Interventie
Behavioral Parent Training Groningen (BPTG) voor kinderen met ADHD
Samenvatting Doel De interventie richt zich primair op de vermindering van gedragsproblemen bij kinderen met ADHD. Doelgroep De interventie is bedoeld voor (ouders van) kinderen van 4-12 jaar met ADHD en gedragsproblemen, die na een verwijzing naar een instelling voor geestelijke gezondheidszorg een eerste fase van diagnostiek en psycho-educatie doorlopen hebben. Eventueel afhankelijk van de leeftijd van het kind, de voorkeur van de ouders en de werkwijze van de instelling kan de oudertraining vooraf gegaan worden door medicamenteuze behandeling van het kind Aanpak De interventie bestaat uit 13 groepsbijeenkomsten voor ouders van in totaal maximaal zes kinderen. Voor en na de training vindt een individueel gesprek met de ouders plaats. De groepsbijeenkomsten duren twee uur en worden geleid door twee therapeuten. De zittingen vinden eens in de week of om de week plaats, met uitzondering van de 13e bijeenkomst. Dit is een terugkombijeenkomst die drie maanden na de twaalfde sessie plaats vindt.Er worden in de training vier fasen onderscheiden: psycho-educatie; het aanleren van technieken die gewenst gedrag uitlokken (stimuluscontrole technieken); het aanleren van technieken om te kunnen reageren op gewenst en ongewenst gedrag (contingentie managementtechnieken) en het leren vasthouden van de aangeleerde vaardigheden. Tijdens de training werken de ouders aan individuele doelstellingen die ze zelf hebben aangegeven in het gesprek voorafgaand aan de training. Materiaal l l
Een draaiboek voor therapeuten en een huiswerkmap voor ouders. Enkele hoofdstukken uit Sociaal Onhandig (Van der Veen-Mulders et al., 2001).
Onderzoek effectiviteit Er is een Nederlandse effectstudie (RCT) waaruit blijkt dat het inzetten van routinezorg plus de Behavioral Parent Training Groningen (BPTG) voor kinderen met ADHD significant grotere effecten heeft op gedragsproblemen en comorbide internaliserende problemen bij kinderen met ADHD dan het inzetten van uitsluitend routinezorg.Verder is er veel buitenlands onderzoek naar goed vergelijkbare interventies uitgevoerd, waarbij op verschillende uitkomstmaten duidelijke effecten van oudertraining werden gevonden. In studies waarin oudertraining werd vergeleken met een niet behandelde controlegroep varieerden de effect sizes (ES) in de studies met de sterkste bewijskracht van ES=0.47 tot ES=0.70. De effect sizes in studies met een minder sterke bewijskracht lagen aanzienlijk hoger. Uit een RCT waarin oudertraining werd vergeleken met een placebo psychosociale interventie blijkt een duidelijke meerwaarde van oudertraining (ES=0.66). Ontwikkeld door Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 15
Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Groningen (Accare) Postbus 660 9700 AR Groningen Telefoon: 050 368 11 00 Contactpersonen: L. van der Veen-Mulders en B.J. van den Hoofdakker E-mail:
[email protected];
[email protected] Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie d.d 15-04-2011 Oordeel: Effectief volgens goede aanwijzingen Toelichting: De aanpak van BPTG is goed uitgewerkt en zeer goed onderbouwd. Onderzoek geeft goede aanwijzingen voor positieve effecten op gedragsproblemen en comorbide internaliserende problemen bij kinderen van 4-12 jaar met ADHD in de dagelijkse klinische praktijk. De referentie naar dit document is: van der Veen-Mulders en van den Hoofdakker (maart 2011). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Behavioral Parent Training Groningen (BPTG) voor kinderen met ADHD'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie Er zijn geen bijzonderheden over de huidige naam van de interventie te vermelden. Aanvankelijk werd de interventie ontwikkeld voor kinderen met ADHD of PDDNOS. De naam van deze eerdere interventie luidde Een gedragstherapeutische oudertraining voor ouders van kinderen met een ontwikkelingsstoornis. Na de afronding van de Nederlandse RCT (zie beschrijving bij punt 10.1) werd de interventie aangepast op geleide van de bevindingen in de RCT en kreeg de interventie een nieuwe naam: "BPTG voor kinderen met ADHD".
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt De aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (attention-deficit/hyperactivity disorder; ADHD) komt veel voor bij kinderen en is tevens de meest voorkomende reden voor verwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg. Naar schatting is in Nederland bij 2% van de kinderen in de basisschoolleeftijd sprake van ernstige en beperkende ADHD symptomen (Gezondheidsraad, 2000). ADHD is sterk geassocieerd met verschillende bijkomende problemen, waaronder problemen in de schoolprestaties, verstoorde relaties in het gezin en problemen in het sociale functioneren. Op de langere termijn hebben kinderen met ADHD onder meer een verhoogd risico op het ontwikkelen van delinquent gedrag, problemen in de schoolloopbaan, een negatief zelfbeeld en middelenmisbruik (Biederman et al., 1993). ADHD gaat bij kinderen die verwezen worden naar de geestelijke gezondheidszorg vrijwel altijd gepaard met comorbide stoornissen, waarbij de oppositioneel opstandige gedragsstoornis (oppositional defiant disorder; ODD) en de gedragsstoornis (conduct disorder; CD) het meest voorkomen. Ook angst en stemmingsstoornissen worden veelvuldig gezien bij kinderen met ADHD (zie voor een overzicht van co-morbide stoornissen Barkley, 2006). Gezien de grote individuele en maatschappelijke impact van de stoornis en de lange termijn risico's voor kinderen met ADHD, zijn interventies gericht op het verminderen van de klachten op jonge leeftijd van groot belang. Hoewel uitgebreid en grootschalig onderzoek naar de lange termijn effecten van deze interventies nog nauwelijks voorhanden is, wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat vroeg behandelen de schade op langere termijn kan verminderen.
