Bedrijfseconomie Examennummer: 19759 Datum: 10 december 2011 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen Niet-programmeerbare rekenmachine
Wij wensen u veel succes!
5823 19759.ex_v1
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt
1. Welke doelstellingen moeten worden geformuleerd om bedrijfsfunctionarissen op de door hen geleverde prestaties te beoordelen? a. Operationele doelstellingen b. Strategische doelstellingen c. Tactische doelstellingen 2. Met welke waarde wordt de balanspost ‘eigen vermogen’ aangegeven? a. Met intrinsieke waarde b. Met generieke waarde c. Met vermogenswaarde 3. Welke factor wordt ook wel beschouwd als de vierde productiefactor? a. Arbeid b. Informatie c. Kapitaal 4. Welke managementcategorie behoort tot het middle management?
5823 19759.ex_v1
a. Operationeel management b. Strategisch management c. Tactisch management
NCOI Opleidingsgroep
1
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
5. Onderneming Global BV heeft de jaarcijfers over het jaar 2010 door de accountant laten opstellen. De jaarstukken worden gepubliceerd. Deze financieel-economische informatievoorziening is zeker van belang voor bepaalde belanghebbenden. Van wat voor soort accounting is hier sprake? a. Creative accounting b. Financial accounting c. Managementaccounting 6. Onderneming Klatex is een goedlopende onderneming. De cijfers van de afgelopen jaren laten dan ook een positief resultaat zien. Volgens de werknemers komt dit doordat het eigendom en de leiding van de onderneming in de handen is van één persoon. Van wat voor ondernemingsmodel is hier sprake? a. Het bezitsmodel b. Het klassieke model c. Het moderne model 7. Volgens welke twee grondslagen wordt de waarde van de meeste productiemiddelen gemeten? a. De hoeveelheids- en de prijsgrondslag b. De hoeveelheids- en de productiegrondslag c. De productiegrondslag en de prijsgrondslag 8. Van welke twee factoren is de kostprijs afhankelijk? a. Van de totale kosten en de winstopslag b. Van de totale kosten en het totaal aantal geproduceerde eenheden c. Van het totaal aantal geproduceerde eenheden en de winstopslag 9. Onderneming Roelofsen BV is een productiebedrijf in het vervaardigen van kunststof producten. Uit de gegevens blijkt dat er tussen de productieomvang en het totaal van de kosten een meer dan evenredig verband bestaat. Van welke soort variabele kosten is hier sprake? a. Van degressief variabele kosten b. Van progressief variabele kosten c. Van proportioneel variabele kosten 10. In welke situatie is er sprake van semivariabele kosten? In het geval dat de variabele kosten…
5823 19759.ex_v1
a. gelijk zijn aan de vaste kosten. b. het grootste deel uitmaken van de gemengde kosten. c. het kleinste deel uitmaken van de gemengde kosten.
NCOI Opleidingsgroep
2
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
11. Onderneming Glorax BV is een productiebedrijf in het vervaardigen van cosmetische producten. De productie draait op volle toeren en er zijn veel offertes binnengekomen voor het leveren van specifieke cosmeticaproducten. De directie van Glorax BV wil graag de productie en afzet bepalen bij welke de onderneming precies uit haar kosten komt. Met welke marge wordt dit aangeduid? a. Bezettingsmarge b. Contributiemarge c. Veiligheidsmarge 12. Onderneming Klaver BV produceert een zeer aantrekkelijk product dat gretig aftrek vindt bij jonge mensen. Het bedrijfspand is dan ook zeer goed beveiligd. Ondanks deze beveiliging zijn er toch een aantal producten gestolen. Van welke soort risico is hier sprake? a. Commercieel risico b. Kwaliteitsrisico c. Kwantiteitsrisico 13. Jan Bartels werkt als werknemer bij groothandel Grotex BV. Hij wordt door de werkgever beloond per geleverde prestatie. Welk beloningsstelsel past de werkgever van Jan hier toe? a. Het premieloon b. Het stukloon c. Het tijdloon Onderstaande tekst heeft betrekking op de vragen 14 en 15. Onderneming Pietersen BV koopt een duur apparaat van € 900.000,-. De restwaarde van dit apparaat bedraagt € 100.000,-. De economische levensduur bedraagt 4 jaar. Over ieder jaar wordt een gelijk bedrag afgeschreven. 14. Hoeveel bedragen de jaarlijkse afschrijvingen van de aanschafprijs in procenten? a. 11,11% b. 22,22% c. 25,00% 15. Hoe wordt deze vorm van afschrijving genoemd?
