LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vak:
2/2 lt/w
AV Fysica Basisvorming en specifiek gedeelte
Studierichting en studiegebied:
Wetenschappen (algemeen secundair onderwijs), Wetenschappen-topsport (sport) Sportwetenschappen (sport)
Onderwijsvorm:
ASO
Graad:
tweede graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2012/004 (vervangt 2006/021 en 2008/018)
Nummer inspectie:
2012/723/1//D (vervangt 2002 / 245 // 1 / F / BS / 1H / II / / D/ en 2006 / 69 // 1 / T / BV / 2H / II / / D/)
pedaGOgische begeleidingsdienst Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
1
INHOUD Visie ..........................................................................................................................................................2 Beginsituatie .............................................................................................................................................3 Algemene doelstellingen ..........................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden/specifieke didactische wenken ....................................................9 Algemeen pedagogisch-didactische wenken .........................................................................................28 Leerlijnen natuurwetenschappen ...........................................................................................................29 VOET ......................................................................................................................................................40 Het open leercentrum en de ICT-integratie ............................................................................................41 Evaluatie .................................................................................................................................................44 Minimale materiële vereisten ..................................................................................................................47 Bibliografie ..............................................................................................................................................49 Concordantietabel ..................................................................................................................................50 Bijlage 1 ..................................................................................................................................................56 Bijlage 2 ..................................................................................................................................................57
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
2
VISIE Wetenschappen voor de burger van morgen Wetenschappen zijn een belangrijke component van onze cultuur. Ze reiken niet alleen middelen en methoden aan om de materiële werkelijkheid te begrijpen, maar ook om deze werkelijkheid te veranderen overeenkomstig de menselijke noden. Wetenschappen bepalen in belangrijke mate het wereldbeeld van de maatschappij. Omgekeerd hebben waarden en opvattingen die in de samenleving leven ook een invloed op de wetenschappen en op hun ontwikkeling. Wetenschappen in de basisvorming beoogt de natuurlijke nieuwsgierigheid van jongeren tegenover de hen omringende wereld te stimuleren en te ondersteunen door er een wetenschappelijke fundering aan te geven. Dit gebeurt door hen in beperkte mate te introduceren in verschillende benaderingen van de natuurwetenschappen, namelijk:
wetenschappen als middel om toestanden en verschijnselen uit de dagelijkse ervaringswereld te verklaren. Hier gaat het om het leggen van de verbinding tussen praktische toepassingen uit het dagelijkse leven en natuurwetenschappelijke kennis;
wetenschappen als middel om op proefondervindelijke wijze gefundeerde kennis over de werkelijkheid te vinden. Het gaat dan om het ontwikkelen van een rationeel en objectief raamwerk voor het oplossen van problemen en het begrijpen van concepten die de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines met elkaar verbinden;
wetenschappen als middel om via haar technische toepassingen de materiële leefomstandigheden te verbeteren. Leerlingen herkennen hoe natuurwetenschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op hun persoonlijke, sociale en fysieke omgeving;
wetenschappen als cultuurverschijnsel en natuurwetenschap als mensenwerk. Leerlingen hebben notie van historische, filosofische, sociale en ethische aspecten van de natuurwetenschappen. Hierdoor zien en begrijpen ze relaties met andere disciplines. De leerlingen van de basisvorming met specifiek gedeelte worden voorbereid om als burger deel te nemen aan een moderne duurzame kennismaatschappij. In een steeds veranderende maatschappij zullen zij een actieve rol spelen als burger en als gebruiker van wetenschappelijke kennis. Zij beschikken over wetenschappelijke vaardigheden en zij zijn voldoende communicatievaardig om de relaties tussen wetenschappen en de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij te duiden. Zo zal de leerling ook verschillende attitudes nodig hebben om levenslang te leren, om in groep of zelfstandig, nauwkeurig en milieubewust te werken. De nadruk bij het specifiek gedeelte wordt gelegd op de grotere diepgang van sommige onderwerpen, op het aanbieden van een groter aantal contexten en van meer begeleide experimenten en zelfstandige opdrachten. Het leerplan laat toe dat de leerlingen van de basisvorming met specifiek gedeelte voor wetenschappen in de tweede graad naadloos kunnen aansluiten bij richtingen met de pool wetenschappen in de derde graad. Zij hebben een verdiepend kennisniveau voor wetenschappen opgebouwd en hebben de ontwikkeling van de onderzoekcompetentie uitgevoerd binnen de wetenschappen waardoor zij voldoende vaardig zullen zijn om de onderzoeksopdracht binnen de pool wetenschappen van de derde graad met succes uit te voeren.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE Alle leerlingen die de tweede graad aanvatten, hebben de leerplandoelstellingen van het vak natuurwetenschappen van de eerste graad (A- stroom) bereikt. Tijdens de lessen natuurwetenschappen hebben ze kennis gemaakt met enkele kernbegrippen van materie, energie, interactie tussen materie en energie en systemen. Verschijnselen uit de niet-levende en de levende natuur komen beide aan bod. Behandelde aspecten uit de niet-levende natuur zijn onder andere het deeltjesmodel, omkeerbare en niet- omkeerbare stofomzettingen. Naast inhoudelijke leerplandoelstellingen hebben de leerlingen ook een aantal wetenschappelijke vaardigheden en informatievaardigheden ingeoefend. De leerlingen uit de basisopties Industriële wetenschappen, Latijn en Moderne wetenschappen hebben ruimer kennis kunnen maken met wetenschappelijke vaardigheden, de wetenschappelijke methode en leren onderzoeken tijdens het wetenschappelijk werk natuurwetenschappen. Het is duidelijk dat we in de tweede graad starten met leerlingen die op een verschillend niveau vaardigheden hebben ingeoefend naargelang de gekozen basisoptie.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Naast de constructie van kennis en inzicht in een vakspecifiek begrippenkader ontwikkelen leerlingen ook wetenschappelijke vaardigheden en communicatievaardigheden. Wetenschappelijke vaardigheden Tijdens de lessen fysica voeren de leerlingen minimaal 4 leerlingenproeven per leerjaar uit. Bij elke leerlingenproef moet een rapportering worden uitgevoerd en zal afhankelijk van het experiment/opdracht een aantal algemene doelstellingen worden nagestreefd. De vakgroep wetenschappen zorgt hierbij voor een evenwichtige opbouw van de leerlijn “leren onderzoeken/onderzoekend leren”. Leerlingen hebben tijdens de eerste graad kennis gemaakt met fasen van de natuurwetenschappelijke methode en zetten in de tweede graad de ontwikkeling van de wetenschappelijke vaardigheden verder. Om de beginsituatie van de leerlingen bij aanvang van de tweede graad duidelijk te stellen is een overleg tussen de leraars van de eerste graad en tweede graad noodzakelijk, zodat duidelijk is welke deelvaardigheden van de natuurwetenschappelijke methode de leerlingen tijdens de eerste graad hebben geoefend. De uitdrukking in de algemene doelstellingen “Onder begeleiding … uitvoeren” betekent dat de leerlingen de activiteiten uitvoeren waarbij zij de wetenschappelijke vaardigheden bewust en stapsgewijze inoefenen onder leiding van de leraar. Bij de uitvoering van de leerlingenproeven worden zo een aantal algemene doelstellingen geselecteerd en ingeoefend door de leerlingen. De uitvoering van proeven en opdrachten is maar effectief indien de leerlingen zelf ontdekkend en actief kunnen leren en werken. Het is van belang dat de leraar er voor zorgt dat de leerlingen voldoende ruimte krijgen voor eigen werk en ontwikkeling. Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig (onder begeleiding) in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. De werkvorm waarbij verschillende opstellingen worden aangeboden als een roterend leerlingenpracticum kan wel als leerlingenproef fungeren. Bij de aanvang van elke leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op de hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Ook zal de leraar aandacht besteden aan attitudes zoals zin voor samenwerking en respect voor materiaal en milieu. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. Tijdens de uitvoering van demo - experimenten kan steeds een didactische aanpak toegepast worden waarbij tijdens elke fase van de demoproef de algemene doelstellingen geëxpliciteerd worden (onderzoekend leren). Het accent ligt hierbij op het aanleren van deelvaardigheden of op de toepassing van de volledige cyclus van de wetenschappelijke methode. Zo is er bij elke algemene doelstelling een verwijzing naar de gemeenschappelijke eindterm aangegeven. Op deze manier wordt de realisatie van de specifieke eindtermen (DSET 29-31) van de derde graad voorbereid.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
5
Algemene doelstellingen bij de ontwikkeling wetenschappelijke vaardigheden en het gebruik van de natuurwetenschappelijke methode
nummer algemene doelstelling
nummer van de gemeenschappelijke eindterm
AD1
Onder begeleiding informatie over een gegeven natuurwetenschappelijk verschijnsel verzamelen en ordenen. (oriëntatie)
W1
AD2
Onder begeleiding bij een natuurwetenschappelijk verschijnsel een onderzoeksvraag opstellen en eventueel een hypothese formuleren. (onderzoeksvraag en hypothese)
W1
AD3
Onder begeleiding een methode of een onderzoeksplan opstellen om de gestelde vraag te onderzoeken. (onderzoeksplan)
W1
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
6
Wenken
De probleemsituatie duidelijk beschrijven en zichtbaar maken voor de leerlingen, eventueel met schematische tekening de situatie verduidelijken.
De factoren die invloed hebben benoemen en ordenen in relevante en niet relevante factoren.
Met enkele vragen de voorkennis van de leerlingen toetsen en eventueel bijsturen.
Vanuit de concrete situatie mogelijke vragen formuleren om zo te komen tot een duidelijke hoofdvraag.
Bij de formulering van de hoofdvraag aandacht hebben voor de factoren die constant blijven tijdens het onderzoek en voor de gegevens bij de proef.
Laat de leerlingen eerst voor zich zelf en daarna in groep een mogelijke hypothese of veronderstelling over het antwoord op de hoofdvraag formuleren.
Vanuit de hoofdvraag een plan voor de uitvoering van de proef opstellen.
De werking van de meettoestellen en apparaten toelichten.
AD4
Het onderzoeksplan uitvoeren en de resultaten overzichtelijk en nauwkeurig ordenen. (uitvoering)
W1
AD5
Tijdens de uitvoering van de opdracht/experiment veilig en verantwoord omgaan met stoffen, voorwerpen en toestellen. (uitvoering)
W3
AD6
Bij het noteren van de meetwaarden de correcte wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI - eenheden gebruiken en hierbij rekening houden met de meetnauwkeurigheid van het meettoestel.(verwerking)
W2
AD7
Bij de verwerking van de meetresultaten rekening houden met het aantal beduidende cijfers.(verwerking)
W2
AD8
De waarneming/meetwaarden ordenen in een tabel en/of voorstellen in een grafiek.(verwerking)
W2
Wenken
Bij de uitvoering en het maken van de opstelling het belang van de correcte lezing van de instructies benadrukken.
Bij de uitvoering van de proef planmatig en efficiënt leren werken met respect voor de omgeving en de materialen.
Bij het ordenen van de meetresultaten in een tabel de correcte symbolen en SI-eenheden gebruiken.
De specifieke voordelen van het ordenen van meetwaarden in een tabel of grafiek toelichten.
De leerlingen moeten inzien dat meettoestellen een beperkte nauwkeurigheid bezitten. Bij verwerking van de meetresultaten en het rapporteren over de meetresultaten de vereenvoudigde regels voor beduidende cijfers gebruiken.
Het gebruik van de wetenschappelijke notatie is niet noodzakelijk bij het weergeven van de meetresultaten.
Een tabel gebruiken om verbanden tussen grootheden te bepalen.
De grafische voorstelling interpreteren en in verband brengen met de onderzoeksvraag (recht evenredige en omgekeerd evenredige verbanden).
Een grootheid en de eenheid uit een grafiek afleiden (richtingscoëfficiënt, oppervlakte).
