Bedrijfssystemen met optimale mineralenbenutting
Opdrachtgever: Provincie Utrecht, bureau LaMi, afd. UFL Tav Mevr. L. v.d. Weijden Postbus 80300 3508 TH Utrecht
Projectleider E. Finke 06 – 26 51 87 04
Datum: 15 augustus 2013
DLV Rundvee Advies BV Noord President Kennedylaan 35a Postbus 354 8440 AJ Heerenveen Tel. 0513 – 65 35 96 Fax 0513 – 65 31 85
Oost Munsterstraat 18a Postbus 546 7400 AM Deventer Tel. 0570 – 50 15 00 Fax 0317 – 49 14 59
WWW.DLV.NL Zuid Oostwijk 5 Postbus 511 5400 AM Uden Tel. 0413 – 33 68 00 Fax 0317 – 49 14 75
West Lage Biezenweg 5a 4131 LV Vianen Tel. 0348 – 49 52 52 Fax 0317 – 49 14 23
EXPERTS IN ADVIES
Inhoudsopgave 1. Vergelijkingen resultaten van bedrijfssystemen melkveehouderij provincie Utrecht............ 3 1.1 Resultaten mineralen............................................................................................................... 4 2. Bedrijfsniveau ............................................................................................................................. 5 2.1. Voeding .................................................................................................................................. 6 2.2. Maatregelen Bio ..................................................................................................................... 6 2.3. Maatregelen Gangbaar........................................................................................................... 7 3. Bemesting bodem....................................................................................................................... 8 3.1. Maatregelen gangbaar ........................................................................................................... 8 3.2. Maatregelen Bio ..................................................................................................................... 9 3.3. Bodem in Balans .................................................................................................................... 9 4. Resultaten Economie (saldo) ................................................................................................... 12 5. Conclusies................................................................................................................................. 14 6. Aanbevelingen .......................................................................................................................... 15 7. Groepsbijeenkomst .................................................................................................................. 16
© DLV Rundvee Advies BV
2
1. Vergelijkingen resultaten van bedrijfssystemen melkveehouderij provincie Utrecht Voor de biologische melkveehouderij is het voor een goed rendement nodig om voldoende opbrengst en kwaliteit (energie en eiwit) van het grasland te halen. Het blijkt in de praktijk echter steeds lastiger om dit te realiseren. Voor de provincie is het noodzakelijk om de ammoniakemissie en stikstofemissie naar het grondwater te verminderen. Doel van dit project is om te kijken naar een win-win-situatie door maatregelen voor de praktijk aan te dragen die goed zijn voor milieu en bedrijf. De gangbare veehouderij loopt ook tegen bepaalde beperkingen aan. Kan het grasland nog wel voldoende bemest worden voor een goede grasland- en eiwitopbrengst. De provincie gaf aan dit graag van zowel biologische als gangbare bedrijven te willen bekijken. Door te kijken naar de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende bedrijfssystemen geeft dit inzicht in elkaars problematiek en kunnen ondernemers van elkaar leren. Naast de biologische en gangbare bedrijfsvoering, is er ook gekeken naar een natuurgericht bedrijf. Achter de technische en economische cijfers van de verschillende bedrijfssystemen Bio, Natuur en Gangbaar, zitten werkelijk bestaande melkveebedrijven gelegen in de provincie Utrecht. Er is dus niet uitgegaan van modelberekeningen. Dit is gedaan om een optimale feeling met de praktijk te houden en om de maatregelen voor mineralenefficiëntie van de ondernemers concreet te houden. De bedrijven liggen in verschillende regio’s en hebben verschillende grondsoorten: klei, veen, zand. In tabel 1 en 2 zijn de randvoorwaarden en de bedrijfsopzet van de 3 gekozen systemen te vinden. Het bedrijf wat voor het ‘natuur-systeem’ is geanalyseerd, beheert een grote hoeveelheid natuurgrond. De keus voor een biologische bedrijfsvoering is mede gemaakt door het extensieve bedrijfssysteem. De gronden worden in gebruik gegeven door een grondbeherende instantie met natuurdoelstellingen. Op de grond wordt een natuurvergoeding verkregen en/of zijn lagere pachtprijzen van toepassing. Het bedrijf heeft nog meer grond in gebruik dan in tabel 1 staat aangegeven, maar deze grond is niet meegenomen in de berekeningen omdat op deze grond geen mest wordt gebruikt en geen vee wordt gehouden. De opbrengst van deze grond wordt, indien mogelijk, gebruikt als strooisel. Tabel 1 Randvoorwaarden Gebruiksnorm dierlijke mest N-excretie per koe Kunstmest Krachtvoer Chemische bestrijdingsmiddelen Droogzetters