5823 19759.ex_v1
a. Economisch afschrijven b. Lineair afschrijven c. Periodiek afschrijven
3
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
16. Wat is een voorbeeld van een kostprijsverhogende belasting? a. De inkomstenbelasting b. De onroerendezaakbelasting c. De vennootschapsbelasting 17. Onderneming Klaton BV fabriceert diverse producten voor de doe-het-zelfmarkt die goed in de markt liggen bij het gemiddelde publiek. Van al deze producten worden zeer grote hoeveelheden gefabriceerd. De producten zijn door de onderneming zelf ontworpen en de klant zelf kan daar geen invloed op uitoefenen. Van wat voor soort massaproductie is hier sprake? a. Heterogene massaproductie b. Homogene massaproductie c. Seriestukproductie 18. De directeur van gereedschapszaak Hamer begroot de totale omzet voor het komende jaar op € 600.000,-. Bekend is dat de inkoopwaarde van de omzet vorig jaar 30% bedroeg. De totale indirecte kosten bedroegen afgelopen jaar € 240.000,-. Toerekening vindt plaats volgens de opslagmethode. Hoeveel bedraagt de kostprijs voor een stuk gereedschap dat voor € 16,- wordt ingekocht? a. € 21,28 b. € 28,00 c. € 37,33 De onderstaande tekst heeft betrekking op de vragen 19 en 20. Onderneming Hansen BV produceert kunststof producten. De vaste kosten bedragen € 800.000,- per jaar bij een normale bezetting van 400.000 kunststof producten. De directie begroot de variabele kosten op € 5.000.000,- bij een begrote productie van 420.000 kunststof producten. 19. Hoeveel bedraagt de standaardkostprijs van dit kunststof product? a. € 13,90 b. € 14,15 c. € 14,40 20. Hoeveel bedraagt het te verwachten bezettingsresultaat?
5823 19759.ex_v1
a. € 10.000,b. € 40.000,c. € 80.000,-
NCOI Opleidingsgroep
4
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
21. Bij welke opslagmethode voor de kostprijsberekening bij heterogene productie worden er verschillende opslagpercentages gehanteerd bij de vaststelling van de kostprijs? a. De enkelvoudige opslagmethode b. De primitieve opslagmethode c. De verfijnde opslagmethode 22. Piet Gerritsen is al jaren afdelingshoofd van een fabricageafdeling. Hij is verantwoordelijk voor zowel de kosten als de opbrengsten van zijn afdeling. Met welke term wordt zijn afdeling aangeduid? a. Als een cost center b. Als een profit center c. Als een revenu center 23. Bij welke toerekeningsmethode staat de causaliteit tussen kosten en kostendrager centraal? a. Bij activity based costing b. Bij direct costing c. Bij joint costing 24. Ondernemer Piet van Galen doet goede zaken binnen zijn onderneming. Hij wil graag gaan uitbreiden en wil daartoe een rekening-courantkrediet afsluiten bij zijn bank. Van wat voor soort vermogen is hier sprake? a. Kortlopend tijdelijk vermogen b. Permanent vermogen c. Tijdelijk vermogen 25. Welk soort krediet valt binnen de geldmarkt? a. Kort krediet b. Lang krediet c. Middellang krediet 26. Welke minimumeis hanteren banken aan het eigen vermogen bij aanvraag van een krediet door de ondernemer? Een eigen vermogen van…
5823 19759.ex_v1
a. 20% van het balanstotaal. b. 30% van het balanstotaal. c. 40% van het balanstotaal.
