AUTEURS Julie Savignac Isabelle Lelandais Valérie Sagant Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie EN MET Marcel Cajelait, Stad Montreal Guy Hengen, Stad Bordeaux Sophie Neuforge, Stad Luik En hun teams We vermelden tevens dat dit praktisch handboek voor lokale actie niet volledig zou zijn zonder de deelname van de andere teamleden van het Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie, waaronder Chantal Valade en Serges Bruneau. We zijn bijzonder veel dank verschuldigd aan Daniel Sansfaçon voor zijn bijdrage tijdens de twee eerste jaren van het Uitwisselingsprogramma tussen de steden en voor de redactie van de eerste aanzetten van dit handboek. Dit document is integraal beschikbaar op de website van het Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie www.crime-preventionintl.org. Reproductie voor niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding. GRAFISCH ONTWERP: François Filion, Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie WETTELIJK DEPOT – BIBLIOTHÈQUE NATIONALE DU QUÉBEC BIBLIOTHÈQUE NATIONALE DU CANADA ISBN (VERSION IMPRIMÉE): 978-2-92191623-3 ISBN (PDF): 978-2-92191624-0
54
HET INTERNATIONAAL CENTRUM VOOR MISDAADPREVENTIE Maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie: Praktisch handboek voor lokale actie Voorbereid door Julie SAVIGNAC Isabelle LELANDAIS Valérie SAGANT 2007 Uitwisselingsprogramma tussen de steden Bordeaux, Luik en Montreal Met de financiële steun van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken van België en de Stad Montreal
55
Aanhef: Partners en deelnemers aan het Uitwisselingsprogramma tussen de steden Het Uitwisselingsprogramma tussen de steden Bordeaux, Luik en Montreal werd gelanceerd op voorstel van de stad Luik en het Belgisch Ministerie van Binnenlandse Zaken met de steun van het Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie (CIPC). Het kreeg financiële steun van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid (AD VPB) van de FOD Binnenlandse Zaken van België en van de Stad Montreal. Het centrale onderwerp van dit gekruiste werk is de verkenning van alle technische fasen van het beheer van overlast*1 in de openbare ruimte, namelijk de diagnostiek, het actieplan* en de evaluatie*. De werken behandelden de problematiek van de publieke overlast door drugsgebruik en prostitutie* in de openbare ruimte. Het is namelijk opmerkelijk om vast te stellen dat de uitingen van deze problematiek die de levenskwaliteit van de bewoners* aantasten de politieke en institutionele verschillen overstijgen en in de drie steden erg op elkaar gelijken. Het onderwerp van de uitwisselingen werd door de drie deelnemende steden omschreven als het geheel van gedragingen of situaties die rechtstreeks of onrechtstreeks samenhangen met drugs* en prostitutie* die gevolgen met zich meebrengen die door bewoners en andere gebruikers van de openbare ruimte als negatief worden ervaren. Daarom wordt deze verstoring* van de openbare orde in het kader van deze werken als ‘openbare overlast’ bestempeld. De term ‘overlast’ wordt al naargelang het land minder of meer gebruikt. Hier bevat hij geen negatieve connotatie of moreel oordeel, maar dient hij om de hinder te beschrijven die de bewoners en andere gebruikers van de openbare ruimte ervaren.
1
De sterretjes verwijzen naar het lexicon van de gebruikte termen op pagina 251. Ze worden alleen aangeduid als ze de eerste keer in het handboek en/of in het gedeelte dat er specifiek over handelt voorkomen.
56
Het onderwerp van dit uitwisselingswerk, maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie, maakte het tevens mogelijk om de voorwaarden voor een betere samenwerking tussen de actoren te onderzoeken. De sleutelactoren in het domein van illegale drugs, namelijk de politie, justitie, de gezondheids-, de maatschappelijke preventiesector en verenigingen, hebben vaak naast andere partners zoals gemeentebesturen gewerkt en minder gezamenlijk of in overleg* met deze partners. Het beleid voor het verminderen van de risico's in de gezondheidssector en het rekening houden met het begrip 'openbare overlast' op strafrechtelijk gebied, hebben net zoals de ontwikkeling van de rol van de steden en het zoeken naar concrete partnerschappen bijgedragen aan de doorstroming in de sectoren, het creëren van ontmoetingsplaatsen en het delen van informatie tussen de verschillende actoren. De stad Bordeaux meldde zich aan voor dit project omdat het de eigenlijke uitwisselingen wilde benutten om over een snelle, soepele en efficiënte methode te kunnen beschikken voor het opstellen van een diagnostiek, een actieplan en een beoordeling ervan. De stad Luik werd door het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Belgische federale regering afgevaardigd om deel te nemen aan dit programma dat het CIPC wil bijstaan bij het ontwikkelen van een instrument waarmee gemeenten hun diagnose kunnen uitwerken, hun actieplan kunnen opstellen en het achteraf ook kunnen beoordelen. Dit instrument wenst de gemeenten te helpen in het kader van het beheer van overlast door drugs en prostitutie zoals ingeschreven in de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen kadert. De stad Montreal wenste op haar beurt een referentiedocument voort te brengen, een raamwerk dat de lokale actoren een strikt methodologisch schema zou bieden voor de benadering van deze kwesties. Elke deelnemende stad organiseerde elk jaar een ontmoeting die bedoeld was om de drie fasen van het initiatief te onderzoeken. Om rekening te houden met de diversiteit van de partners die betrokken waren bij het begrijpen van deze problematiek, deed elke stad inspanningen om meerdere deelnemers uit het gemeentebestuur, de politie, de gerechtelijke wereld, de gemeenschapsinstellingen, de gezondheidssector en de maatschappelijke preventie bijeen te brengen. De lijst van alle personen die tijdens die drie jaar een bijdrage leverden, is vermeld in bijlage 1 van het handboek. Aan de hand van het werk dat de steden hebben verricht en de debatten die het CIPC leidde, kon er een ontwerp voor een methodologisch handboek worden uitgewerkt dat aan de deelnemers werd voorgelegd om het gezamenlijk af te werken. Op vraag van het Belgisch ministerie van Binnenlandse Zaken moet het handboek bruikbaar zijn voor alle 57
gemeenten. De Franse deelnemers en de deelnemers uit Montreal wensen het handboek eveneens in hun eigen netwerken te verspreiden. Contacten Stad Bordeaux Direction du développement social urbain (Directie van de stedelijke maatschappelijke ontwikkeling) www.bordeaux.fr Stad Luik Contrat de sécurité et de prévention, Coordination des Actions en Toxicomanie (Veiligheids- en Preventiecontract, Coördinatie van de acties inzake Verslaving) www.liege.be Stad Montreal Direction de la diversité sociale (Directie maatschappelijke diversiteit) www.ville.montreal.qc.ca Stad Montreal Arrondissement Villeray -St-Michel – Parc-Extension www.ville.montreal.qc.ca FOD Binnenlandse Zaken, België Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Directie Lokale Integrale Veiligheid www.besafe.be Direction interministérielle à la Ville, France (Interministeriële directie voor de stad, Frankrijk) Département Citoyenneté -Prévention (Departement Burgerschappreventie) www.ville.gouv.fr Centre international pour la prévention (Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie) www.crime-prevention-intl.org
de
la
criminalité
58
Omtrent dit handboek Dit praktisch handboek voor lokale actie richt zich tot steden en alle andere actoren die de overlast door drugs en prostitutie in de openbare ruimte beter willen beheersen en zich daarvoor wensen te engageren. Dit handboek richt zich evenzeer tot mensen met vele jaren ervaring als tot mensen die hun eerste actie voorbereiden. Het is een instrument dat een gemeenschappelijke methodologie wil voorstellen die in verschillende steden kan worden overgedragen en toegepast. Om te beantwoorden aan de logica van het uitwisselingsprogramma, de bekommernissen van de drie steden en van het Belgisch ministerie van Binnenlandse Zaken is dit handboek in drie delen verdeeld: elk deel staat op zich en kan met andere delen worden gecombineerd. Inleiding: het begrip ‘maatschappelijke overlast’ Eerste deel: de diagnostiek Tweede deel: het actieplan Derde deel: de evaluatie
Aan het eind van elk deel zijn er steekkaarten met de 'samenvattingen' en de 'instrumenten'. De samenvattingen zijn syntheses van de belangrijkste elementen van de onderdelen; de instrumenten bevatten concrete en methodologische informatie die de toepassing vergemakkelijken. De problemen die samenhangen met het beheren van maatschappelijke overlastvariëren uiteraard sterk van de ene tot de andere stad. Hetzelfde geldt voor de middelen die beschikbaar zijn om ze op te lossen. Daarom stelt dit handboek moduleerbare instrumenten voor die het ontwerpen en uitvoeren van lokale strategieën kunnen vergemakkelijken, maar die aan de verscheidenheid van de lokale toestand moeten worden aangepast. Naast methode-elementen, adviezen en aanbevelingen biedt dit handboek in bijlage tevens interessante ervaringen uit de drie steden.
59
INHOUDSOPGAVE Partners en deelnemers aan het Uitwisselingsprogramma tussen de steden Dit handboek 9 Lijst met instrumenten 10 Inleiding: het begrip ‘Maatschappelijke overlast’
14
Subjectiviteit van overlast 16 De vaagheid van het concept ten opzichte van de wetten, voorschriften en reglementen 17 Samenvatting 19 Eerste deel: de diagnostiek
21
Inleiding 23 ste 27 1 fase: Het actieveld omschrijven 2de fase: De stap plannen 31 3de fase: Het profiel van het gebied opstellen 37 4de fase: De maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie schetsen 41 de 5 fase: De gegevens analyseren 73 6e fase: Conclusies trekken uit de diagnostiek en de resultaten voorstellen 82 Samenvatting 87 Tweede deel: het actieplan
117
Inleiding 119 ste 1 fase: Het plaatselijke comité bijeenroepen 125 2de fase: Het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan bepalen 126 de 3 fase: De uitvoering plannen 139 4de fase: Het actieplan toepassen en opvolgen 141 Samenvatting 145 Derde deel: de evaluatie Inleiding 1ste fase: De evaluatievragen bepalen 2de fase: De indicatoren omschrijven en de gegevens vergaren 3de fase: De gegevens analyseren en de resultaten delen Samenvatting
154 156 162 165 172 176
60
Gedetailleerde inhoudsopgave Bijlage 1 192 Lijst van de deelnemers aan de uitwisselingen tussen de drie steden Bijlage 2 Overzicht van alle maatregelen om overlast te bestrijden
198
Bijlage 3 Meer weten over het begrip ‘overlast’
202
Bijlage 4 Voorbeeld van een identificatiemodel van informatiebronnen
210
Bijlage 5 214 Voorbeelden van de samenstelling van een opvolgings- of een werkcomité Bijlage 6 Balans 2004 van de exploratiewandelingen in Luik
219
Bijlage 7 Elementen voor de bevraging van prostituees of verslaafden – Het TREND-rapport, Bordeaux
232
Bijlage 8 Elementen voor de bevraging van prostituees of verslaafden – Het ‘Boule de neige’ (Sneeuwbal)-project, België
249
Bijlage 9 Lexicon van de gebruikte termen
251
Bijlage 10 Verwijzingen
258
61
LIJST MET INSTRUMENTEN Instrument 1 Modelvragenlijst voor de bewoners over de situatie in de wijk
89
Instrument 2 Rooster van het onveiligheidsgevoel van de bewoners, Bordeaux
101
Instrument 3 Verzamelrooster van de omwonenden, Bordeaux
107 door
overlast
of
incidenten
vastgesteld
Instrument 4 Gids voor een onderhoud met sleutelactoren
109
Instrument 5 Rooster voor exploratiewandelingen
113
Instrument 6 Het actieplan: verificatielijst
147
Instrument 7 Presentatiemodel van een actieplan
149
Instrument 8 151 Presentatiemodel van een schema voor beheer en beslissingopvolging Instrument 9 Voorbeeld van beschrijvende en evaluatieve vragen
179
Instrument 10 Voorbeeld van een evaluatieplan
182
62
INLEIDING: Het begrip ‘Maatschappelijke overlast’ Subjectiviteit van maatschappelijke overlast 16 De vaagheid van het concept ten opzichte van wetten, voorschriften en reglementen 17 Samenvatting
19
63
Er zijn verschillende elementen die de interpretatie en de definitie bemoeilijken van het begrip maatschappelijke overlastgerelateerd aan verslaving en prostitutie: met name de semantische vaagheid van het begrip, de complexiteit van het verschijnsel en zijn buitengewoon subjectieve karakter. Omdat overlast bovendien niet noodzakelijk een inbreuk is, heeft het ook geen wettelijke omschrijving. De subjectieve aard van overlast Als men zich in overlast interesseert, in de zin van iets dat stoort, ontregelt of ongemak meebrengt, moet men zich inzake de feiten die als overlast worden beschouwd, de volgende vragen stellen: door wie, in welke context of volgens welke criteria. Om deze vragen te kunnen beantwoorden, beriepen de deelnemers uit Bordeaux, Luik en Montreal zich op twee sleutelwoorden: de perceptie en de zichtbaarheid van de overlast. Wat men als overlast beschouwt, hangt sterk af van de bewoners, de wijk en het tijdsaspect. De term ‘bewoner’ slaat in dit handboek vooral op de bewoners van een wijk, maar eveneens op degenen die er geregeld komen om te werken, boodschappen te doen, voor hun ontspanning, enz. Zo gebeurt het, hoewel niet systematisch, dat de bewoners van traditionele prostitutiewijken die tegelijk woonwijken zijn, geen overlast vermelden. Uit gewoonte of uit moedeloosheid of nadat ze een vorm van harmonieus samenleven met de betrokken personen hebben ontwikkeld. Bewoners van een wijk die pas met prostitutie worden geconfronteerd, kunnen daarentegen heel anders reageren. Zo veroorzaakt hetzelfde gedrag in twee wijken niet hetzelfde beeld en ook niet dezelfde reactie. In sommige gevallen bespeurt men een soort banalisering, tolerantie (dat men ook ‘gewenning aan het gedrag’ zou kunnen noemen) en in andere gevallen een soort onverdraagzaamheid of heftige verontwaardiging. Er bestaan geen normen om op voorhand de tolerantiedrempel van wijkbewoners te bepalen die geconfronteerd worden met de wanordelijkheden die door prostitutie of druggebruik worden veroorzaakt. Het samenvallen van feit, plaats en het moment waarop het plaatsvindt, kunnen bepalend zijn voor de indruk van overlast. Naast de perceptie die bewoners van bepaald gedrag hebben, moet men ook de zichtbaarheid van dat gedrag in overweging nemen. De zichtbaarheid van een bepaald gedrag kan op zich al een onveiligheidsgevoel opwekken bij de bevolking. Openbaar druggebruik, bedelarij, zelfs de niet-agressieve vorm, en hangjongeren kunnen aanleiding geven tot hinder en zelfs angst bij sommige voorbijgangers of omwonenden, terwijl daar geen enkel 'objectief ' element meespeelt. Het feit dat men personen met afwijkend gedrag waarneemt, kan bij andere personen een angstgevoel oproepen.
64
Het is ook belangrijk om te benadrukken dat de perceptie van overlast eveneens naargelang de toestand of de functie van de persoon kan variëren. Een bewoner, een handelaar, een politieagent, een plaatselijke verkozene, de tussenkomende actor van het gemeentelijk, gemeenschappelijk of gezondheidsnetwerk kunnen eenzelfde gebeurtenis heel verschillend interpreteren en ook hun verwachtingen inzake de te ondernemen actie kunnen sterk variëren. Naast de subjectiviteit van de waarneming of de zichtbaarheid van de overlast bestaat er de mogelijkheid van een echte bezitsverlies van de openbare ruimte. De bewoners beginnen uit vrees een openbare plaats of voorziening te mijden. Overlast bevindt zich in een grijze zone wegens het veranderlijke karakter van de feiten die als overlast worden gezien. Wat de conceptuele vaagheid van het begrip verklaart. In het kader van het uitwisselingsprogramma tussen de drie steden, werd er afgesproken dat men ‘openbare’ overlast zou onderscheiden van ‘maatschappelijke’ overlast die een stigmatisering van bepaalde bevolkingsgroepen zou omvatten. Het praktisch handboek behandelt uitsluitend maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie en niet de hele problematiek die met verslaving en prostitutie verband houdt (verzorging, strijd tegen mensenhandel...). Lokale acties tegen overlast hoeven nochtans meer globale strategieën inzake volksgezondheid, strafbeleid of maatschappelijke ontwikkeling niet uit te sluiten. De benadering van het fenomeen via overlast kan eveneens de actiebehoeften in aansluitende gebieden opsporen; deze resultaten dienen aan de betrokken verantwoordelijken te worden doorgegeven. Vaagheid van het concept ten opzichte van wetten, voorschriften en reglementen Overlast wordt in de drie steden soms gezien als gedragingen die onder de strafwet vallen, maar dat is niet altijd het geval. Zo is drugverkoop, al dan niet in het openbaar, in de drie betrokken landen strafbaar en kan het eveneens als overlast worden beschouwd. De wetgeving inzake gebruik verschilt daarentegen van land tot land. In Canada en in België is gebruik niet verboden, maar bezit 'houderschap' is dat wel, ongeacht het soort drugs. In Montreal, en in België, wordt gebruik in het openbaar gewoonlijk niet vervolgd maar zal het in sommige gevallen beschouwd worden als overlast. In Frankrijk is zowel openbaar als privé-gebruik een wanbedrijf. Wat betreft openbare prostitutie kunnen de drie landen als ondertekenaars van de internationale Conventie van 1949 het feit dat men 65
zich prostitueert niet rechtstreeks veroordelen. Een aantal gedragingen die met prostitutie samenhangen, zoals met name tippelen (actief maar ook passief zoals in Frankrijk sinds 2003) of exhibitionisme, zijn daarentegen verboden door de strafwet. Het actief zoeken door mogelijke klanten, onder andere vanuit hun wagen, is een belangrijke bron van overlast in openbare ruimten, vooral wanneer dit in woonwijken gebeurt, zoals in Montreal, omdat dit zoeken zonder onderscheid gebeurt en zich bijgevolg ook richt tot vrouwen en mannen uit de buurt die zich niet prostitueren. Wat de stad Luik betreft blijft, hoewel men in januari 2003 een gemeentereglement heeft aangenomen die de erkenning van de salons conform aan de wet regelt, tippelen er verboden.
66
SAMENVATTING: Sleutelelementen van het begrip ‘openbare overlast’ 1. Er bestaat geen ‘allesomvattende’ definitie van maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie. Het begrip ‘overlast’ is een concept van variabele omvang, het is complex, houdt rechtstreeks verband met de perceptie van omwonenden en wordt in sommige gevallen geaccentueerd door de zichtbaarheid. Het zien van bepaald gedrag kan op zich volstaan om bewoners een gevoel van vrees te bezorgen. 2. De gedragingen (of de gevolgen ervan) worden als overlast omschreven zodra ze door de bewoners als zodanig worden ervaren. 3. De perceptie van gedragingen die met overlast worden geassocieerd, varieert naargelang de tijd en de bewoners. De graad van bezorgdheid varieert van de ene wijk tot de andere, en dit omwille van verschillende redenen, waaronder meer het verleden van de wijk en de angsten van de bewoners. 4. Op het moment dat de diagnostiek wordt uitgewerkt, moet de specifieke lokale realiteit in overweging worden genomen. 5. De meeste vormen van overlast zijn geen inbreuken of ze ontsnappen aan gerechtelijke of bestuurlijke controle omdat ze niet ernstig zijn en geen prioriteit vormen voor de overheden. 6. Om als overlast te worden gekenmerkt, moet het gedrag een impact hebben op andere personen: rechtstreeks (bedreigingen, pesterijen of intimidatie bijvoorbeeld), of onrechtstreeks (bijvoorbeeld achtergelaten injectienaalden).
67
EERSTE DEEL De diagnostiek Inleiding
23
28 1ste fase: het actieveld omschrijven de 31 2 fase: de stap plannen de 3 fase: het profiel van het gebied opstellen 37 4de fase: de maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie schetsen 41 de 73 5 fase: de gegevens analyseren 6de fase: conclusies trekken uit de diagnostiek en de resultaten voorstellen 83 Samenvatting
87
68
Inleiding De beslissing om een diagnostiek van overlast door drugs en prostitutie op te stellen, wordt door een openbare overheid genomen (de burgemeester in Luik, le Conseil Local de Sécurité et de Prévention de la Délinquance (de Lokale Raad voor Veiligheid en Misdaadpreventie) in Bordeaux bijvoorbeeld). Ze wordt bepaald door een aantal indicatoren die een problematiek van maatschappelijke overlastsignaleren. Bijvoorbeeld een noodsituatie die in dit bepaalde stadsgedeelte gemeld wordt door veiligheids- en zelfs door gezondheidsinstanties, of een aantal feiten die ter kennis van de overheid worden gebracht en die bij elkaar opgeteld, vereisen dat men actie onderneemt. De openbare overheid heeft de behoefte om de echtheid van de feiten te verifiëren die haar met name via klachten van bewoners ter ore komen, om er de kwantitatieve en maatschappelijke omvang van te meten. De diagnostiek is dan het geschiktste middel, voor zowel deze verificatie als voor het leggen van de basis van de actie die de problematiek moet verhelpen. a. De troeven van een diagnostiek van de maatschappelijke overlast De diagnostiek is tegelijk een kennis- en overleginstrument, en helpt bij het nemen van beslissingen. ¾ Een kennisinstrument en een hulpmiddel bij beslissingen De diagnostiek is een soort kompas: het helpt de beslissing over de actie te oriënteren. Het laat toe om een gezonde afstand te scheppen van de verwijten van de bewoners. Zoals in het vorig deel over het perceptieaspect werd benadrukt, is overlast buitengewoon subjectief en als men probeert om overlast alsook de uitingen en de oorzaken ervan te identificeren en in een context te plaatsen, kan de diagnostiek de feiten verduidelijken en overlast objectiveren. Hij stelt ons in staat een evenwicht te scheppen tussen eenieders perceptie en de ruwe statistische gegevens en andere kennisinstrumenten, door de verschillende beschikbare gegevens met elkaar te kruisen: het wijkprofiel, statistische bronnen* en bevragingen van de bewoners. De diagnostiek is de gelegenheid voor een bevraging, met name van de betrokkenen: bewoners, prostituees of verslaafden, institutionele actoren… De bewoners zullen in het kader van de diagnostiek worden bevraagd en nadien deelnemen aan een gemeenschappelijke interpretatie van de gegevens als de resultaten worden voorgesteld. Daardoor wordt het mogelijk om bepaalde situaties te valideren, te informeren, te sensibiliseren en bepaalde kwesties op te helderen. De diagnostiek is eveneens een bevragingsinstrument voor kwetsbare bevolkingsgroepen, met name voor de groep die ons interesseert, de prostituees of de druggebruikers. Hoewel veel mensen 69
denken dat ze een deel van het probleem vormen, mag men niet uit het oog verliezen dat ze bijdragen aan de oplossing en dat hun stem moet worden gehoord. De diagnostiek is bovendien een noodzakelijke voorwaarde van de uitwerking van een actieplan. Via een inventarisatie van de feiten, door ze te beschrijven en te meten, door bewoners en sleutelactoren aan het woord te laten, biedt de diagnostiek een schets van de situatie. Vervolgens wordt hij gebruikt om beslissingen over de prioriteiten te nemen en om in overleg een actieplan uit te werken. Deze acties houden evenzeer verband met de geïnventariseerde feiten als met de gevoelens van de bevolking. Ten slotte vormt de diagnostiek het raamwerk van de evaluatie. Omdat de evaluatie in het derde deel wordt behandeld, vermelden we hier alleen dat de vergaarde gegevens van de diagnostiek in feite een soort 0tijd vormen van waaruit men later vergelijkingen kan maken over de impact* van de ondernomen acties, het partnerschap, de veranderingen in de perceptie van de bewoners, enz… ¾ Een overleginstrument De diagnostiek biedt eveneens gelegenheid tot overleg. Het uitwerken van de diagnostiek vereist het verifiëren van gegevens uit verschillende bronnen en dus de deelname van diverse instellingen en verenigingen die over informatie zouden kunnen beschikken. Het is vooral belangrijk om tot een gemeenschappelijke interpretatie van de betekenis van de vergaarde gegevens te komen. De diagnostiek is in deze zin een instrument dat het begrip partnerschap concreet zou kunnen invullen omdat hij van alle partners verlangt dat ze informatie delen en bespreken. Een van de randvoordelen van de diagnostiek is bovendien dat hij de verschillende actoren rond deze kwestie in beweging krijgt en dat hij lokaal partnerschap creëert of versterkt. Ten slotte wordt de beslissing om actie te ondernemen tegen de overlast vaak in een noodsituatie genomen. Deze moet snel worden verholpen maar biedt de gelegenheid om te overleggen over de vereiste aanpak op langer termijn. Een snelle reactie is op dit vlak dikwijls essentieel om te vermijden dat het onveiligheidsgevoel toeneemt. Na de initiële reactie (korte termijnactie om de noodsituatie te regelen) besluiten de partners of de overheid om proactief te zijn door acties op middellange termijn (verhinderen dat de situatie verergert zodra de noodsituatie is geregeld) te beginnen, en zelfs op lange termijn (de situatie duurzaam verbeteren).
70
Voordelen van een diagnostiek: Een kennisinstrument en hulpmiddel bij beslissingen: omvang -
De overlast waarmee de gemeenschap wordt geconfronteerd kennen en de ervan beter meten. Het duiden van de oorzaken vergemakkelijken. De situatie beter kennen om het actieplan beter te richten en te oriënteren De basis voor de evaluatie leggen
Een overleginstrument - Bijdragen aan een gemeenschappelijke interpretatie van de algemene situatie en de problematiek. - Partnerschap rond het beheer van de problematiek bevorderen of versterken - De reflectie over de acties op middellange en lange termijn starten, die een mobilisatie als reactie op een noodsituatie overtreft
b. Lokale diagnostiek van de veiligheid* en diagnostiek van de maatschappelijke overlast De lokale veiligheidsdiagnostiek (LVD) en de diagnostiek van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie berusten op een vergelijkbare methodologie. Zelfs als men bij vergelijkende analyses 2 vaststelt dat onder andere de omvang van de gebruikte gegevens varieert, niet alleen tussen landen maar eveneens in eenzelfde land, blijven de fasen overwegend dezelfde. In sommige landen, waaronder België en Frankrijk, bestaat de praktijk van de lokale veiligheidsdiagnostiek reeds relatief lang, ten minste in de context van het lokale preventie- en veiligheidsbeleid. Er bestaan verschillende methodologische instrumenten voor deze algemene diagnostieken.
2
Alvarez J., Besozzi C., & Sansfaçon D. (2006). Les diagnostics locaux de sécurité, une étude comparée pur mieux comprendre et mieux agir. Réalisation d’un diagnostic de sécurtié, Centre International pour la prévention de la sécurité (Plaatselijke veiligheidsdiagnostieken, een vergelijkende studie, om beter te begrijpen en te handelen. Uitvoeren van een veiligheidsdiagnostiek. Internationaal Centrum Veiligheidspreventie)
71
De methodologie die in dit handboek wordt voorgesteld berust op deze algemene methodologie maar houdt tevens rekening met de specifieke eigenschappen van maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie. Vervolgens dient men de aangenomen methodologie te definiëren in functie van elk gebied en in functie van de middelen waarover ieder beschikt. Elk gebied vertoont specifieke aspecten: omvang, soort gebied, maatschappelijke en demografische samenstelling, sociaaleconomische kenmerken, historische en culturele aspecten. Met beschikbare middelen betreft, verwijzen we in deze context naar de budgettaire middelen (het budget dat aan de maatregel wordt toegewezen), technische middelen (voorzieningen voor de inventarisering van de informatie, computers, cartografiesysteem, enz.) en menselijke middelen (specialisten, coördinatoren of animatoren inzake preventie en veiligheid, functionele partnerschappen, enz.). De actienemers dienen in hun planning rekening te houden met deze drie soorten middelen.
72
1ste fase: Het actieveld omschrijven Tijdens de uitwisselingen tussen de drie steden, stelde men vast dat het niet zozeer de uitvoering van de diagnostiek was die problemen stelde, als wel de identificatie van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie. De traditionele instrumenten richten zich namelijk niet noodzakelijk op dit soort overlast. De lijst met vormen van maatschappelijke overlastop de volgende pagina geldt louter als voorbeeld. Bovendien kadert het beheer van deze specifieke vorm van maatschappelijke overlastdikwijls in een meer globale beleidscontext. Bij het opstellen van de diagnostiek van dit soort overlast moet men dus rekening houden met de reeds bestaande maatschappelijke en educatieve voorzieningen, instellingen voor volksgezondheid of zelfs voor openbare veiligheid om te reageren op de fenomenen van verslaving en prostitutie zelf. Men dient rekening te houden met deze voorzieningen daar ze eveneens in overweging worden genomen wanneer men aan de hand van de diagnostiek actieplannen gaat uitwerken. Men moet hieraan toevoegen dat deze voorzieningen invloed willen uitoefenen op de oorzaken en de gevolgen eigen aan verslaving en prostitutie terwijl dit handboek de steden een instrument wil aanreiken om de overlast te bestrijden die deze fenomenen veroorzaken. Zo probeert een diagnostiek van de maatschappelijke overlastniet om de risicofactoren te identificeren die tot verslaving en prostitutie kunnen leiden maar eerder om het gedrag te analyseren dat door deze activiteiten wordt veroorzaakt, zoals bijvoorbeeld het samentroepen van druggebruikers op plaatsen waar drugs worden verkocht.
73
Opgelet… Omwille van de specifieke aard van het onderwerp zal de diagnostiek van overlast door drugs en prostitutie voornamelijk het accent leggen op de perceptie, de hinder en de klachten die het vaakst in verband worden gebracht met aanstootgevend gedrag*. Men dient nochtans in gedachten te houden dat niet alle aanstootgevende gedragingen te wijten zijn aan verslaving en prostitutie.
Om de discussie rond een gezamenlijke en lokale definitie van het begrip ‘openbare overlast’ op te starten, worden hier ter inlichting de voornaamste soorten maatschappelijke overlastvoorgesteld die met drugs en prostitutie te maken hebben. Ze werden weerhouden tijdens de ontmoetingen die plaatsvonden voor het uitwerken van dit handboek. Het is een niet-exhaustieve lijst: alle lokale actoren moeten rekening houden met de tijdelijke veranderlijkheid van de overlast en met de specifieke lokale kenmerken. De gedragingen die rechtstreeks geassocieerd wordt met overlast door drugs en prostitutie kunnen onder meer bestaan uit: -
-
-
-
Het gebruiken van drugs en/of alcohol in het openbaar Dit publiekelijk gebruik kan onbehagen veroorzaken en vanwege de uitingen en gevolgen die daar gewoonlijk mee samenhangen dus beleefd er ervaren worden als overlast: openbare dronkenschap, samenscholingen, oploopjes, lawaai en opschudding, de aanwezigheid van honden, achtergelaten naalden, vernielingen onder invloed van drugs of alcohol…) Zichtbaar verkopen van drugs De verkoop van kleine doses drugs, of het feit dat men illegale drugs krijgt aangeboden, kan een bron van onbehagen of angst vormen voor de bewoners en dus een vorm van overlast zijn. Bovendien bedelen sommige druggebruikers en/of drinkende mensen in de buurt van plaatsen waar drugs worden verkocht om hun verbruik te bekostigen. Soms gebeurt dat op een agressieve manier. Achtergelaten naalden of condooms Een van de meest zichtbare tekenen van maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie is zeker het feit dat men op openbare plaatsen gebruikte naalden of condooms aantreft. Samenscholingen van prostituees en hun klanten Over het algemeen vindt prostitutie in een welafgebakend gebied plaats. De elementen die met deze samenscholing verband houden, kunnen overlast veroorzaken: samenscholingen, lawaai, condooms, het aanklampen van bewo(o)n(st)ers door prostituees of hun klanten…
74
2de Fase: De stap plannen
2.1. De partners mobiliseren De efficiënte en effectieve uitvoering van de diagnostiek berust op het creëren van lokaal overleg. In sommige gevallen bestaat dat reeds voor men aan de diagnostiek begint.
De aanwezigheid van lokaal overleg is inherent aan het samen tot stand brengen van veiligheid
Als dat overleg niet bestaat, is het belangrijk om een plaatselijk comité op te richten dat de strategische actoren bijeenbrengt die op het vlak van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie tot actie worden aangespoord: gemeentebesturen, de betrokken gemeentediensten, gezondheidsdiensten, politie, justitie, gemeenschapsinstellingen, zorginstellingen, enz. Naargelang het geval kunnen daaraan worden toegevoegd: maatschappijen voor sociale huisvesting*, vervoermaatschappijen, handelaars enz. Het is belangrijk om in het comité een verantwoordelijke aan te duiden die als coördinator zal fungeren, 'de drager van het dossier'. In de drie steden wordt deze rol door verschillende personen vervuld: een 'lokaal preventiecoördinator’ in Bordeaux, ‘een openbare overlastmanager’ en/of ‘Actiecoördinatrice Verslavingen’ in Luik, een persoon die zich bezighoudt met maatschappelijke en gemeenschapsgerichte ontwikkeling in Montreal. Zodra ze zijn samengebracht, moeten de actoren van het plaatselijke comité overleg plegen om een gemeenschappelijke visie te formuleren en uit te dragen over wat zij als maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie beschouwen. De inleiding van dit handboek kan het plaatselijke comité helpen bij zijn overdenkingen en besprekingen.
75
Dit plaatselijke comité zal bij elke stap aanwezig zijn en de actoren zullen aan alle fasen bijdragen: overdracht van de gegevens die hun organisatie vergaarde, beschrijving van de inhoud en toepassen van het actieplan, in het kader van de evaluatie nagaan of de doelstellingen zijn behaald en bijsturing van het actieplan als dat nodig is. Hun rol beperkt zich niet tot het oriënteren van het werk van de coördinator maar houdt eveneens de uitvoering van het ganse proces in. Het plaatselijke comité moet vervolgens beslissen op welke manier de diagnostiek van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie wordt uitgevoerd, de voornaamste componenten selecteren en een planning opstellen. 2.2. De manier kiezen waarop de diagnostiek maatschappelijke overlastwordt gerealiseerd
van
de
De diagnostiek kan op een vereenvoudigde wijze intern worden gerealiseerd door personen die het comité aanduidde, of plaatsvinden in het kader van een extern gepubliceerde dienstenofferte. Het is echter ook mogelijk om deze uitvoeringsmanieren te combineren door slechts een gedeelte van de taken aan externe partijen toe te vertrouwen. Omdat de uitvoering van de diagnostiek zo nauw verbonden is met overleg en omdat het belangrijk is om een ‘diagnostiekcultuur’ en een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen in het plaatselijke comité, geven de meeste deelnemers van het uitwisselingsprogramma tussen de steden de voorkeur aan een interne uitvoering. Hierbij benadrukken ze dat het noodzakelijk is om de diagnostiek zo onafhankelijk en zo objectief mogelijk uit te voeren.
76
Interne realisatie: Zoals we reeds beklemtoonden, verbindt de aanpak van maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie een reeks actoren die bij de uitvoering van de diagnostiek moeten worden betrokken. Het plaatselijke comité dient de persoon aan te duiden die belast is met het vergaren en organiseren van de gegevens zodat hij de noodzakelijke legitimiteit en autoriteit bezit om zijn taken uit te voeren. Het is zijn rol om alle nuttige gegevens te zoeken, nieuwe onderzoeksmethoden voor te stellen als hij dat nodig vindt (een bevraging van de bewoners bijvoorbeeld) en deze informatie te organiseren rond de krachtlijnen die het plaatselijke comité definieerde. Hij stelt eveneens werkwijzen voor om de gegevens in het plaatselijke comité te analyseren, maar het is de taak van het comité om deze te interpreteren. Externe realisatie: Omdat het om een relatief technische en tijdrovende aangelegenheid gaat, kan men de uitvoering van de diagnostiek eveneens aan consultanten of universitaire onderzoekers toevertrouwen. Deze benadering biedt zekere voordelen: men kan rekenen op professionals met de nodige ervaring en knowhow op dit gebied, ze helpt de actoren qua tijd en methode, en biedt meer waarborgen voor een bepaalde objectiviteit in het vergaren van de gegevens omdat de onderzoeker niet rechtstreeks betrokken is bij de lokale veiligheid. Ze biedt echter ook nadelen: het zal dikwijls duurder uitvallen en het is vooral minder zeker dat de partners zullen instemmen met de oriëntatie en de besluiten van de diagnostiek. Een externe onderzoeker of consultant moet de partnercoalitie ondersteunen maar niet vervangen. Op voorwaarde dat het plaatselijke comité de controle behoudt, bestaat er dus geen ideale uitvoeringsmethode. De partnercoalitie moet op de eigen competenties en terreinkennis vertrouwen en bijvoorbeeld alleen de technische taken uitbesteden. De partners kunnen de diagnostiek eveneens zelf uitvoeren en de methodologische omkadering door een externe partij laten uitvoeren.
77
Welke uitvoeringsmethode men uiteindelijk kiest, zal door heel pragmatische elementen worden bepaald; die hebben te maken met de grootte van het betrokken gebied, de middelen die men aan de diagnostiek toewees, het aantal betrokken partners, hun beschikbaarheid enz.
Te onthouden Ongeacht of de diagnostiek extern of intern wordt uitgevoerd, moet de operator, de persoon die belast is met de uitvoering van de diagnostiek, de rol van coördinator en verzamelaar vervullen. Het is niet aangeraden om de operator de diagnostiek alleen te laten uitvoeren.
2.3. De componenten van de diagnostiek bepalen Om beter te kunnen bepalen welke gegevens men precies nodig heeft om de diagnostiek uit te werken, worden er hier uit de bestaande soorten en modellen drie elementen gekozen: het profiel van het gebied, de schets van de overlast en een kort overzicht van de actiekanalen en scenario’s. Het gebiedsprofiel dient om de overlast in een context te plaatsen, beschrijvende elementen aan te brengen over de lokale realiteit en de verslaafden of prostituees die het onderwerp van de diagnostiek uitmaken en om inlichtingen te verschaffen over de middelen en projecten in het gebied die er reeds voor hen bestaan. Het valt in drie delen uiteen: -
een algemeen buurtprofiel, het profiel van de verslavingen en prostitutie in de buurt, een profiel van de middelen, diensten en projecten op het gebied van verslaving en prostitutie in de buurt.
78
Deze drie aspecten van het gebiedsprofiel vormen het inleidende deel van de diagnostiek en zijn nodig om de lokale omstandigheden en de specifieke kenmerken van de maatschappelijke overlastin dit gebied te begrijpen. De kern van de diagnostiek wordt gevormd door de schets van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en verslaving. Deze bevat de resultaten van de analyse en van het kruisen van de vergaarde gegevens. Op basis van de analyse van de gegevens die vergaard werden om gebiedprofielen en een schets van de maatschappelijke overlastop te stellen, ontstaan de eerste conclusies, actiemethoden en scenario’s voor debatten en reflectie over het actieplan (dat in het tweede deel van dit handboek wordt behandeld). 2.4. De planning van de diagnostiek vastleggen De verantwoordelijken voor de uitwerking van de diagnostiek dienen termijnen voor elke uitvoeringsfase vast te leggen. Op het moment dat men de termijnen vastlegt, mag men niet vergeten dat sommige vormen van overlast van voorbijgaande aard zijn. Men dient een evenwicht te vinden waardoor men in een redelijke tijdspanne kan handelen. Rekening houdende met de lokale verschillen qua personeel, materiaal en financiële middelen die aan de uitvoering van de diagnostiek werden toegewezen, dient elke stad haar eigen termijnen vast te leggen. Elke stad kan dus meer of minder tijd besteden aan de verschillende fasen. De diagnostiek van maatschappelijke overlastopstellen duurt ongeveer even lang als het opstellen van een lokale veiligheidsdiagnostiek, van zes maanden tot een jaar. Omdat maatschappelijke overlastsoms eerder kortstondig is en de bevolking er erg gevoelig voor is, is het soms noodzakelijk om snel te reageren en de diagnostiek bijgevolg sneller op te stellen, in een tijdspanne van drie tot zes maanden.
79
Men mag bovendien de tijd die nodig is om de gegevens te vergaren niet onderschatten: het kan moeilijker zijn om gegevens over de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie te vergaren. Men dient eveneens rekening te houden met de tijdspanne voor het vergaren van gegevens en het presenteren van de resultaten. Naargelang de periode van het jaar en de lokale bijzonderheden (vakanties, slecht weer, enz.) kan zowel het aantal als de kwaliteit van de deelname van de bevraagde personen en de lokale actoren variëren. Het belangrijkste is dat het plaatselijke comité een realistische termijn vastlegt en daarover met alle betrokken politieke en technische actoren onderhandelt3.
3
Voorbeelden van termijnen zijn te vinden bij Alvarez J., Besozzi C., & Sansfaçon D. (2006)., op. cit. (p. 26)
80
3de fase: het profiel van het gebied opstellen
De drie aspecten van het gebiedprofiel – algemeen profiel, profiel van de verslavingen en de prostitutie en het profiel van de middelen – vormen de inleiding van een schets van de openbare overlast, en dragen via kruising van de gegevens bij aan de analyse. Ze vormen eveneens een basisreferentie voor de uitwerking van het actieplan. 3.1. Het algemene profiel van de buurt opstellen Het doel van het algemeen profiel is het presenteren van de buurt waarin de diagnostiek werd uitgevoerd (stad, gemeente, wijk, vierhoek, straten…) en het inbrengen van contextuele elementen om de overlast waarop de diagnostiek is gericht te lokaliseren. Naargelang de grootte van de onderzochte buurt is het niet nodig om al deze dimensies verder uit te diepen. Het algemene profiel van de buurt omvat vier elementen: -
sociaaldemografische elementen: grootte van de buurt (globale bevolking), uitgesplitst volgens de leeftijdsstructuur, geslacht en herkomst, gezinsstructuur (aantal kinderen, ouderlijke situatie), enz.;
-
sociaaleconomische elementen: werkgelegenheidsstructuur en tewerkstelling in de wijk (aantallen inactieven en gepensioneerden, endogene en exogene tewerkstelling), structuur en niveau van de inkomens in de wijk, scholingsgraad, werkloosheidsgraad, het aandeel immigranten van de bevolking, enz.;
-
stedenbouwkundige elementen: recente evoluties in de bewoning van de wijk, profiel van het woonmilieu (verouderde staat, leegstandgraad), emigratiegraad in de wijk, het profiel van de handelszaken en openbare diensten, infrastructuur van de diensten (scholen, recreatiemogelijkheden, enz.), aanwezigheid van braakliggend terrein, stedelijke renovatieprojecten enz.;
-
Elementen over de criminaliteit in het algemeen: het globale aantal misdaden dat bij de politie wordt gemeld, uitsplitsing van dit aantal naar grote groepen (goederen, personen), personeelsbestand van de politie, slachtoffergevoel en onveiligheidsgevoel indien beschikbaar.