© DLV Rundvee Advies BV
Bio 170 96 Nee Bio Nee Nee
Natuur + Bio 130 96 Nee Bio Nee Nee
Gangbaar 250 BEX Ja Gangbaar Ja Ja
3
Tabel 2 Bedrijfsopzet Grondsoort Aantal ha Aantal koeien Jongvee per 10 melkkoeien Melkproductie per koe Veeras Melkproductie per ha
Bio Klei 45 55 4,4 7500 HF 10.000
Natuur + Bio Kleiig veen 214 166 6,9 5000 Dubbeldoel 4.000
Gangbaar Zand 42 81 7,2 9500 HF 18.500
1.1 Resultaten mineralen Voor het vergelijken van de bedrijfssystemen is gebruik gemaakt van de invoer van de bedrijfsgegevens 2012 in de kringloopwijzer melkvee (Koeien & Kansen). De vergelijking betreft slechts 1 jaar. Eén van de doelstellingen van het project is om na te gaan wat ondernemers van de verschillende systemen kunnen leren. Tabel 3 Overschot stikstof bedrijf/ha Bedrijfsbenutting (%) Excretie stikstof veestapel Benutting veestapel (%) Overschot stikstof bodem Benutting bodem (%)
© DLV Rundvee Advies BV
Bio 84 40,00% 163 25,60% 69 73,70%
Natuur en Bio 66 27,40% 108 18,70% 38 78,80%
Gangbaar 167 40,20% 300 27,30% 107 73,90%
4
2. Bedrijfsniveau De overschotten stikstof/ha liggen op het biologisch bedrijf beduidend lager dan op het gangbare bedrijf. Het overschot op het natuurgerichte bedrijf is het laagst. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het ontbreken van N-kunstmest in een biologische bedrijfsvoering. De stikstofbenutting daarentegen, ligt voor bio en gangbaar op een zelfde niveau. Bij het natuurgerichte bedrijf ligt dit beduidend lager. Dit komt omdat er heel veel hectares onder het bedrijf zitten en er relatief weinig mineralen met melk en vlees worden afgevoerd. Tabel 4 Stikstofbalans bedrijf in kg per ha
Bio
Natuur en Bio
Gangbaar
Aanvoer stikstof 1 Kunstmest Dierlijke mest Krachtvoer Ruwvoer Klaver Depositie Totaal aanvoer
0 39 36 13 15 36 139
0 41 20 -7 0 36 90
116 -21 136 11 1 36 279
51 5 56
21 5 26
100 12 112
84 40,00%
66 27,40%
167 40,20%
Afvoer stikstof 2 Melk Vee Totaal afvoer Overschot stikstof Bedrijfsbenutting (%)
© DLV Rundvee Advies BV
5
Tabel 4a Stikstofbalans veestapel in kg per ha
Bio
Natuur en Bio
Gangbaar
Aanvoer stikstof Krachtvoer Kuilgras Snijmaïs Weidegras Bijproducten Totaal aanvoer
35 71 16 89 7 219
20 71 0 41 0 132
133 187 40 44 7 411
51 5 56
21 5 25
100 11 111
163 25,60%
108 18,70%
300 27,30%
Afvoer stikstof Melk Vlees Totaal afvoer Excretie stikstof Benutting veestapel (%) 2.1. Voeding
De N-benutting ligt voor het gangbare bedrijf hoger dan op bio en natuurbedrijven. Kracht is dat er op het gangbare bedrijf naast voldoende eiwit ook voldoende energie in het ruwvoer aanwezig is. Dit leidt tot een betere voerefficiëntie. In krachtvoerverbruik ontlopen de systemen elkaar niet zoveel. Het gemiddelde krachtvoerverbruik ligt op 22-24 kg krachtvoer per 100 kg melk, alleen bio systeem 2 ligt lager namelijk op 16 kg. Op het gangbare bedrijf wordt per koe aanzienlijk meer gemolken als gevolg van een betere voerefficiëntie. Het aandeel jongvee is duidelijk verschillend tussen de bedrijfssystemen. Dit kan met het bedrijfssysteem te maken hebben (veel of weinig vervanging veestapel) maar ook met de bedrijfsstrategie (veestapel in opbouw, uitbreiding bedrijf). Het aandeel jongvee heeft effect op de mineralenbenutting van de veestapel. Hoe lager de jongveebezetting hoe hoger de mineralenbenutting. 2.2. Maatregelen Bio • • • • • • • •
Een biologisch bedrijf is beperkt in aankoop van ruwvoer- en krachtvoervervangers. Biologische bostel of perspulp is nauwelijks te verkrijgen. Energie/eiwitverhouding van het eigen ruwvoer verbeteren door bijv. voorjaarsgras eerder te maaien en beter het herfstgras benutten. Meer energierijke bijproducten voeren (bijv. enkelvoudig geplette bio-gerst). Luzerne balen voeren voor structuur en eiwit. Beter kuilmanagement (maaisneden over het jaar beter benutten met bijv. lasagnekuilen of balen maken en apart inzetten). Verhouding ruwvoer- krachtvoer optimaliseren. Beweiding melkkoeien optimaliseren. Diergezondheid jongvee verbeteren (maagdarm-longwormen-leverbot).
