Basishandboek voor Wmo-adviesraden
1e versie, april/mei 2012 Dit basishandboek is voor u Zit u sinds kort in een Wmo-adviesraad? Of zoekt u basisinformatie over Wmo-raden? Dan is dit basishandboek er speciaal voor u. Het handboek is vooral een naslagwerk voor startende Wmo-adviesraadsleden. U vindt hierin alle basisinformatie die u nodig heeft om als Wmo-adviesraadslid goed te kunnen functioneren in de ambtelijke en bestuurlijke context binnen uw gemeente. Op zoek naar actuele informatie? Ga naar www.koepelwmoraden.nl.
Colofon © 2012, Landelijk Bureau van de Vereniging Koepel van Wmo-raden.
Koepel Wmo-raden Postbus 770 2900 AT Capelle a/d IJssel 06-23414048
[email protected] De Koepel heeft uiterste zorgvuldigheid betracht bij het vermelden van de geraadpleegde bronnen. Waar desondanks ten onrechte een bronvermelding ontbreekt, horen wij dat graag.
De volgende versie van dit handboek verschijnt in september 2012 2
Voorwoord Merkt u het ook? Wmo-adviesraden veranderen en varen steeds vaker een zelfbewuste eigen koers. Dit handboek helpt daarbij, het bevat alle basisinformatie voor nieuwe Wmo-raadsleden. Het is een informatief naslagwerk waar u als Wmo-adviesraad ook uw voordeel mee kunt doen. Het is de eerste keer dat dit handboek verschijnt. U bent van harte uitgenodigd om te reageren, we passen het handboek steeds aan. Dit handboek gaat verder dan andere handboeken. Het is minder gericht op het open houden van alle keuzes, maar wil putten uit vier jaar ervaring van Wmo-raden. Er zijn nu legio goede (en slechte) voorbeelden bekend. Dat is de reden dat we niet meer zo voorzichtig hoeven te zijn. In alle nuance kunnen we nu aangeven welke keuzes goed zijn en welke beter. Dit handboek biedt u die keuze. Het is echter geen voorschriftenboek. Daarvoor zijn er teveel verschillen tussen Wmo-adviesraden. Het beschrijft vooral de grootste gemene deler van Wmo-adviesraden in heel Nederland. Waar 415 gemeenten kunnen en mogen verschillen, is een beschrijving van overeenkomsten uiteraard gewenst. Het voorkomt dat u het wiel opnieuw moet uitvinden. Maar in alle eerlijkheid: ik gun het elke gemeente en Wmo-adviesraad om vooral lokaal het wiel opnieuw uit te vinden. Ik hoop dat dit handboek u informeert en stimuleert om uw eigen lokale keuzes te maken!
Hans-Martin Don, voorzitter Koepel Wmo-raden
3
Inhoud Wmo in het kort Tien misverstanden over de Wmo-adviesraad 1. Wat doet de Wmo-adviesraad? (inclusief kwaliteitskaart) 2. Hoe is de Wmo-adviesraad georganiseerd? 3. Wat doet de gemeente met de Wmo? 4. Hoe communiceert u met de gemeente? (inclusief kwaliteitskaart) 5. Hoe communiceert u met burgers? 6. Wat zijn de Wmo-trends in 2012?
Bijlagen 1: Zo functioneert een gemeente 2: Voorbeelden profielschetsen 3: Participatieladders 4: Waarover gaat de Wmo?
4
Wmo in het kort Wmo staat voor Wet Maatschappelijke Ondersteuning en bestaat sinds 1 januari 2007. Het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’, participeren in de samenleving. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. De gemeente ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers. De Wmo regelt ook de hulp bij het huishouden en zorgt voor goede informatie over de hulp en informatie die mensen kunnen krijgen .
Negen prestatievelden
De Wmo kent negen prestatievelden. Het is de bedoeling dat gemeenten op deze negen terreinen een ‘prestatie’ leveren. Het gaat om: 1. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning. 4. Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers. 5. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijk opvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
De site met basisinformatie over de Wmo is: www.invoeringwmo.nl. Basisinformatie is ook te vinden in filmvorm: de reeks “Wmo gestript”. Deel 1: http://www.youtube.com/watch?v=VDZrGu85MEA Deel 2 t/m 9 zijn daar ook te vinden. Deel 8 gaat speciaal over Wmo-raden.
5
10 misverstanden over Wmo-adviesraden
1. De Wmo-adviesraad moet in personen een afspiegeling zijn van de bevolking, anders kan de Wmo-adviesraad niet met voldoende mandaat haar werk doen. 2. De Wmo-adviesraad moet de taal van de gemeente volledig spreken. 3. De Wmo-adviesraad moet alle dossiers volledig kennen. 4. De Wmo-adviesraad moet alles zelf doen. 5. De Wmo-adviesraad moet het onderling altijd eens zijn. 6. Het succes van de Wmo-adviesraad wordt bepaald door de ureninzet van de leden. 7. De Wmo-adviesraad moet het altijd eens zijn met de wethouder. 8. De Wmo-adviesraad waakt over de continuering van het Wmo-beleid, over de cyclus van de gemeenteraadverkiezingen heen. 9. De Wmo-adviesraad behartigt de belangen van iedereen. 10. De Wmo-adviesraad moet altijd alles goed doen.
6
1. Wat doet de Wmo-adviesraad? Anno 2012 hebben 400 van de 415 gemeenten een Wmo-adviesraad. In dit hoofdstuk leest u wat een Wmo-raad doet. In het kort Het hebben van een Wmo-adviesraad in een gemeente is geen doel op zich. Binnen de Wmo gaat het erom dat er burgers betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding (artikel 11 van de Wmo). Die burgerparticipatie kan op velerlei manieren vorm krijgen, maar de meest gekozen vorm is die van een Wmo-adviesraad. Als Wmo-adviesraad bent u een belangrijk orgaan om aan burgerparticipatie in uw gemeente vorm te geven. U bent u er om vanuit burgers goede adviezen te geven over het Wmo-beleid en om binnen het gemeentelijk besluitvormingsproces tegenspraak te organiseren. De Wmo-adviesraad geeft gevraagd en ongevraagd advies, voornamelijk aan het college van burgemeester en wethouders. Het college is niet verplicht om het advies over te nemen. De gemeente stelt haar Wmo-beleid vast in een Wmo-beleidsplan, dat minimaal eens per vier jaar wordt opgesteld. In het Wmo-beleidsplan wordt het Wmo-beleid op hoofdlijnen beschreven. Als Wmo-adviesraad adviseert u over dat Wmo-beleidsplan, en verder over specifieke Wmo-deelonderwerpen. Maar vaak ook over brede, zijdelings aan de Wmo gerelateerde zaken, zoals de WWB of de structuurvisie van de gemeente. Gemiddeld geeft een Wmoraad 12 adviezen per jaar. Voorbeelden zijn hier te vinden. Onderwerp van advies (bron: onderzoek onder Wmo-raden 2011)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Bezuinigingen Wmo-beleidsplan Mantelzorg Vervoer, verkeer en parkeren Jeugd en jongeren Centra Jeugd en Gezin Vrijwilligers(werk) PGB (O)-GGZ Huishoudelijke hulp
Waar toetst u het beleid aan? De Wmo-adviesraad stelt advies op naar aanleiding van de discussie in de Wmoadviesraad, onderzoek en de meningen van Wmo-adviesraadsleden, signalen van burgers, en soms in samenspraak met de achterban. Daarnaast toetst u het beleid aan de uitgangspunten van het Wmo-beleidsplan: is het voorstel dat ter advisering bij de Wmo-adviesraad ligt in tegenspraak met het Wmo-beleidsplan? Welke voornemens zijn er in het beleidsplan verwoord? In hoeverre volgt het voorstel die voornemens of maakt het de uitvoering van het beleidsplan beter mogelijk? Steeds meer Wmo-raden hanteren ook een eigen toetsingskader waaraan zij het Wmobeleid kunnen toetsen. Voorbeeld van een toetsingskader1 1. Eigen kracht van de burgers Toetsvraag Draagt het beleidsvoorstel bij aan het vergroten van de eigen kracht van (kwetsbare) burgers? 1
Bron: Movisie 7
2. Netwerken van de burgers Toetsvraag Draagt het beleidsvoorstel bij aan het sterker worden van het informele netwerk (mantelzorgers, familie, vrienden, buren) van de burger? 3. Een toegankelijkere maatschappij Toetsvraag Draagt het beleidsvoorstel bij aan het in fysiek, sociaal en financieel opzicht toegankelijker worden van de maatschappij? 4. Een integrale benadering Toetsvraag Wordt de burger als een persoon gezien van wie de levensgebieden samenhangen? 5. Betrokkenheid burgers en cliënten Toetsvraag Worden burgers en cliënten betrokken bij zowel het beleid als de praktijk van maatschappelijke participatie door kwetsbare burgers? Altijd geldt: Formuleer uw kader zo positief en SMART mogelijk. SMART wil zeggen: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Zie ook hier voor een voorbeeld van een toetsingskader. Meerderheid en minderheid De Wmo-adviesraad brengt haar advies uit op grond van wat de meerderheid in de Wmoadviesraad beslist. Daarbij kunnen de standpunten van de minderheid weliswaar in minderheid zijn maar wel van importantie. Een werkwijze van Wmo-adviesraden is vaak om het minderheidsstandpunt ook te vermelden: hoeveel mensen er een andere mening hebben en welke mening dat is. Dat verzwakt niet het standpunt van de Wmo-adviesraad maar geeft ruimte aan de stem van ieder Wmo-adviesraadslid en geeft mogelijkheid tot verdere discussie. Advies overnemen? Gemeenten zijn niet verplicht een advies van de Wmo-adviesraad over te nemen. Wel is het goed om helder te krijgen waarom een advies niet wordt overgenomen en dit te evalueren. Vaak is formeel vastgelegd dat de gemeente alleen met argumenten omkleed een advies naast zich mag neerleggen. De Wmo-adviesraad besteedt aandacht aan de kwaliteit van haar adviezen, zij mag dan ook een kwalitatief onderbouwd antwoord van de gemeente verwachten. De betreffende nota, het Wmo-adviesraadsadvies en het antwoord van de gemeente, kunnen dan als integraal pakket ook naar de gemeenteraad worden verzonden, ter informatie. Intern zal de Wmo-adviesraad het niet-overnemen van het advies ook bespreken. Succesfactoren voor Wmo-adviesraden2 Uit onderzoek blijkt dat een Wmo-adviesraad effectiever is: Als de raad een heldere visie heeft op welke doelen het wil bereiken en hierover overeenstemming is met de gemeente. Als de raad vroegtijdig in beleidsontwikkelingstrajecten is betrokken door bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of een formeel advies over een contourennota/uitgangspuntennotitie. Als de raad veel ervaringsdeskundigheid in informele gesprekken en/of adviezen aan de gemeente laat zien. Als de raad goede kennis heeft van de verschillende terreinen van de Wmo én van gemeentelijke processen. Als de raad voldoende leden heeft met competenties als analytisch en oplossingsgericht denken en krachtig formuleren. 2
Bron: Research voor Beleid
8
Gemeenten kunnen het werk van Wmo-adviesraden versterken door: een contactpersoon aan te wijzen voor de Wmo-adviesraad. inzicht te bieden in gemeentelijke planningen van beleidsstukken. de Wmo-adviesraad vroegtijdig te betrekken door gezamenlijke bijeenkomsten of ter advisering. een uitgangspuntennotitie voor te leggen. bij adviesaanvragen de ruimte voor participatie aan te geven. voldoende ondersteuning te bieden in de vorm van middelen (voor bijvoorbeeld trainingen/ cursussen, het inkopen van advies en/of secretariële ondersteuning). Rol verandert Vanaf 2009 is er veel discussie gaande over de invloed en rol van de Wmo-adviesraden. Het Verwey-Jonker Instituut heeft hier onderzoek naar gedaan en kwam tot drie participatiestrategieën: 1. De Wmo-adviesraad als meeontwerper van lokaal beleid. 2. De Wmo-adviesraad als behartiger van gebruikersbelangen. 3. De Wmo-adviesraad als vernieuwer van Wmo-beleid. Het is aan iedere Wmo-adviesraad zelf om hierin een strategie te bepalen. Het gaat meestal om een mengvorm van deze drie strategieën. De strategie heeft ook een relatie met de mate van invloed van een Wmo-adviesraad. Hoe groot vindt u dat de invloed van uw Wmo-adviesraad moet zijn? En gaat het dan om de formele, feitelijk of de beleefde invloed die u uitoefent? Tegelijkertijd met de discussie over invloed en strategie zien we dat Wmo-adviesraden veranderen doordat hun maatschappelijke context en het gemeentelijk domein zelf ook verandert. Als we kijken naar de start van Wmo-adviesraden zien we dat veel Wmo-adviesraden voortkomen uit lokale cliënten- en belangenorganisaties. Belangenbehartiging van specifieke groepen was een belangrijke rol bij de start van de Wmo. Logisch, er moest nog veel worden geregeld rond individuele voorzieningen zoals huishoudelijke hulp. Inmiddels is er sprake van verbreding, ingezet door de verschuiving van de Wmo als voorzieningenwet naar de Wmo als participatiewet. Iedere burger moet kunnen meedoen aan de samenleving. Het gaat niet meer alleen om cliënten van individuele voorzieningen, het gaat om alle burgers. Deze verschuiving heeft consequenties voor de rol die Wmo-adviesraden spelen in het beleidsproces en hun samenstelling: van (collectieve) belangenbehartiging naar integrale beleidsadvisering die de verschillende deelbelangen overstijgt. Dat betekent: - dat Wmo-adviesraden meer en meer Wmo-adviesraadsleden hebben die op grond van hun competenties zitting nemen in de Wmo-adviesraad en niet als vertegenwoordiger van een specifieke doelgroep (een Wmo-raad nieuwe stijl3); - dat het denken in representativiteit van de Wmo-adviesraad meer en meer wordt losgelaten: het is niet haalbaar om vanuit iedere specifieke doelgroep een afgevaardigde in de Wmo-adviesraad te hebben. Belangrijker is het goed organiseren van het contact met doelgroepen; - dat Wmo-adviesraden meer en meer gaan signaleren, en signalen vertalen naar beleid, in plaats van het behartigen van belangen; - dat adviesraden integraliteit meer centraal stellen in hun benadering van gemeentelijk Wmo-beleid, en zo in toenemende mate breed en integraal adviseren; - dat adviesraden zich richten op vernieuwing en innovatie door vroegtijdige betrokkenheid bij de ontwerpfase van beleid, in plaats van zich te richten op behouden en beheersen of het controleren van beleid. 3
Bron: Movisie 9
Wat zegt de wet over de Wmo-adviesraad? De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bevat twee artikelen over burgerparticipatie in het algemeen. Ze bevatten geen voorschriften over de precieze functie en werkwijze van de Wmo-adviesraden. Daarmee is er dus geen vaste omschrijving van burgerparticipatie in de wet opgenomen, en ook zijn er geen voorschriften wat betreft de Wmo-adviesraad. Art. 11. [Betrekking ingezetenen en belanghebbenden bij beleidsvoorbereiding] -1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening. -2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen. -3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid. -4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken. Art. 12. [Verplichte beleidsadvisering door vertegenwoordigers van vragers] -1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerpplan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. -2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, vierde lid, heeft gewogen. Zie ook bijlage 5. De volledige wettekst is te vinden op http://www.st-ab.nl/wetWmo.htm
10
Check uw kwaliteit Kwaliteitskaart Wmo-adviesraden
1. Heeft onze Wmo-adviesraad een duidelijke visie op de functie en doelstellingen van de Wmo ? Zo ja, hebben we deze visie al verwoord en vastgesteld? 2. Heeft onze Wmo-adviesraad een duidelijke visie over burgerparticipatie binnen de Wmo en de rol en positie van de Wmo-adviesraad? zo ja, hebben we deze visie al verwoord en vastgesteld? 3. Worden we voldoende en vroegtijdig betrokken bij gemeentelijke beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie van de Wmo, en worden onze adviezen ook naar tevredenheid opgevolgd? 4. Heeft onze Wmo-adviesraad goede afspraken over structureel overleg met de gemeente, op alle niveaus: college, gemeenteraad, ambtenaren? 5. Krijgt onze Wmo-adviesraad voldoende gemeentelijke (financiële) ondersteuning en facilitering? 6. Kan onze Wmo-adviesraad zelf de eigen agenda samenstellen, ook in afwijking van gemeentelijke speerpunten en aandachtspunten? Met ruimte voor innovatie en nieuwe ideeën? 7. Zijn de leden van onze Wmo-adviesraad niet te specialistisch ingesteld, maar met voldoende overstijgende kwaliteiten? 8. Is onze Wmo-adviesraad tegelijkertijd voldoende representatief? Hebben we onze contacten met de achterban goed geregeld, ook met adviesraden, cliëntenorganisaties, wijkraden, buurtschappen, etc? En vooral met moeilijk bereikbare groepen, gaan we wel actief naar ze op zoek? 9. Hebben we een goed communicatieplan voor het bereiken van de burgers? 10. ………………………………………………………………………………………………………(eigen punt)
11
2. Hoe is de Wmo-adviesraad georganiseerd?
In een gemiddelde Wmo-adviesraad zitten burgers die meestal voor een periode van vier jaar worden benoemd. Er zijn geen wettelijke kaders of voorschriften waar een Wmo-adviesraad aan moet voldoen. In dit hoofdstuk ziet u hoe de raad doorgaans is georganiseerd. Samenstelling De Wmo-adviesraad bestaat doorgaans uit negen tot elf burgers die zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de lokale bevolking. De meeste leden van de Wmo-adviesraad zijn onafhankelijk, zonder last –of ruggenspraak. De voorzitter representeert de raad en is het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Om die taak niet al te zeer te verzwaren, fungeren de voorzitter, penningmeester en secretaris vaak als dagelijks bestuur, belast met het afhandelen van de lopende zaken. Altijd verantwoorden zij zich aan de gehele Wmo-adviesraad, bijvoorbeeld middels een korte rapportage. Wmo-adviesraden hebben meestal een taakverdeling waarbij de leden vaak één of meerdere Wmo-thema’s of prestatievelden als aandachtspunt hebben. Afspiegeling De Wmo-adviesraad is een burgerraad en geen raad van zorgaanbieders of professionals. Belangrijk is dat de raad zo veel mogelijk een afspiegeling is van de samenstelling van de lokale bevolking, voor zover dit haalbaar is. Het is, gelet op de brede en integrale adviestaak van een Wmo-adviesraad, eigenlijk belangrijker dat er geschikte mensen in de raad zitten. Mensen met de goede eigenschappen en competenties, zoals een brede visie op de Wmo of analytisch vermogen. De samenstelling van een Wmo-raad is dan ook steeds vaker “nieuwe stijl”: een mix van leden die op grond van hun persoonlijke competenties in de raad zitten en een aantal leden afkomstig uit specifieke maatschappelijke groepen (kerken, ouderenbonden, GGZ) of uit een specifieke achterban, en/of ervaringsdeskundigen. Wmo-adviesraden bestaan anno 2012 niet meer uit alleen ervaringsdeskundigen of uit vertegenwoordigers uit alle cliënten- en patiëntengroepen. Voor de samenstelling van de Wmo-adviesraad geldt wel altijd de nuance. Zonder nuance gezegd: een Wmo-adviesraad mag geen regentenbestuur zijn van maatschappelijk welgesitueerden, zonder binding met de burgers. Het is ook geen schaduw-college van burgemeester en wethouders. Het is aan de andere kant ook geen belangenbehartiger, klachtenraad of cliëntenraad. Werving De leden worden via openbare kanalen gevraagd om zitting te nemen. De procedure moet altijd openbaar zijn, via de lokale media. Doorgaans zijn de Wmo-adviesraden zelf verantwoordelijk voor de werving en selectie van de Wmo-adviesraadsleden, in overleg met de gemeente. De leden worden gevraagd aan de hand van profielschetsen: zie bijlage 2. Die profielschetsen zijn de uitkomst van de historie, visie, werkwijze en structuur van de Wmo-adviesraad zelf, bijvoorbeeld: - is het een Wmo-adviesraad nieuwe stijl? - is er een afspraak over het zitting nemen vanuit vroegere gemeentelijke adviesraden zoals de seniorenraad? - is er een wens om bepaalde doelgroepen vertegenwoordigd te zien in de raad? - is het wenselijk om bepaalde organisaties vertegenwoordigd te zien in de raad, zoals de kerken? - is er een specifieke vaardigheid nodig (bv. communicatie en PR)? - is er een specifieke taak, bijvoorbeeld secretaris? - is de raad een afspiegeling van de bevolking (althans, zo goed mogelijk)?
12
Let op Altijd dezelfde manier van werven hanteren zal ook altijd dezelfde “soort” Wmoadviesraadsleden opleveren, wees dus creatief. Zeker als de Wmo-adviesraad wordt bemenst door “teveel van hetzelfde”. Inspiratie voor creativiteit is ook te vinden in de PR-map van de Koepel van Wmo-raden. Hoe houdt u leden vast4 Een basis voor het werven van vrijwilligers kan ook worden gevonden binnen het ‘vrijwilligersmanagement’. Daarin geldt de 5B-methode: binnenhalen, begeleiden, belonen, behouden en beëindigen. Het zorgt ervoor dat nieuwe leden zich aanmelden, langer aan boord blijven en op goede wijze hun werk kunnen doen. Binnen de 5B’s stelt de Wmo-adviesraad haar kader en uitgangspunten vast: • Binnenhalen: werken met een vast basisprofiel en specifieke profielen voor specifieke functies binnen de Wmo-adviesraad. Benoem taken en verwachtingen concreet voor nieuwe leden. Zorg voor een formeel moment van aanstelling, bijvoorbeeld door de wethouder. • Begeleiden: zorg voor een inwerkperiode op maat, afhankelijk van de persoonlijke behoefte van de nieuwkomer. Desgewenst een half jaar met een buddy of contactpersoon, in ieder geval altijd met een helder takenpakket. • Belonen: passend belonen, in persoonlijke en financiële zin. • Behouden: de Wmo-raad en de werkzaamheden van de leden steeds evalueren. Ook het houden van een jaarlijkse “bezinningsdag”, “visiedag”of teambuilding kan zeker bijdragen aan het gemotiveerd houden van de leden van de Wmoadviesraad. • Beëindigen:zorg voor een goed exitgesprek. Meer informatie is hier te vinden. Opzet van de Wmo-adviesraad Er zijn veel variaties van een Wmo-adviesraad mogelijk: - Een Wmo-adviesraad en daaronder een Wmo-platform, een klankbordgroep waarin allerlei cliëntenorganisaties, maatschappelijke organisaties, cliënten en ervaringsdeskundigen vertegenwoordigd zijn. Soms neemt de gemeente hiertoe het initiatief zoals in de vorm van een ‘panel Wonen, zorg en welzijn’. - Een opgesplitste Wmo-adviesraad, bijvoorbeeld voor prestatievelden met een achterban en prestatievelden zonder achterban. - Meerdere Wmo-adviesraden per gemeente. - Een Wmo-adviesraad waarbij ieder lid verantwoordelijk is voor een prestatieveld en bijbehorende achterban. - Een Wmo-adviesraad met diverse werkgroepen. - Een Wmo-adviesraad met clusters. Etc. Uiteindelijk gaat het om een structuur die doelmatig en uitvoerbaar is binnen uw lokale context. Een dergelijk structuur is er niet voor de eeuwigheid. Toekomstige ontwikkelingen kunnen het wenselijk maken de structuur van de Wmo-adviesraad opnieuw tegen het licht te houden, als de taken van de Wmo-adviesraad worden uitgebreid met nieuwe transitie-beleidsterreinen en er aandacht is voor nieuwe doelgroepen. Werkgroepen Om adviezen goed te kunnen inkleden, werkt een Wmo-adviesraad vaak met een onderliggende structuur van werkgroepen of commissies. Zij bestaan uit leden van de Wmo-adviesraad en een aantal betrokken en/of deskundige burgers. Ook professionals kunnen hierin om advies worden gevraagd.
4
Bron: Movisie 13
De leden van die Wmo-adviesraad wacht een groot aantal werkzaamheden. Veel Wmoadviesraden kiezen ervoor om die werkzaamheden niet uitsluitend bij het beperkt aantal Wmo-adviesraadsleden zelf te leggen. Zij kiezen voor een structuur onder de Wmoadviesraad. Hierin wordt aan de betrokkenen gevraagd om, onder aanvoering en regie van een Wmo-adviesraadslid, een advies nader uit te werken, een voorstel te doen of een onderzoek uit te voeren. Het werken met werkgroepen heeft een aantal voordelen: - Het vermindert de werklast van de Wmo-adviesraadsleden. - Het bindt veel meer betrokken burgers aan de Wmo-adviesraad. - Het geeft een goede basis voor adviezen: breed gedragen, met veel expertise. - Het geeft de mogelijkheid om informatie te verkrijgen van allerlei experts: de betrokken burgers, burgers vanuit een belangengroep, belangenbehartigers, maar ook medewerkers van zorgaanbieders. Voorbeeld: uit de gemeente Sluis: De RMDO (raad voor maatschappelijke en demografische ontwikkelingen) is een adviesorgaan aan het college. Het is een koepelorganisatie van drie koepels: de koepel zorg, de koepel welzijn en cultuur en de koepel demografische ontwikkeling. Die laatste gaat over alles wat met krimp en leefbaarheid te maken heeft. Onder die koepels werkt de raad met ad-hoc-werkgroepen die specifieke adviezen uitbrengen. Die werkgroepen worden samengesteld uit iemand van de raad, mensen uit een koepel en deskundige burgers of bv. een dorpsraad. Zo’n werkgroep krijgt een formele projectopdracht vanuit de RMDO, met planning, personele invulling, etc. Zij doen het onderzoek, dat wordt besproken in de RMDO en vervolgens, als men het eens is, omgeschreven naar een formeel RMDOadvies. Het totale netwerk bestaat daarmee uit 75 personen. Rechtsvormen Grofweg zijn er vijf organisatievormen voor een Wmo-adviesraad: 1. Een stichting. 2. Een gemeentelijke commissie ex art. 84 gemeentewet 2002. 3. Een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. 4. Een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. 5. Een door de gemeente geaccepteerd platform zonder rechtsbevoegdheid. Het merendeel van de Wmo-adviesraden is een gemeentelijke commissie. Een kwart is een eigen stichting. Dat heeft soms ook te maken met het subsidiebeleid van de gemeente. Er zijn gemeenten die een bepaling hebben opgenomen dat subsidies alleen kunnen worden toegekend aan rechtspersonen in de vorm van een vereniging of stichting. Wil de Wmo-adviesraad dus in aanmerking komen voor subsidie, dan zal het een stichting of vereniging moeten worden. Daarnaast zijn er Wmo-adviesraden die om inhoudelijke of principiële redenen kiezen voor een bepaalde rechtsvorm. Het heeft allemaal voordelen en nadelen. Zo kan het voor een stichting belangrijk zijn om onafhankelijk van de gemeente te zijn en zelf verantwoordelijk te zijn voor het beheer van het budget. Voor commissies kan het juist belangrijk zijn om dicht op de gemeente te zitten, met korte lijnen. Volledige of beperkte rechtsbevoegdheid Volledige rechtsbevoegdheid betekent dat de organisatie dezelfde rechten en plichten heeft als een volwassen persoon. De organisatie kan dan bijvoorbeeld contracten en leningen aangaan, of een erfenis ontvangen. Bij beperkte rechtsbevoegdheid mag en kan een organisatie minder. Er zijn verenigingen met beperkte of met volledige rechtsbevoegdheid. Een stichting heeft altijd volledige rechtsbevoegdheid. Vaak kunnen 14
alleen organisaties met volledige rechtsbevoegdheid in aanmerking komen voor subsidies. Een voorbeeld van de statuten van een stichting is hier te vinden. Bent u aansprakelijk? Of u als bestuurslid hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunt worden voor bijvoorbeeld schulden van of schade door uw organisatie, is afhankelijk van de rechtsvorm. Bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid bent u als bestuurslid zelf aansprakelijk als uw organisatie schulden maakt. Bij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of bij een stichting is een bestuurslid niet persoonlijk aansprakelijk voor schade of schulden. Wel kan een bestuurslid persoonlijk aansprakelijk gesteld worden als deze vooraf wist dat de vereniging niet in staat was verplichtingen aan derden na te komen. Ook kan een bestuur als geheel aansprakelijk worden gesteld voor het niet-nakomen van verplichtingen van de rechtspersoon. Dat kan alleen als er aantoonbaar sprake is van onbehoorlijk bestuur. Dat kan dus ook het onbehoorlijk bestuur van anderen uit het bestuur of van bestuursleden uit het verleden zijn. Niet alleen de penningmeester is aansprakelijk voor financieel wanbeleid, maar het gehele bestuur is aansprakelijk. Onder onbehoorlijk bestuur wordt onder andere verstaan: het niet melden van schulden, het niet-betalen van rekeningen, het niet indekken tegen risico’s, etc. Dit is op te vangen door een heldere en transparante werkwijze. Denk aan het ondertekenen van de notulen, het instellen van externe financiële controle, het hebben van goede functieomschrijvingen van bestuursleden en het vaststellen van ieders (financiële) bewegingsvrijheid. Aansprakelijkheidsverzekering Het is mogelijk een bestuurlijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor de werkzaamheden van de Wmo-adviesraad. Dat is echter lang niet altijd noodzakelijk. Deze verzekeringen zijn vaak uiterst beperkt in dekking en duur. Het is dus van belang dit zorgvuldig af te wegen en ‘de kleine lettertjes’ goed te lezen. Is de Wmo-adviesraad een gemeentelijke commissie? Dan zullen verzekeringen via de gemeente geregeld zijn. De meeste gemeenten hebben een collectieve verzekering voor vrijwilligers, maar dat is vaak beperkt tot algemene aansprakelijkheid en ongevallenverzekering. Een Wmo-adviesraad die een stichting of vereniging is, zal haar verzekeringen vaak zelf moeten regelen. Daarvoor zijn er passende vrijwilligersverzekeringen beschikbaar. Alle vrijwilligersverzekeringen kennen dezelfde werkwijze: in eerste instantie wordt altijd de persoonlijke verzekering van de betrokken persoon aangesproken. Pas als dat moeilijk blijkt te zijn, bijvoorbeeld doordat de verzekering van mening is dat de betreffend persoon op het moment van de schade/ongeluk in dienst was van de Wmo-adviesraad, wordt de verzekering van de Wmo-adviesraad aangesproken. Afspraken vastleggen met de gemeente Het hangt van de organisatievorm af hoe afspraken tussen gemeente en Wmoadviesraad worden vastgelegd. Meestal worden voor een gemeentelijke commissie de afspraken vastgelegd in een gemeentelijke verordening (niet te verwarren met de verordening over het Wmo-beleid of de verordening over de toekenning van Wmomiddelen). Voor andersoortig Wmo-adviesraden kan er een convenant afgesloten worden met de gemeente. Ook kan in een subsidiebeschikking van de gemeente aangeven worden wat van het platform verwacht wordt door de gemeente. In het Wmobeleidsplan, dat eens per vier jaar verschijnt, kunnen ook bepaalde afspraken, voornemens en keuzes rondom de Wmo-adviesraad worden aangegeven. Voorbeelden verordening (2 x) en een convenant zijn hier te vinden. Budget Wmo-adviesraden beschikken gemiddeld over een budget van 15.000 euro per jaar van de gemeente voor uitvoering van hun werkzaamheden. De feitelijke budgetten lopen zeer uiteen, en anno 2012 wordt er soms lokaal fors bezuinigd op het budget van de Wmoadviesraad. 15
Vergoedingen De meeste leden van Wmo-raden krijgen een vacatievergoeding en onkostenvergoeding voor hun werkzaamheden. De bedragen hiervoor lopen landelijk zeer uiteen, gemiddeld is het 20-40 euro per maand, waarbij de voorzitter vaak een hogere vergoeding krijgt. Bedragen van 75 euro per maand aan vacatiegelden per Wmo-adviesraadslid komen ook voor. Daarnaast zijn er vaak gelden beschikbaar voor scholing en ondersteuning en voor het doen van onderzoek. Het kan van belang zijn dat de vergoedingen die Wmo-raadsleden ontvangen onder het maximum van de wettelijk toegestane vrijwilligersvergoeding blijven. De belastingdienst onderscheid onkostenvergoedingen en vergoeding van inzet/aanwezigheid. Vrijwilligers die alleen een onkostenvergoeding krijgen voor aantoonbaar gemaakte kosten hoeven deze niet op te geven aan de belastingdienst. Voor vrijwilligers die zowel een onkostenvergoeding als een vergoeding van inzet/aanwezigheid krijgen is de situatie anders. In 2012 is het maximum van zowel onkostenvergoeding als inzetvergoeding samen 1500 euro per jaar en maximaal 150 euro per maand. Voor inzet geldt niet meer dan maximaal 4,50 euro per uur. Vergoedingen onder deze maxima gelden als echte vrijwilligersvergoeding en hoeven niet opgegeven te worden aan de belastingdienst. Vergoedingen boven deze maxima wel, die gelden als aanvullend inkomen. Bij een bijstandsuitkering gelden andere bedragen: 95 euro per maand, maximaal 764 euro per jaar. Tenzij de gemeente van mening is dat uw vrijwilligerswerk noodzakelijk is voor uw re-integratie, dan gelden de maxima van 1500 euro per jaar en 150 euro per maand. Ondersteuning vanuit de gemeente Het minste dat een gemeente voor de Wmo-raad kan doen, is deze faciliteren. Dat gebeurt door vergaderruimte, koffie en thee, ruimte op de website en dergelijke beschikbaar te stellen. Daarnaast is het meer dan wenselijk dat een Wmo-adviesraad ook ondersteuning krijgt van de gemeente. Logischerwijs is dat het contact en het overleg met de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de gemeentelijke nota waarover de Wmoadviesraad haar advies moet geven. Ook is er vaak ambtelijke ondersteuning voor het uitvoeren van de werkzaamheden van de Wmo-adviesraad. Dat kan verschillende vormen hebben: een ambtenaar die stukken aanlevert, iemand die notuleert en de vergadering organiseert. Wmo-adviesraden kregen in 2011 gemiddeld vier uur per week dergelijke ambtelijke ondersteuning vanuit de gemeente. Soms gaat die ondersteuning verder en is er in de Wmo-raad een ambtelijk secretaris aangesteld vanuit de gemeente. Deze secretaris maakt dan deel uit van de Wmoadviesraad. Niet alle raden willen dit in verband met de onafhankelijke positie van de Wmo-adviesraad ten opzichte van de gemeente. Sommige raden kunnen deze ondersteuning ook extern inkopen bij bijvoorbeeld Zorgbelang. Samen met andere raden? Wmo-adviesraden zijn vaak ontstaan als samenvoeging van bestaande gemeentelijke adviesraden op deelgebieden of voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld de seniorenraad of gehandicaptenplatform. In andere gemeenten bestaan dergelijke organisaties nog wel los van elkaar. Dan is het zaak om goed samen te werken. Anno 2012 is steeds vaker te zien dat in dit kader een proces van verdere verbreding van de Wmo-adviesraad op gang wordt gebracht. De Wmo-adviesraden worden dan verbreed door samenvoeging met weer andere gemeentelijke adviesorganen. Bijvoorbeeld met de jeugdraad, sportraad of de cliëntenraad WWB. Deze verbreding is ook actueel omdat gemeenten meer verantwoordelijkheden en taken krijgen op het terrein van de AWBZ, Jeugdzorg en Wet werken naar vermogen. Als niet wordt gekozen voor de genoemde samenvoeging, dan zal de Wmo-adviesraad in ieder geval worden verondersteld haar advieswerk uit te breiden naar deze nieuwe terreinen. 16
Mocht een dergelijke verbreding van werkterrein aanstaande zijn, dan is het goed om na te gaan of de huidige structuur en werkwijze dat aan kan. Mogelijkerwijs moet u de Wmo-adviesraad gaan onderverdelen, of meer met werkgroepen gaan werken die zich buigen over een specifiek advies. Mogelijkerwijs is er meer gemeentelijke ondersteuning nodig om dit te kunnen doen. Het kan ook dat deze verbredingsvraag binnen de gemeente, gezien het enorme werk dat de komende jaren op hen af komt, nu nog geen prioriteit heeft. Dan blijft een goede vraag: op welke termijn denkt men dit vraagstuk op te pakken? Samenwerking in de regio Wmo-adviesraden zoeken naar hun relatie met de regio. Gemeenten werken vaak met elkaar samen in een regio, middels een regionale beleidsagenda en/of een regionaal wethoudersoverleg, bijvoorbeeld voor het Lokaal Gezondheidsbeleid en de OGGZ. In de toekomst verwachten we door de decentralisatie van de AWBZ, Jeugdzorg en de Wet Werken naar Vermogen meer regionale samenwerking. Lokale Wmo-adviesraden zien nu de beleidsnota’s die regionaal worden ontwikkeld alleen lokaal terug in hun laatste fase, waar de lokale goedkeuring is vereist. Dat is eigenlijk onvoldoende, er zijn dan weinig mogelijkheden voor een goed lokaal advies. Het komt ook vaak voor dat één ambtenaar van één gemeente de kartrekker is van regionale groepen. Die ambtenaar informeert in de praktijk wel ‘zijn’ Wmo-adviesraad, maar nooit de andere Wmo-adviesraden in de regio. Dat is ook niet haalbaar. Het is dus aan Wmo-adviesraden om dit veranderen, maar er is niet een nieuwe regionale Wmo-adviesraad nodig. Het gaat immers om het doel, niet de vorm. Wel starten Wmo-adviesraden steeds vaker een voorzittersoverleg in de regio om elkaar te informeren. Vanuit dat overleg kan worden afgesproken dat er vanuit dat voorzittersoverleg steeds één afgevaardigde van één Wmo-adviesraad bij regionale beleidsvergaderingen aanwezig zal zijn. Die afgevaardigde is dan in de voorfase betrokken bij het beleid, koppelt dit terug naar de andere Wmo-adviesraden in de regio en spreekt mede namens hen. Maar zelfs dan is het zaak dat de lokale Wmo-adviesraad altijd bij de lokale vaststelling van het regionaal beleid nogmaals haar eigen oordeel moet kunnen vellen over het beleidsdocument, ditmaal expliciet afgewogen aan de lokale uitgangspunten.
