Basiscursus veldbiologie
Basiscursus veldbiologie KNNV Regio Alkmaar
Syllabus 2014 Lessen (woensdag: 20.00-22.00 uur) 9 april
Onderwerp
16 april
Landschap: bouw en werking Paddenstoelen
23 april
Vogels
30 april 7 mei
Meivakantie Planten
14 mei 21 mei
Hydrobiologie Insecten
Excursies (zondag: 10.00- 12.00 uur)
Onderwerp
Maandag 21 april: Oudorperhout 27 april: Geestmerambacht
Landschap en vogels Paddenstoelen
18 mei: Viaanse Molen
Planten
25 mei: Oudorperhout:
Hydrobiologie en insecten
1
Basiscursus veldbiologie
Inhoud van de syllabus Inleiding Les 1. Landschap, ecosystemen Les 2. Paddenstoelen Les 3. Vogels Les 4. Planten Les 5. Hydrobiologie Les 6 Insecten
Inleiding De bedoeling van de cursus is dat u tijdens en na de cursus met andere ogen gaat kijken naar het landschap en zijn bewoners in en om Alkmaar. We beginnen met een landschap, dat erg de stempel van menselijke invloed draagt - en welk landschap doet dat niet? - de polder. Aan de hand van de polder worden een aantal begrippen over landschap, flora en fauna geïntroduceerd. In de lessen erna gaan we vooral in op de planten en dieren in onze omgeving. Hoe komen we achter hun naam? Wat hebben ze hier te zoeken? Van welke organismen zijn ze afhankelijk? Hoe kwetsbaar zijn ze en hoe kunnen we ze beschermen? We hopen dat u aan het einde van de cursus uw omgeving met andere ogen beziet en dat u misschien wel besluit zich verder op dit gebied te ontwikkelen door lid te worden van een organisatie die zich inspant om de natuur, zoals wij u die hebben leren kennen, te bestuderen en te beschermen. De cursus wordt gegeven door leden van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), afdeling regio Alkmaar. De KNNV werd door o.a. Heimans en Thijsse opgericht in 1901 - ze bestaat dit jaar dus 112 jaar- om de natuurstudie te bevorderen. De afdeling regio Alkmaar is 95 jaar oud. Beroemd zijn de uitgaven van de KNNV Uitgeverij, met als parel de serie “Nederlandse Fauna”. KNNV-leden krijgen 10% korting op de KNNV uitgaven. Naast de KNNV zijn in ons gebied ook actief het Instituut voor Natuureducatie (IVN) afdeling Noord-Kennemerland, die meer de nadruk op educatie legt, en de Vogelwerkgroep Alkmaar, die zich beperkt tot de studie van de vogels. Over de natuurbescherming en natuurbeheer en de organisaties in onze regio verwijzen we naar de bijlage Organisaties en adressen.
2
Basiscursus veldbiologie
Docenten: Hans Nieuwenhuijsen en Rutger Polder Tel. 072‐5113975 Mail:
[email protected]
Les 1. Landschap, ecosystemen De polder en haar bewoners In deze les gaan we behandelen:
Ontstaan van Noord-Kennemerland en de nabije polder De structuur van een landschap, zowel fysisch als biologisch. De naamgeving van levende wezens. De indeling van de organismen in vijf rijken.
Hoe is de Oudorperpolder ontstaan? De Oudorperhout is onderdeel van de Oudorperpolder. Deze polder grensde tot de 16de eeuw aan open water, de Schermer, en lag tussen het oude stadje Alkmaar en Oudorp. Aan de noordzijde is nu de polder begrensd door de Hoornse vaart, waarlangs de molens staan die de polder bemaalden. Gelegen tussen Oudorp en Alkmaar liep de rivier de Rekere. In de zeventiende eeuw is het gebied ingepolderd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is de woonwijk in de Oudorperpolder ontstaan. Een deel van de polder, de Oudorperhout, heeft echter zijn karakteristieke polderbeeld behouden met zijn unieke flora en fauna. De gemeente Alkmaar heeft dit gebied als natuurgebied aangewezen. De Schermer De polder als natuurgebied. Een polder is er een mooi voorbeeld van hoe de structuur van een landschap en zijn functie samenhangen. Mensen hebben een aantal graslanden aangelegd om er vee te kunnen houden. Sommige dienden als hooiland, andere om het vee te laten grazen. Om dit grasland in stand te houden moet het gras via sloten, die tevens als waterwegen dienen, water krijgen. Belangrijk is het de waterstand via molens, gemalen en boezems te regelen. Graslanden, sloten en, soms, rietland zijn polderbiotopen. Het landschap - en dus ook het biotoop - blijkt te bestaan uit levenloze dingen (abiotische factoren) zoals zoet water, temperatuur, bodem en levende wezens (de biotische factoren), de flora en fauna van de polder. De fauna wordt gevormd door typische bewoners als weidevogels, kikkers en padden, libellen en waterdieren. De flora bestaat uit grassen, oever- en waterplanten.
