Amsterdam, augustus 2005 Onderzoek in opdracht van SNS-Reaal
Hoe verloopt de levensloop? Update literatuuronderzoek naar de nieuwe levensloopregeling
Eindrapport Inge Groot Jaap Anne Korteweg
“De wetenschap dat het goed is” SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.
SEO-rapport nr. 832
ISBN 90-6733-3050
Copyright © 2005 SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
Inhoudsopgave Conclusies
.......................................................................................................................................... I
1
Inleiding ..........................................................................................................................................1
2
De levensloopmarkt ........................................................................................................................3 2.1
De vraagkant van de levensloopmarkt................................................................................3 2.1.1
Omvang van de markt.......................................................................................................3
2.1.2
Hoe ontwikkelt zich de “concurrentiestrijd” met spaarloon?.....................................3
2.1.3
Wat wordt er in de CAO afgesproken over de levensloopregeling?..........................5
2.1.4
Gaan de werkgevers bijdragen leveren aan de levensloopregeling?...........................6
2.2
2.3 3
De aanbodkant van de levensloopmarkt ............................................................................7 2.2.1
Wie gaan het aanbieden?...................................................................................................7
2.2.2
Wat gaan ze aanbieden? ....................................................................................................7 Conclusie..................................................................................................................................8
Geraadpleegde literatuur.................................................................................................................9
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZO EK
I
H OE VERLOO PT D E LEVE NSLOOP?
Conclusies •
De verwachting van de regering is dat de markt voor de levensloop in beginsel een omvang zal hebben van ongeveer 2 miljard euro.
•
Beperkende factoren bij de haalbaarheid hiervan zullen nog steeds de concurrentie met het spaarloon zijn, maar ook de (niet) gemaakte afspraken in CAO’s en de eventueel daaruit voortvloeiende werkgeversbijdrage.
•
In de recente CAO-onderhandelingen kreeg de levensloopregeling relatief weinig aandacht. Een werkgeversbijdrage wordt dan ook nauwelijks gegeven.
•
Desondanks wordt er veel verwacht van de levensloopregeling en zodoende zijn bijna alle banken, verzekeraars en pensioenfondsen bezig met het ontwikkelen hun levensloopproduct(en).
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZO EK
1
H OE VERLOO PT D E LEVE NSLOOP?
1
Inleiding
Als het aan het kabinet ligt, wordt op 1 januari 2006 de levensloopregeling geïntroduceerd. De levensloopregeling vervangt dan de verlofspaarregeling, een regeling waarmee werknemers momenteel kunnen sparen voor (langdurig) verlof. De verlofspaarregeling diende als basis voor de levensloopregeling. Tegelijkertijd met de beoogde introductie van de levensloopregeling vervallen de fiscale faciliteiten voor VUT/Prepensioen. Ook moeten mensen vanaf 1 januari 2006 kiezen of zij enerzijds gebruik maken van de levensloopregeling of anderzijds van de spaarloonregeling. Uitvoerders (pensioenfondsen, banken en verzekeraars), werkgevers en vakbonden hopen op een latere invoering van de levensloopregeling. De uitvoerders hebben aangegeven dat invoering op 1 januari 2006 praktisch bijna niet haalbaar is. Aangezien het technisch ingewikkelde producten zijn, kost een goede invoering meer tijd. Als reactie hierop zal de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in september 2005 bekijken of de invoering van de nieuwe regeling haalbaar is per 1 januari 2006 of dat deze zal worden uitgesteld. Eind 2004 heeft SEO Economisch Onderzoek in opdracht van Reaal een literatuurstudie uitgevoerd naar de nieuwe levensloopregeling. De resultaten van dat onderzoek zijn samengevat in het rapport ‘Hoe gaat de levensloop lopen?’. De volgende onderzoeksvragen stonden destijds centraal: • Hebben werknemers behoefte aan een levensloopregeling? • Op welke momenten in de levensloop zullen de werknemers hun spaarpotje inzetten? • Hoe ziet de levensloopregeling er idealiter uit volgens werknemers? • Wat willen de werkgevers? • Gaan mensen hun prepensioentegoeden inzetten voor de levensloopregeling? Uit dit onderzoek bleek dat deze vragen met de toen beschikbare informatie niet allemaal konden worden beantwoord. De uiteindelijke behoefte aan en het gebruik van de levensloopregeling is afhankelijk van antwoorden op de volgende vragen: • Hoe ontwikkelt zich de “concurrentiestrijd” met spaarloon? • •
Wat wordt er in de CAO afgesproken over de levensloopregeling? Gaan de werkgevers bijdragen leveren aan de levensloopregeling?
