Auteursinstructie 1
Inleiding
1.1 Waarom deze auteursinstructie? U wilt een manuscript publiceren bij Kemper Conseil Publishing (KCP). Voor KCP staat samenwerking met u als auteur op de eerste plaats. Wat verstaan wij daaronder? U bent als schrijver natuurlijk primair verantwoordelijk voor de inhoud van uw manuscript. Wij verzorgen het hele uitgeefproces, van schrijversconcept tot papieren of e-publicatie. Binnen dat kader bieden wij ondersteuning om uw uitgave zo succesvol mogelijk te maken. De auteursinstructie is daar een hulpmiddel bij. In deze instructie staat wat wij van u verwachten en wat u van KCP mag verwachten. In het volgende hoofdstuk lichten we onze werkwijze kort toe. In hoofdstuk 3 zetten we op een rij waar uw manuscript aan moet voldoen en in hoofdstuk 4 geven we enkele tips om te komen tot een perfect manuscript. In de Bijlage zijn drie voorbeelden gegeven van een standaardlay-out afgestemd op de aard van het manuscript.
2
De werkwijze
2.1 Het inleveren van een manuscript Het manuscript dat u aanlevert bestaat uit tekst(bestanden) en mogelijk illustratiemateriaal. Uitgangspunt voor het uitgeefproces is een perfect manuscript. U heeft daarbij al dan niet in overleg met ons de inhoud en structuur van het manuscript geheel afgerond. In principe hoeft aan dat manuscript niets meer veranderd te worden. Twijfelt u na het lezen van deze auteursinstructie of uw manuscript wel aan alle gestelde ‘eisen’ voldoet, overleg dan met ons of eindredactie nodig en mogelijk is. Uw manuscript wordt door KCP gecontroleerd op kwaliteit, dat wil zeggen logica, consistentie, interpunctie, grammatica en spelling. Komen daarbij onvolkomenheden aan het licht, dan worden deze met u besproken. Vervolgens wordt in samenspraak besloten welke stappen noodzakelijk zijn om alsnog tot een perfect manuscript te komen. Wordt uw manuscript door KCP geredigeerd, dan ontvangt u voor het manuscript in productie gaat, een onopgemaakte proef. Zo heeft u inzicht in de aangebrachte wijzigingen.
2.2 De drukproef Wanneer het manuscript aan alle eisen voldoet, wordt het in productie genomen. KCP zorgt ervoor dat het drukklaar wordt gemaakt. Zoals gezegd kijken wij globaal naar de juistheid en consequentie van interpunctie, spelling en grammatica, de tekst wordt hierbij niet meer integraal gelezen. Wij voorzien het manuscript van de benodigde opmaakcoderingen. Ieder tekstonderdeel krijgt een eigen code; titel, basistekst, koppen, tussenkoppen, illustraties en bijschriften, citaten enz. Elk onderdeel heeft een functie en wordt als zodanig benoemd. Het gecodeerde manuscript wordt vervolgens omgezet naar een grafisch opmaakbestand (een desktop publishing-programma). Uw manuscript ziet er dan uit zoals het in druk zal verschijnen. U krijgt hier een geprint voorbeeld van: een ‘opgemaakte proef’. Deze proef krijgt u ter inzage om te controleren of alle onderdelen van de tekst juist opgemaakt zijn. 2.3 Geen correcties U kunt in deze opgemaakte proef geen tekstcorrecties of wijzigingen in structuur meer aangeven. Het is daarom zo belangrijk dat u een perfect manuscript als uitgangspunt heeft aangeleverd. Grammatica- , spel- en stijlfouten moeten verbeterd zijn vóór het manuscript gecodeerd wordt. De illustraties of kaderteksten dienen op de juiste plek te staan. Wilt u in de proef wel wijzigingen doorvoeren, dan moeten wij uw manuscript opnieuw persklaar maken en coderen. De leverdatum van uw boek verschuift daardoor en de kosten van hernieuwde opmaak, worden in rekening gebracht. 2.4 Van proef tot boek Zodra we de nagekeken proef van u terugontvangen, voeren we eventuele correcties uit. KCP controleert of deze laatste correcties goed zijn verwerkt en daarna wordt uw boek in productie genomen.