© DLV Rundvee Advies BV
6
Maatregelen natuurgerichte bedrijfsvoering • De voerefficiëntie was in 2012 zeer matig op bedrijf. Van een kuil die op papier wel redelijk was gaven de koeien slecht melk. Oorzaak werd gevonden in de aanwezigheid van giftige onkruiden in het land (heermoes en lidrus). Met name lidrus is voor koeien zeer giftig. Maatregel: De percelen waarop dit kruid groeit worden niet meer ingekuild voor de melkkoeien maar alleen voor jongvee. Beweiden kan wel want koeien weiden er om heen en laten de plant dus staan. • Lidrus begint pas eind mei te groeien dus eerste snede voor eind mei kan wel in de kuil voor de melkkoeien • Er worden lasagnekuilen gemaakt met goed ruwvoer voor melkkoeien. Het ruwvoer van mindere kwaliteit wordt apart gebaald en krijgt bestemming jongvee. • Er zal meer hooi gewonnen gaan worden. Goed hooi past uitstekend als bijvoeding bij weidegang om melkproductie en diergezondheid (ureum) goed te houden. • Er wordt geen hooi meer geperst zonder zon in verband met het vochtgehalte. • De melkkoeien van dit bedrijfssysteem zijn afkomstig van dubbeldoelrassen waaronder fleckvieh, blaarkop. Er zijn afgelopen jaren veel dieren aangekocht waarvan een groot gedeelte het flink laat afweten op gebied van melkproductie. Dit is de reden dat gemiddelde melkproductie per koe slechts op 5000 kg melk/jaar ligt. Er zal een selektie binnen de veestapel plaatsvinden waardoor de voerefficiëntie ook verbeterd. Veehouder overweegt om eigen dubbeldoelkoeien die het matig doen te vervangen door meer melktypische koeien. • Ook zal gekeken worden naar een optimale afstemming krachtvoer-ruwvoer in relatie tot melkproductie. Het zal kunnen betekenen dat er iets meer krachtvoer per koe gevoerd gaat worden ten gunste van de melkproductie per koe. 2.3. Maatregelen Gangbaar • • •
Zoeken naar optimale productie per koe. Een te hoge productie per koe heeft ook nadelen (bijv. hogere dierdagdosering en afnemende vruchtbaarheid van melkkoeien). Het gangbare systeem benut optimaal de mogelijkheden van aankoop van fosforarm krachtvoer. (bijv. industriële krachtvoervervangers als perspulp en aardappelpersvezels). Met aandeel maïs wordt ingespeeld op betere energiebalans.