Het afgelopen half jaar is er nieuwe informatie beschikbaar gekomen. In de eerste CAO’s zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt over de levensloopregeling. Daardoor kunnen de onderzoeksvragen nu beter worden beantwoord. SNS-Reaal heeft daarom aan SEO Economisch Onderzoek gevraagd om een update te maken van het rapport ‘Hoe gaat de levensloop lopen?’ op basis van nieuw verschenen literatuur en nieuw verkregen inzichten. Het onderliggende rapport beschrijft dit vervolgonderzoek.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZO EK
3
H OE VERLOO PT D E LEVE NSLOOP?
2
De levensloopmarkt
2.1
De vraagkant van de levensloopmarkt
2.1.1 Omvang van de markt In het rapport ‘Hoe gaat de levensloop lopen?’ is beschreven dat de regering verwacht dat in 2006 1,9 miljoen mensen gebruik zullen gaan maken van de levensloopregeling. Dit aantal zal naar haar verwachting oplopen tot 3 miljoen in 2009. Het kabinet verwacht dat de gebruikers jaarlijks gemiddeld ruim 1000 euro zullen inleggen. De markt voor de levensloop zal dus naar de verwachting van het kabinet in beginsel ongeveer 2 miljard euro zijn.1 Andere partijen hebben ook zo hun visie op de grootte van de levensloopmarkt. Zo verwacht AEGON een markt van ongeveer 2,5 miljard euro (uitgaande van 10% van een theoretische omvang van 24 miljard euro).2 Binnen de sector zorg en welzijn verwacht PGGM dat de levensloopmarkt over zeven jaar een omvang zal hebben 4,5 miljard euro. PGGM hoopt over zeven jaar 2 miljard aan levensloopgelden te beheren (indien er ieder jaar even veel zou worden gestort, dan zou de jaarlijkse levensloopmarkt voor de zorg ongeveer 0,7 miljard euro bedragen).3 Uit een onderzoek van Interpolis blijkt dat slechts 3 procent van de werknemers zeker gebruik zal maken van de levensloopregeling en 23 procent waarschijnlijk; over de hoogte van het in te leggen bedrag wordt niet gesproken.4 De precieze omvang van de markt hangt af van het antwoord op de volgende vragen: • Hoe ontwikkelt zich de “concurrentiestrijd” met spaarloon? • Wat wordt er in de CAO afgesproken over de levensloopregeling? •
Gaan de werkgevers bijdragen leveren aan de levensloopregeling?
In de volgende paragrafen zullen we proberen een antwoord te geven op deze vragen.
2.1.2 Hoe ontwikkelt zich de “concurrentiestrijd” met spaarloon? Werknemers kunnen niet gelijktijdig deelnemen aan de levensloopregeling en de spaarloonregeling (zie kader voor verschillen tussen beide regelingen). Jaarlijks moeten zij kiezen aan welke regeling zij deelnemen. Hoe de concurrentiestrijd tussen de levensloopregeling en het spaarloon zich gaat ontwikkelen is onduidelijk. De concurrentiestrijd is overigens niet voor iedere werknemer relevant. Het gebruik van de spaarloonregeling is – in tegenstelling tot de levensloopregeling – geen wettelijk recht. In CAO’s hebben werknemers en werkgevers afspraken gemaakt over het eventuele gebruik van de spaarloonregelingen. Uit onderzoek van SEO/AIAS uit 2002 blijkt dat ruim driekwart van de mensen een spaarloonregeling krijgt aangeboden.