Leerlingen kunnen bij het maken van grafieken met een rekenblad het verband tussen grootheden weergeven via de optie “trendlijn”, indien mogelijk vakoverschrijdend werken.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
7
AD9
Onder begeleiding uit de waarnemingen/meetwaarden/grafieken conclusies trekken en het resultaat evalueren.(besluit en evaluatie)
W1
AD10
Onder begeleiding over een opdracht/onderzoek rapporteren en reflecteren.(rapportering)
W1
Wenken
Het besluit formuleren in samenhang met de gestelde onderzoeksvraag en de geformuleerde hypothese.
Afhankelijk van het type onderzoek de resultaten evalueren door vergelijking met waarden uit het tabellenboek.
Bij de evaluatie het onderzoeksplan kritisch beoordelen en eventuele tekorten aangeven of een verbeterde versie van het plan opnieuw uitvoeren.
“Onder begeleiding … evalueren” kan gebeuren via een aantal gerichte vragen en opdrachten.
Leerlingen leren rapporteren en communiceren over de resultaten van de proef door het maken van een verslag, eventueel aangevuld met een poster of presentatie.
De leerlingen leren zelfstandig een verslag maken en gebruiken hierbij zoveel mogelijk ICT.
Het verslag bevat minimaal volgende punten:
doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;
hypothese (eventueel);
beschrijving of tekening van de opstelling;
plan of werkwijze met notatie van de waarnemingen en/of meetwaarden;
het besluit.
Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt en dat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Bij het aanleren van de opmaak van een verslag kan eventueel een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning worden gebruikt. Leerlingen leren zo onder begeleiding rapporteren in de vorm van een verslag.
Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling wordt deze taak in de evaluatie opgenomen. Bij de bespreking van de resultaten van de leerlingenproef is het van belang om hierover klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie van de leerlingenproef aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, respect voor het materiaal, samenwerking, uitvoeren van instructies, aandacht voor veiligheid …
WETENSCHAP EN SAMENLEVING In het domein “wetenschap en samenleving” maken de leerlingen kennis met de maatschappelijke relevantie en verschillende toepassingen van wetenschappelijke kennis. Vanuit de contextgebieden duurzaamheid, cultuur en maatschappij worden een aantal communicatievaardigheden ingeoefend. De leerlingen leren hierbij op een efficiënte manier informatie verwerven, verwerken, presenteren en maken hierbij zoveel mogelijk gebruik van ICT. Leerlingen voeren minimum één informatieopdracht voor het vak fysica uit tijdens de tweede graad voor één van de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij. In de vakgroep wetenschappen worden afspraken gemaakt over de verdeling van de contextgebieden, zodat elke context één keer aan bod komt in de tweede graad.
AD11
Bij het verduidelijken van en het zoeken naar oplossingen voor duurzaamheidvraagstukken wetenschappelijke principes hanteren die betrekking hebben op grondstoffenverbruik, energieverbruik, biodiversiteit en het leefmilieu. (duurzaamheid)
W4
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
8
AD12
De natuurwetenschappen als onderdeel van de culturele ontwikkeling duiden. (cultuur)
W5
AD13
De wisselwerking tussen natuurwetenschappen en de maatschappij op ecologisch, ethisch en technisch vlak illustreren. (maatschappij)
W5
Wenken Om de informatievaardigheden van leerlingen te ontwikkelen is het noodzakelijk dat leerlingen informatie efficiënt leren opzoeken (gebruik van zoekmachines) en dat zij informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst of korte presentatie. Doordat de opdracht een apart werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen. Het is belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen en beperkt te houden. De informatieopdracht behandelt minstens één van de volgende contextgebieden.
Duurzaamheid:
gebruik van hernieuwbare energiebronnen, passief huis …;
rendement van technische systemen zoals verbrandingsmotor, zonnecel …
Cultuur: Wetenschappelijke geletterdheid van fysica behoort tot de culturele ontwikkeling van een burger in de huidige maatschappij. We kunnen dit illustreren met onderwerpen zoals:
kennis van optische verschijnselen bij gebruik toestellen zoals bril, fototoestel, gebruik van de glasvezel in de geneeskunde en in de communicatie …;
kennis van energieomzettingen en rendement bij praktisch en duurzaam energieverbruik in de woning;
het verschil tussen pseudo-wetenschappelijke kennis en wetenschappelijke kennis kunnen duiden.
Maatschappij
belang van technische ontwikkeling van de optica voor de geneeskunde, communicatie;
het gebruik van wetenschappelijke kennis en moderne technologieën in hedendaagse kunst toelichten. Actieve werkvormen gebruiken waarbij informatie- en communicatievaardigheden ingeoefend worden:
een discussiegesprek waarbij gefundeerde argumenten worden gebruikt;
een stellingenspel of andere werkvorm waarbij de communicatie wordt geactiveerd;
een presentatie van een onderzoek met gebruik van een poster, ppt …;
taalactiverende opdrachten of taalondersteunende opdracht zoals een slangenspel, placemat, bingo …;
verslag van een bedrijfsbezoek of een natuureducatief centrum, musea of wetenschapscentra;
expert als gastleraar in de school;
projectwerk/informatieopdracht over technische toepassingen, historische figuren …;
gebruik van artikels uit de media of internet;
gebruik van een begrippenkaart.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
9
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN/SPECIFIEKE DIDACTISCHE WENKEN Bij elke leerplandoelstelling wordt in de eerste kolom een verwijzing gemaakt naar één van de volgende symbolen:
F: het nummer van de vakgebonden eindterm fysica;
W1, W2 en W3: de gemeenschappelijke eindtermen i.v.m. “wetenschappelijke vaardigheden”;
W4 en W5: de gemeenschappelijke eindtermen i.v.m. “wetenschap en samenleving”;
DSET: het nummer van de decretale specifieke eindterm van de pool wetenschappen (zie bijlage 2);
U: leerplandoelstellingen die cursief staan zijn bedoeld als uitbreiding en zijn niet verplicht;
de uitvoering van minimaal vier leerlingenproeven per leerjaar is verplicht, de leerplandoelstellingen i.v.m. leerlingenproeven zijn suggesties;
de uitvoering van één informatieopdracht per graad is verplicht.
Leerlingenproeven
Het is aanbevolen om de uitvoering van de leerlingenproeven evenwichtig te spreiden.
Tijdens de uitvoering van de leerlingenproeven de ontwikkeling van attitudes zoals taakgerichtheid, respect voor materiaal en milieu(afvalverwerking), in groep werken, zin voor nauwkeurigheid en veiligheid nastreven. De beoordeling van deze vakgebonden attitudes kunnen in de evaluatie van de leerlingenproef worden opgenomen. Het is aangewezen om een leerlijn voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en attitudes met de vakgroep te bespreken. Informatieopdracht
Leerplandoelstellingen die technische toepassingen omschrijven kunnen tijdens de les aan bod komen of zijn een suggestie voor de informatieopdracht.
Bij de planning van de informatieopdracht met de vakgroep afspreken in welk vak (biologie, chemie of fysica) de contextgebieden: cultuur, duurzaamheid en maatschappij aan bod komen. Leerinhouden
Bij de begrippen: massadichtheid, zwaartekracht, veerkracht, druk, hydrostatische druk, arbeid, energie, vermogen, rendement, specifieke warmtecapaciteit wordt van de leerlingen verwacht dat zij de begrippen op kwalitatief en kwantitatief niveau kunnen hanteren.
Met het hanteren van een formule op kwalitatief niveau verwerven leerlingen inzicht en kennis over de formule. Zij kunnen hierbij de relatie tussen de grootheden verwoorden en een recht en omgekeerd evenredig verband in de formule herkennen. De leerlingen kunnen gebruikmakend van de formule kwalitatief aangeven welke de invloed van een verandering van een grootheid is. Zo kunnen zij bijvoorbeeld toelichten dat bij een verdubbeling van de F oppervlakte A in de formule voor druk p , de druk p zal halveren bij een bepaalde kracht F. A
Met een formule hanteren op kwantitatief niveau wordt verwacht dat de leerlingen inzicht en kennis hebben in de formule en dat zij de formule ook correct kunnen toepassen of gebruiken. Dit betekent dat de leerling de formule in de juiste situatie gebruikt, juist invult en de berekening correct kan uitvoeren. Bij het eindresultaat kan de leerling beoordelen of het resultaat realistisch is en een antwoord is op het gevraagde.
Bijlage 1 geeft een overzicht van de formules uit de vakgebonden eindtermen fysica.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR. W2
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
10
LEERINHOUDEN
Het SI-eenhedenstelsel het verschil tussen een grootheid en een eenheid verwoorden.
Grootheid, eenheid
de hoofdgrootheden en SI- basiseenheden omschrijven.
Hoofdgrootheden en basiseenheden
W2, DSET1, 2
2
W2
3
de belangrijkste voorvoegsels omschrijven en gebruiken bij omzettingen tussen eenheden.
Afgeleide eenheden, omzettingen
W2
4
beduidende cijfers gebruiken bij de notatie van een meetresultaat of een berekening met meetresultaten.
Beduidende cijfers
W4, W5
5
DSET25-28
W2
6
technische toepassingen beschrijven en gebruiken i.v.m. het SI-eenhedenstelsel. vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. het SI-eenhedenstelsel.
Technische toepassingen Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Aandacht vestigen op het verschil tussen grootheden en eenheden met hun respectievelijke symbolen. Het verschil tussen grootheden en variabelen (x, y) uit de wiskunde aangeven. In de fysica hoort bij elk getal een eenheid en het getal is nu een maatgetal van de grootheid (1).
Het is niet bedoeling de wetenschappelijke definitie van de hoofdeenheden te bespreken. Bij de notatie van de waarde van een grootheid aandacht hebben voor de meetnauwkeurigheid van het meettoestel. Bij berekeningen met meetresultaten de vereenvoudigde regels voor beduidende cijfers gebruiken. Bij het maken van opgaven is het best het aantal beduidende cijfers van de gegevens tot drie te beperken (2-4).
Aandacht hebben voor de moeilijkheid die leerlingen hebben bij de omzetting van de decimale schrijfwijze van een tijdstip naar de schrijfwijze met uren en minuten en omgekeerd (3).
De noodzaak om voorvoegsels te gebruiken doordat het werkterrein van de fysica zich uitstrekt van de microscopisch kleine massa van een atoom tot het reusachtig grote heelal en van de zeer korte periode van een atoomklok tot de leeftijd van het heelal (3).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR. F14
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 7
W1, W2, W3 DSET 29- 31
8
F14
9
Massadichtheid de massadichtheid van een stof als stofconstante verwoorden en berekenen.
11
LEERINHOUDEN
Massadichtheid
de massadichtheid van een vaste stof, vloeistof of gas bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de massadichtheid van een vaste stof, vloeistof of gas
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. dichtheid.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Laat de leerlingen het begrip massadichtheid met een concreet voorbeeld op een eigen manier correct verwoorden en oefenen veelvuldig in het omzetten van de eenheden (7).
Laat de leerlingen op een experimentele manier de stofconstante massadichtheid ontdekken, gebruik hierbij voorwerpen met zowel regelmatige als niet-regelmatige vormen (8).
Tijdens de leerlingenproef over dichtheid leren de leerlingen een aantal apparaten gebruiken zoals: de balans (digitaal), meetlat, maatglas … werk systematisch met duidelijke afspraken voor de leerlingen (8).
Breng de verschillende vaardigheden voor het uitvoeren van de proef stapsgewijze aan en besteed voldoende aandacht aan het maken van een grafische voorstelling. Geef hierbij aan dat we d e punten van de grafiek niet punt per punt verbinden maar een rechte door de oorsprong tekenen die zo goed mogelijk aansluit bij de punten. Breng de helling van de rechte in verband met de dichtheid van de stof (8).
Inzicht ontwikkelen in de grootteorde van de dichtheden en de dichtheid van een stof in een tabel leren opzoeken (8-9).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
12
LEERINHOUDEN
Krachten het begrip kracht als fysische grootheid beschrijven en de effecten van een kracht illustreren.