3. Doel van de interventie Hoofddoel Kinderen met ADHD en gedragsproblemen, al dan niet met comorbide stoornissen, van wie de ouders de gedragstherapeutische groepsoudertraining hebben gevolgd, vertonen significant minder gedragsproblemen dan kinderen met ADHD waarvan de ouders een dergelijke training niet hebben doorlopen. Subdoelen
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 15
Ouders beschikken na de interventie over: l
l
l
meer kennis over de stoornis ADHD (symptomen, etiologie, prevalentie, prognose en behandelingsmogelijkheden) meer kennis over eventuele co-morbide stoornissen (symptomen, etiologie, prevalentie, prognose en behandelingsmogelijkheden), waaronder ODD, CD, angststoornissen en stemmingsstoornissen verschillende gedragstherapeutische vaardigheden die in de opvoeding van een kind met ADHD en gedragsproblemen van belang zijn (observeren, structureren, anticiperen, instructies geven, regels stellen, bekrachtigen, negeren, straffen en time-out toepassen)
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld De interventie is bedoeld voor (ouders van) kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar met ADHD en gedragsproblemen (eventueel met comorbide stoornissen), die na een verwijzing naar een instelling voor tweedelijns geestelijke gezondheidszorg een eerste fase van diagnostiek en psycho-educatie doorlopen hebben. In de psycho-educatie zijn - na voorlichting over de gestelde diagnose(s), de behandelmogelijkheden besproken, conform de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn ADHD (Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling, 2005). De oudertraining kan, afhankelijk van voorkeur van ouders, instellingsbeleid en multidisciplinaire richtlijn ADHD, aangeboden worden als eerste behandeling voor kinderen met ADHD en gedragsproblemen, maar ook als vervolgbehandeling wanneer na medicamenteuze behandeling onvoldoende verbetering van de gedragsproblemen is opgetreden. Naar het effect van de interventie is in Nederland wetenschappelijk onderzoek gedaan (zie onderdeel D van dit werkblad) bij kinderen met ADHD en eventuele comorbide stoornissen, die daarnaast gedragsproblemen hebben. In de praktijk blijkt de interventie ook goed te gebruiken voor kinderen met een gedragsstoornis zonder ADHD. Bij de verdere beschrijving wordt uitgegaan van de onderzochte groep kinderen, dat wil zeggen, die kinderen die minimaal een diagnose ADHD hebben. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Indicatiecriteria: l l
l l
Het kind heeft een leeftijd tussen 4 en 12 jaar. Het kind voldoet aan de DSM-IV TR criteria voor ADHD (APA, 1994), comorbide stoornissen zijn geen bezwaar. Er is sprake van gedragsproblemen die zich (ook) in de thuissituatie voordoen De ouders selecteren minimaal drie doelgedragingen op de 'Gedragingenlijst'. De Gedragingenlijst is een instrument dat werd ontwikkeld ten behoeve van de oudertraining. Het instrument is opgenomen in het draaiboek voor therapeuten. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de vragenlijst Van den Hoofdakker et al., 2007.
l l
Het kind heeft een IQ boven de 80. Beide ouders (indien er geen sprake is van een een-oudergezin) zijn bereid deel te nemen aan de oudertraining.
Contra-indicatiecriteria: l l
De ouders hebben intensieve gedragstherapeutische oudertraining ontvangen in het afgelopen jaar. Er is sprake van problemen bij ouders en/of kind die onmiddellijke interventies noodzakelijk maken, zoals een crisissituatie of vermoedens van seksueel misbruik.
Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 15
5. Aanpak Opzet van de interventie De interventie bestaat uit 13 groepszittingen van twee uur en kan worden uitgevoerd in instellingen voor (ambulante) geestelijke gezondheidszorg. Maximaal kunnen de ouders van zes kinderen aan een groep deelnemen. Hierdoor is de minimale groepsgrootte dus zes ouders (wanneer er sprake is van zes eenoudergezinnen) en de maximale grootte twaalf ouders (bij zes tweeoudergezinnen). Voorafgaand aan de training vindt een individueel gesprek met de ouders plaats en na de training een individueel evaluatiegesprek. De eerste twaalf bijeenkomsten vinden eens per week of eens per twee weken plaats. Ongeveer drie maanden na afloop van de training vindt een terugkombijeenkomst plaats (zitting 13). Er zijn vier fasen te onderscheiden binnen de training, die allemaal door de ouders doorlopen moeten worden. Het is dus niet mogelijk om slechts een aantal onderdelen van de training te volgen. In de eerste fase van de training (zittingen 1 en 2) wordt voornamelijk aandacht besteed aan psycho-educatie over ADHD en comorbide stoornissen. Deels is dit een herhaling van de psycho-educatie die de ouders gehad hebben in de fase voorafgaand aan de oudertraining, deels is dit een verdieping hierop. Daarnaast krijgen de ouders in deze eerste fase uitleg over gedragstherapeutische leerprincipes en leren zij het gedrag van hun kind te observeren in situatie-gedrag-gevolg (antecendents-behavior-consequences) sequenties. Tot slot wordt in deze fase een start gemaakt met bewustwording bij de ouders van andere relevante factoren die kunnen bijdragen aan de (instandhouding van de) gedragsproblemen, zoals eigen ouderlijke cognities, de huwelijksrelatie en gezinsrelaties. In de tweede fase van de training (zittingen 3 t/m 5) leren de ouders een aantal opvoedingsvaardigheden aan die gericht zijn op het voorkómen van probleemgedrag en op het veranderen van stimuli (antecedenten) die vooraf gaan aan probleemgedrag (zogenaamde stimuluscontrole technieken). Het gaat hierbij concreet om het geven van instructies, het voorbespreken van lastige situaties, het structureren van situaties en het stellen van adequate regels. Daarnaast leren de ouders in deze fase hoe ze gewenst gedrag van hun kind kunnen bekrachtigen met aandacht en gerichte complimenten. In de derde fase van de training (zittingen 6 t/m 11) leren de ouders zogenaamde contingentiemanagement technieken aan. Het gaat hierbij om manieren van reageren op gewenst en ongewenst gedrag: verschillende vormen van belonen, negeren, straffen en de toepassing van time-out. Ook leren de ouders in deze fase hoe ze het zelfbeeld van hun kind kunnen versterken. De vierde fase van de training (zittingen 12 en 13) is gericht op het vasthouden van de geleerde vaardigheden door de ouders. In deze fase staan extra oefening, het anticiperen op problemen in de toekomst, het vergroten van probleemoplossingvaardigheden bij de ouders en het identificeren van individuele leerdoelen centraal. Inhoud van de interventie In het gesprek voorafgaand aan de groepstraining maken de therapeuten kennis met de ouders en beoordelen zij de indicaties en contra-indicaties. Tevens inventariseren de therapeuten de belangrijkste gedragsproblemen die de ouders graag zouden willen verbeteren. Dat resulteert in een lijstje van maximaal vijf en minimaal drie relevante doelgedragingen bij het kind die centraal zullen staan in de training. Voorbeelden van doelgedragingen zijn: snel en vaak boos zijn, ongehoorzaamheid, taken niet afmaken of spullen niet opruimen. De therapeuten brengen de doelgedragingen met de ouders in kaart. Tevens maken de therapeuten een inschatting van de belangrijkste leerpunten van de ouders op het gebied van kennis en opvoedingsvaardigheden. De zittingen van de groepsvariant van BPTG voor kinderen met ADHD verlopen volgens een vast stramien. Het eerste deel van een zitting wordt besteed aan het nabespreken van het gemaakte huiswerk door de ouders. Dit gebeurt plenair of in subgroepjes, naar keuze van de therapeuten. Alle ouders krijgen de gelegenheid problemen in de uitvoering van het huiswerk te bespreken en samen met de groep wordt naar
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 15
oplossingen hiervoor gezocht. Het tweede deel van een zitting bestaat uit de introductie van een nieuw onderwerp. Dit gebeurt deels door plenaire instructie en deels door werkvormen en rollenspel. Een voorbeeld van zo'n werkvorm is het knipperlichtspel in de zitting over regels stellen. De ouders krijgen ieder een rood, oranje en groen kaartje. De kaartjes staan voor: dit mag altijd van mij (groen kaartje), dit mag soms wel en soms niet van mij (oranje kaartje) en dit mag nooit van mij (rood kaartje). De therapeuten lezen gedragingen voor, zoals uw kind springt op de bank, of uw kind pakt ongevraagd een appel. Aan de hand van de kaartjes die de ouders opsteken ontstaat een gesprek over de consistentie in de gedragingen van beide ouders en de consistentie van beide ouders afzonderlijk. Zij worden zich bewust van de duidelijkheid en helderheid van de regels die ze stellen en de mate waarin ze het daar onderling over eens zijn. Ook komen relevante thema's aan bod, zoals de afstemming van regels op de leeftijd en mogelijkheden van het kind (bijvoorbeeld: bij een kind van zes jaar met ADHD stel je niet de regel dat het zijn kamer zelfstandig moet opruimen) en de rol van ouderlijke cognities (bijvoorbeeld: een ouder die van zichzelf denkt dat het hem/haar nooit zal lukken om een bepaalde regel te handhaven kan die regel pas stellen als hij/zij meer vertrouwen in zichzelf heeft). Dit wordt in rollenspellen en in huiswerkopdrachten geoefend. Voorafgaand aan de werkvorm is er plenaire uitleg over het belang van regels en de wijze waarop deze gesteld kunnen worden. Het derde deel van een zitting bestaat uit het voorbespreken van het huiswerk voor de volgende keer. Hier wordt ruimschoots aandacht aan besteed, omdat het huiswerk een belangrijk onderdeel vormt van de training. Bij de voorbespreking komt aan bod wat de ouders precies gaan oefenen (dit kan per individueel ouderpaar verschillen en is mede afhankelijk van de gekozen doelgedragingen), waar, hoe lang, hoe de registraties gedaan worden, enzovoorts. In het nagesprek met de individuele ouders (na zitting 12, voor zitting 13) wordt de training met de ouders geëvalueerd. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de individuele doelgedragingen van het kind die voor de training zijn vastgelegd en anderzijds naar de vorderingen en leerpunten van de ouders, die tussentijds al enkele keren in de groep zijn geëvalueerd. Het nagesprek is ook gericht op de eventuele voortzetting van de behandeling. Gekeken wordt of de ouders voldoende hulp gehad hebben of dat er een indicatie is voor vervolgbehandeling. De evaluatie wordt ondersteund met de uitslagen op een aantal vragenlijsten (Gedragingenlijst, CBCL Externaliseren, CBCL Internaliseren, NOSI ). Deze worden afgenomen aan het begin en het eind van de training.
