LUCAS Centrum voor Zorgonderzoek & Consultancy Kapucijnenvoer 39 bus 5310 3000 Leuven Tel. + 32 16 33 69 10 Fax. +32 16 33 69 22
www.kuleuven.be/lucas
BEGELEIDING VAN PERSONEN MET PSYCHISCHE KWETSBAARHEID NAAR REGULIER WERK: AANBEVELINGEN Prof. Dr. Chantal Van Audenhove & Jeroen Knaeps Leuven 2012
2
Inhoudstafel 1
Samenvatting van de beleidsaanbevelingen
4
2
Inleiding
6
3
Aanbevelingen
9
4
Besluit
13
3
Beleidsaanbevelingen
1
Samenvatting van de beleidsaanbevelingen
Op basis van het studiewerk dat LUCAS in 2010‐12 realiseerde in opdracht van de VDAB werden vier rapporten gepubliceerd. Eerst werd een overzicht geboden van de wetenschappelijke kennis over effectieve arbeidsrehabilitatie van mensen met psychische kwetsbaarheid (rapport 1). Daarna is bestudeerd hoe de begeleiders aankijken tegen toeleiding naar regulier betaald werk bij deze doelgroep (rapport 2). Vervolgens zijn de praktijken in diverse settings in Vlaanderen getoetst aan de wetenschappelijke kennis (rapport 3) en tot slot zijn randvoorwaarden voor goede praktijken beschreven (rapport 4). Op basis van dit werk komen de onderzoekers tot volgende 7 prioritaire aanbevelingen voor het beleid. Aanbevelingen op het vlak van de begeleiding 1. De gerichtheid op regulier werk is een noodzakelijk aspect van de visie in arbeidstrajectbegeleiding. Enkel wanneer men participatie aan regulier betaald werk systematisch als doelstelling vooropstelt, zullen geen mensen meer gediscrimineerd en uitgesloten worden. Door de begeleiding op de werkvloer zullen leerkansen ontstaan voor mensen die omwille van een psychische kwetsbaarheid weinig kans maken op betaald werk. 2. Mensen met een psychische kwetsbaarheid zijn – mede omwille van het frequente herval en hun soms beperkte aantrekkelijkheid voor de werkvloer – een moeilijke doelgroep voor hun arbeidstrajectbegeleiders. Dit vereist bijgevolg specifieke competenties en een krachtige visie en motivatie bij de begeleiders. Het is nodig om deze competenties te expliciteren en VTO‐ programma’s te ontwikkelen om de competenties in de sector te versterken. 3. Een effectieve ondersteuning van mensen met psychische kwetsbaarheid vereist dat begeleiders volop kunnen inzetten op de begeleiding van de klant. We pleiten daarom voor een beperkte caseload (1/16 à 25) en een beperking van de administratieve werkdruk. Aanbevelingen op het organisatorische vlak 1. Werkgevers (en zo mogelijk ook de collega’s en onmiddellijk leidinggevenden) dienen geïnformeerd, gesensibiliseerd, ondersteund en aangemoedigd te worden om mensen met psychische kwetsbaarheid de nodige ruimte te geven om te participeren aan het normaal economisch circuit. 2. Het cyclisch verloop van psychische problemen brengt mee dat een blijvende en toegankelijke ondersteuning van zowel de werknemer als de werkgever nodig is. Een rechtstreekse en onmiddellijke toegang tot de begeleiding is de basis voor een goede samenwerking en van een goed verloop van het vinden, behouden en (soms) opnieuw verlaten van de werksituaties. 3. Een intensieve samenwerking met organisaties op het vlak van huisvesting, maatschappelijk welzijn (ocmw, caw) en geestelijke gezondheidszorg is een noodzakelijke randvoorwaarde om de participatie in tewerkstelling te kunnen realiseren en handhaven. 4
Beleidsaanbevelingen 4. Aansluitend bij de continue assessment van individuele deelnemers, zijn betrouwbare en valide prestatiemeetsystemen nodig om uitspraken te doen over de effectiviteit van de ontwikkelde programma’s en om bijsturing mogelijk te maken.