3.2. Het profiel van de verslavingen en de prostitutie opstellen
81
Het is hier de bedoeling om meer kennis te verwerven over de lokale realiteit op gebied van verslaving en prostitutie. Men dient informatie te vergaren over psychotrope substanties, bijvoorbeeld over: -
Het aantal gebruikers in de wijk en de gebruikte substanties, De soorten beschikbare substanties, De recente evolutie van de verschillende beschikbare soorten middelen, De diverse problemen waarmee de betrokken verslaafden te kampen hebben, De sociaaldemografische kenmerken van de gebruikers, De druggerelateerde geregistreerde wanbedrijven (bezit, doorverkoop), De aanwezigheid en de kenmerken van een ‘open scène’, De aanwezigheid van gesloten plaatsen voor het spuiten, of naargelang het land, plaatsen waar substitutiemiddelen worden verdeeld.
Maar eveneens over alcohol: -
Het aantal cafés en andere plaatsen waar drank wordt verstrekt, De alcoholgerelateerde geregistreerde wanbedrijven.
En over prostitutie -
Het aantal personen dat de verschillende vormen van prostitutie uitoefent, De herkomst en de sociaaldemografische kenmerken, De historiek van de prostitutie in de wijk.
3.3. Het profiel van de middelen, diensten en projecten opstellen Het doel van dit profiel is een betere kennis te verwerven van de actoren , de middelen, de beschikbare diensten en de lopende projecten in de buurt die zich op verslaving en prostitutie richten. Er zijn in hoofdzaak vijf soorten betrokken actoren: de gemeenten, de politie, de medisch-sociale diensten, de private veiligheid en het verenigingsleven. Gemeenten: - Onderhouds- en stedenbouwkundige diensten (reinheid, onderhoud van de infrastructuren, stedelijk nabijheidbeheer, enz.); - Gemeentepolitie (voor Frankrijk): services de surveillance et de verbalisation rattachés à la municipalité (toezichthoudende en 82
-
verbaliserende diensten die aan de gemeente zijn verbonden) (toepassing van de regelgeving op gebied van verkeer, reinheid, het openbaar domein, enz.); Structuren of voorzieningen voor criminaliteitspreventie: opvang voor jongeren of mensen met problemen, animatie van preventieve aard, straathoekwerkers, bemiddelaars, enz.
Politie: - Eenheid die specifiek belast is met prostitutie of verslaving, - Het aantal mensen dat daar werkt - Het mandaat van deze eenheid, - Wijkagenten die aan deze wijk zijn toegewezen en de hoeveelheid tijd die ze besteden aan problemen rond verslaving, prostitutie en openbare overlast. De medicosociale diensten: Bestaande middelen en diensten op gebied van verslaving en prostitutie: -
Gespecialiseerde zorgafdelingen; Plaatsen of voorzieningen waar men injectienaalden kan uitwisselen of in subsittutietherapie voorziet; Permanente of tijdelijke medicosociale opvangplaatsen (caravans, paviljoenen); Structuur voor de opname van verslaafde personen, enz.
Verenigingen: Verenigingen, zowel die met prostituees of verslaafden werken als instellingen die op andere gebieden werkzaam zijn en die eveneens preventieve acties kunnen ondersteunen (bijvoorbeeld vrijetijdsverenigingen). Private veiligheid: - Bewakingsdiensten of -systemen gericht op de bestrijding van overlast (zoals vernieling) werden ingezet door maatschappijen voor sociale huisvesting, scholen, handelaars, enz. - Dienst van gespecialiseerde toezichthouders die deze instellingen aanstelden om te reageren op drugs- en prostitutieproblemen.
83
4de fase: De maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie schetsen
Er zijn meerdere informatiebronnen ter beschikking van de verantwoordelijken om de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie te schetsen. Door het delen van de vergaarde informatie wordt het beeld in de diagnostiek volledig en verkrijgt men een exactere schets van de bestudeerde buurt. In dit hoofdstuk presenteren we de informatiebronnen en de daarmee samenhangende werkwijzen. De verklaringen in verband met het kruisen van de gegevens bevinden zich in fase 5: ‘Analyse van de gegevens’.
Informatiebronnen: 4.1. Statistische informatie en informatie van partners (politie, justitie, gezondheid, verenigingen, scholen, enz.). 4.2. Bevragingen: a. Enquêtes met een vragenlijst b. De uitwisselingsgroepen c. Interviews d. Bevraging van prostituees of verslaafden 4.3. Etnografische observatie en exploratiewandelingen. 4.4. Opvolging van de actualiteit in de media rond maatschappelijke overlast 4.5. Onderzoeksrapporten
84
4.1. Kwantitatieve gegevens* van de partners vergaren Kwantitatieve gegevens over gedrag en situaties die de actoren als ‘overlast’ bestempelen, vertegenwoordigen een niet te verwaarlozen bron van informatie. Ze laten toe om gedrag dat soms moeilijk meetbaar lijkt, te kwantificeren en te meten. Men kan echter niet alle vormen van overlast inventariseren en berekenen. Een groot aantal kwantitatieve gegevens verschijnt onder de vorm van statistieken*, het zijn kwantitatieve gegevens die op regelmatige wijze volgens een vooropgesteld methodologisch en institutioneel kader worden vergaard en in een min of meer uitgebreide publicatie verschijnen.
Kwantitatieve gegevens gebruiken… voorzorgen bij het gebruik - Kwantitatieve gegevens meten verschijnselen die op voorhand werden geïdentificeerd. Nieuw gedrag kan enkel worden gemeten aan de hand van kwalitatieve informatiebronnen of door kruising van gevarieerde bronnen. Gegevens over het aantal opgeraapte vuile naalden en hun lokatie zeggen bijvoorbeeld niets over de uren dat de verslaafden daar aanwezig zijn. - Verschillende kwantitatieve gegevens houden niet rechtstreeks verband met de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie. In dat geval zullen ze worden gebruikt om de overlast in een bepaalde context te plaatsen. Ze zijn zeer relevant voor het beschrijven van de profielen: buurt-, verslavings-, en prostitutieprofielen alsook middelen-, diensten- en projectprofielen. Voor de details van deze profielen verwijzen we naar de componenten van de diagnostiek.
85
4.1.1 Het vergaren van kwantitatieve gegevens* Deze gegevens zijn naargelang het wettelijk kader, het beleid en de kwaliteit van de relaties tussen de partners min of meer gemakkelijk toegankelijk. Vandaar dat het opstellen van de diagnostiek moet berusten op het samenstellen van een geëngageerd en beschikbaar plaatselijk comité. Om alle domeinen te dekken die rechtstreeks verband houden met openbare overlast, dient men alle nuttige informatiecategorieën te identificeren. In de bijlage bevindt zich een ‘Identificatiemodel van bestaande statistische informatiebronnen’. Het stelt een klassering van de informatie voor en geeft enkele voorbeelden voor Bordeaux, Luik en Montreal. Voor elk soort gegevens dient men het volgende te preciseren: -
De aard: de verantwoordelijke die belast is met het uitvoeren van de diagnostiek zal moeten nagaan of het gaat om statistieken die rechtstreeks verband houden met de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie (aantal opgeraapte naalden, aantal arrestaties wegens tippelen…), om gegevens die de overlast in een context plaatsen (kwantitatieve informatie over de netheid van de buurt, het veiligheidsgevoel, de criminaliteit in de buurt, de armoedegraad…) of eerder om gegevens die informatie geven over de prostituees of verslaafden en de hulpmiddelen in de buurt (aantallen hulporganisaties voor deze cliënten, aard van de gebruikte substanties, uitwisselingsprogramma voor naalden, substitutieprogramma…).
-
De periodiciteit: maandelijks, driemaandelijks of jaarlijks. Als het om officiële statistieken gaat, verschijnen ze meestal met een of zelfs met twee jaar vertraging. Naargelang de aanwezige partners en de eensgezindheid zal het mogelijk zijn om bevoorrechte toegang te krijgen tot de gegevens voor ze officieel verschijnen. Het is nuttig om de periodiciteit van statistieken en andere kwantitatieve gegevens in de diagnostiek op te nemen om zodoende het eventuele updaten later te vergemakkelijken.
-
Onderscheid naar geografisch niveau: plaatselijke, regionale, provinciale en nationale gegevens. Zelfs als een nationaal gegeven dikwijls minder precies is, is het toch nog van belang, met name als er geen lokale informatie beschikbaar is of om de vergelijking met andere gebieden te maken. Het is eveneens interessant om in de diagnostiek te beschrijven of deze statistiek voor meerdere geografische niveaus beschikbaar is.
86
-
Onderscheid naar geslacht: laat toe om de verdeling van de problematiek en de risicofactoren volgens het geslacht te analyseren.
-
Onderscheid naar leeftijd: laat toe om te analyseren of een bepaalde problematiek meer minderjarigen treft of een andere specifieke leeftijdsgroep.
Bij het vergaren van de statistieken is het bovendien raadzaam om het vergaren van de statistieken te beginnen met de vormen van maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie waarover in het werkcomité een consensus is bereikt. Naarmate het werk aan de diagnostiek vordert en via het kruisen van de gegevens zal het mogelijk zijn om andere vormen van overlast te identificeren. 4.1.2 Nuttige kwantitatieve gegevenscategorieën
a.
Informatie van politionele en gerechtelijke diensten
¾ Politiestatistieken (nationale en lokale) en andere informatie Gedrag dat geassocieerd wordt met overlast is in wettelijke zin meestal geen inbreuk. Politiestatistieken gaan, uitzonderingen daargelaten, meestal niet rechtstreeks over overlast maar over het daarmee gepaard gaande crimineel gedrag. Het openbare karakter van druggebruik wordt in de drie steden bijvoorbeeld als ‘overlast’ beschouwd en niet als een specifieke aantijging. Daarentegen wordt alle gebruik van illegale stoffen, ongeacht de omstandigheden, als een inbreuk beschouwd. De statistieken laten niet toe om het openbare karakter van dit gebruik te identificeren. Alleen empirisch onderzoek van de proces-verbalen kan dit kenmerk aan het licht brengen. Politiestatistieken moeten uiteraard in de diagnostiek worden opgenomen, zelfs als ze beter het niveau van de politieactiviteiten belichten dan de omvang van de fenomenen. Op het moment dat de diagnostiek wordt opgesteld, zullen deze interpretatie-elementen moeten worden uiteengezet. Naast de officiële statistieken kunnen politiediensten over meer specifieke informatie van speciale projecten beschikken. Zo geeft het ‘Cyclope’-project in Montreal bijvoorbeeld inwoners de mogelijkheid om
87
een databank over prostitutie aan te vullen en geeft meer bepaald inlichtingen over klanten die in de wijk met hun wagen rondrijden. ¾ Gerechtelijke statistieken Omdat de fenomenen die hier worden bestudeerd in aanmerking komen voor gerechtelijke stappen is het interessant om de betrokkenheid en de beslissingen van de gerechtelijke actor te analyseren. Men dient de klemtoon te leggen op de opvolging en de toepassing van maatregelen van gerechtelijke aard, bijvoorbeeld de gepersonaliseerde opvolging, de perimeterverboden of -begrenzingen, de beperkende instructies, enz.
b.
Gemeentelijke informatiebronnen
Verschillende gemeentediensten zijn rechtstreeks betrokken bij het beheer van de maatschappelijke overlastgerelateerd aan drugs en prostitutie. Omdat elke stad haar eigen administratieve regels en diensten heeft, worden hier algemene werkwijzen voorgesteld die niet de specifieke benamingen weergeven maar de functies omschrijven. ¾ Klachtenbureaus Deze bureaus ontvangen en behandelen klachten van burgers over verschillende onderwerpen, waaronder bepaalde vormen van openbare overlast. De verantwoordelijke die belast is met het uitvoeren van de diagnostiek dient, voor zover de gegevens het toelaten, onderscheid te maken tussen overlast in verband met prostitutie en verslaving en andere. Als een dergelijk onderscheid niet mogelijk is, zal de informatie over de klachten van burgers worden gebruikt in het algemene buurtprofiel. Dat geldt eveneens voor petities die burgers aan de verkozenen overhandigden. ¾ Hulpprogramma’s Er wordt desgewenst nagegaan of er informatie beschikbaar is over de aard van de hulpprogramma’s voor verslaafden of prostituees, over hoe vaak deze personen beroep doen op deze programma’s, enz.
88
¾ De diensten stedenbouw en gemeentereiniging Deze diensten kunnen, in de mate dat ze zich bezighouden met de netheid van de buurt en het onderhoud van het stadsmeubilair, kwantitatieve informatie verschaffen: bijvoorbeeld over vernielingen van meubilair en het oprapen van achtergelaten naalden. Als er in de buurt andere, niet gemeentelijke organisaties hetzelfde werk doen, moet men inzake het oprapen van naalden onderzoeken wat het verband is tussen de acties van deze organisaties en die van de gemeentediensten. ¾ Andere informatie-elementen Deze statistieken verwijzen naar projecten die de gemeente opzette en waarover gegevens beschikbaar kunnen zijn (bijvoorbeeld bij een bemiddelingsdienst of bij nachtwakers).
c.
Gezondheidsinformatie
Problemen rond verslaving en prostitutie hebben een rechtstreeks effect op de gezondheid. De verantwoordelijken voor de uitvoering van de diagnostiek dienen samen met de vertegenwoordigers van de gezondheidsnetwerken in het plaatselijke comité de gegevens en de projecten te inventariseren die relevant zijn om in het deel ‘gebiedsschets’ van de diagnostiek te worden opgenomen. d.
Informatie uit het verenigings- en gemeenschapsmilieu
Het verenigings- en gemeenschapsmilieu is vaak goed vertegenwoordigd in het domein van verslaving en prostitutie. Deze organisaties blijken dikwijls in staat te zijn om de evoluties op het terrein waar te nemen (nieuwe drugs, verplaatsing van de prostitutieplaatsen, nieuwe fenomenen van rondzwerven…). Diverse organisaties treden eveneens op in het bredere veld van de maatschappelijke actie, de verzorging en de bijstand. Een dergelijke overvloed is positief maar dient de uitvoerder van de diagnostiek ertoe aan te zetten om de organisaties te identificeren die het nauwst betrokken zijn bij de overlastproblematiek en die in functie van een coördinatieopdracht gegevens compileren zodat hij alleen de meest relevante gegevens overhoudt die de diagnostiek zullen aanvullen en verrijken.
e.
Informatie van scholen
89
Het schoolmilieu wordt vaak betrokken bij preventieen sensibiliseringsactiviteiten. Daarom moet men samen met de scholen in de buurt nagaan of er gegevens beschikbaar zijn over deze projecten.
f. Informatie van instellingen die hulp bij tewerkstelling bieden Deze hulpverleningsorganisaties hebben gevarieerde opdrachten: hervatten van studies, oriëntering naar de arbeidsmarkt, rechtstreekse hulp voor sociale uitkeringen, hulp bij huisvesting, enz. Ze moeten vaak rechtstreeks of onrechtstreeks ingrijpen bij verslaafden of prostituees en kunnen over informatie beschikken die nuttig is voor de diagnostiek van de openbare overlast.
g. Informatie huisvesting*
van
maatschappijen
voor
sociale
Het patrimonium van maatschappijen voor sociale huisvesting kan geheel of gedeeltelijk in de buurtliggen die de diagnostiek bestudeert. In dat geval kunnen ze gegevens leveren in verband met klachten van huurders, vernielingen en herstellingen, incidenten, enz.
h.
Informatie van vervoersmaatschappijen
Vervoersmaatschappijen kunnen buslijnen of metrostations hebben die door het betrokken de buurt lopen. Ze kunnen dus dezelfde soort informatie leveren als de maatschappijen voor sociale huisvesting, en eveneens gegevens over de frequentie van hun lijnen in dit de buurt, en in voorkomend geval over de activiteiten van bemiddelaars. 4.2. Bevragingen* uitvoeren Omdat overlast grotendeels omschreven wordt door de perceptie van de bewoners en door de gebruikers van de openbare ruimte, moet de diagnostiek van overlast eveneens opgesteld worden met behulp van gegevens die voortkomen uit een bevraging van de bevolking en van de lokale actoren 4.2.1 Wie bevragen? De bevraging is prioritair gericht op de mensen die in het beoogde gebied wonen, het gebruiken of er hun beroep uitoefenen: de bewoners, handelaars, werknemers (zelfs als ze er niet wonen), enz. Op basis van de soorten bevraagde personen en hun eigen belangen zullen er zich verschillende thema’s aftekenen.
90
De bewoners vormen het eerste doelpubliek en hun bevraging moet systematisch zijn en voorrang krijgen. De handelaars in de commerciële zones helpen vaak maatschappelijke overlastmee omschrijven omdat zij specifiek gevoelig zijn voor alles wat met de omgeving van hun activiteiten te maken heeft: het gezellige van de zaak, netheid, verlichting, gevoel van welzijn,.. Werknemers die niet in de wijk wonen, kunnen op basis van de lokale omstandigheden worden ondervraagd: een ziekenhuis of een shopping center in de wijk die getroffen is door overlast, het belang van dagelijks pendelen op plaatsen waar verslaafden of prostituees komen (bijvoorbeeld stations, kruispunten…). De professionele actoren die het nauwst betrokken zijn bij de fenomenen worden in het plaatselijke overlegcomité opgenomen (straathoekwerkers, gezondheidswerkers, ‘manager van openbare overlast’…), maar anderen kunnen wegens hun bekwaamheid in het observeren eveneens bijdragen aan de diagnostiek: taxi- of buschauffeurs, verkeersbrigadiers die over de veiligheid van overstekende scholieren waken, parkwachters… Zij zijn sleutelinformanten bij wie men terecht kan voor niet-nominatieve informatie. Hoewel prostituees of verslaafden bevragen niet gemakkelijk is, met name omwille van hun identificatie, beschikbaarheid of interesse, is dat toch onmisbaar wil men de complexiteit van de situaties begrijpen: de realiteit van de problemen waarmee men wordt geconfronteerd (gezondheid, aansluiting bij georganiseerde misdaadgangs), de middelen om ze te verhelpen (ouders, verwanten…)en de mogelijke acties en oplossingen. Men moet naargelang de omstandigheden de voorkeur geven aan rechtstreekse bevraging (gesprekken van persoon tot persoon). Onrechtstreekse bevraging (door straathoekwerkers of andere contactpersonen) blijft nuttig maar vertoont uiteraard bepaalde vertekeningen. In de sectie 4.2.3. ‘Hoe bevragen’ worden enkele bevragingstechnieken voor verslaafden of prostituees behandeld.
91
Een goede raad… De identificatie van deze verschillende personen in het kader van een bevraging voor het aanvullen van de diagnostiek is ook gunstig voor het aanknopen van banden met partners die nuttig kunnen zijn bij het uitvoeren van het actieplan. Van waarnemers, slachtoffers of daders van overlast kunnen zij echte actoren worden van de oplossingen, evengoed bij het zoeken naar deze oplossingen als bij het toepassen ervan. Elke bevraagde persoon of groep brengt immers een veelheid aan inzichten aan die de diagnostiek alleen maar kunnen verrijken.
4.2.2 Wanneer bevragen? De bevraging vormt een volwaardig deel van de diagnostiek en moet vanaf de lancering kunnen worden uitgevoerd. Net zoals voor het vergaren van kwantitatieve gegevens vereist ze het definiëren van methode-elementen die hoe dan ook op voorhand moeten worden behandeld zonder de compilatie van de kwantitatieve informatie af te wachten. Net zoals het hele proces kan de bevragingsfase op verschillende ogenblikken worden aangewend: om de relevantie van de initiële diagnostiek te verifiëren en om de opgetreden evoluties te beoordelen of om een antwoord te bieden op nieuwe kwesties. De uitwerking van specifieke instrumenten en een diagnostiekcultuur bij de lokale partners zijn, net zoals de progressieve vorming van operatoren, gunstig voor het opnieuw voortzetten of hernieuwen van deze fase. Bij de lancering van het diagnostiekproces en in het bijzonder van de bevragingen dient men uiteraard met het volgende rekening te houden:
-
lokale omstandigheden: men kast bevragingen vermijden bij openbare oproer en ‘mediapieken', tijdens vakantieperioden en speciale interventies zoals: de lancering van een politieoperatie, de opening van een plaats voor spuitenruil, enz. Voor men aan de bevraging begint, controleert men dus bij voorkeur het niveau van de bestaande ‘spanningen’ om systematische fouten te voorkomen door externe factoren die de perceptie van de bevolking vermoedelijk negatief beïnvloeden.
-
De doelstellingen van de partners: de bevraging kan volgen op een sterke politieke en gemediatiseerde aankondiging, aangeven dat de lokale beleidmakers deze problematiek als ernstig beschouwen en professionals uitnodigen om de situatie beter te analyseren. 92
4.2.3 Hoe bevragen? In de samenvatting van dit deel worden verschillende methoden voorgesteld en hernomen. Een voorbeeld van een vragenlijst voor bewoners wordt op pagina 89, op de steekkaart van Instrument 1 voorgesteld. Als men een meer uitgebreide meting overweegt, stellen we voor om de ondersteuning van gespecialiseerde professionals in te roepen (onderzoekers, onderzoeksassistenten…), niet om de bevraging aan hen over te dragen maar om zich van een sterker methodologisch kader te verzekeren. Onder de verschillende bevragingsmethoden lijken er drie beter geschikt te zijn voor de diagnostiek van openbare overlast: -
-
a.
Enquêtes door middel van een vragenlijst voor bewoners, andere omwonenden en gebruikers van het betrokken gebied, prostituees of verslaafden, en professionele actoren; Discussie-, overleg-, en reflectiegroepen. Individuele gesprekken met personen uit een bepaalde doelgroep (bv. sleutelactoren).
Enquêtes met een vragenlijst
De enquête is een onderzoekstechniek die niet alleen feiten vaststelt maar de ondervraagden ook aanzet tot het uiten van hun mening. ¾ De onderzoeksmethoden met een vragenlijst In het algemeen geniet het de voorkeur als een en dezelfde persoon alle interviews doet. Dat is onder meer gunstig voor de eenvormigheid van de vergaarde gegevens. Men kan een beroep doen op studenten of op onderzoeksassistenten die men de methodologie aanleert. De interviews en enquêtes kunnen gericht zijn (‘gesloten vragen’), semigericht of open. Op het gebied van maatschappelijke overlasten veiligheid in het algemeen zijn te zeer gerichte vragen minder geschikt voor het identificeren en het uiten van percepties (het onveiligheidsgevoel, de kwaliteit van het dagelijkse leven, de indruk van welzijn in de stad of de buurt, enz.). Zo laten ze ook de grote diversiteit in de factoren niet tot uiting komen die bijdragen tot de veiligheid of die de maatschappelijke overlastbeschrijven (bijvoorbeeld lawaai, het visuele uitzicht, gedragingen en de interpretatie ervan, maar ook de reputatie van een wijk, de sociaaleconomische situatie…).
93
Daarom stelt dit handboek semi-gerichte instrumenten voor. • De schriftelijke enquête (verzenden of uitdelen van een vragenlijst) Het is niet raadzaam om de vragenlijst per post te verzenden of uit te delen omdat er dan over het algemeen heel weinig op wordt gereageerd. Nochtans kan dit instrument zijn nut bewijzen om over de eerste analyseelementen te beschikken en als het onder dezelfde omstandigheden geregeld wordt herhaald, kan men de evolutie van een trend beoordelen. Het is wenselijk om: -
-
De context en het doel van de diagnostiek kort te beschrijven. Leg de nadruk op het feit dat de deelname van iedereen een sleutelelement is om een diagnostiek op te stellen die de mening van de bewoners weergeeft. Te beklemtonen dat de vragenlijst anoniem is. Een gefrankeerde antwoordenveloppe in te sluiten (als de financiële middelen het toelaten). Een geschikt moment uit te kiezen voor de verzending: vermijd bij voorkeur school- en zomervakanties. Na verloop van tijd eventueel een of twee herinneringen te verzenden om meer respons te krijgen.
Bij de analyse van de resultaten zal men uiteraard rekening moeten houden met de responsgraad. •
De telefonische enquête
Deze heeft als voordeel dat ze snel en vrij goedkoop is en dat men een mondeling onderhoud heeft met de ondervraagde personen. Het is raadzaam om: -
•
De diagnostiek zo voor te stellen dat men de nadruk legt op het feit dat de maatregel ondersteund wordt door een plaatselijk comité met verschillende sleutelactoren. Te preciseren dat de antwoorden op de vragenlijst anoniem zijn. De tijd te preciseren die nodig is om de vragenlijst te beantwoorden. Een tijdsblok te kiezen dat toelaat om de bemonstering te respecteren. De persoonlijke enquête (face to face)
Ondanks de tijd die ze vraagt, lijkt de persoonlijke enquête ons de beste resultaten op te leveren.
94
Ze waarborgt een representatieve responsgraad maar vooral een bevoorrecht contact met de respondent. ¾ De enquête met een vragenlijst uitvoeren •
Het monster samenstellen
Om zeker te zijn dat de vergaarde informatie veralgemeenbaar is, dient men twee sleutelelementen in overweging te nemen: de grootte van het gebied en de socio-demografische samenstelling. Onderzoekshandboeken zeggen meestal dat een responsgraad van bijna 30 % noodzakelijk is voor relevante analyses. Als deze doelstelling niet altijd haalbaar is, wegens de bevolkingsdichtheid en de beschikbare middelen, dient men er nochtans voor te waken dat het aantal uit te voeren interviews aanpast wordt in functie van het inwonersaantal. 30 % is dus voldoende om de representativiteit van het verkregen staal te controleren. Het aantal respondenten moet precies verdeeld worden naar het geslacht, de leeftijdsgroep en soms volgens de etnie zodat men een goede vertegenwoordiging van de bevolking van het onderzochte district verkrijgt. De samenstelling van het monster stoelt dus op een goede kennis van dit district (zie gebiedprofiel). In sommige landen is de etnisch-culturele samenstelling van de bevolking niet bekend en kunnen vragen die daarmee verband houden verboden zijn of slecht geïnterpreteerd worden. Een bemonsteringsplan moet vaststellen hoeveel interviews men voor elke leeftijdsgroep moet doen. Om bij benadering het aantal interviews te berekenen dat men op basis van deze factoren moet doen, kunnen de inventarisgegevens erg nuttig zijn. Andere enquêtes kunnen op een meer willekeurige manier plaatsvinden, zonder een monster van de te ondervragen personen. In dit geval is het aangewezen om aandacht te besteden aan de omstandigheden waarin de enquête wordt uitgevoerd om het risico op 'systematische fouten' te verminderen; de bevolking in een bepaald gebied varieert uiteraard in functie van de dagen (weekdagen, weekend), de uren (werkperiode, het einde van de schooldag, nacht…) de plaatsen en alle ongewone gebeurtenissen. •
De vragenlijst
De vragenlijst dient zo kort en precies mogelijk te zijn. Bij het opstellen ervan dient men de nodige aandacht te besteden aan de termijnen en middelen die er voor de compilatie en de analyse nodig zullen zijn. 95
Instrument 1, op pagina 89, geeft een model van een vragenlijst. We preciseren dat dit een model van een algemene vragenlijst is dat aan de lokale context moet worden aangepast. De sleutelelementen van de vragenlijst zijn de volgende: ¾ De presentatiebrief De vragenlijst wordt ingeleid met een presentatiebrief die kort het doel van het interview uitlegt en aangeeft dat deze enquête met steun van een plaatselijk comité plaatsvindt. Als er externe partners zoals onderzoekscentra of andere instellingen bij betrokken zijn, moet hun rol worden gepreciseerd. Het doel van de brief is, naast het inlichtingen van de informant over het doel van de enquête, het belang van het horen van de mening van de bewoners te benadrukken. De voorstelling van het plaatselijke comité en andere partners kan de enquête meer gewicht geven en de bewoners overtuigen om deel te nemen. ¾ Inhoud van de vragenlijst De vragenlijst moet semi-gerichte vragen met meerkeuze-antwoorden bevatten, en open vragen waarbij de bewoners hun mening geven. Bij het formuleren van de vragen is het belangrijk om de referentieperiode precies weer te geven. Dat is de periode die u wilt dekken (bijvoorbeeld, de laatste 12 maanden, de laatste 6 maanden, enz. het aantal gevallen van agressie die in de loop van de laatste 6 maanden voorkwamen, het aantal keren dat de persoon op een agressieve manier werd benaderd...). Als het om algemene vragen gaat, is het niet nodig om met een referentieperiode te werken. Dat is wel nodig als de vraag dieper wil ingaan op een voorval dat de informant meemaakte. De deelnemers aan het uitwisselingsprogramma tussen de steden denken dat de referentieperiode hooguit 6 maanden mag bedragen. Omdat overlast soms een kortstondig verschijnsel is, verdient het geen aanbeveling om deze periode te overschrijden (bijvoorbeeld het aantal achtergelaten naalden dat men in de loop van de laatste 6 maanden zag, vertegenwoordigt reeds de limietperiode voor dit soort vragen). Zodra de vragenlijst klaar is, moet hij worden getest bij een beperkte groep van personen met dezelfde kenmerken als degenen die de definitieve vragenlijst zullen beantwoorden. Via deze test kan men nagaan of de vragen gemakkelijk te begrijpen zijn, of de vragen niet dubbelzinnig zijn en nagaan hoeveel tijd het beantwoorden van de vragen in beslag neemt. Deze fase duurt maar kort en voorkomt problemen. Het model van «iInstrument 1» werd ontworpen als een stramien dat aan de specifieke situatie van elk gebied kan worden aangepast. Het is nochtans aangewezen om de logische opzet van het model te bewaren als men het aanpast. Het werd ‘in trechtervorm’ opgesteld, het begint met andere woorden met algemene vragen over de sfeer in de wijk en gaat verder met meer nauwkeurige vragen over de openbare overlast. 96
Het eerste gedeelte van de vragenlijst gaat dus over de netheid van de wijk en de verlichting en verschaft inlichtingen over de algemene indruk die de bewoners van deze aspecten hebben. Bij de formulering van de vragen is er geen referentieperiode omdat het om een algemene indruk van de buurt gaat. Deze indruk dient als referentie als men de vragen over maatschappelijke overlastanalyseert. Als men namelijk meer precieze vragen stelt, kunnen respondenten soms heel negatief lijken. Via deze eerste vragen kan men nagaan of de algemene indruk van de wijk, ondanks de openbare overlast, goed of slecht is. En omgekeerd kan men zo vaststellen dat een slechte indruk over de buurt niet noodzakelijk met maatschappelijke overlastte maken heeft. Het tweede gedeelte bevat de kern van de vragenlijst over maatschappelijke overlasten behandelt de problemen van de bewoners. De referentieperiode wordt vanaf dit ogenblik vermeld en dat tot het einde van de lijst. Dit tweede deel bevat twee soorten vragen: open vragen die de mogelijkheid laten aan de respondent om vrijuit over aangename of mindere aangename situaties te vertellen zonder dat hij tot antwoorden wordt aangespoord of hem antwoorden in de mond worden gelegd, en een vraag over een reeks onaangename gebeurtenissen. Bij de analyse van de gegevens is het deze vraag die zal toelaten om de prioritaire problemen in de wijk te onderscheiden van de minder belangrijke problemen. De antwoorden op deze vraag horen ook in verband te worden gebracht met de exploratiewandelingen*. De informatie is eveneens van belang op het moment dat men een actieplan gaat opstellen. De specifieke situatie van elk gebied zal bepalen wat wordt toegevoegd of geschrapt van de lijst met onaangename gebeurtenissen. Via de open vragen kan de respondent deze lijst verder met zijn eigen ideeën aanvullen, die mogelijk de verbeelding van de opstellers overstijgen. Men moet nochtans in gedachten houden dat de analyse van open vragen langer duurt en ingewikkelder is dan de analyse van meerkeuzevragen. Het tweede deel gaat verder met de onderwerpen van de klachten die de respondenten indienden, tot welke dienst ze zich richtten en de mogelijke oplossingen.
97
Het derde deel van de vragenlijst peilt het veiligheidsgevoel van de bewoners en laat toe om vast te stellen hoe de feiten die in de vragenlijst worden vermeld, het veiligheidsgevoel van de bewoners beïnvloeden. Ten slotte moet de vragenlijst identificatievragen bevatten (geen nominatieve vragen, maar bijvoorbeeld de leeftijd, het geslacht, hoe lang men in de wijk woont). Dat is belangrijk voor het vaststellen van de kenmerken van het respondentenstaal en kan worden gebruikt om ze met de kenmerken van de totale bevolking van de buurt te vergelijken. Met dit laatste soort vragen kan men de representativiteit van de bevraging nagaan.
De vragenlijst voor bewoners … voorzichtig gebruiken Zowel bij het opstellen van de presentatiebrief als van de vragenlijst, moet men vermijden om vragen in te voegen in functie van wat het comité als overlast beschouwt. Het is de bedoeling van de enquête dat de bewoners zich uiten over wat zij als hinder en wanorde beschouwen, zien en beoordelen. De term 'overlast' mag overigens niet voorkomen in de enquête.
¾ De enquête met een vragenlijst bij professionele actoren De enquête met een vragenlijst kan interessant zijn om professionele actoren te bevragen als er zo veel zijn dat men ze niet allemaal individueel kan ontmoeten. Dat komt bijvoorbeeld voor in districten met een groot aantal verenigingen, of als men alle eerstelijnactoren wenst te bevragen. In dit geval moet de vragenlijst specifiek voor deze actoren worden opgesteld. Het is met name relevant om hen te vragen of ze in de buurt wonen, in de stad, hun werktijden (dag/nacht of meer gedetailleerd), om te weten hoe lang ze al in het district aanwezig zijn. De vragen over de overlast kunnen aan hen rechtstreeks gesteld worden, meer dan aan de bewoners omdat het hier niet alleen over hun indruk gaat, maar eveneens over wat ze dagelijks vaststellen.
b.
De uitwisselingsgroepen
¾ De discussiegroep met de bewoners Terwijl de enquête loopt, is het mogelijk om een groep burgers te vormen die aan specifieke kenmerken beantwoordt. Het voordeel van een dergelijke groep is dat men gerichte informatie verkrijgt, met name over de indrukken en de verwachtingen van de bewoners, en dat men tegelijk de verschillende standpunten of het consensusniveau over bepaalde onderwerpen kan beoordelen.
98
De groep kan een vrij heterogene samenstelling hebben of alleen bepaalde categorieën op basis van geslacht, leeftijd, beroep (bijvoorbeeld handelaars) enz. bevatten. De aard van de informatie die de groepen verschaffen, zal afhangen van de homogene of heterogene samenstelling van de groep. Men hoort zich dan ook af te vragen wat men zoekt voor men met de samenstelling begint. De groep kan bijvoorbeeld uit de volgende personen bestaan: -
De handelaars in de betrokken wijk, of zelfs de manager van een supermarkt in de wijk, Bewoners, Gebruikers van sport- of socioculturele faciliteiten, van gemeenschapscentra, Lokale jeugd- en bejaardengroeperingen, netwerken voor onderlinge hulp die misschien geen vereniging vormen, Markante figuren uit de wijk die mee de sfeer bepalen, Enz.
Het probleem is hier dat men de medewerking van de bewoners moet verkrijgen. Om dat op te lossen, kan men een beroep doen op zogenaamde ‘gevangen’ klanten. Dat zijn personen die een centrum of vereniging bezoeken en die door de lokale actoren worden benaderd en waarnaar men verwijst. Men kan ze een vergoeding aanbieden. De ontmoetingsplaats moet neutraal zijn en gemakkelijk toegankelijk voor alle deelnemers. De eigenlijke ontmoeting moet met behulp van een discussieplan worden voorbereid, een rode draad die de moderator kan leiden, hoewel hij er voor moet zorgen dat de discussie natuurlijk verloopt. Er kunnen meerdere groepen worden gevormd tot de informatie overtollig wordt (men spreekt dan van ‘saturatie’ van de informatie). Zelfs als de vergaarde informatie slechts kwalitatief en fragmentarisch blijft, betekent ze toch een kwalitatieve en niet te verwaarlozen aanwinst voor de diagnostiek. Men komt namelijk dikwijls in de verleiding om een situatie uitsluitend in cijfers te willen beschrijven (x % van de bewoners denken dat…, zoveel naalden opgeraapt…) wat ten nadele van de indruk, de verwachtingen en de mogelijke oplossingen gaat van de mensen die in de wijk wonen. Men kan de discussiegroepen ook gebruiken om een vragenlijst op te stellen, waarbij de twee voornaamste methoden om bewoners te bevragen worden gecombineerd. ¾ Wijkvergaderingen Een ander middel om de ervaringen en indrukken van de bewoners te vergaren is het houden van wijkvergaderingen. Er zijn al heel wat steden die dergelijke bijeenkomsten houden. Dit middel heeft het grote voordeel dat het tegelijk de bewoners een platform voor het uiten van hun gevoelens biedt. 99
Zoals echter dikwijls bij dit soort openbare zittingen gebeurt, zijn de nauwst betrokken personen oververtegenwoordigd. Daarom gaan sommige diensten op voorhand over tot een opiniepeiling onder de bewoners van de wijk om een meer gevarieerd beeld te krijgen. Deze opiniepeilingen ‘van het huis’ zijn slechts een snelle benadering. Ze leveren waardevolle aanwijzingen over het tevredenheids- of klachtenniveau van de bewoners en helpen om een bevraging beter voor te bereiden. Bij wijze van voorbeeld worden twee verzamelroosters van indrukken die door de stad Bordeaux werden gebruikt, voorgesteld op de steekkaarten «Instrumenten 2 en 3» op pagina 101 en 107: -
-
Het verzamelrooster van het onveiligheidsgevoel van de bewoners dat diende om de wijkraden voor misdaadpreventie voor te bereiden; Het verzamelrooster van de overlast dat als een diagnostiekelement werd gebruikt voor men een actieplan in een wijk van Bordeaux opstelde.
¾ De ontmoetingen met de professionele actoren De diagnostiek kan worden aangevuld met andere uitwisselingsgroepen: reflectiegroepen van ‘specialisten’ of andere overlegontmoetingen tussen actoren. De uitwisselingsgroepen kunnen bestaan uit professionals uit hetzelfde domein (bv.: alle bemiddelaars) of uit verschillende beroepen (bv.: bemiddelaars en concierges). Via deze techniek kan men meerdere terreinactoren ontmoeten op een manier die minder saai is dan door middel van een vragenlijst en zonder alle organisatie die met individuele interviews gepaard gaat. Overlegontmoetingen betekenen tijdwinst omdat de uitwisselingsstructuur reeds bestaat. De ontmoetingen kunnen de situatie van de maatschappelijke overlastin het algemeen behandelen of specifieke thema’s aansnijden. Als de termijnen het toelaten kan men meerdere ontmoetingen organiseren om eerst de situatie en vervolgens mogelijke oplossingen te bespreken.
100
c.
Individuele interviews met de sleutelactoren
Individuele interviews zijn een waardevol instrument om kwalitatieve informatie te vergaren. Er komt echter veel organisatie aan te pas omdat afspraken maken veel tijd kost. Dat brengt ons bij de vraag van de beschikbaarheid van de personen, het houden van de interviews en het uitschrijven ervan (waarbij men niet noodzakelijk alles uitgebreid weergeeft wat de persoon heeft verteld). Rekening houdend met de vele tijd die de uitvoering vraagt, moet het aantal geïnterviewde personen beperkt blijven. Het kan om sleutelactoren gaan, vanwege de aard van hun taak of omdat ze de enige bron van hun soort in het betrokken gebied zijn (directeur van de polikliniek in de buurt, schooldirecteur, voorzitter van een middenstandsvereniging of bewonersvereniging enz.). Voor een diagnostiek van maatschappelijke overlastlijkt de techniek van een semigericht gesprek de meest geschikte. Men kan zodoende informatie vergaren zonder antwoorden in te fluisteren waardoor tot nog toe onbekende problemen aan het licht kunnen komen. De enquêteur moet zo weinig mogelijk vragen stellen en zich niet in het debat mengen. De vragen mogen niet te talrijk zijn en de ondervraagde persoon moet de indruk hebben dat het interview zich in een ongedwongen sfeer afspeelt. De steekkaart «Instrument 4» op pagina 109 bevat een gids voor een individueel onderhoud. De individuele interviews zijn, naast een gewone bevraging, ook een instrument voor mobilisatie. Als men een sleutelactor persoonlijk ontmoet, krijgt men de mogelijkheid om hem de diagnostiek voor te stellen en zijn belangstelling te wekken voor toekomstige acties. Deze methode kan men ook gebruiken om prostituees of verslaafden te bevragen, waarbij men rekening moet houden met de specifieke kenmerken van de bevraging van deze personen die hierna aan bod komen.
101
d.
