Autistisch op het Web Hoe sluiten autistische leerlingen zich aan bij de nieuwe ontwikkelingen op ICT gebied
Inhoudsopgave Samenvatting................................................................................................................................ 3 1. Introductie........................................................................................................................ 4 2. De doelgroep van SG Mariëndael V(S)O.............................................................................. 5 2.1. Het speciaal onderwijs in Nederland ............................................................................. 5 2.1.1 Het speciaal basisonderwijs.................................................................................... 5 2.1.2 Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal Onderwijs.................................... 5 2.2.3 De leerlingen op SG Mariëndael V(S)O .................................................................... 6 2.3. De klas: 1A ................................................................................................................. 6 2.3.1 Samenstelling van de klas ..................................................................................... 7 2.3.2 Werkniveau van de klas ........................................................................................ 8 2.3.3 De achtergrond van de leerlingen.......................................................................... 8 2.4. Conclusie hoofdstuk 2.................................................................................................. 9 3. Onderwijs in het nieuwe millennium ....................................................................................10 3.1. Gangbare leertheorieën ..............................................................................................10 3.1.1 Het objectivisme .................................................................................................10 3.1.2 Het sociaal constructivisme ..................................................................................10 3.1.3 Conclusie ............................................................................................................11 3.2. Het nieuwe leren ........................................................................................................11 3.2.1 De nieuwe generatie............................................................................................11 3.2.2 Het connectivisme ...............................................................................................12 3.3. Veranderingen voor de NML........................................................................................13 3.3.1 Toegang tot de maatschappij ...............................................................................13 3.3.2 Het gebruik van media.........................................................................................13 3.4. Conclusie hoofdstuk 3.................................................................................................14 4. ICT onderwijs ....................................................................................................................15 4.1. Inhoud vak ICT ..........................................................................................................15 4.1.1 Tekstverwerking..................................................................................................15 4.1.2 Database ............................................................................................................16 4.1.3 Presentatie .........................................................................................................16 4.1.4 Fotobewerking ....................................................................................................17 4.2. Web 2.0.....................................................................................................................17 4.2.1 User Generated Content ......................................................................................17 4.2.2 Kennisoverdracht ................................................................................................18 4.2.3 Crossmedia .........................................................................................................21 4.2.4 ICT gebruik tijdens vrije momenten......................................................................21 4.3. Conclusie hoofdstuk 4.................................................................................................23 5. Conclusie onderzoek...........................................................................................................24 Bronnenlijst..................................................................................................................................25 Bijlages........................................................................................................................................27 Bijlage 4.1, werkstuk beoordeling ..........................................................................................27 Bijlage 4.2, Een mooi Huis ....................................................................................................29 Bijlage 4.3, Google Sites opdrachtenboek ..............................................................................30 Bijlage 4.4, RSS-feed opdrachtenboek ...................................................................................34
2
Samenvatting Ons onderwijs is onderhevig aan grote veranderingen, voortgestuwd door de technologische vooruitgang. ICT heeft een grote invloed op de manier waarop we ons onderwijs inrichten. Er zijn vele onderzoeken naar de inzet van ICT op een vernieuwende manier. De nieuwe generatie studenten wordt omschreven als de NML, de New Millennium Learners, een groep die gewend is aan snelle informatie, digitale leeromgevingen en directe sociale contacten. De groep in het speciaal onderwijs heeft ook baat bij deze veranderingen. De NML zijn geboren na 1982, gericht op prestaties en leren en vinden nieuwe technologie, sociale contacten en de mening van hun ouders belangrijk. Zo kan er nu makkelijker op afstand worden geleerd. Maar een bepaalde groep in het speciaal onderwijs heeft wellicht andere aanpassingen nodig om goed gebruik te kunnen maken van ICT: leerlingen met een Autistisch Spectrum Stoornis. SG Mariëndael V(S)O is een school in het speciaal onderwijs die zich richt op leerlingen met een lichamelijke of meervoudige handicap. De klas, 1A, bestaat voornamelijk uit leerlingen met een Autistisch Spectrum Stoornis (ASS). Dit betekent dat de leerlingen moeilijk tegen veranderingen kunnen, minder gemakkelijk sociale contacten maken en gebruiken en zich vaak concentreren op één onderwerp, het overige vergetend. De leerlingen hebben, voordat ze naar Mariëndael kwamen, weinig ervaring opgedaan in het speciaal onderwijs. Dit betekent dat er aan vaardigheden moet worden gewerkt zodat de leerlingen tot een goede leerprestatie kunnen komen. Het cognitieve niveau in de klas is hoog, waardoor er op een goed denkniveau kan worden gewerkt. Er zal vooral rekening moeten worden gehouden met sociale, planning en structuur vaardigheden. De NML hebben te maken het een nieuwe wereld, waarin oudere theorieën over leren tekort schieten. Ze hebben te maken met een grote hoeveelheid informatie die ze te verwerken krijgen, en dat moet steeds sneller gebeuren. Hierdoor zijn er veranderingen in het leerproces te zien. De NML maken gebruik van informatie van anderen, kunnen snel switchen van bron of gedachte en verwachten daarbij dat hun omgeving dit ook doet. Ze hebben toegang tot een grote hoeveelheid informatie, en vinden dat alles met ‘a flick of a switch’ te vinden moet zijn. Ze vinden houvast bij elkaar en onderhouden deze contacten intensief. De NML gebruiken de sociaal constructivistische gedachte dat het leerproces door henzelf wordt gestuurd, maar maken ook gebruik van het connectivisme, door gebruik te maken van een kennisnetwerk dat niet op metacognitief niveau door mensen wordt gestimuleerd, maar wordt gecreëerd door verschillende losse onderdelen die samenkomen in het netwerk. De leerlingen vinden het prettig om te werken met ICT, zolang het gestructureerd kan worden ingezet. Hierbij gaat het om een duidelijke taakomschrijving en een concrete opdracht met directieve instructie. Op deze manier is ook deze doelgroep aan te sluiten op de Web 2.0 ontwikkeling van de afgelopen jaren.
3
1.
Introductie
Er wordt door een groot aantal onderzoekers gewerkt aan het begrijpen van de invloed die de nieuwe technologie heeft op het leergedrag van leerlingen en studenten. Hierover zijn sinds 2000 honderden studies verschenen die de nieuwe trends in het leren hebben weergegeven. De nieuwe generatie studenten wordt omschreven als ‘Homo Zappiens’ (Veen, 2000), ‘Generation Einstein’ (Boschma en Groen, 2006), ‘Google Generation’ (JISC, 2008) of de ‘Net Generation’ (Lam & Ritzen, 2008). In een rapport van Redecker (2008) in opdracht van de JRC van de Europese commissie wordt de nieuwe generatie de ‘New Millenium Learners’ genoemd, of wordt de afkorting NML gebruikt (de term is afkomstig van OECD, 2007). Karakteristieken van de NML groep, zoals ik ze vanaf nu zal noemen, is dat ze ‘altijd aan’ (Baird & Fischer, 2006), digitaal, sociaal en experimenteel (Pedró, 2006) zijn. Hun leerstijl wordt gekarakteriseerd door de verwerking van grote hoeveelheden informatie, de snelle toegang tot digitale bronnen, de visuele ingesteldheid, de mogelijkheid om te ‘multitasken’ (Pedró, 2006) en de voorkeur voor multimedia (Redecker, 2008). De leerlingen op SG Mariëndael V(S)O voldoen voor op een aantal punten aan de bovengenoemde eigenschappen. Ze zijn digitaal ingesteld, bijvoorbeeld door het maken van een PowerPoint Presentatie of het chatten met vrienden en klasgenoten via MSN, Hyves of Google Chat. Toch hebben de leerlingen van SG Mariëndael V(S)O, klas 1A, niet geheel hetzelfde profiel als de ‘gemiddelde’ NMLer: de leerlingen hebben een beperking. 80% van klas 1A is autistisch. Dit heeft gevolgen voor het onderwijs dat ze volgen, en dus ook op de nieuwe virtuele omgeving waarin ze terecht komen. In dit onderzoek zal ik bekijken op welke punten de leerlingen van klas 1A overeenkomen met de NML groep, en onderzoeken of er aanpassingen in het ICT onderwijs nodig zijn om ICT een waardevolle aanvulling te laten zijn op de educatie. Daarnaast vormt de nieuwe ontwikkeling een uitdaging voor docenten om in te spelen op deze recente onderwijsontwikkeling. Omdat de ontwikkeling jong is, is er nog geen ‘mainstream’ onderwijsvorm die NML begeleidt, maar bestaat het uit vele kleine initiatieven waarbij er wordt gewerkt naar uiteenlopende doelen.
4
2.
De doelgroep van SG Mariëndael V(S)O
Op SG Mariëndael V(S)O, dat ik vanaf nu Mariëndael zal noemen, zitten leerlingen met een andere achtergrond dan in het regulier onderwijs. Deze leerlingen hebben een aantal aanpassingen nodig in het onderwijs dat ze krijgen. Om een duidelijk beeld te krijgen van de doelgroep, zal ik deze hieronder beschrijven. Door dit te onderzoeken kan ik rekening houden met de doelgroep in mijn onderzoek. Mariëndael is een voortgezet onderwijsschool voor leerlingen met een lichamelijke of meervoudige beperking. Mariëndael is een cluster 3 school, maar in sommige gevallen worden leerlingen met een cluster 4 indicatie ook aangenomen. Op Mariëndael zitten ongeveer 300 leerlingen, allen met een andere beperking en ander cognitief en sociaal niveau.
2.1.
Het speciaal onderwijs in Nederland
In Nederland is een scheiding tussen verschillende vormen van speciaal onderwijs, van het Speciaal Basisonderwijs (SBO) en Speciaal Onderwijs (SO) tot het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO). De scholen zijn ook weer onderverdeeld in clusters, waarin de verschillende beperkingen zijn ondergebracht. Per cluster zal ik bespreken welke doelgroep ze bedient. Dit geeft een duidelijk beeld van het speciaal onderwijs, zodat Mariëndael als school beter kan worden geplaatst in dit plaatje.