5
Beleidsaanbevelingen
2
Inleiding
In een samenwerking tussen VDAB en GTB heeft het Open Kennisnetwerk (OKN) in de periode 2010‐ 2012 intensief aandacht besteed aan de problematiek van arbeidsparticipatie van mensen met psychische kwetsbaarheid. In dit kader werd door LUCAS, het centrum voor Zorgonderzoek en Consultancy van de KU Leuven een onderzoek uitgevoerd. Deze samenwerking leidde tot vier afzonderlijke rapporten. De studie vertrok bij een overzicht van de wetenschappelijke kennis op het vlak van de arbeidstoeleiding van mensen met ernstige psychische problemen (Knaeps, DeSmet, & Van Audenhove, 2011c). Er vonden bevragingen plaats over de perceptie van begeleiders in de TAZ, GTB, GOB… (Knaeps, DeSmet, & Van Audenhove, 2011/2) en er is getoetst in welke mate Vlaamse praktijken de evidence based practice toepassen (Knaeps, DeSmet, & Van Audenhove, 2011/1). Een laatste rapport biedt een overzicht van randvoorwaarden die een sterker resultaat op het vlak van participatie aan regulier werk voor deze doelgroep mogelijk maken (Knaeps, DeSmet, & Van Audenhove, 2012). Hieronder volgt een korte samenvatting van elk rapport 1. Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk: Wat zegt de wetenschap? Dit rapport integreert inzichten uit wetenschappelijke studies over factoren die de slaagkans van arbeidsrehabilitatieprogramma’s (voor mensen met psychische kwetsbaarheid) beïnvloeden. Enkele voorbeelden van succesfactoren zijn inclusie (iedereen die wil werken kan deelnemen aan zo een programma), het nastreven van regulier betaalde arbeid en het centraal stellen van de wensen en doelen van de cliënt. Daarnaast zijn ook de snelle zoektocht naar werk, het continu beoordelen van de competenties, aandacht voor inactiviteitsvallen en een continue begeleiding na het verwerven van een job cruciaal voor het succes van deze programma’s. Tot slot draagt ook het continu overleg met de geestelijke gezondheidszorg, verschillende overheidsinstellingen, de werkgevers en collega’s bij tot het goed functioneren van arbeidsrehabilitatieprogramma’s. De organisatie kan inspelen op deze factoren door de administratieve taken te beperken, voldoende financiële middelen te voorzien, de begeleider voldoende op te leiden en door te werken in één team met één herstelvisie. Door in te spelen op deze gehele set van succesfactoren kennen deze programma’s hogere tewerkstellingspercentages en positieve effecten op de levenskwaliteit en de zelfwaardering.