Kracht, effecten van een kracht
11
de informatie die een vectorvoorstelling bevat toelichten en de krachtvectoren op schaal tekenen.
Vectorvoorstelling van een kracht
F2
12
krachten volgens dezelfde richting samenstellen.
Resultante van krachten met dezelfde richting
F2
13
hoekmakende krachten samenstellen en ontbinden op grafische wijze.
Resultante van hoekmakende krachten
14
de zwaartekracht op de massa van een voorwerp berekenen en de zwaarteveldsterkte verwoorden.
Zwaartekracht, zwaarteveldsterkte
15
het verband tussen de vervorming van een elastisch systeem en de uitgeoefende kracht beschrijven en het verband grafisch voorstellen.
W1, W2, W3 DSET 29 - 31
16
de veerconstante van een veer experimenteel bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de veerconstante van een veer
DSET4
17
moment van een kracht verwoorden en berekenen.
Moment van een kracht
DSET5, DSET13
18
momentenstelling toepassen in concrete situaties.
Momentenstelling
DSET13, DSET15
19
het zwaartepunt omschrijven en de invloed van de positie van het zwaartepunt op het evenwicht beschrijven.
Zwaartepunt, evenwicht
W1, W2, W3 DSET 29- 31
20
het zwaartepunt van een voorwerp bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van het zwaartepunt van een voorwerp
W4, W5,
21
technische toepassingen i.v.m. krachten en momenten beschrijven.
Technische toepassingen
22
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. krachten.
Vragen en vraagstukken
10 F1
F1
F3 F3
Veerkracht, veerconstante
DSET 25-28
F1, F2, F3
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Het begrip kracht met verschillende voorbeelden illustreren en hierbij het onderscheid aangeven tussen een krachtwerking door contact en een krachtwerking op afstand (10).
De effecten van een kracht met praktische voorbeelden illustreren (10).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
13
Bij de vectorvoorstelling de krachten tekenen met een krachtenschaal en duidelijk het verschil tussen een vectoriële grootheid en een niet-vectoriële grootheid aangeven. Besteed voldoende aandacht aan de positie van het aangrijpingspunt van de vector in de figuur (11).
Bij de samenstelling van hoekmakende krachten kan de bepaling van de grootte van de resultante grafisch gebeuren met gebruik van een krachtenschaal en in het geval dat de krachten loodrecht op elkaar staan wiskundig. (13)
Het begrip zwaarteveldsterkte invoeren als een kracht waarbij een massa van één kilogram wordt aangetrokken met een kracht van 9,81 N. Verduidelijk het onderscheid tussen massa en gewicht (14).
Met de waarde van de veldsterkte g = 9,81 N/kg de zwaartekracht Fz op een voorwerp met massa m berekenen, Fz = m g (14).
Bij bepaling van de grootte van de kracht leren de leerlingen met een dynamometer werken en bij de experimentele bepaling van de veerconstante is het mogelijk om de leerlingen een geijkte krachtmeter te laten ontwerpen (15-16).
Het moment van kracht en de momentenstelling zoveel mogelijk illustreren met voorbeelden van hefbomen in het menselijk lichaam of in een sportcontext.(17-18)
Als context bij momenten zijn er voorbeelden van hefbomen uit het dagelijks leven zoals de kruiwagen, de koevoet, de notenkraker … Gebruik hierbij ook ICT-voorbeelden als illustratie (21-22).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
14
LEERINHOUDEN
F18
23 Licht Voortplanting van het licht de begrippen lichtbron, lichtstraal, donker lichaam, rechtlijnige voortplanting en lichtbundel omschrijven en met een voorbeeld illustreren.
Lichtbron, donker lichaam, rechtlijnige voortplanting, lichtbundel
F18
24 de kern- en bijschaduw construeren en benoemen.
Kernschaduw, bijschaduw
F18
25 het principe van de camera obscura uitleggen.(U)
Camera obscura (U)
F18
26 Terugkaatsing bij vlakke spiegels gerichte en diffuse terugkaatsing beschrijven aan de hand van een voorbeeld.
Gerichte terugkaatsing, diffuse terugkaatsing
W1, W2, W3 DSET 29- 31
27
F18
28 de terugkaatsingwetten formuleren en de stralengang construeren.
Wetten van de terugkaatsing
F19
29 het beeld bij een vlakke spiegel construeren en de eigenschappen van het beeld toelichten.
Constructie van het beeld bij een vlakke spiegel
F19
30 het brandpunt bij een holle en bolle spiegel toelichten met concrete toepassingen.
Brandpunt holle en bolle spiegel
F18, F19
31 vragen en vraagstukken oplossen.
Vragen en vraagstukken
F18
32 Breking van het licht het brekingsverschijnsel beschrijven en de stralengang construeren.
Brekingsverschijnsel
W1, W2, W3 DSET 29- 31
33
Leerlingenproef: wetten van de breking
F18
34 de brekingswet van Snellius formuleren en toepassen.
Brekingswetten
F18
35 de brekingsindex van een stof toelichten en gebruiken.
Brekingsindex
F18
36 de grenshoek en totale terugkaatsing beschrijven met concrete voorbeelden.
Grenshoek, totale terugkaatsing
F18
37 de kleurenschifting door een prisma beschrijven; (U)
Kleurenschifting (U)
W1, W2, W3 DSET 29- 31
38
Leerlingenproef: beeldvorming bij de dunne bolle lens
de terugkaatsingwetten experimenteel afleiden.
de brekingswetten experimenteel afleiden.
beeldvorming bij de dunne bolle lens experimenteel verifiëren.
Leerlingenproef: wetten van de terugkaatsing
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
15
LEERINHOUDEN
F19
39 het beeld bij dunne bolle lenzen construeren en de eigenschappen van het beeld toelichten.
Beeldvorming bij de dunne bolle lens
F19
40
Beeldvorming bij menselijk oog: bijziend, verziend
de beeldvorming bij het menselijk oog beschrijven.
41 additieve en subtractieve kleurenmenging beschrijven en illustreren. (U)
Additieve en subtractieve kleurenmenging (U)
W4, W5, DSET 25-28
42
Optische toestellen
F18, F19
43 vragen en vraagstukken oplossen.
technische toepassingen i.v.m. licht beschrijven.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken Voortplanting van het licht
Tijdens het tweede leerjaar van de eerste graad hebben de leerlingen in het vak natuurwetenschappen kennis gemaakt met zichtbare en onzichtbare straling. Volgende leerplandoelstellingen zijn in de eerste graad aan bod gekomen: (23)
het onderscheid tussen lichtbronnen en donkere lichamen beschrijven met een voorbeeld;
uit waarnemingen vaststellen dat licht uit verschillende kleuren bestaat.
Benadrukken dat je maar een voorwerp kan zien doordat het licht van dat voorwerp op je oog invalt. Het voorwerp zendt zelf licht uit of het licht weerkaatst op het voorwerp in de richting van je ogen.(23)
Schaduwvorming, maansverduistering, schijngestalten van de maan kunnen als bijkomende voorbeelden van de rechtlijnige voortplanting aan bod komen.(24)
Het principe van de camera obscura met eenvoudig materiaal illustreren. Opletten voor de vorming van het beeld dat ontstaat uit de overlapping van de verschillende lichtvlekken afkomstig van de opening.(25) Terugkaatsing
Het gebruik van applets over beeldvorming bij spiegels ondersteunt het begripsvermogen en inzicht van de leerlingen.(29)
Toepassingen van een holle en bolle spiegel zijn o.a. koplamp van een wagen, make-up spiegel, dode hoekspiegel, bolle spiegel op kruispunten, telescopen …(30)
Breking
Bij het brekingsverschijnsel de begrippen: grensvlak, gebroken straal en brekingshoek toelichten.(32)
Het brekingsverschijnsel illustreren met effecten zoals schijnbare verhoging van een voorwerp onder water, evenwijdige verschuiving, totale terugkaatsing.(32 -36)
De brekingsindex is een stofconstante en kan gebruikt worden om de stoffen te herkennen.(34-35)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
16
Bij de beeldvorming bij een lens er op wijzen dat naast de hoofdstralen er ook andere stralen afkomstig van de lichtbron het beeld vormen. Hierbij ook aandacht besteden aan de misvatting waarbij leerlingen denken dat een gedeelte van het beeld verdwijnt indien een gedeelte van de lens wordt afgedekt.(39)
Met eenvoudige experimenten verduidelijken dat het invallend licht op doorzichtig voorwerpen gedeeltelijk terugkaatst en gedeeltelijk breekt.
Bij de bespreking van de beeldvorming bij het menselijk oog en de oogafwijkingen is overleg met de leraar biologie aangewezen.(40)
Het gebruik van applets over beeldvorming bij lenzen ondersteunt het begripsvermogen en het inzicht van de leerlingen. (39)
Technische toepassingen zoals de ontwikkeling van het fototoestel, het gebruik van spiegels in het verkeer, het gebruik van optische vezels in de geneeskunde, gebruik van optische verschijnselen in kunstwerken kunnen aan bod komen bij de uitvoering van de informatieopdracht. (42)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 44
F15 F15, DSET1
45
W4, W5,
46
DSET25-28
F15
47
17
LEERINHOUDEN
Druk Druk bij vaste stoffen het begrip druk uit kracht en oppervlakte afleiden en de grootte ervan berekenen.
Begrip druk bij vaste stoffen
omzettingen maken tussen de afgeleide eenheden van druk en de grootteorde aangeven.
Grootteorde van drukken eenheden: Pa, hPa, bar, mbar
technische toepassingen i.v.m. druk bij vaste stoffen beschrijven. vragen en vraagstukken oplossen.
Technische toepassingen Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Als context kan men verschillende voorbeelden bespreken waarbij een vergroting van het oppervlak een drukverkleining teweegbrengt of omgekeerd zoals: sneeuwschoenen, een nagelbed, gevolgen van een verkeersongeval (airbag, scherpe randen) … (44).
Het is ook aangewezen om een grootteordeschaal van de druk te bespreken en te illustreren met voorbeelden (44-45).
De omzettingen van eenheden van druk herhaaldelijk inoefenen (45-47).
DECR. NR. F15, DSET 5,6 F15 F15, DSET 7 W1, W2, W3 DSET 29 - 31
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
48
Druk bij vloeistoffen de druk in een vloeistof verklaren en de grootte van de vloeistofdruk berekenen.
Druk in een vloeistof: hydrostatische druk
49
de drukvoortplanting op een vloeistof beschrijven en een praktisch voorbeeld ervan omschrijven.
Wet van Pascal
50
de evenwichtsvoorwaarde voor twee niet - mengbare vloeistoffen in een U-vormige buis opstellen
Verbonden vaten
51
uit het evenwicht van twee niet - mengbare vloeistoffen de dichtheid van één van de vloeistoffen bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de dichtheid van een vloeistof met een U-vormige buis
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
DSET7
52
W1, W2, W3 DSET 29- 31
53
DSET 5, DSET 7
54
W4, W5
55
DSET 25-28
F15
56
18
LEERINHOUDEN
de invloedsfactoren op de grootte van de archimedeskracht omschrijven en de grootte van de kracht in een eenvoudige situatie berekenen.
Wet van Archimedes
onder begeleiding een proef in verband met de archimedeskracht uitvoeren.
Leerlingenproef: proef i.v.m. de wet van Archimedes
uit het zinken, zweven en drijven van een voorwerp een besluit formuleren over de dichtheid van de vloeistof.
Zinken, zweven en drijven
technische toepassingen i.v.m. druk bij vloeistoffen beschrijven. vragen en vraagstukken i.v.m. druk bij vloeistoffen oplossen.
Technische toepassingen Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Aandacht besteden aan het verschil tussen druk als niet- vectoriële grootheid (werkt in alle richtingen in een punt) en de kracht als vectoriële grootheid (loodrecht op een oppervlak) (48).
