okvo Osse Kunstinstellingen voor het Onderwijs
Toen en nu en jij en een ander
Beeldend groep 7
OKVO-HANDLEIDING 2015
bij de tentoonstellingen Kruseman, kunstbroeders uit de Romantiek en Mono No Aware, Jasper Krabbé Verzorgd door: Museum Jan Cunen, Antoinette van Beers, stagiaire educatie Aafke de Bruijn, medewerker educatie
Voorwoord Leerkrachten en leerlingen genieten met dit programma van beeldende kunst, verhalen, muziek, theaterspel, film, erfgoed en dans! De leerlingen maken elk jaar kennis met een andere discipline. Aan de hand van thema’s wordt er kennisgemaakt met een kunstdiscipline of Cultureel erfgoed. De thema’s uit de handleiding worden vanaf schooljaar 2013-2014 opgebouwd en herhaald volgens het volgende schema:
Doorlopende leerlijn Groep 1/2 en 3 Gevoel + contrast Groep 4 en 5 Gevoel + contrast + personage Groep 6 en 7 Gevoel + contrast + personage + ruimte/compositie Groep 8 Gevoel + contrast + personage + ruimte/compositie + materialen
Gevoel: Gevoel is een innerlijke beleving van een bepaalde gebeurtenis. Dit thema wordt op de volgende manier behandeld: Wat doet een kunstwerk/voorstelling/verhaal/gebouw met je? Contrast: Een tegenstelling en het verschil tussen tegenstellingen. Bijvoorbeeld tussen licht en donker of tussen twee kleuren, tussen personen. Een hoog contrast duidt op en groot verschil, zwart en wit, dag en nacht. Een laag contrast duidt op weinig verschil: grijstinten onderling bijvoorbeeld. Personage: Een personage is een fictief persoon die een rol speelt. Een personage kan ook een dier of een ding zijn. Ruimte/Compositie: Een in lengte, breedte, hoogte, diepte en tijd aan te geven dimensie. De ordening van verschillende delen tot één geheel. Materialen: Gereedschap en middelen, in de breedste zin van het woord, waar een kunstenaar mee werkt. Van groep 1 tot en met groep 8 worden alle hierboven genoemde thema’s opgebouwd en behandeld. Hierdoor leren leerlingen spelenderwijs de thema’s in de verschillende kunstvormen vergelijken, herkennen en benoemen. Ze zien bijvoorbeeld wat contrast betekent in muziek maar ondervinden ook wat contrast betekent in dans. In de handleidingen wordt teruggegrepen op de voorgaande leerjaren. Op deze manier weet de leerkracht wat er in het voorgaande jaar is behandeld en wordt het geleerde weer opgehaald voor de leerlingen. Hierop wordt verder gebouwd in de nieuwe handleiding.
2
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
okvo De OKVO-lessen en voorstelling/activiteit reflecteren door middel van een Quiz De gezamenlijke, samenwerkende OKVO-instellingen onderschrijven dat reflectie op kunstzinnige uitingen belangrijk is. Met de quiz reflecteren de leerlingen op wat ze geleerd en beleefd hebben in de OKVO-lessen en tijdens de OKVO- voorstelling, tentoonstelling of stadstocht. Deze quiz kan zowel klassikaal als individueel worden gespeeld via de OKVO-site. Door de quiz te spelen kunnen de leerlingen en ook de leerkrachten controleren of de leerling het geleerde heeft begrepen en kunnen leerlingen reflecteren op andermans werk of dat van henzelf. Zo zorgt OKVO voor een volwaardig leerproces.
Kerndoelen Om u te helpen bij de evaluatie en rapportage van de behaalde kerndoelen op het gebied van “Kunstzinnige oriëntatie”, “Nederlands”,en “Oriëntatie op jezelf en de wereld” staan de kerndoelen en de tussendoelen in de handleiding genoemd. Deze tussendoelen en leerlijnen zijn gezamenlijk ontwikkeld door SLO en het Expertisecentrum Nederland. U kunt de uitgebreide beschrijvingen van de kerndoelen vinden op de volgende website: http://tule.slo.nl
Cultuur met kwaliteit, competenties cultuureducatie kunst en erfgoed Kunstbalie ontwikkelde met de Cultuurloper handvatten ter ondersteuning van het cultuureducatieve programma op school. Eén van deze handvatten wordt gevormd door de competenties van cultuureducatie: Reflecterend, onderzoekend en creërend vermogen. In de handleiding ziet u bij de opdrachten met een icoontje aangegeven aan welke competentie de leerlingen hier vooral werken. Deze drie vermogens zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het cultuuronderwijs doet een beroep op alle drie de competenties tegelijk. Aan elke competentie is een aantal gedragsindicatoren gekoppeld: dat wat je ook echt bij een leerling wilt terugzien. Wilt u meer weten over de competenties over cultuureducatie en de gedragsindicatoren die daarbij horen? Lees dan verder op de website van de cultuurloper: http://www.decultuurloper.nl/bronnen/begrippen/competenties-cultuureducatie
Wij wensen u en uw groep een inspirerend en cultureel OKVO-jaar toe!