6
Beleidsaanbevelingen 2. Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk: Perceptie van begeleiders Dit rapport beoogt opnieuw de barrières en succesfactoren in arbeidsrehabilitatieprogramma’s te identificeren, maar ditmaal aan de hand van interviews met 24 Vlaamse arbeidstrajectbegeleiders. Deze studie maakt een onderscheid tussen factoren op het cliënt‐, interventie‐ en omgevingsniveau. Op het cliëntniveau zijn een gebrek aan motivatie, gebrek aan zelfinzicht, gebrek aan juiste attitudes, ernstige psychische problemen en onvoldoende randvoorwaarden (geen degelijke huisvesting, geen mogelijkheid tot vervoer...) belemmerende factoren, terwijl voldoende motivatie, zelfinzicht en een degelijk sociaal netwerk juist bijdragen tot succes van arbeidsrehabilitatieprogramma’s. Op het interventieniveau vormen een te hoge caseload, een gebrekkige samenwerking met diensten (vb. GGZ) en te veel administratie drempels voor een goede arbeidsrehabilitatie. Daarnaast zijn het samenwerken met andere disciplines, werkgevers en diensten, het inspelen op individuele noden/wensen/competenties van de cliënt, het aanbieden en begeleiden van stages, de vertrouwensrelatie met de cliënt en de flexibiliteit van de arbeidstrajectbegeleider en de betrokken actoren (zoals werkgevers) succesfactoren. Verder stuiten de Vlaamse arbeidstrajectbegeleiders op heel wat externe barrières in de omgeving zoals een gebrekkige samenwerking tussen de diensten op een hoger niveau (VDAB‐RVA), de economische crisis en de lokale arbeidsmarkt, beperkte subsidies en flexibele statuten voor de doelgroep, beperkte naambekendheid van diensten en stigma. Een omgevingsfactor die noodzakelijk blijkt voor succesvolle arbeidsrehabilitatie is de ondersteuning door de VDAB. Een opvallende conclusie in deze studie is dat barrières steeds hun oorzaak lijken te vinden in externe omstandigheden. Hierdoor is de kans groot dat een nieuw begeleidingsmodel goed onthaald zal worden. 3. Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk: Effectieve principes in de praktijk In dit rapport werd op basis van de Supported Employment Fidelity Scale nagegaan in welke mate evidence‐based principes in de Vlaamse arbeidsrehabilitatie worden toegepast. Uit deze interviews blijkt dat de verschillende organisaties niet of slechts matig gebruik maken van evidence‐based principes. De GOB’s scoren hier het best. Evidence‐based principes die over het algemeen worden toepast zijn (1) het op zoek gaan naar een job die bij de persoon past, rekening houdend met de voorkeur van de persoon; (2) geen/weinig exclusie en (3) het uitsluitend aanbieden van arbeidsgerelateerde diensten door de trajectbegeleiders, in het geval van randproblemen wordt er doorverwezen. Principes die onvoldoende worden toegepast zijn: (1) de integratie van arbeid en geestelijke gezondheiszorg, (2) de snelle zoektocht naar betaald en regulier werk, (3) een continue en functionele assessment op het werk en (4) een caseload van maximaal 25 personen per begeleider. Het afbouwen van de caseload kan ervoor zorgen dat er meer tijd gaat naar het (snel) zoeken van werk, de opvolging van langere duur kan zijn en dat er meer tijd kan worden vrijgemaakt voor overleg met de geestelijke gezondheidszorg. 7
Beleidsaanbevelingen 4. Arbeidstrajectbegeleider en de begeleiding van de MMPP‐doelgroep: randvoorwaarden voor goede begeleiding, kennis en attitude Deze studie bouwt verder op het tweede, kwalitatieve onderzoek dat de barrières en succesfactoren voor een goede begeleiding identificeerde. Aan de huidige bevraging ‐ op bredere schaal ‐ nam een steekproef van 163 begeleiders deel die scores toekenden aan de belangrijkheid en de mate van realisatie van randvoorwaarden. Basisnoden zoals huisvesting, de mogelijkheid om openbaar vervoer te gebruiken, stabiliteit van psychische problemen... zijn bijvoorbeeld belangrijke randvoorwaarden die niet steeds vervuld zijn. Vandaar ook de nood aan een goede afstemming met de GGZ, het OCMW, het RIZIV, de RVA... Een andere belangrijke randvoorwaarde is een haalbare caseload van arbeidstrajectbegeleiders om zo meer tijd te kunnen investeren in een langdurige follow‐up. Een randvoorwaarde die niet gerealiseerd werd, is de financiële stimulering van de cliënt (waarbij men meer zou moeten verdienen door te werken dan met een uitkering). Tot slot werden de begeleiders ook bevraagd over hun attitudes en hun kennis van IPS (Individual Placement and Support), een model dat alle evidence‐based principes integreert. Slechts 45% vindt dat er binnen een begeleiding een focus moet zijn op regulier betaald werk en enkel drie procent bleek een goede kennis te hebben over IPS. Op basis van de voorafgaande stappen formuleren we nu als eindconclusie prioritaire aanbevelingen voor het beleid en voor de praktijk. Op het vlak van de begeleiding kan men een meerwaarde verwachten van een onmiddellijke focus op regulier werk, van een blijvende ondersteuning van de werkgever en de werknemer, van een continu assessment in de werkcontext en van een lage caseload voor de begeleiders. Op het vlak van de organisatie kan men betere resultaten verwachten indien men erin slaagt om sterkere samenwerking uit te bouwen tussen de werkgevers, de geestelijke gezondheidszorg en de diensten voor huisvesting en welzijn. Daarnaast is het wenselijk dat de sector een monitoringsysteem ontwikkelt om de resultaten van de nieuwe werkwijzen te evalueren en om waar nodig bij te sturen. In de volgende alinea’s worden de argumentaties weergegeven die leiden tot deze besluiten.