De krachtvergroting die ontstaat door drukvoortplanting in verband brengen met technische systemen zoals remsysteem van een auto, hydraulische persen … (49-55).
De technische context van verbonden vaten illustreren met voorbeelden zoals de watertoren, een peilglas, niveau van het grondwater, een sifon … (55).
Als context bij de wet van Archimedes het historisch verhaal over Archimedes vertellen. (52).
Bij het onderzoek van de archimedeskracht is het aangewezen de onderzoeksopdrachten op te splitsen in deelopdrachten zoals het onderzoek van de invloed van het ondergedompelde volume en van de massa van het voorwerp … op de grootte van archimedeskracht (53).
Als voorbeelden bij de archimedeskracht verwijzen naar zwemmen, schepen, duikboten, zwemvest, densimeter … (55).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 57
F4
19
LEERINHOUDEN
Beweging voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en deze beweging grafisch voorstellen.
Eenparige rechtlijnige beweging Gemiddelde snelheid, ogenblikkelijke snelheid
W1, W2, W3 DSET 29- 31
58
bij een eenparige rechtlijnige beweging het verband tussen de verplaatsing en de tijdsduur experimenteel bepalen en de beweging grafisch voorstellen.
Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging
F5
59
de traagheidswet illustreren in enkele concrete situaties.
Eerste wet van Newton
de krachtenvoorwaarde voor rust of eenparige rechtlijnige beweging toepassen.
Voorwaarde voor rust of een eenparige rechtlijnige beweging
61
de wet van actie en reactie verwoorden en toepassen in eenvoudige situaties.
Derde wet van Newton
62
het begrip versnelling omschrijven bij een eenparige versnelde beweging zonder beginsnelheid.
Versnelling, EVRB zonder beginsnelheid
een experiment uitvoeren i.v.m. de EVRB zonder beginsnelheid.
Leerlingenproef: proef i.v.m. een eenparige versnelde beweging zonder beginsnelheid
technische toepassingen beschrijven i.v.m. beweging.
Technische toepassingen
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging.
Vragen en vraagstukken
60
F5 DSET 10 DSET 10 W1, W2, W3 DSET29- 31
63
W4, W5,
64
DSET 25-28
F4, F5
65
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Het is van belang bij de aanvang van het schooljaar de belangrijkste grootheden, eenheden en omzettingen van eenheden te herhalen. Ook is het nuttig om de afspraken over meetnauwkeurigheid en het gebruik van beduidende cijfers te herhalen.
Als context bij ogenblikkelijke en gemiddelde snelheid is het nuttig deze snelheid te bespreken met voorbeelden zoals de snelheidsmeter in een auto, de functie van een flitspaal, de snelheid van een honderd meter loper (57).
De omzetting van de eenheden van snelheid (km/h en m/s) en het inzicht in de grafische voorstelling van de eenparige rechtlijnige beweging inoefenen (57).
Een mogelijke proef voor de studie van de eenparige rechtlijnige beweging is de beweging van een luchtbel in een glazen buis of de beweging van een speelgoedauto (58).
Een voorwerp niet verwarren met een levend wezen. Vermijd de formulering “Een voorwerp wil in rust blijven of verzet zich tegen de kracht die je er op uitoefent.(59)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond beweging en kracht die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven.(59-60)
“Als een voorwerp beweegt werkt er een resulterende kracht op het voorwerp.”
“Als het voorwerp niet beweegt werkt er geen enkele kracht op het voorwerp.”
“Als het voorwerp in snelheid vermindert dan is de kracht opgebruikt.”
“Bij een constante snelheid werkt er een constante kracht.”
De derde wet van Newton lijkt eenvoudig maar het is aangewezen deze wet uitvoerig te bespreken: zin, richting, aangrijpingspunten van de krachten die
telkens paarsgewijze optreden illustreren met verschillende voorbeelden en proefjes zoals twee leerlingen die elk op een balans staan en op elkaars handen duwen, twee magneten boven elkaar op een balans in evenwicht plaatsen … Het gebruik van de notatie F1,2 is nuttig om aan te geven dat de kracht wordt uitgeoefend door voorwerp 1 op voorwerp 2. (61).
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen die leerlingen hebben over actie en reactie (61).
20
“De aangrijpingspunten van de actie- en de reactiekracht vallen samen zodat de krachten elkaar opheffen.”
“Tussen twee voorwerpen met verschillende massa is de aantrekking ook verschillend.”
Een mogelijke proef voor de studie van de eenparige rechtlijnige versnelde beweging zonder beginsnelheid kan zijn: de proef met de valgeul (als klasproef), een valproef (met ICT of videometen). (63).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
F7
LEERINHOUDEN
66
Arbeid en energie mechanische energie en andere vormen van energie herkennen en aangeven in con- Mechanische energie en andere energievorcrete situaties. men
67
het begrip arbeid correct gebruiken en in concrete situaties omschrijven.
Arbeid
68
de arbeid bij een constante kracht evenwijdig met de verplaatsing berekenen in een concrete situatie.
Arbeid bij een constante kracht
F6 F6
21
F6
69
het begrip vermogen beschrijven en in een concrete situatie berekenen.
Vermogen
W1, W2, W3 DSET 29- 31
70
het vermogen van een leerling experimenteel bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling
F8, DSET 12 71
de zwaarte-energie van een voorwerp omschrijven, de formule afleiden en toepassen in een concrete situatie.
Potentiële energie in het zwaarteveld (zwaarteenergie)
F8
72
de kinetische energie van een voorwerp omschrijven en berekenen.
Kinetische energie (bewegingsenergie)
F8
73
de veerenergie van een veer omschrijven en berekenen.
Elastische potentiële energie (veerenergie)
F10, DSET 12
74
de behoudswet van energie formuleren en illustreren in concrete voorbeelden.
Behoudswet van mechanische energie
F9, DSET 9
75
in concrete situaties energieomzettingen beschrijven en het rendement berekenen.
Rendement van een energieomzetting
W1, W2, W3 DSET 29- 31
76
de behoudswet van mechanische energie experimenteel controleren.
Leerlingenproef: proef i.v.m. de behoudswet van mechanische energie
W4, W5, DSET 25-28
77
opdracht i.v.m. energie en duurzaamheid uitvoeren.
Energie en duurzaamheid
F8, F9, F10
78
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. energie.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Tijdens het tweede leerjaar van de eerste graad hebben de leerlingen in het vak natuurwetenschappen kennis gemaakt met energievormen en energieomzettingen. Volgende leerplandoelstellingen zijn aan bod gekomen: (66)
enkele energievormen herkennen en met voorbeelden uit hun omgeving illustreren.
energieomzettingen in praktische voorbeelden beschrijven.
het belang van duurzame energiebronnen en energiebesparing toelichten met praktische tips.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
22
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond arbeid die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (67-68)
“Arbeid is verbonden aan een menselijk gevoel, zodat vermoeidheid overeenkomt met het verrichten van veel arbeid.”
“Energie wordt zoals brandstof verbruikt in een toestel.”
Het verschil tussen arbeid en vermogen duidelijk aanbrengen en een grootteordeschaal van vermogen met voorbeelden illustreren (67-68).
De verschillende energievormen uitvoerig toelichten en de omzettingen illustreren met experimenten. De duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa beschrijven (75).
Leerlingen laten kennis maken met een verschil in rendement van een aantal toestellen zoals verschillende soorten lampen of auto’s … (75).
Als leerlingenproef over behoud van energie kan de omzetting van zwaarte-energie naar veerenergie worden gecontroleerd. Hierbij wordt een voorwerp dat verbonden is met een veer op een bepaalde hoogte losgelaten en wordt de uiterste stand van de uitrekking van de veer gemeten. Als je niet beschikt over een voldoende aantal toestellen kan de proef ook als klasproef gebeuren. Een alternatieve proef voor het controleren van behoud van energie is het verticaal lanceren van knikker met gekende beginsnelheid en dan de hoogte bepalen (76).
Aandacht besteden aan de omzetting van duurzame energievormen zoals: zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa … Leerlingen wijzen op de beperkte voorraad van de grondstoffen, aandacht hebben voor rationeel energiegebruik met voorbeelden zoals de code voor energiegebruik bij elektrische toestellen … (77).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 79
F17
23
LEERINHOUDEN
GASSEN de druk, volume, temperatuur en massa van een gas beschrijven en benoemen.
Toestandsfactoren van een ideaal gas
F17
80
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen druk en volume bij constante temperatuur beschrijven en grafisch weergeven.
Wet van Boyle
F17
81
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen volume en temperatuur bij een constante druk beschrijven en grafisch weergeven.
Wet van Gay-Lussac
82
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen druk en temperatuur bij een constant volume beschrijven en grafisch weergeven.
Wet van Regnault
83
de kinetische opvatting van het begrip temperatuur beschrijven en in verband brengen met het absolute nulpunt.
Absolute temperatuur, absoluut nulpunt
een gaswet experimenteel afleiden en grafisch weergeven.
Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten
F17 F16 W1, W2, W3 DSET 29- 31
F17, DSET 3
84 85
F17, DSET 2,14
86
W4, W5,
87
DSET 25-28
F16, F17
88
voor een bepaalde hoeveelheid ideaal gas het verband tussen de druk, het volume en De ideale gaswet de temperatuur beschrijven; de toestandsvergelijking van een ideaal gas beschrijven en gebruiken.
De algemene gaswet
technische toepassingen en beschrijven en gebruiken i.v.m. gaswetten.
Technische toepassingen
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. gaswetten.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Tijdens het eerste leerjaar van de eerste graad hebben de leerlingen in het vak natuurwetenschappen kennis gemaakt met de samenstelling van lucht en luchtdruk. Volgende leerplandoelstellingen zijn aan bod gekomen: (79)
de samenstelling van lucht beschrijven;
de druk van de lucht uitleggen steunend op het deeltjesmodel.
Voldoende aandacht besteden aan de grafische voorstelling van de gaswetten. (80-81-82)
Via de extrapolatie van een volume(temperatuur) of druk(temperatuur)-grafiek het bestaan van het absoluut nulpunt toelichten. De extrapolatie is enkel geldig voor de ideale gastoestand, in werkelijkheid wordt het gas eerst vloeibaar en daarna vast.(83)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
24
De toestandsvergelijking van een ideaal gas als benadering van de beschrijving van het gedrag van de reële gassen toelichten (86).
Informatie opzoeken over de verschillende wetenschappers die de gaswetten hebben geformuleerd (87).
Als context bij de algemene gaswet voorbeelden bespreken zoals de zon (hete gasbol), de werking van de airbag …(86-87).
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 89
F11
LEERINHOUDEN
WARMTE-UITWISSELING met het deeltjesmodel de inwendige energie beschrijven en in verband brengen met warmte-uitwisseling.
Warmtehoeveelheid en inwendige energie
F13
90
het begrip warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken.
Warmtecapaciteit
F13
91
het begrip soortelijke warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken.
Soortelijke warmtecapaciteit
F13, DSET8
92
bij een warmte-uitwisseling tussen twee stoffen een warmtebalans opstellen.
Warmtebalans bij warmte-uitwisseling
W1, W2, W3 DSET 29- 31
93
de warmtecapaciteit van een vat bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de warmtecapaciteit van een vat
de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof of vloeistof bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof of vloeistof.
de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof bepalen door omzetting van mechanische energie in warmte.
Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof door omzetting van mechanische energie in warmte
technische toepassingen beschrijven en gebruiken i.v.m. warmte.
Technische toepassingen
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. warmte.
Vragen en vraagstukken
W1, W2, W3 DSET 29- 31 W1, W2, W3 DSET 29- 31
W4, W5,
94
95
96
DSET 25-28
F11, F13
97
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Tijdens het tweede leerjaar van de eerste graad hebben de leerlingen in het vak natuurwetenschappen kennis gemaakt met warmte en warmtetransport. Volgende leerplandoelstellingen zijn aan bod gekomen: (89)
de begrippen warmte en temperatuur onderscheiden en de temperatuur en in verband brengen met het deeltjesmodel van de materie;
het warmtetransport door geleiding, stroming en straling vaststellen en in concrete voorbeelden herkennen en beschrijven.