17
3. Wat doet de gemeente met de Wmo? Elke vier jaar stelt de gemeente een Wmo-beleidsplan op met daarin het Wmobeleid. Maar uiteraard doet een gemeente meer. Het Wmo-beleidsplan5 De gemeente stelt haar beleid vast in een Wmo-beleidsplan, dat minimaal eens per vier jaar wordt opgesteld. In het Wmo-beleidsplan wordt het Wmo-beleid op hoofdlijnen beschreven. Er zijn zes onderwerpen die de gemeente in het Wmo-beleidsplan moet uitwerken: 1. Doelstellingen van het Wmo-beleid In het Wmo-beleidsplan moeten de doelstellingen van de gemeente helder en duidelijk worden opgeschreven. Het gaat hierbij om de doelstellingen van alle negen prestatievelden. 2. Samenhangend beleid Het Wmo-beleid loopt door alle prestatievelden heen. In het Wmo-beleidsplan moet helder vermeld staan hoe de gemeente de negen prestatievelden met elkaar verbindt. De gemeente moet ook duidelijk de afstemming met de AWBZ aangeven. 3. Resultaten In het Wmo-beleidsplan legt de gemeente de gewenste resultaten van haar plannen vast. Voor de Wmo-adviesraad is het belangrijk om te kijken of u hier invloed op kunt uitoefenen. Welke resultaten wilt u in het Wmo-beleidsplan hebben en welke beslist niet? Het jaarlijks tevredenheidsonderzoek kan een goede gelegenheid zijn om de voortgang van de gemeente te volgen. Als de resultaten niet behaald (lijken te) worden, kan u - waar nodig - de gemeente van (ongevraagd) advies voorzien. 4. Kwaliteit De gemeente moet aangeven hoe zij goede kwaliteit van de Wmo-voorzieningen wil verzekeren. Er zijn geen landelijke kwaliteitseisen aan Wmovoorzieningen gesteld. De gemeente kan wel zelf kwaliteitseisen opstellen. 5. Keuzevrijheid De gemeente geeft in het Wmo-beleidsplan aan op welke wijze zij burgers de keuze geeft om zelf de Wmo-activiteiten uit te laten voeren. 6. Behoeften kleine doelgroep In het Wmo-beleidsplan moet de gemeente aangeven op welke manier zij kennis heeft van de behoeften van kleine doelgroepen. Hoe wil de gemeente de (algemene) voorzieningen laten aansluiten bij de behoeften van bijvoorbeeld mensen met een (lichte) verstandelijke beperking? Hoe betrekken zij deze groep bij de vorming van het Wmo-beleid? Eén of vier jaar? Bij het opstellen van het Wmo-beleidsplan kiezen sommige Wmo-adviesraden ervoor om, in samenspraak met de gemeente, geen plan voor vier jaar op te stellen, met het oog op de vele onzekerheden voor de komende tijd. Zij beschrijven liever de periode van een jaar, met daarbij enige aandachtspunten voor de langere termijn. 5
Bron: VCP. Voorbeelden zijn te vinden op het afgesloten deel van de website (aleen voor leden).
18
Waar gemeenten samen met Wmo-adviesraden wel al een plan voor vier jaar willen voorleggen aan de gemeenteraad, is het goed dat u als Wmo-adviesraad nadrukkelijk kijkt naar de tekst over de transitie AWBZ. Vraag aandacht voor een formulering die ruimte laat voor aanpassingen in de implementatie op basis van voortschrijdend inzicht. Verwijs naar afspraken (bijvoorbeeld in de verordening) over uw betrokkenheid bij beleidsvorming, of maak hier nadere afspraken over. Wmo is meer dan prestatieveld 6 Bij sommige gemeenten en bij sommige Wmo-adviesraden bestaat de neiging om de Wmo te verengen tot prestatieveld 6, en dan bijzonder het verstrekken van Wmovoorzieningen. Op zich is dat niet verwonderlijk: dit raakt direct aan de mensen die deze voorzieningen nodig hebben, het is tastbaar en zichtbaar. Toch is de Wmo veel breder. In feite is prestatieveld 1 de essentie van de Wmo: het gaat om lokale maatschappelijke samenhang, cohesie, veiligheid, om het bouwen aan de lokale gemeenschap. Daarnaast zijn er andere prestatievelden die veel beleidsmatige aandacht vragen, zoals prestatieveld 7,8,9 waarin de discussie over de verdeling van regionale en lokale taken, middelen en verantwoordelijkheden vaak nog niet is gevoerd. Wmo-verordening In de Wmo-verordening wordt het Wmo-beleid, zoals vastgelegd in het Wmo-beleidsplan, verder uitgewerkt. Een verordening bevat regels die gelden voor alle inwoners van de gemeente. De gemeenteraad stelt een verordening vast. De ambtenaren passen de regels vervolgens toe. Het vaststellen van de Wmo-verordening verloopt hetzelfde als bij het Wmo-beleidsplan. De gemeente is verplicht om een verordening op te stellen voor het verstrekken van individuele Wmo-voorzieningen, maar bijvoorbeeld ook voor het innen van eigen bijdragen in de OGGZ. Wmo-beleidsregels Wmo-beleidsregels worden op een andere manier vastgesteld. Het college van B&W kan zelfstandig – dus zonder overleg met de gemeenteraad of de Wmo-adviesraad – de beleidsregels bepalen. In de Wmo-beleidsregels wordt de praktische uitvoering van de Wmo-verordening beschreven. De beleidsregels geven aan hoe de Wmo-verordening en het Wmo-beleid volgens het college moet worden uitgevoerd. Meestal gaat het hier om de uitvoering van het beleid voor individuele Wmo- voorzieningen. Programma van Eisen Het Programma van Eisen is de standaard voor nieuwe ontwikkeling, herinrichting en beheer van de openbare ruimte. Het beschrijft de uitgangspunten voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, als aanvulling op de wettelijke eisen en richtlijnen. Bekijk als Wmo-raad óf en op welke wijze u hierbij betrokken wilt zijn. Ga ook na of er een andere vertegenwoordiging van burgers (buiten de Wmo-raad) bij de totstandkoming van dit programma betrokken is. Als dat het geval is, kunt u besluiten dit punt bij de ander te laten en via hen punten in te brengen die van belang zijn vanuit Wmoperspectief. Dit geldt ook voor andere aanpalende beleidsterreinen zoals veiligheidsbeleid. Hierbij worden in veel gemeenten op wijk-, dorp- of stadsdeelniveau burgers betrokken bij het uitvoeringsbeleid. Aanbesteden, subsidie of inkopen De gemeente is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat er voldoende volume van bepaalde diensten beschikbaar is. De gemeente zal daarvoor contact leggen met aanbieders van producten, zoals zorgaanbieders of schoonmaakbedrijven als het gaat om huishoudelijke hulp. Aan de Wmo-adviesraad kan gevraagd worden om advies te geven over het gemeentelijk inkoopbeleid. In dit beleid hebben gemeenten drie opties: 1. Aanbesteden: een aanbesteding is een procedure waarbij de gemeente bekend maakt dat hij een opdracht wil laten uitvoeren en bedrijven vraagt om een offerte in te dienen. In die offertes staat onder andere welke prijs het bedrijf voor de 19
uitvoering van de opdracht vraagt. Op een vooraf bepaalde datum worden de inschrijvingen gesloten en selecteert de opdrachtgever het bedrijf dat de opdracht krijgt. Het verlenen van de opdracht aan een van de inschrijvers wordt gunning genoemd. 2. Subsidiëren: een subsidierelatie aangaan met een zorgaanbieder. 3. Inkopen: een zakelijke overeenkomst sluiten met een zorgaanbieder. Let op Voor een aanbestedingsprocedure is altijd geheimhouding verplicht, om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Ook een Wmo-raad wordt hierin niet gekend, maar kan wel vooraf en achteraf vragen stellen over de aanbesteding. Past aanbesteden wel bij de Wmo? Er is binnen de Wmo veel discussie over aanbesteden. Enerzijds gaat deze discussie over Europees aanbesteden. Boven een bepaald bedrag is het verplicht om Europees aan te besteden. Dit is echter een veeleisende en tijdrovende procedure. Anderzijds is het de vraag of aanbesteden wel past binnen de Wmo. Waar integratie en samenwerking een doel is binnen de Wmo, plaatst aanbesteden de zorgaanbieders als concurrenten tegenover elkaar. Vraag is of dat tot het gewenste resultaat leidt. Bovendien is het de vraag of vooraf aanbesteden leidt tot een systeem van het vooraf vaststellen van het volume van diensten, terwijl er juist maatwerk geleverd moet gaan worden. Achteraf afrekenen , binnen bepaalde kaders lijkt dan een alternatief. Dat heet ook wel ‘bestuurlijk aanbesteden’. Ook wordt er met alternatieve financieringsvormen gewerkt, zoals wijkbudget voor een wijkteam. Klanttevredenheidsonderzoek Op grond van de Wmo is de gemeente verplicht om jaarlijks de tevredenheid van haar burgers ten aanzien van de Wmo te onderzoeken. In 2011 is daar veel kritiek op gekomen vanuit Wmo-adviesraden: de onderzoeken zouden te simpel zijn, te vaak leiden tot tevredenheid en geen goede opbouw kennen. Let op Als Wmo-adviesraad kunt u zich kritisch bemoeien met het onderzoek en de onderzoeksvragen. Overtuig de gemeente van het nut van meer diepgang, ook al kost dat meer geld. Geef samen de voorkeur aan het verkrijgen van heldere signalen boven nietszeggende gemiddelden. Of bespreek een alternatief. Het is niet wettelijk verplicht om ieder jaar een kwantitatieve meting te laten doen, dat is ook af te wisselen met kwalitatief onderzoek. Wmo-beleid evalueren De gemeente is verplicht jaarlijks haar Wmo-beleid te laten evalueren. Dat gebeurt doorgaans in de benchmark Wmo. Deze benchmark Wmo is een informatie- en sturingsinstrument voor en door gemeenten. Meedoen aan de benchmark Wmo levert voor elk moment van de beleidscyclus relevante informatie op over de beleidskeuzes, organisatie, prestaties en effecten voor alle prestatievelden van de Wmo. Deelnemende gemeenten kunnen zich vergelijken met collega-gemeenten die deelnemen aan de benchmark. De benchmark Wmo bestaat uit verschillende vragenlijsten. De benchmarkgegevens zijn echter niet openbaar, ook niet voor Wmo-adviesraden. Intern zijn er ook mogelijkheden voor onderzoek. De gemeenteraad is uiteindelijk verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Wmo-beleid, ook als het gaat om efficiency en doelmatigheid. De raad kan de gemeentelijke rekenkamer vragen om die doelmatigheid te onderzoeken en de behaalde resultaten te laten vergelijken met de gestelde Wmo-doelen.
20
4. Hoe communiceert u met de gemeente? De Wmo-adviesraad is een gemeentelijk adviesorgaan op het terrein van de Wmo. De Wmo-adviesraad kan adviseren aan het college, aan de gemeenteraad of aan beiden. Dat is het formele advies. Daarnaast kunt u samen afspraken maken over hoe elkaar te informeren. Met wie overlegt u? Wmo-adviesraden hebben afspraken over overleg met de gemeente. Dat is meestal een structureel maandelijks overleg met de betrokken ambtenaren, soms ook met de betreffende wethouder(s). Kleinere gemeenten hebben vaak één wethouder voor de Wmo (wat ook aan te raden is), bij grotere gemeenten strekt de Wmo zich uit over vele domeinen en meerdere wethouders. Gelet op de breedte van de Wmo-problematiek kan het goed zijn om bijvoorbeeld twee maal per jaar een overleg te hebben met het hele college. Goed om te melden is dat Wmo-adviesraden soms ook met de zorgverzekeraar als gesprekspartner over Wmo-beleid van doen hebben, naast de gemeente. Bijvoorbeeld als die zorgverzekeraar met de gemeente samen een lokaal gezondheidsbeleid of preventiebeleid uitvoert, met raakvlakken aan de Wmo. Volledig betrokken? Voor Wmo-raden kan het belangrijk om niet alleen maar bij de beleidsvoorbereiding betrokken te zijn en daar adviezen over te kunnen geven. Betrokkenheid bij de beleidsuitvoering en beleidsevaluatie is vaak ook zeer gewenst. Vroegtijdig betrokken? Vroegtijdige betrokkenheid is belangrijk voor een Wmo-adviesraad. Vroegtijdig in de zin van: tijd voor het uitbrengen van een goed advies. Maar ook vroegtijdig in de zin van betrokkenheid bij de beginfase, de beleidsontwikkeling. Daarmee kan de Wmoadviesraad adviseren in de totstandkoming van beleid vooraf, in plaats van alleen achteraf te reageren. Die vroegtijdige betrokkenheid vraagt wel om enig gevoel als het gaat om de onafhankelijke positie van de Wmo-adviesraad ten opzichte van de gemeente. De Wmoadviesraad is beleidsadviserend maar niet beleidsvormend. Bovendien is het belangrijk dat de Wmo-adviesraad altijd het recht heeft om de eindversie van een beleidsstuk te beoordelen, los van de mogelijke betrokkenheid bij de voorbereiding ervan. De eindversie kan immers een totaal andere insteek hebben gekregen. Er zijn ook Wmo-raden die het geven van advies over concept-beleidsnota’s voldoende vinden en die van mening zijn dat een Wmo-adviesraad zich niet hoeft bezig te houden met beleidsvoorbereiding. Als u lang moet wachten Overleg met de ambtenaren rondom een specifiek dossier heeft vaak een hogere frequentie, al is het wel goed om daar afspraken over te maken zodat er geen overdaad aan overleggen ontstaat. Voor vrijwel elke Wmo-adviesraad is deze samenwerking een punt van aandacht. Elke Wmo-adviesraad heeft namelijk te maken met het laat ontvangen van stukken en andere relevante informatie, zodat er weinig tijd rest om een goed advies te geven. Dat kan terug te voeren zijn op de werking van de ambtelijke molens, aan de relatieve onbekendheid met de Wmo-adviesraad, maar is soms ook terug te voeren op de positie van de Wmo-adviesraad in het beleidsvormingsproces. Als een Wmo-adviesraad, kort gezegd, zit te wachten tot er definitieve beleidsstukken komen, reactief, dan kan dat leiden tot tijdsgebrek. Een pro-actievere houding, dus eerdere en actieve bemoeienis met de beleidsvorming, kan dit voorkomen. Positie in de gemeente De Wmo-adviesraad heeft een onafhankelijke positie ten opzichte van de gemeente waar het gaat om haar adviesfunctie. De Wmo-adviesraad ontvangt wel ondersteuning van de
21
gemeente. Een enkele Wmo-adviesraad heeft een bijzondere relatie met de gemeente, bijvoorbeeld doordat de wethouder de voorzitter is van de Wmo-adviesraad. Veel Wmo-adviesraden willen toegroeien naar de positie van partner van de gemeente, in elk geval bij onderwerpen die zich daartoe lenen. Partnerschap is een stapje hoger op de participatieladder dan Wmo-adviesraden nu over het algemeen hebben. Voor beide partijen, zowel gemeenten als raden, betekent partnerschap dat meer inzet en soms ook een andere soort inzet nodig is. Nog meer dan bij het adviseurschap het geval is, vergt het partnerschap openheid, vertrouwen en een goede onderlinge communicatie. Spreekbuis van de gemeente? Wmo-adviesraden zijn er voor algemene beleidsadvisering op het terrein van de Wmo. Ze zijn geen spreekbuis van de gemeente of intermediair tussen gemeente en haar burgers. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het onderhouden van contact met haar burgers en het horen en informeren van haar burgers. Als Wmo-adviesraad bent u ook niet de afdeling voorlichting van de gemeente voor wat betreft de Wmo. Ook is de Wmo-adviesraad niet bedoeld ter legitimering van het gemeentelijk beleid. Politiek orgaan of niet? De Wmo-adviesraad is geen politiek orgaan en zelfs geen democratisch gekozen orgaan, het is een adviesorgaan. Adviezen kunnen in feite geen politieke keuzes bevatten maar zijn altijd een afweging van algemene argumenten en de specifieke keuzes en prioriteiten die een Wmo-adviesraad stelt vanuit haar leden. De leden worden gevoed door hun achterban, alle burgers. Wel kan een Wmo-adviesraad het moeilijk vinden om advies te geven over beleid waar zijzelf als Wmo-adviesraad op grond van goede argumenten tegen is. Ook daarbij geldt in feite de weging van argumenten. Als de gemeente bijvoorbeeld niet in staat blijkt tot vernieuwing en ontschotting, dan mag je als Wmo-adviesraad de gemeente wel degelijk aanspreken op de uitgangspunten van haar beleid. Dat is ook afhankelijk van de visie van de wethouder, die eens per vier jaar kan wisselen. Die politieke realiteit is het uitgangspunt van iedere Wmo-adviesraad en daarmee is de Wmo-adviesraad afhankelijk van de politieke keuzes en prioritering van het college, dan wel van de wethouder. Let op Hetgeen hierboven beschreven staat, geeft wel aan dat het niet alleen een kwestie is van kennis van ‘hoe werkt een gemeente’ en de formele afspraken die er zijn tussen Wmoadviesraad en gemeente. Het is ook een kwestie van gevoel van de Wmo-adviesraad hoe het lokale politieke- en beleidsspel te spelen. Het gaat om afwegingen en heroverwegingen, om de balans. Bijvoorbeeld tussen de positie van formeel adviesorgaan en die van ‘luis in de pels’. Of door het steeds kritisch blijven volgen van de beleidsuitvoering, niet alleen de beleidsvorming. Daarbij is het van belang dat met name de voorzitter van de Wmo-adviesraad gevoel heeft voor dit alles en weet welke procedures gangbaar zijn en welke minder. Dreigen met de pers of met de bestuursrechter is bijvoorbeeld een machtsmiddel voor noodgevallen. Wat verwacht de gemeente van u? Het is altijd zaak om duidelijk te hebben welke verwachting er zijn bij de gemeente ten aanzien van de Wmo-adviesraad. Zo kan het verrassend zijn te ontdekken dat de kwaliteit van het werk van de Wmo-adviesraad niet per se altijd wordt afgemeten aan de mate waarin men alle stukken leest en alle dossiers kent. Vaak verwacht een gemeente van een Wmo-adviesraad vooral dat ze aanvult, dat ze een goed onderbouwd en gefundeerd ‘wensenlijstje’ formuleert op een zeker thema of bij een zekere notitie. Wat vindt de Wmo-adviesraad relevant, wat moet er zeker in, wat verdient prioriteit?
22
Let op Heb eerst en vooral een heldere eigen visie op uw Wmo-raad, de manier van werken, de manier van communiceren en samenwerken met de gemeente, de randvoorwaarden, de manier van communiceren en werken met de achterban, de procedures, etc, etc. Los van enig gemeentelijk beleid, Wmo-beleidsplan of convenant: heb eerst en vooral zelf duidelijk waar de Wmo-adviesraad voor moet staan en hoe zij moet functioneren en beschrijf dit in een korte visienotitie. Voorkom dat u als hardwerkende vrijwilligers het werk doet waarvan de verantwoordelijkheid in eerste instantie ligt bij de gemeente, haar ambtelijk apparaat of elders. Wees altijd een goede vragensteller in de dialoog met uw gemeente, het gaat vaak om de constante dialoog. Uw eigen agenda Om te voorkomen dat de werkdruk te groot wordt, is het zaak om zelf goed zicht te hebben op de termijnagenda van de gemeente. Dan kunt u als Wmo-adviesraad namelijk daarnaast zorgen voor een eigen agenda en planning en zelf prioriteiten stellen. Maar het voeren van een eigen agenda betekent ook: het kunnen praten over onderwerpen die de Wmo-adviesraad zelf of vanuit signalen uit de bevolking van belang vindt. De Wmo-adviesraad moet ook zelfstandig en ongevraagd advies uit moet kunnen brengen over onderwerpen die zijzelf belangrijk vinden. Dat draagt ook bij een inspirerende, innovatieve en vernieuwende Wmo-adviesraad. U bent daarin de luis in de pels van de gemeente, kritisch, gericht op goede communicatie en samenwerking, en met oog voor nieuwe ideeën en mogelijkheden. De Wmo-adviesraad kan de gemeente in die zin ook inspireren. Een goede wethouder en ambtenaar snappen dat. Evaluatie In de eigen planning van de Wmo-adviesraad is het jaarlijks evalueren van het eigen functioneren, ook in gesprek met de wethouder, belangrijk. Voor een evaluatie van de Wmo-adviesraad kan het goed zijn deze door een externe organisatie te laten uitvoeren, anders ‘keurt de slager zijn eigen vlees’. Daarvoor zijn er verschillende organisaties in de markt. Let op Anno 2012 klinken kritische geluiden over Wmo-adviesraden. Zij zouden “slechts een vergaderclubje met notulen en agenda zijn”, soms ‘hangen naar het pluche’ en soms teveel vrienden willen zijn met de wethouder. Dat laatste is inderdaad niet de bedoeling, het gaat meer om een goede werkrelatie met die gemeente en de wethouder. Die relatie is wel degelijk belangrijk, maar moet constructief worden ingezet.
Waar bent u als Wmo-adviesraad bij betrokken? 1. Alles van het onderstaande 44 % 2. De eerste conceptnota 26 % 3. De nota voor wethouder 10 % 4. De brainstormfase 9% 5. De nota voor gemeenteraad 6% 6. Het plan van aanpak voor uitvoering 3 % 7. De uitvoering zelf 0%
Hoe ziet u uw gemeentelijke rol als Wmo-adviesraad? 1. Adviseur 60% 2. Samenwerkingspartner/ co-producent 20% 3. Geconsulteerde 7% 4. Meebeslisser 3% 5. Toehoorder 0% 23
Kwaliteitskaart voor gemeenten Ten aanzien van de samenwerking met de Wmo-adviesraad wil de Wmo-adviesraad u de volgende vragen voorleggen:
1. Heeft u een duidelijke visie op de functie en doelstellingen van de Wmo-adviesraad? Zo ja, is deze visie al verwoord en vastgesteld?
2. Heeft u een duidelijke visie over burgerparticipatie binnen de Wmo en de rol en positie van de Wmo-adviesraad? Zo ja, is deze visie al verwoord en vastgesteld?
3. Wordt de Wmo-adviesraad voldoende en vroegtijdig geïnformeerd over relevante zaken en ontwikkelingen?
4. Wordt de Wmo-adviesraad voldoende en vroegtijdig betrokken bij gemeentelijke beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie van de Wmo?
5. Worden hun adviezen ook opgevolgd? Of, als ze niet worden opgevolgd, worden dan argumenten gewisseld over de redenen waarom?
6. Heeft de Wmo-adviesraad goede afspraken met u over structureel overleg met de gemeente, op alle niveaus: college, gemeenteraad, ambtenaren?
7. Krijgt de Wmo-adviesraad voldoende gemeentelijke (financiële) ondersteuning en facilitering?
8. Kan en mag de Wmo-adviesraad zelf de eigen agenda samenstellen, ook in afwijking van gemeentelijke speerpunten en aandachtspunten? Met ruimte voor innovatie en nieuwe ideeën?
9. Krijgt de Wmo-adviesraad de vrijheid om zelf te beslissen over haar samenstelling, representativiteit en relatie met de achterbannen?
10. Zijn er punten in het functioneren van de Wmo-adviesraad die u met de Wmo-adviesraad wilt bespreken?
24
5. Hoe communiceert u met burgers? Het is belangrijk dat er in uw gemeente goede burgerparticipatie mogelijk is. De Wmo-adviesraad is een belangrijk orgaan om aan die burgerparticipatie gestalte te geven. Daarbij is het van belang dat signalen van diverse groepen burgers, in het bijzonder van kwetsbare burgers, worden gehoord. De Wmoadviesraad heeft daarbij de taak om zelf het contact met zoveel mogelijk burgers te onderhouden. En daar de juiste methoden voor te gebruiken. Waarom communiceren? Eerder is al aangegeven dat het niet haalbaar is om vertegenwoordigers vanuit alle geledingen van de samenleving zitting te laten nemen in een Wmo-adviesraad. Ook kunnen niet alle cliënten- en patiëntengroepen vertegenwoordigd zijn. Het is voor u, als lid van een Wmo-adviesraad echter wel van belang om de signalen uit zo veel mogelijk groepen burgers en vanuit burgers zelf te horen. Doel van alle communicatie is dan ook het verkrijgen van die signalen, horen wat er speelt en het uitwisselen van ervaringen. Dat alles om ervoor te zorgen dat de Wmo-adviesraad haar primaire taak goed kan uitvoeren: het geven van beleidsadvies binnen de Wmo. De Wmo-raad maakt echter wel haar eigen keuzes en neemt haar eigen beslissingen. In die zin kan de Wmo-raad haar eigen beleid verdedigen zonder dat zij klem komt te zitten tussen gemeente en burgers. Verschillende groepen burgers Wmo-adviesraden zullen altijd rechtstreeks communiceren met burgers, maar kunnen ook signalen horen via allerlei kanalen: 1. via gemeentelijke ingestelde adviesraden 2. via georganiseerde burgers, zoals ouderenbonden 3. via cliënten- en patientenorganisaties, zoals het gehandicaptenplatform 4. via een Wmo-platform of andere Wmo-overlegstructuur 5. via ‘ongeorganiseerde’ burgers, cliënten en patiënten 6. via gebiedsgerichte organisaties: wijkraden, dorpsraden 7. via diverse zorgaanbieders en hun cliëntenraden 8. via diverse contactpersonen 9. via sleutelfiguren Hoe communiceren? U kunt zeer direct communiceren door diverse betrokkenen te vragen om de Wmoadviesraad te helpen bij haar advieswerk. Door bijvoorbeeld zitting te nemen in de werkstructuur van de Wmo-adviesraad: in werkgroepen, commissies, etc. U kunt ook communiceren door diverse betrokkenen te vragen om zitting te nemen in een overlegplatform van de Wmo-adviesraad. Dus door indirecte vertegenwoordiging: het instellen van goede overlegfora met diverse maatschappelijke organisaties, per sector, per wijk of per thema. Dit geldt ook voor overleg met cliëntenraden en belangenbehartigers of een Wmo-platform (zie hieronder). Daarnaast kunt u meer op afstand communiceren, met alle burgers, door op gezette tijden te informeren, te verantwoorden, steun te vragen, te raadplegen of te activeren. Dat kan allereerst via direct contact: organiseer discussiemiddagen of andere fora, bijvoorbeeld via internet. Verder kunt u gebruik maken van goed werkende communicatiekanalen: website, huisaan-huis-nieuwsbrief, een vaste rubriek in de lokale krant. Tip Bij de Koepel is hiervoor een PR-plan beschikbaar.
25
Communiceren via Wmo-platform Voor een Wmo-adviesraad, met beperkte bemensing en met vele werkzaamheden is het belangrijk om ook na te denken over de structuur van het contact met de burgers, en in het bijzonder kwetsbare burgers. Dat kan door het instellen van een Wmo-platform. Dat gebeurt in de praktijk meestal op twee manieren, hoewel er vele varianten zijn. Of er wordt een platform ingesteld waarbinnen alle cliëntenorganisaties, adviesraden, cliëntenraden en andere betrokkenen bij de Wmo een plaats krijgen. Een dergelijk platform kan dan vier keer per jaar bijeenkomen om aan de hand van een agenda te spreken over het lokale Wmo-beleid. Of het Wmo-platform kan ook in een meer dynamische werkvorm worden georganiseerd, afhankelijk van het onderwerp. De Wmo-raad brengt het platform bijeen, breed of smal, klein of groot, homogeen of heterogeen, al naar gelang de behoefte. Zo kan het Wmoplatform de ene keer bestaan uit vijf mantelzorgers die de Wmo-adviesraad vertellen hoe het gaat met de mantelzorgondersteuning. Een andere keer kan het bestaan uit honderd burgers die een mening hebben over het Wmo-beleidsplan van de gemeente of over de huishoudelijke verzorging. 6 Wie doet wat? De wijze waarop de Wmo-adviesraden zijn ingericht, is bepalend voor de relatie van de raad met maatschappelijke organisaties en/of burgers. Zo zullen de leden van een Wmoadviesraad die ieder verantwoordelijk zijn voor één prestatieveld, zelf het contact met de betrokkenen en belanghebbenden in dat prestatieveld moeten onderhouden. Hetzij gericht op ongeorganiseerde belanghebbenden, hetzij gericht op belangengroepen en belangenbehartigers, hetzij gericht op zorgverleners en hun cliënten. Let op Buiten deze structuren moet er binnen een gemeente altijd ruimte zijn voor dialoog, klacht of protest vanuit de mensen die het betreft. Cliëntenorganisaties hebben hun eigen communicatiekanalen met de gemeente en dat moet ook zo blijven. Mensen moeten altijd de barricades op kunnen en strijden tegen wat in hun ogen onrechtvaardig is. Het is zeker geen zwaktebod voor de Wmo-adviesraad als er ook op andere manieren Wmo-onderwerpen met de gemeente worden besproken vanuit betrokken burgers. Wel is het belangrijk om dit tussen Wmo-adviesraden,cliëntenorganisaties en andere betrokkenen af te stemmen. Bijvoorbeeld door een regelmatig overleg of door bij iedere Wmo-adviesraadsvergadering één of meerdere organisaties uit te nodigen. Ook kan het organiseren van het Wmo-platform een gezamenlijke taak zijn van Wmo-adviesraad en cliëntenorganisaties. Wat is burgerparticipatie? Burgerparticipatie in de Wmo gaat over de brede participatie van alle burgers. Dit in tegenstelling tot het smallere begrip van belangenbehartiging dat gaat over specifieke mensen met een specifiek belang binnen de Wmo. Burgerparticipatie is dus het meedenken en debatteren over beleid en het zelf initiatieven nemen, ook wel actief burgerschap genoemd. Burgerparticipatie gaat uitdrukkelijk over alle burgers, ook over gezonde burgers. Het bij de Wmo betrekken van die laatste groep is een groot punt van aandacht voor gemeenten, maar ook voor onderzoeksinstituten en beleidsmakers en voor Wmo-adviesraden. Anno 2012 hebben we daar nog onvoldoende antwoord op, terwijl het wel een wezenlijk onderdeel is van de civil society, als uitgangspunt van de Wmo. Twee vormen van burgerparticipatie 1. De verticale burgerparticipatie, dit is een vorm van formele inspraak en betrokkenheid bij gemeentelijke beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en 6
Bron: Zorgbelang Groningen
26
beleidsevaluatie. Het gaat om deelname en samenwerking met alle burgers bij de voorbereiding en uitvoering van beleid en om betrokkenheid van burgers zelf bij een bredere visie op maatschappelijke ondersteuning in de gemeente. 2. De horizontale burgerparticipatie, dit is de participatie van alle burgers in hun eigen leefomgeving door meedenken, meehelpen en mee-organiseren. In de Wmo wordt van burgers gevraagd dat zij zich inzetten voor hun leefomgeving en de sociale samenhang, voor mantelzorg en vrijwillige inzet, voor de participatie van kwetsbare burgers. De gemeente op haar beurt wordt geacht binnen de Wmo burgers en hun ideeën, hun initiatieven en hun inzet te faciliteren, door ruimte, platform of ondersteuning te bieden. Wat betekent dit voor u als Wmo-adviesraad? Beide vormen van burgerparticipatie binnen de Wmo behoren met recht tot het domein van een Wmo-adviesraad. Verticale burgerparticipatie is bij uitstek datgene waarvoor een Wmo-adviesraad in het leven is geroepen, wat een Wmo-adviesraad geacht wordt vorm te geven en uit te voeren. Horizontale burgerparticipatie geldt meer als belangrijke pijler voor de Wmo in het algemeen. Of er binnen lokaal beleid voldoende ruimte wordt gegeven aan horizontale participatie kan voor een Wmo-adviesraad één van de toetsingskaders voor het lokale Wmo-beleid zijn. Voor beide kanten van burgerparticipatie geldt hetzelfde uitgangspunt: het inzetten van de lokale kracht, kennis en deskundigheid. Burgers weten zelf wat goed voor ze is en daarom meedenken over het gemeentelijk beleid ten aanzien van zorg en welzijn. Maar ook: burgers nemen verantwoordelijkheid voor zichzelf, voor elkaar en voor hun omgeving. Burgerparticipatie is geen maatschappelijke participatie Burgerparticipatie is niet hetzelfde als maatschappelijke participatie, één van de basisuitgangspunten van de Wmo: ► het kunnen voeren van een huishouding; ► het normale gebruik van een woning; ► het verzorgen van kinderen en gezinsleden; ► het zich in en om de woning kunnen verplaatsen; ► het zich kunnen verplaatsen, dat aansluiting bij vervoersystemen mogelijk is; ► het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan/onderhouden van contacten. Er is wel een relatie met burgerparticipatie: willen mensen met beperkingen in staat zijn tot burgerparticipatie, dus een bijdrage leveren aan hun lokale sociale omgeving, dan zal aan de voorwaarden voor maatschappelijke participatie redelijkerwijs moeten zijn voldaan. Burgerparticipatie is geen interactief beleid Ook is burgerparticipatie niet hetzelfde als interactief beleid, waarbij het gaat om een afgebakend beleidsproces waarin beleid samen met burgers of andere betrokkenen wordt ontwikkeld, uitgevoerd of geëvalueerd. De participatie van burgers in het kader van de Wmo kan niet worden opgevat als een afgebakend interactief proces, maar als een punt van voortdurende aandacht. Meer dan cliëntenparticipatie De Wmo mag niet worden verengd tot patiënten- en cliëntenparticipatie. De Wmo heeft een brede doelstelling: - het gaat echt over alle burgers - het wil alle burgers op de één of andere manier de mogelijkheid geven om te participeren. Dit is iets anders dan het uitgangspunt dat alle burgers ook daadwerkelijk moeten participeren - het gaat ook over niet-cliëntgebonden zaken, zoals leefbaarheid
27
- het staat voor een integrale benadering van alle zaken die onder de Wmo vallen, niet cliëntgroep-specifiek - het wil los van doelgroepen kijken naar het welzijn van alle burgers. Let op Gemeenten hebben zelf ook hun eigen taken en verantwoordelijkheden in het onderhouden van contacten met en het geven van informatie aan de burgers. Inspraak, burgerinitiatieven en klachtenregelingen zijn daar uitingen van. Dat is niet een taak van een Wmo-adviesraad. De contacten die u als Wmo-adviesraad heeft met de burgers is altijd gerelateerd aan de adviestaak van de Wmo-adviesraad. Inspraakverordening Voordat de Wmo op de agenda kwam, was er ook al sprake van burgerparticipatie in de vorm van bijvoorbeeld verplichte inspraak. In artikel 150 van de Gemeentewet staat dat de raad een verordening maakt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Deze verordening is de inspraakverordening. De verplichte inspraakverordening regelt dus de wijze waarop burgers en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. In de
verordening staat: wat inspraak inhoudt wie mag inspreken bij welke onderwerpen mag worden ingesproken de procedure die geldt bij inspraak hoe over inspraak verslag wordt gedaan.
In veel gemeenten zijn er seniorenraden, jongerenraden, platforms gehandicaptenbeleid en sociale raden volgens een dergelijke verordening ingesteld. Het zijn raden die gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het college van B&W of de gemeenteraad. Burgerinitiatief In het kader van ‘meer invloed van de burger op het gemeentelijk beleid’ wordt door een aantal gemeenten de laatste jaren ook gebruik gemaakt van het zogenaamde burgerinitiatief. Dit initiatief geeft inwoners van een gemeente de gelegenheid om zelf onderwerpen op de agenda van de gemeenteraad te zetten. In een verordening burgerinitiatief wordt dan bijvoorbeeld geregeld: wie onderwerpen op de agenda van de raad mag laten zetten welke onderwerpen wel en niet voor burgerinitiatief in aanmerking komen volgens welke procedure het burgerinitiatief plaats moet vinden hoe met het burgerinitiatief moet worden omgegaan. Niet iedere gemeente heeft een verordening burgerinitiatief. Horen van klachten7 De Wmo-adviesraad is geen klachtenbureau en zal daarom geen individuele klachten in behandeling nemen. Het is wel netjes om diegenen die met klachten komen, door te verwijzen naar het juiste punt om die klacht te uiten. Dat kan zijn: een klachtenregeling, een klachtenfunctionaris van de gemeente, een klachtenmeldpunt van cliënten- en patientenorganisaties. Sommige gemeenten beschikken over een vertrouwenscommissie die kan worden ingeschakeld om een zwaarwegend advies aan de gemeente uit te brengen over
7
Bron: Zorgbelang Brabant
28
problematische of conflictueuze zaken. U kunt als Wmo-adviesraad bij uw gemeente aandringen op het instellen van een dergelijke vertrouwenscommissie. Interne klachtenprocedure In ieder geval moet iedere gemeente in het kader van de Algemene wet bestuursrecht een interne klachtenprocedure hebben ingericht ter behandeling van klachten over het gedrag van gemeenteambtenaren. Naast een klacht over de gemeente zelf, kunnen er ook klachten en ervaringen gemeld worden over de zorgaanbieders waar de gemeente een contract mee heeft. Ook bij zorgaanbieders is vaak een klachtenfunctionaris of een vertrouwenspersoon werkzaam die ingeschakeld kan worden. Patiëntenrechten De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) en de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen zijn van toepassing bij de Wmo. Dit betekent dat organisaties die door de gemeente worden gecontracteerd in het kader van de Wmo moeten beschikken over een klachtenprocedure en een medezeggenschapsraad (dat laatste alleen bij grote organisaties van meer dan tien medewerkers). In het Wmo-beleidsplan kunnen kwaliteitseisen aan aanbieders en het toezicht van de gemeente daarop nader worden ingevuld. Ook het eigen Wmo-loket van de gemeente dient te beschikken over een klachtenprocedure. Bezwaar Is er een geschil, bijvoorbeeld omdat iemand het oneens is met de toekenning van de uren huishoudelijke hulp, dan kan er bezwaar worden gemaakt tegen het besluit met een zogeheten bezwaarschrift. Het bezwaarschrift bevat de redenen van het bezwaar en moet schriftelijk worden ingediend bij de betreffende afdeling van de gemeente die het besluit heeft afgegeven. Op het besluit staat vermeld hoe, binnen welke termijn en bij welke instantie de klager bezwaar kan aantekenen. De gemeente bekijkt het bezwaarschrift en heroverweegt de inhoud van het besluit. Hiertegen is dan weer een beroep mogelijk. Klachten als signaal Het horen van klachten geeft ook profijt. Individuele ervaringen en klachten vormen immers de basis om op grote lijnen aan te geven of er structureel iets mis is. Ze kunnen een signaal zijn van een meer structureel probleem. Om signalen te horen, is communicatie met de burgers zeer belangrijk. Het is ook mogelijk om signaleringsinstrumenten in te zetten waarbij u gericht vraagt naar bepaalde ervaringen. Denk aan instrumenten als: - overleggen met doelgroepen - meldactie - vragenlijst - een mystery-guest inzetten die bv. het Wmo-loket bezoekt - panel- of discussiebijeenkomsten organiseren - chatsessies De vraag is of Wmo-adviesraden dit zelf moeten oppakken, of juist cliëntenorganisaties.
