Revisie van je eigen tekst Kan je eindredactie doen op je eigen tekst? In principe niet: als je de tekst zelf schreven hebt, is het moeilijk om afstand te nemen om objectief genoeg te kunnen oordelen. Bovendien lees je vaak wat je dénkt dat je schreven hebt en niet wat er effectief staat, zeker als nog maar net klaar bent. Wil je revisie doen op je eigen tekst, leg hem dan even opzij als je hem net geschreven hebt, werk verder aan een andere opdracht en ga dan pas terug naar je tekst. Lees hem in verschillende etappes na. ‐ Bij de eerste doorlees haal je er alle tikfouten en constructiefouten uit, die vallen je nu beter op. Lees traag en grondig, dit is vooral een ’technische’ ronde. ‐ Bij de tweede doorlees kijk je naar de structuur van je tekst: klopt de opbouw, is de argumentatie logisch, is je tekst goed gestructureerd en zie je dat terug in de tussenkoppen en eventueel aparte tekstkaders? ‐ Bij de derde doorlees schaaf je je inleiding bij, als dat nodig is en kan je kijken naar koppen en quotes. Probeer daar zeker véél proberen en experimenteren wat werkt en wat niet. ‐ Extra tip: in print zie je fouten vaak beter staan dan op het scherm. Op papier nalezen werkt voor de meeste mensen dan ook beter. Schrijfoefening 17: Neem een van je eigen teksten (of die van een cursist) en lees hem na. Doe er eindredactie op: geef de tekst nieuwe koppen en een andere inleiding, kijk of extra quotes volgens jou nodig zijn... Daarna overlopen we even en bekijken we de veranderingen. Good kop/bad kop Hoe zorg je dat de juiste kop boven je artikel staat? Dat is een vak op zich. Véél lezen, veel kijken hoe collega’s en eindredacteurs van kranten en tijdschriften dat doen, kan je helpen om zelf betere koppen te maken. We maakten het onderscheid tussen verschillende soorten koppen. Afhankelijk van het medium waarvoor je schrijft en van het soort artikel, heb je verschillende opties. • Nieuwskoppen schrijf je kort en krachtig. Je zegt heel concreet wat er aan de hand is , daarom staan ze liefst in de tegenwoordige tijd. Er moet actie in zitten; lidwoorden en extra adjectieven gebruik je zo weinig mogelijk. • Met emotionele koppen spreek je de empathie van je lezer aan. Quotes zijn heel geschikt om emoties te vertolken, maar zijn ze wel informatief en duidelijk genoeg? Door te combineren met een boven‐ of onderkop waarin je de noodzakelijke info meegeeft om het verhaal goed te begrijpen, kan je dat opvangen. • Teaserkoppen prikkelen de nieuwsgierigheid van je lezer. Door maar een tipje van de sluier op te lichten, wordt je lezer gedreven om verder te lezen. Toch mag je die nieuwsgierigheid niet te lang gebruiken, of je lezer raakt geïrriteerd. Zorg ervoor dat je in je inleiding je kop meteen duidelijk maakt en dat je in een bovenkop of onderkop ook extra duiding geeft, zodat je lezer toch al een idee heeft waar het over gaat. Teaserkoppen zijn moeilijk te beoordelen, je moet je lezer goed kunnen inschatten. Te cryptisch, te vaag, niet prikkelend genoeg? Test teaserkoppen eventueel even bij een collega: heeft die meteen door waarover het stuk gaat en wil hij of zij graag verder lezen, dan is je kop geslaagd.