2
De Zeswielen
Basiscursus veldbiologie
De soortenquiz U krijgt zo’n vijfentwintig dia’s te zien van planten en dieren , die in de Oudorperpolder zijn aangetroffen. Geef de naam van de soort, het mogelijke voedsel en de plaats in de polder, waar de soort voorkomt. De soortnaam. U heeft ongetwijfeld de meeste soorten een Nederlandse naam gegeven. Het probleem is dat een soort ook buiten Nederland kan voorkomen en dan een andere naam krijgt. Linnaeus (1707- 1778) heeft dat probleem opgelost door de soort twee namen te geven (binaire nomenclatuur) een geslacht aanduiding en een soortnaam, in het Latijn, en achter de naam de naam te geven van de beschrijver van de soort. Vergelijk het maar met onze naamgeving: Jansen (geslacht) Piet (soort)alleen hier ontbreekt de naamgever. Voorbeeld: Groot geaderd witje- Aporia crataegi Linnaeus. 1758. Klein geaderd witje- Pieris napi (L. 1758). Groot koolwitje- Pieris rapae (L. 1758) Bont zandoogje- Lopinga achine (Scopoli, 1763). Je ziet meteen wie naaste familie van elkaar is en wie de wetenschappelijke naam en de soortbeschrijving heeft gegeven. We hebben hier een stukje systematiek besproken.
Het op naam brengen van een organisme of het determineren. Om de naam van een plant of dier te vinden maakt men gebruik van determinatietabellen of -sleutels. Een bekend voorbeeld is de Flora om de naam van een plant te vinden. In de volgende lessen zal af en toe geoefend worden met dit soort tabellen.
3
Basiscursus veldbiologie
Welke factoren bepalen welke flora en fauna in de polder voorkomen?
Het is duidelijk dat abiotische factoren zoals temperatuurrange, voedselrijkdom, windwerking, vochtigheidsgraad, e.d. selectief werken op het voorkomen van de soorten. Een warmteminnende, droogteminnende soort als de zandhagedis zal je niet in de polder vinden. Maar een vochtminnaar als de pinksterbloem wel. De plek in het landschap waar de soort voorkomt noemen we de habitat van de soort. Ook de levende factoren werken selectief. Dieren eten planten, maar als de voedselplanten van een soort niet in de polder voorkomen is de diersoort er ook niet.
Aan de hand van de soortenquiz gaan we de soorten en eigenschappen daarvan opnieuw indelen. We hebben geprobeerd vast te stellen wat het voedsel is van een soort. Als we die gegevens combineren ontstaat er een voedselweb. In zo’n web heeft elke soort een taak of niche. Laten we alleen het land bekijken, het water komt in les 5. Sloot en plas ter sprake. Wat we nu zien ontstaan is de levende structuur van de polder. We kunnen deze structuur veralgemeniseren zodat hij voor elk landschap geldt. Soort organisme Taak/niche
Groene plant Producent
herbivoor consument 1e orde
carnivoor consument 2e orde
In het schema ontbreken nog de organismen die dode planten en dieren afbreken tot stoffen die de groene planten weer kunnen opnemen: de schimmels en bacteriën. Ze reduceren ingewikkeld gebouwde stoffen tot water, koolstofdioxide en zouten. Hun niche is reducent zijn. Ze zorgen ervoor dat er in de polder in het bijzonder en een landschap in het algemeen een stofkringloop ontstaat, die draaiende wordt gehouden door het instromende zonlicht.
4
Basiscursus veldbiologie
Ordening: de vijf rijken.
We zien dat er in een landschap drie groepen soorten zijn: producenten ( de groene planten), consumenten ( de dieren) en reducenten ( schimmels en bacteriën). Als we dit gegeven combineren met het type cel waaruit levende wezens zijn opgebouwd, dan kunnen we alle levende wezens op aarde, en dus ook die in een polder, plaatsen in vijf rijken. Ook dit is weer een stukje systematiek, net als de naamgeving. Bacteriën zijn reducenten en bestaan uit één primitieve cel. Zij vormen het rijk van de prokaryoten. Alle andere organismen zijn opgebouwd uit één of meer ‘moderne’ of eukaryotische cellen. Bestaan ze uit één cel dan vormen ze het rijk van de Eencelligen. Bestaat het organisme uit een bijzondere eukaryotische cel, de hyfe, is het meercellig en is het een reducent dan zit het in het Schimmelrijk. Bestaat het uit een eukaryotische cel met celwand en is het een producent dan plaatst men die in het Plantenrijk. En tenslotte: eukaryotische cel zonder celwand en consument: Dierenrijk. Zoals met alle wetenschap is ook dit een tijdelijke indeling. Tegenwoordig is het veel ingewikkelder. Zie deel 10 van de Nederlandse Fauna “De Nederlandse Biodiversiteit”, dat verschenen is in 2011, het Jaar van de Biodiversiteit. Literatuur en websites. Jonker N. & W. Menkveld. 1998. Planten in de polder. Haarlem.176 pp. Made, D. van der, H. Schouten en R. Polder. Oudorperhout. Fig.P.1.Korstanje, De stofkringloop enen deH. energiestroom. In: R. Polder Nieuwenhuijsen. 2008. Natuur in en om Alkmaar. Alkmaar. 96 pp. Excursie Datum excursie: maandag 21 april, Tijd: 10:00 uur, locatie: Oudorper Polder. Verzamelen: Bij fietsbrug over Hoornsche Vaart (vlakbij het zwembad).