6. Materialen en links (1) Er is een draaiboek voor therapeuten en een huiswerkmap voor ouders, beide te bestellen bij het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Groningen, Accare. (2) De Gedragingenlijst is een instrument dat werd ontwikkeld ten behoeve van de oudertraining. Het instrument is opgenomen in het draaiboek voor therapeuten. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de vragenlijst Van den Hoofdakker et al., 2007. (3) Tijdens de training wordt gewerkt met een aantal hoofdstukken uit het boekje "Sociaal Onhandig" (Van der Veen-Mulders et al., 2001).(4) Voor de psycho-educatie onderdelen worden de therapeuten verwezen naar de website van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie www.kenniscentrum-kjp.nl en de website en folders van oudervereniging "Balans" www.balansdigitaal.nl.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleemanalyse en beïnvloedbare factoren In de afgelopen jaren is er relatief veel onderzoek gedaan naar de etiologie van ADHD. Dit onderzoek heeft tot het inzicht geleid dat ADHD een complexe stoornis is, die wordt veroorzaakt door de interactie tussen veel verschillende risicofactoren. Elke risicofactor heeft daarbij op zichzelf een klein additioneel en interactief effect op de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van de stoornis (Biederman & Faraone, 2005). Tweeling- en adoptiestudies, alsmede moleculaire geneticastudies, hebben laten zien dat ADHD sterk erfelijk is (zie voor een review Faraone et al., 2005). Ook zijn er verschillende kandidaat genen geïdentificeerd die sommige aspecten van de gevoeligheid voor de stoornis zouden kunnen verklaren (zie voor reviews Faraone & Khan, 2006; McGough, 2005). Andere studies hebben aangetoond dat ook omgevingsfactoren het risico op ADHD kunnen vergroten. Voorbeelden daarvan zijn complicaties bij de bevalling, roken van de moeder gedurende de Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 15
zwangerschap en ongunstige psychosociale factoren (zie voor reviews Thapar, Harold, Rice, Langley, & O'donovan, 2007; Banerjee, Middleton, & Faraone, 2007). In de interactie tussen genen en omgeving probeert oudertraining juist die ongunstige psychosociale en opvoedingsfactoren te verbeteren en daarmee de ADHD symptomen te verminderen. Vanuit neuropsychologisch perspectief zijn er aanknopingspunten voor de theoretische werkzaamheid van oudertraining. In neuropsychologische studies worden moeilijkheden bij het uitoefenen van de executieve functies, te weten de zelfregulatie, het werkgeheugen en het inhiberen van gedrag, als centraal probleem gezien bij kinderen met ADHD (Barkley, 1997). Deze neuropsychologische tekorten leiden er onder andere toe dat kinderen met ADHD moeite hebben om de consequenties van hun gedrag te overzien en om te anticiperen op mogelijke gevolgen van hun gedrag in de toekomst. Oudertraining leent zich er bij uitstek voor ouders te leren hoe zij in het leven van alledag hun kinderen hierbij kunnen begeleiden en het bewustzijn van de relatie tussen gedrag en gevolgen bij hun kinderen te verbeteren (Anastopoulos & Farley, 2003). Meer onderbouwing van de theoretische werkzaamheid van oudertraining biedt het onderzoek en de theorievorming over de afwijkende gevoeligheid voor beloning en straf van kinderen met ADHD (zie voor een overzicht Luman, Oosterlaan & Sergeant, 2005). Kinderen met ADHD blijken meer te profiteren van onmiddellijk gegeven dan van uitgestelde beloningen (Sonuga-Barke, Taylor, Sembi, & Smith, 1992; Rapport, Tucker, DuPaul, Merlo, & Stoner, 1986; Tripp & Alsop, 2001) en hebben meer frequente en meer intensieve beloning nodig om hun uitvoering van taken en motivatie te vergroten (Haenlein & Caul, 1987). Uit recent experimenteel onderzoek blijkt inderdaad dat de motivatie en prestaties van kinderen met ADHD kunnen verbeteren wanneer beloningen en straf op een meer systematische manier gegeven worden en qua timing, frequentie en intensiteit optimaal zijn (zie voor een overzicht Luman, Oosterlaan & Sergeant, 2005). Een relevante theorie in dit verband is de dynamische ontwikkelingstheorie (Aase & Sagvolden, 2005), die veronderstelt dat bekrachtigings- en extinctieprocessen bij kinderen met ADHD niet efficiënt verlopen als gevolg van hypo-functionerende dopamine systemen. Dit heeft tot gevolg dat kinderen met ADHD een kortere tijdsspanne hebben om antecedente stimuli, gedrag en de consequenties hiervan met elkaar in verband te brengen. Een gevolg hiervan kan zijn dat kinderen met ADHD wel in staat zijn korte gedragssequenties te leren, maar meer moeite hebben met het leren van langere gedragssequenties. Samengevat: kinderen met ADHD hebben moeite met het overzien van en het anticiperen op mogelijke gevolgen van hun gedrag. Daarnaast is hun gevoeligheid voor beloning en straf waarschijnlijk afwijkend. Oudertraining richt zich in essentie op het (via de ouders) systematisch aanleren van de relatie tussen antecedenten en gedrag en de relatie tussen gedrag en consequenties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van belonings- en straf technieken die optimaal aansluiten bij de behoeftes van kinderen met ADHD. In de tweede en derde fase van de oudertraining wordt daaraan de nodige aandacht besteed. Probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak In de afgelopen decennia werd uitgebreid internationaal (maar vrijwel geen Nederlands) onderzoek gedaan naar de effectiviteit van vergelijkbare oudertrainingen. Dit onderzoek toont aan dat oudertraining een bewezen effectieve interventie is, niet alleen voor kinderen met ADHD (zie voor reviews Chronis et al., 2006; Pelham, et al., 1998; Pelham, et al., 2008), maar ook voor kinderen met een gedragsstoornis (ODD of CD; zie voor reviews Brestan & Eyberg, 1998; Eyberg, Nelson, & Boggs, 2008). Er zijn verschillende programma's beschikbaar die qua inhoud sterk op elkaar lijken. De (aangepaste) programma's van Barkley (1987), Forehand and McMahon (1981), en Patterson en Gullion (1968) vormen de belangrijkste basis voor de ontwikkelde en onderzochte programma's. Voor de ontwikkeling van de Nederlandse interventie "BPTG voor kinderen met ADHD" werd vooral gebruik gemaakt van de programma's van Barkley (1987) en Forehand & McMahon (1981). De evidentie voor de effectiviteit van oudertraining bij kinderen met ADHD valt af te leiden uit verschillende studies. In de eerste plaats zijn er studies die oudertraining als aparte interventie hebben onderzocht (bijvoorbeeld Anastopoulos, Shelton, DuPaul, & Guevremont, 1993; Bor, Sanders, & Markie-Dadds, 2002; Danforth, Harvey, Ulaszek, & McKee, 2006; Dubey, O'Leary, & Kaufman, 1983; Firestone et al., 1981; Hoath & Sanders, 2002; Horn et al., 1991; Pisterman et al., 1989; Pisterman et al., 1992b; Pisterman et al., 1992a; Sonuga-Barke, Daley, Thompson, Laver-Bradbury, & Weeks, 2001; Weinberg, 1999). In de tweede plaats zijn er studies die oudertraining hebben onderzocht als onderdeel van een uitgebreider gedragstherapeutisch behandelpakket (bijvoorbeeld Abikoff et al., 2004; Barkley et al., 2000; The MTA Cooperative Group, 1999a; Van der Oord, Prins, Oosterlaan, & Emmelkamp, 2007). In de studies waarin oudertraining werd vergeleken met een niet-behandelde controlegroep (in alle gevallen