3
Aan welke eisen moet uw manuscript voldoen?
Uw tekst ontvangen we graag digitaal als een Wordbestand. Eventuele schema’s, kaderteksten of illustraties als afzonderlijke bestanden aanleveren. Dat kan per e-mail, op een usb-stick of cd/dvd. Benoem de bestanden altijd met de titel van uw manuscript en indien nodig een toevoeging in geval van bijvoorbeeld afbeeldingen. Auteursinstructie KCP
2
2012
Daarnaast vragen wij u een geprinte versie aan te leveren, om misverstanden uit te sluiten. 3.1 Tekst Lever uw manuscript plat aan. Met een platte tekst bedoelen we een tekst die niet van afwijkende opmaak voorzien is. Die tekst wordt ook wel broodtekst of bodytekst genoemd. Gebruik opmaakprofiel ‘Standaard’ (de andere opmaakprofielen gebruikt u niet) voor alle tekst, kies tekengrootte 12. •
Een hoofdstukkop geeft u aan met [hoofdstukkop].
•
Een alineakop met [tussenkop 1/2/3] afhankelijk van het niveau.
•
Een bijschrift bij een illustratie met [bijschrift].
•
Een voorbeeld, citaat e.d. geeft u aan met [voorbeeld] en [einde voorbeeld], [citaat] en [einde citaat], e.d.
Breek woorden niet af, laat de tekst ook niet uitvullen maar kies voor ‘links uitlijnen’. Eenvoudige tabellen en figuren kunt u in het Word-bestand laten staan. Gecompliceerdere tabellen (bijvoorbeeld in Excel) en andere afbeeldingen (bijvoorbeeld in jpg) graag apart als bestand opslaan. Geef in de tekst duidelijk aan waar een illustratie of tabel geplaatst moet worden en verwijs naar de titel van het meegeleverde brondocument. Gebruik geen kaders en achtergrondkleuren. 3.2 Illustraties Digitale illustraties aanleveren in 300 dpi in de grootte van het te plaatsen formaat. Illustraties kunt u aanleveren als jpg- of tif-bestand. Ook voor afbeeldingen geldt dat deze perfect moeten zijn. Voor aan het opmaken van het boek begonnen wordt, moet duidelijk zijn welke illustraties u wilt opnemen en waar deze geplaatst moeten worden in de tekst. Lever hiervoor duidelijke instructies aan. KCP kan afbeeldingen scannen, mits het origineel onbeschadigd en van goede kwaliteit is. Houd rekening met beeldrecht, niet alles kan kosteloos gebruikt worden. Figuren en tabellen kunnen op- of nagemaakt worden, overleg hierover met ons. Twijfelt u over de kwaliteit van de illustraties, neem dan tijdig contact op.
Auteursinstructie KCP
3
2012
4
Het perfecte manuscript
Een tekst is nooit zonder fouten, hoe vaak er ook gecontroleerd wordt. Storende onjuistheden zijn wel te voorkomen. Omdat er geen wijzigingen meer aangebracht kunnen worden in een persklaar, gecodeerd manuscript, is het van belang de tekst zo goed mogelijk te controleren vóór u het manuscript aanlevert. Graag geven we u een paar tips: 4.1 Kloppen de koppen? Controleer of de inhoudsopgave overeenkomt met de koppen in de tekst. Typ koppen niet geheel in hoofdletters. Gebruik alleen een beginkapitaal. Achter een kop staat geen punt. In rapporten worden de koppen op de volgende numerieke wijze ingedeeld : •
[hoofdstuk]
1
Een hoofdstukkop
•
[tussenkop 1] 1.1
•
[tussenkop 2] 1.1.1 Een subparagraafkop
Een paragraafkop
Meer dan drie niveaus raden we voor indelingen niet aan. 4.2 Is het waar? Feiten als jaartallen, literatuurverwijzingen en beweringen moeten juist zijn. Controler het zelf of benoem de bron waar een gegeven aan ontleend is. 4.3 Spelling De tekst moet correct gespeld zijn en grammaticaal kloppen. Het Groene Boekje en de Grote Van Dale hanteren wij als referentiepublicaties. 4.3.1 Wees consequent Eenheid in spelling, gebruik van ‘enkele’ of “dubbele” aanhalingstekens en opmaak van opsommingen bevordert de leesbaarheid van uw tekst. Wees zuinig met ‘aanhalingstekens’, cursief en vet, gebruik deze twee niet samen. 4.3.2 Cijfers en letters Getallen tot twintig en de tien-, honderd- en duizendtallen schrijven we voluit (met uitzondering van data: Hij is geboren op 7 maart 1988). Gebruik geen taalkundige afkortingen. Schrijf bijvoorbeeld (niet bijv.) d.w.z. en m.a.w. altijd voluit: ‘dat wil zeggen’ en ‘met andere woorden’.
