Zorgplan 2011-2012
2011-2012
Ballumerweg 24 9163 GB Nes - Ameland
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
1
Zorgplan 2011-2012
Inleiding De Burgemeester Walda School heeft de ambitie om tegemoet te komen aan de didactische en pedagogische wensen van haar leerlingen. ‘Leerlingen optimaal voor te bereiden op het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt’ en ‘met een zo breed mogelijk aanbod zo veel mogelijk leerlingen zo lang mogelijk op het eiland van passend onderwijs te voorzien’ zijn belangrijke doelstellingen van de school. Hierbij speelt de leerlingbegeleiding op de Burgemeester Walda School een belangrijke rol. Deze begeleiding begint bij het pedagogisch klimaat van de school. Het is van belang dat iedere leerling zich gekend en veilig voelt op school. De leerling moet weten dat hij/zij terecht kan op school wanneer er problemen of moeilijkheden zijn. De leerling moet zich zowel fysiek als mentaal veilig voelen in en om het schoolgebouw. Naast deze (algemene) zorg is er sprake van een aanbod van specifieke zorg dat op de BWS wordt aangeboden, uitgevoerd en bijgesteld. Het doel van het voorliggende zorgplan is dat duidelijk is omschreven welke (extra) onderwijszorg op de Burgemeester Walda School wordt geboden en er tevens verantwoording voor wordt afgelegd. Het zorgplan beoogt een dynamisch product te zijn dat in het kader van de kwaliteitszorg periodiek geëvalueerd en aangepast dient te worden. Het zorgplan is bedoeld als beleidsdocument en verantwoordingsdocument, maar zal tevens een leidraad zijn voor de mensen op de werkvloer. Om het zorgplan zoveel mogelijk het karakter te geven van een ‘levend’ document is ervoor gekozen het zorgplan een digitale vorm te geven. Het zorgplan is op deze manier goed toegankelijk voor betrokkenen binnen de school en het kan relatief eenvoudig worden bijgesteld waar nodig. Het zorgplan kent een duidelijke structuur. Het eerste hoofdstuk beschrijft de visie op zorg en onderwijs van de Burgemeester Walda School. In het tweede hoofdstuk komt de vormgeving van de zorgstructuur aan bod. Het zorgaanbod en de leerlingbegeleiding wordt beschreven. Ook wordt aangegeven hoe procedures rondom aanvraag en uitvoering in zijn werk gaan. Vervolgens worden de taken van de verschillende functionarissen die werkzaam zijn in de begeleiding op de Burgemeester Walda School beschreven. Tevens wordt er een beschrijving gegeven van de functionarissen en instellingen waarmee de BWS inzake begeleiding contacten heeft. Vervolgens worden de ontwikkelpunten in de leerlingbegeleiding in de komende periode en op de lange termijn geschetst. Tot slot volgen als bijlage de protocollen en documenten die gebruikt worden bij de uitvoering van de leerlingbegeleiding. Daarnaast zijn de taak- en functieomschrijvingen van betrokkenen in de begeleiding weergegeven. November 2011 Suzanne Rozema
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
2
Zorgplan 2011-2012
Inhoudsopgave Inleiding..........................................................................................................................................................2 1. Visie op zorg en onderwijs ..........................................................................................................................5 1.1 Het karakter van de school ............................................................................................................................ 5 1.2 De doelstellingen van de school .................................................................................................................... 5 1.3 Visie op leerlingbegeleiding ........................................................................................................................... 5 2. Vormgeving van de zorg .............................................................................................................................7 2.1 Algemene zorg ............................................................................................................................................... 8 2.2 Specifieke zorg ............................................................................................................................................. 12 2.3 Geïndiceerde zorg........................................................................................................................................ 14 3. Functionarissen en taken .......................................................................................................................... 18 3.1 Functionarissen 1e lijn.................................................................................................................................. 19 3.2 Functionarissen 2e lijn ................................................................................................................................. 20 3.3 Functionarissen 3e lijn.................................................................................................................................. 23 4. Ontwikkelingsdoelen leerlingenzorg ......................................................................................................... 29 Bijlagen......................................................................................................................................................... 31 1.
Schema Zorgstructuur BWS ....................................................................................................................... 33
2.
Taakomschrijving mentor .......................................................................................................................... 34
3.
Taakomschrijving coördinator onder- en bovenbouw .............................................................................. 37
4.
Taakomschrijving zorgcoördinator (incl. leerlingbegeleider en dyslexiecoach)........................................ 38
5.
Taakomschrijving decaan onderbouw ....................................................................................................... 41
6.
Taakomschrijving decaan bovenbouw ...................................................................................................... 43
7.
Taakomschrijving contactpersoon............................................................................................................. 45
8.
Taakomschrijving vertrouwenspersoon .................................................................................................... 46
9.
Taakomschrijving medewerker kwaliteitszorg .......................................................................................... 47
10.
Aanmelding en toelatingsprocedure onderinstroom BWS ................................................................... 49
11.
Overdrachtskalender PO-VO ................................................................................................................. 51
12.
Overdrachtskalender VO-MBO .............................................................................................................. 52
13.
Sociale Kaart .......................................................................................................................................... 53
14.
Richtinggevende uitspraken van en over het samenwerkingsverband VO-SVO 3.02 ........................... 54
15.
ZAT-protocol .......................................................................................................................................... 57
16.
Aanvraagformulier Expertisecentrum ................................................................................................... 78
17.
PCL/ZAT-formulier ................................................................................................................................. 80
18.
Route aanmelding RMC Regio Noordoost Friesland ............................................................................. 90
19.
RMC aanmeldingsformulier + toelichting .............................................................................................. 91
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
3
Zorgplan 2011-2012 20.
Meldprotocol schoolverzuim ............................................................................................................... 100
21.
Stappenplan vermoeden kindermishandeling .................................................................................... 104
22.
Onderwijsondersteuning zieke leerlingen ........................................................................................... 110
23.
LGF-protocol ........................................................................................................................................ 112
24.
Dyslexieprotocol .................................................................................................................................. 121
25.
Pestprotocol ........................................................................................................................................ 144
26.
Signaleringslijst zorgleerlingen ............................................................................................................ 150
27.
Groepsplan BWS .................................................................................................................................. 151
28.
IHP Pedagogische Interventies ............................................................................................................ 152
29.
IHP LGF BWS ........................................................................................................................................ 155
30.
IHP LWOO BWS .................................................................................................................................... 157
31.
Overzicht onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO .......................................................................... 159
32.
Verzamellijst hulpzinnen onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO .................................................. 162
33.
Handleiding en werkblad onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO ................................................. 164
34.
LWOO-kaart ......................................................................................................................................... 166
35.
Zorgkaart sociaal-emotionele begeleiding .......................................................................................... 167
36.
Zorgkaart cognitieve begeleiding ........................................................................................................ 168
37.
Jaarkalender Zorg ................................................................................................................................ 169
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
4
Zorgplan 2011-2012
1. Visie op zorg en onderwijs 1.1 Het karakter van de school De Burgemeester Walda Scholengemeenschap is een openbare school. Dit houdt in dat het onderwijs is ingericht volgens de doelstellingen van het openbaar onderwijs. Op basis van deze doelstellingen, staan de deuren van de school open voor elke leerling ongeacht godsdienst, levensbeschouwing of afkomst. De school heeft naast een didactische ook een pedagogische taak. Naast het aanleren van cognitieve vaardigheden en kennisverwerving stelt de school zich tot doel om ook aandacht te schenken aan de sociale vaardigheden van de leerlingen. Het bovenstaande komt tot uitdrukking in: het letten op en bespreekbaar maken van discriminatie en pesten; het leren respecteren en begrijpen van andere mensen en hun meningen en overtuigingen; het bevorderen van meningsvorming. De BWS is een kleine school waarin het personeel en de leerlingen samenwerken om, op basis van wederzijds respect en begrip, een prettig en veilig schoolklimaat te bewerkstelligen voor zowel leerling als personeel. Dit vertrekpunt is van groot belang voor het pedagogisch klimaat van deze school en komt mede tot uitdrukking in de grote betrokkenheid bij het wel en wee van de leerlingen. Een klimaat als dit zal zeker bijdragen tot het behalen van de doelstellingen van de school.
1.2 De doelstellingen van de school Het belangrijkste doel van de school is leerlingen optimaal voor te bereiden op het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt. De school heeft zich als taak gesteld om leerlingen zo snel mogelijk en zo hoog mogelijk op te leiden, of wel zo goed mogelijk voor te bereiden op een opleiding aan de wal. Daarnaast is onze missie om met een zo breed mogelijk aanbod zo veel mogelijk leerlingen zo lang mogelijk op het eiland van passend onderwijs te voorzien. Daarom bieden we programma's aan variërend van VMBO Basis of Kader (eventueel met LWOO), VMBO Theoretisch en Theorethisch+. We zoeken continue naar moderne, zelfstandigheid bevorderende werkvormen en naar innovatieve les en leer ondersteunende hulpmiddelen. De BWS werkt nauw samen in het Samenwerkingsverband Noord-Oost Friesland en het netwerk VMBO. Tevens maakt de BWS deel uit van de regionale samenwerkingsovereenkomst en heeft de BWS een intentieverklaring getekend om de samenwerking met de scholengroep Piter Jelles in Leeuwarden nader te onderzoeken. Het aanleren van sociale vaardigheden zoals samenwerken, het bespreekbaar maken van discriminatie en pesten, het leren respecteren en begrijpen van andere mensen en hun meningen en overtuigingen en het bevorderen van meningsvorming beschouwen we als basiselementen voor het goed functioneren in een samenleving. De sociale veiligheid van een ieder staat bij de school in een hoog vaandel. In de school houden wij ons aan de Amelandse regels “omgaan met elkaar” en spreken overtreders hierop aan.
1.3 Visie op leerlingbegeleiding Bij de leerlingbegeleiding is de missie van de Burgemeester Walda School het uitgangspunt voor het te voeren beleid. De Burgemeester Walda School heeft de volgende missie geformuleerd, waaraan het personeel van de scholengemeenschap zich bindt: De Burgemeester Walda School wil haar leerlingen zo snel mogelijk en zo hoog mogelijk opleiden, of wel zo goed mogelijk voorbereiden op een opleiding aan de wal. Met een zo breed mogelijk aanbod wil de school zo veel mogelijk leerlingen zo lang mogelijk op het eiland van passend onderwijs voorzien. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
5
Zorgplan 2011-2012 De school wil graag dat vrijwel al haar leerlingen bij binnenkomst vanaf de basisschool meteen op het juiste niveau zitten met passende steun en aandacht. Een belangrijk accent ligt op het feit dat een leerling zich thuis moet kunnen voelen op de Burgemeester Walda School. Het mentoraat en een goede communicatie tussen ouders, leerlingen en de school wordt door de Burgemeester Walda School belangrijk gevonden. De mentor heeft een belangrijke taak gericht op het welbevinden van de leerling, het signaleren van studieproblemen en het begeleiden van het groepsproces. In de mentorlessen is er aandacht voor zowel studievaardigheden en -vorderingen als sociaal-emotionele onderwerpen, zoals omgaan met elkaar. De zorgcoördinator/leerlingbegeleider van de Burgemeester Walda School coördineert de zorg in de school en onderhoudt contacten met externe instanties. Vanuit de school kan een beroep worden gedaan op de expertise van de orthopedagogen van het samenwerkingsverband. De zorgcoördinator verzorgt de contacten en maakt als werkgroeplid deel uit van de Permanente Commissie Leerlingenzorg en het overkoepelende Zorgadviesteam van SWV 3.02. Hierdoor is afstemming van de zorg op de school makkelijker mogelijk. Daarnaast is er op de Burgemeester Walda School een zorgteam dat 4 tot 8 keer per jaar bijeenkomt, of vaker indien nodig. Naast de zorgcoördinator/leerlingbegeleider maken een sociaal verpleegkundige van de GGD, een schoolmaatschappelijk werker, de coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente Ameland en de leerplichtambtenaar deel uit van het zorgteam. Nieuwe leerlingen worden ingebracht door de mentor en/of coördinator onder- of bovenbouw. Ook kan er op afroep een beroep gedaan worden op andere deskundigen, zoals politie en medewerkers van MEE. Doel van de leerlingbegeleiding De leerlingbegeleiding is erop gericht dat iedere leerling, binnen de eigen mogelijkheden, een kans krijgt op het gebied van leren, persoonsvorming en het maken van studiekeuzes, zodat de leerling zich op een evenwichtige manier kan ontwikkelen. De leerlingbegeleiding richt zich op: begeleiding van het verstoorde leerproces; sociaal-emotionele begeleiding; studie- en keuzebegeleiding. In dit zorgplan volgt een beschrijving van de structuur en de uitvoering met betrekking tot de begeleiding van het verstoorde leerproces en de sociaal- emotionele begeleiding. De Burgemeester Walda School streeft naar zoveel mogelijk geïntegreerde leerlingbegeleiding. Hierbij richten onderwijs en begeleiding zich gezamenlijk op de optimale ontwikkeling van de leerling; tevens stellen zij zich hier samen verantwoordelijk voor. Begeleiding wordt geïntegreerd in het onderwijsproces. Het gevolg hiervan is dat alle leerlingen gericht gestimuleerd worden in hun ontwikkeling als mens en de leerlingbegeleiding zich niet uitsluitend richt op uitvallers met problemen. Geïntegreerde leerlingbegeleiding heeft drie uitgangspunten: alle leerlingen profiteren ervan; alle kanten van de leerling komen aan bod; alle docenten voelen zich er verantwoordelijk voor.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
6
Zorgplan 2011-2012
2. Vormgeving van de zorg De Burgemeester Walda School hecht veel belang aan leerlingbegeleiding. Om het leerproces van leerlingen succesvol te laten zijn is een veilige leeromgeving noodzakelijk. Leerlingbegeleiding draagt bij aan het creëren van deze veilige omgeving en schept daardoor een belangrijke voorwaarde voor het leren. Leerlingbegeleiding begint in feite bij het pedagogisch klimaat dat op de school heerst. Hoe is er in de meest algemene zin aandacht voor elkaar, is er iets van warmte of empathie in die contacten? Hoe gaat men er met elkaar om? Hoe ziet het gebouw er uit, voelen de leerlingen en het personeel er zich veilig? Zijn er bijzondere activiteiten naast de lessen? Is het een grote school en hoe vol zitten de klassen? Heeft het personeel een goede band met elkaar? Wordt er gelachen? Dat alles maakt in eerste instantie de sfeer. En als deze goed of positief is dan zullen de leerlingen gemakkelijker tot schoolprestaties kunnen komen dan wanneer die sfeer negatief uitpakt. Zorgleerlingen De begeleiding van zorgleerlingen wordt op de Burgemeester Walda School gezien als gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle onderwijsbetrokkenen. De Burgemeester Walda School heeft als eilandschool relatief veel zorgleerlingen. Het gaat hier voornamelijk om: Leerlingen met een LWOO-indicatie op basis van cognitieve leerachterstanden: Op basis van IQ en mate van leerachterstanden - eventueel veroorzaakt door een sociaal emotionele problematiek - wordt er extra geld toegekend aan deze leerlingen. Het geld dient ten goede te komen aan de leerling en moet als doel hebben de leerachterstanden van de leerlingen binnen het VO zodanig te verkleinen dat ze het reguliere VMBO- diploma kunnen behalen. Binnen de Burgemeester Walda School is er voor gekozen de nadruk te leggen op specfieke begeleiding binnen de eerste twee jaar van de opleiding. Hierdoor kan de leerling in de daaropvolgende leerjaren optimaal profiteren van de aangeboden leerstof. Leerlingen met een LGF op basis van een gedragsstoornis of handicap: LGF-leerlingen zijn leerlingen met visuele problematiek, auditieve- of taal/spraakproblematiek, fysieke problematiek of gedragsstoornissen. Deze leerlingen kunnen binnen elke leerweg aanwezig zijn. Er is geen concentratie van leerlingen met gedragsproblematieken binnen een bepaalde (niveau)groep. Op basis van een vastgestelde gedragsstoornis of handicap wordt er extra geld toegekend aan de leerling (Leerling Gebonden Financiering/Rugzak). Dit geld moet worden besteed aan extra begeleiding van en/of hulpmaterialen voor de leerling binnen de school. De leerling krijgt ambulante begeleiding van een externe begeleider. De ouders vragen LGF aan voor hun kind. In een individueel handelingsplan moet worden vastgelegd wie de leerling begeleid en wat er wanneer en door wie wordt gedaan. De zorgcoördinator maakt en bewaakt het handelingsplan; de mentor voert overleg met de ambulant begeleider, ouders, en leerling. Dyslectische leerlingen: Voor leerlingen met een dyslexieverklaring zijn diverse faciliteiten en compensatiemogelijkheden beschikbaar. Gewerkt wordt volgens de uitgangspunten die te vinden zijn in “Het landelijk protocol dyslexie VO”. De individuele aanpassingen staan vermeld in de dyslexiekaart die op de Burgemeester Walda School door de zorgcoördinator voor iedere dyslectische leerling wordt opgesteld. Daarnaast draagt de zorgcoördinator zorg voor het toekennen en uitvoeren van de nodige facilitering. Voor een aantal van deze leerlingen is extra begeleiding gewenst, omdat het werken in heterogene groepen veel extra inzicht en vaardigheid vergt van het zelfstandig (technisch)lezen en begrijpen van teksten en opdrachten (ook bij andere talen).
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
7
Zorgplan 2011-2012 Leerlingen met sociaal emotionele en/of gedragsproblemen: De afgelopen jaren is er op de Burgemeester Walda School een toename te zien van leerlingen waarbij sociaal emotionele problematiek een rol speelt binnen het cognitief en sociaal functioneren. Hoewel er geen specifieke gelden toegekend worden aan deze leerlingen, wordt er vanuit het zorgbudget een investering gedaan om deze leerlingen de nodige hulp te bieden binnen de school. Te denken valt aan extra begeleidingsgesprekken met de mentor en/of onderbouw-/bovenbouwbouwcoördinator, begeleiding door de leerlingbegeleider, faalangstreductie/examenvreesreductie- of SoVa- training. Het is aannemelijk dat met de invoering van de wet op Passend Onderwijs meer leerlingen uit zogenaamde clusterscholen (1 t/m 4) via Leerling Gebonden Financiering (‘het rugzakje’) aanspraak gaan maken op een plek binnen de school. De specifieke problemen die deze leerlingen met zich mee kunnen brengen, zal een extra beroep doen op docenten en begeleiders. Zorgaanbod Op de Burgemeester Walda School wordt de leerlingen verschillende mogelijkheden qua ondersteuning en begeleiding geboden. Bij de beschrijving van dit zorgaanbod kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie verschillende soorten leerlingenzorg: algemene zorg: reguliere zorg geïntegreerd in het onderwijs; specifieke zorg: aanvullende zorg naast het onderwijs; geïndiceerde zorg: zorg bestemd voor geïndiceerde leerlingen.
2.1 Algemene zorg Algemene zorg is de zorg die de school biedt, zodat leerlingen, zowel individueel als in groepsverband, optimaal profiteren van het aanbod van de school. Het gaat hierbij om preventieve begeleiding (het voorkomen dat er belemmeringen en problemen ontstaan bij leerlingen) en om curatieve begeleiding (het begeleiden van leerlingen die problemen ondervinden en daarbij ondersteuning nodig hebben). De algemene zorg richt zich op de resultaten van de leerling (voortgang) en de situaties waarin de resultaten tot stand komen (welzijn). De algemene zorg begint al bij de aanmelding en toelating van de leerling. Ook de screening aan het begin van het jaar draagt hieraan bij. De mentorlessen maken tevens deel uit van de algemene zorg. Door middel van de leerlingenbesprekingen en rapportvergaderingen en het bijhouden van het leerlingendossier, vindt registratie en monitoring plaats. Op deze manier kan het ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces van de leerling gewaarborgd worden. De afname van de vragenlijst studievoorwaarden (VSV) draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het welzijn van de leerlingen, maar ook mentorgesprekken dragen hieraan bij. Hierna worden de aspecten van algemene zorg op school nader toegelicht. De activiteiten in het kader van het mentoraat vinden plaats conform het studie/mentorles programma, zoals deze samengesteld is voor de verschillende jaargroepen. Vernieuwde Onderbouw De vernieuwde onderbouw, welke op de Burgemeester Walda School is ingevoerd per augustus 2006, is een systeem dat veel vereist van de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de leerlingen. De leerlingen krijgen een weekkaart waar het werk voor de hele week opstaat. Op de Burgemeester Walda School is gekozen voor heterogene jaargroepen van ca. 45 leerlingen. Sociaal gezien levert deze groepering een aantal voordelen op t.a.v. samenwerking en niveau- en vakoverstijgend werken. Cognitief worden de leerlingen vooral op eigen niveau begeleid. De instructie van de verschillende vakken wordt homogeen aangeboden.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
8
Zorgplan 2011-2012 Onderstaande uitgangspunten zijn leidend voor de vernieuwde onderbouw: De Burgemeester Walda School … Wil iedere leerling een succesvolle schoolloopbaan garanderen Biedt elke leerling de zorg waar hij om ‘vraagt’ Doet recht aan verschillen tussen leerlingen Borgt de kwaliteit van de zorg Implementeert minstens vakoverschrijdende verbanden met leerstof Streeft door flexibele groepsgrootten, binnen een groter geheel, naar een betekenisvolle, contextrijke en uitdagende leeromgeving. LWOO-leerlingen krijgen binnen de grote groep extra aandacht en begeleiding door de derde docent van het leergebied of door een intern begeleider die de vakdocent in de les ondersteunt. De begeleiding die de Burgemeester Walda School biedt, sluit hierdoor goed aan bij deze groep leerlingen. Daarnaast is het voor leerlingen die moeilijk zelfstandig kunnen plannen en moeite hebben verantwoordelijkheid voor het eigen werk op zich te nemen, extra begeleiding mogelijk. De extra hulp die deze groep krijgt is: hulp bij de planning van de weekkaart; extra begeleiding bij cognitieve problemen; extra begeleiding bij sociaal-emotionele problemen; extra inzet van hulpmiddelen bij cognitieve en sociaal emotionele problemen; studiebegeleiding; monitoring door de mentor. Vooral tijdens de keuzewerktijdmomenten, ieder eerste half uur van de schooldag, is er aandacht voor individuele begeleiding van (zorg)leerlingen door de (co-)mentor. Met name op gebied van begrijpend lezen zullen leerlingen goed moeten kunnen functioneren, aangezien hier een groot beroep op wordt gedaan in de vernieuwde onderbouw. Schoolbreed wordt hier aandacht aan besteed m.b.v. het stappenplan begrijpend lezen. Daarnaast is er tijdens cursus aandacht voor het trainen van begrijpend leesstrategieën. De vaardigheden voor begrijpend lezen worden daarnaast getraind m.b.v. het digitale programma ‘Score’ dat onder cursustijd wordt aangeboden. De docenten in de onderbouw zijn meer coachend bezig, zodat leerlingen gestuurd worden zelfstandig te werken en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces. Doordat het team van begeleiders/docenten binnen een vak/leergebied nauw samenwerkt, kunnen ze de groep leerlingen beter in de gaten houden en zijn de lijnen naar hulp korter. Als dit nodig is kan er hulp van het zorgteam ingeroepen worden. Ook is het mogelijk om preventief te begeleiden. Als vanuit de basisschool al duidelijk is dat er een cognitief of sociaal emotioneel probleem aanwezig is, kan er vooraf al een plan voor de leerling opgesteld worden. Op deze manier kan de Burgemeester Walda School goed inspelen op de behoeftes van de leerlingen. Aanmelding en toelating Leerlingen worden uiterlijk voor 1 april aangemeld op de Burgemeester Walda School. De toelatingscommissie deze wordt gevormd door de decaan onderbouw, coördinator onderbouw en de directeur - beslist over de plaatsing van leerlingen en houdt in haar beslissing rekening met het advies van de basisschool, de uitslag van de Citoof GCO-test en de keuze van ouders. Vanuit de toelatingscommissie wordt er indien nodig contact gelegd met de basisschool en eventueel de ouders. Dit om een zo goed mogelijk beeld van een leerling te krijgen met als gevolg dat de leerling in de bij hem of haar passende leerroute geplaatst wordt.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
9
Zorgplan 2011-2012 Er zijn 4 mogelijkheden tot toelating op de Burgemeester Walda School: 1. toelating aan het begin van het cursusjaar in klas 1 zonder LWOO aanvraag (onderinstroom) 2. Toelating aan het begin van het cursusjaar in klas 1 met LWOO aanvraag ( onderinstroom) 3. Toelating aan het begin van het cursusjaar in een hoger leerjaar dan klas 1 (zijinstroom) 4. Toelating in de loop van een cursusjaar (zijinstroom) Tussentijdse toelating en toelating van een zorgleerling worden met de zorgcoördinator/PCL-lid besproken. Deze maakt de afweging of de leerling in de PCL besproken moet worden voor de officiële toelating doorgang kan vinden. Het belangrijkste criterium bij aanname vormt het uitgangspunt dat de leerling gezien intelligentie, schoolvorderingen en gedrags- en/of persoonlijkheidsaspecten, in staat is een diploma op minimaal Basisberoepsgerichte Leerweg- niveau te behalen. Hierbij zal worden afgewogen dat de hulpvragen van de leerling de handelingsbekwaamheid van de school op gebied van begeleiding niet overvraagt en deze vanuit de wettelijk toegekende financiële middelen kan worden bekostigd. Wanneer de toelatingscommissie tot de afweging komt dat aan bovenstaande uitgangspunten niet kan worden voldaan kan de school weigeren toe te laten. Wel zal er advies gegeven worden over een passende onderwijsplaats. De toelating van LWOO-leerlingen wordt beschreven in de paragraaf ‘Geïndiceerde zorg’. In bijlage 9 staat de aanmelding en toelatingsprocedure onderinstroom van de Burgemeester Walda School beschreven. Screening en SCORE Bij aanvang van het schooljaar maken alle leerlingen een screening. Deze screening is bedoeld om als school zicht te krijgen op het cognitieve vermogen van de basisvaardigheden van de leerling, op het gebied van Nederlands en rekenen/wiskunde. Deze toets bestaat uit de onderdelen: Dictee (uit het ‘Landelijk protocol voor Dyslexie’) Begrijpend lezen Woordenschat Technisch lezen Rekenen/wiskunde Per leerling wordt zo in kaart gebracht waar hij/zij sterk en minder sterk in is. De uitslagen van het screeningsonderzoek worden tevens gebruikt als basis voor het signaleren, diagnosticeren en begeleiden van dyslectische leerlingen. Naar aanleiding van de uitslag van de screening wordt zoveel mogelijk geprobeerd om leerlingen in de lessen extra ondersteuning te geven. Wanneer dit onvoldoende toereikend blijkt te zijn, komt de leerling in aanmerking voor remediale hulp, bijvoorbeeld door tijdens keuzewerktijd (kwt) een remediërend programma voor spellen (“Remedioom”) te volgen of gedurende een bepaalde periode deel te nemen aan ‘tutorlezen’ (oefening in de technische leesvaardigheid). Daarnaast werken de leerlingen van klas 1 met het digitale programma ‘SCORE’. Met het implementeren van deze aanpak m.i.v. schooljaar 2011-2012 speelt de Burgemeester Walda School in op het referentiekader doorlopende leerlijnen rekenen en taal. In dit referentiekader, dat per 1 augustus 2010 van kracht is, heeft de overheid richtlijnen opgenomen over wat leerlingen op verschillende momenten op het gebied van taal en rekenen moeten kennen en kunnen. Door middel van SCORE kunnen de leerlingen van de Burgemeester Walda School individueel en in eigen tempo achterstanden wegwerken en toewerken naar het juiste niveau -zoals op genomen in het referentiekader - van rekenen en taal. De leerlingen werken in de elektronische leeromgeving (Teletop) van de Burgemeester Walda School waarin opdrachten zijn opgenomen die toewerken naar het te behalen niveau voor de leerling. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten verschilt. Door middel van een instaptoets wordt het niveau en de leerachterstanden op het gebied van taal en rekenen van individuele leerlingen in kaart gebracht. Onder cursustijd werken de leerlingen vervolgens onder begeleiding van een vakdocent aan een individueel oefenprogramma dat is toegespitst op de foutenanalyse van de individuele leerling. Doelstelling is het verbeteren van de hiaten in de kennis t.a.v. rekenen en taal om zo op niveau en overeenkomstig het referentiekader met SCORE de taal- en rekenachterstanden van leerlingen aan te pakken. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
10
Zorgplan 2011-2012 Screening basisvaardigheden
1. Nederlands 2. Wiskunde
Geen hiaat
Geen extra hulp nodig om achterstanden weg te werken
Hiaat
Remediëring dyslexie(onderzoek) Score Ne/wi: individueel programma
Lwoo: Individuele begeleiding Extra hulp door vakdocent, IB’er of onderwijsassistent tijdens de les (IHP)
Rapportvergaderingen en leerlingenbesprekingen Gedurende het schooljaar vinden regelmatig rapportvergaderingen en leerlingenbesprekingen plaats. In de vergaderingen komen signalen van docenten en/of de mentor aan de orde met betrekking tot de voortgang en het welzijn van de leerlingen zoals de studieresultaten, de studiehouding en het gedrag van de leerlingen. Wanneer er aanleiding toe is, wordt door de mentor contact opgenomen met de ouders van een leerling en worden afspraken gemaakt omtrent extra begeleiding. Ook is er ruimte voor het bespreken van de stand van zaken met betrekking tot leerlingen waarbij eerder problemen gesignaleerd zijn en/of die begeleiding hebben ontvangen. Leerlingendossier De registratie van de leerlingbegeleiding dient in het leerlingvolgsysteem opgenomen te worden. Dit gebeurt zoveel mogelijk digitaal m.b.v. het programma Magister. In dit dossier wordt onder andere het volgende opgenomen: de aanmeldingsgegevens, rapportcijfers, aantekeningen van bijzondere gesprekken (summier), contacten met ouders en eventuele deelname aan een faalangst- en/of sociale vaardigheidstraining. Wanneer een leerling doorstroomt naar een nieuw studiejaar vindt er aan de hand van de informatie uit het leerlingendossier een overdracht plaats tussen de betreffende mentoren. Uitslagen van testen, aanmeldingsformulieren, handelingsplannen die door mentor en/of zorgcoördinator worden opgesteld, en overige documenten die niet digitaal kunnen worden toegevoegd, worden bewaard in een schriftelijk leerlingendossier dat in beheer is van de zorgcoördinator. Schoolvragenlijst Ieder schooljaar wordt bij alle leerlingen uit het eerste en derde jaar digitaal de Vragenlijst Studievoorwaarden (VSV) afgenomen. De VSV richt zich op elf gebieden: motivatie samenwerken concentratie memoriseren studieaanpak faalangst tekstanalyse lichamelijke conditie planning welbevinden taakaanpak Bij uitslagen ruim onder het gemiddelde kan de mentor onderzoeken of de uitslagen kloppen door middel van bijv. een gesprek met de betreffende leerling. Zo nodig kan een leerling extra ondersteuning ontvangen van de mentor of een andere discipline.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
11
Zorgplan 2011-2012 Pesten Om pestgedrag vooraf te voorkomen is het van belang dat de mentoren kennis hebben van en rekening houden met pesten. In alle leerjaren wordt er tijdens de mentorlessen aandacht aan het thema ‘Pesten’ besteed als dit nodig is. In klas 2 is pesten een specifiek thema dat tijdens de mentorlessen aan bod komt. De leerlingen stellen tijdens deze lessen gezamenlijk een zogenaamd pestprotocol op. In bijlage12 is de algemene informatie opgenomen waar iedere mentor rekening mee houdt. Ook de lesopzet van de mentorlessen in klas 2 m.b.t. pesten is hier te vinden. Dyslexie Het percentage leerlingen met dyslexie op de Burgemeester Walda School ligt rond de 23%. Ten opzichte van de 3% landelijk, is dit een enorm hoog percentage. Erfelijkheid speelt een belangrijke rol op onze eilandschool. Een goed dyslexiebeleid is daarom essentieel. Hiervoor heeft de Burgemeester Walda School een dyslexieprotocol opgesteld (bijlage 24)Hierin wordt uitgegaan van de aanbevelingen uit “Het landelijk protocol voor dyslexie”. Dyslectische leerlingen worden serieus genomen, zijn bekend in de school, worden gecompenseerd en gefaciliteerd op individueel niveau. Daarnaast is specifiek begeleiding mogelijk. Alle leerlingen, bij wie vastgesteld is dat ze dyslectisch zijn, krijgen een dyslexiekaart. Op deze kaart staan een aantal faciliteiten vermeld die ervoor kunnen zorgen dat een leerling zo optimaal mogelijk kan presteren, zonder teveel gehinderd te worden door zijn dyslexie. De dyslexiekaart is een persoonlijke kaart waarop aangegeven is voor welke faciliteiten deze specifieke leerling in aanmerking komt. De leerling heeft zijn dyslexiekaart altijd bij zich in de agenda (bovenbouw) of op tafel liggen (onderbouw) en toont deze op verzoek aan de docent. Voor docenten is een lijst aanwezig met daarop alle namen van leerlingen die dyslectisch zijn. De zorgcoördinator/dyslexiecoach vult de dyslexiekaart in voor individuele leerlingen. De werkwijze van de dyslexiekaart wordt aan de leerling uitgelegd. Tevens worden ouder/verzorgers middels een brief op de hoogte gesteld.
2.2 Specifieke zorg Specifieke zorg vindt aanvullend op de algemene zorg plaats. Deze zorg wordt op de Burgemeester Walda School verzorgd door de tweedelijnsfunctionarissen, als de zorgcoördinator/leerlingbegeleider, IB‘ers, de coördinatoren onder- en bovenbouw, de schoolmaatschappelijk werker en de sociaal verpleegkundige. De taken van deze personen worden beschreven in het volgende hoofdstuk. Specifieke zorg is bedoeld voor leerlingen die extra zorg nodig hebben, naast de reguliere zorg in de klas. Naar aanleiding van resultaten, observaties van de mentor of vakdocenten of op aanvraag van de leerling zelf, kan een leerling in aanmerking komen voor specifieke zorg. Voorafgaand aan de uitvoering van de zorg dient eerst te worden vastgesteld welke zorg voor de leerling geschikt is. Hierbij speelt de zorgcoördinator, coördinator onderof bovenbouw en/of het zorgteam van de Burgemeester Walda School een rol. Bij alle vormen van begeleiding wordt er gestreefd naar een zo open mogelijke houding naar ouders. In de begeleiding van leerlingen wordt gebruik gemaakt van een handelingsplan LWOO, LGF, pedagogische interventies en/of groepsplan, die zijn opgenomen in bijlage 27 t/m 30. Voor de ondersteuning van zieke leerlingen wordt op de Burgemeester Walda School gebruikt gemaakt van een protocol (bijlage 22). Ondersteuning van zieke leerlingen Wanneer een leerling ziek is, moet dit direct bij de school gemeld worden. Indien de leerling langere tijd niet naar school kan komen, wordt samen met de ouders/verzorgers bekeken hoe het onderwijs, rekening houdend met de ziekte, voortgezet kan worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de deskundigheid van een consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen. Voor leerlingen opgenomen in een academisch ziekenhuis zijn dat de consulenten van de educatieve voorziening. Voor alle andere leerlingen betreft het de consulenten van de onderwijsbegeleidingsdienst.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
12
Zorgplan 2011-2012 Het is de wettelijke plicht van de school om voor elke leerling, ook als hij/zij ziek is, te zorgen voor goed onderwijs. Daarnaast vindt de Burgemeester Walda School het minstens zo belangrijk dat de leerling in deze situatie contact blijft houden met de klasgenoten en de leerkracht c.q. mentor. De leerling moet weten en ervaren dat hij/zij ook dan meetelt en erbij hoort. Het continueren van het onderwijs, aangepast aan de problematiek, is o.a. belangrijk om leerachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen en sociale contacten zo goed mogelijk in stand te houden. De Burgemeester Walda School maakt voor de ondersteuning van zieke leerlingen gebruik van het protocol dat is bijgevoegd in bijlage 22. Faalangstreductie- en Sociale Vaardigheidstraining (SoVa) Het is een ervaringsfeit, dat jongeren in het voortgezet onderwijs – helaas – in meer of mindere mate en al dan niet tijdelijk buiten de boot kunnen vallen, hoe goed je ook je best doet als ouders en docenten om dit te voorkomen. Puberaal gedrag, zich afzonderen, pesten of gepest worden, faalangst, een negatief zelfbeeld, stress, enz. beïnvloeden eigen en andermans welzijn. Als dit soort gedrag eruit springt, door welke oorzaak dan ook, kan soms een extra steuntje in de rug al ‘wonderen’ verrichten. Leerlingen met weinig zelfvertrouwen en leerlingen die op sociaal gebied weinig vaardigheden bezitten worden doorverwezen naar een extern deskundige die deze kinderen individueel een coachingstraject gericht het versterken van de sociale vaardigheidstraining en/of het reduceren van de faalangst. Spelenderwijs, met behulp van educatieve en communicatieve kaartjes, werkt zij met deze jongeren aan bewustwording, zelfzicht en/of wat meer ( sociaal-emotionele ) weerbaarheid. Thuisopdrachten, (h)erkennen van besproken situaties, zorgen ervoor dat het geleerde ook beklijft. Vanuit bewustwording van eigen persoonlijkheid en gedrag als basis voor persoonlijke groei en sociale ontwikkeling worden de benodigde vaardigheden ( verder )getraind. Dit alles binnen de context van aandacht, vertrouwen en veiligheid. Een coachingstraject beslaat minimaal 6 weken, 1x per week een (les)uur. De coaching vindt bij voorkeur bij de trainer thuis plaats vanuit een bewuste keuze voor een niet-schoolse, informele sfeer. Leerlingen die voor de coaching in aanmerking komen, worden geselecteerd door de mentoren en aangemeld bij de zorgcoördinator. Daarnaast kunnen leerlingen in de leerlingbesprekingen naar voren worden gebracht. Leerlingen worden gesignaleerd, geobserveerd en daarna vindt er een gesprek plaats met de ouders. Deze herkennen veelal het probleem bij de leerlingen. Ook ouders kunnen hun kind aanmelden voor een coachingstraject. Indien de school hiervan de noodzaak inziet, worden de kosten voor de training gedeeld. Ook uit de VSV (vragenlijst studievoorwaarden) kan informatie worden gehaald die tot aanmelding kan leiden. Naast een individueel coachingstraject is het met ingang van schooljaar 2011-2012 ook mogelijk dat leerlingen in een groep deelnemen aan een SoVa-training. De aanmeldingsprocedure verloopt volgens hierboven beschreven richtlijnen. In de groepstraining wordt de nadruk gelegd op onderstaande punten: 1) vertrouwen 2) bewustwording 3) gevoelens 4) weerbaarheid De training zal aangeboden worden via het schoolmaatschappelijk werk door een speciaal hiervoor opgeleide trainer. Examenvreesreductietraining Faalangst kent iedereen. Vooral in situaties waarin anderen onze prestaties beoordelen. Het wordt pas een probleem als leerlingen er niet goed mee om kunnen gaan. Faalangst zorgt er dan voor dat kinderen op school lager presteren, dan waartoe ze werkelijk in staat zijn. Examenvrees is de angst om op het examen te mislukken, waardoor het normale denken geblokkeerd wordt en lagere resultaten worden behaald dan verwacht mocht worden. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
13
Zorgplan 2011-2012 Examenvrees komt vooral voor bij leerlingen die al faalangstig zijn. Vooral (aan het einde) van het (voor)examenjaar van de leerling komt dit naar voren. Ze zien als een berg op tegen de schoolexamens en het schriftelijk examen en daardoor presteren ze beneden hun kunnen. Uit onderzoek blijkt dat ruim 20% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs last heeft van examenvrees. Als leerlingen voor of tijdens examens of toetsen wat gespannen zijn, is dat heel normaal. Een beetje spanning is zelfs nodig om een goed resultaat te halen. Als leerlingen echter tijdens examens te gespannen zijn, waardoor ze zich niet kunnen concentreren op hun werk, halen ze vaak te lage resultaten. Wat ze thuis wel kenden, weten ze plotseling op school niet meer. Te gespannen zijn kan ook leiden tot allerlei klachten, zoals: slecht kunnen slapen; misselijkheid, hoofdpijn, een raar gevoel in de buik; tijdens examens een versnelde hartslag, trillen, zweten, een kleur krijgen. Kenmerkend voor leerlingen die te maken hebben met examenvrees is ook dat ze denken: “Het zal toch wel weer niks worden” of “Mij lukt ook nooit iets, ik zak vast” of “Het is een ramp als ik een onvoldoende haal”. Een ander verschijnsel is dat sommige leerlingen eigenlijk veel te veel leren. Ze denken steeds dat ze de leerstof nog niet goed genoeg kennen. Een andere groep daarentegen kan de moed niet opbrengen om te gaan leren; ze stellen het steeds weer uit. Op de Burgemeester Walda School wordt door de zorgcoördinator/leerlingbegeleider een Examenvrees Reductietraining (EVRT) aangeboden. In klas 3 kan uit de vragenlijst studievoorwaarden (VSV) naar voren komen dat een leerling zich te veel zorgen maakt of te gespannen is om zo goed mogelijk te presteren tijdens toetsen en examens. Daarnaast vullen de leerlingen van de bovenbouw (klas 3 en 4) de Examen Toets Attitude Vragenlijst (Etav) in. In deze vragenlijst wordt onderscheid gemaakt tussen een verstandelijk component (piekeren), en een gevoelscomponent (emotionaliteit). Piekeren wordt als verantwoordelijk gezien voor de negatieve uitwerking op schoolprestaties. Emotionaliteit verwijst naar gevoelens en naar lichamelijke reacties, die een leerling bij zichzelf ervaart tijdens het presteren. De ETAV vraagt leerlingen te rapporteren hoe zij zich in het algemeen voelen naar aanleiding van het maken van toetsen. In groepen van maximaal 6 leerlingen leren de leerlingen gedurende ca. 7 bijeenkomsten van een uur o.a. met behulp van de RET (rationeel-emotieve therapie) en het G-denken minder gespannen te zijn voor en tijdens examentoetsen. Daarnaast leren ze hier op een ‘gezondere’ manier tegenaan te kijken. Ook worden studievaardigheden en concentratie-aspecten onder de loep genomen. Het uiteindelijke doel is dat de leerlingen die aan de training meedoen zich lichamelijk en geestelijk prettiger voelen en dat ze op het (school)examen zullen scoren naar wat ze waard zijn.