onderzoekend vermogen
creërend vermogen
reflecterend vermogen
Angelique Alma Coördinatie OKVO
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
3
Inhoud Voorwoord Inhoud & Colofon Inleiding
2 4 5
Voorbereidende les Les 1
Toen en nu en jij en een ander 1.1 Een filosofisch gesprek 6 1.2 De verborgen betekenis achter een kunstwerk 8 1.3 Filmkijken en schrijfopdracht 9
Museumbezoek Les 2 Kunst van Kruseman & Krabbé 2.1 Tentoonstelling 2.2 Organisatie
10 11
Reflectieles Les 3 Quiz & Brief 3.1 Brief 3.2 Het spelen van de OKVO-Quiz 3.3 Quizvragen Samenvatting Evaluatieformulier Begrippenlijst Bronvermelding COLOFON OKVO | Osse kunstinstellingen voor het onderwijs
Museum Jan Cunen Molenstraat 65 5341 GC Oss Aafke de Bruijn T: 0412-62 93 28 E:
[email protected] www.museumjancunen.nl Overige OKVO-instellingen:
Basisbibliotheek Maasland Oss Muzelinck | centrum voor de kunsten Theater de Lievekamp Stadsarchief Oss Groene Engel Gemeente Oss Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Maasland Vormgeving: Wolters Creative
4
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
12 12 13 14 14 15 15
Werkbladen
Werkblad 1.1a Waarom filosoferen met kinderen van enorme waarde kan zijn. Werkblad 1.1b Afbeelding van werk van Jasper krabbé Werkblad 1.2a Verschillende genres in de schilderkunst Werkblad 1.2b Afbeelding van werk Kruseman Werkblad 1.2c opdracht Werkbad 1.3a werk Kruseman en Krabbé Werkblad 1.3b Werkblad 3.1 Brief
Inleiding Het OKVO project Toen en nu en jij en een ander is speciaal ontwikkeld voor groep 7 van het basisonderwijs binnen het discipline Beeldende Kunst. Zowel in deze handleiding als tijdens het museumbezoek en de reflectieles (brief + quiz) staan dit jaar de volgende 4 begrippen centraal: gevoel, contrast, personage, en compositie. Deze begrippen worden behandeld rondom het onderwerp toen en nu en jij en een ander. De begrippen komen niet letterlijk per opdracht terug, maar worden als onderdeel van verschillende opdrachten behandeld. Het werkblad bij opdracht 1.2. verwijst wel letterlijk naar de begrippen.
Wat hebben de kinderen vorig jaar gedaan en geleerd Vorig jaar, in groep 6, hebben de huidige leerlingen van groep 7 de stadstocht gedaan. Dit was het project in de discipline cultureel erfgoed. Deze wandeltocht door het centrum startte en eindigde in het Stadsarchief en had in 2013 als thema industrie. De nadruk lag op de tapijtindustrie. In dit project kwamen de OKVO-begrippen contrast, materiaal en ruimte aan de orde. Ook maakten zij in deze stadstocht kennis met historische personages, gespeeld door acteurs: de directeur van een tapijtfabriek en een wever uit de tapijtfabriek.
De lessenopbouw De eerste les is een voorbereiding op het museumbezoek. Rondom kunstwerken uit de tentoonstellingen van Jasper Krabbé en de 19e eeuwse schildersfamilie Kruseman gaan de leerlingen aan de slag zijn met onderzoeken, creëren en reflecteren. Bij de eerste opdracht houdt u met de leerlingen aan de hand een werk van Jasper Krabbé een kort filosofisch gesprek, de tweede opdracht draait om zelf creëren en reflecteren en de derde opdracht heeft een directe koppeling met het museumbezoek. In de tweede les leest u wat belangrijk is ter voorbereiding op het museumbezoek. Met uw klas brengt u tussen januari en maart 2015 een bezoek aan de tentoonstellingen. In les drie wordt gereflecteerd op zowel de voorbereidende les in de klas als het museumbezoek aan de hand van de digitale quiz en een leuke reflectieopdracht.
Leerdoelen voor deze lessen
•
•
• • • • •
Leerlingen leren de begrippen gevoel, contrast, personage en compositie kennen en kunnen aan het einde van het programma uitleggen wat ze inhouden. Leerlingen leren actief te kijken naar een kunstwerk en daarover in eigen woorden te praten. (filosofisch gesprek) Leerlingen leren eigen meningen te vormen over kunst. Leerlingen leren zichzelf uit te drukken in een beeldende opdracht. Leerlingen leren het verschil tussen kunstenaars uit de 19e eeuw en een kunstenaar van nu. Leerlingen leren op zichzelf te reflecteren. Leerlingen leren zich in een ander te verplaatsen.
Kerndoelen Daarnaast zijn ook de kerndoelen en de daar aan verbonden tuledoelen van belang in deze les, de kerndoelen zijn namelijk vermeld bij elke opdracht: Kerndoel 54 De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Kerndoel 55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. Kerndoel 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Ook wordt aangegeven bij de opdrachten wanneer de leerlingen bezig gaan met de drie competenties binnen de Cultuurloper: onderzoekend, creërend en reflecterend vermogen. Ze zijn door middel van icoontjes per opdracht aangegeven, waardoor u ziet aan welke competentie u gaat werken met de leerlingen. OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
5
Les 1: Voorbereidende les
Toen en nu en jij en een ander In Museum Jan Cunen is op dit moment een tentoonstelling te zien van de familie Kruseman; Kruseman. kunstbroeders uit de Romantiek. De familie Kruseman is een kunstenaarsfamilie uit de 19e eeuw. Verschillende neven waren schilders in verschillende genres; sommigen maakten portretten, andere bijvoorbeeld landschappen. Daarnaast is er werk te zien van Jasper Krabbé. Deze tentoonstelling heet Mono No Aware. Jasper Krabbé is deel van een moderne kunstenaarsfamilie, zijn vader bijvoorbeeld is een heel bekend acteur en schilder, zijn broer is wekelijks op tv te zien en zijn andere broer is stemacteur. Zelf is Jasper Krabbé een beeldend kunstenaar. Deze twee families hebben naast dat zij kunstenaarsfamilie zijn, ook een letterlijke koppeling met elkaar. Namelijk een tekst van de grootvader van Jasper Krabbé, over het werk van Cornelis Kruseman.