29
6. Wat zijn de Wmo-trends in 2012? De Wmo ontwikkelt zich nog steeds. In 2012 zijn drie trends te zien: de Kanteling, Welzijn Nieuwe Stijl en de decentralisaties. In dit hoofdstuk leest u wat die inhouden. Trend 1: De Kanteling De Wmo heeft een ambitieus doel: alle burgers moeten zelfredzaam zijn, mee kunnen doen in de maatschappij en contacten kunnen onderhouden. Participatie is hierbij het centrale begrip. Participatie vraagt echter om een andere manier van denken en doen, van zowel gemeenten als burgers. De overstap naar deze andere manier van denken en doen noemen we de Kanteling. Met de Kanteling wordt bedoeld dat de uitvoering van de Wmo zó kantelt dat participatie van mensen met een beperking centraal komt te staan. Ook wordt ermee bedoeld dat er een verbinding is tussen mensen met een beperking en mensen zonder een beperking, die het ‘meedoen’ van mensen met een beperking mede mogelijk moeten maken. De Kanteling vergt een andere manier van ‘denken en doen’. Daarom spreken we ook van een cultuuromslag. Door de Kanteling komt de nadruk te liggen op het gesprek tussen burger en gemeente. Dit wordt ook wel het ‘keukentafelgesprek’ genoemd. In een open gesprek wordt de situatie van de burger in kaart gebracht en wordt gekeken hoe hij het beste te helpen is. Welke oplossingen zijn er voor de problemen die iemand ervaart? Doel: deze oplossingen zorgen ervoor dat iemand weer zelfredzaam wordt en kan participeren. Al deze oplossingen bij elkaar worden ook wel een ‘arrangement’ genoemd. Model voor gekantelde gemeenten Anno 2012 is er sprake van gekantelde gemeenten, gemeenten die gaan werken volgens de uitgangspunten van de Kanteling, en gemeenten die dat niet (nog) niet doen. Voor gekantelde gemeenten is er een gekantelde modelverordening beschikbaar van de VNG, die kan dienen als uitgangspunt voor de eigen lokale verordening. Eind 2012 verschijnt er een aan de actualiteit aangepaste nieuwe modelverordening. Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend. Gemeenten én burgers moeten afstappen van de standaard voorzieningenlijst en alle mogelijkheden verkennen om een hulpvraag op te lossen. Dit betekent soms ook dat de burger een oplossing zelf met zijn eigen omgeving (familie, buren) moet realiseren. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. Samen met de burger wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het gaat dan lang niet altijd om individuele voorzieningen, ook met een algemeen aanbod (bijvoorbeeld in het wijkcentrum) kan het resultaat bereikt worden. Integrale benadering staat centraal Voor de Wmo, en zeker binnen de Kanteling, geldt een integrale benadering. De gemeente kijkt integraal naar hoe mensen te compenseren voor een bepaald tekort. Het gaat niet meer om een specifieke aandoening of ziekte. Voorzieningen worden zoveel mogelijk niet meer voor een specifieke doelgroep ingericht, maar voor wie het nodig heeft. Daarbij geldt dat de compensatie van tekorten in een zekere volgorde gezocht wordt: eerst binnen de eigen individuele mogelijkheden van de burger, daarna in zijn directe omgeving van familie en mantelzorgers, daarna in de wijk en de algemene voorzieningen 30
die er voorhanden zijn. Mocht het nodig zijn, dan kunnen vervolgens collectieve voorzieningen worden ingezet. En als laatste worden de individuele meer specialistische voorzieningen aangesproken.
Wmo-verantwoordelijkheidsladder Preventieve voorzieningen (inclusief beleid) * Eigen kracht * Sociaal netwerk * Algemene voorzieningen * Lichte individuele voorzieningen * Zware individuele voorzieningen
Trend 2: Welzijn Nieuwe Stijl Welzijn Nieuwe Stijl is een breed programma voor welzijn. Een belangrijke pijler binnen de Wmo is de mogelijkheid om lokaal voldoende en adequate voorzieningen voor de burgers te hebben, die aansluiten bij hun benodigde compensatie. Die voorzieningen worden geacht met name binnen het lokale, liefst wijkgerichte, welzijnswerk gevonden te kunnen worden. Het programma stimuleert welzijn om te veranderen en meer volgens de uitgangspunten van integraliteit en compensatie van de Wmo te gaan werken. Welzijn Nieuwe Stijl kent acht bakens (kenmerken). Ze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector en zijn daarmee ook voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever relevant. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl zijn: 1. Gericht op de vraag achter de vraag. 2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger. 3. Direct er op af. 4. Formeel en informeel in optimale verhouding. 5. Doordachte balans van collectief en individueel. 6. Integraal werken. 7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht. 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional. Wat betekent dit voor welzijnsorganisaties en voor de gemeente? Voor de welzijnsorganisaties geven ze de gewenste richting aan voor het verbeteren van de kwaliteit en de professionaliteit. Het gaat dan steeds om de professionaliteit in relatie tot de burger. Voor de gemeenten fungeren ze als ijkpunten waaraan de opdrachten aan uitvoerende organisaties kunnen worden getoetst alsmede hun handelen na het verlenen van de opdracht. Bij Welzijn Nieuwe Stijl gaat het ook om de mogelijkheid om vanuit burgers zelf te komen met nieuwe welzijnsarrangementen, of om dat vanuit bestaande organisaties of de gemeente zelf te doen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het inzetten van algemene voorzieningen voor specifieke doelgroepen, het starten van nieuwe, lokale vormen van dienstverlening die integraal van karakter zijn of om het uitbreiden van bestaande voorzieningen met andere dan gebruikelijke doelgroepen. 31
Wat betekent dit voor burgers en burgerinitiatieven? De Wmo biedt veel mogelijkheden voor burgers om in hun eigen omgeving iets te gaan betekenen. Denk aan mogelijkheden voor zelforganisatie, buurtcoöperaties, wijkregie, wijkbeheer. De buurtcoöperatie kan bijvoorbeeld het groenbeheer tegen een kleine vergoeding van de gemeente overnemen. In een enkele gemeente hebben groepen buurtbewoners al de sleutel van hun wijkcentrum gekregen. Wel in samenwerking met de welzijnsorganisaties en woningcorporatie, maar toch: het is een eerste stap in eigen kracht. Met vele haken en ogen worden langzaamaan de contouren zichtbaar van deze ontwikkeling. Trend 3: Nieuwe taken vanaf 20138 Vanaf 2013 gaat de Wmo een nog breder maatschappelijk domein bestrijken. Vanaf die datum komen krijgen gemeenten er namelijk een aantal taken vanuit de landelijke overheid bij. Deze transities worden ook wel ‘decentralisaties’ genoemd. Het gaat om drie transities: 1. Overheveling van de extramurale begeleiding en kortdurend verblijf. 2. Overheveling van de jeugdzorg. 3. Overheveling van de Wet werken naar vermogen. Veel is nog onbekend hierover en zal in de loop van 2012 en 2013 nader ingevuld worden. Kijk voor meer informatie op: www.invoeringwmo.nl. Extramurale begeleiding Vanaf 2013 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de functie extramurale begeleiding. Het gaat om begeleiding die mensen thuis krijgen om zelfstandig te kunnen functioneren. Denk aan zaken als dagbesteding of woonbegeleiding die de zelfredzaamheid van mensen met psychische, verstandelijke en/of lichamelijke problemen vergroot. Maar het gaat ook om kortdurend verblijf (zoals een tijdelijke opname) en om de inloopfunctie GGZ. Gemeenten worden vanaf 1 januari 2013 verantwoordelijk voor dit gehele aanbod. Dit verloopt in fases. Eerst geldt het voor nieuwe aanvragers, voor cliënten van wie de indicatie afloopt in 2013 en voor cliënten waarbij de situatie verandert en daarom een nieuwe indicatie nodig hebben. Vanaf 2014 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle cliënten die op dat moment extramurale begeleiding ontvangen in de AWBZ. Het gaat naar schatting om 200.000 mensen. De decentralisatie van extramurale begeleiding geldt ook voor het vervoer en voor de groep licht verstandelijk gehandicapte jongeren en voor kinderen met Jeugd-GGZ zorg (vanaf 2013). Als er sprake is van een verblijfsindicatie, dan blijft de begeleiding vanuit de AWBZ geregeld en hoeft de gemeente niets te doen. Jeugdzorg Gemeenten zijn vanaf 2016 ook verantwoordelijk voor de financiering en inkoop van alle vormen van jeugdzorg: de provinciale jeugdzorg, de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. De bedoeling is dat er hiermee een einde komt aan de fragmentatie in het huidige stelsel en gemeenten een meer ‘op maat’ van de cliënt toegesneden hulpaanbod kunnen bieden. Gemeenten krijgen wettelijk de opdracht om een herkenbare en laagdrempelige plek te organiseren. In de meeste gemeenten is die plek nu al aanwezig in de vorm van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De verwachting is dat de transitie van jeugdzorg vooral regionaal opgepakt gaat worden, door regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten. Wet werken naar vermogen Om te stimuleren dat zo veel mogelijk mensen door werk in hun eigen onderhoud voorzien, is een nieuwe wet ontworpen: de Wet werken naar vermogen (WWNV). Deze 8
Bron: Movisie
32
wet vervangt straks de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft gevolgen voor de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet Wajong. De voorgenomen invoeringsdatum van deze wet is 1 januari 2013. Dit wetsvoorstel valt samen met een korting op de sociale werkvoorzieningen en een aanpassing van de IQ-maatregel: Mensen met een IQ onder de 85 kunnen voor zorg nu nog aanspraak maken op de volksverzekering AWBZ, maar het kabinet gaat die grens verlagen naar een IQ van 70.
Let op Het is goed om binnen de Wmo-adviesraad aandacht te hebben voor de cumulatie van effecten van deze verschillende transities, zeker in relatie tot een regime van bezuinigingen. Bevraag gerust uw gemeente daarop. Hebben zij een dergelijk effect ook in het vizier? Zoals in de landelijk pers medio 2011 aangegeven, treffen de nu voorgestelde maatregelen sommige kwetsbare groepen extra hard. Er zijn risico’s van cumulatie-effecten die kunnen ontstaan door de maatregelen in de Wet werken naar vermogen en de decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo. Dit vraagt op lokaal niveau om integraal beleid op de terreinen welzijn en sociale zaken. Voorkomen moet worden dat kwetsbare mensen van het ene wettelijke kader naar het andere worden geschoven. Dan vindt er geen feitelijke besparing plaats, maar hooguit een verschuiving van de druk op budgetten. Het krappe tijdspad, vooralsnog geen duidelijk wettelijk kader, interne taakstellingen, een uitbreiding van verantwoordelijkheden en daarbovenop scherpe bezuinigingen, maken de druk op gemeenten hoog.
33
Bijlage 1: Zo functioneert een gemeente
Het gemeentebestuur Het gemeentebestuur bestaat uit drie onderdelen, elk met eigen taken en bevoegdheden: de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders (B&W) de burgemeester. De gemeenteraad De gemeenteraad is de plaatselijke volksvertegenwoordiging. De raad bestaat uit minimaal negen en maximaal 45 raadsleden. Dit is afhankelijk van de grootte van de gemeente. Deze leden worden eens in de vier jaar rechtstreeks door de burger gekozen. De gemeenteraad heeft grofweg drie taken: 1. Het bepalen van het beleid op hoofdlijnen: welke maatregelen zijn nodig en hoe wordt het geld over deze maatregelen verdeeld? 2. Het controleren of het college van burgemeester en wethouders het vastgestelde beleid ook uitvoert. 3. Het vertegenwoordigen van inwoners van de gemeente in het gemeentebestuur. De gemeenteraadsleden horen bij een bepaalde politieke partij. Raadsleden van dezelfde partij vormen een raadsfractie. De leden van de fractie werken nauw samen, verdelen het werk onderling en overleggen veel. Dit laatste ook met de achterban om standpunten te bepalen ten aanzien van door het college gedane voorstellen en gevoerd beleid. Het raadslidmaatschap is geen fulltime baan. Afhankelijk van de grootte van een gemeente vraagt het lidmaatschap per maand 30 tot 100 uur werk. Het raadslidmaatschap wordt meestal uitgevoerd naast een andere baan. Dit omdat een raadslid wel een vergoeding voor de werkzaamheden krijgt, maar te weinig om van te kunnen leven. Instrumenten van de gemeenteraad De raadsleden hebben een aantal instrumenten tot hun beschikking om de taken te kunnen uitvoeren: Motie en amendement indienen In een motie vragen raadsleden aan de gemeenteraad in te stemmen met een uitspraak of opvatting die zij in de motie hebben opgeschreven. Met een amendement geeft de raad de wijzigingen aan die zij in het door B&W voorgelegde voorstel opgenomen willen zien. Vragenuur Raadsleden kunnen vragen naar de opinie of opvatting van het college over een onderwerp. Schriftelijke vraag stellen Interpellatie Met een interpellatie kan een raadslid inlichtingen van het college of de burgemeester vragen over een onderwerp dat niet op de agenda staat. Eventueel kan via een motie een uitspraak van de raad worden verkregen. Enquête In het kader van de controlerende bevoegdheid kan elk raadslid een voorstel doen om een onderzoek in te stellen naar het door het college gevoerde bestuur. De enquête is een zwaar middel. Hij wordt dan ook alleen gebruikt bij zwaarwegende onderwerpen.
34
Initiatiefvoorstel Door middel van een initiatiefvoorstel kan een raadslid een besluit van de raad verkrijgen over een onderwerp dat voor de fractie van belang is. Het raadslid moet in dit geval zelf een voorstel schrijven. Het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor het dagelijks bestuur in de gemeente. Het college heeft op veel gebieden de bevoegdheid om zelfstandig beslissingen te nemen, zolang het blijft binnen de hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft bepaald. Het college verzorgt de uitvoering van de besluiten van de gemeenteraad en neemt zelf vooral praktische beslissingen. De burgemeester De burgemeester wordt na een ‘gewone’ sollicitatieprocedure benoemd door de ‘kroon’, dat wil zeggen door koningin en ministers. In de praktijk neemt de minister van Binnenlandse Zaken het benoemingsbesluit en wordt dit besluit door de koningin bekrachtigd. Bij de sollicitatieprocedure spelen de voorkeuren van de gemeenteraad voor een bepaalde kandidaat vaak een doorslaggevende rol. De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en van het college. Hij (of zij) leidt de gemeenteraad maar is officieel onafhankelijk en heeft daarom geen stemrecht; hij mag alleen advies geven. In het college heeft hij wel stemrecht. De burgemeester heeft ook eigen taken: - De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De burgemeester mag ingrijpende maatregelen nemen als deze in gevaar komen. - De burgemeester heeft toezicht op het voldoende betrekken van burgers bij het besturen van de gemeente en op een goede dienstverlening door de gemeente. Coalitie Na gemeenteraadsverkiezingen vinden de zogenaamde coalitiebesprekingen plaats: welke partijen vinden elkaar in een verklaring (=coalitieakkoord) die leidend is voor de wijze waarop de stad in de komende vier jaar wordt bestuurd? Welke doelen stelt men zich? Wat wil men wel en wat niet doen, en op welke wijze (globaal) denkt men dit te bereiken? De politieke partijen die zich aan elkaar verbinden (=de coalitie) onderhandelen over de inhoud van het coalitieakkoord en over de portefeuilleverdeling: welke partij krijgt welke portefeuille en levert daarop de wethouder(s)? Wethouders Coalitieakkoord en wethouders worden voorgedragen aan de gemeenteraad. De gemeenteraad benoemt de wethouders. Omdat het werkterrein van de gemeente zo breed en divers is, heeft elke wethouder zijn eigen taakgebied of portefeuille, zoals onderwijs, openbare werken, financiën, huisvesting, sport en cultuur. Het aantal wethouders binnen een gemeente is afhankelijk van het aantal inwoners en van de afspraken die de politieke partijen maken die het college vormen. Het wethouderschap is in de meeste gemeenten een fulltime baan, al komen in sommige gemeenten zowel deeltijd- als voltijdswethouders voor. De ‘werkorganisatie’ Het gemeentebestuur kan al het werk niet alleen af en heeft ondersteuning nodig. De gemeenteraad heeft een eigen ondersteunende afdeling: de griffie of griffier. De griffie: adviseert de raadsleden bij hun taken bereidt vergaderingen van de gemeenteraad voor maakt verslag van wat de raad heeft besloten. De griffie of griffier valt rechtstreeks onder de gemeenteraad.
35
Let op Als de Wmo-adviesraad een adviesorgaan van het college is, dan betekent dat dat er in principe geen gebruik kan worden gemaakt van de diensten van de griffier, want die werkt voor de gemeenteraad. Daarnaast wordt het gemeentebestuur ondersteund door de ambtenaren. Zij zorgen voor: de voorbereiding van plannen en voorstellen voor de gemeenteraad en college de uitvoering van de besluiten van het gemeentebestuur. De invloed van ambtenaren op het gemeentelijk beleid is vaak groot omdat zij beschikken over de meeste informatie, voorstellen schrijven en besluiten uitvoeren. De ambtenaren staan onder leiding van de gemeentesecretaris, hij (of zij) vormt de verbinding tussen B&W en het ambtelijk apparaat. Hij is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de ambtelijke organisatie en is aanwezig bij de vergaderingen van het college. Raadscommissies Raadscommissies horen niet echt tot de werkorganisatie en ook niet tot het bestuur, maar ze zijn wel belangrijk. Meestal is er voor iedere portefeuille één. De commissies vallen onder verantwoordelijkheid van de griffie. Wethouders en ambtelijk apparaat zorgen voor het inhoudelijke vergadermateriaal. In de commissie wordt het gemeenteraadswerk voorbereid: er wordt over de grote lijnen van het beleid gesproken en de activiteiten van het college worden beoordeeld. In de commissievergadering worden niet echt besluiten genomen maar wel worden ‘de kaarten geschud’. Dit houdt in dat het oordeel van de raadscommissie, positief dan wel negatief, later meestal wordt overgenomen door de gemeenteraad. In een raadscommissie zitten meestal één of meerdere leden van iedere gemeenteraadsfractie. Een commissielid hoeft geen raadslid te zijn. Ook burgers kunnen in een raadscommissie worden benoemd. Gemeentelijk beleid: de fasen Er is sprake van verschillende fases: de beleidsvoorbereiding, de besluitvorming en de uitvoering van het beleid. Burgers en maatschappelijke organisaties kunnen in openbare vergaderingen gebruik maken van hun spreekrecht: zij kunnen hun vragen of zorgen kenbaar maken in de vergadering. Ook is het mogelijk de wethouder schriftelijk of persoonlijk te benaderen via een brief of tijdens een spreekuur. Fase 1: beleidsvoorbereiding Veel beleid is going concern of weinig beïnvloedbaar vanwege wettelijke kaderstelling. Nieuw beleid kan met een idee beginnen, bijvoorbeeld om een probleem op te lossen. Uiteraard speelt het gesloten coalitieakkoord een bijzonder grote rol in welke ideeën wel of niet worden uitgewerkt in beleid, dat vervolgens moet leiden tot uitvoering. In het coalitieakkoord verwoorden de coalitiepartijen welke ideeën ze de komende vier jaar geconcretiseerd willen zien. Nieuw gemeentelijk beleid kan ook tot stand komen door externe factoren, bijvoorbeeld nieuwe landelijke wetgeving of gewijzigde omstandigheden. Nieuw beleid kan ook het aanpassen van bestaand beleid zijn, bijvoorbeeld als op basis van klanttevredenheidsonderzoeken een koerswijziging noodzakelijk wordt geacht. Op basis van hiervoor beschreven startpunten van beleidsontwikkeling komen de ambtenaren in beeld om binnen de bestuurlijke wensen het idee uit te werken tot een concreet voorstel of plan in de vorm van een beleidsnota. Bij deze uitwerking kan de ambtenaar overleg voeren met zijn collega’s en wethouder, maar ook met één of meer (organisaties van) burgers of maatschappelijke organisaties. Het plan wordt voorgelegd aan het college van B&W en gaat door naar de volgende fase.
36
Fase 2: besluitvorming Ook de besluitvorming zelf kent verschillende fases. Allereerst is er sprake van het collegebesluit. Wanneer B&W het eens zijn over de inhoud van het plan wordt dit officieel vastgesteld en openbaar gemaakt. Het college van B&W is gemachtigd door de gemeenteraad om een aantal besluiten zelfstandig te nemen. Ten aanzien van de hoofdlijnen van het beleid, of als er extra financiële middelen nodig zijn, is een collegebesluit niet voldoende. Hierover moet de raad een beslissing nemen. Daarover wordt dan eerst in de raadscommissies vergaderd aan de hand van een notitie(dossier) van B&W. De besluitvorming van de raad wordt hierin voorbereid en de burgers krijgen de kans hun mening te geven door middel van de mogelijkheid om in te spreken. Wanneer de meerderheid in de raadscommissie voor het plan is, dan adviseert de commissie de gemeenteraad om voor te stemmen. Is een meerderheid tegen, dan gaat het voorstel meestal terug naar het college. Bij belangrijk en ingrijpend beleid organiseert het college vaak (voordat het plan wordt voorgelegd aan de raadscommissie en gemeenteraad) inspraak- en/of informatiebijeenkomsten. Deze zijn bedoeld om de plannen toe te lichten en de mening van betrokken burgers te horen. Deze meningen kunnen in het beleidsplan worden verwerkt. Nadat over het plan in de raadscommissie een besluit is genomen, oordeelt de gemeenteraad definitief over het plan. Let op Houd goed zicht op de gemeentelijke agenda en planning. De gemeentelijke cyclus: financiën De gemeenteraad moet aan de hand van de cijfers kunnen zien hoeveel geld besteed wordt. Daarmee kan ze kunnen controleren of het gemeentebestuur zijn taken goed heeft uitgevoerd. Het is goed om te beseffen dat in kalenderjaar 'X' cruciale financiële besluiten vallen ten aanzien van het jaar daarvoor én ten aanzien van het jaar daarna. Voorbeeld In 2012 wordt het boekjaar 2011 inhoudelijk en financieel afgesloten via de Jaarrekening 2011. Ook wordt in 2012 via de kadernota (ook wel voorjaars-of zomernota genoemd) de hoofdlijnen van beleid voor 2013-2016 aan de gemeenteraad voorgelegd, voorzien van een financiële onderbouwing. Jaarrekening 2011 en kadernota 2013 e.v. worden in 2012 veelal tegelijk aangeboden. Zo kan de gemeenteraad zien of de afhandeling 2011 gevolgen heeft voor de verdere planning of niet. De kadernota en de discussie en besluitvorming hierover in de gemeenteraad is de opmaat voor de begroting 2013, die in het najaar van 2012 in de gemeenteraad wordt vastgesteld. De behandeling van de kadernota is hét moment om ervoor te pleiten dat voorstellen in de begroting kunnen worden meegenomen. Let op Veelal krijgen Wmo-raden beleidsvoorstellen voorgelegd waarvan de contouren al zijn vastgelegd in de kadernota en begroting voor het betreffende jaar. Het is zinvol om in de financiële cyclus (de besluitvorming over de kadernota en de begroting door de gemeenteraad) te kijken naar de inhoudelijke teksten over Wmo en aanverwante beleidsterreinen. De begroting van jaar X bestaat uit: I. De programmabegroting Deze bestaat uit een aantal beleidsprogramma’s waarin per programma op hoofdlijnen wordt aangegeven wat men wil bereiken, wat men daarvoor wil doen en wat dat mag kosten. II. De productbegroting Deze begroting is de specifieke invulling van de programmabegroting door het college. 37
Hierbij gaat het dus met name om de uitvoering van de programmabegroting. De productbegroting is gedetailleerd ingevuld, de nadruk ligt op de verdeling van het geld over de verschillende activiteiten.
38
Bijlage 2. Voorbeelden profielschetsen
Leden Wmo-adviesraad De leden van de Wmo-adviesraad zijn dusdanig gekozen dat er een balans is tussen kennis en ervaring vanuit de praktijk op alle gebieden van de Wmo. De leden van de Wmo-adviesraad vertegenwoordigen geen belangengroepering of vereniging in de Wmoadviesraad. De leden van de Wmo-adviesraad beschikken over de volgende kenmerken: 1. Aantoonbare betrokkenheid bij de ontwikkeling en uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning aan burgers. Het betreft hierbij de maatschappelijke ondersteuning die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De leden van de Wmo-adviesraad treden daarbij op vanuit cliëntenperspectief. 2. Kennis en ervaring op de gebieden van de Wmo. 3. Kennis van de lokale situatie en sociale kaart. 4. Goed kunnen luisteren naar signalen vanuit de praktijk en deze kunnen vertalen naar adviezen op strategisch niveau. 5. In staat zijn netwerken te ontwikkelen en te onderhouden ten behoeve van het werk in de Wmo-adviesraad. In staat zijn om een klankbordgroep te ontwikkelen en te coördineren. 6. Kunnen en willen werken in teamverband. 7. Bereidheid tot deskundigheidsbevordering. 8. Praktisch en beleidsmatig kunnen denken, communiceren en adviseren. 9. Voldoende tijd beschikbaar hebben om de taak als Wmo-adviesraadslid uit te voeren. Geschat wordt een tijdsbesteding van een dagdeel per week. 10. Geen bestuurlijke en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente. Voorzitter De voorzitter vervult een aparte functie binnen de Wmo-adviesraad, neemt het initiatief in en draagt zorg voor de uitvoering en het verdelen van de taken van de Wmoadviesraad. De voorzitter voert de volgende taken uit: - Het leiden van de vergaderingen van de Wmo-adviesraad: • tijd en agenda bewaken; • zo nodig het onderwerp kunnen toelichten; • zorgen dat iedereen aan bod komt; • verschillende oplossingen bespreken; • besluit duidelijk formuleren. - Het representeren van de Wmo-adviesraad en het onderhouden van contacten met de gemeente (gemeenteraadsleden, wethouder en ambtenaren) en andere relevante partijen. De voorzitter beschikt over de volgende kenmerken: 1. Globale kennis van de Wmo. 2. Bestuurlijk ervaring. 3. Goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. 4. Kennis van de lokale politiek. 5. Enthousiasmerende bruggenbouwer. 6. Kan omgaan met tegengestelde belangen. 7. Kan goed onderhandelen. 8. Kan boven de materie staan. 9. In staat tot democratische besluitvorming en niet sturen vanuit de eigen mening. 10. Weet een goede sfeer te bewaren. 11. Goed analytisch vermogen voor verheldering van vragen en opmerkingen en het terugbrengen van ingewikkelde formuleringen tot de essentie. 12. Geen bestuurlijke- en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente. 39
Secretaris/penningmeester De secretaris/penningmeester vervult een aparte functie binnen de Wmo-adviesraad. De secretaris/penningmeester voert de volgende taken uit: - Het samen met de voorzitter opstellen van een agenda. - Het zorgen voor tijdig verzenden van de agenda en bijbehorende stukken. - Het verzorgen van in- en uitgaande post. - Het regelen van secretariële ondersteuning, waaronder het notuleren van vergaderingen. - Het coördineren van informatie uit de klankbordgroepen en werkgroepen. - Het maken van een jaarbegroting en financieel jaarverslag. - Het beheren van het budget van de Wmo-adviesraad. - Het zorgdragen voor schriftelijke berichtgeving, externe communicatie waaronder het openbaar maken van de door de Wmo-adviesraad opgestelde adviezen. - Het beheren van de website. De secretaris beschikt over de volgende kenmerken: 1. Globale kennis van en affiniteit met de Wmo. 2. Goede schriftelijke communicatieve vaardigheden. 3. Financiële kennis en inzicht. 4. Goede organisatorische vaardigheden. 5. Kennis van het beheren van een website. 6. Geen bestuurlijke en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente.
Profielschets leden Wmo-adviesraad • Leden zijn betrokken bij zorg, hetzij uit eigen ervaring, hetzij door ervaringen in de directe omgeving (bijvoorbeeld doordat een familielid zorgbehoevend is of men zich als vrijwilliger in de zorg inzet voor zorgbehoevenden). • De leden hebben een binding met de betreffende gemeente. • De leden zijn niet werkzaam bij de gemeente en onafhankelijk van aanbieders van diensten binnen de Wmo. • Voor alle leden van de adviesraad geldt dat zij weten wat er leeft bij hun achterban en dat ze dat kunnen en durven verwoorden. Ze zijn in staat hun eigen belang te overstijgen: soms zal hun eigen positie anders zijn dan bij de meerderheid van hun achterban. • De leden kunnen luisteren en overleggen: ze zijn niet uit op eigen gelijk, maar zoeken een oplossing die voor iedereen acceptabel is. Verder durven ze zo nodig tegen te spreken, kunnen ze luisteren naar tegenargumenten en zo nodig eigen ongelijk inzien en toegeven. • Leden zijn bereid zich gemiddeld een aantal uur per maand in te zetten voor de Wmoadviesraad. Het gaat zowel om tijd voor de voorbereiding en deelneming aan de vergaderingen, maar ook voor het actief raadplegen van hun achterban. • De leden nemen actief en regelmatig deel aan de vergaderingen. Profiel voorzitter Wmo-adviesraad • De voorzitter is afkomstig uit de gemeente en beschikt over een goed netwerk in deze gemeente. • De voorzitter heeft ruime bestuurlijke ervaring. • De voorzitter beschikt over communicatieve vaardigheden. • De voorzitter is onafhankelijk van de gemeente, aanbieders van diensten binnen de Wmo en belangenorganisaties. • De voorzitter is bereid zich gemiddeld een aantal uur per maand in te zetten voor de Wmo-adviesraad. • De voorzitter leidt de vergaderingen en ziet toe op de bewaking van de kwaliteit van de adviezen en de besluitvorming.
40
Bijlage 3. Participatieladders
Binnen de Wmo wordt vaak de term ‘participatieladder’ gebruikt, in wisselende context. Dat geeft soms aanleiding tot verwarring. Om dat te vermijden, hieronder een overzicht van diverse participatieladders. 1. Participatieladder voor beleid: voor de Wmo-adviesraad Deze ladder is gericht op beleid en de mate van participatie in beleidsontwikkeling, bijvoorbeeld het beleid van de gemeente en de samenwerking met de Wmo-adviesraad. Iedere Wmo-adviesraad kan dit gebruiken om de eigen positie in de gemeentelijke beleidsontwikkeling van de Wmo mee te duiden. Ook kan de gewenste situatie worden aangeduid, bijvoorbeeld: ‘onze Wmo-adviesraad wordt geraadpleegd maar vindt het wenselijk om ook mee te beslissen’. De ladder is afkomstig van het Instituut voor politiek en publiek, 1999. Oplopend van weinig naar veel participatie: A. Informeren Politiek en bestuur bepalen zelf de agenda voor besluitvorming en houden betrokkenen hiervan op de hoogte. Zij maken geen gebruik van de mogelijkheid om betrokkenen een inbreng te geven in de beleidsontwikkeling. Rol participant: toehoorder B. Raadplegen Politiek en bestuur bepalen in hoge mate zelf de agenda, maar zien betrokkenen als gesprekspartners bij de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich echter niet aan de resultaten die uit de gesprekken voortkomen. Rol participant: geconsulteerde C. Adviseren Politiek en bestuur stellen in beginsel de agenda samen, maar geven betrokkenen gelegenheid om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren, waarbij deze ideeën een volwaardige rol spelen in de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich in principe aan de resultaten, maar kan bij de uiteindelijke besluitvorming hiervan (beargumenteerd) afwijken. Rol participant: adviseur D. Coproduceren Politiek, bestuur en betrokkenen komen gezamenlijk een agenda overeen waarna samen naar oplossingen gezocht wordt. De politiek verbindt zich aan deze oplossingen met uiteindelijke besluitvorming. Rol participant: samenwerkingspartner E. (Mee)beslissen Politiek en bestuur laten de ontwikkeling van en de besluitvorming over het beleid over aan de betrokkenen, waarbij het ambtelijk apparaat een adviserende rol vervult. De politiek neemt de resultaten over, na toetsing aan vooraf gestelde randvoorwaarden. Rol participant: medebeslisser F. Zelfbeheer Groepen nemen zelf het initiatief om in eigen beheer voorzieningen tot stand te brengen en te onderhouden. Politiek en bestuur zijn hier niet bij betrokken. 2. Participatieladder voor burgers Door (onder andere) de VNG is een participatieladder ontwikkeld die aangeeft in welke mate burgers participeren in hun samenleving, in relatie tot het hebben van betaald werk en deelname aan de samenleving. Dit gaat met name over economische participatie. niveau 6: betaald werk = maximale participatie niveau 5: betaald werk met ondersteuning niveau 4: onbetaald werk niveau 3: deelname aan georganiseerde activiteiten (cursus, vereniging) niveau 2: sociale contacten buitenshuis niveau 1: geïsoleerd levend = minimale participatie 41
3. De verantwoordelijkheidsladder (Kanteling) De kanteling gaat uit van de eigen mogelijkheden van mensen zelf. Waar zij zelf niet kunnen voorzien in bepaalde zaken, kan een oplossing worden gezocht, in een lagere sport van de verantwoordelijkheidsladder: 1. Eigen kracht: mensen vertrouwen eerst op hun eigen kracht en mogelijkheden * 2. In het sociaal netwerk: mensen zorgen voor elkaar * 3. In algemene voorzieningen: beschikbaar voor iedereen * 4. In lichte individuele voorzieningen * 5. In zware individuele voorzieningen: als er geen andere mogelijkheden meer zijn 4. De Participatiespiraal Deze spiraal onderscheidt de verschillende niveau’s van participeren van burgers en de manier waarop welzijnsactiviteiten daarop in kunnen steken. Mensen die goed en volwaardig participeren in de samenleving willen graag zelf dingen ondernemen. Mensen die minder participeren, zijn zich aan het ontwikkelen of vragen om ondersteuning. Basisvragen gaan over een bescheiden ontmoeting en over overleven. Ondernemen = maximale participatie * Ontwikkelen * Ondersteunen * Ontmoeten * Overleven = minimale participatie 5. Participatieniveaus Bovenstaande ladders zijn in een bewerking ook te vinden bij Pretty (1995), een combinatievorm van het bovenstaande. Onderscheiden worden zeven niveau’s, van hoge naar lage participatie. 6. zelfmobilisatie Professionals staan op de achtergrond. Mensen maken onafhankelijke keuzes, leggen hun eigen contacten en hebben volledige controle over planning en implementatie van activiteiten. Meeste financiering wordt gevonden door mensen zelf, die ook controle hebben over de besteding. 5. interactieve participatie Mensen zijn betrokken in een partnership met professionals in planning en implementatie van activiteiten. Besluiten worden gezamenlijk gemaakt en mensen leveren hulpbronnen aan. 4. functionele participatie Mensen zijn meer betrokken bij het proces van besluitvorming. Ze doen actief mee aan de ontwikkeling van programma’s en activiteiten. Professionals hebben de controle in handen en nemen de uiteindelijke besluiten. 3. participatie via consultatie Mensen worden geconsulteerd over het programma en er wordt geluisterd en gehandeld naar hun visie als de professionals dat nodig achten. De besluitvorming ligt bij de professionals. 2. participatie via informatie 42
Mensen worden geïnformeerd over het programma en de activiteiten en worden betrokken via het stellen en beantwoorden van vragen. 1. passieve participatie Professionals hebben volledige controle over het programma, de planning en organisatie van activiteiten, het leggen van contacten en zijn verantwoordelijk voor de financiering. Mensen worden geïnformeerd over plannen.
43
Bijlage 4: Waarover gaat de Wmo?9
De Wet maatschappelijke ondersteuning, kortweg Wmo, is in 2007 in werking getreden. Doel: het bevorderen van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van mensen. In dit hoofdstuk ziet u wat de wet inhoudt en wat er vanaf 2013 gaat veranderen. Wet in het kort Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Doel: het bevorderen van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van mensen. De wet moet ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Pas als dit laatste niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. De gemeente ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers. De Wmo regelt ook specifieke hulp, zoals hulp bij het huishouden. De Wmo zorgt verder voor goede informatie over de hulp die mensen kunnen krijgen. Gemeenten dienen mensen zo nodig te ondersteunen bij dit meedoen. Dat heet het compensatiebeginstel. Op grond van dit compensatiebeginsel dienen gemeenten burgers met een beperking een oplossing te bieden die hen in staat stelt een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De Wmo vervangt de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de Welzijnswet en een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De volledige wettekst is te vinden op http://www.st-ab.nl/wetWmo.htm Kernpunten De Wmo regelt dat mensen die hulp nodig hebben in het dagelijkse leven ondersteuning krijgen van hun gemeente. Het gaat om voorzieningen als hulp bij het huishouden, een rolstoel of woningaanpassing. De Wmo ondersteunt mensen die zich inzetten voor hun medemens of buurt. Het gaat bijvoorbeeld om mantelzorgers en vrijwilligers. De Wmo stimuleert activiteiten die de onderlinge betrokkenheid in buurten en wijken vergroten, bijvoorbeeld buurthuizen of speelvoorzieningen. De Wmo biedt ondersteuning om te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om opvoedingsondersteuning en activiteiten tegen eenzaamheid. Voor wie is er de Wmo? De Wmo is er voor iedereen, alle burgers. En daarbinnen zeker ook voor mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, een psychosociaal probleem en ouders en kinderen met opvoedproblemen. Verder vallen ook de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid en de bestrijding van huiselijk geweld onder de Wmo. Meerwaarde van de Wmo Met de Wmo is er meer samenhang in de ondersteuning voor de burger op lokaal niveau gekomen. In de Wmo staat dat de gemeente de leefbaarheid van een straat of wijk moet vergroten. Daarbij voelen bewoners zich meer betrokken bij hun buurt en bij elkaar. Bewoners die contact met elkaar hebben, zullen elkaar eerder helpen of samen iets ondernemen.