2.3 Geïndiceerde zorg Geïndiceerde zorg wordt gegeven in de vorm van Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) en in de vorm van leerlinggebonden financiering. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten leerlingen een indicatiestelling hebben. Leerweg Ondersteunend Onderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is bedoeld voor leerlingen die op zichzelf wel een diploma in een van de leerwegen van het VMBO kunnen halen, maar dat niet zonder aanvullende ondersteuning kunnen. Een leerling komt in aanmerking voor LWOO als deze, naar aanleiding van psychologisch en didactisch onderzoek, in het bezit is van een LWOO-beschikking. Hiertoe vind er een indicatiestelling plaats door de Regionale Verwijzings Commissie Voortgezet Onderwijs (RVC-VO). Deze commissie bepaalt of aangemelde leerlingen in aanmerking komen voor LWOO. Het gaat om leerlingen die vanuit groep 8 in het basisonderwijs (of de speciale school voor basisonderwijs) doorstromen naar het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) of Praktijkonderwijs. Leerlingen uit groep 7, die al eens gedoubleerd hebben, kunnen eventueel ook in aanmerking komen. Leerlingen die naar HAVO of VWO gaan, komen niet voor indicatiestelling in aanmerking. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
14
Zorgplan 2011-2012 Voor het voortgezet onderwijs is het belangrijk dat leerlingen, die extra hulp nodig hebben, een indicatiestelling krijgen. VO scholen krijgen voor geïndiceerde leerlingen namelijk extra middelen van de rijksoverheid om de extra hulp te kunnen realiseren. Door middel van het opstellen van handelingsplannen moet deze extra inzet worden verantwoord. Het zijn vooral twee categorieën leerlingen die in aanmerking komen voor een indicatiestelling. Er is sprake van het onderscheid tussen leerlingen die, met de nodige extra zorg, een VMBO-diploma zouden moeten kunnen halen en leerlingen voor wie dat een onmogelijke opgave is. Bij de eerste categorie gaat het om leerlingen met een leerachterstand van tussen de 1,5 en 3 jaar. Hierbij wordt gekeken naar 4 leerstofdomeinen: Technisch lezen, Begrijpend lezen*, Spelling en Inzichtelijk rekenen*. Op tenminste twee van de vier domeinen dient de achterstand te worden vastgesteld. Tenminste één van de twee dient een aan inzicht gerelateerd domein te zijn (*Begrijpend lezen en/of Inzichtelijk rekenen). Deze leerachterstand kan samenhangen met een beneden gemiddelde intelligentie, een gemeten IQ tussen de 75/80 en 90, maar kan ook het gevolg zijn van sociaal-emotionele problematiek. Dit is de doelgroep voor het Leerwegondersteunend onderwijs. De tweede categorie leerlingen wordt niet in staat geacht om een VMBO diploma te kunnen behalen, ook niet met leerwegondersteuning. Bij deze leerlingen is er sprake van een zeer aanzienlijke leerachterstand (meer dan 3 jaar op bovengenoemde domeinen) en een beperkte intelligentie. Deze leerlingen scoren een IQ tussen de 6575/80. Deze leerlingen zijn gediend met een programma dat rechtstreeks toeleidt naar de arbeidsmarkt. Dat is de doelgroep voor het Praktijkonderwijs. In onze regio wordt dit onderwijs verzorgd op de J.J. Boumanschool te Dokkum. Om de achterstanden te kunnen vaststellen wordt gebruik gemaakt van landelijk voorgeschreven testmaterialen. Ieder jaar wordt deze lijst opnieuw bekeken en bekendgemaakt. Voor de aanmelding van leerlingen bij de RVC is er een procedure vastgesteld. Ouders en basisscholen kunnen aangeven dat het gewenst is dat een kind extra zorg ontvangt. Op het aanmeldingsformulier kan dit worden aangegeven. Provinciebreed is met alle scholen afgesproken dat leerlingen met een Cito score onder de 521, of een Drempeltestscore lager dan 69, ook voor een nader onderzoek worden uitgenodigd. Dit nader onderzoek houdt in dat de leerlingen een dag op de Burgemeester Walda School worden uitgenodigd om een aantal testen en toetsen te maken. De capaciteiten van de leerlingen worden in beeld gebracht, de schoolvorderingen gemeten en er wordt een sociaal-emotionele vragenlijst gemaakt. Dit onderzoek wordt door de orthopedagoog/GZ-psycholoog van het expertisecentrum van het samenwerkingsverband uitgevoerd. Vervolgens worden de gegevens door de zorgcoördinator van de Burgemeester Walda School verwerkt en op een rij gezet. Op samenwerkingsverbandniveau wordt door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) bepaald of een kind voldoet aan de eerder genoemde criteria. Vervolgens wordt er een dossier opgesteld dat moet worden beoordeeld door de RVC-vo. De resultaten van het onderzoek worden met de ouders besproken. Het screeningsonderzoek van de Burgemeester Walda School wordt ook bij de LWOO-leerlingen afgenomen. Deze gegevens worden met de testgegevens gebruikt om te bepalen welke vorm van extra ondersteuning gewenst is. Kenmerken van LWOO-leerlingen (kunnen) zijn: Korte spanningsboog (taakgerichtheid) Niet structureel kunnen werken Moeite met plannen van taken Moeite met zelfstandig werken Veel persoonlijke aandacht nodig Veel extra uitleg van lesstof nodig Motivatie laag; positieve aansporing nodig Negatief zelfbeeld/faalangst/sociaal emotionele problematiek
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
15
Zorgplan 2011-2012 LWOO-leerlingen hebben nodig: Structuur in leerstof, aanpak, benadering Begeleiding in aanpak lesstof/taak (korte taken) Specifieke uitleg; extra hulp Persoonlijke contacten/aandacht Succeservaringen De Burgemeester Walda School biedt LWOO-leerlingen: Persoonlijk betrokken docenten Mentoren met hart voor deze leerlingen Extra cognitieve begeleidingsmogelijkheden door 3e docent/IB’er Extra sociaal-emotionele begeleiding (Faalangst/Sova-training, mentorgesprekken, counseling) Leerstof op niveau Methoden met duidelijke structuur en werkwijze Zorgen voor succes ervaringen Structuur brengen in het werken Opstellen van handelingsplannen Begeleiding van fundamentele processen en basisvaardigheden Naast een individueel handelingsplan, opgesteld door de mentor in samenspraak met ouders en leerling (bijlage 30), heeft iedere LWOO-leerling een zogenaamde LWOO-kaart op zijn tafel liggen. Hierop staat zeer summier aangegeven waar de leerling extra ondersteuning bij nodig heeft tijdens de lessen, zodat de vakdocent hier rekening mee kan houden en hier tijdens de les snel op in kan springen (bijlage 34). Leerlinggebonden financiering Op 1 augustus 2003 is de nieuwe Wet Leerling Gebonden Financiering in werking getreden. Deze wet geeft ouders van een kind met een handicap het recht om die school voor hun kind te kiezen, die zij het meest geschikt vinden. Dat kan een reguliere school zijn, maar ook een school voor speciaal onderwijs. Ouders kunnen kiezen voor speciaal onderwijs of regulier onderwijs met een rugzak. De Commissies voor Indicatiestelling (CvI’s) bepalen welk kind voor welk type onderwijs in aanmerking komt. Verder hebben ouders meer inspraak in het onderwijs aan hun kind, omdat zij samen met de school een handelingsplan voor hun kind moeten opstellen. Wanneer ouders kiezen voor een reguliere school en het kind extra voorzieningen nodig heeft, kunnen de ouders een Leerling Gebonden Budget aanvragen. Het kind neemt dit budget als het ware in een rugzakje met zich mee. Uit de rugzak kunnen zaken worden bekostigd als: extra formatie, ambulante begeleiding, enz. De leerlinggebonden financiering wordt rugzak genoemd, omdat het geld gekoppeld is aan het kind, waarbij de ouders zeggenschap hebben over de besteding van de middelen. Het budget in de rugzak bestaat voor het voortgezet onderwijs uit drie delen. In de eerste plaats kan in het voortgezet onderwijs formatie-uitbreiding plaatsvinden bij de zorgcoördinator, de mentor of de teamleider/leerlingbegeleider. Ten tweede is er een vrij te besteden bedrag. Dit is bedoeld om plaatsing van een leerling met een handicap of stoornis zowel voor de school als voor de leerling mogelijk te maken. Dit betekent dat het vrij te besteden deel in overleg met de ouders ook ingezet kan worden voor de aanpassing van lesmateriaal, speciale werkboeken, extra RH, of meer onderzoek. Het derde deel wordt besteed aan de Ambulante Begeleiding vanuit een regionaal expertise centrum. In de praktijk komt het er op neer, dat er ongeveer vier tot zes contactmomenten per cursusjaar per leerling beschikbaar zijn. De Burgemeester Walda School houdt rekening met de beperkingen van LGF-leerlingen door het bieden van: docenten die kennis hebben van de specifieke problematiek van de leerling en hier in de lessituatie op in kunnen spelen; een mentor welke frequent een gesprek met de leerling heeft; specifieke aanpassingen en/of afspraken die zijn opgesteld in een individueel handelingsplan (bijlage 29). Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
16
Zorgplan 2011-2012
Bij toelating van leerlingen met een LGF zullen de hulpvragen van de leerling geïnventariseerd moeten worden. Hierna zal een afweging volgen of en hoe de specifieke zorg geboden kan worden. De Burgemeester Walda School is bereid om kinderen met een handicap toe te laten, maar centraal staat daarbij steeds de vraag, of de school de voorwaarden kan scheppen om het kind op een verantwoorde wijze op te vangen en om de gewenste zorg te bieden. De Burgemeester Walda School heeft hiertoe een beleidsdocument opgesteld dat is opgenomen in bijlage 23.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
17
Zorgplan 2011-2012
3. Functionarissen en taken In de leerlingbegeleiding op de Burgemeester Walda School zijn vele functionarissen actief. Een deel van die functionarissen is in dienst van de school, een ander deel is werkzaam bij andere organisaties, maar speelt vanuit die organisatie wel een rol binnen de school. Aan de hand van het drielijnenmodel kan een algemeen overzicht gegeven worden van de positie en taak van de functionarissen binnen de Burgemeester Walda School. LPA
SWV: - Expertisecentrum - PCL/ZAT - Rebound
RMC Sluisgroep BJZ AMK RVC
Zorgcoördinator/ Leerlingbegeleider/Dyslexiecoach
3e lijn
Coördinator onder- en bovenbouw REC AMW
Decanen
Mentor 2e lijn
Intern Zorgteam
LEERLING GGD Vakdocenten
1e lijn
Schoolarts IB’ers
MEE
OOP
Sociaal verpleegkundige School maatschappelijk werk Contact-/vertrouwenspersoon
Uitgangspunt in de begeleiding is de leerling: deze staat centraal in het model. De vakdocent en de mentor functioneren in de eerste lijn. Zij geven vorm aan de eerstelijnsbegeleiding. Feitelijk kan dan gesproken worden over de zorg voor de leerling, zoals die binnen de klassensituatie, in het werken met de leerling, ten uitvoer wordt gebracht. Deze zorg is gericht op het verbeteren van de cognitieve en/of sociaal-emotionele positie van de leerling, wanneer dit nodig is. Het gaat hier nadrukkelijk om het primaire proces. Wanneer de hulpvraag van de leerling de mogelijkheden en competenties van de docent en de mentor overstijgt, kan een beroep worden gedaan op de functionarissen in de tweede lijn. De begeleiding die deze functionarissen geven, vindt plaats buiten de klassensituatie, maar heeft onmiskenbaar mede tot doel de leerling te ondersteunen bij het functioneren in de klassensituatie. De functionarissen, zoals IB’ers en zorgcoördinator/leerlingbegeleider, zijn verbonden aan de school. Daarnaast zijn er functionarissen van externe organisaties, bijvoorbeeld de schoolmaatschappelijk werker en de sociaal verpleegkundige, die enige uren en/of op afroep werkzaam zijn op de Burgemeester Walda School. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
18
Zorgplan 2011-2012 Wanneer de hulpvraag van de leerling ook de mogelijkheden en competenties van de tweedelijnsfunctionarissen overstijgt, kan de stap gezet worden naar derdelijns begeleiding. Deze functionarissen zijn in dienst van externe organisaties. Zij kunnen geraadpleegd worden of er kan naar hen doorverwezen worden. In de volgende paragrafen volgt een algemene beschrijving van de disciplines die zich bezig houden met leerlingbegeleiding. In de bijlage wordt nader ingegaan op de taken van verschillende functionarissen.
3.1 Functionarissen 1e lijn In de eerstelijnszorg functioneert de mentor als eerste verantwoordelijke voor zijn toegewezen leerlingen. Zij zijn aanspreekpunt voor de leerling, ouders en docententeam. Daarnaast zijn vakdocenten en onderwijs ondersteunend personeel (OOP) begeleiders in de eerste lijn. Indien de mentor uit gesprekken met de leerling, ouders of vakdocenten een probleem signaleert dat zijn deskundigheid te boven gaat, verwijst de mentor de leerling door naar één van de tweedelijnsbegeleiders. Mentor (zie bijlage 2 voor taakomschrijving) In principe wordt voor elke klas of voor groepen van tien tot twintig leerlingen een mentor toegewezen. De mentor is in eerste lijn verantwoordelijk voor de contacten vanuit school met de leerlingen uit de mentorgroep en hun ouders en voor de begeleiding van de betreffende leerlingen bij persoonlijke- en studieproblematiek. De mentor probeert zoveel mogelijk de problemen met leerlingen zelf op te lossen en voert regelmatig voortgangsgesprekken met de hem/haar toegewezen leerlingen. Hij/zij is contactpersoon met betrekking tot deze leerlingen naar de ouders, docenten, onderbouw- of bovenbouwcoördinator, zorgcoördinator/leerlingbegeleider en directeur. De mentor heeft vanuit zijn betrokkenheid bij de hem toegewezen leerlingen inbreng in de rapportvergaderingen en leerlingbesprekingen. Hij rapporteert signalen, onderhoudt het leerlingvolgsysteem en besluit welke stappen moeten ondernomen moeten worden. Hij kan hierbij de zorgcoördinator inschakelen. Daarnaast draagt de mentor zorg voor een juiste administratie van gegevens over de hem toegewezen leerlingen. Ook is de mentor betrokken bij de introductie van leerlingen op school, bij ouderavonden en klassenavonden en hij draagt zorg voor de invulling van mentorlessen volgens de in de jaargroep geldende afspraken en regelingen. Voor LWOO-leerlingen stelt de mentor in samenspraak met de leerling en ouders een individueel handelingsplan op. Hiervoor maakt hij gebruik van speciaal voor dit doel ontwikkelde documenten (bijlage 30 t/m 34). Ook voert de mentor voortgangsgesprekken met ouders en ambulant begeleider over en evt. met de leerling met een leerlinggebonden financiering. De zorgcoördinator stelt voor deze leerlingen een individueel handelingsplan op. Vakdocent Vakdocenten zijn eerst verantwoordelijken voor lesgeven, zodat de leerlingen aan het einde van de opleiding voldoen aan de exameneisen. De vakdocent leert de leerling hoe hij het beste een leertaak moet aanpakken, welke leersstrategieën hij kan kiezen, hoe hij vaststelt of het resultaat voldoende is en hoe hij zijn leren bijstelt. Door de leerstof helder aan te bieden, creëert de docent een klimaat waarin zowel leerlingen als docent goed kunnen functioneren. Daarnaast coacht hij zijn leerlingen bij vakoverstijgende vaardigheden. In de heterogene groepssamenstellingen op de Burgemeester Walda School is het van belang dat de vakdocent kan omgaan met verschillen tussen leerlingen en kan differentiëren naar individueel niveau. De vakdocent kan leerlingen, die dat nodig hebben, extra ondersteuning geven, in de klas, maar ook individueel. Op de Burgemeester Walda School wordt gestreefd naar een geïntegreerde leerlingbegeleiding, waarbij de begeleiding zoveel mogelijk plaatsvindt in de les. Dat betekent dat het niet allen de taak van de docent is om (zorg)leerlingen te begeleiden en ondersteunen, maar dat hij ook problemen in de ontwikkeling van een leerling moet kunnen signaleren. Wanneer de docent leerproblemen, problemen op sociaal-emotioneel gebied of vragen betreffende een leerling signaleert, geeft hij deze door aan de mentor. Onderwijs ondersteunend personeel (OOP) Naast onderwijsgevenden zijn ook onderwijsondersteunende medewerkers binnen de school actief. Hierbij kan gedacht worden aan de conciërge, administrator, schoonmaakmedewerksters en de onderwijsassistente. Wanneer zij vragen of problemen rond een leerling signaleren is het hun taak deze door te geven aan de mentor. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
19
Zorgplan 2011-2012 Intern begeleiders (IB’ers) Op de Burgemeester Walda School vindt ondersteuning van zorgleerlingen vooral in de les plaats. Hiervoor wordt in de onderbouw bij de leergebieden een derde docent ingezet. Daarnaast zijn er interne begeleiders die zowel in de onder- als bovenbouw vakdocenten ondersteunen. Zij geven leerlingen met problemen op cognitief gebied en/of t.a.v. werkhouding en taakgerichtheid, individueel of in groepjes, extra ondersteuning. Ook kan de vakdocent specifieke ondersteuning bieden, terwijl de IB’er op dat moment het groepsproces begeleidt. Deze ondersteuning is vooral bedoeld voor LWOO- en LGF-leerlingen. Daarnaast wordt er extra ondersteuning geboden aan dyslectische leerlingen. De Burgemeester Walda School heeft een dyslexieprotocol opgesteld waarin duidelijk gemaakt wordt hoe aangekeken wordt tegen dyslexie en hoe hiermee omgegaan wordt. Dit protocol is opgenomen in bijlage 24. Alle dyslectische leerlingen krijgen daarnaast een zogenaamde dyslexiekaart waarop staat beschreven voor welke faciliteiten en compensaties zij in aanmerking komen.
3.2 Functionarissen 2e lijn In de tweedelijnszorg opereren de coördinatoren onder- en bovenbouw, de zorgcoördinator/leerlingbegeleider, interne begeleiders, vertrouwenspersonen en de decanen. Daarnaast maken een aantal externe functionarissen deel uit van de tweedelijnszorg. Zij hebben vanuit hun specifieke deskundigheid ook zitting in het intern zorgteam van de Burgemeester Walda School. De zorgcoördinator organiseert deze bijeenkomsten. Intern Zorgteam Het intern zorgteam bestaat uit de zorgcoördinator/leerlingbegeleider, sociaal verpleegkundige, schoolmaatschappelijk werker, coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de leerplichtambtenaar van de gemeente Ameland, eventueel aangevuld met andere tweede- en derdelijnsfunctionarissen. Het zorgteam coördineert de zorg in de school en onderhoudt contacten met externe instanties. De intern zorgteamleden delen de zorg over jongeren met vragen of problemen. In overleg bekijkt het zorgteam wie het beste het contact met de jongere of eventueel het gezin kan onderhouden. Het zorgteam begeleidt leerlingen met cognitieve problemen en/of sociaal-emotionele problemen. Het kan daarbij gaan om zwakke leerprestaties, problemen in de relatie met ouders/verzorgers, pestgedrag, verzuim, agressie, mishandeling, etc. De belangrijkste uitgangspunten zijn: Eén centraal punt voor zorg; één loket met korte lijnen naar de externe en interne hulpverlening; Het bieden van op de schoolsituatie en de leerling afgestemde hulp; Korte lijnen tussen de leerling, de school en instellingen onderling. Het doel van het zorgteam is om op basis van gesignaleerde vragen/problemen bij jongeren op school, waarvoor specifieke deskundigheid voor nodig is, een plan van aanpak formuleren. Dit zodanig dat er in een vroeg stadium hulp kan plaatsvinden. Het werken aan vragen/problemen dient zo kort mogelijk te duren, zo vroeg mogelijk te beginnen en zo dicht mogelijk bij huis plaats te vinden. Als de vraag/het probleem complex is, zal er adequate doorverwijzing plaatsvinden naar een hulpverleningsinstelling. De taken van het interne zorgteam zijn: handelingsadvisering aan ouders/school; bieden of activeren van hulp en zorg; toeleiding van leerlingen naar hulp en zorg; coördinatie, afstemming, en opvolging van zorg; betrekken/verwijzen naar ZAT. Het zorgteam bestaat uit mensen met een specifieke deskundigheid in het omgaan met jongeren. Samen kunnen zij een vollediger beeld van een jongere krijgen dan alleen. Samen delen zij de zorg over jongeren met vragen/problemen op school. Basis voor de werkwijze van het zorgteam zijn: signalering – diagnose – eventueel doorverwijzen naar externen – plan van aanpak formuleren – wie wordt betrokken bij het plan van aanpak – wie is verantwoordelijk voor de uitvoer – communicatie – evaluatiemoment vaststellen.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
20
Zorgplan 2011-2012 Procedure aanmelding en bespreking in het intern zorgteam: 1. Leerlingen worden in de week voorafgaand aan de zorgteambijeenkomst aangemeld voor bespreking (schriftelijk via signaleringsformulier door mentor of na overleg door zorgcoördinator, teamleider, directie, vertrouwenspersoon.) 2. Alle besproken informatie in het zorgteam is vertrouwelijk en blijft binnen de beslotenheid van het zorgteam. 3. De individuele deelnemer aan het zorgteam is persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn/haar inbreng. 4. Van de ingebrachte jongere wordt een schaduwdossier aangelegd, hierin komt het intakeformulier en de voortgangsrapportage. Afspraken rond het dossier: a) De dossiers komen in het beheer van de zorgcoördinator. b) De dossiers worden na 4 jaar vernietigd. c) Wet op de privacy waarborgen 5. De mentor krijgt terugkoppeling uit het zorgteam. Een andere inbrenger kan bij de mentor terecht voor informatie over de gevolgde (te volgen) stappen. Planmatige werkwijze intern zorgteam: 1. Intakefase Bij het zorgteam komt een hulpvraag binnen. De probleemsituatie wordt geïdentificeerd en verhelderd om de situatie zo goed mogelijk te kunnen overzien. Hierbij spelen de aanwezige leden een grote rol. Door de kennis van ieder lid, wordt het probleem breed bekeken. 2. Strategiefase De volgende vragen komen hierbij aan bod: - Hoe gaan we te werk? - Welk traject moeten we volgen? - Welke personen zijn daarbij nodig? - Welk onderzoek moeten we verrichten? - Wat is de indicatie? 3. Onderzoeksfase Diverse factoren binnen de probleemsituatie worden onderzocht: thuissituatie, schoolprestaties, informatie van derden. 4. Integratie- en indicatiefase Het intern zorgteam kijkt naar de factoren die van invloed zijn op de hulpvraag. De mogelijkheden worden in deze fase weergegeven en besproken. 5. Adviesfase De informatie die gedurende de voorgaande fasen zijn verzameld worden overgedragen en er volgt een concreet advies. Er wordt eerst altijd intern naar een oplossing gezocht, eer er externe instanties aan te pas komen. De gemaakte afspraken worden genoteerd. De volgende keer volgt de evaluatie: - zijn alle stappen ondernomen? - Hoe is het nu met de leerling? - Welke traject volgen we nu? De bespreking begint dan weer van voor af aan. Coördinatoren onder- en bovenbouw (zie bijlage 3 voor taakomschrijving) Samen met de zorgcoördinator/leerlingbegeleider dragen zij zorg voor de tweedelijnszorg. De coördinatoren onder- en bovenbouw ondersteunen de directeur in zijn werkzaamheden ten aanzien van de dagelijkse leiding van de school. Samen met de directeur vormen zij het managementteam. De taak van coördinatoren onder- en bovenbouw is de regeling van, het toezicht op en de uitvoering in tweede lijn van de begeleiding van leerlingen in de onderbouw (klas 1 en 2) of de bovenbouw (klas 3 en 4), in overeenstemming met het daarvoor vastgestelde beleid. De begeleiding richt zich zowel op de studievoortgang als op het welzijn van de leerlingen. De coördinatoren onder- en bovenbouw voeren daartoe het overleg met de mentoren in de onder-/bovenbouw . Samen met de zorgcoördinator/leerlingbegeleider nemen zij beslissingen met betrekking tot het begeleidingssysteem en de Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
21
Zorgplan 2011-2012 begeleiding van individuele leerlingen. Daarnaast heeft de coördinator onder-/bovenbouw een taak als verzuimcoördinator. Op basis van het meldprotocol schoolverzuim (bijlage 20)zorgen zij ervoor dat de school volgens de stappen handelt en ouders hiervan op de hoogte stelt. Zorgcoördinator/leerlingbegeleider (zie bijlage 4 voor taakomschrijving) De zorgcoördinator heeft verschillende taken binnen de leerlingbegeleiding op de Burgemeester Walda School. Zij ondersteunt en adviseert mentoren, docenten en de specifieke begeleiders. Daarnaast begeleidt ze ook zelf leerlingen die sociaal-emotionele en/of cognitieve problemen hebben. Het is haar verantwoordelijkheid alle zorgprocessen goed te bewaken. De zorgcoördinator heeft tot taak de zorgstructuur, in overleg met directeur en coördinatoren onder- en bovenbouw, te optimaliseren. Dit houdt onder andere in dat zij zich bezig houdt met deskundigheidsbevordering op het gebied van leerlingenzorg. Samen met de coördinator onder- en/of bovenbouw neemt zij beslissingen met betrekking tot het begeleidingssysteem en de begeleiding van individuele leerlingen. Waar nodig verzorgt de zorgcoördinator de opvang van leerlingen in de derde lijn. De zorgcoördinator is de contactpersoon naar externe instanties en personen. Tevens draagt de zorgcoördinator zorg voor de contacten met de ambulante begeleiding van de verschillende REC-begeleiders. Voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen vraagt zij de nieuwe indicatiestelling (rugzak) aan. Zij bewaakt de herindicaties en zorgt daarbij voor het begeleiden van de ouders bij deze aanvraag. Daarnaast is de zorgcoördinator op de Burgemeester Walda School ook de dyslexiecoach. Niet alleen doet zij (voor)onderzoek naar dyslexie wanneer er problemen in de taalontwikkeling van leerlingen gesignaleerd worden, zij is ook verantwoordelijk voor het begeleidingsprogramma van dyslectische leerlingen, het opstellen van de individuele dyslexiekaarten en het bewaken van het dyslexieprotocol. Tot slot is de zorgcoördinator op de Burgemeester Walda School ook leerlingbegeleider. Zij draagt zorg voor leerlingen, waarvan de mentor of docenten aangegeven dat extra zorg noodzakelijk is. Begeleiden van leerlingen met sociaal emotionele en /of gedragsproblemen is de taak van de leerlingbegeleider. Zij is aanspreekpunt voor leerlingen en ouders, indien zij daar behoefte aan hebben. De leerlingbegeleider beschikt over kennis op het gebied van specifieke gedragsproblemen/stoornissen en sociaal emotionele problematiek. Aan de hand van dossieronderzoek, gesprekken en observaties formuleert de leerlingbegeleider een aantal hulpvragen die de basis vormen voor de begeleiding van de leerling. Decanen onderbouw en bovenbouw(zie bijlage 5 en 6 voor taakomschrijving) Het decanaat functioneert als onderdeel van de leerlingbegeleiding, maar dan meer op het gebied van keuzebegeleiding. Onderbouw en bovenbouw hebben hun eigen decanaat, de een betrokken bij de instroom en doorstroom van de leerling, de ander bij de uitstroom naar de vervolgopleiding. De decaan bovenbouw geeft de mentor aanwijzingen om zijn begeleiding t.a.v. het keuzeproces zo goed mogelijk te laten plaatsvinden. Verder regelt de decaan de contacten met het vervolgonderwijs volgens de overdrachtskalender VO-MBO (zie bijlage 12). De decaan onderbouw maakt deel uit van de toelatingscommissie. De aanmelding en toelatingsprocedure van leerlingen staat beschreven in bijlage 10. De decaan onderbouw werkt volgens de (concept)overdrachtskalender PO-VO (bijlage 11). Contact- en vertouwenspersoon (zie bijlage 7 en 8 voor taakomschrijving) De contactpersoon is er voor de leerlingen en het personeel om te bemiddelen bij problemen op het gebied van ongewenste seksuele intimidatie, maar ook bij problemen op het gebied van discriminatie, racisme, agressie en geweld. Een klacht op dit gebied dient altijd (al dan niet via een derde) gemeld te worden bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag verwijst de klager naar de vertrouwenspersoon. Deze gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt, of dat de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht bij de Landelijke Klachtencommissie BVE. Verder begeleidt de contactpersoon de klager desgewenst bij de verdere procedure en Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
22
Zorgplan 2011-2012 verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. De contactpersoon heeft geheimhoudingsplicht. Schoolmaatschappelijk werker De schoolmaatschappelijk werker is de eerste externe hulpverlener die in de school bereikbaar is voor leerlingen. Hij is lid van het Intern zorgteam en geeft daar adviezen om hulp zo effectief mogelijk te laten zijn. Zowel mentoren als andere functionarissen binnen de school kunnen een leerling doorverwijzen naar de schoolmaatschappelijk werker. Een leerling kan ook zelf een gesprek aanvragen. Aangezien de schoolmaatschappelijk werker geen vast spreekuur heeft, verlopen de contacten en aanvragen/doorverwijzingen via de zorgcoördinator. Meestal wordt het aantal gesprekken beperkt gehouden. Indien leerlingen langduriger in behandeling genomen moeten worden, dient er in samenspraak met de ouders doorverwezen te worden. Sociaal verpleegkundige De sociaalverpleegkundige (GGD) heeft, indien een leerling dat wil, gesprekken om te helpen bij zaken die met lichamelijk welzijn te maken hebben. Zij is lid van het intern zorgteam. De sociaalverpleegkundige houdt zich vooral bezig met sociaal-emotionele problematiek van leerlingen. Daarnaast voert zij in verschillende leerjaren periodieke onderzoeken uit op vaste momenten in het schooljaar. De sociaalverpleegkundige heeft geen vast spreekuur, maar is wel telefonisch bereikbaar voor leerlingen. Contacten lopen via de zorgcoördinator. Schoolarts De schoolarts onderzoekt alle leerlingen uit de onderbouw op lichamelijke problemen. Wanneer er problemen gesignaleerd worden, kan besloten worden dat een leerling vaker contact heeft met de schoolarts.
3.3 Functionarissen 3e lijn In de derde lijn van de leerlingbegeleiding kan een beroep gedaan worden op de deskundigheid van verschillende externe functionarissen en externe organisaties. Hierna volgt een overzicht van organisaties en functionarissen waarmee de Burgemeester Walda School contacten onderhoudt. Samenwerkingsverband VO/SVO Scholen voor voortgezet onderwijs werken samen op het gebied van de leerlingenzorg in een zogenaamd Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs. Het samenwerkingsverband werkt aan het verbeteren van de zorg aan leerlingen die extra begeleiding nodig hebben. De Burgemeester Walda School participeert in het samenwerkingsverband Noordoost Friesland. Toekennen van zorggelden, opstellen van regionale zorgplannen, afstemming van afspraken binnen de regio, samenwerken op gebied van toetsen, aanmelden en verwijzen en volgen van landelijke en provinciale zorgontwikkelingen zijn de kernactiviteiten. ‘Voor iedere leerling moet er passend onderwijs zijn en geen leerling mag voortijdig de school verlaten’, is een belangrijke opdracht voor het samenwerkingsverband. De scholen in het samenwerkingsverband maken gezamenlijk een zorgplan en stellen een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) in om leerlingen met extra hulp (eventueel in het Leerwegondersteunend onderwijs) aan een diploma te helpen of via praktijkonderwijs naar een baan op de regionale arbeidsmarkt te leiden. Zoveel mogelijk dragen zij de aanwezige orthopedagogische en orthodidactische deskundigheid aan elkaar over. De deelnemende scholen aan het SWV in Noordoost Friesland zijn: J.J. Boumanschool te Dokkum, praktijkonderwijs Dockingacollege te Dokkum en Ferwert Lauwers College te Buitenpost, Grijpskerk, Kollum en Surhuisterveen AOC te Buitenpost Insp. Boelensschool te Schiermonnikoog Burgemeester Walda School te Ameland
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
23
Zorgplan 2011-2012 Voorzitter/coördinator van het samenwerkingsverband is Pyt Nauta. Namens de Burgemeester Walda School heeft de directeur zitting in de stuurgroep en de zorgcoördinator in de werkgroep van het SWV NOF 3.02. Het Samenwerkingsverband stelt jaarlijks haar Zorgplan op. De regeling samenwerkingsverbanden vo-svo vraagt van scholen en samenwerkingsverbanden om afspraken te maken om te komen tot een collectieve ambitie. Deze collectieve ambitie moet voor scholen zowel een bron van inspiratie als een toetssteen zijn. Door de jaarlijkse evaluatie en bijstelling van het zorgplan kan t.z.t. worden nagegaan in hoeverre de gestelde doelen zijn gehaald. Expertisecentrum Het expertisecentrum maakt deel uit van het regionaal samenwerkingsverband Noordoost Friesland. Het expertisecentrum verleent diensten op het gebied van advisering, consultatie en diagnostiek op hulpvraag van de deelnemende scholen in het samenwerkingsverband. Scholen kunnen via de leden van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (zie hieronder) een beroep doen op de deskundigheid van de orthopedagogen van het expertisecentrum. Hiertoe is het aanvraagformulier ontwikkeld dat is opgenomen in bijlage 16. De zorgcoördinator verzorgt de contacten en kan via het aanvraagformulier een consult aanvragen. Rebound Het samenwerkingsverband beschikt over een reboundvoorziening. Deze is gevestigd in Zwaagwesteinde. De Rebound is een tijdelijke time-out situatie voor leerlingen van de scholen van het samenwerkingsverband. De leerling krijgt gedurende een periode van maximaal 12 weken zeer intensieve begeleiding en onderzoeken waarbij terugplaatsing naar de school van herkomst het doel is. De leerling krijgt door deze time-out de kans op een nieuwe start. Bij de Rebound wordt ook een traject vanuit schoolmaatschappelijk werk en jongerenwerk aangeboden. Hierdoor spreken we van een Rebound- plus situatie. De verwijzing naar de rebound gaat via de PCL. Permanente Commissie Leerlingenzorg De PCL is een aan het samenwerkingsverband verbonden commissie welke de leerlingenzorg zowel binnen het samenwerkingsverband als de individuele scholen organiseert en verbetert. Ze heeft tot taak om verzoek tot plaatsing in het Leerwegondersteunend onderwijs (indicatiestelling) voor te bereiden en te beoordelen. Ook is de PCL medeverantwoordelijk voor de besteding van het zorgbudget. Daarnaast heeft de PCL een consultatiefunctie. Leerlingen die vastlopen binnen een van de scholen van het samenwerkingsverband worden voor bespreking aangemeld bij de PCL. De PCL geeft adviezen en zet trajecten uit voor zorgleerlingen. De PCL kan onder andere besluiten tot verwijzing naar de reboundvoorziening of aanmelding bij het RMC-Consultatieteam. De route hiertoe is opgenomen in bijlage18. Bij een RMC-melding wordt gebruik gemaakt van het aanmeldingsformulier dat is opgenomen in bijlage19. Evaluatie van trajecten van verwezen leerlingen is een vast onderdeel van de besprekingen. De voorzitter van de PCL heeft teven zitting in het RMC-Consultatieteam. Namens de Burgemeester Walda School zit de zorgcoördinator in de PCL. De PCL vergadert 2 keer per maand: 1 keer PCL, 1 keer PCL + zorgpartners (ZAT). De PCL bestaat uit de coördinator van het SWV, zorgcoördinatoren van de SWV-scholen, coördinator van de Rebound en de orthopedagoge van het expertisecentrum. Aanmelding van een leerling voor de PCL gebeurt met standaardformulier (bijlage17) door de zorgcoördinator. Overkoepelend ZAT Eén keer per maand overlegt de PCL met vertegenwoordigers van zorgpartners uit de regio. Er wordt informatie uitgewisseld en er worden trajecten ingezet, versneld of op elkaar afgestemd. Hiermee wordt geprobeerd de doelstelling “één leerling, één plan” te verwezenlijken. Het ZAT bestaat uit onderstaande vertegenwoordigers: PCL-leden Jeugdgezondheidszorg (schoolarts) Ambulant begeleider Renn4 /Sensor Jeugdpolitie Leerplichtambtenaar Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
24
Zorgplan 2011-2012 Schoolmaatschappelijk werker Bureau Jeugdzorg MEE De zorgcoördinator/PCL-lid van één van de SWV-scholen brengt een leerling in ter bespreking in het ZAT. Voorafgaand aan de bijeenkomst vult hij hiervoor een aanmeldingsformulier (bijlage 17) in. Regionale meld- en coördinatiefunctie regio Noordoost Friesland Elke gemeente in Nederland is verantwoordelijk voor leerlingen die vroegtijdig uitvallen uit het onderwijs. De gemeenten hebben hierin een aantal taken: verzorgen van registratie van vroegtijdig schoolverlaters; terugdringen van de aantallen vroegtijdig schoolverlaters; zorgen voor samenwerking tussen alle betrokken instanties. Niet elke gemeente is groot genoeg om deze taak te kunnen volbrengen. Daarom werken gemeenten in bepaalde regio’s samen in de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC). Binnen het RMC bestaat er een Consultatieteam. Dit team bestaat uit verschillende leden, waaronder een leerplichtambtenaar, een schoolarts, functionaris van Bureau Jeugdzorg en 3 vertegenwoordigers van de samenwerkingsverbanden tussen scholen uit de regio (PCL). Een leerling wordt via de PCL aangemeld bij het RMC -Consultatieteam (zie bijlage19).Het team maakt een analyse van de problemen en kan doorverwijzen naar bijvoorbeeld de Sluisgroep ter observatie. Ook kan het consultatieteam andere adviezen uitbrengen, zoals doorverwijzing naar de hulpverlening, terug naar de oorspronkelijke school, naar het speciaal onderwijs of naar het ROC. Sluisgroep Leerlingen komen in de Sluisgroep via het RMC-Consultatieteam. In de Sluisgroep wordt de leerling geobserveerd gedurende een periode van zes weken. Het RMC-Consultatieteam stelt hier observatievragen voor op. Tijdens de weken van observatie, worden de leerlingen aan het werk gezet met praktijk- en theorieopdrachten. Na 3 weken vindt er een tussengesprek plaats met de ouders van de leerling. Aan het einde van de observatieperiode komt er vanuit het consultatieteam een eindadvies. In dit advies staat vermeld welk traject voor de leerling het meest geschikt wordt geacht. Bovendien worden vaak adviezen gegeven over noodzakelijke hulpverlening. Regionale verwijzingscommissie De Regionale verwijzingscommissie Voortgezet Onderwijs (RVC-VO) is een onafhankelijke commissie die beschikkingen tot toelaatbaarheid van leerlingen tot LWOO of praktijkonderwijs afgeeft. Dit wordt bepaald op basis van een door de PCL aangeleverd onderwijskundig rapport en adviezen en met behulp van landelijk vastgestelde procedures en indicatiecriteria. Het leerlingdossier wordt ter voorbereiding op een aanvraag voor indicatiestelling Leerwegondersteunend onderwijs opgesteld door de school na overleg met de ouders. In het dossier zijn de volgende gegevens opgenomen: de leerachterstand van de leerling; het IQ van de leerling; indien noodzakelijk: persoonlijkheidsonderzoeken met betrekking tot prestatiemotivatie, faalangst en emotionele stabiliteit; de screenings- en/of testinstrumenten die gebruikt zijn. In aanvulling op het leerlingdossier baseert de RVC haar oordeel op de motivering van de school en de zienswijze van de ouders. Om een leerling aan te melden bij de RVC moet tevens een onderwijskundig rapport aangeleverd worden. In het onderwijskundig rapport moet staan: waarvoor de leerling wordt aangemeld (praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs); waarom de leerling wordt aangemeld; wat de basisschool tot nu toe gedaan heeft aan de problemen van de leerling en met welk resultaat; Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
25
Zorgplan 2011-2012 feiten over de relevante leerlingkenmerken: dit zijn alle voor de toelaatbaarheidsbepaling en handelingsplan relevante leerlingkenmerken. Het is bijvoorbeeld van belang dat aangegeven wordt of er sprake is van sociaal-emotionele problematiek; de resultaten van de schoolvorderingen op de diverse schoolse vakken (onder meer technisch en begrijpend lezen, spelling en inzichtelijk rekenen). De onderliggende onderzoeksdocumenten moeten meegestuurd worden zodat het RVC hierop terug kan vallen. Regionale expertise centra In het kader van de regeling leerlinggebonden financiering (zie paragraaf 2.3 “Geïndiceerde zorg”) zijn de Regionale Expertise Centra (REC’s) opgericht. De voormalige tien schoolsoorten voor speciaal onderwijs zijn gebundeld in vier clusters, die de bereikbaarheid van dit type onderwijs moeten vergroten en de doelmatigheid moeten verhogen. De vier clusters zijn: Cluster 1: scholen voor visueel gehandicapte leerlingen: blinde kinderen, slechtziende kinderen, meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap; Cluster 2: scholen voor auditief en communicatief gehandicapte leerlingen: dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraak-taalmoeilijkheden, meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap; Cluster 3: scholen voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapte leerlingen: langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen, meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps; Cluster 4: scholen voor leerlingen met gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen: langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen, kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten, kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek. Het REC is in elk geval verantwoordelijk voor de volgende taken: de instandhouding van een Commissie voor Indicatiestelling de coördinatie van de ambulante begeleiding het ondersteunen van de ouders bij: - het compleet maken van het dossier t.b.v. de indicatiestelling - de keuze voor regulier of speciaal onderwijs - het vinden van een school Voor het regulier onderwijs betekent dit, dat een door de CvI positief geïndiceerde leerling kan worden toegelaten, waarvoor vervolgens een extra budget (leerlinggebonden financiering) beschikbaar komt. Het budget wordt beschikbaar gesteld aan de school. De school is vervolgens verplicht een deel van het budget te besteden bij het REC ten behoeve van ambulante begeleiding. In de praktijk betekent dat een aantal uren per jaar een ambulant begeleider van het REC op de school komt, om zowel de leerling als de mentor te ondersteunen. Leerplichtambtenaar De leerplichtambtenaar komt met name in beeld wanneer er sprake is van opvallend schoolverzuim. In het geval van ongeoorloofd verzuim doet de school een melding bij de leerplichtambtenaar van de gemeente Ameland. Bij verzuim stelt de leerplichtambtenaar na een melding een onderzoek in. Het onderzoek is gericht op het achterhalen van de oorzaak van het verzuimgedrag en het vinden van een passende oplossing. De leerplichtambtenaar van de gemeente Ameland maakt ook deel uit van het intern zorgteam. Zij heeft behalve zijn rechtstreekse taak rond leerplicht een belangrijke rol bij verwijzingen en meldingen bij officiële instanties. De Burgemeester Walda School en scholen en leerplichtambtenaren van de gemeenten binnen het samenwerkingsverband werken samen om het aantal vroegtijdig schoolverlaters terug te dringen. Hiertoe is in 2006 een meldprotocol schoolverzuim opgesteld. Het meldprotocol is opgenomen in bijlage 20.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
26
Zorgplan 2011-2012 Bureau Jeugdzorg Het Bureau Jeugdzorg Friesland is de toegangspoort tot alle vormen van jeugdzorg. Kinderen en jongeren (tot 18 jaar), hun ouders, verzorgers en andere volwassen die zich zorgen maken om een kind uit hun omgeving kunnen er terecht voor informatie en advies en kortdurende, ambulante hulp bij ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Het Bureau Jeugdzorg heeft als taak aan te sluiten bij de zorgstructuren in het onderwijs en kan daarbij functies als advies en informatie, consultatie en deskundigheidsbevordering, screening en aanvullende diagnostiek, als ook licht-ambulante zorg inzetten. Als een docent vindt dat een kind/jongere hulp nodig heeft kan hij een beroep op Bureau Jeugdzorg doen voor consultatie of verwijzing. Als langdurende en gespecialiseerde hulpverlening nodig is, indiceert Bureau Jeugdzorg voor de meest geschikte soort hulpverlening en verwijst de jongere of het gezin door. Meer informatie omtrent het Bureau Jeugdzorg Friesland is te vinden op de website: www.bjzfriesland.nl Algemeen maatschappelijk werk Aan de Burgemeester Walda School is een schoolmaatschappelijk werker verbonden, o.a. als lid van het intern zorgteam. Deze persoon functioneert als tweedelijnszorgfunctionaris in de school. Doordat de schoolmaatschappelijk werker werkzaam is op de school, heeft hij een directe lijn naar het algemeen maatschappelijk werk. De schoolmaatschappelijk werker kan doorverwijzen naar het AMW wanneer de begeleiding op school onvoldoende toereikend is ten aanzien van de hulpvraag van de leerling. Bij het AMW wordt samen met de leerlingen en de ouders nagegaan hoe zij het beste geholpen kunnen worden. De maatschappelijk werkers kunnen bemiddelen als dat nodig is, of verwijzen naar de juiste instantie. Wanneer een leerling wordt doorverwezen wordt de begeleiding overgedragen aan het AMW. Meer informatie omtrent het Algemeen Maatschappelijk Werk in Friesland is te vinden op de website: www.maatschappelijkwerk-fryslan.nl Advies en Meldpunt Kindermishandeling Als blijkt dat er een sterk vermoeden is van kindermishandeling, kan een melding gedaan worden bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Bij een melding wordt door de medewerkers van het AMK onderzocht of er sprake is van kindermishandeling. Met de melder worden afspraken gemaakt over geheimhouding. Er wordt dan geen informatie gegeven die ertoe kan leiden dat de melder herkend wordt. Het AMK onderzoekt zorgvuldig hoe de situatie van het kind is. Vervolgens wordt samen met het gezin naar een oplossing gezocht. Als de problemen te ernstig zijn, wordt er passende hulp gezocht. Die hulp wordt niet door medewerkers zelf gegeven. Hiervoor worden deskundigen van andere instanties ingeschakeld. Het AMK geeft tevens advies. Wanneer er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling, kan dit besproken worden met de medewerkers. Er wordt nagegaan wat er voor het kind gedaan kan worden. Dit kan in een of meerdere vertrouwelijke gesprekken. Er wordt nog geen actie richting het kind en gezin ondernomen. De Burgemeester Walda School heeft een stappenplan opgesteld dat gehanteerd wordt wanneer er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling. Het stappenplan is opgenomen in bijlage 21. Meer informatie omtrent het Advies en Meldpunt Kindermishandeling is te vinden op de website: www.amknederland.nl GGD Fryslân Aan de Burgemeester Walda School is een sociaal verpleegkundige verbonden, o.a. als lid van het intern zorgteam. Deze persoon functioneert als tweedelijnszorgfunctionaris in de school. Vanuit de verbondenheid aan de GGD kan de sociaal verpleegkundige een schakelfunctie vervullen tussen de school en de GGD. De GGD biedt een breed aantal diensten op het gebied van jeugdgezondheidszorg aan scholen. Naast de consultatiefunctie van de sociaal verpleegkundige, organiseert de GGD is samenwerking met de Stichting Verslavingszorg Noord-Nederland het project “De gezonde school en genotmiddelen”. Op de Burgemeester Walda School is dit project een aantal jaren geleden uitgevoerd en inmiddels geïntegreerd in het mentoraat. Meer informatie omtrent de GGD Fryslân is te vinden op de website: www.ggdfryslan.nl
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
27
Zorgplan 2011-2012 MEE Friesland MEE is een onafhankelijke organisatie die informatie, advies en ondersteuning biedt aan mensen met een beperking én hun omgeving in de regio Friesland. Leeftijd of soort handicap speelt daarbij geen rol. Voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand, een autistische stoornis of een andere beperking kan de consulent van MEE Friesland het kind en de ouders tijdelijk ondersteunen. MEE geeft voorlichting en advies. Dat kan gaan over problemen in de opvoeding of bijvoorbeeld vragen omtrent onderwijs en leerlinggebonden financiering. Ook biedt MEE Friesland voor kinderen, volwassenen en ouders trainingen, gespreksgroepen en cursussen. Voor intensieve therapie of vormen van hulp en zorg waarvoor een indicatie nodig is, verwijst MEE door naar een geschikte instantie en regelt de afspraken. MEE kan begeleiden bij de contacten met de hulpverlener. De school kan ouders van kinderen met een beperking doorverwijzen naar MEE. Voor meer informatie omtrent MEE Friesland kan de website geraadpleegd worden: www.meefriesland.nl
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
28
Zorgplan 2011-2012
4. Ontwikkelingsdoelen leerlingenzorg In juni 2011 is door de leden van het Intern Zorgteam de aangeboden zorg op de Burgemeester Walda School geëvalueerd. De conclusies en aanbevelingen zijn hieronder weergegeven. Conclusies Het IZT- team is in het schooljaar 2010-2011 vijf keer bijeengekomen. De leden van het team zijn ontevreden over het functioneren van het overleg. Er worden weinig leerlingen in het zorgoverleg ingebracht. Het is de vraag of docenten voldoende geïnformeerd zijn over de zorg die naast het speciale lesprogramma geboden kan worden aan zorgleerlingen, o.a. m.b.t. de inzet van schoolmaatschappelijk werk. Een duidelijke visie en missie t.a.v. de omgang met zorgleerlingen is van belang om docenten een grotere rol te laten spelen in de begeleiding en ondersteuning van zorgleerlingen. De docenten geven een hogere prioriteit aan lesgeven met als doel dat alle leerlingen een diploma behalen. De docenten geven een lagere prioriteit aan niet schoolgerelateerde problemen van leerlingen. De docenten werken hard, maar er wordt onvoldoende planmatig gewerkt. Structurele leerlingbesprekingen, zoals die in schooljaar 2010-2011 zijn ingevoerd, leveren hier een belangrijke bijdrage aan. De zorgcoördinator, die normaal een coördinerende taak heeft t.a.v. zorgleerlingen, heeft op de Burgemeester Walda School ook een grote uitvoerende taak. Een aantal uitvoerende taken, zoals het opstellen van individuele handelingsplannen voor LWOO-leerlingen, kan ook door de mentor worden gedaan. De zorgcoördinator kan dan een meer coachende en sturende rol gaan spelen. Aanbevelingen Visie hoe om te gaan met zorgleerlingen is duidelijk. De missie wordt door leiding en docenten uitgedragen. De docenten staan samen met de directie bij dit gegeven stil en leggen de afspraken over hoe ze dit uitvoeren vast in en plan van aanpak. De docenten hebben vertrouwen in elkaar. Dit zodat ze hun zorgen rond leerlingen tijdens de leerlingbesprekingen delen en hulp durven vragen aan elkaar. Door samen ervaringen uit te wisselen leer je van elkaar, wat weer ten goede komt aan de leerling. Door het opdoen van positieve ervaringen wordt er beter samengewerkt. Daardoor kunnen andere hulpverleners eerder en vaker ingezet worden. Kansen om de kwaliteit te verbeteren en oude gewoontes te doorbreken, is werken met nieuwe en jonge keerkrachten De docenten herkennen de signalen wanneer een leerling een zorgleerling is en weten wat ze dan kunnen doen. De docent gaat serieus met de signalen van zorgleerlingen aan de slag. De docenten gebruiken de signaleringslijst (zie bijlage 26) voor het in kaart brengen van de problemen. Ook stellen ze zelf de handelingsplannen op en vragen hierbij ondersteuning en advies bij de zorgcoördinator. De zorgcoördinator krijgt steun van de directie bij de uitvoering van de verbeterplannen. De directie stuurt het personeel aan zodat ze zich houden aan gemaakte afspraken. Ontwikkelpunten In de komende periode wil de Burgemeester Walda School de leerlingbegeleiding verder ontwikkelen aan de hand van de volgende punten: Formuleren van een duidelijke visie en missie waaraan het personeel van de school zich bindt; Verbeteren van het planmatig werken door onderwijsgevenden op groeps- en individueel niveau; Deskundigheidsbevordering van mentoren in het opstellen, evalueren en bijstellen van individuele handelingsplannen en groepsplannen. Vernieuwen/aanpassen van het digitale leerlingvolgsysteem zodat alle gegevens digitaal kunnen worden opgenomen; Structureel toepassen van het Protocol Schoolverzuim; Leerplichtambtenaar vast teamlid maken in het IZT-overleg; Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
29
Zorgplan 2011-2012
Formuleren van een zorgprofiel; Invoeren van de Friese Plaatsingswijzer in de overdracht van leerlingen uit het b.o.; I.s.m. de basisscholen aanmelding middels het DOD optimaliseren; Deskundigheidsbevordering van docenten op het gebied van kinderen met een specifieke hulpvraag.