VOORBEREIDENDE LES BENODIGDHEDEN: • Werkbladen les 1.1b, 1.2b en 1.3a bevatten foto’s die getoond moeten worden in de klas • Werkbladen les 1.1a, 1.2a, 1.2c, 1.3b om te gebruiken tijdens de opdrachten • Kleurpotloden en eventueel verf voor opdracht 1.2 LOCATIE: Het klaslokaal TIJDSINDICATIE: ± 110 minuten
Kerndoelen 55 en 56. Reflecterend en onderzoekend vermogen.
In deze les staat het verhaal achter een kunstwerk centraal. De leerlingen gaan dit door middel van een gesprek, zelf creëren en vooral reflecterend ontdekken. Wat zijn overeenkomsten? En verschillen? Wat is het verschil met de tijd van de Krusemannen en de tijd van nu, die van Krabbé? Daarnaast gaan zij dieper in op hoe zij zelf denken en beelden interpreteren en vergelijken zij dit met klasgenoten.
1.1
Een filosofisch gesprek
Tegenwoordig wordt er enorm veel gesproken over het filosoferen met kinderen, met betrekking tot de beeldende kunst. Er zijn tal van onderzoeken gedaan, publicaties verschenen en educatieve programma’s ontwikkeld. Dit is natuurlijk niet voor niets want het blijkt erg waardevol om dit met kinderen te beoefenen. (zie werkblad les 1.1a filosoferen) Het mooie aan filosoferen met kinderen is namelijk dat je op een toegankelijke manier tot de kern van een onderwerp kan komen. Toegankelijk omdat het gesprek van de kinderen is en omdat dat zij door middel van doorvragen verder kunnen komen in hun denkproces dan wanneer zij passief aan het luisteren zijn. Daarnaast kunnen de kinderen vrij van mening zijn en is niets goed of fout. Kinderen leren beter door te vragen, beter te formuleren wat zij denken en daarnaast creëren ze een onderzoekende houding. Naast dat het goed voor leraar en kind is, sluit het filosoferen ook aan bij de hedendaagse ontwikkelingen wat betreft educatie. Het onderzoekend en reflecterend vermogen worden in hoge mate aangesproken in een goed filosofisch gesprek. Kern en tule doelen van het primair onderwijs zijn daarnaast ook zeker van toepassing.
6
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
Het Gesprek bij een kunstwerk van Jasper Krabbé Samen met de leerlingen gaat u een filosofisch gesprek houden, naar aanleiding van een werk van Jasper Krabbé (zie werkblad les 1.1b). Het is hierbij belangrijk dat zij elkaar aan kunnen kijken en actief kunnen luisteren en reageren. Maak hiervoor een kring. Nadat de kring is gemaakt, laat u op het digibord of uitgeprint het werk van Jasper Krabbé zien. Vraag de kinderen wat er bij hen opkomt wanneer ze dit werk zien. Stel eerst open kunstbeschouwingsvragen (om de kinderen op gang te helpen) zoals: Wat zien jullie? Wat gebeurd er allemaal op het kunstwerk? Komt er iets bij jullie op? Laat hierbij zoveel mogelijk kinderen aan de beurt komen! Inventariseer of je uit de opmerkingen een goede startvraag zou kunnen halen. Een startvraag is namelijk essentieel voor een goed filosofisch gesprek. Daarbij moet deze vraag onmiddellijk uitnodigen tot een reactie. Mogelijke startvragen (en doorvraag vragen) zijn: Hebben grote mensen meer fantasie dan kinderen? • Vragen om door te vragen: • Wat is fantasie precies? • Zit fantasie alleen in je hoofd? • Kan fantasie kunst zijn? Wat zou er anders zijn als dit werk met een rode pen was gemaakt in plaats van een zwarte? • Vragen om door te vragen: • Wat betekent kleur voor jou? • Kan kleur naar een gevoel verwijzen? • Waarom zou hier gekozen zijn voor een zwarte pen? • Welke pen zou je zelf liever gebruiken? • Past deze kleur bij dit werk? • Kun je kleuren voelen? Mag je zelf een verhaal verzinnen bij een kunstwerk? • Vragen om door te vragen: • Wil je graag weten wat de kunstenaar bedoelt bij een kunst werk? • Wil je graag een verhaal erbij verzinnen? • Wat verandert als je meer weet over het kunstwerk? Wanneer u het gesprek gaat afsluiten, is het belangrijk dat er kort herhaald wordt wat er allemaal gezegd is, een beknopte samenvatting. Dit kan u tijdens het gesprek bijhouden, door op het bord aantekeningen te maken of tussentijds samen te vatten.