1 2 3 4
Kamerstukken II 2003/04, 29760. Beleggers Belangen, Kempen & Co: AEGON en Fortis3 juni 2005, p30-31. Trouw, PGGM gaat concurreren met banken, 8 juli 2005. Volkskrant, Spitsuurgezin heeft niets aan levensloopregeling, 6 mei 2005, p6.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZO EK
4
HOO FD STU K 2
Ongeveer 80% maakt daar ook daadwerkelijk gebruik van.5 Volgens het CBS had in 2003 ongeveer 40% van de werknemers een spaarloonregeling. Uit de cijfers blijkt verder dat er grote verschillen bestaan in het gebruik tussen verschillende sectoren; zo heeft in de horeca slechts 13% een spaarloonregeling, terwijl bij energie- en waterleidingbedrijven 74% een spaarloonregeling heeft. Ook verschilt het gebruik sterk tussen deeltijd- en voltijds werknemers. Het gemiddelde spaarbedrag was 96% van het maximum.6 Onze verwachting is dat (een groot deel van) de mensen die nu wel de mogelijkheid hebben om te sparen met de spaarloonregeling maar dit niet doen ook geen gebruik zullen gaan maken van de levenslooprekening. Zij kunnen naar alle waarschijnlijkheid het geldbedrag niet missen. Verschillen tussen de spaarloonregeling en de levensloopregeling78 De levensloopregeling biedt een wettelijk recht om aan deel te nemen, terwijl deelname aan de spaarloonregeling afhankelijk is van het arbeidscontract en / of de geldende CAO. Het maximale spaarbedrag van de spaarloonregeling is gefixeerd op 613 euro per jaar, ongeacht de hoogte van het salaris. In de levensloopregeling kan per jaar 12% van het brutosalaris worden gespaard. Stijgt het salaris, dan stijgt dus ook het maximale spaarbedrag. Het opgebouwde kapitaal in de levensloopregeling is vrijgesteld van de vermogens-rendementsheffing. Het spaarbedrag van de spaarloonregeling is dit gedurende de geblokkeerde periode ook. Echter, na de geblokkeerde periode is over het spaartegoed 1,2% vermogensrendementsheffing verschuldigd. Het opgebouwde kapitaal van de levensloopregeling kan alleen worden aangewend ter financiering van een verlofperiode. Over het opgebouwde spaartegoed van de spaarloonregeling kan, na de geblokkeerde periode van vier jaar, geheel vrij worden beschikt. Over het spaarloonbedrag hoeft geen belasting betaald te worden (belastingafstel). Over de inleg in levensloop hoeft ook geen belasting te worden betaald. Maar bij uitkering van levensloop moet er wel over een deel van de uitkering belasting betaald worden (deels belastingafstel en deels belastinguitstel). Per jaar dat er is ingelegd in de levensloopregeling hoeft er € 183,- minder belasting te worden betaald. Deze € 183,- wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie (geïndexeerd). Het spaarloonbedrag is bevroren (€ 613,- per jaar). De heffingskorting van de levensloopregeling (€ 183,-) wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie.
