Auteursrecht©,Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen?
Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorscriptie, afdeling eLaw@Leiden Door P.C. de Putter Scriptiebegeleider: mr. dr. B.W. Schermer
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
INHOUD 1
Inleiding
3
1.1
Probleemstelling
3
1.2
Vraagstelling
4
1.3
Onderzoeksmethode
4
2
De positie van ISP’s en internetplatformen
5
2.1
Inleiding
5
2.2
Auteursrecht en illegale content
6
2.3
Wettelijk kader en toepasselijke jurisprudentie
6
2.4
De positie van ISP’s en internetplatformen
8
2.5
Overwegend
10
3
De positie van de internetgebruiker
11
3.1
Inleiding
11
3.2
Wettelijk kader en toepasselijke jurisprudentie
11
3.3
De positie van de internetgebruiker
13
3.4
De rol van het openbaar bestuur en de rechter
14
3.5
Overwegend
14
4
Samenvatting en conclusie
16
5
Bronvermelding
18
2
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
1 INLEIDING 1.1
Probleemstelling
Sinds het eind van de jaren negentig is het internet beschikbaar voor een almaar groeiende groep van de wereldbevolking. De ontwikkeling van deze internetmaatschappij heeft, zoals iedere maatschappij, kinderziekten en de altijd terugkerende verschijnselen met zich meegebracht. Een van deze verschijnselen is dat ook op het internet wij het liefst zo min mogelijk willen betalen voor de diensten waar wij gebruik van maken. Dit heeft ertoe geleid dat we op allerlei manieren elkaar diensten zijn gaan verschaffen die ons de kosten besparen die we in de fysieke wereld wel zouden moeten maken. Zo bestaan er websites, programma’s en netwerken die het ons gemakkelijk maken om auteursrechtelijk beschermde content (zoals films, muziek of computerprogramma’s) in bezit te krijgen zonder de eigenaar van de intellectueel eigendomsrechten hiervoor te vergoeden. Het spreekt voor zich dat, net als in de fysieke wereld, de eigenaren van de intellectuele eigendom nu proberen hun eigendom te beschermen. In de afgelopen jaren zijn er steeds meer voorbeelden te vinden van eigenaren van intellectueel eigendom die (alleen, dan wel verenigd1) internetgebruikers, internetplatformen en Internet Service Providers2 proberen aansprakelijk te stellen voor de inbreuk op hun rechten door een civiele procedure te starten. Wanneer personen schadelijke of illegale content op het web plaatsen, kunnen zij hiervoor aansprakelijk gesteld worden. Maar wat de rol van tussenpersonen zoals ISP’s en internetplatformen in deze is, is nog niet duidelijk. Naar aanleiding van bovenstaande ontwikkelingen zijn veel vragen ontstaan waar de rechters en de autoriteiten nog geen eenduidig antwoord op hebben. Misschien is dit ook niet mogelijk in een omgeving die zodanig snel verandert en zich in een vloek en een zucht aanpast aan nieuwe omstandigheden zoals nieuwe wetgeving.
1
Vaak laten eigenaren van intellectuele eigendom zich vertegenwoordigen door een partij die voor de gezamenlijke belangen opkomt. Zo behartigt de Stichting Brein vaak de belangen van de Nederlandse muziekindustrie. Dit soort partijen noemen we ook wel collectieve beheersorganisaties. 2 Onder Internet Service Provider (voortaan ISP) kan worden verstaan een partij die toegang tot het internet verschaft en zo een derde de mogelijkheid creëert via zijn server informatie te ontvangen. L.A.R. Siemerink, Recht en praktijk: De overeenkomst van Internet Service Providers met consumenten, Amsterdam, Kluwer 2007, p. 22.
3
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
1.2
Vraagstelling
Het doel van dit scriptieonderzoek is om een zodanig inzicht in deze ontwikkelende materie te verkrijgen, dat het mogelijk wordt om een beargumenteerd antwoord te vormen op de volgende vraag:
Hoe zwaar weegt de verantwoordelijkheid van ISP’s en internetplatformen waar het gaat om de bescherming van hun gebruikers en het bestrijden van illegale content?
Bij het schrijven van deze scriptie zou ik de stelling willen verdedigen en onderzoeken dat op de moderne internetgebruiker en degene die het gebruik wil faciliteren een grote eigen verantwoordelijkheid rust. De internetomgeving is een maatschappij die zich dusdanig snel ontwikkelt dat preventief en adequaat toezicht een utopie is, evenals de roep om privacybescherming naar aanleiding van eigen gebruik. Hierbij zou ik in het licht van recente ontwikkelingen (zoals de “Pirate Bay” uitspraak) mij willen toespitsen op aansprakelijkheid en bescherming rondom het hosten, faciliteren, uitwisselen en downloaden van auteursrechtelijk beschermde content zoals films, muziek etcetera.
1.3
Onderzoeksmethode
Om deze vraag te beantwoorden wil ik de kwestie van twee kanten belichten. Aan de ene kant die van de ISP’s en internetplatformen. Wanneer is er sprake illegale content? Wanneer dient de provider of het internetplatform te beseffen dat er sprake is van illegale content en wat is de rol van de toepasselijke wetgeving en jurisprudentie in dit licht?
De andere kant van deze medaille is die van de internetgebruiker. Hoe groot is de eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker in deze informatiegedreven maatschappij? In hoeverre en wanneer dient de gebruiker tegen zichzelf dan wel andere gebruikers/diensten beschermd te worden? Wat is hierbij het toepasselijke wettelijk kader, en wat is de rol van het openbaar bestuur en de rechter in deze?