werkblad les 1.1b werk van Jasper Krabbé
TIPS: • Begin met goed luisteren. • Laat je eigen opvatting over het onderwerp voorlopig achterwege. • Toon je eigen nieuwsgierigheid naar de kwestie. • Herhaal opmerkingen die van belang lijken. Als je herformuleert, vraag dan na of het klopt wat je zegt. • Filosoferen is een aangelegen- heid van de hele groep. Wanneer er een duidelijke vraag is kun je die eerst in tweetallen laten be- spreken. De antwoorden uit zo’n tweetal-gesprek kunnen daarna in de groep worden ingebracht Er zijn maar weinig mensen die geconcentreerd lang naar ‘meer van hetzelfde’ kunnen luisteren. Vraag daarom, steeds of er andere antwoorden zijn, dat houdt het onderzoek boeiend. • Tijdens het filosoferen gaat een gesprek naar verschillende lagen. Maak notities op het bord of een flap-over van wat er wordt bespro- ken. Daarmee zorg je voor betrok- kenheid: iedereen weet wat de vraag of kwestie is die wordt besproken. • Accepteer ook het recht op zwij- gen in de kring. In elke groep kinderen of volwassenen zijn er sprekers en zwijgers. Iets dat uit eigen wil wordt gezegd is rijker dan gedwongen meepraten. Denkprocessen kunnen wreed worden verstoord door het geven van beurten. • Filosoferen en humor gaan prima samen. (bron; filosoferen met beelden, Kröller-Muller)
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
7
BENODIGDHEDEN: • papier (minimaal A4 formaat) • eventueel verf en kwasten • kleurpotloden • Werkbladen 1.2a, 1.2b en 1.2c TIJDSINDICATIE: totaal ± 60 minuten
Kerndoelen 54,55,56 Onderzoekend, creërend en reflecterend vermogen.
1.2
De verborgen betekenis achter een kunstwerk
Lees onderstaande verhaal voor aan de klas ondersteund met de afbeeldingen uit werkbladen 1.2a en 1.2b. Bij zowel de werken van de familie Kruseman als bij het werk van Krabbé is niet alles aan de hand van de werkelijkheid geschilderd. Er schuilt vaak een verhaal of een diepere betekenis achter. De familie Kruseman bestond uit een aantal neven die allemaal schilderden. Maar wat zij schilderden was heel verschillend! De een maakte bijvoorbeeld portretten, terwijl de ander liever stillevens schilderde, verschillende genres dus (zie werkblad 1.2a). Cornelis Kruseman maakte graag historiestukken, dat zijn werken waarop een gebeurtenis uit de geschiedenis te zien is. In de tijd van Cornelis Kruseman was het wel héél belangrijk dat die gebeurtenis ook daadwerkelijk zo geschilderd werd zoals het in de geschiedenis gebeurd was. In zijn schilderij: Philips II beschuldigt prins Willem van Oranje te Vlissingen bij zijn vertrek uit de Nederlanden (Zie werkblad 1.2b), vindt een beschuldiging plaats van Philips II aan Willem van Oranje. Alleen nu twijfelden mensen uit de tijd van Cornelis Kruseman of deze gebeurtenis wel echt zo gebeurd is, of het wel echt klopt wat Cornelis geschilderd heeft. Misschien heeft Cornelis de boel wel verzonnen? Of het net wat erger gemaakt dan dat het daadwerkelijk was? Konden ze hem wel geloven? Nu gaan jullie zelf iets maken waar een verhaal en een bijbehorend gevoel achter schuilt. Dit hoeft niet eens een diepgaande gebeurtenis te zijn, het gaat puur om de vertaalslag.
Opdracht 1.2a jouw gebeurtenis als kunstwerk werkblad les 1.2b werk Kruseman
TIP: Zorg dat de leerlingen geen rebus of raadselachtige uitwerking gaan verzinnen. Het gaat puur om een vertaalslag in materiaal, kleur en techniek zonder bijgeschreven tekst.
± 25 minuten
Laat iedere leerling een gebeurtenis in zijn of haar leven uitkiezen, dit kan het ontbijt van vanochtend zijn maar het mag eventueel ook groter zijn: een ruzie bijvoorbeeld, of een heel fijn gesprek met iemand anders, of de sportles van vorige week, of dat lekkere taartstukje op iemands verjaardag. Laat ze nadenken over wat er precies gebeurde en hoe ze zich op dit moment voelden. Daarna laat je ze dit op papier zetten, door middel van een tekening of een schildering.
Opdracht 1.2b ruilen ± 15 minuten
TIP: Wissel ook tussen de tafelgroepjes, zodat de leerlingen nog geen enkele glimp hebben opgevangen van een andere tekening of schildering en het verhaal er achter nog niet kunnen weten.
8
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
Nadat de leerlingen zelf een verhaal en gevoel naar beeld vertaald hebben, wordt alles doorgedraaid. Alle werkjes worden met elkaar gewisseld zodat niemand meer zijn of haar eigen werk voor zich heeft. Laat de leerlingen nu nadenken over hoe en op welke manier de ander iets op papier heeft gezet. Wat is het verhaal er achter? En welk gevoel wordt weergegeven? Maak hierbij gebruik van werkblad 1.2c en laat iedere leerling dit invullen.
Opdracht 1.2c reflecteren ± 20 minuten
Maak weer een kring zodat alle leerlingen en tekeningen en schilderingen zichtbaar zijn. Bespreek enkele van de werken. • Eerst: wat dacht de ander te zien? Het verhaal, maar ook het gevoel, de kleuren, contrasten en de compositie (wat staat waar?). • Daarna: wat was het verhaal van de maker? Wat is het verschil met de interpretatie van de mede-leerling?
1.3
filmkijken en schrijfopdracht
De leerlingen gaan een filmpje bekijken en daarna gaan zij een brief schijven die tijdens het museumbezoek weer terugkomt.
Opdracht 1.3a filmpje bekijken ± 5 minuten
Info voor de docent: In het filmpje wordt Anna-Paulowna voorgesteld, zij is de koningin der Nederlanden (vrouw van de latere koning Willem II). Zij vertelt over datgene wat er aan het gebeuren is; ze wordt geportretteerd door Cornelis Kruseman, rond ongeveer 1830. Daarna zit ze wat te dromen over hoe dit alles in haar tijd verloopt en vraagt ze zich af of dit over een paar eeuwen misschien anders zal gaan. In het filmpje eindigt Anna Paulowna met de vraag: ’Zou dit over een paar eeuwen wat makkelijker in zijn werk gaan?’