5
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
27. Het kan voorkomen dat de intrinsieke waarde van het eigen vermogen kleiner is dan de nominale waarde ervan. Waarvan is er dan sprake? a. Afstempeling b. Herkapitalisatie c. Kapitaalverwatering 28. Bij het aanbod van aandelen door een onderneming wordt er een prospectus opgesteld. Wat wordt er in deze prospectus beschreven? a. Het doel van de emissie b. Het financieel overzicht c. Het managementbeleid 29. Aan ondernemer Gert Drost is een bankkrediet ter beschikking gesteld. Dit biedt hem wat uitkomst en hij ziet meer voordelen in dit bankkrediet ten opzichte van een langlopend krediet. Wat is een belangrijk voordeel van dit bankkrediet? a. Hoge rentevergoeding bij creditstand b. Vaak goedkoop c. Vrij elastisch 30. Wat is een kenmerk van financial lease? a. De duur van het contract is korter dan de economische levensduur van het object. b. Het contract is tussentijds niet opzegbaar. c. Het economisch risico is voor rekening van de lessor. 31. Bij welk obligatietype ontvangt de obligatiehouder alleen rente indien het bedrijfsresultaat dat toelaat? a. De inkomstenobligatie b. De premieobligatie c. De winstdelende obligatie 32. Hoeveel bedraagt de conversiekoers indien drie obligaties van € 900,- nominaal met bijtelling van € 110,- recht geven op drie aandelen van € 450,- nominaal?
5823 19759.ex_v1
a. 208,15% b. 224,44% c. 275,49%
NCOI Opleidingsgroep
6
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
33. Bij welke instantie kan een belanghebbende naleving van de wettelijke bepalingen eisen met betrekking tot de jaarrekening? a. Bij de Autoriteit Financiële Markten b. Bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam c. Bij de Raad voor de Jaarverslaggeving 34. Door wie worden de controleurs binnen het orgaan van de Raad voor de Jaarverslaggeving vertegenwoordigd? a. Door de werkgeversorganisaties (VNO-NCW) b. Door de werknemersorganisaties (FNV en CNV) c. Door het Koninklijk NIVRA 35. Binnen welk principe wordt bepaald dat winsten slechts mogen worden genomen voor zover ze op de balansdatum zijn gerealiseerd? a. Het continuïteitsprincipe b. Het realisatieprincipe c. Het toerekeningsprincipe 36. Bij welke opstelling worden in de balans de activa en de passiva naast elkaar geplaatst? a. De horizontale opstelling b. De scrontovorm c. De verticale opstelling 37. Uit hoeveel delen bestaat een jaarverslag? a. uit 2 delen b. uit 3 delen c. uit 4 delen 38. Accountant Jan Gerritsen moet voor onderneming Janko BV een verklaring afgeven. Bekend is dat de accountant zijn controlewerk niet volledig heeft kunnen uitvoeren vanwege objectieve verhinderingen. Daardoor zijn er onzekerheden van materiaal belang blijven bestaan. Wat voor soort verklaring zal de accountant afgeven aan Janko BV? a. Een afkeurende verklaring b. Een verklaring met beperking c. Een verklaring van oordeelonthouding 39. Volgens welk winstbepalingsstelsel dient de lifo-methode te worden beschouwd?
5823 19759.ex_v1
a. Als complementair winstbepalingsstelsel b. Als nominalistisch winstbepalingsstelsel c. Als substantialistisch winstbepalingsstelsel
7
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomie - Examennummer 19759 - 10 december 2011
40. Hoe gebeurt het bepalen van de winst bij het ijzerenvoorradenstelsel? Door middel van…
5823 19759.ex_v1
a. kostprijsvergelijking b. vermogensvergelijking c. winstvergelijking
NCOI Opleidingsgroep
8