2.1.1
Het speciaal basisonderwijs
Leerlingen in de basisschool leeftijd die niet mee komen in het regulier onderwijs, kunnen op het speciaal basisonderwijs (SBO) terecht. Het SBO is bedoeld voor moeilijk lerende kinderen, kinderen met leer- en opvoedingsmoelijkheden en alle andere kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben (Postbus 51). Deze leerlingen werken aan dezelfde kerndoelen (einddoelen) waaraan kinderen in het regulier onderwijs werken. SBO scholen hebben echter een uitloop mogelijk tot 14 jaar, waardoor ze twee extra jaren hebben. Op deze school krijgen ze extra begeleiding en zijn de klassen kleiner. Deze scholen vallen samen met de reguliere basisscholen onder de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). In Nederland heeft 1 op de 5 leerlingen voor kortere of langere tijd hulp nodig in het onderwijs. Om deze leerlingen niet direct door te verwijzen naar het speciaal onderwijs, is het WSNS opgezet, Weer Samen Naar School. Hierbij wordt getracht zoveel mogelijk leerlingen in het regulier onderwijs les te geven, met extra hulp en aanpassingen op deze school. Om dit te realiseren worden scholen opgenomen in een samenwerkingsverband. In dit samenwerkingsverband zitten één of meerdere scholen in het SBO. Dit wordt ook als kenniscentrum gebruikt. Scholen binnen het verband kunnen hulp vragen bij dit kenniscentrum (Postbus 51).
2.1.2
Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal Onderwijs
Voor leerlingen die ook in het SBO niet terechtkunnen, is er het speciaal onderwijs (SO). Het vervolg traject hiervoor is het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Hierin stromen ook leerlingen die niet uit het speciaal onderwijs komen in, maar waarvan is verwacht dat in het reguliere voortgezet onderwijs niet zullen slagen. Het SO en het VSO zijn onderverdeeld in 4 clusters die aansluiten bij de verschillende beperkingen die de leerlingen hebben. Postbus 51 omschrijft om welke scholen het gaat:
Scholen voor so en vso zijn bedoeld voor lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met psychiatrische of gedragsproblematiek. Scholen in het SO en VSO vallen niet onder de WPO maar onder de Wet op de expertisecentra (WEC). Voor deze scholen gelden andere regels dan voor het regulier en SBO onderwijs.
5
Om in aanmerking te komen voor het speciaal onderwijs, moet een leerling een indicatie hebben. Deze indicatie verdeelt zich over vier clusters, die overeenkomen met de indeling van de scholen. Binnen deze clusters vallen alle leerlingen die in het SO of het VSO les hebben. Hieronder een beschrijving van de clusters. Cluster 1 is bedoeld voor leerlingen met een visuele handicap, soms in combinatie met een andere handicap. Hierin vallen ongeveer 2500 leerlingen. Het tweede cluster is bedoeld voor leerlingen die doof of slechthorend zijn, of leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden. Ook dit is mogelijk in combinatie met een andere handicap. Een cluster 3 indicatie kan een aantal redenen hebben. Het kan zijn dat de leerling Lichamelijk of Meervoudig Gehandicapt is (LG/MG), de leerling kan verstandelijk gehandicapt zijn (ZML), de leerling kan langdurig ziek zijn (LZ of LZK) of de leerling kan epilepsie hebben. Mariëndael heeft een aparte locaties voor ZML-leerlingen. Onder cluster 4 vallen leerlingen die moeilijk opvoedbaar zijn, leerlingen die langdurig psychisch ziek zijn of leerlingen die verbonden zijn aan een pedologisch instituut. Hieronder vallen ook leerlingen die langdurig ziek zijn maar waarbij geen duidelijk ziektebeeld is. Onder cluster vier vallen ook leerlingen met een Autistisch Spectrum Stoornis (ASS) (Kennisnet).
2.2.3
De leerlingen op SG Mariëndael V(S)O
Mariëndael maakt deel uit van een scholengroep: ‘De Onderwijsspecialisten’. Hieronder vallen 12 scholen voor leerlingen in het speciaal onderwijs. De leeftijd van de leerlingen varieert van 4 tot 20 jaar. Mariëndael is een school voor leerlingen met een lichamelijke of meervoudige handicap. Mariëndael heeft 2 klassen voor LZK1, ook wel schakelklassen genoemd en 2 groepen NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel). Op Mariëndael hebben de meeste leerlingen een cluster 3 indicatie. Tijdens mijn LIO2 stage zal ik lesgeven in drie klassen. Het gaat om de klassen 1A, 1B en 2A. Bij de klassen 1B en 2A geef ik het vak ICT3 en in 1A ben ik klassendocent en leraar voor de vakken wiskunde, Nederlands, aardrijkskunde, geschiedenis, groen (biologie over de natuur) en ICT. Ik zal mijn onderzoek verrichten in de bovengenoemde drie klassen. Omdat mijn onderzoek vooral plaats zal vinden in klas 1A, zal ik hieronder beschrijven op welke grond ze zijn geplaatst op VSO Mariëndael.
2.3.
De klas: 1A
Het grootste deel van mijn onderzoek zal plaatsvinden in mijn mentorklas, klas 1A. Het is een eerstejaars klas die valt onder de EGO4 stroming. 1A bestaat uit tien leerlingen, waarvan acht leerlingen een vorm van ASS5 hebben. In de klas zitten 9 jongens en 1 meisje. Omdat dit een specifieke doelgroep is binnen de school, zal ik kort overzicht maken van de vormen ASS die in de klas voorkomen. Hierbij zal ik ook een korte beschrijving geven.
1
Langdurig Zieke Kinderen Leraar In Opleiding 3 Informatie- en Communicatie Technologie 4 Examen Gericht Onderwijs 5 Autistisch Spectrum Stoornis 2
6
2.3.1
Samenstelling van de klas
Klas 1A bestaat uit 9 jongens en 1 meisje. Samen zijn dit 10 leerlingen, waarvan er 8 een vorm van ASS hebben, en er is nog een leerling waarnaar op dit moment onderzoek gaande is naar autisme. De leerlingen hebben echter niet allemaal dezelfde vorm autisme. Uit de onderstaande grafiek is af te lezen dat 80% van de leerlingen een vorm van ASS heeft, waarvan 40% PDD-NOS. Slechts 20% heeft geen autisme gerelateerde stoornis. DCD
Samenstelling klas
Geen Asperger PDD-NOS
30%
10% 80%
Klassiek autisme
40%
10% 10% Omdat 40% van de klas gediagnosticeerd is met PDD-NOS, zal ik dit als eerst beschrijven. PDD-NOS betekend Pervasive Development Disorder – Not Otherwise Specified, een verzamelgroep voor symptomen die erg lijken op autisme, maar niet geheel voldoen. Leerlingen met PDD-NOS kunnen op een aantal vlakken beperkingen hebben. Leerlingen zijn vaak gericht op volwassenen in plaats van hun peers, Sommige leerlingen zien mensen als niets meer dan voorwerpen (in extreme gevallen), leerlingen vinden abstracte taal lastig te begrijpen (uitdrukkingen, humor) en ze kunnen problemen hebben met spraak en gesprekken, door bijvoorbeeld monotoon te spreken of over slechts één onderwerp te kunnen praten. Leerlingen kunnen ook slecht tegen veranderingen en willen hierop voorbereid zijn: een onverwachte brandoefening kan leerlingen laten panikeren. Ze houden ook vaak vast aan een voorwerp, in de klas is bijvoorbeeld een jongen die enkel in extreme situaties zijn vest uitdoet, of een leerling die altijd een bepaald woord zegt. Asperger is een andere beperking die veel leerlingen in de klas hebben. Hierover geeft de DSM-IV6 (2000) de volgende eisen: •
•
6
A. Kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, wat blijkt uit minimaal twee van de volgende criteria: 1. Duidelijke tekortkomingen in meerdere vormen van niet-verbaal gedrag, bijvoorbeeld rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren in sociale context. 2. Onvermogen tot het aangaan van relaties met leeftijdgenoten die passend zijn bij het niveau van ontwikkeling. 3. Ontbreken van het spontaan delen van vreugde, interesses of prestaties met anderen (bijvoorbeeld geen voorwerpen tonen, geven of aanwijzen). 4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid. B. Beperkte herhaalde en stereotiepe gedragspatronen, interesses en activiteitenpatronen, wat blijkt uit minimaal één van de volgende criteria: 1. Overheersende preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte interessepatronen die afwijkend is in intensiteit of aandachtsgebied. 2. Duidelijk inflexibel vasthouden aan niet-functionele routinehandelingen of rituelen. 3. Stereotiep en herhaald motorisch gedrag (bijvoorbeeld fladderen of draaien van handen of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam).
Amerikaanse
7
• • •
•
4. Duidelijke preoccupatie met onderdelen van voorwerpen. C. De aandoening leidt tot klinisch significante tekortkomingen op sociaal of beroepsmatig gebied of op andere belangrijke terreinen. D. Er is geen klinisch significante achterstand in de taalontwikkeling (bijvoorbeeld woorden op tweejarige leeftijd, zinnen op driejarige leeftijd). E. Er is geen klinisch significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van zelfhulpvaardigheden, aanpassingsgedrag (sociale interactie niet meegerekend) en de nieuwsgierigheid naar de omgeving. F. Er is niet voldaan aan de criteria voor een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.
In de klas komen deze gedragen terug. Één leerling maakt vaak hetzelfde geluid, een andere leerling is vooral op volwassenen gericht en heeft minder contact met leeftijdsgenoten. Dan is er nog een leerling met klassiek autisme in combinatie met Gilles de la Tourette. Deze leerling heeft tics, zoals het knipperen met zijn ogen, zijn hoofd bewegen of dingen geregeld aanraken. Verder zorgt het autisme ervoor dat hij gevoelig is voor verandering, door bijvoorbeeld altijd op 1 plek te blijven zitten, en moeilijke acceptatie van tegenslag. Van de andere twee leerlingen heeft er één last van migraine waardoor hij dagen school mist, de ander heeft DCD, een stoornis die aansluit op autisme.
