Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie Postbus 9251 1006 AG Amsterdam www.pensioenzoetwaren.nl
Jaarverslag 2010
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie 880
JAARVERSLAG
10 20
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
2
JAARVERSLAG 2010
Inhoud Jaarverslag
1. Voorwoord
4
Profiel en doelstelling van de organisatie Historie en kenmerken regeling Statutaire organen Adviseurs Kerncijfers en kengetallen
5 5 6 8 11
2. Karakteristieken van het pensioenfonds
3. Verslag van het bestuur
3.1 De belangrijkste bestuursbesluiten in 2010 3.2 Goed pensioenfondsbestuur Algemeen Maatschappelijk verantwoord ondernemen 3.3 Risicoparagraaf Algemeen Beleggingsrisico’s Actuariële risico’s Operationele risico’s 3.4 Pensioenontwikkelingen 3.5 Beleggingen De belangrijkste ontwikkelingen op beleggingsgebied in 2010 Gevoerd beleggingsbeleid en rendementen in 2010 Rendementen Z-score Vermogensopbouw Beleggingsbeleid en structuur 3.6 Financiële paragraaf Boetes, dwangsommen en herstelplan
5
15
15 22 22 28 29 29 29 30 31 32 35 35 37 38 38 39 39 43 43
Jaarrekening
45
Overige gegevens
79
Slotwoord
85
Balans per 31 december 2010 Staat van baten en lasten over 2010 Kasstroomoverzicht Toelichting Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2010 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Risicobeheer en derivaten Toelichting op de rekening van baten en lasten over 2010 Verklaring van de actuaris Controleverklaring van de onafhankelijk accountant Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum
46 48 49 50 51 57 66 67 75
80 81 83
3
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
1. Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2010 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie. Dit is het laatste verslag onder de naam van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie. Per 1 januari 2011 is de Stichting gefuseerd met de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie. Het gefuseerde fonds gaat verder onder de naam Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (verder: Bpf voor de Zoetwarenindustrie). Dit jaarverslag is in 2011 vastgesteld door het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie. Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken van het fonds, het verslag van het bestuur, de jaar rekening en overige gegevens. In het hoofdstuk karakteristieken wordt o.a. de doelstelling van het fonds, het profiel van de organisatie, de samenstelling van de statutaire organen en de kerncijfers weergegeven. In het verslag van het bestuur wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige zaken die in 2010 hebben gespeeld op het gebied van de fusie, pensioenen en beleggingen. In de jaarrekening wordt het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2010 gepresenteerd en wordt een toelichting gegeven over de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. Tot slot treft u onder overige gegevens de actuariële verklaring en de controleverklaring van de onafhankelijke accountant aan. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weergegeven.
4
Het bestuur stelde de jaarrekening en het bestuursverslag vast op 29 juni 2011. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Amsterdam, 29 juni 2011, Mevrouw L.F.A.M. Jansen, voorzitter Mevrouw J.A.W. de Graaff, secretaris
JAARVERSLAG 2010
2. Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel en doelstelling van het fonds
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie, statutair gevestigd te Amsterdam, werd in 1963 opgericht op initiatief van een vertegenwoordiging uit de bedrijfstak. De Stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41149727. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen. Het fonds heeft als doel overeenkomstig de bepalingen van de statuten en van de pensioen reglementen werknemers en gewezen werknemers alsmede overige belanghebbenden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden. Het fonds wil dit doel bereiken door: 1) tegen ontvangst van volgens het pensioenreglement te heffen premies pensioenrechten te verlenen en op grond daarvan uitkeringen te doen en 2) andere wettige middelen, die nuttig kunnen zijn om dit doel te bereiken.
Historie en kenmerken van de regeling
Historie Tot 1 januari 1990 was de pensioenregeling van het fonds een opbouwregeling. Met ingang van die datum is, nadat hierover overeenstemming was bereikt tussen werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers, door het fonds de opbouwregeling vervangen door een eindloonregeling. Op 1 januari 1997 werd de VUT-regeling vervangen door een prepensioenregeling. De normpensioendatum is 61 jaar maar de werknemer kan onder (actuariële) korting eerder (gedeeltelijk) met pensioen gaan of onder (actuariële) oprenting later dan 61 jaar met pensioen gaan. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd gaat het levenslang ouderdomspensioen in. Op 1 januari 2003 werden nieuwe pensioenregelingen met betrekking tot het ouderdomspensioen en het prepensioen ingevoerd. Prepensioen heette vanaf die datum Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP). De wens tot modernisering, vereenvoudiging en afstemming / aansluiting tussen de regelingen vóór 65 jaar en ná 65 jaar leidde tot invoering van de twee geharmoniseerde regelingen. Het kabinet besloot per 1 januari 2006 fiscale maatregelen door te voeren om langer doorwerken te bevorderen. Het belangrijkste effect van deze wijzigingen was dat de premies voor prepensioen en VUT vanaf 1 januari 2006 niet meer fiscaal aftrekbaar zijn. Als gevolg daarvan moesten de pensioen regelingen van veel Nederlandse pensioenfondsen worden aangepast. Ook het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie was daarom genoodzaakt een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2006 te laten ingaan. Het betreft een levenslang ouderdomspensioen waarbij deelnemers met 65 jaar met pensioen gaan. Het is echter wel mogelijk om eerder met pensioen te gaan. Dit is onder andere afhankelijk van leeftijd, salaris en of er sprake is van een overgangsregeling. Of de deelnemer dus eerder dan 65 jaar met pensioen kan gaan, hangt af van zijn of haar persoonlijke situatie. De ‘oude’ prepensioenregeling zoals die gold op 31 december 2005, is vanaf 1 januari 2006 vervallen voor de deelnemer die voor 1 januari 2005 jonger was dan 55 jaar. Deze regeling geldt alleen nog voor die deelnemer die vóór 1 januari 1950 is geboren. De prepensioenaanspraken van de deelnemer die geboren is op of na 1 januari 1950 zijn per 1 januari 2006 omgerekend naar extra aanspraken op ouderdomspensioen in de nieuwe pensioenregeling. De regelingen voor het ouderdomspensioen en het prepensioen zoals die golden op 31 december 2005 blijven in stand voor die deelnemers die voor 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren. Gewezen deel nemers (slapers en gepensioneerden) blijven, ongeacht hun leeftijd op 1 januari 2005, eveneens onder die regelingen vallen. De pensioenregeling is vanaf 1 januari 2006 een middelloonregeling geworden. Het ouderdoms pensioen is dus gebaseerd op het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan van de deelnemer.
5
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
De pensioenregeling bestaat thans uit een verzekerd: • levenslang ouderdomspensioen; • weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen (tot 1 januari 2003); • tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen (tot 1 januari 2003); • wezenpensioen (tot 1 januari 2003); • prepensioen voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950; • risico-nabestaandenpensioen (vanaf 1 januari 2003). Liquidatie Stichting Uittreden Suikerverwerkende Industrie Op 1 januari 2010 is de Stichting Uittreden Suikerverwerkende Industrie geliquideerd. Het batig saldo komt ten gunste van het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Statutaire organen 1
Bestuur Op 31 december 2010 was het bestuur als volgt samengesteld: leden werkgevers: zitting sinds: M.N. Rodenburg 22-06-2004 L.J.L. Dekker (plv. voorzitter) 01-06-2009 mevrouw J.A.W. de Graaff (voorzitter) 22-02-2008 J. Groen 01-06-2009 Er waren in 2010 geen plaatsvervangende werkgeversleden. Alle werkgeversleden hebben zitting namens de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ).
6
leden werknemers: J.A. Spruijt H. Roeten J. Hendriks (secretaris) mevrouw L.F.A.M. Jansen (plv. secretaris)
zitting sinds: 01-11-2007 namens De Unie 01-03-2001 namens CNV Vakmensen 01-02-2010 namens FNV Bondgenoten 01-08-2006 namens FNV Bondgenoten **
plaatsvervangende leden werknemers: I. Slikkerveer R. van der Wal R.R. Vos vacature
zitting sinds: 01-02-2006 namens De Unie 01-10-2006 namens CNV Vakmensen 14-06-2001 namens FNV Bondgenoten
** Vanaf 1999 tot 1 augustus 2006 was mevrouw Jansen bestuurslid namens CNV Vakmensen.
1
In dit jaarverslag is het dan geldende bestuursmodel van toepassing en wordt als zodanig behandeld. Het bestuur heeft besloten voor een nieuw bestuursmodel per 1 januari 2011. De uitdrukkelijke bedoeling van het bestuur is, dat het bestuur als geheel (vertegenwoordigings)bevoegd en verantwoordelijk is .De beleggingscommissie vervalt hiermee per 1 januari 2011 en de beleggingen worden besproken in de vergaderingen met het voltallige bestuur. Daarnaast is een aantal taken verdeeld. Zo is mandaat verleend aan het dagelijks bestuur, zijnde de voorzitter en de secretaris tot het uitvoeren van bepaalde taken. Verder is een Commissie van Financiën ingesteld die gemandateerd is tot het verrichten van bepaalde financiële taken.
JAARVERSLAG 2010
Beleggingscommissie Het fonds heeft met de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie een gezamenlijke beleggingscommissie. Deze gezamenlijke beleggingscommissie bestaat uit vier leden (twee namens de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie en twee namens de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie) die worden benoemd door de besturen (dit zijn bestuursleden of leden van de aanwijzende organisaties) van beide fondsen. De gezamenlijke beleggingscommissie bestaat namens het fonds uit de heer J. Hendriks van werk nemerszijde en de heer M.N. Rodenburg van werkgeverszijde. Een van de leden treedt op als voorzitter. Terwijl het strategisch beleggingsbeleid wordt vastgesteld door het bestuur als geheel, is de beleggingscommissie belast met het tactisch beleggingsbeleid. Onder verantwoordelijkheid van het bestuur draagt de beleggingscommissie zorg voor de voorbereiding van beleid binnen de marges van het door het bestuur aangegeven strategisch beleid. Bovendien houdt het bestuur toezicht op de uitvoering van dit beleid. De beleggingscommissie heeft binnen de in het beleggingsplan vastgestelde randvoorwaarden de ruimte de beleggingsportefeuille vast te stellen. De beleggingscommissie wordt terzijde gestaan door een investmentconsultant van Mercer. Als custodian fungeerde tot 1 februari 2010 KasBank, gevestigd te Amsterdam. Vanaf die datum is de nieuwe custodian Bank of New York Mellon. Deelnemersraad De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en pensioengerechtigden in het fonds. De deelnemersraad bestaat uit elf leden van wie vier de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, vijf de actieve deelnemers en twee de gewezen deelnemers (slapers). De leden van de deelnemersraad worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. Vijf leden worden benoemd namens FNV Bondgenoten, drie namens de CNV Vakmensen en twee namens De Unie. Eén van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigt kan worden aangewezen door de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een secretaris. Het bestuur van de deelnemersraad wordt gevormd door de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaren. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden benoemd. De deelnemersraad adviseert gevraagd en ongevraagd het bestuur over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: • het nemen van maatregelen van algemene strekking; • een wijziging van de statuten en pensioenreglementen van het fonds; • de vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een langetermijn herstelplan; • een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; • het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd, of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling; • gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; • liquidatie van het fonds; • het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; • het terugstorten van premie of geven van premiekorting als bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet.
7
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
De deelnemersraad vergadert gemiddeld vier maal per jaar. Daarvan vindt er tenminste tweemaal per jaar een gezamenlijke vergadering met een delegatie van het bestuur plaats. De secretariële ondersteuning wordt verleend door Syntrus Achmea. De deelnemersraad was per 31 december 2010 als volgt samengesteld: leden: zitting namens: G.J. Berendsen FNV Bondgenoten mevrouw J.M. Huizenga – Laninga FNV Bondgenoten F. Jongerman CNV Vakmensen D.C. van der Woerd Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) A. van den Herik FNV Bondgenoten C. van Meer FNV Bondgenoten P. Zoetemeijer FNV Bondgenoten R.W.H. Brouwers De Unie L.K. Vader De Unie Adviescommissie De adviescommissie is bevoegd tot het geven van advies in geschillen tussen een aangesloten werk gever, een deelnemer, een gewezen deelnemer, hun rechtverkrijgende of een ander die naar het oordeel van de commissie rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, en het fonds inzake de besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking.
8
De adviescommissie bestaat uit twee leden (één lid van werkgeverszijde en één lid van werknemerszijde) en deze worden benoemd door het bestuur. De commissieleden maken geen deel uit van het bestuur maar komen wel voort uit de bedrijfstak. De leden van de adviescommissie mogen geen persoonlijk belang bij de partijen in het geschil hebben. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden, van wie twee leden uit de deelnemersraad aangevuld met één vertegenwoordiger van de werkgeversvereniging die betrokken is bij het fonds. Elk lid van het Verantwoordingsorgaan heeft een plaatsvervanger, die het lid bij ontstentenis kan vervangen. Het verantwoordingsorgaan kent drie geledingen: één vertegenwoordiger van de deelnemers, één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden en één vertegenwoordiger van de werkgevers. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan dit orgaan over het gevoerde beleid. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. In het verantwoordingsorgaan hebben zitting: leden: J. Peters Sengers D.C. van der Woerd G. Berendsen
zitting namens: werkgevers pensioengerechtigden deelnemers
Intern Toezicht Het bestuur heeft voor het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De leden worden benoemd door het bestuur, nadat het verantwoordingsorgaan advies over de beoogde samenstelling heeft uitgebracht.
JAARVERSLAG 2010
Het bestuur geeft de visitatiecommissie schriftelijk de opdracht om ten minste eenmaal per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De visitatiecommissie vervult ten minste de volgende taken: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds; • het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie heeft recht op alle informatie die zij in redelijkheid nodig acht om haar taken te kunnen uitvoeren. Het bestuur verstrekt deze informatie uit eigen beweging, dan wel op verzoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft voor de uitoefening van haar taken recht op overleg met het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de accountant, de certificerende actuaris en de compliance officer van het fonds. In 2009 heeft het bestuur er voor gekozen om in zee te gaan met het bedrijf Het Vak-VC. Op 1 maart 2010 vond de daadwerkelijke visitatie plaats van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan door Het Vak-VC.
Externe partijen
Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit in overeenstemming met Nederlands recht. De controle wordt zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Verder beoordeelt de accountant of de normportefeuille en de toelichting waarbij de gemaakte keuzes zijn onderbouwd, voldoen aan de Vrijstellingsregeling Wet BPF en controleert hij de beleggingsresultaten en de daarvan afgeleide performancetoets. Tot slot stelt de accountant een accountantsverslag op. Als accountant treedt op de heer N.M. Pul van Ernst & Young Accountants LLP, gevestigd Euclideslaan 1, 3584 BL te Utrecht. Actuaris De certificerend actuaris controleert de vaststelling van de pensioenvoorziening en de hoogte van die voorziening. Hij is verantwoordelijk voor de jaarlijkse toetsing en het afgeven van het actuarieel oordeel over de financiële toestand van het fonds. De certificerend actuaris is de heer R. Kruijff, verbonden aan Towers Watson, gevestigd Schumanpark 9E, 7336 AM te Apeldoorn. De adviserend actuaris berekent de pensioenvoorziening en berekent periodiek of de aanwezige middelen voldoende zijn tegenover de aangegane verplichtingen. De actuaris geeft advies over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling en andere beslissingen die de financiële positie van het fonds beïnvloeden. De adviserend actuaris is mevrouw I. Badrising van Mercer, gevestigd Startbaan 6 te Amstelveen. Compliance officer Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld. In die code wordt een aantal algemene bepalingen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere betrokkenen van het fonds geformuleerd, gevolgd door onder meer specifieke regels inzake privé-transacties. De door het bestuur benoemde compliance officer heeft tot taak toe te zien op de naleving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het fonds. Hiertoe is een Compliance programma opgesteld. Dit is het geheel aan beleid(svoornemens), interne regelgeving, voorlichtingsactiviteiten en het controleprogramma, dat moet leiden tot het realiseren van de compliance-doelstelling. De compliance officer is afkomstig van het Nederlands Compliance Instituut.
9
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Administrateur Het bestuur heeft de operationele uitvoering van de pensioenregelingen uitbesteed aan Syntrus Achmea. Syntrus Achmea, gevestigd Molenwerf 2 – 8 te 1014 AG Amsterdam, maakt deel uit van de Achmea groep. Investment consultant De beleggingscommissie wordt bijgestaan door een investment consultant van Mercer. Zijn belangrijkste werkzaamheden bestaan uit: • het vaststellen van de inhoud van de verslaggeving en de vorm waarin betrokken partijen (de eigenlijke vermogensbeheerders) rapporteren, alsmede de controle hierop; • het erop toezien dat de rapportage van de vermogensbeheerders, de performancemeter en eventueel de custodian voldoen aan de te stellen eisen met betrekking tot volledigheid, consistentie en tijdigheid; • het erop toezien dat alle betrokken partijen hun taken uitvoeren en dat daarbij zo veel mogelijk sprake is van ‘best practice’; • het voorbereiden van het oordeel van de beleggingscommissie over het door de vermogensbeheerders gevoerde beleid en de behaalde resultaten, het daartoe volgen van de beleggingsactiviteiten en de performance van de vermogensbeheerders alsmede de kwaliteit van de organisaties op regelmatige basis en het rapporteren over de bevindingen; • het geven van advies over de verdeling van de beschikbare gelden tussen de beheerders en het doen uitvoeren van het betalingsverkeer van het fonds met betrekking tot de beleggingen, en • het attenderen op de wenselijkheid om de beleggingsstrategie of de strategische benchmark te wijzigen en het doen van voorstellen daartoe; • het controleren van de door de vermogensbeheerders van het fonds ingediende nota's.
10
JAARVERSLAG 2010
Kerncijfers en kengetallen
2010
2009
2008
2007
2006
3.096 2.101
3.673 2.797
3.450 2.382
3.649 2.737
3.358 2.739
Deelnemers uitsluitend prepensioen: mannen vrouwen
632 138
637 147
646 152
630 181
273 46
Deelnemers prepensioen: mannen vrouwen
632 138
687 169
759 208
807 256
496 140
11.111 10.766
10.692 10.571
10.796 10.641
10.572 10.565
10.425 10.479
580 395
549 374
527 365
548 324
1.230 524
Gewezen deelnemers prepensioen: mannen vrouwen
8.321 7.746
8.383 7.770
8.403 7.756
8.419 7.793
8.805 7.885
Uitkeringsgerechtigden ouderdomspensioen: mannen vrouwen
2.383 1.218
2.290 1.154
2.204 1.070
2.112 988
1.960 922
328 128
341 129
363 133
368 138
356 141
170 1.445
157 1.394
148 1.390
149 1.370
144 1.288
27 23
25 22
29 27
25 27
25 27
Aantallen
Deelnemers levenslang ouderdomspensioen1: mannen vrouwen
Gewezen deelnemers levenslang ouderdomspensioen: mannen vrouwen Gewezen deelnemers uitsluitend prepensioen: mannen vrouwen
Uitkeringsgerechtigden prepensioen: mannen vrouwen Nabestaandenpensioen: mannen vrouwen Wezenpensioen: mannen vrouwen
1 Deze cijfers zijn in 2010 exclusief de aantallen Premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid. Voorgaande jaren zijn inclusief.