Bevragingstechnieken voor prostituees en verslaafden
Zoals de tussenkomende partijen zelf aangeven, zijn er specifieke moeilijkheden verbonden aan de bevraging van prostituees of verslaafden. Ze zijn namelijk niet noodzakelijk bereid om een interview toe te staan of de vragenlijsten te beantwoorden. Ze kunnen blijk geven van een zeker wantrouwen of de bevraging als tijdverlies bestempelen. Deze bevraging is nochtans onmisbaar omdat deze personen als eersten betrokken zijn bij de problematiek van openbare overlast, waarvan ze overigens ook het slachtoffer kunnen zijn. Ze zijn ook prioritair betrokken bij de acties die nadien zullen worden ondernomen. Naargelang de context en de bereidheid van deze personen om mee te werken, kan het dus moeilijk blijken om informatie te verkrijgen. Er wordt ten stelligste aanbevolen om hier ook gezondheidsinstellingen of gemeenschapsinstellingen bij te betrekken omdat ze met deze cliënten werken. Dat is wat men in Montreal voor het project ‘straatprostitutie’ heeft gedaan: men kon tijdens informele discussies een klein aantal prostituees bevragen dankzij de hulp van straathoekwerksters die een vertrouwensband met deze personen onderhielden. In het kader van afspraken rond samenwerking kan men vragenlijstjes voorleggen aan verslaafden of aan prostituees die zich bij een van deze instellingen aanbieden. Straathoekwerkers kunnen eveneens een belangrijke rol spelen om informatie te vergaren bij prostituees of verslaafden. Deze interviews kunnen al dan niet in het kader van een participerende observatie plaatsvinden (zie het deel over etnografische observaties).
102
Zoals bij elke bevraging zal de gegevensanalyse rekening moeten houden met de responsgraad die naarmate hij hoger ligt, meer veralgemening toelaat. Nochtans kan zelfs een ogenschijnlijk lage responsgraad vanuit een kwalitatief standpunt buitengewoon relevant zijn. Via toetsing zal de gegevensanalyse waardevolle aanwijzingen geven over de aard van de behoeften van de gebruikers en de afstemming op de dienstenoriëntaties. Voorbeelden van aan te snijden thema’s: - Relaties met omwonenden en handelaars. - Gevoel ten opzichte van de overlast waar ze ook het slachtoffer van kunnen zijn. - Gevoel ten opzichte van het feit dat men de overlast aan hen toeschrijft: denken ze dat dat terecht is; zo nee, wie dan wel…; - Voor druggebruikers: plaatsen en aard van het gebruik; regelmatige bezoeken aan hulpdiensten…; - Mogelijke voorgestelde oplossingen; - Voor prostituees: plaatsen en werktijden, land van herkomst, gebruik van psychoactieve stoffen; - Crimineel gedrag (ongeacht of ze al dan niet aangehouden waren); ondervragingen en gerechtelijk parcours; - Relaties met drughandelaars en pooiers; Opgelet… Het bevragen van prostituees of verslaafden is een middel om ‘van binnenuit’ elementen te vergaren om de diagnostiek aan te vullen, maar eveneens om de sterke stigmatisering van deze populaties te verminderen en om hen bij het toepassen van de antwoorden te betrekken.
In de bijlage worden methodologische elementen van de twee ervaringen met het bevragen van verslaafden voorgesteld.
103
-
-
Het ‘rapport TREND, Usagers de drogues en Aquitaine, Evolutions et Tendances Recentes’ (Trend-rapport, Druggebruik in Aquitanië, Evoluties en recente trends’, verschijnt jaarlijks en gebruikt gegevens die afkomstig zijn van bevragingen van verslaafden. Het Belgische ‘boule de neige’ (sneeuwbal)-project. Verslaafden verspreiden in het kader van dit project een preventieboodschap over de risico’s die gepaard gaan met intraveneus druggebruik en vormen een informatiebron over het gedrag van verslaafden.
4.3. Etnografische observaties en exploratiewandelingen Etnografische observaties en exploratiewandelingen zijn zeer bruikbare technieken voor het vergaren van informatie over maatschappelijke overlast door drugs en prostitutie. Men kan via deze technieken zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens vergaren. Op kwantitatief vlak proberen ze de balans op te maken van situaties en actoren op het terrein, de plaatsen, de bezoekgraad en het aantal gevallen van overlast. Op kwalitatief vlak beschrijven ze de plaatsen, tijdstippen en de aard van de overlast en brengen ze verslag uit over de perceptie van de bevolking. 4.3.1 Etnografische observaties Etnografische observaties, ook wel situationele observaties genoemd, lenen zich voor case studies en worden dikwijls gebruikt om gegevens te vergaren over slecht omschreven problemen of over problemen die gaandeweg in omvang toenemen. Antropologen doen vaak een beroep op deze techniek omdat hij helpt om praktijken en gewoonten te begrijpen. Er bestaan twee observatievarianten: bij de participerende observatie mengt de onderzoeker zich in het leven en de activiteiten van de geobserveerde personen; bij de niet-participerende observatie mengt de onderzoeker zich niet. Observeren betekent meer dan ‘naar het terrein gaan’. De observatiedoelstellingen moeten op voorhand worden geformuleerd (wat wil men te weten komen), men moet een planning opstellen, en een observatierooster. Vervolgens moet de persoon zich aan het milieu aanpassen en toch zo min mogelijk interfereren. De participerende observatie levert een brede waaier aan inlichtingen en bevordert het begrip van de verschijnselen in situ. Deze benadering vraagt veel tijd en de persoon die werd aangesteld om de participerende observatie te doen, moet over specifieke kennis en competenties
104
beschikken. Omdat de participerende observatie zoveel tijd en aanpassing vraagt, is ze meer geschikt voor diepgaande onderzoeken. In het kader van de diagnostiek is nauwe samenwerking met de straathoekwerkers een interessant alternatief. Deze professionals zijn voortdurend bezig met observeren en onderhouden betrekkingen met het geviseerde cliënteel. Zij zijn het best geplaatst om informatie te vergaren en ze vervolgens door te geven aan de verantwoordelijke die belast is met het opstellen van de diagnostiek. 4.3.2 Exploratiewandelingen* Parallel met de gegevens die straathoekwerkers leverden, kan men bepaalde personen aanduiden om overdag op verschillende tijdstippen aan exploratiewandelingen4 in de wijk deel te nemen. De exploratiewandelingen laten toe om een gebied te verkennen en te beschrijven wat men er ziet. Door deze observaties in een context te plaatsen worden ze concreter. Er worden vierkanten bepaald en groepjes van twee tot vier personen gevormd om deze straten te doorkruisen: een groep overdag en de andere ’s nachts. De persoon die de wandeling organiseert, moet op voorhand een route bepalen en beslissen over de doelstellingen van de observatie. Vervolgens maakt ze een formulierachtig rooster zodat de persoon die als secretaris fungeert de observaties van de deelnemers kan noteren. Op de steekkaart «Instrument 5», op pagina 113 wordt een modelrooster gepresenteerd. De deelnemers moeten voor elke observatiecategorie het volgende identificeren: - De onaangename elementen die ervaren worden als hinderlijk, agressief, die iemand slecht op zijn gemak stellen en angst aanjagen; - De aangename elementen, prettige en gewaardeerde elementen die bijdragen aan het gevoel van welzijn, vertrouwen en veiligheid.
Tip: Raad de personen die de steekkaart invullen aan om alles te noteren wat ze hebben gezien. Exclusiviteit moet worden vermeden.
De observatiecategorieën kunnen bijvoorbeeld zijn: 4
Voor meer inlichtingen over de oorsprong van de exploratiewandelingen, raadpleeg de website http://www.femmesetvilles.org/seminar/francais/themes_fr/the_marches_fr.htm
105
-
Het onderhoud van de plaatsen: Voorbeelden van onaangename elementen: graffiti, afval op de grond, kapotte openbare verlichting, omgegooide vuilnisbakken, gebroken vensters, ontlasting, gebruikte naalden, condooms, vernielde banken in het park, enz. Voorbeelden van aangename elementen: bloemen op openbare plaatsen, netheid, toegankelijkheid, straatmeubilair beschikbaar (fonteinen, banken…), rust, enz.
-
Bestemming van de plaatsen: Voorbeelden van onaangename elementen: aanwezigheid van agressieve personen, gebrek aan verlichting, slecht afgebakende braakliggende terreinen, leegstaande huizen, gebrek aan voorbijgangers, enz. Voorbeelden van aangename elementen: verlichting, aanwezigheid van spelende kinderen, parken, enz.
-
De middelen van de wijk Voorbeelden van onaangename elementen: geen openbare diensten (parken en ontspanning, politiediensten, openbaar vervoer…) enz. Voorbeelden van aangename elementen: regelmatige politiepatrouilles, geanimeerde plaatsen, enz.
De exploratiewandelingen vormen een gelegenheid om bewoners, handelaars, gebruikers van de openbare ruimte en professionals concreet en georganiseerd bijeen te brengen voor de diagnostiek. Omdat daarbij de voorkeur aan observatie wordt gegeven, bevorderen ze de identificatie van de verschillende factoren die bijdragen aan de indruk van overlast. Omdat ze in groep plaatsvinden, versterken ze de banden tussen de verschillende groepen burgers en professionele partners en bevorderen ze de inbezitname van de stedelijke ruimte door de deelnemers. Het bijeenkomen van de bewoners voor de exploratiewandelingen is een aanwinst voor het vergaren van kwalitatieve gegevens* maar het creëert eveneens verwachtingen bij hen. Men moet dus een opvolging voor deze exploratiewandelingen plannen. Die kan bijvoorbeeld gebeuren door de aanvragen die niet rechtstreeks te maken hebben met maatschappelijke overlast door te geven aan de betrokken diensten of door regelmatig inlichtingen te verschaffen over de vooruitgang van de werkzaamheden van het comité. Men moet dus rekening houden met de exploratiewandelingen als men een communicatieplan opstelt.
106
Advies over het gebruik van de gegevens De gegevens die afkomstig zijn van de exploratiewandelingen vormen een databank die onder cartografische vorm kan worden benut (zie cartografie).
4.4. De actualiteit over maatschappelijke overlast in de media opvolgen Als men opvolgt hoe maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie wordt behandeld, kan men daardoor onder meer het spanningsniveau beoordelen dat men op lokaal niveau vaststelde. Een persoverzicht helpt eveneens om de herhaalde behandeling in de media van sommige gebeurtenissen en sommige gebieden (bijvoorbeeld sommige stadskernen, arrondissementen, wijken, enz.) beter te doen uitkomen. Het bestuderen van de pers vereist de inzet van personeel. Die investering kan nochtans nuttig zijn, vooral als het thema maatschappelijke overlast in de media ‘piekt’ (het persoverzicht is niet onmisbaar tijdens de ganse duur van de diagnostiek of het project). Ten slotte moet men benadrukken dat dit werk gemakkelijker wordt als er persoverzichten bestaan die de leden van het plaatselijke comité maakten (gemeenten, politiediensten…). Zoekmotoren op internet hebben dagelijkse of wekelijkse berichtsystemen (op basis van de zoekcriteria per onderwerp, plaats of sleutelwoord) die dit werk vergemakkelijken. Om de analyse van de pers te vergemakkelijken bevelen we aan om een databank te creëren (die als mediageheugen zal fungeren). Hierna volgt een voorbeeld van de rubrieken waarmee men deze databank kan aanvullen: -
-
-
-
Informatiecategorie van het artikel: gebeurtenis, politiek en wet, preventie, opinie, opvolging van de gebeurtenis, studie en resultaat van de opiniepeiling, enz. Thema van het artikel: rellen en verstoring van de openbare orde, straatbenden, bedreigingen, seksuele agressie, prostitutie, porno, souteneurschap, moorden, diefstallen, illegale trafieken, drugs, alcoholisme, nachtlawaai, graffiti, vuil op straat, rondzwerven, veiligheidsmaatregel, enz. De betrokken actoren: burgers, verslaafden, prostituees, politie, gemeenschapsinstellingen, justitie, het correctionele systeem, privébeveiliging, gezondheid, scholen, enz. Omgeving: de aard van de openbare ruimte preciseren (park, steegje, straat, lege parkeerplaats, speelplaats op een school, enz.). 107
-
De plaats van het artikel: voorpagina, ‘gewoon’, kort stukje.
Dit persoverzicht kan in voorkomend geval worden aangevuld met een analyse van reportages op radio of tv.
4.5. Onderzoeksrapporten gebruiken Als men gegevens verzamelt, mag men geen studies en onderzoeken negeren die mogelijk over het betreffende gebied en over verslavingen en prostitutie handelen. Naargelang de plaatselijke middelen die aan de uitvoering van de diagnostiek werden toegewezen, kan men een literatuurstudie uitvoeren of kan men gesprekken hebben met de betreffende onderzoekers. Onderzoekswerk biedt vaak een meer globale en gedocumenteerde benadering waardoor men een kortetermijnvisie, die van nature inherent is aan de diagnostiek, weer in evenwicht kan brengen door haar opnieuw in een meer algemene context te plaatsen. Men kan bij onderzoekers eveneens een ad hoc studie bestellen om een specifiek aspect van de diagnostiek uit te diepen en aan te vullen.
108
5de fase: De gegevens analyseren Als men de nodige gegevens voor de diagnostiek heeft verzameld, moet men ze zodanig analyseren dat de kruisingen goed tot hun recht komen waardoor de diagnostiek zijn specificiteit, unieke karakter en toegevoegde waarde verkrijgt. 5.1. Enkele methodologische elementen over de analyse van gegevens Hierna volgen enkele suggesties voor het analyseren van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens5. 5.1.1 De kwantitatieve gegevens* Bij de compilatie van kwantitatieve gegevens worden meestal verschillende berekeningen gebruikt. Ter informatie: -
De frequentie: het aantal keren dat een bepaalde gebeurtenis zich in een gegeven periode voordoet. Bv. het aantal keren dat een plaats bij een bevraging onveilig wordt genoemd: het Epsilonpark wordt door 25 personen een onveilige plaats genoemd, het Kappa metrostation 23 keer, het Gammapark 13 keer, de achterzijde van apotheek Alfa 7 keer.
5
Sehl Mary et al. Evaluation des projets de prévention du crime par le développement social: Manuel pour les organismes communautaires. Centre national de prévention du crime, Sécurité publique et Protection Civile Canada, Ottawa, pag. 76 (Evaluatie van projecten voor misdaadpreventie door maatschappelijke ontwikkeling: handboek voor gemeenschapsinstellingen. Nationaal Centrum voor misdaadpreventie, openbare veiligheid en civiele bescherming Canada, Ottawa)
109
-
Het percentage: percentage respondenten dat hetzelfde antwoord geeft. Bv.: 36,5 % van de respondenten noemen het Epsilon park een onveilige plaats.
-
Het gemiddelde: het aantal keren dat een antwoord is gegeven, gedeeld door het aantal respondenten. Dit gegeven wordt beïnvloed door extreme antwoorden (duidelijk hoger of lager dan het gemiddelde). Bv.: De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 37 jaar.
-
De mediaan: het antwoord bevindt zich in het midden als men de antwoorden van het hoogste naar het laagste rangschikt. Het totaal van de andere antwoorden zal exact rondom dit antwoord worden verdeeld. Met dit gegeven kan men het centrale antwoord identificeren, zonder invloed van de extreme antwoorden. Bv.: het mediaan antwoord betreffende onveilige plaatsen is het metrostation Kappa (het mediaan antwoord is het ‘34ste’ ofwel het totaal van de antwoorden gedeeld door twee).
-
De modus: het meest genoemde antwoord. Bv.: het Epsilon park wordt het vaakst genoemd (25 keer) als een onveilige plaats.
5.1.2 De kwalitatieve gegevens* Bij kwalitatieve gegevens moet men de inhoud analyseren, men spoort met andere woorden de tendensen en de thema’s in de gegevens op. Daarmee kan men de perceptie meten, bijvoorbeeld de frequente aspecten uit de interviews of uit de discussiegroepen met de sleutelinformanten (over de overlast, over de effecten van een tussenkomst, over de aard van de samenwerking, enz.) naar voren halen.
110
Deze inhoudelijk analyse gebruikt men ook voor de open vragen die men aan de bewoners stelde. De gesloten vragen (waarbij men uit een reeks antwoorden kon kiezen) kunnen volgens de analyse van de kwantitatieve gegevens worden gecompileerd zoals hiervoor wordt beschreven.
5.2. Verzamelde gegevens kruisen Om de maatschappelijke overlast in het bestudeerde gebied te schetsen, moet men vermijden om de gegevens in blokken, oftewel gescheiden te interpreteren. Door de kwantitatieve gegevens en de informatie die men via de enquête bij de bewoners, de enquêtes van andere doelgroepen, de observatie en de exploratiewandelingen te kruisen, kan men de minder zichtbare overlast aantonen, de oorzaken en de wisselwerking tussen de factoren die tot de perceptie van overlast leiden. 5.2.1 De kwantitatieve en kwalitatieve gegevens kruisen. Als men gegevens kruist, kan men voor elke buurt van het bestudeerde gebied een inventaris opmaken van de maatschappelijke overlast die door de politiediensten of anderen (kwantitatieve gegevens, individuele interviews) werd vastgesteld en die door de bewoners en eerstelijnactoren (bevragingen) wordt waargenomen. Het kruisen van de kwantitatieve gegevens met de kwalitatieve gegevens oriënteert het vervolg van de analyse en resulteert in drie soorten informatie: -
-
De vaststelling dat deze gegevens uiteenlopen of overeenstemmen. Bijvoorbeeld: stemmen de gegevens overeen met de indrukken? Zo ja, wat zijn dan de oorzaken van de geïnventariseerde overlast. Zo neen, vanwaar komt dan het verschil? Is de activiteit van de diensten gericht op deze overlast (hoger aantal dan de indrukken) of op een andere problematiek (lager aantal)? Worden de indrukken beïnvloed door de historiek van de buurt? Door een opvallende gebeurtenis? enz. Het gaat hier helemaal niet om het geven van een waardeoordeel over de activiteiten van de diensten, noch over de indrukken van de bewoners, maar om het begrijpen van waarom de verschillende informatie niet overeenstemt. Het antwoord daarop zal een aandachtpunt zijn voor de acties die men wil ondernemen: inwerken op de feiten en/of op het veiligheidsgevoel. Identificatie van niet-geregistreerde fenomenen. De open vragen van de bevraging kunnen feiten aan het licht brengen waarvan de professionele actoren en zelfs de politie niet op de hoogte waren, omdat ze door de bewoners niet officieel werden aangegeven. Dit stilzwijgen kan verklaard worden door het feit dat men niet wist welke dienst men moest informeren, omdat men meende dat de bevoegde dienst al op de hoogte was, uit
111
-
moedeloosheid, of net uit onverschilligheid, of zelfs uit angst voor wraak. Betere kennis van een fenomeen. De kwalitatieve gegevens geven informatie over het verloop van de geregistreerde en eenvoudig getelde feiten. In het beste geval informeren kwantitatieve gegevens over het aantal feiten, het tijdstip en de plaats waar ze gepleegd werden, de leeftijd en het geslacht van de daders en soms van de slachtoffers. Ze worden aangevuld door de kwalitatieve gegevens. Zo helpen de exploratiewandelingen bijvoorbeeld om te begrijpen welke omgevingselementen het plegen van bepaalde feiten vergemakkelijken. Uitwisselingsgroepen bieden ook de gelegenheid om de wisselwerking tussen de verschillende aanwezige personen te begrijpen. Ten slotte geven de interviews onder meer inlichtingen over de acties die reeds werden ondernomen om de geregistreerde feiten te doen dalen.
5.2.2 De gegevens van de schets van de maatschappelijke overlast kruisen met het algemene profiel van het district De schets van de overlast in elke buurt moet vervolgens worden gekruist met de gegevens van de buurt zelf, die in het algemene profiel zijn te vinden: socio - demografische, socio-economische gegevens, stedelijk profiel, algemene criminaliteit, profiel van de verslavingen en de prostitutie. Men moet hierbij aandacht schenken aan de context waarin de maatschappelijke overlast verschijnt en indien mogelijk aan de oorzaken. Waarschijnlijk zullen uit deze kruisingen alleen verklaringen voortkomen, maar ook die kunnen bijdragen aan het oriënteren van de acties die men gaat ondernemen. Bij kruising van de gegevens van de schets van de maatschappelijke overlast met alle elementen van het algemene districtprofiel komt er verschillende informatie naar voren: - Het kruisen met het stedelijk profiel levert informatie op over de omgevingselementen die maatschappelijke overlast vergemakkelijken of verhinderen. In de eenvoudigste gevallen zal men bijvoorbeeld vaststellen dat de indeling van een ruimte, zoals de aanwezigheid van braakliggend terrein, bepaald gedrag in de hand werkt. Het is dan mogelijk om dat te verhelpen. Deze informatie stemt niet noodzakelijk overeen met die van de exploratiewandelingen. - Het kruisen met algemene criminaliteitsgegevens plaatst de maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie opnieuw in een ruimere context. Het wordt dan mogelijk om vast te stellen of de wijk reeds kwetsbaarder is en de bewoners er het slachtoffer van zijn, wat hun veiligheidsgevoel en hun tolerantieniveau beïnvloedt. Anderzijds kan deze kruising aantonen 112
-
dat drugsverkoop en prostitutie andere illegale activiteiten aantrekken (verschillende soorten illegale handel, handtasdiefstallen, inbraken in woningen, enz.) die op hun beurt weer andere vormen van overlast meebrengen. Het kruisen met het verslavings- en prostitutieprofiel maakt het mogelijk om de werkelijke band tussen de vastgestelde overlast en de activiteiten van prostituees of verslaafden nauwkeurig aan te tonen. Zijn de uren waarop de overlast plaatsvindt bijvoorbeeld dezelfde als de uren waarop deze personen met hun activiteiten bezig zijn? Overmatig lawaai kan te wijten zijn aan de aanwezigheid van een discotheek en niet aan prostitutie of drughandel. Men kan via deze kruising beter bepalen hoe men moet reageren in functie van de kenmerken van de betrokken personen, met name wat betreft de gesproken taal, die belangrijk is voor de manier waarop informatie onder hen zal worden verspreid, hun geslacht en leeftijd, het feit dat het om gewoonte- of occasionele gebruikers gaat, om gelegenheids- of regelmatige prostitutie enz.
Dit kruisen leidt tot een beter begrip van de werkelijkheid en de sfeer in de buurt. Buurten waar overlast plaatsvindt, hebben een geschiedenis, fysieke en demografische kenmerken. Het kan om een vroegere prostitutiewijk gaan, een buurt die openstond of -staat voor drugs, een woon- of handelszone, vervallen of herstellende, een immigratie- of transitzone met een grote studentenpopulatie, enz. Anderzijds hoort men een mogelijk averechts effect te vermijden: hoe zeer het gebiedsprofiel ook bijdraagt aan het ophelderen van de factoren die de sfeer in het gebied beïnvloeden (de verpaupering van de buurt bijvoorbeeld) des te gevaarlijker het wordt om de kwetsbare bevolking van een geografische sector over te stigmatiseren door de opeenstapeling van negatieve informatie. Om deze val te vermijden, moet men in plaats van snel conclusies te trekken over de oorzakelijke verbanden, eerder voor een globale benadering en een overzicht van het district kiezen om bepaalde gegevens te relativeren en de werkingsdynamieken bloot te leggen. 5.2.3 Gegevens over maatschappelijke overlast kruisen met het profiel van de hulpmiddelen Ten slotte zullen de gegevens over maatschappelijke overlast worden gekruist met het profiel van de hulpmiddelen die in het district aanwezig zijn om te oordelen over het diensten- en projectenaanbod dat in de geïdentificeerde zones aan prostituees of verslaafden wordt voorgesteld. Daarmee wordt het mogelijk om het verband tussen de maatschappelijke overlast en de hulpmiddelen in deze zones diepgaander te analyseren en om na te gaan of:
113
-
het aantal diensten afgestemd is op de behoeften van het district. Men gaat hierbij na of de buurt over voldoende diensten beschikt of dat er integendeel niet te veel zijn. De gebruiksgraad van de diensten kan als indicator dienen.
-
het soort aanwezige diensten afgestemd is op de behoeften van het district. Men gaat hierbij na of de voorgestelde diensten goed aansluiten bij de behoeften van de buurt. Er kunnen nieuwe behoeften ontstaan en sommige zullen verdwijnen, waardoor de aangeboden diensten moeten worden aangepast.
-
er een verband bestaat tussen de aanwezigheid van bepaalde diensten en de overlast op deze plaats. Die wordt bijvoorbeeld aangetoond door de aanwezigheid van gebruikte naalden rond een automaat. Dit laatste soort informatie moet nochtans met de nodige voorzichtigheid worden beschouwd. Het is namelijk niet altijd gemakkelijk om vast te stellen of een dienst overlast veroorzaakt of dat deze er juist vanwege reeds bestaande soorten overlast werd gevestigd.
Opgelet Zelfs indien het logische proces bestaat uit het verzamelen van gegevens voor men ze analyseert, kan de analyse in de praktijk leiden tot het identificeren van ontbrekende informatie. Vaker stuit men op moeilijkheden bij het interpreteren van de gegevens waardoor men sommige verzamelmethoden in twijfel moet trekken, bijvoorbeeld: de statistieken nauwkeuriger analyseren, een professionele actor ondervragen over zijn analyse van een specifieke situatie, de enquête voor de bewoners uitdiepen (omwille van duidelijke tegenstrijdigheden in de eerste resultaten)…
5.3. Cartografie gebruiken De cartografie is een instrument dat de analyse en het hiervoor beschreven kruisen van gegevens kan ondersteunen. Met cartografische software kan men tegenwoordig gevarieerde en complexe gegevens op een zeer fijne geografische basis compileren en combineren zodat men ze gemakkelijker kan analyseren en interpreteren. De cartografie van incidenten en/of inbreuken wordt meer en meer gebruikt door stedelijke veiligheidsbeheerders en door de politie. Zo kan men de plaatsen waar feiten zich voordoen beter identificeren, met name in samenhang met bepaalde stedelijke omgevingselementen die als ‘bronnen’ van overlastproblemen kunnen werken (nabijheid van cafés,
114
parken en steegjes, enz.), en de evolutie van de fenomenen visueel opvolgen, met inbegrip van eventuele verschuivingen. Inzake criminaliteit berust de cartografie in het algemeen op een inventaris van officiële gegevensbronnen: politiestatistieken (inventaris van de inbreuken tegen personen, eigendommen, enz.), inventaris van de bevolking, enz. Daarom bestaat het alternatief inzake maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie, en rekening houdende met het ontbreken van officiële gegevens die met de inventarisatie te maken hebben, er in zich te focussen op enkele gemakkelijk te identificeren soorten overlast en een eigen databank aan te leggen. Dat gebeurt bijvoorbeeld op basis van de resultaten van enquêtes bij de bewoners of van de exploratiewandelingen. Voor elke geïnventariseerde overlast worden de geografische coördinaten in de databank opgenomen (straatnaam, de naam van het park, kruispunten, metrostations, enz.). Via de cartografische afbeelding van het kruisen van de gegevens, zullen de indrukken over de buurten die door de bevolking vaak als «hot spots» of als «te mijden buurten» worden beschouwd, worden versterkt of juist gemilderd en komt de werkelijkheid van deze buurt aan het licht. Via cartografie kan men ook de relatie tussen de fenomenen en het dienstenaanbod beoordelen. De tussenkomende partijen weten namelijk hoe moeilijk het kan zijn om een hulpdienst voor verslaafden in een wijk te vestigen omdat de omwonenden ervan overtuigd zijn dat de aanwezigheid van een dergelijke dienst ertoe leidt dat probleemgroepen naar dit district afzakken. Deze overtuiging vereist in alle steden veel werk op het gebied van educatie en sensibilisering. Het is in elk geval nuttig om over meer empirische gegevens te beschikken die de gegrondheid van deze bewering staven of ze juist ontkrachten. Bij het uitwerken van het actieplan zullen de analyseresultaten een oriënterend element zijn om te weten welke acties men voor deze zones moet ondernemen, des te meer omdat de ondernomen acties en de partners naargelang het soort plaatsen zullen verschillen (inkomhallen van flatgebouwen, openbare parken, de omgeving van scholen, braakliggende terreinen).
115
6de fase: Conclusies trekken uit de diagnostiek en de resultaten voorstellen De analyse van de verzamelde gegevens zal tot de uitwerking van actiepistes leiden. Vervolgens moeten de resultaten van de diagnostiek door het plaatselijke comité worden bekrachtigd, dat vervolgens kan beslissen over de manier waarop deze worden gepubliceerd. 6.1. De eerste conclusies van de diagnostiek van openbare overlast: de actiepistes De schetsen in de diagnostiek maken het mogelijk om de reële maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie in het bestudeerde gebied beter te begrijpen. Ongeacht of de diagnostiek intern dan wel extern werd uitgevoerd, het is aan de opstellers om actiepistes voor te stellen die de eerste elementen voor de reflectie over het actieplan zullen aanbrengen, zonder de partners noodzakelijkerwijs te binden. 6.2. Bekrachtiging van de analyseresultaten door het plaatselijke comité De krachtlijnen van de gegevensanalyse worden voor bespreking aan het plaatselijke comité voorgelegd. Daarvoor kunnen verschillende stappen nodig zijn en via deze uitwisselingen kan men: - eventuele tekortkomingen in het verzamelen van gegevens identificeren, - de weerhouden interpretaties bekrachtigen en bijschaven, - een eerste schets van het geheel opstellen dat de belangrijkste vormen van overlast onderscheidt, - een consensus bereiken tussen de partners die onmisbaar zijn voor de uitwerking van het actieplan, - de toekomstige actieprioriteiten afbakenen
116
We benadrukken het belang van deze fase omdat de degelijkheid van het actieplan dat uit de diagnostiek voortvloeit dikwijls van het goede verloop van deze fase afhangt. 6.3. De verspreiding van de resultaten van de diagnostiek over maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie Zodra de diagnostiek klaar is en door de partners van het plaatselijke comité is goedgekeurd, kunnen de resultaten onder een ruimer publiek worden verspreid. Het publiceren van de resultaten van de diagnostiek zal min of meer belangrijk zijn maar moet systematisch worden aangepakt. Verspreiding van de diagnostiek binnen het plaatselijke comité kan geen absolute geheimhouding garanderen en komt tegemoet aan een belangrijke bekommernis van het publiek: omdat de diagnostiek om deze reden werd gelanceerd, is het niet gepast om hem geheim te houden. Bovendien zorgt verspreiding vaak voor een beter begrip en meer instemming met de acties waarover later zal worden beslist en dat des te meer omdat men in deze fase waarschijnlijk nieuwe actoren zal benaderen. Sommige gegevens, interne of nominatieve informatie en vertrouwelijke documenten kunnen als voorbereidende werkdocumenten worden beschouwd en uit het document worden verwijderd. Toegang tot deze documenten en de verspreiding ervan kan men reserveren voor professionele actoren en partners (met inbegrip van bijvoorbeeld bewonersverenigingen, middenstandorganisaties, beroepsverenigingen..) of voor alle burgers. De impact van de verspreide informatie verschilt naargelang het sociopolitieke klimaat, de indrukken, de eisen die de lokale realiteit in elk van de drie steden stelt. Maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie wekt vaak gerichte eisen op. Voor men de resultaten van de diagnostiek op grote schaal verspreidt, moet het plaatselijke comité de draagwijdte analyseren.
117
Men kan eveneens overwegen om de resultaten in de media te verspreiden. Om de media bij deze aanpak te betrekken, moet het plaatselijke comité zo volledig mogelijk informatie leveren over zijn arbeid en activiteiten. Het communicatieplan Het communicatieplan zal het plaatselijke comité helpen om de resultaten van de diagnostiek op een adequate manier te verspreiden. Het communicatieplan beschrijft voor elke doelgroep welke informatie er wordt verspreid en de manier waarop dat gebeurt. Het moet vanaf het moment dat de diagnostiek van start gaat in het plaatselijke comité worden besproken. Hierna volgen enkele sleutelvragen voor het uitwerken van uw communicatieplan: • Wie is verantwoordelijk voor het beheren van de communicatie? • Tot wie is de communicatie gericht (bevolking in de buurt, de bevolking in het algemeen, partners enz.) ? • Welke boodschap wenst men over te brengen? • Welke middelen worden er ingezet om de informatie door te geven?
118
Samenvatting Overzicht van het proces van de diagnostiek Gegevensbronnen
Fasen van de diagnostiek
-
-
-
-
1ste fase: De actieradius omschrijven het onderwerp van de diagnostiek afbakenen: de maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie het gebied van de diagnostiek omschrijven 2de fase: De aanpak plannen de partners mobiliseren een uitvoeringswijze kiezen: extern of intern. De werkgroep samenstellen en de rollen verdelen. de bestanddelen van de diagnostiek bepalen. een planning met de termijnen opstellen
3de fase: Het profiel van het gebied opstellen - algemeen profiel van het district - profiel van de verslavingen en de prostitutie - profiel van de hulpmiddelen, diensten en projecten op gebied van verslaving en prostitutie 4de fase: Een schets maken van de maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie 5de fase: De gegevens analyseren en de diagnostiek opstellen: - de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens afkomstig uit diverse informatiebronnen kruisen - een diagnostiek uitwerken die door alle partners wordt gedeeld - kennis delen 6de fase: De resultaten van de diagnostiek verspreiden - een communicatieverantwoordelijke aanduiden - het communicatieplan uitwerken - anticiperen op de ontvankelijkheid van de diagnostiek en de mogelijke reacties
Kwantitatieve informatie en informatie van partners
-
-
-
Bevragingen Enquêtes met vragenlijsten: schriftelijk (uitgedeeld of via de post), telefonisch of persoonlijk Bevraging van verslaafden of prostituees Bevraging van de eerstelijnactoren Uitwisselingsgroepen discussiegroepen wijkvergaderingen denktank of overlegrondes tussen de actoren Individuele interviews met sleutelactoren
Etnografische observaties en exploratiewandelingen
Opvolging in de media van de actualiteit over maatschappelijke overlast gerelateerd aan drugs en prostitutie Onderzoeksrapporten
119
INSTRUMENT 1 Modelvragenlijst voor bewoners over de situatie in de wijk De titel van de vragenlijst die men aan de respondent noemt, is bewust neutraal (de sfeer in de wijk) om niet tot negatieve antwoorden aan te zetten en het beeld van de bevraging vanaf de eerste vragen niet te laten vertekenen. Inleiding Goeiedag, u spreekt met …… (naam en organisatie) Wij voeren momenteel op vraag van ….. (het plaatselijke comité invullen en de partners van de enquête als daar reden toe is) een enquête uit onder de bewoners in uw district. De enquête gaat over de sfeer in de wijk. We zouden graag weten of u er zich goed voelt, of u er zich veilig voelt, of er dingen zijn die u verontrusten of die u storen. …. (opnieuw de naam van het comité en de partners noemen) vinden het belangrijk om de mening van de bewoners van het district te kennen. Deze informatie wordt gebruikt om een wijkprofiel op te stellen. De vragenlijst bestaat uit 5 delen en het duurt ongeveer X minuten om hem in te vullen. Alle antwoorden zijn anoniem en worden vertrouwelijk behandeld. Om verschillende redenen moet de persoon die de vragen beantwoordt ouder dan 18 zijn. Bent u 18 jaar of ouder? Ja -> wilt u verdergaan? Indien ja, ga door naar vraag 1 Indien neen, bedanken en afscheid nemen Neen, -> vraag om met iemand boven de 18 te spreken Indien afwezig, bedanken en afscheid nemen Indien aanwezig, lees de inleiding nogmaals
120
Deel 1 Uw algemene indruk over de wijk 1. Hoe beoordeelt u de levenskwaliteit in de wijk in het algemeen? zeer bevredigend tamelijk bevredigend niet erg bevredigend helemaal niet bevredigend 2. Wilt u van de volgende vragen zeggen of u er ‘helemaal mee akkoord gaat’, ‘akkoord gaat’, ‘eerder niet akkoord’ of ‘helemaal niet mee akkoord gaat’. 2.1. Zijn de parken en speelpleinen in uw wijk proper en goed onderhouden? 2.2. Is er veel graffiti of tags in uw wijk? 2.3. Zijn er veel vervallen gebouwen in uw wijk? 2.4. Vindt u de verlichting in uw wijk over het algemeen bevredigend? 2.5. Is het over het algemeen rustig in uw wijk? 2.6. Is uw wijk over het algemeen proper?
Helemaal akkoord
akkoord
Eerder niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Niet van toepassing
Weet niet
weigert
3. Hebt u in uw wijk gedurende de laatste 6 maanden een of meerdere onaangename situaties meegemaakt? Ja Indien ja, kunt u deze beschrijven? Neen (ga door naar vraag 4) 4. Hebt u in uw wijk gedurende de laatste 6 maanden een of meerdere aangename situaties meegemaakt? Ja Indien ja, kunt u deze beschrijven? 121
Neen (ga door naar vraag 5)
122
Deel 2. Waar maakt u zich zorgen over? 5. Ik ga nu verschillende situaties noemen. Wilt u voor elke situatie aangeven of u ermee geconfronteerd bent in uw wijk. Indien ja, zou ik graag willen dat u me vertelt hoe u zich daarbij voelde op een schaal van 1 tot 10, waarbij 10 een situatie is die u zeer onaangenaam vindt.
Indien niet ‘niet van toepassing’ invullen (nvt) 5.1. Graffiti 5.2. Zwerfvuil 5.3. Talrijke braakliggende terreinen in het district 5.4. Gebroken ruiten 5.5. Rondhangende jongeren op straat en/of in de parken 5.6. Vechtpartijen in openbare gelegenheden 5.7. Nachtlawaai 5.8. Pesterijen, bedreiging op de openbare weg 5.9. Aanwezigheid van honden 5.10. Storende aanwezigheid van zwervers, bedelaars 5.11. Diefstallen uit woningen (inbraken) 5.12. Winkeldiefstallen 5.13. Diefstallen VAN wagens 5.14. Diefstallen IN wagens 5.15. Openbare dronkenschap 5.16. Rijden onder invloed van alcohol 6.17. Druggebruik op de openbare weg 5.18. Persoon onder invloed van verdovende middelen 5.19. Zichtbaar drugs dealen (geld uitwisselen voor drugs) 5.20. Achtergelaten naalden 5.21. Voorstellen om u drugs te verkopen 5.22. Voorstellen om uw verwanten drugs te verkopen 5.23. Aanwezigheid van prostituees 5.24. Samenscholingen van prostituees 5.25. Achtergelaten condooms 5.26. Vertraagd verkeer veroorzaakt door automobilisten prostitueeklanten 5.27. Benaderd door de klanten van prostituees 5.28. Uw verwanten benaderd door klanten van prostituees 5.29. Benaderd door een prostituee 5.30. Uw verwanten benaderd door een prostituee 5.31. Zichtbare seksuele betrekkingen door derden Er kunnen hier andere situaties worden toegevoegd in functie van de lokale specifieke situaties en van de meest gerapporteerde feiten die men wil verifiëren. 123
6. Zijn er andere situaties die ik niet heb genoemd en die u verontrusten?
....................................................................................................... .......................................................... ............................................. ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... ........... 7. Hebt u klacht neergelegd in verband met deze situaties? Indien ja, bij welke diensten?
....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... ........... 8.a Ziet u mogelijke oplossingen om deze onaangename situaties te verbeteren?
....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... ........... 8.b Ziet u mogelijke oplossingen om het welzijn in de wijk te verbeteren?
....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... ...........
124
Deel 3. Veiligheidsgevoel 9. Voelt u zich algemeen gesproken veilig als u OVERDAG alleen bent? Ik voel me… Kruis het gepaste vakje aan 9.1. bij u Helemaal veilig thuis veilig
niet veilig
Helemaal niet veilig
Weet niet
weigert
9.2 in de straten dicht bij uw huis 9.3. in de straten van uw wijk 9.4. in de steegjes van uw wijk 9.5. in de parken in uw wijk 9.6. in het openbaar vervoer
10. Voelt u zich algemeen gesproken veilig als u NA ZONSONDERGANG alleen bent? Ik voel me… Kruis het gepaste vakje aan 10.1. bij u thuis
Helemaal veilig
veilig
Eerder niet veilig
Helemaal niet veilig
Weet niet
weigert
10.2 in de straten dicht bij uw huis 10.3. in de straten van uw wijk 10.4 In de steegjes van uw wijk
125
10.5. in de parken in uw wijk 10.6. in het openbaar vervoer
11. Zijn er openbare plaatsen (parken, straten, kruispunten, steegjes) in uw wijk waar u zich OVERDAG helemaal niet veilig voelt?
Ja Neen (ga door naar vraag 12) 11.1 Indien ja, om welke plaatsen gaat het?
....................................................................................................... .......................................................... .......................................................................................................
126
12. Zijn er een of meerder openbare plaatsen (parken, straten, kruispunten, straatjes) in uw wijk waar u zich NA ZONSONDERGANG helemaal niet veilig voelt?
Ja Neen (ga door naar vraag 13) 12.1 Indien ja, om welke plaatsen gaat het?
....................................................................................................... .......................................................... ....................................................................................................... ........... 13. Zijn er een of meerdere openbare plaatsen (parken, straten, kruispunten, steegjes) in uw wijk waar u regelmatig komt?
Ja Neen (ga door naar vraag 14) 13.1 Indien ja, om welke plaatsen gaat het? Plaats 1.......................................................................................... Plaats 2…………………………………………………………………………………….. Plaats 3.............................................................................. 13.2 Indien ja, is dat omdat ze een van de volgende kenmerken vertonen (het gepaste aankruisen. Meerdere antwoorden mogelijk) a. rustig
b. functioneel zijn (banken, speeltuigen voor kinderen enz.)
c. bewaakt
d. aangenaam ingericht
e. bebloemd
f. Andere reden
Plaats 1 Plaats 2 Plaats 3
14. Is de bevolking in uw wijk volgens u nu veiliger, even veilig of minder veilig dan 3 jaar geleden?
Veiliger Even veilig Minder veilig Weet niet Weigert
127
15. Wat zijn volgens u de 3 belangrijkste voorwaarden uit de volgende lijst die ervoor zorgen dat u zich veilig zou voelen? Duid uw drie keuzes aan met een cijfer van 1 tot 3, waarbij 1 de belangrijkste voorwaarde is.