9
Bron: rijksoverheid.nl, Zorgbelang Brabant en scp.nl
44
Iedereen kan bij het Wmo-loket van de gemeente terecht voor advies, hulp en ondersteuning. Als u als burger een aanvraag doet voor ondersteuning, beoordeelt een specialist of u in aanmerking komt voor zorg of ondersteuning. Bovendien betrekt de gemeente de burgers bij het ontwikkelen van het gemeentelijke Wmo-beleid, meestal door het instellen van een Wmo-adviesraad. Negen prestatievelden De Wmo kent negen prestatievelden: 1. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning. 4. Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers. 5. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijk opvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Wat moeten gemeenten met de prestatievelden? Gemeenten worden geacht op deze negen terreinen een ‘prestatie’ te leveren. Hoe zij dat doen, is aan de gemeenten zelf overgelaten. Het rijk stelt alleen brede kaders. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wet en leggen daarover verantwoording af aan het lokale bestuur en hun burgers (horizontale verantwoording) en niet aan het rijk (verticale verantwoording). Gemeenten presenteren hun Wmo-beleid op deze prestatievelden in een Wmobeleidsplan. Dit plan stelt de gemeente minimaal één keer in de vier jaar op. De gemeente regelt haar Wmo-zaken verder in de lokale Wmo-verordening, de lokale wetgeving omtrent de Wmo. Zij kan daarbij een beroep doen op de standaardverordeningen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de koepel van alle gemeenten. Wat is inclusief beleid? Inclusief beleid betekent dat het beleid van de gemeente gericht is op het voorkomen of wegnemen van fysieke, sociale, geestelijke en financiële belemmeringen. Uitgangspunt daarbij is: gewoon waar het kan, speciaal als het moet. De gemeente heeft daarvoor een compensatieplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente voor iedere burger deelname aan de samenleving mogelijk moet maken. De burger moet lokaal, individueel maatwerk krijgen om deel te kunnen nemen aan de samenleving. Waarom is dit een taak van de gemeente? De gemeente kent de eigen inwoners beter dan de landelijke overheid. Ook weet de gemeente beter wat de inwoners nodig hebben. Daarom is de Wmo een taak van de gemeente. Compensatieplicht10 De compensatieplicht is een nieuw begrip in de Nederlandse wetgeving. Het vervangt een
10
Bron: Zorgbelang Brabant
45
ander begrip: de zorgplicht. De compensatieplicht betekent dat gemeenten ondersteuning moeten bieden aan mensen die als gevolg van een beperking niet zelfredzaam zijn of er niet in slagen om mee te doen in de samenleving. Compenseren betekent maatregelen treffen om de beperking zoveel mogelijk op te heffen zodat iedereen mee kan doen! Deze maatregelen hoeven niet voor iedereen hetzelfde te zijn. Verschillen kunnen ontstaan door leeftijd, woonomgeving, gezinssituatie, economische omstandigheden en persoonlijke voorkeuren. De compensatieplicht stelt gemeenten in staat om individuele burgers een oplossing op maat te bieden. Hierin verschilt de compensatieplicht van het oude begrip zorgplicht. In die situatie kreeg iedereen met dezelfde beperking dezelfde standaardoplossing. Eisen aan de compensatieplicht De compenserende maatregel moet daadwerkelijk zorgen voor zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie (resultaatverplichting). Daarbij geldt natuurlijk wel dat iemand hier ook zelf inspanningen voor moet leveren. Eigen verantwoordelijkheid van een burger staat in de Wmo immers voorop. De geboden oplossing moet adequaat zijn, dus: bijdragen aan de oplossing van het probleem zoals de persoon dat ervaart. De gemeente mag een eigen bijdrage vragen voor een voorziening, afhankelijk van iemands inkomen. Gemeenten mogen echter geen inkomenspolitiek voeren en mogen geen inkomensgrenzen stellen of andere bijdragen vragen dan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Voor mantelzorgers en vrijwilligers is de compensatieplicht gericht op het wegnemen van belemmeringen om als vrijwilliger of mantelzorger te functioneren. Compensatie van mantelzorgers kan bijvoorbeeld gericht zijn op het ontlasten van de werkzaamheden van de mantelzorger, om overbelasting te voorkomen. Heeft een burger recht op zorg? De Wmo is geen (volks)verzekering. Dit betekent dat burgers geen verzekerd recht op zorg of voorzieningen hebben. De wet beoogt dat gemeenten maatregelen nemen waardoor burgers met een beperking maatschappelijk kunnen participeren. Een voorstel aan een burger moet bijdragen aan de oplossing van de beperking die iemand ondervindt om te kunnen participeren. Als het gemeentelijk beleid hier geen oplossing voor biedt, is de gemeente verplicht op zoek te gaan naar een oplossing die wel past. Voor alle situaties geldt de eis van redelijkheid en billijkheid. Onevenredig dure of ingewikkelde oplossingen hoeven niet te worden aangeboden. De compensatieplicht regelt het toekennen van voorzieningen aan burgers wanneer zij er niet zelf in slagen om zich te redden of maatschappelijk te participeren. De compensatieplicht is afdwingbaar via de bestuursrechter, gemeenten zijn verplicht de eigen burgers te compenseren. Gemeenten hebben hierin wel hun eigen beroepsprocedures die vaak éérst moeten zijn doorlopen voordat men naar de bestuursrechter kan stappen. Wat is de Civil society?11 De civil society is het sociale netwerk om de burger heen. Hier valt veel onder: familie, vrienden, buren. Maar ook maatschappelijke organisaties, zoals de kerk en de vakbond. En vrijwilligersorganisaties, zoals Tafeltje Dekje en de sportvereniging. De Wmo steunt voor een belangrijk deel op de gedachte dat de burger meer initiatief neemt als het gaat om deelnemen aan de samenleving. De staat doet een stapje terug als leverancier van voorzieningen. Het uitgangspunt van de nieuwe verzorgingsstaat is 11
Bron: Huis voor de Zorg
46
niet langer: ‘de burger heeft een probleem, de overheid lost het op en biedt een kant en klaar pakket aan’ maar de opvatting ‘de burger dient zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven en bepaalt zelf wat nodig is om deel te kunnen nemen aan de samenleving. Daarbij is de overheid er om achterstanden zodanig te compenseren dat dit ook mogelijk is.’ Vanuit de Wmo is het belangrijk dat die burger kan terugvallen op dit sociale netwerk. Netwerken functioneren nu anders dan wellicht nodig is. Door sociale, culturele, economische en politieke ontwikkelingen zijn de laatste decennia grote veranderingen in de sociale netwerken opgetreden. Was het dertig jaar geleden vanzelfsprekend dat kinderen (met name dochters) een handje toestaken als vader en moeder oud werden en hulp nodig hadden, nu is dat veel moeilijker. Veel meer vrouwen hebben een baan, kinderen wonen verder weg, de gezinssituatie is heel anders (alleenstaande ouders, gebroken gezinnen), mensen worden veel ouder en blijven langer zelfstandig, de hulpvraag is gecompliceerder geworden. Al die zaken maken het minder vanzelfsprekend dat mensen op hun sociale netwerk kunnen terugvallen. Om een nieuwe oplossing voor deze problemen te vinden is een nieuwe aanpak nodig. De centrale term die in dit debat (in het kader van de Wmo) als oplossing wordt opgevoerd is ‘civil society’. Belangrijk uitgangspunt is dat het verbeteren van de sociale samenhang en de leefbaarheid niet alleen ontstaan door de inzet van, door de gemeente gefinancierde, professionele organisaties. Ook, en veelal in eerste instantie, gaat het om de inzet van de naaste omgeving, zoals familie, buren, vrijwilligers in de buurt of in kerkelijke verbanden of bijvoorbeeld de sportvereniging. Dergelijke onderlinge betrokkenheid creëert de ‘civil society‘, meer dan welke professionele organisatie ooit zou kunnen. Het ligt dan ook voor de hand dat de gemeente bij de uitwerking van dit beleidsterrein aansluit bij initiatieven van de bewoners om ervoor te zorgen dat de voorzieningen in de wijk optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie.’ ‘De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld sport) vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het voertuig voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Met zijn vrijwillige inzet is de burger niet slechts consument van publieke diensten, maar levert hij actief een bijdrage. Hij geeft niet alleen zijn eigen ‘meedoen’ vorm, maar draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen.’ Wijkgericht werken Vele gemeenten vinden dat zij op het niveau van hun gemeente nog steeds niet dicht genoeg bij de burgers staan. Zij kiezen voor het versterken en verstevigen van stadsdelen, wijk- of dorpsstructuren, in allerlei aspecten. Voorzieningen, veiligheid, bereikbaarheid, maar ook in het organiseren van zorg via wijkteams. Daarbij gaat het om per wijk aan elkaar verknopen van wonen, zorg en welzijn, vaak in aansluiting op bestaande woon/zorg/welzijnsarrangementen, zoals woonzorgzones of woonservicegebieden.
47
Wat is het doel van de Wmo? Met de Wmo wordt beoogd dat: Alle burgers aan het maatschappelijk leven mee kunnen doen. Zelfredzaamheid en participatie zijn hierbij de sleutelbegrippen. • Mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven. Er meer onderlinge solidariteit tussen burgers komt. Bedoeling is dat mensen meer oog voor elkaar en voor hun omgeving krijgen. En dat mensen met een zorgvraag eerst een beroep doen op hun eigen sociale netwerk voordat ze professionele hulp zoeken. De Wmo is daarmee mogelijk ook kostenbesparend. • Gemeenten de participatie van alle burgers faciliteren. • Zorg, welzijn en ondersteuning op lokaal niveau met elkaar verweven raken. • De burger staat meer centraal, niet het aanbod. Een belangrijke ambitie van de Wmo is om kwetsbare mensen de regie over hun eigen leven te laten voeren. • Er meer focus is op eigen kracht van burgers. De Wmo vindt de vraag naar wat mensen wél kunnen belangrijker dan de vraag wat zij niet kunnen. Dat heeft geleid tot een wettelijk kader waarin gemeenten primair de taak hebben om te zorgen voor een lokale samenleving waarin zoveel mogelijk burgers op eigen kracht kunnen meedoen. Waar nodig zal daarbij gericht worden geïnvesteerd in het vergroten van de eigen kracht en zelfredzaamheid.
48
Het college van B&W van de gemeente Delft t.a.v. de wethouder Zorg en Wijken, de heer R. de Prez Postbus 111 2600 AC Delft
Delft, 28 maart 2011
Geacht college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,
In het memo ‘Planning verschillende trajecten rondom de WMO 2011’ schetst de gemeente een drietal planningen voor het te wijzigen WMO-beleid. Het gaat om de verordening, de aanpassingen binnen het OGGZ beleid en het Welzijnsbeleid. De gemeente gaat aan de slag met deze onderwerpen vanwege de overheveling van taken naar gemeenten, zoals de Begeleiding vanuit de AWBZ. Bovendien doet zij dit omdat zij de WMO ‘beleidsrijk’ wil invullen door te Kantelen, Welzijn Nieuwe Stijl in te voeren en recht te doen aan de ideeën achter de WMO met ruime aandacht voor preventie daarbij. Graag wil de WMO-raad in deze brief haar ongevraagd advies meegeven ten aanzien van de geschetste onderwerpen, in het bijzonder de verordening in relatie tot het welzijnsbeleid. De raad is ervan op de hoogte dat er een nog een adviesaanvraag volgt over, onder andere, de verordening. De raad geeft dit advies omdat op dit moment deze beleidswijzigingen in voorbereiding zijn en er nog tijd is om aanpassingen door te voeren. Resumerend advies: vanuit visie op participatie en zelfredzaamheid naar preventie en compenseren door integraal arrangement Het advies van de WMO-raad is dat de gemeente nu al haar visie en uitgangspunten formuleert ten aanzien van participatie en zelfredzaamheid. Deze uitgangspunten en visie zijn nodig om de gemeentelijke doelstellingen en taakstelling te bereiken. Ook is dit nodig om de WMO ‘beleidsrijk’ en financieel verantwoord door te ontwikkelen, met brede aandacht voor preventie, waarbij burgers serieus kunnen blijven meedoen. In plaats van een smal uitgewerkte verordening neemt de gemeente dan de invulling van de compensatieplicht als vertrekpunt. De gemeente biedt haar burgers een integraal arrangement en maakt tevens ruimte voor innovatie en eigen initiatief op korte EN lange termijn. In onderstaand schema wordt dit integrale arrangement weergegeven.
Problemen compenseren aan de keukentafel In de WMO staat de compensatieplicht centraal. De gemeente heeft de plicht voor haar burgers de belemmeringen in participatie te compenseren, zodat zij kunnen meedoen en zelfredzaam kunnen zijn. Het gaat om participatie, meedoen, en als mensen niet zelfredzaam zijn is participatie niet mogelijk. 1
Tijdens het ‘keukentafelgesprek’ met de burger wordt besproken welke zaken betrokkene zelf kan regelen met ondersteuning van anderen (mantelzorgers) en gemeente. Ook komen preventieve maatregelen aan de orde om vergroting van de problemen te voorkomen. Bieden eigen mogelijkheden en het sociale netwerk onvoldoende oplossing, dan komen respectievelijk algemene, collectieve en individuele voorzieningen aan de orde. Om te komen tot een integraal arrangement is het nodig het hele palet aan voorzieningen mee te wegen in het oplossen van het participatieprobleem van de burger. Burger en gemeente brengen dus samen de behoefte aan compensatie voor de belemmering in participatie in kaart en bespreken welke oplossing de best mogelijke of redelijke compensatie biedt voor het beoogde resultaat, namelijk zelfredzaamheid. Het gaat om de realisatie van een integraal participatiearrangement waar betrokkene en gemeente een gezamenlijke verantwoordelijkheid in hebben. Delft: Van beleidstaak en verstrekken naar zorgplicht en verstrekken In gesprekken, het planningsdocument en eerdere documenten geeft de gemeente aan dat zij naast het realiseren van een taakstelling, ook wil Kantelen. Dit betekent dat ze in plaats van de WMO in te vullen als beleidstaak, de WMO wil invullen volgens het compensatiebeginsel en dat ze op basis hiervan kiest voor een integrale aanpak van zelfredzaamheid en participatie om te kunnen Kantelen. Met haar visie als richtingaanwijzer bepaalt de gemeente dan vervolgens, samen met burgers, wat minimaal noodzakelijk is om haar kwaliteitsstandaard ten aanzien van participeren en zelfredzaamheid te realiseren. In het memo ‘Planning verschillende trajecten rondom de WMO 2011’ schetst de gemeente een drietal planningen voor het te wijzigen WMO-beleid. Het gaat om de verordening, de aanpassingen binnen het OGGZbeleid en het Welzijnsbeleid. De gemeente kiest in het planningsdocument voor een smalle verordening, gericht op verstrekken op individuele basis waarbij zij de nieuwe taken ziet als onderdeel van de zorgplicht. Er is bij de invulling van de zorgplicht een verordening nodig met toetsing, beschikkingen, beroep en bezwaar en een resultaatsverplichting. Er is dan geen sprake van een gekantelde werkwijze, omdat de zorgplicht als uitgangspunt wordt genomen in plaats van de compensatieplicht. Compensatiebeginsel nu uitwerken levert minder financiële beheers- en bestuurslast op en biedt meer innovatiekansen De WMO-raad is van mening dat als de gemeente echt wil Kantelen en preventie centraal wil stellen, zij voorafgaand aan het opstellen van een smalle verordening, een integrale visie moet formuleren op (kwaliteit van) zelfredzaamheid en participatie waarbij breder wordt gekeken dan de individuele verstrekkingen alleen. Om succesvol te Kantelen is het essentieel dat de gemeente deze duidelijk omschreven compensatieplicht als uitgangspunt neemt, een volledig beeld heeft van de situatie, een inschatting kan maken van de effecten van beleid en een ‘witte vlekkenplan’ maakt voor de ontbrekende componenten/voorzieningen. Als inventarisatie en visievorming niet of pas aan het einde van het proces plaatsvinden, waar het nu op lijkt door de focus op de nauw beschreven verordening en de blik gericht op accomodaties, is het risico groot dat de bestuurlast groeit. De gemeente anticipeert dan te laat op de toenemende variëteit aan (inkoop van) begeleidingsactiviteiten, ontwikkelt geen collectieve voorzieningen en heeft onvoldoende aandacht voor preventie, netwerkvorming, mantelzorg en vrijwillige inzet. De beoogde financiële beheersbaarheid blijft dan ook uit. Dit is een onwenselijk situatie, zeker gezien de noodzaak om een taakstelling uit te voeren, ‘beleidsrijk’ WMO-beleid te maken door te innoveren en klaar te zijn voor de overheveling van de Begeleiding. Kantelen doen we met elkaar door gezamenlijke uitwerking compensatiebeginsel Kortom, wij pleiten voor een pakket waarbij Welzijnsbeleid (Welzijn Nieuwe Stijl) en de Kanteling integraal worden opgepakt op basis van een stevige visie op participatie en zelfredzaamheid en waarbij de gemeente duidelijk haar regierol heeft omschreven en haarscherp heeft hoe zij de rol van burgers en organisaties ziet bij alle komende veranderingen. De verordening en het accommodatiebeleid zijn dan enkele componenten van een samenhangende aanpak, waarbij de gemeente regie kan voeren op kwaliteit en resultaat. De WMO-raad gaat graag op korte termijn met u in gesprek over deze materie. Met vriendelijke groet, namens de WMO Raad Delft,
A.J. Duymaer van Twist, voorzitter 2
BIJLAGE Een maatschappelijke agenda voor Delft? Een maatschappelijke agenda is een hulpmiddel om te Kantelen en invulling te geven aan Welzijn Nieuwe Stijl en de kaders van een verordening mee te bepalen. In deze agenda geeft de gemeente aan hoe zij de gemeentelijke regierol invult, breder dan de rol van verstrekker alleen op basis waarvan zij de compensatieplicht en de resultaten (output) en effecten (outcome) van beleid benoemd. De rollen en resultaten van betrokken organisaties, partners en opdrachtnemers zijn ook beschreven in deze agenda conform Welzijn Nieuwe Stijl. Een verordening waarin het integrale arrangement centraal staat, maakt dan onderdeel uit van deze agenda, als ‘sluitstuk’ en is geen startpunt of doel op zich. Het vertrekpunt is dan steeds een inventarisatie van algemene voorzieningen in relatie tot lichte en zware individuele voorzieningen en de mantelzorgsituatie in de stad. Preventie is dan het uitgangspunt (zoals eerder gesteld door Raad en wethouder). In het kader van de financiele beheersing kan de gemeente sturen op beheersen van de financiele- en bestuurslast aan de hand van deze maatschappelijke agenda.
3
Het college van B&W van de gemeente Delft t.a.v. de wethouder Zorg en Wijken, de heer R. de Prez Postbus 111 2600 AC Delft
Delft, 30 december 2011 Betreft: Mee(r) doen: preadvies nota Meerjarenbeleidsplan WMO gemeente Delft
Geacht college, Op 15 november 2011 vroeg u de WMO-raad van Delft om een preadvies aangaande de nota Meerjarenbeleidsplan WMO. De WMO-raad interpreteert deze vraag als een mogelijkheid om haar adviezen vroegtijdig mee te geven aan de opstellers van deze nota, zodat zij ook een plek kunnen krijgen in het WMObeleidskader voor de komende vier jaar. De gemeente is niet gestart met een nota Meerjarenbeleidsplan WMO met daarin uitgewerkt een visie met een beleidskader, maar bracht in het afgelopen jaar wel een aantal deelnota´s uit, zoals de OGGZ-nota, de Welzijnsnota enzovoorts. Dit zijn deels uitwerkingsnota´s van het meerjarenbeleidskader dat in een nota Meerjarenbeleidsplan WMO zou moeten terugkomen. Daarnaast zijn er ook uitvoeringsplannen en dergelijke gemaakt. De WMO-raad heeft de gemeente eerder geadviseerd te starten met een visie en een beleidskader en daarna pas aan de slag te gaan met deelbeleid. Juist om te borgen dat beleid gericht en integraal wordt ontwikkeld. Wij hopen dan ook dat de uiteindelijke nota Meerjarenbeleidsplan WMO een visie op de WMO in Delft omvat, inclusief de beoogde effecten, en zo daadwerkelijk de ‘paraplu’ vormt boven alle deelnota’s. Nota Meerjarenbeleidsplan WMO: ‘meedoen’ faciliteren en stimuleren De nota Meerjarenbeleidsplan WMO laat onzes inziens de samenhang in het WMO-beleid voor de komende vier jaar zien. De nota is tevens richtinggevend voor beleidswijzigingen in de komende jaren en geeft een kader dat er voor zorgt dat beleid zodanig wordt ingevoerd dat een goede evaluatie mogelijk is. Hierbij zou de gemeente kritisch kunnen kijken naar de effectiviteit van haar beleid, bij voorkeur gebaseerd op onderzoek (evidence based). Om kaderstellend te kunnen zijn en richting te kunnen geven aan beleid en uitvoering moet er wat ons betreft een visie op participatie, zelfredzaamheid en de compensatieplicht zijn, met beschreven beoogde maatschappelijke effecten. Deze effecten zijn bij voorkeur meetbaar, maar in ieder geval evalueerbaar voor en door de burgers van Delft. Hierbij willen wij graag een handreiking bieden middels dit preadvies. In het nu volgende advies beschrijven wij onze visie op zelfredzaamheid, participatie en de compensatieplicht. Daarnaast gaan wij in op een aantal randvoorwaarden voor realisatie van beoogde effecten van deze visie, zoals ‘inclusief beleid’, de Kanteling en sociale samenhang. Wij realiseren ons terdege dat tussen droom en werkelijkheid soms een groot verschil zit. Wij verwachten echter door onze invalshoek een discussie los te maken in de stad, zodat het WMO-beleid beter gedragen wordt en concreet invulling krijgt in het komende jaar; met en voor de burgers van Delft.
1
Iedereen doet mee: visie op zelfredzaamheid, participatie en de compensatieplicht Sinds 2007 is de WMO van kracht. De WMO heeft tot doel de zelfredzaamheid en participatie van mensen te vergroten en te behouden. Het is daarom belangrijk dat de gemeente een visie heeft op deze kernbegrippen. Hieronder gaan we nader in op deze termen. Zelfredzaamheid: vermogen om voorzieningen te treffen Waar gaat het om? Onder zelfredzaamheid verstaan wij het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen, die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. De burger met een beperking is zodanig gecompenseerd dat hij zo gelijkwaardig mogelijk kan functioneren aan een mens zonder beperking. Dit vraagt maatwerk: geen mens is hetzelfde. Uitgangspunten Wij zien hiervoor de volgende principes voor beleid: Ondersteunen van burgers is maatwerk; Burgers hebben zoveel mogelijk regie over het eigen leven; Door preventie wordt erger voorkomen; Vroegtijdige signalering en ondersteuning is vanzelfsprekend; Toegang tot voorzieningen is laagdrempelig; Hulp en ondersteuning is integraal en ‘ontschot’ en is zoveel mogelijk bereikbaar op ‘vindplaatsen’ of ‘nabij’ de woonsituatie van de burger. Effect Het maatschappelijke effect dat de gemeente teweeg brengt is dat bewoners optimaal zijn toegerust om zo zelfstandig mogelijk hun eigen leven vorm en inhoud te geven. Participatie: meedoen, iets doen en ‘erbij horen’ Waar gaat het om? Meestal wordt participatie in de WMO in één adem genoemd met ‘maatschappelijke participatie’, waarbij het gaat om: Voeren van een huishouding; Normaal gebruik van woning; Verzorgen van kinderen en gezinsleden; Verplaatsen in en om de woning; Gebruikmaken van vervoerssystemen; Ontmoeten van anderen en aangaan/onderhouden van contacten. Participatie in het leven is echter breder dan maatschappelijke participatie alleen. De burger ervaart meer ‘participatiegebieden’ in het leven, die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden: cultureel, arbeidsmatig en sociaal maatschappelijk meedoen. Bij ‘cultureel meedoen’ gaat het over ontmoeten, meespelen en meedoen, waarbij de gemeente uitdaagt en bezoeken stimuleert, evenementen organiseert, zorgt voor accommodaties en cultureel aanbod. ‘Arbeidsmatig meedoen’ gaat over deelname aan de arbeidsmarkt, sociale werkvoorziening, zinvolle dagbesteding, werken en leren, waarbij gemeente activeert en ondersteunt waar nodig. Bij ‘sociaal maatschappelijk meedoen’ gaat het om bijvoorbeeld sport, brede school, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Hierbij heeft de gemeente een stimulerende rol. Ook veiligheid heeft hier een belangrijke plek, waar wij extra aandacht voor vragen. De doorontwikkeling van de WMO en alle veranderingen - zoals de overheveling van de AWBZ en de Jeugdzorg, maar ook de komst van de Wet werken naar vermogen - vragen meer dan ooit om integraal beleid. Wij pleiten dan ook voor een meer integrale aanpak van het thema ‘participatie’ in Delft, zowel in beleid als in uitvoering. Uitgangspunten Wij pleiten voor de volgende elementen in de gemeentelijke visie op participatie: Iedereen doet mee; Er is voor iedereen iets te doen. Het gaat hier om alle burgers, kwetsbaar, actief, jong of oud die een integraal sociaal maatschappelijk aanbod nodig hebben. Dit bestaat uit een samenhangend geheel van wonen, werken, zorgen, mobiel zijn, ontspannen en bewegen, waarbij burgers geen (financiële) schotten ervaren.
2
Effect Het maatschappelijke effect is dat iedere burger kan meedoen en daaraan, naar vermogen, zelf ook een bijdrage kan leveren. Burgers kunnen zich actief inzetten voor elkaar en hun omgeving, zodat zij ‘meedoen’ van anderen ook mogelijk maken. Compensatieplicht De gemeente heeft de plicht om belemmeringen in participatie te compenseren, zodat burgers kunnen meedoen en zelfredzaam zijn. Deze ‘compensatieplicht’ staat centraal in de WMO. Burger en gemeente bespreken welke oplossing de best mogelijke compensatie biedt voor het beoogde resultaat, namelijk zelfredzaamheid. Een oplossing moet primair ‘compenserend’ zijn, of beter geformuleerd: ‘adequaat’. Daarná komt het prijsaspect aan de orde en niet omgekeerd. Uitgangspunten Wij zien daarbij de volgende uitgangspunten: Compensatieoplossingen zijn verkregen door individueel maatwerk, waarbij er - indien zinvol keuzevrijheid is voor de burger; Beperkingen in zelfredzaamheid en participeren worden integraal, dat wil zeggen voor alle levensgebieden, besproken en opgelost; Gemeente en betrokkene(n) zoeken samen de meest passende oplossing. Het is van belang dat de gemeente, meer dan nu al het geval is, in contact treedt met haar burgers en, naast dit gesprek, politieke en beleidsbeïnvloedende participatie nadrukkelijk faciliteert en stimuleert (denk aan beginspraak, WMO-raad, burgerinitiatieven, wellicht een nota Burgerparticipatie inclusief werk en inkomen). Een verbinding tussen actieve en kwetsbare burgers komt vaak niet vanzelf tot stand. Uit recent onderzoek blijkt dat mensen met een beperking elkaar helpen, maar dat mensen zonder een beperking hiervoor niet altijd nabij zijn. Creativiteit van burgers is mede nodig om compenseren mogelijk te maken. Effect Het maatschappelijk effect is dat iedere burger in Delft actief kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Randvoorwaarden: Wat is hiervoor nodig? Om ‘meedoen’ te realiseren is een aantal randvoorwaarden nodig. De belangrijkste worden hieronder toegelicht. De keuze van de randvoorwaarden is onder meer gebaseerd op eerdere nota’s van de gemeente, waar we een aantal zaken niet duidelijk of nog onvoldoende onderbouwd zagen door een visie, uitgangspunten en duidelijke doelstellingen. Inclusief beleid als uitgangspunt voor al het beleid Om te zorgen dat burgers met en zonder beperkingen van algemene voorzieningen gebruikmaken en hun leefomgeving als toegankelijk ervaren, adviseren wij om ‘inclusiviteit’ als leidend principe te nemen voor beleidsontwikkeling en de beleidscyclus. Hierbij gaat het ook om inkopen en subsidiëren van voorzieningen, vergunningen verlenen en de integrale regievoering van de gemeente zelf. Wij verwijzen hierbij onder meer naar Agenda 22, de ‘participatieagenda’ van de Verenigde Naties. Het doel is een samenleving waar iedereen kan meedoen in een toegankelijke omgeving, van horeca en werkplek tot sportvereniging en de gemeentelijke organisatie zelf. De ‘Kanteling’ ofwel doorontwikkeling WMO zoals bedoeld, een drieslag: vraaggericht integraal participatiearrangement Als de gemeente invulling geeft aan de ‘Kanteling’ betekent dit dat zij het compenseren van de participatiebeperking als uitgangspunt neemt. Het is dan essentieel dat zij voorafgaand aan het ‘keukentafelgesprek’ een overzicht heeft van het beschikbare aanbod, zodat zij kan aansturen op een integraal beschikbaar aanbod met voldoende algemene en collectieve voorzieningen. Tijdens het gesprek ontstaat inzicht in de participatiebehoefte aan de ene kant en wat de burger nog zelf kan en het integrale aanbod van algemene voorzieningen tot en met de zware individuele voorzieningen aan de andere kant. Dit inzicht kan er niet komen zonder voldoende kennis en vaardigheden bij de professionals die dit gesprek voeren en de professionals die nieuw aanbod moeten realiseren (bijvoorbeeld in buurthuizen).
3
Figuur 1. schema integraal participatiearrangement Is de professionaliteit onvoldoende en/of is er geen inzicht in mogelijkheden en aanbod, dan is het niet mogelijk met de burger een integraal participatiearrangement samen te stellen om de beperkingen te compenseren. Niet alleen is dat niet goed voor de betreffende mens, er is dan ook risico dat de financiële en bestuurslast van de gemeente groeit. De gemeente kan dan niet anticiperen op veranderingen in de vraag en marktbewegingen als faillissementen enz. Wij pleiten kortom voor brede marktkennis en voldoende competenties bij maatschappelijke professionals. De gemeente kan hierop sturen met subsidieafspraken, kwaliteitskeurmerken en verplichte klanttevredenheidsonderzoeken. Vraaggericht en interactief beleid maken voor flexibel aanbod Ook de gemeentelijke organisatie zal moeten ‘kantelen’, net als de maatschappelijke dienstverleners nu doen. Dit vraagt een andere werkwijze en professionalisering van medewerkers. Naast het toetsen van plannen op ‘inclusiviteit’ en het verbinden van participatiebeleid met werk, inkomen, zorg, welzijn, cultuur en sociaal beleid is een verdere professionalisering nodig. Wij benadrukken dat een voorwaarde voor succes is dat er, naast gekwalificeerde ambtenaren, ook voldoende ambtenaren en professionals zijn en blijven voor de ondersteuning en dienstverlening aan de burgers van Delft. Samen naar sociale samenhang met brede burgerparticipatie Als er verbanden tussen mensen zijn, is er sprake van sociale samenhang. Het gaat hierbij om ontmoeting in de buurt, samen dingen doen, en bovenal sociale netwerken. De fysieke kwaliteit van de woonomgeving in de buurt, onderdeel van de ‘leefbaarheid’, is hierbij van wezenlijk belang. Het gaat om de aanwezigheid van voldoende voorzieningen als scholen, winkels, buurthuizen en sporten culturele voorzieningen. Vervoer van en naar voorzieningen is vooral voor de kwetsbare of minder mobiele burger van essentieel belang. Ook de veiligheid van de omgeving, het straatbeeld en de (passende) woningvoorraad zijn van invloed op de kwaliteit van leven in buurten en wijken. Daar waar mensen prettig wonen en werken en vaker zorg hebben voor elkaar, doen mensen ook minder snel een beroep op ondersteuning van professionele organisaties. Betrokkenheid en samenhang ontstaat vooral door de inzet van de mensen zelf. Dit betekent dat bevorderen van sociale samenhang vooral succesvol is in aansluiting op buurt- en wijkinitiatieven door bewoners. Wil de gemeente dat bewoners hun buurt en wijk als prettig, sociaal en veilig ervaren en zich hiervoor medeverantwoordelijk voelen, dan moet zij op buurt- en wijkniveau dus vooral aansluiten bij de behoeftes van bewoners en brede burgerparticipatie mee organiseren . Dit betekent dat er buurt- en wijkgesprekken ‘nieuwe stijl’ nodig zijn, die resulteren in een ‘Wijkaanpak Nieuwe Stijl’ met bijpassend faciliterend beleid voor onder meer accommodaties. Tot slot Wij realiseren ons dat de gemeente voor een grote opgave staat. Zij moet de WMO doorontwikkelen, bezuinigen, voorbereidingen treffen voor de overheveling en voor de vergrijzing. Daarnaast is deze gemeente altijd een ambitieuze gemeente geweest. Wij veronderstellen dan ook dat het WMO-beleid de komende periode vooruitstrevend wordt vormgegeven. Dit kan alleen met burgers en maatschappelijke organisaties samen, waaraan ook de WMO-raad zijn steentje wil bijdragen. Wij gaan er vanuit dat als de gemeente haar beleid - gefundeerd met visie, doelstellingen en een duidelijke regierol - doorvoert de volgende effecten zichtbaar kunnen worden: Zicht op de veranderende vraag/behoefte (wat wil de burger nu en straks?); Meer tevredenheid door maatwerk van professionals en burgers zelf; Meer eigen, creatieve oplossingen van professionals en burgers zelf; Een integraal aanbod (in plaats van verkokerd) met versterking van algemene voorzieningen; Meer burgers die participeren en zich betrokken voelen bij buurt, wijk en stad; Een overheid die duidelijk is over wat burgers van haar mogen verwachten en vertelt waar burgers haar op mogen beoordelen (horizontale verantwoording). 4
Bij het uiteindelijke advies over de definitieve nota zullen wij onder meer aandacht besteden aan de volgende vragen: Maakt de nota zichtbaar wat het WMO-beleid van de afgelopen tijd heeft opgeleverd, dan wel wat betrokkenen ervan hebben geleerd? Kan de nota als ‘toetssteen’ worden gebruikt voor de komende jaren: levert wat we doen/afspreken het gewenste resultaat op? Is er sprake van samenhangend beleid, worden tegenstrijdigheden voorkomen, versterken onderdelen van beleid elkaar? Zijn uitgangspunten en beoogde maatschappelijke doelstellingen zo geformuleerd dat zij te behalen resultaten zichtbaar, meetbaar dan wel evalueerbaar maken? Is de nota concreet genoeg? Welke krachten van Delft gaat de gemeente aanwenden voor de realisatie van doelen? Daar waar zinvol denkt de WMO-raad graag mee; met gevraagde én ongevraagde adviezen. Altijd tot nadere toelichting bereid, namens de WMO-raad,
A.J. Duymaer van Twist, voorzitter
5
Toetsingskader Wmo-adviesraad ( voorbeeld Oisterwijk)
Betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid Een beleidsvisie op de Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beoogt de participatie van burgers in de maatschappij te activeren en te vergroten. Het is een doelstelling die een brede politieke en maatschappelijke steun verdient. Hierdoor kan namelijk een rechtvaardiger en socialere samenleving ontstaan, waarin de zorg voor elkaar, zich met elkaar verbonden voelen en weten, en voor elkaar verantwoordelijk zijn, centrale elementen vormen. Betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid dienen als het ware de pijlers te zijn waarop het gedachtegoed van de Wmo dient te rusten. De Wmo in de samenleving De Wmo kan een goed platform zijn om ontwikkelingen die we doorgaans als negatief en maatschappelijk ontredderend typeren te doen keren. De zich al geruime tijd in de maatschappij voordoende individualisering en daarmee het teruglopen van de sociale cohesie, de vervreemding ten opzichte van vertrouwde maatschappelijke en politieke structuren, het minder willen investeren in de eigen leefomgeving en de verschuiving van de maatschappelijke belangstelling naar die van de communities in de digitale wereld, zijn enkele verschijnselen van de richting waarin de samenleving zich beweegt. Het uiteenvallen van de samenleving als leefgemeenschap lijkt daarmee nog de enig begaanbare route die voor ons ligt. Lijkt, want er tekent zich tegelijkertijd in de wereld waarin we werken en leven een werkelijkheid af, waarin vertrouwen, zingeving en spiritualiteit in toenemende mate een belangrijke positie beginnen in te nemen. In de wijze waarop we met elkaar samenwerken en samenleven worden deze elementen zichtbaar en beginnen zij hun plaats op te eisen. Mede daardoor openen zich nieuwe en andere wegen om aan een zorgzame samenleving vorm en inhoud te geven, waarin iedereen naar vermogen kan participeren. Er zullen dan echter op politiek en gemeentelijk niveau bewuste keuzen gemaakt moeten worden om een dergelijke samenleving ook te doen ontstaan. Keuzen maken Keuzen maken betekent een doelgerichte koers uitzetten op basis van uitgesproken ideeën en overeengekomen uitgangspunten. Dergelijke keuzen zijn altijd contextafhankelijk. Zij dienen beschouwd te worden binnen het speelveld waarop zij betrekking hebben. De context van het brede terrein van welzijn, zorg en gezondheid kent een speelveld waarin diverse partijen acteren en regelingen hun plaats hebben gekregen. Dit speelveld wordt onder meer gevormd door de gemeentelijke en regionale voorzieningen, door de politieke belangstelling voor de Wmo-problematiek, door de beschikbare financiële ruimten, door de belangengroepen en de diverse zorginstanties, door de externe en toenemende ingewikkelde regelingen en door de burgerij van Oisterwijk. Het is een context geworden die door zijn brede geschakeerdheid en complexiteit door de direct belanghebbenden soms nauwelijks is te overzien en waarin maar een beperkt zicht verkregen kan worden op de onderlinge samenhang en beïnvloedbaarheid. Voor de burgers in de Oisterwijkse samenleving vormt dit een groeiend probleem, met name hoe en waar de weg te vinden voor een hulpvraag en hoe welzijn, zorg en gezondheid aan elkaar gekoppeld zijn en dienen te worden. De Wmo-adviesraad maakt zich over deze ontwikkeling in toenemende mate zorgen. Het kan leiden tot een vorm van fragmentarisering die niemand wil, maar waardoor het zicht op de samenhang wel verloren gaat.