2.3.2
Werkniveau van de klas
De klas een heeft hoog cognitief niveau: er wordt gewerkt op een VMBO-TL7 /HAVO niveau, met een verdieping naar VWO stof. Dit betekent dat er in het geval van het klassiek autisme kan worden gesproken van Hoog Functionerend Autisme (HFA), al wordt dit niet apart vermeld in de DSM-IV, op VSO Mariëndael is dit een gangbaar begrip. In de klas hebben veel leerlingen problemen met het plannen, organiseren en structureren van hun werk. Hierbij krijgen ze ondersteuning van hun ouders en van de docenten op Mariëndael. Planningen voor activiteiten en vakken staan om het zo duidelijk mogelijk te maken op verschillende plekken beschreven: in hun eigen agenda, op internet, in de klas en in de thuissituatie vaak op een planbord. Huiswerk maken is een vervolg op het vorige probleem in de klas. Vaak heeft 50% van de klas het huiswerk niet af. Dit kan te maken hebben met hun handicap, maar het kan ook gedeeltelijk voortkomen uit de omschakeling van de basisschool setting, naar een meer serieuze omgeving. Een andere schoolse vaardigheid, het bijhouden van de agenda, is ook een aandachtspunt. Leerlingen vergeten vaak om het huiswerk op te schrijven, of kijken niet in hun agenda voor het maken van het huiswerk.
2.3.3
De achtergrond van de leerlingen
Om de leerlingen goed te kunnen onderzoeken, is het van belang te weten waar ze vandaan komen. Dit om te weten welke training ze al wel en niet hebben gehad. De stoornissen hebben een veelal gelijk effect op het leergedrag, met gestuurde opdrachten, structuur in de organisatie en planning en hulp bij samenwerken of sociale vaardigheden. Delfos (2008) beschrijft dat vanaf vier jaar leerlingen met ASS een aangepast programma dienen te krijgen dat is gericht op hun individuele behoeften. Dit dient volgens Delfos (2008) plaats te vinden in de eerste groepen van het basisonderwijs, zodat het resultaat maximaal is. In deze periode moet worden gewerkt aan ‘het verbeteren van de communicatieve-, sociale-, gedrags- en dagelijkse levensvaardigheden’ (Delfos, 2008), zoals samenwerken, plannen, impulsbeheersing, uitgestelde aandacht en gesprekvoering.
7
Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs, Theoretische Leerweg
8
In het speciaal onderwijs is voor de bovenstaande onderdelen erg veel aandacht, en extra aandacht waar nodig voor de leerlingen die hierin te kort schieten. In het regulier onderwijs is ook aandacht voor de bovenstaande zaken, maar beduidend minder. Hieronder heb ik aangegeven welk onderwijs de leerlingen hebben gevolgd. Dit heb ik gedaan om te ontdekken welke achtergrond en welke training de leerlingen in de benodigde vaardigheden hebben gehad. Het gaat om het traject vanaf het eerste jaar van de basisschool tot aan het heden, klas 1A op Mariëndael.
Onderwijs per leerling
VSO Regulier VO Speciaal onderwijs Speciaal BO Basis onderwijs
aantal
12 10 8 6 4 2 0 Groep 1
Groep 5
Jaar 1
Groep of jaar Als we kijken naar de schoolhistorie van de leerlingen in klas 1A is te zien dat zij voornamelijk regulier basisonderwijs hebben gevolgd. In totaal bezochten slechts vier leerlingen ergens in hun basisschool loopbaan een SBO8 of SO9, tegenover 3 leerlingen die naast speciaal voorgezet onderwijs ook regulier voortgezet volgende.
2.4.
Conclusie hoofdstuk 2
SG Mariëndael V(S)O is een school in het speciaal onderwijs die zich richt op leerlingen met een lichamelijke of meervoudige beperking. De klas, 1A, bestaat voornamelijk uit leerlingen met autisme. Dit heeft tot gevolg dat de leerlingen moeilijk tegen veranderingen kunnen, minder gemakkelijk sociale contacten maken en gebruiken en zich vaak concentreren op één onderwerp. De leerlingen hebben voordat ze naar Mariëndael kwamen weinig ervaring opgedaan in het speciaal onderwijs. Dit betekent dat er aan vaardigheden moet worden gewerkt zodat de leerlingen tot een goede leerprestatie kunnen komen. Het cognitieve niveau in de klas is hoog, waardoor er op een goed denkniveau kan worden gewerkt. Dit betekent echter niet dat er direct tot leren kan worden gekomen. Er zal vooral rekening moeten worden gehouden met sociale, planning en structuur vaardigheden. 8
Speciaal Basis Onderwijs, vroeger MLK (moeilijk lerende kinderen), LOM (leer- en opvoedingsmoeilijkheden) en IOBK (in hun opvoeding bedreigde kleuters). 9 Speciaal Onderwijs
9
3.
Onderwijs in het nieuwe millennium
Het onderwijs is onderhevig aan veranderingen op het gebied van de leertheorie. Deze veranderingen hebben consequenties voor de manier waarop les wordt gegeven. Daarnaast hebben nieuwe technologische ontwikkelingen ook effect op het onderwijs. Om een compleet beeld te krijgen van het onderwijs en de stromingen die hierin meespelen, zal ik een gangbare en een aantal nieuwe theorieën over leren beschrijven. Deze theorieën zal ik meenemen in de onderzoeken in de klas. Hieraan kan ik zien of de klas aansluit bij deze nieuwe ontwikkelingen.
3.1.
Gangbare leertheorieën
Op dit moment zijn een aantal theorieën over leren het meest gangbaar. Op de PABO in Arnhem wordt vaak gesproken over het sociaal constructivisme, een stroming overgekomen uit de wetenschapsfilosofie en ingevoerd in het onderwijs door onder andere Dewey en Vygotsky. Een andere theorie die, al is het een iets oudere theorie, in het onderwijs wordt gebruikt is het Objectivisme.
3.1.1
Het objectivisme
In het objectivisme in het onderwijs staat de kennis centraal. Kennis is het doel van het onderwijs, al het andere zijn middelen om dit doel te bereiken. Binnen deze stroming, bedacht door Ayn Rand (1979), staat het feit centraal en is dit iets dat los staat van de perceptie van de mens. Iets is er en dat is wat wij onderzoeken, bekijken en voelen op onze eigen manier. Voor het onderwijs betekent dit dat er sprake is van pure kennisoverdracht. Iemand of iets (een boek, een leraar) vertelt iets en dat neemt de leerling op. De leerling moet deze informatie kunnen reproduceren en zo is er een leerproces tot stand gebracht. Toetsing wordt altijd als objectie gezien binnen het onderwijs. Er worden feiten gevraagd in toetsvorm. Als leerling reproduceer je deze feiten en zo bewijs je dat je hebt geleerd. Kanttekening is echter dat er niet wordt gesproken over de leerprocessen die worden aangewakkerd door ervaringen. Kennis is iets wat je leert, maar kennis doe je volgens deze theorie niet op door ervaringen.
3.1.2
Het sociaal constructivisme
Deze theorie is ontwikkeld door bekende namen in de pedagogiek als Dewey, Vygotsky en Piaget. In tegenstelling tot het objectivisme, gebruikt constructivisme kennis als gereedschap. Het leren gebeurt doordat er wordt gebouwd aan kennis: nieuwe kennis sluit aan bij de oude kennis en zo ‘construeren’ we de kennis. Ervaringen zijn de basis voor dit leren. Ervaringen construeren nieuwe kennis. Door als docent de nieuwe informatie net iets moeilijker te maken dan de daarvoor opgedane kennis, bouwt de leerling zijn kennis op. Belangrijk in het constructivisme is het gebruik van de kennis in realistische situaties. Kennis wordt niet opgedaan door slechts lezen, maar er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van werkelijke situaties, of deze zo goed mogelijk na te bootsen. Leerlingen of studenten zijn in het constructivisme ook geen consumenten meer van scholing, maar bepalen, naarmate verder in het proces, meer en meer hun eigen leerproces. Voor docenten betekent dit dat een rol als begeleider is weggelegd, een bron van kennis en hulp, in plaats van een alwetende docent.
10
Tijdens het college Wie succesvol wil leren moet zelf zijn leerproces aansturen: betekenisvol leren definitie actie van De Gruijter (2008) stelde hij dat er 5 peilers zijn waarop onderwijs volgens het constructivisme aan moet voldoen.
1. Het kind moet actief zijn: hij moet iets doen om de leerstof te verwerken; 2. Het kind moet constructief zijn: hij moet de nieuwe kennis zelf construeren, dat wil zeggen uitdiepen en verbinden met de aanwezige voorkennis. Op deze manier ontstaat nieuwe kennis; 3. Het kind moet doelgericht met de kennis omgaan: het leren levert succeservaringen op als kinderen een (bereikbaar) doel voor ogen hebben; 4. De kinderen moeten samen (coöperatief) bezig zijn met het verwerven en verwerken van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden. Leren is een sociaal proces. Elkaar uitleg geven blijkt de resultaten te verbeteren; 5. Het kind moet zijn leerproces zelf kunnen reguleren. Sturing kunnen geven aan het eigen leerproces motiveert. Samenvattend betekent dit dat een kind actief is in zijn eigen leerproces en samen met zijn medeleerlingen werken aan een bereikbaar doel. Het kind moet ook bewust zijn van zijn eigen leerproces, zoals de laatste peiler weergeeft.
3.1.3
De theorie samengevat
Het objectivisme en sociaal constructivisme theorieën staan tegen over elkaar: leren als feitelijke kennisoverdracht en leren als proces. Maar de bovengenoemde theorieën, ontwikkeld en verbeterd in de vorige eeuw, hebben beide een punt waarop ze geen antwoord geven. Het objectivisme geeft aan dat er feiten zijn die gekend moeten worden, het constructivisme zegt dat het proces van leren plaats heeft in het kind, maar geen van beide spreekt over leren buiten mensen en feiten om. Dit komt doordat de technologische veranderingen, die in de vorige eeuw wel in gang zijn gezet maar nu een vlucht hebben genomen, nog niet bestonden. Deze veranderingen hebben voor een nieuwe generatie leerlingen gezorgd.