1
2
3
15.1. Netheid 15.2. Bewakingsysteem 15.3. Geen graffiti of tags 15.4. Toegang tot een telefoon 15.5. De mogelijkheid om te zien en gezien te worden 15.6. Verlichting 15.7. Aanwezigheid van politie 15.8. Voorbijgangers 15.9. Andere (geef aan welke)
16. Wat zijn volgens u de 3 belangrijkste voorwaarden uit de volgende lijst die uw veiligheidsgevoel zou kunnen verbeteren? Duid uw drie keuzes aan met een cijfer van 1 tot 3, waarbij 1 de belangrijkste voorwaarde is.
1
2
3
16.1. Verbetering van de netheid 16.2. Verbetering van de verlichting 16.3. Weghalen van graffiti (tags) 16.4. Minder vandalisme 16.5. Meer openbare ontspanningsruimten (speeltuigen voor kinderen, picknicktafels, parkbanken, enz.) 16.6. Levenderige straten (winkels, restaurants, bioscopen) 16.7. Organisatie van wijkfeesten 16.8. Opening van plaatsen met culturele of sociale activiteiten (cultuurhuis, bibliotheek, jeugdhuis, enz.) 16.9. Verbetering van het visuele aspect (bloemen, verfraaiingen, enz.) 16.10. Minder snel verkeer 16.11. Verbetering van het naleven van verkeersregels (bv. rood licht) 16.12. Verhoging van het aantal politieagenten 16.13. Minder diefstallen 16.14. Geen
128
Deel 4. De instellingen 17. Biedt de politie in uw wijk voldoende bescherming? Helemaal akkoord Akkoord Eerder niet akkoord Helemaal niet akkoord Weet niet Weigert Deze vraag kan men ook op andere openbare diensten toepassen die met maatschappelijke overlast te maken hebben, bijvoorbeeld de gemeentelijke reinigingsdienst. 18. Als er problemen zijn in verband met de veiligheid van u zelf of van uw verwanten, weet u dan tot wie u zich moet richten?
Ja Neen (ga door naar vraag 19) 18.1. Indien ja, welke? Dienst1............................................................................................. Dienst2............................................................................................. Dienst3............................................................................................. 18.2 Indien ja, hebt u dan de indruk… Dat men aandachtig naar u luistert
Dat men tamelijk goed naar u luistert
Dat men eerder niet naar u luistert
Dat men helemaal niet naar u luistert
Dienst 1 Dienst 2 Dienst 3
129
Deel 5. Algemene vragen 19. Tot welke leeftijdscategorie behoort u? 18 36 56 76
tot 25 jaar tot 45 jaar tot 65 jaar jaar en ouder
26 tot 35 jaar 46 tot 55 jaar 66 tot 75 jaar
20. Sinds hoelang woont u in deze wijk? _____maanden _____ ja(a)r(en) 21. Bent u: Huurder Eigenaar 22. Hebt u de intentie om in de loop van volgend jaar naar een andere wijk te verhuizen? Ja
Neen
23. Met hoeveel kinderen van 17 en jonger woont u samen? _____ 24. Met hoeveel volwassenen van 18 en ouder woont u samen? _____ 25. Wat is uw belangrijkste beroepsbezigheid? student werkend werkzoekende gepensioneerd thuisblijvend andere___________________________________ 26. Wat is het hoogste diploma dat u hebt behaald? __________________________ 27 Vindt u dat u tot een culturele gemeenschap behoort? (deze vraag kan naargelang de streek verschillend worden geformuleerd).
130
Om af te sluiten Wij danken u dat u de tijd heeft genomen om deze vragenlijst te beantwoorden. Uw deelname is belangrijk. Noot: Noteer bij telefonische of persoonlijke enquêtes het geslacht van de respondent: Man Vrouw Als de enquête via de post wordt verstuurd, voeg deze vraag dan toe aan het gedeelte ‘algemene vragen’
131
INSTRUMENT 2 Rooster van het onveiligheidsgevoel van de bewoners, Bordeaux De Direction du Développement social urbain (Directie van de stedelijke maatschappelijke ontwikkeling van Bordeaux) gebruikt het rooster om uitspraken van bewoners te verzamelen en daarmee wijkraden voor preventie en veiligheid voor te bereiden. Het team gaat naar de wijk en houdt er informele gesprekken met een vijftigtal bewoners, op straat of in de winkels. Het gekozen staal omvat mensen van alle leeftijden (met inbegrip van jongeren van 16 en ouder), van alle origines en de twee geslachten. De bevragingen worden overal in de wijk georganiseerd, en niet specifiek op de plaatsen die als problematisch worden gezien. Vervolgens maakt men een synthese van de bevragingen die bij het begin van de wijkraden wordt voorgesteld.
District: Hoedanigheid van de persoon: A
B
C
D
CRITERIA Geen enkel element dat op verstoring van de sfeer wijst Geen kennis over specifieke feiten, geen informatie doorgegeven door andere personen Waarnemen van hinder, kleine specifieke spanningen - lawaai, vervuiling - kleine vechtpartijtjes, samenscholingen die als storend worden ervaren - andere Dagelijks aanstootgevend gedrag - bezetten van plaatsen, ruimten, kleine provocaties, vechtpartijtjes - opzettelijke vernielingen van goederen, tags, gerichte diefstallen - beginnende spanningen - brandjes - andere Waarneming van een toestand van onrustwekkende spanningen - beledigingen, verbaal en met gebaren, gooien met voorwerpen - kleine afrekeningen, ordeverstoringen - spijbelen
PLAATS van de ONRUST
WAARNEMINGEN
132
E
F
G
- talrijke tags - andere Waarneming van een onveilige toestand - weggaan door de toestand, bedreigingen, intimidatie - diverse en zichtbare vormen van illegale handel - vernieling van de openbare verlichting - andere Waarneming van ontwikkelend geweld - gooien van voorwerpen naar personen/voertuigen die de overheid vertegenwoordigen - branden van gebouwen/voertuigen - andere Waarneming van het risico op collectief geweld - gewelddadige afrekeningen, collectieve plunderingen - samenscholingen die duidelijk bedreigende bezettingen van de plaatsen uitlokken - rechtstreekse confrontaties met veiligheidsagenten - andere
133
Overzichtstabellen van de enquêtes over het onveiligheidsgevoel door de bewoners van een wijk Mannen 19-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 60-65 66-70 71-75 76-80 81 en + Totaal Aantal van vreemde herkomst
Vrouwen 19-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 60-65 66-70 71-75 76-80 81 en + Totaal Aantal van vreemde herkomst
Leeftijdsgroep
leeftijdsgroep
Aant. Handelaars Preciseer - tabaks- / krantenwinkel - café - restaurant - kledingwinkel - bakker - apotheek - supermarkt
Aant. Andere beroepen Preciseer - postbode - bewaker sociale woning - politieagent - gemeentearbeider onthaalmedewerker gemeentehuis - sociaal assistent - animator Totaal
Totaal
Soort onveiligheid
• Niets te melden, aantal:....................... • Aangename wijk om te wonen: ………………………… Netheid
- afval buiten - afval door vensters gegooid - afval in de inkomhal - hondenpoep - urine in de gemeenschappelijke delen - naalden Totaal
aantal keer genoe md
Lawaaihinder
aantal keer genoemd
- muziek - luidruchtige samenscholingen in inkomhallen - heibel door scooters, motoren en wagens - andere totaal
134
Bedreigingen, beledigingen, intimidatie - door individuen - door groepen
aantal keer vermeld
Vernielingen
aantal keer vermeld
aantal keer vermeld
- persoonlijk - op een familielid - een relatie - getuige maar slachtoffer onbekend
- brievenbussen - ruiten inkomhal - verlichting gemeenschappelijke delen - straatmeubilair (banken, telefooncellen, enz.) - privé-gebouwen (handelszaken, kantoren, enz.) - openbare of verenigingsgebouwen (bijgemeentehuis, bibliotheek, maatschappelijk centrum, enz.) - groene ruimten - voertuigen Totaal Verdovende middelen
Fysieke agressie
Diefstallen
aantal keer vermeld
- winkeldiefstal - inbraak - in wagens - van wagens - door middel van list (bejaarden, enz.) - met geweld (afpersing, enz.) - van fietsen
Totaal aantal keer vermeld
- gebruik - verkoop - georganiseerde handel - zichtbaar gebruik - genoemd als agressiviteitbevorderend Totaal
Alcohol
aantal keer vermeld
- gebruik op de openbare weg - gebruik in gemeenschappelijke delen - genoemd als agressiviteitbevorderend Totaal
Chronologie van de onveiligheid Voormiddag
Overdag
Namiddag
Avond
Nacht
aantal keer vermeld Ma
Di
Wo
Do
Vr
Za
Zo
aantal keer vermeld
Typologie van de beschuldigde personen Kinderen
Jongeren
Jonge volwassenen
Volwassenen
ouderen
aantal keer vermeld
135
Onveilige plaatsen Vermeld in de eerste kolom de straten en verder in het bijzonder de onveilige toegangen of gebouwen, zet een kruisje in de vakjes 'problemen' die met deze plaatsen overeenstemmen. Geef alleen problematische plaatsen aan. Straten, pleinen, toegangen, gebouwen
netheid
Lawaaihinder
Bedreigingen, beledigingen, intimidatie
Fysieke agressie
Vernielingen
Diefstallen
Drugs alcohol
Kraakpand
Typologie van het onveiligheidsgevoel in functie van de leeftijdcategorie Leeftijdcategorie 15 19 26 31 36 41 46 51 56 61 66 71 76 81
Netheid
Lawaaihinder
Bedreigingen, beledigingen, intimidatie
Fysieke agressie
Vernielingen
Diefstallen
Drugs alcohol
– 18 – 25 – 30 – 35 – 40 – 45 – 50 – 55 – 60 – 65 – 70 – 75 – 80 en +
Reacties en suggesties van de bewoners (persoonlijke actie, een beroep doen op derden, politie, gemeentehuis, verhuizen, alarm, enz.)
136
ordever
INSTRUMENT 3 Verzamelrooster van de overlast of incidenten vastgesteld door omwonenden, Bordeaux Dit rooster werd in een wijk in Bordeaux gebruikt voor men een actieplan uitwerkte. Net zoals hiervoor ondervroeg het team op informele manier de bewoners van de beoogde wijk. Aard van de overlast of incidenten
Precieze lokatie: plein, straat, enz.
Aantal, frequentie, tijdstip
Persoonlijke reactie, verkregen resultaten
Suggestie voor verbetering
Andere commentaren
Condooms op de openbare weg Condooms op privé-domein Naalden op de openbare weg Naalden op privé-domein Prostituees die ’s nachts luid praten Klanten die ’s nachts luid praten Omwonenden benaderd door klanten Lawaai van wagens van klanten ‘s nachts Aanvallen op omwonenden Prostituees aangevallen door omwonenden Ruzies tussen prostituees Prostituees aangevallen door klanten Prostituees aangevallen door pooiers Zichtbaarheid van seksuele betrekkingen Binnendringen op privé-plaatsen Binnendringen op openbare plaatsen Als uitdagend geziene kleding De aanwezigheid van prostituees is geen ‘gezicht’ voor onze kinderen Angst van dit publiek zonder concrete feiten Andere elementen:
137
INSTRUMENT 4 Gids voor een onderhoud met sleutelactoren Deze gids wordt gepresenteerd als een basis die wordt aangepast in functie van de persoon die men ontmoet. Hij is in de eerste plaats ontworpen voor institutionele en verenigingsactoren, en zelfs voor handelaars, maar hij kan gemakkelijk worden aangepast in functie van bevragingen van bewoners, prostituees of verslaafden. Het basisprincipe is dat men de persoon er geleidelijk toe brengt om zich te uiten over het onderwerp en hem oplossingen laat voorstellen voor de problematiek die erin aan de orde wordt gesteld.
Datum onderhoud __/__/__ Onderhoud nr.: __ Duur van het onderhoud _______ Naam van de persoon die men ontmoet:__________________________ Instelling / Stichting / Dienst: __________________________________ Functie: ___________________________________________________ Adres ________________________
telefoonnummer: __________ e-mailadres: __________
Inleiding: het onderhoud in de context plaatsen Presentatie van de diagnostiek van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie ingeleid door ____. Verklaar de reden van deze diagnostiek en zijn doel. Voorstelling van de persoon die het onderhoud doet: instelling of stichting, kennis van de wijk, de reden van de keuze van het plaatselijke comité. Presentatie van het kader van het onderhoud: open of halfopen vragen vertrouwelijkheidsbeleid vraag toelating om het onderhoud op te schrijven voor latere transcriptie
108
Deel 1: Situatie en activiteit in de wijk van de ontmoete persoon en van zijn instelling / dienst Sinds waneer werkt u in deze wijk? Heeft u altijd dezelfde functie uitgeoefend? Kunt u me uw activiteit en die van uw instelling beschrijven? Hoeveel mensen telt uw team, uw instelling? Deel 2: de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie in de wijk Dit deel is de kern van het onderhoud. De persoon die het onderhoud uitvoert, moet zo min mogelijk tussenkomen (vandaar dat er zo weinig vragen zijn) maar moet ervoor waken dat het gesprek binnen het omschreven kader blijft. Hij moet eveneens proberen om de persoon de verschillende aangesneden onderwerpen uit te laten diepen en de beschreven feiten te laten bewijzen.
Wat zijn volgens u de grootste problemen in de wijk? Hebt u bij uw werk maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie vastgesteld? Indien ja, kunt u die beschrijven? (soort, plaats, tijdstip)
Laat de persoon zich hier uitdrukken en kom nadien terug op elk aangesneden punt van de problematiek voor de gewenste details.
Welk soort overlast stoort u het meest bij het uitvoeren van uw opdrachten / de taken van uw instelling / dienst / instituut? Vertellen de bewoners u over de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie waar ze in de wijk last van hebben? Indien ja, waar hebben ze volgens u dan het meest last van?
109
Deel 3: Mogelijke oplossingen voor de besproken problematiek van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie Wat zou u voorstellen om de problematiek van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie in de wijk op te lossen? Wat zou volgens u moeilijkheden opleveren als men deze oplossingen zou toepassen? Wat zou volgens u deze acties vlotter doen verlopen? (hulpmiddelen, sfeer…) Afsluiten van het onderhoud Vraag of men u nuttige documenten zou willen overmaken (rapporten, studies, kwantitatieve gegevens enz.) Vraag of men u personen of bronnen kan aanwijzen voor bevraging Herinner aan het vertrouwelijkheidsbeleid Geef de uitvoeringstermijn van de enquête aan en de manier waarop het partnercomité de resultaten openbaar zal maken.
110
INSTRUMENT 5 Rooster voor exploratiewandelingen Dit rooster voor exploratiewandelingen werd uitgewerkt op basis van de enquêtegids voor de veiligheid van vrouwen in de stad6 en het rooster dat men in Luik gebruikt. In deze stad deed men in 2004 vijfentwintig exploratiewandelingen met de bewoners van acht wijken. Deze twee ervaringen dienden als voorbeeld voor dit model dat aangepast werd voor de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie. Het rooster werd voor dit handboek ingekort. Als men het op het terrein gebruikt, moet men voldoende plaats laten voor nauwkeurige beschrijvingen van de waarnemingen van de deelnemers.
Datum van de wandeling __/__/__ Duur van de wandeling ____tot ____
Wijk: ______________________ District: ___________________
Aantal deelnemers: __________________________________________ Verdeling naar geslacht: _______________________________________ Verdeling naar leeftijd: ________________________________________ Hoedanigheid van de deelnemers (bewoners, handelaars, professionele actoren enz. Naam van de begeleid(st)er: _________________________________ Functie: _________________________________________________ Instelling of organisatie: ______________________________________ Adres ________________________
telefoon: __________ E-mailadres: __________
Inleiding: de context van de wandeling Presentatie van de diagnostiek van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie ingeleid door ____.
Verklaar de reden van de diagnostiek en de doelen.
Voorstelling van de persoon die de wandeling leidt: organisatie of instelling, kennis van de wijk, reden van de keuze van het plaatselijke comité. Voorstelling van de deelnemers. Presentatie van het verloop van de wandeling.
6
Zie bijlage 10: ‘Verwijzingen’
111
De deelnemers geven voor elk thema aan of ze de vermelde elementen aantreffen, geven hun beoordeling en details. Bijvoorbeeld: Thema 2: de algemene reinheid is goed maar er ligt overal afval en urinesporen aan de rand van gebouw x. De deelnemers kunnen voor elk onderwerp, maar gemakkelijker voor thema’s 1 en 2, verbeteringsvoorstellen doen.
Thema 1: Algemeen veiligheidsgevoel Vaststellingen Voorstellen voor verbeteringen Zien en gezien worden (verlichting, visuele hindernissen, verborgen hoeken enz.) Horen en gehoord worden (belang van frequent bezoek, aanwezige personen, enz.) Hulp krijgen (aanwezigheid van personen die vertrouwen inboezemen, toegang tot een telefoon enz.)
Thema 2: Kwaliteit van de omgeving Vaststellingen Voorstellen voor verbeteringen Reinheid Onderhoud van de plaatsen / vernielingen Graffiti
Thema 3: onveilige fenomenen Vaststellingen
Voorstellen voor verbeteringen
Samenscholingen Aanwezigheid van honden Bedelarij en agressief bedelen Aanwezigheid van zwervers Lawaai en geluidsoverlast
Thema 4: fenomenen verbonden aan drugs en prostitutie Vaststellingen Voorstellen voor verbeteringen Alcoholverbruik en openbare dronkenschap Druggebruik in het openbaar Zichtbare verkoop van drugs Aanwezigheid van naalden Samenscholingen van prostituees Traag autoverkeer door klanten van prostituees Benaderingen door prostituees Zichtbare seksuele betrekkingen Aanwezigheid van condooms
Afsluiten van de verkennende wandeling
112
Aanwijzingen over de termijn waarin de enquête wordt uitgevoerd en de wijze waarop ze wordt openbaar gemaakt die door het partnercomité wordt voorzien.
113
TWEEDE DEEL Het actieplan Inleiding
119
1ste fase: het plaatselijke comité bijeenroepen 2de fase: het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan bepalen 3de fase: de uitvoering plannen 4de fase: het actieplan toepassen en opvolgen Samenvatting
125 126 139 141 145
114
Inleiding De tweede fase van deze gestructureerde stap van het plannen van de activiteiten bestaat uit het ontwikkelen van een actieplan* dat berust op de resultaten van de diagnostiek van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie. Via de diagnostiek kon men de problemen die men als de meest ernstige vormen van maatschappelijke overlastziet en hun oorsprong vaststellen. De prioriteiten van het actieplan vloeien voort uit deze resultaten. De volledigheid van de diagnostiek en de bekrachtiging door alle partners laten toe om gemeenschappelijke acties te omschrijven die tevens rekening houden met de prioriteiten van het beleid, de instellingen of organisaties van de partners.
Troeven van het actieplan:
-
-
a.
biedt een actieprogramma of een duidelijk master plan dat dient om acties te ondernemen die de problemen aanpakken die eerder in de diagnostiek waren beschreven. geeft de werkgroep de mogelijkheid om zich op de prioritaire taken te concentreren. geeft een gemeenschappelijke visie, gemeenschappelijke doelen en een proces dat door iedereen wordt aanvaard. bevordert het beheer van de hulpmiddelen (menselijke, financiële en materiële) om een gedeeld doel te bereiken. vergemakkelijkt de coördinatie van acties om de doelstellingen te behalen en om resultaten te waarborgen.
De kenmerken van het actieplan
Als een instrument voor de oplossing van problemen dat toelaat om het veldwerk te organiseren en te verdelen, moet het actieplan de volgende kenmerken hebben: - Specifiek - Gemeenschappelijk - Gespreid in de tijd - Evalueerbaar
115
¾ Specifiek Een lokaal actieplan kan niet op alle vormen van overlast inspelen, noch op alle achterliggende factoren. De verarming van het sociale weefsel, het gebrek aan sociale infrastructuren en huisvesting, werkloosheid en economische armoede zijn factoren die vermoedelijk bijdragen aan aanstootgevend gedrag in wijken die reeds gebukt gaan onder verschillende problemen. Optreden tegen overlast betekent niet dat men daarmee de oorzaken van deze fenomenen wegneemt. Toch zouden de lokale actoren zich vragen moeten stellen over deze oorzaken als ze het actieplan uitwerken. Daarom gaven de debatten in de werkgroep tussen de drie steden duidelijk aan hoe noodzakelijk het is dat maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie in een ruimer kader wordt geplaatst door bijvoorbeeld vragen te stellen over de meer algemene doelstellingen zoals de verzorging van verslaafden. Hoewel het actieplan de onderlinge link tussen deze problemen erkent, moet het gefocust blijven op de maatschappelijke overlastdie uit de diagnostiek is gebleken. Een te uitgebreid en ambitieus actieplan kan daar niet aan tegemoet komen. Bovendien zullen de actoren die deze oorzakelijke factoren kunnen oplossen, niet altijd in het plaatselijk comité zetelen. Het lokale partnerschap dat specifiek voor het oplossen van de overlast werd opgericht, kan de bevoegde actoren op de hoogte brengen, naar aangepaste groepsdiscussies doorverwijzen en hen om steunende maatregelen voor hun lokale actie vragen. ¾ Gemeenschappelijk en gedeeld De institutionele logica die nog steeds toonaangevend is, leidt er nog al te vaak toe dat de verschillende organisaties elk een eigen actieplan uitwerken. In het beste geval raadplegen ze de andere instellingen en stemmen ze ermee in om hun actieplan te delen. Gezien het feit dat ieder voor zich rekenschap moet geven over de fondsen en hulpmiddelen die men kreeg toegewezen (raad van bestuur, ministerie), is dat in zekere zin onvermijdelijk. Toch zijn er bepaalde specifieke vraagstukken die een gezamenlijke actie van alle partners vereisen. Men moet ermee rekening houden dat veiligheid en rust in leefomgevingen brengen omwille van het zeer ‘multidisciplinaire’ karakter van het begrip 'openbare overlast' niet tot de bevoegdheid van een enkele instelling behoort. Het is dus van essentieel belang dat het actieplan inzake maatschappelijke overlastgezamenlijk wordt uitgewerkt en door iedereen wordt gedeeld.
116
De diagnostiek gemeenschappelijk opstellen zal reeds een eerste belangrijke stap zijn waarmee men de basis voor wederzijds vertrouwen kan leggen en de uitwisseling van informatie tussen de partners kan bevorderen. Vervolgens staat het actieplan borg voor de coherentie van de acties op het terrein, waardoor men kan uitstijgen boven de machtsstrijd die zich mogelijk tussen de verschillende actoren afspeelt. Hoewel het om een gemeenschappelijk plan gaat, moet het eveneens gedeeld worden, in de zin dat de voorziene acties door de meest geschikte instelling moeten worden ondernomen. Partnerschap en overleg mogen niet tot verwarring over de rollen en identiteiten van de actoren leiden. Sommige diagnostieken toonden overigens aan dat het noodzakelijk was om een dienst of een soort tussenkomst te creëren die nog niet bestond. Zo bleek bijvoorbeeld uit het actieplan dat in 1999 in Montreal in het kader van het hulpproject aan het Hof inzake straatprostitutie werd uitgewerkt dat het noodzakelijk was om psychosociale deskundigen en een juridisch expert aan te werven. De stad Luik kreeg een plaatselijk observatorium voor drugs en verslavingen dat als een snel waarschuwingssysteem werkt en dat tegelijk ook een kenniscentrum is. Het gemeenschappelijke en gedeelde actieplan zal ertoe moeten leiden dat eenieders verantwoordelijkheidsdomein wordt bepaald. Dat betekent dat alle instellingen die het actieplan onderschrijven daarvoor de nodige machtigingen krijgen. Dat punt leidt op zijn beurt tot de vraag wie de vertegenwoordigers zijn die het best geplaatst zijn om een actieplan gezamenlijk te helpen uitwerken. De aangestelde personen moeten in staat zijn om hun instelling te overhalen, om de strategische koers te bepalen, een uitstekende kennis van de problematiek en het terrein hebben en voldoende beschikbaar te zijn. De kwaliteit en de duurzaamheid van het actieplan zijn afhankelijk van de bijval van de betrokken organisaties en instellingen en van hun concrete engagement om er de vereiste middelen aan te besteden.
117
¾ Gespreid in de tijd Alle acties moeten en mogen niet gelijktijdig worden ondernomen en het actieplan moet het tijdsaspect voorzien. Overlast aanpakken vereist een actieplan dat evenwichtig verdeeld is over acties op de korte, middellange en lange termijn. Spreiding van de acties in de tijd kan onder meer toelaten om ze geleidelijk op te voeren. Zo kan men bijvoorbeeld, naargelang de resultaten die men over de geïdentificeerde overlast verkreeg, acties voor sociale bemiddeling, acties voor sociale zorg voor prostituees of verslaafden afwisselen met politieacties. Als men het actieplan spreidt, kan men er eveneens de tijd om nieuwe actoren te vormen in opnemen (bv. sociale bemiddelaars) en tijd om gerichte acties te financieren, of om de impact van de eerste acties te controleren voor men verder gaat. Deze elementen moeten worden opgenomen in de planning van het actieplan. ¾ Evalueerbaar Men kan niet genoeg op dit punt aandringen dat in het derde deel van dit handboek verder wordt behandeld. Samen met het actieplan moeten er instrumenten worden ontwikkeld om de evolutie van de projecten in de tijd op te volgen en tegelijk voor de beoordeling van de toepassing en het verloop van het actieplan. Het schema voor beheer en beslissingopvolging maakt het mogelijk om te beoordelen of de doelstellingen worden behaald en om rekenschap af te leggen over de resultaten, met name aan de donateurs en de partners. Dit instrument wordt in fase 4 uiteengezet.
118
b.
De realisatiefasen van het actieplan
Het proces van het actieplan wordt in het algemeen over vier fasen verdeeld: -
Fase1: het plaatselijke comité bijeenroepen Fase 2: het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan omschrijven Fase 3: de toepassing plannen Fase 4: het actieplan toepassen en opvolgen
¾ Het belang van de planning Men moet bijzondere aandacht besteden aan het plannen van de uitvoering van het actieplan omdat dat de communicatie verbetert, de synergie tussen de partners bevordert en de resultaten*, de prestaties en het optimale gebruik van de hulpmiddelen verbetert. Een goede planning van het actieplan verankert het partnerschap in de realiteit waardoor het meer wordt dan een eenvoudige principeverklaring. Instrument 7 op pagina 149 stelt een presentatiemodel van het actieplan voor dat helpt om de essentiële onderdelen van de planning te visualiseren. ¾ De evoluerende aard van het actieplan Het proces dat in dit handboek wordt voorgesteld lijkt lineair, om het gemakkelijker leesbaar te maken, maar men moet het schema in bijlage 2 in gedachten houden dat aan de evoluerende aard van het plan herinnert. Het actieplan bestaat uit een aantal onderling verbonden dimensies, waarbij elke dimensie de andere beïnvloedt. Het actieplan mag niet worden gezien als een momentopname van een gegeven toestand of een unieke gebeurtenis. Het kan samen met de behoeften evolueren. De samenvatting op pagina 145 toont de toepassing en de relatie tussen alle elementen waaruit het actieplan bestaat. Deze logische volgorde gidst de actie en men hoort ernaar te verwijzen telkens als men een bijkomend element in overweging neemt.
119
¾ De onbedoelde effecten van acties Bovendien kunnen sommige acties leiden tot de verplaatsing van prostituees of verslaafden, tot ontevredenheid bij de omwonenden of tot nieuwe vormen van overlast. Een soort overlast aanpakken schept soms andere overlast. Men zou hier eveneens moeten overgaan tot het herhaaldelijk aanpassen van het actieplan, op basis van de beoordeling van de effecten van een actie of de nieuwe toestand. Het is in dit opzicht uitermate belangrijk dat men bij het opstellen van het plan dit mogelijk averechtse effect op de maatschappelijke overlastin overweging neemt. De partners zullen er dus voor moeten waken om verplaatsingen van prostituees of verslaafden te voorkomen of te beperken waardoor eveneens de mogelijke verplaatsing van de overlast die hun activiteiten meebrengen, wordt aangepakt.
120
1ste fase: het plaatselijke comité bijeenroepen
1.1. De mobilisatie van de partners opnieuw bekrachtigen Deze fase die verband houdt met het opstellen van de diagnostiek en zijn goedkeuring door de partners, kan zich daarvan onderscheiden vanwege de samenstelling van het plaatselijke comité. Zoals eerder werd aangegeven zullen, naargelang de fase waarin het proces zich bevindt, de leidinggevenden van de ledenorganisaties of hun vakmensen en de veldactoren in het plaatselijke comité zetelen. Het uitwerkingsproces van de diagnostiek zal gemakkelijker eerstelijnsactoren samenbrengen met andere specialisten die in hun organisatie belast zijn met het vergaren van gegevens. De bekrachtiging van de diagnostiekresultaten gaat duidelijk uit van de leidinggevende instanties. Dit actorenniveau moet worden betrokken bij de eerste uitwisselingen in verband met de uitwerking van het actieplan om de voornaamste krachtlijnen ervan te omschrijven. Vervolgens kan de beschrijving van de operationele doelstellingen of maatregelen worden voorbereid door een plaatselijk comité dat bestaat uit actoren die op het terrein optreden. Het vastleggen van de middelen en het aannemen van het plan zullen opnieuw de beslissingnemers van elk lid van het plaatselijk comité mobiliseren. 1.2. Een coördinator voor het actieplan aanstellen Net zoals voor de diagnostiek, berust ook het opstellen van het actieplan op het aanduiden van een coördinator door het plaatselijke comité, de 'spil' van het partnerschap. In de meeste gevallen zal het gaan om de coördinator die belast was met de diagnostiek maar indien een plaatselijk comité voor deze taak een persoon met een eerder technisch profiel aanstelde, wat voor de taken van de diagnostiek noodzakelijk leek, kan men iemand anders vragen om de uitwerking van het actieplan te coördineren. De concretisering van het actieplan vloeit voort uit de samenwerking tussen alle leden van het plaatselijke comité en de rol van de coördinator zal hier eerder bestaan uit het beheren en opvolgen. Tijdens de uitwisseling tussen de drie steden werd het duidelijk dat een coördinator die zich specifiek aan het opstellen van een actieplan wijdt ideaal is. Op basis van de grootte van het betrokken gebied en met de hulpmiddelen die aan deze fase werden toegewezen, is een dergelijke exclusiviteit helaas niet altijd mogelijk. Zelfs als de aangestelde persoon zich niet uitsluitend met het actieplan kan bezighouden, is het nog steeds onmisbaar dat men een dergelijke persoon identificeert.
121
2de fase: het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan omschrijven Op basis van alle problematische situaties die in de diagnostiek aan het licht kwamen, identificeert en focust het plaatselijke comité op de situaties die prioritair zullen worden behandeld, in functie van de criteria die de partners, die soms uiteenlopende belangen hebben, gezamenlijk hebben omschreven. In heel wat opzichten kunnen alle situaties prioritair lijken voor het plaatselijke comité. In plaats van het actieplan vanaf het begin en bloc door te voeren en meerdere projecten uit te voeren, waarvan sommige niet noodzakelijk de verhoopte resultaten* zullen opleveren, is het aanbevolen om het actieplan in fasen uit te voeren. Omdat bepaalde districten reeds kwetsbaar zullen zijn, moeten ze niet overbelast worden door de acties die men er wil ondernemen; het zou de stigmatisering verergeren, het aantal gesprekpartners vermeerderen en de interventies minder begrijpelijk maken. Uit de diagnostiek, vooral uit het algemene profiel en dat van de hulpmiddelen, diensten en projecten kan men de geschiedenis van het district aflezen, de indicatoren van de ‘achterstand’ en de armoede, de huidige projecten en hulpmiddelen in het district. Zo kan men met deze informatie de taken van bestaande structuren laten evolueren.
122
2.1. De doelstellingen van het actieplan De algemene oriëntatie* van het actieplan zal hier uiteraard een antwoord bieden op de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie. Het is op basis van deze algemene oriëntatie dat de strategische* en operationele* doelstellingen moeten worden omschreven. Het formuleren van de doelstellingen is een cruciale fase in de uitwerking van het actieplan, ze vormen er de kern van. De doelstellingen vloeien rechtstreeks voort uit de probleemsituaties en de informatie in de diagnostiek. Ze staan voor wat gedaan moet worden opdat de probleemsituatie zou veranderen. Een strategische doelstelling leidt tot meerdere operationele doelstellingen. De formulering van deze laatste moet een actiewoord bevatten (wat gedaan zal worden), de tijdsperiode en de kwantitatieve elementen van de actie (een cijfer dat doel wordt genoemd). Naargelang de aard van de doelstellingen, kan men ook het precieze actieterrein aanduiden. Met de identificatie van de operationele doelstellingen kan men eveneens precies aangeven welk acties men moet ondernemen. Men moet er dus zeker van zijn dat deze doelstellingen haalbaar zijn, dat men ze kan uitvoeren en dat het plaatselijke comité de eventuele neveneffecten heeft bestudeerd. De voorbeelden hierna verduidelijken de omschrijving van strategische en operationele doelstellingen.
123
Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden Strategische doelstelling 1: vermindering van het aantal achtergelaten naalden Operationele doelstellingen: 1.1. voor april 2007 op de volgende plaatsen 5 recuperatiebakken voor naalden plaatsen: x in gezondheidscentrum XYZ, en x in centrum ABC 1.2. voor maart 2007 een schoonmaakploeg bestaande uit 5 personen samenstellen die de straten reinigt 1.3. voor juli 2008 een uitwisselprogramma voor naalden vestigen; het vaste punt zal apotheek Alfa zijn Dit is uiteraard een heel eenvoudig voorbeeld dat aan de lokale toestand en middelen moet worden aangepast. Als de plaats al een inrichting en een voorziening voor de recuperatie van naalden heeft, maar als het probleem met de achtergelaten naalden niet verdwijnt, zullen de acties een ander karakter moeten hebben. Misschien is het beter om de manier waarop men de cliënten bereikt opnieuw te bekijken, de vestigingsplaats van de voorzieningen te analyseren en te herbekijken, vooral als de cliënten zich verplaatsen, dan een programma voor het uitwisselen van naalden te organiseren, enz. Er komt dus heel wat analyse- en denkwerk aan te pas voor men een actieplan uitwerkt. Daarom is het belangrijk om te verwijzen naar de informatie in de diagnostiek in verband met de middelen die in het district beschikbaar zijn.
Voorbeeld 2: De problematiek van de relaties tussen de bewoners en prostituees Strategische doelstelling 2: Vrede bewerkstelligen tussen Deltastraat.
de
bewoners
en
prostituees
in
de
Operationele doelstellingen: 2.1 De bewoners van de Deltastraat informeren over de plaatselijke prostitutietoestand (informatie, opheldering, strijd tegen de stigmatisering van prostituees). 2.2 De prostituees in de Deltastraat sensibiliseren voor de gevolgen die bepaald gedrag op hun relaties met de bewoners kan hebben.
124
2.3 De indeling en de verlichting in de Deltastraat verbeteren om plaatsen die gunstig zijn voor onbetamelijk gedrag te doen verdwijnen.
2.2. Het doelpubliek De doelstellingen moeten eveneens nauwkeurig het doelpubliek vermelden, de groep personen op wie de actie is gericht. Dit doelpubliek moet op voorhand worden bepaald opdat de acties die men in antwoord op de operationele doelstellingen uitvoert, de actiemiddelen en de communicatie aangepast zouden zijn. Het kan gaan om: -
-
Prostituees of verslaafden die aan de basis van de overlast zouden liggen (opname, repressie, sensibilisering voor de gevolgen van bepaald gedrag, mobilisatie en zelfs deelname aan de acties...); De bewoners, handelaars, schoolkinderen die zich als slachtoffer van de overlast beschouwen (informatie, sensibiliseringsacties, mobilisatie...); De plaatselijke actoren (gemeentepersoneel, de optredende partijen enz.) die een rol te vervullen hebben in het verminderen van de maatschappelijke overlast(vorming, mobilisatie, coördinatie…).
Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden Doelpubliek: verslaafden Voorbeeld 2: de problematiek van de relaties tussen bewoners en prostituees Doelpubliek: de bewoners en de prostituees
125
2.3. De actiemiddelen Alle activiteiten en middelen die nodig zijn voor de uitvoering van elke operationele doelstelling, moeten als actiemiddel worden vermeld: uit te voeren activiteiten, materiële middelen, financiële en menselijke hulpbronnen… instrument 7 op pagina 149 geeft een presentatiemodel van een actieplan weer. De inschrijving in het actieplan van de budgetten die voor de uitvoering van de doelstellingen werden toegewezen, bevestigen het engagement van de partners. Het is wel degelijk de bedoeling dat men middelen vrijmaakt om het hoofd te bieden aan een situatie die als prioritair wordt beschouwd. De erkenning van de prioritaire aard en het engagement van de partners leiden uiteraard tot het vrijmaken van de middelen die voor dit streven nodig zijn. Er bestaat zoiets als een ‘vermeerderend’ effect van middelen: als een van de partners toereikende middelen vrijmaakt, toont hij daarmee zijn vastberadenheid en zet hij op die manier anderen aan om hetzelfde te doen. Het is eveneens belangrijk om erop toe te zien dat meerdere partners zich engageren, en niet altijd dezelfde, rekening houdende met de omvang van de middelen die eenieder tot zijn beschikking heeft. Ongeacht hoe sterk het engagement van de partners is, de beschikbare middelen blijven binnen bepaalde grenzen. De stap op zich schept hoge verwachtingen, maar de partners moeten erop toezien dat er een realistisch actieplan wordt uitgewerkt dat rekening houdt met hun werkelijke middelen. Actiemiddelen beantwoorden nochtans niet aan een vaste omschrijving. Ook daar kan de onderlinge samenhang van de stap leiden tot aanpassingen tijdens de uitvoering. Men moet erop letten dat de inspanningen verdeeld worden onder de partners van het plaatselijke comité; een te groot of te laat ontdekt onevenwicht kan de noodzakelijke consensus tenietdoen.
126
Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden Strategisch doel 1: Operationele doelstellingen:
Vermindering van achtergelaten naalden Voorbeelden van actiemiddelen
1.1. voor april 2007 op de volgende plaatsen 5 recuperatiebakken voor naalden installeren: x in gezondheidscentrum XYZ, en x in centrum ABC
1.1.1. Materiaal aanschaffen 1.1.2. De dienst die verantwoordelijk is voor het installeren van de bakken identificeren 1.1.3. De nodige vergunningen verkrijgen 1.1.4. De bakken in de aangeduide centra plaatsen 1.1.5. de dienst identificeren die verantwoordelijk is voor het leegmaken van de bakken 1.1.6. een procedure opstellen voor het wegwerpen van de naalden 1.1.7. een communicatieplan opstellen om het doelpubliek te informeren
1.2. voor maart 2007 een schoonmaakploeg bestaande uit 5 personen samenstellen die de straten reinigt
1.2.1. een coördinator aanstellen 1.2.2. schoonmakers aanwerven 1.2.3. de schoonmakers aanleren hoe ze met gebruikte naalden moeten omgaan 1.2.4. de meest problematische plaatsen aanduiden (cartografie) 1.2.5. de werkfrequentie van de schoonmaakploeg vastleggen in functie van de waarnemingen van de partners
1.3. voor juli 2008 een uitwisselprogramma voor naalden vestigen: het vaste punt zal apotheek Alfa zijn
1.3.1. een planning en de educatieve informatiemodaliteiten vastleggen voor de partners die zich geëngageerd hebben 1.3.2. het personeel van apotheek Alfa opleiden 1.3.3. recuperatiebakken voor gebruikte naalden aanschaffen 1.3.4. een protocol voor de uitwisseling van naalden opstellen 1.3.5. nieuwe naalden aankopen 1.3.6. een opvolgingsprocedure opstellen 13.7. een communicatieplan opstellen voor het doelpubliek
127
Voorbeeld 2: de problematiek van de relaties tussen bewoners en prostituees Strategische doelstelling 2
De vrede herstellen tussen de bewoners en prostituees in de Deltastraat
Operationele doelstellingen:
Voorbeelden van actiemiddelen
2.1. De bewoners van de Deltastraat informeren over de plaatselijke prostitutietoestand (informatie, opheldering, strijd tegen de stigmatisering van prostituees).
2.1.1. gegevens vergaren over de prostitutie en de aangebrachte oplossingen 2.1.2. informatiedocumenten ontwerpen 2.1.3. de bevragingsstructuren van de bewoners identificeren (wijkcomité, bewonersverenigingen, andere verenigingen). 2.1.4. uitwisselings- en sensibiliseringsvergaderingen organiseren in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de gemeenschapsinstellingen 2.2.1. de bestaande contactpunten met prostituees inventariseren 2.2.2. een communicatieplan opstellen in verband met de gezondheidsdiensten en gemeenschapsinstellingen 2.2.3. informatiedocumenten ontwerpen 2.2.4. het communicatieplan aanwenden 2.3.1. inventaris opmaken van de plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van onbetamelijke handelingen (bestudering van de klachten, vaststellingen van de exploratiewandelingen enz.) 2.3.2. een planning voor de uitvoering van de werken opstellen 2.3.3. een communicatieplan over deze plannen opstellen 2.3.4. werken uitvoeren
2.2. De prostituees in de Deltastraat sensibiliseren voor de gevolgen die bepaald gedrag op hun relaties met de bewoners kan hebben.
2.3. De indeling en de verlichting in de Deltastraat verbeteren zodat plaatsen die geschikt zijn voor onbetamelijk gedrag verdwijnen
2.4. De thema’s van de communicatie rond het actieplan Communicatie zal in de uitvoeringsfase van het actieplan opnieuw een belangrijke rol spelen. Het is dus noodzakelijk om dat vanaf de uitwerking van het actieplan te voorzien.