• Inventariserende koppen zal je vooral bij informatieve stukken of bij online artikels gebruiken. Waar gaat het precies over? Vaak helpen cijfers in je kop: ‘5 manieren om...’, ’10 tips die...’ Praktische tips voor goede koppen: ‐Gebruik krachtige werkwoorden die actie uitdrukken, dat zet je lezer aan om door te gaan. ‐ Kies duidelijke adjectieven voor nieuwskoppen. Bij de andere koppen kan je je lezer prikkelen door aantrekkelijke adjectieven te kiezen die een belofte inhouden en die spreken tot de verbeelding. ’10 fantastische manieren om te ontspannen’ ‘Magische reisbestemming’, ‘Geniale ideeën voor luie mensen’... ‐ Cijfers in je titel geven je lezers houvast en helpen om gestructureerd te lezen, zeker als je de inhoud van je kop daarna uitwerkt in genummerde bulletpoints. ‘7 redenen waarom de begroting niet klopt’ geeft je als lezers meer houvast en wil je liever lezen dan ‘begroting is een zootje’. Schrijfoefening18: Kies twee artikels uit de hoop kranten en tijdschriften, één waarvan je de bekopping goed vindt en een waarvan je de koppen (en eventueel ook quotes) niet goed gedaan vindt. Leg kort even uit wat je goed vindt aan de eerste versie en niet ok aan de tweede. Doe zelf een suggestie welke bekopping volgens jou wel werkt voor het tweede artikel. Interviewtechnieken Een interview begint bij een goed gesprek, maar het is meer dan dat. Met alleen een paar vragen stellen en de antwoorden opschrijven alleen raak je er niet. Je hebt al je communicatieve vaardigheden nodig , Stap 1: voorbereiding ‐ Uiteraard bereid je je zo goed mogelijk voor op je interview, door in te lezen en research te doen over het onderwerp en/of de persoon van je interview. Hou ook daar al je doel in de gaten; wil je dat het om een informatief stuk gaat, is het ‘hard’ nieuws’, gaat het meer om de emotionele boodschap? Wat is het ‘nieuws’ waar je naar op zoek bent? ‐ Welk communicatiemiddel kies je voor het interview? Is het one‐on‐one, telefonisch, per mail, via skype? Elke vorm heeft z’n weerslag op het resultaat dat je krijgt. Soms kan je niet anders dan je vragen stellen per mail; die moeten dan meteen helemaal to the point zijn, want je kan geen bijkomende vragen stellen tijdens het interview zelf. Bij een telefonisch interview mis je de lichaamstaal, maar voor kortere en informatieve interviews werkt het natuurlijk wel heel efficiënt en tijdsbesparend. Bij interviews met slachtoffers of kwetsbare personen, helpt de anonimiteit soms ook om hun vaak emotionele verhaal te vertellen, net de fyieke afstand maakt het hen gemakkelijker om open te kunnen vertellen, als is dat niet altijd zo. Bij een one‐to‐one interview is er het meeste interactie. Ook al ben je zelf soms zenuwachtig of heb je weinig tijd, toch is het belangrijk dat je open, ontspannen en betrouwbaar overkomt. Tijdens het interview zelf moet je tegelijkertijd alert, assertief en to the point blijven. Praktische tips: ‐ de locatie kan soms heel bepalend zijn voor de inhoud. Probeer altijd af te spreken op een rustige plek, met veel achtergrondlawaai zijn bandjes trouwens moeilijk uit te tikken. ‐ maak duidelijke afspraken met de geïnterviewde, niet alleen over tijd en plaats, maar ook over nalezen en welke inspraak de geïnterviewde nog heeft.
‐ vraag liefst op voorhand al info en foto’s op als je die nodig hebt, zo wordt je geïnterviewde er niet door overrompeld en maak daar duidelijke afspraken over op voorhand. Als pas na je interview blijkt dat die persoon enkel anoniem dat verhaal wil vertellen, is dat anders misschien een probleem. Moeten er nog afspraken gemaakt worden met een fotograaf, communiceer dat ook meteen. Stap 2: je vragen Bij een interview valt en staat alles met de juiste vragen. Waar hou je rekening mee? • Opbouw De volgorde waarin je je vragen stelt, heeft invloed op de antwoorden die je krijgt. Zorg daarom voor een goede opbouw: begin met de eenvoudige