© DLV Rundvee Advies BV
7
3. Bemesting bodem Tabel 5 Bemesting bodem Productiegrasland Drijfmest (m3/ha) N-kunstmest (kg/ha) P2O5-kunstmest (kg/ha) Tabel 6 Netto opbrengst grasland, incl. beheer (kg/ha) Drogestof kVEM Stikstof Fosfaat
Bio 1
Bio 2
Natuur
Gangbaar
33 0 0
39 0 0
36 0 0
58 140 0
Bio 1 8.263 6.998 170 65
Bio 2 7.146 6.468 166 60
Natuur 5.547 4.755 125 47
Gangbaar 12.886 11.579 305 113
Een input gangbaar van 100 kg N uit kunstmest en 20 m3 drijfmest per ha extra levert ruim 5.000 kg droge stof meer op, dit is veel. Het jaar 2012 is een groeizaam jaar geweest en kende geen extreme droogtes. Op het natuurgerichte bedrijf wordt een afwijking gevonden in de werkelijke ds-productie en de berekende ds-productie van 5500 kg ds/ha. De werkelijke productie wordt door de ondernemer, over alle hectares die beweid en gemaaid worden, ingeschat op 7500 kgds/ha. Op dit moment is de kringloopwijzer nog in ontwikkeling en zal er extra gekeken moeten worden naar interpretatie van natuurpercelen. 3.1. Maatregelen gangbaar •
•
• •
• • • •
Bedrijfssysteem gangbaar is vrij optimaal maar vraag is of dit bij de huidige input ook zo kan blijven. Voorkomen moet worden dat er ingeteerd gaat worden op bodemvruchtbaarheid (negatieve fosfaatbalans). Neem uitgebreide grondmonsters om zo een goed beeld te krijgen van de toestand van alle bodemmineralen (een derogatiemonster met alleen stikstof en fosfaat zegt te weinig over de toestand van de bodem). Benutting en bijhouden van cultuurklaver als eiwitvoorziening in grasland. Beschikbare mest (organische en kunstmest) nog beter benutten. Voorbeeld: maïsteelt in vruchtwisseling hoeft geen extra drijfmest meer te krijgen (door de stikstof nalevering van de oude grasmat). De mest die daardoor ‘over’ is, benutten voor graslandproductie. Methode van aanwending van drijfmest sleepslang versus mesttank. Betere benutting stikstof met water en minder last van insporing. Mest uitrijden op het juiste tijdstip voor een betere benutting van alle mineralen Zorg voor voldoende mestopslagcapaciteit om op het optimale tijdstip de mest uit te kunnen rijden (en niet omdat de putten vol zitten). Voorkom verdichting ondergrond door gebruik van zware machines (sleepslang versus mesttank).
© DLV Rundvee Advies BV
8
3.2. Maatregelen Bio •
•
•
•
• •
• • • •
Optimaal gebruik maken van cultuurklaver in grasland. Veel bedrijven hebben tijdens omschakeling veel geïnvesteerd in klaverinzaai in grasland maar deze is in de loop der jaren teruggelopen zonder dat er weer inspanningen zijn geleverd. De stikstofkringloop op een bio-bedrijf is erg laag als gevolg van de lage totale input. In de drijfmest zit relatief weinig stikstof (gem. waarde 3,3 kg N, 1,6 kg P2O5 en 6,27 kg K2O per ton mest, bron optimalisatie mineralenbenutting deel 1) waardoor het grasland ook laag bemest wordt. Hoe krijgt het bodemleven een extra boost (meer opbrengst met weinig input)? Welke middelen of werkwijzen kun je hiervoor inzetten? Bio-bedrijven moeten zeker meedoen aan BEX om inzicht te houden in mineralenkringlopen op hun bedrijf. Met BEX krijgt bedrijf mogelijkheid om meer mest op eigen bedrijf te houden en wordt voorkomen dat graslandproductie in neergaande spiraal terecht komt. Het is niet terecht dat er voor elke bio-koe een forfaitaire N-excretie wordt gehanteerd van 96 kg N. Bedrijven komen met de forfaitaire waarden van het nieuwe mestbeleid al onder de 96 kg N per koe uit. Voor jongvee zijn de N-excretiewaarden niet anders dan van gangbaar, terwijl de dieren minder eiwit gevoerd krijgen en ook iets later geïnsemineerd worden. Er worden weinig of geen grondanalyses genomen om toestand van de mineralen in de grond te volgen en om eventueel een onderhoudsbemesting te doen. Niet alleen de gehalten NPK zijn belangrijk maar ook het inzicht in andere mineralen (calcium, zwavel, magnesium, kali, natrium) en overige sporenelementen. Mogelijkheden nagaan om organische mest nog verder te laten rijpen in drijfmestkelder of rijping van vaste mest op mestopslag. Verdere aanpassingen in rantsoen/beweidingsysteem, ligboxbedekking en/of toevoegingen in mest. Zorg voor voldoende mestopslagcapaciteit om op het optimale tijdstip de mest uit te kunnen rijden (en niet omdat de putten vol zitten). Voorkom verdichting ondergrond door gebruik van zware machines (sleepslang versus giertank).