3.2.
Het nieuwe leren
Door nieuwe technologie, die vooral de communicatie tussen mensen in technisch opzicht verbetert, is er een nieuwe generatie leerlingen en studenten ontstaan. Het objectivisme en het sociaal constructivisme zijn door deze veranderingen op zichzelf niet meer volledig. Met deze wetenschap is een aantal nieuwe theorieën ontwikkeld om de veranderingen te beschrijven. Maar om welke veranderingen en welke generatie gaat het nu precies?
3.2.1
De nieuwe generatie
Leerlingen op basis- en middelbare scholen, en ook studenten in het MBO10, HBO11 en WO12, vallen in de categorie NML, de New Millenium Learners, op basis van het gegeven dat ze, voor een groot deel, na 1982 zijn geboren. De groep heeft echter nog een aantal specifieke eigenschappen, die effect hebben op het leerproces.
10
Middelbaar Beroeps Onderwijs Hoger Beroeps Onderwijs 12 Wetenschappelijk Onderwijs 11
11
NML zijn kort te karakteriseren aan de volgende onderdelen, beschreven door (2003):
Howe & Strauss
Geboren in of na 1982 Gericht op groepsactiviteiten 80% vindt het ‘cool’ om slim te zijn Gericht op prestaties Zijn druk met buitenschoolse activiteiten Vinden de waarden van hun ouders belangrijk Zijn gevoelig voor autoriteit Vinden nieuwe technologie interessant Zijn een gemixte groep qua ras en cultuur
NML vinden het ‘cool’ om slim te zijn. Een groot deel van de NML is dus leergierig. De intrinsieke motivatie is aanwezig aan te werken aan hun eigen leerproces. De NML zijn ook gericht op groepsactiviteiten. Dit weerspiegelt de mogelijkheden die de nieuwe technologie heeft voortgebracht. Waren eerdere generaties gekant tegen ouders en autoriteit, de NML vinden de waarden van hun ouders belangrijk en zijn gevoelig voor autoriteit. Deze nemen ze mee in de eigen ontwikkeling. Deze groep is ook gemixt qua ras en cultuur.
3.2.2
Het connectivisme
Om deze groep te omschrijven, is een nieuwe theorie bedacht. In de theorie over het constructivisme komt naar voren dat leren een intrinsieke activiteit is, die wordt gestimuleerd door externe ervaringen. Het geeft echter geen antwoord op een leerproces dat plaatsheeft buiten één persoon, of buiten mensen (Siemens, 2004). Deze theorie bespreekt het leren dat buiten een persoon omgaat echter niet. Hieronder valt bijvoorbeeld de technologie die informatie opslaat, of het delen van informatie en direct toepassen van informatie via ICT. Er zijn om deze nieuwe manier van leren te omschrijven verschillende studies gedaan. Één hiervan is Connectivism: A learning theory for the digital age van Siemens (2004). Deze leertheorie beschrijft juist het gedeelte dat andere theorieën niet beschrijven: het proces van connecties en de informatiestroom. Siemens omschreef de principes van het connectivisme als volgt:
Leren en kennis komt voort uit een verschil van meningen Leren is een proces van het linken van informatiebronnen Leren kan gebeuren in apparaten De capaciteit om meer te weten is belangrijker dan de huidige kennis Het bijhouden van de connecties is nodig om het leerproces te onderhouden Een basis vaardigheid is het zien van connecties tussen ideeën, concepten en werkvelden Actuele kennis is het uitgangspunt
Het maken van keuzes is op zichzelf een leerproces. Het selecteren van kennis gebeurt iedere dag op een andere manier. Iets dat vandaag goed is, kan morgen fout zijn. Dat zijn de uitgangspunten van het connectivisme. Deze verandering in het denken over leertheorie, ondanks mogelijke tekortkomingen, geeft aan welke impact de technologische vooruitgang heeft op het leerproces.
12
3.3.
Veranderingen voor de NML
Voor deze veranderingen in de NML13, is een aantal verklaringen. Hieronder zal ik er een aantal geven, zodat duidelijk wordt met welke veranderingen in de samenleving de NML samenvalt.
3.3.1
Toegang tot de maatschappij
Een van de antwoorden hierop komt van Paulo Freire (1980). Deze onderwijs hervormer schreef in Pedagogiek van de onderdrukten dat om mensen te motiveren te leren, ze betrokken moesten worden bij hun eigen omstandigheden, zoals de politieke situatie en de levensstandaard. Hij omschreef hiervoor onderwijs die erop was gericht om iedereen te laten lezen en schrijven en ze zo deel te maken van hun omgeving. Tegenwoordig heeft iedereen de mogelijkheid om met een computer en internet deel te nemen aan zijn eigen omgeving en zich bezig te houden met zaken die ze interesseren. Informatie die eerst voor een kleine groep mensen beschikbaar was, is nu toegankelijk voor iedereen met een internet verbinding. Dit zorgt voor de participatie in de samenleving van een nieuwe groep mensen. En deze mensen komen anderen tegen in een gezamenlijke interesse. Dit geldt ook voor de groep verstandelijke of lichamelijk beperking. Zij waren aangewezen op kennis die ze kregen via school of de lokale bibliotheek. Nu kunnen zij zich op iedere interesse richten via het internet. Om dit te stimuleren is er in klas 1A een digitale agenda opgezet. Dit is gebeurd met behulp van Google Calendar, een webbased14 applicatie van Google waarin agenda’s op een overzichtelijke manier kunnen worden samengevoegd en gecontroleerd. Leerlingen die afwezig zijn door ziekte of door bijvoorbeeld therapie kunnen via deze agenda bijhouden wat er is besproken en wat het huiswerk is. Zo missen de leerlingen weinig stof en kan er, ondanks eerder onoverkomelijke problemen, aan school worden gewerkt.
3.3.2
Het gebruik van media
De NML gebruiken media op een nieuwe manier. Zaten vorige generaties gekluisterd aan de buis of radio, de NML gebruiken het internet. De NML gebruiken internet en ICT meer dan oudere generaties. Dit blijkt uit een onderzoek van het SCP15 (2005). Mediabesteding in uren in 2005 naar leeftijdscategorie
13
New Millennium Learners Programma’s waarbij geen installatie nodig is, maar waarvan de software op internet te gebruiken is 15 Sociaal en Cultureel Planbureau 14
13
Hierin is duidelijk te zien dat de jongste groep, van 12 tot 19 jaar, het internet het meest gebruikt naast de televisie. Dit televisie gebruik blijft ongeveer gelijk tot de 50+ groep. Het internet gebruik is juist groter bij de jongere groepen, terwijl de oudere generaties die hiermee niet zijn opgegroeid hier duidelijk minder gebruik van maken. De NML hebben te maken met een divers medialandschap, waarbij ze bediend worden op hun interesse. Televisie, gedrukte media en radio zijn statische media. Het is hierbij aanbod gestuurd, terwijl internet gestuurd wordt door de vraag.
3.4.
Conclusie hoofdstuk 3
De NML hebben te maken het een nieuwe wereld, waarin oudere theorieën over leren tekort schieten. Ze hebben te maken met een grote hoeveelheid informatie die ze te verwerken krijgen, en dat moet almaar sneller gebeuren. Hierdoor zijn er veranderingen in het leerproces te zien. De NML maken gebruik van informatie van anderen, kunnen snel switchen van bron of gedachte en verwachten daarbij dat hun omgeving dit ook doet. Ze hebben toegang tot een grote hoeveelheid informatie, en vinden dat alles met ‘a flick of a switch’ te vinden moet zijn. Ze vinden houvast bij elkaar en onderhouden deze contacten intensief. De NML gebruiken de sociaal constructivistische gedachte dat het leerproces door henzelf wordt gestuurd, maar maken ook gebruik van het connectivistisme, door gebruik te maken van een kennisnetwerk dat niet op metacognitief niveau door mensen wordt gestimuleerd, maar wordt gecreëerd door verschillende losse onderdelen die samenkomen in het netwerk.
14
4.
ICT onderwijs
ICT kan op vele manieren worden ingezet. Het kan op een educatieve wijze worden gebruikt door bijvoorbeeld vakspecifieke software te gebruiken waarbij gericht wordt gewerkt aan het leren van vaardigheden of feitelijke kennis. Ook kan worden gewerkt aan vaardigheden als typen en tekstverwerken, databases bijhouden en als vervanging van het schrijven van brieven, de e-mail. De leerlingen op Mariëndael worden hierin getraind, maar er zijn, door de nieuwe ontwikkelingen, meer zaken op ICT gebied die behandeld dienen te worden. In dit hoofdstuk zal ik eerst uitleggen wat het gebruik van ICT en internet inhoud en in hoeverre de leerlingen dit beheersen.
4.1.
Inhoud vak ICT
ICT onderwijs bestaat uit een aantal onderdelen. Deze onderdelen bevatten de essentiële vaardigheden die beheerst dienen te worden. Dit is in te delen in vijf categorieën: 1. 2. 3. 4. 5.
Tekstverwerking Database verwerking Presentatie Fotobewerking Web 2.0
In categorie 1 horen programma’s als Microsoft Word. Daarnaast kennen de leerlingen Google Docs. De tweede categorie bestaat uit programma’s als Microsoft Excel. Naast Excel kennen de leerlingen de Google Docs variant Spreadsheet. In de derde categorie vallen Microsoft PowerPoint en Google Presentation. De vierde categorie is niet bij alle leerlingen even bekend. Leerlingen kennen hierbij Picasa en Adobe Photoshop varianten. In categorie vijf vallen de nieuwe toepassingen van het internet, zoals Hyves, LinkedIn, Twitter en een aantal applicaties van Google. Hierop zal ik later doorgaan.