Alvorens antwoord te geven op deze vragen wil ik telkens eerst een beknopt overzicht schetsen van het toepasselijke wettelijk kader en aansluitende rechterlijke uitspraken die hieromtrent gedaan zijn.
4
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
2 DE POSITIE VAN ISP’S EN INTERNETPLATFORMEN 2.1
Inleiding
In het vraagstuk wie aansprakelijk is bij schending van auteursrechten door ongeautoriseerd verkeer hiervan over het internet spelen ISP’s natuurlijk een centrale rol. Immers, zonder provider kan er niet gesurft worden, laat staan dat downloaden van illegale content tot de mogelijkheden behoort. De tweede partij die een internetgebruiker nodig heeft om eventueel illegale content te downloaden of te uploaden is een internetplatform. Wat een internetplatform in deze is kunnen we niet precies vaststellen. We kunnen hierbij denken aan de bekende partijen als Youtube.com of Marktplaats.nl, maar er zijn ook minder duidelijke gevallen bekend. Een voorbeeld hiervan is de ‘Fill Threads Database’ of FTD. Dit is een programma/website dat het mogelijk maakt voor gebruikers om elkaar te verwijzen naar wat er zoal te downloaden valt van verschillende ‘nieuwsgroepen’ op verschillende servers, zonder het bestand zelf in het programma te bewaren of een directe link naar het bestand te geven. Stichting Brein en FTD vechten momenteel uit in hoeverre deze vorm van ‘faciliteren’ strafbaar is.3 Een ander, nog duidelijker, voorbeeld is de Pirate Bay-zaak.4 Hierin werden gebruikers op de site direct verwezen naar bestanden die klaarblijkelijk auteursrechtelijk beschermde content waren. De rechter besloot dat de beheerders van de site strafbaar waren en gaf ze ieder een jaar celstraf en veroordeelde ze tot een fikse gedeelde schadevergoeding van 2.700.000,- euro. ISP’s waren vervolgens zeer tevreden met deze uitspraak, in de hoop dat hiermee aansprakelijkheid voor het faciliteren van dergelijke content verder verschoof in de richting van de internetplatformen. Er lijkt zo een grijs gebied te zijn ontstaan tussen ISP’s en internetplatformen waarbij men elkaar de bal speelt. Het is daarom voor autoriteiten en de rechtsprekende macht belangrijk een aantal grenzen vast te stellen. We moeten eerst een beeld krijgen van wanneer er sprake is van illegale content, alvorens aan het aansprakelijkheidsvraagstuk toe te komen. Vervolgens kunnen we aan de hand van het wettelijk kader en de jurisprudentie proberen vast te stellen wie verantwoordelijk is voor de content: de provider, het internetplatform of de gebruiker?
3
FTD heeft een zaak tegen Stichting Brein aangespannen omdat ze de uitlating van Stichting Brein dat de activiteiten van FTD “zonder meer strafbaar” zijn onjuist en laakbaar vinden. Voor een toelichting van FTD zie: http://www.fighttodefeat.nl/index_nieuws.html 4 Van de recente uitspraak van het Zweedse hof is nog geen Engelse vertaling beschikbaar. Voor een impressie van de uitspraak: http://news.cnet.com/8301-1023_3-10224201-93.html
5
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
2.2
Auteursrecht en illegale content
De essentie van het auteursrecht in Nederland, zoals volgt uit de Auteurswet, komt neer op het volgende. Bescherming in de zin van de Auteurswet is beschikbaar voor werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Voorwaarde hierbij is dat het werk geuit is, een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het voldoende herkenbaar is als werk (voldoende afgebakend). Opgemerkt dient te worden dat het hierbij niet zozeer om het fysieke werk zelf gaat, maar aan de geestelijke schepping van het werk die aan de creatie vooraf is gegaan. De maker van het werk heeft van rechtswege het auteursrecht op zijn werk, of hij heeft het overgedragen aan een ander; de rechthebbende. Uit artikel 1 Auteurswet volgt dat de maker (of de rechthebbende) vervolgens het exclusieve recht heeft zijn werk te exploiteren. Dit houdt in dat de maker de enige is die het werk openbaar mag maken of verveelvoudigen.5 Dit exclusieve recht is het belangrijkste onderdeel van het auteursrecht waar wij in het aansprakelijkheidsvraagstuk mee te maken hebben. Maar waar raakt dit recht in de praktijk de activiteiten van ISP’s en internetplatformen? Het is duidelijk dat artikel 2 Auteurswet stelt dat voor de overdracht van auteursrechten een schriftelijke akte vereist is. Dit is een hard criterium, en het is gemakkelijk vast te stellen wanneer hiervan sprake is. Een andere mogelijkheid voor het toestaan van het gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk is door Creative Common licenties te verlenen.6 Vast stellen wat illegale content is, is dus niet zo moeilijk. Veel complexer wordt het wanneer we willen weten van wie deze content afkomstig is, hoe deze eraan is gekomen en wie er verantwoordelijk is voor de verspreiding van de content.
2.3
Het wettelijk kader en de toepasselijke jurisprudentie
Uit statement 8 WCT volgt: “It is understood that the mere provision of physical facilities for enabling or making communication does not in itself amount to communication within the meaning of this Treaty of the Berne Convention”.7 Dit zou betekenen dat ISP’s niet aansprakelijk zijn voor het eenvoudigweg faciliteren van het opslaan en beschikbaar maken van eventueel auteursrechtelijk beschermde content. Wanneer we het over deze dienst hebben spreken we van ‘Hosten’.