3.3. Bodem in Balans Basis voor balans in de bodem is een uitgebreide bodemanalyse waarin we meer te weten willen komen van de fysische en chemische bodembiologie. Het is van belang inzicht te krijgen in hoe groot het klei-humuscomplex (CEC) in de bodem is zodat de potentie duidelijk wordt waarin de grond in staat is om mineralen vast te houden en te leveren aan de plant. Tevens is het belangrijk te weten wat de bezetting van de verschillende kationen aan het klei-humuscomplex is. Hieruit komen de verhoudingen naar voren tussen de verschillende kationen in de bodem. Binnen het project waren er geen mogelijkheden om nieuwe uitgebreide bodemanalyses te nemen. Ook kan er zonder langjarig onderzoek weinig gezegd worden over wat die analyses nu voor de ondernemer betekenen (kosten/baten). De ondernemers hebben vaak eenvoudige grondanalyses of een paar analyses. Wel hebben de ondernemers aangegeven hier in de toekomst meer aandacht aan te willen geven. Zij zien de noodzaak hiervan in.
© DLV Rundvee Advies BV
9
In het project zijn de huidige bestaande bodemanalyses besproken plus het gesprek over de kennis van bemesting en bodemvruchtbaarheid die voorhanden is. Onderstaand is een voorbeeld van de biologische ondernemer die wel uitgebreid bodemonderzoek heeft laten doen. Bodemanalyses 2012 (uitgebreid) kleigrond 1 2 3 4 C/N L VL L VL NLV H VH H VH C/S VL G G VL SLV G VL VL VL
5 L H G VL
6 L VH G VL
7 L VH G VL
8 L VH VL VL
9 L H VL G
10 L VH G VL
P-PAE PAL
H H
G G
VH H
VL VH
VH H
VL G
VH H
VL VH
VH H
VL VL
K-PAE K-getal
H H
H H
H H
H H
H H
H H
H H
H H
H VH
VH G
Ca-tot
L
G
G
G
G
G
L
L
L
L
Mg-besch K/Mg
VH 20,8
VH 12,6
VH 16,6
G 13
VH 15,5
G 11,2
VL 17,2
VL 11,9
H 7,2
VH 5,9
Na-besch
VL
VL
VL
VL
VL
VL
L
VL
G
VL
pH
6,4
6,5
6,5
6,5
6,5
6,6
6,3
6,7
6,1
6
Org. stof
12,2
9,5
11,2
9,4
10,6
8,4
9,2
7
12,4
7,7
CEC-bez
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
Bodemleven
H
G
H
G
VH
G
G
VL
VH
G
•
• • • •
De kleigrond vraagt veel stikstof voor een goede groei. Op deze grond komt de stikstof uit de mest, de bodem en uit de klaver. Het aandeel klaver kan hoger. Dit heeft een direct verband met opbrengst grasland. Het klei-humuscomplex en bodemleven scoren op de meeste percelen goed. Kaligehalte grond is erg hoog. Hoog kali verstoort opname van andere kationen. Op percelen met een zwavel tekort kan goed Kieseriet worden gestrooid. Bijkomend voordeel hiervan is dat er ook magnesium wordt bemest. Op sommige percelen is de calciumbodemvoorraad laag bij een voldoende hoge pH. De grond heeft een matige structuur (deze wordt beoordeeld op basis van gemeten verhouding tussen calcium, magnesium en kali als bezetting aan het klei-humuscomplex). Hier is een jaarlijkse gift met zeeschelpenkalk op gips prima. Gips (calciumsulfaat) bevat bijvoorbeeld wel calcium, maar heeft geen invloed op de zuurgraad.
© DLV Rundvee Advies BV
10
• •
Natrium huishouding van de grond verbeteren door bemesting met landbouwzout. Uit uitgebreide bodemanalyses op zandgrond van andere bedrijven die niet meedoen, als voorbeeld in het project, komt naar voren dat er naast de mineralen kalk, magnesium, natrium ook veel aanvullingen van spoorelementen nodig zijn op gras/klaver. Dit zijn o.a. koper, kobalt, molybdeen en borium. Het geeft aan de uitgebreide grondanalyses nodig zijn voor een goede bemesting en in stand houden van bodemvruchtbaarheid met als doel voldoende eiwit en opbrengst te blijven halen van het grasland.