4.1.1
Tekstverwerking
Onder tekstverwerking valt het schrijven en bewerken van tekst, voor bijvoorbeeld een werkstuk of voor methodeopdrachten. De leerlingen worden hierin intensief getraind doordat veel van de ICT opdrachten bestaan uit het bundelen van teksten, zoals samenvatten van een hoofdstuk of het maken van een overkoepelend werkstuk. Om dit gedeelte te trainen hebben de leerlingen twee werkstukken gemaakt die vakoverstijgend zijn beoordeeld. De geïntegreerde vakken waren ICT, Nederlands en Groen16. Het vak Groen bepaalde het onderwerp, voor het vak Nederlands was spelling, zinsopbouw en structuur belangrijk en voor het vak ICT waren de layout en functies van Word van belang. Het eerste werkstuk was, zonder dat dit werd vermeld, een oefening, het tweede was het afsluitende werkstuk voor het eerste jaar. Voor deze opdracht kregen de leerlingen een beoordelingsformulier (zie bijlage 4.1). Dit werd besproken. Hierop staan de eisen voor ieder vak, niet apart maar door elkaar. De leerlingen kunnen op deze manier overzichtelijk afkruisen wat ze hebben gedaan en aan welke onderdelen ze nog aandacht moeten besteden. Het eerste werkstuk werd gemaakt in april. De beoordeling werd vooraf besproken met de leerlingen en, mocht dit nodig zijn, individueel nabesproken mochten er vragen overblijven. Ook werd de leerlingen duidelijk welke stappen er moesten worden gezet voordat ze konden beginnen met het maken van het werkstuk. Hieronder een ingekort stappenplan:
16
Biologie, behalve het menselijk lichaam.
15
Brainstorm over onderwerp Woordweb over het onderwerp dat je kiest, wat hoort er bij, wat niet Hoofd- en deelvragen maken, bespreken met je docent Groen Informatie voor je werkstuk zoeken per hoofdstuk Hoofdstukken maken Samenvoegen werkstuk Check of alles op het beoordelingsformulier gebeurd is
Het werkstuk dat de leerlingen afleverden in april was slechts bij een enkeling in de richting van het beoordelingsformulier. Vooral de ICT onderdelen werden onderschat. Kop- en voettekst, pagina nummering, het maken van een goed titelblad, inhoudsopgave en het gebruik van goede grafieken en duidelijke foto’s waren bij veel leerlingen niet aanwezig of onjuist gebruikt. Bij een enkeling werd niet aan de eis voor het lettertype en tekstgrote voldaan. Het eerste cijfer voor ICT werd dan ook vooral een inspanningscijfer. Duidelijk was dat aan deze eisen gewerkt moest worden. In de tussenliggende maand is besproken hoe een werkstuk voor ICT gemaakt moet worden. De leerlingen hebben verschillende documenten in Word of de Google tegenhanger Google Document gemaakt, bijvoorbeeld de opdracht ‘Een mooi huis’ (zie bijlage 4.2), waarbij de leerlingen een huis moesten zoeken dat aan een aantal eisen moest voldoen. Bij deze opdracht ben ik streng geweest, juist op de ICT eisen. De leerlingen hebben deze opdracht goed gemaakt, aan alle eisen is voldaan voordat het afgetekend werd waardoor de leerlingen moesten. Het tweede werkstuk moest eind juni worden ingeleverd. Hierbij bleken de ICT resultaten een stuk beter. Op twee leerlingen na, werd aan de meeste eisen voor ICT voldaan. Alleen de grafieken en duidelijke foto’s bleken nog niet geheel duidelijk. Het succes van deze oefening was het sturende karakter van de opdracht. De leerlingen in klas 1A hebben het nodig om een duidelijk gestructureerde opdracht te krijgen, zoals vermeld in hoofdstuk 2. Door ze met de ICT vaardigheden te laten oefenen in een gestructureerde opdracht, slijt het in het systeem en kan dit ook worden toegepast in een vrijere opdracht, zoals een werkstuk.
4.1.2
Database
Hieronder valt het programma Microsoft Acces en, in mindere mate, Microsoft Excel. Aan Acces wordt in de onderbouw weinig aandacht besteed omdat dit een complex programma is waarmee de leerlingen enkel te maken krijgen mochten ze een specifieke onderwijsrichting kiezen. Excel wordt wel uitgebreid besproken. Dit gebeurt ten eerste door de methode Babbage, waarin op een simpele manier de basisfuncties worden besproken. Daarnaast moeten de leerlingen, aan het einde van het jaar, een opdracht maken waarbij ze een korte database maken van Campings die ze zouden willen bezoeken tijdens de vakantie.
4.1.3
Presentatie
De leerlingen in klas 1A maken veel en graag gebruik van het maken van een presentatie. Hiervoor gebruiken ze Microsoft PowerPoint of Google Presentation. PowerPoint heeft hierbij de voorkeur omdat dit programma meer mogelijkheden heeft. De eerste opdracht die de leerlingen maakten tijdens de lessen ICT was een PowerPoint over het Romeinse rijk. Hierin was duidelijk te zien dat de leerlingen veel weten over PowerPoint, gezien de strakke en complete presentaties die de leerlingen hadden gemaakt. Ze kenden de verschillende effecten, konden films en foto’s toevoegen op een duidelijke manier.
16
Wat wel aandacht nodig had was de verdeling van tekst, de inhoud van een PowerPoint. De leerlingen hadden de neiging om een PowerPoint te gebruiken als Word document. De reden hiervoor kwam ik iets later tegen. Een leerlingen vertelde me dat ze het prettig vond om PowerPoint te gebruiken omdat het een goed gestructureerde manier is om informatie over te brengen en op te slaan. Niet alle informatie komt ineens, maar het is opgedeeld in stukken. Dit zorgt voor overzicht, structuur en rust. Hierdoor is dit uitermate geschikt voor leerlingen die autistisch zijn.
4.1.4
Fotobewerking
Fotobewerking behoort tot het vak ICT, maar wordt maar in kleine mate aangeboden. Dit onderdeel komt wel terug in de 0+ modules, een keuzevak voor de besteding van vrije tijd op Mariëndael.
4.2.
Web 2.0
Web 2.0 of social computing zijn termen die worden gebruikt voor het vernieuwde gebruik van internet. Web 2.0 is een term die is bedacht door Dinucci (1999) om de heruitvinding van het internet aan te geven. In een onderzoek van het BMC (2008) staat Web 2.0 als volgt beschreven:
Web 2.0, los van de gebruikte technologieën, gaat in ieder geval om de volgende drie wezenlijke kenmerken: 1. De activiteit van de gebruiker zelf, door bijvoorbeeld eigen content publiek te maken via het internet (user generated content, (UGC)), waar dan vaak meteen de opmerking aan wordt gekoppeld dat ‘jongeren op grote schaal content maken en aanbieden op het internet’ (Hermes & Janssen, 2006, pagina 167). 2. Het delen van elkaars tijd, kennis en vaardigheden (soms aangeduid met termen als crowdsourcing en the wisdom of crowds). Bijvoorbeeld Owen et al. (2006) leggen hier sterk de nadruk op: ‘The significant attributes that these new tools and services display are that they are about knowledge creation, knowledge management, knowledge sharing and knowledge dissemination. Keywords have been creation, collaboration and communication. These technologies are changing the way we are able to deal with knowledge.’ (pagina 58). 3. Het hebben van rijke ervaringen waarbij vaak een crossmediale strategie wordt ingezet, zodat de gebruiker op iedere plek en op ieder moment omringd wordt door en in contact staat met digitale informatie (van Vliet, 2008a). Hieronder zal ik per onderdeel bespreken wat het inhoudt, hoe dit terugkomt in het onderwijs in de klas, en of dit te gebruiken is voor de leerlingen in klas 1A.
4.2.1
User Generated Content
In deel 1 spreken ze over User Generated Contend. Dit is materiaal op internet dat wordt gemaakt door de gebruiker zelf. Er is geen medium op afstand meer, maar het internet wordt samen gecreëerd en samen bewerkt. In de klas komt dit terug in het uploaden17 van filmpjes uit de klas op Youtube. Dit was het geval bij een project dat Pauline Maas van 4PIP heeft gedaan in de klas, het maken van robots met LEGO Mindstorms. Filmpjes van het proces zijn op internet gezet, waarbij ieder apart groepje aan vrienden en
17
Het op internet zetten van informatie, foto’s of films.
17
familie kan laten zien wat ze op school hebben gedaan, zonder hiervoor naar de mensen toe te hoeven gaan. Autistische leerlingen vinden het vaak lastig om sociale contacten te maken en deze te onderhouden (zie hoofdstuk 2). Deze manier van het verspreiden van de informatie die ze willen verspreiden is daarom erg geschikt. Ze hoeven geen contact te maken met mensen, maar kunnen wel kwijt wat ze willen zeggen.