11
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
2010
2009
2008
2007
2006
803,3
700,0
697,2
552,0
537,7
16,7
16,05
16,05*
14,4*
14,4*
Belegd vermogen Beleggingsperformance % Benchmark %
886,6 12,35 11,70
723,4 13,1 9,3
625,4 -5,7 -0,4
671,8 -1,1 0,7
623,7 5,9 5,5
Dekkingsgraad %
109,6
108,4
97,1
129,5
134,0
Z-score 0,66 Indexaties ouderdomspensioen % over het jaar Ingegane pensioenen 0 Nog niet ingegane pensioenen ex-deelnemers 0 Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers 0
3,56
-4,71
-1,56
0,32
0
0
1,48
1,10
0
0
1,48
1,10
0
0
3,00
1,88
0
0
0
3,00
1,88
0
0
0
3,00
1,88
0
0
0
3,00
1,88
2010
2009
25.484
26.769
28.604
27.283
20.546 2.288 2.650
21.662 2.183 2.924
2010
2009
Werkgevers per 31 december
127
128
Financiële gegevens (bedragen in mln. 9) Technische voorzieningen (totaal) Premiepercentage levenslang ouderdomspensioen
12
Indexaties prepensioen % Ingegane pensioenen Nog niet ingegane pensioenen ex-deelnemers Nog niet ingegane pensioenen actieve deelnemers *
exclusief extra heffing van 2% vanaf 1 juli 2005
Samenstelling premiebijdragen
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers) De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Aantal premiebetalende werkgevers
JAARVERSLAG 2010
Premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid
In 2010 is het aantal verzekerden dat wegens arbeidsongeschiktheid premievrij in het fonds deelneemt met 155 toegenomen. Het totale aantal arbeidsongeschikte deelnemers was eind 2010 771 (2009: 616)
Aanvullende verzekeringen
Aan het einde van 2010 waren er voor 1.404 (2009: 1.105) nog niet gepensioneerde (gewezen) werknemers vrijwillig pensioenaanspraken verzekerd.
Premie ( x 9 1.000,-)
De ten gunste van het boekjaar vastgestelde premie kan als volgt worden gespecificeerd:
2010
Premie voor verplichte verzekering levenslang pensioen Premie voor verplichte verzekering prepensioen Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie aanvullende verzekering Koopsommen Totaal
2009
26.606 887 197 1.053 1.425
25.679 848 185 566 5
30.168
27.283
Premieaandeel ten laste van het fonds voor arbeidsongeschikte deelnemers (bedragen x 9 1.000,-) (1) Jaar
(2) Ten gunste van het boekjaar vast- gestelde premie
2009 2010
27.283 30.168
(3) Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeids- ongeschikte deelnemers
1.139 1.150
(4) Totaal premie van (2) + (3)
28.422 31.318
(5) (3) in procenten van (4)
4,0 3,7
Pensioenen en andere uitkeringen
Over 2010 is uitbetaald aan pensioenen 5 31.391.000,-. De bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Prepensioenen Totaal
Aantal pensioenen ultimo 2010
Totaal uitgekeerd 2010 (x 7 1.000)
Totaal uitgekeerd 2009 (x 7 1.000)
3.601 1.615 50 456
14.960 4.489 56 11.886
13.288 3.999 62 12.231
5.722
31.391
29.580
13
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Eenmalige uitkeringen
Aan eenmalige uitkeringen werd in 2010 uitbetaald 5 286.000,- . In het onderstaande overzicht is een specificatie weergegeven:
2010 (x 7 1.000)
Afkoopsommen, uitbetaald in de plaats van kleine pensioenen
2009 (x 7 1.000)
286
149
Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake het ouderdomspensioen en het prepensioen
Naam werkgever WK Koekbakkerij B.V. SanoRice B.V. Continental Bakeries B.V. De Kroes B.V.
Vestigingsplaats Sint-Johannesga Veenendaal Dordrecht Oosterhout
Volledig vrijgestelde ondernemingen inzake enkel het ouderdomspensioen
Naam werkgever Cargill B.V. ADM Cocoa B.V.
Vestigingsplaats Zaandam Koog aan de Zaan
Gedeeltelijk vrijgestelde ondernemingen inzake enkel het ouderdomspensioen Naam werkgever LU, General Biscuits Nederland B.V.
14
Vestigingsplaats Breda (afwikkelingsdispensatie)
Elders vrijgestelde ondernemingen
De volgende, elders vrijgestelde, ondernemingen zijn ten aanzien van de pensioenregeling inzake het levenslange ouderdomspensioen alsmede de prepensioenregeling aangesloten bij het bedrijfspensioenfonds: Naam werkgever B.V. Cacao- en Chocoladefabriek Union Droste B.V. Baronie de Heer B.V.
Vestigingsplaats Haarlem Vaassen Rotterdam
Vrijwillige aansluitingen (stand per 31 december 2010)
Ouderdomspensioen en prepensioen Naam werkgever Dutch Cocoa B.V. Banketfabriek Neerlandia B.V. Broer Bakkerijgrondstoffen B.V. Van der Breggen B.V. Van Delft Services B.V. J.G.P.M. van Rooij Beheer B.V. F.H.C. van Rooij Beheer B.V. Unipro Nederland B.V. Old El Paso Foods B.V.
Vestigingsplaats Amsterdam Bunschoten Spakenburg Waddinxveen Tilburg Harderwijk Mill Mill Goes Weesp
JAARVERSLAG 2010
3. Verslag van het bestuur 3.1 De belangrijkste bestuursbesluiten in 2010 Het bestuur is in het verslagjaar acht maal in vergadering bijeen geweest en wel op 25 maart, 8 april, 17 mei, 10 juni, 11 juni, 24 september, 25 november en 9 december 2010. Hieronder en in de volgende paragrafen volgt een kort overzicht van de belangrijkste onderwerpen en besluiten die zijn behandeld respectievelijk genomen. Daarnaast is een werkgroep die het fusietraject begeleidde maandelijks bijeengeweest. De deelnemersraad is in het verslagjaar zeven maal in vergadering bijeen geweest en wel 18 februari, 24 maart, 6 april, 8 juni, 9 juni, 22 september, 4 november en 23 november 2010.
Jaarverslag
In de op 11 juni 2010 gehouden vergadering keurde het bestuur het statutair jaarverslag 2009 en het statenverslag 2009 goed.
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN)
In de vergadering van 24 september 2010 keurde het bestuur een herziene versie van de ABTN goed.
Dekkingsgraad en herstelpan
Per 31 december 2008 was de dekkingsgraad onder het minimaal vereist vermogen en het vereist eigen vermogen. Hierdoor was zowel sprake van een reservetekort als ook een dekkingstekort. Door het bestuur van het fonds is daarom melding gedaan aan de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB). Dientengevolge is een korte termijn- en lange termijnherstelplan opgesteld. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Het herstelplan is een benadering van de werkelijkheid. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Het herstelplan kreeg de instemming van DNB. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan: • in de achtjaarsperiode 2009-2016 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening; • de premie wordt niet verhoogd; • het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Per 1 januari 2010 werd de premie wel verhoogd van 16,05% naar 16,7%. Deze verhoging had met name te maken met het vooruit halen in de tijd van de financiering van de 15-jaars inkoop van de VPL-overgangsregeling. Herstelkracht op korte termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het tot stand komen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De herstelkracht is voldoende om na 5 jaar (op 31 december 2013) een dekkingsgraad te bereiken die tenminste gelijk is aan 105%. De verwachte feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2013 in het herstelplan werd geschat op 108%. Omdat de dekkingsgraad op 31 december 2010 109,6% bedraagt (2009: 108,4%) bedroeg, kan geconcludeerd worden dat de financiële positie van het fonds zich boven de verwachting van destijds ontwikkelt. Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het pensioenfonds vanaf 2016 voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen. De verwachte dekkingsgraad is op 1 januari 2016 111%. Na 15 jaar (einde herstelplan) bedraagt de verwachte dekkingsgraad 117%.
15
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Premie De premie wordt vastgesteld op basis van een doorsneepremie die beoogt de toename van de aanspraken uit hoofde van coming service (en voor de eindloonregeling de backservice) alsmede de benodigde solvabiliteitsopslag berekend over de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringskosten van het fonds (exclusief de kosten van het vermogensbeheer) te dekken (conform het beleid dat al in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) was opgenomen). De in rekening te brengen premie voor de regeling inzake levenslang pensioen wordt jaarlijks vooraf vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het loon. Hierbij wordt rekening gehouden met de (verwachte) toekomstige loon- en franchisestijging en met uitvoeringskosten en de financiële middelen van het fonds. Er wordt ieder jaar een uitdrukkelijk bestuursbesluit genomen over de in rekening te brengen doorsneepremie. De hoogte van de doorsneepremie is ten minste gelijk aan de kostendekkende premie die met inachtneming van de regels van het FTK is vastgesteld. De doorsneepremie bedraagt vanaf 1 januari 2006 14,4% van het gemaximeerde premieloon en is afgesproken tot 1 januari 2010. De doorsneepremie ligt in 2009 hoger dan de kostendekkende premie. De doorsneepremie vanaf 2010 is vastgesteld op 16,7%. Deze doorsneepremie blijft gehandhaafd om binnen maximaal 15 jaar een dekkingsgraad boven het vereist vermogen te behalen. Dit genereert volgens het herstelplan verbetering van de dekkingsgraad.
16
In 2011 wordt voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie de premie geheven over de pensioengrondslag in plaats van over het pensioengevend salaris. De premie wijzigt hierdoor van 16,7% naar 25,1%. DNB heeft toegestaan om voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie voor 2011 uit te gaan van een gedempte kostendekkende premie zoals ook in het beleid van Bpf Snoep is opgenomen vanaf boekjaar 2009. Toeslagverlening De pensioenaanspraken van de ex-deelnemers en de pensioengerechtigden en de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers worden geïndexeerd conform het beleidskader dat al in de ABTN was opgenomen. Dit houdt in dat in de jaren dat de dekkingsgraad niet boven de 109% uitkomt geen toeslagen worden verleend. In november 2010 werd verwacht dat de dekkingsgraad ultimo december 2010 ruim onder de ondergrens van 109% zou uitkomen. Het bestuur besloot niet af te wijken van het beleidskader en daarom geen toeslag te verlenen op de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van (gewezen) deelnemers.
Besluit tot fusie
In maart 2008 is een werkgroep voor het eerst bijeengekomen om te onderzoeken of er een fusie kan plaatsvinden tussen de beide fondsen. In 2009 heeft deze werkgroep serieuze plannen en scenario’s besproken om te komen tot een eventuele fusie tussen het pensioenfonds en Bpf Snoep. Voornaamste aanleiding voor een fusie is het reeds aanwezig zijn van één arbeidsvoorwaarden-CAO voor de gehele Zoetwarenindustrie. In 2010 zijn door het bestuur voorbereidingen getroffen om een fusie per 1 januari 2011 te effectueren. Het bestuur heeft samen met het bestuur Bpf Snoep en de deelnemersraden van Bpf Koek en Bpf Snoep onderzocht of een fusie per 1 januari 2011 wenselijk, en uitvoerbaar was. Zowel de deelnemersraden als de besturen van de beide fondsen kwamen tot de conclusie dat een fusie per 1 januari 2011 in de rede lag. In de toelichting op het voorstel tot fusie, ondertekend door de bestuursleden op 30 juni 2010, zijn negen redenen voor de fusie nader benoemd: 1. Er zal één verplichtstelling gelden binnen de Zoetwarenindustrie waarin de pensioenregelingen net als de arbeidsvoorwaarden worden geharmoniseerd. 2. Voor werkgevers, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden een duidelijkere uitvoering (één loket). 3. Het creëren van een breder draagvlak voor de te dragen risico’s. 4. Eenvoudiger bestuur omdat in de nieuwe situatie sprake is van het besturen van slechts één pensioenfonds, daar waar nu twee pensioenfondsen moeten worden bestuurd. 5. Voordelen op het gebied van Pension Fund Governance, omdat de deelnemersraad, intern toezicht en het verantwoordingsorgaan kunnen worden samengevoegd. 6. Verdere professionalisering van het bestuur.
JAARVERSLAG 2010
7. Eenvoudiger premieheffing omdat in de nieuwe situatie de totale premieheffing voor de verschillende pensioenregelingen plaats zal vinden vanuit één pensioenfonds. 8. Het behalen van kostenvoordelen in de uitvoering van de regelingen door middel van het waar mogelijk integreren en combineren van administratieve processen en beleidsondersteuning van het bestuur. 9. Verwachte administratieve lastenverlichting voor de werkgevers. Niet alle redenen wegen even zwaar. Het bestuur vindt het belangrijk dat met het samenvoegen van het fonds de kosten per deelnemer lager worden. Verder verwacht het bestuur op de kosten te besparen doordat een aantal zaken maar eenmaal hoeft te worden gedaan. Samengaan heeft ook als voordeel dat het fonds meer deskundigheid in huis heeft. Het bestuur is steeds in overleg geweest met DNB over de op handen zijnde fusie. In verband met de fusie is bij het Ministerie van SoZaWe een wijziging van de verplichtstelling aangevraagd. Een definitief besluit heeft het bestuur pas ultimo 2010 willen nemen, nadat voors en tegens waren besproken en gewogen en ook de deelnemersraad een positief advies had gegeven. De grote vraag was namelijk hoe de vermogens van beide fondsen kunnen worden gecombineerd zodat alle deelnemers het uitzicht behouden op het pensioen dat ze voor de fusie hadden. Onder het kopje Financieel beleidskader leest u hoe het bestuur in overleg met de deelnemersraad deze vraag heeft beantwoord. Financieel beleidskader Een belangrijk onderwerp dat aan de orde kwam in het fusieproces was het vaststellen van een beleidskader voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie met betrekking tot de toeslagverlening. De beleidskaders van Bpf Koek en Bpf Snoep verschilden namelijk van elkaar op een paar punten te weten: • de dekkingsgraden, Bpf Snoep had een hogere dekkingsgraad dan Bpf Koek; • de toeslagambitie voor de actieven; • de streefgrens en de bandbreedte voor de niet actieven; Ten aanzien van de bandbreedtes heeft het bestuur besloten in het beleidskader de bandbreedtes van de actieven en de niet actieven gelijk te trekken Ten aanzien van de toeslagambitie hebben cao-partners besloten per 1 januari 2011 de toeslagmaatstaf van Bpf Snoep voor actieve deelnemers gelijk te trekken met die van Bpf Koek te weten op basis van de loonindex (in plaats van op basis van prijsindex CPI afgeleid). Het bestuur heeft in samenwerking met het bestuur van Bpf Snoep en de deelnemersraden van Bpf Snoep en Bpf Koek besloten het verschil in dekkingsgraden te overbruggen door middel van een bestemmingsreserve om het mogelijk te maken eventuele extra toeslagen te verlenen aan de per de fusiedatum (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van Snoep. Het doel van deze bestemmingsreserve is eventuele toeslagen van deze specifieke groep aan te vullen tot maximaal de maatstaf conform hetgeen is opgenomen in het beleidskader. Op het moment dat deze bestemmingsreserve nihil bedraagt, maar uiterlijk na vijf jaar komt deze reserve te vervallen. Het bestuur heeft aldus het beleidskader voor Zoetwaren vastgesteld. Beleggingen Uit hoofde van de fusie zijn de beleggingen van Bpf Koek in 2011 één op één overgenomen door Bpf voor de Zoetwarenindustrie. Bestuursmodel Het bestuur heeft besloten voor een nieuw bestuursmodel per 1 januari 2011. De uitdrukkelijke bedoeling van het bestuur is, dat het bestuur als geheel (vertegenwoordigings)bevoegd en verantwoordelijk is .De beleggingscommissie vervalt hiermee en de beleggingen worden besproken in de
17
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
vergaderingen met het voltallige bestuur. Daarnaast is een aantal taken verdeeld. Zo is mandaat verleend aan het dagelijks bestuur, zijnde de voorzitter en de secretaris tot het uitvoeren van bepaalde taken. Verder is een Commissie van Financiën ingesteld die gemandateerd is tot het verrichten van bepaalde financiële taken. ALM studie Ten behoeve van het nieuwe fonds Bpf voor de Zoetwarenindustrie heeft het bestuur samen met het bestuur van Bpf Snoep een Asset Liability Management (ALM)-studie laten uitvoeren. De conclusies (februari 2011) van de ALM studie zijn dat de financiële positie sterk is gestegen in het laatste kwartaal van 2010; dat ten aanzien van de herijking van het beleidskader het premiebeleid vooralsnog als ongewijzigd is meegenomen en ook de grenzen voor het toeslagbeleid onveranderd blijven. Een verhoging van het risicobudget bij hogere dekkingsgraden ligt volgens de uitkomsten van de ALM-studie wel in de rede. Het bestuur onderschrijft de conclusies. Verplichtstelling Om te kunnen fuseren per 1 januari 2011 is door de representatieve werkgeversorganisatie samen met de representatieve werknemersorganisaties in de Zoetwarenindustrie bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verzoek ingediend tot intrekking van de verplichtstelling van het verplichtstellingbesluit van Bpf Koek en tot wijziging van het verplichtstellingbesluit van Bpf Snoep Tevens is een naamswijziging ingediend waarbij de nieuwe naam Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie komt te luiden. Nadat het intrekkingbesluit door de Minister was genomen is op 30 december 2010 het wijzigingsbesluit door de Minister gepubliceerd waarbij de werkingssfeer van Bpf Snoep, de verkrijgende Stichting, is uitgebreid met die van Bpf Koek, de verdwijnende Stichting, en de naam van de Stichting is gewijzigd in Bpf voor de Zoetwarenindustrie per 1 januari 2011.
18
Fondsdocumenten Ter voorbereiding op de fusie per 1 januari 2011 zijn de reglementen, zoals deze per 1 januari 2011 gaan gelden door het bestuur in concept behandeld. De reglementen zijn gebaseerd op de reglementen van beide fondsen en gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe situatie na de fusie. Het betreft de reglementen: • Pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 • Pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Bpf Koek) • Reglement tijdelijk ouderdomspensioen voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 (oud Bpf Koek) • Pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Bpf Snoep) • Reglement prepensioen voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (oud Bpf Snoep) • Reglement van de deelnemersraad • Reglement klachten- en geschillenregeling • Reglement van het verantwoordingsorgaan • Reglement visitatiecommissie Begin 2011 zijn de reglementen vastgesteld door Bpf voor de Zoetwarenindustrie. Statuten Ook de statuten voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie zijn aangepast. Op 25 november 2010 hebben de besturen van Bpf Koek en Bpf Snoep ondertekend: • een verklaring van de besturen van de te fuseren Stichtingen; • een bestuursbesluit van de verkrijgende Stichting tot fusie; • een bestuursbesluit van de verdwijnende Stichting tot fusie; • een concept van de fusieakte. Op 1 januari 2011 zijn de statuten door de notaris verleden.
