Balansventilatie; Onderzoek naar de effectiviteit van de genomen maatregelen en naar de tevredenheid van de bewoners van de wijk Vathorst
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Balansventilatie; onderzoek naar de effectiviteit van de genomen verbetermaatregelen en naar de tevredenheid van de bewoners van de wijk Vathorst
A.J.W. Verkade, F. Duim, A.M. Merckx, A. Meijer, G.H. ten Bolscher September 2009
Dit is een publicatie van: GGD Midden-Nederland De Dreef 5 Postbus 51 3700 AC Zeist T 030-6086086 F 030-6086000 E
[email protected] I www.ggdmn.nl Opdrachtgever: Gemeente Amersfoort Ondersteund door: Ministerie van VROM 3
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Samenvatting In 2006 zijn bij de toenmalige GGD Eemland gezondheidsklachten gemeld door bewoners van de nieuwbouwwijk Vathorst. Zij vermoedden dat de klachten veroorzaakt werden door het systeem voor gebalanceerde ventilatie in hun woning. Om zicht te krijgen op deze klachten en de mogelijke oorzaken is een onderzoek uitgevoerd waarover in 2007 door de GGD is gerapporteerd. Daarbij werd aanbevolen om de gebreken te herstellen, gevolgd door een herhaling van de enquête. Aangegeven is dat het redelijk zou zijn te beginnen met eenvoudige verbeteringen en pas ingrijpende veranderingen uit te voeren indien de eenvoudige verbeteringen niet afdoende zijn. Om na te gaan of deze maatregelen hebben geleid tot verbeterde werking van het ventilatiesysteem en tot minder gezondheidsklachten en grotere tevredenheid bij bewoners is in 2009 een tweede onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in feite de afronding van fase IV zoals die in het vorige rapport beschreven staat: het uitvoeren en evalueren van eenvoudige verbeteringen. Het onderzoek is verricht door de GGD MiddenNederland, de opvolger van de GGD Eemland. De opdracht is verleend door de Gemeente Amersfoort, met ondersteuning van het ministerie van VROM. Het huidige onderzoek bestaat uit drie delen. 1. Gezondheid en tevredenheid in woningen die in 2007 onderzocht zijn: Is er een verandering in de gezondheidsklachten en tevredenheid van de bewoners na de verbetermaatregelen? 2. Binnenmilieu in woningen met balansventilatie die in 2007 onderzocht zijn: Is er een meetbare verandering van het binnenmilieu na de verbetermaatregelen? 3. Tevredenheid en gezondheid in woningen met balansventilatie in heel Vathorst: Zijn de bewoners tevreden en vinden ze zichzelf gezond na de verbetermaatregelen? Vooraf is een aantal deelvragen geformuleerd. De uitkomsten zijn als volgt. 1) Effecten op gezondheid en tevredenheid In welke mate ervaart men na genomen maatregelen een verandering in gezondheid en tevredenheid? Uit de uitkomsten van de telefonische enquête door Onderzoeksinstituut OTB bij 58 bewoners blijkt dat het percentage woningen zonder bewoners met woninggebonden gezondheidsklachten vrijwel hetzelfde is als in 2007 in dezelfde groep. De meeste van deze gezondheidsklachten komen in 2009 voor in ongeveer hetzelfde percentage als in 2007. In deze groep verschilt de gemeten tevredenheid in 2009 niet duidelijk ten opzichte van de in 2007 gemeten tevredenheid. Het percentage bewoners dat hinder van geluid of tocht ondervindt is in 2009 beduidend lager dan in 2007. 2) Effecten op het binnenmilieu •
Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van geluid? Het in 2009 gemeten geluidniveau in woon- en slaapkamers geeft in alle standen van het ventilatiesysteem een verbetering te zien van de gemiddelde geluidniveaus in de door DWA onderzochte 38 woningen, vooral in de woonkamer. De verbetering is het grootst in stand 3 van het systeem en minder groot in stand 2, respectievelijk 4,3 dB(A) en 2 dB(A). In veel woningen is de geluidsterkte waarneembaar afgenomen.
4
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Het ventilatiesysteem behoort in stand 2 of 3 te staan wanneer er personen thuis zijn. De installatie behoort dan minder dan 30 dB(A) te produceren omdat anders verstoring kan optreden. In de bouwpraktijk van de afgelopen jaren is een geluidniveau lager dan 30 dB(A) een redelijkerwijs te verwachten kwaliteitsniveau. Bij stand 2 en 3 is het geluidniveau in veel woon- en slaapkamers nog te hoog. Dit is nog steeds de oorzaak van geluidhinder en het daardoor onvoldoende gebruiken van stand 2 en 3. •
Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van de capaciteit om lucht te verplaatsen? De gemeten ventilatiestromen in de woningen als geheel zijn niet beter dan in 2007. Dit komt doordat de capaciteit van het systeem niet is vergroot. Het percentage woningen met voldoende toevoercapaciteit is vrijwel gelijk gebleven: namelijk 80% (was 77%). De andere 20% voldoet niet aan de wettelijke eis voor de capaciteit van de luchttoevoer die in bestaande woningen voorgeschreven is in het Bouwbesluit 2003. In een aantal gevallen is de verdeling over de woning wel verbeterd. Na de maatregelen is het percentage woningen met voldoende afvoercapaciteit in zowel keuken, toilet en badkamer toegenomen van 15% naar 44%. Meer dan de helft van de woningen voldoet niet aan de wettelijke eis voor de capaciteit van de luchtafvoer.
•
Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van CO2? De in 2009 gemeten CO2-concentraties verschillen niet statistisch significant van die in 2007. Een verbetering van de luchtverversing is dus niet aangetoond.
3) a) Tevredenheid genomen maatregelen “Vathorst-breed” In alle woningen met balansventilatie •
Welke maatregelen zijn er genomen? Plaatsen van akoestische slangen. Betere inregeling van de luchtstromen. Andere aanpassingen aan het systeem. Informatieverstrekking over goed schoonmaken en vervangen van filters. Informatieverstrekking over een juist gebruik van het systeem.
•
In welke mate is men tevreden over de genomen maatregelen? Van de bewoners is ongeveer een kwart tevreden en ongeveer 40% ontevreden over het balansventilatiesysteem terwijl de rest er neutraal tegenover staat. De belangrijkste reden voor ontevredenheid is dat het systeem teveel lawaai maakt, vooral in stand 2 en 3. Ook tocht, onfrisse lucht, het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren, en het geluidniveau in stand 1 worden in veel woningen als probleem ervaren, vooral door huurders.
•
Ervaart men na de genomen maatregelen een verandering in de tevredenheid over de balansventilatie? Van de bewoners geeft 33% aan dat hun tevredenheid na de maatregelen is toegenomen terwijl 19% een afname aangeeft. Er is dus een netto verbetering van de tevredenheid van de bewoners.
•
Ervaart men veranderingen in de gezondheid? Van de bewoners geeft 81% aan geen verschil in gezondheid van henzelf en de huisgenoten te ervaren na de maatregelen. Er is ongeveer evenveel verbetering als verslechtering.
5
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
In koopwoningen met balansventilatie In de “Vathorst-brede” enquête zijn extra vragen gesteld aan bewoners van een eigen huis. •
Bij welk deel van de huiseigenaren zijn er veranderingen aangebracht? Bewoners van 5 woningen (ca. 1%) hebben het balansventilatiesysteem niet meer in gebruik. Bij 27% van de huiseigenaren zijn verbeteringen aangebracht, vooral wegens geluidhinder. Te weinig capaciteit van de balansventilatie werd niet als reden genoemd, hoewel uit de metingen gebleken is dat dit een knelpunt is.
•
Wat bedroegen de kosten? Ruw geschat waren de kosten rond de 300 euro per woning. De kosten zijn in een aantal gevallen verhaald op de installateur.
b) Tevredenheid genomen maatregelen: het Non-respons onderzoek •
Zijn de deelnemers aan de “Vathorst-brede”-enquête representatief voor de doelgroep? Er is een aantal telefonische vragen gesteld aan een deel van de degenen die niet hebben gereageerd op de digitale en schriftelijke “Vathorst-brede” enquête. De uitkomsten van de telefonische vragen verschillen enigszins maar niet in belangrijke mate van de “Vathorst-brede” enquête. Er is een klein verschil gevonden in tevredenheid en aantal klachten. Hiermee is rekening gehouden in de conclusies. De resultaten van de enquête “Vathorst-breed” zijn voldoende representatief om er globale conclusies aan te verbinden voor alle woningen met balansventilatie in Vathorst, zoals verwoord in de samenvatting.
4) Conclusies per aspect De resultaten van alle deelonderzoeken laten een aantal overeenkomsten zien. Die zijn beschreven voor geluid, ventilatie, tevredenheid en gebruik van ventilatievoorzieningen. 4.1. Geluid Het geluidniveau is een belangrijk probleem bij mechanische ventilatiesystemen. Lawaai van de installatie is een belangrijke bron van hinder. Dit wordt onderkend en heeft geleid tot een voorgenomen wijziging van het Bouwbesluit 2003, waarin voorgeschreven gaat worden dat de eigen installatie niet meer dan 30 dB(A) mag produceren. Na verbetermaatregelen is het geluidniveau lager; in de woonkamers is de daling aanzienlijk. Het percentage bewoners dat geluidhinder aangeeft in stand 2 is gedaald van 57% naar 24%. In veel woonkamers en een kleiner deel van de slaapkamers is het geluidniveau echter nog steeds hoger dan 30 dB(A). Dit kan een oorzaak zijn van het geringe gebruik van de hogere ventilatiestanden en daardoor de minimale verbeteringen in ventilatie.
6
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 4.2. Ventilatie Uit de metingen blijkt dat de totale luchtverplaatsing van de installaties als geheel niet is verbeterd. De verdeling van de luchtstromen is na inregelen echter wel verbeterd. Het percentage woningen met voldoende afvoercapaciteit is gestegen van 15% naar 44%. In 56% van de woningen met balansventilatie is de totale afvoercapaciteit kleiner dan het wettelijke voorschrift in het Bouwbesluit. In 31% van de woningen met balansventilatie is de toevoercapaciteit in de woonkamer onvoldoende. In sommige van deze woningen is de vereiste capaciteit alsnog te halen door de installatie te reinigen of in te regelen of door de ventilator-unit hoger af te stellen. In andere woningen is de ventilator-unit te zwak of te lawaaiig om voldoende afvoercapaciteit te leveren in zowel keuken, toilet en badkamer of voldoende toevoercapaciteit in de woonkamer. Er zijn minder klachten over tochthinder. Dit kan een gevolg zijn van een verbeterde verdeling van de mechanische luchttoevoer over de verschillende ventielen in één ruimte en van een verbeterde verdeling over de verschillende ruimtes in een woning. Uit de CO2-gehalten blijkt dat de ventilatie niet beter geworden is. Hoge concentraties komen vaker voor in een slaapkamer dan in de woonkamer. Dit kan bijdragen aan de klachten over een gebrek aan frisse lucht. De meeste bewoners laten het ventilatiesysteem in stand 1 staan terwijl ze thuis zijn. Het valt te betwijfelen of meer voorlichting dat kan verhelpen als de ventilatiesystemen niet verbeterd worden. 4.3. Tevredenheid Van de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst is een kwart tevreden over het balansventilatiesysteem terwijl ongeveer 40% ontevreden is. De belangrijkste reden die voor ontevredenheid aangegeven wordt, is dat het systeem teveel lawaai maakt, vooral in stand 2. In mindere mate worden ook de volgende factoren afbreuk aan de tevredenheid: tocht, onfrisse lucht, het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren en het geluidniveau in stand 1 en 3. Na de verbetermaatregelen bestaat er netto een verbetering van de tevredenheid bij de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst. Het is niet mogelijk dit te vergelijken met gegevens uit 2007. Dit is toen niet gemeten. Bij de bewoners van de woningen die in 2007 onderzocht zijn, is geen significante verandering in tevredenheid geconstateerd. 4.4. Gebruik Van de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst geeft 27% aan dat hun ventilatiegedrag veranderd is: het percentage bewoners dat het ventilatiesysteem nu op de voorgeschreven wijze gebruikt is 12%. En 15% geeft aan een hogere stand te gebruiken. 63% geeft aan dat het gebruik niet veranderd is.
7
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 5. Conclusies op hoofdlijnen De maatregelen in woningen met balansventilatie hebben geleid tot verbetering van het geluidniveau, vermindering van de geluidhinder, betere verdeling van de luchtstromen en toename van het percentage woningen met voldoende capaciteit voor luchtafvoer. Er zijn echter nog veel woningen met een nodeloos en storend hoog geluidniveau, onvoldoende ventilatiecapaciteit en een te hoge CO2-concentratie. Veel bewoners gebruiken te vaak de laagste ventilatiestand. Het percentage woningen met bewoners met gezondheidsklachten is niet afgenomen. Het percentage bewoners dat ontevreden is over de balansventilatie in hun woning is groter dan het percentage tevredenen. Maar de bewoners geven zelf aan dat hun tevredenheid is toegenomen.
6. Aanbevelingen Sommige aanbevelingen gelden specifiek voor de woonwijk Vathorst, andere gelden meer in het algemeen. 6.1.
Aanbevelingen voor Vathorst
Organisatie, onderzoek en oplossingen De knelpunten in de ventilatie zijn technisch van aard maar voor het oplossen zijn ook andere aspecten van belang. Het is aan te bevelen dat de woningontwikkelaars en verhuurders nu in overleg treden met bewonersorganisaties om gezamenlijk de problemen verder in beeld te brengen en goede oplossingen te zoeken. Gemeente en GGD kunnen daarbij een ondersteunende rol spelen. Bij het in beeld brengen zijn nadere (meet)gegevens nodig die het mogelijk maken per woning of per woningtype vast te stellen en vast te leggen hoe het ventilatiesysteem functioneert en wat de toestand ervan is. Dit geldt niet alleen voor woningen met balansventilatie maar ook voor woningen met natuurlijke luchttoevoer. Maatwerk en maatregelen Het is aan te raden dat de woningontwikkelaars en verhuurders met bewonersorganisaties afspraken maken over maatregelen die op maat kunnen worden aangeboden aan alle bewoners. Een aanbod op maat betekent uiteraard niet dat bewoners recht hebben op elke oplossing die zij wensen. Er bestaat geen noodzaak om maatregelen op te leggen aan bewoners die daar niet voor voelen omdat er geen risicofactoren zijn aangetroffen die overal bestreden zouden moeten worden. Als oplossing dienen meerdere sporen naast elkaar gevolgd te worden. 1. Het verlagen van de het geluidniveau van het ventilatiesysteem. 2. Het vergroten van de ventilatiecapaciteit en eventueel het toevoegen van raampjes of roosters. 3. Het informeren van bewoners over hun ventilatiesysteem en over het gebruik ervan. Maatregelen gericht op het geluid van de installatie Het geluidniveau van het ventilatiesysteem is in veel woningen een probleem. Dit kan een reden zijn om de installatie onvoldoende te gebruiken waardoor de ventilatie tekort schiet. Volgens de kwaliteitsrichtlijn NEN 1070;1999 is het geluidniveau storend als meer dan 30 dB(A) van de installatie afkomstig is. Deze NEN-norm is niet bindend, maar heeft in 1999 vastgelegd wat beschouwd werd als ”conform de huidige bouwpraktijk”.
8
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Het is aan te bevelen om het geluidniveau van het ventilatiesysteem te verlagen tot minder dan 30 dB(A). Omdat 30 dB(A) van een luchttoevoer in een slaapkamer voor velen hinderlijk is, is het wenselijk daar te streven naar een geluidniveau lager dan 25 dB(A). Dit niveau wordt in ventilatiestand 3 in veel slaapkamers in Vathorst overschreden. Bij van een geluidniveau van meer dan 25 dB(A) in stand 2 van het ventilatiesysteem zijn maatregelen aan te bevelen. Om het geluidniveau vast te stellen moet voor metingen een standaardmethode gehanteerd worden die omschreven is in NEN 5077 en een eenvoudiger methode die omschreven wordt in de Beoordelingsrichtlijn BRL 8010 van de Ventilatieprestatiekeuring. Het is aan te raden de uitkomsten vast te leggen in een meetrapport. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar of verkoper om een goede installatie te leveren en dus om te laten vaststellen hoe hoog het geluidniveau is. Het is daarbij raadzaam te bevorderen dat bij twijfel gemakkelijk een indicatieve geluidmeting gedaan kan worden door een bewoner of diens vertrouwenspersoon. Maatregelen gericht op de ventilatiecapaciteit In meer dan de helft van de woningen is een ventilatiesysteem aanwezig dat in de hoogste stand niet genoeg lucht verplaatst om te voldoen aan de wettelijke eis. Het is daarom aan te bevelen om per woning of woningtype met klachten of twijfel over het functioneren van het ventilatiesysteem opnieuw de luchtstromen (debieten) te meten. Dit dient te gebeuren volgens een standaardmethode voor metingen die omschreven is in NEN 8087. Het is aan te raden de uitkomsten vast te leggen in een inregelstaat. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar of verkoper om een goede installatie te leveren en dus om te laten vaststellen wat de capaciteit is. Het is daarbij raadzaam te bevorderen dat bij twijfel gemakkelijk een capaciteitsmeting gedaan kan worden door een vertrouwenspersoon van de bewoner. Als de luchtstromen samen kleiner blijken te zijn dan de wettelijke eisen, moet nagegaan worden wat de oorzaak is. In de woningen met een ventilatiesysteem dat niet voldoet aan de wettelijke eisen, moeten zeker maatregelen genomen worden. • Als de capaciteit onvoldoende is door achterstallig onderhoud, dan is het aan te raden eerst onderhoudsmaatregelen te nemen, zoals reiniging of inregeling. • Als bij meting enige tijd na het inregelen de luchtstromen weer niet goed verdeeld blijken te zijn, dan is het aan te bevelen om andere ventielen te plaatsen die minder gevoelig zijn voor verstoring van de inregeling. • Als de capaciteit op enkele meetpunten onvoldoende is, maar op alle meetpunten samen een ruim voldoende overcapaciteit bestaat, is overal de vereiste capaciteit alsnog te halen door de ventilator-unit hoger af te stellen. Dan dient wel het geluidniveau gemeten te worden. Het is raadzaam de nodige overcapaciteit te behouden omdat het systeem robuust moet zijn tegen verstoring, vervuiling, enz. In een ventilatiesysteem zonder overcapaciteit kan korte tijd na inregeling de capaciteit weer onvoldoende zijn. • In andere woningen is de ventilator-unit te zwak of te lawaaiig om voldoende afvoercapaciteit te leveren in zowel keuken, toilet en badkamer of voldoende toevoercapaciteit in de woonkamer en de slaapkamers. Als het tekort aan capaciteit niet tijdelijk maar structureel is, dient een systeem met grotere capaciteit geplaatst te worden. Voorafgaand aan de keuze voor een sterkere ventilatie-unit is het wel zaak om te laten nagaan of de kanalen en ventielen zich lenen voor een grotere luchtstroom, zodat er geen extra geluidhinder of tochthinder gaat optreden. Is dat niet het geval, dan is het plaatsen van een krachtiger unit geen oplossing, tenzij ook kanalen/en/of ventielen worden aangepast.
