LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vak:
AV Natuurwetenschappen
2/2 lt/w
Basisvorming
Studierichtingen:
Economie-moderne talen, Economiewiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport
Studiegebieden:
ASO en Sport
Onderwijsvorm:
ASO
Graad:
derde graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2008/024 (vervangt 2006/055)
Nummer inspectie:
2008 / 52 // 1 / I / SG / 1 / III / / D/ (vervangt 2004 / 289 // 1 / I / BV / 2H / III / / D/)
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijnwiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
1
INHOUD Visie
.....................................................................................................................................................2
Beginsituatie .............................................................................................................................................3 Algemene doelstellingen ..........................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen/leerinhouden ........................................................................................................6 1
CONTEXTGEBIED: MATERIE, ENERGIE EN LEVEN .........................................................9
2
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN SPORT................................................................11
3
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN GEZONDHEID ....................................................13
4
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN MAATSCHAPPIJ ................................................15
Pedagogisch-didactische wenken ..........................................................................................................17 1
Algemene pedagogisch-didactische wenken .......................................................................17
2
Specifieke pedagogisch-didactische wenken .......................................................................21
3
Wenken voor de informatieopdracht ....................................................................................30
4
Wenken voor de leerlingenproeven......................................................................................32
Minimale materiële vereisten ..................................................................................................................35 1
Specifiek materiaal voor de module fysica ...........................................................................36
2
Specifiek materiaal voor de module biologie ........................................................................37
3
Specifiek materiaal voor de module chemie ........................................................................37
Evaluatie .................................................................................................................................................39 Bibliografie ..............................................................................................................................................42 Eindtermen .............................................................................................................................................44 1.
Gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen ......................................................44
2.
Vakspecifieke eindtermen fysica ..........................................................................................46
3.
Vakspecifieke eindtermen biologie .......................................................................................48
4.
Vakspecifieke eindtermen chemie........................................................................................49
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijnwiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
2
VISIE Natuurwetenschappen voor de burger van morgen Natuurwetenschappen zijn een belangrijke component van onze cultuur. Ze reiken niet alleen middelen en methoden aan om de materiële werkelijkheid te begrijpen, maar ook om deze werkelijkheid te veranderen overeenkomstig de menselijke noden. Natuurwetenschappen bepalen in belangrijke mate ons wereldbeeld. Omgekeerd hebben waarden en opvattingen die in de samenleving leven ook een invloed op de natuurwetenschappen en op hun ontwikkeling. Het vak natuurwetenschappen biedt de leerlingen de noodzakelijke kennis, vaardigheden en attitudes om als burger deel te nemen aan een steeds veranderende maatschappij waarin hij een rol zal spelen als gebruiker van natuurwetenschappelijke kennis. Zo zal de leerling als toekomstige burger in de maatschappij verschillende functies uitvoeren. Als burger zal de leerling bijvoorbeeld optreden als gesprekspartner of als consument en zal het van belang zijn dat hij/zij zijn mening kan vormen. Bij al deze functies zal hij/zij behoefte hebben aan een basiskennis van de natuurwetenschappen en zal hij/zij onder andere communicatiecompetenties, ICT-competenties, natuurwetenschappelijke competenties gebruiken. De leerling zal deze competenties nodig hebben om levenslang te leren, om zijn eigen kennis bij te sturen en om nieuwe informatie kritisch te beoordelen. Het leerplan natuurwetenschappen vertrekt van de kennis, vaardigheden en attitudes van de basisvorming van de vakken fysica, chemie en biologie van de tweede graad. De nadruk ligt op persoonsgerichte ontwikkeling, maatschappelijke participatie en standpuntbepaling ten aanzien van natuurwetenschappen. De natuurwetenschappelijke concepten van de basisvorming van de derde graad worden via een geïntegreerde aanpak contextueel opgebouwd. Een context kunnen we omschrijven als een situatie die gebruikt wordt om de leerinhouden op een betekenisvolle en motiverende wijze aan te bieden. De context vertoont een duidelijke samenhang met de kennisinhouden(concepten). De contexten worden gekozen uit maatschappelijke situaties zoals de eigen leefwereld, de beroepswereld, de wereld van techniek en wetenschap. Bij de uitvoering van activiteiten door leerlingen binnen een contextgebied zal de leerling nieuwe kennis en vaardigheden verwerven of bestaande kennis reconstrueren.
contexten
activiteiten
concepten
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijnwiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE Alle leerlingen hebben een voorkennis van biologie, chemie en fysica uit de tweede graad omdat zij de eindtermen er van hebben bereikt en de gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen hebben nagestreefd. Vanuit de basisvorming biologie hebben de leerlingen vanaf de eerste graad reeds kennis gemaakt met de bouw van de cel, de morfologie en de fysiologie van het menselijk lichaam, de celdeling en de wetten van Mendel. Vanuit de basisvorming chemie van de tweede graad hebben de leerlingen inzichten verworven in massawetten, atoommodel van Rutherford-Bohr, zuur-basereacties, redoxreacties, chemische binding en chemische rekenen. Vanuit de basisvorming fysica van de tweede graad en vanuit het leerplan fysica van het tweede leerjaar (eerste graad) beschikken de leerlingen over voorkennis betreffende de structuur van de materie, optische verschijnselen (terugkaatsing, breking, kleuren), soorten krachten, arbeid en energie, eenparige rechtlijnige beweging, eerste wet van Newton en elementen van de warmteleer (gaswetten, soortelijke warmtecapaciteit, faseovergangen). Tijdens de uitvoering van de leerlingenproeven hebben de leerlingen onder begeleiding een aantal onderzoeksvaardigheden en instrumentele vaardigheden ontwikkeld zoals het gebruik van eenvoudige meetinstrumenten en apparaten. Deze leerlingen hebben ook deelvaardigheden ingeoefend van probleemoplossend gedrag zoals het gebruik kennis van grootheden en SI-eenheden, het exact verwoorden van begrippen en wetten, het maken en interpreteren van grafieken.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijnwiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Algemene doelstellingen voor natuurwetenschappen zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke eindtermen en de algemene vakgebonden eindtermen wetenschappen. Deze doelstellingen worden op een voor de derde graad aangepast beheersingsniveau aangeboden. Algemeen kunnen we stellen dat de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen bijdraagt tot de persoonlijke ontwikkeling van de leerling om later als burger deel te nemen aan een kennismaatschappij waarbij de kennis van wetenschap en techniek noodzakelijk is voor iedereen. Door het verwerven van de kennis, vaardigheden en attitudes van de basisvorming kunnen de leerlingen: •
het experimentele karakter van de wetenschappen illustreren.
•
de wetenschappelijke onderzoeksmethode beperkt toepassen (leren onderzoeken/onderzoekend leren)
•
in de verschillende contextgebieden de samenhang tussen de wetenschapsdisciplines herkennen en illustreren
•
natuurwetenschappelijke competenties gebruiken in maatschappelijke situaties en zo standpunten verdedigen t.o.v. van ethische thema’s zoals veilig en duurzaam handelen, evolutietheorie versus creationisme, biotechnologie, klimaatsverandering.
De algemene doelstellingen zijn geformuleerd binnen twee domeinen: ” wetenschap en samenleving” en “onderzoekend leren/leren onderzoeken”. De doelstellingen zijn gebundeld in een reeks vaardigheden die de leerlingen nastreven tijdens de derde graad en die geïntegreerd in de leerinhouden worden aangeboden. Domein Wetenschap en samenleving In het domein van wetenschap en samenleving maken de leerlingen kennis met allerlei toepassingen van wetenschappelijke kennis. De verschillende wetenschapsvakken (biologie, chemie en fysica) worden zo veel mogelijk geïntegreerd benaderd. Vanuit vier contextgebieden worden een aantal technisch-technologische vaardigheden en informatievaardigheden ingeoefend. De vier contextgebieden zijn: •
Materie, energie en leven
•
Wetenschap en sport
•
Wetenschap en gezondheid
•
Wetenschap en maatschappij
Bij de uitvoering van de informatieopdracht worden naargelang het contextgebied één of meerdere van volgende doelstellingen nagestreefd. De leerlingen kunnen: • de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en de leefomstandigheden van de mens illustreren; • een voorbeeld geven van positieve en nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen; • voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van de natuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen; • met een voorbeeld verduidelijken hoe de genese en de acceptatie van nieuwe begrippen en theorieën verlopen; • met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingen illustreren;
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijnwiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) • met een voorbeeld illustreren dat economische en milieu belangen de ontwikkeling van de natuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen;
5
• met een voorbeeld de wisselwerking tussen natuurwetenschappelijke en filosofische opvattingen over de werkelijkheid illustreren; • met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, nl. verworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn; • met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren. Domein onderzoekend leren/leren onderzoeken In het domein onderzoekend leren/leren onderzoeken herhalen de leerlingen de vaardigheden die ingeoefend zijn in de tweede graad en breiden zij de ontwikkeling verder uit binnen de vier contextgebieden. De leerlingen kunnen bij de uitvoering van een leerlingenproef: o
o
o
het onderzoek voorbereiden:
doel van het onderzoek verwoorden;
onderzoeksvraag correct formuleren;
eventueel hypothesen opstellen;
opstellen van een methode of plan;
keuze en uitleg geven bij de meetinstrumenten.
uitvoeren en verwerken:
waarnemingen doen en de meetwaarden overzichtelijk noteren rekening houdend met de nauwkeurigheid van het meettoestel;
de meetwaarden ordenen in een tabel en voorstellen in een grafiek.
besluit en evaluatie formuleren:
uit de meetwaarden conclusies trekken en de meetmethode evalueren;
verslag maken: doel, opstelling, meetresultaten, besluit.
Bij de verwerking van de leerinhouden, de uitvoering van de leerlingenproeven en het maken van de informatieopdracht ontwikkelen de leerlingen onderzoeks-, informatievaardigheden en technisch-technologische vaardigheden. De leerlingen kunnen: • eenvoudige instrumenten gebruiken en het doel van apparaten aangeven; • bij het raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruik maken van ICT; • informatie verwerven en selecteren uit schriftelijke, mondelinge, audiovisuele bronnen, digitale bronnen; • de hoofd- en bijzaken onderscheiden en de betrouwbaarheid van de informatie verifiëren; • de bekomen informatie schematiseren, structureren en taalkundig correct rapporteren.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN/LEERINHOUDEN Informatie over de opmaak: Om de leesbaarheid te verhogen worden de decretale nummers van de eindtermen, de leerplandoelstellingen en de leerinhouden in één horizontale rij geplaatst per hoofdstuk of leerstofonderdeel. De leerplandoelstellingen zijn genummerd. Bij elk deel wordt een aantal specifieke pedagogisch-didactische wenken gegeven waarbij telkens het nummer van de leerplandoelstelling is vermeld. Gebruikte symbolen bij de aanduiding van de eindtermen in de eerste kolom: −
ETb: de vakspecifieke eindtermen voor biologie;
−
ETc: de vakspecifieke eindtermen voor chemie;
−
ETf: de vakspecifieke eindtermen voor fysica;
−
ETg: de gemeenschappelijke eindtermen voor de wetenschappen. Het behalen van deze eindtermen wordt gespreid over de tweede en derde graad;
Het leerplan natuurwetenschappen is opgebouwd volgens een contextuele benadering. De verschillende wetenschapsvakken (biologie, chemie en fysica) worden zo veel mogelijk vanuit geïntegreerde aanpak benaderd. Het leerplan natuurwetenschappen is een graadsleerplan waarbij de leerplandoelstellingen zijn opgesteld binnen vier contextgebieden: •
Materie, energie en leven
•
Wetenschap en sport
•
Wetenschap en gezondheid
•
Wetenschap en maatschappij.
Binnen elk contextgebied worden in het leerplan een aantal voorbeeldcontexten, mogelijke proeven en informatieopdrachten aangereikt. De voorbeeldcontexten worden kort omschreven en in de beschrijving is aangegeven welke leerplandoelstellingen binnen de context aan bod kunnen komen. Binnen elk van de vier contextgebieden kunnen de contexten vrij gekozen worden.
6
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR.NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Onderzoeksvaardigheden ETg1 t/m ETg4
een probleem herkennen, een onderzoeksvraag en een hypothese formuleren.
Minimaal zes leerlingenproeven gespreid over twee leerjaren uitvoeren.
ETg5, ETg6, ETg10
een methode of onderzoeksplan bedenken.
Tijdens de leerlingenproeven moet de ontwikkeling van volgende vaardigheden zeker aan bod komen:
ETg11, ETb4, ETc3, ETc4, ETc20, ETf4, ETf5 ETg7, ETg8, ETg9
een aantal metingen uitvoeren, de resultaten overzichtelijk weergeven en rekening houden met de nauwkeurigheid van een meetwaarde.
een besluit formuleren uit een aantal meetresultaten en een verslag opmaken.