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 15
een wachtlijst) varieerden de effectgroottes in de studies met de sterkste bewijskracht (group-design studies) van ES=0.47 tot ES=0.70. De effectgroottes in studies met een minder sterke bewijskracht (within-subject en single-subject designs) lagen aanzienlijk hoger (Pelham & Fabiano, 2008). Uit een RCT waarin oudertraining vergeleken werd met een alternatieve psychosociale interventie (nondirectieve counseling en steun voor ouders) bleek een duidelijke meerwaarde van oudertraining (Sonuga-Barke et al., 2001; ES=0.66). Er bestaat evidentie dat oudertraining effect kan hebben op verschillende domeinen van zowel het functioneren van het kind, als dat van de ouders. Zo werden verbeteringen aangetoond in door de ouders gerapporteerde ADHD symptomen (bijvoorbeeld Anastopoulos et al., 1993; Sonuga-Barke et al., 2001). Ook voor de vermindering van gedragsproblemen bestaat empirisch bewijs (bijvoorbeeld Bor et al., 2002; Pisterman et al., 1989). Daarnaast bleek oudertraining effectief te zijn in het verminderen van ouderlijke stress en het vergroten van het ouderlijk zelfvertrouwen (Anastopoulos et al., 1993; Pisterman et al., 1992a; Sonuga-Barke et al., 2001). De meest recente review op het gebied van psychosociale interventies bij ADHD is die van Pelham & Fabiano (2008). In een eerdere review (Pelham, Wheeler & Chronis, 1998) werd voor oudertraining voldoende evidentie gevonden om te kunnen spreken van een "waarschijnlijk effectieve interventie". In de review van 2008 concluderen Pelham & Fabiano dat oudertraining beschouwd kan worden als effectieve interventie ("wellestablished treatment"). In deze review werden 22 (uitsluitend buitenlandse) studies geïncludeerd waarin de effectiviteit van oudertraining werd onderzocht. Veruit de meeste van de in de review van Pelham & Fabiano geïncludeerde oudertrainingsprogramma's betroffen oudertraining in groepsverband, in lengte variërend van acht tot zestien zittingen (uitgezonderd de MTA-studie, waarin 25 zittingen oudertraining gegeven werden (The MTA Cooperative Group, 1999a)). Qua lengte is de Nederlandse interventie (met dertien zittingen) dus goed vergelijkbaar met de in de review onderzochte interventies. De inhoud van de in de review onderzochte programma's is eveneens goed vergelijkbaar met de Nederlandse interventie. Alle in de review opgenomen oudertrainingsprogramma's voor kinderen met ADHD zijn gericht op het trainen van ouders in het modificeren van antecedenten van doelgedragingen, bijvoorbeeld door regels te stellen en adequate instructies te geven, en in het manipuleren van de consequenties van deze gedragingen, bijvoorbeeld door verschillende vormen van bekrachtiging, het toepassen van time-out en negeren (Chronis et al., 2004; Fabiano, 2007). Er zijn twee recente en relevante meta-analyses (Fabiano et al., 2009; Van der Oord et al., 2008) waarin de effecten van gedragsmatige interventies bij kinderen met ADHD werden onderzocht. In deze meta-analyses werd geen onderscheid gemaakt naar type interventie, wel bestonden vrijwel alle gedragsmatige behandelingen ook uit oudertraining. Daarmee geven deze meta-analyses een extra onderbouwing voor de effectiviteit van oudertraining als zodanig. Fabiano et al. (2009) toonden een sterke en consistente evidentie aan voor gedragstherapeutische behandelingen bij kinderen met ADHD. Niet gewogen effectgroottes varieerden van ES=0.83 (RCT's), tot ES=3.78 voor studies met een minder sterke bewijskracht dan een RCT. Van der Oord et al. (2008) includeerden alleen RCT's in hun meta-analyse. Zij rapporteerden voor ouder rapportages pre-post effectgroottes over gedragsmatige interventies van ES=0.87 (ADHD symptomen), ES=0.66 (ODD symptomen) en ES=0.54 (sociaal gedrag). Voor leerkrachtrapportages varieerden de pre-post effectgroottes van ES=0.75 (ADHD symptomen), tot ES=0.43 (ODD symptomen), tot ES=0.71 (sociaal gedrag). Tot slot: de interventie oudertraining werd op basis van de tot september 2006 beschikbare onderzoeksresultaten en volgens de criteria van de Task Force van de American Psychological Association reeds aangemerkt als effectieve, evidence based interventie. De oudertrainingsprogramma's waarop deze conclusie werd gebaseerd betroffen verschillende draaiboeken met een - ook met de Nederlandse interventie "BPTG voor kinderen met ADHD" - vergelijkbare inhoud. Onderdelen van de oudertraining Er is nauwelijks (inter)nationaal onderzoek gedaan naar de werkzame factoren en mechanismen van oudertraining. Ook is niet uit onderzoek af te leiden welke elementen niet mogen ontbreken in een oudertrainingsprogramma. In de studies die naar de effectiviteit van oudertraining zijn gedaan werden steeds erg vergelijkbare programma's in hun geheel onderzocht. In lengte varieerden de programma's van acht tot zestien zittingen. Over het algemeen werden in de onderzochte programma's zeven tot tien basisvaardigheden aan ouders geleerd. Deze basisvaardigheden zijn: psycho-educatie over ADHD, gedragstherapeutische leerprincipes en contingentie management principes; toepassing van gedragsveranderingsprogramma's; bekrachtiging van gewenst gedrag; negeren van ongewenst gedrag; het geven van instructies en correcties;
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 15
regels stellen; toepassing van time-out procedures; probleemoplossingvaardigheden; maintenance training (vasthouden van de geleerde vaardigheden na de training) (Chronis et al., 2004). Er is een studie gedaan (Sonuga-Barke et al., 2001) waarin oudertraining werd vergeleken met een wachtlijstconditie enerzijds en een placebo controlegroep anderzijds. In de placebo controlegroep kregen de ouders evenveel aandacht als de ouders die oudertraining kregen, maar de inhoud van de placebo behandeling bestond uit steun en counseling voor de ouders. Uit dit onderzoek bleek dat oudertraining het beter deed dan zowel de wachtlijst als de placebo behandeling in de reductie van ADHD symptomen en het verbeteren van het competentiegevoel van de moeders. De placebo behandeling bleek weinig effect te hebben op het gedrag van de kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dus dat de vaardigheden die in een oudertraining aan ouders worden geleerd een onmisbaar element van een oudertraining zijn. Of de ene vaardigheid effectiever is dan de andere, of er vaardigheden weggelaten kunnen worden en of de volgorde van de vaardigheden er toe doet is onbekend.Wanneer de te beoordelen interventie aangepast zou worden zou het daarom veilig zijn in ieder geval alle vaardigheden aan te bieden.
