Badmintonnen: kijken, actie en concentratie Badmintonnen is gemakkelijk. Je kunt het bijna niet fout doen. Als je een paar spelregels weet, en begrijpt wat het doel is, kun je al wedstrijden spelen. De belangrijkste spelregels als je een wedstrijdje gaat spelen zijn: welke lijnen gelden, schuin serveren onderhands en de telling. Het doel bij het spelen van een wedstrijdje is: zo slaan dat de tegenstander niet meer terug kan slaan. Met het bovenstaande in gedachten kun je spelen met veel plezier. En gewoon door te spelen en soms eens bij dingen stil te staan verbetert je spel vanzelf. Wil je je spel sneller verbeteren en sterker gaan spelen, dan kun je bewuster gaan spelen en er over nadenken. Hieronder volgt een korte analyse van het spel en enkele grote lijnen van waar je op kunt letten als je een wedstrijd speelt. Als je gaat badmintonnen gaat het om een paar grote lijnen. De hele grote lijn van het spel is steeds: vanuit je eigen helft probeer je te scoren in de andere helft. In dat hele plaatje zijn delen van het spel: Het doel: het scoren van punten. De aanval: de shuttle plaatsen. De verdediging: zorgen dat je de shuttle die terug komt ook weer goed kunt plaatsen. De uitvoering: hoe sla, loop en beweeg je over de baan om aan te vallen en te verdedigen. De aandacht en concentratie: het bewust worden en zien van alle delen samen. Je kunt het spel van twee kanten bekijken: Wat gegeven is: de baan, de tegenstander, je partner, de shuttle, en hoe ze in het spel bewegen. Wat je zelf doet: reageren, over de baan lopen, de shuttle slaan, lopen om te verdedigen. Samengevat: Als je badmintont, reageer je spontaan maar doelgericht op de shuttle terwijl je de rest van het spel in het oog houdt. Hieronder volgt een uitgebreidere uitleg.
Een wedstrijd in het enkelspel Badminton wordt gespeeld op een baan in twee helften met een net ertussen. Op de ene helft staat de tegenstander, op de andere helft sta je zelf. Het doel is de shuttle zo te spelen dat de tegenstander hem niet meer terug kan slaan. Bij het spelen gaat het om de posities van je tegenstander en jezelf. Je blijft dus onder het spelen op de baan en de posities van je tegenstander en jezelf letten. Je kijkt dan naar de shuttle en ziet en onthoudt intussen de baan met de posities van je tegenstander en jezelf. Als je gaat spelen sla je de shuttle in de helft van de tegenstander. Als je slaat kijk je meteen hoe de shuttle terugkomt en sla je weer, enzovoorts. Je reageert dus steeds op de shuttle terwijl je de baan en de posities van je tegenstander en jezelf in de gaten houdt. Bij het badmintonnen gaat het dus om twee dingen tegelijk. Kijken naar de baan en de posities van je tegenstander en jezelf, en vervolgens om doelgericht de shuttle spelen. Er is ontspanning en aandacht nodig om overzicht te houden, en dan spontaan en gemakkelijk te kunnen reageren.
tegenstander
X
Z
jezelf
Alles tegelijk in gedachten door naar voren te kijken: de baan de tegenstander jezelf de shuttle
Aanval De aanval is hoe je de shuttle in de andere helft plaatst. Je let er daarbij steeds op waar de tegenstander staat en hoe, en slaat er dan overheen, ernaast of ervoor of gewoon hard. Je kunt tegelijk op de baan letten en de shuttle ook meteen goed naar de achterlijn, zijlijnen of net slaan, of hard in de buurt van de tegenstander.
Verdediging De verdediging is het terugslaan van de shuttle. Je zorgt er daarbij voor dat je je hele eigen helft van de baan onder controle hebt. Het gaat om de vlucht die de shuttle heeft vanaf de andere helft, en niet alleen om het verdelen van de oppervlakte van je helft. Het is belangrijk de shuttle hoog en vroeg in zijn vlucht terug te slaan. Zo staat de verdediging in dienst van de aanval waarvoor je dan meer mogelijkheden hebt. Regie en uitvoering Bij het badmintonnen heb je de regie, het overzicht, over het spel. Dat is moeilijk omdat je zelf op de baan staat en ook met de uitvoering bezig bent. Je doet zo dus twee dingen tegelijk: Kijken, het overzicht bewaren en plannen, en ook lopen en slaan. Bij het spelen hoort steeds nadenken waar je heen kunt slaan en waar je volgende positie is. Dat denken zet je meteen om in actie: denken is doen. Kijk en reageer.
Een wedstrijd in het dubbelspel Dubbelspel lijkt veel op enkelspel. Bij dubbelspel is het ook zo dat je de hele baan met het net moet blijven onthouden. Maar je onthoudt nu twee tegenstanders op hun helft. Je onthoudt ook weer waar jezelf bent, maar nu ook waar je partner is. Het gaat weer om de posities van de spelers op de baan. Het doel is weer de shuttle zo te spelen dat de tegenstanders hem niet meer terug kunnen slaan. Als je gaat spelen sla je de shuttle in de helft van de tegenstanders en kijk je meteen hoe die terugkomt. Of je de shuttle dan weer zelf terugslaat of je partner ligt aan de posities van beiden. Je positie kies je door steeds de baan te verdelen voor de vlucht van de shuttle die terugkomt.
T T Z P De baan verdelen voor de shuttle die terugkomt: Kijk hoe de shuttle terug kan komen Kijk welke shuttles je partner terug kan slaan Ga naar een positie waar je zelf de andere shuttles kunt slaan.
Aanval De aanval is hoe je de shuttle in de andere helft plaatst. Je let er daarbij steeds op waar de tegenstanders staan en hoe, en slaat er dan overheen, ernaast of ervoor of gewoon hard. Je kunt tegelijk op de baan letten en de shuttle ook meteen goed naar de achterlijn, zijlijnen of net slaan, of hard in de buurt van een tegenstander. Verdediging De verdediging is het terugslaan van de shuttle. Je zorgt er daarbij voor dat je de hele eigen helft van de baan onder controle hebt. Je laat vervolgens een deel over aan je partner. Het gaat om de vlucht die de shuttle heeft en niet alleen om het verdelen van de oppervlakte van je helft. Houd er rekening mee de shuttle hoog en vroeg in zijn vlucht terug te slaan. Zo staat de verdediging in dienst van de aanval waarvoor je dan meer mogelijkheden hebt. Communicatie Je kunt een goed lopende dubbel spelen als je allebei apart goed kijkt en reageert en de baan controleert en verdeelt. Als je communiceert met elkaar kan er ook een team-sfeer ontstaan. Dat kan bv. door je opstelling extra duidelijk te maken, of “los” of “jij” te zeggen. Regie en uitvoering Ook in een dubbel heb je de regie, het overzicht, over je spel, en zorg je ook zelf voor de uitvoering.
Met twee tegenstanders en een verdeling van de eigen helft met je partner is dat extra lastig. Toch gaat het weer om kijken en reageren. Denken is doen.