5
Franken, Kaspersen en De Wild, Recht en Computer, Deventer, Kluwer 2004, p. 242 e.v. Voor een indruk van de werking van CC’s zie: http://creativecommons.nl/meer-weten/ 7 Zie agreed statement on art. 8 WCT. Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht, Geneve, 1996 (art. 10,11 en 12). 6
6
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
Artikel 6:196c BW lid 4 stelt hieromtrent: (…)bestaande uit het op verzoek opslaan van van een ander afkomstige informatie, is niet aansprakelijk voor de opgeslagen informatie, indien: -
Deze geen kennis heeft of behoort te hebben van het onrechtmatig karakter van de content
-
Deze zodra de provider kennis krijgt van de onrechtmatigheid van de content deze zo spoedig mogelijk8 de content verwijdert ofwel toegang daartoe onmogelijk maakt.
Deze regelgeving is gebaseerd op Europese richtlijnen. Het spreekt voor zich dat de internationale gemeenschap zich bemoeit met regelgeving op dit gebied, aangezien het internet zelf zich ook niet beperkt tot de landsgrenzen. Uit deze Europese richtlijn9 zijn drie gronden te extraheren waarop een ISP zich kan beroepen om niet aansprakelijk te zijn voor het faciliteren van beschermde content. Ten eerste mag de ISP zich niet bemoeit hebben met de content10. Ten tweede dient de provider regelmatig zijn cache memory te controleren op illegale content waarvan men weet dat deze op het geheugen heeft gestaan. Ten derde dient de ISP zoals hierboven aangegeven (ex art. 6:196c lid 4 BW) zo spoedig mogelijk illegale content te verwijderen waarvan men op de hoogte wordt gebracht.
In het geval van aansprakelijkheid voor tussenpersonen (de internetplatformen) heeft de rechter zich al meerdere malen uitgesproken. Een interessant voorbeeld hiervan is de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in de zaak Stichting Brein/Techno Design.11 Het ging hier om een website die een zoekmachine exploiteerde, gericht op MP3-muziekbestanden. Het Hof besloot in deze zaak dat de exploitatie van een dergelijke zaak op zich niet zonder meer onrechtmatig was. De site had echter structureel gebruik gemaakt van de beschikbaarheid van illegale content op het internet. Dat Techno Design haar gebruikers een waarschuwing gaf dat er eventueel inbreuk gepleegd zou worden op de auteursrechten van de makers van de muziek was niet voldoende om te voorkomen dat het Hof besloot de website van het web te halen. Doorslaggevend in deze zaak was ook dat de gebruikers van de site klaarblijkelijk structureel op zoek waren naar ongeautoriseerde content, en dat de website aan deze activiteit haar geld verdiende. Een voorbeeld waarin zowel het internetplatform als de ISP betrokken zijn is de zaak Everlasting.12 Hier ging het wederom om een internetplatform dat gebruikers op de hoogte bracht van beschikbare ongeautoriseerde content (in casu ging het om zogeheten Torrents)13. Het hof oordeelde echter in deze
8
“…acts expeditiously to remove or to disable acces to the information.” Art. 14b lid 2 Directive 2000/31/EC of the European Parliament and of the Council of 8 June 2008 on Legal Aspects of Information Society Services, in particular Electronic Commerce, in the Internal Market. 9 Directive 2000/31/EC of the European Parliament and of the Council of 8 June 2008 on Legal Aspects of Information Society Services, in particular Electronic Commerce, in the Internal Market. 10 Een beroep op ‘Mere Conduit’, middels art. 12 van bovenstaande richtlijn. 11 Brein/Techno Design, LJN: AX7579, Gerechtshof Amsterdam , 1157/04 12 Everlasting, LJN: BD6223, Gerechtshof Amsterdam, 2008, 106.007.074/01KG – zie rechtsoverweging 4.7
7
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
dat de ISP (Leaseweb) bewust een faciliterende rol in de auteursrechtbreuk speelde bij het op grote schaal inbreuk maken op auteursrechten en/of naburige rechten. Hiermee had de ISP onmiskenbaar onrechtmatig gehandeld door volgens het Hof een initiërende, essentiële en kwaliteitsbevorderende rol te spelen. Opvallend aan de uitspraak is de veroordeling. Niet alleen wordt Leaseweb (de ISP) veroordeeld tot een dwangsom en verwijdering van de website Everlasting, de provider wordt tevens veroordeeld tot het overleggen van de NAW-gegevens van de websitehouders.14
2.4
De positie van ISP’s en internetplatformen
De rollen van ISP’s en internetplatformen bij inbreuk op auteursrechten liggen behoorlijk dicht op elkaar. Toch is er een essentieel verschil tussen de beiden. Mijns inziens zit de crux in het willens en wetens, oftewel opzettelijk, inbreuk op auteursrecht faciliteren. Zoals volgt uit de Pirate Bay uitspraak kan het wel degelijk doorslaggevend zijn wat voor een indruk de beklaagden hebben gemaakt tijdens het eventuele faciliteren. In het geval van Pirate Bay kunnen we ons ook afvragen: “What’s in a name?” Wanneer de beheerders van het internetplatform zodanig klaarblijkelijk bezig zijn directe inbreuk op auteursrecht mogelijk te maken, heeft de rechter het niet moeilijk om de opzet bewezen te achten. In het geval van ISP’s zagen we eerder dat de Europese richtlijnen tevens een grens trekken bij het wetens handelen. De Europese Commissie heeft in het E-Commerce Directive duidelijk laten doorschemeren dat het de bedoeling is dat een ISP bij wetenschap van eventuele inbreuk direct ingrijpt. Doet deze dit niet, of sterker nog, ondersteunt deze de activiteit, dan lijkt de verantwoordelijkheid in de richting van de provider te verschuiven.