Natuurgerichte bedrijfsvoering • Op een gras/klaverperceel van het natuurgerichte bedrijfssysteem laat bemestingsonderzoek extreem lage kaligetallen zien (K-getal van 4). De percelen kenmerken zich door een organische stof van 26% en ruime hoeveelheid fosfaat, magnesium en een pH van 5,6. Het zal onmogelijk zijn om cultuurklaver hier goed in het perceel te houden. Oplossingen moeten gevonden worden in een “biologische reparatiebemesting” met een enkelvoudig kalimeststof in de vorm van patentkali of vinasse. Chloorhoudende kalimeststoffen zijn niet toegestaan. • Op een ander perceel met een matig bodemleven is de fosfaattoestand duidelijk onvoldoende (P-Al van 13) en ook de calciumbeschikbaarheid is laag (< 9). Hier zal een natuurfosfaat ingezet kunnen worden en een bekalking. Daardoor zal het bodemleven toenemen. • Een natuurgericht bedrijf zal, als het de opbrengst en kwaliteit wil verbeteren, ook de mineralentoestand van de bodem op peil moeten houden.
© DLV Rundvee Advies BV
11
4. Resultaten Economie (saldo) Tabel 7 Bio
Natuur Bio
Gangbaar
€ per 100 kg geleverde melk Jaar 2011 (exclusief BTW) Saldo melkveehouderij (excl. neventak)
37
39
33
Opbrengsten Totaal (waarvan) Melkgeld (na aftrek superheffing) Omzet en aanwas
49 45 4
55 45 10
43 39 4
Voerkosten totaal (waarvan) Opbrengst minus voerkosten Diergebonden kosten totaal (waarvan) Gewasgebonden kosten totaal (waarvan)
8 40 2 1
12 43 3 1
8 36 2 1
Bio 458 52 0 406
Natuur Bio 279 21 0 258
Gangbaar 744 84 135 524
4
9
3
10 6 4
34 17 16
4 4 0
Tabel 8 Kosten landwerk / ha v.gew. (waarvan) Zaaizaad, bestrijdingsmiddelen, overig Bemesting Werk door derden per ha Werk door derden per 100 kg geleverde melk Tot. opbr. niet-melkv. (waarvan) Toeslagen en subsidies Overige opbrengsten •
• • • •
Bio ontvangt over 2011 een niet al te hoge melkprijs. Het verschil tussen bio en gangbaar is op deze praktijkvoorbeelden slechts 6,5 cent per kg melk. Op de melkgeldafrekening zijn gehalten, kwantumtoeslag en zomer/wintertoeslag van invloed maar niet zoveel dat dit 3 cent zou zijn. Bio heeft hoge voerkosten en bewerkingskosten als gevolg van meer grond. Kracht- en ruwvoer ligt ca 1,5 keer hoger dan gangbaar. Per kg melk is het bruto overschot gelijk maar door het afleveren van veel minder liters melk wordt er op bedrijfsniveau minder verdiend. Indirecte mineralenaanvoer van de externe hectares voor aanvoer van voeraankoop elders worden in de kringloopwijzer niet meegenomen. Weinig grond en veel loonwerk zijn gunstig voor het bedrijfsresultaat.