Beleid collectieve waardeoverdracht
Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2010 te komen tot een nieuw beleid inzake collectieve inkomende- en uitgaande waardeoverdrachten.
JAARVERSLAG 2010
Het tot 1 januari 2010 geldend beleid op collectieve waardeoverdrachten was alleen van toepassing op collectieve waardeoverdrachten, die minder bedroegen dan 5% van de totale technische voorzieningen van het fonds. Bij inkomende collectieve waardeoverdrachten werd minimaal een overdrachtswaarde verlangd ter grootte van de technische verplichtingen op basis van fondsgrondslagen aangevuld met een bufferopslag. Deze bufferopslag was gelijk aan de het vereist vermogen van het fonds. Bij uitgaande collectieve waardeoverdrachten werden de verplichtingen op basis van de fondsgrondslagen overdragen. In het nieuwe beleid is het op verzoek van de werkgever nog steeds mogelijk om voor een groep deelnemers collectieve waardeoverdracht van de reeds opgebouwde aanspraken te laten plaats vinden van en naar het Bpf. Indien de inkomende overdrachtswaarde zijnde contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van de fondsgrondslagen minder bedraagt dan 5% van de totale technische voorzieningen van het fonds dan zal het Bpf minimaal een overdrachtswaarde verlangen ter grootte van de technische voorzieningen op basis van fondsgrondslagen aangevuld met een bufferopslag. Deze bufferopslag is voor de actieve deelnemers gelijk aan het vereist vermogen van het fonds op de overdrachtsdatum en voor de inactieve deelnemers gelijk aan het maximum van het vereist vermogen en de dekkingsgraad op de overdrachtsdatum. Omdat de dekkingsgraad en het vereist vermogen niet op dagbasis worden bepaald, zullen hiervoor de laatst aan DNB gerapporteerde cijfers worden gehanteerd. Indien de overdrachtskoopsom meer bedraagt dan 5% van de totale voorzieningen van het fonds kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt, waarbij het fonds rekening zal houden met de evenwichtige belangenbehartiging binnen het fonds. In geval van een uitgaande collectieve waardeoverdracht zal het bestuur de verplichtingen op basis van de fondsgrondslagen overdragen.
Wijzigingen van de reglementen van de pensioenregelingen
Wijziging van het pensioenreglement voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 Deze reglementswijziging regelt een aanvullende overgangsbepaling voor de op 31 december 2009 aanwezige (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte deelnemers. Bepaald wordt dat de op 31 december 2009 aanwezige (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte die tevens deelnemer was met een recht op voorzetting van de pensioenopbouw in verband met de arbeidsongeschiktheid blijft vallen onder het pensioenreglement geldend op 31 december 2009. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die nog gedeeltelijk werkzaam is of wordt bij een werkgever, zal voortzetting (voor zowel het werkzame als het arbeidsongeschikte deel) plaatsvinden op basis van het 1 januari 2010 geldende reglement. Reglementen per 1 januari 2011 Ter voorbereiding op de fusie per 1 januari 2011 zijn de reglementen, zoals deze per 1 januari 2011 gaan gelden door het bestuur in concept behandeld. Begin 2011 zijn de reglementen vastgesteld door Bpf voor de Zoetwarenindustrie. Gevolgen gestegen levensverwachting Een van de aspecten die een belangrijke invloed heeft op de dekkingsgraad is de levensverwachting. Uit nieuwe cijfers van het CBS bleek begin 2010 dat de levensverwachting is toegenomen. DNB liet begin 2010 aan de pensioenfondsen weten dat reeds in de cijfers over 2009 rekening gehouden moest worden met deze hogere levensverwachting. Voor het fonds werd het effect op de voorziening pensioenverplichtingen berekend op 3,9%. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap nieuwe prognosetafels gepubliceerd. Het bestuur besloot per 1 januari 2010 over te gaan op de nieuwe AG-prognosetafels, waarbij niet langer wordt uit gegaan van leeftijdsterugstellingen maar van correctiefactoren op de toekomstige sterftekansen van een deelnemer. Het effect op de voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend op 5,2%. Resteert derhalve een verhoging van 1,3%. Ondanks het feit dat rekening gehouden moet worden met de verbeterde levensverwachting verloopt het herstel van de financiële positie van het fonds in lijn met het herstelplan en hoeven er geen aanvullende maatregelen getroffen te worden.
19
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Communicatie
De Pensioenwet bevat veel voorschriften over de informatieverstrekking aan allerlei belanghebbenden bij de pensioenregeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verzending van startbrieven aan nieuwe deelnemers en om verzending van beëindigingbrieven indien een deelnemer de bedrijfstak verlaat. Het bestuur heeft een communicatieplan vastgesteld waarin onder meer deze uitingen zijn opgenomen. Voorts is opgenomen dat vier maal per jaar een Pensioenflits wordt uitgegeven. In deze Pensioenflits, die naar alle werkgevers, actieve deelnemers en pensioengerechtigden wordt verzonden, wordt aandacht besteed aan de fusie, belangrijke wijzigingen in de pensioenregeling en de premies en grondslagen. Daarnaast is in het plan opgenomen dat een huisstijl voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie wordt ontworpen en dat in de eerste week van januari 2011 een kaart wordt verstuurd om de werkgevers, actieve deelnemers en pensioengerechtigden te attenderen op het nieuwe fonds. Daarnaast is besloten een nieuwe website te laten ontwerpen voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie. In december 2010 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden speciaal voor HR-managers. De opzet lag in het overbrengen van de pensioenkennis naar deze managers zodat zij hun werknemers beter van dienst kunnen zijn op het gebied van pensioengerelateerde onderwerpen.
Beleggingen
Het bestuur heeft ingestemd met het navolgende z-score benchmark beleggingsplan 2011
20
Asset Class Emerging Markets Europe World Total Equities
7,0% 6,0% 7,0% 20,0%
Duration Liabilities Correction payer leg swap Buy-and-hold long government bonds Nominal government bonds Inflation linked government bonds High Yield bonds BMD Hard Currency BMD Local Currency Total Fixed Income
51,0% -7,0% 4,0% 10,0% 10,0% 4,0% 3,0% 5,0% 80%
Cash Total portfolio
0,0% 100,0%
Structure Z-score benchmark 2011 Benchmark MSCI BMF TR non hedged MSCI Europe TR non hedged MSCI World TR non hedged Liabilitybenchmark – 0-20% (on annual basis) BarCap Bellwether index 6m Portfolio return Barclays euro Treasury, AAA Barclays euro ILB All Maturities ML GHY (BB-B) EUR hedged JPM BMBI Global EUR hedged JPM GBI-BM Global Diversified
Composite*
* incl. 50% currency hedge equityexposure in USD and GBP
Ten aanzien van de beleggingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5
JAARVERSLAG 2010
Beleidskader
Het bestuur hanteert als leidraad voor de premievaststelling en de toeslagverlening een beleidskader. Dit beleidskader vormt het uitgangspunt voor invulling van de verschillende beleidsonderdelen. Per 1 januari 2011 is het beleidskader als volgt schematisch weer te geven: Dekkingsgraad
Premie
Toeslagverlening Actieven/inactieven (op basis van maatstaf)
Beleggingen risicobudget (meerrendement en tracking error t.o.v. pensioenverplichtingen
25,1% (*)(**)
100%
Eventueel beleggingingsbeleid richten op (afdekking) reële pensioenverplichtingen
25,1%
100% en additioneel
Risicobudget ca 5% -> 7% Benodigd meerrendement ca. 0,7% -> 1,0%
25,1%
100%
Risicobudget ca 5% -> 7% Benodigd meerrendement ca. 0,7% -> 1,0%
160%
140%
Referentiemix: 20% zw / 80% vrw -> 35% zw / 65% vrw bij 75% renteafdekking 120% 25,1% (***)
Bandbreedte 0% -100% + extra toeslag uit de bestemmingsreserve voor de “oud”Snoep (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
109% 25,1% (***)
Risicobudget ca 5% Benodigd meerrendement ca. 0,7% Referentiemix: 20% zw / 80% vrw / 75% renteafdekking (conform beleggingsplan 2011)
0%
(*) De hoogte van de premie wordt door CAO-partijen vastgesteld. (**) De hoogte van de premiekorting zal t.z.t. worden bepaald. (***) De premie is minimaal kostendekkend.
Inhaaltoeslag Het pensioenfonds heeft per 31 december 2010 een toeslagachterstand. Deze bedraagt op dit moment 6,3% voor de actieve en 6,81% voor de niet actieve deelnemers voor het ouderdomspensioen en 6,15% voor de actieve deelnemers en niet actieve deelnemers voor het prepensioen. Zodra de financiële positie dit toelaat, kan het bestuur eventueel besluiten tot het toekennen van inhaaltoeslag.
21
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
3.2 Pension Fund Governance (Goed pensioenfondsbestuur) In 2005 publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen.
Zelfevaluatie
Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. Het bestuur heeft tijdens de bijeenkomsten in het kader van de fusie en risicomanagement nader van gedachten gewisseld over de inrichting van het bestuur na de fusie. Besluiten zijn genomen over de vergaderfrequentie, instellen van commissies en verantwoordelijkheden. In december 2010 heeft het bestuur aangegeven dat de bijdrage aan de bestuursvergaderingen door elk bestuurslid als constructief en effectief wordt ervaren. Er is een goede samenwerking met de collega-bestuurders. Verder ervaren bestuursleden geen structureel belangenconflict. Wel vindt het bestuur permanente scholing noodzakelijk voor het bestuur als geheel en voor de individuele bestuursleden afzonderlijk. Scholing in de vorm van opleidingen, ervaring door het bijwonen van seminars en lezingen, literatuur bijhouden en ervaringen uitwisselen.
22
Risicobeheer en compliance
De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitsrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht. Het bestuur heeft in 2010 een tweetal workshops bijgewoond waarin de risico’s in kaart zijn gebracht en verbeterpunten zijn geformuleerd. In 2011 zullen deze verbeterpunten op de agenda van het bestuur komen.
Principes bij beloningsbeleid
Deze Principes, die gepubliceerd zijn op 6 mei 2009, zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. DNB en AFM hebben aan pensioenfondsen duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij hen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioenfonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaam heden van het pensioenfonds. Het beheerste beloningsbeleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. Het bestuur heeft aan de bij het fonds betrokken partijen gevraagd een verklaring te onderteken dat er een beheerst beloningsbeleid wordt toegepast.
Deskundigheidsbevordering
Het bestuur vindt permanente scholing noodzakelijk voor het bestuur als geheel en voor de individuele bestuursleden afzonderlijk. Het bestuur heeft in 2010 opleidingen gevolgd, voornamelijk op het gebied van beleggingen en vermogensbeheer en seminars en lezingen op pensioengebied bijgewoond. Voorts hebben de bestuursleden literatuur bijgehouden en ervaringen met andere bestuursleden uitgewisseld.
JAARVERSLAG 2010
Intern toezicht
Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen om een visitatiecommissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. De leden van de visitatiecommissie mogen geen banden hebben met de bij het fonds betrokken werknemers- en werkgeversorganisaties, de administrateur, de actuaris en de accountant. In maart 2010 heeft de visitatie plaatsgevonden van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds. De visitatie besloeg de periode vanaf 16 maart 2007 tot 19 november 2009. Het oordeel en reactie van het bestuur is in het jaarverslag 2009 opgenomen.
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Op 30 september 2010 hebben het bestuur van BPF Koek en het Verantwoordingsorgaan (VO) overleg gehad met betrekking tot het oordeel van het VO over het handelen van het bestuur in 2009 en 2010. Hierna treft u het verslag van het VO aan. Algemeen Het Verantwoordingsorgaan (VO) van Bpf Koek is met ingang van 24 november 2008 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfonds bestuur heeft het bestuur de werkwijze van het VO in een reglement vastgelegd. Het VO telt 3 leden en 3 plaatsvervangende leden. De leden die de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen worden benoemd uit en door de deelnemersraad. Het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt, wordt benoemd door de werkgevers vereniging. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het VO ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds bestuur. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag volgend op het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het VO is op 14 september 2010 bijeengeweest ter bespreking van de aangeleverde stukken en vragen te formuleren richting het bestuur. Op 30 september 2010 heeft er een bespreking plaats gevonden met een delegatie van het bestuur. Het VO heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de actuaris en de accountant. Het VO heeft kennis genomen van het jaarverslag, de jaarrekening, de rapporten van de adviserend en de certificerend actuaris, het accountantsverslag, de reglementen en de ABTN, de beleggings plannen, de notulen van het bestuur en de deelnemersraad, het herstelplan en het verslag van de visitatiecommissie.
Bevindingen
Premiebeleid Over 2009 bedroeg het premiepercentage 14,4% van het gemaximeerde premieloon. Het fonds vormt één financieel geheel. Het premiebeleid is van toepassing voor alle aangesloten ondernemingen met uitzondering van ondernemingen die van ouderdomspensioen zijn vrijgesteld en waarvoor enkel een prepensioenregeling geldt. Deze ondernemingen betalen een in 2005 door het bestuur vastgestelde premie. Op basis van het goedgekeurde herstelplan bedraagt de premie over 2010 en volgende jaren 16,7%. Het percentage van 14,4% is volgens het bestuur hoger dan de kostendekkende premie waardoor aan de eis van artikel 128 PW is voldaan. In het percentage van 16,7% voor komende jaren is een premie begrepen voor de financiering van de zogenaamde 15-jrs regeling VPL die uiterlijk per ultimo 2021 moet zijn afgewikkeld. Hiervoor zal via een lineaire reservering een bestemmingsreserve worden aangelegd. DNB heeft het ingediende herstelplan goedgekeurd.
23
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Beleggingsbeleid en risicobeheer
Het VO heeft met het bestuur uitgebreid stilgestaan bij de thema’s beleggingsbeleid en risicobeheer. Hierna worden de besproken thema’s benoemd en worden de bevindingen nader toegelicht. Aandacht voor Z-scores: Het bestuur heeft overwogen de verplichtingenbenchmark voor de z-score te herzien. Het bestuur heeft echter na uitvoerig beraad besloten hiertoe niet over te gaan wegens de complexiteit van het aanpassen van een z-score benchmark. Het bestuur denkt dat het bijzonder strikt volgen van de vermogensbeheerders een beter middel is bij het beheren. Het bestuur heeft in dit kader bijzondere aandacht besteed aan de performance van BlackRock. Er zijn indringende gesprekken geweest met BlackRock en het bestuur verwacht van deze vermogensbeheerder een beter resultaat. Afwegingen actief- of passief beheer Het bestuur geeft aan dat het voortdurend een afweging maakt tussen actief en passief beheer. Doordat één vermogensbeheerder aanhoudend onder de benchmark presteerde is het bestuur voor een deel overgegaan naar passief beheer. Het bestuur beoordeelt de vermogensbeheerders doorlopend. Ook wordt continue door zowel Mercer als de beleggingscommissie gekeken naar de kosten en wordt door het bestuur steeds een afweging gemaakt van kosten en baten. Een vergelijkend onderzoek naar vermogensbeheerders bij andere fondsen heeft niet plaatsgevonden. In het bestuur zitten echter vertegenwoordigers, die ook bestuurslid zijn van andere fondsen. Het netwerk en de overdracht van kennis is groot. Het bestuur voelt zich momenteel comfortabel bij deze structuur, maar houdt de ogen en oren open. De mandaten zijn naar het oordeel van het bestuur helder en transparant en zijn opgenomen in het jaarlijks beleggingsplan. Zij worden doorlopend gemonitord.
24
Verdeling risicobudget: Het verantwoordingsorgaan vraagt hoe het bestuur dat budget vertaalt naar de verschillende vermogensbeheerders en hoe deze op dat punt worden aangestuurd. De vermogensbeheerders hebben elk hun eigen risicobudget. De beleidsmonitor die per maand wordt gepresenteerd laat de performances van de beheerders en de risicobudgetten zien. Afdekken beleggingsrisico Het verantwoordingsorgaan constateert dat het risico op zakelijke waarden niet is afgedekt. Het verantwoordingsorgaan vraagt aan het bestuur wat de overwegingen hiervoor zijn. Het bestuur geeft enkele overwegingen aan: duur; betreft een klein deel van de beleggingen en renterisico is groter. Het bestuur vindt dit een goed punt voor nadere discussie en besluit dit punt mee te nemen naar de beleggingscommissie. Het verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur hoe de risico’s liggen bij de huidige situatie van het fonds. Het bestuur geeft een uitleg. Het bestuur geeft aan dat deze informatie maandelijks in de beleidsmonitor wordt opgenomen. Tevens wordt stilgestaan bij de consequenties van de nieuwe overlevingstafels en het gaan hanteren van leeftijdcorrectiefactoren in plaats van leeftijds terugstellingen. Standpunt bestuur aanbevelingen Commissie Frijns: Binnenkort zal het bestuur een aantal workshops betreffende risicomanagement gaan volgen, waarbij de risico’s van het fonds in kaart worden gebracht. Integraal risicomanagement zal daarna worden ingebed in alle aspecten van het fonds en de uitvoering.
Indexatiebeleid
Over het jaar 2009 zijn geen toeslagen verleend. Het VO stelt vast dat het niet-toekennen van toeslagen in lijn is met het door het bestuur vastgestelde beleidskader (ABTN) en het herstelplan.
Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur
Het VO constateert dat de deskundigheid van het bestuur in 2008 is getoetst, waarbij naar voren kwam dat gemiddeld genomen de deskundigheid ‘goed’ is te noemen.