Hier komt de vraag aan bod wanneer een ISP kennis behoort te hebben van de auteursrechtinbreuk. Laten we het voorbeeld van de Fill Thread Database nog eens onder de loep nemen. Gebruikers van FTD gebruiken de informatie die ze op het programma vinden om anoniem (dus zonder een abonnement bij een platform) gecodeerde bestanden te downloaden die door anderen anoniem op het geheugen van de server zijn geplaatst (uploaden). We noemen deze gebruikers Usenet-gebruikers.15 Het lijkt vooralsnog lastig te bepalen of het de verantwoordelijkheid van de server (lees: provider) is om te controleren wat hij zoal op zijn geheugen heeft staan. Zeker in dit geval, wanneer bestanden gecodeerd en at random op het geheugen staan, kan het technisch zeer ingewikkeld zijn om klaarblijkelijk auteursrechtelijk beschermde content op te sporen. Het is zelfs moeilijk om de locatie van het bestand te herlijden. Iets eenvoudiger zou het dus moeten zijn om de vinger te wijzen naar de internetplatformen. Deze hebben immers in de regel een doelstelling, zoals het overzichtelijk maken
13
Voor een eenvoudige uitleg van wat Torrents zijn zie: http://nl.tech-faq.com/torrent.shtml Het afdwingen van NAW-gegevens zal ik nader toelichting in hoofdstuk 3 15 Voor een indruk achter de werkwijze van Usenet-servers zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Usenet 14
8
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
van te downloaden content. De internetplatformen zijn dan ook degene die het uploaden van illegale content kunnen stimuleren, zij spelen een grote rol bij het beschikbaar maken van illegale content voor het grote publiek. Dit is dan ook waar auteursrechtelijke belangenorganisaties zich op moeten richten. Als we de eerder besproken zaak Brein/Techno Design bijvoorbeeld met FTD vergelijken, zien we toch aardig wat overeenkomsten. Hoewel FTD beweert dat de uitlaten van Stichting Brein over de klaarblijkelijke auteursrechtbreuk onjuist zijn, moet een neutrale toeschouwer toch aan het karakter van het FTD-programma kunnen zien dat het hier veelal om ongeautoriseerde content gaat.16 De beheerders hebben zelfs aanpassingen aan het programma gemaakt die de verdenkingen minder zouden moeten maken en verklaringen hieromtrent aan hun gebruikers gedaan om enige verdenking weg te nemen.17 Wat ik met dit relaas wil aantonen is dat van enig bewustzijn bij dergelijke internetplatformen over hun activiteiten en het gebrek aan legaliteit hiervan toch altijd sprake moet zijn. De positie van de providers die de servers en technische faciliteiten bieden om dergelijke activiteiten uit te voeren is daarom naar mijn mening heel anders. Uitzonderingen daargelaten, is het bieden van deze faciliteiten voor de meeste ISP’s een service maar niet een kernactiviteit in hun bedrijfsvoering. Wat eventueel in de toekomst wel van de ISP’s gevraagd zou kunnen worden, is om zoveel mogelijk technische middelen aan te brengen die ongeautoriseerde content kunnen opsporen.18 Het is dan ook vrij logisch dat organisaties zoals Stichting Brein zich liever richten op de internetplatformen dan de providers, omdat de internetplatformen dichter bij de gebruiker en de strafbare activiteiten staan. Hierbij dien ik op te merken dat de meeste van de platformen die ik nu bespreek, zoals FTD of Pirate Bay, in hun activiteiten voor het overgrote gedeelte afhankelijk zijn van hun gebruikers. De beheerders faciliteren deze activiteiten slechts.
2.5
Overwegend
In de voorgaande paragrafen hebben we gezien dat er een beperkt Europees juridisch kader is inzake de aansprakelijkheid van ISP’s en internetplatformen bij het faciliteren van inbreuk op auteursrechten. Het is echter, mijns inziens, wel een afdoende kader voor de rechter om in de toekomst genoeg invloed op de internetmaatschappij uit te kunnen oefenen. Hiervoor moeten Europese richtlijnen uiteraard wel correct geïmplementeerd zijn in alle lidstaten. Ik acht het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor de auteursrechtbreuk in de richting van de providers, wanneer deze op de hoogte zijn van de ongeautoriseerde content, terecht. In het zeldzame geval dat een ISP zich namelijk bewust en actief bezig houdt met het faciliteren van auteursrechtinbreuk is een provider een veel te grote partij die op te 16
Zie voor een indruk van het FTD-programma: http://www.ftd.nu/?section=screenshots Zie voor een uitleg rond de technisch aanpassingen van FTD ook: http://tweakers.net/nieuws/58971/ftd-pastclient-aan-vanwege-druk-brein.html 18 Voor technische maatregelen bij ISP’s zie: B. Schermer, Technische maatregelen (deel V) Content herkenning, Maart 2009, http://www.futureofcopyright.com. 17
9
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
grote schaal inbreuk kan faciliteren.19 In zo’n geval zal een rechter het niet moeilijk hebben om overtredingen vast te stellen en hard moeten optreden. Doorgaans zal het echter niet in het karakter van de kernactiviteiten van ISP’s liggen om zich dusdanig te gedragen. Van ISP’s kunnen we in de toekomst wel een grotere rol eisen bij het opsporen van illegale content en het meewerken bij het opsporen van tussenpersonen die illegale content verspreiden.