Op de lange termijn hecht de Burgemeester Walda School belang aan een goede balans tussen de onderwijsinhoudelijke leerlijn enerzijds en de leerlingbegeleiding anderzijds.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
30
Zorgplan 2011-2012
Bijlagen 1.
Schema Zorgstructuur BWS ................................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2.
Taakomschrijving mentor .................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
3.
Taakomschrijving coördinator onder- en bovenbouw ........................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
4. Taakomschrijving zorgcoördinator (incl. leerlingbegeleider en dyslexiecoach)......... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.
Taakomschrijving decaan onderbouw ................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6.
Taakomschrijving decaan bovenbouw ................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
7.
Taakomschrijving contactpersoon....................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
8.
Taakomschrijving vertrouwenspersoon .............................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
9.
Taakomschrijving medewerker kwaliteitszorg .................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
10.
Aanmelding en toelatingsprocedure onderinstroom BWS ............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
11.
Overdrachtskalender PO-VO ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
12.
Overdrachtskalender VO-MBO ........................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
13.
Sociale Kaart .................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
14. Richtinggevende uitspraken van en over het samenwerkingsverband VO-SVO 3.02 .... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 15.
ZAT-protocol .................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
16.
Aanvraagformulier Expertisecentrum ............................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
17.
PCL/ZAT-formulier ........................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
18.
Route aanmelding RMC Regio Noordoost Friesland ....................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
19.
RMC aanmeldingsformulier + toelichting ........................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
20.
Meldprotocol schoolverzuim ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
21.
Stappenplan vermoeden kindermishandeling ................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
22.
Onderwijsondersteuning zieke leerlingen ....................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
23.
LGF-protocol .................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
24.
Dyslexieprotocol .............................................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
25.
Pestprotocol .................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
26.
Signaleringslijst zorgleerlingen ........................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
27.
Groepsplan BWS .............................................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
28.
IHP Pedagogische Interventies ........................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
29.
IHP LGF BWS .................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
30.
IHP LWOO BWS ................................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
31.
Overzicht onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO ...................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
32. Verzamellijst hulpzinnen onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO ..................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 34.
LWOO-kaart ..................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
31
Zorgplan 2011-2012 35.
Zorgkaart sociaal-emotionele begeleiding ...................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
36. 37.
Zorgkaart cognitieve begeleiding .................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Jaarkalender Zorg ............................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
32
Zorgplan 2011-2012
1. Schema Zorgstructuur BWS Terug naar school met nazorg BWS
Faalangst-/Examenvreesreductie
Zorgstructuur
Socialevaardigheden Dyslexie Dyscalculie
Mentorlessen Studieles Mentorgesprekken Keuzebegeleiding Keuzewerktijd
Leerling Ouders
LWOO interne begeleiding
Mentor
LGF Ambulante- en interne begeleiding
hulpvraag
Psycho-educatie Team LeerlingDocenten Coördinator OB/BB bespreking Zorgcoördinator IB’ers/OA Directie
O.l.v. directeur, zorgcoördinator, onder- en bovenbouw coördinator
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Schoolmaatschappelijk werk Schoolverpleegkundige/ schoolarts
Aansturing door zorgcoördinator
ZAT Zorgcoördinator/PCL, jeugdzorgconsulent, orthopedagoog, GGD, (S)MW, Accare, Renn 4, politie. LPA
hulpvraag
Rebound R.M.C.
Renn 4 Andere school voor V.O.
Zorgteam zorgcoördinator GGD (schoolverpleegkundige) SMW CJG LPA Op afroep: Mentor Coördinator OB/BB Politie MEE
Via zorgcoördinator
33
Zorgplan 2011-2012
2. Taakomschrijving mentor De mentor (als eerstelijns-begeleider) Taken en aandachtspunten van de mentor De leerling wordt in het eerste leerjaar door de mentor op de hoogte gebracht van de gang van zaken op school; hierbij wordt speciaal aandacht geschonken aan lesroosters, roosterwijzigingen, agendagebruik, regels van de school, beleid rondom alcohol en drugs enz. Wanneer een leerling later instroomt, vangt de mentor de leerling op en brengt hem op de hoogte van de gang van zaken op school. De mentor functioneert als coach voor de leerlingen en indien nodig geeft hij advies. De mentor heeft ontwikkelgesprekken met de leerling naar aanleiding van resultaten op het gebied van kennis, houding en vaardigheden en eventuele problemen. Hij staat open voor vragen van leerlingen. Informatie over de leerling die van belang is voor collega’s wordt door de mentor doorgespeeld. Hij moet voorzichtig omgaan met gevoelige informatie over leerlingen. De mentor zorgt ervoor dat de afspraken, die in het belang van de leerling zijn genomen door de vakdocenten worden nageleefd en uitgevoerd. De mentor van leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteuning of praktijkonderwijs houdt de ontwikkeling van de leerling nauwlettend in de gaten. Hij voert regelmatig een gesprek met de leerling over welbevinden en ontwikkeling, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Daarnaast stelt de mentor het Individueel handelingsplan van LWOO/PrO-leerlingen samen met de leerling (en evt. ouders) op, bespreekt deze met ouders en leerling, evalueert het plan 2 x per jaar samen met leerling en ouders en stelt het plan zonodig bij. De mentor van leerlingen met een leerlinggebonden financiering (rugzak) houdt de ontwikkeling van de leerling nauwlettend in de gaten. Hij voert regelmatig een gesprek met de leerling over welbevinden en ontwikkeling, zowel cognitief als sociaal-emotioneel . Daarnaast voert de mentor 4 à 6x per jaar een begeleidingsgesprek met ouders, ambulant begeleider en evt. de leerling zelf over de ontwikkeling en voortgang van zijn mentorleerling. Hij schrijft de evaluaties van het Individueel handelingsplan en stelt het plan zonodig bij. De mentor houdt een pedagogische administratie bij van leerlingen in het Leerlingvolgsysteem. Die heeft als doel de begeleiding ‘zwart-op-wit’ te hebben, zodat bij eventuele problemen de leerling en/of ouders of verzorgers kunnen zien welke begeleiding heeft plaatsgevonden. Uiteraard is deze informatie voor de mentor zelf ook een houvast. De mentor verzorgt de studie en keuzebegeleiding van de leerlingen. De mentor volgt de leerling op zijn individuele leerweg door: - het signaleren van knelpunten in de studievoortgang en het zoeken naar oplossingen ervan in overleg met de leerling/ouders/verzorgers. - het informeren en adviseren van de leerling over mogelijke leerwegen, dit in nauwkeurig overleg met het team. de mentor verzorgt in eerste lijn de studiebegeleiding door: - het voeren van gesprekken met een leerling en of diens ouders of verzorgers over de studieresultaten, de houding en het gedrag van de leerling, zowel op eigen initiatief als tijdens ouderavonden. - het geven van klassikale en/of individuele steunlessen of studievaardigheidlessen ( mentoraat onderbouw) - het voorzitten van de rapportvergadering voor de leerlingen waar hij mentor van is. - het uitdelen, bespreken en innemen van de rapporten. De mentor verzorgt in eerste lijn de sociaal-emotionele begeleiding van de leerling door: - het signaleren van sociaal-emotionele problemen bij leerlingen. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
34
Zorgplan 2011-2012 het zorgen voor de eerste opvang. het bespreken van leerlingen die een bijzondere en/of intensieve begeleiding behoeven in het team. - het stimuleren van het groepsproces en het functioneren van leerlingen binnen de groep/klas. - Is verantwoordelijk voor de warme overdracht van leerlingen van groep 8 naar klas 1 en voor de overdracht naar een volgende jaargroepmentor binnen de school. De mentor organiseert mede "buitenlesactiviteiten" vanuit het perspectief van de leerlingbegeleiding door: - het meewerken aan het introductieprogramma en het indien nodig verzorgen van onderdelen daarvan. - het verzorgen van de informatiestroom naar leerlingen. - het regelen van de klassenvertegenwoordiging. - het stimuleren van klassenactiviteiten en er zo veel mogelijk aan deel te nemen. - het stimuleren van leerlingen deel te nemen aan binnensschoolse activiteiten. - het stimuleren van leerlingen initiatieven te ontplooien in het kader van activiteiten in het kader van maatschappelijke stage (Mas) binnen of buiten de school. De mentor levert een bijdrage aan de organisatie, beheer en ontwikkeling van het mentoraat door: - het deelnemen aan het overleg met mentoren en de decaan. - het zo nodig informeren van collega’s over zijn werkzaamheden en over de situatie met leerlingen. - het volgen van ontwikkelingen op het gebied van leerlingbegeleiding. - het volgen van ontwikkelingen op het gebied van mentoraat. -
Begeleiding door de mentor Binnen de BWS vindt de begeleiding in de eerste periode van het schooljaar veelal klassikaal plaats. Zodoende kan de klas elkaar leren kennen en kunnen de vaak algemene zaken die zo belangrijk zijn in de eerste periode worden besproken. Ook kan de begeleiding groepsgewijs plaatsvinden of met individuele leerlingen, bijvoorbeeld naar aanleiding van studieresultaten of eventuele problemen. Begeleiding van de mentor kan dus op drie manieren plaatsvinden: A. Klassikaal Onderwerpen die klassikaal behandeld kunnen worden zijn: de taken van de mentor bereikbaarheid van de mentor de informatiegids voor leerlingen lesroosters en roosterwijzigingen * schoolregels bespreken wat de eerste indrukken zijn van de school* studievaardigheden sociale vaardigheden/omgangsregels *( vooral in het eerste leerjaar)
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
35
Zorgplan 2011-2012 In kleine(re) groepen In kleiner groepen kan gepraat worden over: grondhouding (motivatie, aan afspraken houden, elkaar serieus nemen, verantwoordelijkheid, bereidheid om tijd en energie te steken in school) studieproblemen schoolregels, procedures en consequenties van overtredingen hierop B. Individueel Tijdens een schooljaar kunnen er problemen met leerlingen ontstaan. Individuele gesprekken kunnen dan wenselijk zijn om de problemen helder te krijgen. Maar ook als er geen problemen zijn is persoonlijke aandacht voor leerlingen erg belangrijk. Een mentor is er vooral voor signalering van problemen en de eerste aanpak hiervoor. Een mentor is geen maatschappelijk werker of een therapeut. De school stelt dan ook grenzen aan de zorg voor leerlingen. Waar nodig wordt advies ingewonnen bij de zorgcoördinator/leerlingbegeleider. Leerlingen kunnen naar haar worden doorverwezen. De zorgcoördinator/leerlingbegeleider kan de leerling ook doorverwijzen naar professionele hulpverlening. Mentoren registreren alle gesprekken/acties voortvloeiend uit de taak van de leerlingbegeleiding. Deze gegevens dienen zeer zorgvuldig opgeborgen te zijn en zijn in principe voor niemand dan alleen de mentor, de zorgcoördinator en de coördinator onder-/bovenbouw beschikbaar.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
36
Zorgplan 2011-2012
3. Taakomschrijving coördinator onder- en bovenbouw De coördinator onder- en bovenbouw (als tweedelijns-begeleider) De taken en verantwoordelijkheden van de coördinator onderbouw/bovenbouw zijn: coördineert zaken, die de onder -of bovenbouw betreffen (denk aan coördinatie van de weekkaarten, opvang uitgestuurde leerlingen, extra hulp bij gesprekken met ouders); is lid van het MT; vervangt bij afwezigheid de directie; is technisch voorzitter bij onder-of bovenbouwoverleg en bij rapport- en leerlingbesprekingen; draagt mede zorg voor de schoolorganisatie en de kwaliteit van onderwijs op de school ; levert een bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten t.b.v. het onderwijs in de onder/bovenbouw Voert periodiek overleg met mentoren t.a.v. organisatie en afstemming in de onder/bovenbouw
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
37
Zorgplan 2011-2012
4. Taakomschrijving zorgcoördinator (incl. leerlingbegeleider en dyslexiecoach) De zorgcoördinator/leerlingbegeleider ( als tweedelijns- begeleider) De deskundige zorg is een functionaris binnen de school, die speciaal belast is met het in goede banen leiden van de leerlingenzorg. Zij werkt binnen een samenwerkingsverband en haalt t.b.v. de school veel expertise betreffende de leerlingenzorg uit het overleg binnen het samenwerkingsverband.
Is verantwoordelijk voor de organisatie van leerlingenzorg en begeleiding. Is verantwoordelijk voor onderzoek en dossiervorming t.b.v. de LWOO aanvraag. Is verantwoordelijk voor de begeleiding van leerlingen met een LWOO-indicatie. Is verantwoordelijk voor de organisatie van de interne begeleiding. Is verantwoordelijk voor de overdracht van gegevens t.a.v. de leerlingenzorg. Draagt samen met de mentoren zorg voor de handelingsplannen van LWOO leerlingen en leerlingen met een Leerlinggebonden financiering ( het rugzakje). Is verantwoordelijk voor de organisatie van de screening van nieuwe leerlingen op vooral didactisch gebied. Is verantwoordelijk voor de doorverwijzing, terugkoppeling en eventueel organisatie van de SoVa- en faalangst- en examenvreesreductietraining. Plant remediëringsactiviteiten t.a.v. het dyslexieonderzoek. Doet onderzoek bij vermoeden van dyslexie en zorgt voor de afhandeling ervan. Voert individuele gesprekken met zorgleerlingen en hun ouders/verzorgers over de voortgang van het leerproces in relatie tot de extra zorg. Verzorgt de onderwijskundige rapporten naar RMC en PCL. Draagt zorg voor de aanmelding van zorgleerlingen en is hierin verantwoordelijk voor: 1. warme overdracht van zorgleerlingen van uit het BO; 2. contact met het basisonderwijs waar het zorgleerlingen betreft; 3. aanleveren van gegevens ( waar het de zorg betreft) t.a.v. nieuwe leerlingen om te laten verwerken door de onderwijsassistent; 4. neemt samen met de decaan onderbouw en de directie besluiten t.a.v. de plaatsing van zorgleerlingen op een bepaald niveau.
Werkzaamheden van de zorgcoördinator De zorgcoördinator levert bijdragen aan de organisatie, het beheer en de ontwikkeling van de leerlingenzorg en leerlingbegeleiding op de BWS door: Het vastleggen van gegevens over leerlingenzorg en -begeleiding. Het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en nieuwe instrumenten op dit gebied en het verzamelen en bijhouden van relevante informatie en gegevens. Het voeren van periodiek overleg met de leden van het intern zorgteam. Is samen met mentoren, coördinatoren onder- en bovenbouw en decanen verantwoordelijk voor de leerlingdossiers. Het up-to-date houden van de archivering van relevante brochures en publicaties voor de orthotheek. Het rapporteren aan de directie en teamleden over de ontwikkelingen t.a.v. de leerlingenzorg en- begeleiding. Het maken van een jaarlijkse planning van zorgactiviteiten. Lid te zijn van het intern zorgteam van de BWS en het overkoepelend ZAT van het SWV. Ontwikkelen van LWOO- kaarten voor leerlingen met leerwegondersteuning. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
38
Zorgplan 2011-2012
Controle op de faciliteiten voor dyslexie, het bewaken van het dyslexieprotocol en het ontwikkelen van dyslexiekaarten voor leerlingen met een dyslexieverklaring (taak als dyslexiecoach, hieronder nader beschreven). Het verzorgen van de e-mail- en postbehandeling en op het terrein van de leerlingenzorg en -begeleiding. Het op peil houden van de eigen deskundigheid door middel van het volgen van cursussen, trainingen en congressen Overleg te voeren met de zorgcoördinatoren binnen het samenwerkingsverband. Zitting te nemen in de PCL+ ZAT+ werkgroep van het samenwerkingsverband Noordoost Friesland. Voeren van gesprekken (sociaal-emotioneel) in het kader van leerlingbegeleiding met individuele leerlingen en verwijst eventueel door naar 3e lijns hulp (taak als leerlingbegeleider, hieronder nader omschreven). De zorgcoördinator adviseert de directie over het beleid m.b.t. leerlingenzorg en -begeleiding: Het uitwerken /mede ontwikkelen van het zorgplan van de BWS en van het SWV Noordoost Friesland. Het rapporteren aan de directie over de voortgang en de resultaten van haar werkzaamheden. Het adviseren van de directie over het beleid met betrekking tot leerlingenzorg en begeleiding op korte en langere termijn. Het volgen van ontwikkelingen op het gebied van leerlingenzorg en- begeleiding. Het leveren van bijdragen aan de evaluatie van de kwaliteit van de leerlingenzorg en begeleiding. NB De zorgcoördinator moet voldoende ruimte in haar rooster hebben om leerlingen overdag te kunnen ontvangen. Regionaal ligt de donderdag vast als zorgdag en alle voorkomende activiteiten zijn vooral op donderdagen gepland. Op de BWS vindt het overleg van het intern zorgteam op de dinsdag plaats. Vaardigheden -
De zorgcoördinator moet kennis hebben van en inzicht hebben in het brede spectrum van de leerlingenzorg, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Zij moet vaardig zijn in het geven van voorlichting t.a.v. de leerlingenzorg. Zij moet goed kunnen organiseren en plannen. Zij moet goed contacten kunnen leggen en onderhouden. De zorgcoördinator heeft een visie op het onderwijsbeleid in het algemeen en op leerlingenzorg in relatie tot onderwijs in het bijzonder. Zij heeft communicatieve vaardigheden.
-
De dyslexiecoach Als bij een leerling dyslexie is geconstateerd, is het een feit dat de leerling niet zonder extra hulp en inspanning van de docenten zijn diploma kan behalen. Iedere vakdocent zal met de handicap van de leerling rekening moeten houden. Het bewaken van de extra hulp en faciliteiten die dyslectische leerlingen aangeboden (moeten) worden, is de taak van de dyslexiecoach. Takenpakket van de dyslexiecoach: Heeft de dyslexiebewaking. Zorgt ervoor dat iedere leerling met een dyslexieverklaring krijgt waar hij recht op heeft. Stuurt op dit punt de vakdocenten aan.
Heeft overleg met dyslectische leerlingen om te controleren of er rekening met hen wordt gehouden in
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
39
Zorgplan 2011-2012
de lessen. Ontwikkelt een algemene dyslexiekaart met afspraken, die voor leerling met een dyslexieverklaring gelijk zijn. Bijv. afspraken t.a.v. het beoordelen van proefwerken, het auditief aanbieden van toetsen, het geven van extra tijd, etc. Neemt in de algemene dyslexiekaart afspraken op die voor de individuele leerling gelden, zoals grootschrift, voorleesbeurten, etc. Bewaakt tijdens de rapportvergaderingen de belangen van de leerlingen met een dyslexieverklaring.
De leerlingbegeleider Wanneer een leerling problemen heeft op sociaal-emotioneel gebied, die voor een mentor niet op te lossen zijn, dan kan de mentor contact opnemen met de leerlingbegeleider. De mentor kan de leerlingbegeleider om advies vragen of de mentor kan de leerling doorverwijzen naar de leerlingbegeleider. In het laatste geval volgen meestal twee gesprekken met de leerlingbegeleider. Tijdens het eerste gesprek wordt de problematiek helder gemaakt, tijdens het tweede gesprek wordt de leerling doorverwezen naar een instantie die hem of haar verder kan helpen. Al naar gelang de situatie kunnen ook meerdere gesprekken met de leerlingbegeleider nodig zijn. Taken en aandachtspunten van de leerlingbegeleider. Adequaat doorverwijzen en leerlingen voorbereiden op hulpverlening. Aanwezig zijn voor individuele leerlingen m.b.t. begeleidingsaspecten. Aanspreekpunt en vraagbaak voor mentoren. Overleg met mentor of in het zorgteam of een leerling in aanmerking komt voor extra begeleiding. Op de hoogte houden van de mentor en coördinator onder- en bovenbouw m.b.t. relevante gegevens betreffende de leerling, tenzij het vertrouwelijke informatie is. Individuele begeleidingsgesprekken voeren met leerlingen. Bij blijven t.a.v. kennis op het psychosociale vlak. Kennis en vaardigheden moeten up-to-date blijven. Het registreren en vastleggen van alle gesprekken/acties voortvloeiend uit de taak van de leerlingbegeleiding. Deze gegevens dienen zeer zorgvuldig opgeborgen te zijn en zijn in principe voor niemand toegankelijk. Speciale zorg en begeleiding van leerlingen met een leerlinggebonden financiering. Coachen van de mentoren van LGF=leerlingen zodat zij ondersteunende gesprekken kunnen voeren met deze leerlingen en structuur in werkzaamheden van deze leerlingen kunnen aanbrengen. Teamondersteuner in het kader van de HP Bewaken van de uitvoering van de handelingsplannen. Opstellen van handelingsplannen voor de leerlingen met een LGF in overleg met de ambulante begeleiding. Opstellen en bewaken van de cyclus in het kader van de handelingsplannen. Overleg met mentoren van leerlingen met een LGF. Levert bijdragen aan de ontwikkeling van het zorgbeleid door: 1. het adviseren over het beleid op zorg op kortere en langere termijn; 2. het volgen van ontwikkelingen op het gebied van leerlingenzorg; 3. het leveren van bijdragen aan de evaluatie van de kwaliteit van de leerlingenzorg.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
40
Zorgplan 2011-2012
5. Taakomschrijving decaan onderbouw De decaan onderbouw (als tweedelijns-begeleider) Inleiding De schooldecaan onderbouw is een leraar die in opdracht van het bevoegd gezag de leerlingen van zijn school- in samenwerking met leerlingen, met vakleraren en mentoren, met ouders/verzorgers- begeleidt bij de doorstroming naar de bovenbouw, Hij is ook medeverantwoordelijk voor het plaatsen van instromende leerlingen op het juiste niveau. De belangrijkste taken van een decaan zijn: -
het leveren van bijdragen aan de organisatie, het beheer en de ontwikkeling van activiteiten rondom de instroom en activiteiten rondom de begeleiding van leerlingen naar de bovenbouw; het adviseren van de directie over het beleid t.a.v. bovenstaande items,.
Vaardigheden -
-
De decaan moet kennis hebben van en inzicht in de verschillende sectoren van het VMBO, toelatingseisen en mogelijkheden van het VMBO en HAVO/VWO, eisen en de diverse testen de toelating van leerlingen betreffende; Hij moet vaardig zijn in het geven van voorlichting. De decaan moet goed kunnen organiseren en plannen. Hij moet goed contacten kunnen leggen en onderhouden met de aanleverende basisscholen en ontvangende scholen op het vasteland. De decaan heeft een visie op onderwijsbeleid in het algemeen en op instroom en doorstroom van leerlingen in het bijzonder.
Werkzaamheden van de decaan onderbouw Is verantwoordelijk voor het laten verzorgen van begeleiding t.a.v. de instroom en doorstroom van de leerlingen: -
-
De decaan laat begeleiding instroom en doorstroom aan de leerlingen verzorgen door de mentoren en geeft voorlichting aan ouders/verzorgers over externe onderwerpen zoals: instroom op de BWS, uitstroom van de onderbouw naar de bovenbouw zoals over leerwegen en sectoren in het VMBO en mogelijkheden van het Havo/VWO aan de wal van uit klas 1 en 2; Hij voert individuele gesprekken met leerlingen en hun ouders/verzorgers over niveau en/of leerwegen, of de keuze van de vervolgopleiding aan de wal vanuit de onderbouw. Hij bemiddelt bij plaatsing op een school aan de wal vanuit de onderbouw.
De decaan onderbouw levert bijdragen aan de organisatie, en beheer en de ontwikkeling van activiteiten rondom de instroom en doorstroom binnen de afdeling door: -
het vastleggen van gegevens over instroom en doorstroom in het leerlingvolgsysteem; het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en nieuwe instrumenten op dit gebied en het verzamelen en bijhouden van relevante informatie en gegevens; het voeren van periodiek overleg met mentoren; het maken van een jaarlijkse planning van decanenactiviteiten; het onderhouden van contacten met aanleverende en ontvangende scholen;
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
41
Zorgplan 2011-2012 -
het verzorgen voor de postbehandeling en email op het gebied van instroom en doorstroom; het op peil houden van de eigen deskundigheid door middel van het volgen van cursussen en bijwonen van congressen het onderhouden van contacten met voor de functie van decaan onderbouw relevante functionarissen van andere scholen het doen van alle werkzaamheden rondom de instroom/doorstroom van leerlingen in samenspraak met de administratie het verwerken van de gegevens van het aanmeldingsformulier( bijzondere kenmerken van een leerling) in een overzichtsformulier t.b.v. de warme overdracht.
De decaan adviseert de directie over het beleid van de instroom en doorstroom door: -
het rapporteren aan de directie over de voortgang en de resultaten van zijn werkzaamheden en van de mentoren. het adviseren van de directie over het beleid met betrekking tot instroom en doorstroom van leerlingen en onderwijskundig beleid het volgen van ontwikkelingen op het gebied van instroom en doorstroom op het onderwijs in de bovenbouw van VMBO of Havo/Vwo.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
42
Zorgplan 2011-2012
6. Taakomschrijving decaan bovenbouw De decaan bovenbouw (als tweedelijns-begeleider) Inleiding De schooldecaan is een leraar die in opdracht van het bevoegd gezag de leerlingen van zijn school- in samenwerking met leerlingen, met vakleraren en mentoren, met ouders/verzorgers- begeleidt bij hun keuze van studie, beroep en plaats in de maatschappij. De belangrijkste taken van een decaan zijn: -
Is verantwoordelijk t.a.v. het laten verzorgen van de studie- en beroepskeuzebegeleiding het leveren van bijdragen aan de organisatie, het beheer en de ontwikkeling van de studie- en beroepskeuzebegeleiding het adviseren van de directie over het beleid met betrekking tot studie- en beroepskeuzebegeleiding
Vaardigheden -
De decaan moet kennis hebben van en inzicht in vervolgopleidingen, beroepsmogelijkheden in de verschillende sectoren en beroepskeuzetesten. Hij moet vaardig zijn in het geven van voorlichting. De decaan moet goed kunnen organiseren en plannen. Hij moet goed contacten kunnen leggen en onderhouden. De decaan heeft een visie op onderwijsbeleid in het algemeen en op studie en beroepskeuzebegeleiding in het bijzonder.
Werkzaamheden van de decaan Is verantwoordelijk voor het laten verzorgen van de studie- en beroepskeuzebegeleiding. -
-
De decaan laat de studie- en beroepskeuzebegeleiding aan de leerlingen verzorgen door de mentoren en geeft voorlichting aan ouders/verzorgers over externe onderwerpen zoals: vervolgonderwijs, studiefinanciering, arbeidsmarktsituatie en ontwikkelingen, beroepen, beroepskeuze, schoolkeuze en over interne onderwerpen zoals afdelingen, opleidingsprofielen en leerwegen en vakkenpakketkeuze. Hij is verantwoordelijk voor de organisatie van beroepskeuzetesten, Hij informeert leerlingen en ouders/verzorgers over externe voorlichtingsdagen zoals beroepenmarkten en open dagen. Hij voert individuele gesprekken met leerlingen en hun ouders/verzorgers over leerwegen, pakketkeuze, beroepskeuze of de keuze van de vervolgopleiding. Hij bemiddelt bij plaatsing op een andere opleiding of school.
De decaan levert bijdragen aan de organisatie, en beheer en de ontwikkeling van studie- en beroepskeuze binnen de afdeling door: -
het vastleggen van gegevens over studie- en beroepskeuzebegeleiding in het leerlingvolgsysteem het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en nieuwe instrumenten op dit gebied en het verzamelen en bijhouden van relevante informatie en gegevens het voeren van periodiek overleg met mentoren, het maken van een jaarlijkse planning van decanenactiviteiten het onderhouden van contacten met vervolgopleidingen en bedrijven
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
43
Zorgplan 2011-2012 -
het zorgen voor de postbehandeling op het terrein van studie- en beroepsbegeleiding het op peil houden van de eigen deskundigheid door middel van het volgen van cursussen en bijwonen van congressen het onderhouden van contacten met schooldecanen van andere opleidingen
De decaan adviseert de directie over het beleid van de studie- en beroepskeuzebegeleiding door: -
het rapporteren aan de directie over de voortgang en de resultaten van zijn werkzaamheden en van de mentoren. het adviseren van de directie over het beleid met betrekking tot studie- en beroepskeuzebegeleiding en onderwijskundig beleid het volgen van ontwikkelingen op het gebied van aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en vervolgopleidingen
NB De decaan moet voldoende ruimte in zijn rooster hebben om leerlingen overdag te kunnen ontvangen. Landelijk ligt de donderdag vast als decanendag en alle voorkomende activiteiten [landelijk, regionaal, kring] zijn dus op donderdagen gepland.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
44
Zorgplan 2011-2012
7. Taakomschrijving contactpersoon De contactpersoon (als tweedelijns-begeleider) Inleiding Landelijk is er sinds enige jaren een verplichting voor scholen om binnen het instituut personen aan te wijzen die als aanspreekpunt fungeren bij klachten over ongewenste seksuele intimidatie, racisme en geweld en naar aanleiding daarvan het ondernemen van acties. De BWS heeft op dit moment twee contactpersonen Beiden hebben scholing gevolgd voor deze taak. De BWS heeft een klachtenregeling inzake ongewenste intimidatie, racisme en geweld. De klager dient de klacht zelf of via een derde (de ontvanger is tot geheimhouding verplicht, tenzij levensbedreigende situaties ontstaan) in bij: a. het bevoegd gezag; of b. de landelijke klachtencommissie VO. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of de landelijke klachtencommissie VO Taken en aandachtspunten van de contactpersoon Het aanspreekpunt is voor klachten van diegene die zich seksueel geïntimideerd voelt door een medeleerling of personeelslid.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
45
Zorgplan 2011-2012
8. Taakomschrijving vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon (als derdelijns-begeleider) De taken en aandachtspunten van de vertrouwenspersoon aan de wal. De melding m.b.t. seksuele intimidatie wordt adequaat behandeld. De vertrouwenspersoon onderneemt zelf actie als dit nodig wordt geacht. Deze actie houdt onder meer in dat er contact opgenomen wordt met de Landelijke Klachtencommissie V.O. Gedegen kennis hebben van het reglement van de Landelijke Klachtencommissie V.O. Contact houden met het bevoegd gezag. Het bijwonen van congressen/cursussen/het volgen van scholing op dit terrein. Voorlichting aan leerlingen Regelmatig overleg tussen beide contactpersonen Scholing en bijhouden van literatuur
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
46
Zorgplan 2011-2012
9. Taakomschrijving medewerker kwaliteitszorg Medewerker kwaliteitszorg Kwaliteitsbeleid is sinds een jaar of tien een belangrijk aandachtspunt voor scholen in het VO. Sinds 1 augustus 1998 op grond van de WVO verplicht. Een school moet beschikken over een klachtenregeling een schoolgids en een schoolplan. In dit schoolplan moeten scholen aangeven hoe ze hun kwaliteit vaststellen, verbeteren en borgen. De school moet inzicht hebben in de eigen uitgangssituatie,kwaliteitsdoelen hebben geformuleerd,systematisch de kwaliteit van onderwijzen en leren evalueren,gericht werken aan verbetering, verantwoording afleggen aan belanghebbende groeperingen en de zorg voor kwaliteit systematisch hebben ingericht. Aspecten van goed kwaliteitsbeleid Doelgericht Cyclisch Systematisch Integraal en van iedereen. Een medewerker is verantwoordelijk voor de volgende onderdelen: Het in overleg met de directie ontwikkelen van een activiteitenplan Het maken van tevredenheid enquêtes Het uitzetten van de enquêtes Het verwerken van de enquêtes Het analyseren van de enquêtes Het in overleg met de directie doen van verbetervoorstellen n.a.v. de enquêtes Enquêtes kwaliteitszorg
2009/2010
2010/2011
2011/2012
2012/2013
-
ouders
docenten
ouders
ontwerpen
ontwerpen
ontwerpen
januari
uitzetten
uitzetten
uitzetten
februari
verwerken
verwerken
verwerken
maart
bespreken
bespreken
bespreken
klas 3/4
onderbouw
klas 3/4
onderbouw
ontwerpen
ontwerpen
ontwerpen
ontwerpen
april
uitzetten
uitzetten
uitzetten
uitzetten
mei
verwerken
verwerken
verwerken
verwerken
juni
bespreken
bespreken
bespreken
bespreken
december
maart
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
47
Zorgplan 2011-2012 De volgende aspecten vallen onder de kwaliteitszorg en worden door verschillende medewerkers belast met een taak bewaakt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
opbrengsten schoolklimaat pedagogisch en didactisch handelen examen-en toetsbeleid leerlingenzorg functionering- en POP gesprekken medewerker tevredenheid waardering toeleverende en afnemende scholen
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
48
Zorgplan 2011-2012
10. Aanmelding en toelatingsprocedure onderinstroom BWS Toelating aan het begin van het cursusjaar in klas 1 zonder LWOO aanvraag (onderinstroom) Leerlingen worden aangemeld d.m.v. het daarvoor ontworpen aanmeldingsformulier. De aanmelding moet voor 1 april plaatsvinden. Het formulier bestaat uit twee gedeelten: 1. het algemene deel (blad 1 en 2) Dit deel wordt door de ouders ingevuld (of onder verantwoordelijkheid van de ouders). Ouders geven na ondertekening van het aanmeldingsformulier te kennen, kennis te hebben genomen van het ingevulde tweede deel, het onderwijskundig rapport. 2. Het onderwijskundigrapport (blad 3 en 4) Dit deel wordt door de toeleverende school ingevuld. De decaan onderbouw en mentoren klas 1 bezoeken alle basisscholen op het eiland voor een warme overdracht van de nieuwe leerlingen in klas 1. Aan de hand van deze gesprekken in combinatie met de aanbevelingen in het onderwijskundig rapport van de toeleverende school wordt de leerling in een niveaugroep van het eerste leerjaar geplaatst. Wanneer de toelatingscommissie van oordeel is, dat een leerling in aanmerking komt voor een nader onderzoek i.v.m. een eventuele LWOO aanvraag, dan wordt contact opgenomen met de toeleverende school, met het verzoek de leerling aan te melden voor dit onderzoek en de ouders hiervan in kennis te stellen. Voor deze leerling geldt verder de procedure als beschreven staat bij toelating klas 1 met LWOO. De vereiste tot nadere toetsing van de toelatingscommissie kan tot stand komen door: een Cito-score lager dan 521 een drempeltoetsscore lager dan 69 Instroom vanuit groep 7 een disharmonisch profiel verzoek van de ouders of huidige leerkracht Toelating aan het begin van het cursusjaar in klas 1 met LWOO aanvraag, (onderinstroom) Leerlingen worden aangemeld d.m.v. het aanmeldingsformulier. Deze aanmelding moet plaatsvinden voor 15 maart (dit is 14 dagen voor anderen aanmeldingen). Het formulier bestaat uit twee gedeelten: 1. het algemene deel (blad 1 en 2) Dit deel wordt door de ouders ingevuld (of onder verantwoordelijkheid van de ouders). Op dit algemene deel geven de ouders ook aan dat zij hun zoon of dochter aanmelden voor LWOO. Ouders geven na ondertekening van het aanmeldingsformulier tevens te kennen, kennis te hebben genomen van het ingevulde tweede deel, het onderwijskundig rapport. 2. Het onderwijskundig rapport (blad 3 en 4) Dit deel wordt door de toeleverende school ingevuld. Het is in dit geval van groot belang dat deze pagina’s van het aanmeldingsformulier zorgvuldig en compleet wordt ingevuld. Met name bij de aangegeven toetsen en testen dient ook de versie en de datum van afname vermeld te worden. Voor zover aanwezig wordt het meezenden van (kopieën van) zorgdossiers en rapporten van andere deskundigen op prijs gesteld. In januari worden leerlingen waarvan de basisschool denkt dat zij gebaat zijn bij extra ondersteuning in het VMBO, uitgenodigd voor het maken van een nader onderzoek. Dit zogenaamde LWOO/PrO-onderzoek wordt door het expertisecentrum van het samenwerkingsverband wordt uitgevoerd. Het levert de volgende gegevens: 1. Een IQ getal; 2. DLE-getallen voor de volgende 4 gebieden: a. technisch lezen (TL) b. begrijpend lezen (BL) Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
49
Zorgplan 2011-2012 c. spelling (SP) d. inzichtelijk rekenen (IR) 3. Problematiek op sociaal emotioneel gebied (voor zover aanwezig) De toelatingscommissie bekijkt samen met de zorgcoördinator aan de hand van de verkregen gegevens en op basis van de uitslag van het LWOO/PrO-onderzoek of de leerling voldoet aan de wettelijk vastgestelde criteria voor LWOO-aanvraag. Wanneer dit niet het geval is, omdat de leerling te laag scoort, dan zullen ouders en de afleverende school het advies krijgen de leerling aan te melden bij een school voor praktijkonderwijs. In dit geval is er altijd overleg. Scoort de leerling te hoog, dan zal de leerling worden ingedeeld in het eerste leerjaar in een niveaugroep op basis van de bekende gegevens. Valt de leerling binnen de gestelde criteria, of is het een grensgeval, dan wordt met behulp van de verkregen gegevens uit testen en onderwijskundig rapport van de leerling een dossier samengesteld. Dit dossier bevat minimaal: aanvraagformulier RVC voor LWOO; onderwijskundig rapport; formulier zienswijze wettelijke vertegenwoordiger leerling (indien het om een PrO-aanvraag gaat) Het dossier gaat naar de PCL. Hier wordt de leerling besproken en wanneer de PCL kan instemmen met de aanvraag, dan gaat het dossier naar de RVC. Indien de RVC positief oordeelt over de aanvraag en een beschikking afgeeft, dan stelt de school de ouders hiervan in kennis. De school plaatst de leerling in een passende niveaugroep en spant zich maximaal in ervoor te zorgen dat de leerling die extra zorg en begeleiding krijgt welke nodig is om zich optimaal te kunnen ontplooien. Voor een leerling met een LWOO-indicatie moet in een handelingsplan aangegeven worden op welk gebied extra hulp geboden wordt waardoor de leerling in staat wordt gesteld het diploma te behalen. Mocht de RVC negatief oordelen en dus geen beschikking afgeven, dan wordt de leerling wel geplaatst als de leervorderingen en capaciteiten in het VMBO gebied vallen. De plaatsing vindt dan plaats zoals hiervoor beschreven. Vallen de leervorderingen en capaciteiten in het gebied van Praktijkonderwijs, dan zullen de toeleverende school en de ouders bericht krijgen dat de leerling niet toegelaten kan worden.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
50
Zorgplan 2011-2012
11. Overdrachtskalender PO-VO
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
51
Zorgplan 2011-2012
12. Overdrachtskalender VO-MBO
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
52
Zorgplan 2011-2012
13. Sociale Kaart
Raad voor de Kinderbescherming Lange Marktstraat 5 8911 AD Leeuwarden 058-2343333
Bureau Jeugdzorg en Advies en meldpunt kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Friesland Westersingel 4 Postbus 312 8901 BC Leeuwarden Centrale Toegang: 058 -2333777
Huisartspraktijken Dr. Jacobs Nesserweg 4 9162 ET Ballum Dr. Maters Ballumerweg 22 9163 GB Nes
Jeugdgezondheidszorg/ GGD Noord-Friesland Postbus 612 8901 BK Leeuwarden Telefoon: 088-2299444 Arts: mw. Veerle Heeren (ma,di,wo) 088-2299467 06-55387844 JGZ-verpleegkundige: mw. Liesbeth Zandbergen, 088-2299912 Vertrouwenspersoon: mw. Adriaentsje Tadema, 058-2334334
Maatschappelijk werk Maatschappelijk werk Fryslan Tramlaan 5 9201 HW Drachten School Maatschappelijk werker: dhr. Taede Smidt, 0519-293550
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) CJG coördinator: mw. Rika de Jong, 0519-55555
Leerplicht Jelmera weg 1 9162 EA Ballum Leerplichtambtenaar: mw. E. de Vries-Faber, 0519-55555
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
53
Zorgplan 2011-2012
14. Richtinggevende uitspraken van en over het samenwerkingsverband VO-SVO 3.02 Wat verstaan we onder een goed samenwerkingsverband? 1. De samenwerking is gericht op het realiseren van meerwaarde voor de eigen school en op het genereren van meerwaarde voor de groep zorgleerlingen binnen het werkgebied. 2. Het samenwerkingsverband heeft een gedeelde visie op de toekomstige zorgstructuur en de voorzieningen van het samenwerkingsverband. Deze geëxpliciteerde structuurvisie is uitgangspunt bij het formuleren van zorgbeleid. 3. In het zorgbeleid zijn tenminste de volgende elementen te vinden:
Het samenwerkingsverband heeft afgesproken welke speciale zorg iedere school tenminste aanbiedt aan haar leerlingen. De scholen streven er naar gezamenlijk de vraag naar leerlingenzorg af te dekken. De knowhow van afzonderlijke scholen op het terrein van leerlingenzorg zal onder nader te bepalen voorwaarden ter beschikking worden gesteld aan alle deelnemende scholen. De scholen zullen zover mogelijk en wenselijk samenwerken bij het ontwikkelen van hun onderwijs op het terrein van de leerlingenzorg binnen het VMBO en het Praktijkonderwijs. De deelnemende scholen willen gezamenlijk opereren in het overleg met instanties buiten het samenwerkingsverband als het belang van de zorgleerlingen dit vereist.
