DE OVERGANG NAAR GROEP 3 Ongeveer 90% van de kinderen die voor 1 januari zes jaar worden, hebben geen noemenswaardige problemen met de overgang van groep 2 naar groep 3. De 10% kinderen die wel twijfels oproepen bij de leerkrachten, vormen samen geen homogene groep. We onderscheiden binnen deze groep de volgende subgroepen: A. Er zijn kinderen bij die zogenaamd gunstig jarig zijn, ze zijn geboren in juli, augustus of september en hebben nauwelijks 2 jaar doorgebracht in de onderbouw. B. Andere kinderen horen bij de zogenaamde laatbloeiers, hun rijpingsproces verloopt wat langzamer. C. Weer anderen hebben slechts beperkte leermogelijkheden of vroeg optredende leerstoornissen en zullen extra begeleiding nodig hebben tijdens hun hele schoolloopbaan. D. En dan zijn er nog de ‘ongunstig jarige’ kinderen die in oktober of november zes worden en (bijna) toe zijn aan de leeractiviteiten van groep 3. Bij deze 10% zal de intern begeleider betrokken worden. Voor deze risicokinderen is een zorgvuldige beslissingsprocedure over de overgang van groep 2 naar 3 van groot belang. Een kind ontwikkelt zich voortdurend, soms geleidelijk, soms met sprongen. Het jonge kind ontwikkelt zich al experimenterend, verkennend, spelend. Niet langs van buitenaf geboden leerstoflijnen, maar langs ontwikkelingslijnen die grotendeels van binnen uit gegenereerd worden. In groep 1 en 2 sluit de leerkracht aan bij deze ontwikkelingslijnen door haar aanbod aan activiteiten in de zone van de naaste ontwikkeling. Zij observeert daarbij de vorderingen van het kind op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling, de taal, de motoriek, de cognitieve ontwikkeling en het speel-werkgedrag. Bij de overgang naar groep 3 wordt van dezelfde leerkracht verwacht dat zij een uitspraak kan doen over het ontwikkelingsniveau van het kind met betrekking tot de aanvankelijke leerprocessen. Tevens wordt verwacht dat zij kan voorspellen of het kind in staat is het verschil in werkwijze tussen groep 2 en groep 3 te overbruggen.
Goede voorspellers voor schoolsucces in groep 3 zijn echter nog steeds niet voorhanden. Lange tijd is gedacht dat de toekomstige prestaties van een kind ten aanzien van het leren lezen, schrijven en rekenen te onderzoeken waren met de zogenaamde leervoorwaarden (deelvaardigheden zoals onder andere auditieve en visuele waarneming en ruimtelijke begrippen). Nu blijken andere vaardigheden minstens zo belangrijk (bijvoorbeeld een verhaal na kunnen vertellen en interesse voor geschreven tekst tonen). Daarnaast is het struikelen van de kinderen vaak te wijten aan problemen op het gebied van werkhouding, concentratie en taakbewustzijn. De overgang van groep 2 naar groep 3 is nooit alleen een zaak van de mogelijkheden en onmogelijkheden van een individueel kind. Een combinatie van factoren zal de uiteindelijke beslissing moeten bepalen: de werkwijze van de leerkracht van groep 2, de werkwijze van de leerkracht van groep 3 en de aansluiting daartussen, de informatie en visie van de ouders, gehanteerde onderwijs- en leermethodes, de zorgbreedte van de school, de mogelijkheid van interne en externe ondersteuning. En last but not least: de wens van het kind. De beslissing over de overgang van 2 naar 3 zal altijd een subjectieve beslissing blijven. Pas na verloop van tijd zal blijken of het een juiste beslissing is geweest. Een subjectieve beslissing is echter een GOEDE, als het proces op basis waarvan de beslissing genomen is, een goede was. Dat wil zeggen dat middels een zorgvuldig proces alle belangrijke gegevens verzameld zijn, deze gegevens goed zijn overwogen en met alle betrokkenen naar tevredenheid zijn besproken. Alle alternatieven moeten bekeken zijn en zo goed mogelijk op hun consequenties beoordeeld en er moet overeenstemming bestaan over het uiteindelijke doel dat een ieder voor ogen staat. Het beslissingsproces zal tijdig moeten starten en de volgende stappen omvatten: Stap 1. Welk kind behoort tot de risicogroep? (November – december groep 2) Het tijdig en regelmatig signaleren van problemen is noodzakelijk om “risicoleerlingen” op te sporen. Dit vereist goede observatie vanaf het moment van binnenkomst op De Venen. In de tweede helft van groep 1 en in de eerste helft van groep 2 wordt minstens éénmaal een signaleringsmoment gepland. Voor de signalering wordt gebruik gemaakt van observatielijsten en de uitslagen van de Cito-taaltoets voor kleuters en Cito-toets ordenen. Toetsing Om te toetsen waar het kind aan toe is, is de Cito-Taaltoets voor kleuters een indicatie. Wanneer deze kinderen een A-score behalen op de Cito-taaltoets jongste kleuters wordt ook de Taaltoets oudste kleuters gemaakt. Scoort het kind daar een B of een A dan mag je aannemen dat het kind cognitief de leerstof aankan. Ook wordt de fonemen toets, toets auditieve analyse voor kleuters uit het protocol leesproblemen bij kleuters, afgenomen. Bij deze toets wordt gekeken hoeveel letters een kind beheerst. Deze toets vindt plaats rond april bij de oudste kleuters. Signalering In ieder geval moet de signalering de volgende gegevens bevatten: 1. Het welbevinden van het kind. 2. De betrokkenheid van het kind bij diverse activiteiten. 3. Basisvoorwaarden: - emotioneel vrij zijn - zelfvertrouwen - nieuwsgierigheid/ ondernemendheid
4. Kenmerken van brede ontwikkeling: - initiatieven nemen - communiceren - uiten en vormgeven - wereld verkennen - creativiteit - samenspel - samenwerking - reflecteren - redeneren - zelfstandigheid en zelfsturing 5. Spelkwaliteit/ spelgerichtheid/ sociaal-emotioneel spel. 6. Ontwikkelingsgebieden: - grove motoriek - fijne motoriek - visuele waarneming/ geheugen - auditieve waarneming/ geheugen - taalgebruik/ taalbegrip - taaldenken/ symboolvorming/ omgaan met geschreven en gedrukte taal - rekenbegrip (hoeveelheden en bewerkingen) 7. Medische en paramedische gegevens (o.a. logopedie, fysiotherapie) Stap 2. Start van het overleg (november – december groep 2) Bestaan er duidelijke twijfels in de eerste helft van groep twee (november/ december) dan wordt de beslissingsprocedure in gang gezet. Dit betekent dat het overleg wordt gestart tussen de leerkracht, de IB-er en/ of RT-er, de ouders en eventuele anderen. Van ouders wordt extra informatie gevraagd over de voorschoolse periode en de periode die hun kind buiten school doorbrengt. Met de IB-er en RT-er wordt afgesproken hoe het verzamelen van verdere gegevens zal gebeuren. Stap 3. Verzamelen van informatie (januari – maart groep 2) Verschillende gegevens van de signalering worden nu uitgediept en verfijnd door middel van aanvullende, gerichte observaties, diagnosemiddelen en eventuele toetsinstrumenten. De volgende gegevens zijn van belang voor de uiteindelijke beslissing.: 1. de leeftijd van het kind. 2. de voorschoolse periode. 3. de schoolloopbaan tot nu toe. 4. de algemene voorwaarden (welbevinden, betrokkenheid, brede ontwikkeling) 5. de specifieke voorwaarden. Stap 4. Bepalen van de leerbaarheid van het kind (januari – april groep 2) Een belangrijk gegeven in de beslissingsprocedure is het vermogen van het kind te profiteren van extra begeleiding. Als de leerkracht of RT-er enkele zorgvuldig gekozen activiteiten met een opdrachtkarakter stapsgewijs aanbiedt, kunnen vorderingen op het gebied van werkhouding, zelfsturing en specifieke vaardigheden nauwkeurig geobserveerd worden. Ook gerichte spelbegeleiding en ondersteuning op emotioneel gebied kunnen op hun effect worden bekeken. Stap 5. Communicatie met ouders (januari – juni groep 2) Regelmatige gesprekken met ouders zijn nodig om tijdens het hele proces de visie op en aanpak van de gesignaleerde problemen op elkaar af te stemmen. De meeste ouders willen van de vorderingen op de hoogte zijn en betrokken worden bij tussentijdse