ETg12, ETf4
•
macroscopische en microscopische observaties verrichten in het kader van experimenteel biologisch onderzoek(ETb4)
•
met eenvoudig materiaal een neutralisatiereactie en een redoxreactie uitvoeren (ETc3) indien mogelijk gecombineerd met een chemische analyse (ETc20) of een identificatie (ETc4)
•
gebruik van volt- en ampèremeter in een eenvoudige elektrische schakeling (ETf5)
ETg22 tot ETg31, bij het uitvoeren van leerlingenproeven attitudes ontwikkelen. ETb8, ETc2
Specifieke pedagogisch- didactische wenken • De leerlingen passen de onderzoeksvaardigheden verworven tijdens de tweede graad stapsgewijze zelfstandig toe bij de uitvoering van de leerlingenproeven. Het is best de proeven meer en meer open te maken zodat de leerlingen vanuit een opdracht een volledig experiment leren opzetten, uitvoeren en een verslag maken. • De leerlingenproeven een uitdagend en motiverend karakter geven en in verband brengen met een betekenisvolle en/of technische context. • Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een individueel verslag. • Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep tot twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar.
7
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
DECR.NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Technisch-technologische en informatievaardigheden ETf6, ETb6, ETc5, ETb1 ETf6 ETf4, ETf7, ETg13, ETg15, ETg16, ETf2, ETf3, ETf6, ETb7, ETc6, ETb1 ETg15
bij het opzoeken, verwerken en presenteren van informatie uit onder andere artikels en websites gebruik maken van ICT en kunnen deze informatie verwerven en kritisch beoordelen. bij de uitvoering van een informatieopdracht op de gepaste manier aandacht besteden aan taalvaardigheden. Minimaal vier informatieopdrachten uitvoeren gespreid over de verschillende contextgebieden. de effecten van techniek op de mens en samenleving illustreren en het belang van wetenschappelijke kennis in verschillende toepassingen en beroepen herkennen.
een standpunt innemen over maatschappelijk ethische problemen i.v.m. de toepassing van natuurwetenschappen en dit standpunt verwoorden in een groep.
Specifieke pedagogisch- didactische wenken • Het is van belang dat de leerlingen de informatie leren opzoeken (efficiënt gebruik van het internet bespreken) maar ook dat zij de informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst en met de nodige aandacht voor het correcte taalgebruik.
8
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
1
CONTEXTGEBIED: MATERIE, ENERGIE EN LEVEN
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
1 de oorsprong van natuurlijke en kunstmatig opgewekte ioniserende straling beschrijven.
ETf12
Stabiele en niet-stabiele kernen
ETf13
2
alfa-, bèta-, gammastraling van elkaar onderscheiden op basis van hun eigenschappen (aard, lading, energie).
ETf13
3
het vervalproces waarbij radioactieve straling uit een radionuclide worden gevormd beschrijven en dit proces karakteriseren met behulp van de halveringstijd.
Radionucliden: vervalproces, halveringstijd
ETf13, ETb2, ETb3
4
enkele toepassingen van natuurlijke en kunstmatig opgewekte ioniserende straling beschrijven.
Toepassingen
karakteristieke groepen van organische moleculen herkennen.
Karakteristieke groepen van organische moleculen
ETc1, ETc7
5
Alfa-, bèta-, gammastraling
6 ETc13
een reactie uit de koolstofchemie, die volgens een eenvoudig model is voorgesteld, toewijzen aan één van de volgende reactietypes: substitutie, additie, eliminatie, condensatie, vorming van macromolecule, skeletafbraak.
Natuurlijke en synthetische moleculen: sachariden, lipiden, eiwitten,
ETb9, ETb5
7
celorganellen, zowel op lichtmicroscopisch als op elektronenmicroscopisch niveau, herkennen, benoemen en functies ervan aangeven.
Lichtmicroscopische bouw en elektronenmicroscopische bouw, celorganellen en hun functies
ETb10, ETb2
8
met behulp van eenvoudige voorstellingen de bouw van sachariden, lipiden, proteïnen, en hun belang voor de celstructuur en het celmetabolisme aan de hand van voorbeelden toelichten.
Stoffen in de cel en celmetabolisme
ETf1, ETf18
9
voor een geleider in een gelijkstroomkring het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand toepassen.
Wet van Ohm
ETf17
10
het verband leggen tussen elektrische spanning, verandering van potentiële energie
Elektrische energie van een stroom
9
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
en lading. ETc12, ETc3 11
bij een galvanische cel in een gegeven redoxevenwicht de betrokken deeltjes, op basis van elektronenoverdracht, identificeren als oxidator en reductor en het ontstaan van elektrische spanning beschrijven.
Bouw galvanische cel, brandstofcel
ETf1, ETf19
12
de energieomzettingen in elektrische schakelingen met voorbeelden illustreren en het Vermogen van elektrische stroom vermogen berekenen.
ETf20
13
met voorbeelden illustreren dat ladingen in beweging aanleiding geven tot magnetische krachten.
Magnetisch veld, veldlijnen, elektromagneet, lorentzkracht
ETf21
14
met behulp van de magnetische kracht de werking van een motor beschrijven.
Toepassingen van de lorentzkracht
ETf22
15
met behulp van elektromagnetische inductie de werking van de generator beschrijven.
Elektromagnetische inductie – toepassingen
10
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
2
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN SPORT
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 16
de beweging van een voorwerp beschrijven in termen van positie, snelheid en versnelling (eenparig versnelde en eenparig cirkelvormige beweging).
Eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging, eenparig cirkelvormige beweging
17
de invloed van de resulterende kracht en van de massa op de verandering de bewegingstoestand van een voorwerp kwalitatief en kwantitatief beschrijven.
Tweede wet van Newton, derde wet van Newton, gravitatiekracht
de wet van behoud van energie toepassen.
Energieomzettingen, toepassingen van de wet van behoud van energie
19
de invloed van snelheidsbepalende factoren van een reactie verklaren in termen van botsingen tussen deeltjes en van activeringsenergie.
Reactiesnelheidbepalende factoren
20
het onderscheid tussen een evenwichtsreactie en een aflopende reactie beschrijven.
Aflopende reacties en evenwichtsreacties
21
voor een aflopende reactie, waarvan de reactievergelijking gegeven is, en op basis van gegeven stofhoeveelheden of massa’s, de stofhoeveelheden en massa’s bij de eindsituatie berekenen.
Aflopende reacties en evenwichtsreacties
22
in een gegeven zuur-base-evenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de protonenoverdracht, identificeren als zuur of als base.
Zuren en basen volgens Brønsted
23
een gemeten of gegeven pH van een oplossing in verband brengen met de concentratie oxonium- en aan hydroxide-ionen.
pH van een oplossing
24
van volgende organische stoffen of mengsels een typische toepassing of eigenschap aangeven: methaan, wasbenzine, white spirit, paraffine, methanol, ethanol, glycerol, glycol, azijnzuur.
Toepassingen of eigenschappen (brandbaarheid, oplossend vermogen, giftigheid…) van belangrijke organische stoffen
de evolutie van een reactie in evenwicht voorspellen na een verstoring van het evenwicht door verandering van temperatuur of van concentratie.
Verstoring van het chemische evenwicht
ETf8 ETf9 ETf10 ETc15 ETc16
18
ETc14
ETc11 ETc19
ETc18
ETc17
LEERINHOUDEN
25
11
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 26
LEERINHOUDEN
een determineertabel gebruiken met de belangrijkste organische stofklassen; koolstofverbindingen aan de hand van een gegeven structuurformule of naam toewijzen aan een stofklasse met behulp van een determineertabel.
Determineertabel van organische stofklassen
27
het oplosproces in verband brengen met het polaire of apolaire karakter van de opgeloste stof en het oplosmiddel.
Polaire of apolaire karakter van de opgeloste stof en het oplosmiddel
28
gegeven eigenschappen van monofunctionele koolstofverbindingen in verband brengen met karakteristieke groep en koolstofskelet.
Karakteristieke groepen van organische stoffen
ETc9
29
het begrip isomerie uitleggen aan de hand van representatieve voorbeelden van structuur- en stereo-isomerie.
Isomerie
ETc13
30
een reactie uit de koolstofchemie, die volgens een eenvoudig model is voorgesteld, toewijzen aan één van de volgende reactietypes: substitutie, additie, eliminatie, condensatie, skeletafbraak, polymerisatie.
Reactietypes van organische stoffen
ETc1, ETc7
ETc10 ETc8
ETb9
31
celorganellen, zowel op lichtmicroscopisch als op elektronenmicroscopisch niveau, herkennen, benoemen en functies ervan aangeven.
Lichtmicroscopische bouw en elektronenmicroscopische bouw, celorganellen en hun functies
ETb10
32
met behulp van eenvoudige voorstellingen de bouw van sachariden, lipiden, proteïnen, en hun belang voor de celstructuur en het celmetabolisme aan de hand van voorbeelden toelichten.
Stoffen in de cel en celmetabolisme
12
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
3
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN GEZONDHEID
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
ETb11, ETb8
33
verschilpunten tussen mitose en meiose opsommen en het belang van beide soorten delingen aantonen.
Mitose en meiose
ETb12
34
in een celcyclus de DNA-replicatie situeren en het verloop ervan uitleggen.
DNA-replicatie in een celcyclus
ETb13
35
de eiwitsynthese beschrijven.
Eiwitsynthese
ETb18
36
de wetten van Mendel toepassen ook op voorbeelden van overerving bij de mens.
Wetten van Mendel
37
gekoppelde genen, overkruising, genenkaarten en geslachtsgebonden genen aan de hand van voorbeelden toelichten.
Erfelijkheid en genlocatie
ETb20
38
implicaties van verschillende types mutaties toelichten aan de hand van voorbeelden bij de mens.
Mutaties
ETb14
39
primaire en secundaire geslachtskenmerken bij man en vrouw beschrijven en hun biologische betekenis toelichten.
Bouw en functie van de voortplantingsorganen
ETb15, ETb5
40
de rol van geslachtshormonen bij de menstruatiecyclus en bij de gametogenese toelichten.
Hormonale regeling van de voortplanting
ETb16, ETb3
41
methoden van regeling van de vruchtbaarheid beschrijven en hun betrouwbaarheid bespreken.
Anticonceptie en fertilisatietechnieken
ETb17, ETb3, b2
42
het verloop van de bevruchting, de ontwikkeling van de vrucht en de geboorte beschrijven en de invloed van externe factoren op de ontwikkeling bespreken.
Bevruchting, embryonale ontwikkeling en geboorte
ETc11
43
in een gegeven zuur-base-evenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de protonenoverdracht, identificeren als zuur of als base.
Zuur-baseconcept volgens Brønsted
ETf11
44
de effecten van de interactie tussen elektromagnetische straling en materie beschrijven aan de hand van verschijnselen zoals het foto-elektrisch effect en elektromagne-
Gebruik van elektromagnetische golven en andere interacties voor medische beeldvor-
ETb19
13
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
ETf13, ETb2, ETb3
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
45
LEERINHOUDEN
tische spectra.
ming
enkele toepassingen van natuurlijke en kunstmatig opgewekte ioniserende straling beschrijven.
Toepassingen van röntgenstralen en gammastraling bij medische beeldvorming
14
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
4
CONTEXTGEBIED: WETENSCHAP EN MAATSCHAPPIJ
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
ETb21, ETb3
46
aan de hand van een voorbeeld uitleggen dat de mens door ingrijpen op niveau van het DNA genetische eigenschappen kan wijzigen.
Gentechnologie
ETb22
47
aanwijzingen voor biologische evolutie formuleren.
Aanwijzingen van evolutie
ETb23, ETb3
48
uitleggen hoe, volgens hedendaagse opvattingen over evolutie, nieuwe soorten ontstaan.
Geschiedenis van de evolutietheorie
ETb24
49
de biologische evolutie van de mens toelichten.
Evolutie van de mens
ETf14
50
de oorzaak en de eigenschappen van een harmonische trilling omschrijven en in conHarmonische trilling crete voorbeelden illustreren.
ETf15
51
met behulp van het golfmodel interferentie, terugkaatsing en breking van licht of geluid beschrijven.
Interferentie, terugkaatsing en breking van licht of geluid
ETf16
52
de energieoverdracht door mechanische en elektromagnetische golven aan de hand van verschillende verschijnselen, waaronder resonantie, illustreren.