8
Beleidsaanbevelingen
3
Aanbevelingen
1. De gerichtheid op regulier werk is een noodzakelijk aspect van de visie in arbeidstrajectbegeleiding. Enkel wanneer men participatie aan regulier betaald werk systematisch als doelstelling vooropstelt, zullen mensen niet langer gediscrimineerd en uitgesloten worden. Door de begeleiding op de werkvloer zullen toch leerkansen onstaan voor mensen die omwille van een psychische kwetsbaarheid weinig kans maken op betaald werk. Mensen leren het best wat hun sterktes en zwaktes zijn in real life situaties. Positieve ervaringen op een echte werkplek kunnen de motivatie om vol te houden versterken en minder gunstige ervaringen houden meestal ook nieuwe leerkansen in. Tal van redenen dragen er toe bij dat arbeidstrajectbegeleiders voor de doelgroep van mensen met psychische kwetsbaarheid regulier werk vaak als niet wenselijk of haalbaar beschouwen en er bijgevolg ook geen doelstelling van maken in hun begeleidingen (Knaeps et al., 2012). Dit heeft een negatief effect op de motivatie van de klanten en het beperkt de tewerkstellingsuitkomsten (Rinaldi et al., 2008). Oorzaken van de lage focus op regulier werk, zijn o.a. de vooroordelen op de werkvloer en de arbeidsattitude van de klanten. Daarom is het belangrijk dat arbeidstrajectbegeleiders instaan voor begeleiding op de werkvloer. Enkel door aanwezig te zijn op de werkvloer, kan men efficiënt inspelen op bestaande barrières. Het vereenvoudigt het assessment, het contact met de werkgever en het invoeren van werkfunctieaanpassingen. Deze inschakeling op de werkvloer vereist wel een duidelijk verzekeringskader voor de begeleider zodat deze verzekerd is tegen mogelijke ongevallen. Niet alleen het regulier werk is een belangrijk aspect, ook de snelheid waarmee de inschakeling in reguliere tewerkstelling verloopt, heeft invloed op de uitkomsten. Op dit moment kan de toeleiding naar werk veel tijd in beslag nemen. Een snelle focus op bestaande vacatures, gebaseerd op de noden en wensen van de klant, is belangrijk indien men de klant wil motiveren en succesvolle arbeidsuitkomsten wil bereiken (McFarlane et al., 2000). 2. Mensen met psychische kwetsbaarheid zijn – mede omwille van het frequente herval en hun soms beperkte aantrekkelijkheid voor de werkvloer – een moeilijke doelgroep voor hun arbeidstrajectbegeleiders. Dit vereist bijgevolg specifieke competenties en een krachtige visie en motivatie bij de begeleiders. Het is nodig om deze competenties te expliciteren en VTO‐ programma’s te ontwikkelen om de competenties in de sector te versterken. Een goede arbeidsattitude en voldoende motivatie bij de klant zijn belangrijk. In deze studie stellen we vast dat deze randvoorwaarden vaak niet ingelost zijn (Knaeps et al., 2012). Ook in de samenleving bestaan er veel vooroordelen omtrent de inschakeling van de doelgroep van psychisch kwetsbare mensen in regulier werk (Knaeps et al., 2011/2). De opvatting dat participatie aan werk wenselijk en heilzaam is voor vele mensen met psychische kwetsbaarheid is nog relatief nieuw. Bijgevolg zijn er nog vele tegenkantingen op te ruimen en is er nood aan goede rolmodellen. Deze barrières vereisen arbeidstrajectbegeleiders die hun visie uitdragen, een sterke methodiek hanteren en ondanks tegenslagen blijven geloven in de arbeidskansen van elke klant. In Vlaanderen 9