Werknemers zullen bij de keuze tussen levensloop en spaarloon een individuele afweging maken welke regeling het beste voor hen uitpakt en wat ze kunnen missen. Volgens Fortis is, zolang de spaarloonregeling blijft bestaan, deelname aan de spaarloonregeling in combinatie met sparen in box 3 voor de meeste mensen voordeliger óf ongeveer even voordelig als de levensloopregeling. Voor werknemers die 52% belasting betalen, kan de levensloopregeling in de toekomst belastingvoordeel opleveren. Zij kunnen het gespaarde bedrag in de toekomst wellicht in een
5 6 7 8
J.A.C. Korteweg, K.G. Tijdens en J.M. de Winter, Keuzemogelijkheden in CAO’s, OSA-rapport A202, december 2003. Het Financieele Dagblad, Loon en sparen, 31 maart 2005. www.sprout.nl/expertpanel.jsp?id=119580 (bekeken op 3 augustus 2005). Het sparen van geld op een gewone (internet)spaarrekening of het beleggen van geld in groene of ethische fondsen wordt buiten deze vergelijking gelaten. Dit wil echter niet zeggen dat dit in sommige gevallen ook niet gunstiger kan zijn dan de levensloopregeling.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
5
D E LEVENS LOO PMAR KT
lagere belastingschijf ontvangen.9 Volgens PGGM is levensloop juist fiscaal aantrekkelijker dan spaarloon, omdat in de nieuwe opzet belastingvrij kan worden gespaard.10 Ons inziens wordt de levensloopregeling aantrekkelijker naarmate iemand meer kan inleggen in de regeling. De voorkeur van werkgevers wordt beïnvloed door twee aspecten. Enerzijds zijn de administratieve lasten voor de werkgever bij de levensloopregeling hoger dan bij de spaarloonregeling. Werknemers kunnen immers zelf een keuze maken voor de levensloopaanbieder, dit in tegenstelling tot bij de spaarloonregeling. Ook de mogelijke variatie in de te sparen bedragen en het eventueel verzilveren van bovenwettelijke dagen voor de levensloopregeling zal voor extra administratieve lasten zorgen. Daarbij komt dat de regeling voor iedere werknemer apart op papier moet worden gezet. Anderzijds is de levensloopregeling voor de werkgever 10% goedkoper dan de spaarloonregeling. De eindheffing voor spaarloon voor de werkgever is in 2005 verhoogd naar 25%, terwijl in de levensloopregeling de premies voor de werknemersverzekeringen 15% bedragen. Over het door de werknemer ingelegde bedrag in de spaarloon- cq levensloopregeling betaalt de werkgever respectievelijk 25% en 15% werkgeverslasten. Een werkgever zou dus op basis van deze lasten indifferent zijn tussen beide regelingen als een werknemer of een maximale inleg heeft van €613 in de spaarloonregeling of €1021,60 inlegt in de levensloopregeling (in beide gevallen €153,24 aan werkgeverslasten). Ten slotte is het besluit van het kabinet om de spaarloontegoeden van alle deelnemers per 1 september 2005 te deblokkeren van invloed op de concurrentiestrijd. Het eigenlijke doel van deze regeling is het stimuleren van de Nederlandse economie door meer consumptie met het spaarloon. Echter wordt er door verschillende partijen ook gesuggereerd om de vrij te komen tegoeden te storten op een levenslooprekening. De besluiten om het maximaal te sparen spaarloonbedrag te bevriezen op 613 euro per jaar en het fiscaal minder aantrekkelijk te maken voor werkgevers werken ook in het voordeel van de levensloopregeling.
2.1.3 Wat wordt er in de CAO afgesproken over de levensloopregeling? In CAO-onderhandelingen komen doorgaans drie onderwerpen over de levensloopregeling aan de orde: •
het recht om verlof op te nemen11;
• •
de keuze voor de uitvoerder van de regeling; de werkgeversbijdrage aan de regeling.
Het FNV is in eerste instantie de CAO-onderhandelingen ingegaan met de intentie om de werkgevers een deel mee te laten te betalen aan de levensloopregeling. Verder wilde ze zich inzetten voor het recht om verlof op te nemen. Ook de keuze van de aanbieder van de regeling is een punt van bespreking tijdens de onderhandelingen; FNV is van mening dat het onderbrengen bij een pensioenfonds het meeste voordelen biedt voornamelijk doordat het dan collectief 9 10 11
www.fortisbank.nl (bekeken op 3 augustus 2005). NRC Handelsblad, PGGM gaat concurreren met banken, 8 juli 2005. In de levensloopregeling is het recht om te sparen opgenomen; het recht om verlof op te nemen is echter beperkt gebleven tot de reeds bestaande wettelijke regelingen als ouderschapsverlof of palliatief verlof (stervensbegeleiding).