De ontwikkelingen die nu gaande zijn (vooral omtrent de Pirate Bay uitspraak, maar ook in de zaak FTD) duiden erop dat belanghebbenden en rechters zich vooral richten op tussenpersonen. Ook in deze ontwikkeling kan ik mij goed vinden. Het zijn immers de internetplatformen die willens en wetens auteursrechtinbreuk faciliteren. Ik acht het echter een utopie voor partijen als Stichting Brein om deze platformen volledig uit te schakelen. De internetgemeenschap past zich hiervoor te snel aan. Waar een website van het web gehaald zal worden, zullen drie nieuwe ontstaan. De meeste winst valt voor Brein en consorten dan ook te halen in het aanpakken van de beheerders van deze internetplatformen. Waar voorheen weinig internetgebruikers en beheerders zich door de illegaliteit van de content lieten afschrikken, zal de Pirate Bay uitspraak in deze kringen hard zijn aangekomen. Van de celstraffen en dwangsommen die in deze zaak zijn opgelegd zal een afschrikwekkende werking uit zijn gegaan. Misschien dat wanneer deze uitspraak navolging krijgt, er minder beheerders bereid zullen zijn hun nek op het hakblok te leggen. Zonder hen zal het vinden van illegale content, voor het grote publiek, een stuk lastiger blijven.
19
Zie bijvoorbeeld de eerder behandelde uitspraak: Everlasting, LJN: BD6223, Gerechtshof Amsterdam, 2008, 106.007.074/01KG
10
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
“You have zero privacy anyway. Get over it!” Scott McNeally – CEO Sun MicroSystems
3 De positie van de internetgebruiker 3.1
Inleiding
Toen Scott McNeally stelde dat wij er maar eens vrede mee moesten krijgen dat we toch geen privacy meer hebben, doelde hij op ontwikkelingen op het internet. Tegenwoordig is de rol van het internet in onze moderne levens zo diep geworteld dat we eigenlijk niet meer zonder zouden kunnen. We vinden het doodnormaal om onze foto’s, persoonsgegevens, huidige locatie en activiteiten op het internet te zetten zodat iedereen ons kan volgen en opzoeken. Websites als Facebook, Hyves en LinkedIn profileren zichzelf als sociale netwerken en stimuleren hun gebruikers zoveel mogelijk van hun privéleven te delen met de buitenwereld. Wie er precies inzicht in deze informatie krijgt, en hoelang deze informatie beschikbaar blijft, weten weinigen. Maar wat gebeurt er wanneer zo een internetgebruiker zich schuldig maakt aan het downloaden of uploaden van auteursrechtelijk beschermde content? En wat gebeurt er wanneer de hierdoor benadeelde partij de NAW-gegevens van zo een gebruiker nodig heeft om een civiele procedure aan te kunnen spannen? Zijn tussenpersonen verplicht deze partijen van de gegevens van haar gebruikers te voorzien, of hebben de gebruikers dat eigenlijk zelf reeds gedaan? Is er een rol weggelegd voor de wetgever om deze internetgebruikers te beschermen, of moet de overheid juist de collectief beheersorganisaties helpen deze gebruikers op te sporen. In andere woorden: Wat is de positie van de internetgebruiker bij inbreuk van auteursrechten middels het internet?
3.2
Wettelijk kader en toepasselijke jurisprudentie
Om te onderzoeken in hoeverre privégegevens beschermd en verstrekt kunnen worden zullen we eerst moeten vaststellen binnen welk juridisch kader deze privacykwestie bezien moet worden. Buiten de Wet Bescherming Persoonsgegevens spelen in Europees verband vastgelegde grondrechten en Europese richtlijnen hier de grootste rol. Vervolgens zijn er recentelijk uitspraken gedaan die grote invloed zullen hebben op de aansprakelijkheidskwestie, zoals de Promusicae uitspraak.20
20
EHvJ Promusicae/Telefonica, Europees Hof van Justitie, 29 januari 2008, C-275/06
11
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
In Europa volgen de privacyrechten uit artikel 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze artikelen regelen respectievelijk het recht op privéleven en bescherming van de persoonlijke gegevens. Op basis van deze artikelen is het dat Europa de Privacyrichtlijn 95/46 en de Richtlijn Privacy en Elektronische Communicatie 2002/58 heeft kunnen vaststellen. Volgens het Europees Hof moeten deze artikelen tevens zo worden uitgelegd, dat bescherming van privégegevens een onderdeel is van het recht op privéleven.21
In de Promusicae uitspraak heeft het Europese Hof zich gebogen over een kwestie waar Promusicae (een Spaanse collectieve beheersorganisatie) bij de rechter de overdracht van persoonsgegevens van abonnees van een internetprovider wilde afdwingen. Promusicae wilde namelijk een civiele procedure starten tegen deze abonnees, omdat deze middels het programma KaZaa22 inbreuk op haar auteursrechten zouden hebben gemaakt door MP3-bestanden te downloaden. De ISP werkte hier natuurlijk liefst niet aan mee, omdat voor de ISP de privacy van haar gebruikers belangrijk is. Ook het Hof vroeg zich af binnen welk juridisch kader deze zaak bezien moest worden. Ze kwam tot de conclusie dat de zaak beantwoord moest worden aan de hand van Privacyrichtlijn 2002/58/EG23 in combinatie met de Auteursrechtrichtlijn 2001/3124 en de Handhavingsrichtlijn 2004/4825. In deze richtlijnen heeft de Europese wetgever opzettelijk veel ruimte gelaten voor de nationale wetgever.26 Al deze richtlijnen in acht genomen heeft het Hof geconcludeerd dat er geen verplichting bestaat voor de ISP Telefonica om de gegevens aan Promusicae te verstrekken. Tevens liet het Hof hierbij weten dat de richtlijnen zodanig moeten worden uitgelegd dat de nationale wetgeving deze verplichting tot het verstrekken van gegevens niet hoeft te bevatten. Het mag echter wel, stelt het Hof, mits er voldoende rekening wordt gehouden met de privérechten van de internetgebruiker. In de Nederlandse zaak Lycos/Pessers27 heeft de Hoge Raad de ruimte die de Europese wetgever heeft gelaten zo uitgelegd dat ieder geval waarin gegegevensverstrekking geëist wordt, marginaal getoetst dient te worden. Het ging hier om een hosting provider (Lycos) die gevraagd werd de NAW-gegevens te verstrekken van een websitehouder aan de heer Pessers. Deze stelde schade te lijden ten gevolge van op de door Lycos gehoste website gepubliceerde beschuldigingen aan zijn adres. Hoewel deze vorm van auteursrechtschennis net zo goed via een conventioneel mediaforum zoals een krant had 21