128
Een actieplan opstellen betekent niet dat men een grote mediacampagne overweegt maar uitwisselingen met de bewoners voorziet en hen sensibiliseert voor de behandelde problemen en de acties die werden ondernomen om ze te verhelpen. Anderzijds helpt het communicatieplan eveneens en vooral om er zeker van te zijn dat de personen voor wie de actie bedoeld is er wel degelijk van op de hoogte zijn. Ten slotte is dit een gelegenheid voor de partners om een gezamenlijke boodschap uit te werken die hun eensgezindheid aantoont. Het communicatieplan moet dus nauwkeurig de informatie die men doorgeeft en de verspreidingsmethoden vermelden. Het is ook wenselijk dat men schat hoeveel personen men wil bereiken en de interventieplaatsen. Deze inlichtingen beïnvloeden het soort communicatie dat men moet gebruiken en de werkplanning. Ze kunnen eveneens een indicator* voor de opvolging en het resultaat vormen. De deelnemers aan het uitwisselingsprogramma tussen de steden beklemtonen dat het belangrijk is om voor sommige projecten specifieke communicatieplannen op te stellen die bedoeld zijn om de genomen initiatieven bekendheid en een meerwaarde te geven. Ze kunnen een communicatiefase voor het project en een communicatiefase na de inplanting van het project omvatten. Communicatie is hier een actiemiddel. Sommige maatregelen vereisen namelijk dat men er voor en tijdens de uitvoering op toereikende manier over communiceert om te vermijden dat ze worden verworpen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor plaatsen waar men naalden kan inwisselen of in sommige landen voor centra voor druggebruik. Rekening houdend met de angsten en de bezorgdheid die dergelijke projecten gewoonlijk bij de bewoners teweegbrengen, moet men voor de vestiging met hen communiceren om hen het project uit te leggen, hen voorbeelden uit andere steden te geven, hen gerust te stellen enz. Het kan bovendien interessant zijn om het standpunt te vernemen van mensen die al jaren in de nabijheid van een gebruikscentrum wonen. Na de inplanting moet men de vestiging met de bewoners opvolgen om de toestand te evalueren.
129
Het is nochtans niet altijd opportuun om rechtstreeks over een project te communiceren voor het wordt uitgevoerd. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de plaatsing van recuperatiebakken voor vuile naalden, in het bijzonder over de locatie. De communicatie op voorhand zal dus eerder over aansluitende onderwerpen gaan, zoals de risico's op besmetting met HIV-AIDS en de manier waarop dat gebeurt. De actie wordt vervolgens na de toepassing openbaar gemaakt, zonder dat men de locatie van de bakken nadrukkelijk noemt. De communicatie moet bovendien uitgaan van een wettelijke autoriteit die in staat is om zich tot de bevolking te richten. Mededelingen in de media gebeuren bijvoorbeeld het vaakst door politici. Bij de uitwerking van het communicatieplan zal men bijzondere aandacht moeten besteden aan mogelijk averechtse effecten van de communicatie. Enerzijds moet men oppassen voor sensatie en anderzijds moet men ervoor zorgen dat de communicatie niet tot resultaten leidt die het omgekeerde zijn van wat ze bedoelden. Het is bijvoorbeeld wenselijk om op de gewone manier te communiceren over de thema’s of de activiteit van een dienst of een instelling, voor men een specifieke actie onderneemt. Daardoor zal de communicatie die specifiek over deze actie handelt relatief minder vooroordelen opwekken die met het thema en sensatie samenhangen. Men moet er zich ten slotte van bewust zijn dat communicatie, ondanks deze voorzorgen, tot ongerustheid bij de bewoners kan leiden. Communicatie blijft hoe dan ook nodig en moet daarom over een thema handelen dat breder is dan de specifieke actie om de bevolking te informeren over het bestaan van de partnercoalitie, zonder zich de actiemiddelen te ontzeggen waartoe men heeft besloten. Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden In het geval van de operationele doelstelling ‘het plaatsen van recuperatiebakken voor naalden’, moeten de personen die injecteerbare drugs gebruiken, deze bakken kunnen vinden. Men moet dus in het actieplan vermelden hoe men hen kan bereiken (in dit voorbeeld: via een document dat men aan straathoekwerkers overhandigde, aan hulporganisaties voor verslaafden, aan instellingen uit het verenigingsleven, enz.)
130
2.5 De indicatoren* De indicatoren voor het behalen van de doelstellingen kunnen evenzeer over elementen van kwalitatieve aard gaan, zoals de tevredenheidgraad van bewoners, prostituees of verslaafden, de betrokkenheid en de deelname van de partners als over kwantitatieve elementen (rendabiliteit, kostenverlaging, middelen). Er wordt voor elke indicator een doel, ofwel een kwantitatief resultaat gepreciseerd waarmee men bij de opvolging en de evaluatie het verschil tussen de voorspelde en behaalde resultaten kan analyseren. Deze doelen zijn van verschillende aard: -
hoeveelheid (graad, aantal, ratio, enz.),
-
kwaliteit (tevredenheid, beschikbaarheid van de diensten, enz.),
-
bedrag (kostprijs), de tijd (termijn, frequentie, wachttijd).
Zo kan een enkele doelstelling verscheidene indicatoren hebben. Als men per doelstelling minstens twee indicatoren aangeeft, en indien mogelijk drie, kan men daarmee de resultatenanalyse verrijken. Hoe hoger het aantal indicatoren van een bepaalde doelstelling, des te gemakkelijker de analyse van dit project verloopt en des te overtuigender de resultaten* zullen zijn.
131
Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden Strategische doelstelling 1:
Vermindering van het aantal achtergelaten naalden
Operationele doelstellingen
Indicatoren
1) voor april 2007 vijf recuperatiebakken voor naalden op de volgende plaatsen installeren: x in gezondheidscentrum XYZ en x in ABC centrum
Doel
Aantal geïnstalleerde bakken
5
% geïnstalleerde bakken Aantal personen die over de installatie van de bakken werden ingelicht (deze indicator legt eveneens een link naar de efficiëntie van het communicatieplan) Aantal gerecupereerde naalden (in totaal en per bak, maandelijks, jaarlijks) % gerecupereerde naalden Evolutie in de bezoeken aan de rand van de bakken Tevredenheidsgraad van het doelpubliek De indruk van de bewoners na de installatie van de bakken Toegewezen budget voor aankoop van de bakken Eventuele vernielingen van de bakken na x maanden
100 % Gewenst aantal
Gewenst aantal 10 %
Te ramen 0
Voorbeeld 2: de problematiek van de relaties tussen bewoners en prostituees Strategische doelstelling 2: Operationele doelstellingen Operationele doelstelling: 2.1. De bewoners in de Deltastraat inlichten over de plaatselijke prostitutiesituatie (informatie, opheldering, strijd tegen de stigmatisering van prostituees)
De vrede herstellen tussen de bewoners en prostituees in de Deltastraat Indicatoren Budget gerespecteerd ja/neen Aantal vergaderingen met bewoners Aantal aanwezige personen
Doel Toegewezen budget Voorzien aantal Voorzien aantal
Perceptie van de bewoners Perceptie van de prostituees
132
Perceptie van de instellingen
133
3de fase: de uitvoering plannen
3.1. De projectverantwoordelijken identificeren In deze planningsfase moet men alle ‘projectverantwoordelijken’ aanduiden, namelijk degenen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van elke actie die in het plan wordt voorzien. Er moet voor elke actie een verantwoordelijke worden geïdentificeerd, zelfs als dat de betrokkenheid van meerdere partners impliceert. Men moet vermijden dat sommige partners overbelast worden en ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheden die aan de leden worden toegewezen hun competentieveld respecteren. Zoals eerder gezegd mag het partnerschap niet leiden tot verwarring over de rollen en de identiteiten van de actoren. De projectverantwoordelijken leiden de uitvoering van de actie, mobiliseren de nodige actoren en leggen namens de verschillende betrokken partners rekenschap af aan het plaatselijke comité over de vorderingen van het project. Hun identificatie is onmisbaar voor een goed verloop van het actieplan. Ze moeten in staat zijn om te reageren: de vertegenwoordiger van een organisatie die bekwaam is om de actie uit te voeren, toereikend hiërarchisch niveau, gemakkelijk toegankelijk voor de partners… 3.2. De planning opstellen De termijnen moeten juist en redelijk zijn en rekening houden met de eisen van de donateurs en de belemmeringen die eigen zijn aan het betrokken zijn van meerdere partners.
134
De coördinator van het gehele actieplan is verantwoordelijk voor het updaten en opvolgen van de planning. Sommige actiemiddelen zullen een groot verschil opleveren tussen de voorziene tijd en de realisatietijd. Het is dus sterk aangewezen om beheermiddelen op maat uit te werken en alle informatie voortdurend op een pc op te slaan. Dat vergemakkelijkt de uitvoering van het actieplan. De uitvoeringsplanning moet het volgende bevatten: -
-
de eigenlijke realisatiefasen van de acties; de tijd die nodig is voor overleg; de geschatte termijnen die door externe actoren worden aangegeven (bijvoorbeeld een aanvraag voor financiering bij een nationale instelling); de belemmeringen, in termen van termijnen, die eigen zijn aan de interne werking van alle partnerorganisaties.
Een realistische planning die periodiek wordt herzien om haar soepeler te maken, vormt een evaluatiebasis van de procedures en is nuttig voor de beoordeling van de resultaten van het plan.
135
4de fase: het actieplan toepassen en opvolgen
Alle projectverantwoordelijken staan in voor de toepassing van het actieplan, de coördinator voor de opvolging van het geheel.
4.1 Het schema voor beheer en beslissingsopvolging Men kan verschillende instrumenten voorstellen om de toepassing te vergemakkelijken, waaronder een verificatielijst en een schema voor het beheer en de beslissingsopvolging, respectievelijk te vinden op de steekkaarten van de instrumenten 6 en 8 op pagina 147 en 151. De lijst dient om de toepassing van de actie voor te bereiden en kan nuttig zijn als ondersteuning voor een subsidieaanvraag. De tweede zou regelmatig en constant gebruikt moeten worden door de coördinator. Het schema voor beheer en beslissingsopvolging laat toe om de staat en het gebruik van de middelen (menselijke, materiële en financiële) te meten, af te bakenen en op te volgen, evenals het verloop van de activiteiten, de verkregen resultaten en de vooruitgang. Het focust eveneens op de oorzaken en factoren en de bijsturende acties die nodig zijn om de acties uit te voeren. De steekkaart van instrument 8 op pagina 151 geeft een model voor dit schema. Het schema voor beheer en beslissingsopvolging heeft verschillende functies: - Waarschuwingsfunctie: het toont duidelijk de tendensen en de grote afwijkingen en werkt als een alarmsysteem inzake ongewenste afwijkingen. -
Het zet aan tot bevraging: samen met dit alarmsysteem, geeft het aan dat het noodzakelijk is om een meer diepgaande analyse te doen en om contact op te nemen met de verantwoordelijken.
136
-
Verantwoording: laat toe om de donateurs en de andere partners te tonen hoe de fondsen die in de projecten werden geïnvesteerd evolueren en maakt de evaluatie die erop volgt geloofwaardiger.
-
Communicatie- en motivatiefunctie: bevordert het uitwisselen van informatie tussen de partners van het plaatselijke comité en stimuleert discussies over de projecten. Zelfs als doelstellingen niet worden bereikt, kan men dat via de gebruikte indicatoren beter in een context plaatsen, vandaar dat ze belangrijk zijn.
-
Opvolgfunctie: de succesfactoren en de oorzaken van mislukking analyseren en acties noteren die men moet ondernemen om bij te sturen. Op de langere termijn kan dit instrument worden vergeleken met een geheugen voor succesvolle projecten, de moeilijkheden die men ondervond en de gekozen oplossingen.
4.2. De resultaten* van het actieplan en de evaluatie van de efficiëntie Voor men tot de eigenlijke evaluatie overgaat, worden de resultaten van het actieplan onderzocht. Met ‘resultaten’ bedoelt men de beoordeling van de uitvoering van de maatregelen die het actieplan voorzag zoals ze op het schema voor beheer en beslissingsopvolging voorkwamen. Via de eerste balans kan men: -
-
De termijnen en de efficiëntie van de toegepaste maatregelen beoordelen, Eventuele tekorten in het partnerschap identificeren, Een onderscheid maken tussen de uitvoeringsmoeilijkheden die te wijten waren aan de competenties van de leden van het plaatselijk comité en die van andere actoren, Bijsturende maatregelen voorstellen die nodig zijn voor het actieplan, zelfs het diagnostiekproces gedeeltelijk of volledig terug opstarten of een meer specifieke evaluatiemaatregel vragen voor een deel van het programma.
137
Het resultatenonderzoek vormt een onderdeel van de actiecyclus en de instrumenten voor opvolging moeten snelle en periodieke evoluties en bijsturingen bevorderen. De evaluatie zelf vereist dat men meer afstand neemt.
138
Samenvatting Overzicht van het hele actieplanproces7 Voorbereidende fase Fase 1 Het plaatselijke comité bijeenroepen - de samenwerking en de deelname van de leden van het plaatselijke comité nogmaals opwaarderen; - nieuwe partners identificeren; - een coördinator voor het actieplan aanstellen. Uitwerken van het actieplan Fase 2 Het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan omschrijven - Strategische en operationele doelstellingen omschrijven, de doelgroepen en de middelen om ze te bereiken; - voor elke operationele doelstelling de middelen identificeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van elke actie; - de indicatoren en de te bereiken doelen vastleggen; - een algemeen communicatieplan en/of meer specifieke communicatieplannen opstellen; Fase 3 De toepassing plannen - de projectverantwoordelijken identificeren; - de planning opstellen Toepassing van het actieplan Fase 4 - een schema voor beheer en beslissingsopvolging uitwerken; - de geplande acties uitvoeren; - de toepassing controleren; - de obstakels evalueren en de acties bijsturen; - rekenschap afleggen over de resultaten. Indien noodzakelijk, acties bijsturen
7
Gebaseerd op ‘Guide d’orientation sur l’élaboration de plans d’action pour la gestion rationnelle des produits chimiques , document d’orientation’, UNITAR, april 2005, pagina 4
139
Instrument 6 Het actieplan: verificatielijst
Uitvoeringsfase van het actieplan
Voorbereidende fase
Diagnostiek: herhaling
Aan te kruisen
Consensus over de resultaten van de diagnostiek Identificatie van alle problemen op basis van de diagnostiek Plaatselijke comité Nogmaals de samenwerking tussen de leden van het plaatselijke comité bekrachtigen Nagaan of alle competentievelden aanwezig zijn: Politie Justitie Gezondheid Verenigingsleven Onderzoeksmilieu Scholen Gemeente Andere… Coördinator Het aantal uren schatten dat nodig is voor de coördinatieopdracht Een coördinator aanstellen om de acties op te volgen, ontmoetingen te plannen en documenten te updaten Doel, reikwijdte en elementen van het actieplan Identificatie van de prioritaire problemen De strategische doelstellingen preciseren voor elke probleemsituatie die in het actieplan werd opgenomen De operationele doelstellingen preciseren (vloeien voort uit de strategische doelstellingen; worden geformuleerd met een actiewoord) Met voor elke doelstelling: de doelgroep De lijst met actiemiddelen Identificatie van de financiële middelen Algemeen communicatieplan en plan voor specifieke projecten Indicatoren en doelen (minstens 2 indicatoren per doelstelling, en 3 indien mogelijk)
Te doen in het plaatselijke comité
Aan te kruisen
Opletten voor averechtse effecten van de operationele doelstellingen
Met name voor projecten die de cliënten moeten kennen en voor projecten die angst en bezorgdheid teweegbrengen
140
Toepassingsfase van het actieplan
Uitwerkingsfase van het actieplan (vervolg)
Het actieplan: verificatielijst – vervolg Planning van de uitvoering van het actieplan
Aan te kruisen
Identificatie van de projectverantwoordelijken: toewijzen van ieders rol en verantwoordelijkheden Opstellen van de actieplanning die het volgende moet omvatten: Uitvoeringsfasen Tijd nodig voor overleg Geschatte termijnen omwille van externe partners Belemmeringen, qua termijnen, eigen aan de interne werking van iedere organisatie
Toepassing, opvolging en evaluatie van het actieplan Uitwerken van een schema voor beheer en beslissingsopvolging Toepassing van de geplande acties: inplanting van het actieplan Controle en evaluatie van de toepassing Bijsturen van de acties, op grond van de ondervonden hindernissen en grenzen Rekenschap afleggen over de resultaten
Aan te kruisen
141
Instrument 7 Presentatiemodel van een actieplan Strategische doelstelling 1: verminderen van achtergelaten naalden Doelpubliek: verslaafden OPERATIONELE ACTIEMIDDELEN INDICATOREN EN DOELEN DOELSTELLINGEN
1.1. Voor april 2007 vijf recuperatiebakken voor naalden op de volgende plaatsen installeren: x in gezondheidscentrum XYZ en x in centrum ABC
1.1.1. Materiaal aanschaffen (termijn opnemen in de planning) 1.1.2. De dienst die verantwoordelijk is voor het installeren van de bakken identificeren 1.1.3. De nodige vergunningen verkrijgen (termijn opnemen in de planning) 1.1.4. De bakken in de aangeduide centra plaatsen 1.1.5. de dienst identificeren die verantwoordelijk is voor het leegmaken van de bakken 1.1.6. een procedure opstellen voor het wegwerpen van de naalden 1.1.7. een communicatieplan opstellen om het doelpubliek te informeren
- Aantal geïnstalleerde bakken: 5 - % geïnstalleerde bakken: 100 % - aantal gerecupereerde naalden (in totaal, per bak, maandelijks, jaarlijks) - aantal geïnformeerde personen - tevredenheidgraad prostituees of verslaafden - indrukken van de bewoners na installatie van de bakken - budget toegekend voor de aankoop van de bakken (nageleefd ja/neen) - vernielde bakken na x maanden
1.2. Voor maart 2007 een ploeg van 5 personen samenstellen voor schoonmaken van straten
1.2.1. een coördinator aanstellen 1.2.2. schoonmakers aanwerven (termijn in de planning opnemen) 1.2.3. de schoonmakers
- samenstelling van een werkende ploeg ja/neen - aantal personen in ploeg: 5 - aantal gerecupereerde
ACTIEVERANTWOORDELIJKEN EN PARTNERS - Gezondheidsdiensten - gemeenschapsinstellingen - gemeentediensten
- gemeentediensten - gemeenschapsinstellingen
TERMIJN April 2007
Maart 2007
142
aanleren hoe ze met de naalden moeten omgaan 1.2.4. de meest problematische plaatsen aanduiden (cartografie) 1.2.5. de werkfrequentie van de schoonmaakploeg vastleggen in functie van de waarnemingen van de partners 1.3. voor juli 2008 een uitwisselcentrum voor naalden vestigen: het vaste punt zal apotheek Alfa zijn
1.3.1. een planning en de educatieve informatiemodaliteiten vastleggen voor de partners die zich geëngageerd hebben 1.3.2. het personeel van apotheek Alfa opleiden 1.3.3. opvangbakken voor gebruikte naalden aanschaffen 1.3.4. een protocol voor de uitwisseling van naalden opstellen 1.3.5. nieuwe naalden aankopen 1.3.6. een opvolgingsprocedure opstellen 13.7. een communicatieplan opstellen voor het doelpubliek
naalden - tevredenheidgraad doelgroep - indruk van de bewoners - schoonmaakfrequentie - kwaliteit van de uitrusting - aantal ongevallen - aantal ontslagen - aantal opleidingsuren - aantal gerecupereerde naalden - aantal uitgedeelde naalden - aantal opgeleide personen - aantal geïnformeerde personen - aantal incidenten
- Gezondheidsdiensten - gemeenschapsinstellingen - gemeentediensten
Juli 2008
143
Instrument 8 Presentatiemodel van een schema voor beheer en beslissingsopvolging OPERATIONELE 1 1.1. Voor april 2007 vijf opvangbakken voor naalden op de volgende plaatsen installeren: x in gezondheidscentru m XYZ en x in centrum ABC
ACTIEMIDDELEN
DOELSTELLING
Actieverantwoor delijke: gezondheidsdienste n
VERANTWOORDELIJ
TERMIJN
KE
INDICATOREN
TOESTAND
OORZAKEN/FACTOR
BIJSTUREND
/ DOEL Toegewezen budget
VD ACTIE
EN
E ACTIE
1.1.1. Materiaal aanschaffen 1.1.2. De dienst verantwoordelijk voor installatiebakken identificeren 1.1.3. De nodige vergunningen verkrijgen
Gezondheidsdienst
Maart 2007
Technische dienst gemeente
Maart 2007
Juridische dienst gemeente
April 2007
1.1.4. Bakken in aangeduide centra plaatsen
Technische dienst gemeente
April 2007
1.1.5. Dienst identificeren die verantwoordelijk is voor het leegmaken van de bakken 1.1.6. Procedure voor wegwerpen naalden opstellen 1.1.7.
Gezondheidsdienst
Maart 2007
Uitgevoerd
Gezondheidsdienst
Maart 2007
Loopt
Gezondheidsdienst
Maart
Uitgevoerd Uitgevoerd
Aantal vergunninge n Termijn voor verkrijgen 5 geïnstalleerd e bakken % geïnstalleerd e bakken
Aantal
Loopt
Vertraging instructies van nationale instelling
Verwacht
Wachten op vergunning
loopt
Regelmatig contact met nationale instelling
Verificatie verzekeringpolisse n voor betrokken personeel Documentatie bij
144
communicatieplan opstellen voor informatie verslaafden WAARNEMINGEN Andere indicatoren:
Gemeentelijke 2007 personen communicatiediens door t communicati gemeenschapsinst e bereikt ellingen Aantal gerecupereerde naalden (in totaal, per bak, maandelijks, jaarlijks) Evolutie van het bezoek aan de rechtstreekse omgeving van het park
de drukker
Tevredenheidsgraad van doelgroep Indrukken van de bewoners in de directe omgeving van de bakken Eventuele vernielingen van bakken na x maanden
145
Deel 3: De evaluatie
Inleiding
156
1ste fase: de evaluatievragen bepalen 2de fase: de indicatoren omschrijven en de gegevens vergaren 3de fase: de gegevens analyseren en de resultaten delen
162 166 172
Samenvatting
176
146
Inleiding Tegenwoordig eisen bijna alle donateurs, zowel plaatselijke, nationale als internationale, dat projecten worden geëvalueerd*. Dat kadert in twee evoluties: enerzijds hangt ze samen met veranderingen in het beheer van openbare financiën (accountability), en anderzijds met de wens om het succes van sociaal beleid en van veiligheid op het vlak van criminaliteit en het onveiligheidsgevoel beter te identificeren. Via een evaluatie, de laatste fase van de toepassing van een beleid inzake de bestrijding van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie, kan men zich van de relevantie, de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van de acties vergewissen door de veranderingen te analyseren en door de huidige situatie te vergelijken met de vroegere situatie. Vanwege het grote aantal factoren en oorzaken die aan de basis liggen van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie, stelt de evaluatie specifieke problemen: enerzijds de afbakening van de belangrijkste factoren en oorzaken van de problematiek die de actie rechtvaardigt, en anderzijds zich ervan vergewissen dat de vastgestelde impact op het verminderen van de overlast wel degelijk voortkomt uit de gevoerde acties en niet uitsluitend uit externe factoren. De evaluatie moet grondig zijn zonder dat ze daarom een langdradige methodologie behoeft. Op basis van de actiedoelstellingen moet het mogelijk zijn om de logische volgorde tussen de toegepaste middelen, de doelstellingen en de werkelijk uitgevoerde acties te reconstrueren. Daar ligt het verschil met een eenvoudige balans die alleen aandacht besteedt aan de resultaten en de uitvoering van de doelstellingen niet kwalitatief beoordeelt.
147
a.
Waarom evalueren?
In de Franstalige en Engelstalige literatuur vindt men heel wat manieren om de evaluatie te beschrijven en te presenteren. Algemeen gesproken leidt een retrospectieve evaluatie die in een formeel methodologisch en institutioneel kader plaatsvindt tot de beoordeling van de waarde van een actie, een project, een programma of een beleid8. Een evaluatie biedt heel wat voordelen. Ze kunnen in één zin worden samengevat: ‘de evaluatie: beter kennen om beter te beslissen’9, in verband met de opvolging van het actieplan of toekomstige interventies. De troeven van de evaluatie: - het beslissings- en planningsproces ondersteunen; - de middelen optimaliseren en de kwaliteit van de aangeboden diensten en middelen verbeteren; - waar nodig bijsturen; - de doeltreffendheid van het project analyseren; - goede praktijken ontwikkelen; - kennis nemen van onvoorziene resultaten (zowel negatieve als positieve); - het rekenschap geven vergemakkelijken (aanspreekbaarheid).
De resultaten van de evaluatie zijn zowel voor de actieverantwoordelijken als voor de donateurs bestemd. Hoewel de onderzochte domeinen kunnen verschillen – donateurs willen bijvoorbeeld nagaan welke de modaliteiten waren voor het vastleggen van de uitgaven – moet men in de twee gevallen toch dezelfde methodologie hanteren.
8 9
Direction générale de la Coopération internationale et du Développement, Guide de l’évaluation’, 2004, pag. 3 Idem, pag. 7
148
b.
Wanneer evalueren?
Het is mogelijk om drie evaluatiemomenten te identificeren waardoor men verslag kan uitbrengen over de diepgang van de interventie in overeenstemming met de tijd van de beslissingnemers: halfweg, aan het voorziene einde van het actieplan en ex-post. - De evaluatie halfweg, die een beetje lijkt op de opvolging van de actie, slaat op enkele beperkte velden van het actieplan of op tussentijdse doelstellingen. Men kan ze gebruiken om te beoordelen waar het project zich ten opzichte van het oorspronkelijke plan bevindt en de acties als gevolg van de bereikte resultaten en de waargenomen afwijkingen bijsturen. - De evaluatie aan het einde van de uitvoering van het actieplan. Rekening houdende met de soms kortstondige aard van bepaalde soorten overlast, zou de evaluatie van het totale actieplan niet lang na het voltooien van de acties moeten plaatsvinden, zelfs als sommige voorziene activiteiten of interventies op dat moment nog niet beëindigd zijn. Deze evaluatie heeft als voordeel dat men het actieplan in zijn geheel kan beoordelen. In dit handboek geven we de voorkeur aan dit evaluatiemoment om de methodologie uiteen te zetten. - De ex-post evaluatie gebeurt enkele jaren na het einde van het actieplan. Het is een evaluatie van de niet-geplande langetermijneffecten van het actieplan. De evaluatie wordt voorzien vanaf het moment dat men het actieplan ontwerpt. Dat is overigens de reden waarom er indicatoren in het actieplan worden opgenomen, zelfs als er na verloop van tijd andere kunnen bijkomen in functie van wat men via de evaluatie wil onderzoeken. Deze voorafgaande planning is nog belangrijker bij een ex-postevaluatie die lang na de oorspronkelijke mobilisatie van de partners plaatsvindt. c.
Wie evalueert?
¾ De interne evaluatie Door zo dicht mogelijk bij de actoren te blijven, biedt de interne evaluatie beter toegang tot informatie. De objectivering van de resultaten kan echter bemoeilijkt worden en soms aan striktheid inboeten. Dat euvel kan men beperken door ze met een strikte methodologie uit te voeren. Als de evaluatie intern gebeurt, is het wenselijk dat men een multisectoraal team samenstelt (uit het milieu van de gezondheid, de gemeente, verenigingen, politie enz.). Het gaat hierbij om het opnieuw samenstellen van een werkgroep die uit dezelfde soort partners bestaat als die bij de actie betrokken waren. 149
De interne evaluatie past eerder in een participerende stap waarbij de plaatselijke actoren de evaluatie samen uitvoeren om de resultaten beter te kunnen afstemmen. ¾ De externe evaluatie De externe evaluatie is gunstig voor de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de objectiviteit van de analyse en van de aanbevelingen, waardoor men een frisse kijk op de situatie krijgt. De externe evaluatie wint vaak aan geloofwaardigheid, met name bij donateurs. Totale objectiviteit kan nochtans niet worden gewaarborgd en externe evaluaties vallen dikwijls duur uit. De evaluator is bovendien minder bekend met het milieu waardoor hij meer moeite zal hebben om informatie te vergaren. Ten slotte ligt het minder voor de hand dat de plaatselijke actoren met de resultaten instemmen dan bij een interne evaluatie. Net zoals bij de uitvoering van de diagnostiek kan het interne team een beroep doen op externe specialisten om hen te helpen bij het ontwikkelen van instrumenten voor het vergaren van geschikte gegevens, om een databank te creëren of om de evaluatiegegevens te analyseren. Men kan ook studenten en stagiaires inschakelen om gegevens te vergaren. In het kader van dit handboek wordt er een vereenvoudigde methodologie voorgesteld die uit drie grote fasen bestaat: - de evaluatievragen omschrijven - de indicatoren bepalen - de resultaten analyseren
150
1ste fase: de evaluatievragen bepalen
De eerste fase bestaat uit het nauwkeurig bepalen van de verwachtingen ten opzichte van de evaluatie die de sterke en zwakke punten van een project zal aantonen. Het is dus aangewezen dat men bepaalt welke vragen de gegevensvergaring gaan richten. 1.1. Het soort evaluatie kiezen Een evaluatie uitvoeren vereist dat men zijn verwachtingen precies analyseert: wil men bijvoorbeeld te weten komen of het project aan de behoeften voldeed, of een actie goed is verlopen en/of de verhoopte resultaten werden behaald. Het is mogelijk om in het kader van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie drie soort evaluaties schematisch te onderscheiden: de evaluatie van het proces, de evaluatie van de resultaten en de evaluatie van de impact*. -
De evaluatie van het proces: Men legt de nadruk op de evaluatie van de uitwerking van het project, het verloop en de uitvoering, en tevens op het onderzoeken van de gerelateerde activiteiten. Men gaat over tot een kritische analyse van de manier van werken en het verloop van een actie. Dit soort evaluatie zorgt er specifiek voor dat men beter begrijpt in hoeverre het succes of de mislukking, zelfs de kans op slagen, terug te voeren is op de omstandigheden van de uitvoering. Bijvoorbeeld: doeltreffendheid van het partnerschap, budgetopvolging bij de uitvoering, enz.
151
-
De evaluatie van de resultaten: Dit soort evaluatie dient om te bepalen of het project de resultaten opleverde die middels de operationele doelstellingen in het actieplan waren vastgelegd.
-
De evaluatie van de impact* of effecten op lange termijn: De impact evalueren betekent dat men de positieve of negatieve effecten op de lange termijn analyseert, de primaire en secundaire effecten die al dan niet rechtstreeks, en al dan niet bedoeld door een actie werden veroorzaakt. De evaluatie van de impact is een soort verlenging van de resultatenevaluatie en beoordeelt de effecten die een actie in de ruime zin op zijn omgeving heeft en of de strategische doelstellingen werden behaald.
Hoewel het mogelijk is om de verschillende soorten evaluaties apart uit te voeren, is het sterk aangewezen dat de evaluatie uiteindelijk op deze drie, elkaar aanvullende soorten evaluatie berust. 1.2. De evaluatievragen opstellen Het formuleren van de evaluatievragen is een van de belangrijkste fasen. Elk soort evaluatie (proces, resultaten, impact) leidt tot specifieke vragen. Deze zijn belangrijk omdat ze de richting van de evaluatie aangeven en omdat ze in vragende vorm het behalen van de doelstellingen uitdrukken. Het is niet altijd gemakkelijk om deze vragen te formuleren. We raden aan om eerst verschillende standpunten te verzamelen (partners, deelnemers, donateurs, de belangrijkste tussenkomende partijen, enz.).
152
Voorbeeld 1: de problematiek van achtergelaten naalden Strategische doelstelling
Vermindering van de achtergelaten naalden
Operationele doelstelling
Voor april 2007 op de volgende plaatsen vijf recuperatiebakken voor naalden installeren: x in gezondheidscentrum XYZ en x in centrum ABC
Soort evaluatie Evaluatie van de procedure
Evaluatievragen Wat was de kwaliteit van de coördinatie tussen de verschillende diensten bij het kiezen van de sites? Kregen de werknemers een toereikende opleiding? Werd het budget overschreden? Werden de termijnen gerespecteerd? Hoeveel bakken werden er geïnstalleerd?
Evaluatie van de resultaten
Werden de bakken gebruikt? Verminderde het aantal achtergelaten naalden dat de schoonmaakploeg opraapte? Werden de verslaafden geïnformeerd? Hoe werd de actie beoordeeld door de verslaafden? Zijn de indrukken van de bewoners verbeterd?
Evaluatie van de impact
Is het aantal achtergelaten naalden in een ander district gestegen/verminderd? Worden de parken nu meer bezocht door de bewoners? Werden er gevolgen vastgesteld inzake HIVbesmettingen of besmettingen met andere ziekten die door vervuilde naalden worden overgedragen?
Instrument 7 op pagina 149 geeft suggesties voor de evaluatievragen die van toepassing zijn op maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie. Het is niet de bedoeling dat dit instrument volledig is; het wil eerder denkpistes aanreiken. Het stelt twee soorten vragen voor: beschrijvende en evaluatieve. De beschrijvende vragen bereiden voor op de evaluatieve die de evaluatie zullen geleiden.
153
2de fase: de indicatoren omschrijven en gegevens vergaren
De indicatoren bieden een antwoord op de evaluatievragen en bepalen welke gegevens men moet vergaren. 2.1. De indicatoren van de evaluatie omschrijven Zoals in het deel over het actieplan werd uiteengezet, worden de indicatoren geformuleerd op basis van de nagestreefde doelstellingen en de soorten evaluatie. De indicatoren die tijdens de uitwerking van het actieplan werden geïdentificeerd, zullen uiteraard worden gebruikt. Indien nodig worden er nog andere toegevoegd, in functie van de evaluatievragen. Bij de evaluatie van de procedure gaat het vooral om indicatoren die aangeven hoe de actie is verlopen: overschrijding van het toegewezen budget of niet, naleving van de toegestane termijnen, kwaliteit van het partnerschap. Wat betreft de evaluatie van de resultaten en de impact moeten de indicatoren meten in hoeverre de strategische en operationele doelstellingen in het actieplan werden behaald. Men kan bijvoorbeeld de recuperatiegraad van naalden gebruiken om de vermindering van achtergelaten naalden te meten. Evaluatie-indicatoren omschrijven betekent dus dat men de middelen omschrijft die de evaluatievragen beantwoorden. In sommige gevallen is dat eenvoudig. Bijvoorbeeld: werd het budget dat oorspronkelijk voorzien was, gerespecteerd? De indicator bestaat hier uit de rekeningen van de actie. Nochtans is het soms ook een ingewikkelde aangelegenheid. In hetzelfde voorbeeld wordt niet elke actie van een programma noodzakelijkerwijs opgevolgd in een analytische boekhouding. Er bestaan ook vragen die van nature meer complex zijn, zoals bijvoorbeeld de verbetering van de tevredenheidgraad van de bewoners, waarvoor men uit ettelijke indicatoren kan kiezen: aantal neergelegde klachten op het commissariaat, op het gemeentehuis, tijdens openbare vergaderingen, de resultaten van een specifiek opinieonderzoek… De complexiteit hangt ook samen met kwalitatieve indicatoren zoals bijvoorbeeld de kwaliteit van het partnerschap. Deze indicator moet dan door een externe partij worden beoordeeld.
154
De partners van het project moeten daarom vanaf de planning overeenstemming bereiken over de indicatoren en over het ontwikkelen van de instrumenten die men nodig heeft om informatie voor deze indicatoren te vergaren.
155
Voorbeeld: de problematiek van achtergelaten naalden Strategische doelstelling
Verminderen van achtergelaten naalden
Operationele doelstellingen
Voor april 2007 vijf recuperatiebakken voor naalden op de volgende plaatsen installeren: x in gezondheidscentrum XYZ en x in centrum ABC
Soort evaluatie
Evaluatievragen
Indicatoren
Evaluatie van de procedure
Wat was de kwaliteit van de coördinatie tussen de verschillende diensten voor het kiezen van de sites?
Aantal vergaderingen Discussies rond de keuze van de sites Ieders deelname aan de keuze van de sites Startbudget/ gebruikt budget Oorspronkelijke termijnen/ uitvoeringstermijnen Aantal geïnstalleerde bakken Aantal gerecupereerde naalden, in totaal, per bak, per jaar, per maand Aantal verspreide documenten Aantal personen die zeggen dat ze ingelicht werden Aantal tevreden verslaafden
Evaluatie van de resultaten
Werd het budget overschreden? Werden de termijnen in acht genomen? Werden de bakken geïnstalleerd? Werden de bakken gebruikt? Werden de verslaafden ingelicht?
Evaluatie van de impact
Waren de verslaafden tevreden? Wat waren de indrukken van de bewoners? Verminderde het aantal achtergelaten naalden in het district? Verhoogde/verminderde het aantal achtergelaten naalden in een ander district? Bezochten de bewoners de parken vaker?
Aantal klachten Aantal achtergelaten naalden, voor en na Aantal naalden in het andere district, voor en na
Aantal personen dat het park regelmatig bezoekt
156
2.2. De informatiebronnen en de methoden voor het vergaren van gegevens bepalen Naar analogie met de gegevensverzameling die in het deel van de diagnostiek werd uitgevoerd, kunnen dezelfde informatiebronnen en dezelfde methode voor het vergaren van gegevens worden gebruikt. De aard van de gegevens die men wenst te verkrijgen, varieert in functie van de evaluatievragen en de indicatoren. Naar analogie met de diagnostiek waarbij men via het kruisen van gegevens een overzicht van de situatie verkreeg, moet de evaluatie berusten op verschillende informatiebronnen en verschillende verzamelmethoden gebruiken. Dit punt is vooral belangrijk voor de evaluatie en bij het vergaren van de gegevens. Het is dan ook aangewezen om een evenwicht te vinden tussen subjectieve elementen (indrukken van de bewoners, de mening van deskundigen, individuele gesprekken met optredende partijen, enz.- en objectieve elementen (aantal, frequentie, statistieken, enz.). Vervolgens gaat men de verkregen gegevens vergelijken om te bepalen of ze eensluidend dan wel uiteenlopend zijn. De tabel hieronder toont de informatiebronnen en de methode voor gegevensvergaring die ermee samen kan gaan. Het zijn hoofdzakelijk dezelfde als bij de diagnostiek. Daarbij komen de dossiers, notities over het project, het schema voor beheer en beslissingsopvolging en het logboek, een register waarin de coördinator de belangrijke gebeurtenissen kon optekenen.
157
Informatiebronnen
Methode voor het vergaren van gegevens Bewoners, handelaars - enquêtes - individueel gesprek - discussiegroepen - wijkraad Coördinator van het plaatselijke comité - individueel gesprek - dossiers en notities over het project Tussenkomende partijen van de wijk - individueel gesprek - discussiegroepen - overlegronden - dossiers en notities over het project Andere sleutelinformanten - individueel gesprek - discussiegroepen - dossiers en notities over het project Deelnemers aan het project - in te vullen formulier (in voorkomend geval) - gesprekken - discussiegroepen Andere methoden voor het vergaren van gegevens: - informatie afkomstig van statistieken en van de partners - waarnemingen - exploratiewandelingen - persoverzicht Instrumenten om de actie op te volgen De gegevens die men voortdurend met deze instrumenten vergaart, dienen als een oriëntatiepunt om de activiteiten tijdens hun verloop, halfweg en op het einde te evalueren. - Schema voor beheer en beslissingopvolging (steekkaart instrument 8 op pag. 151). - Logboek
158
3de fase: de gegevens analyseren en de resultaten delen 3.1. De vergaarde gegevens analyseren De analyse van de gegevens bestaat uit het interpreteren van alle verkregen inlichtingen om de evaluatievragen te kunnen beantwoorden. De eigenlijke analyse van de gegevens verloopt op dezelfde manier als bij de diagnostiek. De optiek van de analyse is nochtans verschillend en wordt opgelegd door het soort evaluatie dat men koos, de vragen die daaruit voortvloeien en het gekozen analysemodel. Tip
Ondanks het gebruik van een strikte methodologie blijft het moeilijk om de factoren te isoleren die specifiek op de toestand van een situatie gericht zijn. De invloed van externe factoren op de uitgevoerde acties kan niet volledig worden uitgesloten en blijkt moeilijk te isoleren. De evaluatie van sociaalwetenschappelijke projecten zal dus altijd niet-meetbare elementen bevatten.
Als de evaluatie intern gebeurt, is het wenselijk om een beroep te doen op deskundigen in gegevensanalyse om het plaatselijke comité te helpen en te leiden
Daarom moet men analysemethoden kiezen die het isoleren van de effecten van de geëvalueerde acties mogelijk maken. Er kunnen drie analysemodellen worden gebruikt, met name in het kader van de evaluatie van de resultaten of van de impact. -
Het model met ‘meting voor en na’. Hier vergelijkt men de problematische startsituatie met de situatie na het toepassen van het actieplan. De diagnostiek zal een waardevol instrument zijn om de startsituatie vast te stellen. Zelfs als de diagnostiek geen inlichtingen over de startsituatie geeft en als er geen enkele maatregel werd genomen voor de acties werden uitgevoerd, zal het nog steeds mogelijk zijn om de veranderingen die door toepassing van deze acties ontstonden te meten (bijvoorbeeld via een vragenlijst over de tevredenheid van de bewoners).