5
De vijf rijken 1. Bacteriën 2. Eencelligen 3. Schimmels 4. Planten 5. Dieren
Basiscursus veldbiologie
Docent: Email:
Les 2. Paddenstoelen
Luc Knijnsberg
[email protected]
De volgende onderwerpen zullen in het thema paddenstoelen worden behandeld. 1) Het belang van schimmels voor de natuur. 2) de omgrenzing van macrofungi ten opzichte van microfungi. 3) Indeling in verschillende groepen (taxonomie) Basidiomyceten; Hymenomyceten (boleten en plaatjeszwammen), Aphyllophorales (Buisjeszwammen, stekelzwammen, korstzwammen, cantharellen, knotszwammen en koraalzwammen, trilzwammen, judasoren, buikzwammen. Ascomyceten; Bekerzwammen, Truffels, Schijfzwammetjes, Sphaeriales, Eurotiales 4) De drie belangrijkste functionele groepen: saprotrofen, parasieten en symbionten. 5) De Indigeniteit van paddenstoelen. 6) Het moderne genetische onderzoek naar verwantschappen, resultaten en het gevolg voor de huidige taxonomie.
Ecologie: Waar komen paddenstoelen vooral voor, wat zijn de favoriete plaatsen? Substraattypen; grondsoorten zoals zand, klei of veengrond, kalkarm of kalkrijk, zuur of basisch, voedselarm of voedselrijk. Paddenstoelen kunnen leven op organisch materiaal zoals levend of dood hout, levende of dode plantendelen, op andere paddenstoelen, op vogelveren, op poppen van rupsen, op mest, enz. Het in symbiose leven van sommige paddenstoelen met bomen en heesters. Wat is het voordeel voor de paddenstoel en boom of heester van deze symbiose.
Schematische weergave van een bekerzwam
Het determineren van paddenstoelen; Uiterlijke kenmerken(morfologisch), kleur, geur en smaak. Indicatoren (chemische hulpmiddelen) Een voorbeeld van een microscopische determinatie en een bespreking en presentatie van de meest gebruikte determinatieliteratuur. Tip: Een aantal determinatiesleutels zijn gratis te downloaden van www.mycologen.nl onder de knop “Downloads”. Schema van een gewone plaatjeszwam
6
Basiscursus veldbiologie
Andere belangrijke aspecten: Het plukstandpunt van de Nederlandse Mycologische Vereniging. Rode-Lijst-soorten, trends. Giftige en eetbare paddenstoelen, hoe gaan we hier mee om. Het voordeel van specialisatie binnen de mycologie. Informatie over het aanleggen van een paddenstoelenherbarium voor eventuele latere expertise.
Grote aardster
PowerPointpresentatie: De mycoflora van Alkmaar en omstreken in vogelvlucht. De enorme diversiteit in beeld. Waarop moet gelet worden voor een juiste determinatie. Paddenstoelenexcursie De groep gaat naar een paddenstoelenrijk gebied om onder leiding van de cursusleider naar paddenstoelen te zoeken om: A) Het determineren van de vondsten in het veld. B) Het noteren van de aangetroffen soorten en het aantal, samen met de belangrijkste ecologische bijzonderheden. C) Wat zijn Amersfoortcoördinaten en/of km-hokken. Het gebruik van de Inventarisatieatlas voor flora en fauna.
Literatuur en websites www.paddenstoelenalkmaar.nl / www.mycologen.nl / www.paddenstoel.nl / www.verspreidingsatlas.nl Tijdens de avond zijn determinatiewerken aanwezig ter inzage en uitleg. Excursie: Start excursie; zondag 27 april, Tijd: 10:00 uur locatie: Recreatiegebied Geestmerambacht. Verzamelen : Parkeerplaats ingang Vlasgat (Westkant) Meenemen: Eventueel regenkledingkleding en goedzittende wandelschoenen, notitieboekje en schrijfmateriaal.
7
Prachtwasplaten op voedselarme oude kleidijk
Heksenboleet in de Wilhelminalaan te Alkmaar onder Beuk
Basiscursus veldbiologie
Les 3. Vogels Vogels
docenten Rutger Polder en Tom Damm Tel.: 072-5119939 Mail:
[email protected]
Bij dit thema worden de volgende onderwerpen behandeld: Ordening binnen het dierenrijk Bouwplan van vogels Diversiteit van vogels Levenscyclus Gedrag Determinatie Veldonderzoek Binnen het dierenrijk zijn de gewervelden, gekenmerkt door een inwendig skelet, een bij velen goed bekende groep: we behoren er zelf toe, net als onze trouwe viervoeters, de kikkers of vissen in onze vijver en de alom aanwezige vogels. Na een inleiding over de verschillende klassen binnen de gewervelden wordt dieper ingegaan op de klasse van de vogels, omdat die in onze streken verreweg de meeste soorten omvat, die bovendien relatief gemakkelijk waarneembaar zijn. Ordening De gewervelden die bij ons voorkomen worden onderverdeeld in de klassen in de figuur Ordening. Deze klassen worden in de les globaal behandeld.
Rijk Animalia Fylum Chordadieren Subfylum gewervelden
Bouwplan van vogels Klasse Rondbekken
Vogels zijn warmbloedig, hebben één paar loop- of zwempoten, één paar vleugels, veren en een snavel. De botten zijn hol en daarmee aangepast aan het vliegen. Verder wordt met name ingegaan op zaken die afwijken van die bij andere gewervelden.