Promusicae/Telefonica, Europees Hof van Justitie, 29 januari 2008, C-275/06, r.o. 66 Voor een beschrijving van het Peer2Peer netwerk KaZaa zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kazaa 23 Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie. 24 Richtlijn 2001/29/EG van het Europees parlement en de raad, van 22 mei 2001, betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. 25 Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectueeleigendomsrechten (Publicatieblad van de Europese Unie L 157 van 30 april 2004). 26 Annotatie bij EHvJ Promusicae/Telefonica, door Gerrit Jan Zwenne, Tijdschrift voor internet. 27 HR Lycos Pessers, 25 november 2005, C04/234 22
12
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
kunnen geschieden, maakt de rol van Lycos als tussenpersoon in deze zaak de uitspraak wel interessant. De Hoge Raad legde in dit geval de EG-richtlijn inzake elektronische handel zo uit dat de NAW-gegevens wel verstrekt moesten worden door Lycos. Ook in de zaak Everlasting28 hebben we de Nederlandse rechter een provider zien dwingen NAW-gegevens te verstrekken om een civiele procedure te starten. Uit beide procedures blijkt echter wel dat de Nederlandse rechter per geval de afweging maakt tussen de privacybelangen van de internetgebruiker en de aard van de schending van de auteursrechten, dit omdat de Wet Bescherming Persoonsgegevens dit verlangt.
3.3
De positie van de internetgebruiker
Het hiervoor beschreven juridisch kader geeft ons geen zekerheid over de positie van de internetgebruiker (de downloader, uploader, blogger enzovoorts) in het vraagstuk rond de aansprakelijkheid voor auteursrechtinbreuk middels het internet. Er lijkt echter wel een regel voort te komen uit de verschillende uitspraken in Europa. Wanneer de rechters marginaal toetsen of de inbreuk op de beschermde rechten zwaarder weegt dan de schending van privacyrechten van de internetgebruiker met het oog op gegevensverstrekking voor civiele procedures, lijken alleen de gegevens van kleine groepen of privépersonen afgedwongen te worden. In Promusicae bijvoorbeeld lijkt het hof het te verstrekkend vinden om een grote groep KaZaa-gebruikers aan te laten pakken. Dit in tegenstelling tot Lycos/Pessers waar de mogelijke auteursrechtschending door een enkele websitehouder was uitgevoerd. Als de conclusie die ik trek correct is, betekent dit dat grote groepen internetgebruikers die gebruik maken van toch behoorlijk bekende programma’s zoals KaZaa voorlopig de dans lijken te ontspringen. Vooral de personen die de inbreuken faciliteren, zoals de beheerders van programma’s of websites, of privépersonen die op eigen initiatief alleen een intellectueel eigendomsrecht schenden, riskeren dan aansprakelijk gesteld te worden door een rechter.
De positie van de internetgebruiker in dit vraagstuk is dus eigenlijk zoals die voor iedere privépersoon in de volwassen wereld is; Het is wat je er zelf van maakt. Als we het voorbeeld van de zaak FTD er nog eens bij pakken, zou ik stellen dat de gebruikers van het programma zich voorlopig geen zorgen hoeven te maken. De beheerders daarentegen kunnen naar aanleiding van de Pirate Bay uitspraak wachten op de volgende stap van Stichting Brein.
28
Everlasting, LJN: BD6223, Gerechtshof Amsterdam, 2008, 106.007.074/01KG – r.o. 47
13
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
3.4
De rol van de rechter en het openbaar bestuur
Zoals we eerder hebben geconstateerd is er in Europa in grote lijnen wetgeving uitgezet die de internetmaatschappij enige richting geeft. De nationale rechter heeft hierbij een belangrijker rol, en veel vrijheid, wanneer hij invulling geeft aan de richtlijnen die vastgesteld zijn. De wetgever zal zich moeten afvragen of het huidige kader in de toekomst afdoende zal zijn om controle op de ontwikkeling van het internet te blijven uitoefenen. Ik ben van mening, dat de internetomgeving van dien aard is, dat het onmogelijk is voor de wetgever om specifieke wetgeving vast te stellen die de ontwikkelingen van het internet kan blijven beheersen. Zeker in internationaal verband kan de wetgever in de toekomst niet snel genoeg optreden om het internet bij te houden. En dat het internet een internationale omgeving is, staat buiten kijf. Uit onderzoek blijkt dat de van de vijf specialisten op het gebied van technologie en futurisme er drie zijn die denken dat de wetgever onmogelijk de ontwikkeling van de internetomgeving bij kan houden.29 Het zal de wetgever er dus aan gelegen zijn een zodanig juridisch kader te creëren dat het ruimte laat voor de internetomgeving om zich daarbinnen te blijven ontwikkelen en voor de rechter om aan de hand van deze ontwikkelingen invulling aan dit kader te blijven geven.