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen over warmte en temperatuur die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (89)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
“Warmte is een soort onzichtbare stof die de kamer binnenkomt.”
“Warmte en temperatuur zijn hetzelfde.”
25
Als context voor de begrippen warmtecapaciteit is het nuttig de grootteorde te bespreken en in verband hiermee het belang van water aanduiden als middel om warmte te vervoeren en ook om de invloed van de zee op het klimaat te verduidelijken (90-91).
Het opstellen van een warmtebalans systematisch inoefenen. Deze toepassingen met warmtebalansen beperken tot eenvoudige situaties (92).
Als historische context de proef van Joule beschrijven voor de bepaling van het mechanisch warmte-equivalent (95).
Aandacht hebben voor technische ontwerpen zoals speksteenkachel, verschillende soorten borden en koppen …(96).
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 98
F12
LEERINHOUDEN
FASEOVERGANGEN Smelten en stollen het smelten en stollen van een stof met het deeltjesmodel verklaren.
Smelten en stollen
F12
99
de soortelijke smeltingswarmte verwoorden en in een eenvoudige situatie gebruiken.
Soortelijke smeltingswarmte
F12, DSET7
100
het verschijnsel onderkoeling beschrijven.
Onderkoeling
W1, W2, W3 DSET 29- 31
101
experiment i.v.m. onderkoeling uitvoeren.
Leerlingenproef: experiment i.v.m. onderkoeling
W1, W2, W3 DSET 29- 31
102
onder begeleiding de soortelijke warmtecapaciteit van ijs experimenteel bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van ijs
F12, DSET 10
103
de verandering van het volume en de dichtheid bij smelten en stollen beschrijven.
Verandering van volume en dichtheid bij het smelten en stollen
DSET 10 W4, W5,
104 105
DSET 25-28
F12
106
de invloed van de druk op het smeltpunt van een stof beschrijven en grafisch weerge- Invloed van de druk op het smeltpunt, smeltlijn ven (U). (U) technische toepassingen beschrijven en gebruiken i.v.m. smelten en stollen.
Technische toepassingen
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. smelten en stollen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Verschijnselen bij smelten en stollen uitvoerig illustreren met proeven en voorbeelden uit het dagelijks leven (103-105).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 107
F12
Verdampen, koken en condenseren verdampen en condenseren van een stof met het deeltjesmodel verklaren.
26
LEERINHOUDEN
Verdampen en condenseren
F12, DSET 108 7
eigenschappen van verzadigde en onverzadigde dampen in een eenvoudige situatie beschrijven.
Verzadigde en onverzadigde dampen
W1, W2, W3 DSET 2931
de soortelijke verdampingswarmte van waterdamp bepalen.
Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke verdampingswarmte van waterdamp
F12, DSET 110 7
het kookverschijnsel beschrijven.
Kookverschijnsel
DSET 7
111
soortelijke verdampingswarmte verwoorden en gebruiken in eenvoudige situaties(U).
Soortelijke verdampingswarmte (U)
112
de invloed van de druk op het kookpunt van een stof beschrijven en grafisch weergeven (U).
Invloed van de druk op het kookpunt, kooklijn (U)
113
het onderscheid tussen en gas en een damp aangeven en hierbij het begrip kritische temperatuur gebruiken (U).
Kritische temperatuur (U)
114
technische toepassingen beschrijven en gebruiken i.v.m. verdampen, koken en condenseren (U).
Technische toepassingen en vaardigheden (U)
115
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. verdampen, koken en condenseren.
Vragen en vraagstukken
DSET 7 DSET 25-28
F12
109
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
Bij de bespreking van het kritisch punt het vloeibaar maken van gassen als voorbeeld beschrijven (113).
Het kookverschijnsel en koken bij verhoogde of verlaagde druk illustreren met voorbeelden uit het dagelijks leven zoals een snelkookpan (112).
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 116
F12
Sublimeren sublimeren van een stof met het deeltjesmodel verklaren.
LEERINHOUDEN
Sublimeren
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
117
in een p(V) grafiek de isothermen van Andrews toelichten (U)
Isothermen van Andrews (U)
118
in een druk- temperatuur diagram van een stof de verschillende lijnen en gebieden toelichten (U);
Het druk – temperatuursdiagram (U)
technische toepassingen beschrijven en gebruiken (U);
Technische toepassingen (U)
vragen en vraagstukken oplossen (U).
Vragen en vraagstukken (U)
DSET 25-28 119
120
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
27
Het sublimatieverschijnsel illustreren met voorbeelden uit onze leefwereld (116).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
28
ALGEMEEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Algemene leerlijn voor natuurwetenschappen
Basisonderwijs Wereldoriëntatie:
Eerste graad (A – stroom)
Basisbegrippen in het domein natuur
Basisbegrippen in het domein techniek
Onderzoekende houding
Aandacht en respect voor eigen lichaam en leefwereld
Natuurwetenschappen:
Natuurwetenschappelijke basiskennis en vaardigheden uitbreiden binnen het begrippenkader materie, energie, interactie tussen materie en energie en systemen.
De wetenschappelijke methode(onderzoeksvraag, hypothese, experiment, waarnemingen, besluit) stapsgewijs inoefenen.
Onderzoekende houding verder ontwikkelen zowel bij terreinstudie als bij het experimenteren.
Basisinzichten verwerven in
Tweede graad
het gebruik van modellen zoals o.a. het deeltjesmodel om eenvoudige verschijnselen te verklaren.
de cel en de samenhang tussen cel, weefsel, organen, stelsels en het ganse lichaam.
omkeerbare en niet-omkeerbare stofveranderingen.
Communicatievaardigheden ontwikkelen over natuurwetenschappen.
Natuurwetenschappen
Biologie/ Chemie/ Fysica
Wetenschap voor de burger, technicus …
Wetenschap voor de burger, technicus, wetenschapper …
Uitbreiding van een vakspecifiek begrippenkader
Context als illustratie bij de natuurwetenschappelijke begrippen.
Ontwikkeling wetenschappelijke en communicatievaardigheden
Derde graad
Uitbreiding van het begrippenkader vanuit verschillende contexten of thema’s. Communicatie over natuurwetenschappen verder ontwikkelen
Natuurwetenschappen
Biologie/Chemie/Fysica
Wetenschap voor de burger
Wetenschap voor de wetenschapper, technicus …
Begrippenkader in samenhang met contextgebieden
Ontwikkeling wetenschappelijke en communicatievaardigheden
Vakspecifiek begrippenkader
Ontwikkeling wetenschappelijke en communicatievaardigheden
Onderzoekscompetentie in de pool wetenschappen
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
29
LEERLIJNEN NATUURWETENSCHAPPEN De kennis en vaardigheden die opgebouwd zijn in eerste graad worden verder ontwikkeld in de specifieke vakgebieden biologie, chemie en fysica. Om tot een efficiënte kennisconstructie te komen is het van belang dat de leraars weten welke begrippen en vaardigheden de leerlingen in de eerste graad hebben verworven. Leerlijnen zijn een logische schikking van leerdoelen (inhouden en vaardigheden). Ze beogen een gelijkgerichte en opbouwende aanpak en proberen breuken in de horizontale en verticale samenhang te voorkomen. Als ondersteuning van de kennisconstructie beschrijven we enkele inhoudelijke leerlijnen vanaf de eerste graad tot de derde graad (ASO en enkele TSO richtingen).
ENERGIE Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad chemie, fysica)
(biologie,
Energievormen. Energieomzettingen. De zon als bron van energie voor alle andere energiebronnen.
Relatie tussen arbeid, energie en vermogen. Zwaarte-energie, kinetische energie, veerenergie Rendement Wet van behoud van energie.
Derde graad (biologie, chemie, fysica) Potentiële elektrische energie Potentiaal en spanning Elektrisch energie en vermogen Energieomzetting bij harmonisch trillend voorwerp Lopende golven Geluid
energiedoorstroming en –verlies in een ecosysteem Fotosynthese
Licht/ energie-absorptie door pigmenten (fotosynthese), cel ademhaling, gisting ATP
Energie in stoffen (voeding, brandstoffen, batterijen …)
Endo- en exo-energetische chemische processen.
Energie en enthalpie Reactie-enthalpie Entropie Kernenergie, kernreacties
Warmte en temperatuur onderscheiden. Warmtetransport door geleiding, convectie, straling. .
Warmte als vorm van inwendige energie. Warmtehoeveelheid, specifieke warmtecapaciteit. Faseovergangen: specifieke smeltingswarmte en verdampingswarmte
Energie en enthalpie
Zichtbare en onzichtbare straling Straling bevat een hoeveelheid energie.
Licht: rechtlijnige voorplanting, terugkaatsing, breking
Elektromagnetisch spectrum Lichtfrequentie, golflengte, snelheid, interferentie, diffractie Ioniserende straling
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
30
KRACHT Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad chemie, fysica)
(biologie,
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Een kracht verandert de vorm van een voorwerp en/of de snelheid van een voorwerp. Elementen van een kracht: richting, zin, grootte en aangrijpingspunt aangeven.
Elementen van een kracht vectoriële voorstelling van de kracht Samenstellen van krachten Voorwaarde voor een eenparig rechtlijnige beweging. Derde wet van Newton Moment van een kracht Evenwicht
Tweede wet van Newton Centripetale kracht Massa veer – systeem Slinger Resonantie
Soorten krachten: zwaartekracht, elektrische kracht, magnetische kracht, veerkracht.
Zwaartekracht, veldsterkte. Veerkracht, veerconstante.
Gravitatiekracht Elektrische krachtwerking Magnetische krachtwerking Lorentzkracht
Druk bij vaste stoffen. Druk in een vloeistof. Druk van een gas, gaswetten Relatie tussen druk en kracht: in een lang been
MATERIE Eerste graad schappen)
(natuurweten-
Tweede graad chemie, fysica)
(biologie,
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Materie bestaat uit moleculen of atomen. Moleculen zijn opgebouwd uit een beperkt aantal atomen.
Atoombouw, atoommodellen. (Isotopen) Enkelvoudige en samengestelde stoffen.
Orbitaaltheorie
Eenvoudig deeltjesmodel: materie bestaat uit deeltjes; tussen de deeltjes zijn er krachten.
Chemische bindingen. Lewisvoorstellingen. Polaire en apolaire stoffen
Geleiders, isolatoren elektrolyten en niet-elektrolyten
Stofklassen: namen en formules van anorganische stoffen en koolwaterstoffen.
Stofclassificatie
Alle materie bestaat uit zuivere stoffen of mengsels. de deeltjes bewegen voortdurend; de snelheid van de deeltjes is afhankelijk van de temperatuur;
Soorten mengsels en verschillende scheidingstechnieken. Tijdens reacties tussen stoffen, worden nieuwe stoffen gevormd. Eenvoudige stoichiometrie Wet van behoud van massa.
Reactiesnelheid, factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden. Chemisch evenwicht Uitbreiding stoichiometrie
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
31
Reactievergelijkingen. Massa en volume van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen(voorwerpseigenschappen).
Stofconstanten: smeltpunt, kookpunt, massadichtheid Smeltpunt van vetzuren ~ verzadigd / onverzadigd
VOORTPLANTING EN ONTWIKKELING BIJ DE MENS Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad chemie, fysica)
(biologie,
Bij de mens de delen van het voortplantingstelsel benoemen.
Hormonale klieren situeren en functie van hun hormonen beschrijven.
Derde graad (biologie, chemie, fysica) Voortplanting bij de mens: bouw en werking zwangerschapshormonen Gametogenese, bevruchting, embryologie
Beschrijven hoe de voortplanting bij de mens verloopt;
Beschrijven hoe seksueel overdraagbare aandoeningen kunnen voorkomen worden.