Beleidsaanbevelingen bestaat er momenteel geen formele opleiding tot arbeidsspecialist. De nieuw ontwikkelde kennis over de mogelijkheden op het vlak van de werkplek en –functieaanpassingen kan men best in navormingen, intervisies en via opleiding verspreiden. Daarbij moet er voldoende aandacht zijn voor de attitude van begeleiders. Begeleiders die niet gemotiveerd zijn om te focussen op regulier betaald werk hebben immers een negatieve invloed op de motivatie en de slaagkansen van de klant. 3. Een effectieve ondersteuning van mensen met psychische kwetsbaarheid vereist dat begeleiders volop kunnen inzetten op de begeleiding van de klant. We pleiten daarom voor een beperkte caseload voor deze doelgroep (1/16 à 25) en een beperking van de administratieve werkdruk. De in Vlaanderen gangbare hoge caseload van begeleiders en de kenmerken van de MMPP‐doelgroep (divers publiek met problemen op psycho‐socio‐economisch gebied en negatieve ervaringen in het verleden) heeft op dit moment een negatieve impact op de kwaliteit van de begeleiding (Knaeps et al., 2011/2). Op basis van internationale onderzoeksgegevens, aangevuld met studies van eigen bodem, kunnen we stellen dat een caseload van 16 à 25 actieve dossiers per begeleider het maximum is voor een effectieve begeleiding van mensen met ernstige problemen. Enkel door een beperking van de caseload ontstaat voldoende ruimte voor de opbouw van een vertrouwens‐ en werkrelatie, kan er ruimte zijn voor een continue assessment en kan zowel de werkgever als de werknemer op maat ondersteund worden. 4. Werkgevers dienen geïnformeerd, gesensibiliseerd, ondersteund en aangemoedigd te worden om mensen met psychische kwetsbaarheid de nodige ruimte te geven om te participeren aan het normaal economisch circuit. Onbekend is onbemind! Niettegenstaande hun visie en bereidheid cruciaal is voor de tewerkstelling van mensen met psychische kwetsbaarheid, bestaan er bij werkgevers nog veel vooroordelen en onzekerheden ten aanzien van deze doelgroep. Het is bijgevolg belangrijk dat zij overtuigd geraken van de winwin situatie die in een sterkere participatie aan werk van deze doelgroep vervat ligt (European Commission, 2012; Knaeps et al., 2011/3). Van sensibilisering in de vorm van anti‐stigmacampagnes en kennismakingsprojecten mag men verwachten dat ze bijdragen tot een reductie van de vooroordelen. Ook de collega’s van mensen uit de doelgroep, de onmiddellijk leidinggevenden, HR‐diensten en arbeidsgeneesheren dienen bij dit soort van sensibilisering betrokken te worden. Verder onderzoek naar de attitude, motivatie, angsten en barrières inzake de tewerkstelling van mensen met psychische/psychiatrische problemen van ‘de Vlaamse werkgever’ is noodzakelijk wil men verbeterpisten introduceren die ook effectief aansluiten bij de noden van de werkgever.