Klasse Kraakbeenvissen Klasse Amfibieen
Klasse Zoogdieren
Klasse Reptielen
Klasse Vogels
Ordening
Diversiteit van vogels Vogels vind je in allerlei soorten en maten, van de zeer kleine kolibries tot en met de Struisvogel. Van stevig uitziende vogels met sterke klauwen en een haaksnavel tot ranke vogels op stelten met een lange dunne snavel. Op basis van dit soort kenmerken zijn de vogels gegroepeerd in orden en families. De bij ons broedende en als doortrekker of wintergast voorkomende vogels behoren tot 21 ordes. De belangrijkste hiervan zullen worden besproken. De cursisten worden geholpen om zelf verschillende ordes en families te herkennen. De groepen die in onze omgeving aangetroffen kunnen worden krijgen hierbij de meeste aandacht. 8
Klasse Straalvinnigen
Wintertaling
Basiscursus veldbiologie
Levenscyclus In het algemeen maken vogels nesten, leggen ze eieren en bebroeden ze die, waarna de jongen óf direct het nest verlaten (nestvlieders) óf op en rond het nest opgroeien tot ze kunnen vliegen (nestblijvers). Daarna trekt een deel van de vogels weg, terwijl een ander deel hier blijft en gezelschap en concurrentie krijgt van vogels uit noordelijker en oostelijker streken. Aan de hand van enkele voorbeelden wordt dit toegelicht. Kluut Gedrag In dit onderdeel worden allerlei gedragingen besproken, zoals zang, balts, poetsgedrag, voedselzoeken, rui en (slaap)trek. Binnen de besproken ordes en families vertonen de soorten hierin grote overeenkomsten. Determinatie Terwijl voor het onderscheiden van ordes en families meestal structuurkenmerken bepalend zijn, gaat het binnen de families vaker om verschillen in het verenkleed. Bij zangvogels is het geluid dat ze produceren vaak een handig hulpmiddel, omdat je dat eerder hoort dan dat je de vogel ziet. Tijdens het tweede deel van de avond wordt geprobeerd een aantal soorten te determineren. Veldonderzoek In het veld is een verrekijker eigenlijk onmisbaar en vaak is ook een telescoop een zeer handig hulpmiddel. Daarnaast worden nog enkele andere hulpmiddelen getoond en besproken.
Rietzanger
Literatuur en websites vogelbescherming.nl vogelvisie.nl sovon.nl Excursie Datum excursie: maandag 21 april, Tijd: 10:00 uur, locatie: Oudorper Polder. Verzamelen: Bij fietsbrug over Hoornsche Vaart (vlakbij het zwembad). Bruine kiekendief 9
Basiscursus veldbiologie
Docent: Email:
Les 4. Planten
Sipke Gonggrijp
[email protected]
Bij het thema planten en mossen worden de volgende onderwerpen behandeld: Indeling van de plantenfamilies Plantengemeenschappen Determinatie Veldonderzoek
Inleiding De omgeving van Alkmaar, met de duinen en het polderland, herbergt een rijke plantengroei. In deze les krijgen de cursisten daar een glimp van te zien. Er wordt geprobeerd meer grip te krijgen op de plantenwereld door inzicht te geven in de indeling in families en in het bestaan van plantengemeenschappen. De cursisten krijgen verder uitleg over floristisch veldonderzoek en gaan zelf aan de slag om planten en mossen op naam te brengen. Indeling van de plantenfamilies Carl von Linné (Linnaeus) was één van de eersten die, in het midden van de 18e eeuw, het planten- en dierenrijk ordende. Hij splitste het hogere plantenrijk in tweeën op grond van slechts één kenmerk: planten met verborgen geslachtsorganen en planten met goed waarneembare geslachtsorganen. Eenvoudiger gezegd: planten zonder bloemen (sporenplanten) en planten met bloemen (zaadplanten). Aan beide groepen wordt aandacht besteed. Flora In de Flora van Heukels, de ‘plantenbijbel’ van Nederland, staan de soorten niet op alfabetische volgorde, maar volgens de meest actuele inzichten over hun afstamming. Het onderzoek naar de plantenstamboom is nog niet afgerond. Door DNAonderzoek ontstaan nieuwe inzichten over de verwantschap tussen soorten.