Rechtvaardigheid als beginsel In deze periode waarin financiële offers gevraagd worden van de burgers en waarin door de politiek keuzen gemaakt moeten worden om een bestaand voorzieningenniveau en de kwaliteit daarvan te handhaven, dienen uitgangspunten als leidende principes gehanteerd te worden. Het moeten uitgangspunten zijn die er op gericht zijn de samenleving van Oisterwijk te versterken en hechter te maken en waaraan de burger niet alleen kan zien dat hij/zij serieus wordt genomen, maar ook in staat wordt gesteld zelf inhoud te geven aan een menswaardig bestaan. Daarmee dient rechtvaardigheid een belangrijk beginsel te zijn waardoor beleidsmakers zich dienen te laten leiden. Het zichtbaar maken van dit beginsel in al de te treffen maatregelen zal ook de kans bieden om een noodzakelijk en acceptabel draagvlak onder de burgerij te creëren. Uitgangspunten Vanuit het beginsel van rechtvaardigheid zou een aantal uitgangspunten leidraad moeten zijn voor de keuzen die gemaakt moeten worden om de financiële huishouding van de gemeente gezond te maken en een toekomstige bestendigheid te geven. Dergelijke uitgangspunten zouden, bezien vanuit de Wmo, de volgende moeten zijn: Ontzie de kwetsbaren in de Oisterwijkse samenleving; Vraag een naar inkomen en welvaart rechtvaardige en evenwichtige bijdrage; Bestrijd de armoede en voorkom sociale uitsluiting; Investeer in de jeugd en bied ze gelegenheden om een sociaal maatschappelijk bewustzijn op te bouwen; Stimuleer alle activiteiten die een wezenlijke bijdrage leveren aan het versterken van de sociale cohesie; Breng de zorg dichter bij de burger door kleinschalige structuren te stimuleren en open de wegen naar de zorg door goede en begrijpelijke voorlichting. Handhaven van participatie Deze uitgangspunten geven zicht op de terreinen waarmee behoedzaam moet worden omgegaan bij het maken van financiële keuzen. Zij liggen grotendeels, maar niet uitsluitend, geborgd in het programma 6 van de begroting 2010. Er is in de gemeente Oisterwijk veel geïnvesteerd op het gebied van het behartigen van welzijn, zorg en gezondheid en er zijn vele inspanningen gedaan om de burger van Oisterwijk nauw te betrekken bij de ontwikkelingen op deze terreinen. Ook is de burger gevraagd middels belangengroepen en haar vertegenwoordigers te participeren in de uitvoering van het beleid. Deze winst moet behouden blijven en gekoesterd worden. Dit betekent dat de investeringen die nodig zijn om dit voorzieningenniveau te handhaven niet aangetast mogen worden door bezuinigingen, hoe noodzakelijk deze ook mogen zijn. Bezuinigingen op deze terreinen hebben namelijk directe gevolgen voor de mate van participatie van de burgers in de Oisterwijkse samenleving. Financiële bijstellingen dienen naar de opvatting van de Wmo-adviesraad dan ook steeds getoetst te worden aan de hierboven geformuleerde uitgangspunten. Keuzen en consequenties De Wmo-adviesraad richt zich met deze beleidsvisie specifiek, maar niet uitsluitend, tot de binnen niet al te lange tijd in te stellen nieuwe gemeenteraad en het nieuwe college van B&W. Wanneer zij zullen aantreden zullen zij zich moeten gaan buigen over de gemeentelijke plannen en zullen zij beslissingen moeten gaan nemen over hoe de plannen gefinancierd kunnen worden. De Wmo-adviesraad probeert met deze beleidsvisie een kader aan te reiken waarbinnen te nemen maatregelen en beslissingen op het terrein van de Wmo een plaats kunnen
krijgen en waar inhoud gegeven kan worden aan de beoogde betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid. Maar ook geeft zij hiermee de grenzen aan die niet overschreden dienen te worden. De Wmo-adviesraad vraagt de toekomstige gemeenteraad bij de te nemen beslissingen goed te overwegen wat de consequenties van deze beslissingen zijn voor groepen en individuele mensen en in welke mate deze de kwaliteit van hun leven kunnen aantasten. De Wmo-adviesraad is er van overtuigd dat in de mate waarin dergelijke afwegingen worden gemaakt er een grotere zekerheid zal ontstaan dat de sociale cohesie binnen de Oisterwijkse samenleving zal kunnen toenemen, omdat het beginsel van rechtvaardigheid als fundament daaronder is gelegd. Politieke aandacht voor de Wmo De Wmo-adviesraad kijkt met de nodige zorg naar de opstelling van de politieke partijen tegenover de Wmo, zoals zij dat gezicht hebben gegeven in hun verkiezingsprogramma’s. Expliciete aandacht voor de Wmo-problematiek is niet bij alle partijen in dezelfde mate terug te vinden en dit is naar de mening van de Wmo-adviesraad het ontkennen van de werkelijkheid. De gemeentelijke begroting heeft voor een aanzienlijk deel betrekking op welzijn, zorg en gezondheid en dit zal naar de overtuiging van de Wmo-adviesraad in de komende jaren alleen maar toenemen. Zeker omdat de overheid delen van haar verantwoordelijkheid nog meer naar de gemeente zal overbrengen, zoals dat al is gedaan op het terrein van de Wmo. In het licht van deze ontwikkeling dienen de politieke partijen een veel grotere beleidsverantwoordelijkheid te nemen dan zij nu laten blijken. De politieke partijen zouden hun sociale gezicht kunnen laten zien, wanneer zij onder meer dit jaar actief zouden omgaan met het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. De Wmo-adviesraad doet een beroep op de lokale politiek om dit thema op hun agenda te zetten en dit mede te bezien vanuit de totale Wmo-problematiek.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad Een praktische handleiding
Auteurs: Vanessa Zondag en Else Boss Met medewerking van Karin Sok Eindredactie: Annemarie van den Berg en afdeling Communicatie MOVISIE Vormgeving: Suggestie & Illusie Drukwerk: Libertas Bestellen: www.movisie.nl Deze brochure behoort tot een reeks publicaties van het Kennisprogramma Cliëntenparticipatie van MOVISIE. Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan onder voorwaarde van de bronvermelding: © MOVISIE, kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling. November 2011
Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het ministerie van VWS.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad Een praktische handleiding
Inhoudsopgave 1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement * Stap 1: Binnenhalen nieuwe Wmo-raadsleden * Stap 2: Begeleiden op maat * Stap 3: Belonen op maat * Stap 4: Behouden van Wmo-raadsleden * Stap 5: Beëindigen van relatie
9 11 15 17 18 20
4. Evaluatie
21
Bijlagen * Bijlage 1: Het Vrijwilligerskwadrant * Bijlage 2: De Wervingscirkel * Bijlage 3: Begeleiding typen vrijwilligers
23 25 31
1. Inleiding Hoewel Wmo-raden veelal op vrijwilligers draaien, is er binnen die raden weinig aandacht voor vrijwilligersmanagement. Dat is een gemiste kans, omdat vrijwilligersmanagement ervoor kan zorgen dat de Wmo-raad over de juiste mensen kan beschikken en zijn werk naar behoren kan uitvoeren. Nu en in de toekomst. Om Wmo-raden te ondersteunen bij vrijwilligersmanagement, heeft MOVISIE deze handleiding opgesteld. U kunt erin lezen wat vrijwilligersmanagement binnen Wmo-raden inhoudt, en hoe u ermee aan de slag kunt. Met de kanteling van de Wmo, de aankomende bezuinigingen, de decentralisaties van de AWBZ en de Jeugdzorg naar de Wmo en de Wet Werken naar vermogen, breekt er voor veel gemeenten en Wmo-raden een nieuwe fase aan. Een fase waarin beide partijen zich bezinnen op de toekomstige rol van de Wmo-raad. Om de nieuwe ambitie en rollen als Wmo-raad te kunnen vervullen, kan het nodig zijn om de Wmo-raad anders samen te stellen. Vrijwilligersmanagement kan u helpen de gewenste samenstelling van de Wmo-raad vorm te geven en de Wmo-raadsleden aan uw raad te binden.
Zijn leden van de Wmo-raad vrijwilliger? Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Leden van de Wmo-raad zijn vrijwilliger als zij het werk voor de Wmo-raad onbetaald verrichten. Een onkostenvergoeding mag, maar deze vergoeding mag geen marktconforme beloning voor de inzet zijn. Dit betekent dat de vergoeding niet in verhouding mag staan tot het tijdsbeslag en de aard van het werk.
Wat is vrijwilligersmanagement? Vrijwilligersmanagement is in feite de manier waarop de organisatie met vrijwilligers omgaat in de werving, in de begeleiding en in de beloning. Door hierover heldere afspraken te maken en de werkwijze vast te leggen, is voor iedereen duidelijk hoe er met vrijwilligers wordt omgegaan, en kan dit op structurele wijze worden uitgevoerd.
Wat levert vrijwilligersmanagement de Wmo-raad op? * Nieuwe Wmo-raadsleden * Diversiteit in achtergronden en competenties * Geïnspireerde en betrokken Wmo-raadsleden * Goed imago en positieve uitstraling in de gemeente * Verfrissend perspectief vanuit brede kennis, ervaring en betrokkenheid
* * * 4 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
In 2011 vonden er diverse werkbijeenkomsten plaats waarin vrijwilligersmanagement als instrument voor Wmo-raden is gepresenteerd. Veel Wmo-raden en gemeenten stonden daar positief tegenover. In deze praktische handleiding hebben we de methodiek van vrijwilligersmanagement vertaald naar de praktijk
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
binnen Wmo-raden. De waardevolle feedback en input van Wmoraden en gemeenten is in deze handleiding verwerkt. Naast een
Stap 1: Binnenhalen
11
vinden.
Stap 2: Begeleiden
15
Voor wie is deze handleiding bedoeld?
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
stappenplan, zijn er dus ook veel tips en goede voorbeelden te
De handleiding is specifiek bedoeld voor Wmo-raden en vanuit hun perspectief geschreven. Omdat ook gemeenten een rol vervullen in vrijwilligersmanagement binnen de Wmo-raad, is deze handleiding ook voor hen interessant. Bijvoorbeeld als handvat om vrijwilligersmanagement vorm te geven, als inspiratiebron of als
4. Evaluatie
21
hulpmiddel om intern de discussie te voeren. Het is in ieder geval van belang om de wijze waarop het vrijwilligersmanagement vorm krijgt goed af te stemmen tussen de Wmo-raad en de gemeente en samen heldere afspraken te maken. Ten slotte is de handleiding bruikbaar voor adviesorganen die vergelijkbaar zijn met Wmo-raden. Overal waar Wmo-raad staat kunt u bijvoorbeeld dus ook cliëntenplatform of Wmo-netwerk lezen.
Leeswijzer In deze handleiding beschrijven we de verschillende stappen van vrijwilligersmanagement in Wmo-raden, volgens de zogeheten 5xB-methode: Binnenhalen, Begeleiden, Belonen, Behouden en Beëindigen. Om vrijwilligersmanagement goed uit te voeren, moet duidelijk zijn vanuit welke kaders er gewerkt wordt. Daarom besteden we in hoofdstuk 2 voorafgaand aan het stappenplan kort aandacht aan het bepalen van de visie, ambitie en rollen van de Wmoraad en aan de consequenties die dat kan hebben voor vrijwilligersmanagement. In hoofdstuk 3 worden vervolgens de verschillende stappen van vrijwilligersmanagement uiteen gezet. In hoofdstuk 4 geven we aan op welke manieren u de uitvoering van het vrijwilligersmanagement kunt evalueren, zodat u het vrijwilligersmanagement kunt doorontwikkelen. Verdiepende en praktische toelichtingen vindt u in de bijlagen. Voor de leesbaarheid van de tekst verwijzen we naar personen in de mannelijke vorm. Waar ‘hij’/’hem’/‘zijn’ staat kan uiteraard ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden. In deze handleiding maken wij dankbaar gebruik van ervaringen en voorbeelden van de Wmoraden in Apeldoorn en Roermond. Deze Wmo-raden zijn beide al actief aan de slag met vrijwilligersmanagement. Daarnaast worden er initiatieven van andere Wmo-raden genoemd, zoals in Teylingen en Duiven. Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 5 *
**
2. Visie, ambitie en rollen Voordat uw Wmo-raad actief met vrijwilligersmanagement aan de slag gaat, is het belangrijk dat de visie, ambitie en rollen van de Wmo-raad duidelijk zijn. Pas dan kunt u het Wmoraadswerk duidelijk en aantrekkelijk neerzetten, en dat heeft weer direct invloed op het vinden van nieuwe Wmo-raadsleden. Ook weet u hierdoor beter welke kwaliteiten u nodig hebt. Een nieuwe ambitie en/of rol heeft namelijk consequenties voor de gewenste samenstelling en de benodigde kwaliteiten in de Wmo-raad. U kunt uw visie, ambitie en rollen bepalen aan de hand van vier vragen: 1. Waarom vinden wij het werk van de Wmo-raad belangrijk? 2. Waarom werken wij met vrijwilligers? 3. Wat willen wij als Wmo-raad bereiken? 4. Welke rollen willen wij daarbij vervullen: adviseur, signaleerder, meedenker, vernieuwer?1
Adviseren vanuit algemeen belang, breed en integraal In de rol van adviseur is het streven om steeds meer de belangen van de verschillende doelgroepen te overstijgen en tot een advies uit ‘algemeen belang’ te komen, vanuit een brede, integrale en onafhankelijke visie. Daarmee vindt de advisering op meer tactisch en strategisch beleidsniveau plaats.
Signaleren en vertalen naar beleid De rol van signaleerder is een basisrol: een onmisbare taak voor de Wmo-raad. Signaleren is nodig om zicht te krijgen op hoe beleid in de praktijk uitwerkt. Dit is belangrijke input voor de Wmo-raad en voor de adviezen aan en acties richting de gemeente. Om de signalerende rol te kunnen vervullen, zal de Wmo-raad verbonden moeten zijn met de achterban en per situatie moeten inschatten of het signaal om een individuele kwestie gaat, of dat meerdere mensen het knelpunt ervaren.
Meedenken aan het begin van het beleidsproces De Wmo-raad kan meedenken als de raad vroegtijdig in het beleidsproces wordt betrokken. De rol van meedenker ontstaat in dialoog tussen Wmo-raad en gemeente, zowel ambtelijk als politiek. Bij meedenken investeren zowel de gemeente als Wmo-raad in een goede relatie en in goede bijdragen aan beleid.
Vernieuwen en creatief inspelen op ontwikkelingen De rol van vernieuwer geeft de Wmo-raad de kans om over de grenzen van beleidsvelden 1
Sok, K., Deth, A. en Beltman, H. (2011). Naar een Wmo-raad Nieuwe Stijl? Spiegeldocument voor Wmo-raden en gemeenten. Utrecht: MOVISIE.
* * * 6 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
heen te kijken en deze aan elkaar te koppelen. Bij vernieuwen gaat het er niet zozeer om iets nieuws te bedenken, maar om op een creatieve manier met bestaande vraagstukken om te gaan. Maar ook om actief in te spelen op aankomende ontwikkelingen en de gevolgen daarvan. Zowel bij bestaande regelingen als bij
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
nieuwe ontwikkelingen is het aan de Wmo-raad om te durven en te willen innoveren. Daarvoor zal de Wmo-raad op kritische wijze
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
de complete beleidslijn in de gaten moeten houden.
Meer weten? Meer informatie over Wmo-raad nieuwe stijl, de verschillende rollen en competenties vindt u in de brochure ‘Naar een Wmo-raad Nieuwe Stijl?’ en in 1
het competentieprofiel ‘Taken en kwaliteiten van belangenbehartigers’ . Deze publicaties kunt u 2
4. Evaluatie
downloaden via www.movisie.nl/publicaties.
21
Welke rollen neemt u op u? De Wmo-raad had in het verleden vaak een belangenbehartigende rol en een formele adviestaak als sluitstuk van het beleidsproces. Maar met alle nieuwe ontwikkelingen, zoals de kanteling van de Wmo, de aankomende bezuinigingen en de decentralisaties, komen er andersoortige vragen op de Wmo-raden af: bredere, doelgroepoverstijgende adviesvragen gericht op alle burgers. Daarnaast is er meer ruimte voor ongevraagd advies. Wmo-raden vervullen dus steeds vaker een grotere rol aan het begin van het beleidsproces, als meedenker, om op die manier meer invloed uit te oefenen op het beleid. Maar ook de rol van vernieuwer komt in beeld. In de praktijk vervult een Wmo-raad vaak een combinatie van rollen, afhankelijk van het onderwerp en/of de fase in het beleidsproces.
Gewenste samenstelling en competenties Als de kaders zoals visie, ambitie en rollen duidelijk zijn, is het moment aangebroken om te kijken in hoeverre de huidige samenstelling en competenties van de Wmo-raad daarop aansluiten. De conclusie van deze kritische blik kan namelijk zijn dat u andere typen vrijwilligers en andere competenties in huis moet halen om uw ambities te verwezenlijken. Dit is belangrijk om mee te nemen in de werving en heeft ook gevolgen voor de manier waarop het vrijwilligersmanagement vorm krijgt.
2
Sok, K., Lucassen, A. en Deth, A. van (2011). Taken en kwaliteiten van belangenbehartigers. Competentieprofiel voor collectieve belangenbehartigers. Utrecht: MOVISIE Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 7 *
**
In bijlage 1 vindt u het instrument ‘Het Vrijwilligerskwadrant’. Met behulp van dit kwadrant kunt u bekijken welk type vrijwilliger nu vooral in uw Wmo-raad vertegen-woordigd is, en welk type u wenst in combinatie met uw visie, ambitie en rollen. Veel Wmo-raden zijn weinig divers in hun samenstelling. Dit is begrijpelijk, want het werk binnen de Wmo-raad trekt bepaalde typen vrijwilligers aan. Daarnaast worden nieuwe Wmo-raadsleden vaak via via en in het eigen netwerk geworven, en selecteren mensen vaak vrijwilligers die op henzelf lijken. Voordeel van een diverse samenstelling is dat het veel nieuwe inzichten met zich kan meebrengen, de representativiteit vergroot en de adviezen inhoudelijk kan verrijken. Een competentie zegt iets over wat iemand weet, of welke houding of eigenschappen iemand heeft. Voorbeelden van veel genoemde competenties van leden van Wmo-raden zijn:
* beschikken over een brede maatschappelijke betrokkenheid * beschikken over lokaal maatschappelijk netwerk * vanuit algemeen belang kunnen denken * beschikken over een positief kritische blik * teamplayer zijn * beschikken over bestuurlijke kennis en ervaring * ervaringsdeskundigheid kunnen vertalen in gedegen bestuurlijk advies * beschikken over lef en creativiteit * beschikken over zakelijk inzicht * ervaren in pr & communicatie. Als we kijken naar de verschillende rollen, dan springen de volgende competenties in het oog (zie tabel):
Adviseren
Signaleren
Brede kennis prestatievelden
Signaleren
Samenwerken
Communiceren
Politiek-bestuurlijk inzicht
Analyseren
Analyseren
Sensitiviteit
Vraag- en klantgericht
Netwerken
Meedenken
Vernieuwen
Betrouwbaar
Ondernemen
Betrokken
Creatief
Communiceren
Netwerken
Brede kennis prestatievelden
Brede kennis prestatievelden
Balanceren afstand/ nabijheid
Initiatiefrijk
Competenties verbonden aan verschillen de rollen van de Wmo-raad
* * * 8 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
3. Vrijwilligersmanagement
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
Als u voortaan op structurele wijze uw Wmo-raadsleden wilt
3. Vrijwilligersmanagement
9
werven en begeleiden, en uw leden voor langere tijd wilt behouden, is vrijwilligersmanagement het juiste instrument.
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
Voor een goede uitvoering is het belangrijk een gezamenlijke werkwijze in vrijwilligersmanagement af te spreken en deze afspraken in een document vast te leggen. Een handzame manier hiervoor is de 5xB-methode. De 5xB-methode staat voor: Binnenhalen, Begeleiden, Belonen, Behouden en Beëindigen. Via deze methode maakt u vanuit het gezamenlijk kader van visie, ambitie en rollen afspraken over de manier waarop de vijf B’s vorm krijgen binnen de Wmo-raad. Zo is het voor iedereen, ook voor nieuwe Wmo-raadsleden, duidelijk wat de afspraken en
4. Evaluatie
21
de werkwijze van de Wmo-raad zijn. De 5xB-methode werken we in dit hoofdstuk stap voor stap uit.
Afspraken met de gemeente Goed vrijwilligersmanagement vraagt om goede afspraken met de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan. Betrek de gemeente daarom bij het vormgeven van vrijwilligersmanagement, stem de onderlinge rolverdeling goed af en maak samen heldere afspraken. De wijze waarop gemeenten betrokken zijn bij vrijwilligersmanagement binnen de Wmo-raad is heel divers. Zo gebeurt de werving van nieuwe Wmo-raadsleden soms door de gemeente en soms door de Wmo-raad. Hoe de rolverdeling wordt ingevuld, hangt ook af van de mate waarin de Wmo-raad ondersteund wordt door de gemeente. Krijgt de Wmo-raad intensieve ondersteuning vanuit de gemeente, of functioneert hij geheel zelfstandig en onafhankelijk? Zorg in ieder geval voor een gezamenlijk vertrekpunt, want dit is het kader van waaruit u gaat werken. Het vormt niet alleen de basis voor de relatie met (toekomstige) Wmo-raadsleden en de gemeente, maar voorkomt ook dat er later problemen ontstaan.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 9 *
**
Rolverdeling Wmo-raad en gemeente in Apeldoorn In Apeldoorn is de Wmo-raad verantwoordelijk voor alle aspecten van vrijwilligersmanagement. De Wmo-raad regelt zelf de werving, selectie en begeleiding van zijn leden. Zo kan men goed sturen op de samenstelling van de Wmo-raad en de nodige competenties en achtergrond van leden. Geworven Wmoraadsleden worden na selectie door de Wmo-raad nog wel formeel voorgedragen aan het College van B&W, die hen officieel aanstelt.
Verschillende manieren van organiseren Wmo-raden hebben weinig tijd en volle agenda’s. Het is dus een uitdaging om te kijken op welke manier vrijwilligersmanagement goed kan worden opgepakt zonder dat het al te veel tijd kost. Enkele suggesties:
* Wmo-raadslid met specifieke taak vrijwilligersmanagement: één Wmo-raadslid krijgt de specifieke opdracht het vrijwilligersmanagement binnen de Wmo-raad vorm te geven. Dit hoeft niet perse de voorzitter te zijn. Wellicht is er een lid binnen de Wmo-raad die affiniteit heeft met het thema. Maar er kan ook een nieuw lid worden geworven om dit thema binnen de Wmo-raad in te vullen.
* Werkgroep ‘werving en selectie’: stel een (tijdelijke) werkgroep samen en laat twee of drie Wmo-raadsleden met de werving en selectie van nieuwe leden aan de slag gaan. Zij kunnen vervolgens de overige leden over de stand van zaken informeren.
* Gezamenlijke activiteit van teambuilding: organiseer een bijeenkomst en bespreek met elkaar hoe de verschillende stappen in vrijwilligersmanagement vorm krijgen en wie de uitvoering op zich neemt.
Gebruik van ervaringen De Wmo-raad in Apeldoorn heeft handig gebruikgemaakt van de ervaringen die een Wmo-raadslid in zijn eigen vrijwilligersverleden had opgedaan. Het leverde een hele nieuwe wervingsaanpak op en meer aandacht voor de inwerkperiode van nieuwe leden. Zo staat in het kennismakingsgesprek het onderwerp ‘motivatie’ centraal, krijgt een nieuw lid tijdens een eerste proefperiode een buddy, en is er na drie maanden een tussentijds gesprek om te evalueren hoe het werk bevalt. ‘Buurten’ bij andere vrijwilligersorganisaties kan dus zeer vruchtbaar zijn voor de Wmo-raad.
* * * 10 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Stap 1: Binnenhalen nieuwe Wmo-raadsleden Nieuwe Wmo-raadsleden binnenhalen kan op verschillende manieren. De persoonlijke benadering en mensen persoonlijk
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
vragen actief te worden, is het meest effectief. Maar als u een diverse samenstelling wilt creëren, een ander type vrijwilliger
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
of andere competenties in huis wilt halen, kunt u de werving van nieuwe Wmo-raadsleden daar meer op inrichten. De truc daarbij is om niet langer vanuit de Wmo-raad te denken, maar u te verplaatsen in de wensen, behoeften en competenties van de Wmo-raadsleden die u zoekt. Door met een basisprofiel te werken, houdt u eenheid in de basiscompetenties die belangrijk zijn voor het gezamenlijk functioneren van de Wmo-raad. Voor specifieke taken, zoals
4. Evaluatie
21
pr en communicatie, kunt u vervolgens op zoek gaan naar de benodigde aanvullende competenties.
Gezamenlijk basisprofiel Het cliëntenplatform in Roermond heeft voor het werven van nieuwe raadsleden eerst gezamenlijk een basisprofiel vastgesteld. Zij zijn op zoek naar raadsleden met:
* een brede maatschappelijke betrokkenheid en kennis van lokale samenleving en doelgroepen
* een helikopterview die het overstijgend belang in ogenschouw kan nemen * een maatschappelijk netwerk in Roermond * een positief kritische houding waarin mogelijkheden en kansen worden benut * een communicatieve en zakelijke instelling * goede samenwerkingscapaciteiten en karakter van een teamplayer
De ruil Benader de werving als een ruilsituatie. Zowel de Wmo-raad als de vrijwilligers hebben iets te bieden. Nu is het zaak om een succesvolle ruil te creëren waarin voor beide partijen een win-winsituatie ontstaat. Het vrijwilligerswerk moet enerzijds bijdragen aan de doelen van de Wmo-raad, en anderzijds aan die van de vrijwilliger. U wilt natuurlijk ook dat de inzet van de Wmo-raadsleden volledig tot zijn recht komt en optimaal wordt benut voor de doelen van de Wmo-raad. In de ruil zijn twee elementen van belang: ken uw Wmo-raad en ken uw potentiële Wmo-raadsleden Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 11 *
**
Ken uw Wmo-raad Wat heeft uw Wmo-raad eigenlijk te bieden? Probeer deze vraag voor uzelf te beantwoorden. Deze informatie kunt u namelijk gebruiken in uw wervingsboodschap, waarover later meer. Als u wilt nagaan wat een Wmo-raad te bieden heeft, kunt u denken aan het volgende:
* kennis en inzicht in de werkwijze van de gemeente * inspraak in gemeentelijk beleid * beleid (mede) maken * eigen kennis en ervaring kunnen inzetten voor de maatschappij * erkenning van de ervaringsdeskundigheid * eigen ambitie kunnen vormgeven * invloed kunnen uitoefenen * prettige werksfeer binnen de Wmo-raad * samenwerken aan een breder advies of belang.
Ken uw potentiële Wmo-raadsleden Wat is de motivatie van uw Wmo-raadsleden om zich als vrijwilliger binnen uw Wmo-raad in te zetten? Probeer ook deze vraag voor uzelf of gezamenlijk binnen de Wmo-raad te beantwoorden. De antwoorden kunt u weer gebruiken in uw wervingsboodschap. De motivatie van Wmo-raadsleden om zich als vrijwilliger in te zetten binnen een Wmo-raad zijn heel verschillend. Motivaties die vaak worden genoemd zijn:
* invloed kunnen uitoefenen * ruimte voor persoonlijke ontwikkeling of om te kunnen groeien * bijdragen aan een betere samenleving * kunnen opkomen voor een doelgroep of achterban * erkenning van de ervaringsdeskundigheid * staat goed op het cv.
* * * 12 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Sluit in de werving aan bij motivatie van de raadsleden Mensen hebben verschillende motieven om vrijwilligerswerk te doen en zich in te zetten als Wmo-raadslid. De één vindt het een morele plicht of wil een maatschappelijke bijdrage leveren. De ander doet het voor zijn plezier of omdat hij er wijzer van wordt. In de praktijk blijkt er altijd sprake te zijn van een motivatiemix: er zijn zowel externe als interne drijfveren waardoor iemand zich wil inzetten en ook actief blijft als vrijwilliger. Deze drijfveren kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld: 1. Het is juist: de belangrijkste drijfveer is plichtsbesef. De betrokkene vindt dat het hoort. Hij vindt het bijvoorbeeld belangrijk om de belangen van de achterban te behartigen. 2. Het is leuk: de belangrijkste drijfveer is het plezier dat iemand aan vrijwilligerswerk beleeft, aan de samenwerking met anderen en de inhoud van het werk. 3. Het loont: de belangrijkste drijfveer is wat het de vrijwilliger persoonlijk oplevert. Bijvoorbeeld het opdoen van ervaring, erkenning vanuit de omgeving of mogelijkheden om zijn netwerk te vergroten. Door mensen op de juiste motivatie aan te spreken, slaagt u er eerder in nieuwe Wmoraadsleden te werven (van het type dat u zoekt). Motivaties die van binnenuit komen (‘juist’, ‘plezier’) zijn een sterkere motivatie om Wmo-raadsleden aan de Wmo-raad te binden. Sommige typen vrijwilligers voelen zich echter eerder aangesproken op stimulansen/ beloningen die voortvloeien uit het vrijwilligerswerk. Bijvoorbeeld de ervaring die zij kunnen opdoen of de studiepunten die zij kunnen behalen. De kunst is om in de werving verschillende motivaties aan te spreken en ook nadat u de vrijwilliger hebt binnengehaald zicht te houden op verschuivingen van motivaties.
Verschillende motivaties Veel Wmo-raden ervaren een tekort aan jonge raadsleden. Hoewel motivaties altijd per persoon verschillen, worden jongeren vaak op een andere motivatie aangesproken dan de oudere vrijwilligers. Waar vrijwilligers van boven de 50 vooral actief zijn binnen de Wmo-raad omdat het ‘juist’ is, zullen jongeren eerder worden aangesproken omdat zij het leuk vinden om kennis en ervaring op te doen. Daarnaast staat lid van de Wmo-raad ook leuk op hun cv. Jongeren, studenten of young professionals zullen dus eerder op de ‘loont’-motivatie aangesproken worden dan de oudere Wmo-raadsleden. Welke motivatie spreekt uw Wmo-raad aan in de werving?
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 13 *
**
Benoem taken zo concreet mogelijk Zware functieomschrijvingen waarin mensen tien verschillende taken moeten oppakken, schrikken af. Knip de functieomschrijvingen daarom op in verschillende taken/activiteiten en benoem deze zo concreet mogelijk. Hierdoor kunnen de taken over meerdere mensen worden verdeeld en wordt de functie aantrekkelijker.
Taakomschrijving voorzitter
Opgeknipte taakomschrijving
1. Organiseren, coördineren en
Pakket A: Voorzitter
inhoudelijk voorbereiden van vergaderingen van de Wmo-raad
1. Leiding geven aan vergaderingen van de Wmo-raad
2. Peilen van meningen en het trachten te bereiken van concensus en het meedelen van uitslagen van
2. Peilen en stroomlijnen van meningen en visies op beleidsontwikkelingen
stemmingen 3. Coördineren, bewaken en rapporteren van formele advisering aan de gemeente 4. Vertegenwoordigen van Wmo-raad in externe contacten 5. Vormgeven, bewaken en uitvoeren van vrijwilligersmanagement binnen de Wmo-raad 6. Zorg dragen voor totstandkoming van het werkplan en jaarverslag van de Wmo-raad
3. Coördineren van advisering aan de gemeente 4. Vertegenwoordigen van Wmo-raad in contacten Pakket B: Door ander raadslid en/of secretaris 1. Organiseren en voorbereiden van vergaderingen 2. Volgen en rapporteren over voortgang en afhandeling van uitgebrachte adviezen 3. Jaarlijks opstellen van een werkplan en jaarverslag Pakket C: Door ander raadslid 1. Vormgeven, bewaken en uitvoeren van vrijwilligersmanagement binnen de Wmo-raad
Voorbeeld uitgebreide en opgeknipte taakomschrijving
* * * 14 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Nieuwe doelgroepen vrijwilligers bereikt u door gerichte wervingsacties uit te zetten maar vooral door andere vormen van vrijwilligerswerk in te zetten of taken/activiteiten zo aan te bieden dat zij aantrekkelijk zijn voor deze specifieke doelgroep. Andere doelgroepen vrijwilligers kunnen immers andere wensen/
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
behoeften ten aanzien van het vrijwilligerswerk hebben dan de Wmo-raad op dit moment aanbiedt. Daardoor ontstaat er een
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
mismatch in de ruil. Bedenk bij het werven van nieuwe mensen of er ook laagdrempelige manieren zijn om nieuwe vrijwilligers kennis te laten maken met de Wmo-raad. Bijvoorbeeld door deel te nemen aan een klankbordgroep, een tijdelijk project of een werkgroep. Een gevarieerder aanbod aan activiteiten zorgt ervoor dat mensen zich eerder als vrijwilliger inzetten. Daarna is het de uitdaging om deze mensen warm te maken voor het Wmo-lidmaatschap met zwaardere verantwoordelijkheden.
4. Evaluatie
21
Meer weten? De Wervingscirkel is een praktisch instrument om de werving vorm te geven. In bijlage 2 beschrijven we de Wervingscirkel stap voor stap, met concrete voorbeelden als toelichting.
Stap 2: Begeleiden op maat Begeleiding in het werk is belangrijk. Om de kwaliteit van de inzet te waarborgen, maar ook om de Wmo-raadsleden tevreden te houden. Er worden namelijk steeds meer eisen gesteld aan Wmo-raden. Daarbij ligt de uitdaging in het aantrekkelijk houden van het werk en mensen niet te zwaar te belasten of te overvragen. Bied altijd begeleiding op maat. Wmoraadsleden werken het liefst zelfstandig en zitten niet te wachten op iemand die continu over hun schouders meekijkt. Geef mensen daarom voldoende vrijheid, maar zorg ervoor dat de randvoorwaarden om optimaal te kunnen presteren goed zijn ingevuld. Vrijwilligers willen dat zaken goed geregeld zijn, dat duidelijk is wat wanneer van hen verwacht wordt, en dat ze een duidelijk aanspreekpunt hebben.
Inwerkperiode Spreek met nieuwe vrijwilligers een inwerkperiode af, bijvoorbeeld van twee maanden. Als het werk in de praktijk toch niet is wat men er vooraf van verwacht, of veel meer vraagt dan men Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 15 *
**
kan bieden, kan de motivatie voor het werk in de Wmo-raad al snel afnemen. Vooral de eerste maanden kunnen cruciaal zijn voor het behoud van een nieuw lid. Vaak kost het mensen even wat tijd om zich thuis te gaan voelen in een nieuwe situatie. Stel daarom een inwerkpakket samen waarin de belangrijkste informatie over de Wmo-raad, het werk, de afspraken en werkprocessen is opgenomen.
Meer weten? In bijlage 3 kunt u lezen hoe u in de begeleiding kunt inspelen op de wensen en behoeften van verschillende typen vrijwilligers.
Vast contactpersoon Nieuwe leden vinden het vaak prettig als zij een vast contactpersoon hebben aan wie zij hun vragen kunnen stellen of die hen op weg helpt het werk uit te voeren. Dit kan gewoon een ervaren collega uit de Wmo-raad zijn en dit hoeft bijvoorbeeld niet altijd de voorzitter te zijn. De contactpersoon ondersteunt (indien nodig) het nieuwe lid in het werk bijvoorbeeld door samen even de vergaderingen voor te bereiden, de achtergrond van een beleidsstuk te schetsen en vragen te beantwoorden. Maar de contactpersoon houdt ook in de gaten of de werkzaamheden nog voldoende aansluiten bij de verwachtingen van het Wmo-raadslid. Af en toe even vragen hoe het gaat, of iemand nog iets nodig heeft of iets wil weten, is een belangrijke voorwaarde om als nieuw Wmo-raadslid snel volwaardig mee te kunnen doen in de groep.
Helder takenpakket Zorg voor een helder takenpakket. Dit doet u door het takenpakket bij aanvang beperkt in te vullen en het af te stemmen met de nieuwe vrijwilliger. Hierdoor voorkomt u ook dat mensen worden afgeschrikt door de hoeveelheid werk. Na de inwerkperiode kan het definitieve takenpakket worden samengesteld. Op dat moment heeft het Wmo-raadslid namelijk vaak een beter beeld van wat het werk inhoudt en wat de mogelijkheden zijn.
Let op de werklast van de Wmo-raad De Wmo-raad in Apeldoorn heeft een onafhankelijke voorzitter en een dagelijks bestuur. De verschillende raadsleden zijn verdeeld over drie werkgroepen: een werkgroep Informele zorg, een werkgroep Formele zorg en een werkgroep Wonen, Leefomgeving en Mobiliteit. Iedere werkgroep heeft een eigen woordvoerder. Deze woordvoerders bepalen samen met het dagelijks bestuur de vragen en taken die door de Wmo-raad worden opgepakt. Door kritisch te kijken naar de taken en adviesvragen, wordt overbelasting van de individuele Wmo-raadsleden voorkomen.