8. Samenvatting van de onderbouwing Kinderen met ADHD hebben moeite met het overzien van en anticiperen op mogelijke gevolgen van hun gedrag en hebben waarschijnlijk een afwijkende gevoeligheid voor beloning en straf. In de BPTG voor kinderen met ADHD"worden ouders, aan de hand van passende gedragstherapeutische technieken, getraind in het systematisch aanleren van de relatie tussen antecedenten en gedrag en gedrag en consequenties bij het kind.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding De oudertraining wordt gegeven door twee therapeuten. Minimaal een van deze twee (maar bij voorkeur beiden) heeft kennis van de gedragstherapie en bij voorkeur ervaring in het gedragstherapeutisch werken met ouders. De vooropleiding van de therapeuten ligt minimaal op HBO niveau. Bij voorkeur heeft minimaal een van de therapeuten een academische vooropleiding. De therapeuten volgen bij voorkeur gezamenlijk een training in de methode bij het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Groningen. Protocol / handleiding Er is een uitgeschreven geprotocolleerde trainingshandleiding, bestaande uit een aantal trainingsdagen en een vijftal supervisie bijeenkomsten. Er is binnen het UCKJP zeer ruime ervaring (meer dan tien jaar) met het geven van de training aan zowel interne als externe deelnemers. Hieruit blijkt dat het protocol goed overdraagbaar is. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De bewaking van de kwaliteit en integriteit van de interventie wordt gedaan door de uitvoerende therapeuten. In de training voor therapeuten en de supervisiebijeenkomsten wordt hieraan ruimschoots aandacht besteed, onder andere door het bekijken van videomateriaal. Therapeuten leren de kwaliteit en integriteit te bewaken door onder andere de beschreven meetinstrumenten te gebruiken en na elke zitting de evaluatieformulieren in te vullen. Op de evaluatieformulieren wordt onder meer bijgehouden welke onderdelen van de zitting gemist werden en deze worden in de daaropvolgende zitting ingehaald. Kosten Het behandelprotocol, de huiswerkmap voor ouders en de vragenlijst doelgedragingen kosten samen € 55 inclusief verzending. De training van therapeuten kost € 750 inclusief supervisie, exclusief eventuele reiskosten. Over de tijdsinvestering van de therapeuten (uitgaande van een groep met ouders van zes kinderen) valt het volgende te zeggen: l
De 13 groepsbijeenkomsten kosten 26 uur directe tijd en 13 uur indirecte tijd (voorbereiding, nabespreking
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 15
l
en verslaglegging). Voor- en nagesprekken nemen 9 directe uren en 3 indirecte uren in beslag.
l
De tijd die men kwijt is aan coördinatie zal per instelling verschillen.
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Er is geen systematisch onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie. Wel werd bij veel groepen de tevredenheid van ouders over de interventie gemeten (met een eigen ontwikkeld instrument dat in het draaiboek voor therapeuten zit). Hierbij scoorden de ouders op alle punten hoog en zeer hoog op de algehele tevredenheid over de behandeling en op de vraag of zij de behandeling aan andere ouders zouden aanbevelen.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Van den Hoofdakker, B.J., Van der Veen-Mulders, L., Sytema, S., Emmelkamp, P.M., Minderaa, R.B., & Nauta, M.H. (2007), Effectiveness of behavioral parent training for children with ADHD in routine clinical practice: a randomized controlled study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 46, 1263-1271. Opzet van de studie In deze studie werd door middel van een randomized controlled trial (RCT) de effectiviteit van "BPTG voor kinderen met ADHD - groepsvariant" in de dagelijkse klinische praktijk onderzocht. Een groep van 94 kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar en hun ouders deden aan het onderzoek mee. De participerende kinderen werden, voordat ze in het onderzoek kwamen, via de reguliere kanalen aangemeld op een kinder- en jeugdpsychiatrische polikliniek. Na de diagnostiek vond psycho-educatie en advies plaats en, afhankelijk van de leeftijd van het kind en van ouderlijke voorkeur, kreeg het kind medicatie voorgeschreven. Als na deze eerste fase (al dan niet met medicatiegebruik door het kind) de ouders nog steeds gedragsproblemen bleven rapporteren werd oudertraining en deelname aan het onderzoek aangeboden. Om aan het onderzoek mee te kunnen doen moest het kind een leeftijd tussen vier en twaalf jaar hebben en voldoen aan de criteria van ADHD zoals vastgesteld met het Diagnostic Interview Schedule for Children (DISC), een gestructureerd DSM-IV georiënteerd interview dat bij de ouders werd afgenomen. Daarnaast moest het intelligentieniveau van het kind boven de 80 liggen en moesten beide ouders (als er twee ouders in het gezin waren) bereid zijn om deel te nemen aan de oudertraining en aan het onderzoek. Wanneer aan deze criteria werd voldaan werd het kind met de ouders gerandomiseerd toegewezen aan een van de twee behandelcondities: 1) doorlopende routinezorg met oudertraining (47 gezinnen) gedurende vijf maanden, of 2) doorlopende routinezorg zonder oudertraining en plaatsing op de wachtlijst voor oudertraining gedurende vijf maanden (47 gezinnen). De routinezorg was ongecontroleerd en bestond uit contacten met een ervaren kinder- en jeugdpsychiater. Inhoudelijk was er sprake van psycho-educatie, steun, advies, zo nodig crisisinterventie en eventuele farmacotherapie zonder restricties. In de twee studiegroepen werd aanvankelijk gestart met 48 gezinnen. In beide condities was sprake van dropout (een gezin als gevolg van een crisissituatie en een gezin stuurde geen enkele vragenlijst terug). Bij een gezin kon geen follow-up meting gedaan worden. In de groep die de oudertraining kreeg beëindigden vijf gezinnen voortijdig de behandeling vanwege persoonlijke problemen of vanwege ontevredenheid met de behandeling. Deze gezinnen bleven echter wel meedoen aan het onderzoek. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de instroom en uitval in de studie wordt verwezen naar de flowchart in Van den Hoofdakker et al., 2007. Er werden op drie momenten metingen verricht; direct voor de oudertraining of plaatsing op de wachtlijst (T1), direct na de oudertraining of wachtlijstperiode (T2) en, uitsluitend voor de groep die direct oudertraining kreeg, zes maanden na afloop van de oudertraining (T3). De metingen waren primair gericht op het in kaart brengen van de gedragsproblemen van het kind (primaire doelstelling van de behandeling). Daarnaast werden ADHD symptomen van het kind, internaliserende problemen van het kind (angstklachten en depressieve klachten) en de stress van de ouders gemeten. Resultaten van de studie Alle kinderen bleken tussen T1 en T2 significant verbeterd te zijn op alle uitkomstmaten (gedragsproblemen, Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 9 / 15