JAARVERSLAG 2010
Het VO heeft het bestuur vorig jaar geadviseerd om de website van het fonds een overzicht te plaatsen van de relevante nevenfuncties van alle bestuursleden. Dit is tot op heden niet uitgevoerd. Bestuursverantwoordelijkheden Het verantwoordingsorgaan constateert dat te veel verantwoordelijkheden van het bestuur zijn belegd bij de voorzitter en secretaris van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur hoe zij dit (gaan) voorkomen. In het nieuwe bestuursmodel van het fusiefonds (‘Zoetwaren’) wordt zodanig ingericht dat hiervan geen sprake zal zijn. Overigens vindt het bestuur niet dat er te veel verantwoordelijkheden liggen bij het DB, maar wel veel uitvoerende taken. Het verantwoordingsorgaan ziet een gevaar in vermenging van functies (populair gezegd het pettenprobleem) in bestuursvergaderingen. Het verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur hoe zij functievermenging voorkomen. Het bestuur vindt dat de leden in het bestuur die ook betrokken zijn bij de cao- onderhandelingen de functies goed weten te scheiden. In het bestuur wordt ook collegiaal toegezien dat er zich geen “pettenprobleem” voordoet. Deskundigheid Het verantwoordingsorgaan is het eens met de aanbevelingen van de visitatiecommissie ten aanzien van de aanbevelingen betreffende deskundigheid. In dit verband wil het VO graag van het bestuur weten of de afzonderlijke bestuursleden (voldoen aan de deskundigheidseisen op niveau 1 (kennis en inzicht) en/of 2 (kennis en inzicht en oordeelsvorming). Het VO vraagt het bestuur hoe zij in de toekomst waarborgen dat de deskundigheid van het bestuur in zijn geheel en dat van de afzonderlijke bestuursleden op peil wordt gebracht en blijft. Het bestuur geeft aan dat momenteel bijna alle bestuursleden voldoen aan de deskundigheidseisen op niveau 2 (kennis en inzicht en oordeelsvorming). De huidige bestuursleden hebben dit jaar diverse verdiepingscursussen gevolgd op het gebied van vermogensbeheer. De nieuwe bestuursleden hebben de basiscursussen van SPO gevolgd en hebben meegedaan aan de opleidingen betreffende het vermogensbeheer. Het doel is om alle bestuursleden van het nieuwe bestuur van Bpf voor de Zoetwarenindustrie naar dit niveau 2 te tillen. Het bestuur van het Bpf voor de Zoetwarenindustrie zal een nieuw deskundigheidsplan opstellen met daarin opgenomen individuele opleidingsplannen. Communicatie Tot voor kort had de term ‘pensioenbewustzijn´ een andere lading dan hij nu heeft en gaat krijgen. De huidige deelnemers en pensioengerechtigden zullen zich bewust moeten worden van het feit dat pensioen geen zekerheid is. Het VO vraagt of het bestuur dit onderkent en welke acties/beleid op het gebied van communicatie hieruit voortvloeien. Het bestuur onderkent dit zeker en zal in het nieuwe communicatieplan hiermee rekening houden. Het plan moet nog worden behandeld in de communicatiecommissie en het bestuur. Het bestuur zegt toe het nog vast te stellen communicatieplan ter advisering aan het VO voor te leggen. Jaarverslag 2009 met Controleverklaring van de onafhankelijke accountant en het actuarieel rapport Het VO constateert dat de accountant heeft geadviseerd bij de vermogensbeheerders tijdig gecontroleerde informatie op te vragen. Tevens heeft de accountant geadviseerd mede gelet op de relatief grote beleggingspositie(s) in (niet genoteerde) fondsen op frequentere basis ‘look through’ informatie bij de vermogensbeheerders op te vragen en na te gaan in hoeverre de samenstelling van deze portefeuilles en gerelateerde risico´s aansluiten bij het beleggingsbeleid van het fonds. Het bestuur is hierover reeds in gesprek met een aantal partijen zoals Black Rock en Bank of New York Mellon (custodian). Het VO vraagt het bestuur welke actie hierop volgt. Over het geheel genomen constateert het VO dat het bestuur de Principes van Goed pensioenfondsbestuur naar haar oordeel goed heeft nageleefd.
25
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Rapportage visitatiecommissie
Het VO heeft kennis genomen van de rapportage van de visitatiecommissie (VC). De visitatie is uitgevoerd door de Stichting Het Vak-Visitatiecommissie. Het algemeen oordeel van de visitatiecommissie is in overwegende mate positief. De commissie is van mening dat het bestuur de zaken naar behoren heeft geregeld. Een aantal bevindingen van de VC worden door het VO gedeeld. Het VO heeft het bestuur daar ook op bevraagd. De belangrijkste aanbevelingen die de VC doet hebben betrekking op enerzijds goed pensioenfondsbestuur (goede verdelingen verantwoordelijkheden en verbeteren deskundigheid) en anderzijds op verdere professionalisering van vermogensbeheer en risicomanagement. Het VO deelt de aanbevelingen van de VC. Bij de bestuurlijke inrichting van het fusiefonds en bij de bemensing van de bestuursorganen zal in het bijzonder met de aanbevelingen rekening moeten worden gehouden.
Fusie
In het kader van de voorgenomen fusie heeft het verantwoordingorgaan samen met het VO van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie, (hierna: ‘Bpf Snoep’) op 15 november 2010 overleg gevoerd. Tijdens dit overleg zijn rond de fusie vier onderwerpen benoemd die op 18 november 2010 met een delegatie van het bestuur zijn besproken. De onderwerpen die de verantwoordingsorganen hierbij aan de orde hebben gesteld zijn: • De motieven van het bestuur om voor een fusie te kiezen; • De vraag of in de besluitvorming op evenwichtige wijze met de belangen van de bij de fondsen betrokken personen (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioen- en andere aanspraak gerechtigden en werkgevers) rekening is gehouden; • Het proces dat tot fusie heeft geleid; • De formele aspecten die noodzakelijk zijn om tot fusie te kunnen komen.
26
Motieven In de toelichting op het voorstel tot fusie, ondertekend door de bestuursleden op 30 juni 2010, zijn negen redenen voor de fusie nader benoemd. De besturen hebben deze nader toegelicht en aan de verantwoordingsorganen aangegeven dat de belangrijkste redenen de fusie zijn: kostenbesparing, verbreding van het draagvlak voor de te dragen risico’s en de mogelijkheid tot verdere professionalisering van het bestuur. Evenwichtige belangenbehartiging De verantwoordingsorganen hebben aan het bestuur gevraagd op welke wijze zij in het fusieproces bij de besluitvorming rekening hebben gehouden met de eis van evenwichtige belangenbehartiging. Het bestuur heeft aangegeven dat zij steeds de belangen van de fusie betrokken belanghebbenden heeft afgewogen. Vooruitlopend op de fusie zijn reeds in een eerder stadium de pensioenregelingen van Bpf Snoep en Bpf Koek geharmoniseerd en voorts is besloten om de hogere dekkingsgraad van Bpf Snoep voor een periode van vijf jaar onder te brengen in een bestemmingsreserve die bedoeld is voor (aanvullende) toeslagverlening aan degenen die per fusiedatum (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde waren in Bpf Snoep. Proces Op basis van de beschikbaar gestelde informatie komen de verantwoordingsorganen tot de conclusie dat de fusie op zorgvuldige wijze door de besturen is voorbereid. Er zijn vroegtijdig werk- en stuurgroepen ingesteld waarin naast bestuurders ook sociale partners, de uitvoerder en adviseurs participeerden, om het proces zo goed te laten verlopen. Daarbij was niet altijd duidelijk namens wie en met welke rol sommige afgevaardigden in de werkgroep zaten. De besturen hebben vroegtijdig over een mogelijke fusie van de fondsen aan hun belanghebbenden gecommuniceerd. Over de tussentijdse status en de voortgang in het proces is bij de deelnemersraden onduidelijkheid ontstaan. Meer transparantie wat de voortgang betreft (d.m.v. tussenrapportages) van de ingestelde werk –en stuurgroep zou meer duidelijkheid hebben gegeven over de stand van zaken van het fusieproces en zou voor de deelnemersraad gelegenheid hebben gegeven om eventueel tussentijds te adviseren. De perceptie daarbij was bij de deelnemersraad van Bpf Snoep een andere dan bij Bpf Koek. De deel-
JAARVERSLAG 2010
nemersraden waren graag op een eerder moment in het adviestraject betrokken. Hier ligt overigens ook een aandachtspunt en verantwoordelijkheid voor de deelnemersraden zelf. Formele aspecten De formele besluitvorming is tijdig verlopen en zal binnenkort vrijwel geheel zijn afgerond. De stappen om te kunnen komen tot een juridische fusie zijn benoemd en in acht genomen. De benodigde documenten voor het nieuwe fonds zijn tijdig opgeleverd. De deelnemersraden zijn in staat gesteld om advies uit te brengen over de fusie en aan hen zijn ook de fondsdocumenten ter advies voorgelegd. Zij hebben hierover positief geadviseerd. Het bestuur is steeds in overleg geweest met DNB over de op handen zijnde fusie. De besturen verwachten vanuit DNB een spoedige afronding van het goedkeuringsproces. In verband met de fusie is bij het Ministerie van SoZaWe een wijziging van de verplichtstelling aangevraagd. Deze procedure is nog niet afgerond omdat er nog een bezwaarprocedure aanhangig is. Deze vertraging staat de fusie niet in de weg. Adviesrechten Naast een oordeel over de beleidskeuze voor de toekomst hebben de verantwoordingsorganen positief geadviseerd over het voorgelegde reglement van het VO en over de interne klachten- en geschillenregeling. Ten aanzien van de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht kunnen de verantwoordingsorganen akkoord gaan met de voorgestelde visitatieregeling. De verantwoordingsorganen adviseren echter om de eerste visitatie bij Bpf voor de Zoetwarenindustrie te doen plaatsvinden in het voorjaar van 2012 en daar geen drie jaar mee te wachten. Wij adviseren om de visitatiecommissie daarbij de bijzondere opdracht mee te geven of de beoogde doelstellingen voor de fusie ook gerealiseerd worden. Ten aanzien van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van Bpf voor de Zoetwarenindustrie ontvangen de verantwoordingsorganen een op Bpf voor de Zoetwarenindustrie afgestemd communicatiebeleidsplan en bijbehorend jaarplan voor 2011. Dit zal alsnog door het VO van advies worden voorzien. Over de vergoedingsregeling voor bestuursleden zal het bestuur zich in 2011 beraden. Het VO zal hierover advies uitbrengen nadat zij hiervoor van het bestuur een voorstel ontvangen heeft.
Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het VO tot het volgende oordeel: • het bestuur heeft afdoende informatie aan het VO verstrekt om zich een oordeel te vormen; • het handelen van het bestuur in 2009 is zoveel mogelijk in overeenstemming geweest met het door haar vastgestelde beleid; • het bestuur heeft in 2009 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; • met het besluit tot fusie met het pensioenfonds Snoep maakt het bestuur een logische beleidskeuze voor de toekomst. Aanbevelingen Het VO beveelt het bestuur aan om in de toekomst transparantie naar alle betrokken partijen te blijven betrachten en deze verder te vergroten. Zij vraagt daarbij voortdurende aandacht voor het verdere herstel van de financiële positie van het fonds, een spoedige uitvoering van de besluiten die in het kader van de fusie zijn of nog worden genomen. In het bijzonder vraagt het VO aandacht voor de snelle implementatie van een adequaat sturingsmodel voor het bestuur waarmee alle relevante risico’s van het fusiefonds kunnen worden beheerst en gemonitord. Het VO beveelt aan om de deskundigheid van de bestuursleden van het nieuwe fonds op objectieve wijze te laten toetsen op basis van de daarvoor geldende normen.
27
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Reactie van het bestuur van Bpf Koek
Het bestuur van Bpf Koek kan zich vinden in het oordeel en de aanbevelingen van de verantwoordingsorganen. Het bestuur wil echter benadrukken dat het bestuur van mening is dat de deelnemersraad tijdig en volledig is geïnformeerd over de (voorgenomen) fusie en het fusietraject.
Adviescommissie (inzake klachten en geschillen)
In 2010 heeft de adviescommissie geen klachten in behandeling hoeven nemen.
Integriteitsbeleid
De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het opstellen van een integriteitsbeleid. Deze verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitsrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht. Het bestuur besloot het integriteitsbeleid ter hand te nemen nadat de fusie tussen de pensioenfondsen Koek en Snoep tot stand is gekomen.
Transparantiedocument
Het bestuur heeft besloten het transparantiedocument van het fonds op de website van het fonds te plaatsen.
Gedragscode
28
Het fonds heeft al langere tijd een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privé-belangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden. Een compliance officer controleert of de bestuursleden en andere betrokkenen de gedragscode naleven. De compliance officer heeft in de afgelopen jaren geen overtreding van de regels gevonden. Ter voorbereiding op de fusie heeft het bestuur in 2010 de bestaande gedragscode per 1 januari 2011 aangepast.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in de paragrafen “De belangrijkste bestuursbesluiten in 2010” en “Pensioenontwikkelingen”. In deze laatste paragraaf wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Het belangrijkste onderwerp dit jaar was de invoering van de Pensioenwet en de uitwerking van Pension Fund Governance. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In de paragraaf “Beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden. Deze onderwerpen komen eveneens aan de orde in de paragrafen “De belangrijkste bestuursbesluiten in 2010” en “Pensioenontwikkelingen”. In 2011 wordt een begin gemaakt met het ontwikkelen van beleid omtrent Maatschappelijk Verantwoord Beleggen.
JAARVERSLAG 2010
3.3 Risicoparagraaf Algemeen
De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf maar in bepaalde gevallen ook door de deelnemers gedragen. De risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de ABTN, waarin de verzekerings technische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse.
Uitbestedingsrisico
Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed en loopt hierdoor een uitbestedingrisico. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenbeheerder, Syntrus Achmea, beschikt over een zgn. SAS-70 verklaring type 2. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. Met Syntrus Achmea is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Met de vermogensbeheerder zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de performancemeting, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en –beheersing. De financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. De belangrijkste risico’s zijn het valuta-, rente-, inflatie- en kredietrisico. De financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Voor de afdekking van bepaalde risico’s (bijvoorbeeld renterisico en valutarisico) wordt bij de uitvoering van het beleggingsbeleid gebruik gemaakt van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Ten behoeve van het risicobeheer is het volgende beleid vastgesteld.
Risicobeheer
Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s voor het fonds zijn valuta-, rente-, inflatie- en kredietrisico’s. Het fonds voert een beleggingsbeleid waarin het risico (gedefinieerd ten opzichte van de nominale verplichtingen) op mag lopen al naar gelang de financiële positie dat toestaat. Gelet op de (lage) dekkingsgraad (op marktwaarde) en het bestaande premie- en indexatiebeleid wordt met de beleggingen in 2010 beoogd een rendement te behalen dat op jaarbasis ongeveer 0,5% extra rendement oplevert ten opzichte van de verplichtingen benchmark. Deze verplichtingen benchmark weerspiegelt de waarde ontwikkeling van de bestaande nominale verplichtingen. In tegenstelling tot 2009, toen de financiële markten hiertoe aanleiding gaven, heeft het bestuur besloten om in het beleggingsplan 2010 de huidige portefeuille samenstelling verder te ‘derisken’. De benchmark voor de z-score is begin 2010 samengesteld op basis van 20% aandelen en 80% vastrentende waarden. Tevens is de duration van de vastrentende waarden portefeuille (incl. swaps) verder verlengd tot circa 15 jaar (Bpf voor de Zoetwarenindustrie). Dit beleid wordt in 2011 grotendeels gecontinueerd.
29
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Operationele risico’s worden bewaakt door het selecteren van professionele dienstverleners. Bovendien zijn in de structuur een aantal checks-and-balances ingebouwd, waardoor eventuele afwijkingen van norm of richtlijn of andere bijzondere gebeurtenissen worden gesignaleerd. Valutarisico In 2009 is gestart met het voor 50% afdekken van de US dollar exposure volgende uit de aandelen beleggingen. In 2010 is hier een 50% afdekking van het Britse Pond aan toegevoegd. Met uitzondering van de allocatie naar Emerging Market Debt genoteerd in lokale valuta’s wordt de wereldwijde vastrentende portefeuille strategisch geheel afgedekt naar de euro door middel van valutatermijntransacties. Er is wel beperkte ruimte voor tactische afwijkingen. Renterisico Het renterisico heeft betrekking op activa als obligaties en leningen op schuldbekentenis, maar het begrip kan ook toegepast worden op (nominale) verplichtingen. De duration van de vastrentende portefeuille (incl. swaps) bedraagt per ultimo 2010 ongeveer 15 jaar. Dit betekent dat indien de rente met 1% daalt (stijgt), terwijl alle overige variabelen constant blijven, de marktwaarde van de vastrentende portefeuille stijgt (daalt) met bijna 15%. Als gevolg van het voor circa 75% afdekken van het renterisico van de nominale pensioenverplichtingen worden de gevolgen van renteschommelingen op de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds voor een belangrijk deel geneutraliseerd. Inflatierisico Het fonds ambieert de uitkeringen van deelnemers te koppelen aan de (prijs)inflatie. De beleggingen van het fonds lopen echter qua waarde ontwikkeling (zeker op korte termijn) niet per definitie gelijk op met inflatie. Getracht wordt een zodanige mix van de beleggingsportefeuille samen te stellen dat in scenario’s van (onverwacht) oplopende inflatie met grote waarschijnlijkheid indexaties kunnen worden verleend.
30
Kredietrisico Het fonds loopt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen, inclusief de kasmiddelen al dan niet extern beheerd. Het is voor de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in ‘investment grade’ credits. Eén van de vastrentende beheerders belegt strategisch een deel van de portefeuille non investment grade instrumenten, high yield en een deel in emerging market debt. Het belang in credit beleggingen is gelimiteerd. Ook op de aanwezige kasmiddelen (o.a. ter dekking van derivatenposities) wordt kredietrisico gelopen. Het kredietrisico bleek in het algemeen in 2008 veel groter dan verwacht. Door het slechts beperkt ‘derisken’ van de portefeuille is in 2009 wel geprofiteerd van het fors inkomen van de risico-opslagen. Vervolgens is voor de jaren 2010 en 2011 besloten om het risico in de portefeuille wel actief terug te brengen.
Actuariële risico’s
Beleidsinstrumenten Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn het toeslagenbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid, het liabilitymanagementbeleid en tot slot de pensioenregeling. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Het bestuur van het fonds besluit jaarlijks, op basis van berekeningen van de adviserende actuaris, of het premie- en toeslagbeleid aangepast moet worden. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langleven risico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen
JAARVERSLAG 2010
worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder toekomstige verbetering van de levensverwachting. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortleven risico en looninflatie. Sinds 1 januari 2010 wordt de generatietafel AG prognosetafel 2010-2060 gehanteerd.
Operationele risico’s
Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een hoeveelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Het bestuur controleert dit door de uitvoeringsorganisatie te laten rapporteren over de uitgevoerde processen. Hierbij vindt het bestuur het belangrijk dat er een heldere toelichting wordt gegeven bij afwijkingen ten opzicht van de begroting of de gemaakte afspraken. De uitvoeringsorganisatie heeft een SAS-70 type II verklaring, die dient als borging voor een zorgvuldige procesuitvoering. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn gedragscodes opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. Deze premie kan fluctueren, al streeft het fonds naar premiestabiliteit. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat premieverhogingen een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, en als laatste redmiddel ‘afstempeling’ bieden soelaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt.