TIP: Mocht dit reflecteren goed gaan en u heeft de tijd, neem dan vooral deze tijd om iedereen aan het woord te laten.
BENODIGDHEDEN: • bijgevoegd filmpje • werkblad les 1.3a • werkblad les 1.3b TIJDSINDICATIE: 20 minuten
Bespreek na de film het volgende: • Hoe portretteert iemand zichzelf tegenwoordig? • Gebeurt dat portretteren nog wel? • Wie doet dat? De schoolfotograaf? Of is dit voortaan door middel van een selfie? • Waarom maakt iemand tegenwoordig een portret? • Op wat voor manier deel je dit met de mensen om je heen? In het fotolijstje op de schouw of verstuur je zoiets per mail? Geef je dit nog wel aan iemand anders? • Hoe verwerken of bewerken mensen tegenwoordig beelden? Photoshop? Modellen? Reclames? Hoe wordt hier een boodschap in verwerkt?
Opdracht 1.3b notitiebriefje schrijven Toon op het digibord (of uitgeprint) werkblad 1.3a, en geef alle leerlingen werkblad 1.3b om op te werken. De leerlingen gaan bij de getoonde werken een notitiebriefje schijven, waarbij zij goed moeten kijken en dingen gaan opmerken. In het museumbezoek komen deze briefjes terug, bij dezelfde werken die de leerlingen dan in het echt kunnen zien! Nadat alle briefjes verzameld zijn, bespreek je dit kort even met de leerlingen. Wat hebben ze gezien en wat vonden zij ervan?
Afsluiting Vervolgens sluit je de les af met het inluiden van het museumbezoek. Wat is een museum precies? Is er iemand al ooit eens in een museum geweest? Wat mag daar wel en wat mag je als bezoeker vooral niet doen in het museum? Bereid de leerlingen vast voor op het museumbezoek, zodat ze weten waar zij naar toe gaan en maak daarbij ook kenbaar dat de geschreven brieven terug komen! Maak naast dat u de briefjes meeneemt naar het museum, ook alvast 3 gelijkwaardige groepen, zodat dit tijdens het museumbezoek minder tijd vergt.
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
9
Les 2: Museumbezoek
Kunst van Kruseman & Krabbé MUSEUMBEZOEK EXPOSITIES: Kruseman, kunstbroeders uit de Romantiek Mono no Aware- Jasper Krabbé DATA: januari t/m maart 2014 LOCATIE: Museum Jan Cunen Molenstraat 65 te Oss TIJDSDUUR: 1 ½ uur
2.1 Tentoonstellingsinformatie Kruseman, kunstbroeders uit de Romantiek Kruseman, Kunstbroeders uit de Romantiek toont diverse telgen uit dit markante geslacht, dat niet alleen kunstenaars heeft voortgebracht, maar ook onder anderen de bekende Haarlemse uitgever Arie Cornelis Kruseman (1818-1894) en de feministe, schrijfster en actrice Mina Kruseman (1839-1922). De kunstenaars Cornelis (1797-1857) en Jan Adam Kruseman (1804-1862) behoren tot Nederlands meest gerenommeerde kunstenaars van de negentiende eeuw. Ze schilderden grootse historiestukken, zowel op het gebied van de Bijbelse als de vaderlandse geschiedenis, en prachtige portretten. Niet alleen legden zij de leden van de gegoede burgerij vast, ook koning Willem I en II behoorden tot hun clientèle. De in Brussel woonachtige Fredrik Marinus Kruseman (1816-1882), leerling van “de prins der landschapschilders” Barend Cornelis Koekkoek, schilderde zeer gedetailleerde romantische zomer- en winterlandschappen. Een generatie later ontstonden vlot geschilderde marines van Jan Theodoor Kruseman (1835-1895) en krachtige etsen op groot formaat van Hendrik Dirk Kruseman van Elten (1829-1904). Mono no Aware- Jasper Krabbé Beeldend kunstenaar Jasper Krabbé (Amsterdam, 1970) presenteert in Museum Jan Cunen recente schilderijen en tekeningen. Krabbé filtert in zijn werk historische genres, composities en referenties met een hedendaags sensibiliteit. Het resulteert in een zeer persoonlijke en kenmerkende poëtische beeldtaal, waarin fragmenten en herinneringen een grote rol spelen. Jasper Krabbé, jongste telg uit een bekende kunstenaarsfamilie, begon zijn artistieke carrière als graffiti kunstenaar. Hij maakte deel uit van het Amsterdamse collectief USA (United Street Artists) en behoorde daarmee tot de eerste generatie graffitikunstenaars in Nederland. Hij studeerde 1992 cum laude af aan de Rietveld Academie in Amsterdam en studeerde aan de Cooper Union New York. In zijn werk probeert Krabbé mogelijke narratieven uit, met associatieve referenties uit de kunstgeschiedenis, literatuur en film. Beeldende elementen uit lage en hoge cultuur worden gelicht en hergebruikt, waardoor vergankelijkheid in zijn oeuvre de boventoon voert. Dit wordt benadrukt door de materiaalkeuze: vintage papier en schoolkaarten, schilderijen van vlooienmarkten en gebruikt decordoek vormen onder meer de dragers voor Krabbés beelden. In de ‘bovenkamer’ maakt de kunstenaar een inspiratielab, waarin de kunstenaar enkele van zijn bronnen laat zien.