vragen en ga verder met de meer complexe. Start bijvoorbeeld met een praktische kennisvraag, pols daarna pas naar de opinie of mening en ga dan verder naar het gedrag van de geïnterviewde: waarom reageerde je zo? Door voor jezelf een duidelijke structuur uit te tekenen, is het niet alleen eenvoudiger om te antwoorden op de vragen, maar zal je stuk straks ook helder en duidelijk zijn. Andere structuren die je kan gebruiken: ‐ chronologie: verleden‐heden‐toekomst ‐ probleem: probleem – oorzaken‐ gevolgen‐ oplossingen ‐ onderzoek: probleemstelling – methode‐ resultaten‐ conclusies. • Soorten vragen Er bestaan verschillende soorten vragen, naargelang de informatie waar je naar op zoek bent. ‐ Zakelijke vragen: Bijvoorbeeld: Wat is uw functie? Welke opleiding heeft u? Je vraagt naar feiten om je publiek te informeren. Nuttig, maar een interview met enkel zakelijke vragen is vaak erg saai. ‐ Persoonlijke vragen: Bijvoorbeeld: waarom wilde je kinderen? Hoe denk je over euthanasie? Je vraagt naar een persoonlijke mening of een persoonlijke ervaring. Lezers kijken of luisteren graag naar een persoonlijk verhaal, maar bij dit soort vragen is het wel de kunst om niet af te dwalen en goed vast te houden aan jouw invalshoek of jouw onderwerp. ‐ Prikkelende vragen Bijvoorbeeld: stink je graag? (Eline De Munck en haar challenge); vind je een hoeddoek zelf mooi? Hoe kan jij als arts aan je patiënten vertellen dat ze moeten afvallen? (Maggie De Block) Dit soort vragen levert vaak interessant materiaal op, maar is in de praktijk niet altijd even eenvoudig; als je het goed doet kan de persoon die je interviewt ermee lachen en zal dan ook antwoorden, maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat je iemand beledigt. Prikkelende vragen kunnen je soms ook helpen om moeilijke onderwerpen te ‘ontmijnen’; als er bijvoorbeeld vooroordelen bestaan over de persoon die je interviewt of over het werk waar die mee bezig is, kan je die ermee ontkrachten. ‐ Gesloten vragen Bijvoorbeeld: vind je het een goed boek? Heeft de minister de juiste maatregelen genomen? Op een gesloten vraag kan je in principe ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Je kan er specifieke informatie mee krijgen en je kan nagaan of je de ander goed begrepen hebt. Een interview met enkel gesloten vragen is echter heel frustrerend voor de geïnterviewde,
die het gevoel kan krijgen dat hij maar heel weinig mag antwoorden en die daardoor zijn mening niet kwijt kan. Je geeft je gesprekspartner met gesloten vragen een passieve rol, de antwoorden worden steeds korter en jij moet veel meer vragen stellen om aan informatie te raken. Let ook op dat gesloten vragen niet te suggestief worden, zodat je gesprekspartner niet anders kan dan een bepaald antwoord geven. ‐ Open vragen Bijvoorbeeld: waarom is jouw onderzoek belangrijk? Ben je zelf tevreden over je collectie? Wat zijn je plannen voor de toekomst? Met een open vraag geef je veel ruimte aan je gesprekspartner om te bepalen wat hij of zij belangrijk vindt. Je krijgt er veel informatie door, maar het maakt het ook moeilijker om bij jouw onderwerp te blijven als de geïnterviewde begint af te dwalen. Dan is het de kwestie van assertief genoeg te zijn om met bijvragen je gesprekspartner weer in de juiste richting te krijgen en dat is niet altijd even gemakkelijk. • Praktische tips: ‐ Stel maar één vraag tegelijk, meervoudige vragen maken het je gesprekpartner moeilijk, want wat wou je nu precies weten? ‐ Blijf concreet genoeg. Dus niet: wat vind je van de plannen van minister Smet over taalonderwijs voor allochtonen? Wel: wat vind je van het voorstel van minister Smet om anderstalige kinderen te laten nablijven voor taalles in de opvang? ‐ Herhaal je vraag, maar formuleer ze anders als je niet het antwoord hebt gekregen waar je naar zoekt op een bepaalde vraag. Stel bijvragen om duidelijk te maken wat je precies bedoelt. ‐ Een antwoord is je niet helemaal duidelijk? Gebruik een gesloten vraag om te checken of jouw interpretatie van het antwoord wel degelijk klopt. ‘Bedoel je dat...’