Energieoverdracht door mechanische en elektromagnetische golven
ETf11
53
de effecten van de interactie tussen elektromagnetische straling en materie beschrijven aan de hand van verschijnselen zoals het foto-elektrisch effect en elektromagnetische spectra.
Voorbeelden van interactie, foto-elektrisch effect, elektromagnetische spectra
15
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 16 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen: 1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week De leerlingen kunnen een determineertabel gebruiken met minstens volgende organische stofklassen (ETc1).
Stofklassen algemene formule
naam
R-H
Alkanen
R-CH=CH-R’
Alkenen
R-C≡C-R’
Alkynen
R-OH
Alcoholen (Alkanolen)
R-X
Halogeniden (Halogeenalkanen)
R-NH2
Aminen (Alkaanaminen)
R-CHO
Aldehyden (Alkanalen)
R-CO-R’
Ketonen (Alkanonen)
R-COOH
Carbonzuren (Alkaanzuren)
R-COO-R’
Esters (Alkylalkanoaten)
R-CO-NH2
Amiden (Alkaanamiden)
R-O-R’
Ethers (Alkoxyalkanen)
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
17
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
1.1
Algemene aandachtspunten
Wenken bij het uitwerken van contexten binnen een bepaald contextgebied: • gebruik herkenbare, betekenisvolle contexten voor de leerlingen • zorg voor een duidelijke band tussen de leerinhouden en de leerplandoelstellingen van het contextgebied • ontwikkel een leerlijn voor de ontwikkeling van begrippen, wetten, verbanden • gebruik activerende opdrachten met voldoende aandacht voor opdrachten met interactie tussen leerlingen en met taalsteun voor de leerlingen Mogelijke verdeling van voorbeeldcontexten over de vier contextgebieden: • Materie, energie en leven (25 lestijden) o
Naar de kern van de materie
o
Biomoleculen en de cel
o
Naar de kern van het leven
o
Van Volta tot de zonnewagen
• Wetenschap en sport (25 lestijden) o
Beweging en atletiek
o
Sportdrank en voeding
o
Sporten en spieren
o
Kunststoffen en sport
• Wetenschap en gezondheid (25 lestijden) o
Jij en je genen
o
Van bevruchting tot baby
o
Geneesmiddelen
o
Medische beeldvorming
• Wetenschap en maatschappij (25 lestijden)
1.2
o
Biotechnologie
o
Evolutie
o
Van trilling tot nanotechnologie
VOET
Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die – in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen – niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie, muzisch-creatieve vorming en technisch-technologische vorming. De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting).
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Waarom?
18
Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen). Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinitiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen.
1.3
ICT-integratie
Wat? Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het realiseren van leerplandoelstellingen. Waarom? Maatschappelijke ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT-competenties. Jongeren moeten niet alleen in staat zijn om nieuwe media te gebruiken, zij moeten net zo goed kunnen inschatten wanneer deze efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. Het gebruik van nieuwe media sluit zeer goed aan bij de leefwereld van de jongeren en speelt in op hun vertrouwdheid met de beeldcultuur. Er wordt meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, kritisch selecteren, het zelfstandig of in groep werken, het kunnen verwerven en verwerken van enorme hoeveelheden informatie. Deze ontwikkelingen zijn ook merkbaar in het onderwijs. In de meeste vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen: •
het leerproces zelf in eigen handen nemen;
•
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
•
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
Hoe ICT integreren ter ondersteuning van het realiseren van de leerplandoelstellingen? Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijv. d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICTintegratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Zelfstandig leren in een leeromgeving
19
Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijv. in een open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning. Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning onder de vorm van tekst, beeld en/of geluid d.m.v. bijv. een presentatie, een website, een folder ... Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan o.a. via e-mail, internetfora, een ELO, chatten, blogging. Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren op de gebruikte middelen en de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …) en kunnen ze hun keuzes bijsturen.
1.4
Begeleid zelfgestuurd leren
Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
−
er feedback wordt voorzien op proces en product;
−
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter. Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 20 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) − leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken; −
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang. Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en “leer”kracht;
−
de leraar krijgt de rol van coach, begeleider;
−
de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat −
doelen voorop stellen;
−
strategieën kiezen en ontwikkelen;
−
oplossingen voorstellen en uitwerken;
−
stappenplannen of tijdsplannen uitzetten;
−
resultaten bespreken en beoordelen;
−
reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen;
−
verantwoorde conclusies trekken;
−
keuzes maken en verantwoorden
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
2
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
2.1
Contextgebied: Materie, energie en leven
21
Naar de kern van de materie (LPD 1, 2, 3, 4) Radioactieve verschijnselen hebben veel praktische toepassingen in de geneeskunde, de industrie, de energieproductie, de archeologie en de kunst enz. De leerlingen hebben kennis over de atoombouw in de tweede graad opgebouwd. Zij verwerven in deze module bijkomende inzichten over de kern van het atoom (isotopen, nuclide), over de belangrijkste eigenschappen van ioniserende (radioactieve straling) een aantal kernprocessen. De oorsprong van de natuurlijke straling verklaren vanuit de verstoring van het evenwicht tussen het aantal protonen en neutronen in de kern. Het behoud van kernlading en kernmassa bij een kernreactie toelichten en het vrijmaken van energie bij een splijting van zware kernen bespreken. De sterkte van de kernstraling beschrijven met het begrip activiteit (A) en het verloop van de activiteit of het vervalproces beschrijven met de halfwaardetijd (T). De grootte van de halfwaardetijd in verband brengen met toepassingen van kernstraling in de geneeskunde en in de industrie of bij de ouderdomsbepaling van een voorwerp het gebruik van de C-14 methode beschrijven. Aandacht besteden aan zowel de positieve als de negatieve effecten van de kernstraling voor de mens. Biomoleculen en de cel (LPD 5, 6) Organische stofklassen en hun functionele groep Leerlingen mogen een tabel (met daarin alle organische stofklassen) gebruiken bij toetsen en examens. Deze tabel is best zo opgesteld dat de functionele groepen uitgewerkt zijn. Zo is R-COOH voor heel veel leerlingen problematisch. Ze schrijven dat vaak als R-C-O-O-H. Als de tabel een uitgewerkte carboxylgroep bevat is dat probleem van de baan. Idem met de andere functionele groepen. Men kan vertrekken van de volgende organische verbindingen of mengsels van organische verbindingen: aardgas (methaan), campinggas (propaan, butaan), paraffinekaarsen, benzine, diesel, LPG, etheen, acetyleen (ethyn), alcohol in alcoholische dranken, antivries, formol, dissolvant (propanon - aceton of butanon voor het verwijderen van nagellak), tafelazijn (azijnzuur), vetzuren, ether uit de huisapotheek (diethylether), aspirine (als voorbeeld van ester), vetten ... Leerlingen zouden deze formules kunnen opzoeken via ICT. Biomoleculen: koolhydraten (sachariden), vetten (lipiden), eiwitten (proteïnen) Eiwitten situeren als de manusjes van alles. In alle lichaamscellen van de levende organismen treft men eiwitten aan. Ze zorgen voor de structuur van bepaalde weefsels (haar, huid, spieren, nagels) en ze spelen een rol in vele levensprocessen, voornamelijk als enzymen, hormonen (insuline bv.), transportstoffen (bv. transport van zuurstof d.m.v. het eiwit hemoglobine), beschermers tegen infecties (antilichamen) … Eiwitten halen wij vooral uit dierlijk voedsel (vis, vlees, melk, eieren). Planten bevatten veel minder eiwitten, met uitzondering van peulvruchten (bonen, sojabonen, erwten). Eiwitten bevatten lange ketenvormige moleculen opgebouwd uit aminozuren. Leerlingen kunnen uit de gekregen structuurformule van een aantal aminozuren zoeken naar de gemeenschappelijke stukken in alle aminozuren. Zo kunnen ze zelf tot de algemene structuurformule van een aminozuur komen. Bij het aaneenschakelen van aminozuren zal een aminegroep (NH2) van een aminozuur reageren met een carboxylgroep (COOH) van een ander aminozuur. Dit is een condensatiereactie. Typisch voor een condensatiereactie is het afsplitsen van kleine moleculen. In dit geval is dat de watermolecule. De binding die zich steeds herhaalt bij het aaneenschakelen van aminozuren is een peptidebinding.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 22 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Voor de mens zijn er een aantal essentiële aminozuren. Dit zijn aminozuren, die de mens niet zelf vanuit de andere aminozuren kan maken en die via het voedsel moeten worden opgenomen.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Vetten
23
In planten en dieren dienen vetten voornamelijk als energiereserve. Vethoudende weefsels vormen ook een bescherming tegen de koude. In voedsel komen we vetten tegen in frituurvet/olie, in boter, in margarine, in vlees, in vis … Vetten ontstaan door een condensatiereactie van 1 molecule glycerol met 3 moleculen vetzuur. Hierbij wordt telkens een molecule water afgesplitst. De carbonzuren die gebruikt werden om samen met glycerol de vetmolecule op te bouwen zijn ofwel verzadigd, ofwel onverzadigd. Verzadigde vetten bezitten uitsluitend enkelvoudige bindingen tussen de C-atomen, enkelvoudig onverzadigde of mono-onverzadigde vetten bezitten één C=C en meervoudig onverzadigde of poly-onverzadigde vetten meer dan één C=C. Oliën zijn vloeibaar bij kamertemperatuur en meestal van plantaardige oorsprong. Ze bevatten overwegend esters van glycerol en onverzadigde carbonzuren. Vetten zijn meestal van dierlijke oorsprong. Ze bevatten overwegend esters van glycerol en verzadigde carbonzuren. Aan onverzadigde lipiden zijn additiereacties mogelijk. Het harden van oliën bij de bereiding van margarine is hiervan een toepassing. Transvetten staan momenteel sterk in de actualiteit. Via een ICT-opdracht kan de problematiek van deze transvetten opgezocht worden. Koolhydraten zorgen voor de energievoorziening van de cel. Koolhydraten worden ingedeeld in mono-, di- en polysachariden. De belangrijkste monosachariden zijn glucose en fructose. Glucose en fructose hebben geen vertering nodig en worden rechtstreeks in het bloed opgenomen. Leerlingen kunnen de gekregen structuurformule van deze monosachariden herkennen. Sacharose is een disacharide en is het meest voorkomende zoetmiddel. Het is ook de kristalsuiker die we gebruiken in de keuken. Sacharose is opgebouwd uit de monosachariden glucose en fructose. Disachariden worden niet rechtstreeks opgenomen in de bloedbaan. Ze moeten eerst verteerd worden door de enzymen (bijv. het enzym sacharase, voor de splitsing van sacharose in glucose en fructose). Leerlingen kunnen de gekregen structuurformule van sacharose herkennen. Zetmeel is een polysacharide, hoofdbestanddeel van aardappelen, granen en dus ook van brood. Het is een wit poeder, neutraal van smaak en moeilijk oplosbaar in water. Leerlingen kunnen de gekregen structuurformule van zetmeel herkennen. Teveel aan glucose in het bloed wordt, o.i.v. insuline door lever en spieren omgezet in glycogeen, een sterk vertakt glucosepolymeer dat op zetmeel lijkt. Dit is een onmiddellijke energiereserve, die bij plotse inspanningen weer tot glucose kan omgezet worden.