9
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 •
Een alternatieve oplossing voor het plaatsen van een ventilatie-unit met een grotere capaciteit is het aanbrengen van een ander ventilatiesysteem met bijvoorbeeld roosters in ramen of een toevoer via de buitenmuur, bijvoorbeeld achter radiatoren. Een andere mogelijkheid is het toevoegen van uitzetraampjes in woningen met balansventilatie voor degenen die behoefte hebben aan meer verschillende mogelijkheden om te ventileren. Als de luchtstromen samen weinig groter zijn dan de wettelijk vereiste capaciteit, dan is het raadzaam een andere ventilatie-unit met een grotere capaciteit te plaatsen. Maatregelen gericht op het gebruik van ventilatievoorzieningen Te hoge CO2-gehalten komen regelmatig voor en er zijn klachten over een gebrek aan frisse lucht. Het is aan te bevelen om de volgende informatie te blijven aanbieden. - Het ventilatiesysteem moet tenminste in stand 2 staan wanneer er iemand thuis is. - Tegelijk moeten er roosters open staan in een woning met natuurlijke luchttoevoer. - Het is voor de gezondheid belangrijker de slaapkamer intensief te ventileren tijdens het slapen dan erna. - Roosters, toevoerkanalen, toevoerfilters en -ventielen moeten worden gereinigd voordat ze zichtbaar verontreinigd zijn. De leverancier heeft hiervoor richtlijnen. - Een luchttoevoer die niet gereinigd kan worden, moet vervangen worden. - Het openen van ramen of roosters kan hoogstens de warmteterugwinning verstoren, maar is niet schadelijk voor de ventilatie of het balansventilatiesysteem. - Een zolder zonder goede ventilatie is niet geschikt om als slaap/speel/werkkamer te gebruiken.
10
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 6.2. Overige aanbevelingen Regelgeving Een installatie voor mechanische ventilatie wordt meestal zo ontworpen dat de capaciteit in de hoogste stand net voldoet aan de wettelijke eis. Bij een aanlegfout, verstoring, vervuiling of slijtage schiet de capaciteit tekort. Het toepassen van een ruimere capaciteit is gewenst. Dit kan opgelegd worden door een wettelijk verplichte capaciteit voor te schrijven voor de aanwezigheidsstand van mechanische ventilatiesystemen. De aanwezigheidstand is stand 2 in een ventilatiesysteem met de volgende standen, een eventuele nulstand niet meegeteld. 1. afwezigheidsstand 2. aanwezigheidsstand 3. hoogstand voor intensieve ventilatie tijdens douchen, koken, enz. Als stand 2 wordt ontworpen boven het niveau van de wettelijke eis, dan heeft stand 3 een aanzienlijke reservecapaciteit. Ook is het aan te bevelen om expliciet in de regelgeving op te nemen dat de wettelijke capaciteitseis voor nieuwbouw blijft gelden na oplevering van de woning. Dat is noodzakelijk ter bescherming van huurders en het is momenteel niet duidelijk geregeld. Voor nieuw te bouwen woningen is het raadzaam om een laag geluidniveau, zoals hierboven aanbevolen, blijvend verplicht te stellen. Het voornemen bestaat in 2010 in het Bouwbesluit voor te schrijven dat het geluidniveau afkomstig van de eigen installaties in woningen niet hoger mag zijn dan 30 dB(A). Omdat 30 dB(A) van een luchttoevoer in een slaapkamer voor velen hinderlijk is, is het wenselijk voor te schrijven dat het geluidniveau afkomstig van eigen installaties daar niet hoger mag zijn dan 25 dB(A) als de ventilatiestand overeenkomt met de wettelijke vereiste capaciteit. Verder is het raadzaam om verplicht te stellen dat in alle verblijfsruimten voldoende natuurlijke ventilatie mogelijk is, ook in woningen met gebalanceerde ventilatie. Beoordelingscriteria In het kader van energiebesparing kunnen criteria gehanteerd worden die gunstig uitvallen voor balansventilatie, bijvoorbeeld de EPC-berekening of stimuleringsregelingen voor nieuw te bouwen woningen. Het is aan te raden in dergelijke kaders aan de toepassing van gebalanceerde ventilatie de voorwaarde te verbinden dat het geluidniveau ervan lager is dan 25 dB(A) in de woonkamer en 20 dB(A) in de slaapkamers, aansluitend bij de niet-verplichte NEN 1070. Dat lage niveaus in de praktijk in gewone woningen kunnen worden gehaald, blijkt uit een recent RIVM-rapport.
11
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Inhoud Samenvatting........................................................................................................................................ 4 Inhoud .................................................................................................................................................. 12 Voorwoord ........................................................................................................................................... 13 1. Inleiding .................................................................................................................................. 15 2. Opzet, methoden, technieken en statistiek .................................................................... 18 2.1. Telefonische enquête ....................................................................................................... 18 2.2. Metingen in de woningen ................................................................................................ 19 2.3. “Vathorst-breed” onderzoek: digitale/schriftelijke enquête.................................... 22 2.4. Analyses ............................................................................................................................. 23 2.5. Statistische toetsing......................................................................................................... 23 2.6. Weergave................................................................................................................................. 24 3 Uitkomsten ................................................................................................................................... 25 3.1. Kenmerken van de geënquêteerde woningen, bewoners, hun gezondheid en tevredenheid ................................................................................................................................... 25 3.2. Binnenmilieu: metingen .................................................................................................. 30 3.3. “Vathorst-breed” enquête ............................................................................................. 36 3.4. Het non-respons onderzoek ........................................................................................... 45 4. Beschouwing .......................................................................................................................... 49 5. Conclusies............................................................................................................................... 54 5.1. Antwoorden op onderzoeksvragen ............................................................................... 54 5.2. Conclusies per aspect ...................................................................................................... 56 5.3. Conclusies op hoofdlijnen ............................................................................................... 57 6. Aanbevelingen ....................................................................................................................... 58 6.1. Aanbevelingen voor Vathorst......................................................................................... 58 6.2. Overige aanbevelingen ......................................................................................................... 61 7. Literatuur ................................................................................................................................ 62
12
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Voorwoord Begin 2006 heeft de GGD Eemland1 meldingen over gezondheidsklachten gekregen van bewoners van de nieuwbouwwijk Vathorst. Onder deze bewoners bestond het vermoeden dat de klachten mede veroorzaakt werden door het ventilatiesysteem. Om zicht te krijgen op deze klachten en de mogelijke oorzaken is vanaf de zomer van 2006 tot het voorjaar van 2007 een onderzoek uitgevoerd. Opdrachtgever was de gemeente Amersfoort in samenwerking met de woningcorporaties Alliantie en Portaal. Het onderzoek werd gecoördineerd door de GGD Eemland. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in het rapport ‘Gezondheid en ventilatie in woningen in Vathorst’. Belangrijke conclusies waren onder andere: - De capaciteit van de mechanische ventilatie voldeed in het merendeel van de woningen niet aan de wettelijke eisen. - Eveneens blijkt een sterke statistische correlatie te bestaan tussen gezondheidsklachten en balansventilatie. Belangrijke aanbevelingen uit het rapport waren: - Ventilatiesystemen opnieuw inregelen om zodoende te voldoen aan de voorschriften. - Geluidsreducerende maatregelen nemen. - Bewoners informeren over het gebruik en onderhoud van hun balansventilatiesysteem. Om na te gaan of de aanbevelingen uit dit rapport werkelijk hebben geleid tot verbetering van de installaties en tot minder gezondheidsklachten en grotere tevredenheid bij bewoners is een tweede onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in feite de afronding van fase IV zoals die in het vorige rapport beschreven staat: “fase IV: herstel van gebreken, gevolgd door een herhaling van de enquête.” De gemeente Amersfoort heeft besloten tot uitvoering van fase IV, met ondersteuning van het ministerie van VROM. De deelaspecten van het onderzoek zijn door dezelfde instituten uitgevoerd, te weten: 1. Uitvoering telefonische enquête: Onderzoeksinstituut OTB, Technische Universiteit Delft. 2. Uitvoering van woninginspectie en metingen: adviesbureau DWA, Rijssen. 3. Uitvoering enquête “Vathorst-breed”, non-response onderzoek, begeleiding en eindrapportage: GGD Midden Nederland, Amersfoort. De uitvoering van deze deelonderzoeken vond plaats in de maanden februari tot mei 2009. Het rapport is op basis van deze gegevens geschreven.
1
Vanaf 1 januari 2009 zijn de GGD Eemland en de GGD Midden Nederland samengegaan onder de naam GGD Midden Nederland.
13
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Het onderzoek is begeleid door de volgende personen: R.A.C.L. Héman, arts M&G, MBA, GGD Midden Nederland, adjunct-directeur J. van Gessel, Hoofd Bouw- en Woningtoezicht, Gemeente Amersfoort Mw. J. du Pon, Hoofd Zorg en integratie, Gemeente Amersfoort G. van der Tol, Senior Beleidsadviseur, Gemeente Amersfoort A. Pekel, woningcorporatie ‘De alliantie Eemvallei’ K. Koelewijn, woningcorporatie ‘De alliantie Eemvallei’ E.Kunst, manager ‘Onderhoud’ woningcorporatie ‘Portaal’ P.Snippe, projectleider ‘Onderhoud’ woningcorporatie ‘Portaal’ F.Duijm, milieu-arts, GGD Groningen. G.H. ten Bolscher, Senior consultant DWA, Rijssen A. Meijer, Senior onderzoeker, OTB, Technische Universiteit, Delft Mw. A.M.Merckx, milieugezondheidskundige, GGD Midden Nederland A.J.W. Verkade, milieugezondheidskundige, GGD Midden Nederland Als waarnemers waren daarbij aanwezig: P.J. van Luijk, Ministerie VROM, DGWWI C.J.M. van den Bogaard, VROM-inspectie
14
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
1.
Inleiding
In 2006 hebben 36 bewoners van Vathorst zich bij de GGD Eemland gemeld met gezondheidsklachten. Zij vermoedden dat deze klachten mogelijk werden veroorzaakt door het ventilatiesysteem in hun woningen. De GGD Eemland heeft in 2007 een onderzoek verricht in opdracht van de Gemeente Amersfoort en in samenwerking met het ministerie van VROM. De uitkomsten zijn gepubliceerd in het rapport “Gezondheid en ventilatie in woningen in Vathorst” (Duijm et al. 2007). Uit het onderzoek bleek dat het vóórkomen van een aantal gezondheidsklachten statistisch samenhangt met de aanwezigheid van een balansventilatiesysteem. Ook was er een samenhang tussen gebalanceerde ventilatie en een aantal binnenmilieufactoren. De kwaliteit van het binnenmilieu was in de meeste woningen, ook die zonder balansventilatie, ongunstig wat betreft geluid en vervuiling van de mechanische ventilatie, CO2-concentratie, formaldehydeconcentratie en de binnentemperatuur in de zomer. Er was echter geen duidelijk verband tussen de gezondheidsklachten en afzonderlijk onderzochte binnenmilieufactoren. In het rapport werd gesteld dat in veel woningen de ventilatiecapaciteit niet aan de wettelijke eisen voldeed. In het rapport zijn een aantal aanbevelingen gegeven om de bewoners te helpen, onder andere: - Communicatie met bewoners over de eigen mogelijkheden om bij te dragen aan verbeteringen door een beter gebruik van het ventilatiesysteem (stand, reiniging, zelf actief ventileren). - Verbeteringen aan het ventilatiesysteem: reinigen, inregelen, geluidsverminderende maatregelen. Aangegeven is dat het redelijk is te beginnen met eenvoudige verbeteringen en pas ingrijpende veranderingen uit te voeren indien dat noodzakelijk blijkt. Na publicatie van het onderzoeksrapport is een aantal stappen gezet. Zo hebben de betrokken woningcorporaties ‘De Alliantie-Eemvallei’ en ‘Portaal’ in de eerste helft van 2008 in hun 354 huurwoningen met balansventilatie maatregelen genomen. Deze maatregelen waren: ‘De Alliantie-Eemvallei’ Onderhoud, eens in de vijf jaar: - volledig nakijken en schoonmaken ventilatiekanalen - opnieuw inregelen van de installaties om te voldoen aan de wettelijke eisen Onderhoud, jaarlijks: - levering van 2 sets filters - bijbehorende schoonmaak- en vervangingsinstructie ‘Portaal’ Onderhoud, eenmaal per jaar: - volledige controle van de installatie - achterlaten filtersets bij bewoners Vervanging van installatie - In 38 woningen is de installatie vervangen met als reden de geluidhinder te reduceren tot onder de 30 dB(A). De capaciteit van ventilatiesystemen in woningen is niet aangepast. In een deel van de woningen is het wel mogelijk om de ventilator in te stellen op een groter luchttransport (debiet), maar dit leidt tevens tot een hoger geluidniveau en tot snellere slijtage.
15
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Voor de particuliere woningbezitters in Vathorst fungeert het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV) als centraal punt voor het aanvragen van een meting aan het ventilatiesysteem door een installatiebedrijf. Medio april 2008 hadden 360 van de 900 woningbezitters zich gemeld en is ongeveer 60% van de aangemelde woningen geïnspecteerd en aangepast (OBV rapportage mei 2008; zie bijlage). De gemeente Amersfoort heeft in periode februari-mei 2009 onderzoek laten uitvoeren naar de effectiviteit van de genomen maatregelen aan, en naar de tevredenheid over het systeem van balansventilatie met warmteterugwinning in woningen in Vathorst. De gemeente heeft aan GGD Eemland gevraagd om dit onderzoek op te zetten, te coördineren en te rapporteren.
Doelstelling Het onderzoek geeft inzicht in de effectiviteit van de genomen maatregelen, op zowel technisch als gezondheidskundig gebied en inzicht in de tevredenheid van de bewoners over deze genomen maatregelen.
Vraagstelling De belangrijkste vragen van het onderzoek in 2009 betreffen de effectiviteit van de genomen maatregelen. 1. Gezondheid en tevredenheid in woningen die in 2007 onderzocht zijn: Is er een verandering in de gezondheidsklachten en tevredenheid van de bewoners na de verbetermaatregelen? 2. Binnenmilieu in woningen met balansventilatie die in 2007 onderzocht zijn: Is er een meetbare verandering van het binnenmilieu na de verbetermaatregelen? 3. Tevredenheid en gezondheid in woningen met balansventilatie in heel Vathorst: Zijn de bewoners tevreden en vinden ze zichzelf gezond na de verbetermaatregelen?
Deelvragen Naar aanleiding van bovenstaande vraagstelling is een aantal deelvragen geformuleerd. 1. Effecten op gezondheid en tevredenheid in de in 2007 onderzochte woningen Hebben de bewoners nu minder gezondheidsklachten en zijn ze meer tevreden na de verbetermaatregelen? 2. Effecten op het binnenmilieu in de in 2007 onderzochte woningen met balansventilatie • Is er een afname in het gemeten geluidniveau? • Is er een toename in gemeten capaciteit om lucht te verplaatsen? • Is er een afname in de gemeten CO2-concentraties?
16
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 3. Effecten op gezondheid en tevredenheid in de woningen met balansventilatie “Vathorst-breed” Bij alle woningen: • • • •
Is er een afname in de gemeten CO2-concentraties? In welke mate is men tevreden over de genomen maatregelen? Ervaart men na de genomen maatregelen een verandering in de tevredenheid over de balansventilatie? Ervaart men veranderingen in de gezondheid?
Bij koopwoningen: • • • •
Is er een afname in de gemeten CO2-concentraties? Welk deel van de huiseigenaren heeft veranderingen aangebracht? Welke maatregelen zijn er genomen? Wat bedroegen de kosten?
3b. Het Non-respons onderzoek In aanvulling op dit onderzoek is een korte telefonische enquête gehouden onder ruim 100 willekeurige adressen van de bewoners die wel balansventilatie in de woningen hebben, maar niet reageerden op de schriftelijke enquête. Hier is eveneens gevraagd naar de mate van tevredenheid over het balansventilatiesysteem, de eventuele genomen maatregelen en of de tevredenheid na de maatregelen veranderd is. Vervolgens is gekeken of er significante verschillen waren tussen de groepen die wel en niet hebben gereageerd op de schriftelijke enquête.
17
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
2.
Opzet, methoden, technieken en statistiek
Locatie Om een vergelijking te kunnen maken met de resultaten uit 2007, zijn de bewoners onder wie een telefonische enquête gehouden is (deelvraag 1), en de woningen waar metingen zijn uitgevoerd (deelvraag 2) afkomstig uit dezelfde steekproef zoals die beschreven is in het vorige rapport. Een deel van de bewoners wilde niet meer meewerken aan dit vervolgonderzoek. Het gebied waarin de onderzochte woningen liggen is hetzelfde als het gebied waarvan sprake is in het rapport 2007, kort gezegd: het noordelijke deel van de wijk Vathorst. Daarnaast is in heel Vathorst een enquête gehouden onder bewoners van alle woningen met een systeem van balansventilatie (deelvraag 3a). Deze enquête is aangevuld met een onderzoek onder non-responders (deelvraag 3b).
2.1. Telefonische enquête Doel: in kaart brengen van effecten van genomen maatregelen op gezondheid en tevredenheid Voor het onderzoek, uitgevoerd in 2007 naar balansventilatie in Vathorst, heeft Onderzoeksinstituut OTB een vragenlijst opgesteld. Aan deze enquête zijn vragen toegevoegd over de genomen verbetermaatregelen om de situatie vóór en na maatregelen te kunnen vergelijken. De vragenlijst staat in bijlage 1. De vragenlijst behandelt de volgende thema’s: 1. Woningkenmerken (woningtype, bouwjaar, aantal kamers, type ventilatiesysteem, enz.). 2. Gebruik van de woning (ventilatiegedrag, koken, wasdrogen, douchen, vloerbedekking, enz.). 3. Leefsituatie (aantal bewoners, uren verblijf buitenshuis, roken, huisdieren, enz.) 4. Klachten over gezondheid en hinder (luchtwegklachten, vermoeidheid, tocht, geluid, verkleuring van wanden, enz.). 5. Genomen verbetermaatregelen. 6. Tevredenheid over verbetermaatregelen. De 99 adressen uit 2007 waar bewoners hebben meegewerkt aan de telefonische enquête, zijn in 2009 opnieuw benaderd voor het vervolgonderzoek. Een week voorafgaande aan het telefonisch benaderen is een aankondigingbrief op naam verstuurd naar de bewoners. De resultaten zijn anoniem verwerkt. De telefonische enquête is uitgevoerd door drie medewerkers van onderzoeksinstituut OTB onder toezicht van een senior onderzoeker. Het afnemen van de enquête kostte ongeveer 40 minuten per geënquêteerde. Uiteindelijk hebben 58 bewoners deelgenomen aan de telefonische enquête van het vervolgonderzoek. Het betreft 26 adressen met natuurlijke ventilatie en 32 adressen met balansventilatie (door DWA vastgesteld in 2007). De responsgroep (N=58) is kleiner dan die uit het vorige onderzoek. Redenen hiervoor zijn: verhuisd, bij herhaling op verschillende tijden telefonisch niet bereikbaar, of niet bereid om mee te werken wegens tijdgebrek, desinteresse of demotivatie (“ik ben het probleem helemaal zat”).