ADHD symptomen, internaliserende problemen en ouderlijke stress). Tussen de twee groepen werden verschillen gevonden in de verbetering van de gedragsproblemen en de internaliserende problemen, op beide maten bleken de kinderen die oudertraining met routinezorg kregen het beter te doen dan de groep die uitsluitend routinezorg kreeg. Voor de kinderen die oudertraining met routinezorg kregen bleken deze verbeteringen behouden bij de follow-up meting (T3). Met betrekking tot de ADHD symptomen en de ouderlijke stress werden geen verschillen tussen beide groepen gevonden. Met andere woorden, voor de vermindering van ADHD symptomen en ouderlijke stress leek het type behandeling er niet toe te doen. Aansluitend werd gekeken of het voor de uitkomsten uitmaakte of de kinderen wel of geen medicatie kregen op het moment dat ze de studie instroomden. Dit bleek niet het geval te zijn. Wel kregen de kinderen die uitsluitend routinezorg ontvingen significant vaker meerdere geneesmiddelen tegelijk voorgeschreven. De gerapporteerde effect sizes (Cohen's d, pre-post behandeling) bij de kinderen die oudertraining met routinezorg kregen waren als volgt: l
Gedragsproblemen van het kind (individuele doelgedragingen): ES=0.93
l
Gedragsproblemen van het kind (CBCL Externaliseren): ES=0.56
l
ADHD symptomen van het kind: ES=0.51
l l
Internaliserende problemen van het kind: ES=0.33 Ouderlijke stress: ES=0.25 (ouderdomein) en ES=0.39 (kinddomein)
De gerapporteerde effect sizes (Cohen's d, pre-post behandeling) bij de kinderen die alleen routinezorg kregen waren als volgt:
l
Gedragsproblemen van het kind (individuele doelgedragingen): ES=0.54 Gedragsproblemen van het kind (CBCL Externaliseren): ES=0.18
l
ADHD symptomen van het kind: ES=0.23
l
Internaliserende problemen van het kind: ES=0.04
l
Ouderlijke stress: ES=0.16 (ouderdomein) en ES=0.32 (kinddomein)
l
Wellicht ten overvloede: de hier boven vermelde effect sizes betreffen pre-post effect sizes. Multi- en univariate variantie analyses lieten zien dat kinderen die oudertraining met routinezorg kregen significant meer verbeterden op gedragsproblemen en internaliserende problemen dan kinderen die uitsluitend routinezorg kregen.Met betrekking tot de ADHD symptomen en de ouderlijke stress werden geen significante verschillen tussen beide groepen gevonden. Wel verbeterden de kinderen op deze maten in beide groepen significant tussen voor - en nameting (T1 en T2). Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Van den Hoofdakker, B.J., Van der Veen-Mulders, L., Sytema, S., Emmelkamp, P.M., Minderaa, R.B., & Nauta, M.H. Jaar: 2007 Onderzoekstype: RCT Belangrijkste resultaten: Kinderen waarvan de ouders oudertraining kregen verbeterden meer op gedragsproblemen en internaliserende problemen dan kinderen die uitsluitend routinezorg kregen. Deze verbeteringen bleken stabiel te zijn bij de follow-up meting na zes maanden. ADHD symptomen en ouderlijke stress namen in beide studiegroepen significant af, maar er werden geen verschillen tussen beide studiegroepen gevonden op deze maten. Bewijskracht van het onderzoek: zeer sterk Resultaten effectiviteit: Positieve resultaten voor de primaire doelstelling van de behandeling (verminderen van gedragsproblemen), positieve resultaten voor de vermindering van internaliserende problemen en neutrale resultaten (significante verbeteringen tussen T1 en T2, maar geen verschillen tussen beide groepen) voor de overige uitkomstmaten.
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 10 / 15
12. Buitenlandse effectstudies Er is relatief veel buitenlands onderzoek gedaan naar de effectiviteit van oudertrainingsprogramma's bij kinderen met ADHD. Daarnaast zijn er verschillende reviews gepubliceerd, evenals enkele meta-analyses waarin ook oudertrainingsprogramma's werden geëvalueerd. Deze publicaties staan beschreven onder punt 6 van dit werkblad. Naar het oordeel van de erkenningscommissie interventies van het NJI zijn er te veel verschillen tussen de in het buitenland onderzochte oudertrainingsprogramma's en de BPTG om de uitkomsten van de buitenlandse studies mee te laten wegen in de beoordeling van de effectiviteit van de BPTG.
13. Uitvoering van de interventies Sinds 1997 zijn verschillende instellingen in Nederland getraind in de uitvoering van de interventie. Daarnaast werd het draaiboek op grote schaal verstuurd aan belangstellende hulpverleners, die, voor zover bekend, zonder training de interventie zijn gaan uitvoeren. Het ging bij de training van therapeuten en de verspreiding van het draaiboek grotendeels om tweedelijns instellingen die werkzaam zijn op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jeugdigen, zoals (ambulante) GGZ instellingen en kinder- en jeugdpsychiatrische poliklinieken. Op kleinere schaal werden therapeuten getraind die werkzaam waren in het speciaal onderwijs en in een instelling voor doven en slechthorenden.Hoewel er geen exacte cijfers zijn, is ons bekend dat de interventie nog steeds door diverse instellingen wordt toegepast. Binnen de eigen instelling (Accare UCKJP) wordt op diverse afdelingen (klinisch en poliklinisch) en binnen verschillende zorglijnen (autisme spectrumstoornissen en ADHD en gedragsstoornissen) met (varianten van) het draaiboek gewerkt. Tevens bestaan er binnen Accare UCKJP versies voor individuele ouders.