31
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
3.4 Pensioenontwikkelingen Verhoging AOW- leeftijd
In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. De komende jaren ontstaat door vergrijzing en ontgroening een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om met een concreet wetsvoorstel te komen om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Als gevolg van de val van het kabinet eind februari 2010 en het controversieel verklaren van dit onderwerp kwamen de ontwikkelingen stil te liggen. Ondertussen schoven sociale partners bij elkaar aan tafel en sloten op 4 juni 2010 een Pensioenakkoord. In dit akkoord gaven zij hun visie op de aanvullende pensioenen en de AOW. Het bestuur heeft besloten voorlopig de ontwikkelingen met betrekking tot de invulling van het akkoord af te wachten.
Pensioenakkoord
32
In het akkoord van 4 juni 2010 worden de AOW- en pensioenleeftijd structureel gekoppeld aan de levensverwachting. De eerste twee stappen in de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 zijn in het akkoord reeds gepland. Tevens wordt de hoogte van het AOW-pensioen gekoppeld aan de verdiende lonen. Daarnaast is het de bedoeling dat de AOW-leeftijd flexibel wordt vanaf 65 jaar. Het eerder dan wel later uittreden levert dan een verlaging resp. verhoging van de AOW-pensioen op van 6,5% per jaar. In het akkoord is voorts opgenomen dat sociale partners voor de aanvulling op de AOW naar een pensioencontract te willen dat opeenvolgende generaties dezelfde uitkeringsrechten geeft bij hetzelfde aantal opbouwjaren. Dit zou premieneutraal moeten gebeuren op grond van de fondsspecifieke situatie. Bij het sluiten van het akkoord was het de bedoeling dat per 2012 de pensioencontracten gemoderniseerd zouden zijn. Op 10 juni 2011 hebben vakbonden, kabinet en werkgeversorganisaties overeenstemming bereikt over de toekomst van het pensioenstelsel en het langer gezond kunnen doorwerken. De afspraken zijn: • de AOW-leeftijd gaat in 2020 naar 66 en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar; • het AOW-pensioen gaat omhoog vanaf 2013; • mensen kunnen voor een flexibele AOW kiezen wanneer ze stoppen met werken; • de aanvullende pensioenen worden meer schokbestendig gemaakt; • het wordt voor oudere werknemers makkelijker gemaakt om door te werken. Het akkoord dat er ten tijde van het schrijven van het jaarverslag ligt is een akkoord op hoofdlijnen. De achterban van de vakbonden zal hier nog op reageren. De volgende stap is het verder uitwerken van de algemene afspraken. Dan wordt duidelijk wat de afspraken voor ons pensioenfonds inhouden.
Kabinet Rutte
Het kabinet Rutte startte op 14 oktober 2010. In het regeerakkoord is aangekondigd dat de AOWleeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar en dat deze leeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Ook is afgesproken dat de fiscale bijdrage aan de pensioenopbouw die maximaal mogelijk is wordt verlaagd in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd. Op 1 december 2010 heeft minister Kamp de Tweede Kamer laten weten dat hij in het voorjaar van 2011 met sociale partners en toezichthouders na wil gaan welke aanpassingen er nodig zijn in de pensioenwetgeving om voorwaardelijke pensioenen mogelijk te maken en welke communicatievoorschriften daarbij moeten gelden.
Opzet nieuw Pensioenstelsel
Nieuwe randvoorwaarden In de Pensioenwet is voor de financiering van de pensioenfondsen een Financieel Toetsingskader (FTK) vastgesteld. Hierin staat met welke financiële randvoorwaarden (parameters) pensioenfondsen rekening moeten houden. In 2010 is veel gediscussieerd over de rendementen waarmee een pensioenfonds maximaal rekening mag houden en over de manier waarop de rente mag worden
JAARVERSLAG 2010
verwerkt in de berekening van de benodigde premie. De uitkomst is dat een pensioenfonds vanaf 2012 moet rekenen met de nieuwe parameters. Die fondsen die in de loop van 2011 een nieuw herstelplan moeten indienen moeten de nieuwe parameters al vanaf januari 2011 toepassen. Rente van invloed op de dekkingsgraad De rentestand is van belang voor het bepalen van de hoogte van de verplichtingen van het pen sioenfonds. Is de rente laag dan moet er meer geld in kas zijn dan wanneer de rente hoog staat. De STAR, de Pensioenfederatie en diverse wetenschappers zijn van mening dat de marktrente verstoord is. DNB erkent dat de rente extreem laag is, maar vindt de markt niet verstoord. Minister Kamp kondigde in een brief van 12 november 2010 aan de Tweede Kamer aan dat onderzoek zal plaatsvinden naar alternatieve risicovrije rentes. Minister Kamp vond het niet verstandig de rekenrente direct aan te passen. De uitkomsten van het onderzoek worden ingebracht in het overleg met sociale partners over de houdbaarheid van het pensioenstelsel.
Rapport Commissie Goudswaard
De Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen (bekend als de commissie Goudswaard) heeft op 27 januari 2010 een rapport uitgebracht waarin te kennen wordt gegeven dat zij het Nederlands pensioenstelsel niet toekomstbestendig vinden. Door de vergrijzing en de langere levensverwachting en de kwetsbaarheid voor financiële risico’s zijn schokken aan het systeem minder goed met premies op te vangen. De commissie gaf aan mogelijkheden te zien in het bieden van een lager ambitieniveau of de pensioentoezegging voorwaardelijker (zachter) te maken. Aan het voorwaardelijker maken van de pensioentoezegging kleven wel meer risico’s voor de deelnemer.
Rapport Commissie Frijns
De Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (bekend als de Commissie Frijns) heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen, de uitvoering en de governance onderzocht en vestigde speciale aandacht op de beheersing van risico’s. Op 19 januari 2010 bracht de commissie rapport uit waarin onder andere de volgende conclusies zijn opgenomen: • de pensioenfondssector is heterogeen en wordt steeds complexer; • de pensioenfondsen worden mede door ontgroening en vergrijzing steeds kwetsbaarder; • de pensioenfondsen hebben structureel te weinig aandacht voor risicobeheer en uitvoering van beleggingsbeleid; • het reëel kader dient leidend te zijn; momenteel ligt door het Financieel Toetsingskader te veel nadruk op de nominale dekkingsgraad; • specifieke kenmerken van een pensioenfonds worden onvoldoende vertaald in beleggingsbeleid; • maatschappelijk verantwoord handelen is geen geïntegreerd onderdeel van risicobeheer en beleggingsbeleid; • het governance model behoeft verbetering. Ook DNB heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen onderzocht. Op 15 maart 2010 is een brief aan alle pensioenfondsen gestuurd waarin de hoofdlijnen van het DNB-onderzoek waren opgenomen. Voor de Pensioenfederatie is dit aanleiding geweest ‘good practices’ te ontwikkelen. DNB gaat er vanuit dat deze ‘good practices’ voor pensioenfondsen een hulpmiddel vormen voor het doorvoeren van verbeteringen.
Goed Pensioenfonds bestuur
In 2010 werd een wetsvoorstel van D66 en VVD door de Tweede Kamer aangenomen inzake medezeggenschap bij pensioenfondsen. Indien de Eerste Kamer ook met het wetsvoorstel instemt, krijgen pensioengerechtigden ook bij bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid om bestuurslid te worden. Kabinet Rutte heeft echter aangegeven het onderwerp medezeggenschap in samenhang met de gehele governance van pensioenfondsen te willen oppakken. Daarnaast is er door de toezichthouders AFM en DNB een nieuwe beleidsregel deskundigheid opgesteld die op 1 januari 2011 van kracht is geworden.
33
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Medezeggenschap Op 1 juli 2010 nam de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel met betrekking tot medezeggenschap. Naast het feit dat pensioengerechtigden bij bedrijfstakpensioenfondsen een gelijk recht op bestuursdeelname krijgen zoals pensioengerechtigden bij ondernemingspensioenfondsen nu reeds hebben zijn er ook bepalingen inzake diversiteit opgenomen. De uitwerking hiervan vindt plaats in een convenant van de STAR. Minister Donner heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat het wetsvoorstel te eenzijdig was. De vertegenwoordiging van pensioengerechtigden kan volgens hem niet los gezien worden van de brede discussie over de aanpassing van de pensioencontracten. De Tweede Kamer erkent de samenhang tussen de medezeggenschap en de bredere agenda niet. Op 27 september 2010 heeft minister Donner zijn visie in de vorm van een voorontwerp van wet naar de Tweede kamer gestuurd. Naast het paritaire bestuursmodel komen er twee andere modellen; het externe model (professioneel bestuur) en het gemengde model (toezicht in het bestuur). Uiteindelijk kunnen pensioenfondsen kiezen uit een van de drie modellen. Minister Kamp heeft op 20 december 2010 laten weten dat hij voor de zomer van 2011 een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer al sturen.
34
Deskundigheid Op 1 januari 2011 is de door DNB en AFM gezamenlijk opgestelde beleidsregel deskundigheid van kracht geworden. In september van 2010 was deze beleidsregel in concept ter consultatie aangeboden aan de betrokken partijen in het veld. Als gevolg van de beleidsregel krijgen bestuursleden van pensioenfondsen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. De toezichthouders houden met twee dingen rekening, te weten de functie van de beleidsbepaler en de aard, omvang, complexiteit en het risicoprofiel van het pensioenfonds. Ieder fonds dient een risicoprofiel op te stellen. Daarnaast moet er een functieprofiel voor ieder bestuurslid worden opgesteld. Er is verder geen inwerkjaar meer voor nieuwe bestuurders. Anders dan nu toetst DNB niet alleen voordat een bestuurslid benoemd wordt, maar ook tussentijds. Als de toezichthouder daartoe aanleiding ziet kan een bestuurslid op een later moment nogmaals getoetst worden. Functionarissen van toezichthoudende organen van pensioenfondsen krijgen niet met toetsing te maken. De Pensioenfederatie heeft in het kader van de consultatieronde laten weten de beleidsregel van een hoog abstractieniveau te vinden en te weinig concreet. De beleidsregel biedt potentiële bestuurders weinig houvast. De Pensioenfederatie komt begin 2011 met een uitgewerkt plan van aanpak deskundigheid en goed pensioenfondsbestuur.
Pensioenregister van start
Het pensioenregister is op 6 januari 2011 van start gegaan. Elke Nederlander kan met behulp van zijn DigiD een overzicht van zijn pensioen opvragen. De bedoeling is dat men een overzicht krijgt van alle pensioenen die hij of zij in het verleden heeft opgebouwd.
FVP regeling: geen nieuwe instroom per 1 januari 2011
De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. Het FVP-bestuur heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling zou doorlopen tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terecht komen, kunnen nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden ontvangen een korting op hun FVP-bijdrage. Het FVP-bestuur heeft in mei 2010 besloten dat deze bijdrage lager is dan 50% voor degenen die instromen na 1 januari 2010. De uiteindelijke bijdrage hangt af van de werkelijke ontwikkelingen. Begin 2013 zal het FVP-bestuur daarover een definitieve beslissing nemen.
JAARVERSLAG 2010
3.5 Beleggingen De belangrijkste ontwikkelingen op beleggingsgebied in 2010 Terugblik economische ontwikkelingen Het economische herstel dat in 2009 is ingezet, is gedurende 2010 gecontinueerd. Dankzij het ruime monetaire beleid van de centrale banken kunnen alle grote volwassen markten een positieve economische groei rapporteren over geheel 2010. Vooral de eerste maanden van 2010 lieten een duidelijk economisch herstel zien. Het groeitempo vertraagde enigszins gedurende de zomermaanden en de vrees voor een ‘double dip’ was nog niet verdwenen. Echter, gedurende de laatste twee kwartalen van het jaar verraste de groei van de Verenigde Staten en Duitsland weer in positieve zin.
De
c1
0
Van de volwassen markten laat Europa de laagste economische groei zien en gedurende het jaar namen de zorgen over de begrotingstekorten van de Zuid-Europese landen, inclusief Ierland, toe. Dit is duidelijk te zien aan de renteopslag die de zogenaamde PIIGS landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) betalen bovenop de door de markt als meest veilig beschouwde Duitse Staatsobligaties. De beleggingspositie van BPF Koek in PIIGS is beperkt. Zie grafiek 1.
35
Spreads ten opzichte van 10 jaars Duitse staat
Grafiek 1 - Bloomberg De zorgen over de begrotingstekorten binnen de eurozone komen ook tot uiting in het koersverloop van de euro. Gedurende 2010 daalde de euro 6,5% ten opzichte van de USD. Tegenover de Japanse yen 3,5 daalde de euro ruim 20%. Deze koersontwikkelingen hebben een duidelijke impact gehad op de ren3,3 dementen van beleggingen buiten de eurozone. 3,1 2,7
2,5 Rendementen vastrentende waarden 2,3 Als gevolg van het ruime monetaire beleid en de aanhoudende lage inflatie daalde de kapitaal2,1 marktrente verder in 2010. Aan het begin van het jaar bedroeg de rente op 10 jaars (Duitse) staats1,9 obligaties ongeveer 3,4% om vervolgens in september het zeer lage niveau van 2,1% te bereiken. Door 1,7 onder andere de positieve groeicijfers uit Noord-Amerika en Duitsland stegen de rentes in de laatste 1,5 maanden van het jaar weer naar ongeveer 3%. Per saldo is de 10 jaars rente over 2010 met ongeveer 0,4% gedaald. Zie grafiek 2.
80 60 40 20 0 -20 -40
0 c1 De
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Spreads ten opzichte van 10 jaars Duits
De
c1
0
3,5 3,3 3,1 2,7 Spreads ten opzichte van 10 jaars Duits 2,5 2,3 2,1 1,9 1,7 1,5 3,5 3,3 3,1 2,7 Grafiek 2 - Bloomberg 2,5 2,3 2,1 rendement op Europese staatsobligaties over 2010 bedroeg ongeveer 1% (gemiddelde duratie 5 Het 1,9 jaar). Onder andere door het ruime monetaire beleid en de lage rente op staatsobligaties presteer1,7 80 bedrijfsobligaties relatief goed, Investment Grade bedrijfsobligaties lieten een rendement zien den 1,5 60 ongeveer 5%. De categorieën High Yield Bonds en Emerging Market Debt lieten een nog hoger van 40 rendement zien van 20% in euro. In locale valuta’s bedroeg dit rendement ongeveer 14%. De Swap 20 spreads ten opzichte van Duitse staatsobligaties zijn gedurende 2010 ongeveer 20 basispunten 0 gestegen, waardoor de 30 jaars Swap rente weer boven die van Duitse staatsobligaties ligt. -20grafiek 3. Zie -40 80
36
60 40 20 0 -20
30,0% -40 25,0% 20,0% 15,0%
Grafiek 3 - Bloomberg 10,0% 5,0% Rendementen zakelijke waarden 0,0% Gedurende 2010 verrasten de gerapporteerde winstcijfers in positieve zin en wereldwijd lieten Global NorthEurope Japan Asia-pacific Emerging 30,0% aandelenmarkten goede gedaalde euro heeft een duidelijk effect gehad op America rendementen zien. De EX Jap Markets de25,0% behaalde rendementen. Zo stegen wereldwijd de aandelen in euro’s met 20%, terwijl in locale valuta’s deze maar met 11% stegen. Voor een belegger maakte het dit jaar dus een groot verschil uit 20,0% of de valuta’s in de aandelenportefeuille wel of niet waren afgedekt. 15,0%
10,0% Van de verschillende regio’s presteerden de aandelen uit opkomende landen en Noord-Amerika het best. 5,0%Europa bleef met een rendement van ongeveer 10% achter, onder andere door de slechte prestaties van de aandelen uit de perifere markten zoals Griekenland. De Japanse aandelen scoorden 0,0% over 2010 het minst,Northmet eenEurope rendement slechts 1%. Echter, door de appreciatie van de Japanse Global JapanvanAsia-pacific Emerging America EX Jap Markets yen bedroeg het rendement voor een belegger uit de eurozone toch nog meer dan 20%. Zie tabel 1.
Cyclische sectoren, zoals basismaterialen, kapitaalgoederen en cyclische consumentengoederen hebben gedurende 2010 het hoogste rendement laten zien (+30%), terwijl defensieve sectoren, zoals nutsbedrijven duidelijk achter bleven (+5%). Tevens presteerden wereldwijd beursgenoteerde vastgoed aandelen goed. Deze sector heeft een rendement behaald van 30% in euro’s.
JAARVERSLAG 2010
30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0%
Global
NorthAmerica
Europe
Japan
Asia-pacific EX Jap
Emerging Markets
Tabel 1 – MSCI
Gevoerd beleggingsbeleid en rendementen in 2010
Het beleggingsbeleid wordt op het hoogste niveau gedefinieerd in termen van een risicobudget beschikbaar voor beleggingen ten opzichte van de waarde ontwikkeling van de nominale verplichtingen (ook wel verplichtingen benchmark). Gegeven de (lage) dekkingsgraad ultimo 2009 zou het fonds een extra rendement van ca. 0,5% per jaar boven de verplichtingen benchmark moeten halen. Het bijbehorende risicobudget bedraagt dan ruim 3,0%. Gelet op de hoge mismatch error (ruim boven het risicobudget van 3%) eind 2009 en de volgens de TAA (tactische asset allocatie) beheerder matige vooruitzichten voor de te verwachten extra rendementen die daartegenover staan, besloot het bestuur om het risico van de beleggingen actief terug te brengen. Hoewel geen absolute doelstelling voor de mismatch error in 2010 werd vastgesteld, daalde deze als gevolg van het ingezette beleid, maar bleef nog wel boven het in het beleidskader geïndiceerde risico. Met ingang van 2010 werd de strategische weging in zakelijke waarden langs twee wegen gereduceerd. Ten eerste werd het aandelenbelang in ontwikkelde landen buiten de Verenigde Staten afgebouwd. Ten tweede werd geen belang in commodities meer opgenomen in de normweging. In 2009 werd om tactische redenen reeds besloten om het belang niet op te bouwen. Gelet op de ongunstige vorm van de forward curve op de goederentermijn markten en de wens risico af te bouwen, werd besloten deze normweging op 0% te zetten. Om de reductie van de rendement generende portefeuille te compenseren, is wel besloten de belangen in hoogrentende waarden (High Yield en Emerging Market Debt) te vergroten. Daarnaast werd besloten om de vastrentende waarden portefeuille voor een groter deel te enten op de verplichtingen (long duration). De doelstelling voor de afdekking van het renterisico werd verhoogd van 70% naar circa 80%. Hiertoe werd een groter deel van de portefeuille belegd in langlopende staatsleningen en daarnaast werd de omvang van de swap contracten (notional) verhoogd. Dit beleid bleek succesvol in 2010. Door de daling van de lange rente (op rente swaps), gingen de verplichtingen met bijna 12% in waarde omhoog. De beleggingsportefeuille ging per saldo met 12,4% omhoog. De lange termijn extra rendement doelstelling (0,5% per jaar boven de verplichtingen benchmark) werd dit jaar gehaald. Dankzij het besluit om de vastrentende waarden portefeuille voor een groter deel te enten op de langlopende verplichtingen van het fonds is de dekkingsgraad in 2010 per saldo niet verslechterd. Als gevolg van het feit dat pensioenfondsen in 2010 extra voorzieningen moesten gaan aanhouden voor de almaar stijgende levensverwachtingen werd de beoogde afdekking van het renterisico van circa 80% uiteindelijk niet gehaald. Daarnaast droegen de risicoposities in aandelen, bedrijfsobligaties, High Yield en Emerging Market Debt aanzienlijk bij aan het resultaat, zowel in absolute zin als ten opzichte van de verplichtingen. De beheerders lieten in 2010 gemiddeld positieve resultaten zien. Hoewel minder sterk als in 2009, profiteerden de actieve vastrentende beheerders van het verder inkomen van spreads en het normaliseren van de markt. Over het algemeen presteerden zij beter dan de betreffende benchmark. De aandelenportefeuilles zijn gericht op brede spreiding over verschillende economische regio’s, waarbij er enige nadruk is op de Europese markt en op de
37
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
zogenaamde Emerging Markets. Ten opzichte van de gehanteerde benchmark werd dit jaar een underperformance behaald. De beheerder die mede verantwoordelijk is voor tactische asset allocatie richt zich met name op kwaliteitsaandelen, welke het afgelopen jaar nog wat minder presteerden. Tot slot kan gemeld worden dat begin 2010 een nieuwe custodian is aangesteld. Een aanzienlijke kostenbesparing vormde hiertoe directe aanleiding.