18
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 De bewoners van 4 woningen zijn na de vorige enquête om onbekende redenen verhuisd. De nieuwe bewoners van deze 4 woningen zijn wel geënquêteerd, maar bij hen is er geen vergelijking mogelijk met de gegevens uit 2007 betreffende gezondheid en tevredenheid. De respondenten zijn net als in 2007 onder te verdelen in drie groepen: • Casusgroep: bewoners van 14 woningen die zichzelf met gezondheidsklachten hebben gemeld bij de GGD voordat het onderzoek in 2007 was opgezet. Volgens opgave van de bewoners bevindt zich in 12 woningen balansventilatie; in 2 woningen bevindt zich natuurlijk/mechanische ventilatie. • Gematchte groep: bewoners van 18 woningen waarvan 16 met balansventilatie en 2 met natuurlijk/mechanische ventilatie vastgesteld door DWA. • Controlegroep: bewoners van 26 woningen, bestaande uit 5 woningen met balansventilatie en 21 woningen met natuurlijk/mechanische ventilatie vastgesteld door DWA. De bewoners uit de gematchte groep en uit de controlegroep hebben zichzelf niet gemeld bij de GGD voordat het onderzoek in 2007 was opgezet. Deze bewoners hebben op verzoek van de enquêteurs meegedaan aan het onderzoek.
2.2. Metingen in de woningen Doel: in kaart brengen van effecten van de genomen maatregelen op het binnenmilieu Het onderzoeksbureau DWA heeft de bewoners van de 52 woningen met balansventilatie uit het onderzoek van 2007 opnieuw per brief en per telefoon benaderd om een afspraak te maken voor metingen. Bewoners van 38 adressen wilden meewerken aan het vervolgonderzoek. Er waren 2 bewoners onbereikbaar en degenen die niet weer wilden meewerken, gaven hiervoor de volgende redenen op. Tabel 1:
Redenen om niet deel te nemen aan onderzoek in 2009
Reden Wil niet meer meewerken Roosters geplaatst Ventilatiesysteem staat uit Luchttoevoer staat uit Luchttoevoer is dicht geplakt Ventilatiesysteem is verwijderd Totaal
Aantal personen 8 1 1 1 1 1 13
Van de 38 bewoners die metingen uit lieten voeren, wilden er 10 niet meer meewerken aan of waren niet bereikbaar voor de telefonische enquête. OTB heeft in 33 woningen met balansventilatie een enquête afgenomen, waarvan er 5 niet door DWA zijn onderzocht. Dit is weergegeven in tabel 2. Tabel 2:
Overzicht van woningen met metingen en/of enquêtes
OTB-enquête Geen OTB-enquête Totaal
DWA-meting 28 10 38
geen DWA-meting 5 9 14
Totaal 33 19 52
De metingen zijn verricht tussen februari en april 2009. Het onderzoek is uitgevoerd door 3 medewerkers van ingenieursbureau DWA, onder toezicht van een senior onderzoeker. DWA heeft de metingen uitgevoerd volgens dezelfde methoden en technieken als het onderzoek naar balansventilatie in Vathorst in 2007.
19
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 In de onderzochte aspecten is een selectie gemaakt ten opzichte van het onderzoek in 2007. Daarbij zijn de formaldehydemetingen en de metingen aan vluchtige organische stoffen (VOS) vervallen. Deze zijn geen goede maat voor het effect van maatregelen omdat de concentraties vanzelf afnemen door natuurlijke uitwaseming van dit gas uit de (nieuwe) bouwmaterialen. De metingen zijn gericht op de volgende aspecten van de kwaliteit van het binnenmilieu: 1. Geluid 2. Ventilatievoorzieningen 3. CO2-concentratie 1. Geluid De geluidmetingen zijn volgens de methoden beschreven in NEN 5077 uitgevoerd in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer. In de GIW-garantieregeling zoals die tot 2009 in een koopcontract kon worden vastgelegd, is de norm voor ventilatiegeluid in verblijfsruimten gesteld op maximaal 30 dB(A) bij oplevering. Daarna is in de GIW-regeling deze norm afgezwakt tot een advies. De GIW-garantieregeling is alleen geldig in woningen waarvoor deze regeling is afgesloten tussen koper en verkoper. In de norm NEN 1070 staan richtwaarden voor de geluidniveaus binnenshuis. Daarin is in 1999 bij consensus binnen de bouwsector vastgelegd dat conform de bouwpraktijk een maximum van 30 dB(A) het niveau is dat beschermt tegen ontoelaatbare verstoring, hoewel te verwachten is dat ongeveer 10-25% van de bewoners hinderklachten zullen hebben. Een geluidniveau van meer dan 30 dB(A) kan dus een hoger percentage gehinderden en een ontoelaatbare verstoring veroorzaken. Deze richtlijn voor kwaliteit geldt in alle woningen van na 1999, maar is niet wettelijk verplichtend. Het Bouwbesluit vereist voor nieuwbouw dat een mechanisch ventilatiesysteem niet meer dan 30 dB(A) veroorzaakt in een aangrenzende woning. Het ministerie van VROM is voornemens om in 2010 een herziene versie van het Bouwbesluit vast te stellen met daarin het nieuwe voorschrift voor nieuw te bouwen woningen dat het geluidsniveau van het ventilatiesysteem ook in de eigen woning niet hoger mag zijn dan 30 dB(A). Dit wettelijke voorschrift is nog niet van kracht, maar kan dienen als indicatie voor een niveau waar de geluidsterkte onder dient te blijven. In paragraaf 3.2 is voor de uitkomsten van de metingen een toetswaarde van 30 dB(A) gehanteerd, gebaseerd op de bovengenoemde richtlijn en op de voorgenomen wettelijke norm. 2. Ventilatievoorzieningen Gemeten is de feitelijke capaciteit van de gebalanceerde ventilatie volgens NEN 8087. De capaciteit is de luchtstroom van de afvoer en die van de toevoer in de hoogste stand (= stand 3) van de ventilator. Deze capaciteit is te toetsen aan de voorschriften in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit 2003 eist in toilet, badkamer en keuken een minimum afvoercapaciteit van respectievelijk 7, 14 en 21 liter per seconde. Dit komt overeen met 25, 50 en 75 kubieke meter per uur. De toevoercapaciteit moet ten minste 0,7 liter per seconde zijn per vierkante meter vloeroppervlak van o.a. de woonkamer en per slaapkamer. Dit komt overeen met ongeveer 2,5 kubieke meter per uur. Het Bouwbesluit eist bovendien in nieuw te bouwen woningen een toevoercapaciteit van ten minste 0,9 liter per seconde per vierkante meter vloer in een verblijfsgebied. Dit komt overeen met ruim 3 kubieke meter per uur. Een verblijfsgebied bestaat uit 1 of meer aan elkaar grenzende kamers op 1 verdieping. Dit voorschrift voor nieuwbouw geldt
20
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 niet meer na oplevering van de woning, maar als in de nieuwe woning de capaciteit beduidend lager is, dan kan dat erop wijzen dat bij de oplevering niet voldaan is aan het wettelijke voorschrift voor nieuw te bouwen woningen. In paragraaf 3.2 zijn de uitkomsten van de metingen getoetst aan de norm waaraan alle woningen altijd moeten voldoen, namelijk een afvoercapaciteit van minimaal 7, 14 en 21 L/s in respectievelijk toilet, badkamer en keuken, en een toevoercapaciteit van minimaal 0,7 L/s per m2 vloeroppervlak per kamer. 3. CO2-concentratie De CO2-metingen zijn gedurende minimaal een week uitgevoerd in de woonkamer en in de belangrijkste slaapkamer. De metingen zijn gedaan op leefhoogte: 0,6 tot 1,5 meter boven de vloer. In de woonkamers zijn de CO2-meetgegevens van 07.00 tot 23.00 uur geanalyseerd; in de slaapkamers die van 23.00 uur tot 07.00 uur. Deze tijdvensters zijn vergelijkbaar met die in 2007, de metingen zijn op dezelfde wijze uitgevoerd. Elke vijf minuten is de CO2concentratie gemeten, gemiddeld en geregistreerd. Per woning is zo een groot aantal meetwaarden van de CO2-concentratie geregistreerd. De gemeten CO2-concentraties zijn op zichzelf geen probleem, maar een hoge concentratie geeft een aanwijzing dat de ventilatie in de ruimte op dat moment onvoldoende is. De CO2 is vooral afkomstig van de lucht die de bewoners uitademen. Als er weinig uitademingslucht wordt afgevoerd, wordt er ook weinig afgevoerd van andere stoffen die binnen vrijkomen. Dan kunnen de concentraties van verontreinigingen hoog oplopen. Een CO2-concentratie van het binnenmilieu wordt daarom beschouwd als indicator voor de luchtkwaliteit wanneer er mensen aanwezig zijn. Voor de CO2-concentratie in woningen bestaat geen wettelijke of bestuurlijke norm. De capaciteitseisen in het Bouwbesluit zijn er, met instemming van de Gezondheidsraad, op gericht om het mogelijk te maken de geurhinder te vermijden die bij 1200 ppm CO2 kan optreden (ppm = parts per million = bijvoorbeeld liters per miljoen liter). De Gezondheidsraad heeft daarbij aangetekend dat er meer ventilatie nodig is als er andere bronnen van luchtverontreiniging in een woning zijn dan de aanwezige personen. Volgens de niet-wettelijke normen NEN 15251 en 13779 is de luchtkwaliteit als matig te beschouwen wanneer de CO2-concentratie hoger is dan 1000 ppm. De toetswaarden in paragraaf 3.2 zijn gebaseerd op het uitgangspunt van het Bouwbesluit en op de twee NEN-normen.
21
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
2.3. “Vathorst-breed” onderzoek: digitale/schriftelijke enquête Doel: in kaart brengen van de effectiviteit van de genomen maatregelen in geheel Vathorst Om antwoord te krijgen op de vraag of de tevredenheid over het balansventilatiesysteem in de wijk Vathorst is veranderd na de genomen verbetermaatregelen, is door de GGD Midden Nederland een enquête verstuurd aan alle woningen met balansventilatie. De vragen van de enquête “Vathorst-breed” zijn opgesteld door de afdeling Medische Milieukunde (MMK) in samenwerking met de afdeling epidemiologie van de GGD Midden Nederland. De vragenlijst is weergegeven in bijlage 4. In deze enquête waren 43 vragen opgenomen die betrekking hadden op: 1. tevredenheid over balansventilatie; 2. tevredenheid over de verbeteringen; 3. redenen om wel/geen meting te laten uitvoeren in koopwoningen; 4. percentage eigenaren dat verbeteringen liet uitvoeren aan hun ventilatiesysteem en de kosten van deze verbeteringen. Het adressenbestand is geleverd door de gemeente Amersfoort. Het betreft 375 huurwoningen en 900 koopwoningen. In het adresbestand was overlap met een deel van de 99 woningen die in 2007 hebben deelgenomen aan het onderzoek. Personen op adressen die aan het onderzoek van OTB(2009) deelnamen zijn uitgesloten van deelname aan de “Vathorst-breed” enquête, zodat de enquêtes elkaar niet overlappen. De 1275 adressen zijn per post benaderd. De bewoners werd schriftelijk verzocht de enquête online in te vullen op de websites van de GGD’en Eemland of Midden Nederland. De antwoorden kwamen dan rechtstreeks in het programma Netquestionnaire. Twee weken later is aan de bewoners die niet digitaal reageerden, een papieren versie van dezelfde enquête toegestuurd. De schriftelijke antwoorden zijn door de GGD Midden Nederland ingevoerd in het programma Netquestionnaire. De toezending geschiedde anoniem en de respondenten blijven ook anoniem. Van de 1275 benaderde adressen gaven 235 woningen aan niet in het bezit te zijn van balansventilatie. De doelgroep van het onderzoek is daardoor afgenomen tot 1040 adressen. Van deze doelgroep hebben 484 respondenten een digitale of schriftelijke enquête ingevuld. De respons bedraagt daarmee 46,5% en de non-respons 57,5%. Om de resultaten van de digitale en schriftelijke enquêtes goed te kunnen interpreteren, is het belangrijk om te weten of de mensen die niet gereageerd hebben (de nonresponders) essentieel verschillen van degenen die wel gereageerd hebben (de responders). Het bleek wenselijk van de non-responders tenminste iets te weten over de mate van hun tevredenheid. “Vathorst-breed” onderzoek: de non-respons enquête Uit de groep mensen die niet gereageerd heeft op de schriftelijke uitnodiging van de GGD Midden Nederland om mee te doen aan het onderzoek, is een aselecte steekproef getrokken uit de resterende 616 adressen. Deze willekeurig gekozen adressen zijn telefonisch benaderd. In totaal zijn 137 non-responders telefonisch geënquêteerd. De enquête bestond, afhankelijk van de antwoorden van de respondent, uit maximaal 13 korte vragen. Deze vragen waren afkomstig uit de enquête van het “Vathorst-breed” onderzoek. In deze sterk verkorte vragenlijst werd vooral gefocust op tevredenheid en klachten na het nemen van verbetermaatregelen (bijlage 6). De antwoorden zijn door de onderzoekers ingevoerd in Netquestionnaire.
22
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
2.4. Analyses De gegevens afkomstig van Onderzoeksinstituut OTB en adviesbureau DWA zijn in 1 digitaal bestand gebracht en geanalyseerd. DWA heeft een deel van de uitkomsten getoetst aan het Bouwbesluit voor zover dit vast te stellen was op basis van de uitgevoerde inspecties en metingen. Onderzoeksinstituut OTB heeft de overige uitkomsten statistisch geanalyseerd. GGD Midden Nederland heeft de resultaten van de digitale/schriftelijke enquête en het non-respons onderzoek onder de bewoners van heel Vathorst met balansventilatie geanalyseerd.
2.5. Statistische toetsing Statistische bewerkingen van de gegevens zijn uitgevoerd met SPSS-software. De keuze van de statistische test hangt mede af van de aard van de meetschaal van de variabelen. De meeste variabelen zijn van nominale aard (d.w.z. ingedeeld in een aantal categorieën). Andere variabelen zijn continu numeriek. Sommige variabelen zijn dichotoom (d.w.z. in te delen in twee categorieën, bijvoorbeeld ja/nee). In dit onderzoek zijn non-parametrische tests gebruikt om dezelfde redenen als het onderzoek in 2007. Tenzij anders vermeld is, is de Cramer’s V test gebruikt. Deze test geeft informatie over de sterkte van de samenhang tussen variabelen. Daarnaast zijn odds ratio’s (OR) bepaald door logistieke regressieanalyse na vaststelling van statistisch significante verbanden tussen gezondheidsklachten en binnenmilieuparameters of woningkenmerken. Daarbij zijn meerdere verklarende variabelen in onderling verband getoetst. Deze OR-waarde geeft de relatieve toename van de klachten bij aanwezigheid van de betreffende binnenmilieu-conditie ten opzichte van het aantal klachten wanneer een conditie niet geldt of afwezig is. In de gegevens van de enquête “Vathorst-breed” zijn kruisverbanden getoetst met de Chi-kwadraat test. Deze test geeft aan of een verband significant is.
23
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
2.6. Weergave De gegevens van de gezondheidsklachten die ontleend zijn aan de telefonische enquête, zijn uitgesplitst in 3 onderzoeksgroepen: casusgroep, gematchte groep en controlegroep (zie paragraaf 2.1). De telefonische-enquêtegegevens over tevredenheid en geluidhinder zijn uitgesplitst naar de feitelijk door DWA vastgestelde aanwezigheid van balansventilatie of natuurlijk/mechanische ventilatie. De resultaten van de metingen zijn grafisch of in de vorm van tabellen weergegeven. Dit geldt eveneens voor de resultaten van de enquête “Vathorst-breed”. De resultaten zijn overwegend gepresenteerd in de vorm van kruis- en frequentietabellen. Daarin worden per rij en kolom totalen van de betreffende variabelen weergegeven. Het komt voor dat het totaal van dezelfde variabele verschilt per tabel. De oorzaak daarvan is gelegen in ontbrekende waarnemingen of ongelijke aantallen waarnemingen per variabele. Zo kunnen antwoorden op enquêtevragen ontbreken omdat de geënquêteerde het antwoord niet weet of niet wil zeggen. Bij metingen kunnen waarden ontbreken doordat bijvoorbeeld een meting niet uitgevoerd kan worden. Voor het berekenen van verbanden tellen alleen de woningen mee waarin beide variabelen bekend zijn. Het totaal aantal waarnemingen van een bepaalde variabele in een kruistabel hangt dus mede af van het aantal waarnemingen van de andere variabele in dezelfde kruistabel.
24
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
3
Uitkomsten
In dit hoofdstuk worden resultaten van de telefonische enquête door Onderzoeksinstituut OTB en het technische onderzoek door adviesbureau DWA beschreven en vergeleken met de resultaten uit 2007. Er zijn in dit vervolgonderzoek veel gegevens verzameld. In de bijlagen is een volledige weergave te vinden van die gegevens. In hoofdstuk 3 staan de uitkomsten die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen die in hoofdstuk 1 vermeld zijn.
3.1. Kenmerken van de geënquêteerde woningen, bewoners, hun gezondheid en tevredenheid Voor het vervolgonderzoek zijn de 99 adressen die in 2007 hebben meegewerkt aan de telefonische enquête en aan de metingen door DWA opnieuw benaderd. Uit deze groep hebben 58 bewoners deelgenomen aan de telefonische enquête van het vervolgonderzoek (zie paragraaf 2.1). Het betreft 26 adressen met mechanische ventilatie en 32 adressen met balansventilatie. Dit onderzoek is op dezelfde wijze opgezet en uitgevoerd als het onderzoek uit 2007. De bewoners van vier woningen hebben hun woning betrokken na het onderzoek in 2007. Van deze woningen zijn de algemene kenmerken en het ventilatiegedrag wel meegenomen, maar de tevredenheid en de gezondheidsklachten van de bewoners van deze woningen zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet vergeleken kunnen worden met de situatie in 2007. Algemene kenmerken van woningen en bewoning De onderzoeksgroep van 2009 heeft de volgende kenmerken. • 69% koopwoningen en 31% huurwoningen. • 93% eengezinswoningen en 7% appartementen. • 88% heeft een open keuken. • 59% van de woningen is 5,2 jaar of korter door de huidige bewoners bewoond. • 41% van de woningen is langer dan 5,2 jaar bewoond. • 93% van de woningen wordt bewoond door de eerste bewoner. • Het gemiddelde aantal bewoners is 3,4 per woning. Ten opzichte van 2007 zijn er weinig veranderingen. De bewoningsduur is wat toegenomen en het percentage eerste bewoners is wat afgenomen. Het aantal bewoners per woning is iets groter geworden. Dit kan het gevolg zijn van het toenemen van de leeftijd van de woningen. Karakteristieken van bewoners De onderzoeksgroep van 2009 heeft de volgende kenmerken. • 10% alleenstaanden, 12% tweepersoonshuishoudens zonder kinderen en 78% bestaat uit gezinnen met kinderen. • Leeftijd van 55% van de bewoners tussen de 20-40 jaar, 41% tussen de 40-60 jaar en 4% ouder dan 60 jaar. • 64% geeft aan dat er (bijna) altijd iemand thuis is. • 86% geeft aan dat er in huis niet gerookt wordt, 14% geeft aan dat er minimaal één sigaret per dag gerookt wordt. • 43% heeft huisdieren met veren of haren. Ten opzichte van 2007 is het percentage tweepersoonshuishoudens zonder kinderen gehalveerd. Een mogelijke verklaring kan zijn dat een deel van deze tweepersoonshuishoudens uit starters bestond: één van de aantrekkelijke punten van de wijk Vathorst is de kindvriendelijke opzet. Overigens zijn er weinig verschillen. Uit de gegevens blijkt niet dat een specifiek deel van de groep buiten beeld geraakt is.