-
Het model met een controlegroep. Dit model laat toe om de situatie van een plaats of een groep die de tussenkomst ontving (doelgroep) te vergelijken met een plaats of groep die een dergelijke tussenkomst niet ontving (controlegroep). Tijdens de toepassing van de actie moeten de twee groepen parallel worden bestudeerd. In de sociale wetenschappen rijzen hier soms ethische vragen: het kan namelijk onaanvaardbaar lijken om een groep te beïnvloeden terwijl men een andere in de steek lijkt te laten. Zo is het ook niet zeker dat men over twee groepen of plaatsen met dezelfde kenmerken en dezelfde problematiek kan beschikken. Als
159
dat wel mogelijk is, is dit model interessant om de effecten te meten die specifiek aan een tussenkomst zijn verbonden, door ze in bepaalde mate van externe factoren te isoleren. Dit model kan op een pragmatische manier in een geleidelijke toepassing van een actie worden gebruikt. Dan gebeurt de evaluatie voor de actie veralgemeend wordt. -
Het chronologische evaluatiemodel gebaseerd op maandelijkse of driemaandelijkse gegevens. Dit model heeft als voordeel dat het resultaten oplevert die in de tijd vastliggen en dat men ze in verband kan brengen met bepaalde gebeurtenissen die zich mogelijk tegelijkertijd afspeelden. Als dit model eveneens de opvolging van de actie behandelt, kan men een beeld van de effecten van een actie in de tijd krijgen. Het zal dus bijvoorbeeld mogelijk zijn om voor een actie die het hele jaar constant liep, na te gaan of de probleemsituatie al dan niet evolueerde, en zodoende de effecten van de actie beter van de externe factoren te isoleren.
160
Voorbeeld: de problematiek van de achtergelaten naalden Strategische doelstelling
Vermindering van achtergelaten naalden
Operationele doelstelling
Voor april 2007 vijf recuperatiebakken voor achtergelaten naalden installeren: x in gezondheidscentrum XYZ en x in centrum ABC Vergelijking voor en na de installatie van de bakken - van het aantal achtergelaten naalden - het aantal klachten door bewoners De bakken werden in de centra XYZ en ABC geïnstalleerd. Die liggen in het zuiden van de stad en worden van het noorden gescheiden door een autosnelweg. De problematiek van de achtergelaten naalden was dezelfde in de twee wijken. Hoe evolueerde de situatie in de twee wijken? Blijft het aantal achtergelaten naalden het hele jaar door constant? Blijft het aantal klachten het hele jaar door constant? Blijft het aantal gerecupereerde naalden het hele jaar door constant? Is de schommeling in het aantal achtergelaten naalden vergelijkbaar met de schommeling in het aantal klachten? Is de schommeling in het aantal achtergelaten naalden vergelijkbaar met de schommeling in het aantal gerecupereerde naalden?
Model met meting, voor en na
Model met controlegroep
Chronologisch model
3.2. De resultaten voorstellen en een verspreidingsstrategie omschrijven Ongeacht of het om een interne of externe evaluatie gaat, moeten de resultaten aan alle partners worden teruggegeven om de evaluatiemethode te verklaren, alle resultaten gedetailleerd te analyseren, om de lessen die eruit getrokken worden te identificeren en te bespreken, de praktijken die men moet wijzigen en de doelstellingen die men in het actieplan moet heroriënteren.
161
De teruggave brengt het plaatselijke comité er eveneens toe om nauwkeurig te bepalen welke informatie uitsluitend intern zal worden verspreid en welke men zal publiceren. Als de conclusies van de evaluatie positief zijn, kunnen de geëvalueerde projecten als inspiratiebron dienen en op brede schaal als goede praktijken worden verspreid. In het tegengestelde geval, als de conclusies van de geëvalueerde projecten op zwakke punten duiden, of zelfs op het verschijnen van aanzienlijke ongewenste effecten, moet het plaatselijke comité een consensus bereiken over de informatie die zal worden doorgegeven en over de manier waarop die zal worden gepresenteerd. Die resultaten kunnen de vorm van aanbevelingen aannemen, of van lering van een meer algemene aard of van lessen die men uit deze projecten heeft getrokken. Die informatie kan nuttig blijken bij het uitwerken van toekomstige projecten (bijvoorbeeld de te vermijden valstrikken of ongewenste effecten die men moet voorzien). In beide gevallen moeten de elementen van de communicatie in de vorm van communicatieplannen of van een protocol worden gepreciseerd.
162
Samenvatting Overzicht van de evaluatieprocedure van het actieplan 1ste fase: de evaluatievragen omschrijven - het soort evaluatie kiezen - de evaluatievragen opstellen op basis van de doelstellingen van de actie en het soort evaluatie dat men koos -> Soort evaluatie Evaluatie van de procedure Evaluatie van de resultaten Evaluatie van de impact of langetermijneffecten 2de fase: de indicatoren omschrijven en de gegevens vergaren - de indicatoren bepalen die de vragen van de evaluatie kunnen beantwoorden - de informatiebronnen bepalen - de methoden voor het vergaren van de gegevens bepalen -> Informatiebronnen - bewoners, handelaars - coördinator van het plaatselijke comité - tussenkomende partijen van de wijk - andere belangrijke informanten - deelnemers aan het project -> Vergaarmethoden - enquêtes - individuele gesprekken - discussiegroepen - overlegronden - wijkvergaderingen - dossiers en notities over het project - logboek - schema voor het beheer en de beslissingopvolging - persoverzicht 3de fase: de gegevens analyseren en de resultaten voorstellen - de gegevens analyseren op basis van het gekozen analysemodel - de resultaten aan de partners voorstellen - samen een strategie voor het verspreiden van de resultaten omschrijven - lering uit de evaluatie trekken -> Analysemodellen - Model met metingen voor en na 163
- model met controlegroep - chronologisch evaluatiemodel
164
Instrument 9 Voorbeelden van beschrijvende vragen van de evaluatie en evaluatieve vragen volgens het soort evaluatie10
Via de beschrijvende vragen kan men kennis nemen van de informatie voor men tot de eigenlijke evaluatie overgaat. Ze helpen bij het beter richten en formuleren van de evaluatieve vragen; men hoeft ze niet in het eindverslag van de evaluatie op te nemen. De evaluatieve vragen zijn dan de vragen die de evaluatie zullen leiden. Soort evaluatie
Onderwerpen
Evaluatie van de procedure
-
gebruikte hulpmiddelen productieactiviteiten producten en bereikte groep procedure
Evaluatie van de resultaten
- bereiken van de operationele doelstellingen - gewenste effecten
Evaluatie van de impact
- bereiken van de gewenste
Voorbeelden Beschrijvende - wat is de logica achter de interventie? - welke hulpmiddelen heeft men gebruikt? - wat zijn de activiteiten? - hoe werden de hulpmiddelen omgevormd tot producten en/of diensten? - welke middelen en/of diensten werden er aangeboden? - Wat is het doelpubliek? - wat is de interne dynamiek van de interventies? - welke zijn de gewenste effecten? - welke zijn de rechtstreekse resultaten? - welke zijn de gewenste
van vragen Evaluatieve - stemt de inplanting overeen met de oorspronkelijke plannen? - volstaan de hulpmiddelen om het probleem te bestrijden? - stemmen de bereikte cliënten overeen met de doelgroep? - op welke manier beïnvloeden de interne en externe omgeving de toepassing van de acties?
- hebben de gewenste effecten plaatsgevonden? - in hoeverre werden de doestellingen bereikt? - waren er (positieve of
10
Geïnspireerd door ‘La Direction de la Santé Publique’ (1998): Cadre de pratique pour l’évaluation des programmes: application en promotion de la santé et en toxicomanie. Québec
165
effecten op lange termijn - andere onverwachte, positieve of negatieve effecten op de lange termijn
effecten op lange termijn? - wat zijn de mogelijke neveneffecten?
negatieve) neveneffecten? - hebben de gewenste effecten op lange termijn plaatsgevonden?
166
Instrument 10 Voorbeeld van een evaluatieplan
Evaluatie van de resultaten
Evaluatie van de procedure
Soort
Evaluatievragen Wat was de kwaliteit van de coördinatie tussen de verschillende actoren bij de keuze van de sites? Kregen de werknemers een toereikende opleiding? Werd het budget overschreden? Werden de termijnen gerespecteerd? Werden de bakken geïnstalleerd? Worden de bakken gebruikt? Is het aantal achtergelaten naalden in het district gedaald? Werden de verslaafden ingelicht? Hoe werd de actie door de verslaafden
Indicatoren Aantal vergaderingen Discussies rond de keuze van de sites Deelname van iedereen aan het kiezen van de sites Aantal vormingssessies Aantal deelnemers/aantal werknemers Naleving van de aangeleerde procedures Startbudget/ gebruikt budget Voorziene termijn/uitvoeringstermijn Aantal geïnstalleerde bakken Aantal gerecupereerde naalden, in totaal, per bak, per maand, per jaar Aantal achtergelaten naalden, voor en na
Informatiebron Actieverantwoordelijken partners
Vergaring Gesprekken, notities, verslagen, afrekeningen, logboek
Analyse Meting achteraf
Instructeur Teamchef
Verslagen
Meting achteraf
Budget
/
Meting vooraf/achteraf
Actieplan
/
Meting vooraf/achteraf
Verantwoordelijk team
Gesprekken, verslagen Verslagen
Meting achteraf
Reinigingsdienst
Verslagen, gesprekken
Meting vooraf/achteraf
Aantal verspreide documenten Aantal personen dat zegt geïnformeerd te zijn Uitgebrachte beoordelingen (positieve,
Actoren in contact met verslaafden Verslaafden
Gesprekken, bevraging
Meting achteraf
Actoren in contact met verslaafden
Gesprekken, bevraging
Meting achteraf
Verantwoordelijk team
Chronologische analyse
167
Evaluatie van de impact
beoordeeld? Zijn de indrukken van de bewoners verbeterd? Is het aantal achtergelaten naalden in een ander district verhoogd/gedaald? Is het parkbezoek door de bewoners gestegen? Werden er gevolgen voor de besmettingsgraad met HIV en andere ziekten die via vuile naalden worden overgedragen, geïdentificeerd?
negatieve, suggesties) Indrukken Aantal klachten Aantal naalden voor en na in het andere district
Verslaafden Klachtendienst Bewoners Reinigingsdiensten
Aantal bewoners dat de parken bezoekt Variatie in het aantal gevallen van overdracht van HIV enz. via vuile naalden. Toenadering tot de gebruikers van de bakken
Reinigingsdiensten Gezondheidsdiensten Actoren in contact met verslaafden Verslaafden
Verslagen, bevragingen Verslagen, gesprekken
Meting vooraf/achteraf
Verslagen, gesprekken Statistieken, bevragingen
Meting vooraf/achteraf
Meting vooraf/achteraf Controlegroep/controledistrict
Meting vooraf/achteraf
168
INHOUDSTAFEL Aanhef: Partners en deelnemers aan het Uitwisselingsprogramma tussen de steden Contacten Dit handboek Samenvatting Lijst met instrumenten
10
INLEIDING: HET BEGRIP ‘OPENBARE OVERLAST’
14
5
7 9
Subjectiviteit van overlast 16 De vaagheid van het concept ten opzichte van wetten en regelgeving 17 Samenvatting: sleutelelementen van het begrip ‘openbare overlast’ 19 EERSTE DEEL: DE DIAGNOSTIEK
21
Inleiding 23 a. De troeven van de diagnostiek over maatschappelijke overlast 23 b. Lokale veiligheidsdiagnostiek* en de diagnostiek van maatschappelijke overlast 1ste fase: het actieveld omschrijven
27
2de fase: de stap plannen 31 2.1. De partners mobiliseren 31 2.2. De uitvoeringswijze van de diagnostiek over maatschappelijke overlastkiezen 2.3. De componenten van de diagnostiek bepalen 34 2.4. De planning van de diagnostiek opmaken 35 3de fase: het gebiedprofiel opstellen
25
32
37 169
3.1. het algemene profiel van het district opstellen 37 3.2. Het profiel van de verslavingen en de prostitutie opstellen 37 3.3. Het profiel van de hulpmiddelen, diensten en projecten opstellen 39 4de fase: foto van de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie opstellen 41 4.1. Kwantitatieve gegevens van de partners vergaren 42 4.1.1 Het vergaren van kwantitatieve gegevens 43 4.1.2 De verschillende categorieën van nuttige kwantitatieve gegevens 45 4.2. Bevragingen uitvoeren 49 4.2.1 Wie bevragen? 49 4.2.2 Wanneer bevragen? 51 4.2.3 Hoe bevragen? 52 4.3. Etnografische observaties en exploratiewandelingen 66 4.3.1 Etnografische observaties 66 4.3.2 Exploratiewandelingen 67 4.4. De actualiteit in verband met de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie in de media opvolgen 70 4.5. Onderzoeksrapporten gebruiken 71 5de fase: De gegevens analyseren 73 5.1. Enkele methodologische elementen van de gegevensanalyse 73 5.1.1 Kwantitatieve gegevens 73 5.1.2 Kwalitatieve gegevens 74 5.2. De vergaarde gegevens kruisen 75 5.2.1 Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens kruisen 75 5.2.2 De gegevens van de schets van de maatschappelijke overlastkruisen met het algemene profiel van het district 76 5.2.3 De gegevens over maatschappelijke overlastkruisen met het profiel van de hulpmiddelen 78 5.3. Cartografie gebruiken 80 6de fase: Conclusies trekken uit de diagnostiek en de resultaten voorstellen
82 170
6.1. De eerste conclusies uit de diagnostiek over openbare overlast: actiepistes 83 6.2. De bekrachtiging van de analyseresultaten door het plaatselijke comité 83 6.3. De resultaten van de diagnostiek over de maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie verspreiden 84 Samenvatting: Overzicht van de procedure van de diagnostiek Instrument Instrument Instrument Instrument Instrument
1: 2: 3: 4: 5:
87
Modelvragenlijst voor de bewoners over de toestand in de wijk 89 Rooster van het onveiligheidsgevoel door de bewoners, Bordeaux 101 Verzamelrooster over de overlast of incidenten vastgesteld door de bewoners, Bordeaux Gids voor gesprekken met de sleutelactoren 109 Rooster voor exploratiewandelingen 113
TWEEDE DEEL: HET ACTIEPLAN
117
Inleiding a. De kenmerken van het actieplan b. De realisatiefasen van het actieplan
119 119 123
1ste fase: Het plaatselijke comité bijeenroepen 1.1. De mobilisering van de partners opnieuw bekrachtigen 1.2. Een coördinator voor het actieplan aanstellen
125 125 125
107
171
2de fase: Het doel, de reikwijdte en de elementen van het actieplan omschrijven 2.1. De doelstellingen van het actieplan 127 2.2. Het doelpubliek 129 2.3. De actiemiddelen 130 2.4. De thema’s van de communicatie rond het actieplan 132 2.5. De indicatoren 135 3de fase: de uitvoeren plannen 3.1. De projectverantwoordelijken identificeren 3.2. De planning opstellen
139 139 139
4de fase: Het actieplan toepassen en opvolgen 141 4.1. Het schema voor beheer en beslissingopvolging 141 4.2. De resultaten van het actieplan en de evaluatie van zijn doeltreffendheid Samenvatting: overzicht van de procedure van het actieplan
126
142
145
Instrument 6 Het actieplan: verificatielijst 147 Instrument 7: presentatiemodel van het actieplan 149 Instrument 8: presentatiemodel van een schema voor beheer en beslissingopvolging DEEL DRIE: DE EVALUATIE
154
Inleiding a. Waarom evalueren? b. Wanneer evalueren? c. Wie evalueert?
156 157 158 159
1ste fase: de evaluatievragen bepalen 1.1. Het soort evaluatie kiezen 1.2. De evaluatievragen opstellen
162 162 163
151
172
2de fase: de indicatoren opstellen en de gegevens vergaren 165 2.1. De indicatoren van de evaluatie omschrijven 166 2.2. De informatiebronnen en de methoden voor het vergaren van gegevens bepalen 3de fase: de gegevens analyseren en de resultaten delen 172 3.1. De vergaarde gegevens analyseren 172 3.2. De resultaten voorstellen en een strategie voor verspreiding omschrijven
169
174
Samenvatting: overzicht van de evaluatieprocedure van het actieplan176
173
Instrument 9: voorbeelden van beschrijvende evaluatievragen en evaluatieve vragen volgens het soort evaluatie 179 Instrument 10: Voorbeeld van een evaluatieplan 182 BIJLAGEN Bijlage 1: 192 Lijst met de personen die aan de Uitwisseling tussen de drie steden deelnamen Bijlage 2: 198 Overzicht van de stappen voor de bestrijding van maatschappelijke overlast Bijlage 3: 202 Meer weten over het concept overlast Bijlage 4: 210 Voorbeeld van een identificatiemodel van informatiebronnen voor de drie steden Bijlage 5: 214 Voorbeelden van de samenstelling van werk- of opvolgingscomités Bijlage 6: 219 Balans 2004 van de exploratiewandelingen in Luik Bijlage 7: 232 Elementen voor de bevraging van prostituees of verslaafden – het TREND-rapport, Bordeaux Bijlage 8: 249 Elementen voor de bevragingen van prostituees of verslaafden – Het ‘Boule de neige’ (sneeuwbal)-project, Luik Bijlage 9: 251 Lexicon van de gebruikte termen Bijlage 10: Verwijzingen 258
174
BIJLAGEN Bijlage 1: 192 Lijst met de personen die aan de Uitwisseling tussen de drie steden deelnamen Bijlage 2: 198 Overzicht van de stappen voor de bestrijding van maatschappelijke overlast Bijlage 3: 202 Meer weten over het concept overlast Bijlage 4: 210 Voorbeeld van een identificatiemodel van informatiebronnen voor de drie steden Bijlage 5: 214 Voorbeelden van de samenstelling van werk- of opvolgingscomités Bijlage 6: 219 Balans 2004 van de exploratiewandelingen in Luik Bijlage 7: 232 Elementen voor de bevraging van prostituees of verslaafden – het TREND-rapport, Bordeaux Bijlage 8: 249 Elementen voor de bevragingen van prostituees of verslaafden – Het ‘Boule de neige’ (sneeuwbal)-project, Luik Bijlage 9: 251 Lexicon van de gebruikte termen Bijlage 10: 258 Verwijzingen
175
Bijlage 1 Lijst met personen die aan de Uitwisselingen tussen de drie steden deelnamen
176
In de loop van drie jaar namen de volgende personen deel aan het werk Namens Bordeaux, Frankrijk: - Mevr. Fayet, Vice-burgemeester van Bordeaux, afgevaardigde voor maatschappelijke ontwikkeling, beleid en stedelijke rust, - Dhr. Hengen, Adjunct-Directeur bij de Directie van maatschappelijke ontwikkeling, - Dhr. Delile, Psychiater, directeur van het studie- en informatiecomité drugs CEID. Namens de interministeriële afvaardiging voor de stad: - Mevr. Clerici, missiehoofd, interministeriële afvaardiging voor de stad, - Mevr. Raynaud, departementshoofd, interministeriële afvaardiging voor de stad En tevens: - Dhr. Baillet, Drugbrigade en strijd tegen souteneurschap, - Mevr. Barbé, Beweging ‘Het Nest’, - Mevr. Bécat, missiehoofd, - Mevr. Bernabeau, Coördinatrice van het prostitutienetwerk, - Mevr. Creyemey, opvoedster Studie- en informatiecomité Drugs, - Dhr. Declosse, Bewonersvereniging ‘Mieux vivre à Carle Vernet’ (beter leven in Carle Vernet), - Dhr. Diaz, Bewonersvereniging ‘Les petits gratteurs’ (de kleine krabbers), - Dhr. Gauderat, Souteneurbrigade, - Dhr. Guillemet, Socioloog, - Mevr. Mougnaud, Politiecommissaris, - Mevr. Nicolas, Technisch adviseur van de departementsdirectie van sociale en gezondheidsaangelegenheden belast met de prostitutieproblematiek, - Mevr. Pichon, Directrice IPPO (Sociale hulpverlening prostituees). - Mevr. Piédran, Vereniging CRI, - Mevr. Rahis, CEID,
177
- Dhr. Rey, Substituut van de procureur belast met verdovende middelen, - Dhr. Saïd, Politiecommandant, verantwoordelijke van de eenheid voor maatschappelijke bescherming, - Mevr. Valadie-Jeannel, Regionale Directie Gezondheids- en sociale zaken.
178
Namens de Stad Luik, België: - Dhr. Demeyer, Burgemeester Luik, - Dhr. Beaupère, Korpschef van de politie Luik, - Dhr. Rulmont, Plaatselijk directeur gerechtelijke politie - Mevr. Neuforge, Projecthoofd, Afdeling Verslavingen, Veiligheids- en preventiecontract, - Dhr. Ovart, Openbare overlastmanager, Veiligheids- en preventiecontract, - Mevr. Houben, Adjunct-projecthoofd, Verslavingen, Veiligheids- en preventiecontract, -Mevr. Maisse, Apotheker, Luiks observatorium voor drugs, veiligheids- en preventiecontract. Namens de FOD Binnenlandse Zaken, België: - Dhr. Van de Vloet, vroeger Directeur van het permanent secretariaat voor preventiebeleid, FOD Binnenlandse Zaken, - Dhr. Willekens, Directie Lokale Integrale Veiligheid, Veiligheid en Preventie, FOD Binnenlandse Zaken, - Mevr. Targé, Directie Lokale Integrale Veiligheid, Veiligheid en Preventie, FOD Binnenlandse Zaken, - Mevr. Clajot, Directie Lokale Integrale Veiligheid, Veiligheid en Preventie, FOD Binnenlandse Zaken, - Mevr. Legrand, Directie Lokale Integrale Veiligheid, Veiligheid en Preventie, FOD Binnenlandse Zaken. En tevens - Dhr. Adam, Coördinator, psychosociale spoedopnamedienst, Centre Hospitalier Régional, Liège, (regionaal ziekenhuiscentrum, Luik) - Dhr. Bollette, Coördinator START, Psychiatrisch Centrum, - Dhr. Collinet, Coördinator ‘Pôle de rue’, (Sociaal contactpunt), - Dhr. Croufer, Directeur Siajef, (geestelijke gezondheidszorg voor mensen die in armoede leven) - Mevr. Croonen, Coördinatrice ‘Ferme de la Vache’ (boerderij van de koe), OCMW, - Dhr. Cuitte, Hoofdinspecteur, sectieverantwoordelijke ‘Task Force Drugs’, Politie Luik, - Dhr. de Paepe, Directeur van het zonaal veiligheidsplan, Luik, - Dhr. Hennen, Hoofdinspecteur drugs op het Commissariaat van Ste Walburge, - Dhr. Henri, Algemeen Coördinator Sociaal Contactpunt, 179
-
Mevr. Lejeune, Advocaat-generaal, bijstandmagistraat bij het College der Procureurs-generaal, Dhr. Lodrini, Directeur van de Commissariaten, Politie Luik, Dhr. en Mevr. Renette-Rosa, vertegenwoordigers van het wijkcomité Sainte Walburge, Mevr. Schlitz, preventieambtenaar, Veiligheids- en preventiecontract, Dhr. Schumesch, vertegenwoordiger van het wijkcomité van Sainte Walburge, Dhr. Tasquin, opvoeder Luiks Drugobservatorium, Veiligheids- en preventiecontract, Dhr. Timmers, Kabinetsattaché, schepen van Financiën, openbare reiniging en immobiliënbeleid, Dhr. Zaeytyd, medisch coördinator Socio-Sanitair opvangtehuis, Psychiatrisch centrum.
Namens de Stad Montreal en het arrondissement Villeray-Saint-Michel-Parc-Extension, Quebec, Canada: - Dhr. Tamburello, vroeger burgemeester van het arrondissement Villeray -Saint-Michel -Parc-Extension, - Mevr. Samson, burgemeester van het arrondissement Villeray -Saint-Michel -Parc-Extension, - Dhr. Cajelait, Adviseur in gemeenschapsontwikkeling Stad Montreal, - Dhr. Caron, Adviseur in gemeenschapsontwikkeling, Stad Montreal, - Mevr. Lafrenière, Planningadviseur, strategische directie, Politiedienst van de Stad Montreal, - Dhr. Chénier, vroeger Directeur Cultuur, sport, ontspanning en maatschappelijke ontwikkeling, Arrondissement Villeray -Saint-Michel -Parc-Extension. Namens het ministerie van openbare veiligheid, Quebec: Mevr. Veillette, Preventiesector, ministerie van openbare veiligheid, Quebec. En tevens - Dhr. Allard, divisiehoofd, maatschappelijke ontwikkeling, Stad Montreal, - Mevr. Assunçao, Directrice Cultuur, sport, ontspanning en maatschappelijke ontwikkeling, arrondissement Villeray -Saint-Michel -Parc-Extension, - Mevr. Beauregard, politiedienst van de Stad Montreal, - Dhr. Chalin, Veiligheidsdienst Quebec, Adviseur Politiezaken -Europa, dienst voor internationale betrekkingen en protocol, Delegatie van Quebec in Parijs, - Mevr. Charrette, Substituut van de Procureur-generaal, ministerie van Justitie, Quebec, -Mevr. Charron, vroegere Commandante kwartierpost 30, Politiedienst van de Stad Montreal - Dhr. Dagher, Commandant kwartierpost 30, Politiedienst van de Stad Montreal 180
- Mevr. De Coninck, adviseur gemeenschapsontwikkeling, Directie Cultuur, sport, ontspanning en maatschappelijke ontwikkeling, Arrondissement Villeray Saint-Michel -Parc-Extension - Dhr. Delva, hulpverlener ‘Maison d’Haïti’ (rechten, integratie, scholing van immigranten in Quebec) - Mevr. Denis, ‘Centre Dollard Cormier’, (openbaar centrum voor behandeling en documentatie drugs-, alcoholverslavingen) - Dhr. Deshaies, Lokaal agentschap van sociale en gezondheidsdiensten, - Dhr. Fillion, Directeur School Louis-Joseph Papineau, - Mevr. Fradette, ‘Cactus’ (straatwerkers) - Dhr. Joly en Mevr. Dulude, ‘Maison du Père’, (opvang zwervers) - Dhr. Lacroix, adviseur voor gemeenschapsontwikkeling, Stad Montreal - Mevr. Montour, Tandem Villeray – Saint-Michel – Parc-Extension, - Dhr. Morin, vroeger Directeur Cultuur, sport, ontspanning en maatschappelijke ontwikkeling, Arrondissement Villeray -Saint-Michel -Parc-Extension, - Mevr. Morin, Gemeentelijke dienst huisvesting Montreal, - Mevr. Paquin, Politiedienst van de Stad Montreal, - Dhr. Raymond, ‘Spectre de rue’, (Centrum voor preventie en vermindering van SOA’s, HIV-AIDSbesmettingen,…) - Dhr. Richardson, Adviseur, - Dhr. Santana, vroeger Directeur van het arrondissement Villeray -Saint-Michel-Parc-Extension, - Dhr. Savard, adviseur gemeenschapsontwikkeling, Stad Montreal, - Dhr. St-Denis, DGA -Veiligheidsdiensten Quebec, vroeger Directeur van het partnerschap politie-CIPC (informatiecentrum Canadese politie), - Mevr.Tonnellier, Cactus, - Mevr. Vaillancourt, adjunct-divisiehoofd.
181
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN DE STAPPEN VOOR DE BESTRIJDING VAN OPENBARE OVERLAST
182
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN DE STAPPEN VOOR DE BESTRIJDING VAN OPENBARE OVERLAST
DIAGNOSTIEK: - De maatschappelijke overlastdoor drugs en prostitutie bepalen en identificeren - het actieplan bijsturen op basis van de vaststellingen uit de diagnostiek - lering trekken uit de evaluatie van de identificatie van overlast
ACTIEPLAN: - acties die de factoren en toestanden verminderen die als problematisch werden geïdentificeerd - opvolgingsinstrumenten van de acties en de beslissingopvolging inplanten
Plaatselijk comité van de partners
EVALUATIE: - de doeltreffendheid en de impact meten van de acties waarop het actieplan was gericht - het actieplan bijsturen - helpen bij de identificatie van nieuwe overlast
183
De drie fasen hangen onderling nauw samen: het actieplan vloeit noodzakelijkerwijs voort uit de diagnostiek, en de evaluatie van de acties leidt tot het opstellen van een nieuwe foto van de toestand dat op zijn beurt tot bijsturen van het actieplan kan aanzetten.
184
BIJLAGE 3: MEER WETEN OVER HET CONCEPT VAN OVERLAST Artikel door Daniel Sansfaçon, Internationaal Centrum voor Misdaadpreventie, maart 2006
185
Meer weten… Vrees voor maatschappelijke overlastkan eveneens voortkomen uit onderzoeken naar slachtofferschap die in verschillende landen op internationale schaal werden ontwikkeld11.
Overlast, angst of onveiligheid12? Of het nu omwille van het geweld en de wanbedrijven is die met plaatselijke drugmarkten en prostitutie in de straten kunnen samenhangen, omwille van aanstootgevend gedrag en wanbedrijven die men aan verslaafde gebruikers en zich prostituerende personen toeschrijft, of omdat de wijken waar deze fenomenen verschijnen reeds met een aantal sociale en economische problemen kampen, ze worden allemaal geassocieerd met een groeiende onveiligheid. Net zo zou een hoge concentratie cafés in sommige wijken, en de openbare wanorde en agressie die daarmee soms gepaard gaan onveiligheid opwekken. Zoals men nochtans weet, is de onveiligheid die men voelt en die in opiniepeilingen of slachtofferschapenquêtes wordt uitgedrukt geen rechtstreekse functie van de criminaliteitsgraad en wordt een daling van de criminaliteitsgraad die de politie optekent niet automatisch in een vermindering van de aangevoelde onveiligheid omgezet. Groepen die het minste risico op slachtofferschap lopen, zoals ouderen, geven vaak uiting van de hoogste graad van onveiligheid. Er zijn namelijk andere kwetsbaar makende factoren: persoonlijke factoren (verminderde mobiliteit), omgevingsfactoren (achteruitgang van de wijk) of breder, sociale factoren (uitgesproken verhoging van de werkloosheid en instabiliteit, massale immigratie, zelfs internationale gebeurtenissen) die evenzeer aan de onveiligheid bijdragen als de criminaliteit. Sommigen beschouwen onveiligheid als een metafoor van maatschappelijke veranderingen die ze niet onder controle hebben, en van de sociale en economische kwetsbaarheid waarmee ze leven (Pantazis, 2000).
11
Centre International pour la Prévention de la Criminalité. Les enquêtes de victimation: une analyse comparée, 2006
12
Daniel Sansfaçon, Centre International pour la Prévention de la Criminalité, maart 2006
186
187
In de Angelsaksische wereld meet men meestal de angst voor misdaad (fear of crime). Terwijl het concept ‘onveiligheid’ moeilijk te vatten is, is het concept ‘angst voor misdaad’ buitengewoon verwarrend. Zoals Warr (2000) benadrukt, kan het begrip ‘angst voor misdaad’ dat oorspronkelijk omschreven werd als ‘een emotionele, negatieve reactie op misdaad’ evengoed verdriet, benauwdheid, woede, wanhoop, lijdzaamheid, enz. betekenen. Een andere bron van verwarring is de vergelijking die men zo gemakkelijk maakt tussen angst voor misdaad en het aangevoelde risico op slachtofferschap. Hoewel het aangevoelde risico op slachtofferschap angst voor misdaad kan veroorzaken, is het nochtans niet hetzelfde. Zelfs als er geen onmiddellijk risico bestaat, bijvoorbeeld signalen uit de omgeving die angst kunnen inboezemen (donker, graffiti, enz.), is angst een gevolg van het aangevoelde risico – en niet noodzakelijk van een objectief risico dat nog minder onmiddellijk is. We voegen eraan toe dat angst op zich geen negatief gevoel is, omdat het gevaarlijke situaties helpt voorkomen. Als men over onveiligheid spreekt, spreekt men dan over de angst voor misdaad of over de perceptie van het risico op slachtofferschap? Angst voor misdaad werd op verschillende manieren gemeten, maar de meest courant gestelde vraag is of er plaatsen zijn waar mensen liever niet alleen ’s avonds lopen (in hun wijk, hun buurt, hun stad…). Het komt veel minder voor dat men angst voor specifieke wanbedrijven meet. Delicten veroorzaken nochtans specifieke angsten, al naargelang de ernst van de gevolgen (inbraak, seksuele agressie of moord veroorzaken niet dezelfde angsten) en naargelang de kenmerken van mensen (mannen en vrouwen, bewoners van achtergestelde wijken of rijke wijken voelen niet dezelfde angst voor dezelfde wanbedrijven). Nationale onderzoeken zijn niet erg gevoelig voor plaatselijke ‘paniek’ en omgekeerd dringen plaatselijke problemen, zelfs als ze heel scherp worden aangevoeld, niet noodzakelijk tot op het nationale niveau door, in elk geval niet voldoende om angst of onveiligheid op te wekken.
188
In de Verenigde Staten wordt slachtofferschap en de perceptie van veiligheid in de gemeenschap sinds het begin van de jaren 1970 jaarlijks via een nationaal onderzoek naar slachtofferschap gemeten. In 1998 omvatte het onderzoek voor het eerst ook specifieke onderzoeken over 12 steden, waardoor de nauwkeurigheidsgraad over de perceptie beduidend steeg (Smith et coll. 1999). Hoewel 80 % of meer bewoners tevreden zijn over de levenskwaliteit in hun wijk, zeiden 20 % tot 48 % dat ze angst hadden voor misdaad. Als ze ondervraagd werden over het soort ernstige delicten die in hun wijk plaatsvonden, noemden de respondenten diefstallen en inbraken in een verhouding van 20 %, gewelddadige aanvallen, delicten met een vuurwapen en autodiefstal in een verhouding van elk 19 %, drugverkoop in een verhouding van 16 % en druggebruik in een verhouding van 14 %. Gebrekkige verlichting (27 %), afval (23 %) en verlaten wagens of gebouwen (22 %) in de wijk waren de voornaamste negatieve toestanden die door de bewoners werden geïdentificeerd. De activiteiten die ze in hun wijk als negatief zagen, betroffen bovendien hoofdzakelijk landloperij (43 %), vandalisme en graffiti (40 %), bedelarij (35 %). Daarop volgden daklozen (29 %), in het openbaar alcohol drinken (29 %) en drugverkoop (24 %). Toen men ten slotte vroeg of deze toestanden en activiteiten bijdroegen aan hun persoonlijk onveiligheidsgevoel, antwoordde 17 % tot 36 % positief. Landloperij (21 %), drugverkoop (17 %) en het openbaar alcohol drinken (15 %) kwamen meer in aanmerking voor het opwekken van onveiligheid. In de Verenigde Staten meten nationale opiniepeilingen eveneens hoe belangrijk de diverse problemen in de ogen van het publiek zijn. Hoewel misdaad en geweld (29 %) in 1994 de grootste problemen waren, voor onderwijs (11 %), bekleedden ze in 2001 de tweede plaats (12 %), na onderwijs (14 %). Drugs en alcohol stonden in 2001 op de derde plaats; 11 % van de respondenten oordeelden dat dit het grootste probleem is waar het land mee te kampen heeft (Sourcebook of Criminal Justice Statistics, 2001). Amerikaanse burgers dachten in 2001 veel meer dan in 1991 dat de misdaad in hun omgeving afnam. Over een periode van bijna 40 jaar waren er daarentegen ongeveer evenveel die verklaarden dat ze angst hadden om ’s avonds alleen op straat te lopen: ongeveer 35 %. Volgens de respondenten is druggebruik de voornaamste oorzaak van misdaad (90 % verklaarde dat dit cruciaal of heel belangrijk is); gevolgd door het te weinig ontwikkelen van morele waarden thuis (89 %), afwezigheid van de vader (81 %), en de beschikbaarheid van vuurwapens (66 %). In Engeland meet de British Crime Survey slachtofferschap maar eveneens de angst voor misdaad en de perceptie van onrust en het risico op slachtofferschap. Dit onderzoek wordt sinds het begin van de jaren 1980 om de twee jaar gehouden. Het is interessant om op te merken dat burgers het misdaadprobleem overschatten: in 189
1998 toonden de resultaten van het onderzoek aan dat bijna 60 % van de respondenten dacht dat de misdaad was toegenomen (hoewel ze voor het derde jaar op rij was gedaald), en dacht bijna 60 % dat geweldmisdrijven 50 % of meer van alle criminaliteit uitmaakten terwijl dat iets minder dan een vijfde is (Mirrlees-Black et Allen, 1998). Als men ze over misdaad in hun wijk ondervroeg, waren respondenten minder geneigd om te denken dat ze was toegenomen ( in 1998 dacht 47 % dat ze veel of een beetje was toegenomen, tegen 55 % in 1996, 64 % in 1994 en 67 % in 1992). De bewoners van stadskernen denken veel meer dan anderen dat wanordelijkheden (zwerfvuil, vandalisme, hangjongeren, druggebruikers en –dealers, lawaai, openbare dronkenschap, etnische conflicten) een probleem vormen in hun buurt. Hoe meer wanordelijkheden men in de wijk waarneemt, hoe hoger de perceptie van het risico op slachtofferschap. Terwijl minder dan een kwart zich zorgen maakt over het risico op slachtofferschap wegens verschillende wanbedrijven (inbraak, verkrachting, agressie, diefstal van of in wagens en ‘mugging’ –van achteren aanvallen en beroven)), meldt iets meer dan 30 % dat ze angst tot grote angst hebben om ’s avonds alleen te lopen, hoofdzakelijk vrouwen, en vooral oudere vrouwen. Mensen die zich het meest zorgen maken over misdaad zijn mensen met een verhoogde perceptie van het risico op slachtofferschap (een slachtoffer kennen of reeds slachtoffer geweest, vaststelling van tekenen van wanorde in de wijk) of mensen die zichzelf meer kwetsbaar vinden (maatschappelijke en/of fysieke kwetsbaarheid, of een algemene neiging om ongerust te zijn). Als men de bevolking ten slotte ondervraagt over de impact van angst voor misdaad op de levenskwaliteit, antwoordt meer dan de helft dat het weinig of geen effect heeft, 43 % een matig effect en slechts 8 % beweert dat de angst voor misdaad er een groot effect op heeft.
190
‘Statistique Canada’ voegt in Canada een aantal vragen over slachtofferschap toe aan haar algemeen maatschappelijk onderzoek. Interessanter in onze context is het onderzoek over de persoonlijke veiligheidsindex die sinds 1999 jaarlijks door de ‘Conseil canadien de développement social’ (Canadese Raad voor maatschappelijke ontwikkeling) wordt gehouden. Hij identificeert de indicatoren voor objectieve veiligheid en voor de perceptie van veiligheid in drie grote rubrieken: economische veiligheid, de veiligheid van de gezondheid en fysieke veiligheid die rechtstreeks naar criminaliteit verwijst (Jackson et coll. 2002). Een van de gestelde vragen handelt over het gevoel van controle dat men over zijn bestaan heeft. In het onderzoek van 2002 antwoordden 41 % van de Canadezen dat ze voelden dat ze controle hadden over hun leven, een vermindering ten opzichte van 1990 toen 59 % het gevoel had dat ze hun leven zelf beheersten. In 2002 voelde 7 % dat ze geen controle hadden, vergeleken met 3 % in 1990. Inzake fysieke veiligheid daalden de officiële cijfers van bij de politie aangegeven misdaden voor het elfde opeenvolgende jaar, hoewel het aandeel gewelddelicten sinds 1999 lichtjes toenam. Iets meer dan 70 % van de Canadezen voelt zich veilig in zijn leefomgeving, een aandeel dat sinds 1998 lichtjes daalde: toen bedroeg het 77 %. In Frankrijk vinden er sinds de helft van de jaren 1990 regelmatig onderzoeken naar slachtofferschap plaats, en werden er enkele studies over het onveiligheidsgevoel uitgevoerd. De studies over angst voor misdaad (Pereti-Watel, 2000; Roché, 2000) tonen aan dat de angst toeneemt in probleemwijken, wat beduidt dat ze samenhangt met de levensomstandigheden, en niet alleen met factoren van persoonlijke kwetsbaarheid. De ‘Baromètre Sofres-Figaro Magazine’ is bovendien een uitgelezen instrument om het veiligheidsgevoel te meten omdat hij sinds meer dan een kwarteeuw alle maanden functioneert (Rey, 2002). Deze maandelijkse peiling meet het prioriteitsniveau dat de Fransen aan verschillende maatschappelijke vraagstukken toekennen: prijsstijgingen, werkloosheid, het behoud van de sociale vrede en de strijd tegen geweld en criminaliteit. Hoewel de strijd tegen geweld en criminaliteit nooit belangrijker werd gezien dan de werkloosheid wordt ze in 2001 voor 46 % de hoogste prioriteit (35 % voor werkloosheid).
191
We merken ten slotte op dat de laatste jaren verschillende nationale, regionale of lokale observatoria werden of worden opgericht voor preventie, misdaad en veiligheid en dat er sinds het eind van de jaren 1980 observatoria voor drugs en verslavingen bestaan in de Europese landen, en met name in Luik. Hoewel deze observatiemechanismen uiteraard niet altijd of niet rechtstreeks over overlast en het onveiligheidsgevoel informeren, zijn het toch belangrijke kennismiddelen waarop we terugkomen in het deel over de gegevens die relevant zijn voor het uitvoeren van een lokale diagnostiek. Algemeen gesproken komt er vooral naar voren dat het onveiligheidsgevoel en angst voor misdaad meer lijken samen te hangen met gedragingen die men als overlast kan betitelen, dan met de eigenlijke criminaliteit.
192
BIJLAGE 4 VOORBEELD VAN EEN IDENTIFICATIEMODEL VAN INFORMATIEBRONNEN VOOR DE DRIE STEDEN
Dit document wil in het kader van de diagnostiek voor de drie steden helpen bij het snel op thema identificeren van informatiebronnen; het maakt geen aanspraak op volledigheid.