DNA en celdelingen chromosomale genetica moleculaire genetica eiwitsynthese enzymreacties DNA-replicatie Het verband uitleggen tussen de besmetting, het immuunsysteem en het ziektebeeld van AIDS. De maatregelen om aidsbesmetting te voorkomen toelichten.
BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie, chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Kenmerken aangeven om organisme bij de levende wezens in te delen.
De samenstellende bouwstenen van levende wezens benoemen en van elke basisbouwsteen de functie omschrijven.
Stof- en energiewisseling
De bouw van bacteriën beschrijven De relatie leggen tussen de vorm en de indeling van bacteriën. De bouw van virussen beschrijven.
Sachariden Lipiden Proteïnen Enzymen
Studie van de micro-organismen
Cel op submicroscopisch niveau Samenhang kern - ER – Golgiapparaat - exocytose
.
De cel als bouwsteen van een organisme herkennen. De structuur van de plantencel en dierlijke cel op lichtmicroscopisch niveau herkennen
Water en mineralen
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN DE NATUUR Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie, chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Kenmerken aangeven om organisme bij de levende wezens in te delen. Planten en diersoorten herkennen met gebruik van een determinatiekaart.
Classificatie van organismen
Soortvorming Soort als Voortplantingscriterium Interactie binnen een populatie Genetische variaties Adaptaties, modificaties, mutaties
Aantonen dat organismen een levensgemeenschap vormen waarin voedselrelaties voorkomen. Aantonen dat de omgeving het voorkomen van levende wezens beïnvloedt en omgekeerd.
Op het terrein organismen gericht waarnemen, hun habitat beschrijven,
Biodiversiteit Duurzame levenswijze
Het begrip ecosysteem op wetenschappelijk verantwoorde manier beschrijven. Biodiversiteit: belang en verklaring
Relaties tussen levende wezens beschrijven en het belang benoemen
Organismen passen zich aan
Aanwijzingen van evolutie Ontstaan ven het leven Evolutie van de mens Evolutietheorieën
rol van bacteriën en virussen
Biotechnologie
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie, chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Omkeerbare stofomzettingen: uitzetting, faseovergangen.
Stofconstanten: smeltpunt, kookpunt
Chemisch evenwicht
Niet-omkeerbare stofomzettingen.
Chemische reacties, reactiesoorten: Neerslagreacties gasontwikkelingsreactie Zuur/base reactie
STRUCTUURVERANDERINGEN
pH berekeningen Kwantitatieve aspecten van Zuur-base reacties.
Redoxreacties Koolwaterstoffen
Redoxsystemen Organische stoffen en hun reacties. Kunststoffen
32
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
In planten worden stoffen gevormd onder invloed van licht met stoffen uit de bodem en de lucht.
33
Fotosynthesereactie, (An)aerobe ademhaling, Chemosynthese enzymwerking, eiwitsynthese Katalysatoren
STELSELS Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie, chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Bij de bloemplant: structuur en functie van de wortel, stengel, bloem.
De relatie leggen tussen de bouw van de organenstelsels en hun functie.
Het belang van stofwisseling beschrijven voor de instandhouding van het menselijk lichaam.
transportprocessen in de cel het belang van de relatie tussen de verschillende stelsels beschrijven met het oog op homeostase.
Celstofwisseling Celtransport Homeostase Rol van membranen bij transport, endo-exocytose, plasmolyse / deplasmolyse en turgor in de cel
Bij de mens: structuur en functie van: spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel, transportstelsel, uitscheidingsstelsel.
Bij de mens: structuur en functie van: zenuwstelsel, bewegingsstructuren, hormonaal stelsel.
Immunologie - lymfevatenstelsel
LEERLIJN WETENSCHAPPELIJKE VAARDIGHEDEN Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie, chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Manuele vaardigheden: meettoestellen correct gebruiken en aflezen Meting van massa, volume, temperatuur, tijd, abiotische factoren
Meting: kracht, druk, afstand, tijd; Het SI – eenhedenstelsel gebruiken. Meetresultaten en berekeningen met een juist aantal beduidende cijfers noteren. Omgaan met volumetrisch materiaal Gebruik van de bunsenbrander. Gebruik van zuur-base indicatoren.
Meting: spanning, stroomsterkte, weerstand, pH Elektrische schakeling bouwen
Verbanden tussen grootheden afleiden uit een grafiek De waarde van een grootheid afleiden uit een grafiek Grafieken maken en interpreteren i.v.m. de ERB
Grafieken maken en interpreteren i.v.m. de ERVB en Harmonische trilling Interpretatie titratiecurven
Grafieken maken en interpreteren
Titreren Exacte keuze van het juiste meettoestel pH metingen met pH sensor
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
34
Lichtmicroscopische beelden interpreteren
Microscoop gebruiken Lichtmicroscopische preparaten maken
Submicroscopische beelden interpreteren
Onder begeleiding over een natuurwetenschappelijk probleem: een onderzoeksvraag herkennen/formuleren; een hypothese herkennen/formuleren; een plan opstellen; experiment uitvoeren volgens concrete instructies waarnemingen meetwaarden verzamelen in een tabel of grafiek; classificeren, determineren of een besluit formuleren. rapporteren
Onder begeleiding over een natuurwetenschappelijk probleem: Info opzoeken; Een onderzoeksvraag formuleren; Een hypothese formuleren; Een plan opstellen; Waarneming- en andere gegevens mondeling en schriftelijk verwoorden en Weergeven in tabellen grafieken, schema’s of formules; Besluit formuleren en evalueren Rapporteren en reflecteren
Onderzoekscompetentie Bij een onderwerp naar keuze op een begeleid zelfstandige basis een onderzoeksopdracht uitwerken: Info opzoeken; Een onderzoeksvraag formuleren; Een hypothese formuleren; Een plan opstellen; Waarneming- en andere gegevens mondeling en schriftelijk verwoorden en Weergeven in tabellen grafieken, schema’s of formules; Besluit formuleren en evalueren Rapporteren en reflecteren
ONDERZOEKSCOMPETENTIE In het kader van onderzoekend leren/leren onderzoeken wordt van leerlingen op het einde van de derde graad verwacht dat ze onderzoekscompetent zijn. Om dit te bereiken moet men reeds in de eerste en de tweede graad een aanvang nemen met het ontwikkelen van verschillende vaardigheden(zie algemene doelstellingen - AD1 - AD13) op het gebied van onderzoekend leren/leren onderzoeken. De meest gebruikte didactische werkvormen om dit te bereiken zijn demonstratie-experimenten en leerlingenproeven, maar ook tijdens het gewone lesgebeuren zijn er verschillende ogenblikken waar aan de onderzoekscompetentie kan worden gewerkt. Belangrijk is dat men op geregelde basis deze vaardigheden met de leerlingen inoefent, met hen communiceert over reeds verworven competenties en vervolgens aandachtspunten en middelen aanbiedt om te remediëren Bij deze communicatie is het handig om te werken met tabellen waarin staat welke vaardigheden men belangrijk vindt en welk niveau van zelfstandigheid men verwacht doorheen de verschillende graden (leerlijn van onderzoeksvaardigheden). Dit betekent dat er voor de verschillende vaardigheden een lijst met criteria wordt opgesteld waarmee systematisch wordt gewerkt. Het opstellen van deze lijst kan gebeuren in de vakgroep, samen met de andere wetenschappen. Een beoordelingsschaal voor de vaardigheden laat toe om te situeren op welk niveau een leerling zich op elk ogenblik bevindt. Het is aan te raden deze schaal aan de leerlingen mee te geven, zodat zelfevaluatie mogelijk wordt. Om de betrokkenheid van de leerlingen voor het onderzoek te verhogen, moet men er naar streven om, indien mogelijk hen aan te spreken vanuit hun eigen belangstellingssfeer en intrinsieke motivatie.
WENKEN BIJ DE UITVOERING VAN DE LEERLINGENPROEF Zie ook de wenken bij de algemene doelstellingen Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Het is de bedoeling de proeven een uitdagend en motiverend karakter te geven en het verband met een dagelijkse context te illustreren. Om de eigen inbreng van leerlingen te stimuleren en leerlingen in toenemende mate van zelfstandigheid te laten werken bij de uitvoering van de leerlingenproeven zijn volgende factoren van belang:
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
35
een motiverend en uitdagende stimulus bieden waardoor het experiment een duidelijk doel en betekenis bekomt;
de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om actief en zelfstandig een aantal beslissingen te nemen;
de mogelijkheid bieden om hun eigen ideeën te verwoorden en te overleggen tijdens de uitvoering van de proef. De leerlingenproef kan ondersteund worden met een instructieblad dat kan variëren van een gesloten opdracht tot een open opdracht naargelang het niveau van zelfstandigheid van de leerling dat men wil bereiken. De uitvoering van de leerlingenproef gebeurt in kleine groepjes en hierbij leren de leerlingen zelfstandig een verslag opmaken en hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van ICT. Het verslag bevat minimaal volgende punten:
doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;
hypothese (eventueel).
een beschrijving of tekening van de opstelling;
een beschrijving van onderzoeksmethode, relevante formules, oplossingsformule;
uitvoering van de proef: weergave van meetwaarden met aandacht voor beduidende cijfers in een tabel en/of een grafiek;
evaluatie: formuleren van het besluit en opmerkingen. Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Leerlingen leren zo onder begeleiding rapporteren in de vorm van een verslag en maken hierbij geen gebruik van een voorgedrukt invulblad. Bij het aanleren van de opmaak van een verslag kan eventueel een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning worden gebruikt. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking van de resultaten van de leerlingenproef hierover klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, orde en netheid, gedrag, opvolgen van instructies, aandacht voor de veiligheid, opmaak van het verslag … Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. De leerlingen leren ook veilig en milieubewust omgaan met allerlei stoffen. Laat de leerlingen niet met giftige stoffen (bijv. kwik) werken. Situering van de leerlingenproeven in het leerplan Minimaal vier leerlingenproeven per leerjaar uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde lijst een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende leerstofonderdelen. Eerste leerjaar 1 Het SI – eenhedenstelsel 2 Dichtheid Leerlingenproef: bepaling van dichtheid van vaste stof of vloeistof 3 Krachten Leerlingenproef: bepaling van de veerconstante van een veer Leerlingenproef: bepaling van het zwaartepunt van een voorwerp 4 Licht Leerlingenproef: wetten van de terugkaatsing Leerlingenproef: wetten van de breking Leerlingenproef: beeldvorming bij de dunne bolle lens 5 Druk Leerlingenproef: bepaling van de dichtheid van een vloeistof met een U-vormige buis Leerlingenproef: proef i.v.m. de wet van Archimedes
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
36
Tweede leerjaar 6
7
8
Beweging Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging Leerlingenproef: proef i.v.m. een eenparige versnelde beweging zonder beginsnelheid Arbeid, vermogen, energievormen, energiebehoud en rendement Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling Leerlingenproef: proef i.v.m. de behoudswet van mechanische energie Warmte Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten Leerlingenproef: bepaling van de warmtecapaciteit van een vat Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof of vloeistof Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof door omzetting van mechanische energie in warmte Leerlingenproef: proef i.v.m. met onderkoeling Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke smeltingswarmte van ijs Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke verdampingswarmte van waterdamp
WENKEN BIJ DE INFORMATIEOPDRACHT Om de eindtermen rond wetenschappen en samenleving te bereiken voeren de leerlingen één informatieopdracht uit per graad. Bij de uitvoering van deze opdracht ontwikkelen de leerlingen communicatievaardigheden waarbij zij de relaties tussen wetenschappen en de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij leren duiden. Het is aangewezen om taalactiverende werkvormen te gebruiken zodat de leerlingen leerinhouden gebruiken door interactie met elkaar in een motiverende context. Het is belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen en beperkt te houden. Om de informatievaardigheid van leerlingen te ontwikkelen is het noodzakelijk dat leerlingen informatie efficiënt leren opzoeken (gebruik van zoekmachines) maar ook dat zij informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst of korte presentatie. Doordat de opdracht een apart werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen. Mogelijke werkvormen zijn:
een discussiegesprek waarbij gefundeerde argumenten worden gebruikt;
een stellingenspel of andere werkvorm waarbij de communicatie wordt geactiveerd;
een presentatie van een onderzoek met gebruik van een poster, ppt …
taalactiverende opdrachten of taalondersteunende opdracht zoals een slangenspel, placemat, bingo …
verslag van bedrijfsbezoek of natuureducatief centrum, musea of wetenschapscentra
expert als gastleraar in de school
projectwerk/informatieopdracht over technische toepassingen, historische figuren …
gebruik van artikels uit de media of internet
gebruik van een begrippenkaart
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
37
WENKEN BIJ DE ONTWIKKELING VAN PROBLEEMOPLOSSENDE VAARDIGHEDEN De verwerking en toetsing van de leerinhouden op het niveau van kennis, inzicht en toepassing gebeurt meestal door het oplossen van vragen en vraagstukken. De ontwikkeling van probleemoplossende vaardigheden kan gebeuren onder begeleiding van de leraar door een systematische probleemaanpak.
analyse van het probleem
lees de opgave aandachtig;
maak eventueel een tekening en duid daarin de grootheden die in de opgave voorkomen aan;
noteer alle gegevens met symbolen in het gegeven;
noteer het gevraagde met symbolen;
plan
schrijf de basisformules bij het probleem
herleid de formules tot de oplossingsformule
uitvoering
vul de gegevens in en bereken het resultaat;
evaluatie
controleer de eenheid, het aantal beduidende cijfers en de grootteorde van het resultaat.
controleer of het resultaat een antwoord is op het gevraagde.