25
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Aanwezigheid balansventilatie In 2007 heeft DWA vastgesteld dat een aantal woningen een ander ventilatiesysteem heeft dan verwacht werd. In 2009 hebben daarvan de volgende deelgenomen aan het vervolgonderzoek. De casusgroep (N=14) bevat twee woningen met een ventilatiesysteem met natuurlijke luchttoevoer en mechanische afvoer. De gematchte groep (N=18) bevat twee woningen met een dergelijk systeem. De controlegroep (N=26) bevat 5 woningen met balansventilatie. Van de 58 adressen waarvan de bewoners in 2009 hebben meegedaan aan de telefonische enquête hebben er dus 33 een systeem met balansventilatie en 25 een systeem van mechanische afvoer met natuurlijke luchttoevoer via roosters. Gezondheid en tevredenheid Eerst wordt ingegaan op gezondheidsklachten. Dan op de tevredenheid over het ventilatiesysteem voor- en nadat verbetermaatregelen zijn genomen. Hierna wordt de ervaren hinder van dit systeem weergegeven. Tenslotte wordt beschreven of een relatie bestaat tussen verbeteringen aan het systeem en de gezondheid.
Gezondheid Gezondheidsklachten in 2007 en 2009 In de telefonische enquête zijn alleen woninggebonden gezondheidsklachten verwerkt. Het gaat om klachten die verdwijnen bij verblijf buitenshuis. Gezondheidsklachten van bewoners die in 2007 nog niet in hun huidige woning woonden, zijn niet meegenomen in de resultaten. De resultaten staan in de tabellen 3 en 4. Tabel 3:
Percentage woningen met ten minste 1 bewoner met een gezondheidsprobleem
Verstopte neus of neusloop Verkoudheid Piepende ademhaling Benauwdheid Kortademigheid Hooikoorts Astma Keelpijn Oogklachten Last van contactlenzen Hoofdpijn Concentratieproblemen Extreme vermoeidheid Doorslaapproblemen Huidklachten Spierpijn
Casus 2007 2009 48 62 56 36 36 28 24 20 44 48 8 52 16 52 56 20 20
62 38 54 38 8 23 54 54 8 46 31 38 62 23 15
Gematcht 2007 2009 35 50 31 12 12 15 23 15 25 31 4 23 15 27 19 8 8
38 13 38 19 19 6 25 50 6 31 25 44 44 13 6
Controle 2007 2009 19 20 8 8 8 6 8 0 8 15 4 21 8 13 17 8 2
12 4 8 8 24 4 4 8 8 16 4 8 20 8 4
Totaal 2007 2009 30 39 26 16 16 14 16 9 19 27 5 29 12 26 17 11 8
31 15 28 19 19 9 22 31 7 28 17 26 37 13 7
De meeste klachten komen in 2009 voor in ongeveer hetzelfde percentage als in 2007. Er lijkt een toename te zijn van vooral benauwdheid en doorslaapproblemen. De verschillen tussen 2009 en 2007 zijn niet statistisch getoetst. De reden daarvoor is dat het gaat om kleine aantallen woningen en veel verschillende klachten. Daardoor is er een grote kans op percentages die significant verschillen tussen beide jaren zonder dat er ook werkelijk een toename of afname bestaat. Dit heet kanskapitalisatie. Belangrijk is dat de percentages van veel gezondheidsklachten nauwelijks veranderd zijn. Over het algemeen is er geen opvallende trend. Dit is ook goed te zien als de gegevens per onderzoeksgroep worden samengevoegd, zoals in tabel 4.
26
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Tabel 4:
Percentage woningen met één of meer met gezondheidproblemen
2007 % 88 58 54 64
Groep Casus Gematched Controle Totaal
2009 % 77 81 56 69
In de totale onderzochte groep is het percentage woningen met bewoners met of zonder gezondheidsklachten vrijwel hetzelfde gebleven. Dit geldt ook voor de controlegroep. Er is een toename in de gematchte groep en een afname in de casusgroep. In deze beide groepen bevatten de woningen vooral balansventilatie. Het verschil tussen 2007 en 2009 is niet consistent en niet verklaarbaar. Er is geen eenduidige conclusie te trekken over een toename of afname van gezondheidsklachten. Daarnaast valt het op dat in de controlegroep het percentage met gezondheidsklachten lager is dan in de gematchte groep en in de casusgroep. Dit was in 2007 ook al het geval. Dit sluit aan bij de conclusie in 2007 dat in woningen met balansventilatie de kans op gezondheidsklachten groter is dan in woningen met natuurlijk/mechanische ventilatie. Om zicht te krijgen op de situatie is de indeling in de bovengenoemde drie groepen van minder belang dan het onderscheid naar wel of niet balansventilatie. Daarom zijn in de volgende analyses de gegevens ingedeeld naar type ventilatiesysteem.
Tevredenheid Tevredenheid over het balansventilatiesysteem in 2007 en 2009 In de onderstaande tabel is de tevredenheid weergegeven zoals die werd gemeld door de bewoners van woningen met balansventilatie in vergelijking met de bewoners van woningen met natuurlijke luchttoevoer en mechanische afvoer. De situatie in 2007 is voordat er maatregelen zijn genomen. De situatie in 2009 is nadat er maatregelen aan het balansventilatiesysteem zijn genomen. Tabel 5:
Percentage geïnterviewde bewoners dat tevreden is over het ventilatiesysteem
Mate van tevredenheid Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Aantal geïnterviewden WSR-toets/p
Natuurlijkmechanisch 2007 2009 9% 16% 66% 60% 6% 8% 19% 16% 0% 0%
Balansventilatie
47 25 W = - 0,16/0,87
51 33 W = -0,24/0,81
2007 2% 24% 25% 26% 23%
2009 9% 24% 21% 15% 31%
Totaal 2007 5% 44% 16% 22% 12%
2009 12% 40% 16% 15% 17%
98 58 W = -0,08/0,94
Het percentage zeer tevredenen lijkt wat toegenomen. Dit geldt zowel voor de groep met natuurlijk-mechanische ventilatie als voor de groep met balansventilatie. In woningen met balansventilatie lijkt ook het percentage zeer ontevredenen wat toegenomen. De veranderingen lijken te worden veroorzaakt door een verschuiving vanuit het midden. Er lijkt een lichte afname te zijn van de percentages bewoners die tevreden, neutraal of ontevreden gemeld hebben. De verandering in tevredenheid van 2007 ten opzichte van 2009 is getoetst per type ventilatiesysteem en voor alle geïnterviewden. Statistisch is de tevredenheid niet significant veranderd. (WSR-toets = Wilcoxon Signed Ranks test; getoetst op p < 0.05).
27
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Hinder Ervaren hinder In 2007 en in 2009 is gevraagd naar de belangrijkste bronnen van hinder. Geluid en tocht zijn toen het meest genoemd. Er is in 2007 een samenhang gevonden tussen ervaren geluidhinder en extreme vermoeidheid, en ook tussen ervaren geluidhinder en astma. Geluidoverlast heeft een nadelige invloed op het slapen. Hierdoor kunnen vermoeidheid en stress toenemen. Vermoeidheid en stress kunnen een ongunstig effect hebben op het immuunsysteem. Het is denkbaar dat dit leidt tot een toename van gezondheidsklachten, maar een degelijke wetenschappelijke onderbouwing daarvoor is niet beschikbaar (Babisch, 2003). Geluidhinder bij verschillende ventilatiestanden en tochthinder 2007/2009 In de figuren 1 en 2 is het percentage van de bewoners weergegeven dat in 2007 resp. 2009 aangeeft geluid- en/of tochthinder te hebben. De geluidhinder is uitgesplitst naar ventilatiesysteem: natuurlijke toevoer plus mechanische afvoer, dan wel balansventilatie. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen de 3 standen van de ventilatiesystemen. Naast de geluidhinder is de hinder van tocht weergegeven, ook op basis van de gegevens uit de telefonische enquête. Figuur 1:
Gemelde hinder bij verschillende standen van het systeem; 2007
Woningen met geluid- of tochthinder 2007 70% 60%
Percentage
50% 40%
Natuurlijk/mechanisch Balansventilatie
30% 20% 10% 0% Geluid 3
Geluid 2
Geluid 1
Tocht
28
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Figuur 2:
Gemelde hinder bij verschillende standen van het systeem; 2009
Woningen met geluid- of tochthinder 2009 70% 60%
Percentage
50% 40%
Natuurlijk/mechanisch Balansventilatie
30% 20% 10% 0% Geluid 3
Geluid 2
Geluid 1
Tocht
Na de verbetermaatregelen (akoestische aanpassing en inregeling van de installaties) wordt beduidend minder hinder ervaren. Ten opzichte van de situatie in 2007 is een forse vermindering van de hinder te zien. De verandering is het grootst in de standen 2 en 3 van het balansventilatiesysteem, namelijk van 57% naar 24% gehinderden, resp. van 67% naar 42% gehinderden. Ook in woningen zonder balansventilatie lijkt wat minder geluidhinder op te treden. Ook de tochthinder is sterk verminderd. Het percentage gehinderden daalde van 28% naar 9%. Dit is mogelijk het gevolg van de betere verdeling van de luchtstromen door het opnieuw inregelen van o.a. de mechanische luchttoevoer. Ook in woningen zonder balansventilatie lijken minder hinder door tocht op te treden.
Résumé van de telefonische enquête In 2009 is een telefonische enquête uitgevoerd in 58 van de 99 woningen waarin dat in 2007 gedaan was. De kenmerken van de woningen en bewoners in de enquêtes van 2007 en 2009 vertonen geen onverwachte verschillen. Dit betekent dat de bevindingen voldoende representatief zijn voor de hele groep. Het percentage woningen met bewoners zonder woninggebonden gezondheidsklachten is vrijwel hetzelfde gebleven als in 2007. De meeste woninggebonden gezondheidsklachten komen in 2009 voor in ongeveer dezelfde percentages als in 2007. De tevredenheid over het ventilatiesysteem is niet toegenomen of afgenomen. Het percentage bewoners dat hinder van geluid of tocht ondervindt, is in 2009 beduidend lager dan in 2007. Met name in de standen 2 en 3 van balansventilatiesystemen bestaat een forse afname van geluidhinder.
29
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
3.2. Binnenmilieu: metingen Het onderzoeksbureau DWA heeft de bewoners van de 52 woningen met balansventilatie uit het onderzoek van 2007 opnieuw benaderd. Hiervan wilden bewoners van 38 adressen meewerken aan het vervolgonderzoek. In een deel van de woningen is het balansventilatiesysteem verbeterd tussen het onderzoek in 2007 en dat in 2009. In zeker 8 woningen zijn door de ontwikkelaar verbeteringen aangebracht na het onderzoek in 2009. Deze nieuwe situatie kon in dit onderzoek niet meer beoordeeld worden. De woningen zijn opnieuw door DWA onderzocht door middel van inspecties en metingen, zoals beschreven in paragraaf 2.2. DWA heeft de metingen uitgevoerd volgens dezelfde methode als het onderzoek naar balansventilatie in Vathorst in 2007. De resultaten hiervan staan in bijlage 3. Tijdens het woningonderzoek zijn in 2009 de volgende aspecten onderzocht. 1. Geluidniveau 2. Ventilatievoorzieningen 3. CO2-concentraties
Geluid in woningen met balansventilatie 1. Geluidniveau Evenals in 2007 zijn in de woonkamer en in de belangrijkste slaapkamer geluidmetingen gedaan. De installaties behoren binnenshuis minder dan 30 dB(A) te produceren omdat anders verstoring en hinder kan optreden (zie paragraaf 2.2). Van de 38 door DWA onderzochte woningen, bleken bij 1 woning de geluidmetingen niet uitvoerbaar wegens een storend hoog achtergrondgeluid. De meetgegevens zijn dus afkomstig uit 37 woningen. Een weergave van de gemiddelde geluidniveaus staat in tabel 6 en in de figuren 3 en 4. Tabel 6:
Stand 1 (laag) 2 (midden) 3 (hoog)
Gemiddeld gemeten geluidniveaus in dB(A), in woonkamer en slaapkamer 2007/2009
Woonkamer 2007 2009 30,1 29,2 33,0 31,0 38,6 34,3
Slaapkamer 2007 2009 28,9 28,2 30,9 29,5 33,4 32,8
Uit de metingen blijkt dat gemiddeld over deze onderzochte woningen met balansventilatie het geluidniveau in alle standen is afgenomen. Gemiddeld over de woonkamer en slaapkamer is de afname 0,8 dB(A) in stand 1; 1,7 dB(A) in stand 2 en 2,4 dB(A) in stand 3 van de ventilator. In de woonkamers zijn de verbeteringen het grootst: gemiddeld 0,9 decibel in stand 1 en 2,0 decibel in stand 2 en 4,3 decibel in stand 3. Deze getallen zijn gemiddelden. In veel woningen is het geluid meer afgenomen. Dit betekent in veel gevallen een waarneembare verbetering aangezien een verschil van 3 dB(A) hoorbaar is.
30
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Figuur 3:
Gemiddeld geluidniveau woonkamer 2007/2009
Gemiddeld geluidniveau in woonkamer
geluidniveau [dB(A)]
50 40 30
2007 2009
20 10 0 laag
midden
hoog
Stand
Figuur 4:
Gemiddeld geluidniveau slaapkamer 2007/2009
Gemiddeld geluidniveau in slaapkamer
geluidniveau [dB(A)]
50 40 30
2007 2009
20 10 0 laag
midden
hoog
Stand
In de bouwpraktijk van de afgelopen jaren is een geluidniveau lager dan 30dB(A) een redelijkerwijs te verwachten kwaliteitsniveau van een ventilatiesysteem (zie paragraaf 2.2). Het gemiddelde geluidniveau is nu lager dan 30 dB(A) bij laagstand in woonkamer en bij laagstand en middenstand in de slaapkamer In de slaapkamer was dit al zo bij laagstand in 2007. Dit zijn gemiddelden van de woningen waar is gemeten. In veel woningen is het geluidniveau van de ventilatie hoger dan het gemiddelde. In tabel 7 is aangegeven hoeveel van de 37 woon- en slaapkamers waarin metingen zijn uitgevoerd, een geluidniveau hebben dat hoger is dan 30 dB(A). Tabel 7:
Aantal kamers waarin het geluidniveau boven de 30 dB(A) uitkomt.
Ventilatiestand 1 (laag) 2 (midden) 3 (hoog)
Woonkamer (N=37) 11 21 33
Slaapkamer (N=37) 3 11 23
31
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Voorzieningen voor balansventilatie Tussen 2007 en 2009 zijn in veel woningen met balansventilatie verbetermaatregelen uitgevoerd, onder andere het inregelen van de ventilatiesystemen (zie hoofdstuk 1). Het inregelen bestond uit het opnieuw afstellen van de ventilator en het beter verdelen van de luchtstromen door de gehele woning door het inregelen van de instelling van ventielen op basis van metingen. Deze instelling kan veranderd zijn tijdens het reinigen van de ventielen. De capaciteit van ventilatiesystemen in woningen als geheel is niet aangepast. De capaciteit van een mechanisch ventilatiesysteem is de luchtstroom via ventielen wanneer het systeem in de hoogste stand (= 3) staat. 2. Capaciteit In 2009 is de capaciteit van de ventilatiesystemen in woningen met balansventilatie opnieuw gemeten door DWA. De uitkomsten van de metingen zijn getoetst aan het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit 2003 eist een afvoercapaciteit van tenminste 7, 14 en 21 liter per seconde in toilet, badkamer resp. keuken. De totale afvoercapaciteit voor toilet. badkamer en keuken moet dus ten minste 42 liter per seconde bedragen. Het Bouwbesluit eist een toevoercapaciteit van ten minste 0,7 liter per seconde per vierkante meter vloer van woonkamer en slaapkamers. Woningen moeten altijd voldoen aan al deze wettelijke normen (zie paragraaf 2.2). De uitkomsten zijn in tabel 8 weergegeven. Tabel 8:
Percentage woningen met (on)voldoende ventilatiecapaciteit
Voldoet aan Bouwbesluit Natuurlijkmechanisch 2007 (N=48)
Toevoercapaciteit Woonkamer Slaapkamer Totale toevoer Afvoercapaciteit Toilet Badkamer Keuken Toilet & badkamer & keuken
Balans-ventilatie 2007 2009 (N=51) (N=27)
Voldoet niet aan Bouwbesluit Naturlijkmechanisch 2007 (N=48)
Balans-ventilatie 2007 2009 (N=51) (N=27)
% 100 100 100
% 67 97 77
% 69 97 80
% 0 0 0
% 33 6 23
% 31 3 20
% 74 64 33
% 67 57 38
% 69 66 44
% 26 36 67
% 33 43 62
% 31 34 56
28
15
44
72
85
56
(N = het aantal woningen waarin de meting gedaan is)
Het percentage woningen met een totale mechanische toevoercapaciteit die voldoet aan de wettelijke voorschriften, is vrijwel gelijk gebleven (van 77% is 80% geworden). Ter vergelijking staan in de tabel ook gegevens over natuurlijke toevoercapaciteit. Deze zijn alleen van 2007 bekend aangezien deze woningen in 2009 geen onderzoek is gedaan, omdat er alleen bij balansventilatie verbetermaatregelen zijn uitgevoerd. De natuurlijke toevoercapaciteit voldeed in alle woningen aan het Bouwbesluit. De capaciteit van de luchtafvoer in zowel toilet, badkamer als keuken voldeed in 2007 in 15% van de woningen met balansventilatie aan het Bouwbesluit. In 2009 voldoet 44% aan de voorschriften. Dit is een verdrievoudiging na de genomen maatregelen. Het percentage is woningen met balansventilatie nu hoger dan in woningen met mechanische afzuiging bij natuurlijke toevoer. Toch schiet de capaciteit nog tekort in meer dan de helft van de woningen. In het onderstaande is aangegeven hoe groot dit tekort is.