Naar de kern van het leven (LPD 7,8) Leven ontstond toen de organische stoffen(zie vorige leerinhoud) die in de primitieve aardatmosfeer ontstonden zich begonnen te organiseren. Via een leestekst kan duidelijk gemaakt worden hoe de chemische en fysische samenstelling van atmosfeer en oceaan bepalend waren voor het ontstaan van het leven. Omgekeerd zal het leven ook de fysisch-chemische factoren van de aarde veranderen. De basiskennis over de dierlijke en plantaardige cel wordt herhaald en ingeoefend door lichtmicroscopische studie van verschillende soorten cellen. Met behulp van foto’s en tekeningen wordt de submicroscopische bouw van een cel bestudeerd. De nadruk wordt gelegd op de functies van de verschillende celorganellen en het onderlinge verband. Dit kan eventueel verduidelijkt worden via het laten opstellen/samen maken van mindmaps. De studie van de celmembraan is een toepassing van de biomoleculen, maar toont ook aan hoe belangrijk deze structuur is voor de organisatie van het leven. Bij de stoffen in de cel gaan we kort in op de rol van water (als kwantitatief belangrijkste stof) voor plant en dier. Ook de rol van enkele belangrijke mineralen komt aan bod. Daarna kunnen de belangrijkste biomoleculen (sachariden, lipiden en proteïnen) aangebracht worden, met de kennis van functionele groepen en reactiemechanismen die eerder in deze context gezien wer-
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 24 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) den. In het kader hiervan kunnen ook leerlingenproeven uitgevoerd worden, waarbij deze stoffen aangetoond worden in levensmiddelen. De nadruk ligt op de rol van deze stoffen in de bouw van de celstructuren en in de werking van de cel en haar organellen. Gezien hun belang voor het totale celmetabolisme wordt er zeker dieper ingegaan op bouw en werking van enzymen. De fotosynthese of de ademhaling zijn goede voorbeelden van celmetabolisme, waarbij vele enzymen betrokken zijn. Uiteraard is het niet de bedoeling hier in detail op in te gaan. Licht en donkerreacties bij fotosynthese of glycolyse, krebscyclus en eindoxidatie bij ademhaling leg je beter uit met eenvoudige, schematische voorstellingen, die toch het doel van het proces duidelijk maken. Eventueel kan de celademhaling ook besproken worden in de context ‘sport en spieren’ omdat daar het vrijmaken van energie voor de handliggend is. Van Volta tot de zonnewagen (LPD 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15) Leerlingen zijn vertrouwd met het gebruik van elektrische energie door het hanteren van elektrische toestellen zoals een computer, een dvd-speler en andere. Deze toestellen zijn meestal geschakeld in elektrische kringen op een wisselspanning 230 V maar ook dikwijls op batterijen. Om inzicht in de elektrische kring te verkrijgen wordt veelal de analogie tussen een elektrische stroomkring en het waterstroommodel gebruikt, waarbij de pomp(spanningsbron) het water doet circuleren en het bewegende water(elektrische energie) een waterrad laat draaien. De elektronenstroom is het gevolg van de elektrische spanning tussen de polen. Bij het uitleggen van de begrippen spanning en stroomsterkte kunnen we de vergelijking maken met de waterstroom uit een hogedrukreiniger: het drukverschil (spanning) zorgt voor een waterstroom (stroomsterkte). In een elektrische keten zorgt de spanningsbron (bijv. het stopcontact of de batterij) voor de spanning. Zonder dit drukverschil is er geen waterstroom. De stroomsterkte is duidelijk een gevolg van de spanning. Een vergelijkbaar voorbeeld kan ook gegeven worden door middel van onze bloedstroom, onze bloeddruk en ons hart als bron voor het drukverschil. Bij een galvanische cel in een gegeven redoxevenwicht de betrokken deeltjes, op basis van elektronenoverdracht, identificeren als oxidator en reductor en het ontstaan van elektrische spanning beschrijven Het werk van Galvani en Volta historisch situeren en in verband brengen met de constructie van een batterij. Vertrekkende van een reeks verschillende metalen telkens de spanning meten tussen 2 metalen die in een zoutoplossing werden gebracht. Via dit kan het verband gelegd worden met de redoxreacties (welk metaal wordt de reductor en welk metaal de oxidator als de kring gesloten wordt). De gemeten spanning kan verklaard worden door het verschil in reductorsterkte tussen twee verschillende metalen en waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie. Milieuaspect: Het recycleren van batterijen. Hoe groter de hinder of weerstand in de leiding hoe meer druk (spanning) aangelegd dient te worden om eenzelfde stroomsterkte te bekomen. Dit beeld kan terug verduidelijkt worden via het waterstroommodel. De energieomzettingen in elektrische schakelingen met voorbeelden illustreren en het vermogen berekenen. De wet van Ohm experimenteel afleiden. De weerstanden kunnen in serie of in parallel geschakeld worden. Parallelschakeling vinden we terug bij de stopcontacten. Zekeringen worden in serie geschakeld. De regelbare weerstand (dimmer, toerental regelaar bij boormachine ....). Correct plaatsen van batterijen (serie of parallel) bij zaklamp, afstandbediening, walkman ... Weerstanden vinden hun toepassing als verwarmingselement door omzetting van elektrische energie (Joule-effect) naar warmte-energie bijvoorbeeld bij elektrische huisverwarming, wasmachine, broodrooster, koffiezettoestel, strijkijzer, elektrische kookplaten .... De regelbare weerstand (lichtdimmer). In bepaalde gevallen wordt de weerstand ook als sensor gebruikt zoals bij een digitale thermometer, er zijn ook warmte-, licht-, druk-, magnetische sensoren. De factuur van de elektriciteitsrekening gebruiken als voorbeeld van een kostprijsberekening voor het huishoudelijk gebruik. Aandacht voor veiligheidsaspecten zoals smeltveiligheid bij overbelasting, het optreden en de gevaren van elektrocutie, de functie van een aarding en van een verliesstroomschakelaar. Met voorbeelden illustreren dat ladingen in beweging, magnetische krachten (velden) veroorzaken.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 25 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) We bekijken eerst hoe magneetnaalden reageren op permanente magneten: magneetnaalden oriënteren zich volgens bepaalde lijnen (= veldlijnen) rond permanente magneten. Gelijkaardige fenomenen kunnen we gemakkelijk opwekken en tonen in de omgeving van stroomvoerende geleiders en spoelen. Door middel van de magnetische kracht de werking van een motor beschrijven (Lorentzkracht). Een stroomvoerende draad die zich in een magnetisch veld bevindt, ondervindt een Lorentzkracht. Deze krachtwerking gebruiken we om de werking van een gelijkstroommotor uit te leggen waarbij het voorbeeld van een zonnewagen als duurzame ontwikkeling kan besproken worden. Andere toepassingen zijn: de werking van een luidspreker, van een relais of van een elektrische bel Door middel van de elektromagnetische inductie de werking van de generator beschrijven. We bewegen een magneet in de omgeving van een spoel. Hierin wordt een spanning (stroom) opgewekt (geïnduceerd). Hierop aansluitend kan de werking van een dynamo verklaard worden. Hierna wordt een stroomgenerator behandeld. Als toepassing kan de transformator besproken worden.
2.2
Contextgebied: Wetenschap en sport
Beweging en atletiek (LPD 16, 17, 18) De beweging van sprinter, de techniek van een hamerslingeraar en van een kogelstoter zijn mogelijke contexten voor de studie van de kinematica en de dynamica. De beweging van een sprinter analyseren met videosoftware en de (x,t)- en (v,t)-grafieken van de beweging interpreteren. De derde wet van Newton in verband brengen in de start van een sprinter(ster) en de tweede wet van Newton met de versnelling van de sprinter(ster). De eerste wet van Newton in verband brengen met het behoud van de snelheid van de sprinter(ster). De techniek van de kogelstoter bespreken en steunend op het gebruik van de tweede wet van Newton, waarbij de formule F = m a wordt omgevormd naar krachtstoot is gelijk aan de verandering van hoeveelheid van beweging. De energieomzettingen en het behoud van energie beschrijven met voorbeelden zoals de beweging van een hoogspringer, een polsstokspringer of een verspringer. De efficiëntie van de beweging van een sprinter nagaan. De cirkelvormige beweging en de krachten bij deze beweging in verband brengen met de beweging van een hamerslingeraar of een discuswerper. De gravitatiekracht die de baan van de aarde om de zon bepaalt als voorbeeld van een centripetale kracht bespreken. Sportdrank en voeding (LPD 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28) Snelle chemische reacties leveren de energie voor de sportprestaties. Chemische reacties bij een explosie van springstof of vuurwerk verlopen bliksemsnel. Andere reacties gaan zo traag dat je het nauwelijks merkt, bv. het roesten van ijzer. De snelheid van een chemisch proces is sterk afhankelijk van uitwendige factoren, bijv. ijzer reageert vlot met zuurstofgas uit de lucht bij hoge temperatuur en als het ijzer fijn verdeeld is. Hout verbrandt veel gemakkelijker als het gekliefd is. De mens wil geregeld ingrijpen op die reactiesnelheid. Soms is het wenselijk dat een reactie sneller verloopt. Door voedsel in de koelkast te bewaren vertragen we afbraakreacties om voedselbederf te voorkomen. Het botsingsmodel van een chemische reactie. Reageren is alleen mogelijk als de deeltjes van de stoffen effectief met elkaar botsen, met voldoende energie en de gepaste oriëntatie. Heel wat reacties (ook exotherme reacties!) starten pas nadat een hoeveelheid energie aan het stelsel is toegevoegd. Zo is voor het aansteken van een bunsenbrander (de reactie tussen methaan en zuurstofgas) een vlam nodig, een mengsel van waterstof- en zuurstofgas knalt pas met een vonk, dynamiet ontploft al met een schok. De activeringsenergie is de energie die door het reactiemengsel wordt opgenomen om een reactieve toestand te bereiken. Met eenvoudige proefjes kunnen de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden, worden gedemonstreerd.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 26 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Reacties verlopen sneller bij verhoging van de concentratie van de reagentia, bij verhoging van de temperatuur en in aanwezigheid van een katalysator. Heterogene reacties (reacties waarbij de reagentia een heterogeen mengsel vormen) kunnen bovendien ook versneld worden door de reagentia fijner te verdelen (dit maakt het contactoppervlak groter). Voorbeelden van zuren en basen in de sportwereld. Een sportdrank is hoofdzakelijk een mengsel van water, suikers en zouten (elektrolyten). Het zijn drie stoffen die het lichaam gebruikt om goed te presteren. Zuren worden vaak toegevoegd om de smaak van de drank of de houdbaarheid te verbeteren, bijv. citroenzuur of andere organische zuren. Lactaatvorming (melkzuurvorming, verzuring van de spieren, krampen). Adrenaline (stresshormoon, vecht- en vluchthormoon). Een stresssituatie bij een sporter kan bijv. de start zijn, of de sprint aan de finish. Adrenaline wordt aangemaakt in de bijnieren. Adrenaline is een base. Zuur en base definiëren als respectievelijk protondonor en protonacceptor (zuur-basedefinities van Brønsted). Het begrip pH in verband brengen met de concentratie aan oxoniumionen en hydroxide-ionen. Dopingproblematiek in de sportwereld. Bloeddoping is een manier om de zuurstofdragende capaciteit van het bloed te verhogen. Bij bloeddoping krijgt de sporter via een bloedtransfusie bloed van iemand anders of zijn eigen bloed. Dit betekent extra rode bloedcellen en bijgevolg een beter zuurstoftransport naar de spieren. De sporter zal zo een groter uithoudingsvermogen hebben en betere prestaties leveren. Bloeddoping is een soort instant hoogtestage in transfusievorm. Het zuurstoftransport in het lichaam verloopt via een evenwichtsreactie. Dit is een reactie die in twee richtingen kan verlopen en tot evenwicht kan komen. Men spreekt van chemisch evenwicht. De werking van een zuur-base-indicator steunt op de omkeerbaarheid van een chemische reactie. Bij evenwichtsreacties treden de heengaande en de terugkerende reacties voortdurend en gelijktijdig op. Dit leidt tot een dynamisch evenwicht. Kenmerkend voor een dynamisch evenwicht is dat de snelheid van de heengaande reactie gelijk is aan de snelheid van de terugkerende reactie. De chemische evenwichtstoestand is een toestand met constant blijvende concentraties. De wet van Le Chatelier – van ’t Hoff handelt over het verschuiven van het chemisch evenwicht nadat dit is verstoord (door de concentratie van de stoffen te wijzigen, door de temperatuur te veranderen …). Met de kleurveranderingen in zuur-base-indicatoren is dat eenvoudig aan te tonen. Talrijke levensbelangrijke biochemische evenwichtsreacties spelen zich af in ons eigen lichaam. Een voorbeeld is de evenwichtsreactie tussen zuurstofgas en het bloedeiwit hemoglobine. Dit evenwicht is essentieel voor het prestatievermogen van een sporter. Het CO2 / O2-systeem maakt constant gebruik van de veranderende evenwichtsligging van twee verschillende (doch gekoppelde) evenwichtsreacties. Sporten en spieren (LPD 29, 30) Via de werking van de spieren wordt in deze context aangetoond hoe de spieren opgebouwd zijn uit eiwitfilamenten (dit is het belang voor de eiwitten voor de celstructuur). Deze context laat ook toe de structuur en de functies van een aantal celorganellen concreet te herhalen. Gezien de spieren behoefte hebben aan energie, biedt deze context de mogelijkheid om de celademhaling als voorbeeld van celmetabolisme uit te werken. De energiebehoefte voor een sprint kan hierbij als mogelijke context gebruiken. Met de aandacht van scholen voor gezondheidszorg biedt deze context ook een ideale invalshoek naar deze vakoverschrijdende eindtermen. Het belang van sporten als onderdeel van een gezonde levenswijze moet hier zeker onderstreept worden.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