10
Beleidsaanbevelingen Bestaande goede praktijken kan men best in the spotlight plaatsen zodat ze inspirerend kunnen werken en het is wenselijk dat er meer ruimte komt voor innovatieve praktijken zoals bijvoorbeeld Compool1 en ZOWE2. 5. Het cyclisch verloop van psychische problemen brengt mee dat een blijvende en toegankelijke ondersteuning van zowel de werknemer als de werkgever nodig is. Een rechtstreekse en onmiddellijke toegang tot de begeleiding is de basis voor een goede samenwerking en van een goed verloop van het vinden, behouden en (soms) opnieuw verlaten van de werksituaties. Ondanks de sterke nood bij werkgevers en klanten blijft de individuele ondersteuning op lange termijn in Vlaanderen voor de meeste personen beperkt tot enkele maanden na het vinden van een job (Knaeps et al., 2011/1). Arbeidstrajectbegeleiders merken op dat de hoge caseload, administratieve werkdruk en andere barrières er voor zorgen dat men minder kan investeren in de periode na het vinden van een job. Deze ondersteuning kan verschillende vormen aannemen zoals het regelmatig telefoneren, bezoeken op de werkplek, extra opleidingen of workshops… Met het oog op duurzame tewerkstelling, is het van belang dat aan de klant en zijn omgeving continue ondersteuning aangeboden wordt, ook na het verwerven van de job (European Commission, 2012). Deze continuïteit dient hand in hand te gaan met de flexibiliteit in ondersteuning. Werkplaatsaanpassingen voor personen die het tijdelijk moeilijk hebben, bieden immers vaak een meerwaarde voor de duurzame tewerkstelling. Vanwege het belang van de werkrelatie wordt deze continue en flexibele ondersteuning idealiter door een vast team van begeleiders aangeboden. 6. Een intensieve samenwerking met organisaties op het vlak van huisvesting, maatschappelijk welzijn (ocmw, caw) en geestelijke gezondheidszorg is een noodzakelijke randvoorwaarde om de participatie in terwerkstelling te kunnen realiseren en handhaven. Een sterkere intersectorale samenwerking met een brede waaier aan organisaties en met in het bijzonder de geestelijke gezondheidszorg, is de enige manier om personen met een psychische kwetsbaarheid langdurig te integreren in de arbeidsmarkt en in de samenleving. Regelmatig intersectoraal overleg is een belangrijke randvoorwaarde om een bredere kijk te verwerven op de problematiek van de klant en om sterkere adviezen te genereren en om in overleg met de persoon zelf tot goede beslissingen te komen. Hulpverleners uit verschillende sectoren ervaren dat samenwerking niet eenvoudig is vanwege de grote verschillen op het vlak van visie en methodieken. Om die reden is gezamenlijke deskundigheidsbevordering noodzakelijk. Initiatieven die hiertoe kunnen bijdragen zijn bv: vorming in generieke competenties, het opstellen van gezamenlijke of aanvullende dossiers. Ook gezamenlijke intervisie kan bijdragen tot een meer klantgerichte aanpak. Een intensieve samenwerking bestaat erin dat arbeidstrajectbegeleiders deel gaan uitmaken van GGZ‐ teams (cgg, psychiatrisch centrum) en dat ze regelmatig aanwezig zijn in overleg van GGZ‐teams in residentieel verblijf of mobiele teams om er het thema arbeidsparticipatie bespreekbaar te maken. 1 2
http://www.jobcentrum.be/ http://www.vvgg.be/media/docs/Beeldvorming%20en%20destigmatisering/14%20ZOWE.pdf
11
Beleidsaanbevelingen Aangezien de inschakeling van de doelgroep van psychisch kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt gehinderd wordt door een veelheid aan barrières op het vlak van huisvesting en sociale problemen, is intensieve samenwerking met lokale organisaties van OCMW en CAW nodig om goede randvoorwaarden voor arbeidsparticipatie te creëren (Knaeps et al., 2012). 7. Effectieve arbeidsrehabilitatie‐programma’s resulteren in een veelheid aan positieve uitkomsten zoals tewerkstelling, empowerment en herstel. Deze effecten kunnen nagegaan worden via, momenteel ontbrekende, betrouwbare en valide prestatie‐indicatoren. Hiermee kunnen uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de ontwikkelde programma’s en is bijsturing mogelijk. De registratie van arbeidsrehabilitatieprogramma’s en hun uitkomsten is veelal ondermaats (European Commission, 2012). Enkel betrouwbare en valide prestatie‐indicatoren maken het mogelijk een uitspraak te doen over de effectiviteit van programma’s. Wetenschappelijke instrumenten houden niet alleen rekening met belangrijke indicatoren zoals tewerkstellingsgraad, ook de zelfeffectiviteit, het herstel, de ervaren barrières… zijn belangrijke indicatoren van goede rehabilitatieprogramma’s.