32
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Wat betreft de toiletten is er nauwelijks verbetering gemeten van de het percentage woningen met voldoende afzuigcapaciteit. Ongeveer tweederde van de woningen zit op of boven het niveau van 7 liter lucht per seconde dat wettelijk is voorgeschreven. In sommige woningen met te weinig capaciteit is het tekort gering. Uit de metingen blijkt dat 5% van de onderzochte woningen een capaciteit heeft van meer dan 6¼ liter/seconde; dat betekent een capaciteitstekort van minder dan 10%. 12% haalt 5½ liter/seconde, wat neerkomt op een capaciteitstekort tot 20%. In 17% van de woningen heeft het toilet een afzuigcapaciteit van minder dan 5½ liter/seconde, een capaciteitstekort van meer dan 20%. Ook van de badkamers heeft tweederde een afvoercapaciteit op of boven het niveau van 14 liter per seconde dat wettelijk is voorgeschreven. Vóór het inregelen was dit ruim de helft. Van de woningen met te weinig capaciteit in 2009 heeft de helft een capaciteit van 12½ liter/seconde; in die gevallen geldt dat het tekort minder is dan 10%. Een capaciteit tussen 11 en 12½ liter/seconde is gemeten in 6% van de badkamers; dit komt neer op een capaciteitstekort tot 20%. In de badkamers van 11% van de woningen wordt minder dan 11 liter/seconde afgevoerd; dit is een capaciteitstekort van meer dan 20%. In de keukens is het percentage woningen met voldoende afzuigcapaciteit toegenomen van 38% naar 44%. Deze uitkomst heeft betrekking op 27 van de 37 door DWA onderzochte woningen. In 10 woningen (1 koop- en 9 huurwoningen) was de capaciteit in de keuken niet goed te meten omdat daar het meetapparaat niet goed op de afzuigopening geplaatst kon worden. De oorzaak daarvan was meestal dat de opening vlak boven een kastje zat. Een dergelijke opening kan overigens wel goed afzuigen als de capaciteit voldoende is. Van de 27 woningen meetgegevens in de keuken hebben er 15 daar onvoldoende afzuigcapaciteit. Het betrof hier allemaal koopwoningen. In acht van deze 15 koopwoningen waren tijdens het onderzoek van DWA nog geen verbetermaatregelen genomen. Van de zeven resterende woningen is het onbekend of er maatregelen waren genomen. Veel woningen bevatten een gemotoriseerde afzuigkap met een eigen afvoer naar buiten. Een dergelijke wasemkap telt niet mee bij de beoordeling of de voorzieningen voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit. Een gemotoriseerde afzuigkap kan veel lucht afvoeren. Dit betekent dat in een aantal keukens die niet aan de wettelijke eisen voldoen, wel veel luchtverversing mogelijk is door het gebruik van een gemotoriseerde afzuigkap. Dit veroorzaakt in veel gevallen een tamelijk hoog geluidniveau. In de praktijk worden dit soort wasemkappen meestal alleen tijdens het koken gebruikt. Voor 15 van de 27 woningen (= 56%) waarin de metingen in 2009 door DWA goed uitgevoerd konden worden, geldt dat de totale afzuigcapaciteit kleiner is dan de wettelijk vereiste 42 liter per seconde. In een onbekend deel daarvan kan de vereiste capaciteit gehaald worden door alsnog de installatie schoon te maken en de ventielen goed in te regelen. In sommige gevallen kan misschien de ventilator zo worden ingesteld dat de totale luchtstroom toeneemt zonder dat er het geluidniveau te hoog wordt. In een aantal woningen zit mogelijk een ventilatie-unit die onvoldoende afvoercapaciteit kan leveren in keuken, toilet en badkamer samen. Dat is toe te schrijven aan een gebrek aan vermogen van de ventilator-unit ten opzichte van de weerstand van het stelsel van ventilatiekanalen en ventielen. Er kan ook een tekort bestaan aan toevoercapaciteit voor alle toevoerpunten samen. Bovendien hebben de units nauwelijks overcapaciteit. Kleine veranderingen, bijvoorbeeld tijdens het schoonmaken van ventielen, verstoren de inregeling en hebben daarmee een nadelig effect op de capaciteit.
33
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 3. CO2-concentratie In paragraaf 2.2 is beschreven hoe de CO2-concentratie is gemeten. Hoge CO2-concentraties geven een aanwijzing dat de ventilatie in de ruimte onvoldoende is op een moment dat er bewoners aanwezig zijn. De CO2-concentraties zijn op zichzelf geen probleem maar ze worden beschouwd als indicator voor de luchtkwaliteit van het binnenmilieu wanneer er mensen aanwezig zijn. De uitkomsten van de metingen zijn vergeleken met niet-wettelijk vereiste toetswaarden die ontleend zijn aan het uitgangspunt van het Bouwbesluit (1200 ppm) en aan de NENnormen 15251 en 13779 (1000 ppm). Ppm = parts per million = bijvoorbeeld: liters per miljoen liter. 98-percentiel Om te karakteriseren hoe hoog de CO2-concentratie in een woning oploopt, is de plateauwaarde interessanter dan de allerhoogste waarde van een langdurige meting. De hoogste waarden treden vaak op tijdens kortdurende pieken die ontstaan in bijzondere omstandigheden. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een inspectie van het meetapparaat, een bewoner die tijdelijk dichtbij het apparaat uitademt, de kortdurende aanwezigheid van een persoon die zich lichamelijk extra inspant of de aanwezigheid van extra veel personen. Deze bijzondere omstandigheden leveren meetwaarden die niet relevant zijn. Om dergelijke storingen te vermijden, is het beter de hoge waarden per woning te karakteriseren door het bepalen van de 98-percentielwaarde (P98). De P98 is de hoogste waarde die overblijft nadat de hoogste 2% van alle meetwaarden verwijderd zijn. Het hanteren van de P98 is o.a. aanbevolen in de Toetswaarden voor ventilatie in scholen en kinderdagverblijven van de GGD Nederland (GGD-Kennisnet, zoeknummer 35890). Als er geen extreme pieken zijn, verschilt de P98 weinig van de hoogste meetwaarde. De P98 geeft een betrouwbaar beeld van het niveau dat de CO2-concentratie in de betreffende ruimte bereikt. Tabel 9:
P98 van de CO2-concentraties en percentages overschrijdingstijd
Percentage van de woningen met een P98-percentiel hoger dan 1000 ppm, Percentage van de woningen met een P98-percentiel hoger dan 1200 ppm, Gemiddelde van de 98percentielwaarden, met standaarddeviatie Percentage van de gebruiksperiode met een concentratie hoger dan 1000 ppm Percentage van de gebruiksperiode met een concentratie hoger dan 1200 ppm
Woonkamer 2007 2009 (N=36) (N=37) 56% 59%
Slaapkamer 2007 2009 (N=31) (N=37) 54% 59%
36%
51%
42%
41%
1055 ppm
1140 ppm
1159 ppm
1193 ppm
SD = 291 5%
SD = 357 8%
SD = 350 23%
SD = 433 24%
2%
3%
14%
11%
(N = het aantal woningen waarin de meting gedaan is)
De CO2-concentraties lijken in 2009 wat meer hoge 98-percentielen te hebben dan die in 2007, maar de verschillen zijn statistisch niet significant. Dit geldt zowel voor de woonkamers (Student t=1,24; p>0,2) als voor de slaapkamers (Student t=0,44; p>0,2). Ook de gemiddelden van de 98-percentielwaarden zijn niet consistent afgenomen of toegenomen. Dit betekent dat de gemiddelde plateau-waarde van de CO2-concentraties ongeveer gelijk is gebleven. De standaarddeviatie is in 2009 wat groter dan in 2007. Dit betekent dat er wat meer woningen een hoge plateau-waarde hebben en ook wat meer woningen een lage plateau-waarde. Hoewel deze waarden meer uiteenlopen zijn de gemiddelden niet duidelijk veranderd.
34
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 In de meeste woonkamers komen niet vaak CO2-concentraties voor die langdurig hoger zijn dan 1000 ppm: in twee woningen werden langere overschrijdingen gemeten (38% en 58% van de tijd). Gemiddeld over alle onderzochte woningen is de CO2-concentratie gedurende 8% van de meetduur hoger dan 1000 ppm. De grens van 1200 ppm wordt in 19 van de 37 woonkamers overschreden. Een overschrijding van 1 minuut telt even zwaar mee als een overschrijding van bijvoorbeeld 10 uur. Gemiddeld over de onderzochte woonkamers duren de overschrijdingen 3% van de gebruikstijd. In slaapkamers is de situatie wat ongunstiger. De CO2-concentraties zijn er langdurig hoger dan in woonkamers. Tussen 2007 en 2009 is de duur van de overschrijding in de woonkamers toegenomen en in de slaapkamers gelijk gebleven of afgenomen. Het patroon is niet consistent.
Résumé van de metingen in woningen 1. Geluid Het in 2009 gemeten geluidniveau in woon- en slaapkamers geeft in alle standen van het ventilatiesysteem een verbetering te zien gemiddeld over de onderzochte 37 woningen met balansventilatie. Dit is het gevolg van de akoestische maatregelen. Vooral in de woonkamers zijn er verbeteringen: gemiddeld 0,9 decibel in stand 1 en 2,0 decibel in stand 2 en 4,3 decibel in stand 3. Het geluidniveau is in veel gevallen waarneembaar verbeterd. Een vermindering van 3 dB(A) is hoorbaar. Het ventilatiesysteem behoort in stand 2 of 3 te staan wanneer er personen thuis zijn. De installaties behoren dan minder dan 30 dB(A) te produceren omdat anders verstoring of hinder kan optreden. Er zijn echter nog veel woonkamers met een geluidniveau boven de 30 dB(A). Dit treedt op bij 21 kamers in stand 2 en bij 33 kamers in stand 3. Ook bij 11 respectievelijk 23 (van de 37) slaapkamers komt het geluidniveau boven de 30 dB(A) uit. Dit veroorzaakt geluidhinder bij sommige bewoners, hetgeen kan leiden tot het onvoldoende gebruiken van stand 2 en 3. 2. Capaciteit Het percentage woningen met voldoende capaciteit voor toevoer voldoen van lucht is met 80% vrijwel gelijk gebleven. Het percentage woningen met voldoende capaciteit voor afvoer van lucht in zowel keuken, toilet en badkamer is toegenomen van 15% naar 44%. Dit komt vooral doordat de verdeling over keuken, toilet en badkamer is verbeterd. Na de maatregelen waren er vooral meer woningen met voldoende afvoercapaciteit in de badkamer. In sommige woningen met onvoldoende capaciteit is er slechts een klein tekort. In 56% van de woningen met balansventilatie is de totale afvoercapaciteit kleiner dan het wettelijke voorschrift in het Bouwbesluit. In 31% van de woningen met balansventilatie is de toevoercapaciteit in de woonkamer onvoldoende. In sommige van deze woningen is de vereiste capaciteit alsnog te halen door de installatie te reinigen of in te regelen of door de ventilator-unit hoger af te stellen. In andere woningen is de ventilator-unit te zwak of te lawaaiig om voldoende afvoercapaciteit te leveren in zowel keuken, toilet en badkamer of voldoende toevoercapaciteit in de woonkamer. 3. CO2-concentratie In de slaapkamers komen meer langdurig verhoogde CO2-concentraties voor dan in de woonkamers. De gemeten CO2-concentraties tonen geen consistente toename of afname tussen 2007 en 2009. De feitelijke ventilatie is niet duidelijk veranderd. Een verbetering van de ventilatie is dus niet aangetoond.
35
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
3.3. “Vathorst-breed” enquête In de periode van 10 maart tot 15 mei is onderzoek uitgevoerd dat gericht was op alle bewoners van Vathorst met een balansventilatiesysteem in huis. Voor dit onderzoek is een enquête opgesteld die bestaat uit 44 vragen. De respondenten hoefden niet alle vragen te beantwoorden. Welke vragen uitvielen, was afhankelijk van de antwoorden die de respondent gaf. Een huurder bijvoorbeeld hoefde geen vragen te beantwoorden over een koopwoning, en omgekeerd. Daardoor verschilt hieronder het aantal antwoorden per vraag. De bewoners van alle adressen in Vathorst met waarschijnlijk een balansventilatie kregen een schriftelijke uitnodiging toegezonden om de enquête in te vullen. De enquête is digitaal aangeboden op de websites van de GGD. Om de respons te verhogen is na twee weken een papieren versie van de enquête gestuurd. Van de 1040 adressen met balansventilatie hebben er 484 een vragenlijst on line of schriftelijk ingevuld. Dit is een percentage van 46%. Dit is uitgebreid beschreven in paragraaf 2.3. Vervolgens is onder de groep die niet reageerde een korte telefonische enquête gehouden: de zogenaamde ‘non-respons enquête’. Deze enquête is afzonderlijk verwerkt. De uitkomsten zijn weergegeven in paragraaf 3.4. De verzamelde gegevens staan in de bijlagen; in dit hoofdstuk staan alleen de opvallende uitkomsten en de uitkomsten die van belang zijn voor de onderzoeksvragen.
Algemene kenmerken van woningen en bewoners Voor de 484 woningen waarover vragen zijn beantwoord, geldt het volgende. • 70% zijn koopwoningen en 30% zijn huurwoningen. • 95% zijn ééngezinswoningen, 4% zijn appartementen en 1% is niet omschreven. • 95% heeft een open keuken. Voor koopwoningen geldt dat: o 68% ervan vijf jaar of korter door de huidige bewoners bewoond is en 32% van de woningen langer dan 5 jaar bewoond is; o 78% ervan bewoond wordt door de eerste bewoner; o het gemiddelde aantal bewoners ervan 3,1 per huis is; o in 6% ervan binnenshuis gerookt wordt. Voor huurwoningen geldt dat: o 54% ervan vijf jaar of korter bewoond is en 46% langer dan 5 jaar; o 79% ervan bewoond wordt door de eerste bewoner; o het gemiddelde aantal bewoners ervan 2,6 per huis is; o in 25% ervan binnenshuis gerookt wordt.
36
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Beoordeling eigen gezondheid van (mede)bewoners In de enquête is de bewoners gevraagd een oordeel te geven over de eigen gezondheid en over de gezondheid van hun medebewoners. De uitkomsten hiervan staan in figuur 5. Figuur 5:
Ervaren gezondheid “Vathorst-breed”
Ervaren gezondheid 50
Percentage
40 30 Koop Huur
20 10
0 Slecht
Redelijk
Goed
Erg goed Uitstekend
Het valt op dat meer huiseigenaren dan huurders de eigen gezondheid als (zeer) goed of uitstekend beoordeelt. Van de huiseigenaren beoordeelt 20% de eigen gezondheid als redelijk tot slecht. Dat is bij de huurders 40%. Dit verschil is statistisch significant (Chikwadraat = 28; p< 0,05). Dat bewoners van koopwoningen hun gezondheid en die van hun medebewoners positiever ervaren dan bewoners van huurwoningen past bij het bekende feit dat een hogere sociaal-economische positie in het algemeen gepaard gaat met een gezondheid die als beter ervaren wordt. Een van de oorzaken is het lagere percentage rokers bij mensen met een hogere sociaal-economische status. Dit fenomeen bestaat blijkbaar ook Vathorst gezien de verschillende percentages rokers in koopwoningen en huurwoningen (zie hierboven: ‘Algemene kenmerken van woningen en bewoners’).
37
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 De vraag is gesteld of men bezorgd is over de relatie tussen binnenmilieu en de gezondheid van zichzelf of huisgenoten. Dit is weergegeven in figuur 6. Figuur 6:
Bezorgdheid over de eigen gezondheid in relatie tot binnenmilieu ‘Vathorst-breed’
Gezondheid in relatie tot binnenmilieu 50 Percentage
40 30
koop
20
huur
10 0 Niet bezorgd
Neutraal
Wel bezorgd
De vraag of men bezorgd is over de relatie tussen binnenmilieu en de gezondheid van zichzelf of huisgenoten is door ruim een derde beantwoord met ‘ja’ De huurders zijn statistisch significant meer bezorgd dan huiseigenaren (Chikwadraattoets: 7,8; p< 0,05). De verschillen tussen kopers en huurders zijn een reden om gegevens van deze groepen niet zonder meer samen te analyseren in het onderstaande.
Tevredenheid over balansventilatie Mate van tevredenheid In de enquête is gevraagd of de bewoners tevreden zijn over de balansventilatie in hun woning. De uitkomst is weergegeven in tabel 10 en in figuur 7. Tabel 10:
Tevredenheid over balansventilatiesysteem
Ontevreden Tevreden noch ontevreden Tevreden
Koop (N=340) aantal % 140 41 132 39 68 20
Huur (N=144) aantal % 76 53 45 31 23 16
Totaal (N=484) aantal % 216 45 177 36 91 19
In koop- en huurwoningen is 20% resp. 16 tevreden over de balansventilatie. Onvrede bestaat in 41% van de koopwoningen en 53% van de huurwoningen. Het percentage ontevreden bewoners is 2,2 maal groter dan het percentage bewoners dat tevreden is over het balansventilatiesysteem, namelijk 45 tegen 19%.
38
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Figuur 7:
Tevredenheid over balansventilatiesysteem “Vathorst-breed”
Tevredenheid over ventilatiesysteem 60
Percentage
50 40 Koop
30
Huur
20 10 0 Ontevreden
Tevreden noch ontevreden
Tevreden
De bewoners van koopwoningen lijken in vergelijking met huurders iets meer tevreden over het balansventilatiesysteem in hun woning, maar dit verschil is statistisch niet significant (Chi-kwadraat toets: 5,5, p>0,05). Er is dus geen duidelijk verschil in tevredenheid is tussen kopers en huurders.
39
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Redenen van ontevredenheid In de enquête is gevraagd naar ervaren problemen met het balansventilatiesysteem. Bij deze vraag was het mogelijk meer dan 1 antwoord te geven. De antwoorden zijn weergegeven in figuur 8. Figuur 8:
Redenen van ontevredenheid
Redenen van ontevredenheid
50
Percentage
40
30
Koop Huur
20
10
0 Geen klachten Geluid in stand Geluid in stand Geluid in stand 1 2 3
Tocht
Lucht niet fris
Geen goede andere mogelijkheden om te ventileren
Moeilijk te bedienen
Anders
15% van de bewoners van koopwoningen en 10% van die van huurwoningen gaven aan geen klachten te hebben. Geluid in ventilatorstand 2 wordt in beide groepen als problematisch ervaren: hier worden de hoogste percentages gescoord, gevolgd door tocht, onfrisse lucht en het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren. Ook het geluidniveau in stand 1 en 3 is problematisch in veel woningen. Opvallend is het grote verschil tussen kopers en huurders in problemen met tocht, onfrisse lucht en geen andere mogelijkheden om te ventileren. Van de huurders ervaart ruim 40% ‘tocht’ tegen ruim 20% van de huiseigenaren. Onder • • • • • • • •
de antwoordmogelijkheid “anders” zijn de volgende klachten genoemd. Droge lucht. In de zomer is het huis niet koel te krijgen. Zelf willen regelen van de toevoer van verse lucht, met roosters. Het ruiken van ongewenste geuren uit de buitenlucht, zoals BBQ-lucht en kooklucht of rooklucht van de buren. Droge keel, droge mond, keelpijn, gezondheidsproblemen. Systeem kan niet uit. Veel stof in huis. Schimmel in de badkamer.