14. Overeenkomsten met andere interventies Er zijn in Nederland meerdere vergelijkbare interventies voor kinderen in de leeftijdscategorie 4-12 jaar. Een interventie die zich expliciet richt op (ouders van) kinderen met ADHD is "Groepsmediatietherapie voor ouders met kinderen met ADHD". Daarnaast zijn er verschillende interventies (zowel voor ouders als voor kinderen en ouders samen) die zich richten op externaliserende problemen bij kinderen, waarbij ADHD geen contraindicatie is. Dit zijn "Opstandige kinderen", "Parent Management Training Oregon (PMTO)", "Minder boos en opstandig" en "Parent Child Interaction Therapy (PCIT)". Deze programma's (inclusief "BPTG voor kinderen met ADHD") hebben gemeenschappelijk dat ouders getraind worden in gedragstherapeutische technieken die belangrijk zijn in de aanpak van kinderen met ADHD. Het gaat hierbij om het beïnvloeden van de "uitlokkers" van gedrag (zogenaamde stimuluscontrole technieken), bijvoorbeeld door regels te stellen en adequate instructies te geven, en om het manipuleren van de consequenties van gedrag (zogenaamde contingentie management technieken), bijvoorbeeld door verschillende vormen van bekrachtiging, het toepassen van timeout en negeren. De meest in het oog springende verschillen tussen "BPTG voor kinderen met ADHD" en voorgaande protocollen zijn: l
Groepsmediatietherapie voor ouders met kinderen met ADHD "BPTG voor kinderen met ADHD" heeft meer zittingen en traint meer vaardigheden (met name stimuluscontrole technieken) aan ouders dan "Groepsmediatietherapie voor ouders met kinderen met ADHD". Bovendien is de volgorde van de
l
technieken die geleerd worden anders. Opstandige kinderen"BPTG voor kinderen met ADHD" heeft meer zittingen dan "Opstandige kinderen" en werkt meer aan individuele doelen dan "Opstandige kinderen" .
l
PMTO
"BPTG voor kinderen met ADHD" heeft een vaste volgorde in het aanleren van vaardigheden, bij PMTO is dit niet het geval. PMTO is een individuele behandeling, in tegenstelling tot "BPTG voor kinderen met ADHD". "BPTG voor kinderen met ADHD" behandelt wat meer stimuluscontrole technieken (met name regels stellen en structureren) dan PMTO. l
PCIT
"BPTG voor kinderen met ADHD" is een behandeling voor de ouders zonder het kind, PCIT richt zich op ouders en kind. PCIT is bovendien een individuele behandeling, in tegenstelling tot "BPTG voor kinderen met ADHD".
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 11 / 15
De leeftijdsrange voor PCIT is twee tot zeven jaar, voor "BPTG voor kinderen met ADHD" is de range vier tot twaalf jaar. In PCIT worden naast vergelijkbare contingentie management technieken ook andere technieken aan ouders geleerd in de zogenaamde "kind gerichte interactie". l
Minder boos en opstandig
"BPTG voor kinderen met ADHD" is een behandeling voor de ouders zonder het kind, "Minder boos en opstandig" traint naast de ouders (in een groep) ook de kinderen in een groep. De leeftijdsrange voor het programma "Minder boos en opstandig" is van acht tot dertien jaar.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Aase, H. & Sagvolden, T. (2005). Moment-to-moment dynamics of ADHD behaviour. Behavioral and Brain Functions, 1:12. Abikoff, H., Hechtman, L., Klein, R. G., Weiss, G., Fleiss, K., Etcovitch, J. et al. (2004). Symptomatic improvement in children with ADHD treated with long-term methylphenidate and multimodal psychosocial treatment. J Am.Acad.Child Adolesc.Psychiatry, 43, 802-811. Anastopoulos, A. D., Shelton, T. L., DuPaul, G. J., & Guevremont, D. C. (1993). Parent training for attentiondeficit hyperactivity disorder: its impact on parent functioning. J.Abnorm.Child Psychol., 21, 581-596. Anastopoulos, A. D. & Farley, S. E. (2003). A cognitive-behavioral training program for parents of children with Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder. In A.E.Kazdin & J. R. Weisz (Eds.), Evidence-based Psychotherapies for Children and Adolescents (pp. 187-203). New York: Guilford Press. Banerjee, T. D., Middleton, F., & Faraone, S. V. (2007). Environmental risk factors for attention-deficit hyperactivity disorder. Acta Paediatr., 96, 1269-1274. Barkley, R. A. (1987). Defiant children: A clinician's manual for parent training. New York: Guilford Press. Barkley, R.A. (1997). Behavioral inhibition, sustained attention, and executive functions: constructing a unifying theory of ADHD. Psychological Bulletin, 121, 65-94. Barkley, R. A. (2006). Attention-deficit hyperactivity disorder: a handbook for diagnosis and treatment. A handbook for diagnosis and treatment. Third edition. New York, London, Guilford Press. Barkley, R. A., Shelton, T. L., Crosswait, C., Moorehouse, M., Fletcher, K., Barrett, S. et al. (2000). Multimethod psycho-educational intervention for preschool children with disruptive behavior: preliminary results at post-treatment. J.Child Psychol.Psychiatry, 41, 319-332. Biederman, J. & Faraone, S. V. (2005). Attention-deficit hyperactivity disorder. Lancet, 366, 237-248. Biederman, J., Faraone, S. V., Spencer, T., Wilens, T., Norman, D., Lapey, K. A. et al. (1993). Patterns of psychiatric comorbidity, cognition, and psychosocial functioning in adults with attention deficit hyperactivity disorder. Am.J.Psychiatry, 150, 1792-1798. Bor, W., Sanders, M. R., & Markie-Dadds, C. (2002). The effects of the Triple P-Positive Parenting Program on preschool children with co-occurring disruptive behavior and attentional/hyperactive difficulties. J.Abnorm.Child Psychol., 30, 571-587. Brestan, E. V. & Eyberg, S. M. (1998). Effective psychosocial treatments of conduct-disordered children and adolescents: 29 years, 82 studies, and 5,272 kids. J.Clin.Child Psychol., 27, 180-189. Chronis, A. M., Jones, H. A., & Raggi, V. L. (2006). Evidence-based psychosocial treatments for children and adolescents with attention-deficit/hyperactivity disorder. Clin.Psychol.Rev., 26, 486-502. Chronis, A. M., Chacko, A., Fabiano, G. A., Wymbs, B. T., & Pelham, W. E. (2004). Enhancements to the behavioral parent training paradigm for families of children with ADHD: review and future directions. Clinical Child and Family Psychology Review, 1, 1-27. Danforth, J. S., Harvey, E., Ulaszek, W. R., & McKee, T. E. (2006). The outcome of group parent training for families of children with attention-deficit hyperactivity disorder and defiant/aggressive behavior. J.Behav.Ther.Exp.Psychiatry, 37, 188-205. Dubey, D. R., O'Leary, S. G., & Kaufman, K. F. (1983). Training parents of hyperactive children in child management: a comparative outcome study. J.Abnorm.Child Psychol., 11, 229-245. Eyberg, S. M., Nelson, M. M., & Boggs, S. R. (2008). Evidence-based psychosocial treatments for children and adolescents with disruptive behavior. J.Clin.Child Adolesc.Psychol., 37, 215-237. Fabiano, G. A. (2007). Father participation in behavioral parent training for ADHD: review and recommendations for increasing inclusion and engagement. J.Fam.Psychol., 21, 683-693. Fabiano, G. A., Pelham, W. E., Jr., Coles, E. K., Gnagy, E. M., Chronis-Tuscano, A., & O'Connor, B. C. (2009).