Auteursinstructie KCP
4
2012
4.4 Opsommingen Gebruik voor opsommingen alleen cijfers als u hier in de tekst naar verwijst. Kies anders voor bullets (•) of koppeltekens (-). Wees consequent in het gebruik van komma, punt of puntkomma. Na een opsomming volgt een witregel. 4.5 Literatuurlijst U kunt bij het samenstellen van een literatuurlijst naar eigen voorkeur gebruikmaken van de methode die in uw vakgebied gebruikelijk is. Het belangrijkste is dat de literatuurvermelding consequent en compleet is. 4.6 Een objectieve blik Na maandenlang intensief werken aan een manuscript, is een auteur vaak ‘blind’ voor zijn eigen tekst. Laat de tekst een paar dagen liggen en lees de hoofdstukken dan nog eens hardop. Zo komt u er snel achter of er zinnen zijn waar de lezer over zal struikelen. Laat ook een ander de tekst lezen, hij of zij merkt wellicht dingen op die u over het hoofd heeft gezien. Zo’n objectieve lezer kan u ook vertellen of de tekst geen vragen onbeantwoord laat, of het verhaal logisch in elkaar zit. 4.7 De flaptekst Ten behoeve van de achterzijde van het boekomslag levert u een flaptekst aan. Schrijf hiervoor een concepttekst van 250 woorden, houdt u daarbij uw doelgroep in gedachten. Met een goede flaptekst kunt u een lezer overhalen uw boek te kopen. Begin met een pakkende opening, waardoor de lezer geïnteresseerd raakt. Geef een korte weergave van de inhoud van het boek en noem een of meer redenen waarom dit boek niet mag ontbreken in de kast van de lezer. Sluit af met een korte duiding van de doelgroep. Daarnaast is er op de achterflap plaats voor een beknopte levensloopbeschrijving van de auteur en zijn of haar eerder gepubliceerd werk van ongeveer 120 woorden. 4.8 Register De paginacijfers kunnen pas aan het register worden toegevoegd in een gecontroleerde en gecorrigeerde opgemaakte proef, waar geen verloop in pagina’s meer optreedt. Er zijn twee manieren om een register te maken:
Auteursinstructie KCP
5
2012
•
U kunt in de kopij de registerwoorden reeds markeren met behulp van de Word-functie ‘Invoegen’, ‘index’, ‘item markeren’. Deze markering blijft gehandhaafd in de opgemaakte proef. Nadat het register is gegenereerd moet het nog wel gecontroleerd worden.
•
In een pdf-bestand van de proef met de zoekfunctie de pagina’s opsporen waar de registerwoorden voorkomen. De woorden met de bijbehorende paginanummers in een afzonderlijk Word-document aanleveren.
•
5
Eindredactie
Komt u tijdens het schrijfproces tot de ontdekking dat het u moeilijk afgaat een perfect manuscript aan te leveren, overleg dan tijdig met ons. In samenspraak kan in dat geval bekeken worden of KCP behulpzaam kan zijn bij de eindredactie. Het is van belang dat hierover duidelijkheid is voor aan het uitgeefproces begonnen wordt, om vertraging en extra kosten te voorkomen.