Hoewel ik de rol van het openbaar bestuur in deze dus beperkt acht, vind ik wel dat er een grote preventieve rol voor het bestuur is weggelegd. De internetgebruiker is zelf verantwoordelijk voor wat hij zoal uitspookt op het World Wide Web, en het is de taak van de rechter om de gebruiker te corrigeren wanneer hij over de schreef is gegaan. Het is echter in het belang van de wetgever om voorlichting te geven aan het grote publiek over wat wel en niet legitiem gedrag is. Om hierin een rol te kunnen spelen zal het openbaar bestuur actiever betrokken moeten zijn bij de nieuwste ontwikkeling op internetgebied. Niet om deze ontwikkelingen te sturen, maar om het publiek voor te lichten wat de wet hierover zoal stelt. De internetgebruiker hoeft dan geen aansprakelijkheid weggenomen te worden, maar hij dient wel tegen zichzelf beschermd te worden.
3.5
Overwegend
De Europese wetgever heeft een juridisch kader gecreëerd waarbinnen de nationale rechters een ruime marge wordt gelaten om te bepalen wat er zwaarder weegt: De schending van het auteursrecht of de privacyrechten van een vermeende inbreukmaker. In de Nederlandse zaak Lycos/Pessers30 heeft de Hoge Raad de ruimte die de Europese wetgever heeft gelaten zo uitgelegd dat ieder geval waarin gegegevensverstrekking geëist wordt teneinde een civiele procedure te starten, marginaal getoetst 29 30
Uit Auteursrecht in 2020, B.W. Schermer, www.futureofcopyright.com HR Lycos Pessers, 25 november 2005, C04/234
14
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
dient te worden. In de nationale rechtspraktijk heeft dit ertoe geleid dat vooral de NAW-gegevens van kleine groepen of privépersonen afgedwongen worden.
De jurisprudentie van de afgelopen jaren lijkt een kader te ontwikkelen dat vooral hij die actief inbreuk op intellectuele eigendommen faciliteert of op eigen initiatief rechten van andere schendt, kans maakt aansprakelijk gesteld te worden. Aangezien deze personen ook het grootste deel van de auteursrechtschennis op het internet voor hun rekening nemen, is dit geen slechte ontwikkeling. In de nabije toekomst acht ik de kans dat ‘huis, tuin en keuken-inbreukmakers’ zoals de gebruikers van de platformen KaZaa of FTD verwikkeld raken in juridische procedures erg klein. Dit betekent echter niet dat de gewone internetgebruiker zomaar kan doen en laten wat hij of zij wilt. De overheid zal zich actief moeten bezig houden met het voorlichten over de legaliteit van bepaalde content op het internet. Hiermee neemt de kans op ‘per ongeluk’ inbreuk maken op andermans rechten af en zal de internetgebruiker een grotere eigen verantwoordelijkheid dragen. Deze actievere rol van de wetgever zal zich echter moeten beperken tot het actief volgen van nieuwe ontwikkelingen en het bijdragen aan de discussies die hierop zullen volgen. De wetgever zal naar mijn mening niet in staat zijn de internetmaatschappij bij nauwgezette wet te controleren, deze rol is weggelegd voor de rechter.
15
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
4 Conclusie In de voorgaande stukken hebben we opgemerkt dat er een beperkt Europees juridisch kader is inzake de aansprakelijkheid van ISP’s en internetplatformen bij het faciliteren van inbreuk op auteursrechten. Hetzelfde kader laat aan de nationale rechters veel ruimte om te beslissen in geschillen waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt tussen auteursrechtschending en privacyrechten van de vermeende inbreukmaker. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit juridisch kader beter overdacht is dan ik op voorhand had gedacht. De ruimte die de wetgever heeft gelaten aan de rechter is mijns inziens de enige manier om de turbulente ontwikkelingen op het internet enigszins bij te houden. Een positiefrechtelijk regime waar de rechter de letter van de wet strikt zou moeten volgen, zou in deze tijd en omgeving niet kunnen werken. Ik acht het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor de auteursrechtinbreuk richting providers31, bij wetenschap hiervan bij een provider, terecht. In het zeldzame geval dat een ISP zich namelijk bewust en actief bezig houdt met het faciliteren van auteursrechtinbreuk is een provider een veel te grote partij die op te grote schaal inbreuk kan faciliteren32. In zo’n geval zal een rechter het niet moeilijk hebben om overtredingen vast te stellen en hard moeten optreden. Doorgaans zal het echter niet in het karakter van de kernactiviteiten van ISP’s liggen om zich dusdanig te gedragen. Het is in de regel wel van essentieel belang om ISP’s hun gang te laten gaan, ze vervullen een belangrijke maatschappelijke functie. Het is dan weer in hun belang, en dat van ons allen, dat ze hun uiterste best doen te helpen en assisteren bij het vervolgen en opsporen van hen die wel bewust auteursrechtinbreuk willen plegen. Dat ISP’s hierbij, wanneer de rechter zo verlangt, de privacy van hun gebruikers moet schenden dienen de ISP’s dan maar voor lief nemen. De kern van de zaak is hier dat een ISP niet meer dan een dienst zou moeten zijn. Zolang de ISP de auteursrechtschending niet actief ondersteunt veronderstellen we dat de ISP de auteursrechtschending afkeurt.