Rendementen Gemiddelde beleggingsresultaten (in %)
Bpf Suikerverwerkende Ind.
benchmark
Totaal over 2010 Aandelen Vastrentende waarden
12,4% 18,5% 10,9%
11,7% 19,3% 9,8%
Tabel 2 - Bron: Bank of New York Mellon
Ondanks de redelijk voorzichtige risicohouding hebben de beleggingen over 2010 een zeer goed rendement behaald en de stijging van de verplichtingen, als gevolg van de daling van de lange rente (op rente swaps) meer dan goed gemaakt. Per saldo is de financiële positie van het fonds in 2010 niet verslechterd. Het gemiddeld jaarrendement in de periode 2006-2010 bedraagt 4,7% (Bron: Bank of New York Mellon en KasBank).
38
De benchmark voor de z-score is begin 2010 samengesteld op basis van 20% aandelen en 80% vastrentende waarden. Aan het einde van het jaar was deze verdeling respectievelijk ongeveer 21,5% aandelen en 78,5% vastrentende waarden. Maandelijks wordt het rendement van de totale portefeuille berekend door Bank of New York Mellon. De gehanteerde indices worden berekend op total return basis.
Z-scores Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en is een getal dat de afwijking aangeeft van het door het pensioenfonds behaalde rendement op de vooraf opgegeven normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt: z = (Rf – kj) – (Rn – 0,12%) Ej Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijk rendement (Rf) gecorrigeerd voor de beleggings kosten (kj). Het rendement van de normportefeuille of normrendement (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de norm beleggingskosten van 0,12%, in mindering gebracht op het feitelijke rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is onder andere gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. Het staat bedrijven vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche als het bedrijfstakpensioenfonds onvoldoende beleggingsrendement genereert. Of dit het geval is, wordt bepaald aan de hand van de zogenaamde performancetoets, zijnde het gemiddelde van de z-scores over de afgelopen vijf jaren, vermeerderd met 1,28. Het gemiddelde van de z-scores wordt daarbij vastgesteld op het quotiënt van de som van de z-scores over de afgelopen vijf jaar (teller) en √5 (noemer). Komt de uitkomst van de toets lager uit dan 0, dan is er sprake van onvoldoende beleggingsrendement.
JAARVERSLAG 2010
De z-scores over 2006 - 2010 2006 2007 2008 2009 2010 2006-2010
0,32 -1,56 -4,71 3,56 0,66 0,51
Over 2010 werd een positieve z-score behaald, met name door de outperformance in de vastrentende portefeuille. Dit was voldoende om de z-score over de afgelopen 5-jaarsperiode boven de kritische grens van 0 te krijgen. Vanaf 1 januari 2011 is Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie gefuseerd met Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende Industrie in Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie. Rekening houdend met de belegde vermogens van beide fondsen ultimo december 2010 ligt ook de performancetoets van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie over de 5-jaarsperiode boven de kritische grens.
Vermogensopbouw
2010
2009
2008
2007
2006
Marktwaarde in mln euro’s 886,6 757,8 670,6 In % Aandelen 22 23 17 Vastrentende waarden 77 76 83 Onroerend goed 0 0 0 Commodities 0 0 0 Liquiditeiten 1 1 0 Totaal 100 100 100
711,16
42,1
28 68 0 1 3 100
41 56 0 2 0 100
Tabel 3 - Bron: Bank of New York Mellon (cijfers 2010) en Kas Bank (cijfers 2006 t/m 2009)
Beleggingsbeleid en structuur Organisatie en werkwijze De beschikbare gelden van het fonds dienen op een solide wijze te worden be¬legd. Met het oog op een professionele en verantwoorde besluitvorming ten aanzien van de beleggingen van het fonds is tot de volgende organisatie van activiteiten besloten: • het bestuur stelt met inachtneming van advies van de beleggingscommissie het strategisch beleggingsbeleid en de randvoorwaarden waarbinnen dit vorm wordt gegeven (het beleggingsraamwerk) en de z-score benchmark vast; • de beleggingscommissie draagt zorg voor en controleert de uitvoering van de (aansturing van de) beleggingen, daarbij ondersteund door de investment consultant; • professionele vermogensbeheerders voeren het feitelijke vermogensbeheer uit en rapporteren daarover; • de custodian van het fonds verzorgt naast de bewaarneming eveneens de administratie van de beleggingen, ook van de beleggingen die niet bij haar onder bewaring zijn. De vaststelling van het beleggingsraamwerk geschiedt mede op basis van een Asset Liability Management Studie. De laatste studie is in 2006 uitgevoerd. Hierin zijn de gevolgen van het nieuwe toetsingskader voor het fonds in kaart gebracht. Hierin is aangegeven welk risicobudget voor de beleggingen het fonds zich onder verschillende omstandigheden kan veroorloven. In de herfst van 2010 is gestart met de ALM Studie voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie.
39
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Periodiek bespreken partijen het gehele beleggingsraamwerk en de behaalde resultaten. De investment consultant stelt ten behoeve van de beleggingscommissie een jaarplan op, inclusief een z-score benchmark en beoogde beheerderstructuur, rekening houdend met de beleidskeuzematrix, de ontwikkeling van de portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Na toetsing door de beleggingscommissie wordt dit jaarplan aan het bestuur ter goedkeuring aangeboden. Dit jaarplan vindt zijn weerslag in de beleggingsrichtlijnen voor de vermogensbeheerders. Het jaarplan is afgeleid van de doelstelling een extra rendement te behalen ten opzichte van de waarde ontwikkeling van de (nominale) verplichtingen binnen een bepaalde tracking error en geeft aandacht aan allocaties en bandbreedtes betreffende: • verdeling over beleggingscategorieën; • valutabeleid; • samenstelling vastrentende portefeuille en het beoogde rente afdekkingspercentage; • samenstelling aandelenportefeuille. In de vergadering van de beleggingscommissie worden op kwartaalbasis risicoposities ten opzichte van de verplichtingen benchmark beoordeeld. De vermogensbeheerders rapporteren maandelijks over de performance en minimaal op kwartaal basis over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark. Tijdens de kwartaalvergadering van de beleggingscommissie doen zij, indien gewenst, verslag van het door hen over het afgelopen kwartaal gevoerde beheer.
40
De custodian voert een onafhankelijke performance meting uit, consolideert de resultaten en levert deze informatie aan. De custodian voert ook de beleggingsadministratie uit. De custodian c.q. beleggingsadministrateur rapporteert over de posities ten opzichte van de neutrale posities en de bandbreedtes die zijn opgenomen in het algemeen beleggingsplan. Ieder kwartaal evalueert de beleggingscommissie het overzicht van de beleggingsresultaten, op basis van een rapportage en een toelichting door de investmentconsultant. De beleggingscommissie, of indien daartoe uitgenodigd de investmentconsultant, rapporteert aan het bestuur over de gang van zaken met betrekking tot de beleggingen. Extra aandacht is het afgelopen jaar gegeven aan de evaluatie van de ruimte voor het beheer van de matching portefeuille. Vooralsnog is het bestuur tot de conclusie gekomen dat de structuur van deze portefeuille grotendeels gehandhaafd dient te blijven.
Strategisch beleid
Het bestuur stelt periodiek het strategisch beleggingsbeleid vast, waaronder de verdeling over de beleggingscategorieën aandelen en vastrentende waarden. Dit beleggingsbeleid is gebaseerd op de meest recent uitgevoerde ALM-studie, het daaruit afgeleide brede beleidskader en andere beleids ondersteunende studies. In beginsel geeft dit beleidskader aan dat er minder ruimte is voor risico in de beleggingen (risicobudget) bij lage dekkingsgraden. Begin 2009 is aan de toezichthouder een herstelplan toegestuurd, gebaseerd op het geldende beleidskader. Belangrijkste conclusie is dat het beleidskader voldoende robuust is om van de lage dekkingsgraad niveaus op termijn weer naar een bevredigende dekkingsgraad te komen. De feitelijke dekkingsgraad wordt ieder kwartaal afgezet tegen de in het herstelplan opgenomen dekkingsgraad. Eind 2010 lag de feitelijke dekkingsgraad ruim boven deze dekkingsgraad. De verleende mandaten aan de diverse beheerders omvatten de volgende beleggingscategorieën: • vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven eventueel met behulp van collectieve beleggingsvehikels, alsmede rente swaps; • aandelen, zo nodig met behulp van collectieve beleggingsvehikels; • hedge funds (markt neutraal, long-short); • liquiditeiten.
JAARVERSLAG 2010
De strategische benchmark van het fonds in 2011
Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid wordt jaarlijks een strategische benchmark vastgesteld door het fonds. Op basis van de samenstelling van de portefeuille eind 2010, de gemeten mismatch errors en de verwachtingen ten aanzien van de ontwikkelingen op de financiële markten heeft het bestuur besloten het risicoprofiel en daarmee de asset mix voor Bpf voor de Zoetwarenindustrie ten opzichte van vorig jaar nauwelijks te wijzigen: • De gehanteerde norm voor rente afdekking wordt vastgesteld op 75%, dichtbij de feitelijke afdekking na de in 2010 doorgevoerde correctie als gevolg van gewijzigde sterftecijfers; • Het procentuele belang in zakelijke waarden blijft gelijk; • De samenstelling van de vastrentende portefeuille wijzigt marginaal met o.a. een grotere plaats voor Emerging Market leningen in lokale valuta. Verder zal de euro staatsleningenportefeuille nog verder worden geconcentreerd op AAA landen. De strategische benchmark voor de beleggingen in 2011 is in onderstaande tabel opgenomen. Voor de z-score wordt een correctie toegepast ten einde de effecten van de (korte) rente exposure volgend uit de swap in het TAA-mandaat van GMO te beperken, zoals in onderstaande tabel weergegeven. Beleggingscategorie
Weging*
Benchmark
Vastrentend* Euro investment grade markt Euro staat index-linked Buy-and-hold Euro staatsleningen Verplichtingen portefeuille / Long duration Korte rente Emerging Market Debt Emerging Market Debt Global High Yield
80 10 10
Opgebouwd uit (100% hedged) deelindices vastrentend BarCap euro aggregate treasury Index, AAA BarCap euro ILB All maturities Feitelijk rendement
Aandelen Europa Wereld Emerging markets
20 6 7 7
Opgebouwd uit deelindices aandelen MSCI Europa MSCI Wereld MSCI EMF
Totale portefeuille
100
Composite**
4 51 -7 3 5 4
Verplichtingen benchmark Libor 6 maands JP Morgan EMBI Global Index JP Morgan GBI-EM Global Diversified Index ML GHY BB-B rated constrained Index
* weging in % van totale portefeuille ** incl. 50% valuta hedge aandelenexposure in USD en GBP
Beleid vastrentende waarden
Ten aanzien van de vastrentende waarden is het beleid van het fonds gericht op een brede diversificatie over swap rente en staats- en bedrijfsobligaties, niet alleen binnen het euro gebied maar ook daarbuiten. De nominale en reële staatsleningen worden strategisch in het euro-gebied belegd. In 2010 is gestart met het concentreren van de euro staatsleningenportefeuille op AAA landen. Dit beleid wordt in 2011 verder doorgezet. Waar opportuun zullen beleggingen geschieden via breed gespreide beleggingsfondsen. Alle exposure in vreemde valuta zullen strategisch volledig afgedekt zijn naar de euro, met uitzondering van de vastrentende beleggingen in emerging markets in locale valuta. Ten einde het renterisico voor het fonds te reduceren wordt gebruik gemaakt van ‘interest rate swaps’. De verplichtingen benchmark is opgebouwd uit een portefeuille van standaard swaps, die het profiel van de uitkeringen zo goed mogelijk matchen. De ontwikkelingen in het deelnemersbestand zijn hierop van invloed, maar ook wijzigingen in te hanteren sterftetabellen.
41
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
In de richtlijnen voor de beheerders zijn de te gebruiken beleggingsinstrumenten nader omschreven. Eind 2009 is een begin gemaakt de beleggingsrichtlijnen voor de vastrentende beheerders aan te scherpen. Voor 2011 is dit beleid verder doorgezet. De volatiliteit binnen vastrentende markten en de grote afwijkingen ten opzichte van de benchmark in zowel 2008 als 2009 liggen hieraan ten grondslag. In 2010 is tevens gestart met het per regel analyseren van de portefeuille van de beheerders. Deze exercitie zal ook in 2011 op de agenda van de bestuursvergaderingen terugkeren.
Beleid aandelen
Bij de samenstelling van de aandelenportefeuille wordt gestreefd naar een brede diversificatie, zowel over regio's als over sectoren. Het fonds heeft al jaren een accent gelegd op beleggingen in emerging markets. Dit beleid wordt voortgezet. Er wordt zowel van actieve als passieve beheerders gebruik gemaakt. Het aandelenbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar op basis van het advies van de investmentconsultant en de vermogensbeheerder door het bestuur geëvalueerd.
Tactisch beleid
42
Tactisch asset allocatie beleid is uitbesteed aan een gespecialiseerde vermogensbeheerder. Deze beheerder beheert een portefeuille ten opzichte van de verplichtingen benchmark, maar mag binnen de gedefinieerde tracking errors en andere bandbreedtes actieve posities innemen in aandelen, een hedge fund en een cash fonds. Ten behoeve van de mandaatstructuur en managementinformatie worden de laatste twee geclassificeerd als vastrentend, ten behoeve van de kwartaalrapportage DNB worden de laatste twee als hedge fund en overig geclassificeerd. Naast het actieve tactische asset allocatiebeleid is het binnen de bandbreedtes mogelijk en toegestaan dat (onder andere door ‘asset drift’) de feitelijke weging van de beleggingscategorieën vastrentende waarden en aandelen afwijkt van de normweging. Het fonds checkt met behulp van risicorapportages of het risicoprofiel van de gehele beleggingsportefeuilles zich binnen acceptabele niveaus bevindt.
JAARVERSLAG 2010
3.6 Financiële paragraaf Boetes, dwangsommen en herstelplan
Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. In 2009 is een korte en lange termijn herstelplan bij DNB ingediend. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2010 109,6% en hiermee loopt het fonds voor op het herstelplan. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Amsterdam, 29 juni 2011,
Mevrouw L.F.A.M. Jansen, voorzitter
Mevrouw J.A.W. de Graaff, secretaris
43
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
44
JAARREKENING
10 20
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Balans per 31 december 2010 (voor resultaatbestemming) (in eenheden van duizend euro) 0
Beleggingen
31 december 20100
(1)
Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
46
31 december 2009
Herverzekeringsdeel technische voorziening
(2)
Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
(3)
Overige activa Liquide middelen
(4)
191.019 625.835 38.482 43.436 898.772 792
173.666 503.664 20.241 39.570 737.141 815
398 77.177 77.575
1.417 41.975 43.392
3.309
2.123
980.448
783.471
JAARREKENING 2010
o
31 december 2010
31 december 2009
17.854 58.819 76.673
79.011 (20.192) 58.819
803.249
699.964
43 803.292
29 699.993
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Nog te bestemmen saldo Extra reserve
(5)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden
(6)
Langlopende schulden
(7)
110
131
Overige schulden en overlopende passiva
(8)
100.373
24.528
980.448
783.471
47
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Staat van baten en lasten over 2010 (in eenheden van duizend euro) 0
20100
BATEN
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) (9)
30.038
27.385
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(10)
89.222
82.275
Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van her- (11) verzekering
97
86
1.750 121.107
3.667 113.413
20.143 9.377 (31.139) (269) 71.758 27.502
21.237 17.415 (28.959) (158) (32.109) (242)
10.327 (4.414)
26.274 (745)
103.285
2.713
Overige baten
LASTEN
48
2009
(12)
Mutatie voorziening pensioenverplichting Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Wijziging uit hoofde van actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
(13)
Pensioenuitkeringen
(14)
31.677
29.729
Pensioenuitvoeringskosten
(15)
2.373
1.896
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
23
(79)
Wijzigingen overige technische voorziening
14
7
Saldo overdracht van rechten
(16)
(34.372)
126
Premies herverzekering
(17)
(3)
-
Overige lasten
(18)
256 103.253
10 34.402
Saldo van baten en lasten
17.854
79.011
Bestemming van het saldo van baten en lasten Toevoeging nog te bestemmen saldo
17.854 17.854
79.011 79.011
JAARREKENING 2010
Kasstroomoverzicht (bedragen x 1000 euro) Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overige activiteiten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Boekjaar Ontvangsten Uitgaven 30.398 97 35.413 3 1.737
1.826 31.649 2.217
Vorig boekjaar Ontvangsten Uitgaven 30.398 97 33.587 (31.649) 3 (2.217) 1.737
29.144 86 86
2.101
29.144 86 86 (29.726) - (2.101)
29.726
67.648
35.692
31.956
29.316
31.827
(2.511)
276 62.828
86 54.036
190 8.792
56 78.049
437 92.203
(381) (14.154)
1.987.790 1.968.149 - - - - - - - -
19.641 - - - -
884.116
961.419
2.320
1.499
(77.303) - 821 - -
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Subtotaal ontwikkeling portefeuille
13.777
15.029
(1.252)
67.115
20.255
46.860
-
4.200
(4.200)
8.984
6.624
2.360
141 2.064.812
76.406 2.117.906
(76.265) (53.094)
16.298 1.056.938
- 1.082.437
16.298 (25.499)
6 4.257
6 4.257
2 5.151
2 5.151
11.375 - - - -
11.375 - - - -
11.520
11.520 - (3) - -
6.233
6.233
3.669
3.669
-
-
172
172
453
453
4.185
4.185
Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer Subtotaal opbrengsten portefeuille
3
22.324
-
22.324
24.699
3
- 24.696
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2.087.136
2.117.906
(30.770)
1.081.637
1.082.440
(803)
Totaal kasstroom
2.154.784
2.153.598
1.186
1.110.953
1.114.267
(3.314)
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
2.123 3.309 1.186
5.437 2.123 (3.314)
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
49
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche Suikerverwerkende Industrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
Schattingswijziging voorziening pensioenverplichtingen
50
De publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Actuarieel Genootschap (hierna: AG) begin 2010 gaven een wijziging aan van de voorzienbare trend in overlevingskansen. Om hiermee rekening te houden is op basis van bestuursbesluit, vooruitlopend op de aanstaande herziening van de AG-prognosetafels, de voorziening pensioenverplichting per 31 december 2009 verhoogd met (5 26.274). Op 30 augustus 2010 heeft het AG de nieuwe prognosetafels gepubliceerd. Dit heeft geleid tot een aanvullende opslag van de voorziening pensioenverplichting van (5 9.272). De aanvullende verhoging is bepaald per 1 januari 2010. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als ‘Verzwaring overlevingstafels’ in het verslagjaar verantwoord.