? ‘Klopt het dat je vindt...?’ ‐ Gun jezelf de tijd om na te denken over een antwoord. Klopt het volgens jou? Is het bruikbaar in je interview? Is het volledig of moet je nog bijvragen stellen? Is het relevant? En duidelijk genoeg? ‐ Soms moet je je gesprekspartner bijsturen als die afdwaalt of naast de kwestie praat. Dat kan je doen door vragen te herhalen en te verduidelijken, door een deel van het antwoord te herhalen of door het antwoord samen te vatten in je eigen woorden. Afkappen? Maak dat duidelijk: ‘ok, volgende vraag’. ‘Bedankt, nu over iets anders...’ ‐ Sommige geïnterviewden praten niet zo vlot en soms lijkt het wel of je de antwoorden eruit moet trekken. Hoe moedig je ze aan? Vraag ongericht door: ‘hoe bedoel je?’ ‘Kan je daar wat meer over vertellen?’ ‘Ik begrijp het niet helemaal, hoe zat het precies?’ Bij te korte antwoorden kan je ook gericht doorvragen: ‘hoe kwam dat? ‘waarom denk je dat’? ‘wat gebeurde er daarna?’ Durf te zwijgen; als je gesprekspartner even een denkpauze krijgt, kan die daarna vlotter veder praten. Laat door je lichaamstaal duidelijk merken dat je geïnteresseerd luistert: maak oogcontact, knik, herhaal de laatste woorden even... Schrijfoefening 19: Interview je medecursist en schrijf het volledige interview uit. Neem eerst even de tijd voor ene verkennend gesprek, bepaal dan je invalshoek en schrijf je vragen uit. Je krijgt per persoon een half uur voor het interview. Schrijf het
interview daarna uit, compleet met koppen, inleiding en quotes. Daarna evalueren we de uitgeschreven interviews. Online schrijven Hoe zorg je ervoor dat je lezers je vinden op het wereldwijde net? Als je online schrijft, gelden er andere regels – vooral voor koppen – om dat je rekening moet houden met SEO of ‘zoekmachineoptimalistatie’. De zoektermen die je gebruikt, zijn bepalend of je lezer je kan vinden of niet via Google. De juiste zoekterm • Kies de juiste Is jouw zoekterm relevant? Daarvoor doe je een zoektermenonderzoek. Het is een kwestie van de balans te vinden tussen zoekvolume en concurrentie. En vooral: kies een zoekterm die relevant is en dus je onderwerp helemaal verwoordt. Hoe weet je dat? Stel jezelf deze 2 vragen vanuit het standpunt van je lezer: ‐ welke zoekterm(en) gebruikt die om op deze pagina te komen? ‐ krijgt je lezer met die zoekterm een antwoord op z’n vraag? • De juiste plaats Zorg dat je zoekterm ook een aantal op strategische plaatsen in je tekst staat: ‐ in je url (na de /) ‐ in je paginatitel ‐ in de tussentitels ‐ een keer of twee in je tekst, bijvoorbeeld in de inleiding en laatste alinea ‐ Zorg dat je zoekterm ook in de titels van je afbeeldingen zit: ook via Google Image Search kunnen lezers je vinden. • Handige tools ‐ Met Google Suggest kan je zoekgerelateerde zoekopdrachten doen ‐ Yoast Suggest helpt je zoeken bij gerichte zoektermen die bestaan uit een combinatie van woorden – long tail keywords – om de perfete omschrijving voor jouw artikel te vinden. ‐ In Google Adwords kan je het zoekvolume van een zoekterm per maand of per jaar bekijken. Hoe populairder, hoe groter dat je lezer je vindt, maar verlies niet uit het oog dat je zoekterm wél relevant moet blijven. • Niet overdrijven Het is zoals met alles: overdaad schaadt. Te veel trefwoorden (of ‘keyword stuffing’) maken je tekst soms bijna onleesbaar, een goede webwriter weet de balans te vinden. Uiteindelijk wil je dat je tekst aangenaam en vlot leest, je taalgevoel primeert op die ‘keyword density’ , het gebruik van je zoektermen. Je schrijft nog altijd voor mensen, niet voor Google Analytics. • Focus Online heb je minder ‘ruimte’ dan in print, je lezer moet scrollen en verliest daardoor al snel het overzicht dat een lay‐out in print wel heeft. Hou het dus bij één onderwerp per webpagina en filter de meest interessante voorbeelden ‐ of foto’s – voor je artikel. Less is more. • Gebruik links Links zijn erg belangrijk voor Google, zowel binnen je eigen site als naar andere sites. Informatie gevonden die voor jou lezers relevant is, maar waarvan je maar een fractie