10
Basiscursus veldbiologie
Determinatie Een deel van de avond staat in het teken van de determinatie. Met behulp van flora’s, zoekkaarten en loepjes gaan de cursisten zelf planten en mossen op naam proberen te brengen. Er is zowel vers materiaal aanwezig als herbariummateriaal. Veldonderzoek In dit lesonderdeel wordt kort stilgestaan bij inventarisatiemethoden in het veld, het gebruik van een streeplijst en het aanleggen van een herbarium. Literatuur en websites Plantengemeenschappen
R. van der Meijden, 2005. Heukels 'Flora van Nederland, ed. 23. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten; Vegetatie vertoont ordening. Binnen het plantendek zijn E.J. Weeda et al, Nederlandse Oecologische Flora, wilde structuren te onderscheiden. Duidelijk is het onderscheid planten en hun relaties, deel 1 t/m 5; inbossen, heidevelden, graslanden en moerassen. Maar in E.J.Weeda et al, Atlas van de Plantengemeenschappen ook daarbinnen is sprake van systematische Nederland, deel 1 t/m 4, KNNV Uitgeverij;verschillen. Glanzend groene cultuurgraslanden zijn duidelijk anders www.floron.nl dan orchideeënrijke www.blwg.nl krijthellingen of duingraslanden. In de plantensociologie wordt in dit verband gesproken van www.verspreidingsatlas.nl
verschillende plantengemeenschappen. De plantengemeenschappen geven een indicatie van het milieutype waarin ze voorkomen. Excursie Datum excursie: maandag 18 mei, Tijd: 10:00 uur, locatie: Viaanse Molen. Verzamelen: ingang natuurgebied Viaanse Molen (ten zuiden van molen bij het sportpark Viaanse Molen).
bijenorchis
11
Basiscursus veldbiologie
Les 5. Sloot en plas.
docenten: Jaap Cost Budde en Coen de Rijk Tel: 072‐5154318 Mail:
[email protected]
Hydrobiologie en waterkwaliteit. In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn naast de abiotische gegevens, zoals zuurgraad, zuurstofgehalte en voedingsstoffen, ook inventarisaties van flora en fauna in het water van groot belang voor het meten van die waterkwaliteit. In dit gedeelte van de cursus geven we een inleiding over de algemene ecologische processen van water, een (zeer kort) overzicht van welke groepen organismen zich in water bevinden, een praktische methode om waterkwaliteit te meten aan de hand van waterorganismen. En tenslotte geven we een aantal typeringen van water zoals die gebruikt worden bij natuurbeheerders zoals het waterschap en recreatievissers. Ecologie Het voorkomen van verschillende vormen van leven in water is afhankelijk van een aantal ingewikkelde processen. We bekijken twee belangrijke processen die van belang zijn voor leven in een vijver, en de voorwaarden daarvoor. Bacteriën kunnen voedingsstoffen zoals meststoffen ook zonder zuurstof omzetten in bruikbare stoffen voor plantengroei. We merken dat vooral aan de stoffen die daarbij ontstaan: methaangas en zwavelwaterstof (rotte eieren) en een grote hoeveelheid voedselrijk slib. Plantengroei is nodig voor het tweede proces om de kringloop volledig te maken: de fotosynthese. Weinig zonlicht , bijvoorbeeld door troebel water, leidt niet tot een volledig ontwikkeld systeem van producenten en reducenten. “We missen iets”: groene planten, grotere insecten en roofvissen die jagen in helder water. Waterkwaliteit Water kan onder goede omstandigheden zichzelf schoon te maken (zelf reinigend vermogen). Zelfs van giftige stoffen. Behalve zuurstof en zonlicht speelt stroming een belangrijke rol. In poldersloten ontstaat die door bemaling en natuurlijke afwateringen. Ook microstroming door de afwezigheid van waterplanten is een onderschatte factor. Bij vijvers en plassen komt daar ook een stroming bij die ontstaat door dieper kouder water en warmer oppervlaktewater.
12
Basiscursus veldbiologie
Soorten waterbewoners. We laten op de zoekkaart een aantal soorten dieren zien.
In de les behandelen we een aantal soortgroepen om een idee te geven over de diversiteit van waterleven. Waterplanten: oeverplanten: Riet, Lisdodde, enz. drijvende waterplanten: Gele Plomp, Waterlelie, Kroos (6 soorten) enz, .ondergedoken waterplanten: Kranswieren (8), Waterpest (2), fonteinkruid, enz. Fytoplankton: Holtedieren, Sponzen, Poliepen, kwallen, mosdiertjes, Bacteriën en Algen Blauwalgen, Groenalgen (flap, waternetje) , Sieralgen (diatomeeën ) Protozoa en Metazoa: Flagellaten, Wimperdiertjes, sponzen, Rotordiertjes, Poliepen, Radardiertjes, Poliepen, Watervlooien en Mosselkreeftjes Macrofauna : Platwormen (8), Bloedzuigers (10), Borstelwormen (7 groepen; tubifex) , Kreeftachtigen en Schaaldieren (31, waaronder karperluis en waterpissebed en vlokreeften), Watermijten (128, waaronder de rode “spinnetjes”), Waterspinnen (1), Wantsen ( 47 soorten o.a. bootsmannetjes, schaatsenrijders) , Libellen (23), Kokerjuffers (49), Slijkvliegen, Sponsgaasvliegen (4), Haften (7), Kevers (139), Larven van vliegen en muggen en motjes (125), Slakken (36; moerasslak, diepslak), tweekleppigen (11 o.a. Zwanenmossel) Gewervelden: Vissen en Amfibieën (en hun “larven”)
13
Basiscursus veldbiologie
Waterkwaliteit meten Het ligt voor de hand om de waterkwaliteit te meten. We kunnen dat bijvoorbeeld doen aan de hand van de levende organismen, de biodiversiteit . We kunnen kijken naar de meest kritische soorten organismen en aan de hand daarvan kijken of een watermilieu een goede kwaliteit heeft. Veel insecten zoals bijvoorbeeld de waterspin maken een luchtbel voor onder water. Hiervoor moet de oppervlaktespanning van water hoog zijn en dat lukt niet met teveel voedingszouten in het water. Bepaalde kranswiersoorten groeien in een milieu met een specifieke zuurgraad. We gebruiken als praktijkopdracht de methode van Margalef, omdat daarbij geen uitbreide soortenkennis nodig is. Alleen de verhouding tussen het aantal soorten en individuen van een soort is van belang. In Noord-Holland voldoet overigens geen enkel water aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. Alle wateren zijn veel te voedselrijk (eutroof) voor een goede biodiversiteit.