27
Kunststoffen en sport (LPD 24, 26, 28) Het gebruik van kunststoffen in de high-techkledij van de sporter en in de materialen die de sporter gebruikt (polsstok, carbonfiets, tennisracket, surfplank, zwempak …). Membranen in moderne sportkledij zoals Gore-tex. Deze membranen zijn halfdoorlaatbaar d.w.z. ze laten waterdampmoleculen door (van binnen naar buiten: zweetdoorlatend), maar ze houden de waterdruppels tegen (van buiten naar binnen: tegenhouden van regendruppels). Kunststoffen zijn koolstofverbindingen opgebouwd uit reuzenmoleculen, ontstaan door een aaneenschakeling van een groot aantal kleine moleculen (monomeren). De aaneenschakeling van de monomeren tot één macromolecule kan gebeuren door een polymerisatie, een polycondensatie of een polyadditie. 2.3
Contextgebied: Wetenschap en gezondheid
Jij en je genen (LPD 31, 32, 33, 34, 35) Genen zitten in al onze cellen en bepalen er de eigenschappen van. De bouw van DNA is het uitgangspunt om via de synthese van eiwitten de link van informatie naar erfelijke kenmerken te leggen. Structuur van chromatinevezel en chromosoom worden uitgelegd als aanloop op de bespreking van de celdeling. Kanker en mutatie Kankercellen zijn cellen die ongecontroleerd delen. Kankercellen kunnen door verschillende oorzaken ontsnappen aan de controle op celdeling. Hoe gebeurt celdeling en wat loopt er fout in de celcyclus als een cel ontspoort en kankercel wordt? DNA-replicatie wordt gesitueerd in de celcyclus. Mitose vergelijken met meïose en hierbij de link leggen naar ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting. Hoe erven kenmerken over? Het werk van Mendel situeren in de tijd en zijn onderzoeksmethode kort schetsten. Mendelwetten uitleggen aan de hand proefondervindelijke resultaten en toepassen op overerving bij de mens. Van gekoppelde genen en overkruising enkele voorbeelden bespreken aan de hand van de experimenten met fruitvliegjes door Morgan. Erfelijke ziekten Afwijkingen te wijten aan één gen werden al besproken in vorig hoofdstuk. Er kan hier kort ingegaan worden op de herhalingskans. Geslachtsgebonden overerving uitleggen aan de hand van stamboomanalyse. Kleurenblindheid, hemofilie, spierdystrofie van Duchenne, fragiele X-syndroom als voorbeeld bespreken. Chromosoomafwijkingen komen voor bij 60% van de spontane abortussen; voorbeelden van aneuploïdie (trisomie 21, Turner en Klinefelter syndroom) bespreken aan de hand van karyotypen en/of FISH beelden. Translocatie van chromosoom 14 op 21 is ook een oorzaak van Downsyndroom, waarbij echter de herhalingskans veel groter is dan bij een vrije trisomie 21. Van bevruchting tot baby (LPD 36, 37, 38, 39) Regeling van de voortplanting Dat wij (behalve eeneiige tweelingen) allemaal van elkaar verschillen is een gevolg van geslachtelijke voortplanting. De vorming van gameten door meïose en de combinatie van een mannelijke en een vrouwelijke gameet leiden steeds weer tot een unieke mens. Na een (korte) herhaling van bouw van mannelijk en vrouwelijk voortplantingsstelsel, wordt de hormonale regeling van de voortplanting uitgewerkt. Verschillen tussen eicel en zaadcel, en mogelijke beschadigingen van de gameten tijdens hun vorming worden aangehaald.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Van bevruchting tot geboorte
28
Het verloop van de bevruchting en de belangrijke fasen van de zwangerschap (blastogenese, embryogenese en foetale fase) illustreren met schema's en beeldmateriaal. Het verloop van de geboorte en het belang van borstvoeding bespreken. Schadelijke invloeden kunnen tijdens de verschillende periodes van de zwangerschap en bij de geboorte, afwijkingen bij de baby veroorzaken. Verschillende technieken kunnen tijdens de zwangerschap afwijking opsporen. Genetisch advies inwinnen kan voor ouders met erfelijk aandoeningen in de familie belangrijk zijn. Regeling van de vruchtbaarheid Zowel anticonceptiemethoden als fertilisatiemethoden worden met hun voor- en nadelen besproken. Via in vitro fertilisatie kunnen maatschappelijke problemen als overschotten aan embryo's, embryonale stamcellen aangekaart worden. Geneesmiddelen (LPD 40) Voor de instandhouding, de groei en de voortplanting van levende organismen zijn chemische reacties nodig. Als één of ander onderdeel van het menselijk lichaam niet behoorlijk functioneert spreken we van een ziekte en trachten we daaraan vaak te verhelpen door het slikken van geneesmiddelen. Aanvankelijk zocht men in de natuur naar de gepaste remediërende stoffen en was het gebruik louter gesteund op ervaring en overlevering. Wetenschappelijk onderzoek heeft echter de kennis van het verloop van de lichaamsprocessen verfijnd en de doelgerichte ontwikkeling van geneesmiddelen mogelijk gemaakt. Toen gebleken is dat een tekort aan sommige ionen in de voeding aanleiding kan geven tot ziekteverschijnselen en heeft men heilzame preparaten met oligo-elementen gemaakt. Dergelijke minerale geneesmiddelen maken evenwel slechts een kleine minderheid uit van de beschikbare producten. Het gaat meestal om organische stoffen, soms natuuridentieke synthetische materialen zoals vitamine C, maar meestal organische verbindingen die alleen in laboratoria worden vervaardigd. Het proefondervindelijke aspect blijft ook nu nog gehandhaafd: klinisch onderzoek van nieuwe geneesmiddelen moet de efficiëntie en de veiligheid ervan aantonen voor ze op de markt gebracht worden. Chemische beïnvloeding van de menselijke fysiologie leidt ook tot schadelijke nevenverschijnselen: het gebruik van verdovende en verslavende drugs. Een groot aantal daarvan zijn voorhanden in de natuur, andere worden bereid door synthese. Medische beeldvorming (LPD 41, 42) Om het inwendige van de mens te onderzoeken gebruikt een arts verschillende diagnostische technieken. Vandaag zal een arts pas een behandeling uitvoeren na een zeer zorgvuldige diagnose van de patiënt. De arts beschikt hiervoor over hoogwaardige technische middelen. Medische fysici en medische informatici bieden ondersteuning in de radiologieafdeling van het ziekenhuis bij de bediening van de complexe diagnoseapparatuur, bij de bewerking van de medische beelden en verrichten onderzoek tot verbetering van de diagnosetechnieken. Volgende technieken voor medische beeldvorming kunnen aan bod komen: röntgenstraling, CT-scan (computer tomografie), MR-onderzoek (magnetic resonance), nucleaire geneeskunde (gammacamera en PET), echoscopie (ultrageluid). Om inzicht in deze context te verwerven is kennis van elektromagnetische golven noodzakelijk. De begrippen amplitude, golflengte en energie van de elektromagnetische golf kort omschrijven. De röntgenstraling en gammastraling in het elektromagnetisch spectrum situeren. Het onderscheid tussen een elektromagnetische golf en een geluidsgolf verduidelijken. Verschil in wisselwerking tussen straling en materie in de radiologie en de nucleaire geneeskunde beschrijven. In de radiologie bekomt men informatie door de fysische interactie van de weefsels met de gebruikte energie. In de nucleaire geneeskunde bekomt men informatie door de chemische/moleculaire interactie van de radioactieve stoffen met de weefsels. Voor de verschillende technieken de werking schematisch behandelen en het toepassingsgebied omschrijven.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) 2.4 Contextgebied: Wetenschap en maatschappij
29
Biotechnologie (LPD 43) Het verschil tussen klassieke biotechnologie en gentechnologie duidelijk maken aan de hand van voorbeelden. Enkele technieken bestuderen om transgene organismen te bekomen. De leerlingen een overzicht laten opstellen van de toepassingen in de verschillende domeinen (medisch, landbouw, milieu, wetenschappelijk onderzoek, voeding). Pro en contra–discussie over het kweken en verbouwen van transgene gewassen. Het belang van stamcelonderzoek kan hier ook aan bod komen. Evolutie (LPD 44, 45, 46) Hoe wij geëvolueerd zijn tot de huidige mensen is een ingewikkeld proces waarvan vele stappen nog niet helemaal opgehelderd zijn. Van bewijzen voor micro-evolutie tot aanwijzingen voor macro-evolutie Voorbeelden van laboratorium- en veldexperimenten geven bewijzen voor micro-evolutie. Uit verschillende deelgebieden van de biologie (studie van de fossielen, vergelijkende anatomie, embryonale ontwikkeling, verspreiding van organismen op aarde, genetica, moleculaire biologie ...) kunnen aanwijzingen voor evolutie gehaald worden. Geschiedenis van de evolutietheorie De verschillende versies van het ontstaan van de soorten (creationisme, Lamarckisme, Darwinisme) kunnen in historisch perspectief met elkaar vergeleken worden. Evolutie komt tot stand door de inwerking van en aantal evolutiefactoren (genetische drift, isolatie, natuurlijke selectie) op een gevarieerde populatie. Voorbeelden van geografische, ecologische, ethologische isolatie kunnen soortvorming verduidelijken. Adaptieve radiatie (Darwinvinken op Galapagos), ringsoorten, natuurlijke selectie in het Victoriameer ... zijn mogelijke illustraties voor het begrip soortvorming. Evolutiegeschiedenis van de mens Omdat het ontstaan van de mens maar een minuscule etappe in de evolutie van het leven op aarde is, kunnen ook kort en aantal belangrijke stappen in de voorgeschiedenis van de mens besproken worden. Bij de mensachtigen worden Australopithcus soorten, Homo habilis, Homo erectus, Homo sapiens neanderthalensis, Homo sapiens sapiens met elkaar vergeleken voor wat betreft de periode en locatie waarin ze leefden, hun eigenschappen qua bouw, verworvenheden, kunstuitingen ... Wat is de genetische toekomst voor de mens? Het menselijk genoom evolueert steeds sneller. Van trilling tot nanotechnologie (LPD 47, 48, 49, 50) In het dagelijks leven maakt de mens veel gebruik van trillende systemen zoals een veersysteem in de auto of een aangeslagen snaar van een gitaar. De beweging kan periodiek of in bepaalde gevallen harmonisch zijn. Bij de harmonische trilling de begrippen uitwijking, evenwichtstand, amplitude, periode en frequentie bespreken. We onderscheiden de mechanische golven, waarbij verdunningen en verdichtingen doorheen een medium bewegen zoals een geluidsgolf door lucht en elektromagnetische golven zoals licht dat zich voortplant zonder medium. De soorten lopende golven met voorbeelden illustreren. De fysische eigenschappen van het geluid bespreken om inzicht te verwerven in contexten zoals geluidsterkte en gehoorschade, decibel en decibelmeter, geluidsnelheid in verschillende middenstoffen, dopplereffect, beperking van geluidsoverlast door absorptie en isolatie. Geluidsgolven, lichtgolven (EM-golven) bezitten een aantal gemeenschappelijke eigenschapen zoals terugkaatsing, breking, buiging, interferentie. Deze eigenschappen illustreren met experimenten of voorbeelden. Voorbeelden van elektromagnetische straling en hun bronnen beschrijven. Energieoverdracht tussen mechanische systemen illustreren door resonantieverschijnselen bij geluid. De interactie tussen de elektromagnetische golf en de materie toelichten door bijvoorbeeld opwarming van voedsel bij een microgolf, fotocel, zonnecel, gebruik van optische witmakers in veel detergenten of fluorescentie van papier en tonic. Enkele voorbeelden van biomedische nanotechnologie beschrijven zoals optische nanochirurgie, het gebruik van biosensoren, medische beeldvorming, bionica (implantaten).