* * * 16 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Stap 3: Belonen op maat Bij belonen denken veel mensen aan geldelijke beloning. Zaken als verzekering en onkostenvergoeding horen zeker op orde en duidelijk te zijn, maar het belonen van de inzet van vrijwilligers
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
is veel breder. Beloning van vrijwilligers vindt vooral plaats in de vorm van waardering en erkenning van hun inzet. Organisaties
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
die de inzet van hun vrijwilligers serieus nemen, laten regelmatig hun waardering blijken. Bijvoorbeeld door begeleiding te bieden, maar ook door af en toe een borrel of uitje te organiseren. Het zijn simpel te organiseren zaken, maar cruciaal voor de gevoelde erkenning en waardering bij de Wmo-raadsleden. Deze kleine uitingen van waardering dragen ertoe bij dat de Wmoraadsleden voldoening putten uit hun werk.
Passende beloning
4. Evaluatie
21
Sluit in de manier van beloning aan op de behoeften van de vrijwilligers. Niet alle Wmo-raadsleden hebben namelijk dezelfde behoeften. Inventariseer daarom vooraf wat een Wmo-raadslid uit zijn inzet wil halen en help hem deze doelen te bereiken. Dit is de beste manier van belonen. Een passende wijze van beloning kan bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het volgen van scholing zijn, of het geven van referenties ten behoeve van een baan. Passende beloning hoeft niet altijd veel geld te kosten. Veel Wmo-raadsleden worden bijvoorbeeld als raadslid actief omdat zij dit als een erkenning van hun kennis en ervaring zien en omdat het hun de mogelijkheid biedt invloed uit te oefenen op het gemeentelijk beleid. Een passende beloning voor hun inzet is bijvoorbeeld dat deze kennis en ervaring door de gemeente wordt erkend. In de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat Wmo-raadsleden regelmatig overleg en persoonlijk contact met de wethouders ook als beloning ervaren.
Persoonlijke aandacht Onderschat niet de persoonlijke kant van waardering als belangrijke stimulans voor de betrokkenheid van Wmo-raadsleden. Een verjaardagskaart, een belletje of bloemetje bij ziekte, verlies of belangrijke momenten in het leven symboliseren de aandacht voor de persoon achter de vrijwilliger en zijn allemaal voorbeelden van waardering en beloning. Evenals het samen vieren van successen. Een andere manier van waardering en beloning is het organiseren van gezamenlijke activiteiten. Een jaarlijks etentje met de Wmo-raadsleden, een gezamenlijk uitje naar musea, theater of ander evenement is niet alleen belangrijk als uiting van waardering, maar verstrekt Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 17 *
**
ook de onderlinge band tussen Wmo-raadsleden. Met deze activiteiten wordt er een gevoel van gezamenlijkheid gecreëerd die ook weer van meerwaarde is voor het werk binnen de Wmo-raad. Spreek in ieder geval af wie binnen de Wmo-raad verantwoordelijk is voor het ‘belonen’. Op deze manier wordt de beloning meer gestructureerd vorm gegeven.
Het nuttige met het aangename verenigd De gemeente Teylingen en het Wmo-platform Teylingen erkennen en waarderen de inzet en kennis van hun platformleden op een bijzonder constructieve manier. Zij hebben samen een bijeenkomst georganiseerd waarin het werk gecombineerd is met plezier. Met de wethouder, de beleidsambtenaren, de huidige platformleden maar ook de vertrekkende en nieuwe platformleden is eerst de gang van zaken binnen het platform geëvalueerd. Vervolgens is op basis van deze evaluatie gebrainstormd over de nieuwe ambitie van het Wmo-platform en wat er nodig is om deze nieuwe ambitie te kunnen realiseren. Op deze manier is dankbaar gebruikgemaakt van de kennis, ervaring en inzichten van de zittende platformleden maar ook van de vertrekkende en nieuwe platformleden. Als afsluiting van de bijeenkomst heeft de wethouder namens de gemeente zijn waardering uitgesproken voor het werk van het Wmo-platform. Met een dankwoord, attentie en etentje is er afscheid genomen van de vertrekkende platformleden. Zo combineert Teylingen het evalueren van het functioneren van het platform met het waarderen van de inzet van Wmo-raadsleden.
Stap 4: Behouden van Wmo-raadsleden Een nieuw lid binnenhalen is één ding, een Wmo-raadslid behouden is iets anders. Aandacht voor de motivatie van mensen, voor de werklast en voor persoonlijke ontwikkeling zijn belangrijke aandachtsgebieden in het behouden van Wmo-raadsleden. Daarnaast vinden vrijwilligers inspraak in de organisatie en in het werk belangrijk en zorgen nieuwe uitdagingen en flexibele mogelijkheden ervoor dat het werk aantrekkelijk voor hen blijft.
Managen van motivatie Het behouden van Wmo-raadsleden is het managen van motivatie, want motivaties kunnen verschuiven. Het kan zijn dat ‘loont’ of ‘juist’ in het begin de bepalende motivatie is, maar dat door het deelnemen aan de Wmo-raad en de groepssfeer de motivatie ‘leuk’ veel sterker wordt (zie voor de verschillende drijfveren de paragraaf ‘Sluit in de werving aan bij de motivatie van de raadsleden’ bij stap 1). Goed aansluiten bij de motivatie van Wmo-raadsleden is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van actieve mensen binnen de Wmo-raad. Het ene lid is tevreden als hij precies weet wat er van hem verwacht wordt en verder zijn
* * * 18 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
eigen gang kan gaan. Het andere lid zoekt uitdaging en is snel uitgekeken op het steeds herhalen van dezelfde activiteit. Een gevarieerd aanbod van taken, persoonlijke aandacht, uitdaging en gericht inspelen op de wensen van Wmo-raadsleden houdt hen betrokken en gemotiveerd voor het werk.
Regelmatige tevredenheidstoets
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
Stap 1: Binnenhalen
11
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
Voer regelmatig een tevredenheidstoets uit. Ook Wmoraadsleden die al langer actief zijn binnen de Wmo-raad kunnen behoefte hebben aan wat meer begeleiding of aandacht voor hun werksituatie. Soms verandert de persoonlijke situatie van een lid, waardoor hij meer of minder tijd heeft om aan de activiteiten te besteden. Misschien is iemand uitgekeken op het thema waar hij oorspronkelijk voor bij de Wmo-raad kwam, en wil hij wel eens een nieuwe uitdaging of een nieuw werkveld verkennen. Ook nieuwe ontwikkelingen van buitenaf, zoals
4. Evaluatie
21
de decentralisaties of de kanteling binnen de Wmo, kunnen aanleiding zijn om te bekijken welke nieuwe kennis en dus deskundigheidsbevordering er nodig is.
Aandacht voor het collectief functioneren Ook voor het groepsproces en de werksfeer is het goed om regelmatig stil te staan bij de werkwijze en het collectief functioneren van Wmo-raadsleden. Bijvoorbeeld door middel van een jaarlijkse evaluatiebijeenkomst. Heeft iedereen nog het gevoel dat de Wmo-raad aandacht schenkt aan de goede thema’s? Kan iedereen zich nog vinden in de visie, ambitie en rollen van de Wmo-raad en de invulling van zijn eigen rol en taken? Klopt de balans nog tussen de hoeveelheid taken en de tijd en energie die de Wmo-raad in zijn raadswerk wil en kan steken? Ook op deze manier zorgt de Wmo-raad ervoor dat mensen voldoening uit het werk blijven putten. Mensen die rondlopen met het idee dat ze niet gehoord of gezien worden, verliezen hun motivatie en hun binding met de Wmo-raad en kunnen zo ongewild buiten beeld raken.
Wmo-raad Duiven De Wmo-raad Duiven houdt ieder jaar een evaluatie over het functioneren van de raad. Hierbij worden de resultaten van het afgelopen jaar besproken; wat is er bereikt en welke rol heeft de Wmo-raad gehad binnen de gemeente? Dit is ook het moment waarop gezamenlijk wordt geëvalueerd of iedereen goed functioneert en tevreden is over zijn werk en taken.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 19 *
**
Stap 5: Beëindigen van relatie Er komt een moment dat de relatie tussen het lid en de Wmo-raad wordt beëindigd. Soms op eigen initiatief van het raadslid, soms op initiatief van de Wmo-raad. Het beëindigen van de relatie is de laatste maar zeer belangrijke stap in vrijwilligersmanagement. Door de relatie netjes af te sluiten en afscheid te nemen, zorgt de Wmo-raad ervoor dat het lid ook als hij gestopt is met lof over de Wmo-raad blijft spreken. Geen betere reclame dan mond-tot-mondreclame.
Exitgesprek Vergeet niet een exitgesprek met het vertrekkende lid te voeren. Hij heeft een schat aan belangrijke informatie en ervaring, die ook voor zittende en nieuwe Wmo-raadsleden van belang is. Een exitgesprek waarin u de inzet en ervaringen van het Wmo-raadslid evalueert, levert u zeer waardevolle informatie op. Vraag daarom altijd naar de redenen waarom mensen willen stoppen, en welke verbetersuggesties zij hebben voor het werk en/of de Wmo-raad. U krijgt hierdoor niet alleen beter zicht op wat eventueel verbeterd kan worden, maar ook wat goed verloopt. Met deze informatie kunt u het vrijwilligersmanagement verder doorontwikkelen en beter verwachtingsmanagement voeren voor nieuwe Wmo-raadsleden. Daarnaast biedt een exitgesprek de mogelijkheid om een laatste check uit te voeren of alles goed is afgesloten en overgedragen. U wilt natuurlijk voorkomen dat zaken niet zijn overgedragen of dat de Wmo-raad na enkele weken een onaangename verrassing te wachten staat. Bespreek ook met het vertrekkende Wmo-raadslid hoe hij afscheid van het werk wil nemen. Wil hij een officieel afscheid, bijvoorbeeld met de wethouder om het Wmo-raadslid voor zijn inzet te bedanken? Of heeft hij meer behoefte aan informeel afscheid met zijn collega-raadsleden van de Wmo-raad? Een passend afscheid is een mooie blijk van waardering voor de inzet van mensen.
Veelzijdige betrokkenheid creëren Afscheid nemen betekent niet dat het vertrekkende Wmo-raadslid op geen enkele manier betrokken wil blijven. Er zijn immers verschillende manieren waarop mensen actief kunnen zijn voor de Wmo-raad. Bijvoorbeeld als ambassadeur, als extern adviseur of als lid van een werkgroep. Als de Wmo-raad iemand graag wil behouden, is het goed om te vragen of hij nog betrokken wil blijven bij de Wmo-raad en op welke manier hij dat zelf graag zou willen. Uiteraard is het daarna niet de bedoeling dat men dagelijks nog de deur bij elkaar plat loopt. Maar op incidentele basis zijn mensen vaak nog wel bereid om zich voor de goede zaak in te zetten. Door het nadrukkelijk te bespreken, zet u de deur van de Wmo-raad op een kier, waardoor het voor de vertrekkende persoon gemakkelijk is om zich incidenteel in te zetten of terug te keren.
* * * 20 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
4. Evaluatie Het is aan te raden om de nieuwe werkwijze in vrijwilligersmanagement na ongeveer een jaar te evalueren. Dat levert u waardevolle informatie op, op basis waarvan u verbeteringen
1. Inleiding
4
2. Visie, ambitie en rollen
6
3. Vrijwilligersmanagement
9
in de uitvoering van vrijwilligersmanagement kunt doorvoeren. Vergeet niet ook de gemeente in deze evaluatie te betrekken.
Stap 1: Binnenhalen
11
De kwaliteitscirkel van Deming is een handig hulpmiddel om de
Stap 2: Begeleiden
15
Stap 3: Belonen
17
Stap 4: Behouden
18
Stap 5: Beëindigen
20
evaluatie vorm te geven. Deze gaat uit van het principe dat er telkens vier stappen worden gezet. Wanneer deze stappen elkaar in een cirkel opvolgen, blijft kwaliteitsverbetering voortdurend onder de aandacht en wordt het vrijwilligersmanagement verder doorontwikkeld.
4. Evaluatie
Plan
Do
21
Plan: maak (verbeter)plannen en formuleer doelstellingen Do: voer de plannen uit en monitor de doelstellingen Check: meet het resultaat en toets deze aan vastgestelde doelstellingen
Act
Check
Act: stuur plannen bij aan de hand van resultaten bij Check
Kwaliteitscirkel van Deming In de evaluatie kunnen de volgende punten aan de orde komen:
* Inventarisatie van de bestaande situatie: * Hoeveel Wmo-raadsleden zijn er werkzaam? * Welke taken vervullen zij? * Welke vacatures/taken zijn moeilijk in te vullen? * Hoeveel nieuwe mensen zijn er bijgekomen en hoeveel mensen hebben er afscheid genomen?
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 21 *
**
* Effectmeting: * Wat vinden de Wmo-raadsleden van het werk / de samenstelling / de competenties van de Wmo-raad?
* Wat is de mening van de gemeente over deze drie punten? * Wat vinden de Wmo-raadsleden van hun taken en de werkomstandigheden? * Hoe tevreden zijn de Wmo-raadsleden over de onderlinge samenwerking in de Wmo-raad?
* Hoe tevreden zijn de Wmo-raadsleden over het contact en de relatie met de gemeente? * Welke verbetersuggesties hebben zij? Deze punten kunnen in een individueel gesprek met de Wmo-raadsleden, de beleidsmedewerker, het college en/of de gemeenteraad worden geïnventariseerd. Maar er kan ook voor worden gekozen om een evaluatieformulier per mail of post te verspreiden. Of om een gezamenlijke bijeenkomst te organiseren.
* * * 22 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Bijlage 1 Het Vrijwilligerskwadrant Om te kijken welke type vrijwilliger nu vooral binnen de Wmo-raad vertegenwoordigd is, kunt u gebruikmaken van Het Vrijwilligerskwadrant.
Uitdaging Vrijwilligerswerk biedt mogelijkheden
Ego gericht
Ondernemer
Stimulator
Zelfbevestiging Bekwaamheid
Omgevingsgericht Aanpassen Acceptatie
Regelaar
Dienstverlener
Veiligheid Vrijwilligerswerk is een doel op zich en biedt zekerheid
Het Vrijwilligerskwadrant met vier typen vrijwilligers Er zijn grofweg vier typen vrijwilligers. Bij een individuele vrijwilliger is vaak een combinatie van verschillende typen herkenbaar: 1. Ondernemers (zelf/uitdaging) zien vrijwilligerswerk als een uitdaging en een manier om zichzelf te ontwikkelen. Zij zijn meer gericht op zelfbevestiging dan op acceptatie door anderen. Zij hebben een actieve en initiatiefrijke houding. Specifieke kwaliteiten zijn: ambitieus, overtuigingskracht, zelfverzekerd, organisatietalent, initiatiefrijk, zelfstandig, avontuurlijk, inventief. 2. Stimulatoren (omgeving/uitdaging) zien vrijwilligerswerk eveneens als een omgeving vol kansen, maar daarbij hebben zij behoefte aan acceptatie en erkenning van hun omgeving. Specifieke kwaliteiten zijn: energiek, vermogen goed te luisteren, bemiddelaar, tactvol, flexibel, inlevingsvermogen, inspirerend, vermogen aan te sturen, vermogen te begeleiden. 3. Dienstverleners (omgeving/veiligheid) zoeken in hun vrijwilligerswerk rust en zekerheid. Evenals stimulatoren zijn ze gericht op sociale acceptatie. Zorg voor anderen en waardering Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 23 *
**
zijn voor hen van belang. Specifieke kwaliteiten zijn: bescheiden, praktisch, behulpzaam, rustig, zorgzaam, doelgericht, trouw, inlevingsvermogen. 4. Regelaars (zelf/veiligheid) zoeken, net als dienstverleners, rust en zekerheid in hun vrijwilligerswerk. Zij zijn erg betrokken bij de organisatie en trekken graag verantwoordelijkheid en controle naar zich toe, waarbij zij meer gericht zijn op zichzelf, dan op de sociale omgeving. Specifieke kwaliteiten zijn: ordelijk, oplettend, gedisciplineerd, bedachtzaam, serieus, zorgvuldig, toegewijd, zelfstandig. In de werkbijeenkomsten met Wmo-raden en gemeenten kwam naar voren dat Wmo-raden veelal regelaars en dienstverleners aantrekken. Gezien de ambitie en nieuwe rol(len) van Wmo-raden, zijn zij echter meer op zoek zijn naar het type ondernemer of stimulator.
Meer weten? Meer informatie over Het Vrijwilligerskwadrant vindt u in de e-learningmodule Vinden en binden van vrijwilligers die gratis te volgen is via www.vrijwilligerswerkacademie.nl. Hier vindt u ook de vragenlijst die u kunt gebruiken om de verschillende typen vrijwilligers binnen de Wmo-raad in kaart te brengen (in de rubriek ‘Meer lezen’ onder ‘Vrijwilligersmanagement’).
* * * 24 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Bijlage 2 De Wervingscirkel In deze bijlage ziet u hoe u het instrument De Wervingscirkel kunt inzetten voor vrijwilligersmanagement in uw Wmo-raad. We lichten de stappen toe met concrete voorbeelden. In De Wervingscirkel doorloopt u zes stappen: doel, doelgroep, unique selling points (USP’s oftewel unieke verkooppunten), boodschap, middel/activiteit en organisatie. Hoe gaat u het organiseren?
Welke weg volgt u?
Wat wilt u bereiken?
De Wervingscirkel
Wie wilt u bereiken?
Wat en hoe wilt u het vertellen?
Wat zijn uw unieke punten?
De Wervingscirkel
Stap 1: Doel Start de werving met uw doelbepaling: Wie hebt u nodig om de taken goed uitgevoerd te krijgen in combinatie met uw nieuwe ambitie en rollen? Als het goed is, hebt u de taken waarvoor u mensen wilt werven reeds beschreven. Dit is de eerste stap om te bepalen wat het doel is van de werving. Beschrijf vervolgens wat de gewenste situatie is. Welk doel hebt u voor ogen? Hoeveel mensen wilt u bijvoorbeeld werven? Om succesvol te kunnen werven, is het belangrijk om het doel van de werving precies vast te stellen. Het doel bepaalt namelijk hoe de volgende stappen worden ingevuld.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 25 *
**
Voorbeeld De Wmo-raad zoekt één nieuw lid, ondernemend en creatief van aard die de pr en communicatie vanuit de Wmo-raad kan verbeteren en het werk van de Wmo-raad lokaal beter zichtbaar kan maken.
Stap 2: Doelgroep Wat voor vrijwilliger zoekt u? Denk daarbij aan leeftijd, opleiding, sekse of type vrijwilliger. En wat moet hij kunnen? Aan welke kwaliteiten, kennis, ervaring en beschikbaarheid denkt u? Ga in deze stap ook na of u eventueel nieuwe bronnen van vrijwilligers wilt aanboren, bijvoorbeeld jongeren of allochtonen. Dit bepaalt namelijk ook hoe de volgende stappen het beste ingevuld kunnen worden. Overigens is werven op doelgroep niet zinvol als organisatie en taken niet toegesneden zijn op deze doelgroep. De kans dat u deze vrijwilligers vindt en aan uw Wmo-raad weten te binden, is dan erg klein omdat zij zich niet op een manier kunnen inzetten die aansluit bij hun wensen, behoeften of motivaties.
Voorbeeld De Wmo-raad zoekt één nieuw lid, liefst vrouwelijk, in de leeftijd van 30-50 jaar die ondernemend, creatief en zakelijk van aard is. Naast kwaliteiten als een brede maatschappelijke betrokkenheid, een lokaal maatschappelijk netwerk, in staat zijn signalen te vertalen en het algemeen belang in ogenschouw te nemen is de Wmoraad bij kandidaten op zoek naar specifieke kennis en ervaring op het terrein van pr en communicatie. De gevraagde tijdsinvestering is ongeveer een dag per maand en is flexibel in te delen. Wel wordt er van het nieuwe raadslid verwacht actief deel te nemen aan de vergaderingen die één keer per maand plaatsvinden.
Stap 3: Unique selling points (USP’s) Bepaal wat de unieke verkooppunten van uw Wmo-raad zijn. Er zijn voor burgers talloze mogelijkheden om als vrijwilliger in de gemeente aan de slag te gaan. En de Wmo-raad vist in een vijver waar ook alle andere organisaties hun vrijwilligers proberen te vangen. Daarom is het belangrijk om in een vacaturetekst de nadruk te leggen op de unieke punten van de Wmoraad. Kijk hiervoor naar de antwoorden die u kunt geven op de vraag ‘Wat heeft uw Wmo-raad eigenlijk te bieden?’. En bepaal vervolgens waar uw raad zich mee onderscheidt van de rest en voor welk type vrijwilliger dat interessant is. De USP’s kunnen namelijk per doelgroep verschillen. Voor jongeren gelden bijvoorbeeld andere unieke verkooppunten dan voor oudere vrijwilligers. Als een Wmo-raad als doel heeft meer jongeren te werven, maar de geformuleerde USP’s niet aansluiten bij hetgeen jongeren aanspreekt, is het zaak de USP’s anders te formuleren.
* * * 26 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Voorbeeld Onze USP’s zijn:
* Invloed uitoefenen op gemeentelijk beleid * Uitdagende functie met veel mogelijkheden om het werk naar eigen inzicht uit te voeren
* Kennis en ervaring inzetten voor de lokale samenleving * Pr en communicatie voor de Wmo-raad vanaf de start opbouwen * Lokaal netwerk verbreden
Stap 4: Boodschap Ga aan de slag en formuleer een aansprekende wervingsboodschap. Verplaats u hiervoor in het nieuwe Wmo-raadslid dat u zoekt en formuleer wat u hem te bieden hebt. Houd bij het formuleren van de boodschap rekening met wat de vastgestelde doelgroep aanspreekt. Denk bijvoorbeeld aan woordkeus, taalgebruik, motivaties, normen en waarden en interesses. De wervingsboodschap is de basis voor de vacaturetekst. Om de aandacht vast te houden, is een pakkende titel belangrijk.
Voorbeeld * Bent u ondernemend van aard en maatschappelijk betrokken? Word Wmo-raadslid. * Weet u wat onze gemeente nodig heeft? Zet uw kennis en ervaring in en word lid van onze Wmo-raad!
* Springplank naar een politieke carrière, kom bij ons werken! * Ben jij de creatieveling die de pr & communicatie van onze Wmo-raad wil vormgeven?
* Wil jij je zakelijke kennis en ervaring inzetten voor de Roermondse samenleving?
Beschrijf vervolgens kort en aantrekkelijk wat het werk van de Wmo-raad inhoudt, wat de Wmo-raad te bieden heeft en wat de raad verwacht van het nieuwe raadslid. Geef ook aan waar geïnteresseerde kandidaten meer informatie kunnen vinden. Aanvullende informatie zoals de volledige vacaturetekst, het profiel en meer informatie over de procedure, kunnen beter elders op de website worden geplaatst in plaats van alles in één keer te willen communiceren.
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 27 *
**
Voorbeeld vacaturetekst Bent u op zoek naar:
* Een leidinggevende taak * Een manier om uw maatschappelijke betrokkenheid te tonen * Werk waarin u uw kennis en ervaring kunt inzetten voor verbetering van gemeentelijk beleid? Wij bieden u een interessante voorzittersfunctie aan bij Wmo-raad Roermond. De Wmo-raad adviseert het College van Burgemeester en Wethouders over de verschillende thema’s en beleidsvelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit doet de Wmo-raad o.a. door tijdig knelpunten in de lokale samenleving te signaleren, contacten te onderhouden met burgers en organisaties en actief mee te denken in de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Taken zijn o.a.:
* Leiding geven aan de vergaderingen * Het peilen en stroomlijnen van meningen en visies op beleidsontwikkelingen * Het coördineren van advisering aan de gemeente * Het vertegenwoordigen van de Wmo-raad * Het opbouwen en onderhouden van het netwerk U kunt uw tijd flexibel indelen en gemaakte onkosten worden vergoed. Hebt u interesse? Neem dan contact op met …, vervangend voorzitter, via: …
Stap 5: Middel/activiteit In stap 5 bepaalt u de manier waarop u ervoor gaat zorgen dat de boodschap bij de juiste potentiële vrijwilligers terechtkomt. Welk middel gaat u bijvoorbeeld inzetten (bijvoorbeeld persoonlijke werving, website, posters, folders of stickers) en welke activiteiten gaat u concreet ondernemen? Zeker wanneer nieuwe doelgroepen of andere typen vrijwilligers en competenties gewenst zijn binnen de Wmo-raad, is het raadzaam om goed na te denken over hoe de werving dan het beste kan worden uitgevoerd. Waar vindt u bijvoorbeeld de groepen die nu nog onvoldoende vertegenwoordigd zijn, zoals jongeren, of mensen met een beperking? Hoe bereikt u die ervaren voorzitter, die de competenties en kwaliteiten heeft om effectief vergaderingen te leiden, het proces te bewaken en iedereen binnen de raad gemotiveerd en betrokken te houden? Denk hierbij ook buiten de gebaande wegen. Bedenk wat de gewenste doelgroep leest, hoort, raakt en interesseert en waar u die kunt bereiken. Daardoor zorgt u ervoor dat de
* * * 28 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
boodschap ook daadwerkelijk bij de doelgroep aankomt. Bijvoorbeeld via: Onderwijsinstelling
* Winkelcentrum * Wachtkamer tandarts * Rotary Club * Jongeondernemersvereniging * Sportvereniging * Studentenvereniging * Huis-aan-huisbladen Veel Wmo-raden werven hun nieuwe leden via een oproep op de gemeentelijke website, de lokale stadsbladen en via een eigen website. Hiermee bereiken ze op een snelle manier de mensen in buurt en wijk die geïnteresseerd zijn in de gemeentelijke ontwikkelingen, die actief volgen wat er in de gemeente gebeurt. Maar op het moment dat er nieuwe of andere doelgroepen geworven moeten worden, zijn deze geijkte ingangen een stuk minder bruikbaar. Jongeren bereikt u sneller via het jongerencentrum, de school of de lokale radio dan via de gemeentelijke website. Handige ondernemers en netwerkers zijn eerder via LinkedIn en andere sociale media te bereiken.
Voorbeeld Een vrouwelijk raadslid in de leeftijd van 30-50 jaar die ondernemend, creatief en zakelijk van aard is en ook nog kennis en ervaring heeft op het terrein van pr & communicatie, bereikt u waarschijnlijk het best door persoonlijke werving. Bronnen waar u kandidaten kunt vinden zijn bijvoorbeeld de jongeondernemersvereniging, Lions Clubs, lokale communicatiebureaus, sportverenigingen, buurtverenigingen en basisscholen. Hoe actief maakt u eigenlijk gebruik van sociale media? Wellicht is een oproep via LinkedIn mogelijk.
Denk bij te ondernemen activiteiten breder dan alleen aan het verspreiden van advertenties. Een actie kan bijvoorbeeld ook zijn dat u voor de specifieke doelgroep die u wilt werven gaat werken aan uw imago en identiteit. Bijvoorbeeld ten aanzien van jongeren of allochtonen. Hebben zij wel een goed beeld van uw Wmo-raad? Weten zij wat het werk van de Wmo-raad inhoudt en wat zij van het vrijwilligerswerk kunnen verwachten?
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 29 *
**
Stap 6: Organisatie Als u alle voorafgaande stappen hebt doorlopen, kunt u aan de slag met het organiseren van de werving. Daarbij maakt u een tijd- en kostenplanning, en bepaalt u hoe de taken worden verdeeld. Het is aan te raden de taken over meerdere mensen te verdelen en gezamenlijk de werving vorm te geven. Bij het doorlopen van De Wervingscirkel is dit het moment waarop u ook expliciet stilstaat bij de praktische haalbaarheid van uw plannen en de investeringen die gedaan moeten worden om de ideeën te realiseren. Als u ziet dat u met de organisatie uw doel niet zult behalen, stel dan uw wervingsactie bij door bijvoorbeeld uw doel of organisatie aan te passen. Daarnaast is het goed om voordat u met de werving van vrijwilligers aan de slag gaat, te weten wat het budget is, en met welke voorwaarden u rekening moet houden. Stem bijvoorbeeld ook even met de gemeente af wie wat in de organisatie op zich neemt. Wellicht kunt u in kosten besparen door gebruik te maken van de aanwezige diensten van de gemeente.
Meer weten? De gratis e-learningmodule Vrijwilligers vinden en binden op www.vrijwilligerswerkacademie.nl helpt u de wervingscirkel concreet toe te passen. U bekijkt online een video en beantwoordt interactieve vragen waarmee u direct feedback krijgt op de gemaakte keuzes. Naast het toepassen van De Wervingscirkel, leert u ook de verschillende beweegredenen van vrijwilligers herkennen en hoe u daarop in de werving en begeleiding kunt inspelen. De gegeven antwoorden worden verwerkt in een persoonlijk actieplan, zodat u ook direct een plan van aanpak hebt om het vinden en binden van vrijwilligers in de praktijk toe te passen.
* * * 30 Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad
Bijlage 3 Begeleiding typen vrijwilligers De wensen en behoeften van vrijwilligers verschillen per type. In onderstaande tabel kunt u lezen hoe u daar in de begeleiding op kunt inspelen. We gaan daarbij uit van de vier typen die ook in Het Vrijwilligerskwadrant zijn onderscheiden (zie bijlage 1). Houd er rekening mee dat bij individuele vrijwilligers vaak een combinatie van verschillende typen herkenbaar is.
Ondernemers
Stimulatoren
* Een uitdagende functie bieden * Aanspreken op ondernemingszin * Doorgroeimogelijkheden bieden * Ruimte laten om te netwerken * Nieuwe dingen laten ontwikkelen * Training, publieke erkenning
* Een beginnersfunctie bieden * Doorgroeimogelijkheden bieden * Ondersteunen * Ervaring en expertise erkennen * Ruimte geven voor overleg en sociaal contact
* Certificaat, coaching Regelaars
Dienstverleners
* Een overkoepelende functie geven * Informeren en betrekken * Beslissingsbevoegdheid geven * Veel taken bij hen neerleggen * Procedures/regels vastleggen en
* Een vaststaande functie geven * Niet te veel verantwoordelijkheid
communiceren
* Regelmatig waardering uiten
geven
* Een plek in de luwte geven * Afgebakend takenpakket geven * Ruimte geven voor sociale contacten * Regelmatig waardering uiten
Begeleidingsmogelijkheden van vrijwilligers, op basis van hun behoeften en wensen
Vrijwilligersmanagement in de Wmo-raad 31 *
**
MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema’s centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. Onze ambitie is daadwerkelijk te investeren in een krachtige samenleving waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam kunnen zijn.
Hoewel Wmo-raden veelal op vrijwilligers draaien, is er binnen die raden nog weinig aandacht voor vrijwilligersmanagement. Dat is een gemiste kans, omdat vrijwilligersmanagement er juist voor zorgt dat de Wmo-raad over de juiste mensen beschikt en het werk naar behoren kan uitvoeren. Nu en in de toekomst. Om Wmo-raden te ondersteunen bij vrijwilligersmanagement, heeft MOVISIE deze handleiding opgesteld. U kunt erin lezen wat vrijwilligersmanagement binnen Wmo-raden inhoudt en hoe u ermee aan de slag kunt. Deze brochure behoort tot een reeks publicaties van het Kennisprogramma Cliëntenparticipatie van MOVISIE.
Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11 * www.movisie.nl *
[email protected]
20717002 / O0067903
1.
oprichting stichting Heden, twaalf oktober tweeduizend zeven, verschenen voor mij, mr. Jean-Pierre Nicolaas Emiel Heerings, kandidaat-notaris, wonend te Voerendaal, hierna ook te noemen: notaris, waarnemer van mr. Joseph Jacques Marie Paul Moers, notaris gevestigd te Sittard-Geleen: -------------------1. de heer Walter Gregor Jozef Lennertz, geboren te Kerkrade op drieëntwintig juli negentienhonderd zesenveertig, zich legitimerend met rijbewijs nummer 3191779034 afgegeven op drieëntwintig februari tweeduizend een te Sittard-Geleen en geldig tot drieëntwintig februari tweeduizend elf, wonend te 6165 TZ Geleen, gemeente SittardGeleen, Ruysdaellaan 34, gehuwd, --------------------------------------------------------------------2. de heer Arend Jan van den Berg, geboren te Geleen op tien oktober negentienhonderd drieëndertig, zich legitimerend met identiteitskaart nummer IKPF2B0R4 afgegeven op negenentwintig augustus tweeduizend zes te Sittard-Geleen en geldig tot negenentwintig augustus tweeduizend elf, wonend te 6164 XE Geleen, gemeente Sittard-Geleen, Landsteinerstraat 49, geh uwd. ---------------------------------------------------------------------------De comparanten verklaarden bij deze akte een stichting op te richten en daarvoor de volgende statuten vast te stellen: ---------------------------------------------------------------------------------------------Naam en zeteI --------------------------------------------------------------------------------------------------------Artikel 1 ---------- --------------------------------------------------------------------------------------------------1. De stichting draagt de naam: Stichting WMO-Raad Sittard-Geleen. -------------------------2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Sittard-Geleen.-------------------------------------------------Doel ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Artikel 2 ----------------------- ---------------------------------------------------------------------------------1.
2.
De stichting heeft ten doel het gevraagd en ongevraagd adviseren van het gemeentebestuur van de gemeente Sittard-Geleen bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het beleid op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning (deze wet hierna ook genoemd: WMO). ------------------------------------------De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: -----------------------------a. het desgevraagd en ongevraagd uitbrengen van adviezen aan het College van Burgemeester en Wethouders en de Gemeenteraad van de gemeente SittardGeleen terzake van hun beleid, waarmee de WMO-belangen van de ingezetenen en belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen in de gemeente Sittard-Geleen zijn gemoeid; ---------------------------------------------------b.
het bewerkstelligen dat WMO-belanghebbenden via de daarmee betrekking hebbende organisaties optimaal betrokken worden bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het WMO-beleid; -----------------------------
c.
het actief betrokken worden door het gemeentebestuur bij de ontwikkeling,
2 inspraak en participatie van WMO-beleid; --------------------------------------------------d.
het onderzoeken en bevorderen van mogelijkheden tot verbetering van de positie van WMO-belanghebbenden in de gemeente Sittard-Geleen,--------------------------
e.
het optreden als vertegenwoordiger van de gezamenlijke in de WMO-Raad vertegenwoordigde org an isaties; --------------------------------------------------------------
f.
het ontwikkelen en regelmatig bijstellen van eigen beleid in dezen; ------------------
g.
zorg te dragen voor interne deskundigheid op het gebied van WMO-beleid.-------
SamensteIIinq. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Artikel 3 -------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------a.
De WMO-raad bestaat (mede) uit vertegenwoordigers van de doelgroepen, zoals in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) aangeduid onder artikel 1, voorzover actief in de gemeente Sittard-Geleen, zijn de belangenorganisaties van: ------------------ mensen met een I ichamelijke handicap (LG); ------------------------------------------------ mensen met een verstandelijke handicap (VG); -------------------------------------------------- mensen met een chronische ziekte (CZ); ---------------------------------------------------------- mensen met psychische handicaps (GGZ); -------------------------------------------------------- mensen met een zintuigelijke handicap (ZG); ----------------------------------------------------- ouderen ------------------------------------------------------------------------------------------------------ jongeren en ouders --------------------- dak- en thuislozen ---------------------------------------------------------------------------------------- verslaafden ------------------------------------------------------------------------------------------------- vrouwenopvang ------------------------------------------------------------------------------------------- vrijwilligers en mantelzorgers -------------------------------------------------------------------------- cliëntenraden --------------------------------------------------------------------------------------
b. Aan elkaar gerelateerde belangenorganisaties regelen in clusterverband onderling de vertegenwoordiging in de WMO-Raad. Een en ander zal nader worden uitgewerkt in een Huishoudelijk Reglement. c. Vertegenwoordiging van elke belangenorganisatie bestaat maximaal uit twee natuurlijke personen, waarvan er één optreedt als woordvoerd(st)er met stemrecht en éé n aIs plaatsvervang(st)er. ------------------------------------------------------------------------------d. Leden van de WMO-Raad, die aangezocht worden op basis van specifieke deskundigheid worden benoemd na een sollicitatieprocedure. Een en ander nader te bepalen in het Huishoudelijk Reglement. --------------------------------------------------------------e.(Bestuurs)leden van de onder a eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde belangenorganisaties die een bepaalde organisatie vertegenwoordigen, worden benoemd na schriftelijke voordracht door de betreffende organisatie. -------------------------f. De (bestuurs)leden van de onder a eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde belangenorganisaties die door hun belangenorganisatie zijn afgevaardigd naar de WMO-
3 Raad, moeten woonachtig zijn in de gemeente Sittard-Geleen. Zij dienen door de betreffende belangenorganisaties bij voorkeur voorgedragen te worden op basis van deskundigheid terzake WMO-beleid. ----------------------------------------------------------------------------------- -----------------Bestuur.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 4 ----------------------------- -------------------------------------------------------------------------------1.
-
Het bestuur van de stichting bestaat uit negen bestuursleden. ---------------------------------Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur vormen de overblijvende bestuursleden een wettig samengesteld bestuur. -----------------------------------------------------------------------Het bestuur van de stichting wordt benoemd door de deelnemers in de WMO-Raad en wel aIs voIgt: --------------------------------------------------------------------------------------------------een voorzitter, die boven de partijen staat, alsmede ---------------------------------------uit hun midden de overige acht bestuursleden, gerelateerd aan de geformeerde clusters en met inachtneming van het in het tweede lid van het onderhavige artikel bepaaIde. -----------
De eerste bestuursleden worden bij deze akte van oprichting benoemd. ---------------------2.
Op voordracht van de besturen van de vier bestaande adviesorganen, die overeenkomstig een verordening of een met het gemeentebestuur van Sittard-Geleen gesloten convenant bevoegd zijn om desgevraagd of ongevraagd te adviseren, neemt telkens één vertegenwoordiger van het betreffende adviesorgaan zitting in het bestuur. –
3.
Het bestuur is belast met het besturen van de stichting, met inachtneming van het gestelde in deze statuten. -------------------------------------- -----------------------------------------
4.