40
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Metingen, maatregelen, gebruik en tevredenheid Meting aan het balansventilatiesysteem Bij alle huurders met balansventilatie zijn metingen aan het systeem uitgevoerd. Dit is georganiseerd door de verhuurder van de woningen. Bewoners van koopwoningen hadden de keuze om wel of geen meting te laten uitvoeren. • 192 kopers (56%) hebben een meting laten uitvoeren. • 148 kopers (44%) lieten dit niet doen. • Van degenen die een meting hebben laten doen, geeft 1/3 deel aan dat de reden is dat men het idee had dat het systeem niet in orde was. Men wilde weten of dit inderdaad zo was. • Een bijna even groot deel had geen idee of het systeem in orde was. • 10% geeft aan dat zij een meting lieten uitvoeren omdat die werd aangeboden door de aannemer of verkoper of de GGD/gemeente Amersfoort. • De 148 kopers die geen meting lieten uitvoeren voerden daarvoor de volgende redenen aan: te duur, niet belangrijk genoeg, het idee dat het systeem goed werkt, wil geen negatief stempel op de woning. Sommigen geven aan dat een meting te duur zou zijn, terwijl metingen kosteloos aan alle bewoners aangeboden zijn. Aan de bewoners van koopwoningen is gevraagd of het systeem volgens de metingen normaal werkte. In tabel 11 staat wat volgens de bewoners de metingen in hun woning opleverden. Tabel 11
Resultaten van meting aan het balansventilatiesysteem volgens de bewoner
Ik heb hierover geen informatie ontvangen Ja, het systeem werkt normaal Nee, het systeem ventileert niet goed bij voorgeschreven gebruik Nee, het systeem maakt teveel lawaai bij voorgeschreven gebruik Anders
Aantal (N) 20 92 10
% 10 48 5
30
16
40
21
48% van de huiseigenaren meldt dat hun ventilatiesysteem normaal functioneert. Dit lijkt in overeenstemming met de metingen van DWA in een kleiner aantal woningen (zie paragraaf 3.2): in 44% van die woningen voldoet de capaciteit van de luchtafvoer aan de wettelijke eisen. Verbeteringen van het systeem Bewoners van 5 woningen hebben de balansventilatie laten verwijderen (ongeveer 1% van de respondenten). Bij alle huurwoningen zijn verbeteringen aangebracht. Van de huiseigenaren hebben 92 (= 27%) dit ook laten doen. De redenen die de huiseigenaren daarvoor opgaven, staan in tabel 12. Tabel 12:
Redenen om verbeteringen aan het balansventilatiesysteem uit te laten voeren.
Het systeem maakte teveel lawaai Het systeem veroorzaakte teveel tocht Het systeem was niet krachtig genoeg De luchtstromen waren niet goed verdeeld over de verschillende ruimtes Anders
Aantal(N) 40 2 0 15
% 43 2 0 16
35
38
41
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Lawaai is een belangrijke reden om verbeteringen aan te laten brengen. Opvallend is dat “tocht” hier slechts twee maal als reden gegeven wordt, terwijl het wel een belangrijke reden voor ontevredenheid is, Als mogelijk antwoord is voorgelegd: “het systeem was niet krachtig genoeg”, maar dit is nergens aangekruist. Navraag naar de kosten leverde de volgende antwoorden op bij 92 respondenten: • 40 % gaf een bedrag op tussen de 0 en 200 euro; • 14% gaf een bedrag op tussen de 200 en 400 euro; • 36% gaf een bedrag op tussen de 400 en 600 euro; • 10% gaf geen bedrag op. De bewoners schatten de kosten dus op 0 tot 600 euro per woning. Het gemiddelde ligt in orde van grootte van 300 euro per woning. Op de vragen antwoordde 35% van de huiseigenaren dit bedrag zelf betaald te hebben, 41% dacht dat de installateur betaalde en de overige 24% gaf aan dat de kosten betaald zijn door de verkoper van de woning. De kosten zijn in een aantal gevallen verhaald op de installateur. Veranderingen in klachten na verbeteringen Om inzicht te krijgen in de achtergronden van veranderingen in de tevredenheid na de maatregelen, is eerst gevraagd naar verandering in gezondheid en vervolgens naar veranderingen in het gebruik van het ventilatiesysteem. In tabel 13 is weergegeven welk percentage van de bewoners vindt dat de woninggebonden gezondheidsklachten zijn afgenomen, toegenomen of veranderd na verbetering van de balansventilatie. Tabel 13:
Verandering in gezondheidsklachten na verbetermaatregelen
Afgenomen Geen verschil Toegenomen Anders geworden
Koopwoning 9 (10%) 69 (75%) 3 (3%) 11 (12%)
Huurwoning 3 (3%) 88 (86%) 10 (10%) 1 (1%)
Totaal 12 (6%) 157 (81%) 13 (7%) 12 (6%)
In huurwoningen lijken bewoners vaker aan te geven dat er een toename is van gezondheidsklachten en in koopwoningen lijkt er vaker een afname te zijn. Het verschil tussen huurders en kopers is statistisch significant (Chikwadraattoets: 7,0; p<0,05). De meeste bewoners (81%) geven aan dat ze na de verbetermaatregelen geen verschil in gezondheidsklachten hebben waargenomen bij henzelf en hun huisgenoten. Het gebruik na verbetermaatregelen De antwoorden op de vraag: ‘Hebben de maatregelen geleid tot een ander gebruik van het systeem?’ zijn weergegeven in tabel 14. Tabel 14:
Gebruik van het balansventilatiesysteem na verbetermaatregel
Ja, ik gebruik het systeem nu op de voorgeschreven wijze Ja, ik schakel vaker in op een hogere stand Nee, mijn gebruik is niet veranderd Anders
Koopwoning (N=92) 7 (8%)
Huurwoning (N=102) 17 (17%)
Totaal (N=192) 24 (12%)
15 (16%)
15 (15%)
30 (15%)
60 (65%) 10 (11%)
63 (63%) 7 (7%)
123 (63%) 17 (9%)
42
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Huurders vinden iets vaker dan kopers dat ze het systeem nu op de voorgeschreven wijze gebruiken. De verschillen in beantwoording tussen kopers en huurders zijn statistisch niet significant (Chi-kwadraattoets: 4,3; p>0,05). De meeste bewoners (63%) geven aan dat hun gebruik van de balansventilatie niet veranderd is. Tevredenheid na verbetermaatregelen Tenslotte is gevraagd naar de tevredenheid over het ventilatiesysteem nadat verbeteringen zijn aangebracht (zie figuur 9). Figuur 9:
Tevredenheid na maatregelen
Tevredenheid ná maatregelen 60
Percentage
50 40 Koop
30
Huur
20 10 0 Minder tevreden
Neutraal
Meer tevreden
De toename van tevredenheid lijkt iets groter bij de kopers dan bij de huurders. Maar huiseigenaren waren na het nemen van maatregelen niet statistisch significant meer tevreden geworden dan huurders (Chi-kwadraattoets: 2,7; p>0,05). Van beide groepen samen is 19% minder tevreden en 33% meer tevreden dan voordat de verbetermaatregelen werden genomen. De toename in tevredenheid lijkt daarmee groter dan de toename van ontevredenheid. Het verschil met de tevredenheid in 2007 berust op het eigen idee van de bewoners dat hun tevredenheid veranderd is. De GGD heeft in 2007 geen onderzoek heeft uitgevoerd, dus zijn er geen gegevens voor een objectieve vergelijking met de situatie in 2009. Het blijft daarom de vraag of er bij het terugkijken in de huidige enquête een vertekening is opgetreden.
43
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Résumé van de digitale en schriftelijke enquête Bezorgdheid Eén op de drie bewoners is bezorgd over de eventuele invloed van balansventilatie op de gezondheid. De huurders zijn meer bezorgd dan de kopers. Meer kopers dan huurders beoordelen hun gezondheid positief. Tevredenheid Van de bewoners geeft 45% aan ontevreden te zijn over het balansventilatiesysteem terwijl 19% tevreden is. Hierin bestaat geen duidelijk verschil tussen kopers en huurders. De belangrijkste reden voor ontevredenheid is dat het systeem onnodige geluidhinder veroorzaakt in alle standen. Ook tocht, onfrisse lucht en het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren zijn problematisch voor veel bewoners. Deze problemen komen meer voor bij huurders dan bij kopers. Meting Van de kopers heeft 56% een meting laten uitvoeren, vooral wegens twijfel aan het functioneren van het balansventilatiesysteem of het idee dat dit systeem niet goed functioneerde. In bijna de helft van deze woningen zou het systeem in orde zijn. De kopers die geen meting lieten uitvoeren, vonden dit niet belangrijk genoeg, of ze hadden het idee dat het systeem goed werkt of ze wilden geen negatief stempel op de woning. Maatregelen Bewoners van 5 woningen (ca. 1%) hebben het balansventilatiesysteem laten verwijderen. Bij 27% van de huiseigenaren zijn verbeteringen aangebracht, vooral wegens lawaai. Tocht was zelden een reden om verbeteringen aan te (laten) brengen, hoewel het vaak genoemd wordt als bron van ontevredenheid. Bewoners vinden niet dat hun systeem te zwak is. Bewoners geven aan dat de kosten 0 tot 600 euro per woning waren. Ruw geschat waren de gemiddelde kosten circa 300 euro per woning. Verandering in gebruik De meeste bewoners (63%) geven aan dat ze het balansventilatiesysteem niet op een andere wijze zijn gaan gebruiken. 28% van de bewoners geeft aan dat ze anders zijn gaan ventileren na de verbetermaatregelen. Verandering in gezondheid Bij huurders is er iets vaker een toename van klachten en bij kopers een afname. Van de bewoners geeft 81% aan dat ze na de verbetermaatregelen geen verschil in gezondheidsklachten hebben waargenomen bij henzelf en hun huisgenoten. Verandering in tevredenheid Van de bewoners geeft 48% aan dat hun tevredenheid niet is veranderd na eventuele maatregelen aan hun balansventilatie. Een toename van de tevredenheid bestaat bij 33% en een afname bij 19%. Er is dus netto een verbetering in tevredenheid in de beleving van de respondenten zelf. Er zijn geen gegevens uit 2007 om te vergelijken met de uitkomsten van het huidige onderzoek.
44
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
3.4. Het non-respons onderzoek Er is een telefonisch non-respons onderzoek gedaan onder de 612 adressen met balansventilatie die niet reageerden op de digitale en schriftelijke enquête. Het doel was om de resultaten van deze Vathorst-brede enquête beter te kunnen duiden door na te gaan of de non-responders wezenlijk verschillen van de responders. Op voorhand werden drie mogelijkheden geformuleerd. 1) De non-responders hebben een negatief oordeel over het balansventilatiesysteem en doen daarom niet meer mee. De Vathorst-brede enquête zou dan een te rooskleurig beeld geven. 2) De non-responders geven hetzelfde beeld als de digitale en schriftelijke enquête. Dit betekent dat de uitkomsten van de Vathorst-brede enquête representatief zijn voor de bewoners met balansventilatie in de hele wijk. 3) De non-responders zijn positief over het systeem en nemen daarom niet (meer) de moeite om mee te doen aan de Vathorst-brede enquête. Deze enquête zou dan een te somber beeld geven. Vooraf is bepaald dat een steekproef van 100 adressen zou voldoen. Uit het adresbestand van 612 non-responders is a-select een wat groter aantal adressen getrokken en benaderd. Van 137 woningen is een bewoner bereid gevonden de telefonische vragen te beantwoorden; 105 hiervan waren eigenaren van koopwoningen. Er is gevraagd naar tevredenheid en de belangrijkste klachten over hun balansventilatie. Verder is gevraagd of er verbetermaatregelen zijn uitgevoerd en of de tevredenheid over het systeem na de maatregelen veranderd is. Eigenaren van koopwoningen (N=35) die opgaven tevreden te zijn en geen klachten te hebben kwamen niet meer in aanmerking voor alle vervolgvragen omdat er bij de opzet van de non-responsenquête voor gekozen is deze groep niet verder te ondervragen. Doorvragen naar klachten onder de groep tevredenen zou onbedoeld meer nadruk op de klachten kunnen leggen, waardoor een vertekend beeld zou ontstaan. Van de 138 respondenten bleven 32 huurders en 106 kopers over die in aanmerking kwamen om meer vragen te beantwoorden. Alleen bij de vraag naar mate van tevredenheid kon worden uitgegaan van de 138 respondenten. Tevredenheid Aan de non-responders is telefonisch gevraagd of ze tevreden of ontevreden zijn over hun balansventilatiesysteem. De antwoorden op deze vraag staan in tabel 15. Tabel 15:
Tevredenheid over balansventilatiesysteem van responders en non-responders
Koopwoning Responders
Ontevreden Neutraal Tevreden
(N=340) % 41 39 20
Nonresponders (N=106) % 30 41 29
Huurwoning Responders (N=144) % 53 31 16
Nonresponders (N=32) % 40 38 22
Totaal Responders (N=484) % 45 36 19
Nonresponders (N=138) % 33 40 28
De non-responders lijken wat meer tevreden en minder ontevreden te zijn dan de responders. Het verschil is statistisch significant (Chikwadraattoets: 8,0; p<0,05). Dit geldt alleen voor de totale groep. Voor de afzonderlijke groepen kopers en huurders was geen onderscheid aantoonbaar. Bij kopers is er een trend waarneembaar. Kopers: 5,7 p=0,06. In de groep huurders was geen significantie aantoonbaar: 1,6; p> 0,05.
45
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 figuur 10:
Tevredenheid van non-responders
Tevredenheid over balansventilatiesysteem 45 40 35
percentage
30 25
koop huur
20 15 10 5 0 Ontevreden
Neutraal
Tevreden
Binnen de non-responsgroep lijken de kopers meer tevreden te zijn dan de huurders. Dit verschil is significant (Chikwadraattoets 5,5; p<0.05). Daarom is voor beide groepen afzonderlijk bepaald of hun antwoorden op de onderstaande vragen verschillen van die van de respondenten op de Vathorst brede enquête. Belangrijkste klachten over het ventilatiesysteem Aan de non-responders is gevraagd naar de grootste problemen die ze met het balansventilatiesysteem ervaren. De vraagstelling en antwoordmogelijkheden bij dit item verschilden in de Vathorst brede enquête met die in de Non-respons enquête. In de Vathorst brede enquête werden meerdere alternatieven aangeboden, tevens bestond hier de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. In de Non-respons enquête was dat niet het geval. Statistische toetsing kan daarom niet voor alle alternatieven uitgevoerd worden. Echter: een belangrijk punt dat in dit geval wèl toetsbaar is, is het antwoord: ‘Geen klachten’. In beide enquêtes kon, na invulling van dit alternatief, géén ander alternatief meer worden gekozen. Het antwoord ‘Geen klachten’ werd in de non-respons enquête vaker gegeven dan in de Vathorst brede enquête. In de totale groep maar ook in de afzonderlijke groepen koop en huur kwam deze uitkomst zeer significant naar voren. Dit is weergegeven in tabel 16. Tabel 16:
Klachten over het balansventilatiesysteem van responders en non-responders
Koopwoning
Antwoord Geen klachten Chikwadraattoets *: p<0,05
responders (N=340)
Nonresponders (N=95)
% 12
% 28 14,4 0,001*
Huurwoning
Totaal
responders (N=144 )
nonresponders (N=27)
responders (N=484)
nonresponders (N=123)
% 8
% 22
% 11
% 27*
4,7 0,03*
20,0 0,001*
46
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Maatregelen Bijna alle huurders zeggen dat er maatregelen zijn getroffen ter verbetering van de balansventilatie in hun woning. Van de kopers geeft 43% aan dat er verbeteringen zijn aangebracht. Van de responders met een koopwoning is dit gebeurd bij 27%. Tevredenheid na maatregelen Aan de non-respondenten is telefonisch gevraagd naar een verandering in hun tevredenheid over het balansventilatiesysteem nadat er maatregelen genomen zijn. figuur 11:
Verandering in tevredenheid van de non-responders na maatregelen
Tevredenheid non-responders na maatregelen 70
60
Percentage
50
40
Koop Huur
30
20 10
0 Minder tevreden
Neutraal
Meer tevreden
Binnen de non-responsgroep lijkt de tevredenheid na de maatregelen sterker toegenomen bij de kopers. Het verschil is echter statistisch niet significant (Chikwadraattoets: p>0,05). Tabel 17:
Minder tevreden Neutraal Meer tevreden
Tevredenheid over balansventilatie van responders en non-responders na maatregelen
Koopwoning NonResponders responders % % 14 15
Huurwoning NonResponders responders % % 22 16
Totaal Responders % 19
Nonresponders % 16
49 37
54 30
47 30
61 23
48 33
57 27
100
100
100
100
100
100
Bij de responders lijkt na de maatregelen grotere toename van tevredenheid en ontevredenheid dan bij de non-responders, vooral bij de huurders. Zowel in de totale groep als in de afzonderlijke groepen kopers en huurders, zijn er echter geen statistisch significante verschillen in (on)tevredenheid aangetoond tussen responders en nonresponders. Chikwadraat Kopers: 0,6; p>0,05; Huurders: 1,8; p>0,05; Totaal: 1,8; p>0,05)
47
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
Resumé Er zijn significant meer non-responders dan responders tevreden over hun balansventilatie (29% tegen 18%). Dit geldt wat sterker voor de eigenaren van koopwoningen. Ontevredenheid over het systeem bestaat bij 33% van de nonresponders en 45% van de responders. Dit geldt wat sterker voor huurders. De non-responders geven ook significant vaker dan de responders aan dat ze geen klachten hebben over het balansventilatiesysteem (27% tegen 11%). De non-responders geven significant minder vaak dan de responders aan dat ze de lucht binnen niet fris vinden, namelijk 32% tegen 24%. De non-responders zijn in dit opzicht positiever dan de responders. Het is van belang de uitkomsten van de enquête onder responders hiervoor te corrigeren. De conclusie kan zijn dat ongeveer een kwart tevreden is over de balansventilatie en dat ongeveer 1 op de 5 geen klachten heeft over dit systeem. Op dezelfde wijze kan de conclusie zijn dat ongeveer 40% ontevreden is. Bij de non-responders lijkt na de maatregelen de tevredenheid minder toegenomen dan bij de responders; dit verschil is niet significant. In dit opzicht zijn de non-responders zeker niet positiever dan de responders. De uitkomsten van de “Vathorst-brede” enquête zijn dus niet in alle opzichten te negatief. Uit de uitkomsten van de non-respons enquête blijkt dat er geen grote verschillen zijn tussen de responders en de non-responders, behalve het feit dat de non-responders vaker aangeven geen klachten te hebben. Het lag in de verwachting dat in de groep waarin minder klachten aanwezig zijn een lagere respons is (blz 40, alternatief 3). Omdat er verder geen grote verschillen zijn, betekent het dat uitkomsten van de digitale en schriftelijke enquête als bruikbaar beschouwd mogen worden om globale conclusies te trekken uit de antwoorden van de bewoners van woningen met balansventilatie in Vathorst.
48
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
4.