De controle op een goed samenwerkingsverband 4. Het samenwerkingsverband evalueert de uitvoering van zijn zorgplan. 5. De bevoegde gezagen zien toe op het functioneren van het samenwerkingsverband. 6. Het samenwerkingsverband rapporteert jaarlijks aan alle belanghebbenden, die zijn vermeld in het zorgplan, over zijn functioneren en over de bijdrage die het samenwerkingsverband levert aan de leerlingenzorg in de deelnemende scholen. Onder een goed functionerend samenwerkingsverband verstaan we verder: 7. Iedere deelnemende school en ieder aangesloten bestuur heeft een beleving van meerwaarde door de samenwerking. 8. De samenwerkingspartners realiseren samen grotendeels de meerwaarde voor de zorgleerlingen in het werkgebied binnen de gegeven randvoorwaarden. 9. Personeelsleden van de deelnemende scholen staan positief tegenover het samenwerkingsverband omdat ze door de onderlinge samenwerking hun werk voor zorgleerlingen beter kunnen doen. 10. De personen die voor het samenwerkingsverband werken ervaren hun werk als zinvol. Zij voelen zich competent en zijn van mening dat ze voldoende door het samenwerkingsverband ondersteund worden. Toetsing en beoordeling. 11. Het samenwerkingsverband toetst periodiek de kwaliteit van zijn activiteiten. De wijze waarop dit gebeurt staat vermeld in het zorgplan. De toetsing vindt binnen en buiten de afzonderlijke scholen plaats.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
54
Zorgplan 2011-2012 Evaluatie 12. Op basis van de uitkomsten van zelfonderzoek en de externe beoordeling formuleert het samenwerkingsverband noodzakelijke verbeteringen en neemt die op in het zorgplan. De collectieve ambitie van het samenwerkingsverband heeft gevolgen voor hetgeen er op het niveau van de schoolorganisatie dient plaats te vinden. Het is dan ook logisch dat de ambities van het samenwerkingsverband dienen te worden vertaald naar de deelnemende scholen.
Richtinggevende uitspraken van en over scholen Wat verstaat de school onder leerlingenzorg? 1. De school heeft een helder en samenhangend streefbeeld leerlingenzorg dat is gebaseerd op haar visie op onderwijs. Uit dit beeld blijkt dat de school ook rekening houdt met de wensen van externe belanghebbende instanties vermeld in het zorgplan. 2. De school ontwikkelt haar leerlingenzorg in de richting van dit streefbeeld. De school is bereid externe belanghebbenden, deze zijn vermeld in het zorgplan, te laten zien hoe ze haar doelen realiseert. 3.
In het zorgbeleid van de school zijn tenminste de volgende elementen te vinden: Het leerproces van de leerling is uitgangspunt bij de inrichting en organisatie van het onderwijs. De school streeft naar een optimale integratie van leerlingenzorg in het onderwijs. De school biedt tenminste die speciale zorg die in het samenwerkingsverband is afgesproken. De school gaat systematisch en planmatig om met leer- en ontwikkelingsproblemen van zijn leerlingen. De school speelt flexibel in op de veranderde onderwijs- en zorgbehoeften van leerlingen. De school neemt actief deel aan regionale netwerken van dienstverlenende instellingen die vo-leerlingen als doelgroep hebben.
Levert de school die zorg? 4. De afspraken in het zorgplan van het samenwerkingsverband zijn op een herkenbare wijze uitgewerkt in het zorgbeleid van de school. De school informeert het samenwerkingsverband over de uitvoering van de afspraken en is aanspreekbaar op de bereikte resultaten. 5. De school heeft de grenzen van haar leerlingenzorg bepaald. De afweging tussen zélf doen of uitbesteden van leerlingenzorg is vastgelegd. Waar nodig verwijst de school door naar externe zorg. 6. De school stuurt op de kwaliteit van de leerlingenzorg. Zij hanteert daarbij een evenwichtige mix van zelfsturing door leerlingen en medewerkers, communicatieve sturing en sturing door schoolmanagement. 7. Medewerkers die een taak hebben bij de leerlingenzorg tonen zich betrokken bij dit werk. 8. Een medewerker heeft voldoende competenties om zijn taken op het terrein van de leerlingenzorg te kunnen uitvoeren. 9. De school investeert in deskundigheid van zijn personeel en ondersteunt haar medewerkers op die terreinen die van belang zijn voor het functioneren binnen de leerlingenzorg.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
55
Zorgplan 2011-2012 Hoe weten de scholen dat ze goede zorg leveren? 10. Leerlingen ervaren de school als een veilige omgeving waarin ze gerespecteerd worden en als individu worden benaderd. Er wordt naar hen geluisterd en ze kunnen voldoende invloed uitoefenen op hun leertraject. Leerlingen tonen zich vaardig in het leren. 11. Leerlingen geven in meerderheid aan dat de school zich inspant hen de benodigde ondersteuning te geven. Zij zijn bovendien van mening dat de ondersteuning hen helpt. 12. Ouders zien dat de leerlingenzorg de persoonlijke ontwikkeling van hun zoon of dochter positief beïnvloedt en de school zich inspant met hem/haar het einddoel van het onderwijs te bereiken. 13. Medewerkers voelen en tonen zich competent bij het bieden van ondersteuning aan zorgleerlingen. Bovendien weten zij zich hierbij gesteund door de school. De evaluatie 14. De school onderzoekt periodiek de kwaliteit van haar leerlingenzorg en schakelt mogelijk ook anderen in om dit te beoordelen. 15. Op basis van de evaluatiegegevens formuleert de school de noodzakelijke verbeteringen die vervolgens ook weer worden opgenomen in het eigen schoolplan.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
56
Zorgplan 2011-2012
15. ZAT-protocol
Taken en verantwoordelijkheden van de deelnemers
van het Zorgadviesteam van het
p.c. Samenwerkingsverband3.02
Noordoost Friesland
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
57
Zorgplan 2011-2012 INHOUDSOPGAVE INLEIDING verschijningsvorm ZAT in het VO schoolinterne leerlingenzorg aanbod schoolinterne leerlingenzorg – aanbod leerlingenzorg swv - zorg extern schoolgebonden ZAT en ZAT van het samenwerkingsverband samenstelling ZAT
59 59 59 60 60 5
TAAKPROFIELEN De voorzitter De zorgcoördinator in het zat Vertegenwoordiger (S)MW Vertegenwoordiger van de JGZ Psycholoog/orthopedagoog Leerplichtambtenaar Medewerker bureau Jeugdzorg Vertegenwoordiger Renn 4 Vertegenwoordiger politie Vertegenwoordiger GGZ- Jeugd
CHECKLIST KWALITEIT ZAT VO
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
63 63 64 65 10 66 67 68 68 69 70
71
58
Zorgplan 2011-2012
Inleiding In september 2009 is er door de scholen van het p.c. Samenwerkingsverband Noordoost Friesland en een aantal externe hulpverleningsinstanties een convenant ondertekend. In dit convenant is uitgesproken dat men gaat samenwerken in het Zorgadviesteam van het samenwerkingsverband. In de onderliggende notitie wordt ingegaan op de rol en inzet van de verschillende deelnemers. Dit wordt omschreven in zogenaamde taakprofielen. Op deze wijze wordt duidelijk wat de deelnemers van elkaar kunnen en mogen verwachten binnen de samenwerking in het Zorgadviesteam.
Het Zorgadvies team in het Voortgezet onderwijs. Op bijna alle scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland werkt men inmiddels met een zogenaamd Zorgadviesteam. Het Zorgadviesteam is de plek waar de interne zorgstructuur van de school de externe zorg treft. Ook de scholen die deelnemen aan ons samenwerkingsverband kennen een dergelijk team. Op schoolniveau is er een beperkte deelname van het aantal externe partners vertegenwoordigd in het school-zat. Naast vertegenwoordigers van de school beperkt dit ZAT zich meestal tot een aanwezigheid van de leerplichtambtenaar, de schoolmaatschappelijk werker en een vertegenwoordiger van de JGZ. De voorzitter van het ZAT is bijna altijd een vertegenwoordiger van de school (zorgcoördinator of lid van de directie). Naast het “kleine” ZAT op de scholen is er op het niveau van het Samenwerkingsverband een “breed” Zat ingericht. Naast bovengenoemde partijen maken vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg, Renn 4, GGZ-Jeugd, Politie, de orthopedagoog van het Samenwerkingsverband en de vertegenwoordiger van de Reboundvoorziening deel uit van het overleg. De coördinator van het samenwerkingsverband is voorzitter van dit ZAT. Het ZAT komt als casusoverleg gemiddeld éénmaal per vier weken bij elkaar maar functioneert ook als een netwerk. Per casusoverleg worden er gemiddeld zo’n 15 leerlingen besproken. Het betreft hierbij nieuwe aanmeldingen maar ook lopende zaken rond reeds besproken leerlingen. De meeste casussen hebben betrekking op gezins- en opvoedingsproblemen, en zorgwekkend verzuim en onhandelbaar gedrag in de klas of op school. De casusinbrenger is meestal de zorgcoördinator van een van de deelnemende scholen. De duur van het casusoverleg is meestal twee uur. Dat betekent dat, onder de voorwaarde van goede voorbereiding, er zo’n tien minuten per leerling beschikbaar is. Dat is weinig voor vaak complexe vragen, en legt een hoge druk op zorgvuldige aanlevering van de aanmelding en op een strakke afhandeling. Andere partijen die participeren in het ZAT kunnen ook een casus inbrengen wanneer daartoe aanleiding is. Daarbij worden dezelfde regels met betrekking tot privacybescherming in acht genomen als in het geval een leerling vanuit de school wordt aangemeld.
schoolinterne leerlingenzorg Alvorens een leerling bij het ZAT wordt aangemeld zijn er binnen de schoolinterne zorgstructuur meestal een aantal stappen genomen: o De leerkracht signaleert iets (‘vroegsignalering’), maar kan dit zelf of samen met de mentor oplossen of aanpakken. Indien niet: o De leerkracht of mentor betrekt de zorgcoördinator erbij; de leerling wordt besproken in een collegiaal consult, en de leerkracht of mentor kan met de leerling verder. Indien niet: o De leerling wordt besproken in een periodiek overleg, vaak omschreven als zorgoverleg of intern zorgteam/schoolzat waarin leerlingen worden besproken waarover meerdere betrokkenen zich zorgen maken. In dat overleg, onder leiding van de zorgcoördinator of van de leidinggevende, bespreekt men door de mentoren aangemelde leerlingen, stelt gezamenlijk een aanpak vast, en spreekt men af wie welke acties onderneemt. Het gaat hierbij om de georganiseerde bespreking van problemen waarbij in gezamenlijk overleg, ook met de ouders, hulp en begeleiding ingezet kan worden, aanvullend op het handelen van de mentor. Ten behoeve van dat intern zorgoverleg zijn meestal enkele van de volgende functionarissen beschikbaar: zorgcoördinator, leerlingbegeleiders, schoolmaatschappelijk werker, een intern beschikbare orthopedagoog of psycholoog. Ook worden de ouders bij het overleg betrokken. Zonodig wordt de leerling besproken in een bilateraal consult met een externe zorgpartner. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
59
Zorgplan 2011-2012 o
Bij meer complexe vragen en vermoedens van complexe problemen wordt de leerling vanuit het interne zorgoverleg aangemeld bij en besproken in het ZAT van het samenwerkingsverband.
aanbod schoolinterne leerlingenzorg – aanbod leerlingenzorg swv Voor de leerlingenzorg op de VO-school is het belangrijk dat er een aanbod beschikbaar is van de lokale instellingen en van de provinciale jeugdzorg dat aanvullend is op het aanbod leerlingenzorg in de school. De samenwerking tussen de deelnemers aan ZAT’s dient dan ook afgestemd te zijn op het aanbod van de school. Die bestaat uit een aanbod aan leerlinggerichte voorzieningen waarbij meestal betrokken zijn: de mentor, teamleider, de leerlingbegeleider, de decaan, remedial teacher, en andere specialisten; coördinatie en afstemming vindt plaats via de zorgcoördinator. Naast de afstemming van de schoolinterne leerlingenzorg is er afstemming nodig met het bovenschoolse zorgaanbod van het samenwerkingsverband. Dat betreft bijvoorbeeld de Reboundvoorziening en het Expertisecentrum. Vanuit het ZAT loopt de afstemming met dat bovenschoolse zorgaanbod.
schoolgebonden ZAT en ZAT van het samenwerkingsverband De hiervoor weergegeven aansluiting van het ZAT heeft consequenties voor de inbedding van ZAT’s in het VO. Zo kan de aansluiting met de lokale en provinciale zorgpartners op twee niveaus gemaakt worden, namelijk via de deelnemende organisaties bij het ZAT van de school, maar ook op bovenschools niveau via het samenwerkingsverband. De functies van het ZAT op het niveau van het samenwerkingsverband, in aanvulling op die van het schoolgebonden ZAT zijn: verwijzing/toeleiding leerlingen naar externe instellingen; advisering/consultatie schoolfunctionarissen; functioneren als ‘loket speciale zorg’ voor risicoleerlingen; toeleiden naar gecombineerde onderwijs-zorg trajecten; organiseren van afstemming van zorg; leerlingenzorg binnen het samenwerkingsverband structureel versterken, mede op basis van monitoren van zorgaanbod en het gebruik van de reboundvoorziening. In het hierna weergegeven schema (volgende pagina)worden de functies per niveau van zorg weergegeven.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
60
Zorgplan 2011-2012 Functies bij de niveaus van deelnemerszorg bij het VO
1. 2. 3. 4. 5.
schoolinterne leerlingenzorg functies: handelingsadvisering aan ouders/school bieden of activeren van hulp en zorg toeleiding van leerlingen naar hulp en zorg (o.a. via Expertisecentrum) coördinatie, afstemming, en opvolging van zorg betrekken/verwijzen naar ZAT schoolgebonden ZAT functies: zie functies 1. t/m 4. interne zorg, maar dan voor complexe vragen en (vermoedens van) complexe problemen 6. verbreding multidisciplinaire probleemtaxatie en aanpak 7. screening en probleemtaxatie 8. eventueel (aanvullend) diagnostisch onderzoek 9. eventueel voorbereiden (integrale) indicatiestelling 10. bevorderen van vroegsignalering 11. bepalen reikwijdte van zorg die de school kan bieden 12. leveren van relevante beleidsgegevens
ZAT niveau samenwerkingsverband functies: verwijzing/toeleiding leerlingen naar Reboundvoorziening en externe hulpverlening; advisering/consultatie; loketfunctie risicoleerlingen; afstemming van interne en externe zorg
SAMENSTELLING ZAT In deze paragraaf wordt de samenstelling toegelicht van de PCL/ZAT van het Samenwerkingsverband Noordoost Fryslân. In het ZAT zijn de partijen opgenomen die in de praktijk van de afgelopen jaren hebben bewezen een belangrijke bijdrage te leveren aan realisering van de doelen en functies van het ZAT. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in basispartijen en partijen op afroep. De basispartijen vormen de kern van het ZAT. Zij worden VO-breed aangemerkt als basispartij vanwege de de frequentie en intensiteit waarmee op hen een beroep wordt gedaan bij de uitvoering en versterking van de zorgtaak van het onderwijs. Bij partijen op afroep gaat het om organisaties waarbij de problematiek die aan de orde is vraagt om de deelname van deze partijen. Naast dit brede Zorgadviesteam kennen we ook nog de Permanente commissie leerlingenzorg (PCL). De PCL wordt gevormd door functionarissen die werkzaam zijn binnen de scholen of het samenwerkingsverband Noordoost Fryslân
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
61
Zorgplan 2011-2012 De PCL wordt gevormd door: De PCL-leden van de deelnemende scholen De orthopedagoog van het samenwerkingsverband Coördinator Rebound Coördinator swv, tevens voorzitter PCL/ZAT Het Zorgadviesteam wordt gevormd door de PCL en vertegenwoordigers van: Bureau Jeugdzorg Algemeen maatschappelijk werk Politie Leerplicht GGD GGZ Vertegenwoordiger Cluster 4
De essenties van de bijdragen van de deelnemers van het ZAT Deelnemers Voorzitter Zorgcoördinator/PCL lid school Medewerker GGD
Maatschappelijk werker
Orthopedagoog / (GZ)psycholoog van het SWV Medewerker Bureau Jeugdzorg Leerplichtambtenaar Medewerker jeugd-GGz Politie Vertegenwoordiger REC 4 Keuzepartijen:
Bijdragen voorbereiding, voorzitten, bewaken regulatieve cyclus zorgdragen voor activering en afstemming van de zorg inbreng vanuit JGZ-dossier; taxatie en oplossingsrichtingen vanuit sociaal-medische invalshoek; eventueel inzetten medische ‘status’; schakelen naar medische voorzieningen taxatie en oplossingsrichtingen inzake psychosociale problemen bij leerling en/of gezin; schakelen naar lokaal aanbod beoordeling (ortho-)didactische aspecten in samenhang met ontwikkelingsaspecten; handelingsgerichte adviezen naar schoolpraktijk; indiceren voor speciale onderwijszorg taxatie en oplossingsrichtingen inzake ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek; schakelen/indiceren naar jeugdzorg beoordeling verzuimbeleid + afhandeling; eventueel inzetten verbaliseringsmacht taxatie en oplossingsrichtingen vanuit psychiatrische invalshoek voorkomen beginnende criminaliteit bij leerling + inzetten handhavings- en opsporingstaak beoordelen noodzaak indiceren voor speciale onderwijszorg
Verslavingszorg Noord Nederland (VNN)
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
62
Zorgplan 2011-2012 TAAKPROFIELEN In dit onderdeel worden profielen weergegeven voor de taken die uitgevoerd worden ten behoeve van het ZAT. De taakprofielen zijn door het NJI /Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ ontworpen, in het kader van het in 2007 uitgevoerde landelijk onderzoeksprogramma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams (IKZ). Er is gebruik gemaakt van opvattingen van experts uit landelijke koepels die organisaties vertegenwoordigen die aan een ZAT deelnemen, van bestaande taakbeschrijvingen vanuit verschillende organisaties, en van reacties vanuit meerdere bestaande ZAT’s op de concept-taakprofielen.
DE VOORZITTER algemene typering en specifieke expertise De voorzitter is, vanuit voldoende kennis van de verschillende aanwezige disciplines, in staat om het ZAT als multidisciplinair netwerk en als team te leiden. De relatie tussen voorzitter en de schoolleiding is geborgd. Zij/hij neemt een zo onafhankelijk mogelijke positie in ten opzichte van de deelnemers, en weet openheid en een taakgerichte sfeer te bewerkstelligen. Zij/hij richt zich in het overleg met name op de procedurele aspecten. De voorzitter heeft inzicht in de zorg(on)mogelijkheden van de scholen en in de mogelijkheden van de organisaties die vertegenwoordigd worden door de deelnemers aan het ZAT. taken Leiding geven aan het ZAT 1. Draagt zorg voor optimaal functioneren van het ZAT als netwerk en als casusoverleg 2. Organiseert de bijeenkomsten en bereidt deze voor 3. Leidt de vergadering van het ZAT 4. Draagt zorg voor een optimale inbreng van een casus (gegevensaanlevering zoals ingevuld aanmeldings- en toestemmingsformulier, informatievoorziening voor ZAT-deelnemers over de casus) 5. Zorgt ervoor dat per casus de relevante deelnemers aan tafel zitten 6. Bewaakt de regulatieve cyclus (vraag-analyse-plan-actie-toetsing) 7. Bewaakt de uitgangspunten, alsmede de realisatie van de doelen van het ZAT 8. Draagt zorg voor optimale uitvoering van de functies van het ZAT 9. Neemt, zo mogelijk op basis van consensus, besluiten ten behoeve van het realiseren van afspraken Verantwoording afleggen 10. Legt via periodieke rapportage verantwoording af aan de schoolleiding, eventueel aan schoolbesturen, aan externe partners, aan gemeente(n) of aan gemeentelijke stuurgroep Onderhouden contacten ten behoeve van afstemming en samenhang 11. Met de organisaties die de deelnemers aan het ZAT leveren 12. Met zorgnetwerken in de gemeenten/regio op beleidsniveau 13. Met andere samenwerkingsverbanden, eventueel schoolbesturen en gemeenten Verantwoordelijk voor de administratie en registratie. 14. Uitnodigen van de deelnemers voor de bijeenkomsten 15. Digitale registratie van cliëntgegevens en beleidsinformatie 16. Bewaking van de afspraken en regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens Informatievoorziening (zelf uitvoeren of delegeren) 17. Heeft toegang tot en draagt zorg voor eventuele meldingen in de Verwijsindex 18. Verzorgt de publiciteit over het ZAT aan relevante betrokkenen Deskundigheidsbevordering (doen) organiseren 19. Draagt zorg voor optimale toerusting van de deelnemers om hun taken in het ZAT te vervullen. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
63
Zorgplan 2011-2012 In dit kader kan de voorzitter initiatieven nemen of aanbevelingen geven inzake deskundigheidsbevordering Evaluatie en verbetering van het ZAT 19. Legt via periodieke rapportage verantwoording af aan de stuurgroep, waarin bevoegd gezag, externe partners, gemeente(n) en evt. overige subsidiegevers vertegenwoordigd zijn 20. Implementeert op basis van de evaluatie en bespreking in de stuurgroep de noodzakelijke verbeteringen in de werkwijze van het ZAT
DE ZORGCOÖRDINATOR IN HET ZAT algemene typering en specifieke expertise De zorgcoördinator draagt bij aan adequate zorg van leerlingen die dat nodig hebben, en spreekt in dat kader betrokkenen bij de schoolinterne zorg daarop aan. In de contacten die de zorgcoördinator eventueel legt met de ouders, docenten, mentoren en externe instanties geeft zij/hij informatie en/of advies, verwijst door, en geeft eventueel korte begeleiding. De zorgcoördinator stelt zonodig in samenwerking met de mentor en interne specialisten een handelingsplan op. Hij/zij heeft specifieke expertise bij leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen bij kinderen, gezins- en opvoedingsproblemen, en ten aanzien van handelingsverlegenheid bij leerkrachten. taken in en vanuit het ZAT 1. Zorgt, in afstemming met de voorzitter, voor de voorbereiding van het ZAT en de verslaggeving van deze bijeenkomst 2. Treedt in contact met de leerling en de ouders in geval van het aanbieden van hulp 3. Intern: docenten en mentoren begeleiden, sturen en controleren van de in het ZAT afgesproken hulp voor de leerling; is betrokken bij uitvoering van het verzuimbeleid 4. Extern: in afstemming met de voorzitter coördineren van de bijdragen van de deelnemers van het ZAT en controleren van de uitvoering 5. Bewaakt de uitvoering van werkafspraken 6. Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen met betrekking tot de besproken casussen aan de school c.q. leerkracht 7. Zorgt voor terugkoppeling van afspraken naar het ZAT, de schoolbetrokkenen, en naar de ouders 8. Schakelt, in overleg met de medewerker BJZ, het AMK in bij vermoedens van kindermishandeling, waaronder ook verwaarlozing wordt begrepen 9. Schakelt de politie in bij vermoedens bij (mogelijke) bedreiging van de veiligheid op school 10. Schakelt de regionale inlichtingendienst in bij (vermoedens van) radicalisering van leerlingen Onderhouden contacten t.b.v. afstemming en samenhang 11. Met de schoolinterne verantwoordelijken (leerkrachten, mentoren, intern begeleiders, zorgcoördinatoren, schoolleiding, veiligheidscoördinator) 12. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling Onderhouden contacten ten behoeve van afstemming en samenhang 13. Met zorgnetwerken in de gemeente/regio op coördinatieniveau Administratie en registratie 14. Verwerkt afspraken/uitkomsten in zorgdossier van de school 15. Doet verslag van, of stelt rapportages op over de voortgang van de hulp en zorg
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
64
Zorgplan 2011-2012 VERTEGENWOORDIGING MAATSCHAPPELIJK WERK Algemene typering en specifieke expertise De (school)maatschappelijk werker in het ZAT concentreert zich vooral op situaties waarin sprake is van psychosociale problematiek bij de leerling of het gezin. Hij/zij beschikt over inzicht in de factoren bepalend voor het ontstaan van psychosociale problemen zoals die met betrekking tot opvoeden en opgroeien; beschikt over vaardigheden in het (tijdig) signaleren en analyseren van die problemen; hij/zij heeft kennis van hulpverleningsmethoden en -technieken en van hulpverleningsmogelijkheden; beschikt over methodische vaardigheden in het werken met probleemleerlingen en (multi)probleemgezinnen; heeft inzicht in taakstelling, organisatie en werkwijze van de onderwijsinstelling, de zorgstructuur en de sociale kaart in de regio en kent het voorbereidingstraject voor een verwijzing naar BJZ. Taken 1. Inbrengen van specifieke expertise vanuit het eigen vakgebied 2. Inbrengen van relevante informatie uit het SMW- of AMW-dossier 3. Bieden van gerichte handelingsadviezen voor de school met betrekking tot de besproken cases 4. Het bieden van opvoedingsondersteuning en kortdurende hulpverlening aan leerlingen/ouders 5. Consultatie bieden aan scholen ten behoeve van vroegsignalering van psychosociale problemen, onveilige of belemmerende factoren 6. Consultatie en deskundigheidsbevordering bieden aan de school met betrekking tot het communiceren met ouders 7. Consultatie bieden aan de school inzake omgaan met psychosociale problematiek en vaak voorkomende (groeps)problemen in de school, zoals pesten 8. Zo nodig doen van aanvullend onderzoek, bijvoorbeeld door middel van een huisbezoek 9. Verwijzen of toeleiden naar maatschappelijke dienstverlening, opvoedingsondersteuning en andere lokale zorg- en welzijnsvoorzieningen 10. Het maken van een verslag voor het leerlingdossier van de rol en de interventies van het (S)MW per casus 11. Opstellen van sociale rapportage ten behoeve van de voorbereiding van indicatiestelling voor jeugdzorg en speciaal onderwijs 12. Brengt zo nodig deskundigheid in bij de vanuit de specifieke expertise 13. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 14. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 15. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 16. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 17. Implementeert -op basis van in de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie 18. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling 19. Treedt zo nodig op als casemanager
VERTEGENWOORDIGER JEUGDGEZONDHEIDSZORG algemene typering en specifieke expertise De jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 0- tot 19-jarigen wordt uitgevoerd door de GGD’en. De JGZ heeft de opdracht om 100% van de kinderen van 0 – 19 jaar te bereiken via vastgestelde contactmomenten en hun ontwikkeling vast te leggen in het JGZ-dossier. De JGZ heeft toegang tot het elektronisch kinddossier. De jeugdarts bij het ZAT bevordert, beschermt en bewaakt de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van kinderen, jeugdigen en jongeren van 0-19 jaar, een en ander vanuit door de overheid gestelde prioriteiten en thema’s, zoals met betrekking tot voeding en overgewicht, diabetes, sexueel gedrag, hygiëne, depressie, pesten, middelengebruik. De jeugdarts in het ZAT beschikt over expertise inzake het signaleren, beoordelen en verwijzen in geval van sociaal-medische problemen en stoornissen in de fysieke en psychosociale ontwikkeling. Indien in het kader van het ZAT onderzoek bij een leerling moet plaatsvinden is dat gericht op de Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
65
Zorgplan 2011-2012 klachten of stoornissen die de leerling heeft, de beperkingen die de leerling daarbij heeft in de relatie tot de schoolomgeving waarin de leerling verkeert, en de belemmeringen die de leerling als gevolg van de beperkingen in die omgeving ondervindt. taken 1. Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming vanuit kennis van (psycho-)somatische en psychosociale aspecten van de vraagstelling rond de leerling 2. Verricht onderzoek op indicatie van het ZAT (‘zorg-oproep’), een en ander naast het reguliere onderzoek op school van de JGZ-medewerker 3. Realiseert zo nodig verwijzingen op sociaal-medisch terrein 4. Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen 5. Levert actief informatie in over de casus vanuit contactmenten zoals het betreffende JGZ-dossier in het ZAT, een en ander met inachtneming van de privacywetgeving 6. Stemt in geval van ernstig (ziekte-) verzuim van een leerling de aanpak/het beleid af met de aanpak van de leerplichtambtenaar 7. Vraagt eventueel medische gegevens op bij huisartsen en/of specialisten, een en ander met toestemming van de ouders en eventueel de leerling 8. Levert, vanuit de specifieke expertise, bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en van problemen in de ontwikkeling van de leerling, en in de thuissituatie van de leerling 9. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling en levert een bijdrage aan een oplossing van dit probleem 10. Koppelt de relevante informatie vanuit het casusoverleg terug naar de eigen organisatie en legt die vast in het dossier 11. Brengt aktief informatie in over risicoleerlingen vanuit de diverse contactmomenten van de JGZ en vanuit andere disciplines bij de JGZ (zoals logopedist e.a.) 12. Geeft adviezen, op basis van het casusoverleg, voor collectieve preventietaken op de school 13. Geeft zo nodig consultatie aan leerkrachten en andere hulpverleners in de school ten aanzien van sociaal-medische zaken 14. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 15. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 16. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 17. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie 18. Treedt, in overleg met de andere deelnemers, zo nodig op als casemanager.
PSYCHOLOOG/ORTHOPEDAGOOG VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND. Algemene typering en specifieke expertise Deze discipline is vertegenwoordigd in het ZAT, als een functie vanuit het samenwerkingsverband. Hij/zij heeft expertise ten aanzien van orthodidactische problemen, (psycho)sociale en emotionele problemen, en ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen, leerproblemen en handelingsgericht werken. Taken 1. Voert onderzoek uit in het kader van eventueel noodzakelijke nadere probleemtaxatie en diagnostiek, zoals persoonlijkheids- c.q. intelligentieonderzoek 2. Verstrekt op basis van de resultaten van het onderzoek handelingsgerichte adviezen aan leerkrachten en/ of intern begeleider 3. Levert bijdragen aan (integrale) indicatiestelling 4. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling 5. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 6. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de scholen 7. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
66
Zorgplan 2011-2012 8. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de meldende scholen of het samenwerkingsverband 9. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen binnen het samenwerkingsverband.
LEERPLICHTAMBTENAAR Algemene typering en specifieke expertise De leerplichtambtenaar is een gemeentelijk ambtenaar die zich bezighoudt met het toezicht en de controle op de naleving van de leerplicht. Elke gemeente moet ten minste één leerplichtambtenaar aangesteld hebben. De volledige leerplicht geldt vanaf 5 jaar en duurt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar wordt. Daarna geldt de kwalificatieplicht voor jongeren die nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie hebben behaald. De leerplichtambtenaar van de gemeente houdt toezicht op het schoolverzuim. De scholen doen bij de gemeente melding van verzuimende leerlingen. De leerplichtambtenaar zoekt uit wat er aan de hand is en zoekt samen met de leerlingen, ouders en de school naar een oplossing. Indien nodig kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken (bij jongeren van 12 jaar of ouder) of de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen. De leerplichtambtenaar in het ZAT heeft kennis ten aanzien van het toezicht houden op de naleving van de Leerplichtwet, en ten aanzien van de aanpak van schoolverzuim bij jeugdigen van 5-18 jaar; hij/zij weet hoe het meest effectief in samenhang met hulpverlening te opereren. Kan op basis van de ingebrachte informatie inschatten of inzet vanuit leerplicht wenselijk is, en of bij deze inzet het accent moet liggen op de maatschappelijke zorgtaak, of juist op de handhavingstaak van de leerplichtambtenaar. Taken 1. Geeft informatie over de uitkomst van door de school opgedragen onderzoek bij een melding van vermoedelijk ongeoorloofd verzuim 2. Zorgt voor gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen en leerlingoverstijgende onderwerpen 3. Levert bijdragen gericht op preventie van schoolverzuim, waarbij interventies afgestemd worden met acties van andere deelnemers van het ZAT 4. Bemiddelt op verzoek van het ZAT bij verzuimgerelateerde conflicten tussen school en leerling en/of ouders 5. Geeft zo nodig voorlichting aan de leerlings van het ZAT over de Leerplichtwet, en over te nemen maatregelen bij (structureel) ongeoorloofd verzuim en dreigende onderwijsuitval 6. Roept zo nodig ouders op voor een gesprek 7. Geeft relevante informatie vanuit de leerplicht door aan het ZAT 8. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 9. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 10. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 11. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 12. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie 13. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling 14. Treedt zo nodig op als casemanager.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
67
Zorgplan 2011-2012 MEDEWERKER BUREAU JEUGDZORG Algemene typering en specifieke expertise Het bureau jeugdzorg (BJZ) is de toegangspoort voor de geïndiceerde jeugdzorg en fungeert als het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK), de Jeugdbescherming en de Jeugdreclassering. Bij het BJZ bepaalt men of een cliënt zorg nodig heeft in verband met opgroei-, opvoedings- of psychiatrische problemen en verwijst door naar deze zorg. Daarnaast voert BJZ de taken van het AMK, jeugdbescherming (voogdij, gezinsvoogdij) en jeugdreclassering uit. Ook kan BJZ de raad voor de kinderbescherming vragen een onderzoek te doen naar de leefomstandigheden van een kind. BJZ is er in principe voor jeugdigen tot 18 jaar, maar indien BJZ dit nodig acht kan de zorg tot 23 jaar worden voortgezet. Daarnaast is BJZ het loket voor doorverwezen jongeren door de politie. Alle politiemeldingen komen op één plek binnen waarna BJZ beoordeelt welk vervolgtraject er volgt. De deelnemer vanuit het BJZ in het ZAT heeft expertise bij ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen, het signaleren van kindermishandeling en noodzaak voor de inzet van jeugdbescherming, en beschikt over kennis van de indicatiecriteria en – procedures en het zorgaanbod van de gespecialiseerde jeugdzorg. Taken 1. Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming over de ingebrachte vragen, vanuit de specifieke expertise van jeugdzorg 2. Brengt relevante informatie in vanuit het betreffende BJZ-dossier in het ZAT 3. Zorgt voor gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen 4. Draagt zorg voor de (voorbereiding van) indicatiestelling ten behoeve van geïndiceerde jeugdzorg 5. Rapporteert over het verloop en de uitkomst van de verwijzing naar school en ZAT 6. Legt zo nodig een koppeling met het betreffende team of de casemanager bij het BJZ 7. Zorgt ervoor dat bij de voorbereiding van de indicatiestelling of bij de uitvoering daarvan er wordt afgestemd met eventuele andere indicaties, zoals die voor een REC. Een case manager van BJZ wordt hierbij ingeschakeld. 8. Verstrekt zo nodig informatie en advies over de mogelijkheden en de werkwijze van het BJZ, inclusief het doen van een zorgmelding bij het BJZ, of advies of melding bij het AMK 9. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 10. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casus overleg terug naar het ZAT-lid van de betrokken school. 11. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 12. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 13. Wanneer na evaluatie blijkt dat er verbeteringen nodig zijn binnen de eigen organisatie, geeft de medewerker van BJZ de voorstellen door aan de leidinggevende.
VERTEGENWOORDIGER REC 4 Algemene typering en specifieke expertise Speciale scholen werken samen in een REC. Een REC adviseert ouders als zij hun kind naar het reguliere onderwijs willen laten gaan. De vertegenwoordiger vanuit de REC’s heeft expertise inzake beïnvloeding van de reguliere onderwijsomgeving zodat een leerling met speciale onderwijsbehoeften daarbinnen kan (blijven) functioneren. Zij zijn goed op de hoogte van de criteria voor een REC-indicatie en de route daarheen. Hij/zij kan adviezen van het ZAT vertalen in handelingsgerichte adviezen voor de scholen in het kader van de ambulante begeleiding van leerkrachten.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
68
Zorgplan 2011-2012 Taken 1. Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming over de ingebrachte vragen, vanuit de specifieke expertise 2. Brengt zo nodig relevante informatie in vanuit het betreffende leerlingdossier van het REC in het ZAT 3. Levert bijdragen aan de voorbereiding van de indicatiestelling voor REC 4 4. Draagt zo nodig bij aan de afstemming van een REC-indicatie met een indicatietraject voor jeugdzorg 5. Geeft de zorg(on)mogelijkheden van de REC-scholen aan 6. Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen met betrekking tot de besproken casussen 7. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling 8. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 9. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 10. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 11. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 12. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie 13. Treedt zo nodig op als casemanager.