Het bestuur kan, al dan niet uit zijn midden, commissies instellen, waaraan bepaalde taken kunnen worden gedelegeerd. Het besluit tot instelling bevat de namen van de commissieleden, de omschrijving van de opdracht, de bevoegdheden en de middelen van de commissie; een en ander zal nader worden uitgewerkt in een Huishoudelijk RegIement. -------
5.
De voorzitter wordt rechtstreeks en in functie gekozen. --------------------------------------------Het bestuur wijst uit zijn midden aan: een vice-voorzitter, een secretaris en ee penningmeester, met uitzondering van het eerste bestuur waarvan de leden in functie worden benoemd . --------------------------------------------------------------------------------------------Een bestuurslid mag niet meer dan één bestuursfunctie bekleden binnen de stichting. ---Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door de vice-voorzitter, casu quo bij afwezigheid van deze door de secretaris. ----------------------------------------------------------
6.
De zittingsduur van de bestuursleden bedraagt vier jaren. Zij kunnen slechts eenmaal voor een periode van vier jaren worden herkozen. ---------------------------------------------------
7.
Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: -------------------------------------------------------------a. door het verstrijken van de zittingsduur; -------------------------------------------------------b. onmiddellijk door overlijden, door onder curatelestelling, en door ontslag door de rechter, bedoeld in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek; ------------------------------
4 c. door schriftelijke opzegging door het betrokken bestuurslid; ------------------------------d. voor bestuursleden die tussentijds zijn benoemd eindigt de zittingsduur door het verstrijken van de zittingsduur van degene in wiens plaats ze zijn benoemd; --------e. zodra het betrokken bestuurslid niet meer woonachtig is in de gemeente Sittard -Geleen; -------f. door ontslag hem/haar verleend door de deelnemers in de WMO-Raad, nadat een twee/derde meerderheid van de deelnemers in de WMO-Raad tot dit ontslag wegens niet (goed) functioneren heeft besloten; --------------------------------------------8. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het zitting hebben in gemeentelijke publiekrechtelijke bestuursorganen en tevens onverenigbaar met de functie van ambtenaar bi de gemeente Sittard-Geleen. -------------------------------------------Werkwijze . ---------------------------------------------------------------------------------------------- - ------Artikel 5 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. De Stichting WMO-Raad Sittard-Geleen vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls het door de voorzitter wordt nodig geoordeeld, of door ten minste drie bestuursleden schriftelijk met opgaaf van redenen aan de voorzitter wordt gevraagd. ----2. De intentie van het bestuur is besluiten te nemen en advies uit te brengen in principe na overleg met de deelnemers in de WMO-Raad. ------------------------------------------------------3. De agenda, bijgevoegde stukken en het verslag van de vergaderingen worden tevens toegezonden aan de betrokken organisaties zoals bedoeld in artikel 3, met uitzondering van die stukken waar geheimhouding op berust. ----------------------------------------------------4. De voorzitter draagt zorg, dat de oproep voor de vergaderingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste veertien dagen voor de te houden vergadering geschiedt. Indien er sprake is van een spoedeisend geval, deelt de voorzitter de argumenten voor het spoedeisende karakter mede. -----------------------------------------------------------------------5. De vergaderingen van de stichting zijn openbaar. --------------------------------------------------6. Het bestuur kan besluiten in beslotenheid te vergaderen en besluiten te nemen en doet daarvan verslag in de eerstkomende vergadering van de WMO-Raad daarop volgend. --7. Het bestuur kan omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken welke aan een commissie worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. – De geheimhouding wordt zowel door de bestuurs- en commissieleden die bij de behandeling aanwezig waren als door de bestuurs- en commissieleden die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen tot het bestuur haar oph eft. -----8.De voorzitter kan omtrent de inhoud van de stukken als bedoeld in het vorige lid 7 voorlopige geheimhouding opleggen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de desbetreffende bestuurs- en commissieleden. -------------------------------------------------------9. De voorlopige geheimhouding behoeft de bekrachtiging van de eerstvolgende vergadering van de WMO-Raad waarin ten minste de helft van het aantal leden aanwzig is. -----------------------------
5 10. Van de opgelegde geheimhouding en van de opheffing daarvan maakt de secretaris melding op de betreffende stukken.----------------Besluiten en bevoegdheden. --------------------------------------------------------------------------------------Artikel 6. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Het bestuur beraadslaagt niet en neemt geen besluiten, wanneer niet ten minste de helft van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. ----------Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een ander bestuurslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één ander bestuurslid als gevolmachtigde optreden. -----------------------------------------------------De WMO-Raad beraadslaagt niet en neemt geen besluiten, wanneer niet ten minste de helft van het aantal deelnemers in de WMO-Raad aanwezig is. --------------------------------2. Indien op grond van het gestelde in het voorgaande lid een vergadering niet kan doorgaan, schrijft de voorzitter binnen twee weken een nieuwe vergadering uit, die ongeacht het aantal aanwezigen kan beraadslagen en besluiten. ------------------------------3. Besluiten worden in vergaderingen genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Een deelnemer in de WMO Raad of een bestuurslid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid waarbij sprake is van verstrengeling van belangen. 4. Indien bij het nemen van een besluit door geen der stemgerechtigden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. ----------------------------------------5. Besluiten worden geacht te zijn genomen, wanneer de voorzitter ter vergadering heef uitgesproken van oordeel te zijn, dat het besluit is genomen. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het bedoelde oordeel de juistheid ervan betwist, dan vindt een stemming plaats. Een stemming kan op verzoek van een lid hoofdelijk of schriftelijk geschieden. 6. Bij staking der stemmen wordt het voorstel aangehouden tot de volgende vergadering. Staken de stemmen daarin wederom dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. --7. Over personen wordt schriftelijk gestemd door het inleveren van het stembriefje dat gesloten en ongetekend is, behalve wanneer het bestuur bij algemene stemmen geen stemming nodig blijkt te achten. Heeft bij de stemming over de vervulling van een functie geen der kandidaten de volsterkte meerderheid behaald,dan vindt herstemming plaats tussen de twee kandidaten die het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien bij de herstemming de stemmen staken, beslist het lot. ----------------------------------8. Wanneer een besluit niet met algemene stemmen is genomen, wordt in het verslag van de vergadering melding gemaakt van de inhoud van bij de beraadslaging naar voren gebrachte afwijkende meningen, alsmede van de stemverhouding. ---------------------------9. De secretaris draagt zorg voor het opstellen van een verslag van de vergadering, waarin de tekst van de besluiten en de oordelen als uitgesproken overeenkomstig het gestelde
6 in lid 5 worden opgenomen. Besluiten welke worden genomen in overeenstemming met schriftelijk ingediende voorstellen worden geacht in het verslag te zijn opgenomen, wanneer de tekst van de voorstellen als bijlage bij het verslag is gevoegd. De tekst van het verslag van een vergadering wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering, waarin ten minste de helft van de benoemde leden aanwezig is. De vastgestelde tekst en de daarbij behorende vastgestelde bijlagen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend met vermelding van de datum van de vergadering waarin de vaststelling plaatsvindt. De secretaris stelt vóór een mei van elk jaar een jaarverslag op over het voorafgaande kaIenderjaar. -----------------------------------------------Middelen. ----------------------------------------------------------------------------------------- - - -----------Artikel 7. ---------------------------------------------------------------------------------- ------------------------1. Structurele en procedurele middelen: -----------------------------------------------------------------Een door de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen vast te stellen Inspraakverordening burgerparticipatie WMO, waarin begrepen doelstelling, werkwijze terzake advisering en overleg, beleidsterreinen en faciliteiten worden omschreven en bevestigd. ---------------------2. FiancieIe middelen . ----------------------------------------------------------------------------------------De geldmiddelen benodigd voor de verwezenlijking van het doel van de stichting worden verkregen uit: -------------------------------------------------------------------------------------------------a. subsidies van de overheid; -------------------------------------------------------------------------b. al hetgeen verder op wettige wijze wordt verkregen. ----.-----------------------------------Artikel 8 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------1.
De penningmeester beheert de geldmiddelen van de stichting volgens nader bij huishoudelijk reglement te stellen regels. Hij houdt van haar vermogenstoestand zodanig aantekeningen bij, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Hij stelt jaarlijks vóór een oktober van elk jaar een ontwerpbegroting op van baten en lasten voor het volgende boekjaar. ----------------------
2.
Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. -----------------------------------------------------
3.
De WMO-Raad benoemt uit zijn midden jaarlijks een kascommissie, bestaande uit twee leden, niet zijnde de voorzitter, de secretaris of de penningmeester, welke de bescheiden bedoeld onder lid 1 controleert en omtrent haar bevindingen schriftelijk rapporteert aan aan de WMO-Raad en aan het bestuur van de stichting. De kascommissie kan desgewenst haar rapportage van een advies vergezeld doen gaan.
4.
Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit worden door het bestuur vóór één mei van het jaar volgend op het boekjaar een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken vervolgens door het bestuur - na overleg met en instemming van de voormelde kascommissie - worden vastgesteld. ---------------------------------------------------Het besluit tot vaststelling bepaalt tevens of aan de penningmeester decharge wordt
7 verleend over zijn beheer en over zijn verslaglegging over het afgelopen boekjaar. ---Artikel 9. - - - - --- - - --- - - ---- - - - - ------- - ------------------------------------------------- - -------- Het bestuur behoudt zich het recht voor tot het vragen van externe ondersteuning. ----------------Vertegenwoordiging. ---------------------------------------------------------------------------------------Artikel 10. --------------------------------------------------------------------------------------------------1.
Het voltallige bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan twee gezamenlijk handelende bestuursleden, waarbij een van deze twee bestuursleden dient te zijn de voorzitter of de vice-voorzitter of de secretaris of de penningmeester. -----------------------------------
2.
Het bestuur kan besluiten dat een persoon of meer personen gezamenlijk, al dan niet uit zijn midden, het bestuur voor een in het desbetreffende besluit omschreven taak in rechte vertgenwoordigt. -----------------------------------------------------------------------
HuishoudeIijk ReqIement. ------------------------------------------------------------------------------------Artikel 11 -----------------------------------------------------------------------------------------------------Het bestuur regelt bij huishoudelijk reglement huishoudelijke aangelegenheden omtrent orde van vergadering, verslaglegging, overleg met overheden, overleg met zorgaanbieders, overleg met de achterban, voorlichting en publiciteit, kostenvergoeding en dergelijke. -----------------------De bepalingen van het huishoudelijk reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.------Statutenwiiziging en ontbinding. ------------------------------------------------------------------------Artikel 12 ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. 2. 3.
4.
5.
6.
Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen na overleg met en instemming van de WMO -Raad. Voor een besluit tot wijziging van de statuten is een meerderheid van ten minste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen vereist in een daartoe speciaal bijeengeroepen vergadering, waarin alle leden aanwezig zijn. -------Zijn in een vergadering als bedoeld in het voorgaande lid niet alle in functie zijnde leden aanwezig, dan wordt niet eerder dan twee weken en niet later dan vier weken na deze vergadering een nieuwe vergadering belegd, waarin ongeacht het aantal aanwezige leden met ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen een besluit tot wijziging van de statuten kan worden genomen. ---------------------------------------------------Een besluit tot ontbinding dient volgens dezelfde procedure te worden genomen als een besluit tot wijziging der statuten, met dien verstande dat ten minste veertien dagen tevoren het Gemeentebestuur van de gemeente Sittard-Geleen in kennis is gesteld van een dergeIijk voornemen. --------------------------------------------------------------------------------Bij ontbinding zal een overschot na vereffening worden aangewend ten behoeve van een of meer rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen welke een vergelijkbaar doel nastreven, zulks ter beoordeling van de vereffenaar(s). De stichting blijft na ontbinding voortbestaan zolang dat voor de vereffening nodig is. Het bepaalde in deze statuten en in het huishoudelijk reglement blijft gedurende de
8 vereffening van kracht. ------------------------------------------------------------------------------------Artikel 13 --------------------------------------------- ----------------------------------------------------------De in functie zjinde leden van het bestuur kunnen een onkostenvergoeding ontvangen gerelateerd aan hun werkzaamheden. Onkostenvergoedingen en andere betalingen worden bij huishoudelijk regIement geregeId. ------------------------------------------------------------------------------Artikel 14. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------In aangelegenheden, waarin noch deze statuten, noch de wet, noch de verordening van de gemeente Sittard-Geleen voorzien, beslist het bestuur. --------------------------------------------------SlotverkIaring. ----------------------------------------------------- ------------------------------------ ------Tenslotte verklaarden de comparanten: dat tot eerste bestuursleden van de stichting worden benoemd, in de achter hun naam vermeIde functie: -----------------------------------------------------------------------------------------------------
de comparant sub 1. genoemd, als voorzitter; -------------------------------------------------------
-
de comparant sub 2. genoemd, als secretaris (cluster 1); ----------------------------------------
-
de heer Gerardus Hubertus Fischer, wonende te 6151 CW Munstergeleen, Absbroekstraat 14, geboren te Sittard op zeven augustus negentienhonderd zeven en dertig (cl uster 2) --------------------------------------------------------------------------------
-
de heer Arsenio Audberto Reineta, wonende te 6136 XJ Sittard, St. Cornelistraat
40, geboren te Curacao op dertien december negentienhonderd negenenveertig (cluster 4) -
mevrouw Catharina Maria Henriette Delsing, wonende te 6166 CV Geleen, Pastoor Vonckenstraat 23, geboren te Echt op eenendertig december negentienhonderd zevenenveertig (cluster 5) --------------------------------------------------------------------------------
-
de heer Christiaan Cornelis Maria Grolleman, wonende te 6132 BJ Sittard, Brountslaan 12, geboren te Amby op zes maart negentienhonderd vijfenveertig, als
plaatsvervangend voorzitter (cluster 6) ------------------------------------------------------------------------------------------
mevrouw Hiskina Orsel, wonende te 6162 JR Geleen, Looiersof 4, geboren te Winschoten op zesentwintig september negentienhonderdzesenzestig, als plaatsvervangend
penningmeester (cluster 7) -------------------------------------------------------
de heer Johannes Michaël Sauvé, wonende te 6161 GR Geleen, Bernardstraat 53, geboren te Nederweert op zestien september negentienhonderd achtentwintig, als
penningmeester (cluster 8); ------------------------------------------------------------------------------terwijl er één vacature bestaat (cluster 3); ------------------------------------------------------------------dat de bij oprichting in de WMO-Raad vertegenwoordigde belangenorganisaties vermeld staan op een aan deze akte te hechten overzicht; -------------------------------------------------------------------dat de aan elkaar gerelateerde belangenorganisaties clusterverbanden vormen en dat de bij oprichting gevormde clusterverbanden vermeld staan op een eveneens aan deze aktete hechten overzicht. -----------------------------------------------------------------------------------------------------WAARVAN AKTE is verleden te Sittard-Geleen op de datum in het hoofd van deze akte vermeId. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
9 De comparanten zijn mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van de akte is aan hen meegedeeld en toegelicht. De comparanten hebben verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden een ontwerpakte te hebben ontvangen, van de inhoud daarvan kennis te hebben genomen en te zijn gewezen op de gevolgen, die voor partijen uit de akte voortvloeien. ---------------------------------------------------------------------------------Deze akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door de comparanten en vervolgens door mij, notaris, om tien uur tweeënvijftig (10.52) --------------------(volgen handtekeningen) VOOR AFSCHRIFT
w.g. mr. J.N.E. Heerings kand. nots. waarnemend
Stempel van Mr. J.J.M.P. Moers Notaris te Sittard-Geleen
STICHTING WMO-RAAD SITTARD-GELEEN
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
De Wmo-Raad Sittard-Geleen - gelet op artikel 6 lid 1van de Verordening burgerparticipatie Wmo besluit vast te stellen het Huishoudelijk Reglement van de Wmo-raad Sittard-Geleen. Artikel 1. Bestuurssamenstelling
.
a. Overeenkomstig de gemeentelijke verordening Burgerparticipatie Wmo, art. 1, lid 7 bestaat het bestuur van de Wmo-raad Sittard-Geleen uit 8 bestuursleden en een onafhankelijk voorzitter. b. 4 van de bestaande 8 bestuurszetels zijn bestemd voor de al bestaande adviesraden, te weten: Adviesraad Ouderenbeleid, CG-raad (Chronisch zieken en Gehandicapten), Sociaal Overleg en Platform Multicultureel Sittard. c. Overeenkomstig de Statuten, artikel 4, lid b regelen aan elkaar gerelateerde belangenorganisaties clusterverbanden, te weten: Cluster 1: Vertegenwoordigingen van de ouderenorganisaties: VGO, SOGB, ANBO, Seniorenvereniging Sittard Stad en Centrale Ouderen Sittard; Cluster 2: CG-raad: vertegenwoordigt de chronisch zieken en gehandicapten. Cluster 3: Sociaal Overleg vertegenwoordigt door Jongeren en hun ouders, Dak- en thuislozen, Verslaafden en Stuurgroep Raad en Daad; Cluster 4: Platform Multicultureel Sittard vertegenwoordigt door de Allochtonen en Vluchtelingenwerk Sittard-Geleen; Cluster 5: Vrijwilligers en mantelzorgers vertegenwoordigt door Gemeentelijk Platform Vrijwilligers en mantelzorg, Nederlandse Rode Kruis Westelijke Mijnstreek, cliëntenraad Orbis, cliënten raad Orbis divsie V&V/St. Maartensborn, cliëntenraad Vivantes Zorggroep, Thuishulpcentrale de Brug; Cluster 6: Verstandelijk gehandicapten vertegenwoordigt door SOL en VOGG; Cluster 7: GGZ-sector vertegenwoordigt door Ypsilon, cliënten raad Prins Claus Centrum, CCL, Lokale Versterking GGZ, cliëntenraad RIBW Maasvallei en Heuvelland; Cluster 8: Overigen: Platforms voor Kerken Sittard-Geleen-Born, vakbond de Unie, vakbond FNV-Bondgenoten, Bewonersvereniging Kollenbergerhof, Zij-actief afd. Sittard, Huurdersvereniging Geleen. d. De organisaties c.q. groeperingen, zoals genoemd in de clusters 1 en 5 t/m 8 dragen na onderling overleg hun vertegenwoordiger en plaatsvervanger in het bestuur voor, waarna de Wmo-Raad een besluit neemt aangaande de benoeming. e. Indien vanuit één of meedere van de acht genoemde clusters niet voldaan wordt aan een voordracht terzake de betreffende bestuurder, kan de Wmo-Raad anderszins over de vacante zetel beschikken, waarbij een wachttijd van drie maanden in acht wordt genomen. f. Indien groeperingen, organisaties en/of instellingen alsnog toetreden tot de Wmo-Raad, worden deze door de Wmo-raad ingedeeld in een betreffend cluster op voorstel van het bestuur. g. Overeenkomstig Statuten artikel 5, lid 6 stelt het bestuur een rooster van aftreden vast binnen drie maanden na aanvang van de zittingsperiode. Het rooster van aftreden omvat in ieder geval: de naam van ieder bestuurslid; de achterban waardoor het bestuurslid is voorgedragen; de datum waarop de periode eindigt waarvoor het bestuurslid is benoemd; het tijdstip van waaraf het bestuurslid niet meer benoembaar is. h.. Voordracht bestuursleden: Het bestuur stuurt uiterlijk drie maanden vóór het tijdstip, waarop bestuurszetels vacant worden als gevolg van het verlopen van de reguliere zittingsperiode, een brief aan de vier bestaande adviesraden met het verzoek een kandidaat vanuit hun adviesraad voor te dragen voor (her)benoeming. Voor de overige vier zetels wordt een brief gestuurd aan de leden van de raad met het verzoek kandidaten voor te dragen voor (her)benoeming. i. Tussentijdse vacature: Voor een tussentijdse vacature geldt dat de raad na de kennisgeving door het bestuur op de eerstvolgende vergadering de opvolging agendeert. -1-
Artikel 2a . - Taken voorzitter. Tot de taak van de voorzitter behoort onder andere: 1. het bepalen van plaats, dag en uur van de vergadering; 2. het opstellen van de agenda, in overleg met de secretaris; 3. het toevoegen van agendapunten, die vóór het verzenden van de agenda door de overige leden zijn ingebracht; 4. het leiden van de vergadering volgens de ter vergadering vastgestelde agenda; 5. het tekenen van bepaalde uitgaande stukken, met de secretaris; 6. het handhaven van de vergaderorde; 7. het schorsen van de vergadering; 8. het toezien op een goede vergaderdiscipline; 9. het peilen van meningen en het meedelen van uitslagen en stemmingen; 10. het vertegenwoordigen van de raad naar andere personen, organisaties en media; Artikel 2b. - Taken vice-voorzitter Het vervangen van de voorzitter, indien deze verhinderd is. Artikel 2c - Taken secretaris Tot de taak van de secretaris behoort onder andere: 1. het opstellen van de agenda, in overleg met de voorzitter; 2. het verzorgen van de correspondentie en tekenen van alle uitgaande stukken; 3. het zorgdragen voor de archivering met in achtneming van de Archiefwet 1995; 4. het maken van de notulen en de besluitenlijst. In de notulen worden argumentatie, genomen besluiten en de stemverhouding opgenomen; 5. het agenderen van de notulen en besluitenlijst ter vaststelling; 6. het tijdig verzenden van alle vergaderstukken, zodat deze tenminste twee weken voor de vergadering in het bezit van de leden zijn; 7. het maken en laten tekenen van een presentielijst; 8. het bewaken van de voortgang en afhandeling van de uitgebrachte adviezen; 9. zonodig uitnodigen van externe deskundigen; 10. het opstellen en indienen bij de raad van een jaarverslag vóór 1 mei van elk jaar. Artikel 2d. - Taken penningmeester 1. De penningmeester beheert de geldmiddelen van de raad en voert het financiële beheer van de raad. 2. Hij houdt van de vermogenstoestand aantekeningen bij, zodat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. 3. Hij stelt jaarlijks vóór 1 oktober van elk jaar een ontwerpbegroting op van baten en lasten voor het volgende jaar en voor 1 maart van elk jaar de balans en de staat van baten en lasten over het voorafgaande boekjaar op. 5. De penningmeester brengt regelmatig verslag uit van de financiële stand van zaken aan het bestuur en de raad. Artikel 2e. - Taken leden Van de leden wordt een actieve vergaderhouding verwacht. Dit betekent: 1. Actief en constructief deelnemen aan het structureel overleg en inbreng van onderwerpen op het terrein van de Wmo en de het Wmo-beleid in de gemeente; 2. Zich inhoudelijk en kritisch voorbereiden op de agendapunten; 3. Het doorgeven van signalen uit hun achterban/doelgroepen; 4. Communicatie van de Wmo-raad naar hun achterban/doelgroep; 5. De ontwikkelingen op het terrein van de Wmo kritisch volgen.
-2-
Artikel 3. - Instellen commissies 1. Het bestuur kan, al dan niet uit zijn midden, commissies instellen en opheffen, waaraan bepaalde taken kunnen worden gedelegeerd. 2. Bij een besluit tot instellen van een commissie regelt het bestuur: . de opdracht aan de commissie, . de bevoegdheden, . het aantal leden, . de duur waarvoor de commissie is ingesteld, . de namen van de leden, . de middelen, . al hetgeen in verband met de taak en uitvoering nodig is. 3. Het bestuur benoemt de leden en de voorzitter van de commissie, voor de duur waarvoor de commissie is ingesteld. 4. Het bestuur kan, indien nodig voor een goede taakvervulling, externe adviseurs benoemen die aan de werkzaamheden van de commissie deelnemen. Artikel 4. Onkostenvergoedingen 1. De regeling en tarieven terzake te vergoeden onkosten worden in de eerste vergadering van ieder kalenderjaar vastgesteld. 2. In deze regeling worden bepalingen opgenomen terzake kosten van: a. Dagelijks bestuur, waaronder secretariaat; b. Overige bestuursleden; c. Leden van commissies en werkgroepen; d. Vergaderen van bestuursleden, leden van de Wmo-Raad, leden van commissies en werkgroepen. e. Extra reizen; f. Representatie; g. Deskundigheidsbevordering; h. Bankzaken, Kamer van Koophandel; i. Website; j. Onvoorziene zaken. Artikel 5. - Wijziging huishoudelijk reglement 1. De raad is bevoegd het huishoudelijk reglement te wijzen. 2. Voor een besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement is een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen vereist in een daartoe bijeengeroepen vergadering van de raad. 3. Zijn in een vergadering als bedoeld in het voorgaande lid niet voldoende leden van de raad aanwezig, dan wordt niet eerder dan twee weken en niet later dan vier weken na deze vergadering een nieuwe vergadering belegd, waarin ongeacht het aantal aanwezige leden van de raad met tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen der aanwezige leden een besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement genomen kan worden. Artikel 6. - Onvoorziene situaties In gevallen waarin dit huishoudelijk reglement niet voorziet, beslist de raad op voorstel van de voorzitter. Artikel 7. - Inwerkingtreding Het huishoudelijk reglement treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag waarop de raad het huishoudelijk reglement heeft vastgesteld. Datum Sittard-Geleen, 21 augustus 2007 De voorzitter W.G.J. Lennertz
-3-
De secretaris A.J. van den Berg.
Convenant tussen de Wmo Adviesraad van de gemeente Opsterland en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opsterland
Beetsterzwaag 4 september 2007
BEGRIPSBEPALING Dit convenant verstaat onder: Wmo: de Wet maatschappelijke ondersteuning Wmo Adviesraad: de Wmo Adviesraad van de gemeente Opsterland De gemeente: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opsterland
AANLEIDING Inwerkingtreding Wmo Op 1 januari 2007 is de Wmo in werking getreden. De Wmo geeft de gemeente de opdracht om kwetsbare burgers op lokaal niveau die ondersteuning te bieden die ze nodig hebben om zo maximaal mogelijk te kunnen deelnemen aan de maatschappij.
Instelling Wmo Adviesraad Op 2 februari 2007 heeft de gemeente, als een van de maatregelen om binnen de Wmo te komen tot burgerparticipatie, de Wmo Adviesraad geïnstalleerd.
Taak en doel van de Wmo Adviesraad De gemeente heeft de Wmo Adviesraad geïnstalleerd met als primaire taak om: vanuit het perspectief van gebruikers van Wmo-voorzieningen, kwetsbare burgers en inwoners van Opsterland, de gemeente gevraagd en ongevraagd te adviseren over het gemeentelijke Wmo-beleid en de daaruit voortvloeiende activiteiten die door of onder regie van de gemeente worden uitgevoerd. Met als doel om: het ondersteuningsaanbod van de Wmo optimaal te laten aansluiten bij de behoeften van kwetsbare burgers in Opsterland.
VERKLARING Wmo Adviesraad en gemeente onderschrijven de hierboven geformuleerde taak- en doelstelling van de Wmo Adviesraad en verklaren ten behoeve van een optimale taakuitvoering door de Wmo Adviesraad het navolgende te zijn overeengekomen.
Artikel 1. Samenstelling, benoeming en zittingsduur leden 1. De Wmo Adviesraad bestaat uit minimaal 5 en maximaal 9 leden. 2. De leden van de Wmo Adviesraad vertegenwoordigen geen eigen achterban, maar hebben zitting in de Wmo Adviesraad op persoonlijke titel, dus zonder last of ruggespraak. De leden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het integraal adviseren op alle deelterreinen van de Wmo, voor alle doelgroepen. 3. Voor de eerste maal worden de leden van de Wmo Adviesraad geworven en benoemd door de gemeente. 4. Na de eerste werving en benoeming door de gemeente worden nieuwe leden in het vervolg geworven door de Wmo Adviesraad. De Wmo Adviesraad draagt nieuwe leden ter benoeming voor aan de gemeente. De gemeente neemt de voordracht over en benoemt het voorgedragen lid in de Wmo Adviesraad, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken van de voordracht. 5. Bij de werving en de voordracht, hanteert de Wmo Adviesraad de functievereisten zoals die bij de werving van de eerste leden van de Wmo Adviesraad door de gemeente zijn geformuleerd. Deze functievereisten zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit convenant. 6. De zittingsduur van alle leden is, behoudens tussentijdse aftreding, drie jaren. Om te voorkomen dat alle leden gelijktijdig aftreden, kan de zittingsduur bij de eerste samenstelling van de Wmo Adviesraad voor de eerste termijn afwijken van de periode van drie jaren. Na de eerste zittingstermijn zijn de leden eenmalig herkiesbaar voor een tweede termijn van drie jaren. 7. De Wmo Adviesraad kan een lid schorsen en/of het voorstel doen een lid uit zijn functie te ontheffen. Deze werkwijze regelt de Wmo Adviesraad in het huishoudelijk reglement (zie artikel 8). 8. De gemeente kan leden uit de Wmo Adviesraad ontslaan: a. op verzoek van de Wmo Adviesraad; b. indien een lid vertrouwelijke informatie niet vertrouwelijk behandelt (handelt in strijd met artikel 4 lid 3); c. indien een lid, gerelateerd aan de taak van de Wmo Adviesraad, een wanprestatie levert; d. indien een lid de gemeente of de Wmo Adviesraad in diskrediet brengt; e. indien een lid oneigenlijk gebruik maakt van de onkostenvergoeding.
Artikel 2. Uitbrengen adviezen 1. De gemeente is gehouden de Wmo Adviesraad advies te vragen: a. over nieuwe of te wijzigen Wmo-documenten die direct van invloed zijn op de rechten en aanspraken van inwoners van Opsterland (verordeningen, besluiten, beleidsdocumenten); b. over beleidsvoornemens die worden opgenomen in het meerjaren Wmo-beleidsplan; c. over voorgenomen besluiten die betrekking hebben op de uitvoering van de Wmo en die aanwijsbare gevolgen hebben voor inwoners van Opsterland; d. over voorgenomen evaluaties van het Wmo-beleid. De gemeente kan de Wmo Adviesraad daarnaast om advies vragen over alle andere (actuele) onderwerpen die betrekking hebben op de Wmo. 2. De Wmo Adviesraad is gerechtigd uit eigen beweging advies uit te brengen aan de gemeente over alle (actuele) onderwerpen die betrekking hebben op de Wmo. 3. Wmo Adviesraad en gemeente leveren een actieve bijdrage aan een vlotte voortgang van het beleidsproces, met inachtneming van de kwaliteit van het proces en van het eindproduct. Als de gemeente advies vraagt aan de Wmo Adviesraad dan wordt het advies op een zodanig tijdstip gevraagd dat het daadwerkelijk van invloed kan zijn op de inhoud van de betreffende documenten en/of besluiten.
Als de Wmo Adviesraad advies uitbrengt, dan spant de Wmo Adviesraad zich in om het advies zo snel als redelijkerwijs mogelijk is aan te leveren, om zo de doorlooptijd van het beleidsproces te beperken. Bij een adviesaanvraag wordt gewerkt volgens het stroomschema in bijlage 1. Met instemming van beide partijen kan van de geschetste procedure in bijlage 1 worden afgeweken. 4. De Wmo Adviesraad adviseert over beleidsaangelegenheden. Adviezen kunnen betrekking hebben op verschillende strategische niveaus (zie lid 1 van dit artikel). De Wmo Adviesraad adviseert niet over individuele gevallen. 5. De gemeente kan afwijken van het advies van de Wmo Adviesraad. Als de gemeente afwijkt van het advies, wordt de Wmo Adviesraad schriftelijk op de hoogte gesteld van het feit dat de gemeente het advies niet overneemt. In dit schrijven wordt het afwijken van het advies gemotiveerd. 6. In het geval de gemeente in een voorstel aan het College van B&W of aan de Gemeenteraad afwijkt van het advies van de Wmo Adviesraad, wordt dit bij het voorstel vermeld, waarbij tevens wordt aangegeven op welke gronden van het advies van de Wmo Adviesraad is afgeweken.
Artikel 3. Onderlinge communicatie 1. Wmo Adviesraad en gemeente spannen zich in om onderlinge overleggen te laten plaatsvinden op professionele wijze, in een constructieve sfeer waarin met wederzijds respect op open wijze van gedachten wordt gewisseld. 2. De wethouder met Wmo in de portefeuille is het bestuurlijke aanspreekpunt voor de Wmo Adviesraad. 3. Het hoofd van de beleidsafdeling die Wmo in het pakket heeft, is het ambtelijke aanspreekpunt voor de Wmo Adviesraad. Bij de start van de Wmo Adviesraad is dit het hoofd van de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling. Het afdelingshoofd kan de rol van aanspreekpunt voor de Wmo Adviesraad delegeren aan een van de beleidsmedewerkers. 4. Tussen het bestuurlijke aanspreekpunt (wethouder) en de Wmo Adviesraad vindt minimaal twee keer per jaar structureel overleg plaats, het zogenaamde ‘bestuurlijk overleg’. Dit bestuurlijk overleg wordt voorgezeten door de wethouder. De wethouder kan zich bij dit overleg laten ondersteunen door een of meer (beleids)medewerkers van de gemeente. 5. Naast het bestuurlijk overleg vindt minimaal twee keer per jaar structureel overleg plaats tussen het ambtelijke aanspreekpunt en de Wmo Adviesraad, het zogenaamde ‘ambtelijk overleg’. Afhankelijk van de agenda kan de coördinator van het Informatiepunt Wmo aanwezig zijn bij het ambtelijk overleg. Ook kunnen andere (beleids)medewerkers van de gemeente aanschuiven. Het ambtelijk overleg wordt voorgezeten door een van de medewerkers van de gemeente. 6. De data van de vier structurele overleggen worden in een vroeg stadium gepland. Bij voorkeur zijn de vergaderdata in enig kalenderjaar uiterlijk eind januari van dat jaar bekend bij Wmo Adviesraad en gemeente. 7. Naast de vier structurele overleggen, kan zowel de Wmo Adviesraad als de gemeente verzoeken om een extra ambtelijk of bestuurlijk overleg. Een verzoek om extra overleg wordt door de andere partij gehonoreerd, tenzij er zwaarwegende overwegingen zijn om dit niet te doen. Datum en tijdstip van het extra overleg worden in overleg vastgesteld. 8. Voor alle overleggen tussen Wmo Adviesraad en gemeente geldt dat de gemeente zorgdraagt voor een vergaderlocatie, voor verzending van agenda en vergaderstukken en voor verslaglegging van het overleg. 9. De gemeente doet de leden van de Wmo Adviesraad minimaal een week van tevoren de vergaderstukken ten behoeve van het overleg toekomen. Zo is het voor de Wmo Adviesraad mogelijk om zich goed voor te bereiden op het overleg. Vergaderstukken worden verspreid per post én per e-mail. Zendingen van minder dan 10 pagina’s worden uitsluitend verspreid per e-mail. Ieder lid van de Wmo Adviesraad kan de gemeente verzoeken om zendingen van minder dan 10 pagina’s tevens per post te sturen. De gemeente zal aan een dergelijk verzoek gehoor geven.
10. De Wmo Adviesraad informeert het ambtelijke aanspreekpunt minimaal twee weken voor het overleg over de punten die de Wmo Adviesraad wil inbrengen in het ambtelijk of bestuurlijk overleg.
Artikel 4. Informatieverzameling 1. De gemeente verstrekt de Wmo Adviesraad actief de informatie die nodig is voor het naar behoren kunnen functioneren van de Wmo Adviesraad. Het betreft hier informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen en om relevante ontwikkelingen te kunnen volgen. 2. De Wmo Adviesraad kan de gemeente vragen om informatie te verstrekken die aanvullend is op de reeds actief door de gemeente verstrekte informatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel en die relevant is voor de uitoefening van de taken van de Wmo Adviesraad. De gemeente is gehouden gevraagde, voor de Wmo Adviesraad relevante informatie te verstrekken. 3. Als de gemeente de Wmo Adviesraad informatie verstrekt die vertrouwelijk is, dan zal de gemeente dit expliciet vermelden. De leden van de Wmo Adviesraad garanderen dan een strikt vertrouwelijke behandeling, hetgeen inhoudt dat de informatie niet naar buiten wordt gebracht. 4. Naast de informatie die van de gemeente wordt ontvangen, verzamelt de Wmo Adviesraad voor een adequate uitoefening van haar taak informatie ‘in het veld’. De Wmo Adviesraad ontwikkelt en onderhoudt daartoe zelf een informatienetwerk met belanghebbenden, belangenbehartigers en andere relevante personen en organisaties. De wijze waarop dit contact met de achterban wordt vormgegeven, bepaalt de Wmo Adviesraad zelf.
Artikel 5. Verantwoording 1. De Wmo Adviesraad stelt na afloop van ieder kalenderjaar een verslag op met een weergave van de uitgevoerde werkzaamheden in het betreffende kalenderjaar. Het jaarverslag is openbaar. Het jaarverslag verschijnt uiterlijk in juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waar het verslag betrekking op heeft.
Artikel 6. Middelen 1. De gemeente stelt de Wmo Adviesraad een budget en faciliteiten ter beschikking. Het budget geldt voor een kalenderjaar. De gemeente maakt uiterlijk op 15 november de hoogte van het budget voor het komende kalenderjaar bekend aan de Wmo Adviesraad. De Wmo Adviesraad kan ten laste van het jaarbudget onkosten declareren. Zolang het budget toereikend is, komen onkosten als vermeld bij lid 2 van dit artikel in aanmerking voor vergoeding. De Wmo Adviesraad houdt zelf bij wat de (cumulatieve) uitgaven gedurende het kalenderjaar zijn en wat de daaruit volgende resterende budgetruimte is. Als er een budgetoverschrijding dreigt, treedt de Wmo Adviesraad in overleg met het ambtelijke aanspreekpunt bij de gemeente. In uitzonderingsgevallen is in overleg een budgetoverschrijding mogelijk. Zonder overleg wordt het jaarbudget niet overschreden. In afwijking van bovenstaande is er in het eerste jaar van het bestaan van de Wmo Adviesraad (2007) nog geen vast jaarbudget en geldt dat de uitgaven van de Wmo Adviesraad in onderling overleg tussen Wmo Adviesraad en gemeente worden bepaald. Na afloop van ieder kalenderjaar, uiterlijk in de maand juni van het daaropvolgende jaar, worden de gemaakte kosten in dat jaar besproken tussen Wmo Adviesraad en gemeente.