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
3
30
WENKEN VOOR DE INFORMATIEOPDRACHT
Om de doelstellingen van maatschappij en samenleving na te streven maken de leerlingen minimaal vier informatieopdrachten of één opdracht per contextgebied. Bij het uitvoeren van deze opdracht ontwikkelen de leerlingen de informatievaardigheden. De leerlingen maken de opdracht persoonlijk of in kleine groepjes (max. 3 lln.). De leraar zal er op toezien dat het onderwerp van deze opdracht verband houdt met de leerstofinhouden. Het is de belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen, de opdracht beperkt te houden en de taakverdeling binnen een groepje goed te rapporteren. Doordat de opdracht een apart werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen. Het is van belang dat de leerlingen informatie leren opzoeken (efficiënt gebruik van het internet toelichten) maar ook dat zij informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst. Leerlingen leren bijvoorbeeld informatie opzoeken en verwerken over historische figuren zoals: Faraday, Newton, Marie Curie, Einstein, Lavoisier, Darwin, Mendel ... of over technische toepassingen van de wetenschappelijke kennis. Bij het opzoeken van informatie over een historisch wetenschapsfiguur leren ze het belang van zijn bijdrage voor de wetenschap verwoorden en situeren. In het geval een leerling een maatschappelijk-natuurwetenschappelijk vraagstuk als opdracht kiest is het de bedoeling dat de leerling een eigen gefundeerde mening kan verdedigen steunend op betrouwbare informatie. Voorbeelden voor de informatieopdracht binnen de vier contextgebieden: • Materie, energie en leven o
Naar de kern van de materie
o
o
o
ioniserende straling -
in de geneeskunde: gebruik van radiotherapie of medische beeldvorming
-
in de landbouw: voedseldoorstraling
-
in de archeologie en kunst: dateringsmethode
-
in de energieproductie: werking kerncentrale
-
in het huis: radon en gezondheid
informatie verwerven en verwerken over historische wetenschapsfiguren zoals: H. Becquerel, M. Curie ...
Biomoleculen en de cel
samenstelling van boter en margarine met elkaar vergelijken
bouw en werking van celorganellen
afmetingen van cellen
elektronenmicroscopie en fluorescentiemicroscopie
relatie tussen functie van cellen en stofwisselingsziekten
Naar de kern van het leven
endosymbiontentheorie
tijdsband over de eerste levensvormen
ontstaan van de atmosfeer en het eerste leven op aarde
opzoeken welke factoren bepalend zijn voor het leven op het land
van Volta tot de zonnewagen
veiligheid bij hevig onweer: veiligheidstips geven over de houding en de plaats van een persoon bij bliksem
het principe van de fotokopieermachine
gevaren bij het overpompen van brandstoffen
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 31 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) informatie verwerven en verwerken over historische wetenschapsfiguren zoals: Franklin, Volta ...
de gevaren van elektrische stroom voor het menselijk lichaam
de elektrische huisschakeling (kortsluiting, overbelasting), kostprijsberekening (gebruik van de kWh, de kWh-meter), de dikte van de elektrische draden, beroepsmogelijkheden als elektrotechnicus
de veiligheidsaspecten bij het gebruik van elektrische toestellen zoals aarding, aardlekschakelaar
informatie verwerven en verwerken over historische wetenschapsfiguren zoals: Ohm, Ampère, Edison ...
toepassingen van elektromagneten beschrijven zoals de elektrische bel, de luidspreker, een relais,
werking van een inductiekookplaat
informatie verwerven en verwerken over belangrijke wetenschapsfiguren zoals: Lorentz, M. Faraday
• Wetenschap en sport o
o
Beweging en atletiek
Vergelijking van video-opnames van de verschillende loopsters
Voorbereiding van de sprint (start, voeding, concentratie)
Analyse van de beweging van de polsstokspringer(ster)
Sportdrank en voeding
o
Sporten en spieren
o
Vergelijkende studie van sportdranken Welke effecten hebben krachttraining en duurtraining op spieren
Kunststoffen en sport
de samenstelling van een moderne polsstok opzoeken opzoeken hoe koolstofvezels worden gemaakt wat is een carbon-fiets? uit welk materiaal bestaat een fietshelm? uit welk materiaal bestaat een fietszadel van een racefiets? wat is Gore-tex en wat zijn er de eigenschappen van? wat is Kevlar?
• Wetenschap en gezondheid o
o
Jij en je genen
Inventarisatie van de reeds gekende menselijke kenmerken en hun manier van overerven
Actuele toepassingen van moleculaire biologie (DNA-chip, RNA-interferentie, onderzoek rond telomeren, FISH ...)
Erfelijke ziekten
Geneesmiddelen
Waarom zijn ionen zoals Fe3+, K+, Na+, I- en Se2+ noodzakelijk in ons lichaam?
Zoek de herkomst en de heilzame werking van een aantal geneeskrachtige kruiden. Welke bestanddelen ervan zijn actief?
Geef de naam en het fysiologische effect van een paar synthetische geneesmiddelen.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Schets de historiek van aspirine, penicilline en de effecten op het lichaam
o
o
32
Medische beeldvorming
Echografie (Waarom krijg je altijd een gel op je huid voordat de transducer op de huid gedrukt wordt? Waarom kan echografie niet toegepast worden om longweefsel te onderzoeken? Zoek informatie over een bepaalde echoscan.)
Nucleaire geneeskunde (Waarom mag een patiënt na het maken van een röntgenopname direct het ziekenhuis verlaten terwijl een patiënt die een gammafoto heeft laten maken enige tijd in een afgeschermde omgeving moet verblijven voor het ziekenhuis te verlaten?)
Opzoeken van informatie, lezen en verwerken van teksten over technieken van medische beeldvorming
Van bevruchting tot baby
Oorzaken van onvruchtbaarheid en vruchtbaarheidsmethoden
Informatie opzoeken over zwangerschapsproblemen of ontwikkelingsstoornissen
Voeding en zwangerschap
Echografie onschuldig voor de baby?
Vergelijkende studie anticonceptiva
Natuurlijke bevalling
Borstvoeding
• Wetenschap en maatschappij o
o
o
4
Biotechnologie
Belang van het stamcelonderzoek
Toepassingen van gentechnologie in landbouw en veeteelt, geneeskunde, genetica, afvalverwerking ...
De maakbare mens
Evolutie
Vergelijkende studie van stambomen van Hominiden
Tijdsband over het verloop van de evolutietheorie
Evolutiegeschiedenis van de mens (biologisch, technisch, cultureel)
Van trilling tot nanotechnologie
Gehoorbeschadiging bij geluidsoverlast
Sonar bij het detecteren van schepen
Werking van een fotocel, zonnecel, digitale camera(CCD, CMOS)
Informatie opzoeken over historische figuren zoals A. Einstein, Huygens
Informatie opzoeken over nieuwe technieken in verband met nanotechnologie
WENKEN VOOR DE LEERLINGENPROEVEN
Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. Deze klasproef kan niet als een leerlingenproef worden beschouwd
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 33 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Het is de bedoeling de proeven een uitdagend en motiverend karakter te geven en het verband met een dagelijkse context te illustreren. Om de eigen inbreng van leerlingen te stimuleren en leerlingen in toenemende mate van zelfstandigheid te laten werken tijdens de leerlingenproeven zijn volgende factoren van belang: •
een motiverende en uitdagende stimulus bieden waardoor het experiment een duidelijk doel en betekenis bekomt;
•
de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om actief en zelfstandig een aantal beslissingen te nemen;
•
de mogelijkheid bieden om hun eigen ideeën te verwoorden en te overleggen tijdens de uitvoering van de proef.
De leerlingenproef kan ondersteund worden met een instructieblad dat kan variëren van een gesloten opdracht tot een open opdracht naargelang het niveau van zelfstandigheid van de leerling dat men wil bereiken. De uitvoering van de leerlingenproef gebeurt in kleine groepjes en hierbij leren de leerlingen zelfstandig een verslag opmaken en zoveel mogelijk gebruik maken van ICT. Het verslag bevat minimaal volgende punten: •
doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;
•
een beschrijving of tekening van de opstelling;
•
een beschrijving van onderzoeksmethode, relevante formules, oplossingsformule;
•
uitvoeren van de proef: weergave van meetwaarden met aandacht voor beduidende cijfers in een tabel en/of een grafiek;
•
evaluatie: formuleren van het besluit en opmerkingen.
Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking over de resultaten van de leerlingenproef klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, orde en netheid, gedrag, opvolgen van instructies, aandacht voor de veiligheid, opmaak van het verslag ... Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. De leerlingen leren ook veilig en milieubewust omgaan met allerlei stoffen. Laat de leerlingen niet met giftige stoffen (bij v. kwik) werken. Voor onderrichtingen i.v.m. veiligheid is er een samenvatting te raadplegen op de website: pbd.gemeenschapsonderwijs.net/veiligheid. Bij het gebruik van radioactieve bronnen is het aangewezen om de richtlijn van de inspectie op te volgen: www.onderwijsinspectie.be/SO/veiligheid/radioactieve_producten.doc
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Overzicht van mogelijke leerlingenproeven: o
o
o
o
34
Materie, energie en leven
Microscopie van de cellen
Aantonen van sachariden, lipiden, proteïnen (Fehling, biureet, zetmeel/dijood)
Aantonen van organische stoffen in levensmiddelen
Wet van Ohm
Proeven i.v.m. serie en parallelschakeling
Een ester bereiden (bijv. de reactie van azijnzuur met 1-pentanol)
Ethanol verbranden.
Botervet en plantaardige olie oplossen in hexaan en laten reageren met een dibroomoplossing.
Wetenschappen en sport
Proefjes over de eigenschappen van kunststoffen uitvoeren (vervorming bij verwarming, krimpkous, superslurpers).
Onderzoek van een beweging (ERVB)
Bepaling van de reactietijd van de mens
Bepaling van de krachten bij het afzetten voor een sprong
Samenstelling van sportdranken analyseren
De zuurgraad van sportdranken nagaan
Proefje over contractie van spieren
Een neutralisatiereactie uitvoeren
Bufferoplossingen maken en de werking ervan testen.
Polariteit van water aantonen – Hoe vetvlekken verwijderen uit je kleren? (Polaire of apolaire karakter van de opgeloste stof en het oplosmiddel)
Wetenschap en gezondheid
DNA extraheren
Simulaties van elektroforese (DNA-fingerprinting)
Rollenspel erfelijke ziekten
Voedingsschema voor verschillende sporten
Onderzoek van aspirine
Wetenschap en maatschappij
Stamboomanalyse
Onderzoek van een slingerbeweging of van de beweging van een massa aan een veer
Bepaling van de golflengte met een rooster
Bepaling van de geluidssnelheid
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
35
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN 1 Veiligheid Om aan de nodige veiligheids- en milieuvoorschriften te voldoen dienen o.a. aanwezig te zijn: veiligheidstekens, veiligheidskasten voor de opslag van gevaarlijke producten (voorzien van de overeenkomstige gevarensymbolen), blustoestel, emmer met zand, branddeken, metalen papiermand, labojassen, veiligheidsbrillen, oogdouche of oogwasfles, handschoenen, EHBO-kit met brandzalf, wandplaat en/of lijst met R- en S-zinnen, containers of flessen voor selectief verzamelen van afvalstoffen. Klaslokaal De lessen moeten steeds gegeven worden in het daartoe bestemde lokaal, voorzien van een goed uitgeruste leraarstafel en leerlingentafels met water, gas en elektriciteit. Het lokaal moet demonstratie- en leerlingenproeven toelaten en is uitgerust voor projecties (met tv, video en/of cd-rom, overhead- en diaprojector). Verduistering van het lokaal is noodzakelijk. Tevens dient er ook één minstens goed uitgeruste computer (met cd-romdrive, printer, mogelijkheden voor 'real-time'-metingen), dataprojector, scherm en internetaansluiting aanwezig te zijn. Het materiaal voor de leerlingenproeven moet voldoende talrijk aanwezig zijn. Het didactisch materiaal. De leerkracht zal er moeten voor zorgen het didactisch materiaal in de klas systematisch te (laten) onderhouden en in de mate van het mogelijke te vernieuwen. Bij de verschillende didactische firma‘s zijn catalogi met prijsoffertes te verkrijgen. Door het geregeld bijwonen van studiedagen en onderhouden van contacten met collega‘s blijft men op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen of interessante aanbiedingen. Gemeenschappelijk gebruik van laboratoria vergt afspraken met collega‘s. Elke kast in het lokaal dient voorzien te zijn van een inventaris van het aanwezige materiaal. Algemene uitrusting In de voorraadkamer bevinden zich de nodige kasten, met de nodige chemicaliën en stoppenassortiment. Meetapparatuur: digitale balans, kwikbarometer (of metaalbarometer), set meetspuiten, pH-meter, meetlat, klaschronometer, multimeter, handchronometer, geodriehoek, rolmeter. Statiefmateriaal: statieven, ringen, vuurvast gaas, klemmen, noten Glaswerk (eventueel kunststof): reageerbuizen, bekerglazen, erlenmeyers, kolven, trechters, maatcilinders, petrischalen, glazen buizen. Toestellen: vacuümpomp met toebehoren, centrifuge, microscoop, spanningsbron, incubatieoven, koelkast, osmosecel, elektrolysetoestel, bunsenbrander (of kookplaat), mortier met stamper, dialyseslang Bibliotheek met allerlei naslagwerken, tijdschriften, brochures, enz.