Larvehuidje van waterjuffer
Typeringen van water Waterbeheerders delen graag hun watertypen in naar de meest kenmerkende soorten. Dat zijn in Noord-Holland natuurlijk de vissen. Er zijn uiteraard nauwkeuriger indelingen op grond van bijv. stroming en zoutgehalte. 1. Brasem-Karpers type Sloten met traag stromend water en weinig waterplanten, veel anaerobe afbraak en een dikke sliblaag. Brasems woelen de sliblaag om op zoek naar voedsel en de sloten blijven permanent troebel. Ook karpers, die zich met algen voeden, en snoekbaars zijn hier te vinden. 2. Snoek-blankvoorn type Deze sloten hebben wel veel oeverbegroeing zoals riet en ook wel oppervlakteplanten zoals gele plomp maar weinig ondergedoken planten. In de stad is het een heel normaal type. 3. Snoek-Zeelt type Snoek en zeelt zijn zichtjagers en worden gevonden in helder water met veel waterplanten . 14
Gerande oeverspin
Basiscursus veldbiologie
Literatuur en websites. Steenbergen H.A.red.; Macrofauna atlas van NoordHolland; Dienst ruimte en groen provincie N-Holland , jan 1993 Drost H., Cuppen H. et. al. ; De Waterkevers van Nederland KKNV uitgeverij 1992 Spijkman F., Kranenberg J. ; Herkenning zoetwatervissen : Stichting Ravon, 2006 Scheffer M., Cuppen J.; Vijver, Sloot en Plas, Tirionnatuur 2005 Streble L. rauter; Das Leven in Wassertropfen, Kosmos, 2001 Simons J. ; Bentische zoetwateralgen ; KNNV 2006 Smit H. & Van der Hammen; atlas van de Nederlandse watermijten, 2000 Datum excursie: zondag 25 mei, tijd: 10:00 uur, locatie: Oudorper Polder. Verzamelen: Bij fietsbrug over Hoornsche Vaart (vlakbij het zwembad en molen C).
15
Basiscursus veldbiologie
Les 6. Insecten Docent: Wilbert Kerkhof Tel. 072 5153520 Mail:
[email protected] Bij het thema Insecten worden de volgende onderwerpen behandeld.
Ordening binnen het dierenrijk Bouwplan van een insect Diversiteit binnen de insectenwereld De levenscyclus Ecologie Determinatie Veldonderzoek
Binnen het dierenrijk zijn de insecten een zeer omvangrijke groep met een grote diversiteit in vormen en levenswijzen. In de les wordt door middel van een powerpoint-presentatie getracht een eerste inzicht in deze materie over te dragen. Vervolgens worden de cursisten geholpen zelf de overeenkomsten en de verschillen tussen diverse insectenordes zoals vliegen, vliesvleugeligen, kevers, wantsen, libellen, vlinders, sprinkhanen te herkennen en te benoemen. Het bouwplan Bouwplan van een insect
Insecten hebben drie duidelijk herkenbare onderdelen, de kop, het borststuk en het achterlijf. Bij het bouwplan van de insecten wordt een voorbeeld gegeven van de algemene uiterlijke kenmerken waaraan een volwassen insect dient te voldoen. Hierbij wordt ook nader ingegaan op de functie van de verschillende organen en structuren. Het uitwendige skelet, facetogen, voeding, voortplanting, ademhaling en voortbeweging zijn onderdelen die besproken worden.
Kop; mond, facetogen, voelsprieten Borststuk; (3 delen) drie paar poten, twee paar vleugels Achterlijf; maximaal met elf segmenten, achterlijfsaanhangselen en genitaliën.
Ordening
rijk Animalia
Bij het onderwerp ordening zullen binnen de klasse van de insecten de meest opvallende ordes benoemd en kort besproken worden. Aan de hand van enkele voorbeeldsoorten wordt de plaatsing van insecten binnen het dierenrijk van klasse tot aan soortniveau behandeld. Zo krijgen vlinders, libellen, vliegen, bijen, wespen en sprinkhanen allen hun eigen afgebakende plaatsje in de encyclopedie van het leven.