VERTEGENWOORDIGER POLITIE Algemene typering en specifieke expertise De politie heeft vier kerntaken: hulpverlening, preventie, handhaven van openbare orde, en opsporing en vervolging. De politie heeft ook een specifieke jeugdtaak (politiële jeugdtaak), bestaande uit preventie, vroegsignalering & doorverwijzing, en repressie. De politie kan jongeren die zij aanhoudt, doorverwijzen naar HALT voor een HALT-afdoening (leeftijd 12-18). Ook kan de politie doorverwijzen naar het OM. De politie is participant in schoolveiligheid en heeft in dat kader contactfunctionarissen voor scholen. Deelnemers die de politie in zorgelijke situaties aantreft worden, conform het werkproces ‘signaleren en adviseren’, gemeld bij het Bureau Jeugdzorg die vervolgens actie onderneemt en dat ook terugkoppelt aan de politie. Op uitnodiging kan de politie zonodig zelf participeren in het ZAT. De politie beschikt over informatie m.b.t. jeugdigen en hun gezinnen, die in aanraking zijn gekomen met politie/justitie. Taken 1. Levert binnen het team bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming over de ingebrachte vragen, vanuit de specifieke expertise 2. Brengt zo nodig relevante informatie in bij de casus vanuit gegevens waarover de politie beschikt, een en ander onder de condities van bescherming privacy 3. Onderneemt, na besluit in het overleg, actie ten aanzien van de leerling en/of ouders, vanuit de specifieke expertise 4. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 5. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 6. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen organisatie 7. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
69
Zorgplan 2011-2012 VERTEGENWOORDIGER GGZ-JEUGD Algemene typering en specifieke expertise De Jeugd Geestelijke Gezondheids Zorg (jeugd-GGZ) biedt specialistische hulp voor jeugdigen met ernstige psychische problemen. De jeugd-GGZ maakt deel uit van de geïndiceerde jeugdzorg. Jeugd-GGZ heeft als wettelijke taak om jeugdigen geestelijke gezondheidszorg aan te bieden. Jeugd-GGZ is er in principe voor jeugdigen in de leeftijd van 0-18 of tot 23 jaar indien voortzetting van zorg gewenst is. De deelnemer in het ZAT vanuit de jeugd-GGZ heeft expertise bij ontwikkelingsstoornissen en psychosociale gedragsproblemen, psychiatrische ziektebeelden, en beschikt over kennis van het zorgaanbod van de jeugd-GGZ. Taken 1. Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming over de ingebrachte vragen, vanuit de specifieke expertise 2. Brengt zo nodig relevante informatie in vanuit het betreffende GGZ-dossier in, onder de condities van privacybescherming 3. Levert, na besluit in het ZAT, hulp aan de leerling en/of ouders, vanuit de specifieke expertise bij psychiatrische- en ernstige gedragsproblemen en complexe opvoedingsvragen bij ouders 4. Draagt bij aan de voorbereiding van de indicatiestelling voor geïndiceerde zorg in het GGZcircuit of voert deze uit 5. Draagt zorg voor terugkoppeling naar ZAT en school over het verloop en de uitkomst van de verwijzing 6. Stemt bij de voorbereiding van de indicatiestelling, of bij de uitvoering daarvan, af met eventuele andere indicaties, zoals die voor het REC 7. Verstrekt zo nodig informatie en advies over de mogelijkheden en de werkwijze van de jeugdGGZ, alsmede over de relevante samenhangende wet- en regelgeving 8. Levert bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en problemen in de ontwikkeling van de jeugdige, en in de thuissituatie van de jeugdige 9. Zorgt voor gerichte handelingsadviezen aan de scholen met betrekking tot de besproken casussen 10. Zorgt bij wachttijden voor de jeugd-GGZ voor wachtlijsthulp aan leerling, ouders en scholen 11. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling 12. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-leden 13. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 14. Koppelt relevante informatie vanuit het ZAT terug naar de eigen instelling 15. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school 16. Implementeert -op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken- verbeteringen in de eigen organisatie 17. Treedt zo nodig op als casemanager.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
70
Zorgplan 2011-2012
CHECKLIST KWALITEIT ZAT VO1
1
realisatie van de doelen/prestaties
De praktijk voldoet aan het criterium Nee Deels Ja
doelen/prestaties m.b.t. leerling (en ouders/gezin) 1a
Afgesproken (passende) hulp of zorg wordt binnen de afgesproken termijn gerealiseerd
1b
De afgesproken hulp of zorg wordt zoveel mogelijk door de aan het ZAT deelnemende organisaties geboden.
1c
Leerlingen en/of ouders zijn tevreden over de wijze waarop het ZAT bij de aangemelde problemen/hulpvragen heeft bijgedragen aan de oplossing.
doelen/prestaties m.b.t. schoolpraktijk 1d
Docenten zijn in staat tot het vroegtijdig signaleren van (vermoedens van) problemen.
1e
Docenten ervaren minder handelingsverlegenheid bij problemen met leerlingen. Realisatie doelen m.b.t. zorgpartners
1f
De partners in het ZAT kunnen hun (wettelijke) taken ten behoeve van het onderwijs sneller en doeltreffender inzetten.
1g
De partners bereiken dankzij het ZAT en samenwerking met onderwijs hun doelgroepen vroegtijdiger en laagdrempeliger.
1h
De partners kunnen dankzij deelname aan het ZAT de hulp of zorg vroegtijdiger en laagdrempeliger inzetten.
1i
De school is tevreden over de toepasbaarheid van de onderwijsgerichte advisering.
Realisatie doelen m.b.t. beleidsontwikkeling 1j
1
De bij het ZAT betrokken organisaties en overheden zijn tevreden over de beleidsbijdragen van het ZAT.
Deze checklist hoort bij het ‘kwaliteitskader van Zorg- en adviesteams in het onderwijs’ en het daaraan gekoppelde ‘referen-
tiemodel Kwaliteit Zorg- en adviesteams voor het voortgezet onderwijs’
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
71
Zorgplan 2011-2012
2
werkprocessen
De praktijk voldoet aan het criterium Nee Deels Ja
ZAT als netwerk 2a
Vanuit het ZAT (als netwerk en uitvoeringsteam) kunnen binnen de school snel en tijdig activiteiten worden uitgevoerd zoals advisering en consultatie rond een leerling, het geven van gerichte handelingsadviezen ten behoeve van leerkrachten en intern begeleiders, preventieve activiteiten en deskundigheidsbevordering.
Aanmeldingsprocedure 2b
De aansluiting van het ZAT op de interne zorgstructuur (toeleiding, overleg, terugkoppeling, verantwoordelijkheden) is geregeld
2c
Het ZAT heeft een procedure voor aanmelding van de probleemen vraagstelling rond een leerling. Daarin is vastgelegd wie de aanmelding verricht en welke informatie vooraf wordt verzameld.
2d
De aanmeldingen zijn vooraf aan het casusoverleg bekend bij de leden van het ZAT.
Crisisafhandeling 2e
Men beschikt over een procedure voor het afhandelen van crisisaanmeldingen buiten de reguliere bijeenkomsten van het ZAT om.
Casusoverleg 2f
Bij het bespreken van de leerlingen wordt de regulatieve cyclus gevolgd (probleem-/vraaginbreng, vraagverheldering via aanvullende informatie, multidisciplinaire analyse, oplossingsrichtingen vaststellen, acties afspreken, terugkoppeling, in de volgende bijeenkomst de evaluatie van de ondernomen acties, en vervolgens later eventueel afsluiting en nazorg)
2g
Er is een afgesproken wijze van terugkoppeling van acties naar de schoolintern betrokkenen.
Sluitende aanpak en regie 2h
In geval van eventuele meerdere noodzakelijke interventies (‘sluitende aanpak’) in de verschillende leefgebieden van de leerling (thuis, school, publieke domein/vrije tijd) worden de samenhang en afstemming van in het ZAT vastgesteld en wijst de voorzitter iemand aan die de coördinatie en verdere uitvoeringsregie op zich neemt, en aanspreekpunt is voor de leerling en de ouders.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
72
Zorgplan 2011-2012 Activeren van hulp/zorg 2i
De functionarissen in het ZAT zijn in staat zijn de afgesproken zorg in/vanuit hun eigen organisatie snel te activeren. Ze zijn hiertoe gemandateerd vanuit de organisatie.
Uitvoering van overbruggings- of wachtlijsthulp 2j
Tussen de partijen in het ZAT bestaan afspraken over gezamenlijke inspanningen voor het verkorten van het proces van verwijzen en voor wachtlijstoverbrugging.
Toeleiding naar hulp in geval van zorgmijding 2k
Het ZAT heeft een procedure voor hoe te handelen in geval van weigerachtige en/of zorgmijdende leerling/ouders.
Voorbereiding indicaties 2l
Wanneer er één of meerdere indicaties nodig zijn voor in te zetten zorg, dan worden die in het ZAT zodanig voorbereid dat de functionaris in het ZAT bij wiens organisatie de zorg wordt gevraagd die zo snel mogelijk kan activeren.
2 m
In geval van meerdere indicaties worden de regionale afspraken tussen BJZ, CIZ en de CvI’s voor cluster II, III en IV nageleefd over cliëntvriendelijke integrale indicatieroutes. Deze regionale / provinciale afspraken zijn afgestemd met ZAT’s en Centra voor Jeugd en Gezin.
Aandacht voor doorgaande zorglijnen 2n
Vanuit het ZAT worden ten behoeve van geïdentificeerde zorgleerlingen bijdragen geleverd bij het opstellen van handelingsplannen voor de aanpak en begeleiding van deze leerlingen bij de overgangsmomenten.
2o
Het ZAT levert een bijdrage aan het vroegtijdig bepalen welke leerlingen als risico-/zorgleerlingen voor de overstap naar de volgende onderwijsvorm moeten worden aangemerkt, en aan het opstellen van handelingsadviezen voor de aanpak en begeleiding van die leerlingen bij de overgang.
2p
Het ZAT bespreekt in haar eerste bijeenkomst na het overgangsmoment de door de vorige school aangemelde risico/zorgleerlingen. De ZAT-leden brengen hun specifieke expertise en eventueel eigen dossierinformatie in bij de multidisciplinaire beoordeling van die leerlingen. Op basis daarvan geeft het ZAT handelingsadviezen aan de school betreffende de zorg voor deze leerlingen.
2q
In het geval dat een casus bij de overgang naar vervolgonderwijs door het ZAT nog niet is afgesloten vindt -naast de overdracht van school naar school- ook ‘warme’ informatieoverdracht van ZAT naar ZAT plaats.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
73
Zorgplan 2011-2012 Leerlingenzorg op het niveau van het samenwerkingsverband 2r
De begeleiding van de zorgleerlingen start op basis van het handelingsgerichte advies vanuit het ZAT.
Voortgangsevaluatie, nazorg en afsluiting 2s
Per bijeenkomst wordt tijd gereserveerd om terug te komen op gemaakte afspraken over acties bij eerder besproken leerlingen. Eventueel leidt deze evaluatie tot bijstelling van de acties, of tot afsluiting van de casus.
Registratie 2t
Er vindt tijdens het casusoverleg een registratie plaats van probleem, vraag, analyse, in te zetten functies, afgesproken acties, en van wie de acties uitvoeren.
2u
De ZAT’s hanteren een samenhangend volgsysteem en dossiervorming voor zorgleerlingen.
3
voorwaarden
De praktijk voldoet aan het criterium Nee Deels Ja
Stuurgroep 3a
Er is een stuurgroep waarin de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het ZAT wat betreft de totstandkoming en instandhouding is geregeld.
Het team 3b
Het ZAT is in staat tot multidisciplinaire meningsvorming en interdisciplinaire besluitvorming.
3c
De deelnemers van het ZAT laten in hun samenwerking, onderling en met de schoolintern betrokkenen, zien dat men zich verantwoordelijk voelt voor de zorg ten behoeve van de leerlingen uit de schoolpopulatie.
3d
Het voorzitterschap draagt bij aan een taak- en resultaatgericht team.
3e
Minstens eenmaal per jaar evalueert het ZAT haar functioneren.
Interne leerlingenzorg 3f
De school heeft een interne zorgstructuur en een bij de leerlingenpopulatie passend zorgaanbod; de relatie met eventueel een bovenschools aanbod van het samenwerkingsverband is vastgelegd.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
74
Zorgplan 2011-2012 3g
De werkwijze en inzet van gevalideerde instrumenten van vroegtijdige signalering binnen de school zijn vastgelegd.
3h
Bij alle professionals binnen de school zijn de functies van het ZAT bekend.
3i
Het ZAT wordt via de interne leerlingenzorg ook bijtijds ingeschakeld als middel tot het realiseren en inzetten van alternatieve leerroutes, en om het aantal crises(-interventies) en schooluitval te voorkomen.
Convenant 3j
Afspraken tussen instellingen over samenwerking in het ZAT zijn vastgelegd in een convenant. Hierin is in ieder geval opgenomen: doel van de samenwerking; de samenstelling ZAT; de inzet van de partijen; afspraken over de verwerking van privacygevoelige informatie.
Samenstelling ZAT 3k
De samenstelling van het ZAT vormt een afspiegeling van de (mogelijke) zorgvragen en -behoeften van de leerlingenpopulatie.
Bijdragen ZAT-leden 3l
Voor iedere functionaris in het ZAT is duidelijk welke bijdragen wat betreft inhoud en omvang verwacht worden, en welk mandaat men heeft vanuit de eigen organisatie bij het activeren van afgesproken zorg.
Samenwerking met ouders 3 m
Ouders en leerlingen zijn betrokken bij de voorbereidingen van de ZAT-besprekingen, een en ander onder de condities van een privacyprotocol en van afspraken hierover met alle betrokkenen binnen en buiten de school.
3n
Expertise van ZAT-functionarissen wordt ingezet, al dan niet met (lichte) dwang en drang, wanneer de school ‘ouders niet in beweging krijgt’.
Afspraken rond privacy 3o
Het ZAT werkt met een privacyreglement en protocol welke gebaseerd zijn op de wettelijke regels rond privacybescherming.
Financiering ZAT 3p
De financiering van de inzet van de functionarissen, van de materiele voorwaarden, en van de secretariële ondersteuning van het ZAT is geregeld.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
75
Zorgplan 2011-2012 Verwijsindex en Elektronisch Kind Dossier 3q
De functionarissen in het ZAT maken gebruik van de Verwijsindex en van het Elektronisch Kind Dossier.
Protocollen en procedures 3r
4
Aansluitend op de eerder weergegeven criteria hanteert het ZAT protocollen en procedures voor de volgende aspecten: het betrekken van leerling en ouders bij het ZAT totstandbrenging ‘sluitende aanpak’ in geval van stagnatie bij het realiseren van zorg realiseren van overbruggingshulp klachtenregeling
beleid en borging
De praktijk voldoet aan het criterium Nee Deels Ja
School en partners 4a
Doelen, functies, samenstelling en inzet leden van de ZAT’s zijn vastgelegd in een beleidsdocument en in een overeenkomst tussen besturen en organisaties.
4b
Het ZAT en het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn aan elkaar verbonden via vertegenwoordigers van de daarvoor in het lokale overleg tussen partijen aangewezen organisaties zoals BJZ, (S)MW of JGZ.
Schoolzorgplan 4c
In het zorgplan van de school of het samenwerkingsverband is vastgelegd hoe de doelen en de functies van het ZAT aansluiten op de interne zorgstructuur.
LEA 4d
In de Lokaal Educatieve Agenda, met de gemeente als actieve regievoerder, is de relatie tussen ZAT en andere lokale partijen geregeld, en zijn de specifieke bijdragen van het ZAT aan verbetering van de onderwijs- en zorgstructuur vastgesteld.
4e
De afspraken hebben betrekking op het doel van de samenwerking met de ketenpartners, het te voeren overleg, afspraken over hun inzet, verkorten van het verwijzingsproces, het in elkaar schuiven of harmoniseren van registratiesystemen, en de mandatering.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
76
Zorgplan 2011-2012 Bekendheid 4f
De afspraken zijn bekend bij de functionarissen in het ZAT en bij de organisaties die zij vertegenwoordigen, en bij de lokale en provinciale beleidsmakers rond onderwijs en jeugdzorg.
Meten en verbeteren 4g
De resultaten van de acties van het ZAT worden gemeten; de uitkomsten van de meting leiden tot verbetering van werkprocessen en voorwaarden.
4h
De uitkomsten van de meting zijn mede de basis voor preventieve acties/interventies binnen de school.
ZAT op het niveau van het samenwerkingsverband 4i
Indien er sprake is van een ZAT op het niveau van het samenwerkingsverband is vastgelegd:
4j
de relatie met de schoolgebonden ZAT’s doelen en functies het werkproces de deelname
De zorgvoorzieningen van het samenwerkingsverband verantwoorden zich jaarlijks over de bereikte resultaten.
2
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
77
Zorgplan 2011-2012
16. Aanvraagformulier Expertisecentrum
P.C. Samenwerkingsverband Noord-Oost Friesland
Aanvraagformulier Inzet Expertisecentrum
Expertisecentrum N-O Friesland Postbus 66 9100 AB Dokkum Tel. 0519- 229630
Persoonsgegevens Leerling
Gegevens Aanmelder
Naam leerling
Naam school
Geboortedatum
Locatie
Afdeling
Contactpersoon
Klas
Telefoon
Mentor
E-mail
Doublure(s)
Datum aanvraag
Geslacht
man
vrouw
LWOO
ja
nee
Omschrijving van de hulpvraag: Hoe kunnen wij als docenten ervoor zorgen dat [Typ hier de naam van de leerling]………………?
Wat is er tot nu toe, zowel binnen als buiten de klas, gedaan om de problematiek te reduceren?
Wat is het effect geweest van bovenvermelde inspanning(en)?
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
78
Zorgplan 2011-2012 Zijn de ouders op de hoogte gesteld van deze aanvraag en wat zijn hun verwachtingen?
Zijn de zorgen met de leerling zelf besproken en hoe kijkt hij/zij er tegen aan?
Welke informatie is al beschikbaar? (s.v.p. aankruisen en deze informatie als bijlage toevoegen) Testuitslagen (CITO, Drempeltest GCO, SVL , intelligentieonderzoek e.a.) Rapporten/cijferlijsten Diagnosestelling (ADHD; ADD; PDD-NOS; dyslexie etc.) Leerling-loopbaan verslag Huisbezoekverslag Rapportage Ambulante Begeleiding Rapportage logopedie Contact (school)maatschappelijk werk Medische gegevens Correspondentie Leerplichtambtenaar (LPA) Handelingsplannen RT-dossier Kopie van leerlingenwerk waaruit de problematiek blijkt Informatie Justitie en/of wijkagent (Justitiële maatregelen) Diversen:
Eventuele opmerkingen/toelichting:
Dit formulier (inclusief bijlagen) kunt u mailen naar: dhr. Pyt Nauta, e-mailadres:
[email protected] mw. Carla Duineveld, e-mailadres:
[email protected] Zij nemen vervolgens contact op met de contactpersoon voor vervolgafspraken.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
79
Zorgplan 2011-2012
17. PCL/ZAT-formulier PCL NOF Postbus 66 9100 AB Dokkum www.swv302.nl
[email protected] Voorzitter drs P.M. Nauta tel 0519 229630 Bespreking PCL/ZAT PCL van Samenwerkingsverband: Noordoost Fryslân Voorzitter: Drs. P.M. Nauta Datum bespreking: Aanmelding Rebound Aanmelding RMC Inzet experisecentrum Anders, nl. Naam leerling: Geboortedatum: School, klas: Aanmelder: Functie: Aanduiding problematiek:
Motivatie keuze traject:
Besluitvorming in de PCL: 0 Leerling toelaten tot de Rebound 0 Aanmelding voortzetten in het RMC-consultatieteam 0 Anders, nl.:
Plaats, datum:
Handtekening voorzitter:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
80
Zorgplan 2011-2012
Aanmeldingsgegevens:
Persoonsgegevens leerling: Naam: Geboortedatum Adres Postcode/Woonplaats E-mail adres
Tel nr. Geslacht Nationaliteit Gemeente
m/v
Burgerservicenr.
Aanmeldende school
Aanmelder
Naam:
Naam
Locatie:
Functie
Adres:
Tel. nr
Postcode/Plaats:
E-mail
Reden van aanmelding:
Schoolloopbaan:
Basisonderwijs, nl Speciaal basisonderwijs, nl. Voortgezet onderwijs, nl. ROC, nl Indicatie Klas/niveau/leerweg Datum inschrijving laatste school Was er reeds eerder sprake van opvallend gedrag?
0 PrO
Ja/Nee
0 LWOO
0 0 0
0 LGF cluster:
1-2-3-4
Vanaf (speciale) basisschool Vanaf begin VO Vanaf:
advies basisschool /instroomniveau V.O
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
81
Zorgplan 2011-2012 Ontwikkelingsbeeld. 1. Naar binnen gericht gedrag. piekert veel is gesloten is sociaal angstig heeft angst om naar school te gaan
is gespannen, nerveus is onzeker is kwetsbaar toont weinig emoties
is onopvallend aanwezig voelt zich de zondebok komt verlegen over lijkt ongelukkig
Toelichting op de aangekruiste onderdelen:
2. Naar buiten gericht gedrag. is onrustig wisselt snel van stemming is agressief
gedraagt zich clownesk is explosief komt bedreigend over
gebruikt grof taalgebruik
heeft moeite met autoriteit
is onbetrouwbaar vertoont pestgedrag claimt anderen
is bemoeizuchtig geeft anderen de schuld gaat eigen gang
vertoont storend gedrag liegt veelvuldig laat zich moeilijk corrigeren overschreeuwt onzekerheid maakt opvallende geluiden is drammerig is te open in het contact
Toelichting : op de aangekruiste onderdelen
3. Denkprocessen. denkt negatief over zichzelf is achterdochtig vraagt veel negatieve aandacht begrijpt de sociale wereld niet kan zich moeilijk in een ander verplaatsen wantrouwt volwassenen is star in het denken
denkt zwart-wit is snel afgeleid is faalangstig houdt onvoldoende rekening met een ander heeft onvoldoende normbesef heeft lage frustratietolerantie kan niet omgaan met kritiek
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
heeft weinig inzicht in eigen functioneren is ongemotiveerd vermengt fantasie en werkelijkheid heeft moeite met onthouden verzinkt in dagdromen is koppig
82
Zorgplan 2011-2012
Toelichting op de aangekruiste onderdelen :
4. Aanpakgedrag. handelt impulsief is makkelijk te beïnvloeden toont vermijdingsgedrag heeft moeite met regels/afspraken is perfectionistisch is weinig kritisch
schuift taken voor zich uit maakt taak veelal niet af
werkt te gehaast komt onverschillig over
volgt aanwijzingen onvoldoende op heeft moeite met plannen
is snel ontmoedigd
kan grote taak niet overzien heeft veel hulp/ begeleiding nodig
werkt chaotisch
heeft laag werktempo
neemt weinig initiatief
Toelichting op de aangekruiste onderdelen:
5. Overige aspecten. heeft weinig vrienden is pestslachtoffer staat buiten de groep
heeft veel behoefte aan toezicht heeft moeite met (non-) verbale communicatie accepteert geen begeleiding
is een leiderstype is een volger
Toelichting op de aangekruiste onderdelen:
6. Positieve kenmerken. is optimistisch van aard toont doorzettingsvermogen is wilskrachtig
neemt initiatief is vrolijk is behulpzaam
stelt zich coöperatief op is invoelend, meelevend is goed in
Toelichting op de aangekruiste onderdelen :
Leerontwikkeling Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
83
Zorgplan 2011-2012 blijft achter bij de mogelijkheden / verwachting o.i.v.: gedrag motivatie anders, nl.: heeft een voorkeur voor theoretische vakken practische vakken huiswerkattitude: voldoende onvoldoende specifieke leerbelemmeringen: dyslexie dyscalculie anders: Lichamelijke aspecten. heeft vaak vage klachten heeft vaak hoofdpijn/buikpijn is oververmoeid heeft een verstoord dag-/nachtritme anders, nl. gebruikt medicatie, nl. er is een vermoeden van er is sprake van
overmatig drankgebruik drugsgebruik opvallend gokgedrag overmatig drankgebruik drugsgebruik opvallend gokgedrag
opvallende uiterlijke kenmerken, nl.
Verzuim. er is geen opvallend verzuim. er is sprake van opvallend geoorloofd verzuim. er is sprake van opvallend ongeoorloofd verzuim.
Thuissituatie. de thuissituatie is van invloed op het probleem, nl. er is sprake van een volledig gezin er is sprake van een onvolledig gezin als gevolg van echtscheiding: overlijden van: vertrek van: school heeft weinig zicht op de thuissituatie de jongere woont bij: moeder vader deze ouder heeft een nieuwe relatie
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
84
Zorgplan 2011-2012 de jongere woont elders, nl. er is regelmatig contact met de ouder(s)/verzorger(s) het ouderlijk gezag berust bij: beide ouders vader moeder anders, nl. de jongere brengt de vrije tijd door met:
Visie ouders op de problematiek:
Specifieke begeleiding binnen school. Wat heeft de school tot nu toe gedaan om de beschreven problematiek te verminderen?
Wat was hier van het resultaat?
Wie waren hierbij betrokken? Zorgadviesteam Leerlingbegeleider Orthopedagoog/psycholoog Schoolmaatsch.werkende GGD nders, nl.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
85
Zorgplan 2011-2012 Externe betrokkenen. Is er sprake van een extern begeleidende instantie / hulpverlener (geweest)? nee ja, nl.: Maatsch.werk Gedragsdeskundige Leerplichtambtenaar Bureau Jeugdzorg Jeugdhulp
Raad v.d. Kinderbescherming
AMK
Jeugdpsychiatrie, nl.
Verslavingszorg Anders, nl. eventuele contactpersonen: Instantie:
naam:
Is er sprake van een duidelijke diagnose? nee ja, nl: vastgesteld door: Is er rapportage beschikbaar? nee ja, nl. De jongere is in contact geweest met politie Halt justitie Jeugdreclassering datum laatste contact: reden van het contact:
Hulpvraag van de school/instantie. Wat is concreet de vraag bij deze aanmelding?:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
86
Zorgplan 2011-2012
Machtiging 12 t/m 17 jaar Om zo goed mogelijk te kunnen adviseren, is het belangrijk dat het Consultatieteam RMC over zoveel mogelijk relevante gegevens beschikt. Door ondertekening van dit formulier geeft u het Consultatieteam RMC toestemming gegevens op te vragen en de aanmelding te bespreken. De opgevraagde gegevens worden bij de bespreking gebruikt, met inachtneming van de privacy. Door ondertekening van deze machtiging verklaren ondertekenaars: - op de hoogte te zijn van de inhoud van het ingevulde aanmeldingsformulier RMC - accoord te gaan met het opvragen van relevante aanvullende gegevens bij scholen die de jongere eerder bezocht en bij externe, bij de begeleiding van de jongere betrokken (geweest) zijnde, instanties - accoord te gaan met bespreking van de aanmelding in het Consultatieteam RMC.
Gegevens Jongere: naam adres postcode/woonplaats woonplaats geboortedatum e-mailadres Datum: Handtekening jongere:
Gegevens ouder(s) / verzorger(s): naam adres postcode/woonplaats woonplaats Tel nrs: e-mailadres datum: handtekening ouder(s) / verzorger(s):
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
87
Zorgplan 2011-2012 Toestemming leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar gaat, na kennis te hebben genomen van het ingevulde formulier, accoord met deze aanmelding. Naam: ……………………………………… Datum: …………………. Handtekening: …………………………………………………………..
Accoordverklaring PCL/ZAT. De PCL/ZAT verklaart zich accoord met het verstrekte advies. Naam voorzitter: …………………………….. Datum: ………………….
Handtekening: ……………………………………………………………..
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
88
Zorgplan 2011-2012 Machtiging 18 -23 jaar Hierbij geef ik toestemming aan de leden van het Consultatieteam van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voor het opvragen van informatie uit mijn dossier met als doel de probleemsituatie verder te kunnen analyseren. Deze gegevens kunnen opgevraagd worden bij scholen en andere instellingen die bij mijn begeleiding betrokken zijn. Ik ben op de hoogte van de inhoud van het ingevulde aanmeldingsformulier RMC. Ik ga akkoord met bespreking van de aanmelding in het Consultatieteam RMC.
Gegevens jongere: naam
:
adres
:
postcode/ woonplaats
:
e-mailadres
:
geboortedatum:
:
Handtekening, plaats en datum voor akkoord:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
89
Zorgplan 2011-2012
18. Route aanmelding RMC Regio Noordoost Friesland
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
90
Zorgplan 2011-2012
19. RMC aanmeldingsformulier + toelichting
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
91
Zorgplan 2011-2012
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
92
Zorgplan 2011-2012
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
93
Zorgplan 2011-2012
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
94
Zorgplan 2011-2012
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
95
Zorgplan 2011-2012
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
96
Zorgplan 2011-2012
Toelichting
_____________
bij het aanmeldingsformulier voor 12 t /m 17– jarigen van het RMC Noord – Fryslân
Algemeen Het aanmeldingsformulier dient door scholen te worden toegezonden aan de PCL van het Samenwerkingsverband waarvan de school deel uit maakt. Aanmeldingsformulieren worden alleen in behandeling genomen met een volledig ingevulde en ondertekende machtiging. Het aanmeldingsformulier is niet alleen een formele bevestiging van een bestaande hulpvraag van een school of instelling, maar het bevat tegelijkertijd de gegevens waarop het consultatieteam haar advies baseert. De afweging of een nadere observatieperiode binnen de Sluisgroep een toegevoegde waarde kan hebben, wordt bijvoorbeeld reeds in het eerste stadium van bespreking gemaakt. Het spreekt voor zich dat de beeldvorming die nodig is voor een zorgvuldige analyse, sterk samenhangt met de aard van de aangeleverde gegevens. Een zorgvuldig ingevuld formulier kan vertraging in de verwerking voorkomen. Indien binnen de PCL’s of het consultatieteam wordt geconstateerd, dat belangrijke informatie ontbreekt, zal de bespreking ervan worden uitgesteld, opdat de informatie alsnog beschikbaar komt. We hebben getracht het aanmeldingsformulier zoveel mogelijk voor te structureren. Soms is het echter verhelderend of illustratief om informatie toe te voegen. Ook kan het zijn dat u bepaalde gegevens niet kwijt kunt in de voorgestructureerde tekst. In beide gevallen kunt u gebruik maken van de lege tekstvakken. Ook onder het kopje “Aanvullende informatie” is daarvoor ruimte gecreëerd. Overigens is het natuurlijk ook mogelijk bijlagen toe te voegen. Zoals bekend worden de aanmeldingen door de PCL’s van de betrokken Samenwerkingsverbanden getoetst op de mate waarin de hulpvraag van de scholen de mogelijkheden van het Samenwerkingsverband overstijgt. Hoewel PCL en RMC een eigen verantwoordelijkheid hebben, is het goed te vermelden, dat de PCL’s het aanmeldingsformulier gebruiken om hun oordeel hierover te vormen. Pagina 1 Reden aanmelding
Formuleer kort en bondig de aanleiding tot de aanmelding. Indien er meerdere redenen zijn, geef deze dan in trefwoorden weer, bijv. oppositioneel gedrag, indringende motivatieproblemen enz.
Schoolloopbaan
Vermeld de scholen die de jongere tot nu toe heeft bezocht, inclusief de huidige school. Vermeld het eerste moment waarop sprake was van opvallend gedrag zo nauwkeurig mogelijk, bijvoorbeeld vanaf groep 2 van het VO, of reeds op de basisschool, vanaf groep 3.
Pagina 2 Veel kinderen die worden aangemeld vallen in sociale en / of emotionele zin op. Ook komen werkhoudingproblemen vaak voor.Niet zelden is er sprake van een complexe hulpvraag. Om de afzonderlijke factoren zo goed mogelijk in beeld te krijgen, is er een driedeling gemaakt, waarbij emotionele-kenmerken, sociale-kenmerken en werkhoudingkenmerken zijn onderscheiden. Soms is er sprake van overlap: emotionele factoren kunnen leiden tot opvallend gedrag in sociaal opzicht Door de samenhang tussen de onderscheiden categorieën is het mogelijk een integraal beeld te vormen. Daartoe is het echter heel belangrijk dat de gedragskenmerken zo zorgvuldig mogelijk worden aangegeven. In de afweging is het belangrijk na te gaan of kenmerken meer dan gemiddeld voorkomen. Naast een kwalitatieve afweging is ook de frequentie waarin het gedrag voorkomt mede maatgevend. Voor het omschrijven van gedragsaspecten of het weergeven van voorbeelden kan gebruikt gemaakt worden van de beschikbare tekstvakken. Emotionele kenmerken
Globaal kunnen twee groepen ( “opvallende” ) kinderen worden onderscheiden: de meer introverte leerlingen, die vaak nerveus, angstig zijn en zich snel bedreigd voelen. Vaak hebben ze moeite hun gedachten te verwoorden. En daarnaast de kinderen die hun emoties wel aan anderen tonen met hun externaliserend gedrag: overschreeuwen, stemmingswisselingen en driftbuien zijn daarbij voorkomende gedragsuitingen. Probeer zo nauwkeurig mogelijk de meest in het oog springende gedragskenmerken aan te geven: door gedragsuitingen aan te geven die niet opvallend aanwezig zijn kan de helderheid van de beeldvorming afnemen.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
97
Zorgplan 2011-2012 Sociale kenmerken
Geef ook hier de kenmerken aan die uiteindelijk bepalend zijn voor het sociaal ( dys)functioneren van de jongere. Ter illustratie: een druk kind dat vaak impulsief handelt, maar verder geen storende gedragskenmerken vertoont, zal minder snel in beeld komen dan een kind, dat naast impulsiviteit ook oppositioneel gedrag vertoont.
Werkhouding
Gebruik de lege ruimte voor voorbeelden, ter illustratie.
Pagina 3 Leerontwikkeling
Bij de leerontwikkeling gaat het vooral om een eventuele discrepantie tussen de leermogelijkheden (instroomadvies, testgegevens, IQ e.d.) en de daadwerkelijke leerprestaties. Noteer hier of er sprake is van discrepantie. Vermeld daarbij de belangrijkste factor(en) die daarbij een rol speelt / spelen. Soms ontbreekt bij een jongere de motivatie voor het schoolgaan totaal. Het spreekt voor zich dat hierdoor prestaties kunnen uitblijven. In een ander geval leidt een verkeerd aanpakgedrag tot mindere prestaties. Ook een combinatie van factoren kan aanleiding zijn tot achterblijvende resultaten. Vermeld hier ook aanwezige specifieke leerbelemmeringen. Achter “Aanvulling ” kan additionele informatie worden verstrekt ter verduidelijking van de voorgestructureerde gegevens.
Specifieke aandachtspunten
Sommige jongeren die op school in minder gewenste zin opvallen, laten op ander gebied een geheel andere houding / andere kwaliteiten zien. Daarbij valt onder meer te denken aan sport, vrijwilligerswerk, hobbyclubs e.d. Het is belangrijk deze gegevens beschikbaar te hebben. Ook de andere vermelde gegevens zijn belangrijk te weten, bijvoorbeeld het medicijngebruik. Als een druk kind reeds medicijnen gebruikt en niettemin ongeremd gedrag laat zien, dan is dat een belangrijk gegeven.
Thuissituatie
Niet zelden speelt de thuissituatie een belangrijke rol in het gedrag van jongeren. Omdat deze factor zeer verschillend is per jongere, is hier slechts een beperkte ruimte gereserveerd, waarin de belangrijkste algemene gegevens kunnen worden vermeld. Onder “de thuissituatie is van invloed op het gedrag, nl.” kunt u trefwoorden plaatsen. Voorbeelden: weinig structuur, ouders veel weg, verwaarlozing, geen gezag, OTS e.d. We kunnen ons voorstellen dat er situaties zijn die meer ruimte vragen. We vragen u hiervoor een inlegvel te gebruiken en als bijlage bij te voegen.
Specifieke begeleiding binnen school
Om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop het schoolteam heeft getracht de jongere binnen de school te begeleiden, is het noodzakelijk aan te geven welke personen / geledingen daarbij een rol hebben gespeeld en de wijze waarop dat is gebeurd en met welk resultaat. Voorbeelden: gesprekken, het gebruik van logboekjes, toegepast onderzoek ( bijv. door een orthopedagoog) , contracten , wisseling van locatie, bespreking in het zorgteam e.d. Vooral in de PCL’s zal hier kritisch naar gekeken worden, vanuit het kader van de inspanningsverplichtingen van het Samenwerkingsverband m.b.t. (zorg)leerlingen.
pagina 4 Specifieke begeleiding buiten school
Voor een integrale benadering is het noodzakelijk, dat bekend wordt welke externe instanties betrokken zijn ( geweest) bij de begeleiding van de jongere. Het biedt het consultatieteam de mogelijkheid tot overleg, bijvoorbeeld voor een gezamenlijke aanpak. Bij de afweging welke zorgvariant het best past bij de hulpvraag van de jongere, is het belangrijk te weten of er reeds gekwalificeerde diagnostiek beschikbaar is. Een leerling waarbij door een jeugdpsychiater ADHD of PDD-NOS is vastgesteld, heeft vaak andere (toekomst)mogelijkheden dan een jongere waarbij geen sprake is van een ontwikkelingsstoornis. Soms is er diagnostiek van Jeugdzorg beschikbaar. Aanwezige rapportage graag met het formulier meezenden. Indien de rapportage niet in het dossier aanwezig is, maar wel in het bezit is van de ouders, dan via hen de informatie aan het consultatieteam beschikbaar stellen.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
98
Zorgplan 2011-2012 Vraagstelling
Hier zo concreet en helder mogelijk formuleren wat u van het consultatieteam verwacht. Hier bijvoorbeeld niet vermelden : “ opnemen in de Sluisgroep” of “ het opstellen van een handelingsplan in het kader van en mogelijke vervolgopleiding” e.d. Een leerling wordt niet aangemeld bij de Sluisgroep, maar bij het consultatieteam. Bovendien is het goed te vermelden dat het RMC geen handelingsgerichte diagnostiek levert. Daarin zal de school op andere wijze moeten voorzien. Als een jongere bij het RMC wordt aangemeld dan, moeten andere zorgvarianten nadrukkelijk zijn overwogen. Een aanmelding houdt impliciet in, dat de handelingsverlegenheid binnen school de mogelijkheden van het Samenwerkingsverband overstijgt. De vragen kunnen gericht zijn op bevestiging van dit beeld, bijvoorbeeld middels nadere observatie. Of op het in gang zetten van een alternatieve route. Voorbeelden: “ We kunnen niet verder met J. Zelfs een locatiewisseling heeft niet mogen baten. We willen graag dat onderzocht wordt of een verblijf in het reguliere onderwijs nog een reële optie is. of: “ Ondanks diverse inspanningen zijn we niet in staat gebleken K. regelmatig op school te krijgen. Op grond van de leerresultaten zal K. doubleren. De problemen doen zich vooral in groepsverband voor. We denken dat oplossingen buiten het Samenwerkingsverband gezocht moeten worden. Zou onderzocht kunnen worden of een meer individueel gerichte vervolgroute beter passend is, mede gelet op de leeftijd van K.?”
Perspectief
Het kan zijn, dat u op grond van uw ervaringen een idee hebt over een mogelijke vervolgroute. Vermeld dat hier. Voorbeeld: “Na een overbruggingstraject met snuffelstages, niet gekoppeld aan een school, zou aansluiting bij een ROC op assistentenniveau wellicht mogelijk zijn.” of: “ Gelet op de sociale vaardigheden zou misschien een WIW-traject voor de hand liggen.”
Toestemming Leerplicht De aanmelding bij het rmc-consultatieteam dient in overleg met de leerplichtambtenaar van de woongemeente te geschieden. Mocht het consultatieteam een plaatsing adviseren in een van de beide Sluisgroepen, dan kan pas tot effectuering worden overgegaan als er toestemming is van de leerplichtambtenaar is. Vooroverleg met de afdeling leerplicht is derhalve noodzakelijk. Mochten er na het lezen van de toelichting nog vragen zijn, dan kunt u zich richten tot de vertegenwoordiger van uw Samenwerkingsverband ( voor scholen). Vertegenwoordigers van andere instellingen kunnen zich wenden tot de voorzitter van het consultatieteam ( zie adres op het formulier) of tot de vertegenwoordiger van Jeugdzorg .
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
99
Zorgplan 2011-2012
20. Meldprotocol schoolverzuim
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
100
Zorgplan 2011-2012 Protocol Schoolverzuim De Burgemeester Walda School werkt volgens het Protocol Schoolverzuim. Vakdocenten verzorgen de verzuimregistratie en geven dit door aan de administratie/conciërge. Zij zorgen voor digitale registratie van het verzuim in het leerlingvolgsysteem (Magister). Bij verzuim worden maatregelen getroffen door het OOP. Bij veelvuldig verzuim wordt de coördinator onderbouw of bovenbouw door hen ingelicht en worden er maatregelen getroffen volgens het protocol. Het protocol is te vinden in het kantoor van de zorgcoördinator. Ouders worden geïnformeerd door onderstaande tekst op de schoolwebsite (www.bws-ameland.nl): Protocol verzuimspreekuur (vo-mbo)
1.Inleiding De gemeente heeft de wettelijke taak om toezicht te houden op de naleving van de leerplichtwet. Om de handhaving van de leerplichtwet te verbeteren kan het verzuimspreekuur ingezet worden. Het verzuimspreekuur is een vernieuwde stap in de handhaving van de leerplichtwet en het voorkomen van verzuim. Door aanwezig te zijn op de scholen en leerlingen aan te spreken op hun verzuim, kan verzuim worden teruggedrongen en voortijdig schoolverlaten worden voorkomen of verminderd. Deze notitie geeft richtlijnen hoe het spreekuur kan worden ingezet ten einde een uniforme werkwijze te bewerkstelligen. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten van het vernieuwde verzuimprotocol waarmee in de regio gewerkt wordt. 2.Doel Het verzuimspreekuur op school heeft als doel relatief verzuim af te remmen, zodat het een preventieve werking heeft. 3.Doelgroep De leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot en met 16 jaar. Vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind 5 jaar wordt tot het einde van het schooljaar waarin de leerling 16 jaar is geworden. Na het laatste schooljaar van de leerplicht begint de kwalificatieplicht. Met de kwalificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie heeft behaald of de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Een startkwalificatie is een mbo niveau 2, havo of vwo diploma. Relatief verzuim Van relatief verzuim is sprake wanneer een leerplichtige/kwalificatieplichtige jongere wel op een school staat ingeschreven, maar zich onttrekt aan de regels van aanwezigheid. Tot de kerntaak van de school behoort dat zij zich inspannen om verzuim tegen te gaan Relatief verzuim moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden aangepakt, zodat langdurig verzuim wordt voorkomen. Het inzetten van het verzuimspreekuur is hier voor uitermate geschikt. Het verzuimspreekuur kan worden ingezet wanneer: De leerling 10 keer te laat komt op school of in de les, of 10 lesuren verzuimt binnen 1 schooljaar; Daarnaast kan, in overleg met de leerplichtambtenaar, het verzuimspreekuur ook ingezet worden voor leerlingen met verzuim dat volgens de leerplichtwet bij de leerplichtambtenaar en bij het verzuimloket* gemeld moet worden. Hierbij gaat het om de leerling die: - in een periode van 4 opvolgende weken meer dan 16 uur les- of praktijktijd verzuimt*; - of 3 dagen achtereenvolgend verzuimt*. (* Deze jongeren dienen ook aangemeld te worden bij het digitale verzuimloket, in de aanmelding moet dan het verzuimspreekuur vermeld worden). Indien noodzakelijk, kan in bepaalde gevallen, in overleg tussen school en de leerplichtambtenaar afgeweken worden van deze criteria en kan het spreekuur in een eerder stadium ingezet worden. Meervoudige problematiek Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
101
Zorgplan 2011-2012 Omdat het hier gaat om gesprekjes van maximaal 10 minuten moeten leerlingen met meervoudige problematiek in de zorgadviesteams besproken worden. Zieke kinderen Daarnaast zijn er jongeren die vaak ziek worden gemeld, waarbij twijfels zijn of de jongere daadwerkelijk ziek is. Zowel scholen als de leerplichtambtenaren hebben niet de expertise om een diagnose op het gebied van ziekte te stellen. Daarvoor is de GGD de aangewezen instantie. De school kan doorverwijzen naar het GGD spreekuur of de leerling kan regulier door worden verwezen naar de GGD. Tevens is het mogelijk dat de GGD samen met de leerplichtambtenaar het verzuimspreekuur uitvoert. Herhalers Wanneer de leerling na een gesprek op het verzuimspreekuur blijft verzuimen (binnen 1 schooljaar), dan dient hij/zij te worden aangemeld bij de leerplichtambtenaar van de woongemeente. Jongeren in de leeftijd van 18-23 jaar In principe kan voor de groep van 18 tot 23 jaar dezelfde criteria worden gehanteerd. Alleen voor niet leerplichtige “herhalers” geldt dat ze tot de caseload van de mbo-leerplichtambtenaar blijven behoren. Ook hiervoor geldt dat indien noodzakelijk, in bepaalde gevallen, in overleg tussen school en de (mbo) leerplichtambtenaar afgeweken kan worden van deze criteria en kan het spreekuur eerder ingezet worden. 4. Werkwijze Zowel voor school als voor de (mbo) leerplichtambtenaren is het van belang het spreekuur efficiënt in te vullen. Hieronder staat een beschrijving van de werkwijze.