4.2.2
Kennisoverdracht
Op het internet kent men geen sluitingstijd, geen deadline en geen dresscode. Iedereen kan altijd en overal toegang krijgen tot de informatie18. Samen vormen de gebruikers van het internet het brein: alle informatie verzamelt als een encyclopedie. Een goed voorbeeld hiervan is Wikipedia, de website waarop over allerlei onderwerpen informatie wordt verzameld die kan worden bewerkt door iedereen die zich aanmeldt. Een quote die dit goed omschrijft is de volgende:
Experience has long been considered the best teacher of knowledge. Since we cannot experience everything, other peoples experiences, and hence other people, become a surrogate for knowledge. ‘I store my knowledge in my friends’ is an axiom for collecting knowledge trough collecting people. (onbekend) Ten eerste wordt er van veel werkstukken een website gemaakt. Dit gebeurt met Google Sites. Hierin zitten voldoende opties om een goede site te maken, terwijl dit op een simpele manier te koppelen is aan de sites van andere leerlingen. De eerste keer dat de leerlingen een website hebben gemaakt, gebruikten ze hiervoor een gestructureerd boekje met opdrachten (zie bijlage 4.3). Hierna kenden ze de meeste opties van Google sites. De websites die ze maakten zijn goed door andere leerlingen te gebruiken als ze over dit onderwerp informatie willen. Hierdoor ontstaat een kennisnetwerk. Het maken van een website bleek voor sommige leerlingen te makkelijk: ze deden dit al regelmatig via een andere website maker, anderen vonden het een lastige opdracht omdat het nieuw was. Na enige oefening lukte het echter iedereen om een technisch goede website te creëren. De inhoud was echter een groter probleem. Het structureren van de website bleek het grootste obstakel. Hoofdstukken werden door elkaar gebruikt, foto’s werden verkeerd geplaatst en de structuur van een website was hen niet duidelijk. Door juist gebruik van de pagina’s in een website, wordt het een overzichtelijk geheel. Dit werd de leerlingen pas laat duidelijk. Hierbij hadden de leerlingen veel sturing nodig. Door hoofdstukken ieder een eigen pagina te geven, verwijzingen in de tekst te geven en de structuur op de startpagina weer te geven, werd het de leerlingen echter duidelijk. Dit is dan ook toegevoegd aan het Google Sites boek. De leerlingen hadden ook veel moeite met het op waarde beoordelen van de informatie op internet. Leerlingen namen de informatie voor waar aan, terwijl er vaak grote vraagtekens waren te zetten bij de juistheid, ook als het om iets duidelijk incorrects bleek te gaan. De leerlingen moesten er duidelijk op worden gewezen dat de informatie niet altijd juist is, terwijl met simpel redeneerwerk de leerlingen uiteindelijk zelf begrepen waarom het niet juist kon zijn. Mensen houden ook steeds vaker bij wat hen bezighoud op bijvoorbeeld een Weblog19 of via Twitter20. Om de leerlingen hiermee te in aanraking te laten komen, hebben ze een Weblog gemaakt. 18
Tot op heden. Internet wordt in grote mate afgesloten voor ‘arme’ gebruikers door de hoge onderhoudskosten. Zie voor meer informatie Onze Wereld, jaargang 2009, juli/augustus. Internet: Het einde van de ‘global village’. 19 Een internetsite waarop iemand op chronologische wijze bijhoud wat er speelt in zijn/haar leven, of in werk, hobby of vereniging. Nederlandse voorbeelden hiervan zijn Geenstijl.nl of Sargasso.nl. 20 Programma waarmee mensen in korte berichten bijhouden wat ze doen, of wat ze tegenkomen. Mensen die dit interessant vinden kunnen dit bij anderen volgen en hierop reageren. Het lijkt op SMS, maar is openlijk te lezen
18
Hierbij houden ze eens per week bij wat er in het weekend of in de week is gebeurd, of wat ze zijn tegengekomen. Een aantal leerlingen ging voortvarend van start, een aantal anderen minder. Een goed voorbeeld van een goede start was het volgende eerste bericht:
Hallo, Welkom op mijn weblog. Mijn weblog gaat over mijn schooltijd. Ik ga op de weblog dingen vertellen over mijn schooltijd. Dit betekent dat het over opdrachten van school gaat, maar ook over pesten. Ik zal geen namen noemen, omdat ik niet weet of diegene het wel fijn vindt. Ik ben R. Ik ben 14 jaar. Ik ben op 24 mei jarig. Ik zit op speciaal onderwijs. Deze school heet mariëndael. Ik zit in een klas van 6 leerlingen. Ik vind dit eigenlijk een beetje klein. Ik ben in het tweede jaar ingestroomd in deze klas. Ik houd van musicals spelen en bekijken. Zo ben ik naar les misérable geweest in rotterdam. Dat was heel leuk. Ik woon in een gezin van 5 mensen: mijn vader, mijn moeder, mijn zus, mijn tweelingbroer en ik. Ikzelf heb PPD-NOS. Dit is autisme. Daarom zit ik ook op speciaal onderwijs. Als je nog vragen hebt kun je op deze blog reageren of een emailtje naar mij sturen. R. Hierin is te lezen dat R. openhartig praat over zijn leven. Hij geeft aan wat hem bezighoud, wat hij leuk vindt en wat niet. Wel geeft hij erg veel privé-informatie. Een voorbeeld van een gesloten opening is het volgende bericht:
Mijn blog Welkom op mijn weblog. Ik ben L. Ik ga een blog maken, omdat ik er mijn schoolwerk en filmpjes op wil zetten. Veel korter, en L. vertelt enkel dat er een blog gemaakt wordt met schoolwerk en filmpjes. L. heeft nog geen inhoud kunnen geven aan zijn blog. Deze twee uitersten blijven zichtbaar bij de overige berichten op de Weblog’s. Vooral de autistische leerlingen lijken, op een enkeling na, moeite te hebben om inhoud te geven aan hun blog. Een structuur die terug komt is het chronologisch vertellen over het weekend, zoals het volgende bericht:
Mijn weekend van 3,4,5 juli ging wel goed. Vrijdag heb ik niet veel gedaan. Zaterdag heb ik 's ochtens heel veel achter de computer gezeten... Ik ben ook lekker buiten geweest. Zaterdagavond ben ik een rondje gaan fietsen en heb ik een ijsje gegeten. Zondag ben ik een keer niet naar de kerk geweest... 's Middags kwam de vriendin van mijn broer en iemand anders uit Waarder. Toen ze allebei weer weg gingen, hoordde ik van mijn broer het verhaal dat het uit is............. Ik kon heel goed met haar opschieten, dus dat is erg jammer... Verder heb ik zondag ook gehoord, dat ik een krantenwijkje heb in de vakantie!
voor iedereen. Bekende Twitteraars zijn oa Maxim Verhaegen (minister van Buitenlandse Zaken) en Barack Obama (president van de Verenigde Staten van Amerika).
19
Folders uitdelen in mijn eigen woonplaats! :) Dat was mijn weekend.
Deze websites zijn een opstapje voor het gebruik van het internet op dezelfde manier. Probleem hierbij is echter wel dat er zoveel informatie is, dat het lastig is om de juiste informatie te vinden, laat staan de juistheid ervan te controleren. Chaos is the new order .Dit maakt het voor mensen die veel structuur nodig hebben lastig hun weg te vinden. Hiervoor hebben deze leerlingen extra en langdurig training voor nodig. Ook is te zien dat een selecte groep leerlingen zich ook buiten schooltijden bezig houdt met het Weblog. Het gaat hierbij om twee leerlingen op drie klassen van in totaal 25 leerlingen. Hierbij wordt het Weblog gebruikt om privé-zaken van zich af te schrijven, over bijvoorbeeld een pestverleden of spanningen binnen een gezin. Het overgrote deel doet dit echter niet en ziet het Weblog als een opdracht voor school, waarop verplicht interesses en hobby’s moeten melden. Eén leerling omschreef het als volgt:
Halo ik ben P. Dit is een opdracht voor ICT dus ja zodra ik ermee klaar ben stop ik waarschijnlijk. Ik hou erg van Gamen en Anime dus daar zullen er nog wel dingen van op mijn blog komen. de game die ik nu speel is MapleStory en de anime-series die ik nu volg zal ik nog wel opnoemen. nou mijn eerste bericht
GRTZ "ThA MaStEr" De leerling geeft direct al aan dat er geen interesse is in de Weblog en ziet het als schoolwerk. In volgende posts21 stonden de volgende zinnen:
Ik moest een werkstuk maken voor school en nu moet ik hem voor school op deze blog (die ik voor school moest aanmaken) zetten. En hier weer zo’n saaie school opdracht. Ik moet nu 150 woorden hierin zetten en het moet over iets van Pasen gaan. Dus ik typ maar iets over paashazen hier neer. hier weer een bericht (schoolopdracht). ik moet vertellen wat ik dit weekend gedaan heb. Het is duidelijk geen eigen keus om te vertellen over weekenden of schoolopdrachten op de Weblog te zetten. De leerlingen konden ook reageren op het Weblog van een klasgenoot. Dit gebeurde echter nauwelijks. De enige reactie (tot heden) was een bericht op het Weblog van de ICT sectie waarin werd gesteld dat het een te ‘saaie’ Weblog was. Het bijhouden van een Weblog blijkt dus lastig vol te houden voor de leerlingen. Van voldoende inslijting was echter geen sprake, de leerlingen schreven na hun schoolse Weblog periode nog amper op het Weblog en bleken geen enkele interesse te hebben in het Weblog van klasgenoten.
21
Berichten op een Weblog
20
4.2.3
Crossmedia
Informatie is overal, zoals in paragraaf 4.2.2 al werd genoemd. Het samenkomen van de verschillende media op het internet maakt het makkelijk informatie te combineren en hiervan overal gebruik kan maken. Dit fenomeen heet crossmedia22. Hieronder valt echter ook het veranderen van de werkplekken en het inrichten van de werktijd. In deze paragraaf zal ik het echter enkel hebben over het gebruik van crossmedia op internet zelf. In klas 1A gebeurt dit door middel van Google. Hierin zitten functies gecombineerd die samen een omgeving creëren waarin leerlingen een compleet overzicht hebben van de verschillende media. Een onderdeel dat dit goed weergeeft is het gebruik van RSS-feeds23. Ik heb voor deze toepassing gekozen omdat leerlingen het lastig vinden om de informatie te vinden die ze nodig hebben of interessant vinden. Ook hiervoor heb ik gebruik gemaakt van een werkboek zodat de leerlingen stap voor stap het traject konden doorlopen (zie bijlage 4.) Omdat de meeste leerlingen het programma niet bleken te kennen, heb ik gebruik gemaakt van een korte omschrijving:
We gaan gebruik maken van RSS-feeds. Dit betekent Really Simple Syndication wat in het Nederlands betekent Heel Simpele Berichten. Feed betekent voeden of doorgeven. Je krijgt dus heel korte en simpele berichten door, die je kan lezen vanuit een ander programma. Het is zoiets als de voorfilmpjes in de bioscoop of bij een dvd. Je krijgt een stukje van het bericht te zien, en als je het helemaal wilt zien, moet je bericht open. RSS-feeds zijn een verzameling berichten van een bepaalde site. Op deze manier is het makkelijk informatie te vergaren zonder hiervoor verschillende sites af te gaan. Een voorbeeld van een veelgebruikte RSS-feeds is Nu.nl, dat de berichten van de site via een RSS-feed doorstuurt naar een Reader. Voor dit onderdeel hebben de leerlingen Google Reader gebruikt. Leerlingen hebben dit gebruikt voor nu.nl en een site naar eigen keuze. Tussendoor heb ik de leerlingen gevraagd of ze dit nog gebruikten en of ze dit handig vonden. 70% van de leerlingen bleek dit nog te gebruiken, waar alle leerlingen het handig vonden. Sommige leerlingen bleken de tijd niet te vinden, of het te vergeten.