kan gebruiken in je stuk? Link naar je bron, link naar je eigen of andere organisaties, ook dat is een manier om nieuws te delen. Schrijfoefening 20: Schrijf een kort online artikel uit over een van de volgende onderwerpen of kies er zelf eentje. Denk goed na hoe je het uitwerkt. Je mag googelen om te zien wat je vindt online en hoe anderen het onderwerp hebben uitgewerkt. Belangrijk: kies je zoekwoorden goed en zorg dat ze in de tekst terugkomen • Spinnen in huis • Koolhydraten in voeding: nodig of niet? • Kinderen stimuleren om te lezen • Correct tandenpoetsen • Reizen met kinderen • Leven met een handicap • Besparen op je auto • Mindfullness • Burn‐out • Genoeg bewegen is belangrijk • Co2‐uitstoot • Politiek en ethiek • Waarom roken geen goed idee is • Wandelen is gezond • Defensief rijden/verkeersagressie E‐nieuwsbrieven E‐nieuwsbrieven zijn voor veel organisaties een manier om op de print‐ en verzendkosten te besparen, maar hoe zorg je dat je nieuwsbrief niet in de prullenmand belandt? Ideaal is het natuurlijk als hij gelezen, bewaard en zelfs doorgestuurd wordt. • We of je? Het lijkt logisch als je voor een bepaalde organisatie of bepaald bedrijf werkt om de wij‐ vorm te gebruiken, maar dan vertrek je vanuit jouw standpunt als zender, terwijl je lezer als ontvanger centraal zou moeten staan. Met de ‘je‐vorm’ richt je je rechtstreeks tot je lezer en heb je dus een beter contact. • Voor de meerwaardezoeker Zoek waar de meerwaarde zit voor jouw lezer. Zorg dat er in je nieuwsbrief nuttige tips zitten of waardevolle info die je lezer niet zo snel ergens anders vindt. • Informatief/persoonlijk Nieuwsbrieven zijn meestal informatief bedoeld, maar met persoonlijke verhalen geef je je nieuwsbrief een menselijk gezicht. Interviews met medewerkers die voorgesteld worden, met lezers, met mensen die op een bepaalde manier betrokken zijn bij je organisatie, met mákers van producten die bedoeld zijn voor jouw doelgroep (en niet enkel een review van de producten zelf) blijven beter hangen. Zorg dus dat je nieuwsbrief niet enkel een droge kalender met – weliswaar – nuttige info wordt, maar dat er ook iets te lezen valt. Probeer elke nieuwsbrief als een soort mini‐magazine te structureren, waarbij de afwisseling tussen langer lezen en korte info goed zit. • Denk lang(er) na over invalshoeken Elk verhaal kan je op wel 100 verschillende manieren vertellen. Door net iets langer na te denken over invalshoeken – hoe is dit voor je lezer relevant, leuk, boeiend, beklijvend,
emotioneel – kan je van een stuk zoals er dertien in een dozijn gaan, een echt catchy, intensief gelezen stuk maken. Wat kan helpen: nadenken over de vorm waarin je iets wil vertellen (beeld, taal, cijfers, format?) , werkt vaak om nieuwe invalshoeken te bedenken. Hoe wil je het laten ‘zien’? • Variatie is belangrijk Een val waar veel organisaties in trappen: voor hun nieuwsbrief gebruiken ze een vaste ‘format’, die altijd hetzelfde wordt ingevuld. Als lezer krijg je dan na 2, 3 keer het gevoel dat je alles al wel een keertje hebt gezien... Door te werken met afwisselende formats in je nieuwsbrief – verschillende rubriekjes, beeldelementen, korte en langere interviews, en ‘prikbord’, .... en die ook af te wisselen per nieuwbrief, hou je het fris en blijft je lezer je (langer) trouw. • Call‐to‐action Is het de bedoeling dat je meer interactie krijgt met je lezers door je nieuwsbrief? Zorg dan dat er een ‘call‐to‐action’ zit in je nieuwsbrief, waarmee je lezer kan doorklikken naar een landingspagina op je website waar meer info/beeld te vinden is.