Auteursinstructie KCP
6
2012
Bijlage voorbeeldlay-out 1
Voorbeeldlay-out Literair
Voorwerk • Pagina I: - franse titel • Pagina II: - blanco - opdracht - serieredactie • Pagina III: - titelpagina: o titel o ondertitel o auteur(s) of redactie o druk o logo’s • Pagina IV: - achterzijde titelpagina ofwel colofon: o copyrighttekst o NUR o ISBN o opsomming aantal drukken o copyrightbepalingen o grafische vormgeving o noemen sponsoren, vormgever, fotografen, o subsidiënten etc. o naam, adres en website uitgever • Inhoudsopgave (wordt automatisch gegenereerd): - hoofdstukkop - deeltitels - hoofdstukken, paragrafen • Voorwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum • Dankwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum • Inleiding: - hoofdstukkop - broodtekst Auteursinstructie KCP
7
2012
-
tekstkopjes
Deeltitel • Deeltitelkop: - rechterpagina: o nummer o titel o afbeelding o inhoud Hoofdstuk • Hoofdstukkop: - linkerpagina: o nummer o titel o subtitel o afbeelding - rechterpagina: o introtekst • Paragraaf: - nummer (1.1, 1.2 etc.) - titel • Subparagraaf: - nummer (1.1.1, 1.1.2 etc.) - titel • Tekstkopje (ongenummerd, cursief) - titel • Broodtekst: - alinea - nieuw tekstdeel (witregel) Bijzondere elementen • Beeldelementen: - foto - reeks/serie foto’s - figuur - reeks/serie figuren - tekening/cartoon - reeks/serie tekeningen/cartoons • Bijschrift bij beeldelement (staat onder beeldelement): - aanduiding (foto, figuur, schema) - nummer - automatisch - titel - bronvermelding - copyright • Noten: - eindnoten (voorkeur) - voetnoten (optioneel)
Auteursinstructie KCP
8
2012
Nawerk • Nawoord: - hoofdstukkop - broodtekst • Dankwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum • Biografie/Over de auteur: - hoofdstukkop - tekstkopje met naam auteur (bij meerdere auteurs) - broodtekst - foto • Bijlage(n): - hoofdstukkop - inhoud - Bijlage 1 (tekstkop) - tekst - Bijlage 2 (tekstkop) - tekst etc. • Literatuurlijst: - hoofdstukkop - literatuurverwijzingen • Register: - hoofdstukkop - trefwoorden - onderverdelingen van trefwoorden
Auteursinstructie KCP
9
2012
2
Voorbeeldlay-out Educatief
Voorwerk • Pagina I: - franse titel • Pagina II: - blanco - opdracht - serieredactie • Pagina III: - titelpagina: o titel o ondertitel o auteur(s) of redactie o druk o logo’s • Pagina IV: - achterzijde titelpagina ofwel colofon: o copyrighttekst o NUR o ISBN o opsomming aantal drukken o copyrightbepalingen o grafische vormgeving o noemen sponsoren, vormgever, fotografen, subsidiënten etc. o naam, adres en website uitgever • Inhoudsopgave (wordt automatisch gegenereerd): - hoofdstukkop - deeltitels - hoofdstukken, auteurs, paragrafen • Voorwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum • Dankwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum • Inleiding: - hoofdstukkop - broodtekst - tekstkopjes -
Auteursinstructie KCP
10
2012
Deeltitel • Deeltitelkop: - rechterpagina: o titel o nummer o afbeelding o inhoud Hoofdstuk • Hoofdstukkop: - linkerpagina: o nummer o titel o subtitel o afbeelding - rechterpagina: o introtekst o introducerende elementen: (leer)doelen, inzichten, verkenning, competenties • Paragraaf: - nummer (1.1, 1.2 etc.) - titel - aan het einde een verwijzing naar website • Subparagraaf: - nummer (1.1.1, 1.1.2 etc.) - titel • Tekstkopje (ongenummerd, cursief): - titel • Broodtekst: - alinea - nieuw tekstdeel (witregel) - opsomming: o mogelijkheid 1: bullets (eerste niveau), streepjes (tweede niveau) o mogelijkheid 2: cijfers (eerste niveau), streepjes (tweede niveau) • Hoofdstukafsluiting [ongenummerd]: - titel - elementen: o samenvatting o opdrachten/toets [genummerd] o Meer weten?/Aanbevolen literatuur o competenties Bijzondere elementen • Beeldelementen: - foto - reeks/serie foto’s - figuur - reeks/serie figuren - tekening/cartoon - reeks/serie tekeningen/cartoons Auteursinstructie KCP