10
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
2.2 Organisatie Begeleiding Het Museumbezoek start met een introducerend filmpje in de educatieve ruimte van het museum in het souterrain (15 minuten). Vervolgens wordt de klas in 3 groepen verdeeld en gaan ze allen langs 3 opdrachten (20 minuten per opdracht). Twee opdrachten worden door de museumdocenten begeleid. Het zou echter wel fijn zijn als zij van 1 ouder/begeleider/stagiair ondersteuning krijgen. Daarnaast is er een opdracht die we bij voorkeur door twee ouders/begeleiders uit zouden willen laten voeren. Het zou dus prettig zijn als er in het totaal 4 begeleiders mee zouden kunnen komen. Tijdens de rondleiding mogen de ‘overige’ ouders/begeleiders meekijken of even de stad in gaan, aan hen de keus.
Museumregels In het museum gelden een aantal regels waar bezoekers rekening mee dienen te houden. Zo is het in het museum niet toegestaan te eten en te drinken. Daarnaast is het verboden grote tassen mee de tentoonstellingsruimte in te nemen. Deze kunnen worden achtergelaten in de daarvoor bestemde lockers. Overige regels zullen in het museum aan u en de leerlingen worden uitgelegd.
Parkeren Ook dit jaar kunt u weer gebruik maken van de gratis parkeergelegenheid aan de Molenstraat. De parkeergelegenheid ligt recht tegenover de voorkant van Museum Jan Cunen, tussen Molenstraat 56 en 58, links naast Bastings & van Tuijl bv. Wij raden u aan om uit de richting van MSD/de spoorlijn te komen. Vlak voor de kruising met de stoplichten gaat u rechts de parkeerplaats op. Is het hek gesloten, vraagt u dan in het museum of het voor u geopend kan worden. De parkeergelegenheid is alleen toegankelijk ten tijde van uw museumbezoek!
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
11
Les 3: Reflectieles
Quiz & Brief REFLECTIE LES UITLEG LES: Door de leerling de vragen van de quiz te laten invullen na de voorstelling/stadstocht/expositie kunt u controleren of de behandelde stof is begrepen. BENODIGDHEDEN: De Quiz vindt u op www.okvo.nl
3.1 Brief Deze les, bestemd om het reflectief vermogen van de leerling te oefenen, bestaat uit twee onderdelen. Een daarvan is de quiz, in deze kennis quiz wordt de kennis van de leerling getest, over datgene wat ze geleerd hebben in de voorbereidende les en in het museumbezoek. Naast dat de kennis getoetst wordt, is er dit jaar ook een reflectie opdracht met betrekking tot de leerling zelf. Als introductie vertel je de kinderen dat je een bericht hebt gehad van Museum Jan Cunen, lees dit bericht voor in de klas (zie werkbad les 3.1)
3.2
Het spelen van de OKVO-Quiz
De OKVO-quiz kan zowel klassikaal als individueel worden ingevuld. Als u het klassikaal behandelt kunt u bijvoorbeeld het antwoord op laten schrijven. Aan het einde van de quiz verschijnen de antwoorden. De leerlingen kunnen het dan van elkaar nakijken. Door de leerling de vragen van de quiz te laten invullen kunt u controleren of de behandelde stof is begrepen en de OKVO-activiteit nog is blijven hangen. Daar kan je natuurlijk wel of niet een vervolg aan geven.
• • •
• •
• •
•
Ga naar: www.okvo.nl en ga naar de quiz met dezelfde discipline als deze handleiding. Klik op quiz starten. Er verschijnt nu een vraag. Het kan een meerkeuze vraag zijn of een open vraag. Soms moet je de antwoorden in de goede volgorde slepen. Als je klaar bent met het beantwoorden ga je naar controleren. Nu zie je of het antwoord goed of fout is. Klik daarna op NEXT. Er verschijnt nu een nieuwe vraag. Soms staan er foto’s of een filmpje bij de vraag om de vraag te verduidelijken. Ga zo door tot je alle vragen hebt beantwoord. Bij de laatste vraag krijg je quiz beëindigen, klik hier op. Je komt nu in de resultaten. Hier kun je zien hoeveel vragen er correct zijn beantwoord en hoeveel punten je hebt behaald. Klik op bekijk vragen om te zien welke vraag fout en welke vraag goed was. Het rood gekleurde antwoord is fout en het groen gekleurde antwoord is goed.
Voor sommige quizzen kan je jouw resultaat op het scorebord laten zetten. Als je op versturen klikt, wordt jouw score vermeld op het scorebord. Je moet dan wel een naam van de leerling/naam van de groep/school en e-mailadres invullen. Misschien is er een e-mailadres van de school beschikbaar dat alle leerlingen kunnen gebruiken.