4.2.4
ICT gebruik tijdens vrije momenten
Een leerling gaf in paragraaf 4.2.2 aan dat het een schoolse opdracht was waarmee hij duidelijk liever niet bezig was. Om te weten te komen wat de leerlingen dan wel doen bij het gebruik van ICT heb ik onderzocht hoe de leerlingen hun ICT tijd gebruikten tijdens vrije werk moment. Dit weerspiegelt wellicht niet geheel het gebruik van ICT thuis, maar het geeft een indicatie van de interesses. Tijdens ieder dubbel uur (100 minuten) ICT kregen de leerlingen één keer 10 minuten en één keer 15 minuten vrij te besteden tijd. Hierbij heb ik gekeken naar de tijd die leerlingen besteden aan het spelen van online games, samen of alleen, het bekijken van de e-mail, chatten, het werken aan schoolse of buitenschoolse opdrachten en de overige categorie. Ik heb gemeten hoeveel procent van de beschikbare tijd wordt besteed aan een bepaald onderdeel. Hierbij heb ik alleen gekeken naar de tijd die met ICT wordt gewerkt. De resultaten laten zien dat de helft van de leerlingen aan het begin van de les alleen games speelt. Samen Gamen doet gemiddeld 20% van de leerlingen. Samen maakt dit dat 66% van de vrij te besteden tijd aan het begin van een les wordt gebruikt om online te gamen. De leerlingen bekijken ook geregeld hun Gmail account, slechts een enkele keer zorgt dit ervoor dat leerlingen al beginnen met een opdracht. 22
Over de inzet van crossmedia verwijs ik naar het artikel Het ‘nieuwe werken’ is slimmer ondernemen van Sanne Brand (Nerdette.nl, 2009) 23 Real Simple Syndication
21
Verrassend is dat slechts 2% chat met klasgenoten of daarbuiten. Later in mijn onderzoek zal ik daar meer over zeggen.
Besteding vrije ICT tijd aan het begin van de les 6%
Alleen Gamen
2%
8%
Samen Gamen
2%
E-Mail bekijken
46%
Chatten Schoolse opdrachten
16%
Buitenschoolse opdrachten Anders
20%
Aan het eind van de les hebben de leerlingen een kwartier vrije tijd. Hierbij heb ik een extra mogelijk benoemd, namelijk het plannen in de agenda. Hierover later meer. Te zien is dat er een grote verschuiving plaats vindt van het alleen gamen naar het samen gamen. Samen komt het gamen bijna gelijk uit als aan het begin van de les, op 65%. Wel verschuift het gedrag buiten het gamen. Er wordt drie maal zoveel gechat en gewerkt aan schoolse opdrachten. De e-mail wordt minder bekeken met de logische reden dat dit waarschijnlijk al eerder in de les is gedaan.
Besteding vrije ICT tijd aan het eind van de les 2%
7% 28%
16%
Alleen Gamen Samen Gamen E-Mail bekijken Chatten Schoolse opdrachten
6% 4%
Buitenschoolse opdrachten Agenda
37%
Een onderzoek van Van Rooij & Van den Elijnden uit 2007 heeft onderzocht wat het gebruik van ICT thuis is, gericht op de schoolse activiteiten, afgezet tegen het gebruik hiervan een jaar eerder. Hieruit blijkt dat bijna 70% van de leerlingen internet gebruikt voor het zoeken van informatie, en dat een kwart internet gebruikt om te overleggen met klasgenoten. Hieruit blijkt ook dat internet meer wordt gebruikt, 11% gebruikt het niet voor school activiteiten in 2007, tegen 13% in 2006. Het enige dalende percentage in gebruik is het kopiëren van kant en klare werkstukken. De leerlingen maken dus vooral gebruik van het gamen op internet, online spelen. Om hierop in te spelen heb ik een opdracht gegeven waarbij de leerlingen hun favoriete games konden omschrijven en aan mij konden aantonen dat het games waren die ze onder schooltijd mochten doen. Voor deze opdracht heb ik gekozen voor een WebQuest.
22
4.3.
Conclusie hoofdstuk 4
De leerlingen vinden het prettig om te werken met ICT, zolang het gestructureerd kan worden ingezet. Hierbij gaat het om een duidelijke taakomschrijving en een concrete opdracht met directieve instructie. Een programma dat door veel leerlingen als positief wordt ervaren is PowerPoint door het sturende karakter en overzichtelijke manier van werken. De technische vaardigheden om bezig te zijn met ICT beheersen de meeste leerlingen in de klassen. Het vinden van de juiste inhoud en het rangschikken en op waarde beoordelen van deze informatie heeft bij deze doelgroep extra aandacht nodig. Het bijhouden van Weblog’s wordt niet als nuttig gezien door de leerlingen. Websites en RSS-feeds worden wel als zinvol gezien en ingezet door de klassen, ook buiten de lessen.
23
5.
Conclusie onderzoek
Het inzetten van Web 2.0 in het speciaal onderwijs, gericht op autisme, is een opgave door het tegenstrijdige karakter van Web 2.0 en autisme. Web 2.0 zorgt voor veel informatie die op een chaotische manier wordt aangeboden. Er zijn veel vaardigheden nodig om hier uit te komen. Leerlingen met autisme vinden het in het normale onderwijs niet gestructureerd genoeg en hebben hierdoor nog extra hulp nodig bij het gebruik van Web 2.0 applicaties, naast extra sturing bij het gebruik van ICT. De doelgroep in dit onderzoek, klas 1A, heeft meer structuur nodig dan een klas in het regulier onderwijs. Naast dat het internet en computerapplicaties extra mogelijkheden bieden om dit te geven, maakt ICT ook nieuwe problemen als de grote informatiestroom en de ongeordendheid van deze informatie. Door de leerlingen een gestructureerde opdracht aan te bieden kunnen de leerlingen toch deelnemen aan de dit kennisnetwerk. Het is van belang om de leerlingen te sturen in het gebruik van ICT. Door de interesses en de onmogelijkheden die ze vanwege hun handicap hebben, zoals bijvoorbeeld de vertraagde informatieverwerking en de minder ontwikkelde sociale contacten, nemen ze op een ander niveau deel aan de nieuwe ontwikkelingen en dreigen ze af te haken bij de NML groep. Door ICT op de juiste plaatsen in te zetten, met de keuze voor de juiste programma’s, een gestructureerde opzet en training van vaardigheden die nodig zijn, kunnen de leerlingen zich toch aansluiten bij de NML. Het is echter niet zo dat de leerlingen zich hierop uit zichzelf aansluiten. Om ICT goed in te zetten, zijn geordende opdrachten dus belangrijk. Hierbij helpen een aantal programma’s. PowerPoint is een programma dat door de structuur goed te gebruiken is. Ook de Google applicaties werken goed doordat ze gecombineerd vele aspecten van Web 2.0 en basis applicaties in versimpelde vorm aanbieden. Hulpmiddelen om informatie te zoeken en verwerken, zoals RSS-feed readers, zijn een goed hulpmiddel om de leerlingen te begeleiden op het web.
24
Bronnenlijst
www.autsider.net (autisme survival gids)
Autisme en het Syndroom van Gilles de la Tourette. Geraadpleegd op 4 april 2009 via http://www.autismeinfocentrum.nl/fetch_html_cat.html?oid=17339381&mnu=tmain100:ssrch 125&s=1&l=nl&t=1238929754
Baird, D.E. & Fischer, M (2006). Neomillennial User Experience Design Strategies: Utilizing Social Networking Media to Support ‘Always On’ Learning Styles. Journal of Educational Technology Systems 34 (2006).
Bennett, Keith; et al. (December 2000). "Service-based software: the future for flexible software" in Seventh Asia-Pacific Software Engineering Conference, 2000. APSEC 2000.
BMC (2009). Wat punt nul… Web 2.0 en Voortgezet Onderwijs en MBO-leerlingen. Geraadpleegd op 5 juni 2009 via www.kennisnet.nl
Boschma, J. & Groen, I. (2007). Generatie Einstein. 2e editie, Pearson Education, Amsterdam.
Delfos, M. F. Pervasive Development Disorder (PDD), wat betekent dit voor de school? Geraadpleegd op 9 februari 2009 via http://www.pdd-nos.nl
Delfos, M. F. (2008) Een vreemde wereld. SWP Amsterdam.
Derksen. M. (2006). Steeds minder jongeren maken gebruik van email. Geraadpleegd via http://www.marketingfacts.nl/berichten/20060708_steeds_minder_jongeren_maken_gebruik_ van_email/
DiNucci, D. (1999). Fragmented Future. Geraadpleegd op 20 maart 2009 via http://cdinucci.com/Darcy2/articles/Print/Printarticle7.html.
DSM-IV-TR (2000). Asperger’s Disorder 299-80. Work Group on DSM-IV-PC, American Psychiatric Association.
Freitas, S. de (2007). Learning in Immersice Worlds. A review of game-based learning. JISC e-Learning Programme.
Freire, P. (2001). Pedagogy of Hope. Nieuwe editie, Rowman & Littlefield Publishers, Inc.
Gruijter, F. de (2008) Wie succesvol wil leren moet zelf zijn leerproces aansturen: betekenisvol leren definitie actie. College PABO Arnhem.
Howe & Strauss (2003). Millenials go to college: Strategies for a new generation on campus. American Association of Collegiate Registrars and Admissions Officers, Washington D.C.