193
Voorbeeld van een identificatiemodel van informatiebronnen voor de drie steden
INFORMATIECATEGORIEËN Nationale politiestatistieken
Gemeentelijke politiestatistieken Specifieke informatie-elementen van projecten
Nationale gerechtelijke statistieken
Klachten van burgers
MONTREAL, QUEBEC, CANADA I ) INFORMATIE VAN POLITIEDUC 2 (programma voor een eenvormige aangifte van criminaliteit) Canadees centrum voor gerechtelijke statistiek Statistieken per administratieve regio, per gemeentelijk politiecorps Onderscheid naar geslacht, volwassenen/jongeren Politiediensten van de Stad Montreal (SPVM) en de 49 wijkposten (PDQ) Voorbeelden van projecten: - ‘Cyclope’ (aangifte van prostituees bij de politie) - Robot-cam - Opiniepeiling - lexicon van aanstootgevend gedrag
LUIK, BELGIE BORDEAUX, FRANKRIJK EN GERECHTELIJKE DIENSTEN Federale politie Etat 4001 – klassering op basis Nationale politiestatistieken van de strafwet (van alle feiten die ter kennis van de politie werden gebracht en dan gecompileerd) Jaarlijkse nationale statistieken Onderscheid naar geslacht, minderjarigen/meerderjarigen, Fransen/vreemdelingen Lokale politie Luik Jaarstatistieken (dader, slachtoffer, geslacht) Databank met geautoriseerde gegevens parket Politiereglement prostitutie
O.M. – parketten Jaarstatistieken gerechtelijk arrondissement Luik II) Informatie van de gemeente - Bureau Accès Montréal (BAM) - wijkvereniging administratie arrondissement) - openbare overlastmanager - Gemeenteraadverslagen en van de arrondissementsraden
Gespecialiseerde brigade
Ministerie van Justitie Maisons de la Justice et du Droit (MJD) (Ge(recht)huizen) Frans observatorium voor drugs en verslavingen buurtverenigingen
194
Openbare ruimten, stedenbouwkunde en reinheid Andere specifieke informatieelementen
Specifieke informatie-elementen en/of informatie van gezondheidsinstellingen
Specifieke informatie-elementen van gemeenschapsinstellingen en de verenigingen
- wijkvereniging Openbare werken, parkendienst, Openbare overlastmanager reinigingsdienst - enquêtegids voor de veiligheid - veiligheidscontract – atelier van vrouwen in de stad toxicomanie - project straatprostitutie - Task Force - Tandem Montreal (ondersteuning van burgeracties ter preventie van criminaliteit) III) Gezondheidsinformatie - CSSS (incl. CLSC) Luiks drugsobservatorium (gezondheids- en maatschappelijke diensten) waaronder het gespecialiseerde interventieteam - ontwikkelingsagentschap voor lokale netwerken voor gezondheidsdiensten en maatschappelijke diensten Montreal IV) Informatie van verenigingen en de gemeenschap - overlegcomité voor het - jaarlijks activiteitenverslag van verminderen van achtergelaten de instellingen naalden - medische en psychosociale - Jaarlijks activiteitenverslag spoeddienst van de instellingen - apotheken - CIPC: Quebecs observatorium - uitwisselingsprogramma voor voor veiligheid en preventie in naalden het leefmilieu - regionaal comité en plaatselijke overlegcomités voor het verminderen van achtergelaten naalden
- Wekelijkse evaluatiefiche - onderzoeken over de perceptie van onveiligheid
Drugsobservatorium TREND-programma en -rapport
Jaarlijkse activiteitenverslag van instellingen
195
BIJLAGE 5 VOORBEELDEN VAN DE SAMENSTELLING VAN WERK- OF OPVOLGINGSCOMITÉS
Deze voorbeelden zijn afkomstig van twee ervaringen waarvoor multidisciplinaire comités werden opgericht: in Montreal in het kader van straatprostitutie, en in Luik in het kader van maatschappelijke overlastdoor drugs.
196
Montreal, Quebec, Proefproject II – Straatprostitutie (volwassenen) Oorsprong van het project De wens van de Stad Montreal en het ontwikkelingsagentschap van de lokale netwerken van gezondheids- en maatschappelijke diensten van Montreal om de doeltreffendheid en de coherentie van hun interventies te verbeteren en om gezamenlijk een actieplan rond de problematiek van de straatprostitutie uit te voeren. Opvolgcomité - Association l’Anonyme (jongeren, prostituees (m/v) en/of verslaafden, mobiele eenheid) - Association Séro-Zéro (mannelijke prostituees en/of verslaafden) - Association Spectre de rue (verslaafden, dagcentrum) - Politiediensten van de Stad Montreal - Internationaal Centrum voor vergelijkende criminologie - Université de Montréal (Universiteit Montreal), criminologieschool - Arrondissement Ville-Marie, Stad Montreal - Stad Montreal (stadscentrum), direction de la diversité sociale (directie van de sociale diversiteit) - Gezondheidscentrum en sociale diensten Jeanne Mance (CSSS) - Ontwikkelingsbeambte van het project Luik, België, ‘Ferme de la vache’-project (Boerderij van de koe) Oorsprong van het project ‘La Ferme de la Vache’ heeft de ‘Coordination des Actions en Toxicomanie de la Ville’ (Coördinatie van acties betreffende verslavingen van de stad) ingelicht over de aanwezigheid van druggebruikers en overlast op de site, terwijl deze volkstuintjes vaak bezocht worden door wijkbewoners, waaronder kinderen. Opvolgcomité Voorzitterschap: Coordination des Actions en Toxicomanie de la Ville (Coördinatie van acties rond verslaving van de Stad Luik) Leden: - Observatoire Liégeois de prévention et de concertation sur les Drogues (Luiks observatorium voor preventie en overleg inzake drugs) (Stad Luik), - Ferme de la vache (OCMW), - Centre Start-Mass (Psychiatrisch centrum),
197
-
-
-
Échevinat des Finances, de la Propreté publique et de la Politique immobilière (Schepenambt Financiën, openbare reiniging en immobiliënbeleid) (Stad Luik), Échevinat de l'Urbanisme, de l'Environnement, du Tourisme et du Cadre de vie (Schepenambt van Stedenbouw, Milieu, Toerisme en Levenskader) (Stad Luik), Openbare overlastmanager (Stad Luik), Pôle de rue du Relais social du Pays de Liège, (sociaal contactpunt regio Luik) Lokale politie Luik.
198
BIJLAGE 6 BALANS 2004 VAN DE EXPLORATIEWANDELINGEN IN LUIK
Deze exploratiewandelingen vonden plaats in het kader van het project ‘Le sentiment d’insécurité, c’est aussi notre affaire’ (Het onveiligheidsgevoel is ook onze zaak) van de Koning Boudewijnstichting
199
‘Le sentiment d'insécurité, c'est aussi notre affaire' ‘Het onveiligheidsgevoel is ook onze zaak’ I. Herhaling van de algemene projectgegevens 1. Titel: ‘Marches exploratoires’ (exploratiewandelingen) 2. Referentie van de overeenkomst: 2004.37 S4.31.3.B1 3. Kruis het toepasselijke hokje aan: o Eindverslag 4. Voeg de steekkaart ‘Samenvatting van het project’ toe (pagina 2 van uw kandidatuurdossier), indien nodig bijgewerkt.
Het ging om de organisatie van ‘exploratiewandelingen’ met groepen vrouwen. Via deze wandelingen (overdag, ’s avonds, door de week of tijdens het weekend) door de wijken van de Stad kan men de elementen identificeren die bij vrouwen een gevoel van onveiligheid oproepen of dat versterken. Zodra de elementen die een gevoel van onveiligheid oproepen of versterken, zijn geïdentificeerd, worden ze geanalyseerd en worden er met de vrouwen en deskundigen (bv.: politiecommissaris, wegennetbeheerder…) debatten over mogelijke oplossingen georganiseerd. De bedoeling van onze actie was om de gemeentelijke autoriteiten een verslag te kunnen voorleggen met de vaststellingen en de voorstellen van de groepen inzake de aanpassing van deze onveilige zones. In het verlengde van deze actie zullen de gemeentelijke autoriteiten de onveilige zones inrichten (bv.: verbetering van de openbare verlichting, parkeerplaatsen gereserveerd voor vrouwen bij de ingang van openbare parkings). 5. Wie zou een afgevaardigde van de Koning Boudewijnstichting, naast de projectverantwoordelijke, zeker moeten ontmoeten als hij uw project zou wensen te bezoeken? • Naam:……………………………………………………………………… • Adres: ………………………………………………………………………… • Functie:…………………………………………………………….... • Telefoon:………………GSM:……………E-mail:………………..
200
II. Informatie die prioritair bestemd is voor het Algemene Onveiligheidsrapport 1. Vanuit welke vaststelling op onveiligheidsgebied is dit project tot stand gekomen? Verenigingen van en voor vrouwen schenken bijzonder veel aandacht aan de kwestie van hun verplaatsingen – in verband met het onveiligheidsgevoel of de objectieve onveiligheid. Elke activiteit moet namelijk in functie van de verplaatsing van de vrouwen worden gepland (‘s avonds, moeilijk toegankelijke plaats). Ook de impact, het belang van dat onveiligheidsgevoel in verband met verplaatsingen en de bewegingsvrijheid van meisjes zodra ze in de puberteit komen, houdt de verenigingen erg bezig: de angst van de moeders (en vaders) slaat over, zonder nog te spreken van familie- en zelfs culturele verboden (geen onbegeleide uitstapjes, minder gevarieerde uitstappen dan voor de jongens van het gezin…) en de financiële draagkracht van het gezin (wagenbezit of niet…) Het sociale leven van vrouwen, hun inschakeling in het arbeidsproces, hun zelfstandigheid is dus duidelijk verbonden met de mogelijkheid om zich te verplaatsen en dat ongeacht de aard van de verplaatsing (zoeken naar werk, toegang tot zorgverlening ….) 2. Welke aspecten probeerde u te beïnvloeden om het onveiligheidsgevoel te verbeteren? Vijfentwintig ‘exploratiewandelingen’ met de bewoonsters van de 8 wijken van de Stad Luik om de actie uit te voeren. We hebben het concept van de exploratiewandelingen uitgewerkt om de bewoonsters een instrument te geven waarmee de veiligheid van de stad vanuit hun standpunt kon worden geanalyseerd. De formule bestaat uit het bijeenbrengen van een twaalftal vrouwen om een stadsdistrict te inspecteren dat door hen op voorhand als onveilig werd geïdentificeerd. De groep vrouwen wordt begeleid door gesprekleidsters die als secretaris fungeren. Mannen mogen deelnemen om hun aandacht te vestigen op de percepties van de vrouwen inzake veiligheid. De groep maakt gebruik van een gids-vragenlijst die speciaal voor dit doel werd opgesteld. - De groep observeert de omgeving op grond van de grote principes van veilige indeling en analyseert de signalisatie, de zichtbaarheid, de mogelijkheid om gehoord te worden als een vrouw hulp nodig heeft, wil vluchten of hulp wil vragen, en eveneens het algemene onderhoud en de inrichting van de plaatsen.
201
-
-
De observaties worden gecompileerd en vragen om correctie worden naar de verantwoordelijken gezonden: naar de stad, de handelaars of de eigenaars. De verzoeken die uit de exploratiewandeling voortspruiten, moeten bij de verantwoordelijke instanties worden opgevolgd zodat de voorgestelde oplossingen ook effectief worden uitgevoerd.
Naast het verbeteren van de veiligheid van de bewoonsters en bewoners, dienen de exploratiewandelingen om de deelnemers het gevoel te geven dat ze meester zijn van hun omgeving en dat ze er controle over kunnen uitoefenen. Dit burgerinitiatief dat werd opgestart om de lokale veiligheid en de levenskwaliteit te verbeteren zorgt er eveneens voor dat vrouwen meer aanwezig zijn in het openbare leven. De concrete veranderingen van de stedelijke omgeving als gevolg van de aanbevelingen van de exploratiewandeling zetten de deelneemsters ertoe aan om zichzelf als efficiënte sociale actoren te zien. De exploratiewandelingen dragen in die zin bij aan het versterken van de capaciteiten en aan het ontwikkelen van de zelfstandigheid van vrouwen terwijl het uitoefenen van hun burgerschap wordt bevorderd. Misdaadpreventie door gebiedinrichting (MPGI) kan algemeen worden omschreven als een aanpak van de planning en de ontwikkeling die de kansen op eventuele misdaden doen dalen. Dit soort preventie wordt situationele preventie genoemd en heeft als algemeen doel het verminderen van de gelegenheden tot misdaden door de inspanningen of het risico voor potentiële misdadigers te doen toenemen. Naast het verminderen van de toegankelijkheid tot ruimten waar ze wordt toegepast om de gelegenheid op criminele handelingen door vreemdelingen te verminderen, dient het MPGI in het algemeen echter ook om criminaliteit en de angst voor misdaad terug te dringen; dat gebeurt via een manier van indelen die de perceptie-evaluaties van de bewoners en hun gedrag veranderen. MPGI kan criminaliteit en de angst met behulp van de volgende grondbeginselen verminderen: - De territorialiteit: door de interacties tussen de bewoners, de waakzaamheid en hun controle over hun eigen buurt te bevorderen. - De ondersteuning van activiteiten: door bewoners aan te moedigen om de openbare ruimten in functie van hun bestemming te gebruiken. - De ruimtelijke hiërarchie: door eigendom te verduidelijken; met behulp van werkelijke of symbolische grenzen wordt de scheiding tussen privé-ruimten en openbare ruimten afgebakend. - Toegangscontrole en doelversterking: door fysieke grenzen en veiligheidssystemen te plaatsen en door accessoires en onvernielbare materialen te gebruiken om de toegang te beperken.
202
-
-
De omgeving: door een ontwerp of een plaats te kiezen die rekening houdt met de omringende omgeving en die de mogelijkheid dat groepen in conflictsituaties dezelfde ruimte gebruiken tot een absoluut minimum beperkt. Het beeld/onderhoud: door ervoor te zorgen dat het gebouw en het district schoon zijn, goed onderhouden en zonder graffiti. 3. Wat zijn de zichtbare resultaten van het project? • Organisatie van een twintigtal exploratiewandelingen in de wijken (actie zichtbaar voor de bewoners) • Versterken van de assertiviteit van vrouwen die aan de actie deelnamen (valorisatie van hun vaststellingenervaringsdeskundigen) • Vorming van begeleidsters • Sensibilisering van de gemeentelijke partnerdiensten voor de omvang van het genre 4. Welke impact mag men op langere termijn verwachten?
Naast het verbeteren van de veiligheid van de vrouwelijke en mannelijke burgers, ontwikkelen de exploratiewandelingen bij de deelnemers het gevoel dat de omgeving hen toebehoort en dat ze die controleren. Dit burgerinitiatief dat in een optiek van het verbeteren van de lokale veiligheid en levenskwaliteit werd genomen, zorgt er eveneens voor dat vrouwen meer aanwezig zijn in het openbare leven. De concrete veranderingen die als gevolg van de aanbevelingen van de exploratiewandelingen aan de stedelijke omgeving werden aangebracht, zorgen er voor dat de deelneemsters zichzelf als doeltreffende sociale actoren zien. De exploratiewandelingen helpen in die zin de vrouwen bij het versterken van hun capaciteiten en het ontwikkelen van hun zelfstandigheid, terwijl ze daarbij de kans krijgen om hun burgerschap uit te oefenen. 5. Welke zijn de meer algemene oplossingen of actiemogelijkheden die de deelnemers aan het project voorstellen om het onveiligheidsgevoel te verminderen en op welk(e) niveau(s) zouden ze kunnen worden toegepast? Bij de analyse van de verslagen van de wandelingen dringen de deelneemsters erg aan op het verbeteren van de mobiliteit in de stad en eveneens op de aspecten die met de indeling van het gebied te maken hebben. In het kader van de dynamiek zullen de groepen vrouwen een volledig verslag bij de gemeentelijke autoriteiten indienen. Dit verslag bevat de verschillende aangestipte problemen, de oplossingen die de vrouwen daarvoor voorstellen en eveneens een vaststelling van erg clichématige antwoorden.
203
III. Evaluatie-elementen van het project A. Doelgroepen en betrokkenheid 1. Welke waren de voornaamste doelgroepen van het project en in hoeverre werden ze bereikt? De voornaamste groep was die van vrouwen van alle leeftijden die in de wijken wonen. Om deze vrouwen te bereiken, hebben we een beroep gedaan op interne hulpmiddelen, en op verenigingen die specifiek met de vrouwen werken. Naargelang de wijk slaagden de wandelingen erin om meer of minder vrouwen te bereiken. Men ziet zelfs dat buitenlandse vrouwen of vrouwen van buitenlandse herkomst (vooral Marokkaanse) deelnemen. Er was een belangrijke hindernis: het feit dat de avondwandelingen niet konden doorgaan zoals gepland. Huishoudelijke beslommeringen, de schrik voor ‘wat men zou zeggen’, de tegenkanting van de echtgenoot, de kinderen waren evenzeer blokkerende factoren. 2. Hoe beoordeelt u de graad van betrokkenheid van de verschillende doelgroepen? De motivatie van de deelneemsters was tamelijk verschillend. Ofwel voelden ze zich vanaf het begin reeds betrokken en gemotiveerd door de actie. Ofwel deden ze eerst mee omdat ze andere vrouwen kenden die zich hadden ingeschreven voor het initiatief, omdat ze positief wilden reageren op de oproep van de begeleidsters die ze bovendien kenden, enz. 3. Waren er nog andere groepen betrokken, buiten degene waarin het project oorspronkelijk voorzag? We hebben een beroep gedaan op verenigingen met een vrouwelijke doelgroep om ‘wandelaarsters te rekruteren’ (wijde verspreiding van de toekomstige actie en eveneens van de problematiek). De actie kende heel wat weerklank waardoor men andere vrouwen kon sensibiliseren dan alleen de deelneemsters en hun gezinnen. 4. Kunt u schatten hoeveel mensen aan dit project deelnamen? Als het om rechtstreekse begunstigden gaat: ongeveer 80 vrouwen namen aan de actie deel.
204
B. Verloop van het project en methodologische benadering 1. Verklaar het verloop van het project, de methode en de voornaamste activiteiten? Oprichten van een technische groep bestaande uit de Hoofdcommissionaris (lokale politie Luik), twee deskundigen (Wereldvrouwenmars), de algemene coördinatrice van het federaal Grootstedenbeleid en een onderzoeker van de ‘Université de Liège’. Hun voornaamste opdracht was het oppuntstellen van een specifieke methodologie die aangepast was aan de toestand in Luik. Dit project van de exploratiewandelingen wordt in de verschillende stadswijken uitgevoerd op basis van de studie ‘Sociale structuur en probleemwijken in de Belgische stadsregio’s’ die de KUL en de VUB in 2001 uitvoerden. Via deze studie konden we 8 ‘prioritaire’ wijken identificeren met een hoge concentratie ‘stedenbouwkundige en sociaaldemografische pathologieën’. De 8 prioritaire wijken zijn: Nord (Saint Léonard), Sainte-Marguerite, Outremeuse-Amercoeur, BurenvilleGlain, Quartier Droixhe-Bressoux, Centre (Hypercentre), Sainte Walburge en Angleur-bas, Kikempois en les Vennes. 1 – De vorming van de groepen De enquête wordt uitgevoerd door een groep van maximaal 3 tot 6 personen, hoofdzakelijk vrouwen (bewoonsters, handelaarsters, werkneemsters, …) die in de wijk wonen en er zich verplaatsen. De groep kan eveneens te sensibiliseren personen omvatten: verantwoordelijken van deze wijken, politiemensen in burger, … Om de groepen op te starten: tijd voorzien om het initiatief te verklaren, in reeds samengestelde groepen, op werkplaatsen, enz. die op voorhand waren geïdentificeerd en een lijst maken met de geïnteresseerden personen door hun gegevens te noteren. In sommige groepen kan een man zitten, maar alleen in functie van de deelneemsters en met hun toestemming. 2 – Aanduiden van de te verkennen site(s) Om te bepalen waar de wandelingen zullen plaatsvinden, vertrekken vanuit het onveiligheidsgevoel van de groepsleden en/of peilen naar de behoeften van gemeenschapsinstellingen, vrouwengroepen in de wijk, collega’s op het werk. Volgende vragen kunnen als vertrekpunt dienen:
• Voelt u zich veilig op die of die plaatsen (die in de vraag werden omschreven)? • Hebt u reeds uw activiteiten moeten inperken, plannen voor een uitstap moeten opbergen, de uren van uw verplaatsingen wijzigen omdat u zich op de te verkennen plaatsen niet veilig voelde? • Voelde u zich reeds in gevaar, agressief bedreigd, gepest, op een specifieke plaats in de te verkennen site? • Identificeer nauwkeurig 5 plaatsen in de wijk waar u zich niet veilig voelt?
205
Verdeel het gebied indien nodig in kleine sectoren en stel verschillende teams samen. 3 –De elementen van het onderzoek selecteren Kies op basis van het observatierooster, de bijgevoegde vragenlijst (enkele of alle elementen van het document), de items in functie van de plaats die wordt verkend en van de doelstellingen van de groep. (Stel een vereenvoudigd rooster voor – dag en nacht -. Focus bijvoorbeeld op plaatsen waar men ’s avonds hulp kan krijgen in een bepaalde wijksector, of doe een globaal en grondig onderzoek van die of die straten…). Een veilige omgeving vereist zowel een fysieke plaatsindeling die de risico’s op agressie vermindert en het veiligheidsgevoel versterkt als het gebruik van openbare plaatsen die een sfeer scheppen waar het goed toeven is: signalisatie, verlichting, schuilplaatsen, voorzieningen voor vervoer, frequente bezoeken, het verkrijgen van hulp, het onderhoud en inrichting zijn allemaal factoren die geanalyseerd zouden moeten worden. De vragenlijst moet altijd toelaten dat men zowel de omschrijvingen als de lokatie volledig en nauwkeurig kan evalueren. Het is het referentieinstrument dat naar de behoeften kan worden uitgewisseld en vervangen. 4 –Het moment en de duur van de wandeling bepalen Kies de meest relevante en toepasselijke momenten in functie van de plaats die men wil onderzoeken zodat men een maximum aan gegevens kan vergaren. De te observeren items variëren naargelang het tijdstip en het gekozen seizoen, de elementen die het onveiligheidsgevoel veroorzaken of versterken (verlichting is in het hartje van de winter noodzakelijk vanaf 16.30u als de scholen uitgaan, maar niet in de zomer). Voorzie ongeveer 3 uur voor de hele wandelingprocedure (bv.: 30 min. om het initiatief aan de deelneemsters uit te leggen, 2 uur voor de eigenlijke wandeling, 30 min. om de vaststellingen te bespreken, de aanbevelingen en de opvolging die men moet doen om de oplossingen uit te voeren). 5 –De praktische organisatie • Zorg ervoor dat alle deelneemsters een veilig vervoermiddel hebben, zowel om te komen als om naar huis terug te keren. (Voorzie car pooling of gezelschap…) • Voorzie eventueel kosten voor kinderoppas zodat moeders vrijelijk kunnen deelnemen aan de wandelingen, of een andere organisatie die op de kinderen kan passen of neem enkele kinderen mee, in functie van het uur en de doelstelling. • Zorg voor een comfortabele uitrusting voor iedereen (schoenen, bescherming tegen regen en koude…) • Voorzie drank en hapjes bij de terugkeer. • Geef alle deelneemsters en de groep het nodige materiaal: de onderzoeksgids, schrijfgerief, een kaart van de betrokken plaats,
206
zaklampen, schrijfplankjes om nota’s te nemen, fototoestel, cassetterecorder, identificatiehes en/of armband… 6 –De taken verdelen Een leidster voert de wandeling aan en vergemakkelijkt de discussie. Ze moet de vragenlijst kennen en stoppen bij alle punten van de vragenlijst waarover de groep het eens was. Ze vergemakkelijkt eveneens de discussies tussen de groepsleden om tijdens de wandeling en bij de terugkeer eventueel een consensus over de waarnemingen en de aanbevelingen te bereiken. Een secretaresse noteert de commentaren en maakt een synthese van de waarnemingen. Ze noteert de commentaren tijdens de wandeling in het observatierooster en maakt bij terugkeer een synthese om zeker te zijn van ieders toestemming en over de opvolging die moet worden gedaan. De deelneemsters observeren, stellen vragen, stellen oplossingen voor. Ze kunnen voorbijgangers ondervragen om hun eigen commentaren te bekrachtigen en aan te vullen. Als ze dat wensen, delen ze hun waarnemingen door notities op de vragenlijst te maken. 7 -Een synthese van de waarnemingen maken Maak bij terugkeer een overzicht van alle elementen die bijdragen tot de veiligheid van de omgeving (zie de positieve aspecten van elementen van de stedelijke omgeving). Ga vervolgens door naar de vragenlijst: lees de tijdens de wandeling verzamelde informatie luidop voor en wees er zeker van dat alle deelneemsters zich konden uiten en gehoord werden. Leg prioriteiten vast binnen de verbeteringen en kijk wie deze acties kan uitvoeren. Verdeel de opvolging die door diverse personen en verantwoordelijke instellingen moet worden gedaan onder de groepsleden. 8 –Zorg ervoor dat de vereiste acties worden opgevolgd Ga over tot actie, volgens de prioriteiten die de groep vaststelde: • Sommige vereisen een onmiddellijke reactie (slecht beschermde werken, een niet-gebarricadeerd verlaten huis, …). Weet tot wie men zich moet richten en doe het nodige door de namen van gecontacteerde en georganiseerde personen op te schrijven, de dag en het uur van de oproep, gegeven antwoorden, enz. • Zorg eveneens voor instrumenten zoals ‘modelbrieven’ om rond te laten gaan in de wijk. (bijvoorbeeld: aan de bevoegde diensten een betere verlichting vragen…) • Regel als woordvoerder van een groep ontmoetingen met personen die moeten worden gesensibiliseerd, en zelfs geïnformeerd over een probleem dat de groep aan het licht bracht.
207
Voor de begeleidsters werden er verschillende vormingsmodules georganiseerd (methodologie, onveiligheid en onveiligheidsgevoel, groepanimatie, …). 2. Hebt u de activiteiten of de methode moeten veranderen terwijl het project werd uitgevoerd? Kunt u de oorzaken daarvan verklaren? Ja, we hebben een specifieke vorming voor de begeleidsters moeten organiseren. Naast de technische aspecten van het leiden van groepen, was er ook een gedeelte gewijd aan conflictbeheersing, aan het begrip van de soort en aan de dynamiek van de eigenlijke wandelingen. 3. Ondervond u hindernissen bij het uitvoeren van het project? Hebt u die kunnen overwinnen en hoe? Ja, in het begin waren sommige vrouwen niet erg gemotiveerd. Ze hadden behoefte aan bewustmaking en we moesten hen uitleggen dat hun initiatief zeer nuttig was, niet alleen voor hen maar voor alle wijkbewoners. Sommige begeleidsters waren heel stipt bij de vormingen, anderen minder. Soms hebben we de ‘hiërarchie’ moeten laten spelen wat betreft de agenten van de Stad Luik om hen bij deze vormingen te betrekken. Sommige begeleidsters waren in het begin niet erg overtuigd van ons initiatief. Opmerkingen zoals ‘we zijn allemaal gelijk’ en ‘uw strijd dateert uit een andere tijd’. 4. Wie waren de belangrijkste externe partners bij de uitvoering van het project en waaruit bestond hun respectievelijke inbreng? De Luikse coördinatie van de ‘Wereldvrouwenmars’: methodologische ondersteuning, expertise in het uitvoeren van exploratiewandelingen, expertise op het vlak van het genre. Verenigingen in de 8 prioritaire wijken die voor vrouwen bedoelde acties ondernemen: verspreiding en valorisatie van de actie bij hun doelpubliek; deelname van hun personeelsleden aan de verschillende wandelingen. De politie van Luik en meer bijzonder de ‘direction du Plan zonal de sécurité’ (de directie van het zonaal veiligheidsplan) (met inbegrip van de
208
wijkcommissariaten); methodologische ondersteuning, analyse van het onveiligheidsgevoel ten opzichte van de objectieve analyse-elementen. De Stad Luik: algemene actiecoördinatie, beschikbaar stellen van begeleidsters in de wijken, betrokkenheid van een mobiliteitsexpert, oprichting van multidisciplinaire groepen deskundigen die de vragen van de vrouwen vergaarden voor een eerste analyse (mobiliteitsexpert, hoofd openbare werken … ) 5. Wat zijn volgens u de factoren die bepalen of het project mislukt of succesvol is? Er zijn er verschillende en ze versterken elkaar onderling. Eerst werden de leden van het schepencollege gesensibiliseerd voor de actie. Ze hebben overigens een gemeentelijke adviescommissie opgericht ‘Femmes et Villes’ (Steden en vrouwen). Bij de politie konden we rekenen op de ondersteuning en de betrokkenheid van de Directeur van het zonale veiligheidsplan die onze actie en doelstellingen naar zijn collega’s heeft overgedragen en in het bijzonder naar de wijkcommissariaten. De methodologische steun van verenigingen die ervaring hadden met exploratiewandelingen was ook een bepalende factor. C. Resultaten en evaluatie 1. Werden uw doelstellingen bereikt? Kunt u cijfers geven over de resultaten of ze schatten? Het project heeft meerdere doelstellingen: 1 – De boodschap van de vrouwen naar de gemeentelijke autoriteiten overbrengen opdat men rekening zou houden met hun ervaringen. Dat helpt bij het opstellen van het beleid, maatregelen die berusten op de werkelijkheid; 2 – De veiligheid van vrouwen verbeteren om ieders veiligheid te verbeteren; 3 – De vrouwen collectief betrekken bij het omschrijven van hun eigen veiligheid, dat verhoogt hun zelfvertrouwen en daardoor eveneens hun veiligheidsgevoel en hun bekwaamheid om zelf te handelen; 4 – De veiligheid van de vrouwen in de stad verbeteren, dat bevordert hun mobiliteit, hun opening naar buiten, hun mogelijkheden om zich te vormen, aan culturele activiteiten deel te nemen, … 5 – de bewustmaking van vrouwelijke burgers: ja, het is mogelijk om de openbare ruimte in te nemen en de loop van de dingen te wijzigen, de levenskwaliteit te verbeteren; 6 – De vrouwen ondervragen betekent op de een of andere manier hun deskundigheid in verschillende aspecten van hun leven erkennen.
209
2. Zijn er onverwachte neveneffecten geweest (positief of negatief)? 3. Wordt het project formeel (intern of extern) geëvalueerd of zal dat gebeuren? 4. Wat zijn de eventuele verlengingen en vooruitzichten? De gegevens die tijdens de wandelingen werden vergaard, werden samen met de vrouwen geanalyseerd. Hun opmerkingen en voorstellen moeten nu aan de verschillende betrokken actoren worden doorgegeven (stad, privé, Waals Gewest). Deze opmerkingen zullen ongetwijfeld tot een reeks wijzigingen in het Luikse stadslandschap leiden. 5. Welke nuttige lessen kan men volgens u trekken uit dit project en welke maatregel zou elders kunnen worden herhaald? D. Budget en planning 1. Beschrijf kort de voornaamste uitgaven per budgetpost (bewijsstukken worden niet gevraagd) Alle boekhoudkundige stukken die het bedrag van onze uitgaven aantonen werden ons nog niet bezorgd. Zodra we over de betreffende documenten beschikken zullen we u deze gegevens uiteraard zo snel mogelijk doorgeven. ****************
210
BIJLAGE 7 ELEMENTEN VOOR DE BEVRAGING VAN PROSTITUEES OF VERSLAAFDEN – HET TREND-RAPPORT, BORDEAUX
211
Uittreksel uit de tekst van ‘Tendances Récentes -rapport TREND OFDT (Recente Tendensen- TREND-rapport, Frans observatorium voor drugs en verslavingen) - maart 2000 Bijlage 1: algemene methodologie Het bestaande statistisch systeem Het Franse statistieksysteem over druggebruik hanteert drie grote soorten benaderingen: administratieve statistieken of studies over de populaties die door gezondheids- en sociale instellingen en door repressieve instanties worden gezien, studies over specifieke populaties verslaafden die echter niet institutioneel worden geselecteerd, en onderzoeken of registers van de algemene bevolking. De populatie die door gezondheids- en sociale voorzieningen wordt geobserveerd, is die van gebruikers die een beroep doen op dit systeem. De gebruiker kan dit vrijwillig of onder dwang doen (rechterlijk bevel tot het volgen van een therapie) en het kan omwille van de verslaving zijn of om een andere reden (infectieziekte, enz.). Vanwege de aard van de zorgverlening in deze sector (ontwenning, medische behandeling, reclassering), richt men de aandacht eerder op de ‘zwaarste’ vormen van verslaving, meer op echte verslaafden dan op occasionele gebruikers. Via repressieve instellingen kan men zowel het gebruik (de vraag) als het aanbod benaderen. De vraag wordt georiënteerd door de illegale aard van het gedrag of het gebruikte middel. Er bestaat minder kennis over het aanbod dan over de vraag. Het is op dit vlak uitermate moeilijk om te zien of een indicator evolueert door een wijziging van het fenomeen of door de geleverde inspanningen of de vooruitgang van de repressieve actie. We benadrukken de benadering via studies die de subgroepen van de populatie bestuderen die rechtstreeks getroffen worden door de verslaving maar die niet institutioneel worden geselecteerd. Naast de kwaliteit van de beschrijving van gebruik en gedrag, kan men via dit soort benadering het ‘verborgen’ deel van het fenomeen bestuderen: de individuen die niet gezien worden, noch door het repressieve systeem, noch door het gezondheids- en sociale systeem. De benaderingen in de algemene bevolking bevatten onderzoeken in de algemene bevolking en registers (aangegeven Aidsgevallen, medische doodsoorzaken, verkoop van naalden, steekkaart van Drogues Info Service (Drugs infodienst)) en laten toe om bepaalde aspecten van het fenomeen te kwantificeren. De beperkingen
212
De verschillende openbare rapporten die zich met het probleem bezighielden, kwamen allemaal tot dezelfde vaststelling inzake het belang dat men aan de verbetering van de kennis van het fenomeen moet toekennen en aan het oprichten van een observatorium dat acties doeltreffender maakt. Die vaststelling berust op een analyse die de beperkingen en het versnipperde aspect van de bestaande observatie naar voren brengt waardoor de resultaten inzake synthese en vooruitzichten onvoldoende blijken. Druggebruik is van nature moeilijk af te bakenen en dus moeilijk te beschrijven. De beschikbare gegevens zijn meestal afkomstig van instellingen die op dit vlak werkzaam zijn, en geven dus slechts een deel van het fenomeen weer en dat vanuit een specifiek standpunt, dat van de instelling. De huidige voorziening die verslaving alleen via de stoornissen die ermee gepaard gaan bereikt, plaatst in feite een grens – een overigens onnauwkeurige grens - die occasioneel gebruik uitsluit. Bovendien wordt geen rekening gehouden met het geheel van voorzieningen, het sluit bijvoorbeeld patiënten van dokters in de stad uit. Onderzoeken onder de algemene bevolking, het meest relevante instrument om het fenomeen rechtstreeks in de hele bevolking te meten, met name de omvang ervan, bereiken hun grenzen als het verbruik van de middelen een klein percentage van de bevolking aangaat of als het sociale marginalen betreft. Deze informatiebronnen, met name de administratieve statistieken, zijn door hun duurzaamheid, regelmaat en beschikbaarheid bijzonder waardevol voor het analyseren van grote tendensen. Nochtans moet men ze voorzichtig gebruiken en moet men goed rekening houden met hun beperkingen: de middelenindicatoren zijn ‘onrechtstreekse indicatoren van de vraag’. Wegens hun traagheid, die eigen is aan de manier waarop ze worden gemaakt, is het over het algemeen niet mogelijk om de recente tendensen van het fenomeen te duiden. De modernisering van de communicatiemiddelen zorgt voor een snelle verspreiding van culturen, waardoor de gebruikte middelen en de manieren waarop ze worden gebruikt zeer snel evolueren. Het noodzakelijke De omschreven beperkingen van het huidige systeem laten ons toe om de behoeften te inventariseren:
Het informatiesysteem moet de samenhang tussen de bestaande indicatoren verbeteren en de huidige versnippering verminderen. De observatie moet tot een betere kennis van de gebruikspraktijken leiden zelfs als deze niet vanuit het standpunt van de 213
administratieve bronnen aan de oppervlakte komen (de zogenaamde verborgen populaties). Daarom moeten de verzamelplaatsen en de kring observatoren worden uitgebreid. Het systeem moet sneller reageren. Dat houdt in dat men meer aandacht heeft voor snelle aanpassingen van een systeem dat berust op het omgaan met een soort probleem dat achterhaald blijkt te zijn. De manieren waarop men informatie verzameld moeten toelaten dat het ontstaan van fenomenen wordt geïdentificeerd die per definitie onmogelijk te voorzien zijn.
Methoden en instrumenten voor het verzamelen van gegevens Het TREND-project (Recente tendensen en nieuwe drugs) werd ontworpen om aan deze behoefte tegemoet te komen en om de bestaande bronnen aan te vullen. Dit mechanisme probeert dus om een benadering uit te werken waarmee men: Zich ontwikkelende fenomenen kan opsporen; De context, de gebruikswijzen en de diverse consequenties van het gebruik van stoffen kan begrijpen; De evolutie van het gebruik in de tijd kan opvolgen om er tendensen in te kunnen onderscheiden. Het is gebaseerd op gelijkaardige projecten in andere landen die in de internationale vakpers worden beschreven13. Uit de inhoudsanalyse van deze literatuur blijkt dat heel wat bestaande waarnemingscentra drie grote instrumenten gemeenschappelijk hebben die in staat zijn om opkomende trends te vatten. De wakende waarnemers Men kiest de waarnemers op basis van hun bekwaamheid om over een of meerdere hierboven vermelde thema’s te informeren. De waarnemer die zich het dichtst bij het thema bevindt, wordt een primaire bron genoemd. Zo zijn huisartsen een primaire bron voor informatie over gezondheidsproblemen terwijl de winkels of programma’s voor inwisseling van naalden, zelfhulpgroepen en etnografische veldwaarnemers een primaire bron zijn inzake de gebruikswijzen, de middelen en de gebruikers, maar ze worden als secundaire bronnen gezien voor de 13
Twee werken verdienen hier een bijzondere vermelding: ‘Detecting, tracking ande understanding emerging trends in drug use. Final report, EWDD (Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving) dat een groot aantal bewakingssystemen die wereldwijd bestaan, inventariseert en beschrijft en 'WHO Rapid assessment and Respons Guide on Injecting Drug Use (WHO/PSA Geneva, 1998) dat een methodologie beschrijft om snel en goedkoop de aard en de omvang van een probleem op een gegeven plaats te evalueren voor snelle en doeltreffende acties en preventie.