© DLV Rundvee Advies BV
12
Tabel 9 Vaste kosten € per 100 kg geleverde melk Jaar 2011 (exclusief BTW) Tot. niet toegerekende kosten(waarvan) Betaalde arbeid Werk door derden Eigen mechanisatie onderhoud en kosten Eigen mechanisatie afschrijving Bewerkingskosten Grond en gebouwen Productierechten Lease Verlease Afschrijving Algemene kosten Productieresultaat Tabel 10 Rentekosten bedrijf (berekend) Resultaat Afschrijvingen totaal Kasstroom Rentekosten bedrijf (berekend) Pacht/huur (Ver-)lease melk Arbeid Bruto overschot Bruto overschot (excl. saldo neventak)
© DLV Rundvee Advies BV
Bio
Natuur Bio
Gangbaar
28
57
14
0 4 5 7 16 7 -1 0 2 1 7 19
5 9 8 8 29 12 14 11 0 3 2 16
0 3 1 1 5 4 3 0 0 3 3 23
Bio 4 15 12 27 4 1 -2 0 31 21
Natuur Bio 4 12 18 29 4 4 11 5 53 19
Gangbaar 4 19 7 25 4 0 0 0 30 26
13
5. Conclusies Hieronder staan de belangrijkste conclusies om de graslandproductie en -kwaliteit op peil te houden. Het komt neer op efficiënt omgaan met mineralen waardoor ook de ammoniakemissie en stikstofuitspoeling naar grondwater vermindert. Binnen het project is gekozen voor het vergelijken van bedrijfssystemen gangbaar, biologisch en een natuurgerichte bedrijfsvoering. Het vergelijken van verschillende systemen over 1 jaar is niet betrouwbaar omdat er veel jaarinvloeden en ruis aanwezig kan zijn. Met name op het natuurgerichte bedrijf waren de bedrijfsomstandigheden het afgelopen jaar niet stabiel i.v.m. opbouw bedrijf. Het vergelijken is bedoeld om hoofdlijnen te zien en om maatregelen voor de praktijk aan te dragen. Dat is met deze aanpak zeker gelukt. De drogestof-opbrengst van graslanden met slechts een gebruiksnorm van 170 kg N/ha kan verder omhoog door beter te bemesten. Met name de onderhoudsbemesting wordt vaak achterwege gelaten waardoor de bodem niet optimaal bediend wordt. Men kan alleen op maat bemesten met uitgebreide grondanalyses waarin naast mineralen voor grasgroei (stikstof, fosfaat, kali, magnesium) ook gekeken moet worden naar andere mineralen en sporenelementen. Het eiwitgehalte van het gras is afgelopen jaar extreem laag geweest van de eerste snede als gevolg van laat maaien. Als de omstandigheden het toelaten toch proberen eerder te maaien voor meer eiwit in eerste snede en het beter benutten van herfstgras. De biologische systemen zijn erg extensief en hebben veel grond en koeien nodig voor minder productie. De biologische systemen hebben de laagste stikstof-overschotten per hectare en veroorzaken op deze manier de minste millieubelasting. Het natuurgerichte bedrijf heeft het laagste stikstofoverschot per ha, de minste excretie per koe en het laagste overschot aan stikstof in de bodem. Een lage bemesting op grasland leidt ook tot een afwijkende botanische samenstelling en meer (on)kruiden. Met name giftige kruiden zijn een probleem voor de melkveehouderij en kunnen tot grote gevolgen leiden. Aanpassingen zoeken in het bedrijfssysteem is nodig. Te denken valt aan grasland maaien voor bepaalde datum dat het onkruid nog nauwelijks aanwezig is, beweiden i.p.v. maaien of afvoeren van maaisel. Productiemiddel grond is duur in aanschaf/gebruik (koop of pacht) en in bewerking. Zeker als het om grond op afstand gaat. Misschien moet het bio-systeem wat meer intensiveren om zo de economische haalbaarheid te vergroten. Ook de melkprijs zal structureel hoger moeten om alle kosten te dekken. Een gangbare bedrijfsvoering is gemakkelijker te sturen op mineralen met gerichte aankoop van grondstoffen. Het Bio-systeem lijkt gemakkelijker maar is moeilijker door minder input van mineralen en minder sturingsmogelijkheden. Met een minimale input een maximale output moeten alle zaken in balans zijn. Meer inzicht in de bodemkwaliteit en een optimale bemesting leidt tot hogere opbrengsten van het gras en tot een hogere milieuwinst. Op het natuurgerichte bedrijf lopen de bewerkingskosten hoog op omdat er veel hectares bewerkt moeten worden. Het bedrijf heeft hoge kosten. Deze kosten moeten gecompenseerd worden door lagere pachtkosten c.q. hogere opbrengsten natuur, zodat het bedrijfssysteem economisch mee kan blijven doen met de andere bedrijfssystemen. © DLV Rundvee Advies BV