Het is van belang dat de school de ouders en leerling vroegtijdig wijst op het bestaan van het verzuimspreekuur. Via de schoolgids kan dit bekend worden gemaakt. De frequentie van het spreekuur kan met de school worden afgestemd. Voorkeur is eens in de 4 weken een spreekuur op school te organiseren. Een mogelijkheid is om het spreekuur aansluitend aan het zorgadviesteam te doen, aangezien de (mbo) leerplichtambtenaar hieraan deelneemt. School kan bij beginnend verzuim al een waarschuwingsbrief naar ouders en leerling sturen waar de optie van het verzuimspreekuur, wanneer het verzuim niet vermindert, wordt genoemd. Dit versterkt de preventieve werking. School selecteert leerlingen voor het spreekuur. En stuurt een brief naar de leerling en ouders waarin staat wanneer de leerling op het spreekuur wordt verwacht. School stuurt per e-mail een week van te voren de gegevens van de leerlingen die zijn aangemeld voor het spreekuur naar de leerplichtambtenaar die het spreekuur uitvoert. Het gaat om de volgende gegevens: -Naam van de leerling -Geboortedatum van de leerling -Adres en woongemeente -Verzuimoverzicht -Eigen acties school -Eventuele bijzonderheden De gesprekken met de jongeren duren 10 minuten en vinden plaats op school. Tijdens dit gesprek zal er kort worden ingegaan op de oorzaken van het verzuim en zal er een korte uitleg worden gegeven over de leerplichtwet of, bij de niet leerplichtige/kwalificatieplichtige leerling, over de eventuele gevolgen voor bijvoorbeeld de studiefinanciering. Daarnaast zullen er afspraken worden gemaakt om het relatief verzuim te laten beëindigen. Tevens krijgt de leerling een waarschuwingsbrief mee.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
102
Zorgplan 2011-2012
De afspraken met de leerling worden schriftelijk vastgelegd en teruggekoppeld aan school en de leerplichtambtenaar van de woongemeente. Worden de afspraken die tijdens het spreekuur zijn gemaakt door de leerling niet nagekomen en blijft hij of zij verzuimen dan wordt de jongere overgedragen aan de leerplichtambtenaar van de desbetreffende woongemeente. Jongeren die niet meer leerplichtig/kwalificatieplichtig zijn blijven behoren tot de caseload van de mbo-leerplichtambtenaar.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
103
Zorgplan 2011-2012
21. Stappenplan vermoeden kindermishandeling De Meldcode Vermoeden Kindermishandeling is een stappenplan waarin wordt aangegeven hoe professionals die met kinderen werken, horen om te gaan met het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling met als doel het geweld te stoppen. De inspectie ziet toe op bezit van een eigen meldcode en beleid om het gebruik te borgen. Het stappenplan is tevens een toetssteen bij incidenten. Fase 1 De docent heeft een vermoeden signalen inventariseren, feiten noteren intern overleg, bijvoorbeeld met vertrouwenspersoon, mentor leerling observeren vertrouwenspersoon/mentor informeren gesprek met leerling (beloof geen geheimhouding!) noteer de feiten, vermeld de bron als er informatie van derden komt leg diagnoses alleen vast als ze gesteld zijn door een bevoegde beroepskracht verantwoordelijkheid ligt bij docenten en mentor
Fase 2 De mentor/vertrouwenspersoon bespreekt zijn onderbouwde vermoeden in een zorg(team) overleg bespreken informatie vraag evt. advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling: 058-2333777 gegevens inventariseren plan van aanpak maken verantwoordelijkheid ligt bij mentor/vertrouwenspersoon, zorg- en/of bouwcoördinator
Fase 3 Het uitvoeren van het gemaakte plan van aanpak in principe gesprek met ouders, na instemming van leerling: 1. Leg het doel van het gesprek uit. 2. Beschrijf de vastgestelde feiten en de waarnemingen nodig de ouders uit om hierop een reactie te geven. 3. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er gezien, gehoord en waargenomen is. 4. Deel mee dat de situatie in het Intern Zorgteam wordt ingebracht. eventueel inschakelen van jeugdarts/sociaal-verpleegkundige van de GGD, schoolmaatschappelijk werk, orthopedagoog bespreken van de resultaten in het Intern Zorgteam verantwoordelijkheid ligt bij mentor/vertrouwenspersoon, zorg- en/of bouwcoördinator
Fase 4 Bij gegrond vermoeden: beslissen zo mogelijk hulp op gang brengen melden bij AMK uitsluitend in crisissituaties: melden bij de Politie/ Raad voor de Kinderbescherming na acceptatie van de melding gaat verantwoordelijkheid voor onderzoek en op gang brengen van hulpverlening naar AMK.
Fase 5 Evalueren intern zorgteam evalueert gebeurtenis Intern zorgteam evalueert de procedures en brengt zonodig verbeteringen aan
Fase 6 Nazorg opnieuw bekijken eventueel intern zorgteam bijeenroepen Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
104
Zorgplan 2011-2012 Elke persoon in de school houdt op elk moment de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om contact op te nemen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor consultatie of melding. Wanneer een school het nodig acht om een kind aan te melden bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling dan is het goed hieromtrent een goed contact met het AMK te onderhouden. Provinciaal zijn hierover afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Protocol contact AMK - VO in Friesland:
Protocol contact AMK – VO in Friesland Als het AMK in het kader van een melding contact wil leggen met een school van Voortgezet Onderwijs in Friesland, verloopt dat volgens onderstaand stappenplan. Het AMK heeft de beschikking over een bestand van de contactpersonen van de scholen van VO in Friesland. Veelal gaat het hierbij om de Coördinator leerlingenzorg van de school. Dit bestand is ingedeeld op basis van de Samenwerkingsverbanden VO. De Samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor de jaarlijkse actualisatie van het bestand. Stappenplan 1. De medewerker van het AMK(*) neemt contact op met de contactpersoon van de betreffende school. 2. De contactpersoon zoekt uit wie de beste informant is voor het AMK. In de meeste gevallen zal dit de coördinator/teamleider, in samenspraak met de mentor, van de betreffende leerling zijn. Als het schoolmaatschappelijk werk betrokken is bij de begeleiding van de leerling/het gezin dan wordt deze functionaris óók informant. 3. De informant(en) neemt/nemen binnen 3 werkdagen contact op met de medewerker van het AMK. 4. De medewerker van het AMK stuurt de schriftelijke weergave van de informatie, zoals die vanuit de school is verstrekt, via e-mail naar de betreffende informant(en). Deze beoordeelt/beoordelen de verslaglegging en reageert/reageren binnen 2 werkdagen; in geval van een crisissituatie kan verzocht worden binnen enkele uren te reageren. Als de informant(en) zich accoord heeft/hebben verklaard, stuurt de medewerker van het AMK de afsluitbrief(**) naar de contactpersoon van de school. 5. De contactpersoon van de school deelt de ontvangen informatie binnen de school met de betreffende teamleider/coördinator/de bij de leerling direct betrokkenen. 6. In september van elk cursusjaar stuurt de medewerker van het AMK een e-mail aan de Regio-coördinatoren van de Samenwerkingsverbanden VO met het verzoek het bestand van contactpersonen te actualiseren. Eventuele mutaties hierin worden doorgegeven aan de medewerker van het AMK. Mutaties tijdens het cursusjaar worden meteen doorgegeven aan de medewerker van het AMK.
(*) = waar in dit protocol ‘medewerker van het AMK’ staat wordt bedoeld: Akje Zijlstra (assistent maatsch.werker AMK):
[email protected]. (**)= het gehele onderzoeksverslag
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
105
Zorgplan 2011-2012
Algemene informatie Kindermishandeling Achtergrondinformatie Kindermishandeling is elke vorm van lichamelijke of geestelijke geweldpleging die kinderen wordt aangedaan door toedoen of nalaten van opvoeders. Je spreekt in ieder geval van kindermishandeling als er regelmatig, opzettelijk en voortdurend sprake is van lichamelijke, geestelijke of seksuele geweldpleging. Eén keer een klap is nog niet automatisch mishandeling. Kindermishandeling is leed dat kinderen aangedaan wordt. Het ontneemt het kind de basis voor de ontwikkeling van een identiteitsgevoel, zekerheid en zelfvertrouwen. Daardoor ontstaan meestal ernstige afwijkingen bij het kind. Het ontwrichtende effect van kindermishandeling heeft niet alleen te maken met wat het kind overkomt, maar vooral door wie en op welke plek dit gebeurt. Iemand uit de naaste omgeving heeft meer invloed op een kind, dan iemand waarmee het kind nooit meer in aanraking komt. Kindermishandeling kent verschillende gedaantes. Het kan lichamelijk en geestelijk gericht zijn. Het kan bestaan uit geweld of verwaarlozing. Gezien de centrale rol die seksuele mishandeling speelt, besteden we hieraan apart aandacht. De verschillende vormen van mishandeling lopen vaak door elkaar heen. Een kind dat seksueel mishandeld wordt, staat ook vaak bloot aan geestelijk en lichamelijk geweld. Risicogroepen voor kindermishandeling Ieder kind loopt het risico mishandeld te worden in elk type gezin, in elke sociale klasse. Kinderen onder de vier jaar vormen de meest kwetsbare groep. Zij zijn veel thuis en hebben constant zorg nodig. Het wordt de opvoeders zodoende wel eens te veel. Jonge kinderen kunnen zich niet verweren, verstoppen of weglopen. Ze kunnen ook moeilijk alarm slaan. De omgeving kan zich vaak niet voorstellen dat jonge kinderen al mishandeld worden. De kans op mishandeling wordt groter als het kind bepaalde kenmerken vertoont en de opvoeders bepaalde denkbeelden hebben. Kenmerken van het kind zijn onder andere: huilt veel is overbeweeglijk of juist heel passief is buitenechtelijk of een stiefkind heeft in de couveuse gelegen, waardoor de opvoeders geen goed contact konden opbouwen is gehandicapt. Denkbeelden van de opvoeders zijn bijvoorbeeld: het kind is lelijk of lijkt op een gehaat persoon het kind is ongewenst of een nakomertje het kind is van een ander geslacht dan gewenst. Niet elk kind dat een kenmerk uit bovenstaande opsommingen heeft, wordt mishandeld. Een gehandicapt kind of een stiefkind kan ook volledig geaccepteerd worden. Redenen van opvoeders tot mishandeling: ze hebben te hoge verwachtingen van het kind ze bezitten niet het vermogen om een kind op te voeden, en weten weinig van de normale ontwikkeling van een kind; ze verwachten bijvoorbeeld van een kind van een jaar al, dat het luistert en zindelijk is ze hebben zelf problemen (relationeel, financieel, psychisch) al dan niet gekoppeld aan een verslaving of werkloosheid ze zijn zelf ooit mishandeld en voelen zich daardoor minderwaardig en afgewezen. Ze reageren hun gevoelens op het kind af. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
106
Zorgplan 2011-2012 Niet iedere ouder die één of meer van de bovengenoemde kenmerken bezit, zal zijn kind mishandelen. De druk kan door omstandigheden echter te groot worden. Willen de opvoeders dit niet toegeven uit angst om voor slechte opvoeders te worden aangezien, dan kan deze spanning een ongewenste uitweg zoeken, waardoor ze hun kind kunnen gaan mishandelen. Gevolgen voor het kind De gevolgen van kindermishandeling zijn velerlei. Een slachtoffer kan deze zijn of haar hele leven met zich meedragen, maar dat hoeft zeker niet. In het algemeen kunnen gevolgen van kindermishandeling (lichamelijk, psychisch of seksueel) zijn: het zelfvertrouwen van het kind en het gevoel van eigenwaarde wordt ondermijnd. het kind ontwikkelt wantrouwen naar andere mensen en is daardoor ook niet in staat om goede, bevredigende relaties met anderen aan te gaan of vast te houden. specifiek voor lichamelijke mishandeling met name bij heel jonge kinderen is, dat dit tot blijvend lichamelijk letsel kan leiden (doofheid, blindheid, invaliditeit). seksueel misbruikte kinderen kunnen op latere leeftijd problemen krijgen bij hun beleving van seksualiteit. Het vaststellen van mishandeling Kindermishandeling komt veel voor en tegenwoordig wordt vrijwel iedereen ermee geconfronteerd via de media, beroepsmatig en/of in de directe omgeving. Steeds meer mensen raken ervan overtuigd dat kindermishandeling ook voorkomt in hun woonplaats, familie of vrienden- en kennissenkring. Kindermishandeling gebeurt niet alleen ergens anders. Ook op het school zijn er kinderen die mishandeld worden. Kindermishandeling is behalve een individueel ook een maatschappelijk probleem. De hulpverlening komt maar moeizaam tot stand. Er bestaan evenveel normen en waarden als er mensen zijn. Wat de één mishandeling vindt, vindt een ander een (goede) normale behandeling. Signalering is bij jonge kinderen extra lastig. Ze kunnen niet goed zeggen wat er aan de hand is en het vraagt veel van volwassenen om alert te zijn op non-verbale signalen. Kinderen zijn meestal nog onder de hoede van de opvoeders, en ook al komen ze op het school, dan nog is het herkennen van kindermishandeling problematisch. Daarnaast blijkt uit de praktijk dat het een probleem is om uit te vinden wat men kan doen bij een vermoeden van kindermishandeling. Om de signalen te herkennen die kinderen uitzenden als ze mishandeld worden, moet je ze kunnen, willen en durven zien. Een vermoeden van kindermishandeling wordt niet altijd onder ogen gezien of geuit, ook niet door professionele hulpverleners. Dat wordt ook door verschillende factoren belemmerd. Enkele bekende belemmeringen zijn: u weet niet wat u met uw eigen boosheid en verontwaardiging aan moet u bent bang om de privacy van het gezin te schenden u bent bang voor de reacties van de opvoeders u bent bang voor strafmaatregelen tegen het kind u twijfelt of het wel kindermishandeling is; stel je voor dat het niet waar blijkt te zijn u vindt dat het niet bij uw taak hoort u weet niet wat u overhoop haalt u kunt u niet voorstellen dat deze opvoeder(s) hun kind mishandelt u wilt eerst zeker weten (en je weet het nooit zeker) dat er sprake is van kindermishandeling. En dan weet u niet wat u er verder mee aan moet u weet niet waar u de opvoeders of het kind naar toe door kunt verwijzen u weet niet hoe u het kind kunt beschermen.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
107
Zorgplan 2011-2012 Weten dat het gebeurt, betekent nog niet dat u in staat bent de kindermishandeling te herkennen en stappen te ondernemen om het te stoppen. De kinderen en gezinnen zenden vaak wel signalen uit waaraan de problemen zijn te herkennen. Signalen van het kind Veel voorkomende signalen van het kind zijn: heeft regelmatig letsel op vreemde plekken heeft vaak letsel na het weekend, een vakantie of een periode van afwezigheid klaagt veel over buikpijn spuugt veel groeit slecht heeft een ondergewicht huilt veel schrikt als de opvoeder binnen komt wil niet naar huis is erg druk of juist erg rustig maakt moeilijk contact met andere kinderen is onderdanig heeft een trieste blik en lacht weinig heeft een sfeer van eenzaamheid rond zich hangen eet slecht, slaapt slecht en luistert slecht is wantrouwig tegenover volwassenen reageert met afkerig gedrag op aanrakingen denkt dat het zelf niets kan. Sommige signalen zijn specifiek voor bepaalde typen kindermishandeling. Die worden bij het betreffende type mishandeling besproken. Signalen van het gezin als geheel Veel voorkomende signalen vanuit het gezin zijn: het gezin is opnieuw samengesteld, bijvoorbeeld na een tweede huwelijk het is sociaal geïsoleerd het verhuist vaak en wisselt regelmatig van huisarts het laat in de onderlinge band weinig liefde en warmte blijken gezinsleden worden regelmatig in het ziekenhuis opgenomen. Signalen vanuit de opvoeders Veel voorkomende signalen vanuit de opvoeders: ze hebben onderling een slechte relatie, zoals bij een autoritaire vader en een volgzame moeder ze verschijnen niet op een oproep of komen juist samen ze laten de kinderen vaak alleen ze tonen weinig begrip voor het kind ze klagen veel over het kind en ontwijken vragen over het kind of geven er geen antwoord op ze geven onwaarschijnlijke verklaringen voor lichamelijk letsel of afwijkend gedrag ze ontkennen problemen, ondanks duidelijke aanwijzingen ze ontlopen contact met de leiding van het school ze praten op een afstandelijke wijze over het kind ze hebben een negatieve relatie met het kind ze verbieden het kind overdreven veel in aanwezigheid van andere volwassenen ze gedragen zich naar het kind toe heel wisselvallig. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
108
Zorgplan 2011-2012 Wat kunt u als leerkracht doen? Blijf zeker niet zwijgen. Het is de moeite waard het risico te nemen en iets te doen met uw vermoeden van kindermishandeling. De verantwoordelijkheid voor kinderen ligt nu eenmaal bij volwassenen. Bovendien handelt u ook in het belang van het kind. Het gezin heeft waarschijnlijk ook hulp nodig. Bij het signaleren van kindermishandeling blijft zorgvuldigheid uiteraard een eerste vereiste. Een slaapprobleem wil nog niet zeggen dat een kind lichamelijk mishandeld wordt. Een kind dat stottert, hoeft niet psychisch mishandeld te zijn. En een kind met een zindelijkheidsprobleem wordt niet per definitie seksueel mishandeld. Wanneer een kind mishandeld wordt, is dat vaak te merken aan zijn gedrag en dat van z'n opvoeders. Dat gedrag kunt u observeren. Wat moet u niet doen? De opvoeders veroordelen. Ze hebben juist hulp nodig. Het kind uithoren. Hierdoor brengt u het kind in verwarring. Het kind wil loyaal blijven aan de opvoeders, maar het wil het u ook naar de zin maken. De informatie die het kind geeft, kan daardoor onbetrouwbaar zijn. Bovendien kan uw bezorgde vraag suggestief zijn. Werkelijkheid, wens en suggestie gaan door elkaar lopen en kunnen eventuele therapie of verhoor of getuigenis vertroebelen. Wat kunt u wel doen? Wanneer het vermoeden van mishandeling rijst, neem dan contact op met jeugdarts of jeugdverpleegkundige van de GGD of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Daar kunt u melding maken van het vermoeden. Daarnaast geeft het AMK ook advies over hoe u er mee om kunt gaan. Het AMK is verantwoordelijk voor onderzoek en hulpverlening na een melding. U kunt vragen informatie terug te koppelen naar de melder. Consultatie is bij het AMK anoniem mogelijk. GGD Fryslân en het AMK hebben een protocol ‘Vermoeden Kindermishandeling’ opgesteld. Dit protocol geeft handvatten hoe te handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Het protocol staat in de kast bij de zorgcoördinator.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
109
Zorgplan 2011-2012
22. Onderwijsondersteuning zieke leerlingen Iedere school krijgt te maken met leerlingen die tijdelijk niet naar school kunnen komen omdat ze ziek zijn. De aard van de ziekte kan heel verschillend zijn: een griepje, een levensbedreigende ziekte, een ongeval, een chronische ziekte of psychosomatische klachten. Het is als school goed om afspraken te maken hoe te handelen wanneer een dergelijke situatie zich voordoet. Verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid voor het onderwijs aan een zieke leerling, ligt altijd bij de school waar de leerling staat ingeschreven. Dit is geregeld in de Wet Ondersteuning Onderwijs Zieke Leerlingen (WOOZ 01-08-1999). Voor leerlingen die langdurig en/of chronisch ziek zijn, kan de school ondersteuning aanvragen van een consulent ondersteuning onderwijs zieke leerlingen werkzaam bij een onderwijsbegeleidingsdienst of bij een educatieve voorziening van een academisch ziekenhuis. Een consulent ondersteuning onderwijs zieke leerlingen kan de school helpen bij het opstellen en uitvoeren van een handelingsplan voor de zieke leerling, ook als een leerling met een chronische ziekte wel in staat is naar school te gaan. Er kan informatie gegeven worden over de mogelijke gevolgen van de ziekte, medicatie en/of de behandeling op leren en/of gedrag en de consulent kan in beperkte mate het onderwijs aan de zieke leerling verzorgen. Hoe te handelen Bij zieke leerlingen is de onderstaande wijze van werken een manier om de leerling betrokken te laten blijven bij de school en het onderwijsproces. De leerling houdt hierdoor toekomstperspectief en een sociaal-emotioneel isolement wordt zoveel mogelijk voorkomen. Het vraagt vooral van de mentor veel tijd en inzet. Ook van de overige docenten die met de leerling te maken hebben, wordt betrokkenheid en extra inzet gevraagd. Mogelijk kan de school extra tijd voor de mentor beschikbaar stellen. Korte ziekte/ongeval van een leerling De mentor is de eerst verantwoordelijke persoon voor het contact met de leerling en ouders/verzorgers. Een zieke leerling stelt het contact met medeleerlingen erg op prijs. Mogelijkheden hiervoor zijn: brieven, kaartjes, faxberichten, e-mail berichten, sms-jes, ingesproken cassettebandjes, video-opnames, msn– contact, medeleerlingen laten telefoneren met de zieke leerling of eventueel een bezoekje brengen met een paar klasgenootjes. Een goede communicatie met ouders/verzorgers is hierbij van wezenlijk belang. De mentor informeert de zorgcoördinator, coördinator onder- of bovenbouw en directie. De mentor informeert de overige docenten van de desbetreffende leerling en geeft zo nodig handelingsadviezen. Bij een te verwachten langere ziekteperiode en het niet of niet volledig naar school kunnen gaan kan de consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen van schoolbegeleidingsdienst CEDIN ingeschakeld worden. Mocht een leerling in een academisch ziekenhuis verblijven dan kan er ook een beroep gedaan worden op de consulent zieke leerlingen van de Educatieve Voorziening in het academisch ziekenhuis. De mentor bewaakt het proces en meldt terugkeer van de leerling aan de overige docenten met eventueel nader advies t.a.v. leerstof en proefwerken. De mentor meldt eventuele beëindiging van de ondersteuning door de consulent, aan de zorgcoördinator, coördinator onder- of bovenbouw en overige docenten.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
110
Zorgplan 2011-2012 Langdurige ziekte, chronische ziekte of opname in het ziekenhuis De mentor zorgt tijdens de ziekteperiode voor regelmatig contact met de zieke leerling, de ouders/verzorgers en stimuleert klasgenoten contacten te onderhouden met de zieke klasgenoot (voor tips zie bovenstaande). Een goede communicatie met ouders/verzorgers is hierbij van wezenlijk belang. De mentor informeert de zorgcoördinator, coördinator onder- of bovenbouw en overige docenten en neemt in overleg contact op met de consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen van onderwijsbegeleidingsdienst CEDIN met de vraag om begeleiding. Bij opname in een regionaal ziekenhuis kan de consulent van CEDIN in overleg met thuisschool en ziekenhuis en rekening houdend met de mogelijkheden van de zieke leerling, het onderwijs in het ziekenhuis begeleiden. In voorkomende gevallen neemt de consulent contact op met de school. De school kan ook contact opnemen met de consulent. Bij een langdurige opname in een Academisch Ziekenhuis bestaat de mogelijkheid om onderwijsondersteuning in te roepen van de consulent van de Educatieve Voorziening in het Academisch Ziekenhuis. De mentor informeert de betreffende docenten en overlegt welke vakken noodzakelijk zijn en welke stof in ieder geval aan de orde moet komen wanneer de leerling ziek thuis is of in het ziekenhuis is opgenomen. De mentor informeert de coördinator onder- of bovenbouw, de zorgcoördinator en docenten met enige regelmaat over de situatie en voortgang. De mentor bewaakt de voortgang en meldt eventuele beëindiging van ondersteuning door de consulent, overlegt welke leerstof nog ingehaald moet worden en welke toetsen eventueel nog gemaakt moeten worden. Slot De school voelt zich verantwoordelijk voor het welbevinden en voor een zo optimaal mogelijke voortgang van het onderwijs aan alle leerlingen, ook als deze een handicap hebben of ziek zijn. Een duidelijke handelwijze is zeer gewenst. Dit protocol kan de school hierin behulpzaam zijn.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
111
Zorgplan 2011-2012
23. LGF-protocol
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
112
Zorgplan 2011-2012 Inleiding. Op 1 augustus 2003 is de nieuwe Wet Leerling Gebonden Financiering (LGF) in werking getreden. Dit document beoogt informatie te geven over deze nieuwe regeling en over de gevolgen ervan voor het Voortgezet Onderwijs. Iedere jongere heeft recht op onderwijs. Dit geldt uiteraard ook voor jongeren met een handicap. In toenemende mate willen ouders van jongeren met een handicap hun kind bij voorkeur geplaatst hebben op een reguliere school voor Voortgezet Onderwijs. Deze ontwikkeling zien we in een breder kader terug in de maatschappij, waar op veel terreinen wordt geprobeerd om mensen met een handicap zo normaal mogelijk te laten participeren. Bij de schoolkeuze van een gehandicapt kind willen de ouders, terecht, een belangrijke stem in het kapittel hebben. In het LGF-beleid staat de vrijheid van ouders om een school te kiezen voorop. Het uitgangspunt hierbij is: “Het geld volgt de leerling”. In de ‘rugzak’ zitten middelen, die een daadwerkelijke integratie ook effectief mogelijk moeten maken. De keuzevrijheid van de ouders is niet absoluut: de aard van de handicap kan hierop grote invloed hebben, of de vrijheid zelfs inperken. Momenteel bezoeken iets meer dan 3000 leerlingen met een handicap een school voor Voortgezet Onderwijs. Als gevolg van de Wet kan dit aantal iets toenemen. De minister verwacht, dat het aantal leerlingen met een handicap op alle scholen voor Basisonderwijs en Voortgezet Onderwijs samen zal toenemen met zo’n 1500. Voor de scholen voor Voortgezet Onderwijs is er sprake van een wezenlijke verandering. Men moet nu expliciet beleid gaan formuleren met betrekking tot de toelating en opvang van leerlingen met een handicap. Dit betekent tevens, dat scholen in voorkomende gevallen uit moeten kunnen leggen waarom zij een leerling wel of niet toelaten en hoe het onderwijs voor de betreffende leerling wordt geregeld. De Wet verplicht besturen van scholen om beleid te formuleren met betrekking tot de opvang van leerlingen met een ‘rugzak’. Dit beleid moet, volgens artikel 24a van de WVO, worden opgenomen in het Schoolplan en worden vermeld in de Schoolgids.
-
Hoofdlijnen van de regeling Leerlinggebonden Financiering. Op 26 november 2002 is aanpassing van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (Staatsblad 2002, nr. 631) in de Eerste Kamer aanvaard. Hierdoor is het mogelijk geworden dat er middelen de gehandicapte leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs volgen. Ook is geregeld welke leerlingen toelaatbaar zijn tot het speciaal (voortgezet) onderwijs. De beslissing over de toelaatbaarheid van een gehandicapte leerling in het speciaal onderwijs is aan grenzen gebonden, te weten: - De leerling moet een handicap of stoornis hebben die voldoet aan de criteria zoals omschreven in het Gele katern 2003 nr. 1. De regeling “Indicatiestelling Leerlinggebonden Financiering” geeft hier een opsomming van. - Daarnaast moet er een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie geconstateerd zijn. Ook deze beperkingen zijn in de criteria omschreven. - Tenslotte moet blijken dat de hulp vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs ontoereikend is. In Nederland kenden we tot nu toe een grote verscheidenheid aan scholen voor Speciaal Onderwijs. In samenhang met de Wet op de Leerlinggebonden Financiering is besloten om de scholen voor Speciaal Onderwijs, die aan elkaar verwant zijn, te laten samengaan in een Regionaal Expertise Centrum (REC). In zo’n REC werken de scholen voor (Voortgezet) Speciaal Onderwijs, geordend naar “soorten” handicap, nauw samen. Aan elk REC is een Commissie voor Indicatiestelling verbonden. Deze Commissie werkt aan de hand van een landelijk geldende procedure en beoordeelt of een leerling een indicatie krijgt voor het betreffende REC. De taakstelling is: a. de ouders van een leerling, die woonachtig is in het REC-gebied, adviseren bij het invullen van het aanmelBurgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
113
Zorgplan 2011-2012 dingsprotocol en ondersteunen bij het samenstellen van het dossier b. zonodig onderzoek laten verrichten c. aan de hand van landelijk vastgestelde criteria een beslissing nemen over de toelaatbaarheid van een leerling tot een bepaalde schoolsoort/cluster. Bij een positief besluit kunnen de ouders rekenen op een ‘rugzak’, indien zij plaatsing op een reguliere school wensen. Het positieve besluit heeft voor de REC-scholen de status van een toelaatbaarheidsverklaring. Overigens moet in de meeste gevallen na twee jaar herindicatie plaats vinden. Een REC kan behoren tot een van de volgende 4 clusters: Cluster 1:
Visueel gehandicapt: - blinde kinderen - slechtziende kinderen - meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap Nb. Dit cluster neemt in de eerste fase een aparte positie in ( doet vooreerst niet mee m.b.t. de LGF), aangezien er sprake was van een eigen wettelijke regeling, die op dit moment opnieuw wordt bekeken. Cluster 2:
Auditief en communicatief gehandicapt: - dove kinderen - slechthorende kinderen - kinderen met ernstige spraak-taalmoeilijkheden - meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap
Cluster 3:
Lichamelijk en verstandelijk gehandicapt: - langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap - lichamelijk gehandicapte kinderen - zeer moeilijk lerende kinderen - meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps
Cluster 4:
Gedragsmoeilijkheden en psychiatrische problemen: - langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap - zeer moeilijk opvoedbare kinderen - kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten - kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek
Het REC is in elk geval verantwoordelijk voor de volgende taken: - de instandhouding van een Commissie voor Indicatiestelling - de coördinatie van de ambulante begeleiding - het ondersteunen van de ouders bij: a. het compleet maken van het dossier t.b.v. de indicatiestelling b. de keuze voor regulier of speciaal onderwijs c. het vinden van een school Voor het regulier onderwijs betekent dit, dat een door de CvI positief geïndiceerde leerling kan worden toegelaten, waarvoor vervolgens een extra budget beschikbaar komt. Het budget wordt beschikbaar gesteld aan de school. De school is vervolgens verplicht een deel van het budget te besteden bij het REC ten behoeve van ambulante begeleiding. Het beschikbare bedrag wordt toegevoegd aan de lumpsum financiering. De school moet de inschrijving van de leerling schriftelijk melden bij het CFI door middel van een standaard formulier. De registratie van deze geïndiceerde leerlingen is gebonden aan een procedure. Op basis van deze procedure is de ingangsdatum van de bekostiging Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
114
Zorgplan 2011-2012 bepaald door de datum van de melding, d.w.z. de datum waarop het CFI de melding ontvangen heeft. De bekostiging gaat dan in op de eerste van de daarop volgende maand en wordt uitbetaald op basis van t-1. Op basis van de melding wordt een terugmeldformulier (TMF) door CFI gestuurd. Dit formulier moet in het dossier van de leerling worden opgenomen en heeft een belangrijke functie bij in- en uitschrijving van de leerling. De Burgemeester Walda School zal dus de begeleiding voor moeten financieren. In de begeleidingsvorm zal per leerling moeten worden bepaald hoe deze begeleiding optimaal uitgevoerd kan worden. Het belang van de leerling zal bij de totstandkoming van een keuze het zwaarste moeten wegen. De school bepaalt in overleg met ouders en ambulante begeleider hoe de rugzak zal worden ingezet. Met de begeleider(s) van de LGF-leerling zal worden overlegd op welke wijze deze inzet zal worden verrekend. De bedragen per leerling zijn afhankelijk van de soort handicap. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de vastgestelde bedragen. In de regeling is de rol van de ouders erg belangrijk. De ouders doen de aanvraag bij de CvI en de ouders hebben de keus, speciaal onderwijs of regulier onderwijs. Daarnaast dienen de ouders betrokken te worden in de opstelling van het handelingsplan. Zij dienen er formeel mee in te stemmen. De ouders kunnen daarbij ondersteund worden door: a. de orthopedagoog van onze school, b. het REC voor de dossiervorming en het zoeken van een geschikte school, c. de ouder- en gehandicapten organisaties. Gezien de leeftijd van de leerlingen waarmee wij in het voortgezet onderwijs werken zal ook de mening van de leerling in het proces moeten worden betrokken. -
Visie De missie van de Burgemeester Walda School stelt dat de school wil zorgen voor kwalitatief goed onderwijs voor alle leerlingen, met extra ondersteuning voor leerlingen die dat in het bijzonder nodig hebben. Dit betekent niet dat we alle leerlingen kunnen toelaten, er zal steeds moeten worden bepaald op de individuele hulpvraag van de leerling of we de benodigde zorg kunnen leveren op het vereiste niveau. Het is duidelijk, dat de integratie van deze leerlingen grenzen heeft. Deze worden met name bepaald door de mogelijkheden van het docententeam, de mogelijkheden van de onderwijskundige opbouw van de school, de mogelijkheden van het gebouw, de mogelijkheden van de leerling en de begeleiding van thuis en vanuit het REC.
-
Toelating. In Nederland kennen we al vele jaren een gunstbeleid. Dit heeft ertoe bijgedragen, dat in de afgelopen 10 jaar het aantal gehandicapte leerlingen in het VO is gestegen tot ca. 3000. In het kader van het LGF-beleid is het zaak het toelatingsbeleid van de school eens goed tegen het licht te houden en uitgangspunten te formuleren. Aangezien er geen sprake is van plaatsingsplicht zal iedere school voor elk verzoek opnieuw een afweging moeten maken. Kern van deze afweging is de vraag of de combinatie van handicap en de extra onderwijsondersteuning die noodzakelijk is spoort met de mogelijkheden van de school. Hierbij dient nog opgemerkt te worden, dat wet- en regelgeving het fenomeen ‘tijdelijke plaatsing’ niet kennen, met andere woorden: het is toelaten of weigeren.
Uitgangspunten m.b.t. de toelating van een leerling met een handicap: - de school is bereid om leerlingen met een handicap toe te laten - bij de toelating van een leerling met een handicap zal steeds een individuele afweging gemaakt worden, d.w.z. dat de school zich in dezen niet uitlaat in termen met een meer algemene toepasbaarheid Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
115
Zorgplan 2011-2012 -
centraal in de afweging zal steeds de vraag staan of de school, naar verwachting, in staat zal kunnen zijn om de voorwaarden te kunnen scheppen om de leerling op een verantwoorde wijze op te kunnen vangen en de gewenste zorg te bieden
De school heeft, per cluster, indicatoren en contra-indicatoren geformuleerd met behulp waarvan genoemde individuele afweging gemaakt kan worden. a. indicatoren / contra-indicatoren van leerlingen uit cluster 2: Indicaties voor toelating: functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen functioneert binnen groepsverband is voldoende weerbaar is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk er is ambulante begeleiding beschikbaar Contra – indicaties m.b.t. toelating: er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt er is een voortdurende aandachtsbehoefte naar de docent toe de leerachterstanden zijn dermate dat plaatsing in het VMBO niet aan de orde is, terwijl het PrO ook niet aansluit op de mogelijkheden van de leerling het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties b. indicatoren / contra-indicatoren van leerlingen uit cluster 3: Indicaties voor toelating: functioneert voldoende passend, met of zonder hulpmiddelen functioneert binnen groepsverband is voldoende weerbaar is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk. (zie ook RVC criteria) er is ambulante begeleiding beschikbaar Contra – indicaties m.b.t. toelating: er is sprake van een mate van kwetsbaarheid die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt er is een voortdurende aandachtsbehoefte naar de docent toe de leerachterstanden zijn dermate dat plaatsing in het VMBO niet aan de orde is. het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch er is sprake van combinatie met een andere lichamelijke handicap dan wel met een psychiatrische handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties het voorzieningenniveau van de betreffende locatie is ontoereikend in relatie tot de bij de leerling aanwezige problematiek
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
116
Zorgplan 2011-2012 c. indicatoren / contra-indicatoren van leerlingen uit cluster 4: Indicaties voor toelating: functioneert voldoende passend functioneert voldoende binnen groepsverband is in voldoende mate toegankelijk voor gedragsbeïnvloeding is voldoende weerbaar is voldoende leerbaar, d.w.z. het niveau van capaciteiten en leervorderingen maakt plaatsing binnen het gewenste niveau mogelijk. (zie toelatingscriteria RVC) kan voldoende functioneren binnen de praktische vakken, dusdanig dat de veiligheid van de leerling zelf noch van zijn omgeving hierbij in het geding is de leerling is in staat om op een passende wijze om te gaan met het personeel van de school de aanwezige diagnostiek wordt aan de school ter beschikking gesteld de ouders/verzorgers zijn voldoende coöperatief er is ambulante begeleiding beschikbaar Contra – indicaties m.b.t. toelating: er is sprake van een mate van internaliserende(*) of externaliserende(**) problematiek, die het functioneren in groepsverband eigenlijk niet mogelijk maakt er is sprake van een dermate ernstige vorm van concentratieproblematiek, dat de omgeving van de leerling daar te zeer onder lijdt er is een voortdurende aandachtsbehoefte naar de docent toe de leerachterstanden zijn dermate groot, dat plaatsing in het VMBO niet aan de orde is. het omgaan met wisseling van docent, vak en ruimte is problematisch er is sprake van combinatie met een lichamelijke handicap, waardoor strijdigheid ontstaat met de hierboven genoemde indicaties er is sprake van de combinatie ADHD en oppositioneel opstandige gedragsstoornis er is sprake van een antisociale gedragsstoornis (*) = meer naar binnen gekeerde problematiek, bv. afsluiten, isoleren, totaal geen emoties uiten (**)= meer naar buiten gekeerde problematiek, bv. verbale agressie, fysieke agressie, ernstige motorische onrust, ernstige impulsiviteit
Ten aanzien van de toelating van een leerling met een handicap wordt het protocol “Toelating van een leerling met een handicap” doorlopen. 1. een oriënterend gesprek met de ouders - de ouders melden de leerling aan - de school licht de visie op onderwijs en leerlingenzorg toe - de school informeert de ouders over de te doorlopen procedure - de ouders geven schriftelijk toestemming voor het opvragen van relevante informatie bij derden, waaronder ook de vorige school gerekend wordt. 2. het verzamelen en bestuderen van de verkregen informatie -
de orthopedagoog en een lid van het coördinatieteam van de betreffende onderwijseenheid verzamelen en bestuderen de aangeleverde gegevens, vatten deze samen en formuleren eventueel een voorstel
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
117
Zorgplan 2011-2012 Inventarisatie Van het kind wordt het volgende in kaart gebracht: Aandachtspunten, m.a.w.: “wat vraagt het kind”:
Mogelijkheden van de school:
Onmogelijkhe-den Wat kan extern van de school: worden gehaald. Mogelijke oplossingen:
Pedagogisch:
Didactisch:
Kennis en vaardigheden van leerkracht:
Organisatie: School en klas:
Gebouwelijk/ Materieel:
Medeleerlingen:
Ouders:
3. bespreking van het dossier in de PCL - De mogelijkheid om de PCL van het samenwerkingsverband te consulteren behoort hierbij ook tot de mogelijkheden. Via de afgesproken procedure wordt de hulpvraag van de leerling besproken. - De PCL brengt een schriftelijk advies uit aan de indienende school. 4. besluitvorming in de toelatingscommissie - het advies van de PCL weegt zwaar in de afweging die de toelatingscommissie van van de school maakt t.a.v. toelating van de betreffende leerling. - de toelatingscommissie formuleert, op basis van het voorstel en het advies van de PCL, een positief dan wel negatief besluit t.a.v. toelating. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat een negatief besluit altijd vergezeld gaat van een deugdelijke argumentatie. - de betreffende onderwijseenheid is vertegenwoordigd in de toelatingscommissie en conformeert zich derhalve aan het in gezamenlijkheid genomen besluit. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
118
Zorgplan 2011-2012 5. informeren van betrokkenen - in geval van een besluit worden de ouders schriftelijk geïnformeerd - in geval van een negatief besluit kunnen de ouders, nadat, als de ouders daar behoefte aan hebben, het besluit in een gesprek is toegelicht, bezwaar aantekenen bij het bevoegd gezag -
Schoolplan en Schoolgids. In het Schoolplan wordt het beleid van de school m.b.t. de toelating van leerlingen met een handicap, zoals verwoord in dit stuk, opgenomen. In de Schoolgids is de volgende tekst opgenomen: Beleid t.a.v. leerlingen waarvoor de wet LGF van toepassing is Op 1 augustus 2003 is de "regeling leerling gebonden financiering" (LGF) in werking getreden. Deze regeling biedt ouders van gehandicapte leerlingen demogelijkheid te kiezen voor (regulier of speciaal) voortgezet onderwijs of speciaal onderwijs. Vanaf bovengenoemde datum kunnen leerlingen met een handicap op scholen voor voortgezet onderwijs worden ingeschreven. Onder leerlingen met een handicap worden kinderen verstaan die: slechthorend of doof zijn een spraak of taalprobleem hebben zeer moeilijk lerend zijn, of gehandicapt zeer moeilijk opvoedbaar zijn. Deze leerlingen hebben - nadat de handicap is vastgesteld door een onafhankelijke commissie een "indicatie" en een "rugzak" met financiële middelen. Het wettelijk recht op keuzevrijheid betekent niet dat kinderen automatisch toegang krijgen tot iedere school. De school voor voortgezet onderwijs mag kinderen weigeren als daar goede redenen voor zijn aan te geven. De aanmelding op de BWS verloopt via de toelatingscommissie. De BWS heeft het volgende beleid ontwikkeld t.a.v. leerlingen die aanspraak kunnen maken op de regeling Leerlinggebonden Financiering. Wanneer een leerling met een positieve beschikking van de Commissie voor Indicatiestelling of een leerling met een positieve beschikking van de Permanente Commissie Leerlingenzorg of een leerling, die afkomstig is van een speciale school wordt aangemeld, worden de onderwijskundige vragen van het kind aan de hand van de onderwerpen die hierna genoemd worden, doorgenomen: Welke hulpvraag stelt het kind en wat betekent dit voor: het pedagogische klimaat, het didactische, de leerlingenzorg, de professionalisering, de ondersteuning, de contacten met ouders en de materiële omstandigheden? Centraal in de beantwoording van de hulpvraag die de leerling stelt, staat het belang van de leerling en de mogelijkheden van de school om het ontwikkelingsproces van het kind te ondersteunen. De school laat zich bij de beantwoording van de hulpvraag ondersteunen door adviezen vanuit het Regionaal Expertisecentrum en/of van de expertise vanuit het samenwerkingsverband.