Het is de bedoeling dat leerlingen de probleemoplossende vaardigheden onder begeleiding ontwikkelen waarbij zij leren reflecteren over hun eigen werkmethode.
MISVATTINGEN BIJ LEERLINGEN In de specifieke didactische wenken zijn voor bepaalde fysische concepten ook enkele misvattingen of misconcepties opgenomen. Door allerlei ervaringen in het dagelijks leven hebben leerlingen reeds heel wat informele kennis hebben opgebouwd. In bepaalde gevallen is bij deze spontane kennisconstructie een misvatting aanwezig doordat de leerling een verklaring hebben gezocht die steunt op foutieve inzichten. Het is van belang dat de leraar deze misvattingen of misconcepties kent zodat hij met gerichte proeven of toepassingen deze foutieve inzichten van de leerlingen kan omzetten tot juiste fysische concepten. Aandacht hebben voor het exact gebruik van de taal en voor een nauwkeurige verwoording van de begrippen. Het is nuttig leesoefeningen te ontwikkelen waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden toepassen bij het lezen van een tekst uit een tijdschrift, krant, website …
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
38
PLANNING FYSICA – TWEEDE GRAAD In het volgende overzicht van de leerinhouden, lestijden en leerplandoelstellingen is bedoeld als richtlijn voor het opstellen van de jaarplanning.
Eerste leerjaar(2 lt/w) – 50 lestijden per leerjaar Thema
Concepten
Lestijden
Nr. LPD
Grootheden en eenheden
2
1, 2, 3
Beduidende cijfers
2
4, 5, 6
Massadichtheid
4
7, 9
Krachten samenstellen en ontbinden
3
10, 11, 12, 13
Zwaartekracht, veerkracht
4
14, 15
Moment van een kracht
2
17, 18
Evenwicht, momentenstelling
4
19, 20, 21, 22
Voortplanting van het licht
4
23, 24, 25
Terugkaatsing
4
26, 28, 29, 30 31
Breking
6
34, 35, 36, 37, 39, 40, 41, 43
Druk bij vaste stoffen
3
44, 45, 47
Druk bij vloeistoffen
7
48, 49, 50, 52, 54, 56
Leerlingenproeven (4)
4
8, 16, 20, 27, 33, 38, 51, 53
Informatieopdracht (1)
1
42, 46, 55
SI- Eenhedenstelsel (4)
Massadichtheid (4)
Kracht (13)
Licht (14)
Druk (10)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
39
Tweede leerjaar(2 lt/w) – 50 lestijden per leerjaar Thema
Concepten
Lestijden
Nr. LPD
Eenparig rechtlijnige beweging
5
57
Eerste wet van Newton
1
59, 60
Derde wet van Newton
1
61
ERVB
4
62, 64, 65
Arbeid en vermogen
3
66, 67, 68, 69
Mechanische energiesoorten
4
71, 72
Veerenergie
2
73
Behoud van energie, rendement
4
74, 77, 78
Gaswetten
5
79, 80, 81, 82, 83
Algemene gaswet
3
85, 87, 88
Specifieke warmtecapaciteit
5
89, 90, 91, 92, 96, 97
Smelten en stollen
4
98, 99, 100, 103, 105, 106
Verdampen en condenseren, sublimeren
4
107, 108, 110, 115
Leerlingenproeven (4)
4
58, 63, 70, 76, 84, 93, 94, 95, 101, 102, 109
Informatieopdracht (1)
1
64, 77, 96, 105
Beweging (11)
Arbeid en energie (13)
Gassen (8)
Warmte-uitwisseling (5)
Faseovergangen (8)
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
40
VOET Wat en waarom? 1
Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelen die, in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen, niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door meerdere vakken en/of vakoverschrijdende onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET geven scholen de opdracht om jongeren te vormen tot de actieve burgers van morgen! Zij moeten jongeren in staat stellen om die sleutelcompetenties te verwerven die een zinvolle bijdrage leveren aan het uitbouwen van een persoonlijk leven en aan de opbouw van de samenleving. Het ordeningskader van de VOET bestaat uit een samenhangend geheel dat deels globaal en deels per graad geformuleerd wordt. Globaal:
een gemeenschappelijke stam met 27 sleutelvaardigheden Deze gemeenschappelijke stam is een opsomming van vrij algemeen geformuleerde eindtermen, los van elke context. Ze zijn toepasbaar in alle opvoedings- en onderwijsactiviteiten van de school. Ze kunnen, afhankelijk van de keuze van de school, in samenhang met alle andere vakgebonden of vakoverschrijdende eindtermen worden toegepast;
zeven maatschappelijk relevante toepassingsgebieden of contexten:
lichamelijke gezondheid en veiligheid,
mentale gezondheid,
sociorelationele ontwikkeling,
omgeving en duurzame ontwikkeling,
politiek-juridische samenleving,
socio-economische samenleving,
Per graad:
socioculturele samenleving.
leren leren,
ICT in de eerste graad,
technisch-technologische vorming in de tweede en derde graad ASO.
Een zaak van het hele team De VOET vormen een belangrijk onderdeel van de basisvorming van de leerlingen in het secundair onderwijs. Om een brede en harmonische basisvorming te waarborgen moeten de eindtermen van de gemeenschappelijke stam, contexten, leren leren, ICT en technisch-technologische vorming in hun samenhang behandeld worden. Het is de taak van het team om - vanuit een visie en een planning vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen te combineren tot zinvolle gehelen voor de leerlingen. Door de globale formulering krijgen scholen meer autonomie bij het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor de school meer mogelijkheden krijgt om het eigen pedagogisch project vorm te geven. Het team zal keuzes en afspraken moeten maken over de VOET. De globale formulering over de graden heen betekent niet dat alle eindtermen in alle graden moeten aan bod komen, dit zou een onbedoelde verzwaring van de inspanningsverplichting tot gevolg hebben. Bij het maken van de keuzes wordt verwacht dat elke graad in elke school een redelijke inspanning doet ten opzichte van het geheel van de VOET, rekening houdend met wat in de andere graden aan bod komt. Doordat de VOET niet louter graadgebonden zijn, krijgt de school/scholengemeenschap de mogelijkheid om een leerlijn over de graden heen uit te werken.
1
In de eerste graad B-stroom spreekt men over vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen (VOOD). Aangezien zowel VOET als VOOD na te streven zijn, beperken we ons in de tekst tot de term VOET, waarbij we zowel naar het begrip vakoverschrijdende eindtermen als vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen verwijzen.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
41
HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen. Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee om te gaan. Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving. Het open leercentrum als krachtige leeromgeving Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen. Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum
uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen,
ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten,
uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning. In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de leemtes in te vullen. Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter nuttig om over een OLC te beschikken?
Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken … Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk.
Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van een OLC gebruik kunnen maken. Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden:
ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bijv. eilandjes om in groep te werken);
ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons …
digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben;
materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in een openkastsysteem;
kranten en tijdschriften (digitaal of op papier).
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
42
In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICT-mogelijkheden) die zowel kan gebruikt worden als ‘stille’ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk (discussiemogelijkheid). Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden:
het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal kunnen gerealiseerd worden;
het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook ‘van op afstand’ door middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …;
het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde periode voor en/of na de lesuren). Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten. Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken. ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het leren. ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren:
Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie.
Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.
Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden.
Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm.
Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICTondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie, een website, een folder …
Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog …
Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
43
is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …). Op basis hiervan kunnen ze hun keuzes bijsturen.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
44
EVALUATIE 1
Inleiding
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie geeft aan de leerkracht de feedback om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. 2
Wettelijk kader
Wat de evaluatie betreft, hebben de scholen een veel grotere autonomie dan vroeger. De evaluatiecriteria en de wijze van evalueren behoren tot de bevoegdheid van de lokale scholen. Ze ontwikkelen een eigen evaluatiebeleid dat zijn neerslag vindt in het schoolwerkplan. Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een eigen evaluatiebeleid is weggelegd voor de vakgroepen, die op die manier betrokken worden bij de globale onderwijskundige visie van de school. De concrete schikkingen in verband met de evaluatie worden vastgelegd in het schoolreglement, onderdeel: studiereglement. Het ligt voor de hand dat – in de geest van een participatieve beleidsvoering – bij het opstellen van het luik evaluatie in het schoolreglement rekening gehouden wordt met de opties genomen door de verschillende vakgroepen. 3 Eigenschappen van een goede evaluatie Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie. Validiteit De evaluatie is valide in de mate dat ze meet wat zij veronderstelt te meten. Om valide te zijn moet de evaluatie aan volgende voorwaarden voldoen:
de opgaven moeten gericht zijn op de leerplandoelstellingen; de toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is; ze moet een aanvaardbare moeilijkheidsgraad hebben; wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn. Betrouwbaarheid De evaluatie is betrouwbaar in de mate dat zij niet afhankelijk is van het moment van afname of correctie. Een hoge betrouwbaarheid wordt bekomen door:
nauwkeurige, duidelijke, ondubbelzinnige vragen/opdrachten te stellen;
te verbeteren op basis van een duidelijk correctiemodel met puntenverdeling;
attitudes te evalueren met afgesproken SAM schalen;
aan de leerling voldoende tijd te geven om de toets uit te voeren;
een variatie evaluatiemomenten te voorzien (zonder te veel tijd van de onderwijstijd in beslag te nemen!).
Transparantie en voorspelbaarheid De evaluatie moet transparant en voorspelbaar zijn: d.w.z. ze mag voor de leerlingen geen verrassingen inhouden. Daarom moet ze aan volgende voorwaarden voldoen:
ze moet aansluiten bij de wijze van toetsen die de leerlingen gewoon zijn;
de beoordelingscriteria moeten door de leerling vooraf gekend zijn;
de leerlingen moeten precies op de hoogte zijn van wat ze moeten kunnen en kennen.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
4
45
Didactische relevantie De evaluatie is didactisch relevant als zij bijdraagt tot het leerproces. De leerlingen moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Daarom is het essentieel aan de leerling feedback te geven:
door een gecorrigeerde toets in de klas te bespreken: een goede toets bespreking beperkt zich niet tot het geven van de juiste oplossingen maar leert de leerlingen ook waarom een antwoord juist of fout is;
door de examenkopij te laten inkijken en klassikaal te bespreken.
door taken en verslagen te bespreken.