16
Aantal soorten wereldwijd 1.000.000 Nederland
80.000
fylum Geleedpotigen
Ordening
klasse Insecten
orde Odonata libellen
orde Dictioptera kakkerlakken
orde Orthoptera sprinkhanen
orde Hemiptera wantsen
orde Phthiraptera luizen
orde Coleoptera kevers
orde Neuroptera gaasvliegen
orde Siphonaptera vlooien
orde Diptera vliegen muggen
orde Lepidoptera vlinders
orde Hymenopterea mieren, bijen wespen
Basiscursus veldbiologie
Diversiteit De diversiteit aan verschillende soorten wordt door middel van een aantal foto’s en preparaten verduidelijkt. Bij deze soortenparade komen van een aantal insecten delen van de levenscyclus aan bod. Ook wordt nader ingegaan op het verschil tussen volledige en onvolledige metamorfose bij de verschillende insectenordes. Tijdens het determinatiepracticum zullen van enkele soorten verschillende stadia gebruikt worden. Ecologie Bij het onderwerp ecologie komen de interacties tussen verschillende soorten insecten en hun omgeving aan bod. Hierbij wordt vooral uitgegaan van het belang van dit gedrag voor de betrokken insecten zelf en worden niet de door de mensen als nuttig of schadelijk ervaren gedragingen als uitgangspunt genomen. Zaken als bloembestuiving, parasitisme en sociale structuren worden behandeld.
Larvenhuidje Europese treksprinkhaan
Determinatie Het tweede deel van de avond staat geheel in het teken van de determinatie. Met behulp van microscopen, veldgidsen, zoekkaarten, preparaten, foto’s en indien mogelijk levende insecten gaan de cursisten zelf 15 insecten op naam proberen te brengen. Binnen deze opdracht is het de bedoeling inzicht in de verschillen tussen de ordes te verwerven, te leren hoe de verschillende determinatietabellen werken en het moment te kiezen elkaar te raadplegen bij twijfels over de juistheid van de determinatie.
Bronzen loopkevers
Veldonderzoek In dit lesonderdeel worden vangtechnieken, apparatuur en vangstbenodigdheden getoond en besproken. Vlinderkijker, vangnet, ultrasoondetector en de paraplu-methode worden behandeld. Een korte handleiding voor het verzamelen, prepareren en etiketteren van insecten is voor alle cursisten17 aanwezig.
Roofvlieg
Basiscursus veldbiologie
Literatuur en websites Tijdens de lesavond zijn veel naslagwerken, verspreidingsatlassen, veldgidsen en determinatietabellen aanwezig. Een aantal voor insectenonderzoek handige websites worden hier al genoemd. www.Nederlandsesoorten.nl www.waarneming.nl www.vlinderstichting.nl www.vlindernet.nl www.libellennet.nl www.microlepidoptera.nl www.wildebijen.nl sprinkhanen - home.hccnet.nl/mp.van.veen sprinkhanen Distelboktor Excursie Datum excursie: zondag 25 mei, tijd: 10:00 uur, locatie: Oudorper Polder. Verzamelen: Bij fietsbrug over Hoornsche Vaart (vlakbij het zwembad en molen C).
Harkwesp
Agaatvlinder met pop 18
Basiscursus veldbiologie
Begrippenlijst Begrip
Verklaring
Abiotische factoren Analyse
Behoren tot het niet levende milieu en beïnvloeden een organisme, b.v. licht, temperatuur, vochtigheid, bodemgesteldheid, zoutgehalte…. Ontleding in bestanddelen
Basisch
Stof die waterstof-ionen kan binden. =alkalisch
Binoculair
Stereomicroscoop, waarmee met twee ogen vergrotingen kunnen worden bekeken. Leer van het leven
Abiotisch
Biologie
Niet door levende organismen veroorzaakt of daaruit opgebouwd.
Biotische factoren
Invloeden uit de omgeving, die hun oorsprong hebben in levende wezens. B.v. relaties tussen planten onderling, plant-dier, dier-dier.
Biomassa
Totale gewicht van organismen per oppervlakte of ruimte-eenheid.
Bodemdieren
=bodemfauna; de dieren die in de bovenste laag van de bode3m levenen daar hun voedsel vinden. Van groot belang voor het geschikt maken en houden van de bodem voor plantengroei. B.v. eencelligen, insecten, slakken, wormen Planten, algen, schimmels en bacteriën die in de bovenste laag van de bodem leven. Van belang voor het beschikbaar komen en houden van voedingsstoffen in de bodem. Deel van het landschap dat alle geschikte kenmerken heeft om een vogelsoort succesvol te laten broeden. Zuurteregelaar, een zuur-base koppel dat zorgt voor een evenwicht in pH in een vloeistof. (L., carnis=vlees; vorare=verslinden) dieren die hoofdzakelijk van deierlijk voedsel leven., b.v. roofdieren, roofvogels, roofvissen… Wetenschap die de onderlinge betrekkingen bestudeert tussen biotische en abiotische factoren in een gebied. Dat deel van een landschap waarin de levensvoorwaarden gelijk zijn, b.v. heide, sloot, moeras, bos… Het vormt een eenheid tussen het abiotische milieu en de erin levende organismen. Een ecosysteem bevindt zich in een biotoop. Microscopisch kleine organismen, plantaardig of dierlijk, soms met tussenvormen. Belangrijke organismen, die in alle levensprocessen een rol spelen. Gedragsleer bij dieren. Objectief waarneembare gedragspatronen worden bestudeerd en geanalyseerd, b.v. eten, rusten, balts, broeden… Chemisch proces waarbij in bladgroenkorrels uit water, kooldioxide en
Bodemflora Broedbiotoop Buffer Carnivoren Ecologie Ecosysteem
Eencelligen Ethologie Fotosynthese
19
Basiscursus veldbiologie licht, glucose en zuurstof ontstaat. Fundament
Grondslag van een gebouw, basis waarop een gebouw staat.