2. Ten laste van het budget kan het volgende worden gedeclareerd: a. Vacatiegelden van de leden van de Wmo Adviesraad. De hoogte van het vacatiegeld wordt bepaald door de gemeente en bedraagt bij de start van de Wmo Adviesraad € 35 per lid per maand. b. Een algemene onkostenvergoeding voor niet kwantificeerbare en kleine onkosten, waaronder: gebruik van privé-computer en ander (kantoor)middelen, kosten voor het afdrukken van vergadersets en andere incidentele documenten, telefoonkosten. De hoogte van de algemene onkostenvergoeding wordt bepaald door de gemeente en bedraagt bij de start van de Wmo Adviesraad € 5 per lid per maand. c. Kilometervergoeding van de leden van de Wmo Adviesraad voor reiskosten gemaakt ten behoeve van het werk voor de Wmo Adviesraad. De hoogte van de kilometervergoeding wordt bepaald door de gemeente en bedraagt bij de start van de Wmo Adviesraad € 0,28 per kilometer. d. Kosten voor deskundigheidsbevordering. e. Kosten voor aanschaf van documentatie, literatuur en vaktijdschriften. f. Kosten voor inschakelen van (professionele) ondersteuning; inhoudelijk en organisatorisch. g. Kosten voor overleg met en informeren en activeren van de achterban. h. Kosten voor voorlichting en Public relations. i. Kosten speciale voorzieningen in verband met handicap (ringleiding, speciale leesvormen, doventolk). j. Overige kosten na expliciete toestemming van de gemeente. 3. Naast het budget voor bovengenoemde kosten, stelt de gemeente de volgende faciliteiten in natura ter beschikking aan de Wmo Adviesraad: a. Gebruik van vergaderruimten, inclusief koffie en thee. b. Advies van de gemeentelijke afdeling Communicatie over PR- en communicatievraagstukken. c. Gebruik van de gemeentelijke Reproafdeling.
Artikel 7. Declaratie 1. Met inachtneming van het gestelde in artikel 6, kan de Wmo Adviesraad onkosten declareren bij de gemeente. 2. Declaraties zijn gedateerd en ondertekend door de penningmeester van de Wmo Adviesraad. 3. Declaraties zijn gespecificeerd en zo mogelijk voorzien van betalingsbewijzen. 4. Declaraties worden ingediend bij het ambtelijke aanspreekpunt van de gemeente. 5. De gemeente draagt zorg voor een zo snel mogelijke betaalbaarstelling van de declaraties.
Artikel 8. Huishoudelijk reglement 1. De Wmo Adviesraad stelt een huishoudelijk reglement op, waarin minimaal het volgende is geregeld: a. de vergaderfrequentie en de vergaderorde van de Wmo Adviesraad; b. de procedure van besluitvorming binnen de Wmo Adviesraad; c. de functieverdeling binnen de Wmo Adviesraad; d. het rooster van aftreden; e. de procedure met betrekking tot schorsing.
Artikel 9. Beëindiging 1. De Wmo Adviesraad kan door de gemeente worden opgeheven: a. in onderling overleg tussen Wmo Adviesraad en gemeente; b. als de Wmo wordt ingetrokken; c. als het beleid van burgerparticipatie van de gemeente substantieel wijzigt. 2. In de gevallen als bedoeld onder lid 1b en 1c van dit artikel is de gemeente gehouden het voornemen tot opheffing minimaal een half jaar van tevoren schriftelijk kenbaar te maken aan de Wmo Adviesraad.
Artikel 10. Slotbepalingen 1. Wijzigingen in dit convenant kunnen worden vastgesteld na overeenstemming tussen de Wmo Adviesraad en de gemeente. 2. In gevallen waarin het convenant niet of onvoldoende voorziet, beslissen de Wmo Adviesraad en de gemeente in onderling overleg. 3. Bij een geschil over de toepassing van dit convenant wordt een driehoofdige geschillencommissie ingesteld die een bindende uitspraak doet. Eén kandidaat wordt voorgedragen door de Wmo Adviesraad en één kandidaat door de gemeente. De derde kandidaat wordt gekozen door de beide andere kandidaten.
Aldus overeengekomen te Beetsterzwaag, d.d. 4 september 2007
Wmo Adviesraad gemeente Opsterland, namens deze de heer S. Sybrandy, voorzitter
College van Burgemeester en Wethouders gemeente Opsterland, namens deze de heer W. Kooistra, wethouder
BIJLAGE 1 Stroomschema adviesaanvraag Beleidsproces met inspraak
Beleidsproces zonder inspraak
Ontwerpen beleidsdocument door gemeente
Ontwerpen beleidsdocument door gemeente
↓ Toezenden concept beleidsdocument aan Wmo Adviesraad ↓ Formeel overleg Wmo Adviesraad en gemeente ↓
↓ Toezenden concept beleidsdocument aan Wmo Adviesraad ↓ Formeel overleg Wmo Adviesraad en gemeente ↓
Uitbrengen advies Wmo Adviesraad
Uitbrengen advies Wmo Adviesraad
↓ Terugkoppelen overnemen (onderdelen) advies door gemeente ↓
↓ Terugkoppelen overnemen (onderdelen) advies door gemeente ↓
Beleidsdocument inspraakrijp
Vaststellen beleidsdocument
Tijdpad
Toelichting Gedurende het ontwerpproces kan de gemeente mondeling of schriftelijk informeel afstemmen met de Wmo Adviesraad om zo (onderdelen van) het voorgenomen beleid te toetsen.
Maximaal 4 weken
Maximaal 2 weken
Afhankelijk van het onderwerp bestuurlijk (wethouder) of ambtelijk (beleidsambtenaar) overleg.
De gemeente laat de Wmo Adviesraad schriftelijk weten in hoeverre het advies wordt overgenomen en als er van het advies wordt afgeweken, op welke gronden dit het geval is. Als het advies van de Wmo Adviesraad integraal is verwerkt, wordt bij de ter inspraaklegging vermeld dat de Wmo Adviesraad het beleidsdocument ondersteunt. Als het advies op onderdelen niet is overgenomen, worden de niet overgenomen adviezen vermeld, alsmede de reden waarom van het advies wordt afgeweken.
↓ Inspraak ↓
Opstellen reactienota
↓ Beleidsdocument + reactienota
Naast het uitbrengen van advies vóór de ter inspraaklegging, kan de Wmo Adviesraad ook ín de inspraakperiode nog reageren op het beleids-document. Beide categorieën opmerkingen (voorafgaand aan én tijdens de inspraakronde) worden opgenomen in de reactienota.
naar College B&W ↓ Beleidsdocument + reactienota naar Gemeenteraad ↓ Vaststellen beleidsdocument
Afhankelijk van de aard van het beleidsdocument/-besluit vindt besluitvorming plaats door het College of door de Raad
BIJLAGE 2 Functievereisten (nieuwe) leden Wmo Adviesraad (als ook gehanteerd bij de werving van de leden in de eerste samenstelling van de Wmo Adviesraad) Voor de Wmo Adviesraad worden leden geworven die: • woonachtig zijn in Opsterland; • maatschappelijk betrokken zijn; • affiniteit hebben met het (brede) terrein dat de Wmo bestrijkt en alle doelgroepen willen vertegenwoordigen; • binding hebben met een of meer Wmo-doelgroepen en beschikken over een netwerk van personen of organisaties die de stem van een of meer Wmo-doelgroepen vertolken; • niet werkzaam zijn bij (of op andere wijze nadrukkelijk verbonden met) belanghebbende partijen, waarmee de gemeente binnen het kader van de Wmo contracten heeft afgesloten of zou kunnen afsluiten (dus bijvoorbeeld niet werkzaam bij een zorgaanbieder of hulpmiddelenleverancier); • analytisch kunnen denken (patronen herkennen, hoofd en bijzaken onderscheiden); • beleidsmatig kunnen adviseren (detailinformatie vertalen naar algemene adviezen, verschillende -soms tegenstrijdige- geluiden samenvoegen tot een eenduidig advies); • gevoel hebben voor politiek-bestuurlijke verhoudingen en gevoel hebben voor de positie van de Wmo Adviesraad; • communicatief vaardig zijn; • initiatief tonen; • tijd willen investeren om de Wmo Adviesraad tot een succes te maken (schatting van de tijdsbesteding: 12 – 16 uren per persoon per maand).
Convenant Wmo cliëntenraad Gemeente Midden-Delfland
PARTIJEN: De gemeente Midden-Delfland, te dezen vertegenwoordigd door de portefeuillehouder Wmo mevrouw C.J.M. van Nimwegen- van Wieringen, verder te noemen: de gemeente en De cliëntenraad Wet maatschappelijke ondersteuning verder te noemen de Wmo-cliëntenraad. Gelet op artikel 11 Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo), artikel 150 van de Gemeentewet, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en de Inspraakverordening,
Overwegende: - dat cliëntenparticipatie binnen de Wmo een belangrijke functie heeft gekregen vanuit de volgende motieven: • Het levert Inzicht op in specifieke wensen en behoeften van cliënten; • Het beleid kan worden verbeterd door de inbreng van cliënten en potentiële hulpvragers; • het draagvlak voor beleid wordt vergroot; • het draagt bij aan de ontwikkeling en betrokkenheid van de inwoners - dat het wenselijk is tot nadere afspraken te komen tussen de Wmo-cliëntenraad en de gemeente Midden-Delfland over de wijze waarop beide partijen met elkaar omgaan in het kader van inspraak, raadpleging en advisering op voorgenomen en bestaand beleid; Komen het volgende overeen: 1.
Werkkader voor de Wmo-cliëntenraad De gemeente Midden-Delfland heeft gekozen voor de instelling van een Wmo-cliëntenraad voor de duur van twee jaar. De mate van invloed die de gemeente geeft aan de Wmo-cliëntenraad is gesteld op het niveau van inspraak, raadpleging en advies. Besluiten over beleidsvoorstellen die de Wmo betreffen worden door het gemeentebestuur genomen nadat de Wmo-cliëntenraad daarover is gehoord.
2.
Taak van de Wmo-cliëntenraad De Wmo-cliëntenraad heeft als taak “tijdig”, voordat formele besluitvorming heeft plaatsgevonden, over de uitvoering van het beleid gevraagd en ongevraagd advies te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders. Over nieuw beleid wordt de Wmo cliëntenraad voordat formele besluitvorming plaatsvindt “tijdig” geraadpleegd. Dit doet Wmocliëntenraad als onafhankelijk orgaan.
3.
Taak van de gemeente Midden-Delfland Om participatie van de cliëntenraad in het proces van beleidsbepaling en –uitvoering mogelijk te
maken draagt de gemeente zorg voor: • Het verstrekken van relevante informatie inzake ontwikkelingen rond de beleidsvoorbereiding en implementatie van de Wmo aan de Wmo-cliëntenraad; • Het tijdig melden van voorgenomen maatregelen en activiteiten van de gemeente op het terrein van de Wmo aan de Wmo-cliëntenraad; • Het zodanig tijdig verstrekken van beleidsstukken waarover het college van burgemeester en wethouders een besluit gaat nemen zodat een zorgvuldige beraadslaging in de Wmocliëntenraad daarover plaats kan vinden en de raad met een weloverwogen advies of mening kan komen. 4.
Doel en functie van het overleg gemeente en Wmo-cliëntenraad Het doel van de Wmo-cliëntenraad is de belangen van cliënten binnen het gemeentelijk Wmobeleid zo goed mogelijk te behartigen. De functie van het overleg betreft het toetsen van maatregelen en voorzieningen (voorgenomen of in uitvoering) aan de behoeften en omstandigheden van de doelgroepen op het gebied van de Wmo.
5.
inhoud overleg De Wmo-cliëntenraad en de gemeente hebben overleg met elkaar over onderwerpen op het brede terrein van de Wmo. De beleidsvoorbereiding, uitvoering, de controle en evaluatie zullen besproken worden. Het overleg is in de regel openbaar. De Wmo-cliëntenraad kan besluiten vergaderingen te beleggen en/of niet in het bijzijn van de verantwoordelijk wethouder en ambtelijk vertegenwoordiger te vergaderen. De vergaderingen zullen worden bekend gemaakt op de voor de gemeente gebruikelijke wijze op de gemeentelijke pagina in De Schakel.
6.
Rol van de voorzitter De voorzitter fungeert als onafhankelijk voorzitter. Hij is niet gebonden aan een partij of organisatie. De voorzitter heeft een beslissende stem in de Wmo-cliëntenraad in het geval de stemmen staken.
7.
Frequentie van het overleg gemeente Wmo-cliëntenraad Minimaal twee keer per jaar komen de gemeente en de Wmo-cliëntenraad bijeen. De voorzitter van de Wmo-cliëntenraad roept de vergadering bijeen. Wanneer de voorzitter of de gemeente dit noodzakelijk acht, worden extra vergaderingen belegd.
8.
Samenstelling Wmo-cliëntenraad De Wmo-cliëntenraad bestaat uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties en uit cliënten waarmee zoveel mogelijk de verschillende prestatievelden binnen de Wmo worden vertegenwoordigd. De leden van de cliëntenraad moeten woonachtig zijn in de gemeente Midden-Delfland. Bij het benoemen van leden dient er voor te worden gezorgd dat er sprake is van evenredige vertegenwoordiging over de verschillende prestatievelden en van de verschillende doelgroepen. De Wmo-cliëntenraad bestaat uit één vertegenwoordiger van: de Coalitie Midden-Delfland Senioren (CMS) de gehandicapten initiatiefgroep ouders van verstandelijk gehandicapten (WIMD) de diaconieën van de gezamenlijke kerken kwetsbare groepen: nog nader in te vullen. Voorts bestaat de Wmo cliëntenraad uit: één cliënt die hulp bij het huishouden ontvangt één cliënt die een persoonsgebonden budget voor een individuele verstrekking ontvangt twee cliënten die een rolstoel, scootmobiel, woonaanpassingen en/of een vervoersvoorziening ontvangen.
Er zijn negen leden en een onafhankelijk voorzitter. De leden kiezen uit hun midden een secretaris en penningmeester. Nieuwe leden worden benoemd door de Wmo-cliëntenraad nadat het college van burgemeester en wethouders hierover is geraadpleegd. Bij de benoeming van nieuwe leden dient er voor te worden gezorgd dat de verschillende doelgroepen in de Wmocliëntenraad evenredig zijn vertegenwoordigd. De leden worden benoemd voor een periode van twee jaar. Dit geldt eveneens voor de voorzitter. De leden zullen maximaal één keer herbenoembaar zijn met dien verstande dat nooit meer dan tweederde van de zittende leden gelijktijdig kan aftreden. Het lidmaatschap van de Wmo-cliëntenraad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad of bestuurs- en managementfunctie binnen een welzijnsinstelling of zorginstelling die werkzaam is binnen de gemeente Midden-Delfland. De raad dient een afspiegeling te zijn van de Midden-Delflandse gemeenschap. Mannen, vrouwen, ouderen en jongeren zijn vertegenwoordigd. Het lidmaatschap vervalt bij verhuizing buiten de gemeente of indien sprake wordt van een onverenigbare betrekking. Het lidmaatschap van de alsdan opnieuw benoemde vervalt dan op hetzelfde moment als waarop degene waarvoor hij/zij in de plaats komt zou vervallen. 9.
Faciliteiten Wmo-cliëntenraad Teneinde het goed functioneren van de raad te bevorderen stelt de gemeente vergaderruimte ter beschikking. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van kopieerfaciliteiten binnen het gemeentehuis. De Wmo-cliëntenraad krijgt een eigen budget voor onder meer vergaderkosten en deskundigheidsbevordering. Voor deze zaken wordt in 2007 een bedrag van € 5.000,= beschikbaar gesteld en voor 2008 een bedrag van € 2.500,=. Het extra bedrag in 2007 is bestemd voor extra vergaderingen en deskundigheidsbevordering.
10.
Aandachtpunten Gemeente en de Wmo-cliëntenraad moeten ook oog hebben voor de belangen van kleine groeperingen die niet zijn vertegenwoordigd in de Wmo-cliëntenraad.
11.
Wijzigingen Dit convenant kan met wederzijds goedvinden worden gewijzigd. Nieuwe afspraken kunnen ook worden gemaakt als gevolg van gewijzigde omstandigheden of veranderde inzichten.
Aldus overeengekomen, Schipluiden, d.d. De gemeente Midden-Delfland
…….d.d…. Wmo-cliëntenraad
Mevrouw C.J.M. van Nimwegen- van Wieringen Portefeuillehouder Wmo
de heer, mevrouw voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Delft Gelet op art. 12 Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 84 uit de gemeentewet en artikel 3 Inspraak- participatieverordening Delft 2005;
Besluit vast te stellen de volgende participatieregeling Wmo-raad Delft 2011
Artikel 1
Definities a. de gemeente b. college c. de wethouder d. Wmo e. lid
f. de Wmo-raad g. adviseren h. klankbordgroep
i. contactambtenaar
j. voorzitter k. vergadering l. periodiek overleg m. ambtelijk overleg n. gemeenteraad o. het huishoudelijk reglement
de gemeente Delft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft de portefeuillehouder Wet maatschappelijke ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning een persoon die vanuit persoonlijke betrokkenheid met de Wmo deelneemt aan de Wmo-raad en die op beleidsmatig niveau in grote lijnen mee denkt en praat met het college en Wmo-breed overstijgend over alle prestatievelden adviseert aan het college een onafhankelijk orgaan met taken en bevoegdheden zoals in deze regeling omschreven het uitbrengen van een advies groep van personen en/of vertegenwoordigers van organisaties, die de belangen van belanghebbenden van de Wet maatschappelijke ondersteuning behartigen. de beleidsmedewerker, die deskundig is op het gebied van de Wet maatschappelijk ondersteuning en als aanspreekpunt fungeert voor de Wmo-raad de voorzitter van de Wmo-raad, die geen binding heeft met een van de betrokken organisaties de vergadering van leden (en/of plv. leden) van de Wmo-raad officieel beraad tussen wethouder en Wmo-raad overleg tussen contactambtenaar en Wmo-raad de gemeenteraad van Delft het door de Wmo-raad vastgesteld huishoudelijk reglement
Artikel 2 Reikwijdte van de regeling Deze regeling is van toepassing op de organisatie en bevoegdheden van de door het college ingestelde Wmo-raad.
Artikel 3 Taakstelling Wmo-raad De Wmo-raad informeert en adviseert het college gevraagd en ongevraagd in alle stadia van het beleidsproces. Dit doet zij door: a. bij de agendavorming pro-actief op zoek te gaan naar signalen, knelpunten en ideeën, vanuit cliënten en burgers en hierover ongevraagd advies te geven aan het college; b. in de oriëntatiefase van het opstellen van nieuw beleid vanuit de gemeente vroegtijdig gevraagd om mee te denken; c. conceptnota’s van advies te voorzien, voordat deze ter besluitvorming worden voorgelegd aan het college en d. verbeteringen, klachten en knelpunten te signaleren bij de implementatie en evaluatie van het beleid. Artikel 4 Doelstelling van de Wmo-raad De doelstelling van de Wmo-raad is het Wmo-beleid van de gemeente te verbeteren en vernieuwen door het college te adviseren. Daarbij is aandacht voor nieuwe ontwikkelingen en worden wensen, behoeftes en ideeën van verschillende groeperingen in de Delftse samenleving gekend en tegen elkaar afgewogen (beginspraak). Alle adviezen van de Wmo-raad worden door het college naar de gemeenteraad gestuurd.
Artikel 5 Bevoegdheden 1.
Initiatiefrecht De Wmo-raad heeft de bevoegdheid alle aangelegenheden die de uitvoering van de Wmo door de gemeente raken in het periodiek overleg met de wethouder aan de orde te stellen.
2.
Informatierecht De Wmo-raad krijgt van het college actief en op verzoek binnen veertien dagen alle informatie die hij voor de uitoefening van zijn taken, zoals in de regeling omschreven, nodig heeft, tenzij enig wettelijk voorschrift de verstrekking daarvan in de weg staat. Zo nodig zullen deskundige ambtenaren mondelinge toelichting geven over lopend beleid, de invloed van (nieuw) rijksbeleid of over ideeën en plannen van college en/of gemeenteraad op het gebied van Wmo-gerelateerd beleid.
3.
Adviesrecht a. De Wmo-raad heeft adviesrecht in alle beleidsfases m.b.t. Wmo-gerelateerde beleidsterreinen, waar mogelijk samenwerking zal plaatshebben binnen door het college vastgestelde kaders. b. Het college stelt de Wmo-raad op een zodanig tijdstip in de gelegenheid advies uit te brengen over Wmo-gerelateerd beleid, dat er daadwerkelijke invloed mogelijk is op de besluitvorming. Het college geeft van tevoren de financiële, juridische en beleidsmatige kaders aan. Indien het college om advies vraagt, wordt het advies binnen zes weken schriftelijk uitgebracht. c. Het college geeft binnen zes weken een schriftelijke reactie op een uitgebracht advies; in zijn besluitvorming wijkt het college alleen gemotiveerd af van het ontvangen advies.
Artikel 6 Overleg college Wmo-raad 1. Het college informeert en raadpleegt de Wmo-raad over zaken die de Wmo betreffen in de breedste zin van het woord. 2. De adviezen van de Wmo-raad spelen een volwaardige rol bij de ontwikkeling van beleid. Het college verbindt zich in principe aan de resultaten, maar kan bij de uiteindelijke besluitvorming hiervan (gemotiveerd) afwijken. 3. Voorafgaand aan het opstellen van een beleidsvoorstel door het college vindt een peiling van opvattingen plaats bij de Wmo-raad. Dit wordt meegenomen in het opstellen van een beleidsplan. 4. De Wmo-raad functioneert onafhankelijk ten opzichte van het college en draagt verantwoordelijkheid voor een dergelijke advisering t.a.v. het Wmo-beleid. 5. Het college vraagt advies aan de Wmo-raad in de volgende stadia van het besluitvormingsproces: a. Voorafgaand aan het opstellen van nieuw beleid; b. Indien een concept beleidsvoorstel is opgesteld (formele beleidsadvisering); c. Bij evaluatie van beleid voor verbeterpunten. 6. Het college zet de door de Wmo-raad aangereikte knelpunten en ongevraagde advisering hieromtrent op de agenda. 7. De Wmo-raad voert maandelijks een overleg met de contactambtenaar om de voortgang van het Wmo-beleid te bespreken. Artikel 7 Periodiek overleg met de wethouder 1. 2. 3.
4. 5.
6.
De Wmo-raad overlegt minimaal twee keer per jaar met de wethouder. De Wmo-raad beschikt over de mogelijkheid om desgewenst (ervaring)deskundigen op een te bespreken thema bij het overleg uit te nodigen. De voorzitter stelt in overleg met de secretaris en de contactambtenaar de agenda samen voor het periodiek overleg met de wethouder. Ieder lid heeft het recht om via de secretaris onderwerpen aan te reiken. De definitieve agenda wordt bij aanvang van het periodiek overleg vastgesteld. Het periodiek overleg wordt voorgezeten door de voorzitter. Op verzoek van minimaal twee leden van de Wmo-raad of op verzoek van het college worden, naast de periodieke overleggen, extra overleggen belegd. Aan dit verzoek wordt binnen vier weken voldaan nadat het verzoek daartoe door de voorzitter is ontvangen. De contactambtenaar maakt een verslag van het periodiek overleg, dat binnen drie weken aan de Wmo-raad wordt voorgelegd.
Artikel 8 Procedureadvisering 1. De Wmo-raad adviseert gevraagd en ongevraagd schriftelijk aan het college. 2. Indien het college en gemeenteraad afwijken van het advies van de Wmo-raad danwel het advies voorlopig niet in behandeling nemen, stellen zij de Wmo-raad daarvan schriftelijk in kennis, voorzien van een motivering. 3. De Wmo-raad betrekt de klankbordgroepen bij de advisering aan het college. 4. Gemeentelijke beleids- en uitvoeringsvoorstellen zullen, behoudens overmacht, op een zodanig tijdstip aan de Wmo-raad worden voorgelegd dat de Wmo-raad voldoende tijd heeft om daarover te adviseren.
5. De gevraagde en ongevraagde adviezen van de Wmo-raad worden in beginsel openbaar gemaakt. Artikel 9 Samenstelling WMO raad
1. De Wmo-raad telt minimaal 10 en maximaal 13 leden, exclusief de voorzitter en de secretaris/penningmeester. 2. De leden van de Wmo-raad denken en praten op beleidsmatig niveau op grote lijnen mee met het college. De voorzitter en penningmeester/secretaris vervullen een aparte functie binnen de Wmo-raad. 3. De Wmo-raad adviseert het college Wmo breed en overstijgend over alle prestatievelden. 4. Bij de samenstelling van de Wmo-raad wordt gezocht naar een spreiding in kennis en ervaring vanuit de praktijk over de verschillende prestatievelden. 5. De functieprofielen van Wmo-raadslid en voorzitter, secretaris en penningmeester zijn vastgelegd in bijlage 3 van deze regeling. 6. De leden van Wmo-raad hebben de taak a. een goede vertegenwoordiging van de doelgroepen betreffende de prestatievelden in een cluster om zich heen te organiseren in een klankbordgroep, als dit niet mogelijk is andere manieren toe te passen om (een deel van) deze groep te benaderen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande structuren; b. te luisteren, signaleren op te vangen vanuit de doelgroep middels de klankbordgroep of bij de doelgroep passende wijze van benadering (beginspraak); c. aan de doelgroep terug te koppelen wat er met de door hen verstrekte signalen, wensen, ideeën is gebeurd. 7. De leden van de Wmo-raad; a. nemen zitting zonder last; b. kunnen burgers/cliënten zijn, die actief (bestuurs)lid zijn van een belangenorganisatie, die echter geen zitting nemen als vertegenwoordiger van of namens een bepaalde belangenorganisatie; c. zijn in beginsel woonachtig in Delft en hebben kennis van de Delftse situatie en sociale kaart; d. dienen te voldoen aan een voorafgaand vastgesteld profiel. 8. Wegens belangenverstrengeling kunnen personen (zoals bestuurders en directie van door de gemeente gesubsidieerde welzijnsinstellingen en door de gemeente gefinancierde zorgaanbieders) worden uitgesloten van deelname aan de Wmo-raad. 9. De Wmo-raad heeft een daartoe benoemde voorzitter. De voorzitter beschikt over globale kennis van de Wmo en staat boven de materie. De voorzitter neemt het initiatief en draagt zorg voor de uitvoering en het verdelen van de taken van de Wmo-raad. De voorzitter heeft tevens een representatieve taak naar buiten toe. 10. De functies van secretaris en penningmeester worden door een persoon uitgevoerd. De Wmoraad heeft een daartoe benoemde secretaris/penningmeester, die uitsluitend deze functie vervult. De secretaris/penningmeester beschikt over globale kennis van de Wmo. Tevens dient de secretaris/penningmeester te beschikken over goede schriftelijke communicatieve vaardigheden en in staat te zijn tot budgetbeheer en beheer van de website. Artikel 10 Werkwijze, indeling clusters 1. Aan de hand van de negen prestatievelden wordt een onderverdeling in vijf clusters gemaakt, zoals omschreven in bijlage 2. Het streven is om een evenredige en werkbare verdeling van taken te maken. Het staat de Wmo-raad vrij om vanwege praktische redenen een andere indeling te maken.
2. Voor elke cluster wordt een klankbord gevormd. Elk Wmo-raadslid is verantwoordelijk voor minimaal één cluster en het contact met de daarvoor gevormde klankbordgroep. Artikel 11 Deelname klankbordgroep 1.
2.
3. 4. 5.
Organisaties of personen, die belanghebbende van de Wet maatschappelijke ondersteuning vertegenwoordigen (cliënten, mantelzorgers, burgers) kunnen na aanmelding of op uitnodiging van de Wmo-raad deelnemen aan de klankbordgroep. Organisaties of individuele vertegenwoordigers dienen aannemelijk te maken, dat zij op verantwoorde wijze een specifieke groep uit de Delftse samenleving vertegenwoordigen alvorens te worden toegelaten tot de klankbordgroep, dit ter beoordeling van de Wmo-raad. De Wmo-raad bepaalt in overleg met de gegadigde of en aan welke klankbordgroep de desbetreffende organisatie en vertegenwoordiger deelneemt. De Wmo-raad is bevoegd om deelnemers van de klankbordgroep uit te sluiten van deelname als daar gegronde redenen voor zijn. Wegens belangenverstrengeling kunnen personen (zoals bestuurders en directie van door de gemeente gesubsidieerde welzijnsinstellingen en gefinancierde zorgaanbieders) worden uitgesloten van deelname aan een klankbordgroep. Artikel 12 Klankbordgroep
1.
2. 3.
De klankbordgroep heeft de volgende functie: - Communicatie / contact met belangenbehartigers (cliëntenbelangenorganisaties, wijk/bewonersorganisaties, jongerenraad, migrantenorganisaties, etc.). - Knelpunten signaleren vanuit de samenleving. - Ideeën, opvattingen, oplossingen aanreiken vanuit de samenleving. - Informatie geven over ervaringen, vanuit de dagelijkse praktijk De leden van de Wmo-raad hebben de taak om te luisteren naar hun klankbord of actief op zoek te gaan naar, signalen en knelpunten te verzamelen bij moeilijk bereikbare doelgroepen. De Wmo-raad stelt het advies op, op basis van en/of naar aanleiding van de door de klankbordgroepen gedane signalen, ervaringen en kennis vanuit de praktijk. Artikel 14 Benoemingen, zittingsduur en ontslag 1. De Wmo-raad heeft de bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor het verwerven en selecteren van nieuwe Wmo-raadsleden en een nieuwe voorzitter middels een open werving en sollicitatieprocedure. Hiervoor wordt een sollicitatiecommissie ingesteld. Een beleidsmedewerker van de gemeente maakt deel uit van deze sollicitatiecommissie. 2. De leden van de Wmo-raad worden benoemd door het college. 3. De zittingsduur van de leden van de Wmo-raad, de voorzitter en de secretaris/penningmeester bedraagt drie jaar. Leden zijn maximaal één keer herbenoembaar. Hiervoor stelt de Wmo-raad een rooster van aftreden vast. 4. Het college kan een lid, de voorzitter en de secretaris/penningmeester uit diens functie ontheffen; a. op verzoek van het lid zelf; b. aan het einde van de zittingsperiode volgens het rooster van aftreden opgesteld door de Wmo-raad; c. bij verhuizing buiten de gemeente; d. indien sprake is van een onverenigbare betrekking; e. indien het lid naar het oordeel van de Wmo-raad niet langer naar behoren functioneert.
5. Een besluit tot ontheffing vindt niet plaats nadat het lid is gehoord. Artikel 15 Vertrouwelijke informatie De Wmo-raad gaat zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie. Indien het college de Wmo-raad informatie verstrekt die vertrouwelijk is, dan zal het college dat expliciet en gemotiveerd vermelden. De vertegenwoordigers van de Wmo-raad garanderen dan een strikt vertrouwelijke behandeling. Vertegenwoordigers van de gemeente gaan eveneens zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie die door de leden van de Wmo-raad wordt verstrekt.
Artikel 16 Openbaarheid 1.
De door de Wmo-raad vastgestelde verslagen van de vergaderingen en de uitgebrachte adviezen zijn openbaar. Artikel 17 Faciliteiten en financiering
1. 2. 3.
Het college stelt een jaarlijks budget beschikbaar aan de Wmo-raad. De Wmo-raad stelt een jaarlijks begroting op voor de besteding van dit budget. Het college stelt voldoende middelen beschikbaar voor secretariële en inhoudelijke ondersteuning ten behoeve van het functioneren van de Wmo-raad. De Wmo-raad legt verantwoording af over de besteding van dit budget middels een financieel jaarverslag.
4.
Artikel 18 Slotbepalingen 1.
2.
3.
4.
Communicatie De Wmo-raad heeft een website voor de communicatie naar en het contact met de Delftse burger. Jaarlijks wordt een activiteit georganiseerd om de Delftse burger te betrekken bij de Wmo-raad. Evaluatie a. De Wmo-raad evalueert periodiek het functioneren van de Wmo-raad. Indien er op basis van deze evaluatie reden is de regeling aan te passen, dan wordt hiertoe een verzoek ingediend bij het college. b. De Wmo-raad kan het college gemotiveerd verzoeken de voorzitter te vervangen, met dien verstande dat een besluit daartoe de instemming behoeft van twee-derde van de leden van de voltallige Wmo-raad. Huishoudelijk reglement Ter nadere uitwerking van het functioneren van de WMO-raad stelt de WMO-raad een huishoudelijk reglement op. Nadere regels In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de wethouder na overleg met de Wmoraad. Artikel 19 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als:’Participatieregeling Wmo-raad Delft 2011’.
Artikel 20 Inwerkingtreding van de participatieregeling
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2011.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Delft in de vergadering van *******
Burgemeester en wethouders voornoemd,
G.A.A. Verkerk
, burgemeester
H.G.L.M. Camps
, gemeentesecretaris
Bijlage 1 bij de participatieregeling Wmo-raad Delft 2010 Wetsartikel 12 Wmo Artikel 12 1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerpplan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen.
Bijlage 2 bij de participatieregeling Wmo-raad Delft 2010
Indeling in clusters aan de hand van de prestatievelden A
Prestatievelden 1 en 3: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning;
B
Prestatieveld 2: Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden;
C
Prestatieveld 4: Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;
D
Prestatievelden 5 en 6: 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer;
E
Prestatievelden 7,8 en 9: 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang; 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
voorzitter 10 Wmo-raadsleden
prestatieveld 1 en 3
prestatieveld 2
Wijkzaken Informatie en advies
Jeugd
Klankbordgroep en out-reachende benadering Wijkraden Bewonerscommissies, e.a.
Klankbordgroep en out-reachende benadering Jongerenraad Inspraakorganen e.a.
prestatieveld 4 Mantelzorg- en vrijwilligers ondersteuning
prestatieveld 5 en 6
Klankbordgroep en out-reachende benadering Mantelzorgers organisaties Vrijwilligersorg.
Klankbordgroep en out-reachende benadering Cliëntenbelangen organisaties
Participatie samenleving voorzieningen
prestatieveld 7,8,9 Maatschappelijke opvang OGGZ verslaafden
out-reachende benadering doelgroepen
Bijlage 3 bij de participatieregeling Wmo-raad Delft 2010
Functieprofiel Leden Wmo-raad De leden van de Wmo-raad zijn dusdanig samengesteld, dat er een balans is tussen kennis en ervaring vanuit de praktijk op alle gebieden van de Wmo. De leden van de Wmo-raad vertegenwoordigen geen belangengroepering of vereniging in de Wmo-raad. De leden van de Wmo-raad beschikken over de volgende kenmerken: 1. Aantoonbare betrokkenheid bij ontwikkeling en uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning aan burgers. Het betreft hierbij de maatschappelijke ondersteuning, die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de gemeente Delft. De leden van de Wmo-raad treden daarbij op vanuit cliënten perspectief. 2. Kennis en ervaring op gebieden van de Wmo. 3. Kennis van de Delftse situatie en sociale kaart. 4. Goed kunnen luisteren naar signalen vanuit de praktijk en deze kunnen vertalen naar adviezen op strategisch niveau. 5. In staat zijn netwerken te ontwikkelen en onderhouden ten behoeve van het werk in de Wmoraad. In staat zijn om een klankbordgroep te ontwikkelen en coördineren. 6. Kunnen en willen werken in teamverband. 7. Bereidheid tot deskundigheidsbevordering. 8. Praktisch en beleidsmatig kunnen denken, communiceren en adviseren. 9. Voldoende tijd beschikbaar om de taak als Wmo-raadslid uit te voeren. Geschat wordt een tijdsbesteding van een dagdeel per week. 10. Geen bestuurlijke- en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente Delft.
Functieprofiel onafhankelijk voorzitter Wmo-raad De voorzitter vervult een aparte functie binnen de Wmo-raad, neemt het initiatief in en draagt zorg voor de uitvoering en het verdelen van de taken van de Wmo-raad. De voorzitter voert de volgende taken uit: -
-
Het leiden van de vergaderingen van Wmo-raad: tijd en agenda bewaken; zo nodig het onderwerp kunnen toelichten; zorgen dat iedereen aan bod komt; verschillende oplossingen bespreken; besluit duidelijk formuleren. Agenda opstellen (samen met de secretaris). Het opstellen van adviezen aan het College van Burgemeester en Wethouders. Het representeren van de Wmo-raad en onderhouden van contacten met de gemeente (gemeenteraadsleden, wethouder en ambtenaren) en andere relevante partijen.
De voorzitter beschikt over de volgende kenmerken: 1. Globale kennis van de Wmo en boven de materie kunnen staan. 2. Bestuurlijk ervaring. 3. Goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. 4. Kennis van de lokale politiek. 5. Enthousiasmerende bruggenbouwer. 6. Kan omgaan met tegengestelde belangen. 7. Kan goed onderhandelen. 8. In staat tot democratische besluitvorming en niet sturen vanuit de eigen mening. 9. Weet een goede sfeer te bewaren. 10. Goed analytisch vermogen voor verheldering van vragen en opmerkingen en het terugbrengen van ingewikkelde formuleringen tot de essentie. 11. Geen bestuurlijke- en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente Delft.
Functieprofiel Secretaris / Penningmeester De secretaris / penningmeester vervult een aparte functie binnen de Wmo-raad. De secretaris / penningmeester voert de volgende taken uit: -
Het samen met de voorzitter opstellen van een agenda. Het zorgen voor tijdig verzenden van de agenda en bijbehorende stukken Het verzorgen van in en uitgaande post. Het regelen van secretariële ondersteuning, waaronder het notuleren van vergaderingen. Het coördineren van informatie uit de klankbordgroepen en werkgroepen. Het maken van een jaarbegroting en financieel jaarverslag. Het beheren van het budget van de Wmo-raad. Het zorgdragen voor schriftelijke berichtgeving, externe communicatie waaronder het openbaar maken van de door de Wmo-raad opgestelde adviezen. Het beheren van de website.
1. Globale kennis van en affiniteit met de Wmo. 2. Goede schriftelijke communicatieve vaardigheden. 3. Financiële kennis en inzicht. 4. Goede organisatorische vaardigheden. 5. Kennis van het beheren van een website. 6. Geen bestuurlijke- en/of ambtelijke functie bekleden in de gemeente Delft.