Rubriceringswijzigingen
Met betrekking tot diverse posten in de jaarrekening vindt in 2010 een andere uitsplitsing of samenvoeging plaats, die het inzicht in de jaarrekening bevordert. De vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoelen aangepast. De belangrijkste rubriceringswijziging is dat met ingang van boekjaar 2010 de categorie overige baten en overige lasten minder wordt gebruikt. Hieronder is opgenomen op welke wijze de diverse overige baten en lasten met ingang van 2010 worden verwerkt inclusief de financiële omvang van 2009. De vergelijkende cijfers zijn aangepast. Dit heeft geen invloed op het vermogen en resultaat, de vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Omschrijving post
Verwerkingswijze 2009
Verwerkingswijze 2010
Omvang 2009
Bijdragen spaarfonds gemoedsbezwaarden Mutaties inzake voorzienig premiedebiteuren
Overige baten
Premiebaten
7
Overige baten
Premiebaten
95
JAARREKENING 2010
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vast gesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn over gedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum.
51
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.
52
Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze
JAARREKENING 2010
genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2010 betreft dit beleggingen in hedge fondsen. De waardering hiervan geschiedt tegen de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
2 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen, berekend volgens de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen waarvan de contantmaking geschied tegen de rente volgens de DNB rentetermijnstructuur. Vorderingen en schulden uit hoofde van herverzekering worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
3 Vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
4 Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
5 Reserves
Nog te bestemmen saldo Het resultaat van het boekjaar wordt als nog te bestemmen saldo op de balans opgenomen. Dit onverdeelde resultaat wordt op grond van door het bestuur genomen besluiten in het volgende boekjaar bestemd. Extra reserve Het bestuur streeft ernaar de extra reserve ieder jaar door winstbestemming en/of toevoeging uit andere reserves te brengen op een niveau van 5% van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo vorig boekjaar. De extra reserve wordt gedoteerd vanuit het nog te bestemmen resultaat.
6 Technische Voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de berekende pensioen-
53
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
aanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen, contant gemaakt op basis van de rentetermijnstructuur, zoals door De Nederlandsche Bank gepubliceerd per de datum van vaststelling, inclusief de toeslag per 1 januari volgend op de balansdatum. Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2%. Indexatiebesluiten welke voor balansdatum hebben plaatsgevonden worden meegenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. Toegepaste sterftegrondslagen / gehuwdheidsfrequentie De overlevingskansen en sterftetrend van mannen worden ontleend aan de AG Generatietafel 2010-2060 Mannen, toegepast met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. De overlevingskansen en sterftetrend van vrouwen worden ontleend aan de AG Generatietafel 2010-2060 Vrouwen, toegepast met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man. Voor de wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. De gehuwdheidsfrequentie loopt regelmatig op. Voor de verplichte verzekeringen wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequentie zoals opgenomen in de AG-tafels over de waarnemingsperiode 1980-1985; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. Voor het uitgeruilde nabestaandenpensioen wordt uitgegaan van een gehuwdheidsfrequentie van 100% op de uitruildatum; boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af met de sterftekans van de echtgenoot/partner. De voorziening pensioenverplichtingen van niet ingegaan wezenpensioen is gevormd door de voorziening pensioenverplichtingen van niet-ingegaan levenslang weduwen- en weduwnaarspensioen te verhogen met 5%.
54
Voorziening uitlooprisico PVD Voorziening voor de toekomstige schadelast voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden en daarom premievrijstelling kunnen krijgen. De hoogte is gelijk aan twee maal 1% van de kostendekkende premie. Verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de bij de bepaling van de voorziening uitgegaan van de AG Generatietafel 2010-2060. Voorziening toeslag ontbrekende dienstjaren (TOD) In de voorziening pensioenverplichtingen is vanaf ultimo 2010 tevens rekening gehouden met een reservering voor de voorwaardelijke lasten, die per 31 december 2005 zijn vastgesteld conform het reglement en die uiterlijk ultimo 2020 dienen te worden gefinancierd. Deze voorziening wordt vanaf ultimo 2010 jaarlijks vastgesteld als zijnde de contante waarde van de verwachte lasten uit de overgangsregeling ultimo 2020, op te bouwen vanaf boekjaar 2010 tot en met 2020 (dat wil zeggen jaarlijks 1/11 deel). De contante waarde van de verwachte lasten wordt bepaald aan de hand van de grondslagen zoals in de abtn genoemd en de aanspraken van de deelnemers, die ultimo 2020 de toezegging naar verwachting zullen krijgen. Er wordt hierbij geen gebruik gemaakt van ontslagkansen. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling bestaat thans uit een verzekerd: levenslang ouderdomspensioen; • weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen (tot 1 januari 2003); • tijdelijk weduwe- c.q. weduwnaars- c.q. partnerpensioen (tot 1 januari 2003); • wezenpensioen (tot 1 januari 2003); • prepensioen voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950; • risico-nabestaandenpensioen (vanaf 1 januari 2003).
8 Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
JAARREKENING 2010
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
9 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
10 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
13 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,303% (2009: 2,544%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken m.b.t. de actuariële waarde. Wijziging uit hoofde van actuariële grondslagen Verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening bepaald op basis van
55
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
AG-prognosetafels 2010-2060. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening van 5 9.272 in 2010. In 2009 was vooruitlopend op het hanteren van de nieuwe AG-prognosetafel een inschatting gemaakt van de verhoging, de (ingeschatte) verhoging in 2009 bedroeg 26.274. Overig De post overig heeft betrekking op de baten van omrekening naar de nieuwe grondslagen LU. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
16 Saldo van overdracht van rechten
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarde van pensioenaanspraken. Overige baten en lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
56
JAARREKENING 2010
Toelichting op de balans per 31 december 2010 (in eenheden van duizend euro) 1. Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds 2010
Aankopen,
Stand per 1 investeringen januari en verstrekking
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Derivaten Rentederivaten Valutaderivaten Overige derivaten Overige beleggingen Hedge funds Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Derivaten met een negatieve waarde Beleggingen zoals opgenomen op de activazijde van de balans
Voor- en
nadelige
verkopen en
Stand per 31
verschillen
aflossingen
december
520 173.146 173.666
86 54.036 54.122
54 26.281 26.335
(276) (62.828) (63.104)
384 190.635 191.019
503.664
2.249.593
26.010
(2.153.432)
625.835
8.058 (1.667) 92 6.483
3.177 9.489 2.363 15.029
27.166 (7.810) (741) 18.615
(9.878) (1.651) (2.248) (13.777)
28.523 (1.639) (534) 26.350
39.570
4.200
(193)
(141)
43.436
723.383
2.322.944
70.767
(2.230.454)
886.640
13.758
12.132
737.141
898.772
Het pensioenfonds heeft ultimo boekjaar op een custody rekening onderpand ontvangen voor ontstane posities inzake afgesloten derivatencontracten. De waarde van het onderpand bedraagt 33.988. De beheerder van het aandelenfonds Vanguard Emerging Market Stock Index Fund heeft eind 2010 ongeveer 0,5% van de beleggingen uitgeleend.
57
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Beleggingen voor risico pensioenfonds 2009
Aankopen,
Stand per 1 investeringen januari en verstrekking
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
verkopen en
Stand per 31
verschillen
aflossingen
december
78 116.114 116.192
437 92.204 92.641
61 42.877 42.938
(56) (78.049) (78.105)
520 173.146 173.666
400.298 664 400.962
955.860 1.499 957.359
31.622 160 31.782
(884.116) (2.323) (886.439)
503.664 - 503.664
Derivaten Rentederivaten
62.475
20.255
(9.132)
(67.115)
6.483
Overige beleggingen Overige beleggingen
45.755
6.624
(3.825)
(8.984)
39.570
625.384
1.076.879
61.763
(1.040.643)
723.383
Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Derivaten met een negatieve waarde
58
Voor- en
nadelige
Beleggingen zoals opgenomen op de activazijde van de balans
20.255
13.758
645.639
737.141
JAARREKENING 2010
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt: 0 Direct
Indirect
0
(Directe en
(Directe en
markt
modellen en
markt-
modellen en
afgeleide)
noteringen
Waarderings- afgeleide) -technieken
noteringen
Waarderings- -technieken
Totaal
31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Hedge funds
355 58.546 307.020 - -
- - - 26.350 -
29 132.089 318.815 - 43.436
- - - - -
384 190.635 625.835 26.350 43.436
Totaal
365.921
26.350
494.369
-
886.640
Voor de beleggingen in het BlackRock Institutional Liquidity en het GMO World Opportunities fonds (beiden voor risico fonds) zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2010 ontvangen. Op indirecte wijze is beoogd voldoende zekerheid te verkrijgen door middel van back-testing van prijzen en periodieke bespreking van de performance van de fondsen met beheerders. De waardering kan hoger of lager kan zijn maar het bestuur verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat verschillen niet materieel kunnen zijn.
59
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Zakelijke waarden 0
2010
2009
384
520
Aandelen
190.635
173.146
Totaal zakelijke waarden
191.019
173.666
Vastgoedbeleggingen
De beleggingen in zakelijke waarden betreffen voor 5 59 miljoen aan beursgenoteerde aandelen en voor 5 132 miljoen aan beleggingen in (niet-)genoteerde fondsen. Vastrentende waarden Obligaties
625.835
503.664
Totaal vastrentende waarden
625.835
503.664
De beleggingen in vastrentende waarden betreffen voor 5 307 miljoen aan hoofdzakelijk overheidsen bedrijfsobligaties en voor 5 319 miljoen aan beleggingen in (niet-)genoteerde fondsen. Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden.
60
Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
37.182 (8.659) 28.523
19.452 (11.394) 8.058
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
838 (2.477) (1.639)
497 (2.164) (1.667)
Overige derivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo
462 (996) (534)
292 (200) 92
Totaal derivaten
26.350
6.483
Overige Beleggingen Hedge funds
43.436
39.570
12.132
13.758
Totaal beleggingen risico pensioenfonds Derivaten met een negatieve waarde
886.640 12.132
723.383 13.758
Beleggingen zoals opgenomen op de activazijde van de balans
898.772
737.141
Dit betreft de positie in het fonds GMO Multi-Strategy Offshore. Derivaten met een negatieve waarde
JAARREKENING 2010
2. Herverzekeringsdeel technische voorziening Uitgestelde herverzekerde uitkeringen Totaal herverzekeringsdeel technische voorziening
792 792
815 815
322
1.439
(155) 167 231 398
(22) 1.417 - 1.417
17.586 17.586
30.556 30.556
51 51
59 59
5.403 5.403
4.242 4.242
3.691 3.691
5.745 5.745
50.263 83 50.346
361 376 737
3. Vorderingen en overlopende activa
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen Nader vast te stellen volgend boekjaar Overige vorderingen Rekening-courant derden Rekening-courant vermogensbeheer Zakelijke waarden Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Derivaten Derivaten Beleggingen Te ontvangen inzake verkopen Overige vorderingen
De post 'beleggingen te ontvangen inzake verkopen' betreft beleggingstransacties aangegaan in 2010 waarvan afwikkeling in 2011 plaatsvindt. Tegenovergestelde posities uit hoofde van transacties met een andere tegenpartij aangegaan in 2010 en af te wikkelen in 2011 zijn opgenomen onder 'beleggingen te betalen inzake aankopen’. Hierdoor is de omvang van deze overlopende posten belangrijk hoger dan voorgaand jaar. Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten Kosten Administratiekosten Diverse vorderingen Debiteuren Liquidatie saldo VUT Susuvi Totaal overige vorderingen
- 65 65
5 561 566
32 32
37 37
3 - 3
- 33 33
77.177
41.975
3.309 3.309
2.123 2.123
4. Overige activa
Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers Totaal liquide middelen
61
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
5. Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
2010 7
2010 %
2009 7
2009 %
76.673 35.325 103.375
109,6% 104,4% 112,9% 109,6%
58.819 34.998 90.199
108,4% 105,0% 112,9% 108,4%
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Per 31 december 2010 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Ultimo 2008 voldeed het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist vermogen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen ultimo 2008 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en in 2009 is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Uit hoofde van de fusie per 1 januari 2011 hebben de besturen van BPF Koek en BPF Snoep (vanaf 1 januari het bestuur van BPF Zoetwaren) in 2010 besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen BPF Koek en BPF Snoep uit hoofde van evenwichtige belangafweging tussen de deelnemers.
62
Ontwikkelingen 2010 met betrekking tot de dekkingsgraad en herstelplan In 2010 heeft de dekkingsgraad zich licht positief ontwikkeld. De belangrijkste ontwikkelingen zijn als volgt: 0
Dekkingsgraad per 1 januari 2010 Sturingsmiddelen Premie Beleggingen Overige effecten Rentetermijnstructuur Uitkeringen Overige Dekkingsgraad per 31 december 2010
Herstelplan 2010
1
Werkelijk 2010
100,4
108,4
1,2 1,3 2,5
0,6 11,5 12,1
- - 0,2 0,2 103,1
10,10,4 1,210,9109,6
De daling van rentetermijnstructuur heeft geleid tot een verhoging van de voorziening en een daling van de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde rentetermijnstructuur. De toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 heeft ook geleid tot een stijging van de voorzieningen en hiermee een daling van de dekkingsgraad. Dit is verantwoord onder overige. Een hoger dan verwacht posititief beleggingsresultaat heeft de dekkingsgraad positief beïnvloed.
JAARREKENING 2010
0
Nog te bestemmen saldo Stand per 1 januari Mutaties Mutatie nog te bestemmen saldo voorgaand boekjaar Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december Extra reserve Stand per 1 januari Mutaties Nog te bestemmen saldo vorig boekjaar Stand per 31 december
2010 7
2009 7
79.011
(184.931)
(79.011) 17.854 17.854
184.931 79.011 79.011
(20.192)
164.739
79.011 58.819
(184.931) (20.192)
6. Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari Mutaties Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten Wijziging uit hoofde van actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutaties
699.964
697.251
20.143 9.377 (31.139) (269) 71.758 27.502 10.327 (4.414) 103.285
21.237 17.415 (28.959) (158) (32.109) (242) 26.274 (745) 2.713
Stand per 31 december
803.249
699.964
De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw. De rentetoevoeging is gebaseerd op 1,303% (2009: 2,544%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De wijziging marktrente betreft de stijging van de voorziening als gevolg van een daling van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten heeft voor 5 30.143 betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor 5 -2.641 betrekking op de actuariële waarde van uitgaande waardeoverdrachten. De post wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels is tot stand gekomen doordat in 2010 de AG-prognosetafels 2010-2060 zijn gehanteerd ter bepaling van de voorziening. In 2009 was vooruitlopend op de exacte berekening een inschatting gemaakt van de benodigde last naar aanleiding van de sneller dan verwachtte stijgende levensverwachting. De invoering van deze AG-prognosetafel 2010-2060 per 1 januari 2010 leidt ten opzichte van de oude AG-prognosetafels 2005-2050, inclusief de CBS opslag van 3,9%, tot een additionele stijging van de TV van 9.272 (1,3%) ulitmo 2009. Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer. 2
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
2010
Aantal 6.565 5.722 22.852 35.139
7 271.951 271.128 260.170 803.249
2009
Aantal 7.254 5.512 22.186 34.953
7 254.002 239.489 206.473 699.964
63
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
7. Langlopende schulden
Spaarfonds gemoedsbezwaarden 1
Stand per 1 januari Mutaties Storting bijdragen Interestvergoedingen Stand per 31 december Depot uit hoofde van afvloeiingsregeling Stand per 1 januari Mutaties Interest Premie Correcties voorgaande jaren Langlopend deel per 31 december
2010 7
2009 7
29
22
9 5 43
7 29
131
175
7 (32) 4 110
10 (54) - 131
12 291 303
245 726 971
391 - 3 62 456
365 (3) 9 1.343 1.714
2.477 8.659 996 12.132
2.164 11.394 200 13.758
86.328 - 86.328
6.172 430 6.602
85 136 623 2 63 909
- 78 1.346 - 57 1.481
245 245
2 2
8. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies Verschuldigd wegens te hoog vastgestelde premies
64
Pensioenen Belastingen en sociale lasten Pensioenpremie Uitkeringen Waardeoverdrachten Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds Rentederivaten risico pensioenfonds Overige derivaten risico pensioenfonds Beleggingen Te betalen inzake aankopen Overige schulden inzake beleggingen Kosten Administratiekosten Advies- en controle kosten Beleggingskosten Bestuurskosten Overige Diverse schulden Crediteuren
In de rechtzaak van de Stichting Pensioenfonds Dutch en Koraal Holding B.V. tegen Bpf Koek heeft de kantonrechter Bpf Koek veroordeeld tot betaling aan Koraal Holding B.V. 5 242 plus rente. Dit bedrag is onder de overige schulden opgenomen.
JAARREKENING 2010
Totaal overige schulden
100.373
24.528
Verbonden partijen De aangesloten werkgevers, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het Pensioenfonds zijn te kwalificeren als verbonden partijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting ‘bestuurdersbeloning’ in de toelichting op de staat van baten en lasten. Ultimo 2010 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Pensioenfonds. Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het Pensioenfonds bij overeenkomst (de zogenoemde uitvoeringsovereenkomst) hebben verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende abtn verschuldigde pensioenpremie.