Grondsoort
Materiaal waaruit de bodem is opgebouwd. Afhankelijk van het materiaal zijn er kleigronden, zandgronden, veengronden, humusgronden,… De concentratie van magnesium– en carbonaat- ionen in water. Bij Franse hardheid wordt alleen het kalkgehalte bepalend. Planteneters
Hardheid (van water) Herbivoren Helofytenfilter
Infrastructuur Kalkgehalte
Kleigronden Koolstofdioxide Levensgemeenschap Mossen Natuurwaarden Neutraal (PH) Oplosbaarheid Oppervlaktespanning Organismen Polder Predator
Waterzuiveringssysteem dat gebruik maakt van verschillen in bodemstructuur en een zone met water en oeverplanten; riet, lisdodde…. Het belangrijkste zuiverende effect wordt bereikt door bacteriële werking in de bodem tussen de plantenwortels. Totaal aan voorzieningen in een gebied. Wegen, sloten, riolering, enz.. Concentratie van calciumcarbonaat in de bodem. Kalkgehalte bepaalt de zuurgraad van de bodem. Kalk zorgt voor mineralisatie van organische stoffen die daardoor sneller beschikbaar komen voor plantengroei. Kalk draagt bij aan een meer losse structuur van de bodem. Bodems die bestaan uit zeer kleine deeltjes sedimentgesteente. Kleigronden bevatten weinig organisch materiaal, maar houden water beter vast dan zandbodems. CO2 Reukloos en geurloos gas. Komt vrij bij verbrandingsprocessen b.v. ademhaling, wordt door planten gebruikt bij de fotosynthese om glucose te produceren. De levende organismen die tezamen een gebied bewonen Eenvoudige landplanten zonder vaatbundels of wortels. Ze planten zich voort door middel van sporen. De waarde van een gebied gezien vanuit natuurbeschermingsperspectief. Niet zuur of basisch. Zonder vrije H+ of OH- ionen, b.v. (gedestilleerd) water. De mate waarin een stof kan oplossen in een andere stof Natuurkundig verschijnsel dat het oppervlak van een vloeistof zich gedraagt als een veerkrachtige laag. (Lichte voorwerpen zinken niet door de oppervlaktespanning.) Levende wezens ( worden verdeeld in 5 rijken; bacteriën, eencelligen, schimmels, planten,dieren ) . Gebied dat lager ligt dan het omringende water en waarvan de waterstand kunstmatig geregeld kan worden. Jagend dier, vangt en dood de prooi om voedsel te bemachtigen.
Producenten,biologisch Groene planten, produceren organisch materiaal en zuurstof. 20
Basiscursus veldbiologie
Prooien
Dieren die door andere dieren worden gegeten.
Reducenten
Organismen (schimmels, bacterien) die organische stoffen omzetten in anorganische stoffen.
Reliëf
Aanduiding voor hoogteverschil in het landschap, heuvels, dalen, bergen. Een van de rijken van de levende wezens. Organismen zonder bladgroen bestaande uit een zwamvlok. Vruchtlichamen zeer klein tot groot (paddenstoelen) Werden tot voorkort bij de planten ingedeeld, maar lijken door recent verworven inzichten dichter bij het dierenrijk te staan. Vogelsoort waarvan (vrijwel) alle individuen in, of zeer dichtbij, het broedgebied blijven overwinteren. Een door de branding opgeworpen, boven het zeeniveau liggende, zandbank. Oude strandwallen zijn zichtbaar in het polderlandschap achter de duinen. Een vogelsoort waarvan (vrijwel) alle individuen uit het broedgebied wegtrekken om op geruime afstand daarvan te overwinteren. Hogere planten. Belangrijkste groep van de landplanten met een inwendig transportsysteem door middel van vaatbundels, hout vaten en bastvaten. Er zijn drie vertegenwoordigende groepen; wolfsklauwen, varens en zaadplanten. Vaatplanten met wortels, een deel van de bladeren draagt sporenhoopjes. De vermenigvuldiging gaat door middel van sporen, dit in tegenstelling tot zaadplanten. Door plantenresten (meest veenmossen) ontstane bodems. Plantenresten die onder water liggen worden afgesloten van zuurstof en verteren daardoor slechts gedeeltelijk. Er ontstaat een voedselarm zuur milieu. Een diagram waarin de biomassa van elk trofisch niveau (elke nieuwe laag van consumenten van de onderliggende laag) is uitgezet. De weergave en samenhang van meerdere voedselketens die in een biotoop voorkomen. Vogelsoorten die in uitgestrekte graslanden broeden.
Schimmels
Standvogel Strandwal Trekvogel Vaatplanten
Varens Veengronden
Voedselpiramide Voedselweb Weidevogels Wiel (in zeswielen) Zandgronden Zuur
Kunstmatige vijver die benedenstrooms van een molen ligt om het water tot rust te laten komen. Ook; vijver die benut werd voor het overzetten van bootjes uit een polder naar de ringvaart. Oplossingen waarin H+ionen (waterstof) voorkomen.
Zuurgraad
Concentratie aan waterstof ionen in het bodemvocht.
21