De meest recente ontwikkelingen (Pirate Bay, FTD) duiden erop dat autoriteiten en rechters zich vooral richten op tussenpersonen. Het zijn immers de internetplatformen die willens en wetens auteursrechtinbreuk faciliteren. De internetgemeenschap past zich anderzijds dusdanig snel aan dat het verwijderen van al deze platformen en illegale content slechts een doelstelling zal blijven. De meeste winst valt voor Brein en consorten dan ook te halen in het aanpakken van de beheerders van deze internetplatformen. Van de Pirate Bay uitspraak zal een afschrikwekkende werking uit zijn gegaan, en de collega’s van de Pirate Bay beheerders zullen de zaak wereldwijd op de voet blijven volgen. Zeker 31 32
Zoals is vastgelegd in de verschillende Europese richtlijnen, zie hoofdstuk 2.3 Zie ook: Everlasting, LJN: BD6223, Gerechtshof Amsterdam, 2008, 106.007.074/01KG
16
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
nu wel heel recentelijk33 de aanhangers van de Pirate Bay zich met succes bemoeien met de Europese verkiezingen! Daar staat dan weer tegenover dat de tegenpartij, voornamelijk bestaande uit Amerikaanse auteursrechtelijke collectieve beheersorganisaties, nu ook in hoger beroep is gegaan omdat zij de eerdere uitspraak van de rechter te licht vinden.34 Waar voorheen weinig internetgebruikers en beheerders zich door de illegaliteit van de content lieten afschrikken, zal Pirate Bay een voorbeeld stellen. Misschien dat wanneer deze uitspraak navolging krijgt, er minder beheerders bereid zullen zijn hun nek uit te steken om illegale content beschikbaar te maken voor het grote publiek. Bij de kwestie rond gegevensverstrekking35 zagen we dat de nationale rechter marginaal dient te toetsen aan Europese richtlijnen om te concluderen of NAW-gegevens afgedwongen kunnen worden bij ISP’s teneinde een civiele procedure te starten. In de afgelopen jaren lijkt de rechter een kader te ontwikkelen dat vooral degene die actief inbreuk op intellectuele eigendommen faciliteert of op eigen initiatief rechten van andere schendt, kans maakt aansprakelijk gesteld te worden. Aangezien deze personen ook het grootste deel van de auteursrechtschennis op het internet voor hun rekening nemen, is dit geen slechte ontwikkeling. Zo komen we dus ook in dit geval uit bij tussenpersonen, zoals de beheerders van Pirate Bay of FTD. Dit betekent echter niet dat de gewone internetgebruiker zomaar kan doen en laten wat hij of zij wilt of dat de wetgever geen rol meer hoeft te spelen in het aansprakelijkheidsvraagstuk. De overheid zal zich actief moeten bezig houden met het volgen van en het voorlichten over de legaliteit van bepaalde content op het internet en de internetgebruiker zal een grotere eigen verantwoordelijkheid moeten dragen. Zo ligt de bal nu bij het Zweedse Gerechtshof, en blijft de internetgebruiker voorlopig nog eigen rechter op het World Wide Web.
33
Pirate Bay Sweden’s third largest, 22 mei 2009, zie: http://www.thelocal.se/19590/20090522/ Showbiz reps appeal for more Pirate Bay loot, 20 mei 2009, zie http://www.thelocal.se/19572/20090520/ 35 HR Lycos Pessers, 25 november 2005, C04/234 34
17
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
Bronvermelding Literatuur: L.A.R. Siemerink - Recht en praktijk: De overeenkomst van Internet Service Providers met consumenten, Amsterdam, Kluwer 2007 Franken, Kaspersen en De Wild - Recht en Computer, Deventer, Kluwer 2004 Gerrit Jan Zwenne, Annotatie bij EHvJ Promusicae/Telefonica, Tijdschrift voor internet
Webbronnen: FTD:
http://www.fighttodefeat.nl/index_nieuws.html http://www.ftd.nu/?section=screenshots http://tweakers.net/nieuws/58971/ftd-past-client-aan-vanwege-druk-brein.html
Torrents:
http://nl.tech-faq.com/torrent.shtml
Usenet:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Usenet
Kazaa:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kazaa
Creative Commons:
http://creativecommons.nl/meer-weten/
Pirate Bay Uitspraak:
http://www.thelocal.se/19590/20090522/ http://www.thelocal.se/19572/20090520/ http://news.cnet.com/8301-1023_3-10224201-93.html
Future of Copyright.com:
B.W. Schermer, Technische maatregelen (deel V) Content herkenning B.W. Schermer, Auteursrecht in 2020
Jurisprudentie:
Brein/Techno Design, Gerechtshof Amsterdam , 1157/04 Everlasting, Gerechtshof Amsterdam, 2008, 106.007.074/01 Promusicae/Telefonica, Europees Hof van Justitie, 29 januari 2008, C-275/06 Lycos Pessers, Hoge Raad der Nederlanden, 25 november 2005, C04/234
18
Auteursrecht, Internet Service Providers, tussenpersonen en internetgebruikers: Wie gaan we aansprakelijk stellen? Door P.C. de Putter
Europese richtlijnen: Directive 2000/31/EC of the European Parliament and of the Council of 8 June 2008 on Legal Aspects of Information Society Services, in particular Electronic Commerce, in the Internal Market
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie
Richtlijn 2001/29/EG van het Europees parlement en de raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij
Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectueel eigendomsrechten
19