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
1
Specifiek materiaal voor de module fysica
Elektriciteit en magnetisme Elektrostatica Staven voor het aantonen ladingen (plastiek en glas) Elektroscopen Toestel voor aantonen van elektrische veldlijnen Elektrodynamica Paneel met weerstandsdraden Schuifweerstanden: 10 Ω (10 A); 100 Ω (1 A) Elektromagnetisme Staafmagneten hoefijzermagneet IJzervijlsel Magneetnaald op voet Toestel voor aantonen van magnetische veldlijnen Aluminium ring (Ring van Thomson) Spoelen: 2x (250 windingen; 500 w; 1000 w), paar poolschoenen Model elektromotor Model generator Kernfysica Geiger-Müllerteller Radioactieve bron van klasse IV Kracht en beweging Valgeul van Galileï (luchtkussen)baan en toebehoren(tweede wet van Newton) Trillingen en golven Slingers Toestel voor het aantonen van resonantie Rubberen koord Rimpeltank met toebehoren Lange spiraalveer(slinky) Functiegenerator Experimenteermotor of trillingsgenerator Stroboscoop Geluid Stemvork: 440 Hz (2x), 265 Hz, 1700 Hz Buis van Kundt Luidspreker
36
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) Decibelmeter
37
Licht Roosters en plaatjes met evenwijdige dubbele openingen Laser U.V.-lichtbron Spectraallampen: Na, H2, Hg Zinken plaat voor op elektroscoop (Wulfelektroscoop)
2
Specifiek materiaal voor de module biologie
Voor het uitvoeren van demonstraties en proeven, naast het maken van observaties nodig om de leerplandoelstellingen te bereiken, dient volgende basisuitrusting aanwezig te zijn: • • • • •
modellen: de cel, DNA, mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen, schedels van mensapen en mensachtigen; microscopen; draag- en dekglaasjes; microscooppreparaten en foto’s en/of dia’s; petrischalen.
Chemicaliën glucose, glycerol, keukenzout, NaOH-pastilles, fenolftaleïne, clinistix, albustix, lugol, zetmeel, waterstofperoxide, ethanol, mangaandioxide, detergent, universeelindicator (papier en/of vloeibaar), amylase, proteïnase, methyleenblauw, buffers.
3
Specifiek materiaal voor de module chemie
In de voorraadkamer bevinden zich de nodige veiligheidskasten met de nodige chemicaliën en voldoende glaswerk (reageerbuizen, bekerglazen, erlenmeyers, trechters ...) voor demonstratie- en leerlingenproeven. Moleculemodellen Voor het werken in contexten is het nodig dat een aantal producten vooral uit het dagelijkse leven ter beschikking zijn, zoals: zuren: • azijnzuur in de vorm van tafelazijn; • ‘koolzuurhoudend’ water (bruisend mineraalwater); • ontkalkingmiddelen (mierenzuur); • zoutzuur. basen: • ammoniak; • natriumhydroxide in de vorm van gootsteenontstopper, vaatwasmachinemiddel; • gebluste kalk; • kalkwater. zouten: • keukenzout (in originele verpakking); • maagzout; • kristalsoda; • strooizout (calciumchloride); • calciumcarbonaat (marmer, eierschalen, oesterschelpen …);
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) • gips (calciumsulfaat); • bruistabletten; • meststoffen (nitraten, fosfaten …); • ertsen. indicatoren: • rodekoolsap (vers bereid); • lakmoes; • fenolftaleïne; • universeelindicator. brandstoffen: • aardolie en aardolieproducten; • cokes en steenkool; • brandspiritus (hoofdbestanddeel ethanol); • campinggas (een leeg blikje om te laten zien is genoeg); • kaarsen. reinigingsmiddelen: • afwasmiddel; • bleekwater; • allesreiniger; • wasmiddelen. metalen: • aluminium: verpakkingen (bakjes, schaaltjes), folie; • ijzer: poeder, staalwol, spijkers (ook roestige); • zink; • koper; • lood; • magnesium; • legeringen: roestvrij staal, soldeer, brons, messing … niet-metalen: • zwavel (lucifers, pijpzwavel); • houtskool; • Norit®: geneesmiddel, aquariumfilter; • grafiet (potlood, kachelpoets). kunststoffen: • polyetheen (verpakkingszakjes, flessen …); • pvc; • isolatiematerialen (‘isomo’); • siliconen; • textielvezels, liefst met etiket (polyester, nylon …).
38
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
39
EVALUATIE 1. De evaluatie heeft een tweevoudig doel De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leerkracht de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het Schoolreglement en het Schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2. Eigenschappen van een goede evaluatie Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en /of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
3. Soorten evaluatie 3.1
Dagelijks werk (deelproeven)
Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar om de leerlingen individueel te begeleiden, en om de oorzaken van de achterstand te achterhalen en, mits aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen. ‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren, geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB) zullen deze leerlingen geholpen worden.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
40
Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht worden. De hoofdbedoeling moet blijven, om zo veel als mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen. Verwacht meer en je zult meer krijgen. Hoge verwachtingen zijn voor iedereen belangrijk, zowel voor leerlingen die moeilijk meekunnen en voor zij die zich niet erg willen inspannen als voor goede, gemotiveerde leerlingen. Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie van de afgelopen periode. Zowel cognitieve als affectieve en psychomotorische doelstellingen komen hierbij aan bod. De leerkracht houdt hiervoor een evaluatieschrift bij. Bij elk cijfergegeven moet summier weer te vinden zijn wat de bedoeling van de evaluatie was. Hiervoor kan de leraar beschikken over: - notities over het leergedrag van de leerling in de klas; - klasgesprekken; - mondelinge overhoringen; - korte schriftelijke toetsen; - herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten); - informatieopdracht; - kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk; - notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden; 3.2
Examens (eindproeven)
Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de minimumdoelstellingen (eindtermen) getoetst worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden. De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden. De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een niet-absolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien. Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop ervan. De leerkracht zorgt ervoor dat minimum 75% van de examenvragen het bereiken van de minimumdoelstellingen (eindtermen en andere minimumdoelstellingen) toetst.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
41
4. Algemene richtlijnen De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd. Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over: -
een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt;
-
de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces;
-
een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof;
-
een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen;
-
een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden.
Indien in een klas leerlingen van verschillende opties of studierichtingen samen alle lessen of een deel van de lessen volgen, dan is binnen deze klas differentiatie van vragen toegelaten. Bij eventueel herexamen zal men voor de leerling de leerstof voor dat herexamen zeer nauwkeurig schriftelijk bepalen.
5. Correctie Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken. De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
42
BIBLIOGRAFIE 1
Pedagogisch-didactische naslagwerken
Raadpleeg de catalogi van de verschillende uitgevers: Voor meer informatie zie: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/wetenschappen 2
Algemene naslagwerken natuurwetenschappen
ANGENON, A., Werken met grootheden en wettelijke eenheden, Die Keure, Brugge,1998, ISBN 9057510677 BIJKER H.J., DORST J.H. e.a., SI-eenheid voor eenheid, Noordnederlands boekbedrijf Binas, Informatieboek vwo-havo natuurwetenschappen, (4de druk), Wolters –Noordhoff, Groningen. BLIECK, A. e.a., Instrumentarium voor leerkrachten en schoolteams, Vakoverschrijdende thema's in het secundair onderwijs: gezondheidsopvoeding, milieu-educatie en relationele vorming, Uitgeverij Garant, Leuven-Apeldoorn, 1994 BROEK (VAN DE), J., Over sneeuwballen en glaasjes melk, (100 alledaagse onderwerpen ontmaskerd), Uitg. ten Hagen & Stam, Den Haag, 20000 CHALMERS, A.F., Wat heet Wetenschap?, Boom, Amsterdam, 1994 MEADOWS, J., Geschiedenis van de Wetenschap, Natuur & Techniek, Amsterdam, ISBN 90 68251 902 SIMMONS J., De Top-100 van wetenschappers, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1997, ISBN 90-2746185-6 STÖRIG, H. J., Geschiedenis van de Wetenschap, 3 delen, Prisma, Utrecht HULSPAS, M. en NIENHUYS, J.W., Encyclopedie der pseudo-wetenschappen, Uitg. De Geus, Breda 3
Tijdschriften
MENS (Milieu-Educatie, Natuur & Samenleving), driemaandelijks tijdschrift, Te Boelaarlei 23, 2140 Antwerpen, www.2mens.com Natuurwetenschap & Techniek, Postbus 3144, 4800 DC Breda, http://www.natutech.nl/ Natuur en Wetenschap, Zuidstraat 211, 3581 Beverlo, http://www.new.be.tf/ NVOX, Tijdschrift voor natuurwetenschappen op school, Uitgave van NVON, de Nederlandse vereniging voor het onderwijs in de natuurwetenschappen, http://home.svm.nl/natwet/nvox/index.htm EOS-Magazine, Wetenschap en Technologie voor Mens en Maatschappij, Uitg. Cascade, www.eos.be VELEWE - Vereniging voor leerkrachten wetenschappen, nieuwsbrief, www.velewe.be Bio, tijdschrift van de VOB - Vereniging voor leerkrachten biologie, gezondheidszorg en milieueducatie, tijdschrift biologie plus jaarboek, http://www.vob-ond.be/
4
Transparanten
TTE-reeks (Transparencies To Educate), Antwoordnummer 1796, 7550 WB Hengelo (NL) DIDAC-reeks, KVCV-Onderwijs: http://onderwijs-opleiding.kvcv.be/didac.html
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) 5 Brochures en repertoria
43
Gevaarlijke stoffen en preparaten (herken ze, bescherm u), een uitgave van het Commissariaatgeneraal voor bevordering van de arbeid, 1040 Brussel Voorkomen en bestrijden van radon, Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, Violetstraat 21, 1000 Brussel Platform, een onderwijsdossier over kunststoffen, www.apme.org, (Association of Plastics Manufacturers in Europe), Afdeling Communicatie, E. Van Nieuwenhuyselaan 4, bus 3, 1160 Bussel
6 Tijdbalk Natuurwetenschappen: www.worldhistory-poster.com via SKEPP vzw, Laarbeeklaan 103, 1090 Jette 7
Cd-roms:
- Het Digitale Archief - Natuur & Techniek, Deel 1 en 2 - Overal interactief (Algemene Natuurwetenschappen) – Educatieve Partners Nederland, NL, www.epn.nl/overal/ - Nederlandstalige Encyclopedie, SoftKey, Amsterdam, ISBN: 90-5432-168-7 - De Grote Encyclopedie '98, ISBN: 90-5167-655 - Science Interactive Encyclopedie, Hachette Multimedia - Encarta Encyclopedie, Winkler Prins Editie, Microsoft - Eyewitness Encyclopedia of Science, Dorling Kindersley - World Book - Multimedia Encyclopedia, IBM, Mediamix, (Naslagwerk met link naar Internet) Voor meer informatie o.a. richtlijnen, lesmateriaal, nuttige links, zie: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/wetenschappen
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
44
EINDTERMEN 1. GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOOR WETENSCHAPPEN 1. Onderzoekend leren/leren onderzoeken Met betrekking tot een concreet wetenschappelijk of toegepast wetenschappelijk probleem, vraagstelling of fenomeen kunnen de leerlingen g1.
relevante parameters of gegevens aangeven, hierover informatie opzoeken en deze oordeelkundig aanwenden.
g2.
een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven hoe deze kan worden onderzocht.
g3.
voorwaarden en omstandigheden die een hypothese (bewering, verwachting) weerleggen of ondersteunen, herkennen of aangeven.
g4.
ideeën en informatie verzamelen om een hypothese (bewering, verwachting) te testen en te illustreren.
g5.
omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden, inschatten.
g6.
aangeven welke factoren een rol kunnen spelen en hoe ze kunnen worden onderzocht.
g7.
resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de verwachte, rekening houdend met de omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden.
g8.
resultaten van experimenten en waarnemingen verantwoord en bij wijze van hypothese, veralgemenen.
g9.
experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden.
g10. doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen. g11. waarnemings- en andere gegevens mondeling en schriftelijk verwoorden en weergeven in tabellen, grafieken, schema's of formules. g12. alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er een verslag over uitbrengen. 2. Wetenschap en samenleving De leerlingen kunnen met betrekking tot de vakinhoudelijke eindtermen g13. voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van de natuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen. g14. met een voorbeeld verduidelijken hoe de genese en de acceptatie van nieuwe begrippen en theorieën verlopen. g15. de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en de leefomstandigheden van de mens met een voorbeeld illustreren. g16. een voorbeeld geven van positieve en nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen. g17. met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingen illustreren. g18. met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische belangen de ontwikkeling van de natuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen. g19. met een voorbeeld de wisselwerking tussen natuurwetenschappelijke en filosofische opvattingen over de werkelijkheid illustreren. g20. met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, nl. verworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn. g21. met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) 3. Attitudes
45
De leerlingen g22.* zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden g23.* houden rekening met de mening van anderen g24.* zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen. g25.* zijn bereid om samen te werken g26.* onderscheiden feiten van meningen of vermoedens g27.* beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief g28.* trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden g29.* hebben aandacht voor correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data. g30.* zijn ingesteld op veilig en milieubewust uitvoeren van een experiment g31.* houden zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten. Met het oog op de controle door de inspectie werden de attitudes met een * aangeduid.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
2.