Soorten evaluatie
De didactiek maakt een onderscheid tussen proces- en productevaluatie. De procesevaluatie heeft tot doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde werkvormen wel effectief waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing van de didactische aanpak van de leraar. De productevaluatie is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de leerling bereikt zijn. 5 De procesevaluatie Het dagelijks werk van de leerlingen, een procesevaluatie, wordt permanent geëvalueerd. Het is de bestendige opvolging van het leerproces en de beheersingsgraad van de inhouden door de leerlingen. Een relevante procesevaluatie is een mix van gegevens over kennis, vaardigheden en attitudes. Toetsen zullen niet alleen naar de functionele kennis peilen, maar zeker ook naar de mate waarin leerlingen de vaardigheden beheersen. Daarnaast houdt de leraar bij het vastleggen van een cijfer rekening met de evaluatie van de informatieopdrachten en de verslagen van de leerlingenproeven met beoordeling van de vakgebonden attitudes. 6 De productevaluatie Examens houden een productevaluatie in. Ze zijn bedoeld om na te gaan in hoeverre de doelstellingen van het leerplan bereikt zijn op het einde van een leer- of onderwijsperiode. Richtlijnen bij het opstellen en de uitvoering van het examen:
de examenvragen opmaken zodat kennis, inzicht en toepassing worden getoetst. Als ondersteuning van het leren van de leerling deze ordening in het examen behouden.
de vragen spreiden over een groot gedeelte van de leerplandoelstellingen.
via een variatie in vraagvormen (open vragen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, meerkeuzevragen en vraagstukken) worden de leerplandoelstellingen getoetst.
de wetenschappelijke vaardigheden toetsen door bijvoorbeeld het laten beschrijven van een onderzoeksplan, door het laten formuleren van een besluit bij een reeks gegeven meetwaarden en/of waarnemingen of door grafische inzichten te toetsen.
afspraken maken over het taalgebruik bij de formulering van de antwoorden en het correct schrijven van vakspecifieke woorden.
het aantal examenvragen bewaken en de duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden.
een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een modeloplossing.
na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
46
als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. 7 Remediëring Remediëren is niet enkel een rubriek op het leerlingenrapport. Remediëren moet ook in werkelijkheid gebeuren. Inhaallessen, bijsturingstaken … maken deel uit van het onderwijsproces. Speciaal uitgezochte oefeningen i.v.m. de individuele tekorten van de leerlingen moeten pedagogisch benaderd worden. Een schriftelijke neerslag hiervan is een aanrader voor het contact met de ouders via de agenda, en kan als een herhaalde waarschuwing of voorbode van de nakende beslissing gelden.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
47
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN2 1
Algemene bemerkingen
AV Fysica is een vak waarbij de leerlingen hun dagelijkse ervaringswereld kunnen uitbreiden door het volgen en zelf uitvoeren van proeven in de klas. Het proefondervindelijk karakter van het vak is daarom zeer belangrijk. De uitvoering van demonstratieproeven door de leraar en de uitvoering van leerlingenproeven door de leerlingen dragen zeker bij tot een beter begrip en inzicht van de leerinhouden. Deze werkvormen blijven voor de leerlingen de beste manier om inzicht in de eigenheid van de fysica te verwerven. In bepaalde gevallen kunnen een video, een film of een computersimulatie de plaats van de demonstratieproef innemen. Deze hulpmiddelen zullen de begripsvorming ongetwijfeld verhogen maar kunnen nooit het experimenteel aspect van de wetenschappelijke methode vervangen. De lessen AV Fysica moeten plaatsvinden in een lokaal met een aangepaste infrastructuur, zodat alle proeven veilig kunnen gebeuren. Dit betekent dat volgende voorzieningen essentieel zijn in het fysicalokaal: elektriciteit-, water- en gasvoorziening centraal met noodstop, de mogelijkheid tot volledige verduistering van het lokaal en elektriciteitsvoorziening op de leerlingentafels. Hierbij moet speciaal gelet worden op nodige veiligheidsvoorzieningen in het algemeen en op de specifieke voorzieningen, zoals het gebruik van kwik, naftaleen en metaalgaas met asbest vermijden in de lessen. In het lokaal moet een inventaris van het materiaal zijn en het lokaal moet ook een nooduitgang hebben met een deur die naar buiten opendraait. De lijst geeft een overzicht van het basismateriaal. Het leerlingenmateriaal aanschaffen in veelvoud zodat de leerlingen in kleine groepjes (max. drie leerlingen) de proeven kunnen uitvoeren. 2 Basismateriaal Meetapparatuur meetlat klaschronometer handchronometer balans (digitaal) schuifpasser rolmeter thermometer(analoog of digitaal) dynamometer statiefmateriaal stangen en voeten, noten en statiefklemmen driepikkel en metaalgaas glaswerk (eventueel kunststof) reageerbuizen bekerglazen, kolven en trechters maatcilinders
2
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
48
meetspuiten glazen buizen Toestellen vacuümpomp en toebehoren spanningsbron bunsenbrander (of kookplaat) metaalbarometer overheadprojector computer met interface en sensoren multimeter beamer Diversen gereedschapskist verbindingsdraden gummislangen en stoppen batterijen, lampen Verbruiksmateriaal De leraar moet de mogelijkheid hebben tot aankoop van materiaal dat regelmatig te vernieuwen is: schuurpapier, batterijen, lampen, lucifers, touw, plakband, gedestilleerd water, aluminiumfolie, ballonnen, botsballen, fysicaspeelgoed … 3
Specifiek materiaal per onderdeel Dichtheid kubussen van verschillende grootte en uit verschillende stoffen glazen bol voor dichtheidsbepaling van lucht Krachten toestel voor de wet van Hooke schietlood ijkmassa's veren Licht demonstratiemateriaal zoals optische bank of een opticaset van het type “laserbox” in combinatie met toebehoren materiaal voor leerlingenproeven: lichtbron, spiegels, lenzen, prisma, planparallelle plaat Druk toestel bij druk (plankje met klein en groot oppervlak) Vloeistoffen verbonden vaten toestel principe van Pascal glazen buis met afsluitplaatje vliesmanometer Beweging toestel om de eenparige beweging te onderzoeken (bijv. glazen buis met glycerol en luchtbel) toestel om de eenparig versnelde beweging te onderzoeken (bijv. valgeul, rolbaan met tikker, luchtkussenbaan met optische poort) Energievormen, energiebehoud en rendement lanceertoestel met veer, model van waterturbine verbonden met dynamo Warmteleer toestellen voor het onderzoek van de gaswetten joulemeter metalen cilinders (bijv. aluminium, ijzer, lood) koker met loodkorrels
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE U kan informatie over leerboeken en andere naslagwerken terugvinden in de virtuele klas fysica op Smartschool GO!
49
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
50
CONCORDANTIETABEL CONCORDANTIETABEL POOL SPORTWETENSCHAPPEN nummer leerplandoelstelling
nummer eindtermen
Pool DSET Wetenschappen
Pool DSET Sportwetenschappen
1
W2
-
-
2
W2
DSET1, 2
-
3
W2
-
-
4
W2
-
-
5
W4, W5
DSET25-28
-
6
W2
-
-
7
F14
-
-
8
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33-35
9
F14
-
-
10
F1
-
-
11
F1
-
-
12
F2
-
-
13
F2
-
-
14
F3
-
-
15
F3
-
-
16
W1, W2, W3
DSET 29 - 31
SPET 33 - 35
17
-
DSET4
SPET 16
18
-
DSET5, DSET13
SPET 16
19
-
DSET13, DSET15
SPET 17
20
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
51
21
W4, W5
DSET 25-28
-
22
F1, F2, F3
-
-
23
F18
-
-
24
F18
-
-
25
F18
-
-
26
F18
-
-
27
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
28
F18
-
-
29
F19
-
-
30
F19
-
-
31
F18, F19
-
-
32
F18
-
-
33
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
34
F18
-
-
35
F18
-
-
36
F18
-
-
37
F18
-
-
38
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
39
F19
-
-
40
F19
-
-
41
-
-
-
42
W4, W5
DSET 25-28
-
43
F18, F19
-
-
44
F15
-
-
45
F15
DSET1
-
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
52
46
W4, W5
-
-
47
F15
DSET25-28
-
48
F15
DSET 5,6
-
49
F15
-
-
50
F15
DSET 7
-
51
W1, W2, W3
DSET 29 - 31
SPET 33 - 35
52
-
DSET7
SPET 18
53
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
54
-
DSET 5, DSET 7
SPET 18
55
W4, W5
DSET 25-28
-
56
F15
-
-
57
F4
-
-
58
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
59
F5
-
SPET 15-16
60
F5
-
SPET 15-16
61
-
DSET 10
SPET 16
62
-
DSET 10
SPET 15
63
W1, W2, W3
DSET29- 31
SPET 33 - 35
64
W4, W5
DSET 25-28
-
65
F4, F5
-
-
66
F6
-
-
67
F6
-
-
68
F7
-
-
69
F6
-
-
70
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
53
71
F8
DSET 12
-
72
F8
-
-
73
F8
-
-
74
F10
DSET 12
-
75
F9
DSET 9
-
76
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
77
W4, W5
DSET 25-28
-
78
F8, F9, F10
-
-
79
F17
-
-
80
F17
-
-
81
F17
-
-
82
F17
-
-
83
F16
-
-
84
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
85
F17
DSET 3
-
86
F17
DSET 2,14
-
87
W4, W5
DSET 25-28
-
88
F16, F17
-
-
89
F11
-
-
90
F13
-
-
91
F13
-
-
92
F13
DSET8
-
93
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
94
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
95
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
54
96
W4, W5
DSET 25-28
-
97
F11, F13
-
-
98
F12
-
-
99
F12
-
-
100
F12
DSET7
-
101
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
102
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
103
F12
DSET 10
-
104
-
DSET 10
-
105
W4, W5
DSET 25-28
-
106
F12
-
-
107
F12
-
-
108
F12,
DSET 7
-
109
W1, W2, W3
DSET 29- 31
SPET 33 - 35
110
F12
DSET 7
-
111
-
DSET 7
-
112
-
-
-
113
-
DSET 7
-
114
-
DSET 25-28
-
115
F12
-
-
116
F12
-
-
117
-
-
-
118
-
-
-
119
-
DSET 25-28
-
120
-
-
-
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) 3
.
3
Concordantietabel AV Fysica - 2012/004
55
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
BIJLAGE 1 Overzicht van de formules die horen bij de vakgebonden eindtermen fysica:
m V
Dichtheid
kg/m³
Zwaartekracht
Fz
N
Fz m g
Veerkracht
Fv
N
Fv k x
Snelheid
v
m/s
v
x t
Druk
p
Pa
p
F A
Hydrostatische druk
p
Pa
pvl vl g h
Arbeid
W
J
W Fx x
Pot. gravitatie-energie
Ep
J
Kinetische energie
Ek
J
Pot. veerenergie
Ev
J
Ev
Vermogen
P
W
P
W t
Rendement
E uit E in
Gaswet voor bepaalde hoeveelheid ideaal gas Soortelijke warmtecapaciteit.
Ep m g h Ek
m v2 2
k ( x )² 2
pV cte T c
J/(kg K) c
Q m T
56
ASO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Wetenschappen, Wetenschappen-topsport en Sportwetenschappen AV Fysica (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
57
BIJLAGE 2 SPECIFIEKE EINDTERMEN WETENSCHAPPEN (DSET) Het schema geeft een overzicht van de specifieke eindtermen wetenschappen in de vakken biologie, chemie en fysica. DSET
biologie
chemie
fysica
structuren
1-5
1-5
1-5
interacties
7, 11
6,7,8,11
6 - 10
systemen
13,14,15, 16
tijd
17,18
genese en ontwikkeling
22,23
natuurwetenschap en maatschappij
25 - 28
25 - 28
25 - 28
onderzoekscompetentie
29 - 31
29 - 31
29 - 31
12,13,14,15