65
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Niet in de balans opgenomen verplichtingen (bedragen in eenheden van duizend euro) Niet in de balans opgenomen verplichtingen:
Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea voor een periode van vijf jaar. Tenzij het fonds de overeenkomst voor het einde van de lopende termijn opzegt wordt de overeenkomst met 5 jaar verlengd. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa EUR 1.200. De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt circa EUR 4.800
66
JAARREKENING 2010
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan. Er is geen doorkijkprincipe met betrekking tot beleggingen in fondsen gehanteerd bij de onderverdelingen naar looptijd, regio, sectoren, rating en valuta. Er is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de hoofdcategorie van de beleggingen.
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 31 dec. 2010 EUR
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) Tekort
(a)
803.292
31 dec. 2009 EUR
(a)
40.880 63.639 35.364 21.960 25.121 (83.589) (b) 103.375
699.993 35.795 57.768 30.360 10.175 20.598 (64.497)
(b)
90.199
(a+b) 906.667 879.965
(a+b) 790.192
(26.702)
(31.380)
758.812
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix (door middel van toepassing doorkijkprincipe) in de evenwichtssituatie. De toename van het kredietrisico in 2010 wordt veroorzaakt door zowel de toename van de duration van de totaal vastrentende waarden als de toename van de credit spread, de andere risico’s zijn ongeveer gelijk aan die van 2009.
67
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • Beleggingsbeleid • Premiebeleid • Herverzekeringsbeleid • Toeslagverleningsbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
68
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversificeerd naar sector en regio. De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt: 31 december 2010 EUR %
Participaties in vastgoedmaatschappijen
Valutarisico
31 december 2009 EUR %
384
100
520
100
384
100
520
100
Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 30% (2009: 27%) van de beleggingsportefeuille. Hiervan is 57% (2009: 60%) afgedekt middels valutaderivaten. De netto risico positie bedraagt 13% (2009: 10%).
JAARREKENING 2010
Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
EUR GBP JPY USD Overige
Voor EUR
2010 Valutaderivaten
Nettopositie (na) EUR
621.045 30.062 67 209.209 27.896
151.459 -21.682 -1.358
772.504 8.380 -1.291
-121.906 -8.152
87.303 19.744
888.279
-1.639
886.640
Een restrisico betreft de categorie overige valuta, deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD.
EUR GBP JPY USD Overige
Voor EUR
2009 Valutaderivaten
Nettopositie (na) EUR
530.392 26.223 - 150.693 17.742
117.501 -14.158 -968 -94.783 -9.259
647.893 12.065 -968 55.910 8.483
725.050
-1.667
723.383
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Een deel van het renterisico is afgedekt met rentederivaten. Het renterisico geeft het effect weer van een ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur. Volgens de tabel, zoals opgenomen in de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” en gepubliceerd in de Staatscourant op 29 december 2006, worden afhankelijk van de looptijd de te hanteren opslagen weergegeven. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico weer. Omgekeerd betekent dit dat bij een rentestijging zowel de TV als de waarde van de vastrentende waarden afneemt. Met ingang van 1 januari 2010 is het niet langer toegestaan om voor de berekening van het renterisico gebruik te maken van de benaderingsmethode zoals weergegeven in Artikel 29 lid 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”. Tot en met het boekjaar 2009 werd voor de berekening van de benodigde buffer voor het renterisico gebruik gemaakt van deze benaderings methode. Vanaf 1 januari 2010 wordt de benodigde buffer voor het renterisico vastgesteld als het verschil in contante waarde van de alle beleggingen met een voorspelbare kasstroom enerzijds en de verwachte kasstroom van de verplichtingen anderzijds. Hierbij wordt de contante waarde berekend op basis van de rentetermijnstructuur vergeleken met de contante waarde op basis van de rentetermijnstructuur in geval van een rentedaling en in het geval van een rentestijging. Voor de rentedaling en de rentestijging wordt gebruik gemaakt van de looptijdafhankelijke correctiefactoren zoals weergegeven in Bijlage 3 van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling”.
69
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
De kasstromen van de beleggingen hebben betrekking op de rentegevoelige kasstromen. Dit zijn de kasstromen van de inflation linked bonds en de kasstromen van de vastrentende waarden exclusief die van de Emerging Market Debt en high Yield Debt.
Duration vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balans- waarde EUR
31 december 2010
Balans- waarde EUR
31 december 2009
625.835
24,6
503.664
15,1
803.292
17,3
699.993
16,3
De gestegen renteafdekking wordt verzorgd door het afsluiten van een hogere notionals van de swaps en het kopen van meer langlopende staatsobligaties. Beleids is om de rente mismatch te beperken waarbij de strategisch beoogde renteafdekking circa 80% in 2010. Ook heeft het fonds swaps gekocht. Het fonds krijgt het recht om gedurende een lange periode in de toekomst een vaste lange rentetarief te ontvangen, door middel van een rente swap, het is vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie zonder eindaflossing en het fonds betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swap kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico).
70
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2010 EUR %
31 december 2009 EUR %
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
46.215 109.300 470.320
7 17 76
39.981 89.632 374.051
8 18 74
625.835
100
503.664
100
Onder de categorie resterende looptijd > 5 jaar zijn net zoals ultimo 2009 de beleggingen in fondsen verantwoord ad. 5 319 miljoen.
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van
JAARREKENING 2010
effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beurs genoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Met betrekking tot premiedebiteuren is er een risico dat de werkgevers de premiebijdragen niet kunnen betalen. Het fonds voert incassobeleid uit om de premiebijdragen zo snel mogelijk te innen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen inclusief de onder de passiva verantwoorde derivaten naar sector weergegeven:
Overheidsinstellingen Beleggingen in fondsen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Vastgoed Andere instellingen
2010 EUR
2009 EUR
155.298 493.379 157.623 33.164 17.153 384 29.639
128.710 433.976 80.556 22.143 12.790 520 44.688
886.640
723.383
71
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets
2010 EUR
2009 EUR
719.822 166.818
617.451 105.932
886.640
723.383
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2010 EUR %
AAA AA A BBB < BBB Geen rating
2009 EUR %
207.223 37.189 12.924 7.915 7.481 353.103
33 6 2 1 1 57
176.464 108.405 90.573 41.433 56.583 30.206
35 22 18 8 11 6
625.835
100
503.664
100
In 2010 zijn de beleggingen in fondsen opgenomen onder de categorie ‘geen rating’, omdat het doorkijkprincipe niet is toegepast. In 2009 was zoveel mogelijk het doorkijkprincipe toegepast en heeft op basis daarvan de verdeling van de beleggingen in fondsen over de categorieën plaatsgevonden.
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de nieuwe AG-prognosetafel 2010-2060 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaanden pensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd.
72
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft dit risico niet herverzekerd.
Toeslagrisico (actuariële risico’s)
Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Ultimo 2010 bedraagt de nominale dekkingsgraad op basis van FTK 109,6% (31 december 2009: 108,4 %). Dekkingsgraad Lager dan 109 % Tussen 109 en 120 % Tussen 120 en 140 % Hoger dan 140 %
Toeslag actieven nee gedeeltelijk (bandbreedte 0% -100%) volledig volledig (eventueel inhaaltoeslag)
Toeslag inactieven nee gedeeltelijk (bandbreedte 0% -50%) gedeeltelijk (bandbreedte 50% -100%) volledig (eventueel inhaaltoeslag)
JAARREKENING 2010
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december de volgende posten: 2010 EUR
2009 EUR
66.550 65.538
45.317 46.940
Vastrentende waarden PIMCO Euro Real Return Fund PIMCO Emerging INST BD (USD) SSGA EMU Government Bond Index BUNDESREPUB. DEUTSCHLAND BUONI POLIENNALI DEL TES Pimco Global High Yield Bond Fund PIMCO Emerging Local Bond Fund France (Govt of) HELLENIC REPUBLIC Inst Liquidity Fund EUR Agency Alpha Libor Offshore
85.708 30.927 70.043 31.206 31.523 39.948 113.281 22.689
77.328 40.688 27.604 17.362 20.327 18.767 22.847 28.199 74.595 30.206
Overige beleggingen Multi-Strategy Fund Offshore Euro
43.436
39.570
Zakelijke waarden World Opportunities Equity Alloc Fund Vanguard Emerging Markets Stoc Index
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen
73
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
(limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. • Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. De posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren: 31 december 2010 Type contract
74
FFX forward Rentederivaten Overige derivaten
Instrument
Diverse currency Swaps/ Intrest rate / futures
Actuele waarde Activa EUR
Actuele waarde Passiva EUR
838 37.182
2.477 8.659
462
996
38.482
12.132
Actuele waarde Activa EUR
Actuele waarde Passiva EUR
497 19.452 292
2.164 56 11.338 200
20.241
13.758
31 december 2009 Type contract
FFX forward Rentederivaten Rentederivaten Overige derivaten
Instrument
Diverse currency Termijncontracten Swaps/ Intrest rate
JAARREKENING 2010
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2010 (in eenheden van duizend euro)
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
2010
2009
49.443
49.868
9. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 1
Periodieke premies - Verplichte verzekering - Aanvullende verzekering - Prepensioen - Vrijwillige verzekering
Werkgevers-
Werknemersgedeelte
2010
2009
17.827 1.053 594 186 19.660
8.779 - 293 11 9.083
26.606 1.053 887 197 28.743
25.679 566 848 185 27.278
1.425 (139) 9 30.038
5 95 7 27.385
2010
2010
25.484
26.769
28.604
27.283
20.546 2.288 2.650 25.484
21.662 2.183 2.924 26.769
gedeelte
Koopsommen Mutaties inzake voorziening premievorderingen Bijdragen spaarfonds voor gemoedsbezwaarden
Onder premiebijdragen zijn ook de bijzondere posten opgenomen, o.a. koopsommen VTN, Bolletje en Bensdorp. Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers) De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen
75
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010
4
Directe
beleggings-
Indirecte
Kosten van
beheer
Totaal
- (449) (1.796) - - (2.245)
60 30.674 33.380 24.848 260 89.222
opbrengsten
beleggings-
opbrengsten
vermogens-
6 4.842 9.166 6.233 453 20.700
54 26.281 26.010 18.615 (193) 70.767
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Ten aanzien van indirecte beleggingen (beleggingen in fondsen) geldt dat rendementen met de direct toe te rekenen beleggingskosten zijn verlaagd. In de jaarrekening wordt derhalve voor deze posities het netto rendement getoond. Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de directe beleggingsopbrengsten. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2009
4
76
Directe
beleggings-
Indirecte
Kosten van
beheer
Totaal
61 42.877 31.782 (9.132) (3.825) 61.763
- (540) (1.538) - - (2.078)
63 48.029 43.299 (5.463) (3.653) 82.275
2010
1
2009
opbrengsten
beleggings-
opbrengsten
vermogens-
2 5.692 13.055 3.669 172 22.590
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overig
1
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Deposito's Derivaten Rentederivaten Valutaderivaten Overige derivaten Overige Beleggingen Hedge funds Opbrengst overige beleggingen Opbrengsten liquiditeiten Interest wegens te late betaling Overige opbrengsten Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
60 30.674 30.734
63 48.029 48.092
33.380 - - 33.380
43.134 157 8 43.299
33.637 (7.810) (979) 24.848
(9.477) 4.312 (298) (5.463)
(334) 432 19 2 141 260
- (1.693) 134 - (2.094) (3.653)
89.222
82.275
JAARREKENING 2010
1
2010 1
11. Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
12. Overige baten
Compensatie verliezen van commodities Overige
2009
97
86
1.875 (125) 1.750
3.607 60 3.667
Het fonds heeft één van haar vermogensbeheerders aansprakelijk gesteld voor geleden schade uit hoofde van onderrendement. Op last van de SEC, de Amerikaanse toezichthouder, is in 2010 een additionele compensatie van USD 2,5 miljoen ontvangen.
13. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Pensioenopbouw
20.143
21.237
Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,303% (2009: 2,544%)
9.377
17.415
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
(31.139)
(28.959)
(672)
(583)
403 (269)
425 (158)
71.758
(32.109)
30.143 (2.641) 27.502
(26) (216) (242)
9.272 1.055 10.327
26.274 - 26.274
(573) (3.868) 27 (4.414)
1.065 (1.901) 91 (745)
103.285
2.713
Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioen verplichtingen Toevoeging aan technische voorziening in verband met kosten voorziening Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel Wijziging uit hoofde van actuariële grondslagen Verzwaring overlevingstafels Overig De post overig heeft betrekking op de baten van omrekening naar de nieuwe grondslagen LU. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op mutaties Voorziening uitlooprisico PVD
77
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
1
14. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaande pensioen Wezenpensioen Prepensioen Overige uitkeringen: - Afkoop wegens gering bedrag
15. Pensioenuitvoeringskosten
Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Andere kosten: Advieskosten Honoraria accountant Bestuurskosten De Nederlandsche Bank Incassokosten Overige kosten
2010 1
2009
14.960 4.489 56 11.886
13.288 3.999 62 12.231
286 31.677
149 29.729
1.737
1.390
349 63 107 66 (7) 58 2.373
311 45 68 37 - 45 1.896
Het aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer in de kosten is toegenomen ingevolge kosten verband houdend met het fusietraject.
78
Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt
74
49
Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is Ernst & Young Accountants LLP. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Onderzoek van de jaarrekening
63
45
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet.
16. Saldo overdracht van rechten
Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom collectief
17. Premies herverzekeringen
Premies herverzekeringen overlijdensrisico
18. Overige lasten
Intrestlasten depot Schikking Koraal en PF Dutch
(2.116) (34.082) 1.826 - (34.372)
(5) - 131 126
(3)
-
11 245 256
10 - 10
De post interestlasten depot betreft de interestvergoeding op het depot uit hoofde van de afvloeiingsregeling.
OVERIGE JAARVERSLAG GEGEVENS
10 10 20
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Actuariële verklaring Opdracht
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie te Amsterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
80
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de Technische Voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De Technische Voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 en artikel 137. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie is naar mijn mening onvoldoende vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 29 juni 2011 R. Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson
JAARREKENING 2010
Aan: Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Bedrijfstakpensioen fonds voor de Suikerverwerkende Industrie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie per 31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
81
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 29 juni 2011 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M. Pul RA
82
JAARREKENING 2010
Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum Fusie
Per 1 januari 2011 zijn BPF Koek en BPF Snoep gefuseerd en verder gegaan onder de naam Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie (BPF Zoetwaren). In juridische termen is BPF Koek daarbij de "verdwijnende stichting" en BPF Snoep de "verkrijgende stichting". Ingevolge de juridische fusie worden de activa en verplichtingen van BPF Koek per 1 januari 2011 tegen boekwaarde aan BPF Snoep overgedragen. Hoewel de stichting BPF Koek per 1 januari 2011 is opgehouden te bestaan, is de waardering van posten in de jaarrekening 2010 om die reden op basis van continuïteit opgemaakt. Immers, de activa en passiva worden feitelijk binnen een groter geheel ongewijzigd op basis van continuïteit aangewend. De grondslagen waarop de technische voorzieningen per 31 december 2010 van BPF Koek zijn vastgesteld zijn gelijk aan die van BPF Snoep, zodat hiervoor geen bijstelling van de voorziening aan de orde was. De besturen van BPF Koek en BPF Snoep (vanaf 1 januari het bestuur van BPF Zoetwaren) hebben daarnaast besloten een bestemmingsreserve per 1 januari 2011 te vormen voor het verschil in dekkingsgraad tussen BPF Koek en BPF Snoep uit hoofde van evenwichtige belangenafweging tussen de deelnemers. Hierdoor heeft fusie voor de deelnemers van BPF Koek geen effect op de dekkingsgraad.
Ontwikkeling van de dekkingsgraad
Onderstaand treft u een overzicht aan van de ontwikkeling van de dekkingsgraad van januari tot en met april 2011van Bpf voor de Zoetwarenindustrie. Overzicht Dekkingsgraden van het Bpf voor de Zoetwarenindustrieindustrie
Eind januari 2011* Eind februari 2011* Eind maart 2011* Eind april 2011* Eind mei 2011*
112,1% 112,2% 113,8% 114,6.% 114,0%
* De vermelde dekkingsgraden 2011 zijn gebaseerd op schattingen.
Nieuw herstelplan
In verband met de fusie per 1 januari 2011 is een nieuw herstelplan ingediend bij DNB. Dit herstelplan betreft het herstelplan van Bpf Snoep dat per 1 januari 2011 is aangepast. Het aangepaste herstelplan betreft de verwachte ontwikkeling van Bpf voor de Zoetwarenindustrie gebaseerd op de per 1 januari 2011 van kracht geworden pensioenregeling. In het nieuwe herstelplan zijn de gehanteerde overlevingsgrondslagen aangepast naar eenduidige overlevingsgrondslagen, te weten AG prognosetafel 2010-2060 met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren, zoals Bpf Koek deze per 1 januari 2010 toepast. De gehanteerde parameters ten aanzien van toeslagen en beleggings rendement zijn ongewijzigd gebleven.
Beleggingen
Uit hoofde van de fusie zijn de beleggingen van Bpf Koek in 2011 één op één overgenomen door Bpf voor de Zoetwarenindustrie.
Juridische procedures
In de rechtzaak van de Stichting Pensioenfonds Dutch en Koraal Holding B.V. tegen Bpf Koek heeft de kantonrechter Bpf Koek veroordeeld tot betaling aan Koraal Holding B.V. 5 242 plus rente. Dit bedrag is per 31 december 2010 als verplichting onder de overige schulden opgenomen. Het bestuur van Bpf voor de Zoetwarenindustrie heeft besloten hoger beroep in te stellen.
83
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
Vrijstellingsverzoeken
Tien werkgevers hebben in 2010 een verzoek bij Bpf Koek ingediend op grond van artikel 5 van het Vrijstellings- en boetebesluit (onvoldoende beleggingsrendement). De aanvragen zijn in 2010 in behandeling genomen. In 2011 is aan twee werkgevers vrijstelling verleend ingaande 1 januari 2010. Dit is verwerkt in de jaarrekening 2010. Een werkgever heeft zijn aanvraag ingetrokken. Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag waren de overige aanvragen nog in behandeling.
84
JAARREKENING 2010
Slotwoord Het bestuur brengt dank aan allen die, in welke functie dan ook, in het verslagjaar voor het fonds werkzaam zijn geweest. Amsterdam, 29 juni 2011 namens het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie:
mevrouw L.F.A.M. Jansen, voorzitter
mevrouw J.A.W. de Graaff, secretaris Verklaring van de actuaris Apeldoorn, 29 juni 2011
R. Kruijff AAG verbonden aan Towers Watson
85
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
86
JAARREKENING 2010
87
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie
88