besluiten. Stap 6 Verzamelen van de gegevens over de toekomstige groep 3 (maart – april groep 2) Grootte, groepssamenstelling, combinatie van kinderen, eventuele vriendjes, werkwijze, methoden, pedagogische en didactische mogelijkheden van de leerkracht en tijd voor extra ondersteuning zijn factoren die mee bepalend zijn voor de uiteindelijke beslissing. Stap 7 De beslissing (uiterlijk eind mei groep 2) Met betrekking tot vertragen of versnellen in groep 2 wordt de beslissing genomen door de leerkracht in overleg met IB-er en ouders. De school zet haar advies op papier en legt dit aan de ouders voor. Indien de ouders het advies van de school volgen, wordt het advies door de leerkracht en ouders ondertekend en bewaard in het dossier. Volgen de ouders het advies van de school niet, dan wordt dit op papier gezet en door de ouders ondertekend. Stap 8 Het handelingsplan (september) Voor de kinderen waarbij de school een verlengde kleuterperiode heeft geadviseerd, wordt vanaf september altijd gewerkt volgens een handelingsplan. In groep 3 zal het kind nauwlettend (maar niet te nadrukkelijk) gevolgd moeten worden. Daarbij gaat het zeker niet alleen om de leerprestaties. Het welbevinden van het kind moet de eerste vraag zijn die alle betrokkenen zich moeten stellen. In het handelingsplan zal aandacht moeten zijn voor de motivatie van het kind en zijn betrokkenheid op de leertaken. Een extra jaar in groep 2 zonder extra begeleiding blijkt voor de meeste kinderen onvoldoende effect te sorteren. Vanaf het begin van het nieuwe schooljaar is een handelingsplan nodig dat aansluit bij de hulpvragen van het kind. Kenmerken kleuters die extra zorg behoeven A. Cognitieve kenmerken - te zwakke zelfsturing - passiviteit - geringe wendbaarheid van het handelen - slechte selectieve aandacht - achterstand in de taalontwikkeling - beperkt taalgebruik - primitief niveau van fantasie- en rollenspel - grote vermoeidheid B. Probleemgedrag - agressief gedrag - verbale en motorische onrust - problemen in sociaal functioneren - negatief sociaal gedrag tegenover leerkracht - concentratie moeilijkheden - sociaal teruggetrokken gedrag
Uit welk gedrag blijken potentiële leerproblemen 1.Sociaal – emotionele ontwikkeling
-
Rijpingstekort Nog gen deel zijn van de groep (helemaal uitgaan van zichzelf) Is het een sociaal probleem (leggen van contact/ anderen nadoen/ benaderen) Is het een emotioneel probleem (kind teveel met andere dingen bezig)
2. Spelontwikkeling - Alle spelfasen (zie bijlage) 3. Werkgedrag (zie bijlage) 4. Cognitieve ontwikkeling - Fonemisch bewustzijn - Ontluikende geletterdheid
Het tijdpad van de beslissingsprocedure rond de overgang naar groep 3 November/ december groep 2 - Signalering, welk kind behoort tot de risicogroep - Start overleg ouders, IB, RT Januari/ maart groep 2 - Verzamelen van informatie - Bepalen van de leerbaarheid van het kind. - Communicatie met de ouders Maart/ april groep 2 - Verzamelen van gegevens over de toekomstige groep drie. Eind mei groep twee - De beslissing September nieuwe schooljaar - Handelingsplan Versnellers Observatie Om weloverwogen te kunnen besluiten wat het beste is voor deze kinderen is een voortdurende observatie door de leerkracht van groot belang. Om eventueel versneld door te gaan naar groep 3, wordt hierbij gelet op de volgende aspecten: Het kind moet een goede werkhouding hebben. Dat wil zeggen: hij moet langdurig en gericht zijn aandacht bij de geboden activiteiten houden. - Het kind moet een innerlijke motivatie hebben om te leren. Dit zie je o.a. wanneer het kind zelf ontwikkelingsmaterialen kiest. - De taalontwikkeling is een belangrijke indicatie. Spreekt het kind in goed opgebouwde zinnen, heeft hij een rijke woordenschat, kan hij een logisch verhaal vertellen en is er sprake van goed ontwikkelde leesvoorwaarden ? - Wat betreft de rekenontwikkeling moet een kind goed synchroon kunnen tellen, hoeveelheden kunnen benoemen en logisch kunnen denken. - In het spel moet het kind een gevorderd rollenspel laten zien, goed kunnen samenwerken en samenspelen. - De fijne motoriek moet goed ontwikkeld zijn om te kunnen leren schrijven.
-
Daarnaast is het sociaal-emotionele aspect van groot belang: Speelt het kind met kinderen van groep 2, voelt het zich thuis bij deze kinderen en wordt hij geaccepteerd ? Bij een beslissing over het eventueel versnellen van leerlingen zijn de volgende partijen betrokken:
-
Leerkracht (en) Ouders Intern begeleider Directeur