11
2012
•
•
•
- pictogrammen (geen bijschrift) - formule - streamer: pakkend tekstdeel dat wordt ingezet als illustratief element Bijschrift bij beeldelement (staat onder beeldelement): - aanduiding (foto, figuur, schema) - nummer - automatisch - titel - bronvermelding - copyright Bijzondere tekstelementen: - casus: uitgebreide praktijkbeschrijving waarbij de lezer meegenomen wordt in de keuzes, overwegingen en acties die een bepaalde situatie verduidelijken. Het gaat hier om een aanzienlijk stuk tekst dat afzonderlijk te lezen is. Een casus kan opgesplitst worden (bijvoorbeeld: introductie van casus, broodtekst, vervolg casus, broodtekst, einde casus). - voorbeeld: een kort stukje tekst waarin de broodtekst verduidelijkt wordt. Een voorbeeld heeft een directe link met de broodtekst en wordt daar in opgenomen. - citaat: citaten staan op een vaste plaats in de tekst, ze krijgen extra nadruk (nu door cursief en witregels) en staan altijd tussen dubbele aanhalingstekens. - interviews: interviews zijn langere stukken tekst (kan bijvoorbeeld beschrijving zijn door de persoon zelf, een gesprek of de weergave van een interview). Een interview is niet geïntegreerd in de broodtekst en kan net als de casus opgesplitst worden. - opdrachten: aan het eind van paragraaf, hoofdstuk of boek. Het kan daarbij gaan om een toets/test (bijvoorbeeld kijken of je 8+ niveau hebt), of een serie open vragen die een samenvatting geven van de kennis, maar ook kan er een afsluitende onderzoeks- of zelfstudieopdracht gegeven worden. - steunvragen in de tekst: prikkelende vragen in de tekst die de lezer tot nadenken aanzetten. Bijvoorbeeld: Wat zou jij in deze situatie doen?, Weet je zo een goed onderwerp voor verhalend ontwerp? - verwijzing tekstbron: dit onderdeel staat aan het eind van het hoofdstuk als Meer weten? Hier geeft de auteur minimaal vijf interessante titels voor de lezer. - verwijzing website: als er sprake is van een methode die bestaat uit boek en website vind je structureel verwijzingen naar de website, namelijk: Hoe werk je met?/Inleiding, opening van het hoofdstuk, op iedere plek waar concreet naar de website wordt verwezen en aan het eind van iedere paragraaf. Zo’n algemene verwijzing bestaat uit tekst en een icoontje. Bij verwijzingen in de tekst staat het icoontje in de marge en de verwijzing is in de lopende tekst opgenomen. Noten: - eindnoten (voorkeur) - voetnoten (optioneel)
Nawerk • Nawoord: Auteursinstructie KCP
12
2012
•
•
•
• •
- hoofdstukkop - broodtekst Dankwoord: - hoofdstukkop - broodtekst - naam auteur - plaats - datum Biografie/Over de auteur: - hoofdstukkop - tekstkopje met naam auteur (bij meerdere auteurs) - broodtekst - foto Bijlage(n): - hoofdstukkop - inhoud - Bijlage 1 (tekstkop) - tekst - Bijlage 2 (tekstkop) - tekst etc. Literatuurlijst: - hoofdstukkop - literatuurverwijzingen Register: - hoofdstukkop - trefwoorden - onderverdelingen van trefwoorden
Auteursinstructie KCP
13
2012
3
Voorbeeldlay-out Rapport
Voorwerk • Pagina I: •
•
•
•
•
•
Pagina II:
Pagina III:
Pagina IV:
o
franse titel
o o o
blanco opdracht serieredactie
o o o o o o
titelpagina: titel ondertitel auteur(s) of redactie druk logo’s