Beschouwing
Onderzoek 2007 In het GGD-rapport werden in 2007 onder andere de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Luchtkwaliteit en ventilatiecapaciteit De CO2-concentraties zijn regelmatig te hoog; blijkbaar er is dan te weinig ventilatie. Dit geldt in woningen met en zonder balansventilatie. Een samenhang tussen CO2 en gezondheidsproblemen werd niet gevonden; blijkbaar is de kwantiteit van de luchtverversing niet de oorzaak van de gezondheidsproblemen. In het merendeel van de woningen met en zonder balansventilatie voldoet de capaciteit van de mechanische ventilatie niet aan de wettelijke voorschriften. Geluid De mechanische ventilatie produceert in veel woningen een hoog geluidniveau. De hogere geluidniveaus blijken te leiden tot hinder en ontevredenheid. Dit is geldt sterker in woningen met balansventilatie dan in woningen met natuurlijke luchttoevoer. Balansventilatie Er zijn meer gezondheidsproblemen in woningen met balansventilatie dan in woningen met natuurlijke luchttoevoer. Dit is een statistisch verband. Een oorzakelijk verband is daarmee niet vastgesteld. Een goede verklaring voor een oorzakelijke mechanisme is niet gevonden. De binnenmilieukwaliteit was in een aantal opzichten ongunstiger in woningen met balansventilatie. Dit is reden om meer zorgvuldigheid te betrachten bij ontwerp, materiaalkeuze, aanleg en onderhoud van installaties voor balansventilatie. Aanbevelingen Onder andere de volgende verbetermaatregelen zijn in 2007 voorgesteld. - Informatie aan bewoners over een juist gebruik en onderhoud van het systeem. - Opnieuw inregelen en afstellen van de luchtstromen door de woning. - Uitvoeren van maatregelen om het geluidniveau te verminderen. - Onderzoeken of de genomen maatregelen effect hebben. - Indien de maatregelen niet leiden tot verbetering van de klachten, moet overwogen worden om een nieuwe (lees: krachtigere) ventilator-unit in het systeem te plaatsen. Maatregelen Door de woningcorporaties en door een aantal projectontwikkelaars in samenwerking met de producenten van de installaties voor balansventilatie zijn maatregelen genomen om de prestaties ervan te verbeteren. Na het uitvoeren van de metingen en de enquêtes in begin 2009 bleek dat nog verbeteringen zijn uitgevoerd door projectontwikkelaars in een deel van de woningen die zij geleverd hebben. Dit is het geval in minimaal 8 en mogelijk 12 woningen van de onderzoeksgroep. Volgens opgaaf van de betrokken projectontwikkelaars hebben de genomen maatregelen geleid tot verbeterde prestaties van het balansventilatiesysteem. De effecten van deze maatregelen konden niet meer worden betrokken in dit onderzoek omdat de metingen en enquêtes al waren afgerond. Aangezien het om een beperkt aantal woningen gaat, is niet te verwachten dat dit een grote invloed heeft op de uitkomsten van het onderzoek.
49
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Opzet onderzoek 2009 Het huidige onderzoek ligt in het verlengde van de aanbevelingen in 2007 en is te beschouwen als een volgende fase in hetzelfde project. Het doel is om na te gaan of de situatie veranderd is nadat er maatregelen zijn genomen om de balansventilatie in Vathorst te verbeteren. Het onderzoek is met dezelfde methoden uitgevoerd door dezelfde organisaties als in 2007. Het onderzoek is gericht enerzijds op de groep bewoners en woningen die in 2007 uitgebreid onderzocht zijn en anderzijds op alle bewoners van woningen met gebalanceerde ventilatie in Vathorst. Er is in deze wijk geen nieuw onderzoek opgezet bij bewoners van woningen zonder balansventilatie omdat de verbetermaatregelen niet op hen gericht waren, hoewel ook in woningen met mechanische luchttoevoer de ventilatie vaak tekort schiet. Ook is het onderzoek niet bedoeld om vast te stellen welke bewoners wel en niet een aandoening hebben die is toe te schrijven aan hun ventilatiesysteem. Respons en generaliseerbaarheid Slechts een deel van de bewoners van 99 woningen die in 2007 onderzocht zijn, wilde dit jaar opnieuw aan het onderzoek deelnemen. Bij de bewoners van 58 woningen is een enquête afgenomen en in 37 woningen zijn metingen aan het binnenmilieu verricht. Hierbij is rekening gehouden met de mogelijkheid dat juist bewoners met meer overlast en met meer klachten een grotere neiging kunnen vertonen om mee te doen aan het onderzoek. Deze zogenoemde ‘zelfselectie’ kan de uitkomst in negatieve zin vertekenen. De onderzochte kenmerken van bewoners en woningen verschillen echter niet van die in 2007. Daarom is het goed mogelijk de gegevens van 2009 te vergelijken met die van 2007. Van de bewoners van woningen met balansventilatie in Vathorst heeft 45% de digitale of schriftelijke vragenlijst ingevuld. Dit is een tamelijk hoog percentage voor een dergelijke enquête, maar niet hoog genoeg om aan te nemen dat de respondenten op belangrijke punten overeenkomen met degenen die de enquête niet hebben ingevuld. Deze nonrespondenten zijn daarom telefonisch benaderd met een paar vragen uit de vragenlijst. Er waren meer van de non-respondenten dan van de respondenten tevreden en zonder klachten over het ventilatiesysteem. Dit zegt alleen iets over de bereidheid tot deelname aan de Vathorst-brede enquête: voor het overige zijn de verschillen klein. Omdat de mate van tevredenheid na de maatregelen niet significant verschilt en omdat de antwoorden overigens geen systematische of grote verschillen vertoonden met de antwoorden uit de digitale of schriftelijke enquête, wordt gesteld dat de respondenten voldoende representatief zijn voor de doelgroep. De uitkomsten zijn daarom globaal te generaliseren voor de bewoners van woningen met balansventilatie in heel Vathorst. Consistentie De uitkomsten van de verschillende onderdelen van het onderzoek vertonen weinig onderlinge discrepanties. Dit wijst erop dat de uitkomsten van enquêtes en metingen betrouwbaar zijn.
50
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Gezondheid Het is nog niet duidelijk wat precies de oorzaak is van de gezondheidsklachten in woningen met gebalanceerde ventilatie. - De luchtstromen (debieten) zijn niet duidelijk minder dan in soortgelijke woningen met natuurlijke luchttoevoer via rooster in de gevel. Dit geldt zowel in 2007 als in 2009. - De CO2-concentraties (en daarmee de luchtkwaliteit) is niet duidelijk hoger dan bij natuurlijke luchttoevoer. Dit geldt zowel in 2007 als in 2009. - In de wetenschappelijke literatuur zijn aanwijzingen te vinden dat vervuiling van luchttoevoerkanalen en toevoerfilters invloed kan hebben op de kans op gezondheidsproblemen (Clausen 2004; Bekö et al. 2008; Hänninen et al. 2005; Weschler 2006). - In de wetenschappelijke literatuur zijn aanwijzingen te vinden dat sommige toevoerfilters zelf een negatief effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit (Weschler, 2001). - Onbekende factoren kunnen een rol spelen bij het oordeel van bewoners over hun gezondheid en over het binnenmilieu van hun woning. - Balansventilatie veroorzaakt een hoger geluidniveau en meer geluidhinder dan natuurlijke luchttoevoer. - Geluidhinder kan mogelijk bijdragen aan stress, die op zichzelf weer kan leiden tot gezondheidsproblemen (Babisch 2003). - Bij balansventilatie bestaat meer tochthinder, hetgeen kan bijdragen aan stress. - Een negatief oordeel over een ventilatiesysteem kan ook bijdragen aan stress, vooral als er geen andere mogelijkheden zijn om te ventileren. - Verontreinigingen die ontstaan bij koken op gas kunnen een rol spelen gezien het verband dat in 2007 is gevonden met gezondheidsklachten. Tevredenheid Er zijn meer bewoners die na de verbetermaatregelen een toename van hun tevredenheid aangeven dan bewoners die een afname aangeven. Ongeveer 40% van de bewoners van woningen met balansventilatie is ontevreden over hun ventilatiesysteem. Daar worden redenen voor opgegeven als geluidhinder, tochthinder, onfrisse lucht en het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren. Objectieve metingen aan het geluidniveau en de ventilatie bevestigen dit beeld gedeeltelijk. De (on)tevredenheid wordt vermoedelijk mede beïnvloed door het oordeel van andere bewoners en aandacht van media. Gebruik van het ventilatiesysteem Uit het onderzoek valt niet af te leiden of de verhoogde CO2-concentraties een gevolg zijn van de onvoldoende capaciteit van veel ventilatiesystemen of van een onjuist gebruik ervan. In de telefonische enquête van bewoners van de onderzochte woningen zegt 39% de ventilatie in stand 2 te zetten als er iemand thuis is. Dan gebruikt de andere 61% nog steeds stand 1. In 2007 was dit 16% resp. 84%. Uit de “Vathorst-brede” enquête komt dat 63% van de bewoners het systeem nog steeds op dezelfde manier gebruikt als voorheen; 16% geeft aan nu vaker een hogere stand te gebruiken en 12% geeft aan nu het systeem op de voorgeschreven wijze te grbeuiken. Dit wijst erop dat ongeveer 2 op de 3 bewoners het ventilatiesysteem vaak in een te lage stand hebben staan. Stand 1 is bedoeld voor perioden dat er niemand thuis is. Uit het onderzoek valt niet af te leiden of de bewoners onvoldoende kennis hebben van de bedoelde instellingen van de ventilatiestanden. Waarschijnlijk zijn andere oorzaken van meer belang, zoals hinder van geluid en tocht. Ook kan meespelen dat in stand 1 en 2 de luchtstroom veel geringer is dan nodig is voor de luchtverversing op het niveau dat de Gezondheidsraad heeft aanbevolen (25 kubieke meter lucht per uur per persoon). Verder wordt het ventilatiesysteem te zwaar belast als volledig gebruik wordt gemaakt van een maximale capaciteit van het systeem. Dit betekent dat een ventilatiesysteem nog ongebruikte overcapaciteit moet hebben in de stand waar het systeem aan de
51
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 wettelijke voorschriften voldoet. Met het oog op de gezondheid is het de beste oplossing als het systeem in stand 2 voldoet aan het Bouwbesluit, terwijl het in stand 3 nog goed bruikbaar is zonder geluidoverlast tijdens douchen, koken, enz. Het gaat dus in principe om een combinatie van beide factoren: ventilatiesysteem en het daaraan gerelateerde gebruik. Een goed ventilatiesysteem nodigt uit tot een goed gebruik. Een slecht ventilatiesysteem kan nauwelijks goed gebruikt worden. Gevolgtrekkingen De maatregelen in woningen met balansventilatie hebben geleid tot verbetering van het geluidniveau, vermindering van de geluidhinder, betere verdeling van de luchtstromen en toename van het percentage woningen met voldoende capaciteit voor luchtafvoer. De bewoners geven zelf aan dat hun tevredenheid is toegenomen. Er zijn echter nog veel woningen met een nodeloos en storend hoog geluidniveau en een tekort aan ventilatiecapaciteit en een te hoge CO2-concentratie. Veel bewoners gebruiken te vaak de laagste ventilatiestand. Het percentage bewoners dat ontevreden is over de balansventilatie in hun woning is nog steeds groter dan het percentage tevredenen. Balansventilatie is een fout-gevoelig systeem. Bij ontwerp en aanleg zijn fouten gemaakt die ten dele achteraf moeilijk te herstellen zijn. Ook inregeling, onderhoud en reiniging zijn niet robuust geregeld. Vervolgstappen De verbetermaatregelen waren gericht op relatief eenvoudige aanpassingen. In woningen waarin daarmee het probleem niet verholpen is, moeten ingrijpender maatregelen overwogen worden. Er bestaat geen noodzaak om dergelijke maatregelen op te leggen aan bewoners die daar niet voor voelen. Er zijn immers geen risicofactoren aangetroffen die overal bestreden moeten worden. Het is beter om maatregelen te ontwikkelen die op maat kunnen worden aangeboden. Om de kwaliteit voor de bewoners te optimaliseren is het van belang hun vertegenwoordigers te betrekken bij het ontwikkelen van die maatregelen. Een aanbod op maat betekent uiteraard niet dat bewoners recht hebben op elke oplossing die zij wensen. De oplossingen moeten vooral gericht worden op het vergroten van de ventilatiecapaciteit en het verminderen van het geluidniveau. Ook het beperken van tocht, het bieden van alternatieve wijzen voor ventilatie en het wegnemen van andere knelpunten verdienen overweging. Verder is blijvende aandacht gewenst voor de stand waarin men het ventilatiesysteem zet en voor het reinigen en vervangen van filters. De capaciteit zal in alle woningen tenminste moeten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor bestaande woningen. Voor nieuw te bouwen woningen gelden nog verdergaande eisen. Het is de vraag of de woningen bij oplevering daaraan voldaan hebben. Het is lastig die vraag te beantwoorden. Het is ook de vraag of woningen aan die nieuwbouweisen moeten blijven voldoen. De wetgeving is daarover niet duidelijk. Het is redelijk om tevens te vergen dat woningen voordoen aan kwaliteitsrichtlijnen van de bouwsector zelf zoals de NEN 1070;1999 voor geluid. Om soortgelijke problemen in nieuw te bouwen woningen in de toekomst te voorkomen is het belangrijk zich te realiseren dat de marktwerking geen enkele garantie biedt om meer kwaliteit te verkrijgen en te behouden. Systemen voor mechanische ventilatie dienen robuuster toegepast te worden. Om de kwetsbaarheid te verminderen is regelgeving nodig die voorschrijft dat in de aanwezigheidsstand de capaciteit overeen moet komen met het advies van de Gezondheidsraad (25 m3/h per persoon) èn dat
52
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 daarbij het geluidniveau lager moet zijn dan de norm. Het stellen van normen voor geluid is wenselijk. Die norm moet niet alleen een maximum van 30 dB(A) in de woonkamer voorschrijven, maar ook een maximum van 25 dB(A) in de slaapkamers. Het huidige Bouwbesluit (2003) eist dat niet meer dan 30 dB(A) afkomstig is van installaties in naburige panden, maar stelt geen eisen aan de geluidproductie van de installaties in de woning zelf. Het voornemen bestaat om het Bouwbesluit in 2010 te wijzigen en daarin ook voor te schrijven dat het geluidniveau niet hoger mag zijn dan 30 dB(A) ten gevolge van de installaties in de woning zelf. Voor nieuw te bouwen woningen zou gestreefd kunnen worden naar nog lagere geluidniveaus, bijvoorbeeld 25 dB(A) in de woonkamer en 20 dB(A) in de slaapkamers, aansluitend bij de niet-verplichte NEN 1070. Er zijn geen harde bewijzen dat dit gezondheidswinst oplevert, maar deze lagere niveaus worden wel als aangenamer ervaren. Dit kan gebruik van de hogere ventilatiestanden doen toenemen. Dat lage niveaus in de praktijk in gewone woningen kunnen worden gehaald, blijkt uit een recent RIVM-rapport (Bader en Blaauboer 2009). Het stimuleren ervan valt te koppelen aan stimuleringsregelingen voor energiebesparing waarbij installatie en gebruik van gebalanceerde ventilatie wordt bevorderd. Verder kan verplicht gesteld worden dat in alle verblijfsruimten van woningen met gebalanceerde ventilatie tevens voldoende ventilatie mogelijk moet zijn via raampjes die in een kierstand kunnen staan. Het vergroten van de ventilatie via voorzieningen voor balansventilatie zal weinig invloed hebben op het energiegebruik, tenzij het rendement van de WTW geringer is dan aangenomen wordt. Extra ventilatie via raampjes zal het energiegebruik zeker vergroten. Het per woonkamer of slaapkamer aanbrengen van een raampje met goed isolerend glas en kierdichting heeft geen gevolgen voor het energielabel. Dit geldt eveneens voor de EPC van nieuw te bouwen woningen als het raampje niet te groot is. Het vergroten van de capaciteit van de mechanische ventilatie tot het wettelijk vereiste niveau heeft ook geen gevolgen voor het energielabel. Dit geldt ook voor het aanbrengen van ventilatievoorzieningen op een zolder die in de bouwvergunning staat als een “onbenoemde ruimte”, zelfs niet als daar een verwarmde kamer is ingericht, tenzij daarvoor uitzonderlijke oplossingen toegepast worden. In een nieuw te bouwen woning kan een goede ventilatievoorziening in een zolderkamer de EPC verhogen of verlagen, afhankelijk van de grootte, isolatie, kierdichting, enz. Samenvattend is de oplossing vooral in de volgende richtingen te zoeken. • Alle ventilatievoorzienigen in bestaande woningen dienen tenminste te voldoen aan de wettelijke eisen en tevens aan andere kwaliteitsrichtlijnen. • De bouwers dienen in overleg met bewonersorganisaties te zoeken naar goede oplossingen die bewoners ervaren als bruikbaar. • Voor nieuwbouw zouden strengere kwaliteitseisen moeten worden gesteld en nageleefd.
53
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
5.
Conclusies
5.1. Antwoorden op onderzoeksvragen 5.1.1. Effecten op gezondheid en tevredenheid (telefonische enquête) •
In welke mate ervaart men na genomen maatregelen een verandering in gezondheid en tevredenheid? Uit de uitkomsten van de telefonische enquête door Onderzoeksinstituut OTB bij 58 bewoners blijkt dat het percentage woningen zonder bewoners met woninggebonden gezondheidsklachten vrijwel hetzelfde is als in 2007 in dezelfde groep. De meeste van deze gezondheidsklachten komen in 2009 voor in ongeveer hetzelfde percentage als in 2007. In deze groep verschilt de gemeten tevredenheid in 2009 niet duidelijk ten opzichte van de in 2007 gemeten tevredenheid. Het percentage bewoners dat hinder van geluid of tocht ondervindt is in 2009 beduidend lager dan in 2007.
5.1.2. Effecten op het binnenmilieu (metingen DWA) • Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van geluid? Het in 2009 gemeten geluidniveau in woon- en slaapkamers geeft in alle standen van het ventilatiesysteem een verbetering te zien van de gemiddelde geluidniveaus in de door DWA onderzochte 38 woningen, vooral in de woonkamer. De verbetering is het grootst in stand 3 van het systeem en minder groot in stand 2, namelijk 4,3 dB(A) en 2 dB(A). In veel woningen is de geluidsterkte waarneembaar afgenomen. Het ventilatiesysteem behoort in stand 2 of 3 te staan wanneer er personen thuis zijn. De installatie behoort dan minder dan 30 dB(A) te produceren omdat anders verstoring kan optreden. In de bouwpraktijk van de afgelopen jaren is een geluidniveau lager dan 30 dB(A) een redelijkerwijs te verwachten kwaliteitsniveau. Bij stand 2 en 3 is het geluidniveau echter hoger dan 30 dB(A) in 21% resp. 33% van de woonkamers en in 11% resp. 23% van de slaapkamers. Dit is nog steeds de oorzaak van geluidhinder en het daardoor onvoldoende gebruiken van stand 2 en 3. •
Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van de capaciteit om lucht te verplaatsen? De gemeten ventilatiestromen in de woningen als geheel zijn niet beter dan in 2007. Dit komt doordat de capaciteit van het systeem niet is vergroot. Het percentage woningen met voldoende toevoercapaciteit is vrijwel gelijk gebleven: namelijk 80% (was 77%). De andere 20% voldoet niet aan de wettelijke eis voor de capaciteit van de luchttoevoer die in bestaande woningen voorgeschreven is in het Bouwbesluit 2003. In een aantal gevallen is de verdeling over de woning wel verbeterd. Na de maatregelen is het percentage woningen met voldoende afvoercapaciteit in zowel keuken, toilet en badkamer toegenomen van 15% naar 44%. Meer dan de helft van de woningen voldoet niet aan de wettelijke eis voor de capaciteit van de luchtafvoer. • Wat is de gemeten situatie na de genomen maatregelen ten aanzien van CO2? De in 2009 gemeten CO2-concentraties verschillen niet statistisch significant van die in 2007. Een verbetering van de luchtverversing is dus niet aangetoond.