JISC (2008). Google Generation. Geraadpleegd op 21 maart 2009 via: http://www.jisc.ac.uk/whatwedo/programmes/resourcediscovery/googlegen.aspx
Kennisnet Clusterindicatie cluster 1. Geraadpleegd op 15 maart 2009 via http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster1
25
Kennisnet Clusterindicatie cluster 2. Geraadpleegd op 15 maart 2009 via http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster2
Kennisnet Clusterindicatie cluster 3. Geraadpleegd op 15 maart 2009 via http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster3
Kennisnet Clusterindicatie cluster 4. Geraadpleegd op 15 maart 2009 via http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster4
Lam, I. & Ritzen, M (2008). Tools and Pedagogies that Fit the Ne(x)t Generation of Students. Proceedings of the Eden Annual Conference, 2008, Lisbon, Portugal.
Leren.nl Omgaan met autistische mensen. Geraadpleegd op 4 juni 2009 via http://www.leren.nl/cursus/sociale-vaardigheden/bijzondere-mensen/autistische-mensen.html
Oblinger, D.G. & Oblinger, J.L. (2005). Educating the Net Generation. Educause e-books, 2005.
Pascu, C., Osimo, D., Turlea, G., Ulbrich, M., Punie, Y. & Burgelman, J-C. (2008). Social Computing Applications. IPTS Exploratory Research on Social Computing. JRC Scientific and Technical Reports, EUR 23415 EN, http://ftp/jrc.es/EURdoc/JRC46431.pdf.
Pedró. F. (2006). The new Millennium Learners: Challenging our Views on ICT and Learning. OECD-CERI, 2006, http://www.oecd.org/dataoecd/1/1/38358359.pdf.
Postbus 51, WSNS. Geraadpleegd op 17 maart 2009 via http://www.minocw.nl/wsns/502/Over-Weer-Samen-Naar-School.html
Rand, A. (1979) Introduction to objectivist epistemology. Meridian (1979).
Van Rooij, Tony & Regina van den Eijnden. 2007. Monitor Internet en jongeren 2006-2007. Ontwikkelingen in Internetgebruik en de rol van opvoeding. Rotterdam: IVO.
Siemens, G. (2004) Connectivism, A learning theory for the digital age. Geraadpleegd op 25 maart 2009 via http://www.elearningspace.org.com/Articles/connectivism.htm
Siemens, G. (2006). Knowing Knowledge. http://www.knowingknowledge.com
Veen, W. (2000). Flexibel onderwijs voor nieuwe generaties studerenden. Geraadpleegd op 1 mei 2009 via from http://elearning.surf.nl/e-learning/onderzoek/1833.html
http://nl.wikipedia.org/wiki/Speciaal_onderwijs
26
Bijlages Bijlage 4.1, werkstuk beoordeling
Beoordeling verslag Lay-out: -
kop- of voettekst paginanummers hoofdstukkopjes, tussenkopjes eventuele foto’s met onderschrift gebruik de spellingcontrole letterype 12 Times New Roman, 10 Tahoma, Arial of Verdana
: : : : : :
Indeling: -
voorkant /titelblad inhoudsopgave inleiding / voorwoord hoofdstukken nawoord / conclusie bronnenlijst
: : : : : :
Titelblad • • • • •
De titel (eventueel met ondertitel). (dekt het de lading, aantrekkelijk?) De voorletter(s) en achternaam van de schrijver(s). Het vak of de vakken waar het verslag voor gemaakt is. De school en klas. De datum.
: : : : :
Inhoudsopgave Twee kolommen. In linkerkolom hoofdstuktitels e.d. In rechterkolom paginanummers.
: : :
Inleiding • • • •
waarom dit onderwerp waarom is de hoofdvraag belangrijk Noem je hoofdvraag en deelvragen. korte hoofdstukindeling en korte beschrijving inhoud
: : : :
Hoofdstukken Elke deelvraag een apart hoofdstuk. Hoofdstukken met duidelijke titel. (Als een hoofdstuk uit verschillende antwoorden op deelvragen bestaat, dan verdeel je het hoofdstuk in paragrafen. ) Iedere paragraaf is antwoord op een deelvraag. Duidelijke alinea-indeling en ieder hoofdstuk op nieuwe pagina. Illustraties met volgnummer en titel. Grafiek, tabel of schema niet door jezelf gemaakt, bron vermelden. In de tekst verwezen naar illustratie.
: : (:) : : : : :
27
Conclusie Antwoord op de hoofdvraag.
:
Lijst van geraadpleegde bronnen
:
Tot slot Gemaakt op tekstverwerker. Let op spelling en leestekens.
: :
Beoordeling:
:
Opmerkingen Nederlands:
Opmerkingen ICT:
Opmerkingen Groen:
Opmerkingen algemeen:
28
Bijlage 4.2, Een mooi Huis
Een mooi huis Iedereen wil graag een mooi huis. Daarom gaan we op zoek naar een huis, voor jullie. Er zijn wel een aantal eisen aan de huizen die je gaat zoeken. Deze staan hieronder. Je zoekt meerdere huizen waaruit je kan kiezen, bijvoorbeeld drie of vier. Een aantal zaken over je situatie:
De eisen zijn
Prijs tussen de €125000 (honderdvijfetwintigduizend) en €160000 (honderdzestigduizend) Oppervlakte groter dan 65m2 Binnen 5 kilometer van Arnhem (of in Arnhem) Twee slaapkamers zou heel mooi zijn.
Als je een huis hebt gevonden doe je het volgende:
Als kop neem de het adres van de woning, het appartement, bijvoorbeeld: ‘Heijenoordseweg 7 te Arnhem’. Kopieër het adres van de site (de URL) in een Word Document. Dit zet je onder de naam. Schrijf de kenmerken op: oppervlakte, inhoud, aantal kamers, is er een berging of niet, de ligging, het onderhoud. Als je meer kan vinden, schrijf je meer op. Kopieër de tekst van de site, en plak er foto’s tussen. Maak bij de foto's voetteksten. Zorg dat het er leuk uitziet. Per woning 1 hoofdstuk. Nummer de pagina's Maak een inhoudsopgave met Word Lettertype Times New Roman, grote 12 Je stuurt het document naar
[email protected]
29
Bijlage 4.3, Google Sites opdrachtenboek
Google Sites Vandaag gaan we een eigen site maken met Google Sites, vanaf nu . Ga naar je . Hierin zie je bovenin de pagina een keuze menu. Kies hieruit ‘meer’. Daarna zie je weer een aantal keuzes. Hierin kies je Sites.
Nu zie je de start pagina van
. Je maakt een nieuwe site aan.
30
De site die je gaat maken, gaat over het werkstuk voor Groen waarmee dat je hebt gemaakt. De naam van je werkstuk is ook de naam van de site. Als je werkstuk bijvoorbeeld ‘Beren’ heet, is de naam van je site dus ook ‘Beren’. De URL is iets anders. Dit is de plek waarop je site gevonden kan worden. Hier kies je voor je eigen voor en achter naam en dan de naam van je werkstuk. Dus: mijn naam is Piet Jansen, Mijn URL wordt Pietjansenberen.
Daarna verander je het kopje ‘delen met’ in ‘alleen door mij opgegeven personen kunnen deze site bekijken’. Kies een sitethema.
31
Type hierna de gevraagde code over en maak de site aan.
Je hebt nu een site gemaakt, waarin je dingen kan veranderen.
Dit kan je doen bij ‘pagina bewerken’ en bij instellingen. Bekijk beide opties of je iets wil veranderen.
32
Daarna ga je de pagina bewerken.
Hierin zet je je werkstuk, inclusief plaatjes. Er zijn een aantal eisen aan je pagina: - ieder hoofdstuk heeft een eigen pagina. - De kop is vetgedrukt. - Ieder hoofdstuk heeft minimaal 1 plaatje waardoor het duidelijker wordt. - Er staan minimaal 2 filmpjes op de pagina, over je onderwerp. - Je maakt een inhoudsopgave, met via ‘invoegen’ - Zorg dat de site er goed uitziet!!! - Je deelt je site met je klasgenoten door bij ‘instellingen’ alle e-mail adressen van je klasgenoten toe te voegen. 33
Bijlage 4.4, RSS-feed opdrachtenboek
RSS-feed , vanaf nu: .
Gebruiken van de google reader, vanaf nu:
We gaan gebruik maken van RSS-feeds. Dit betekend Really Simple Syndication wat in het Nederlands betekent Heel Simpele Berichten. Feed betekent voeden of doorgeven. Je krijgt dus heel korte en simpele berichten door, die je kan lezen vanuit een ander programma. Het is zoiets als de voorfilmpjes in de bioscoop of bij een dvd. Je krijgt een stukje van het bericht te zien, en als je het helemaal wilt zien, moet je bericht open. Open je Gmail account.
Bovenin zie je de keuzebalk: ,
l, ,
,
,
en meer.
34
Hieruit kies je de Reader. Dit is het programma dat de Hieronder zie je een voorbeeld van een
kan lezen.
.
Onder het logo staat ‘+ een abonnement toevoegen’. Hierin kan je sites toevoegen die je in je Reader, zoals we vanaf nu de Google RSS-feed Reader gaan noemen, wilt hebben. Voeg hieraan de adressen toe van een site zoals www.nu.nl of één van de weblogs of uit je klas.
35
Als je een hebt toegevoegd, kan je deze in een map indelen. Dit doe je door naar instellingen bovenin het scherm te gaan. Ga daarna naar Abonnementen. Achter ieder abonnement zie je een aantal keuzes: naam wijzigen, een prullenbakje (om de toevoegen’.
weg te gooien) en een optie ‘aan een map
Maak nu een map aan voor alle van je klasgenoten. Dit doe je door op de knop ‘aan een map toevoegen’ de optie ‘nieuwe map’ te kiezen. Hierbij kies je een naam voor de map. Voeg hieraan alle van klasgenoten toe. Opdracht 1 Voeg drie nieuwssites toe aan je meteen kan zien of er nieuws is.
. Geef ze één map zodat je
Opdracht 2 Je kan ook vanuit een site (bijvoorbeeld www.nu.nl) een feed toevoegen. Dit doe je door op het logo te klikken. Hierna krijg je een keuze: naar je e-mail sturen of naar de . Je kiest hierbij voor de .
36