12
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
3.3
Quiz-vragen Beeldend groep 7
Hallo! Beantwoord de volgende vragen om te testen wat je allemaal nog weet over het bezoek aan Museum Jan Cunen en de tentoonstellingen van de familie Kruseman en Krabbe. Veel quiz-plezier! Vraag 1: Als je opa een kunstschilder is, je vader een schrijver, je moeder een tekenaar en je neef beelden maakt, in wat voor familie leef je dan? Antwoord: Een kunstenaars familie Vraag 2: Zoals je gezien hebt in het museum, maakt de familie Kruseman allerlei verschillende soorten schilderijen. In welke genres horen deze onderstaande kunstwerken thuis? Sleep de juiste omschrijving naast de afbeelding. Vraag 3: Wat zijn contrasten die je kunt vinden tussen deze twee afbeeldingen? Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Antwoord: Oud-Nieuw, Realistisch-Abstract Vraag 4: Als je delen samenvoegt tot een geheel, ben je bezig met het maken van een compositie. Wat voor composities zie je hier? Sleep de juiste omschrijving naast de juiste afbeelding. Vraag 5: In het museumbezoek heb je een portretfoto/selfie gemaakt. Hoe deden de mensen uit de tijd van Anna Paulowna dit? Antwoord: Zij lieten een schilderij/portret maken Vraag 6: Onderstaand portret is geschilderd door Jan Adam Kruseman. De man op het schilderijtje in het schilderij was de man van de vrouw die je ziet en de vader van het kind. Hij leefde helaas niet meer toen dit schilderij werd gemaakt. Op deze manier is hij er toch een beetje bij. Welk gevoel straalt dit schilderij uit? Antwoord: Verdrietig, Somber Vraag 7: Het portret van Anna Paulowna is geschilderd in de 19e eeuw. In welk jaar is het ook al weer precies geschilderd door Cornelis Kruseman? Antwoord: 1830 Vraag 8: Je hebt Anna Paulowna in het museum rond zien lopen en je bent er zelf geweest. Waar denk je dat het gebouw vroeger voor gebruikt werd? Meerdere antwoorden zijn goed. Antwoord: Het gebouw is gebruikt als woonhuis voor verschillende families, een kostschool voor meisjes en was ook ooit gemeentehuis. Vraag 9: JDe portretten die Cornelis Kruseman gemaakt heeft van rijke mensen zijn altijd gemaakt met houtskool. Wat klopt er niet aan deze zin Antwoord: Cornelis Kruseman maakte alleen olieverfschilderijen en geen kunstwerken met houtskool. Vraag 10: Onderstaand schilderij vertelt een heel verhaal. Er is dan ook heel veel op te zien. Toen Cornelis Kruseman dit schilderij maakte moest hij goed kijken naar de compositie. De belangrijkste figuren plaatste hij groot in het midden. De andere figuren in de ruimte er omheen, waardoor sommigen verder naar achteren lijken te staan en anderen verder naar voren. Antwoord: Zo krijg je, met een moeilijk woord, [perspectief] in het schilderij.
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
13
Samenvatting Deze OKVO handleiding biedt ondersteuning bij het kijken naar en beleven van beeldende kunst. Voorbereidende les: Leerlingen maken kennis met de kunstwerken en inspiratiebronnen van Maartje Korstanje en andere beelden(de) (kunst). Ze gaan aan de slag met kijkopdrachten, een praktische opdracht en leren over de begrippen gevoel, contrast, personage en ruimte. Museumbezoek: De leerlingen gaan met verschillende doe-opdrachten aan de slag in de tentoonstelling en leren zo het werk van Maartje Korstanje op een actieve manier beter kennen. Hierbij worden de begrippen uit de voorbereidende les herhaald en verdiept. Reflectie quiz: Na afloop van het museumbezoek speelt de klas een digitale quiz waarbij op speelse wijze de geleerde stof wordt herhaald. Karin Schipper Museum Jan Cunen
Evaluatieformulier Het digitale evaluatieformulier vindt u op de site www.okvo.nl in het menu Evaluatie. Wanneer u dat invult kunnen we u nog beter van dienst zijn.
14
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
Begrippenlijst Contrast: Een tegenstelling. Dit kan een tegensteling zijn in onderwerp alsook in materiaal of vorm.
Gevoel: Gevoel is een innerlijke beleving van een bepaalde gebeurtenis.
Materialen: Het materiaal waar een sculptuur van is gemaakt.
Personages: In dit programma is de personage de kunstenaar, Maartje Korstanje
Ruimte: Een in lengte, breedte, hoogte, diepte en tijd aan te geven dimensie. In dit programma gaat het om de ruimte die de sculptuur inneemt en hoe je je als toeschouwer tot de beelden verhoudt. Sommige sculpturen zijn zo groot dat je er als toeschouwer onderdeel van wordt.
Sculptuur: een beeld waar je omheen kan lopen, drie dimensionaal.
Abstracte kunst: (lees ook abstractie) is een richting binnen de moderne kunst waarin niet altijd wordt geprobeerd om objecten uit de natuurlijke wereld weer te geven en er geen zaken uit de reële wereld hoeven te zijn afgebeeld.
Figuratieve kunst: is het soort kunstwerken waarin herkenbare onderwerpen zijn afgebeeld. Voorbeelden van figuratieve werken zijn landschappen, portretten of stillevens. De tegenpool van figuratieve kunst wordt meestal abstracte kunst maar ook soms non-figuratieve kunst genoemd.
OKVO 2015 | BEELDENDE KUNST
15
Werkblad les 1.1a Filosoferen Waarom filosoferen met kinderen over kunst van enorme waarde kan zijn.
Kunst en filosofie Filosoferen met betrekking tot kunst is een goede manier om dieper op een kunstwerk in te gaan en de kinderen goed te leren kijken. Ook moeten zij kunnen verwoorden wat zij zien en wat zij daarvan vinden. Een kunstwerk kan dus een handig hulpmiddel zijn, om een gesprek op gang te helpen en duidelijk te krijgen dat er een eigen betekenis aan gegeven mag worden. Hier is wel een gesprekleider voor nodig, de leraar. Dit omdat er een begin en eind van een gesprek nodig is en het gesprek wel volgens de “spelregels” moet lopen.