54
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 5.1.3.a. Tevredenheid en gezondheid na maatregelen “Vathorst-breed” In alle woningen met balansventilatie • Welke maatregelen zijn er genomen? Plaatsen van akoestische slangen. Betere inregeling van de luchtstromen. Andere aanpassingen aan het systeem. Informatieverstrekking over goed schoonmaken en vervangen van filters. Informatieverstrekking over een juist gebruik van het systeem. • In welke mate is men tevreden over de genomen maatregelen? Van de bewoners is ongeveer een kwart tevreden en ongeveer 40% ontevreden over het balansventilatiesysteem terwijl de rest er neutraal tegenover staat. De belangrijkste reden voor ontevredenheid is dat het systeem teveel lawaai maakt, vooral in stand 2 en 3. Ook tocht, onfrisse lucht, het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren, en het geluidniveau in stand 1 worden in veel woningen als probleem ervaren, vooral door huurders. •
Ervaart men na de genomen maatregelen een verandering in de tevredenheid over de balansventilatie? Van de bewoners geeft 33% aan dat hun tevredenheid na de maatregelen is toegenomen terwijl 19% een afname aangeeft. Er is dus een netto verbetering van de tevredenheid van de bewoners. • Ervaart men veranderingen in de gezondheid? Van de bewoners geeft 81% aan geen verschil in gezondheid van henzelf en de huisgenoten te ervaren na de maatregelen. Er is ongeveer evenveel verbetering als verslechtering. In koopwoningen met balansventilatie In de “Vathorst-brede” enquête zijn extra vragen gesteld aan bezitters van een eigen huis. • Bij welk deel van de huiseigenaren zijn er veranderingen aangebracht? Bewoners van 5 woningen (ca. 1%) hebben het balansventilatiesysteem niet meer in gebruik. Bij 27% van de huiseigenaren zijn verbeteringen aangebracht, vooral wegens geluidhinder. Te weinig capaciteit van de balansventilatie werd niet als reden genoemd, hoewel uit de metingen gebleken is dat dit een knelpunt is. • Wat bedroegen de kosten? Ruw geschat waren de kosten rond de 300 euro per woning. De kosten zijn in een aantal gevallen verhaald op de installateur. 5.1.3.b. Non-respons onderzoek “Vathorst-breed” •
Zijn de deelnemers aan de “Vathorst-brede”-enquête representatief voor de doelgroep? Er is een aantal telefonische vragen gesteld aan een deel van de degenen die niet hebben gereageerd op de digitale en schriftelijke “Vathorst-brede” enquête. De uitkomsten van de telefonische vragen verschillen enigszins maar niet in belangrijke mate van de “Vathorst-brede” enquête. Er is een klein verschil gevonden in tevredenheid en in aantal klachten. Hiermee is rekening gehouden in de conclusies. De resultaten van de enquête “Vathorst-breed” zijn voldoende representatief om er globale conclusies aan te verbinden voor alle woningen met balansventilatie in Vathorst, zoals verwoord in de samenvatting.
55
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
5.2. Conclusies per aspect De resultaten van alle deelonderzoeken laten een aantal overeenkomsten zien. 5.2.1. Geluid Het geluidniveau is een belangrijk probleem bij mechanische ventilatiesystemen. Lawaai van de installatie is een belangrijke bron van hinder. Dit wordt onderkend en heeft geleid tot een voorgenomen wijziging van het Bouwbesluit 2003, waarin voorgeschreven gaat worden dat de eigen installatie niet meer dan 30 dB(A) mag produceren. Na verbetermaatregelen is het geluidniveau lager; in de woonkamers is de daling aanzienlijk. Het percentage bewoners met geluidhinder is gedaald van 57% naar 24% in ventilatiestand 2. In veel woonkamers en een kleiner deel van de slaapkamers is het geluidniveau echter nog steeds hoger dan 30 dB(A). Dit kan een oorzaak zijn van het geringe gebruik van de hogere ventilatiestanden en daardoor de minimale verbeteringen in ventilatie. 5.2.2. Ventilatie Uit de metingen blijkt dat de totale luchtverplaatsing van de installaties als geheel niet is verbeterd. De verdeling van de luchtstromen is na inregelen echter wel verbeterd. Het percentage woningen met voldoende afvoercapaciteit is gestegen van 15% naar 44%. In 56% van de woningen met balansventilatie is de totale afvoercapaciteit kleiner dan het wettelijke voorschrift in het Bouwbesluit. In 31% van de woningen met balansventilatie is de toevoercapaciteit in de woonkamer onvoldoende. In sommige van deze woningen is de vereiste capaciteit alsnog te halen door de installatie te reinigen of in te regelen of door de ventilator-unit hoger af te stellen. In andere woningen is de ventilator-unit te zwak of te lawaaiig om voldoende afvoercapaciteit te leveren in zowel keuken, toilet en badkamer of voldoende toevoercapaciteit in de woonkamer. Er zijn minder klachten over tochthinder. Dit kan een gevolg zijn van een verbeterde verdeling van de mechanische luchttoevoer over de verschillende ventielen in één ruimte en van een verbeterde verdeling over de verschillende ruimtes in een woning. Uit de CO2-gehalten blijkt dat de ventilatie niet beter geworden is. Hoge concentraties komen vaker voor in een slaapkamer dan in de woonkamer. Dit kan bijdragen aan de klachten over een gebrek aan frisse lucht. De meeste bewoners laten het ventilatiesysteem in stand 1 staan terwijl ze thuis zijn. Het valt te betwijfelen of meer voorlichting dat kan verhelpen als de ventilatiesystemen niet verbeterd worden.
56
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 5.2.3. Tevredenheid Van de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst is een kwart tevreden over het balansventilatiesysteem terwijl ongeveer 40% ontevreden is. De belangrijkste reden die voor ontevredenheid aangegeven wordt, is dat het systeem teveel lawaai maakt, vooral in stand 2. In mindere mate worden ook de volgende factoren afbreuk aan de tevredenheid: tocht, onfrisse lucht, het ontbreken van andere mogelijkheden om te ventileren en het geluidniveau in stand 1 en in stand 3. Na de verbetermaatregelen bestaat er netto een verbetering van de tevredenheid bij de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst. Het is niet mogelijk dit te vergelijken met gegevens uit 2007. Dit is toen niet gemeten. Bij de bewoners van de woningen die in 2007 onderzocht zijn, is geen significante verandering in tevredenheid geconstateerd. 5.2.4. Gebruik Van de bewoners van woningen met balansventilatie in de wijk Vathorst geeft 27% aan dat hun ventilatiegedrag veranderd is: het percentage bewoners dat het ventilatiesysteem nu op de voorgeschreven wijze gebruikt is 12% en 15% geeft aan een hogere stand te gebruiken. 63% geeft aan dat het gebruik niet veranderd is.
5.3. Conclusies op hoofdlijnen De maatregelen in woningen met balansventilatie hebben geleid tot verbetering van het geluidniveau, vermindering van de geluidhinder, betere verdeling van de luchtstromen en toename van het percentage woningen met voldoende capaciteit voor luchtafvoer. Er zijn echter nog veel woningen met een nodeloos en storend hoog geluidniveau, onvoldoende ventilatiecapaciteit en een te hoge CO2-concentratie. Veel bewoners gebruiken te vaak de laagste ventilatiestand. Het percentage woningen met bewoners met gezondheidsklachten is niet afgenomen. Het percentage bewoners dat ontevreden is over de balansventilatie in hun woning is groter dan het percentage tevredenen. Maar de bewoners geven zelf aan dat hun tevredenheid is toegenomen.
57
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
6.
Aanbevelingen
Sommige aanbevelingen gelden specifiek voor de woonwijk Vathorst, andere aanbevelingen gelden meer in algemene zin.
6.1. Aanbevelingen voor Vathorst Organisatie, onderzoek en oplossingen De knelpunten in de ventilatie zijn deels technisch van aard maar voor het oplossen zijn ook andere aspecten van belang. Het is aan te bevelen dat de woningontwikkelaars en verhuurders nu in overleg treden met bewonersorganisaties om gezamenlijk de problemen verder in beeld te brengen en goede oplossingen te zoeken. Gemeente en GGD kunnen daarbij een ondersteunende rol spelen. Bij het in beeld brengen zijn nadere (meet)gegevens nodig die het mogelijk maken per woning of per woningtype vast te stellen en vast te leggen hoe het ventilatiesysteem functioneert en wat de toestand ervan is. Dit geldt niet alleen voor woningen met balansventilatie maar ook voor woningen met natuurlijke luchttoevoer. Maatwerk en maatregelen Het is aan te raden dat de woningontwikkelaars en verhuurders met bewonersorganisaties afspraken maken over maatregelen die op maat kunnen worden aangeboden aan alle bewoners. Een aanbod op maat betekent uiteraard niet dat bewoners recht hebben op elke oplossing die zij wensen. Er bestaat geen noodzaak om maatregelen op te leggen aan bewoners die daar niet voor voelen omdat er geen risicofactoren zijn aangetroffen die overal bestreden zouden moeten worden. Als oplossing dienen meerdere sporen naast elkaar gevolgd te worden. • Het verlagen van de het geluidniveau van het ventilatiesysteem. • Het vergroten van de ventilatiecapaciteit en eventueel het toevoegen van raampjes of roosters. • Het informeren van bewoners over hun ventilatiesysteem en over het gebruik ervan.
58
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 Maatregelen gericht op het geluid van de installatie Het geluidniveau van het ventilatiesysteem is in veel woningen een probleem. Dit kan een reden zijn om de installatie onvoldoende te gebruiken, waardoor de ventilatie tekort schiet. Volgens de kwaliteitsrichtlijn NEN 1070;1999 is het geluidniveau storend als meer dan 30 dB(A) van de installatie afkomstig is. Deze NEN-norm is niet bindend, maar heeft in 1999 vastgelegd wat beschouwd werd als ”conform de huidige bouwpraktijk”. Het is aan te bevelen om het geluidniveau van het ventilatiesysteem te verlagen tot minder dan 30 dB(A). Omdat 30 dB(A) van een luchttoevoer in een slaapkamer voor velen hinderlijk is, is het wenselijk daar te streven naar een geluidniveau lager dan 25 dB(A). Dit niveau wordt in ventilatiestand 3 in veel slaapkamers in Vathorst overschreden. Bij van een geluidniveau van meer dan 25 dB(A) in stand 2 van het ventilatiesysteem zijn maatregelen aan te bevelen. Om het geluidniveau vast te stellen moet voor metingen een standaardmethode gehanteerd worden die omschreven is in NEN 5077 en een eenvoudiger methode die omschreven wordt in de Beoordelingsrichtlijn BRL 8010 van de Ventilatieprestatiekeuring. Het is aan te raden de uitkomsten vast te leggen in een meetrapport. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar of verkoper om een goede installatie te leveren en dus om te laten vaststellen hoe hoog het geluidniveau is. Het is daarbij raadzaam te bevorderen dat bij twijfel gemakkelijk een indicatieve geluidmeting gedaan kan worden door een bewoner of diens vertrouwenspersoon. Maatregelen gericht op de ventilatiecapaciteit In meer dan de helft van de woningen is een ventilatiesysteem aanwezig dat in de hoogste stand niet genoeg lucht verplaatst om te voldoen aan de wettelijke eis. Het is daarom aan te bevelen om per woning of woningtype met klachten of twijfel over het functioneren van het ventilatiesysteem opnieuw de luchtstromen (debieten) te meten. Dit dient te gebeuren volgens een standaardmethode voor metingen die omschreven is in NEN 8087. Het is aan te raden de uitkomsten vast te leggen in een inregelstaat. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar of verkoper om een goede installatie te leveren en dus om te laten vaststellen wat de capaciteit is. Het is daarbij raadzaam te bevorderen dat bij twijfel gemakkelijk een capaciteitsmeting gedaan kan worden door een vertrouwenspersoon van de bewoner. Als de luchtstromen samen kleiner blijken te zijn dan de wettelijke eisen, is het zaak na te gaan wat de oorzaak is. In de woningen met een ventilatiesysteem dat niet voldoet aan de wettelijke eisen, moeten zeker maatregelen genomen worden. • Als de capaciteit onvoldoende is door achterstallig onderhoud, dan is het aan te raden eerst onderhoudsmaatregelen te nemen, zoals reiniging of inregeling. • Als bij meting een tijdje na het inregelen de luchtstromen weer niet goed verdeeld blijken te zijn, dan is het aan te bevelen om andere ventielen te plaatsen die minder gevoelig zijn voor verstoring van de inregeling. • Als de capaciteit op enkele meetpunten onvoldoende is, maar op alle meetpunten samen ruim voldoende overcapaciteit bestaat, is overal de vereiste capaciteit alsnog te halen door de ventilator-unit hoger af te stellen. Dan dient wel het geluidniveau gemeten te worden. Het is raadzaam de nodige overcapaciteit te behouden omdat het systeem robuust moet zijn tegen verstoring, vervuiling, enz. In een ventilatiesysteem zonder overcapaciteit kan korte tijd na inregeling de capaciteit weer onvoldoende zijn. • In andere woningen is de ventilator-unit te zwak of te lawaaiig om voldoende afvoercapaciteit te leveren in zowel keuken, toilet en badkamer of voldoende toevoercapaciteit in de woonkamer en de slaapkamers. Als het tekort aan capaciteit niet tijdelijk maar structureel is, dient een systeem met grotere
59
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009 capaciteit geplaatst te worden. Voorafgaand aan de keuze voor een sterkere ventilatie-unit is het zaak om na te gaan of de kanalen en ventielen zich lenen voor een grotere luchtstroom, zodat er geen extra geluidhinder of tochthinder gaat optreden. Zo niet, dan is het plaatsen van een krachtiger unit geen oplossing, tenzij ook kanalen/en/of ventielen worden aangepast. • Een alternatieve oplossing voor het plaatsen van een ventilatie-unit met een grotere capaciteit is het aanbrengen van een ander ventilatiesysteem met bijvoorbeeld roosters in ramen of een toevoer via de buitenmuur, bijvoorbeeld achter radiatoren. Een andere mogelijkheid is het toevoegen van uitzetraampjes in woningen met balansventilatie voor degenen die behoefte hebben aan meer verschillende mogelijkheden om te ventileren. Als de luchtstromen samen weinig groter zijn dan de wettelijk vereiste capaciteit, dan is het raadzaam een andere ventilatie-unit met een grotere capaciteit te plaatsen. Maatregelen gericht op het gebruik van ventilatievoorzieningen Te hoge CO2-gehalten komen regelmatig voor en er zijn nogal wat klachten over een gebrek aan frisse lucht. Het is aan te bevelen om de volgende informatie te blijven aanbieden. • Het ventilatiesysteem moet tenminste in stand 2 staan wanneer er iemand thuis is. • Tegelijk moeten er roosters open staan in een woning met natuurlijke luchttoevoer. • Het is voor de gezondheid belangrijker de slaapkamer intensief te ventileren tijdens het slapen dan erna. • Roosters, toevoerkanalen, toevoerfilters en -ventielen moeten worden gereinigd voordat ze zichtbaar verontreinigd zijn. De leverancier heeft hiervoor richtlijnen. • Een luchttoevoer die niet gereinigd kan worden, moet vervangen worden. • Het openen van ramen of roosters kan hoogstens de warmteterugwinning verstoren, maar is niet schadelijk voor de ventilatie of het balansventilatiesysteem. • Een zolder zonder goede ventilatie is niet geschikt om als slaap/speel/werkkamer te gebruiken.
60
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
6.2. Overige aanbevelingen Regelgeving Een installatie voor mechanische ventilatie wordt meestal zo ontworpen dat de capaciteit in de hoogste stand net voldoet aan de wettelijke eis. Bij een aanlegfout, verstoring, vervuiling of slijtage schiet de capaciteit tekort. Het toepassen van een ruimere capaciteit is gewenst. Dit kan opgelegd worden door een wettelijk verplichte capaciteit voor te schrijven voor de aanwezigheidsstand van mechanische ventilatiesystemen. De aanwezigheidstand is stand 2 in een ventilatiesysteem met de volgende standen, een eventuele nulstand niet meegeteld. 1. afwezigheidsstand 2. aanwezigheidsstand 3. hoogstand voor intensieve ventilatie tijdens douchen, koken, enz. Als stand 2 wordt ontworpen boven het niveau van de wettelijke eis, dan heeft stand 3 een aanzienlijke reservecapaciteit. Ook is het aan te bevelen om expliciet in de regelgeving op te nemen dat de wettelijke capaciteitseis voor nieuwbouw blijft gelden na oplevering van de woning. Dat is noodzakelijk ter bescherming van huurders en het is momenteel niet duidelijk geregeld. Voor nieuw te bouwen woningen is het raadzaam om een laag geluidniveau, zoals hierboven aanbevolen, blijvend verplicht te stellen. Het voornemen bestaat in 2010 in het Bouwbesluit voor te schrijven dat het geluidniveau afkomstig van de eigen installaties in woningen niet hoger mag zijn dan 30 dB(A). Omdat 30 dB(A) van een luchttoevoer in een slaapkamer voor velen hinderlijk is, is het wenselijk voor te schrijven dat het geluidniveau afkomstig van eigen installaties daar niet hoger mag zijn dan 25 dB(A) als de ventilatiestand overeenkomt met de wettelijke vereiste capaciteit. Verder is het raadzaam om verplicht te stellen dat in alle verblijfsruimten voldoende natuurlijke ventilatie mogelijk is, ook in woningen met gebalanceerde ventilatie. Beoordelingscriterium In het kader van energiebesparing kunnen criteria gehanteerd worden die gunstig uitvallen voor balansventilatie, bijvoorbeeld de EPC-berekening of stimuleringsregelingen voor nieuw te bouwen woningen. Het is aan te raden in dergelijke kaders aan de toepassing van gebalanceerd ventilatie de voorwaarde te verbinden dat het geluidniveau ervan lager is dan 25 dB(A) in de woonkamer en 20 dB(A) in de slaapkamers, aansluitend bij de niet-verplichte NEN 1070. Dat lage niveaus in de praktijk in gewone woningen kunnen worden gehaald, blijkt uit een recent RIVM-rapport (Bader en Blaauboer 2009).
61
Balansventilatie Vathorst, fase IV; september 2009
7.
Literatuur
Babisch W. Stress hormones in the research on cardiovascular effects of noise. Noise Health. 2003;5(18):1-11. Bader S, Blaauboer RO. Mechanische ventilatie in nieuwbouwwoningen: gebruik, geluidniveau en beleving. Bilthoven, RIVM Briefrapport 610790007/2009. Bekö G, et al. Sensory pollution from bag filters, carbon filters and combinations. Indoor Air 2008;18(1):27-36 Bouwbesluit 2003. Meest recent versie op website Ministerie van VROM: http://vrom.nl/get.asp?file=Docs/bouwen_en_wonen/Bouwbesluit_integrale_tekst_jan2009.pdf
Clausen G. Ventilation from filters and indoor ait qualityu: a rervieuw of research from the International Centre for Indoor Environment and Energy. Indoor Air 2004;14(7):202-7 Duijm, F, Hady M, Van Ginkel J, Ten Bolscher GH. Gezondheid en ventilatie in woningen in Vathorst. Amersfoort, GGD Eemland; 2007. Hänninen OO, et al. Reduction potential of urban PM2.5 mortality risk using modern ventilation systems in buildings. Indoor Air 2005;15(4):246-56 Roijen EJA, Op ’t Veld PJM. Vervuiling van woningventilatiesystemen. Maastricht, Cauberg-Huygen, 2000 Rapport 2043-1. Weschler CJ. Reactions among indoor air pollutants. Scientific World Journal 2001;1:443-57. Weschler CJ. Ozone’s impact on public health: contributions from indoor exposures to ozone and product of ozone initiated chemistry. Environ Health Perspect 2006;114(10):1489-96.
62