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
6
HOO FD STU K 2
geregeld kan worden.12 Ook het CNV is van mening dat het een zo collectief mogelijke regeling moet worden13 en dat werkgevers een bepaalde bijdrage moeten leveren.14 Voor de vakbonden geldt echter dat reparatie van het prepensioen, doorbetaling van loon in het tweede ziektejaar en kinderopvang aanmerkelijk belangrijker wordt gevonden dan een goede invulling van de levensloopregeling. ‘Afspraken over de levensloopregeling komen wel in de volgende CAOonderhandelingen’, is de heersende gedachte.15 In nieuwe CAO’s komt de levensloopregeling derhalve mondjesmaat aan de orde, aldus Jetty Becking van vakcentrale FNV.16 Het afgelopen halfjaar zijn er vele CAO-onderhandelingen geweest. In veel van de nieuw afgesproken CAO’s zijn desalniettemin afspraken opgenomen over de levensloopregeling. In de volgende tabel zijn de uitkomsten van de verschillende CAO-onderhandelingen weergegeven. Welke CAO?*
Wat is er afgesproken?
Dakbedekkers (6.000) Levensloopregeling voor vroegpensioen. Shell (10.000) Eenmalig bedrag van 600 euro bruto voor levensloopregeling. Akzo Nobel (10.000) VUT vervangen door levensloopregeling. Storting uit tegoeden oude vroegpensioenregeling en 1% door werkgever. Corus (15.000) Levensloopregeling naast pensionleeftijd van 62 jaar. Schilders (35.000) Levensloopregeling naast pensioenleeftijd van 61 jaar en 4 maanden. ING (35.000) Bijdrage van 3,5% van de loonsom. Rabo (40.000) 0,3% van jaarsalaris in de vorm van persoonlijk budget, bijv. voor levensloop. Grafimedia (50.000) Levensloopregeling Bouw (180.000) Levensloop naast pensioenleeftijd van 62,1 jaar. Werkgeversbijdrage 1% in ruil voor 2 dagen. Niet meedoen betekent uitsluiting van vroegpensioenregeling. Metaal (380.000) Levensloopregeling, sparen voor max 2 jaar direct voorafgaand aan pensioen. Overheid (1 mln) Levensloop voor vroegpensioen. * tussen haakjes het aantal werknemers dat onder de betreffende CAO valt.
In het rapport ‘Hoe gaat de levensloop lopen?’ kwam naar voren dat indien de werknemers deel gaan nemen aan een levensloopregeling, zij dit in de meeste gevallen zullen gebruiken om eerder te kunnen stoppen met werken. Dit beeld is de afgelopen maanden niet veranderd. In een groot aantal van bovenstaande CAO’s wordt de levensloopregeling expliciet genoemd als reparatiemogelijkheid voor het prepensioen.
2.1.4 Gaan de werkgevers bijdragen leveren aan de levensloopregeling? Uit een onderzoek van Towers Perrin blijkt dat driekwart van de ondervraagde ondernemingen niet van plan is bij te gaan dragen aan de levensloopregeling van haar medewerkers. Compensatie voor het wegvallen van het prepensioen is in ruim 70 procent de reden om wel mee te betalen aan de levensloopregeling. Voor meer dan de helft van de werkgevers die mee willen betalen is 2
12 13 14 15 16
Toespraak Agnes Jongerius (FNV) in Maastricht, 28 april 2005. Trouw, Eindelijk CAO voor de bouw, 26 april 2005. Trouw, Werkgevers welzijnssector willen nog niet meebetalen, 12 april 2005. Samenvatting van telefonisch gesprek met beleidsmedewerker CNV vakcentrale. Volkskrant, Spitsuurgezin heeft niets aan levensloopregeling, 6 mei 2005, p6.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
7
D E LEVENS LOO PMAR KT
procent van de loonsom het maximale bedrag.17 De aan VNO-NCW gelieerde werkgeversvereniging AWVN, die betrokken is bij het afsluiten van meer dan 500 CAO’s, pleit voor meer aandacht voor een levensloopregeling, ten koste van de spaarloonregeling.18 MKBNederland en LTO-Nederland weigeren juist mee te werken aan de nieuwe levensloopregeling omdat de werkgeverskoepels vinden dat de regeling in kleinere bedrijven niet werkbaar is.19 In de CAO-onderhandelingen is ook geregeld een eventuele bijdrage van de werkgevers ter sprake gekomen. Uit de vorige paragraaf bleek echter dat de werkgeversbijdragen – als die er al zijn – gering blijven.