214
observatie van ziekten die met het gebruik van psychoactieve stoffen gepaard gaan. Observatieruimten Voor dit eerste rapport werden twee gebruiksruimten omschreven. De stedelijke ruimte verwijst naar de tien sites die in het kader van TREND werden gekozen. Deze ruimten bevinden zich allemaal in stedelijke of sterk verstedelijkte gebieden. Rekening houdende met de aard van de wakende waarnemers, is er in deze ruimte overwegend informatie te vinden over de populatie die contact heeft met zorg- en opvangstructuren, die met andere woorden problematisch gebruik vertoont. De gebruikswijzen die toegepast worden door een fractie van de bevolking, de zogenaamde ‘verborgen’ gebruikers, t.t.z gebruikers die geen enkele gezondheids- of sociale zorgstructuur bezoeken of die niet in aanraking komen met de wet, onttrekken zich in de huidige staat van het project aan ons observatieveld; hetzelfde geldt voor plattelandpopulaties. De waarneming in alle sites in de stedelijke ruimte wordt hoofdzakelijk gedaan door een etnografisch onderzoeker van het IREP-netwerk (Onderzoeksinstituut voor epidemiologie van verslaving aan geneesmiddelen) en door het personeel van laagdrempelige structuren (programma’s voor het uitwisselen van naalden en onthaalplaatsen ‘boutiques’) en op sommige sites, door de ASUD-groepen (zelfhulpgroepen van druggebruikers). De partyruimte duidt de plaatsen aan waar een bepaalde muziekstijl, techno genaamd, populair is en tevens de discotheken. In deze ruimte worden de gebruikers in een ‘party’-kader geobserveerd, los van alle vragen rond gezondheid of sociale hulpverlening. Uiteraard is het technomilieu niet het enige waar drugs worden gebruikt. Rekening houdende met de context waarin het project wordt uitgevoerd, is het echter het enige partymilieu dat kon worden onderzocht. De waarnemers in deze ruimte zijn voornamelijk de 13 leden van de vereniging Technoplus, met name in de Parijse regio, en de etnologen van de vereniging LIRESS14, die gespecialiseerd is in de technocultuur en meerdere regio’s bestrijkt. Andere beperkingen van het waarnemersveld kunnen hier worden benadrukt: de geografische dekking en in het bijzonder de overzeese gebieden behoren nog niet tot de observatiesites. Wat betreft de gebruikte stoffen wordt het hele veld nog lang niet bestreken. Gezien de omvang van het cannabis-, tabak-, en alcoholgebruik is het noodzakelijk dat de verzamel- en analyse14
Onafhankelijk laboratorium voor Onderzoek en Proefneming in Sociale Wetenschappen
215
instrumenten worden aangepast. Dat zal in de volgende verzamelingen gebeuren. In dit eerste rapport komen deze drie stoffen niet aan bod. De wakende waarnemers vergaren kwalitatieve gegevens (waarnemingen, gesprekken en synthesenota’s). De organisatie van het werk met de wakende waarnemers Op aanvraag kan men bij het OFDT details over de hier vernoemde instrumenten verkrijgen (vragenlijsten, gesprekgidsen, enz.). IREP Dat bestaat uit veldenquêteurs en uit coördinatoren die over 8 van de 10 voorziene sites zijn verdeeld (Dijon, Lille, Marseille, Metz, Toulouse, Rennes, Parijs en het departement Seine-Saint-Denis) die het aantal observaties moeten laten toenemen, en uit een onderzoeker die het werk van het netwerk oriënteert, centraliseert, verifieert en de informatie synthetiseert. De enquêteurs van het IREP richten hun waarnemingen op thema’s die aan het begin van elk trimester in overleg met het OFDT worden omschreven. Vervolgens verzamelen ze materiaal: op basis van waarnemingen, gesprekken met professionals van laagdrempelige structuren, zorgcentra, ziekenhuizen, gebruikers, gebruikersverenigingen, opvoeders enz. Nadien stelt elke enquêteur op basis van alle informatie maandelijks een nota op die een beeld geeft van de toestand in zijn observatiesite. Deze nota’s worden door het IREP gecentraliseerd, geverifieerd en dan aan het OFDT overgemaakt. Laagdrempelige structuren Er werden rond dit project in de 10 sites zeventien laagdrempelige structuren gemobiliseerd (‘boutiques’ en programma’s voor uitwisselen van naalden). Het personeel van alle structuren is samengekomen om een vragenlijst in te vullen die door het OFDT werd uitgewerkt. Hij bevat open vragen over de waargenomen stoffen, prijzen, beschikbaarheid, de gewone benamingen, het effect dat de gebruikers najagen, het profiel van deze gebruikers, de verenigingen die bij deze stof betrokken zijn, de context waarin men gebruikt en de gezondheidsproblemen die eruit voortvloeien. Techno plus De vereniging maakt een balans op van alle tussenkomsten die ze doet. Sommige elementen van dit werk worden aan het OFDT gegeven, met name een korte beschrijving van de context, de voornaamste stoffen die de ronde doen en waarnemingen over specifiek gebruik. De leden van Techno plus stellen eveneens, per middel, een verslag samen met informatie die gelijkt op de informatie die aan het personeel van laagdrempelige structuren wordt gevraagd. ASUD 216
Het werk met ASUD staat nog in de startblokken. Toch hebben sommige ASUD-groepen al deelgenomen aan de waarneming voor dit rapport door siterapporten te leveren die nogmaals dezelfde elementen bevatten als die men aan het personeel van de laagdrempelige structuren heeft gevraagd. Vereniging van etnologen-sociologen die gespecialiseerd zijn in het raves en technomilieu (LIRESS) De etnologen van deze vereniging droegen bij aan het project door waarnemingen te doen en semi-gerichte gesprekken in het technomilieu te voeren. De gesprekspartners waren gebruikers van speed, amfetamines, cocaïne of nog weinig gekende middelen. De waarneming in het grensgebied De leden van het TREND-netwerk in de grensstreken werden over dit thema gemobiliseerd en stelden rapporten op die nogmaals op waarnemingen en gesprekken berustten. De vorm van deze rapporten, waarmee men het gegevensonderzoek kon oriënteren, was op voorhand door het OFDT vastgelegd. Het ging om een beschrijving van het gebruik op deze plaatsen (stoffen, context, gebruikersprofielen), de verplaatsingen, de reden waarom gebruikers deze verplaatsingen maakten en tevens om de problemen die deze grensoverschrijdende verplaatsingen veroorzaken. Kwantitatieve proefenquêtes Het mechanisme wordt aangevuld met twee kwantitatieve proefenquêtes. Via deze enquêtes kon men de haalbaarheid van de vergaring toetsen en ze zullen op meerdere sites worden herhaald. De ene werd bij 24 huisartsen gehouden die op de 10 observatiesites deel uitmaken van netwerken voor de opvang van druggebruikers. De verzameling vond plaats in oktober, november en december 1999. Deze enquête omvatte iedereen die om een reden die rechtstreeks of onrechtstreeks samenhing met druggebruik de dokter raadpleegde [illegale stof of legale stof die niet medisch werd gebruikt (oneigenlijk medicijnengebruik, oplosmiddelen, enz.)]. Personen die een substitutiebehandeling volgden, werden meegeteld. Consultaties die uitsluitend met alcohol en/of tabakgebruik samenhingen, werden daarentegen uitgesloten van de waarneming. Het ging in totaal om 284 personen. De vergaring vond plaats via een vragenlijst in twee delen: Open vragen waarbij men de artsen om een vrije beschrijving van het fenomeen vroeg zoals ze dat bij de uitoefening van hun beroep zien; een register met informatie over twintig opeenvolgende patiënten die hen consulteerden vanwege een druggerelateerd probleem, over een periode van maximaal 1 maand. De andere enquête via een vragenlijst werd in oktober en november 1999 gehouden op de spoeddienst van het Parijse Lariboisière-ziekenhuis. Iedereen die gedurende deze periode op de spoedafdeling binnenkwam en 217
een illegale of legale psychoactieve stof niet-medisch had gebruikt (oneigenlijk medicijngebruik, oplosmiddelen, enz.) werd in de enquête opgenomen. Als het bezoek uitsluitend met alcohol samenhing, werd het van waarneming uitgesloten. Het ging in totaal om 115 personen. De SINTES databank (Système d'Identification Nationale des Toxiques et Substances – (Nationaal Identificatiesysteem van Toxica en Stoffen)) Deze databank werd in september 1999 door het OFDT opgericht en levert gegevens over de samenstelling van stoffen en de context waarin ze worden gebruikt. Ze is gebaseerd op een gemengd netwerk en verenigt repressieve diensten en laboratoria (douane, politie en gendarmerie), twee ziekenhuislaboratoria, deskundigen in verslavingen aan medicijnen, gespecialiseerde zorgcentra, preventieverenigingen die werken op plaatsen waar gebruikt wordt en epidemiologen. Het SINTES-hoofdstuk van het rapport beschrijft deze voorziening. De controle op internet De controle bestaat uit het regelmatig inventariseren en raadplegen van sites met informatie rond het gebruik van psychoactieve stoffen, het opvolgen van de evoluerende tendensen op deze sites (maar eveneens afbeeldingen en gebruikswijzen die ermee gepaard gaan) waarna deze resultaten in een perspectief worden geplaatst met alle gegevens die in het kader van het TREND-project werden vergaard. Alleen Engelstalige en Franstalige sites worden bezocht. De sites worden aan de hand van de volgende criteria geselecteerd en geklasseerd: geloofwaardigheid bij de gebruikers, regelmatige updates, interactiviteit en bookmark. Ook voerde men een typologie van de sites uit. Zo groepeert categorie A alle sites die redactionele informatie verspreiden en bestemd zijn voor gebruikers (zelfhulp, gebruikersgroep, een enthousiast gebruiker, enz.). Onder categorie B vallen de ‘psychedelische sites’ die zowel wetenschappelijke als culturele informatie verspreiden. Het kan gaan om medisch en/of traditioneel sociaal gebruik van psychotropen, onderzoek in verband met alternatieve therapieën, experimenten enz. Categorie C omvat de sites van instellingen (universiteiten, wetenschappelijke laboratoria, gezondheid, preventie, repressieve diensten enz.) die informatie van medische, farmacologische en wetenschappelijke aard verspreiden. De resultaten van deze controle worden geregeld samengebracht in een bulletin dat naar de veldactoren wordt verzonden die partners van TREND zijn. Het is mogelijk dat de stoffen die het onderwerp vormen van een onderzoek in deze bulletins wordt doorgezonden op vraag van deze partners werden behandeld. Verzameling bij structuren die niet gespecialiseerd zijn in verslaving 218
In partnerschap met ‘la Mission toxicomanie du Conseil général du département de la Seine-Saint-Denis’ en het Hérodote-netwerk in het Essonne-departement (Bijlage 2) werden twee experimentele projecten opgestart om instrumenten te ontwikkelen waarmee men gegevens kan verzamelen van structuren die niet gespecialiseerd zijn in de verslavingsproblematiek (lokale onderzoeksteams, preventiediensten, personeel van Onderwijs enz.) over het gebruik van psychoactieve stoffen bij populaties die de gespecialiseerde inrichtingen niet bezoeken. De institutionele netwerken Twee partnerschappen dienen om gegevens te verzamelen die specifiek zijn voor TREND: met OCRTIS15: de OFDT-leden die belast zijn met dit project onderzochten bepaalde gerechtelijke procedures aangaande aanhoudingen wegens druggebruik en/of trafiek die dit organisme centraliseert. Documenten met betrekking tot aanhoudingen wegens cannabisgebruik en/of –trafiek werden verwijderd en alleen procedures in verband met de sites die door TREND waren voorzien, werden onderzocht. Op die manier verzamelde men kwalitatieve informatie rond de beschrijving van gebruikscontexten van stoffen en de gebruikswijzen, volgens de verklaringen van de aangehouden persoon. - Met de CNAM16: opvolging van voorschriften wordt voorzien voor middelen die op de TREND sites rechtstreeks of onrechtstreeks met druggebruik samenhangen. Twee partnerschappen willen de gegevens delen die door onafhankelijke voorzieningen werden verzameld: - Met de CEIP17 in zes regio’s: het gaat om gegevens die in het kader van OPPIDUM18 werden verzameld; dat werd opgericht om de evolutie in het gebruik van psychotrope middelen te bewaken en de gezondheidsdiensten te waarschuwen over het gebruik van nieuwe middelen of nieuwe manieren van toediening en mogelijk gevaarlijke combinaties, van OSIAP19 waarmee men per regio de belangrijkste oneigenlijk gebruikte medicijnen kan klasseren en van DRAMES20 dat de waargenomen of gepubliceerde overlijdens verzamelt die te wijten zijn aan misbruik van medicijnen en stoffen in de regio’s waar de zes CEIP zijn gevestigd; -
15
Office Central de Répression du Trafic Illicite de Stupéfiants (Centraal bureau voor repressie van illegale narcoticatrafiek) 16 Caisse Nationale d’Assurance Maladie (Nationale Kas voor Ziekteverzekering) 17 Centres d’Evaluation et d’Information sur la Pharmacodépendance (Evaluatie- en informatiecentra voor verslaving aan medicijnen) 18 Observation des Produits Psychotropes Illicites ou Détournés de leur Utilisation (observatie van illegale psychotrope middelen of oneigenlijk gebruikte middelen) 19 Médicamenteuse Ordonnances Suspectes, Indicateur d’Abus Possible (Verdachte recepten, aanwijzing van mogelijk misbruik) 20 Décès en Relation avec l’Abus de Médicaments Et de Substances ( overlijden door misbruik van medicijnen en stoffen)
219
-
Met het ‘Institut de Veille Sanitaire’ (Instituut voor bewaking van de gezondheid): het SIAMOIS21-systeem bundelt gegevens over de verkoop van injectienaalden en substitutiebehandelingen. De CSST (geconventioneerde centra voor hulpverlening aan verslaafden) maken momenteel geen deel uit van de voorziening omdat het moeilijk is om vanaf het begin een dergelijk groot aantal partners in te schakelen. Het ziekenhuispersoneel, met uitzondering van de spoedopname, wordt momenteel ook niet gecontacteerd, met name de verbindingsteams die ongetwijfeld informatie zouden kunnen leveren over gezondheidsproblemen die aan gebruik te wijten zijn.
Consensusvergaderingen Er wordt voorzien dat alle netwerken die tot TREND behoren gemobiliseerd worden voor consensusvergaderingen, afwisselend of samen met het verzamelen van gegevens via een vragenlijst. Dat bevordert uitwisselingen in het TREND netwerk en verbetert de reactiesnelheid van het systeem. Analyse De gegevens van TREND worden door het OFDT-team geanalyseerd. Omdat de kwalitatieve gegevens door verschillende partners op basis van gemeenschappelijke thema’s worden verzameld, kunnen ze gemakkelijk worden samengebracht. Vervolgens wordt de geldigheid van de informatie volgens het driehoeksmeting22-concept geverifieerd. De geldigheid en de betrouwbaarheid van de gegevens worden vastgesteld door de gegevens die men uit verschillende bronnen en via verschillende methoden verkreeg te kruisen. De groepering van waarnemingen op een beperkt aantal sites vergemakkelijkt het kruisen. Voor de analyse werd een instrument ontwikkeld (verspreidingsschaal en 12 verklarende elementen) dat in het eerste hoofdstuk gedetailleerd wordt beschreven zodat men de informatie gemakkelijk via een herhaalbare methodologie kan interpreteren waardoor men de tendensen in de tijd kan opvolgen. Inzake kwantitatieve gegevens in het kader van SINTES was het door het groeperen van de vier onafhankelijke databanken eveneens noodzakelijk om gemeenschappelijke velden te omschrijven en een aantal variabelen te hercoderen. Op elke geïdentificeerde stof in de databank werd door de CEIP van Parijs en Marseille een farmocotoxicologische expertise uitgevoerd. 21
Système d’Information sur l’Accessibilité au Matériel Officinal d'Injection et de Substitution (informatiesysteem toegankelijkheid van officinaal injectie- en substitutiemateriaal 22 Dat is de term die het OMS voor de RAR 'Rapid Risk Assessment'-methode gebruikt om het verzamelen van gegevens bij verschillende bronnen op hetzelfde moment te omschrijven zodat de geldigheid en het representatieve karakter van de vergaarde informatie kan worden nagegaan.
220
Het geheel van kwantitatieve gegevens werd met behulp van de SPSS software geanalyseerd. De resultaten van de algemene analyse werden vervolgens in de vorm van een voorrapport besproken door een commissie deskundigen die samengesteld was uit leden van de ad hoc commissie van het wetenschappelijke college van het OFDT dat werd aangevuld met externe deskundigen. Bijlage 2: de experimentele observatievoorzieningen in een milieu dat niet gespecialiseerd is in verslavingen De oprichting van een observatienetwerk in het Essonne departement. Tussentijds rapport (januari 2000). Inleiding In het kader van de TREND-voorziening startte het Hérodote netwerk (stadsziekenhuis) op het grondgebied van Essonne een experimentele wakende observatievoorziening op met waarnemers die men als ‘niet gespecialiseerd op het gebied van het gebruik van psychoactieve middelen' betitelt. Het belang van deze voorziening is dat het informatiebronnen omvat die de bronnen van de nationale voorziening aanvullen met eerstelijnprofessionals die optreden voor men een beroep doet op gezondheids- en sociale structuren. De keuze van waarnemers laat toe om informatie te verkrijgen over het gebruik van psychoactieve middelen door een jonge populatie die zich vermoedelijk aan de zogenoemde ‘gespecialiseerde’ voorzieningen onttrekt. De aard van de verzamelde informatie, die afhangt van de plaats die de waarnemer bekleedt, betreft het gebruikersprofiel, de context van het gebruik en de gebruikswijzen, de aard van de middelen en verbruik en eveneens hoe de omgeving aankijkt tegen de fenomenen die gepaard gaan met het gebruik van psychoactieve stoffen.
221
De waarnemers De selectiecriteria van de waarnemers De waarnemers werden op basis van drie principes gekozen: hun eerdere deelname aan de dynamiek van het netwerk of het feit dat ze toegang hebben tot een interessant observatieveld, hun sterke motivatie en het feit dat de voorziening verschillende gebieden bestrijkt. De samenstelling van de uiteindelijke voorziening Mobilisatie van de personen die aan deze criteria beantwoordden, leidde tot de samenstelling van de volgende voorziening: preventieclubs (8) ‘Point Ecoute Jeune’ (luisterpunt voor jongeren) (1) Lokale missies (3) apothekers (5) schoolartsen (11) Het verloop van het project Contact opnemen De manier van contact opnemen met de professionals varieerde naargelang de beroepscategorie van de waarnemers, rekening houdende met de verschillen in de organisatie. Het eerste contact vond individueel plaats. Vervolgens werden ontmoetingen georganiseerd om het project gedetailleerd toe te lichten, waarbij iedereen vooraf een verklarend dossier kreeg. Deze fase begon in juli 1999. De presentatie bij waarnemers gebeurde op voorhand als de professionals goed gekend waren. Dat was het geval voor de opvoeders van de preventieclubs, de PEJ en apothekers. In de andere gevallen gebeurde ze bij de hiërarchische verantwoordelijken die deze informatie later aan hun teams doorgaven. Dat was zo bij schoolartsen en lokale missies. Voor de preventieclubs was het noodzakelijk om twee groepen samen te stellen omdat de waarnemers ver verwijderd waren en omdat de snelheid van de mobilisatie varieerde naargelang de structuur. De apothekers en de lokale missies werden individueel benaderd. De schoolartsen werden voor het eerst op een zomerbijeenkomst op de hoogte gebracht door de arts die bij de ‘inspection de l’Académie’ (administratief niveau dat het onderwijsbeleid van de overheid in de regio’s toepast) verantwoordelijk is voor de bevordering van de gezondheid. Tijdens deze bijeenkomst werden vijf schoolartsen benaderd en boden zes andere zich aan als vrijwilliger. Om de inschakeling van professionals te vergemakkelijken, gaf men er de voorkeur aan om ze op hun werkplaats te ontmoeten.
222
In deze eerste fase leidde de ontmoetingen tot de gemeenschappelijke ondervraging van professionals: ‘Hoe kunnen waarnemingen op lokaal vlak nuttig zijn op nationale schaal?’, ‘Hoe konden de professionals er zeker van zijn dat de informatiebronnen anoniem waren?’, ‘Hoe geldig is informatie als die zo nauw samenhangt met de subjectiviteit van de waarnemers?'. De professionals vonden het moeilijk om van waarneming en redenering op individueel niveau over te stappen naar een meer globale benadering. De vertrouwensband tussen de professionals en de arts die verantwoordelijk was voor het project, de experimentele aard van de voorziening en het feit dat het in een nationaal kader paste, maakte het voor hen gemakkelijker om zich te engageren. Hun betrokkenheid werd bovendien verhoogd doordat ze actief konden meewerken aan het uitwerken van de voorziening en ze de verzekering kregen dat ze voor deze waarneemfunctie niet buiten hun gebruikelijke werkkader hoefden te treden, niet naar specifieke informatie moesten zoeken, en niet de praktijk of hun gedrag tegenover het publiek dat ze ontvingen hoefden te veranderen. Men moest hen er overigens vanaf het begin op wijzen dat alcohol- en cannabisgebruik tot het onderzoeksveld behoorden. Daardoor voelden de professionals zich nauwer bij het project betrokken omdat de meesten het begrip ‘drugs’ alleen tot illegale stoffen en dan vooral tot heroïne beperkten. Het observatierooster uitwerken Het was noodzakelijk dat men zich van een verzamelinstrument voorzag dat alle professionals in identieke categorieën verdeelden en dat het best aansloot bij de realiteit van de praktijk van de waarnemers. Daartoe besloot men om de waarnemers zelf een observatierooster te laten opstellen. Door hen te laten deelnemen aan de uitwerking van dit instrument kon men verwachten dat ze het zo zouden uitwerken dat het bij hun praktijk en bij de invalshoek van hun observatie paste. Dit instrument op de realiteit van hun observatieterrein enten, op hun manier om deze fenomenen te begrijpen en op hun vaktaal was een bijkomende waarborg voor de relevantie en de geldigheid van de verzamelde informatie. Tijdens het werk voor het opstellen van het rooster kon men bovendien de doelstellingen van het project verduidelijken en een consensus bereiken over de termen die voor het verzamelen zouden worden gebruikt. Ten slotte zorgden de uitwisselingen in het kader van de uitwerking van het instrument ervoor dat de waarnemers elkaar beter leerden kennen. De opbouw van de observatieroosters verliep anders naargelang de professionele categorie van de waarnemers, waarbij de ervaring van de eersten de anderen ten goede kwam. De preventieclubs en het PEJ
223
Het uitwerken van het observatierooster verliep in twee opeenvolgende fasen: ten eerste door de eerste, meest gemotiveerde groep die vertrok van de verzameldrager die in TREND voor laagdrempelige structuren wordt voorgesteld en vervolgens door een tweede groep die vertrok vanuit het voorstel van de eerste groep. Men begon met het uitwisselen van informatie tussen de projectverantwoordelijke die belast was met het vormgeven van het rooster en de opvoeders van de twee groepen enerzijds en anderzijds tussen deze opvoeders en hun respectievelijke teams. Het rooster werd door alle deelnemers van de twee groepen en door de meeste leden van hun teams goedgekeurd. De definitieve versie van het rooster behandelt vooral het gebruik van de meest courant gebruikte middelen (alcohol, cannabis, ecstasy en medicijnen). Heroïne-, cocaïne-, crack- en LSD-gebruik werden behandeld via hun specifieke kenmerken in vergelijking met de eerste middelen. De lokale missies De lokale missies baseerden zich op het modelrooster dat door de preventieclubs was uitgewerkt maar gaven de voorkeur aan een middelgerichte benadering, een benadering op basis van de problemen die het verbruik van psychoactieve middelen veroorzaken, ongeacht het gebruikte middel. De apothekers De uitwerking van het rooster gebeurde in groep en werd vergemakkelijkt door het werk dat bij de individuele ontmoetingen vooraf had plaatsgevonden. De bedoeling van dit werk was om de observatievelden van deze professionals af te bakenen. De volgende velden werden weerhouden: substitutiebehandelingen; injectiemateriaal; oneigenlijk gebruikte medicijnen; en de perceptie van de wijkbewoners ten opzichte van het fenomeen. De schoolartsen Omwille van de problemen die men ontmoette, werd het observatierooster in twee fasen en in verschillende contexten uitgewerkt. Ten eerste was de werkgroep te groot om een instrument te kunnen uitwerken. Toen men de keuze van de items besprak die men in het rooster wilde opnemen, bleek het discours niet overeen te stemmen met de realiteit op het terrein. De observatievelden en de definitieve verzamelmodaliteiten werden met de 11 artsen afgebakend. Een van hen werkte vervolgens het rooster alleen uit. Het instrument werd vervolgens aan de 10 anderen voorgelegd en door iedereen goedgekeurd. De samenwerking met het OFDT Zodra de observatieroosters klaar waren, werden ze een voor een met de verantwoordelijken van het TREND-project bij de OFDT besproken en werden er wijzigingen aangebracht. Zo werden de open vragen van het observatierooster van de preventieclubs met toestemming van de
224
waarnemers aangevuld met anonieme observatiesteekkaarten over individueel gebruik. Het verzamelen Elke waarnemer kreeg de keuze om het verzamelen zelf in functie van zijn beperkingen en eigen mogelijkheden te organiseren. De enige verplichting was dat men de verzamelprocedure beschreef en meldde. Zeven op acht referenten van preventieclubs verkozen de observaties in team te doen. Sommigen gebruikten bij de leden zowel het verzamelen in team als het individueel verzamelen. Twee referenten van de lokale missie verzamelden zonder iemand te raadplegen, terwijl de derde het met zijn team deed. Sommige apothekers verzamelden in groep door hun personeel samen te roepen. Sommige referenten-apothekers deden het alleen en vulden de informatie aan met de leden van hun team, naargelang ieders beschikbaarheid. De schoolartsen deden het meestal alleen. Als het verzamelen in team gebeurde, nam de projectverantwoordelijke zo vaak mogelijk deel aan de discussies. Het bleek namelijk interessant om de teams bij hun werk te helpen zodat men met name een schriftelijk spoor van de discussies bijhield en men de eventuele afstand tussen de inhoud van deze discussies en de transcriptie in het schriftelijke verzameldocument kon beoordelen. Als dat nodig leek voor de geldigheid van de informatie werden nadere details gevraagd. Het begeleiden van de groepen bood talrijke voordelen. Het afspreken voor het verzamelen maakte uitwisselingen tussen de teams mogelijk. Omdat er een extern persoon aanwezig was, kon men de bemiddeling in de teams invoeren als het onderwerp om de een of andere reden, persoonlijke of institutionele problemen gaf. Door te helpen bij het verzamelen kon men beter begrijpen hoe de waarnemers het observatierooster gebruikten en ontdekken welke gevolgen ze had voor het verzamelen, maar ook voor de teams. De moeilijkheden Bij het uitwerken van de instrumenten Algemeen gesproken leverde het uitwerken van de roosters geen grote problemen op. Zodra er eventueel een probleem opdook, vond er overleg en uitwisselingen met bepaalde waarnemers plaats waardoor de reflectie kon doorgaan en men andere pisten kon voorstellen. Dit werk dat buiten de tijdstippen van de groepsvergaderingen plaatsvond, was mogelijk dankzij de bevoorrechte werkrelaties binnen het Hérodote-netwerk. De problemen die toch ontstonden waren van tweëerlei aard: van organisatorische aard door de agenda’s van de een en de andere; moeilijkheden bij het bereiken van een consensus rond de modaliteiten van het verzamelen doordat gelijkaardige structuren verschillend 225
georganiseerd zijn (bv.: lokale missies) of door het aantal gesprekspartners (bv.: de groep schoolartsen). Bij het verzamelen De problemen waren eerder te wijten aan het in twijfel trekken van de professionele praktijken dat het verzamelwerk kon teweegbrengen dan aan technische problemen (niet begrijpen van de items op het rooster, de duur van het verzamelen, enz.). Besluit Op basis van de synthese van de verzamelde informatie ontmoeten de waarnemers per beroepscategorie elkaar een halve dag om hun waarnemingen onderling te vergelijken. Deze vergaderingen zullen in de loop van het eerste semester van 2000 worden gepland. De verschillende fasen die voor de eerste bundel waarnemingen werden uitgevoerd, namen uiteindelijk meer tijd in beslag dat men oorspronkelijk had voorzien, vooral omwille van de beschikbaarheid van de waarnemers. Nochtans zijn de termijnen zeer bevredigend als men rekening houdt met de weg die werd afgelegd. Als gevolg van deze eerste bundeling en in het vooruitzicht van een tweede bundeling die zes maanden na de eerste plaatsvindt, wordt een balans opgemaakt en zullen de gebruikte methodologie en de inhoud van de verzamelroosters eventueel worden veranderd. De gegevens zullen aan het eind van het eerste semester worden geanalyseerd en het eindverslag zal voor juni 2000 worden opgesteld.
226
BIJLAGE 8 ELEMENTEN VOOR DE BEVRAGINGEN VAN PROSTITUEES OF VERSLAAFDEN – HET ‘BOULE DE NEIGE’ (SNEEUWBAL)-PROJECT, LUIK
227
Het ‘Boule de neige’-project ‘Boule de neige’ is een methode waarbij de preventie door gelijken gebeurt. Hoewel de doelstelling van het project ietwat verschilt van dit handboek, geeft het een interessant voorbeeld van de benadering van verslaafden. De informatie hieronder is een uittreksel van de website van de vereniging ‘modus vivendi’, die in België verantwoordelijk is voor het programma: www.modusvivendi-be.org ‘Een boodschap ter voorkoming van AIDS, hepatitis en andere risico’s die gepaard gaan met druggebruik: van druggebruikers die intraveneus gebruiken tot andere gebruikers. Op deze manier kan men ook informatie verzamelen over het gedrag en de praktijken van de gebruikers. Via deze methode kan men gebruikers bereiken met weinig sociale contacten die zelden in een centrum worden opgenomen. De druggebruiker wordt als een preventiepartner beschouwd: men vraagt zijn advies en deelname aan acties. De gebruikers die de preventieboodschap uitdragen worden ‘jobstudenten’ genoemd en ze worden vergoed uit waardering en uit respect voor hen als partner. Het project wordt in België in het kader van een nationaal maar ook een internationaal partnerschap opgezet. Het wordt eveneens in gevangenissen toegepast.
228
BIJLAGE 9 LEXICON VAN DE GEBRUIKTE TERMEN
229
Lexicon van de termen die in dit handboek worden gebruikt Maatschappijen voor sociale huisvesting: Alle overheids-, parastatale- of privé-instellingen die huisvesting met lage huur beheren; de toewijzing gebeurt op sociaaleconomische gronden. Bevraging: Methode voor het verzamelen van gegevens waardoor men de problemen kan identificeren die de gemeenschap als belangrijk beschouwt maar die niet noodzakelijkerwijs aan de autoriteiten worden doorgegeven. Op het gebied van de maatschappelijke overlast door drugs en prostitutie is het een manier om het bestaan van bepaalde vormen overlast vast te stellen en nieuwe te ontdekken. Lokale veiligheidsdiagnostiek: ‘De lokale veiligheidsdiagnostiek is een systematische en strikte benadering waarmee men de omvang en de oorzaken van criminaliteit en onveiligheid in een gemeente of een wijk kan afbakenen en beoordelen. Ze maakt gebruik van een heel gamma informatiebronnen, met name inlichtingen afkomstig van de politie, gegevens die door diverse instituten en organisaties van de burgermaatschappij werden gecompileerd, peilingen bij slachtoffers en bevragingen van burgers met als doel een beoordeling te maken van de criminogene factoren die op plaatselijk vlak kunnen bestaan en samen prioriteiten en een actieplan op te stellen'. Fondation Docteur Philippe Pinel, Trousse: La clé pour des municipalités plus sûres, 2004 (Stichting Docteur Philippe Pinel, Trousse: de sleutel voor veiligere gemeenten) Kwalitatieve gegevens Gegevens die met behulp van open vragen via gesprekken, waarnemingen en schriftelijke documenten worden verzameld. Ze geven informatie over de gebeurtenissen (aard, plaats, betrokken personen, data, enz.). Gebaseerd op Sehl Mary et al. Évaluation des projets de prévention du crime par le développement social: Manuel pour les organismes communautaires. Centre national en prévention du crime, Sécurité publique et Protection civile Canada, Ottawa. (Evaluatie van projecten voor misdaadpreventie door sociale ontwikkeling: handboek voor gemeenteorganismen. Nationaal Centrum voor misdaadpreventie, openbare veiligheid en burgerbescherming, Canada, Ottawa) Kwantitatieve gegevens Cijfermatige metingen die de hoeveelheid, de frequentie, de intensiteit en de duur aangeven. Gebaseerd op Sehl Mary et al. Évaluation des projets de prévention du crime par le développement social: Manuel pour les organismes communautaires. Centre national en prévention du crime, Sécurité publique et Protection civile Canada, Ottawa. (Evaluatie van projecten voor misdaadpreventie door sociale ontwikkeling: handboek 230
voor gemeenteorganismen. Nationaal Centrum voor misdaadpreventie, openbare veiligheid en burgerbescherming, Canada, Ottawa) Drug Zogenaamde psychoactieve stof die een of meerdere fysiologische of psychische functies kan wijzigen (gedrag, gedachten, gevoelens, humeur…) en vermoedelijk tot een fysieke en/of psychologische afhankelijkheid leidt. Het handboek verwijst alleen naar stoffen waarvan het gebruik en/of het bezit onwettig is. Maatschappelijke overlast wordt nochtans ook dikwijls geassocieerd met openbaar alcoholgebruik. Evaluatie ‘Systematische en objectieve beoordeling van lopende of beëindigde projecten, programma’s of een beleid, van het ontwerp, de toepassing en de resultaten. Het doel is om de relevantie en de verwezenlijking van de doelstellingen, de doeltreffendheid op gebied van ontwikkeling, het rendement, de impact en de duurzaamheid te bepalen'. Direction générale de la coopération internationale et du développement, Guide de l’évaluation, (2004), p.55. (Algemene Directie voor internationale samenwerking en ontwikkeling, evaluatiegids) Impact Bedoelde of onbedoelde effecten op lange termijn van ondernomen acties. Aanstootgevend gedrag Gedrag dat al dan niet door wetten en regelgeving wordt beteugeld, dat ingaat tegen de elementaire regels van het sociale leven. Bijvoorbeeld spugen, graffiti, vernielingen van openbare eigendommen, mogelijk bedreigende samenscholingen van individuen, lawaai in woongebouwen, beledigingen in het dagelijkse leven, enz. Indicator Kwalitatief of kwantitatief informatie-element over de waarneembare uiting van een fenomeen of actie. Indicatoren hebben een bijhorend doel (cijfer) om de draagwijdte van de resultaten te beoordelen. Exploratiewandelingen Rechtstreekse observatie van een gebied door een groep personen om de elementen te identificeren die onveiligheid veroorzaken en om oplossingen voor te stellen. De exploratiewandelingen leveren kwalitatieve gegevens en zijn eveneens een middel om de bewoners of de actoren die in het gebied werkzaam zijn, te mobiliseren. Maatschappelijke overlast door drugs en prostitutie Alle gedragingen of situaties die rechtstreeks of onrechtstreeks samenhangen met drugs en prostitutie en die consequenties hebben die door de bewoners en andere gebruikers van de openbare ruimten als 231
negatief worden gezien. In Quebec worden ze eveneens ‘troubles de la tranquillité Publique’ (zie de term ‘verstoring van de openbare orde’) of ‘ irritants’ genoemd. De term ‘overlast’ wordt naargelang het land, meer of minder gebruikt en kan een negatieve connotatie hebben. In dit handboek houdt de uitdrukking nochtans geen moreel oordeel in. Operationele doelstellingen Doelstellingen die voortvloeien uit strategische doelstellingen. Ze geven aan wat men moet doen om de algemene oriëntatie te bereiken. Strategische doelstellingen Algemene uiteenzettingen die antwoorden bieden op een problematische situatie en gericht zijn op een doelgroep. Algemene Oriëntatie Verandering die men op lange termijn in de gemeenschap wenst waar te nemen, met betrekking tot specifieke situaties of problemen. Actieplan Een geheel van maatregelen waarvoor de partners zich engageren om op voorhand geïdentificeerde situaties op te lossen. Het actieplan moet de projectverantwoordelijke, de partners, de middelen en hulpbronnen van elke actie vermelden en de indicatoren waarmee men de resultaten van de actie kan meten. Prostitutie Voltrekken van diensten van seksuele aard in ruil voor een vergoeding. Bewoners Rekening houdende met de linguïstieke variaties tussen de drie steden, werd de term ‘bewoner’ weerhouden om de mensen aan te duiden die in een bepaald gebied wonen. Soms betekent het ook de gebruikers van de openbare ruimte. Het werd toepasselijker geacht dan de termen ‘inwoners’ en ‘omwonenden’. De term ‘burger’ werd als te beperkend gezien. Resultaten De effecten van het toepassen van een programma, actie of beleid. Deze definitie is niet van toepassing op de resultaten van de diagnostiek die zelf op de besluiten van de diagnostische studie duiden. Statistieken Kwantitatieve gegevens die op regelmatige wijze zijn verzameld volgens een vooropgesteld methodologisch en institutioneel kader en die het onderwerp vormen van een min of meer uitgebreide publicatie. Verstoring van de openbare orde
232
Deze uitdrukking wordt in het handboek soms gebruikt om maatschappelijke overlast aan te duiden. Deze laatste term heeft soms een negatieve connotatie die door de deelnemers aan het uitwisselingsprogramma werd verworpen.
233
BIJLAGE 10 VERWIJZINGEN
234
VERWIJZINGEN Algemene verwijzingen Centre international pour la prévention de la criminalité. Programme d’Échanges entre les villes de Liège, Bordeaux et Montréal sur les nuisances publiques et les insécurités liées à la toxicomanie et/ou à la prostitution dans l’espace public. Verslag van de ontmoetingen in maart, juni en oktober 2004; maart, juni en december 2005; mei-november 2006. Centre national de prévention du crime. Planification et évaluation de projets. Sécurité publique et Protection civile, Ottawa. http://www.publicsafety.gc.ca/prg/cp/planning_eval-fr.asp Délégation interministérielle à la ville (2006). Les contrats urbains de cohésion sociale, Guide méthodologique. France. http://i.ville.gouv.fr/divbib/doc/guide_methodo_CUCS.pdf Institut des Hautes Études de la Sécurité Intérieure (1998). Guide pratique pour les contrats locaux de sécurité. La Documentation française, Paris. La clé pour des municipalités plus sûres, agissons ensemble pour prévenir la violence et la criminalité dans nos communautés (2004). Trousse réalisée par la Fondation Docteur Philippe-Pinel, avec l’assistance technique du Centre international pour la prévention de la criminalité, grâce au soutien de l’Institut national de santé publique du Québec et du ministère de la Sécurité publique du Québec, Québec. http://www.pinel.qc.ca/ContentT.aspx?nav_id=1413&lang_id=F Levaque R., Le Hénaff L., Maurice P., Vivre en sécurité, se donner les moyens. Formation pour l’amélioration de la sécurité et la prévention de la criminalité à l’intention des collectivités locales (2006), Institut national de santé publique du Québec. http://www.inspq.qc.ca Actiepartners: Atelier canadien sur les aînés et la consommation de médicaments, d’alcool et d’autres drogues, Santé Canada. http://hc-sc.gc.ca/ahc-asc/pubs/drugs-drogues/partnerspartenaire/index_f.html 235
Diagnostiek Alvarez J., Besozzi C., & Sansfaçon D. (2006). Les diagnostics locaux de sécurité, une étude comparée, pour mieux comprendre et mieux agir. Réalisation d’un diagnostic de sécurité. Centre international pour la prévention de la sécurité. http://www.crime-prevention-intl.org/publications.php?type=REPORT Angers M. (1992). Initiation pratique à la méthodologie des sciences humaines. Les Éditions de la Chenelière inc. Montréal. Barbeau S., & Dupont B. (2006). Guide de consultation police-citoyens. Centre international de criminologie comparée, Université de Montréal, Montréal. http://www.mapageweb.umontreal.ca/dupontb/consult/guide%20consulta tion%20dwld.PDF Bédard M., Dell’Aniello P., & Desbiens D. (1991). La méthode des cas: guide d’analyse, d’enseignement et de rédaction. Gaëtan Morin Éditeur, Boucherville. Besozzi C., Bruneau S. & Savignac J. (2005). Enquête sur la sécurité dans l’arrondissement Rosemont -La Petite Patrie: premiers résultats. Centre international pour la prévention de la criminalité, Montréal. Besozzi C., Savignac J., Bruneau S., et al. (2006). Les enquêtes de victimation: une analyse comparative. Centre international pour la prévention de la criminalité, Montréal. http://www.crime-prevention-intl.org/publications.php?type=REPORT Côté É. (2006) Diagnostic local de sécurité urbaine de l’arrondissement Villeray Saint-Michel -Parc-Extension. Tandem VSP, Montréal. Direction générale Politique de Sécurité et de Prévention, Secrétariat Permanent pour la Politique de Prévention (2005). Methodologische handleiding voor een lokale veiligheidsdiagnostiek. België. http://www.vps.fgov.be/publications/publ50nl.pdf Institut Scientifique de Santé Publique Unité d’Épidémiologie (2005). Rapport national sur les drogues. IPH/EPI Reports Nr. 2005-013, Bruxelles, Belgique. 236
http://www.iph.fgov.be/EPIDEMIO/epifr/PROG15.HTM Michaud A., Lahaise M-D., & Hénault M. (1993). Guide d’enquête sur la sécurité des femmes en ville, pour la sécurité des Montréalaises. Ville de Montréal, Service des loisirs, des parcs et du développement communautaire, module du développement communautaire, Montréal. http://www.femmesetvilles.org/pdf-general/Montreal_guide_enquete.pdf Savoie J., Bédard F. & Collins K. (2006). Caractéristiques des quartiers et répartition de la criminalité sur l’île de Montréal. Statistique Canada, Centre canadien de la statistique juridique, Ottawa. http://www.statcan.ca/bsolc/francais/bsolc?catno=85-561-MIF2006007
237
Actieplan Gagnon S., & Gagnon H. (2004). Guide d’élaboration de projets et de plans d’action en prévention de la criminalité. Ministère de la Sécurité publique du Québec, Québec. http://www.msp.gouv.qc.ca/prevention/prevention.asp?txtSection=guide_ eppapc Institut des Nations Unies pour la Formation et la Recherche (2005). Guide d’orientation sur l’élaboration de plans d’action pour la gestion rationnelle des produits chimiques. Document d’orientation, Projet UNITAR/ PNUD/ FEM sur l’élaboration de plans d’action, Genève, Suisse. http://www.unitar.org/cwg/publications/cw/ap/guide_plan_action%20_09 _may_05.pdf Plan d’action interministériel en toxicomanie 2006-2011, Québec. http://publications.msss.gouv.qc.ca/acrobat/f/documentation/2005/05804-01.pdf Voyer P. (2002). Tableaux de bord de gestion et indicateurs de performance. Presses de l’Université du Québec, 2e édition, Québec. Evaluatie D’Auteuil C., Bonneau C., et al. (2003). Guide sur les indicateurs, modernisation de la gestion publique. Secrétariat du Conseil du trésor, Sous-secrétariat à la modernisation de la gestion publique, Direction de la modernisation et des agences, Québec. http://www.tresor.gouv.qc.ca/fr/publications/modernisation/guide_indicat eur.pdf De Amorim Aude, Cavelier Bernadette et al. (2004). Guide Ministère des Affaires étrangères, Direction générale de internationale et du développement, Bureau de l’évaluation, Paris. http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/IMG/pdf/Guide_de_l_evaluation_2005.p df Guéneau Marie-Christine et Beaudoux Étienne (1996). Guide méthodologique: l’évaluation, un outil au service de l’action. Fonds pour la 238
promotion des études préalables, études transversales et les évaluations, 74p. http://www.iram-fr.org/documents/guide-evaluation.pdf Robert Philippe (2003). « The evaluation of prevention policies ». Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice. 11(1):114-130. Sehl Mary et al. Évaluation des projets de prévention du crime par le développement social: Manuel pour les organismes communautaires. Centre national de prévention du crime, Sécurité publique et Protection civile Canada, Ottawa. http://www.ps-sp.gc.ca/prg/cp/_fl/Evaluation_handbook-F.pdf Andere interessante bronnen Association Infor drogues http://www.infor-drogues.be Centre international pour la prévention de la criminalité (CIPC) http://www.crime-prevention-intl.gouv Centre québécois de ressources en promotion de la sécurité et en prévention de la criminalité (CRPSPC http://www.crpspc.qc.ca/ Institut national de statistique, Division du ministère des Affaires économiques, Belgique http://statbel.fgov.be/home_fr.asp Institut national de la statistique et des études économiques, France http://www.insee.fr Ministère de l’Intérieur, France http://www.interieur.gouv.fr/sections/a_la_une/statistiques/criminalite Ministère de la Justice belge http://www.just.fgov.be/statistique_parquets/jstat2004/f/t06_li.html 239
Ministère de la Justice, France http://www.stats.justice.gouv.fr/pdf/2004/dlcond/d4j00000.pdf Mission interministérielle des drogues et des toxicomanies http://www.drogues.gouv.fr/ Observatoire français des drogues et toxicomanies http://www.ofdt.fr/ Observatoire Européen des Drogues et des Toxicomanies http://www.emcdda.europa.eu/ Police Belge www.fedpol.be Police locale de Liège http://www.policeliege.be Service de police de la Ville de Montréal http://www.spvm.qc.ca Site internet du gouvernement Wallon Boîte à outils: Méthodes d'implication des utilisateurs http://egov.wallonie.be/boite_outils_methodes/index.htm Statistique Canada http://www.statcan.ca/menu-fr.htm
240