46
VAKSPECIFIEKE EINDTERMEN FYSICA
1. ALGEMENE EINDTERMEN Algemene eindtermen zijn vakgebonden eindtermen die niet aan één welbepaalde vakinhoud zijn gebonden. De leerlingen kunnen f1.
grootheden uit onderstaande tabel benoemen; de eenheid ervan aangeven; definiëren in woorden en met behulp van de formule de eenheid aangeven; het verband leggen tussen deze eenheid en de basiseenheden uit het SI-eenhedenstelsel; de formule toepassen.
Grootheid
Symbool
Eenheid
Formule
Versnelling bij E.V.R.B.
a
m/s²
a = Δv/Δt
Snelheid bij E.C.B.
v
m/s
v = 2πr/T
Periode
T
s
Frequentie
f
Hz
Hoeksnelheid bij E.C.B.
ω
rad/s
Centripetaalversnelling
a
m/s
Neutronental
N
Atoomnummer
Z
Massagetal
A
Lading
Q
C
Halveringstijd
T1/2
s
Stralingsactiviteit
A
Bq
Magnetische inductie
B
T
Geluidsniveau
L
dB
f = 1/ T 2
ω = 2π/T a = v2/r
A=Z+N
y(t)=Asinωt of
Uitwijking van H.T.
s(t)=rsinωt Golflengte
λ
m
λ = vT
Golfsnelheid
v
m/s
V =λ f
Elektrische spanning
U
V
U = W/Q
Elektrische stroomsterkte
I
A
I = ΔQ/Δt
Ohmse weerstand
R
Ω
R = U/ I
Vermogen bij ohmse weerstand
P
W
P=UI
f2. f3. f4.
het belang van behoudswetten illustreren (energie en lading). met voorbeelden uitleggen dat opeenvolgende energieomzettingen, met de daarmee gepaard gaande degradatie van energie, de evolutie van het fysische systeem bepaalt. in concrete toepassingen de grootteorde van fysische grootheden aangeven.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, 47 Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) f5. aangeven met welk meetinstrument volgende fysische grootheden gemeten kunnen worden: geluidsniveau, magnetische inductie, stralingsactiviteit en de meetinstrumenten voor spanning en stroomsterkte hanteren. f6. fysische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg systematisch opzoeken en weergeven in grafieken, diagrammen of tabellen, desgevallend met behulp van ICT. f7. het belang van fysische kennis in verschillende opleidingen en beroepen illustreren.
2. VAKINHOUDELIJKE EINDTERMEN De inhoudelijke eindtermen worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige wijze steunen op de pijlers van fysica als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap.
2.1 Beweging en kracht De leerlingen kunnen f8. f9. f10.
de beweging van een voorwerp beschrijven in termen van positie, snelheid en versnelling (eenparig versnelde en eenparig cirkelvormige beweging). de invloed van de resulterende kracht en van de massa op de verandering van de bewegingstoestand van een voorwerp kwalitatief en kwantitatief beschrijven. de wet van behoud van energie toepassen.
2.2 Materie en straling De leerlingen kunnen f11. f12. f13.
de effecten van de interactie tussen elektromagnetische straling en materie beschrijven aan de hand van verschijnselen zoals het foto-elektrisch effect en elektromagnetische spectra. de oorsprong en enkele toepassingen van natuurlijke en kunstmatig opgewekte ioniserende straling beschrijven. α, β-, γ straling van elkaar onderscheiden op basis van hun eigenschappen (aard, lading, energie); het vervalproces waarbij ze uit een radionuclide worden gevormd beschrijven en dit proces karakteriseren met behulp van de halveringstijd.
2.3 Trillingen en golven De leerlingen kunnen f14. f15. f16.
de oorzaak en eigenschappen van een harmonische trilling omschrijven en in concrete voorbeelden illustreren. met behulp van het golfmodel interferentie, terugkaatsing en breking van licht of geluid beschrijven. de energieoverdracht door mechanische en elektromagnetische golven aan de hand van verschillende verschijnselen, waaronder resonantie, illustreren.
2.4 Elektriciteit en magnetisme De leerlingen kunnen f17. f18. f19. f20. f21. f22.
het verband leggen tussen elektrische spanning, verandering van elektrische potentiële energie en elektrische lading. voor een geleider in een gelijkstroomkring het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand toepassen. de energieomzettingen in elektrische schakelingen met voorbeelden illustreren en het vermogen berekenen. met voorbeelden illustreren dat ladingen in beweging aanleiding geven tot magnetische krachten. met behulp van de magnetische kracht de werking van een motor beschrijven. met behulp van elektromagnetische inductie de werking van de generator beschrijven.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week)
48
3. VAKSPECIFIEKE EINDTERMEN BIOLOGIE
1. ALGEMENE EINDTERMEN Algemene eindtermen zijn vakgebonden eindtermen die niet aan een welbepaalde vakinhoud zijn gebonden. De leerlingen kunnen b1
kenmerken van een gezonde levenswijze verklaren.
b2
illustreren dat biologisch verantwoord handelen noodzakelijk is voor het individu.
b3
een kritisch oordeel formuleren over de wisselwerking tussen biologische en maatschappelijke ontwikkelingen.
b4
macroscopische en microscopische observaties verrichten in het kader van experimenteel biologisch onderzoek.
b5
biologische verbanden in schema’s of andere ordeningsmiddelen weergeven.
b6
informatie op gedrukte en elektronische dragers opzoeken, raadplegen en zelfstandig verwerken.
b7
studie- en beroepsmogelijkheden opnoemen waarvoor biologische kennis noodzakelijk is.
b8
* De leerlingen hebben aandacht voor de eigen gezondheid en die van anderen.
2. VAKINHOUDELIJKE EINDTERMEN De vakinhoudelijke eindtermen worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige wijze steunen op de pijlers van biologie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap.
2.1 De cel De leerlingen kunnen b9 b 10
b 11 b 12 b 13
celorganellen, zowel op lichtmicroscopisch als op elektronenmicroscopisch niveau, benoemen en functies ervan aangeven. met behulp van eenvoudige voorstellingen de bouw van sachariden, lipiden, proteïnen, nucleïnezuren, mineralen en water verduidelijken, en hun belang voor de celstructuur en het celmetabolisme aan de hand van een voorbeeld toelichten. verschilpunten tussen mitose en meiose opsommen en het belang van beide soorten delingen aantonen. in een celcyclus de DNA-replicatie situeren en het verloop ervan uitleggen. de eiwitsynthese beschrijven.
2.2 Voortplanting De leerlingen kunnen b 14 primaire en secundaire geslachtskenmerken bij man en vrouw beschrijven en hun biologische betekenis toelichten. b 15 de rol van geslachtshormonen bij de menstruatiecyclus en bij de gametogenese toelichten. b 16 methoden van regeling van de vruchtbaarheid beschrijven en hun betrouwbaarheid bespreken. b 17 het verloop van de bevruchting, de ontwikkeling van de vrucht en de geboorte beschrijven en de invloed van externe factoren op de ontwikkeling bespreken.
2.3 Genetica De leerlingen kunnen b 18 de wetten van Mendel toepassen op voorbeelden, ook bij de mens. b 19 overkruising, geslachtsgebonden genen, gekoppelde genen en genenkaarten aan de hand van voorbeelden toelichten. b 20 implicaties van verschillende types mutaties toelichten aan de hand van voorbeelden bij de mens.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) b 21 aan de hand van een voorbeeld uitleggen dat de mens door ingrijpen op niveau van het DNA genetische eigenschappen kan wijzigen.
49
2.4 Evolutie De leerlingen kunnen b 22 aanwijzingen voor biologische evolutie formuleren. b 23 uitleggen hoe, volgens hedendaagse opvattingen over evolutie, nieuwe soorten ontstaan. b 24 de biologische evolutie van de mens toelichten.
4.
VAKSPECIFIEKE EINDTERMEN CHEMIE
1. ALGEMENE EINDTERMEN Algemene eindtermen zijn vakgebonden eindtermen die niet aan een welbepaalde vakinhoud zijn gebonden. De leerlingen kunnen c1
een determineertabel gebruiken met minstens volgende stofklassen Stofklassen algemene formule
c2 c3 c4 c5
naam
R-H
Alkanen
R-CH=CH-R’
Alkenen
R-C≡C-R’
Alkynen
R-OH
Alcoholen (Alkanolen)
R-X
Halogeniden (Halogeenalkanen)
R-NH2
Aminen (Alkaanaminen)
R-CHO
Aldehyden (Alkanalen)
R-CO-R’
Ketonen (Alkanonen)
R-COOH
Carbonzuren (Alkaanzuren)
R-COO-R’
Esters (Alkylalkanoaten)
R-CO-NH2
Amiden (Alkaanamiden)
R-O-R’
Ethers (Alkoxyalkanen)
veilig en verantwoord omgaan met stoffen en chemisch afval, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken. met eenvoudig materiaal een neutralisatiereactie en een redoxreactie uitvoeren. de aanwezigheid van een stof vaststellen met behulp van een gegeven identificatiemethode. chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg systematisch opzoeken, en met behulp van ICT weergeven in grafieken, diagrammen of tabellen.
ASO – 3e graad – Basisvorming Economie-moderne talen, Economie-wiskunde, Grieks-Latijn, Grieks-moderne talen, Grieks-wiskunde, Humane wetenschappen, Latijn-moderne talen, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Moderne talen-topsport, Wiskunde-topsport AV Natuurwetenschappen (1e jaar: 2 lestijden/week, 2e jaar: 2 lestijden/week) c6 het belang van chemische kennis in verschillende opleidingen en beroepen illustreren.
50
2. VAKINHOUDELIJKE EINDTERMEN De vakinhoudelijke eindtermen worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige wijze steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap.
2.1 Structuur en eigenschappen van de materie De leerlingen kunnen c7 c8 c9 c 10
koolstofverbindingen aan de hand van een gegeven structuurformule of naam toewijzen aan een stofklasse met behulp van een determineertabel. gegeven eigenschappen van monofunctionele koolstofverbindingen in verband brengen met karakteristieke groep en koolstofskelet. het begrip isomerie uitleggen aan de hand van representatieve voorbeelden van structuur- en stereo-isomerie. het oplosproces in verband brengen met het polaire of apolaire karakter van de opgeloste stof en het oplosmiddel.
2.2 Chemische interactie tussen deeltjes De leerlingen kunnen c 11 c 12 c 13
c 14
in een gegeven zuur-base-evenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de protonenoverdracht, identificeren als zuur of als base. in een gegeven redoxevenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de elektronenoverdracht, identificeren als oxidator of als reductor. een reactie uit de koolstofchemie, die volgens een eenvoudig model is voorgesteld, toewijzen aan één van de volgende reactietypes: substitutie, additie, eliminatie, condensatie, vorming van macromolecule, skeletafbraak. voor een aflopende reactie, waarvan de reactievergelijking gegeven is, en op basis van gegeven stofhoeveelheden of massa’s, de stofhoeveelheden en massa’s bij de eindsituatie berekenen.
2.3 Dynamiek van chemische processen De leerlingen kunnen c 15 c 16 c 17
de invloed van snelheidsbepalende factoren van een reactie verklaren in termen van botsingen tussen deeltjes en van activeringsenergie. het onderscheid tussen een evenwichtsreactie en een aflopende reactie beschrijven. de evolutie van een reactie in evenwicht voorspellen na een verstoring van het evenwicht door verandering van temperatuur of van concentratie.
2.4 Chemische analyse De leerlingen kunnen c 18
c 19 c 20
van volgende stoffen of mengsels een typische toepassing of eigenschap aangeven: methaan, wasbenzine, white spirit, paraffine methanol, ethanol, glycerol, glycol azijnzuur natriumhypochloriet, waterstofperoxide een buffermengsel. een gemeten of gegeven pH van een oplossing in verband brengen met de concentratie aan oxonium- en aan hydroxide-ionen. de verschillende stappen van een chemische analyse (nemen van een representatief staal, voorbereiden en uitvoeren van de analyse, interpreteren van de resultaten) beschrijven en met een voorbeeld illustreren.