14
6. Aanbevelingen De gegevens van de 3 bedrijfsvoeringsystemen zijn gebaseerd op een jaar. Het is belangrijk dat van deze systemen een aantal jaren gevolgd worden om meer inzicht te krijgen in de verbanden. Biologisch heeft veel potentie. Het is belangrijk dat de bedrijven gevolgd blijven worden op hun technische en economische cijfers. Groepsbijeenkomsten zijn voor kennisuitwisseling zeer belangrijk. Op basis van de bedrijven en de ervaringen uit voorgaande projecten zijn aanbevelingen gedaan voor verbeteringen in de bedrijfssystemen. Daarbij zijn er overeenkomsten en verschillen, die te maken hebben met de uitgangspunten van de 3 beschreven systemen. Door de vergelijking zijn de verschillen beschreven. Door uniforme vergelijking met de kringloopwijzer, mineralenbalans en economische cijfers zijn resultaten vergelijkbaar en bespreekbaar. Met het inzicht in bodemcijfers is veel te analyseren en vervolgens te verbeteren. Hiervoor is een verdere verdieping nodig door het analyseren van hoe de verschillen ontstaan. Welke besluiten nemen de veehouders en waar zijn die op gebaseerd is een belangrijke vraag hierbij. Dit verdient meer aandacht. Niet alleen focussen op mineralen en economie, maar nog meer kengetallen meenemen voor ontwikkeling op integrale duurzame veehouderij. Hierin ook kijken naar antibioticagebruik (dierdagdoseringen), biodiversiteit , dierwelzijn, genetica vraagstukken en weidegang, maar ook CO2, footprint e.d..
© DLV Rundvee Advies BV
15
7. Groepsbijeenkomst De groepsbijeenkomst is gehouden voor biologische en gangbare melkveehouders op 18 juni 2013. De bijeenkomst bestond uit een theoriegedeelte en een veldgedeelte. Op de bijeenkomst waren ca. 25 deelnemers, waarvan 20% gangbaar afkomstig van de studiegroepen Duurzaam Bodembeheer. Het theoriegedeelte ging over de resultaten van de mineralenefficiëntie van de verschillende bedrijfssystemen. Kernboodschap hierin was dat er op de bedrijven voor elk systeem nog veel mineralenwinst te halen is in de bodem. Nick van Eekeren van het LBI gaf een aftrap met een korte inleiding over de grote en kleine kringloop op het melkveebedrijf. De grote kringloop betreft de mineralen van de bodem → gewas → koe → mest → bodem. De kleine kringloop heeft betrekking op gewas en beworteling → organische stof → bodemleven → bodemchemie → waterhuishouding → bodemstructuur → gewas en beworteling. Daarna zijn we het veld ingegaan om de bodem te beoordelen van een perceel grasland (biologisch). Het perceel was een nat perceel waar ook veel kruipende boterbloemen aanwezig waren. Het advies in het veld: • Ontwatering en afwatering verbeteren door bijv. het graven van een greppel. • Doorlatendheid van bodem verbeteren door uitrijden van vaste mest i.p.v. drijfmest. • Beheer van perceel veranderen van kort weiden/maaien naar langer gras. Maaisnede wat laten uitgroeien. • Bekalken (kleine giften /ieder jaar). • Doorzaai van gras en klaver. • Eventueel frezen en opnieuw inzaaien van gras/klaver. • Kruiden zoals paardenbloem en chichorei zijn ondergewaardeerd. Bevatten veel mineralen en veel VEM en kunnen gezondheid melkvee verbeteren. Daarnaast hebben ze met hun penwortel positief effect op de bodemstructuur. Hoe wordt een hogere ds-opbrengst verkregen binnen de bedrijfssystemen: • Zoeken naar optimaal beweidingsysteem; niet te kort weiden. • Meer kijken naar bodemchemie aan de hand van actuele bodemanalyses. • Verbeteren van het organische stofgehalte en humus in grond, want deze houden nutriënten vast en maken nutriënten vrij. • Klavers zijn nodig voor goede opbrengsten (bedrijfseigen onkruid). • De spagaat van de biologische landbouw, is er voldoende organische stofopbouw dan maakt de klaver zich overbodig en verdwijnt. • Bekalken, goed voor klavers en bodemstructuur. • Herfstgras beter benutten. • Hoe kunnen we het voorjaar vervroegen? Laatste snede najaar laten staan of vroeg weiden. Overzicht maatregelen ter verbetering duurzaam bodembeheer is uitgedeeld/nagemaild.
© DLV Rundvee Advies BV
16