Het Gesprek Het begin van een gesprek is toonaangevend voor het verdere verloop van een gesprek. Het is belangrijk om kinderen actief bij de les te houden, wat gedaan kan worden door bijvoorbeeld het kunstwerk. Inventariseer eerst wat de kinderen zien en ga vervolgens verder met de startvraag. De startvraag is een goed geformuleerde vraag, waar de kinderen direct een antwoord op zouden willen geven. Het nodigt onmiddellijk uit tot reactie en dat is natuurlijk wat we willen! Vervolgens moet er doorgevraagd worden op datgene wat de kinderen inbrengen. Bij de afsluiting van een gesprek wordt er vaak teruggehaald wat er allemaal besproken is. Startvragen kunnen van verschillende typen zijn, zo zijn er onder andere gedachte-experimenten, creatieve vragen, twee posities tegenover elkaar en vragen over een eigen ervaring. Gedachte-experimenten zijn vragen als: ‘Wat zou er gebeuren als…?’ Zij geven de mogelijkheid je denkpatroon aan de kant te zetten en vanaf een andere kant naar de vraag te kijken. Creatieve vragen zijn van een ander kaliber, ze zijn eigenlijk een beetje gek. Vragen zoals ‘Kun je half gelukkig zijn?’ passen hierbinnen. Ze zijn erg gericht op het creatief omgaan met begrippen en gedachten. Twee posities tegenover elkaar zetten is in grotere groepen erg handig, want de kinderen worden geprikkeld een standpunt te bepalen waarna het gesprek kan beginnen. Let wel op dat het geen gesprek op basis van argumenten in plaats van filosofie wordt. Vragen over eigen ervaringen zijn wat lastiger in een grote groep, want je wil graag alle ervaringen horen voordat je er eentje uitpikt om een gesprek mee te beginnen. Wel kan je in groepjes werken, waardoor het aantal ervaringen gereduceerd worden. Succes en ga ervoor, dan zul je zien hoe leuk het kan zijn!
Bronnen: Bartels R., Kinderen leren filosoferen, praktijkboek voor leraren, Uitgeverij Agiel, Utrecht, 2007 EduArt, Rose Figdor
Werkblad les 1.1b werk Jasper Krabbé
Werkblad les 1.2a genres schilderkunst
Werkblad les 1.2b werk Kruseman
Philips II beschuldigt prins Willem van Oranje te Vlissingen bij zijn vertrek uit de Nederlanden in 1559, Cornelis Kruseman, 1832
Werkblad les 1.2c Zet een cirkel om datgene wat het best van toepassing is op het werk van je klasgenoot, of licht je antwoord kort toe!
Wat is het verhaal achter dit kunstwerk? Van wie is het kunstwerk denk je? (Personage)
Hoe zou iemand zich gevoeld hebben op het moment dat verbeeld is? (Gevoel en personage) Vervelend, boos, verdrietig Waarom?
Goed, blij, tevreden Waarom?
Gewoon, neutraal Waarom?
Passen de kleuren bij het gevoel dat het werk jou geeft? Of zit hier misschien een gekke tegenstelling in? Zou jij andere kleuren gebruiken? (Contrast)
Op wat voor manier is dit getekend of geschilderd? Zegt dit iets over het gevoel? (Gevoel) Grof, wild, hoekig Wat zegt dit?
Netjes, kieskeurig Wat zegt dit?
Ronde vormen, enthousiast Wat zegt dit?
Waar staat alles op het blad? (compositie) En hoe(groot/klein, dik/dun, vooraan/achteraan) staat alles op het blad? (contrast) Links En hoe?
Rechts En hoe?
Overal En hoe?
Boven En hoe?
Onder En hoe?
The Jester, Jasper Krabbé, 2012
Werkblad les 1.3a Kruseman & Krabbé
De gevangen vlinder, Cornelis Kruseman, ± 1845
Werkblad les 1.3b School: Naam leerling:
Groep:
Wat zie je precies op het linker werk? En wat op het rechter?
Zie je wat er hetzelfde is tussen de werken en wat er verschilt? Hetzelfde:
Verschillen: Wat zou het verhaal kunnen zijn achter deze werken?
Werkblad les 3.1 Brief Beste leerlingen van groep 7, Anna Paulowna, je weet wel die mevrouw van het filmpje dat jullie gezien hebben, is weer terug naar haar eigen tijd. Namelijk naar de 19e eeuw, naar het jaar 1830 om precies te zijn. Nu hebben wij als museum het gevoel dat we haar te weinig informatie hebben gegeven. Laat staan dat ze even op haar gemak heeft rond kunnen kijken, want floeeeep ze was helaas zo weer weg. Graag willen wij jullie hulp, zodat we een brief kunnen schrijven naar Anna Paulowna, met daarin informatie over de tentoonstellingen. We willen haar graag vertellen over wat jullie er van vonden, en hoe jullie over de kunstwerken dachten. Zodoende hebben we een aantal vragen opgesteld, en hopen dat jullie deze willen beantwoorden voor ons en voor Anna Paulowna. Alvast heel erg bedankt! Groetjes van Museum Jan Cunen
De vragen voor de leerlingen zijn: Allereerst, wat vond je van de kunstwerken van de neven Kruseman? Probeer ook uit te leggen waarom je dat vindt!
En wat vond je van de kunstwerken van Jasper Krabbé?
Als jij zelf een kunstenaar was, zou jij dan willen werken als een van de leden van de familie Kruseman, of meer zoals Jasper Krabbé? En waarom?
In welke tijd zou jij liever willen leven als het om de kunst gaat? In 1830 of in het nu? Beschrijf eens aan de hand van verschillen waarom je die keuze maakt.