12
Beleidsaanbevelingen
4
Besluit
Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de vier studies van LUCAS in opdracht van het OKN van de VDAB. Hierin zijn wetenschappelijke modellen getoetst aan het werkveld en in vergaderingen en overleg met de stuurgroep van het Open KennisNetwerk. We stellen vast dat onze aanbevelingen sterk aansluiten bij de aanbevelingen van de Europese Commissie betreffende de begeleiding van specifieke doelgroepen naar werk (European Commission, 2012) en wetenschappelijke experten in rehabilitatie (Boston School3, Bond, 2004; Drake, Becker, Clark, & Mueser, 1999). In overeenstemming met deze experten, benadrukken we het belang van regulier werk en de inclusie van mensen met een psychische kwetsbaarheid in de samenleving. Er is o.i. nog veel werk te verrichten, zowel bij de uitbouw van een degelijke begeleiding voor mensen uit de doelgroep, als bij het ontwikkelen van meer positieve attitudes ten aanzien van mensen met psychische problemen in de samenleving. We pleiten daarnaast ook voor een krachtige aanpak van dit probleem.
3
http://cpr.bu.edu/
13
Referentielijst Bond, G. R. (2004). Supported Employment: Evidence for an Evidence‐Based Practice. Psychiatric Rehabilitation Journal, 27, 345‐359. Drake, R. E., Becker, D. R., Clark, R. E., & Mueser, K. T. (1999). Research on the individual placement and support model of supported employment. Psychiatric Quarterly, 70, 289‐301. European Commission (2012). Supported Employment for People with Disabilities in the EU and EFTA‐EEA. Good practices and recommendations in support of a flexicurity approach Luxembourg: Publications Office of the European Union. Knaeps, J., DeSmet, A., & Van Audenhove, Ch. (2011/1). Rapport 1: Ernstige psychische aandoeningen en regulier betaald werk: wat zegt de wetenschap? LUCAS‐KU Leuven. Knaeps, J., DeSmet, A., & Van Audenhove, Ch. (2011/2). Rapport 2: Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk: Perceptie van begeleiders LUCAS‐KU Leuven. Knaeps, J., DeSmet, A., & Van Audenhove, Ch. (2011/3). Rapport 3: Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk: effectieve principes in de Vlaamse praktijk LUCAS‐KU Leuven. Knaeps, J., DeSmet, A., & Van Audenhove, Ch. (2012). Rapport 4: Arbeidstrajectbegeleider en de begeleiding van de MMPP‐doelgroep: randvoorwaarden voor goede begeleiding, kennis en attitude LUCAS‐KU Leuven. Rinaldi, M., Perkins, R., Glynn, E., Monibeller, T., Clenaghan, M., & Rutherford, J. (2008). Individual placement and support: from research to practice. Advances in psychiatric treatment, 14, 50.
14