De school heeft een aantal richtinggevende uitgangspunten geformuleerd t.a.v. het toelaten van een leerling met een LGF: Het onderwijskundige rapport van de leerling zal mogelijkheden voor ontwikkeling/verbetering t.o.v. de huidige situatie moeten laten zien. De betrokken leerkrachten zijn deskundig genoeg om de leerling te begeleiden. De school is in staat leerlingen met een handicap op te nemen maar wil extra zorg en aandacht voor deze leerBurgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
119
Zorgplan 2011-2012 lingen kunnen blijven garanderen. De leerling zal worden aangenomen als uit gesprekken en dossier blijkt dat hij genoeg vaardig is op sociaal en didactisch gebied om zich te handhaven in een school als de onze. De school kan, gezien de extra zorg en aandacht die besteed zal moeten worden aan de leerling met een LGF, een beperkt aantal leerlingen opnemen. In principe streeft de school ernaar haar best te doen leerlingen met een LGF te plaatsen maar de school behoudt zich het recht voor een leerling te weigeren als: a. de rust en de veiligheid binnen de school verstoord dreigt te raken; b. de behandeling en de verzorging van de leerling zoveel tijd kost dat het onderwijsproces geschaad wordt; c. het leerproces van andere leerlingen verstoord zou worden door de aanwezigheid van de leerling; d. het voor de leerling niet mogelijk zal zijn een VMBO- diploma te behalen; e. het IQ van de leerling buiten het gebied van het VMBO valt (onder de 75). Onze school is bereid om kinderen met een handicap toe te laten, maar centraal staat steeds de vraag of wij voorwaarden kunnen scheppen om het kind op een verantwoorde wijze op te vangen en om de gewenste zorg te bieden. Hiervoor heeft de BWS een procedure vastgesteld die bestaat uit: bespreken van de toelating aan de toelatingscommissie van de school; een oriënterend gesprek met de ouders; het met toestemming opvragen van relevante informatie; een gesprek met vertegenwoordigers van de school van herkomst; het horen van het docententeam van de BWS; het inwinnen van advies van de PCL van ons Samenwerkingsverband Noord Oost Friesland; het formuleren van een voorstel; het nemen van een besluit door directie en bestuur; het formeel schriftelijk melden van het besluit aan de ouders. Uiteraard kunnen de ouders - nadat een besluit in een gesprek is toegelicht bezwaar aantekenen bij het bestuur.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
120
Zorgplan 2011-2012
24. Dyslexieprotocol
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
121
Zorgplan 2011-2012 Inhoudsopgave
Inleiding 1.
Wat is dyslexie?
2.
Kenmerken van dyslexie
3.
Waar zijn dyslectische leerlingen aan te herkennen?
4.
Signalering en onderzoek op de Burgemeester Walda School
4.1.
Signalering
4.2.
Onderzoek
5.
De dyslexieverklaring en dyslexiekaart
6.
Regelingen vrijstellingsmogelijkheden en examen
6.1.
Vrijstelling tijdens de schoolloopbaan
6.1.1.
Inleiding
6.1.2.
Onderbouw
6.1.3.
Tweede Fase
6.2.
Voorzieningen bij het centraal examen
6.2.1.
Artikel 55 Eindexamenbesluit
6.2.2.
Hulpmiddelen: artikel 39 Eindexamenbesluit
7.
Dyslexie en visie
Bijlage 1
Vragenlijst voor de ouders
Bijlage 2
Checklist i.v.m. vervolgonderzoek dyslexie
Bijlage 3
Signaleringslijst Dyslexie Voortgezet Onderwijs
Bijlage 4
Overzicht mogelijke dyslexiefaciliteiten en handelingsafspraken voor in de klas
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
122
Zorgplan 2011-2012 Inleiding Op de Burgemeester Walda School worden we steeds vaker geconfronteerd met leerlingen die dyslectisch zijn of die kenmerken van dyslexie vertonen. Soms komt een leerling al met een dyslexieverklaring vanuit het primair naar het voortgezet onderwijs, in andere situaties is er nog geen sprake van een officiële vaststelling. Om aan iedereen, binnen en buiten de school, duidelijk te maken op welke manier wordt aangekeken en omgegaan met dyslexie, is dit protocol tot stand gekomen. Hierbij wordt het landelijk dyslexieprotocol voor het Voortgezet Onderwijs, dat sinds eind 2004 is verschenen, als uitgangspunt genomen. Aangezien er een sterke behoefte bestaat aan duidelijkheid rond dit thema bij ouders, leerlingen en docenten is besloten, mede op initiatief van het Samenwerkingsverband VO/SVO Noordoost Friesland, waarbinnen de scholen in deze regio participeren, met het opstellen van een protocol. Voor dyslectische leerlingen en hun ouders is het erg belangrijk, dat ze de voorwaarden voor een adequate begeleiding op school niet hoeven te ‘bevechten’. Het moet voor alle betrokkenen, in en buiten de school, volstrekt helder zijn op welke manier de school met dyslexie wil en kan omgaan. Bij het omgaan met dyslexie spelen de docenten een kardinale rol. Zij werken dagelijks met de dyslectische leerling. Het is duidelijk, dat de implicaties van deze handicap zich bij het ene vakgebied veel meer laten gelden dan bij het andere. Echter, alle docenten zullen rekening moeten houden met de specifieke hulpvraag van dyslectische leerlingen. En hierbij gaat het nadrukkelijk niet om het verlenen van een gunst, maar om het tegemoet komen aan een recht. In dit protocol wordt ingegaan op de vraag wat er onder dyslexie moet worden verstaan, op welke wijze er tot signalering en onderkenning wordt gekomen en vervolgens hoe binnen de Burgemeester Walda School er wordt omgegaan met deze problematiek.
Januari 2006, Carla Duineveld Pyt Nauta Suzanne Rozema
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
123
Zorgplan 2011-2012 1. Wat is dyslexie? Een centrale vraag bij onderzoek en begeleiding van leerlingen met een lees- en/of spellingachterstand is wanneer er gesproken kan en mag worden van dyslexie. Zowel de ernst van de problemen als de intensiteit en duur van de begeleiding, die geboden zal moeten worden, zijn hierbij aan de orde. Tot dusverre baseerde men zich hierbij op de criteria van Dumont, waarbij de volgende drie kernvragen tot diagnosestelling konden leiden: 1. Zijn de problemen bij het leren lezen en spellen ernstig? 2. Zijn de problemen specifiek, d.w.z. beperkt tot de lees-taalontwikkeling? 3. Doen de problemen zich voor tegen de verwachting in zonder aanwijsbare verklaringsgronden, als: - begaafdheidsbeperkingen - zintuiglijke, neurologische en emotionele handicaps - gebrekkig, onvolledig onderwijs Inmiddels heeft de commissie van de Gezondheidsraad dyslexie opnieuw gedefinieerd en afgebakend, waarbij er wel overlap is, maar ook andere accenten worden gelegd. De vragen 2 en 3 krijgen beduidend minder gewicht en worden met nieuwe kernpunten aangevuld. De basis van dyslexie is problematiek rondom de fonologische verwerking. Het gaat hierbij om problemen rondom het verwerken van klanken en tekens van de taal. Bij elke dyslecticus komen altijd de volgende drie fonologische verwerkingsproblemen in combinatie voor: analyse en synthese van spreektaal, omzetten van tekens in klanken en vasthouden van klanken in het geheugen (Rapport van de Gezondheidsraad, 1995). De definitie van dyslexie: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. We spreken van dyslexie bij een ernstige achterstand op het gebied van technisch lezen en/of spellen en een onvolledige en/of moeizame automatisering van het lees/spellingproces ondanks intensieve training (Rapport van de Gezondheidsraad, 1995). Aanvullende opmerkingen: a. De definitie staat in het teken van classificatie, ofwel onderkenning van de stoornis. Daarmee wordt nog niets gezegd over mogelijke oorzaken. b. De definitie heeft uitsluitend betrekking op de stoornis zoals die zich manifesteert op vaardigheids- en procesniveau. Objectief waarneembaar gedrag in lezen en spelling staat centraal. c. Voor een stoornis in overwegend de spelling wordt geen aparte term gebruikt. d. De definitie beperkt zich expliciet tot het technisch lezen en spellen op woordniveau. Er wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen technisch en begrijpend lezen. Problemen met het begrijpen van (schriftelijke) taal kunnen zich onafhankelijk van dyslexie voordoen. Problemen op beide fronten kunnen elkaar wel versterken. e. De nadruk wordt gelegd op de automatisering van de woordidentificatie en schriftbeeldvorming. Het hier bedoelde automatisch proces kenmerkt zich door een grote snelheid en nauwkeurigheid, onbewuste uitvoering, minimale beslaglegging op de aandacht, moeilijk beïnvloedbaar zijn (bv. door spanning). Dit centraal stellen van het automatiseringsproces in de definitie impliceert, dat er geen sprake kan zijn van een specifiek foutenprofiel. f. Zoals voor alle cognitieve vaardigheden, dient ook voor de ontwikkeling van de leesvaardigheid aan een aantal voorwaarden te worden voldaan: - voldoende biologische rijping, mentale ontwikkeling en zintuiglijke mogelijkheden - voldoende aanbod en instructie op het gebied van gesproken en geschreven taal Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
124
Zorgplan 2011-2012 g. De definitie richt zich op het problematisch verlopende automatiseringsproces. Is er uiteindelijk een redelijk niveau van lees- en spellingvaardigheid bereikt, dan is de moeizame ontwikkeling vaak nog herkenbaar bij taken, die nieuwe en complexe eisen stellen, zoals het lezen van nonsense-woorden. De lees/spellingvaardigheid is geautomatiseerd wanneer de uitvoering ervan: - (nagenoeg) zonder bewuste controle verloopt - slechts weinig verwerkingscapaciteit (aandacht) vraagt - niet significant beïnvloed wordt door bemoeilijking van de taak (interferentie) - kan steunen op kennis in het lange termijn geheugen, die snel en foutloos kan worden opgeroepen. Mensen met dyslexie bereiken het stadium van automatisatie niet. De uitvoering verloopt bij hen moeizaam en traag. Wanneer de taak moeilijker wordt, bijv. door tijdsdruk of toename van de complexiteit, leidt dit tot problemen. In plaats van de directe beschikking over kennis uit het lange termijn geheugen, is een omzetting nodig, die tijd kost en fouten uitlokt.
2. Kenmerken van dyslexie De volgende kernmerken zijn uit de definitie af te leiden: a. ernstige lees- en spellingachterstand: de prestatie ligt ruim onder de norm, zowel in de klassensituatie als bij geobjectiveerd lees- en spellingonderzoek.
b. hardnekkigheid of didactische resistentie: de in het onderwijs gebruikelijke didactische maatregelen en remediëringsinspanningen hebben zeer gering resultaat. c. zeer trage en/of onnauwkeurige en snel verstoorde woordidentificatie: bij geobjectiveerd diagnostisch onderzoek op het gebied van de ontwikkeling van de automatisering van woordherkenning en schriftbeeldvorming ligt de score ver onder de norm. Bij het vaststellen van dyslexie dienen deze drie kenmerken aanwezig te zijn. Het moge duidelijk zijn, dat de mate van dyslexie erg verschillend kan zijn. De grens tussen taalzwakte en dyslexie is nog niet zo gemakkelijk te trekken. Een nauwkeurige diagnosestelling is dan ook beslist noodzakelijk! Als officiële diagnosestelling formuleert een psycholoog of ortho-pedagoog, met een bevoegdheid voor het uitvoeren van psycho-diagnostisch onderzoek, een rapport, waaruit de aard en de omvang van de dyslexie blijkt.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
125
Zorgplan 2011-2012
3. Waar zijn dyslectische leerlingen aan te herkennen? Taalontwikkelingsproblemen: laat met praten begonnen, moeite met de uitspraak, problemen met het ontwikkelen van de woordenschat, begrippen als links/rechts verwarren, problemen met het leren van liedjes en het onthouden van namen, moeite met het benoemen van de kleuren, moeite met rijmen, vaker last van woordvindingsproblemen. Problemen met leren lezen: langzaam/spellend lezen en/of andere woorden lezen dan er staan (radend lezen), moeite met het onthouden van de klank van de letters, letters omdraaien (b/d - ei/ie), vaak kleine 'makkelijke' woorden en de woordjes 'de/het/een' fout lezen en/of overslaan, bij lange woorden haperend en/of herhalend in stukjes lezen, een bepaald woord op een bladzijde willekeurig goed en fout lezen. Problemen met de spelling: soms een slecht handschrift (zwakke fijne motoriek), moeite met overschrijven, veel verbeteringen aanbrengen, veel spellingfouten als letters/lettercombinaties omdraaien/vergeten en toevoegen, willekeurig gebruik van ei/ij ('mein') of f/v ('flek'), vaak woorden schrijven zoals je ze zegt ('wirberigt' i.p.v. 'weerbericht'), bij toetsen meestal betere resultaten dan bij het dagelijks schoolwerk, zelf weinig fouten zien. Problemen met rekenen: vooral moeite met het automatiseren van de tafels (met name het snel achter elkaar beantwoorden van verschillende keersommen), soms getallen omdraaien, rekenfouten in verhaalsommen, moeite met klokkijken en soms een slecht ontwikkeld tijdsbegrip. Problemen voortgezet onderwijs: vooral veel problemen met de spelling van de vreemde talen, nog steeds moeite met het schrijven van werkwoordsvormen, inprentwoorden en goed lopende zinnen. Problemen met het stilleestempo (te laag, waardoor het te veel tijd kost om de stof/ het proefwerk te lezen en te begrijpen) problemen met woordjes leren in de MVT Mogelijke gevolgen van dyslexie: faalangst, concentratieproblemen, negatief zelfbeeld, stress bij leesbeurten en dictees, soms gedragsproblemen, motivatieproblemen, onderpresteren en afstromen.
4. Signalering en onderzoek op de Burgemeester Walda School 4.1. Signalering Voor een goede begeleiding van dyslectische leerlingen is het van belang dat dyslexie in een zo vroeg mogelijk stadium dient te worden gesignaleerd. Fase 1: a) De zorgcoördinator/dyslexiecoach inventariseert bij de intake en bij het bestuderen van de leerlingdossiers van de eerste klassen bij welke leerlingen er sprake zou kunnen zijn van dyslexie en van welke leerlingen dit al is vastgesteld. b) In de eerste weken van het schooljaar maken alle leerlingen van de eerste klassen een screeningsonderzoek waarin lees- en spellingvaardigheden zijn opgenomen. De uitkomsten worden in een overzicht verwerkt. Ook de leerlingen die vanuit de basisschool al een dyslexieverklaring hebben, zullen deelnemen aan de screening, zodat recente toetsgegevens aanwezig zijn t.b.v. de begeleiding. Met de leerlingen die al een dyslexieverklaring hebben, wordt de begeleiding/RT z.s.m. opgestart.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
126
Zorgplan 2011-2012 Fase 2: De leerlingen die nog geen dyslexieverklaring hebben en bij de screening uitvallen, krijgen eerst een “opfriscursus” spelling aangeboden (instap- en een evaluatietoets zijn hetzelfde zinnendictee). Hiervoor wordt het digitale programma “Remedioom” gebruikt. Leerlingen maken bij aanvang van het programma een instaptoets, waarna er a.d.h.v. een foutenanalyse een individueel programma wordt aangeboden. Daarnaast zullen leerlingen die (ook) zwak op de technische leesvaardigheid scoren hun vaardigheid trainen d.m.v. ‘tutorlezen’. Beide interventies worden ingezet om te kijken of het gaat om tijdelijke problemen of dat er meer aan de hand is en een vervolgonderzoek gewenst is. In deze periode worden de ouders van de leerlingen die een “opfriscursus” spelling krijgen en nog geen dyslexieverklaring hebben, gevraagd een vragenlijst over de leergeschiedenis van hun kind in het basisonderwijs in te vullen (Bijlage 1). Fase 3: Wanneer leerlingen ook op de evaluatietoets na de “opfriscursus” weer uitvallen, komen zij in aanmerking voor een dyslexieonderzoek uitgevoerd door de bevoegd orthopedagoog, die werkzaam is voor het hele samenwerkingsverband. De verantwoordelijkheid voor fase 1 en fase 2 alsmede voor de procedure als geheel tot en met fase 3 ligt bij de zorgcoördinator in samenwerking met de zorgondersteuner(s)/IB’ers. Samengevat de procedure van onderzoek en tijdspad: 1. screening bij alle eerstejaars (augustus) 2. geselecteerde groep verdelen: a) leerling die al een dyslexieverklaring hebben: - krijgen een dyslexiekaart (faciliteiten en begeleiding in de klas staan hierop beschreven) - starten met RT/begeleiding a.d.h.v. een groepsplan (oktober t/m december) b) leerling zonder dyslexieverklaring: uitvallers krijgen opfriscursus spelling en/of gaan ‘tutorlezen’en ouders vullen vragenlijst in (oktober t/m december) 3. evaluatieve toets “Het wonderlijke weer” na 10 weken opfriscursus, nieuwe afname van Brus en Klepel (andere versie) en vragenlijst van ouders retour (januari) 4. selectie leerlingen voor vervolgonderzoek door orthopedagoog in samenwerking met de zorgcoördinator. Om tot een selectie te komen worden de volgende gegevens geanalyseerd (Bijlage 2): Aanmeldingsformulier Burgemeester Walda School, inclusief eventuele handelingsplannen en onderzoeksverslagen vanuit de basisschoolperiode Gegevens zinnendictee en stilleestoets uit het Protocol Dle-score op Begrijpend Lezen uit de schoolscreening Dle-scores op Brus en Klepel Evaluatieve zinnendictee “Het wonderlijke weer” Kopieën van de 2 zinnendictees Handelingsplannen Vragenlijst ouders Cijferlijsten Opmerkingen docenten, met name van de Moderne Vreemde Talen De zorgcoördinator verzamelt deze gegevens en maakt een voorselectie voor het overleg met de orthopedagoog. Samen wordt gekomen tot een definitieve selectie leerlingen die in aanmerking komt voor vervolgonderzoek o.l.v. de orthopedagoog om te bepalen of het bij betreffende leerlingen gaat om dyslexie.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
127
Zorgplan 2011-2012 In schema: Fase: 1. Afname screening 2. Selectie leerlingen opfriscursus of RT 3. Opfriscursus 4. Selectie leerlingen vervolgonderzoek 5. Afname vervolgonderzoek dyslexie 6. Analyse toetsgegevens 7. Uitschrijven dyslexieverklaring en -kaart
Tijdstip in het schooljaar: augustus oktober oktober - december januari februari februari-maart februari-maart
Om docenten te ondersteunen bij het kunnen signaleren van dyslexie bij ouderejaars leerlingen is een signaleringslijst voor het VO opgenomen (Bijlage3).
4.2. Onderzoek Het proces van onderzoek kan worden verdeeld in drie fasen, waarin drie vormen van diagnose aan de orde komen: a. de onderkennende diagnose Hierbij gaat het om het toewijzen van het individu aan de categorie “dyslexie” (classificatie) op basis van objectief waarneembare kenmerken van het probleem. Er moet voldaan zijn aan vijf criteria: 1.Significante achterstand t.o.v. relevante vergelijkingsgroep. 2.Gebrek aan snelheid en/of accuratesse. 3.Voldoende gelegenheid tot leren: het verschijnsel treedt op ondanks voldoende, normaal gesproken tot beheersing leidende, instructie en oefening. 4.Hardnekkigheid: het verschijnsel treedt op ondanks extra instructie en oefening. 5.Tekort in automatisering. b. de handelingsgerichte diagnose Deze heeft tot doel om aangrijpingspunten vast te stellen voor een behandeling of interventie die leidt tot een oplossing of vermindering van de onderwijsbelemmering. Hierbij kan gedacht worden aan keuzes met betrekking tot remediëren, compenseren en dispenseren. c. de verklarende diagnose Deze heeft tot doel een samenhangend beeld van factoren te schetsen die de stoornis kunnen oproepen of ermee samenhangen (verklaring) en inzicht te geven in de hardnekkigheid van de stoornis. Cognitieve factoren die momenteel veelvuldig in verband worden gebracht met het ontstaan van dyslexie zijn: - tekorten in fonologische klankverwerking - tekorten in toegankelijkheid van taalkennis in het bijzonder en de kennis t.a.v. symbolen (bijv. natuur- en scheikunde). Aangegeven wordt, dat de stoornis niet het gevolg mag zijn van omgevingsfactoren, zoals een tekort aan onderwijs of van onderwijs op een te hoog niveau.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
128
Zorgplan 2011-2012 Een dyslexieverklaring mag alleen maar worden uitgeschreven door een hiervoor bevoegde functionaris (NIP- of GZ-geregistreerd diagnosticus). De orthopedagoog die werkzaam is voor het samenwerkingsverband waartoe de Burgemeester Walda School behoort, is een GZ-geregistreerd diagnosticus. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden vervolgens dyslexieverklaringen opgesteld, die vergezeld gaan van begeleidingsadviezen.
5. De dyslexieverklaring en dyslexiekaart Wanneer de indicatie “dyslexie” is afgegeven door de daartoe bevoegde orthopedagoog, wordt de opgestelde dyslexieverklaring opgenomen in het leerlingdossier. Deze verklaring is onbeperkt geldig en geeft de leerling recht op een aantal faciliteiten tijdens de schoolgang en het examen. Voor mogelijke faciliteiten en handelingsafspraken wordt verwezen naar bijlage 4.
Format Dyslexieverklaring Ondergetekende verklaart dat uit psychodiagnostisch-didactisch onderzoek is gebleken dat bij: naam: X geboren: datum wonende: plaats dyslexie is vastgesteld volgens de criteria voor onderkenning en verklaring van de Stichting Dyslexie Nederland* en dat er, als gevolg van de dyslexie, sprake is van ernstige belemmeringen in de onderwijs-maatschappelijke participatie op de volgende terreinen: • werktempo; • accuratesse van lees- en spellingvaardigheid; • leesbaarheid van geschreven werk. Op basis hiervan komt X in aanmerking voor de volgende compensaties en dispensaties in het onderwijs (inclusief materiële voorzieningen): • gebruik van Daisy-cd’s en tekst-naar-spraaksoftware voor studieboeken, proefwerken en schoolonderzoeken; • extra tijd bij overhoringen en repetities waarbij veel gelezen en geschreven moet worden; • gebruik van een tekstverwerker met spellingcorrectie; • extra tijd voor werkstukken; • opgaven voor overhoringen en repetities in duidelijke letter en grootte (13- of 14-punts); • waar mogelijk en gewenst naast schriftelijke overhoringen en proefwerken ook mondelinge; • bij beoordeling van werk spelling niet laten meewegen, maar indien nodig apart beoordelen; • gebruik van regelkaarten en spellinglijsten op alle momenten tijdens de studie; • verlenging van tijd bij eindexamen.
datum: drs. geregistreerd orthopedagoog (NVO)/GZ-psycholoog * Bij de classificatie van dyslexie is uitgegaan van de definitie, de kenmerken en mogelijke verklaringen zoals beschreven door de commissie van de Gezondheidsraad (1995) en de Stichting Dyslexie Nederland (2003).
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
129
Zorgplan 2011-2012
Voorbeeld Dyslexie-kaart
Dyslexiekaart Naam: niveau:
Voor de docent:
Voor de leerling: zorg voor een actieve leerhouding plan je werk zorgvuldig wees zorgvuldig met en in je spullen
20% extra toetstijd en/of minder opdrachten toetsen aanbieden in lettertype 12 of groter (Arial) kopieën van dictaten, oefeningen en bordschema’s waar nodig teksten of vragen mondeling aanbieden toetsen nooit dicteren, maar altijd ook schriftelijk aanbieden
maak bij schrijfopdrachten gebruik van de computer (spellingcontrole!) maak gebruik van WRTS.nl maak gebruik van de leeskaart
herhaalde fouten bij schriftelijk werk slechts één maal rekenen
pas het stappenplan lezen toe: mogelijk aangepaste beoordeling voor talen waar mogelijk gebruik van computer geen onvoorbereide voorleesbeurten
- lees de tekst door - markeer belangrijke informatie of schrijf het op - zoek moeilijke woorden op - lees de tekst nogmaals door
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
130
Zorgplan 2011-2012 6. Regelingen vrijstellingsmogelijkheden en examen Voor leerlingen met een beperking, zoals dyslexie en dyscalculie, bestaat in het voortgezet onderwijs een aantal mogelijkheden en voorschriften voor gebruik van hulpmiddelen en vrijstellingen. Om begripsverwarring tegen te gaan wordt hieronder apart ingegaan op de vrijstellingsmogelijkheden tijdens de schoolloopbaan en de hulpmiddelen en/of voorzieningen die ingezet mogen worden bij het centraal examen.
6.1.
Vrijstelling tijdens de schoolloopbaan
6.1.1. Inleiding De wet- en regelgeving van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) kent voorschriften voor álle schoolsoorten en daarenboven regelingen voor specifieke schoolsoorten. Voor die laatste zijn de cognitieve niveaus bij de onderscheiden schoolsoorten doorslaggevend. De regelingen voor vmbo, havo en vwo verschillen dus: voor de ‘hogere’ schoolsoorten zijn de eisen successievelijk zwaarder dan voor de ‘lagere’. Er is daarmee geen sprake van rechtsongelijkheid: schoolsoorten onderscheiden zich door de verschillende cognitieve eisen die worden gesteld. Er worden dus verschillende eisen gesteld aan leerlingen, gerelateerd aan de onderscheiden functies van de schoolsoorten. De functie van havo en vwo is de voorbereiding op hoger onderwijs. Dat aan leerlingen die zich voorbereiden op hoger onderwijs andere, ‘hogere’, cognitieve eisen worden gesteld dan aan andere leerlingen, is begrijpelijk. 6.1.2. Onderbouw Algemeen Met ingang van 1 augustus 2001 zijn de bepalingen voor de basisvorming veranderd (Wet van 4 juli 2001, Stb. 340). Scholen kunnen vanaf de genoemde datum een keuze maken uit de kerndoelen. Voor de meeste vreemde talen zou voor een dyslectische leerling bijvoorbeeld het onderdeel leesvaardigheid kunnen vervallen (nieuw artikel 11g, eerste lid). De vrijstelling op grond van artikel 11e, eerste lid, blijft gehandhaafd. Daarenboven is door het nieuwe artikel 11g, vierde lid, voor de leerlingen die naar verwachting de basisberoepsgerichte leerweg zullen volgen en voor leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs de vrijstellingsregeling in feite verruimd. De wijziging in de regelgeving zorgt ervoor dat scholen minder vaak een beroep hoeven doen op de vrijstellingsregeling. Voor de leerlingen in kwestie geldt namelijk geen minimale urenverplichting per vak. Daardoor kan een school zelf leerlingen vrijstellingen verlenen voor een of meer (delen van) vakken. De school bepaalt zelf volgens welke procedure dit gebeurt, maar blijft verplicht ook deze leerlingen over de eerste twee leerjaren ten minste 1920 lesuren basisvorming te bieden. Klas 1,2,3 havo/vwo Voor de onderbouw havo/vwo is een specifieke bepaling opgenomen in het Inrichtingsbesluit WVO (artikel 21). Hierin is bepaald dat in de eerste drie leerjaren van havo en vwo zowel Engels, Frans als Duits worden gevolgd. Die bepaling kent géén vrijstellingsmogelijkheid. De meer specifieke bepaling voor de onderbouw vwo/havo heeft, overeenkomstig een algemene regel bij wet- en regelgeving, voorrang boven de algemene bepaling voor de basisvorming. De inhoudelijke achtergrond hiervan is, dat de basisvormingsbepalingen gelden voor álle schoolsoorten. Zij geven het minimum aan dat álle leerlingen in principe moeten volgen. Is zelfs dat minimum niet haalbaar, dan is de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 11e, eerste lid, aan de orde. Maar leerlingen van vwo/havo moeten méér doen dan het minimum dat voor alle leerlingen geldt: laat staan dat zij van een deel van dat minimum zouden kunnen worden vrijgesteld.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
131
Zorgplan 2011-2012 Vmbo Voor de basisvorming in het vmbo is het wettelijk niet verplicht om naast Engels ook Frans én Duits te volgen. Veel scholen voor vmbo-tl bepalen wel zelf dat beide talen gevolgd worden. Ze kunnen dus ook zelf bepalen of van één van beide vrijstelling wordt gegeven, want wettelijk is het niet verplicht. Daarenboven is het ook mogelijk vrijstelling te verlenen van de wettelijk verplichte taal: Frans of Duits (artikel 11e WVO). 6.1.3. Tweede Fase Bovenbouw havo/vwo Sinds 1 augustus 2002 mogen scholen zelf beslissen welke taalvaardigheden in Frans1 en Duits1 aan de orde komen. In de bovenbouw havo dient een leerling naast Engels een tweede moderne vreemde taal te volgen en in het vwo ook een derde taal. Scholen zijn vrij om bij de verplichte deeltalen zelf te bepalen welke vaardigheden worden getoetst. Dit biedt in de praktijk voldoende ruimte voor dyslectische leerlingen. Op basis van het Inrichtingsbesluit artikel 26e, lid 5 en 6, kan de school in een bijzondere situatie een leerling vrijstelling geven voor Frans en/of Duits. De grond om dit toe te kennen is echter in de meeste gevallen vervallen door de ruimte in de deeltalen. Het is echter de verantwoordelijkheid van de school om dit per geval te bekijken. Daarbij is geen toestemming meer vooraf van de inspectie noodzakelijk, wel moet de school zich bij de inspectie kunnen verantwoorden. De leerling dient een vervangend onderwijsprogramma te volgen. De voorschriften voor de tweede fase havo/vwo maken een vrijstelling voor wiskunde niet mogelijk. Als een leerling doorstroomt naar de tweede fase van havo of vwo krijgt hij/zij te maken met vier profielen. Het vak wiskunde is in elk profiel verplicht. Hiervoor is bewust gekozen, aangezien havo en vwo opleiden voor doorstroom naar hoger onderwijs. De wet maakt geen uitzondering mogelijk. Elk profiel heeft echter wel een eigen vorm van wiskunde, waardoor de zwaarte en studielast van wiskunde per profiel verschilt. Het profiel cultuur en maatschappij biedt hierbij voor leerlingen met dyscalculie de meeste kansen. Er bestaat geen mogelijkheid om de correctienormen aan te passen. Vmbo-tl bovenbouw Leerlingen die in de basisvorming vrijstelling van de tweede moderne taal Frans of Duits hebben gehad op grond van artikel 11e kunnen hiervoor tevens vrijstelling krijgen voor de periode waarin zij onderwijs in de sector economie van één van de leerwegen volgen. In plaats van het onderwijs waarvoor vrijstelling is verleend, moet echter wel vervangend onderwijs gegeven worden in een van de vakken Arabische, Turkse, Spaanse taal of maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting of aardrijkskunde. Deze goedkeuring kan slechts aan leerlingen worden verleend die: • in de periode van de basisvorming onderwijs volgden in de taal van het land van oorsprong; • voorheen buiten Nederland vergelijkbaar onderwijs hebben gevolgd en geen of te weinig onderwijs in het betreffende vak hebben genoten en vanuit een lager leerjaar voor de eerste maal toegelaten zijn tot een school en een leerjaar hoger worden geplaatst; • onderwijs gaan volgen in de basisberoepsgerichte leerweg en die in het schooljaar voorafgaand aan het betrokken schooljaar leerwegondersteunend onderwijs volgden. In het vmbo is in de sector Zorg en Welzijn en Economie het vak wiskunde een keuzevak en dus niet verplicht. In de overige sectoren is dit wel het geval. Op basis van artikel 26n, tweede lid, kan een zogenaamde cumi-leerling in de sector economie naast vrijstelling van de tweede moderne vreemde taal ook vrijstelling van wiskunde krijgen. Een leerling zonder vrijstellingen kan namelijk in de sector economie het vak wiskunde laten vallen en kiezen voor Frans of Duits. Dit is voor een cumi-leerling met vrijstelling voor deze vak(ken) niet mogelijk. Ook hier dient ter vervanging één van de eerder genoemde alternatieven te worden gekozen (Arabische, Turkse, Spaanse taal of maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting of aardrijkskunde).
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
132
Zorgplan 2011-2012 Doorstroming van 4 vmbo-tl/3 havo naar bovenbouw havo/vwo Artikel 26e, vierde lid onder c, van het Inrichtingsbesluit behelst een specifieke vrijstellingsmogelijkheid van een taal (ter beoordeling van het bevoegd gezag) voor een bepaalde groep van leerlingen die doorstromen vanuit vmbo-tl. Het gaat hier om leerlingen die ook in het vmbo-tl niet een tweede moderne vreemde taal hebben gevolgd. Dat laatste kan allerlei oorzaken hebben gehad (niet alleen dyslexie), maar in elk geval heeft er in het vmbotl-traject een toetsing plaatsgehad volgens de normen/procedures van artikel 11e, eerste lid van de WVO (vrijstelling vakken basisvorming). De leerling heeft dan iets ‘gemist’ dat voor de doorstroming naar havo eigenlijk nodig is, maar waarvoor het onredelijk is om alsnog te eisen dat aan die voorwaarde wordt voldaan. De onderwijseenheid bespreekt de mogelijkheden voor vrijstelling met de ouders en de leerling. Afspraken hieromtrent worden vastgelegd in het leerlingdossier. Bronnen: - Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO): • Artikel 11a (vakken en kerndoelen basisvorming); • Artikel 11e (vrijstellingen); • Artikel 11g (tijdelijke afwijking bepalingen basisvorming: keuze bij kerndoelen; minimum urenverplichting;uitbreiding vrijstellingen). - Inrichtingsbesluit WVO: • Artikel 21 (vakken in de periode van de eerste drie leerjaren havo en vwo); • Artikel 26e (vrijstellingen in periode voorbereidend hoger onderwijs havo en vwo); • Artikel 26n (vrijstellingen vmbo).
6.2.
Voorzieningen bij het centraal examen
6.2.1. Artikel 55 Eindexamenbesluit Het eindexamen wordt afgenomen door de school en de school zorgt er voor dat de kandidaat daartoe in staat is, met behulp van schrijfgerei, papier, een tafeltje, voldoende verlichting enzovoort. ‘ Artikel 55 van het Eindexamenbesluit geeft de directeur de volgende bevoegdheid: “…toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd”. De examencondities zijn dus een zaak van de school. Uit inspectierapportages is gebleken dat een verlenging van de duur van de examentijd met dertig minuten in het algemeen afdoende is. In dat geval volstaat de diagnose uit de deskundigenverklaring. Indien andere faciliteiten dan verlenging van de examentijd noodzakelijk zijn, dient de deskundigenverklaring tevens aan te geven waaruit deze zouden kunnen bestaan dan wel (in geval van een eindexamen) dient de aanpassing aan te sluiten bij begeleidingsadviezen die in een eerdere deskundigenverklaring zijn gegeven ten behoeve van de schoolloopbaan van betrokkene. Hierbij kan gedacht worden aan het vergroten van examenteksten en het gebruik maken van geluidsbanden en computer. Indien een leerling gedurende de schoolloopbaan op grond van een dergelijke verklaring begeleiding en faciliteiten heeft ontvangen, is het niet nodig dat er ten behoeve van het examen een nieuwe verklaring wordt afgegeven. Het ligt in elk geval wel in de rede dat eerder tijdens de schoolloopbaan de diagnose is gesteld en dat de school passende maatregelen heeft genomen om de betrokken leerlingen tijdens hun schoolloopbaan ook daadwerkelijk te begeleiden aan de hand van de adviezen uit een aanwezige deskundigenverklaring. Deze leerlingen hebben dan tijdens hun schoolloopbaan ook al bij proefwerken en dergelijke kunnen profiteren van een aanpassing zoals zij die ook voor het examen kunnen aanvragen. De melding van de aanpassing dient zo spoedig mogelijk aan de inspectie te worden gedaan.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
133
Zorgplan 2011-2012 6.2.2. Hulpmiddelen: artikel 39 Eindexamenbesluit Hulpmiddelen echter zijn een zaak van de overheid, conform artikel 39, eerste lid, onderdeel h, van het Eindexamenbesluit. Daarin wordt als taak van de CEVO genoemd: “het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij het maken van de opgaven van de centrale examens”. De CEVO kan op basis van artikel 39 Eindexamenbesluit algemene voorschriften geven over kenmerken van hulpmiddelen, zoals: • op een grafische rekenmachine mag computeralgebra zitten, of • een gewone rekenmachine mag niet alfanumeriek zijn. Deze voorschriften zijn inhoudelijk van aard en gelden voor alle leerlingen die een bepaald examen maken. Ze zijn voor de directeur een gegeven bij het nemen van maatregelen betreffende de wijze waarop het examen zal worden afgenomen (zie hierboven artikel 55). (Bron: Ministerie van OCW, H. Scholte (VO/S&O)/J. Bron (VO/OK), september 2004.)
7.
Dyslexie en visie
Het is evident, dat ook dyslectische leerlingen het fundamentele recht hebben om onderwijs te volgen dat past bij hun cognitieve mogelijkheden. Hieruit vloeit voort, dat een leerling met dyslexie niet in een lagere niveaustroom wordt geplaatst alleen vanwege de aanwezigheid van deze handicap. Binnen de school is de visie op leerlingenzorg geformuleerd. Een belangrijk aspect hierbij is de stellingname, dat de zorg voor de individuele leerling primair in de klas gestalte moet krijgen. Van gediagnosticeerde dyslectische leerlingen kan bovendien gezegd worden, dat het rendement van alleen remedial teaching veelal niet voldoende is. Een bredere aanpak is daarom vereist. Dit betekent dat alle docenten binnen hun lessituatie in moeten spelen op de problematiek van de leerling. Binnen het samenwerkingsverband Noordoost Friesland is besproken dat het voor alle betrokken scholen een goede zaak is, dat er binnen elke eenheid van de organisatie een dyslexiecoach komt. De dyslexiecoach is contactpersoon voor docenten en leerlingen voor alle zaken m.b.t. dyslexie. Hierbij moet gedacht worden aan de volgende taken: het samen met de leerling doornemen van de zogenaamde scan om te bepalen wat er al rondom zijn/haar dyslexie voor ondersteuning wordt geboden; het er op toezien dat er een begeleidingsplan komt per leerling; coach en steun zijn voor leerling, collega-docenten en ook ouders; vertrouwenspersoon zijn voor de leerling; lotgenotencontact organiseren (geschikt geacht wordt voor leerlingen op H/V) Wat zijn de functie-eisen van de dyslexiecoach waaraan men binnen het SWV vindt dat de dyslexiecoach moet voldoen? Hij/zij …... is op de hoogte van de ontwikkelingen m.b.t. dyslexie heeft inlevingsvermogen kan per leerling een begeleidingsplan opstellen, mede uitvoeren en evalueren is communicatief vaardig Deze persoon hoeft niet alleen op te treden als coach, maar kan ook tevens behandelaar/remedial teacher zijn. Hij/zij moet in ieder geval een aanvullende scholing geboden worden. Wat betreft de taakomvang moet men rekening houden met ongeveer 15-20 minuten per leerling per week ofwel 10 uur per jaar, waarbij moet worden opgemerkt dat de coaching van leerlingen in het eerste jaar meer tijd per leerling kost dan in de vervolgjaren. De uren van de dyslexiecoach komen boven op de tijd die besteed wordt aan het traject om te komen tot de indicatie dyslexie. Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
134
Zorgplan 2011-2012 Begeleiding van dyslexie zal zich met name richten op twee speerpunten: a. de begeleiding en coaching van docenten, die met de dyslectische leerling werken b. de intensieve begeleiding/RT van dyslectische leerlingen die het basale niveau van functionele geletterdheid nog niet halen. Tenslotte zal de inzet van software en hardware bij de begeleiding van dyslexie een steeds grotere plaats innemen. Zo wordt er momenteel binnen de organisatie al gebruik gemaakt van Remedioom.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
135
Zorgplan 2011-2012 Bijlage 1
Vragenlijst voor de ouders
Naam leerling: ___________________________ Geboortedatum:
___________________________
Afdeling:
___________________________
Klas:
___________________________
Naar aanleiding van het screeningsonderzoek naar lees- en spellingproblemen krijgt uw zoon/dochter op dit moment een cursus spelling aangeboden. Aan het einde van deze cursus wordt geëvalueerd wat de vooruitgang is die uw zoon/dochter heeft geboekt. Om goed te kunnen bepalen of uw zoon/dochter in aanmerking komt voor vervolgonderzoek naar dyslexie zouden we graag van u nog meer informatie willen ontvangen. Vandaar dat u wordt gevraagd de volgende vragen te beantwoorden en deze vragenlijst vervolgens graag vóór de kerstvakantie te retourneren aan de teamleider op school. 1. Komen ernstige lees- en spellingproblemen en/of dyslexie in de familie voor? Zo ja, bij welke gezins- of familieleden? _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ 2. Is uw zoon/dochter eerder getest op lees- en/of spellingproblemen? Zo ja, wat waren de resultaten van dat onderzoek? Indien u hiertegen geen bezwaar heeft, wilt u dan een kopie van het verslag van eerder onderzoek meezenden. _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
136
Zorgplan 2011-2012 Voorschoolse periode 3. Zijn er in de voorschoolse periode problemen geweest in de taalontwikkeling? Zo ja, geef hiervan een korte beschrijving? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Basisonderwijs Naam en plaats school: _________________________________________________ Groep 1 en 2 in de periode van ___________________ t/m ____________________* (* Geef jaartallen aan)
4. Zijn er in deze periode problemen geweest of zijn er zaken opgevallen met betrekking tot taal of spraak? Zo ja, graag een korte beschrijving geven. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Groep 3 t/m 8 in de periode van ____________________ t/m ____________________* (* Geef jaartallen aan) 5. Zijn er in de loop van groep 3 t/m 8 problemen geweest met lezen en/of spellen? Zo ja, graag een korte beschrijving en aangeven welke hulp er in welke groep is geweest, hoeveel keer per week en van wie (leerkrachten, remedial teacher, u zelf)? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
6. Wat is volgens u het effect van de hulp geweest? Hulp van de leerkrachten: _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
137
Zorgplan 2011-2012 Hulp van de remedial teacher: _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Hulp die u zelf hebt gegeven: _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 7. Welke faciliteiten heeft de school geboden (werken op de computer, boeken op cassetteband of CD, CITOtoets voorgelezen, vergroot lettertype etc.)? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 8. Wat was volgens u het effect van die faciliteiten? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 9. Hoe was het contact van uw zoon/dochter met klasgenoten en leerkrachten? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 10. Hoe was de motivatie, inzet, aandacht en concentratie van uw zoon/dochter op de basisschool? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
11. Is uw zoon/dochter een keer blijven zitten? Zo ja, in welke groep? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
138
Zorgplan 2011-2012 Voortgezet Onderwijs 12. Waarmee verwacht u dat uw zoon/dochter problemen krijgt en welke hulp en/of faciliteiten acht u noodzakelijk? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 13. Wat zijn op dit moment de grootste problemen van uw zoon/dochter volgens u? Hoe lang bestaan deze problemen al? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 14. Hoe is de motivatie, inzet, aandacht en concentratie van uw zoon/dochter op dit moment? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 15. Hoe is de sociaal-emotionele ontwikkeling verlopen? Is er nu of in het verleden sprake geweest van opvallend teruggetrokken, stil, somber, angstig of agressief, opstandig en uitdagend gedrag? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 16. Wat is uw mening over de wijze waarop de school nu reageert op de problemen van uw zoon/dochter? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
139
Zorgplan 2011-2012
17. Welke informatie die niet in deze vragenlijst aan de orde is geweest, vindt u nog belangrijk om door te geven? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
U wordt verzocht deze vragenlijst te retourneren aan de zorgcoördinator op school.