o achterzijde titelpagina ofwel colofon: o copyrighttekst o NUR o ISBN o opsomming aantal drukken o copyrightbepalingen o grafische verzorging o noemen sponsoren, vormgever, fotografen, subsidiënten etc. o naam, adres en website uitgever Inhoudsopgave (wordt automatisch gegenereerd): o deeltitels o hoofdstukkop o auteurs, paragrafen Voorwoord: o hoofdstukkop o broodtekst o naam auteur o plaats o datum Dankwoord: o hoofdstukkop o broodtekst o naam auteur o plaats o datum - Inleiding o hoofdstukkop o broodtekst o tekstkopjes
Deeltitel • Deeltitelpagina: Auteursinstructie KCP
14
2012
-
Rechterpagina: o titel o nummer o afbeelding o inhoud
Hoofdstuk • Hoofdstukopening: o linkerpagina: o afbeelding (alleen als met deelopening wordt gewerkt) o rechterpagina: o nummer o titel o subtitel o auteur o introtekst • Structuurniveaus: - paragraaf: o nummer (1.1, 1.2 etc.) o titel - subparagraaf: o nummer (1.1.1, 1.1.2 etc.) o titel - tekstkopje (ongenummerd, cursief): o titel - broodtekst: o alinea o nieuw tekstdeel (witregel) o opsomming: mogelijkheid 1: bullets (eerste niveau), streepjes (tweede niveau) mogelijkheid 2: cijfers (eerste niveau), streepjes (tweede niveau) Bijzondere elementen - Tabel (tabellen worden afzonderlijk genummerd): o bijschrift boven tabel: o beginnen met het woord ‘Tabel’ o nummer (Tabel 1.1, 1.2 etc.) o titel (Tabel 1.1 Leeftijdsverdeling van auteurs bij hun debuut in jaren.) o tabel: o openingsregel o rijen en kolommen o eindregel o noten o onder tabel: o verklaring/legenda o bronvermelding Auteursinstructie KCP
15
2012
•
•
•
•
o noten Beeldelementen: o foto o reeks/serie foto’s o figuur o reeks/serie figuren o tekening/cartoon o reeks/serie tekeningen/cartoons o pictogram (geen bijschrift) o formule Bijschrift bij beeldelement (staat onder beeldelement): o aanduiding (foto, figuur, schema) o nummer o titel o bronvermelding o copyright Bijzondere tekstelementen: o casus: uitgebreide praktijkbeschrijving waarbij de lezer meegenomen wordt in de keuzes, overwegingen en handelingen die uitgevoerd worden in een bepaalde situatie. Het gaat hier om een aanzienlijk stuk tekst dat niet in de broodtekst geïntegreerd is. Een casus kan opgesplitst worden (bijvoorbeeld: introductie van casus, broodtekst, vervolg casus, broodtekst, einde casus). o voorbeeld: een kort stukje tekst waarin de broodtekst verduidelijkt wordt. Een voorbeeld heeft een directe link met de broodtekst en wordt daar in opgenomen. o terzijde: in een terzijde staat verdiepende informatie of achtergrond informatie bij onderwerpen in de lopende tekst. De terzijdes zijn niet geïntegreerd in de broodtekst, de lezer kan ze overslaan. o citaat: citaten staan op een vaste plaats in de tekst, ze krijgen extra nadruk (door cursief en witregels) en staan altijd tussen enkele aanhalingstekens. o interviews: interviews zijn langere stukken tekst (kan bijvoorbeeld beschrijving zijn door de persoon zelf, een gesprek of de weergave van een interview). Een interview is niet geïntegreerd in de broodtekst en kan net als de casus opgesplitst worden. Noten: o eindnoten (voorkeur) o voetnoten (optioneel)
Nawerk • Nawoord: •
o o Dankwoord: o o o
Auteursinstructie KCP
hoofdstukkop broodtekst hoofdstukkop broodtekst naam auteur 16
2012
•
•
• •
o plaats o datum Biografie/Over de auteur: o hoofdstukkop o tekstkopje met naam auteur (bij meerdere auteurs) o broodtekst o foto Bijlage(n): o hoofdstukkop o inhoud o bijlage 1 (tekstkop) o tekst o bijlage 2 (tekstkop) o tekst etc. Literatuurlijst: o hoofdstukkop o literatuurverwijzingen Register: o hoofdstukkop o trefwoorden o onderverdelingen van trefwoorden - serie-overzicht.
Auteursinstructie KCP
17
2012