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 12 / 15
A meta-analysis of behavioral treatments for attention-deficit/hyperactivity disorder. Clin.Psychol.Rev., 29, 129-140. Faraone, S. V. & Khan, S. A. (2006). Candidate gene studies of attention-deficit/hyperactivity disorder. J.Clin.Psychiatry, 67 Suppl 8, 13-20. Faraone, S. V., Perlis, R. H., Doyle, A. E., Smoller, J. W., Goralnick, J. J., Holmgren, M. A. et al. (2005). Molecular genetics of attention-deficit/hyperactivity disorder. Biol.Psychiatry, 57, 1313-1323. Firestone, P., Kelly, M. J., Goodman, J. T., & Davey, J. (1981). Differential effects of parent training and stimulant medication with hyperactives: A progress report. J.Am.Acad.Child Psychiatry, 20, 135-147. Forehand, R. L. & McMahon, R. J. (1981). Helping the noncompliant child: a clinician's guide to parent training. New York: Guilford Press. Gezondheidsraad (2000). Diagnostiek en behandeling van ADHD. Den Haag: Gezondheidsraad. Haenlein, M. & Caul, W. F. (1987). Attention deficit disorder with hyperactivity: a specific hypothesis of reward dysfunction. J.Am.Acad.Child Adolesc.Psychiatry, 26, 356-362. Hoath, F. E. & Sanders, M. R. (2002). A feasibility study of enhanced group Triple P-Positive Parenting Program for parents of children with attention-deficit/hyperactivity disorder. Behavior Change 19, 191-206. Horn, W. F., Ialongo, N. S., Pascoe, J. M., Greenberg, G., Packard, T., Lopez, M. et al. (1991). Additive effects of psychostimulants, parent training, and self-control therapy with ADHD children. J.Am.Acad.Child Adolesc.Psychiatry, 30, 233-240. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling (2005). Multidisciplinaire Richtlijn ADHD; richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen. Utrecht: Trimbos-instituut,. Luman, M., Oosterlaan, J., & Sergeant, J. A. (2005). The impact of reinforcement contingencies on AD/HD: a review and theoretical appraisal. Clin.Psychol.Rev., 25, 183-213. McGough, J. J. (2005). Attention-deficit/hyperactivity disorder pharmacogenomics. Biol.Psychiatry, 57, 13671373. Patterson, G. R. & Gullion, M. E. (1968). Living with children: New methods for parents and teachers. Champaign, IL: Research Press. Pelham, W. E., Jr. & Fabiano, G. A. (2008). Evidence-based psychosocial treatments for attentiondeficit/hyperactivity disorder. J.Clin.Child Adolesc.Psychol., 37, 184-214. Pelham, W. E., Jr., Wheeler, T., & Chronis, A. (1998). Empirically supported psychosocial treatments for attention deficit hyperactivity disorder. J.Clin.Child Psychol., 27, 190-205. Pisterman, S., Firestone, P., McGrath, P., Goodman, J. T., Webster, I., Mallory, R. et al. (1992a). The effects of parent training on parenting stress and sense of competence. Can.J.of Behav.Science, 24, 41-58. Pisterman, S., Firestone, P., McGrath, P., Goodman, J. T., Webster, I., Mallory, R. et al. (1992b). The role of parent training in treatment of preschoolers with ADDH. Am.J.Orthopsychiatry, 62, 397-408. Pisterman, S., McGrath, P., Firestone, P., Goodman, J. T., Webster, I., & Mallory, R. (1989). Outcome of parent-mediated treatment of preschoolers with attention deficit disorder with hyperactivity. J.Consult Clin.Psychol., 57, 628-635. Rapport, M. D., Tucker, S. B., DuPaul, G. J., Merlo, M., & Stoner, G. (1986). Hyperactivity and frustration: the influence of control over and size of rewards in delaying gratification. J.Abnorm.Child Psychol., 14, 191-204. Sonuga-Barke, E. J., Taylor, E., Sembi, S., & Smith, J. (1992). Hyperactivity and delay aversion--I. The effect of delay on choice. J.Child Psychol.Psychiatry, 33, 387-398. Sonuga-Barke, E. J., Daley, D., Thompson, M., Laver-Bradbury, C., & Weeks, A. (2001). Parent-based therapies for preschool attention-deficit/hyperactivity disorder: a randomized, controlled trial with a community sample. J.Am.Acad.Child Adolesc.Psychiatry, 40, 402-408. Thapar, A., Harold, G., Rice, F., Langley, K., & O'donovan, M. (2007). The contribution of gene-environment interaction to psychopathology. Dev.Psychopathol., 19, 989-1004. The MTA Cooperative Group (1999a). A 14-month randomized clinical trial of treatment strategies for attention-deficit/hyperactivity disorder. Multimodal Treatment Study of Children with ADHD. Arch.Gen.Psychiatry, 56, 1073-1086. Tripp, G. & Alsop, B. (2001). Sensitivity to reward delay in children with attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). J.Child Psychol.Psychiatry, 42, 691-698. Van den Hoofdakker, B.J., Van der Veen-Mulders, L., Sytema, S., Emmelkamp, P.M., Minderaa, R.B., & Nauta, M.H. (2007), Effectiveness of behavioral parent training for children with ADHD in routine clinical practice: a randomized controlled study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 46, 1263-1271.
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 13 / 15
Van den Hoofdakker, B.J., Hoekstra, P.J., Van der Veen-Mulders, L., Sytema, S., Emmelkamp, P.M.G., Minderaa, R.B. & Nauta, M.H. (2009), Behavioral parent training as an adjunct to routine care in children with ADHD: moderators of treatment response. Journal of Pediatric Psychology; doi: 10.1093/jpepsy/jsp060. Van der Oord, S., Prins, P. J., Oosterlaan, J., & Emmelkamp, P. M. (2007). Does brief, clinically based, intensive multimodal behavior therapy enhance the effects of methylphenidate in children with ADHD? Eur.Child Adolesc.Psychiatry, 16, 48-57. Van der Oord, S., Prins, P. J., Oosterlaan, J., & Emmelkamp, P. M. (2008). Efficacy of methylphenidate, psychosocial treatments and their combination in school-aged children with ADHD: a meta-analysis. Clin.Psychol.Rev., 28, 783-800. Van der Veen-Mulders L, Serra M, Van den Hoofdakker BJ, Minderaa RB (2001), Sociaal onhandig: de opvoeding van kinderen met ADHD of PDDNOS. Assen: Van GorcumWeinberg, H. A. (1999). Parent training for attention-deficit hyperactivity disorder: parental and child outcome. J.Clin.Psychol., 55, 907-913.
Deze informatie is op 4 juli 2016 gedownload van www.nji.nl.
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 14 / 15
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.
Gedownload op woensdag 23 juli 2014 20:07:04 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 15 / 15