Dank u voor uw medewerking.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
140
Zorgplan 2011-2012 Bijlage 2 Checklist i.v.m vervolgonderzoek dyslexie
Welke gegevens moeten worden geanalyseerd om te bepalen welke leerlingen in aanmerkingen komen voor vervolgonderzoek dyslexie? Aanmeldingsformulier Burgemeester Walda School, inclusief eventuele handelingsplannen en onderzoeksverslagen vanuit de basisschoolperiode Gegevens zinnendictee en stilleestoets uit het Protocol Dle-scores op Tempo Toets Rekenen en Begrijpend Lezen uit de schoolscreening Dle-scores op Brus en Klepel (indien aanwezig) Evaluatieve zinnendictee “Het wonderlijke weer” Kopieën van de 2 zinnendictees Vragenlijst ouders Cijferlijsten Opmerkingen docenten, met name van de Moderne Vreemde Talen
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
141
Zorgplan 2011-2012 Bijlage 3
Signaleringslijst Dyslexie Voortgezet Onderwijs Naam leerling: Geboortedatum: Klas: Locatie: Naam docent: Datum: a. Problemen met automatiseren. moeite met de directe woordherkenning moeite met het onthouden van woordbeelden moeite met het onthouden van losse, op zichzelf staande gegevens moeite met begrippen en formules bij exacte vakken moeite bij informatieverwerving moeite met twee dingen tegelijk doen, zoals schrijven en luisteren
b. Moderne vreemde talen. moeilijk kunnen horen van verschillen tussen de klanken in woorden moeilijk woorden uiteen kunnen rafelen / klanken kunnen samenvoegen moeite hebben met de uitspraak slordig of onduidelijk articuleren
c. Verbale vaardigheden. moeite met het vinden van de juiste woorden moeite om zelf een verhaal onder woorden te brengen moeite met het mondeling formuleren
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
142
Zorgplan 2011-2012 Bijlage 4 Overzicht mogelijke dyslexiefaciliteiten en handelingsafspraken voor in de klas Op basis van een afgegeven dyslexieverklaring kan de betreffende leerling aanspraak maken op bepaalde faciliteiten. Hierbij moet worden opgemerkt, dat er niet sprake is van het verlenen van een gunst, maar aan het tegemoet komen aan een recht. Van de dyslectische leerling wordt een attitude verwacht, die gekenmerkt wordt door motivatie, inzet en respect voor de geboden faciliteiten. Het hier genoemde geldt voor leerlingen met een dyslexieverklaring: de docent is ervan op de hoogte welke leerlingen dyslectisch zijn de docent weet en maakt duidelijk dat de verleende faciliteiten noodzaak zijn de docent legt de nadruk op die dingen waar de (dyslectische) leerling goed in is de docent staat het gebruik van ondersteunende materialen in de les toe de docent controleert met regelmaat de agenda en het gemaakte werk met het oog op leesbaarheid en bruikbaarheid de docent geeft concrete aanwijzingen m.b.t. het maken van huiswerk de docent overhoort met regelmaat mondeling en/of bespreekt een gemaakte toets na de docent geeft extra tijd (20%) voor het maken van een toets en/of schrapt enkele vragen/opdrachten proefwerken worden niet gedicteerd maar schriftelijk aangeleverd in een overzichtelijke lay-out, met een lettergrootte van tenminste 13-punts, dan wel vergroting van A-4 naar A-3 formaat bij beoordeling van schriftelijk werk wordt een herhaalde fout slechts één maal gerekend bij andere vakken dan Nederlands en moderne vreemde talen worden spellingfouten niet meegerekend: een leerling wordt beoordeeld op zijn vakinhoudelijke kennis binnen de vakgroepen moderne vreemde talen worden afspraken gemaakt m.b.t. de normering bij dyslectische leerlingen er worden niet twee taalproefwerken op één dag gepland bij de moderne vreemde talen is er bij slecht gemaakt werk een herkansingsmogelijkheid aan een dyslectische leerling wordt geen onvoorbereide leesbeurt gegeven
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
143
Zorgplan 2011-2012
25. Pestprotocol Om pestgedrag vooraf te voorkomen is het van belang dat de mentoren kennis hebben van en rekening houden met pesten. In alle leerjaren wordt er tijdens de mentorlessen aandacht aan het thema ‘Pesten’ besteed als dit nodig is. In klas 2 is pesten een specifiek thema dat tijdens de mentorlessen aan bod komt. De leerlingen stellen tijdens deze lessen gezamenlijk een zogenaamd pestprotocol op. Hieronder volgt eerst de algemene informatie waar iedere mentor rekening mee houdt. Daarna volgt de lesopzet van de mentorlessen in klas 2 m.b.t. pesten.
Pesten Pesten start vrijwel altijd met plagen, maar verandert in sommige gevallen in pesten. Het plagen wordt dan structureel, beschadigend voor de ander, zonder weerwoord van de gepeste en uiteindelijk zelfs ziekmakend. De grens tussen pesten en plagen Pesten Structureel Machtsverschil Eenrichtingsverkeer Destructief Maakt ziek Vaak onzichtbaar
Plagen Incidenteel Geen machtsverschil Over en weer Constructief Maakt sterk Zichtbaar
Pesten komt op alle scholen voor. Je kunt er nog zoveel energie aan besteden, wegnemen kun je het niet. Net als de pikorde in een kippenren, is er ook in de klas sprake van een zoektocht naar de gewenste positie. In de schoolsituatie zijn leerlingen in een groep geplaatst waar ze ‘vechten’ voor een veilige plek. Om dat te bereiken, is een deel van de groep bereid om anderen te beschadigen. Soms wordt pesten gezien als onderdeel van het leven waar kinderen sterk(er) en assertiever van worden. Assertiviteit kun je echter alleen ontwikkelen als je in staat bent grenzen te stellen, hulp te vragen en hulp te ontvangen. Helaas is dat juist het probleem bij pesten. Veel kinderen vragen geen hulp uit angst voor een verdere escalatie van de problemen of uit angst voor het verdriet dat ouders hebben als ze horen dat hun kind gepest wordt. Een ander misverstand is dat pesten vanzelf overgaat. Als je naar de pester(s) kijkt als een persoon die met het pestgedrag aandacht en aanzien krijgt van andere groepsleden, is het onmogelijk te verwachten dat het vanzelf wel weer stopt. Er is een constructieve aanpak nodig, waarbij kinderen leren in te schatten wat de gevolgen zijn van pesten. Kinderen pesten nl. niet met de bedoeling dat hun slachtoffers twintig jaar later intensieve therapie moeten volgen om de pijn een plek te geven: mensen beschadigen mensen niet om het beschadigen, maar om de opbrengst. Om pesten succesvol aan te pakken, is het van belang om te starten met het erkennen van het probleem. Het pesten te zien zonder ervan te schrikken of het te bagatelliseren. Door het te erkennen i.p.v. het te problematiseren, ontstaat de kans dat het zichtbaarder wordt in de school. Kinderen die gepest worden, houden nl. om meerdere redenen hun mond. Ze willen bijv. niet hun ouders hiermee lastig vallen (verticale loyaliteit) en ze zijn ook bang voor verergering (angst voor pesters). Door de aanpak van ‘pesten als probleem’ kijken veel gepesten wel uit voor een ‘coming-out’. Als de docent erachter komt, gaat hij de pesters straffen, waarna de pesters er nog een schepje bovenop doen.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
144
Zorgplan 2011-2012
Een andere benaderingswijze is pesten te zien als een kans om te verbinden. Het uitgangspunt is dan dat zowel de pester als gepeste als personen ok zijn. Ze doen alleen niet ok (accepteren van persoon, afkeuren van gedrag). De pester doet niet ok omdat hij anderen beschadigt voor zijn eigen plezier, de gepeste is niet ok omdat hij geen grenzen aangeeft en geen hulpvraag stelt. Beide partijen hebben daar hun redenen voor. Wellicht is angst wel de drijfveer voor hun keuzes. Angst om geen plek te hebben in de groep en geen aanzien te verwerven (pester) of angst voor de consequenties door het vragen om hulp. Wanneer wij in onze begeleiding in staat zijn om die angst te erkennen, maken we verbindingen. Vanuit een rustige optiek kunnen we dan meerzijdig partijdig kijken naar de problemen. Een succesvolle manier hiervoor is de ‘No Blame’- methode. Deze aanpak voorkomt dat de kloof tussen pester en gepeste groter wordt door straf. No Blame gaat niet uit van de schuldvraag, maar van de kracht van betrokkenen om het probleem constructief aan te pakken. In het kort bestaat de aanpak uit een aantal stappen: 1. Interview met het gepeste, met direct duidelijk de melding dat je het probleem wilt aanpakken zonder de pesters te straffen. 2. Interview met de pesters en enkele positieve leerlingen, zonder de gepeste. In dit gesprek wordt duidelijk gemaakt dat er een probleem is en de mentor de hulp van de groep wil inschakelen. De mentor benadrukt dat hij/zij niet uit is op straffen, maar geeft wel aan dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is voor het probleem. 3. Vervolgens laat de mentor de groep meedenken over mogelijke oplossingen. “Wat kunnen we samen doen om te zorgen dat het met X vanaf morgen beter gaat?” Uiteraard worden dan alle geopperde ideeën serieus genomen en gewaardeerd. 4. Het is nu tijd om verantwoordelijkheid en vertrouwen te geven aan de groep. De mentor trekt zich terug en laat het aan de leerlingen over om met het geschonken vertrouwen aan de slag te gaan. 5. Na een week gaat de mentor met de betrokkenen afzonderlijke gesprekken aan. Centrale vraag die dus ook aan het gepeste wordt gesteld: “waaraan merk je dat het deze week beter is gegaan?” Onderstaande films kunnen bij de zorgcoördinator geleend worden om te tonen in de groep om het thema‘ te bespreken: Blue Bird: Bluebird gaat over Merel, een meisje van twaalf. We volgen haar op de huid en zien wat er gebeurt als ze zomaar, van de ene op de andere dag, gepest wordt. Eerst plakken haar klasgenoten nare briefjes op haar rug, en wordt Merel opgesloten in het toilet. Later staat haar agenda vol met bedreigingen, en krijgt ze rake klappen. Als Merel door de school loopt, duiken haar klasgenoten opzichtig weg. Merel durft het niemand te zeggen; de leraren niet en haar ouders niet. Ook bij vrienden of vriendinnen kan ze niet terecht - die heeft ze namelijk niet. De enige bij wie ze troost vindt, is haar zwaar gehandicapte broertje Kasper met wie ze veel tijd doorbrengt. Het pesten geeft haar leven een harde duw in de verkeerde richting, maar Merel blijft balanceren, net op het randje. Ben X: Ben is anders. Zijn leven zit vol vreemde rituelen. Hij lijkt te leven in zijn eigen universum, dat zich voor meer dan de helft afspeelt in de wereld van online computergames. In de echte, harde wereld van een technische school is het leven voor hem een dagelijkse hel, met twee jongens die hem het leven bijna letterlijk onmogelijk maken. Ben heeft een plan. Een plan van één woord: moord! Dan komt zijn internetvriendin Scarlite in zijn leven. Dat behoorde niet tot het plan. Klass: Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
145
Zorgplan 2011-2012
De zwijgzame Joosep is het sukkeltje van de klas. Zijn hele leven lang wordt hij al gepest en hij is er zo langzamerhand aan gewend geraakt. Maar wanneer één van zijn klasgenoten, Kaspar, plotseling voor hem opkomt, ontstaat er een strijd tussen de klas enerzijds en Kaspar en Joosep anderzijds. De pesterijen tegen Joosep worden steeds erger en hij vraagt Kaspar om hem niet meer te beschermen. Maar Kaspar is er nu eenmaal mee begonnen en uit eergevoel weigert hij op te geven. Voor Joosep en Kaspar is de maat vol, wanneer zij in het bijzijn van al hun klasgenoten ten diepste worden vernederd. Omdat ze geen uitweg meer zien, smeden zij een plan om voor eens en altijd af te rekenen met de pestkoppen. Mean Creek: Als de jonge Sam op school steeds gepest wordt door de gemene bullebak George, besluit zijn oudere broer Rocky om in te grijpen. Rocky organiseert een leuk boottochtje en nodigt naast Sam, diens vriendinnetje Millie en zijn eigen vrienden Clyde en Marty ook George uit. En hoewel het reisje slechts bedoeld was om George een klein lesje te leren, lopen de emoties onderweg iets te hoog op ... Uit het leven van Bob / De hardheid van de wereld: Documentaire over pesten van het programma “Lopende zaken”, VPRO 2007. Ouders, leraren en klasgenoten vertellen over het leven van Bob, een jongen die gepest wordt en uiteindelijk een einde aan zijn leven maakt. Een speelfilm met als thema pesten kan een goed startpunt zijn voor een gesprek met de klas. In de film ‘Blue Bird’ is te zien dat zo’n gesprek geen garantie biedt voor openheid. Het meisje dat gepest wordt, zegt in het klassengesprek dat ze geplaagd wordt en verstopt dus het werkelijke probleem. ‘Blue Bird’ laat zien dat je er niet bent met alleen een prettig gesprek met de klas. Naast de buitenkant van de leerling moet er ook een poging worden ondernomen om de binnenkant zichtbaar te maken. Een goede begeleiding van de groep kan wel het startpunt zijn om de binnenkant voorzichtig ‘los te weken’. Verder is het goed om te weten dat pesten en gepest worden zelden op zichzelf staan. Vaak zijn patronen te vinden in het gezin van pester en gepeste. Bijvoorbeeld als de ouders zelf slachtoffer waren van pesten of als de ouders tegenwoordig (nog steeds) onvoldoende assertief reageren op onrecht. Uit loyaliteit zal de gepeste zijn ouders dan ‘in bescherming nemen’. Bovendien is het reageren op pesten vaak onbewust aangeleerd slachtofferschap. Ook bij pesters is het familieverhaal een belangrijk onderdeel van het begrijpen van het gedrag. Tot slot nog een paar interessante weetjes/cijfers: - Pesten komt op alle scholen voor; - 30% van de jongeren wordt af en toe gepest, 10% vaak; - 20% zegt regelmatig digitaal gepest te worden; - 35% voelt zich minstens 1 keer per maand digitaal lastig gevallen; - 35% zegt zelf wel eens te pesten; - 5% noemt zich notoir pester; - 13% noemt zich dader en slachtoffer; - 55% van de pesters noemt andere problemen als oorzaak voor het gedrag; - Jongens worden vaker gepest dan meisjes en jongens pesten ook vaker.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
146
Zorgplan 2011-2012
Wanneer je meer informatie wilt, klik dan ook eens op de volgende links: www.pestweb.nl een site waar een schat van informatie is verzameld over pesten en waar je vrijblijvend advies kunt inwinnen www.pesten.startpagina.nl overzicht van relevante weblinks over pesten www.pestenopschool.com website waar je door het invullen van je mailadres gratis informatie en werkvormen/oefeningen ontvangt over pesten (NB je krijgt met tussenpozen mailtjes die je scherp houden en maken). www.pestforum.nl site waarop een ervaringsdeskundige de mogelijkheid geeft om verhalen, gedichten, pestervaringen en algemene ervaringen te delen: een kijkje in het leven van gepesten.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
147
Zorgplan 2011-2012
Lesopzet ‘Pesten’ klas 2:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
148
Zorgplan 2011-2012
Maak een pestprotocol:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
149
Zorgplan 2011-2012
26. Signaleringslijst zorgleerlingen
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
150
Zorgplan 2011-2012
27. Groepsplan BWS
Klas/Jaargroep: Kies een item.
Mentor: Kies een item.
Datum: Klik hier als u een datum wilt invoeren.
Actiepunten en beperkingen voor leerlingen met handelingsplan: Naam 1 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 2 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 3 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 4 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 5 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 6 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 7 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 8 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 9 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 10 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 11 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 12 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 13 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 14 Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Actiepunt Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item. Kies een item.
Extra informatie over de leerlingen: Naam 1 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 2 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 3 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 4 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 5 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 6 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 7 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 8 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 9 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 10 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 12 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 13 Klik hier als u tekst wilt invoeren. 14 Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Opmerking Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Afspraken over de klas: 1 2 3 4 5 6 7
Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
151
Zorgplan 2011-2012
28. IHP Pedagogische Interventies Naam geb.datum klas + niveau Opsteller plan mentor In afschrift aan datum Algemene informatie inadequaat sociaal reageren impulsief agressief slordigheidfoutjes door falen in het concentreren op details moeite met instructies volgen er is externe begeleiding er is medicijngebruik snel afgeleid hyperactief chaotisch moeite met regels opvolgen moeite met taken afmaken vaak boos, lichtgeraakt, driftig geeft anderen de schuld
Analyse thuissituatie relatieproblemen thuis relationele afstandelijkheid gebrekkig toezicht onvoldoende discipline, consequent handelen verkeerde vriendenkring inconsistent opvoeden
Handelingsadviezen
Doel
Analyse schoolgeschiedenis negatieve schoolervaringen leerachterstanden relatieproblemen met leraren relatieproblemen met leerlingen SoVa-training gehad faalangstreductietraining gehad dyslexie-verklaring LWOO-verklaring LGF, diagnosestelling: ADD ADHD ASS, nl. DCD/dyspraxie anders, nl. Actie (wie, materialen en methoden)
leerlinggesprekken gericht op verbetering eigen functioneren regelmatig contact met ouders faalangstreductie- / sociale vaardigheidstraining aanbieden structuur bieden in de lessituatie door: zorg voor een lege, keurig opgeruimde werkomgeving schema’s neerleggen taken visualiseren ondersteunen bij plannen en organiseren steun bieden in vrije situaties: mp3-speler laten gebruiken (kwt) een specifieke pauzetaak aanbieden, nl discipline verbeteren door: lik op stuk; kort zakelijk straffen uitgebreid belonen duidelijke als …dan afspraken werken aan leerachterstanden op het gebied van relatie met leraar verbeteren door relatie met medeleerlingen verbeteren door Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
152
Zorgplan 2011-2012 verbeteren van zwakke aandacht door: veel regelen met oogcontact plekje vooraan in de klas één opdracht tegelijk aanbieden instructie laten herhalen instructie regels of schema’s aanbieden beperken van impulsiviteit: maak afspraken over gewenst gedrag zeg niet wat niet mag, maar hoe het wel moet wees consequent met belonen en straffen maak afspraken over aandacht vragen (vinger opsteken) beperken van motorische onrust: plan regelmatig een motorische activiteit spreek af wanneer motorische onrust wel mag beperken van opstandig gedrag: bied voldoende uitdaging; vermijd verveling beloon regelmatig en geef opbouwende kritiek bied alternatieven in probleemsituaties laat samenwerken voor inzicht in behoeften van anderen stel haalbare eisen en laat deze ten uitvoer brengen verbeteren van sociaal functioneren: leg uit wat er is misgegaan bij een ruzie (zelfanalyse is vaak te moeilijk) leg uit wat anderen van hem/haar verwachten geef complimenten voor geslaagde sociale interacties spreek voor het samenwerken af hoe dat moet gebeuren structureer vrije situaties voor de leerling Voortgangsevaluatie en bijstelling Datum
Geëvalueerd doel
Bijstelling en actiepunten
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
153
Zorgplan 2011-2012 Begeleidingsadviezen * Zie ook: “Achtergronden van en tips voor de omgang met leerlingen met een specifieke hulpvraag” Algemeen bij ADHD / ADD / dyspraxie: Prikkels verminderen, structuur bieden, ondersteunen in de organisatie, zeker in vrije situaties, helpen bij organiseren en plannen, negatieve opmerkingen verminderen door aanwijzen van regels i.p.v. kritiek leveren, regelmatig evaluerende gesprekjes voeren. Algemeen bij ASS / PDD-NOS / syndroom van Asperger: Niet trachten de sociale contacten te verbeteren omdat dat de onzekerheid versterkt. Het kind zekerheid bieden door regelmaat en structuur te bieden en schoolse vaardigheden te trainen. Proberen te begrijpen dat de leerling angsten heeft. Spreek onbekende zaken door (vrij lesuur, sportdag, schoolreis, etc). Veilige schoolomgeving bieden. Pas je aan het kind aan i.p.v. het kind zich aan jou te laten aanpassen. Let op figuurlijk taalgebruik (geen beeldtaal, grapjes of humoristisch taalgebruik), vermijd discussies, rem fantasieverhalen. Algemeen bij ODD: Bied voldoende uitdaging, zodat de leerling zich niet gaat vervelen. Verveling uit zich nl. vaak in opstandig gedrag. Zorg voor een veilige, geordende omgeving en regelmaat. Geef de leerling succeservaringen om het zelfvertrouwen te vergroten en bied alternatieven in probleemsituaties, omdat hij/zij deze zelf niet ziet. Beloon regelmatig en geef opbouwende kritiek. Voor een kind met ODD werkt straf bevestigend voor het negatieve gedrag.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
154
Zorgplan 2011-2012
29. IHP LGF BWS
Naam geb.datum nationaliteit Klas niveau mentor
Persoonlijke gegevens
Individueel Handelingsplan
In afschrift aan periode
Beginsituatie (diagnose/hulpvraag) Ondernomen stappen/ Interventies (evt. testresultaten) Schoolloopbaan v.o. Beschikking IQ-getal Dyslexieverklaring LGF Indicatieperiode CvI-nummer Organisatie
School gegevens
Opgesteld door:
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
155
Sociaal-emotionele doelen
Aanpak + Organisatie door docenten en mentor DO
Didactische doelen
Zorgplan 2011-2012
Ontwikkelingsdoelen PLAN
Aanpak + Organisatie door docenten en mentor DO
Evaluatie CHECK
Zelfbeeld en sociaal gedrag Vervolgplan ACT: (Wie doet wat? Wanneer? Hoe? Waar? Waarmee?) Ontwikkelingsdoelen PLAN
datum:
Evaluatie CHECK
Werkhouding Vervolgplan ACT: (Wie doet wat? Wanneer? Hoe? Waar? Waarmee?)
datum:
Zorgcoördinator
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Voor akkoord Mentor
Ouder(s)
156
Zorgplan 2011-2012
30. IHP LWOO BWS
Naam Leerling:
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Mentor:
Kies een item.
Klas + niveau:
Kies een item.
Dyslexieverklaring:
☐ ja
Geboortedatum: Opsteller plan: Periode: Onderwerp: In afschrift aan:
☐ nee
Klik hier als u een datum wilt invoe- LWOO/PrO☐ LWOO ☐ PrO ren. verklaring: Kies een item. Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren. Kies een item. ☐ leerling ☐ ouders
Probleembeschrijving/ signalering: Positieve factoren
Doelstellingen/deelstappen: Algemeen/specifiek/tijdpad
☐ mentor
☐ coördinator OB
☐ zorgcoördina☐ coördinator BB tor Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Begeleidingsopzet: Wie doet wat? Wanneer? Hoe? Waar? Waarmee? Evaluatie:
☐ directie
☐ anders, nl. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
☐ is invoelend, meelevend
☐ neemt initiatief
☐ is optimistisch van aard
☐ stelt zich coöperatief op
☐ is vrolijk
☐ toont doorzettingsvermogen
☐ is wilskrachtig
☐ is behulpzaam
Is goed in: Klik hier als u tekst wilt invoeren. Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren. Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren. Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren.
Doel: Kies een item.
Doel: Kies een item.
Doel: Kies een item.
Onderwijsbehoefte(n): Aanpak
☐ vakdocenten
Kies een item. Kies een item. Kies een item. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Klik hier als u een datum wilt invoeren.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
157
Zorgplan 2011-2012 Evalueer ieder doel apart: Wie doet wat? Wanneer? Hoe? Waarmee? Vervolgplan/Bijstelling: Wie doet wat? Wanneer? Hoe? Waar? Waarmee?
Klik hier als u tekst wilt invoeren. Klik hier als u een datum wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Doel: Kies een item.
Aanpak: Kies een item. Doel: Kies een item.
Aanpak: Kies een item. Opmerkingen:
Voor akkoord Leerling
Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Van Klik hier als u een datum wilt invoeren. tot Klik hier als u een datum wilt invoeren. Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Mentor
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Ouder(s)
158
Zorgplan 2011-2012
31. Overzicht onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO Een onderwijsbehoefte bestaat uit twee delen: 1. Welk(e) doel(en) streef je samen met een leerling na? 2. Wat heeft deze leerling (extra) nodig om dit doel te bereiken? (Benut hierbij vooral stimulerende factoren.) Dit overzicht bevat een aantal aandachtspunten om te bepalen wat een leerling nodig heeft om een bepaald doel te bereiken.
MOGELIJKE DOELEN: Leerontwikkeling: begrijpend lezen verbeteren technisch lezen verbeteren verbeteren rekenvaardigheid verbeteren taalvaardigheid verbeteren spellen vakspecifiek doel ….. Werkhouding zelfstandig leren plannen eigen verantwoordelijkheid stimuleren bevorderen taakgerichtheid (sneller) om hulp kunnen vragen eigen keuzes kunnen maken ….. Sociaal gedrag stimuleren (positieve) sociale interactie vergroten weerbaarheid leren omgaan met grenzen leren omgaan met regels, waarden en normen leren sociale omgeving te begrijpen herkennen van gevoelens bij zichzelf en bij anderen en hierop kunnen reageren ….. Zelfbeeld bevorderen zelfvertrouwen bevorderen zelfreflectie assertiviteit vergroten …..
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
159
Zorgplan 2011-2012 AANPAK:
Instructie Visuele ondersteuning (bijvoorbeeld: schema’s, lijsten, afbeeldingen) Auditieve ondersteuning (bijvoorbeeld: voorlezen opdracht, luisteren naar verhaal) Materiële ondersteuning (bijvoorbeeld: computer met spellingcontrole, rekenmachine, vergroot schrift, kopie aantekeningen klasgenoot, etc.) Verkorte instructie (alleen bespreking opdrachten, korte aanduiding van oplossingsstrategie) Verlengde instructie (herhaling na basisinstructie, helpen bij keuze juiste oplossingsstrategie, extra ophalen van voorkennis, uitvragen van zojuist gegeven instructie, directe instructie, preteachting, reteaching) Gedragsinstructie ten aanzien van resultaten van de verwerking ..... Leertijd Extra leertijd (meer leertijd beschikbaar stellen om vaardigheid te verwerven) Minder leertijd (minder leertijd bieden en tijd vrijmaken voor verdieping en uitdagende leerstof/werkvormen) Aanpassen tempo van aanbieden Aanpassen tempo van verwerken ..... Extra of andere leerstof Leerstof ter herhaling, verdieping, verrijking, nl. ….. Remediërende leerstof, nl. ….. Ondersteunende materialen en programma’s, nl. ….. Opdrachten die de leerling uitdagen en activeren Opdrachten die overzichtelijk zijn ..... Procesgerichte feedback Vergroten van competentiegevoelens (benoemen successen) Vergroten van zelfstandigheid (geven van meer verantwoordelijkheid) Tussentijdse feedback (om bepaalde tijd aanspreken op werkhouding: hoe?) Feedback op uitvoering opdrachten (bijvoorbeeld strategiegebruik en taakaanpak) Gedragsinstructie direct na de basisinstructie Ondersteuning met materiaal (klok, picto’s, gedragskaart, kaart zelfstandig werken, stappenplan begrijpend lezen) .....
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
160
Zorgplan 2011-2012 Structureren van de taak Opdelen van de taak in kleine leerstapjes Afdekken van delen van de taak Afbeeldingen weglaten Vergroot lettertype Eén opdracht op een bladzijde Extra groot materiaal aanbieden Stappenplannen en checklists (bijvoorbeeld voor maken werkstuk) Overgangen tussen activiteiten afbakenen en verduidelijken ..... Activerende werkvormen Uitdagende werkvormen Actief leren (doe-opdrachten) Aansluiten belevingswereld ..... Maatregelen om de motivatie en plezier in leren te bevorderen Uitdagende werkvormen Variatie in werkvormen Belonen Aansluiten belangstelling kinderen Kinderen zelf keuzes laten maken Succeservaringen creëren ..... Aanpassingen in leeromgeving Rustige werkplek Prikkelreductie Ordenen van benodigde materialen ..... Enzovoort
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
161
Zorgplan 2011-2012
32. Verzamellijst hulpzinnen onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO
Een onderwijsbehoefte bestaat uit twee delen: 1. Welk(e) doel(en) streef je samen met een leerling na? 2. Wat heeft deze leerling (extra) nodig om dit doel te bereiken? (Benut hierbij vooral stimulerende factoren.)
Bij het formuleren van de onderwijsbehoeften kunnen de volgende hulpzinnen ondersteuning bieden:
Deze leerling heeft … … een instructie nodig … waarbij de leraar voordoet en hardop denkt; die de betekenis van de leerstof (specificeer naar vakinhoud) verheldert; die vooral auditief is (hardop voorlezen, instructie in een verhaal, liedje of rijmpje); die verkort is (doelen, kernpunten en oplossingsstrategieën kort bespreken waarna het kind zelfstandig aan het werk kan); die verlengd is (activeren basisvaardigheden, begeleide inoefening, ondersteuning bij het toepassen van de strategie en stimuleren tot het bedenken van eigen voorbeelden). … opdrachten nodig … die op of net onder het niveau liggen zodat de leerling de komende periode vooral succeservaringen kan opdoen; die op of net boven het niveau liggen zodat de leerling voldoende uitdaging krijgt; die overzichtelijk zijn door een sobere lay-out met zo weinig mogelijk afleiding van plaatjes; waarbij de leerling alleen de antwoorden hoeft in te vullen; met uitgewerkte voorbeelden. … (leer)activiteiten nodig … die aansluiten bij de belangstelling van de leerling; die structuur bieden met een stap-voor-stap-plan en zelfcorrigerend zijn zodat de leerling direct feedback krijgt; die de denkhandelingen concreet ondersteunen (bijvoorbeeld een getallenlijn); die erop gericht zijn om de leertijd zo goed mogelijk te besteden; die opgedeeld zijn in kleinere deelactiviteiten; die de leerling uitdagen (zoals uitbreidíng met plustaken en verdiepingsopdrachten); die ruimte laten voor eigen keuze en inbreng.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
162
Zorgplan 2011-2012 … feedback nodig … die consequent en direct op het gewenste gedrag volgt; waarbij de inzet/inspanning wordt benadrukt (‘Je hebt tien minuten helemaal zelfstandig doorgewerkt’); waarbij de succeservaringen worden benadrukt (‘Je hebt zeven antwoorden goed’ in plaats van ‘drie fout’); die in een grafiekje is weergegeven zodat de leerling de eigen vorderingen goed kan volgen en zich minder met andere kinderen gaat vergelijken. … klasgenoten nodig … met wie de leerling samenwerkend kan leren; die accepteren dat de leerling ‘anders’ reageert in onverwachte situaties; die de leerling betrekken in hun sociale activiteiten in de pauze; die het clowneske gedrag van de leerling negeren en er niet om lachen; die de leerling niet uitdagen. … een leraar nodig … die de overgangen tussen de activiteiten structureert; die de instructie terugvraagt, controleert en samen met de leerling evalueert (responsieve instructie); die let op de taakbeleving en deze voorafgaand, tijdens en na de taak met de leerling bespreekt; die vriendelijk en beslist is; die de leerling voorbereidt op veranderingen; die positieve interne attributies bij succes benadrukt; die situaties creëert waarin de sterke kanten van de leerling (behulpzaam en sociaal vaardig) naar voren komen; die doelgericht (dus flexibel) kan differentiëren; de leerling regelmatig bij de les haalt; die aansluit bij de denkstrategie en/of leerstrategie van de leerling; die de leerling complimenteert met zijn inzet. Overige, zoals: een leeromgeving nodig die … ondersteuning nodig die … een maatje nodig als ‘buddy’ in de klas.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
163
Zorgplan 2011-2012
33. Handleiding en werkblad onderwijszorgbehoeften t.b.v. IHP LWOO Willen we leerlingen daadwerkelijk zien als mede-eigenaar van hun eigen leerproces, dan is het logisch dat we ze ook leren nadenken over wat ze willen leren en op welke manier. Dit kan door leerlingen zelf de gelegenheid te bieden aan te geven wat zij willen leren en denken nodig te hebben op het gebied van algemene leervaardigheden, specifieke leervaardigheden (per vak/leergebied), gedrag en werkhouding. Je kunt de leerling een ‘handje’ helpen in het formuleren van hun doelen en de aanpak die hiervoor nodig is door gebruik te maken van de ‘hand-methodiek’. De vingers van de hand op het werkblad kunnen de leerling helpen eigen doelstellingen te formuleren die voor hen van belang zijn om hun schoolloopbaan succesvol te laten verlopen om zo een diploma te behalen. De methode werkt motiverend en zorgt ervoor dat de leerling zelf verantwoordelijk wordt gemaakt voor zijn eigen onderwijsleerproces. Wanneer de leerling het gevoel krijgt serieus genomen te worden en de benoemde aspecten in het handelingsplan worden opgenomen, zal het handelingsplan effectiever zijn in het realiseren van de beoogde doelen. Houd bij het invullen van het werkblad rekening met de volgende aandachtspunten: 1. Vul de hand zo volledig mogelijk in en houd de vraagstelling zo ruim mogelijk: alles kan interessant en duidend zijn. Bedenk dat WILLEN krachtiger is dan KUNNEN. 2. Stel verdiepende en inzichtgevende vragen na het invullen van de hand (werkblad): Wat heb je ontdekt? Hoe kenmerkend is dit voor jou? Wat wil je? (bereiken, veranderen, etc.) Wat is noodzakelijk voor jou? 3. Stel vragen die tot actie, vervolg en/of ontwikkeling leiden bij de leerling: Hoe kun je daarvoor zorgen? Welke hulp heb je daarbij nodig? Hoe organiseer je dat? Hoe pak je dat aan? 4. Koppel nu de uitkomsten aan de verschillende onderdelen in het handelingsplan. Tot slot kunnen onderstaande zinnen en vragen ook helpen om met de leerlingen een gesprek te voeren over hun leerdoelen in het eigen Individueel handelingsplan: Nu kan ik ….. Straks wil ik ….. kunnen/kennen. Wat kan ik zelf doen omdat te bereiken? Ik ….. Wat kan mijn docent doen, zodat ik dit kan bereiken? Mijn docent ..… Wat kunnen mijn ouders doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn ouders ..… Wat kunnen mijn klasgenoten doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn klasgenoten .…. Welke materialen/hulpmiddelen zouden mij daarbij goed kunnen helpen? Het zou mij helpen als ik gebruik kan maken van …...
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
164
Zorgplan 2011-2012 Werkblad ‘Hand’
Waar heb je een hekel aan? Waar wil je van af? Wat wil je bereiken? Waar wil je naar toe?
Wat is belangrijk voor je? Waar ben je klein in?
Waar ben je goed in?
Duim
Waar ben je goed in?
Wijsvinger
Wat wil je bereiken? Waar wil je naar toe?
Middelvinger
Waar heb je een hekel aan? Waar wil je van af?
Ringvinger
Wat is belangrijk voor je?
Pink
Waar ben je klein in?
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
165
Zorgplan 2011-2012
34. LWOO-kaart
LWOO-Kaart
Voor de leerling:
Naam: niveau: Maken doe je door:
Voor de docent: Houd rekening met de beperkingen van de leerling ! Leerachterstand/probleem: begrijpend lezen technisch lezen spellen rekenen dyslexie faalangstig
-
op tijd te beginnen de opdracht goed te lezen hulp te vragen als je het niet begrijpt (klasgenoot, ouders, leerkracht) te bekijken of je alles echt af hebt je werk goed na te kijken en de fouten te verbeteren vragen te stellen als je het nog niet begrijpt je aandacht erbij te houden
Ondersteun waar mogelijk door: individuele hulp te geven tijdens de les te controleren of de stof wordt begrepen te stimuleren om door te zetten positieve feedback te geven te stimuleren om samen te werken eigen initiatief te stimuleren.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Leren doe je door: -
op tijd te beginnen niet alles in één keer te doen te herhalen je te laten overhoren gebruik te maken van Wrts.nl dingen op te schrijven je aandacht erbij te houden
166
Zorgplan 2011-2012
35. Zorgkaart sociaal-emotionele begeleiding
Sociaal-emotionele begeleiding Welke begeleiding? Extra mentorgesprekken
Leerlingbegeleider
SoVa/faalangstreduc tietraining
Examenvreesreductietraining
Gesprekken met de schoolmaatschappelijk werker
Gesprekken met de sociaal verpleegkundige
Schoolarts
Welke hulp kan verkregen worden?
Wie verzorgt de begeleiding?
Hoe komen leerlingen in aanmerking?
Leerlingen met lichte problematiek kunnen een extra individueel gesprek voeren met de mentor Specifieke begeleiding voor een korte periode
Mentor
Leerling doet verzoek aan mentor of mentor doet verzoek aan leerling. Ook via de zorgcoördinator of zorgteam
Leerlingbegeleider
Leerlingen met een geringe mate van zelfvertrouwen en-of sociale vaardigheidsproblemen leren zich beter ontwikkelen. Leerlingen met examenvrees, faalangst, stress, etc. m.b.t. (school)examen leren omgaan met spanning Leerlingen met problemen op sociaal/ en of emotioneel gebied kunnen hier terecht voor een gesprek. Leerlingen met problemen op sociaal/ en of emotioneel gebied met een medische achtergrond kunnen gesprekken voeren met de sociaal verpleegkundige Preventief onderzoek op medisch gebied.
Externe begeleider
Bij aanmelding selectie door zorgcoördinator/leerlingbegeleider. Bij verwijzing door mentor, coördinator onder-/bovenbouw of zorgteam. Op eigen initiatief leerling. Op verzoek ouders. Aangemeld door mentoren, docenten, het zorgteam, de ouders van de leerling of de leerling zelf.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Zorgcoördinator/ leerlingbegeleider
N.a.v. lage scores op VSV of ETAV, aangemeld door mentor, de leerling zelf of de ouders van de leerling
De schoolmaatschappelijk werker
Doorverwezen door de mentor of zorgteam. Ook op afspraak kunnen leerlingen hier zelf met hun vragen terecht. Leerlingen kunnen op afspraak gesprekken voeren met de sociaal verpleegkundige. Eventueel op verwijzing van de mentor en zorgteam.
De sociaal verpleegkundige
Schoolarts
Onderzoek in klas 1, klas 3 d.m.v. een vragenlijst.
167
Zorgplan 2011-2012
36. Zorgkaart cognitieve begeleiding
Cognitieve begeleiding Welke begeleiding? Score (ingeroosterd)
Kwt-uur (elke ochtend het 1e uur en over de week verspreid enkele uren ingeroosterd)
Dyslexieremediëring (tijdens kwt-uren)
Individuele begeleiding m.b.t. onderwijszorgbehoefte
Welke hulp kan verkregen worden?
Wie verzorgt de begeleiding?
Hoe komen leerlingen in aanmerking?
M.b.v. het softwareprogramma Score trainen leerlingen individueel (onder begeleiding) hun vaardigheden op het gebied van taal en rekenen/wiskunde). Leerlingen werken zelfstandig volgens eigen planning. Mentoren/docenten geven individuele of groepsbegeleiding bij studieproblemen of achterstanden Per vakgebied wordt gewerkt aan de problemen. Leerlingen werken individueel (Remedioom) en in tweetallen (tutorlezen) aan een opgesteld groepsplan.
Scorebegeleider 2 uur per week (1u re/wi, 1u taal) in klas 1 en 2
Naar aanleiding van de instaptoets wordt gewerkt aan de hiaten die hieruit voortkomen.
(Co)-mentoren Vakdocenten
Op eigen initiatief, op verzoek van de vakdocent of mentor.
IB’er/mentoren/vakdoc ent
Leerlingen werken individueel aan een opgesteld handelingsplan
Vakdocenten, IB’ers, onderwijsassistent
Naar aanleiding van de screening in de onderbouw wordt gewerkt aan de hiaten die hieruit voortkomen. Door de zorgcoördinator wordt bepaald welke leerlingen extra individuele remediale hulp nodig hebben. LWOO-leerlingen: uit analyse van b.o.gegevens, gesprekken met leerlingen en hun ouders en n.a.v. leerlingbesprekingen wordt een specifieke hulpvraag geformuleerd.
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
168
Zorgplan 2011-2012
37. Jaarkalender Zorg Interne overlegsituaties 1. Data leerlingbespreking: klas 1: - 18 oktober 2011 - 24 januari 2012 - 15 mei 2012 Klas 2: - 25 oktober 2011 - 24 januari 2012 - 15 mei 2012 Klas 3: - 25 oktober 2011 - 24 januari 2012 - 15 mei 2012 Klas 2: - 25 oktober 2011 - 24 januari 2012 2. Data Intern zorgteam Regulier: - 6 september 2011, 11u-12.45u - 13 december 2011, 11u-12.45u - 6 maart 2012, 11u-12.45u - 10 mei 2012 (BO en VO samen), 10.30u-11.30u Op afroep bij bijzonderheden: - 27 oktober 2011 - 17 januari 2012 3. Dyslexie: signalering, remediëring, onderzoek Afname screening - 17 t/m 19 augustus Verwerken gegevens screening en selectie leerlingen voor remediëring - September/oktober Remediëring: tutorlezen en Remedioom - Eind oktober t/m medio januari Selectie leerlingen vervolgonderzoek i.o.m. orthopedagoog SWV - 25 januari 2012 Afname vervolgonderzoek dyslexie - 16 februari 2012 Analyse toetsgegevens - februari/maart 2012 Uitschrijven dyslexieverklaring en –kaart - februari/maart 2012 4. LWOO/PrO-onderzoek: 1e afname: 25 januari 2012 2e afname (reservedatum): nog nader te bepalen
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
169
Zorgplan 2011-2012 Externe overlegsituaties 1. Onderzoek sociaal verpleegkundige Afname Gifpa klas 3: 13 december 2011 Onderzoek klas 1: nog nader te bepalen 2. Vergaderrooster PCL/ZAT Werkgroep/Stuurgroep Samenwerkingsverband: 2011 2012 Datum
Tijdstip
Type overleg*
8 september 2011 15 september 2011 15 september 29 september 13 oktober 13 oktober 27 oktober 27 oktober 10 november 10 november 24 november 15 december 15 december
10.00 uur 11.45
Stuurgroep werkgroep
14.00 15.00 11.45 14.00 15.00 10.00 11.45 14.00 15.00 11.45 14.00
ZAT PCL werkgroep ZAT PCL Stuurgroep werkgroep ZAT PCL werkgroep ZAT
15.00 10.00 11.45 14.00 15.00 11.45 14.00 15.00 11.45 14.00 15.00 10.00 11.45 14.00 15.00 11.45 14.00 15.00 11.45 14.00
PCL Stuurgroep werkgroep ZAT PCL werkgroep ZAT PCL werkgroep ZAT PCL Stuurgroep werkgroep ZAT PCL werkgroep ZAT PCL werkgroep ZAT
2011 12 januari 12 januari 26 januari 26 januari 9 februari 23 februari 23 februari 15 maart 29 maart 29 maart 12 april 12 april 26 april 26 april 10 mei 31 mei 31 mei 14 juni 28 juni 28 juni *
Burgemeester Walda Scholengemeenschap Ameland
Samenstelling*
Opmerkingen
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep Met WSNS Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
Aansluitend op werkgroep
170