2.2
De aanbodkant van de levensloopmarkt
2.2.1 Wie gaan het aanbieden? Banken, verzekeraars en pensioenfondsen mogen levensloopproducten aanbieden. De grote pensioenfondsen ABP en PGGM gaan individuele spaar- en beleggingsproducten aanbieden. APB zal dat in beginsel alleen aanbieden aan ambtenaren via Loyalis, waarin het ABP een minderheidsbelang heeft. PGGM gaat haar producten aanbieden via haar dochter Careon. Pensioenuitvoerder Cordares (voornamelijk bouwsector) is eveneens van plan om vanaf 1 januari een levensloopregeling aan te bieden. De precieze invulling van de producten is nog niet bekend.20 Pensioenfonds SFB gaat de regeling uitvoeren voor de bouwsector.21 Naast de pensioenfondsen zijn ook de banken en verzekeraars bezig met de levensloopregeling. In paragraaf 2.1.1 werd beschreven dat Aegon de levensloopmarkt inschat op 2,5 miljard euro. Aegon is dan ook al bezig met het in de markt zetten van een LevensloopRekening, een individuele spaar- en beleggingsrekening.22 Aegon is niet de enige financiële instelling die zich er mee bezig houdt; bij bijna alle andere banken en verzekeraars is op de website een “vraag & antwoord”-categorie gewijd aan de levensloopregeling.
2.2.2 Wat gaan ze aanbieden? Binnen de verlofspaarregeling kunnen alleen bankproducten worden aangeboden. Met de levensloopregeling kunnen ook verzekeraars als aanbieder van een levensloopregeling optreden. Daardoor kunnen zowel levenslooprekeningen als levensloopverzekeringen op de markt verschijnen. Deze toevoeging geeft meer keuzemogelijkheden voor werknemers. Bovendien doet de toevoeging van verzekeraars als aanbieder van de levensloopregeling recht aan het mogelijk maken van eerlijke concurrentie tussen verschillende soorten financiële instellingen en producten.23
17 18 19 20 21 22 23
Towers Perrin, VUT, prepensioen en levensloop: er is nog genoeg te doen!, juni 2005. Het Financieele Dagblad, Werkgevers zinnen op afbouw en spaarloon, 20 januari 2005. Telegraaf, Werkgevers willen af van spaarloon, 21 januari 2005. Het Financieele Dagblad, ABP volgt PGGM met levensloop, 18 juli 2005. Trouw, Eindelijk CAO voor de bouw, 26 april 2005. www.aegon.nl/1711/22827/71272 (bekeken op 18 augustus 2005). Ministerie van Financiën, Memorie van Toelichting Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
8
HOO FD STU K 2
Net als bij de bedrijfsspaarregeling wordt de levensloopregeling een geblokkeerde bankrekening. De tegoeden op deze bankrekening mogen alleen bestaan uit levenslooploon; er mogen geen additionele stortingen plaatsvinden. Tevens is bepaald dat de gelden van de rekening slechts bij een gezamenlijk verzoek van de werkgever en de werknemer bij verlof worden overgemaakt aan de werkgever. Naast de levenslooprekening is een levensloopverzekering mogelijk. Algemene regel is dat een verzekering moet voldoen aan het criterium ‘voordeel bij leven dan wel bij overlijden’. 24 De levensloopverzekering zal veelal een levensverzekering zijn. Het risico-element is dan het risico van vroegtijdig overlijden. Het is aan de verzekeraar om (binnen het wettelijk kader van de levensloopregeling) de precieze inhoud van de verzekering te bepalen, waarna de werknemer daarvoor al dan niet kan kiezen. In de overeenkomst tussen de werknemer en de verzekeraar moet bepaald worden onder welke voorwaarden gebruik kan worden gemaakt van de voorziening in de levensloopverzekering. Voor wat betreft mee te verzekeren risico’s geldt een beperking. Grofweg kun je stellen dat de levensverzekering wordt beperkt tot het niveau van een bancair product; als overlijdensdekking mag meeverzekerd worden een dekking ter grootte van (maximaal) 90% van de tot dan opgebouwde poliswaarde; premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid mag niet worden meeverzekerd.25
2.3
Conclusie
De verwachting van de regering is dat de markt voor de levensloop in beginsel een omvang zal hebben van ongeveer 2 miljard euro, uitgaande van 1,9 miljoen werknemers met een gemiddelde inleg van ruim 1000 euro. Het uiteindelijke gebruik van de levensloopregeling hangt af van de concurrentiestrijd met de spaarloonregeling en de uitkomsten van CAO-overleggen. Momenteel zijn er nog maar weinig CAO’s gesloten waar heel concrete afspraken worden gemaakt over de levensloopregeling. De levensloopregeling is (voorlopig) een ondergeschoven kindje. Wel is aangegeven door de vakbonden dat er de komende tijd meer aandacht voor de levensloopregeling komt. Indien er bij de CAO-onderhandelingen meer aandacht aan wordt gegeven zal dit naar alle waarschijnlijkheid ook leiden tot meer afspraken over een werkgeversbijdrage. Dit geeft een positieve impuls aan de levensloopmarkt. Net als de regering verwachten ook andere partijen dat de markt de komende jaren aanzienlijk zal groeien. Er wordt veel verwacht van de levensloopregeling en zodoende zijn bijna alle banken, verzekeraars en pensioenfondsen al bezig met het ontwikkelen hun levensloopproduct(en).
24 25
Weekblad Fiscaal Recht 6632, 21 juli 2005, p987-994. Verzekeringsblad, nummer 11, 2 juni 2005, p600-601.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
9
H OE VERLOO P T D E LEV ENSLOOP?
3
Geraadpleegde literatuur
Beleggers Belangen, Kempen & Co: AEGON en Fortis3 juni 2005, p30-31. Het Financieele Dagblad, Werkgevers zinnen op afbouw en spaarloon, 20 januari 2005. Het Financieele Dagblad, Loon en sparen, 31 maart 2005. Het Financieele Dagblad, ABP volgt PGGM met levensloop, 18 juli 2005. Jongerius, Agnes (FNV), Toespraak in Maastricht, 28 april 2005. Korteweg, J.A.C., K.G. Tijdens en J.M. de Winter, Keuzemogelijkheden in CAO’s, OSA-rapport A202, december 2003. Ministerie van Financiën, Memorie van Toelichting Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. NRC Handelsblad, PGGM gaat concurreren met banken, 8 juli 2005. Telegraaf, Werkgevers willen af van spaarloon, 21 januari 2005. Towers Perrin, VUT, prepensioen en levensloop: er is nog genoeg te doen!, juni 2005. Trouw, Werkgevers welzijnssector willen nog niet meebetalen, 12 april 2005. Trouw, Eindelijk CAO voor de bouw, 26 april 2005. Trouw, PGGM gaat concurreren met banken, 8 juli 2005. Tweede Kamer, Kamerstukken II 2003/04, 29760brief Minister SZW en Staatssecretaris van Financiën, 23 november 2004. Verzekeringsblad, nummer 11, 2 juni 2005, p600-601. Volkskrant, Spitsuurgezin heeft niets aan levensloopregeling, 6 mei 2005, p6. Weekblad Fiscaal Recht 6632, 21 juli 2005, p987-994. www.aegon.nl/1711/22827/71272 (18 augustus 2005). www.fortisbank.nl (3 augustus 2005). www.sprout.nl/expertpanel.jsp?id=119580 (3 augustus 2005).
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZO EK