• Voldoet uw webshop aan de (nieuwe) regels inzake ‘overeenkomsten op afstand’? • Beperkt het Hof van Cassatie de mogelijkheid om stakingen te breken? • Een gewaarschuwd bestuurder is er twee waard • Hoe vrij is de leverancier in distributieland? • De rechtstreekse vordering van een onderaannemer ontmanteld • De gewijzigde opstalwet: eindelijk duidelijkheid bij het bouwen op, boven en onder andermans grond
Juni 2015
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
Voldoet uw webshop aan de (nieuwe) regels inzake ‘overeenkomsten op afstand’? Wat is een ‘overeenkomst op afstand’? Een ‘overeenkomst op afstand’ is iedere overeenkomst: • die tussen een onderneming en een consument wordt gesloten • in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand (geen gelijktijdige fysieke aanwezigheid) • waarbij tot aan het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van technieken voor communicatie op afstand (internet, e-mail, sms, post, fax…) Wetgeving Wanneer een onderneming haar goederen of diensten van op afstand (bijvoorbeeld online) aanbiedt, moet zij de regels van het nieuwe Wetboek van Economisch Recht naleven. Informatieverplichtingen Om ervoor te zorgen dat een consument gebonden is door een overeenkomst of aanbod, moet de onderneming de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informeren over onder andere:
• de voornaamste kenmerken van de •
• • •
•
•
goederen of diensten; de identiteit van de onderneming, onder andere haar ondernemingsnummer, haar handelsnaam, het geografisch adres waar de onderneming gevestigd is, het telefoonen faxnummer, e mailadres van de onderneming; de totale prijs van de goederen en diensten; de wijze van betaling en levering; wanneer een herroepingsrecht bestaat, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht en ook het modelformulier voor herroeping; het feit dat de consument de kosten van het terugzenden van de goederen zal moeten dragen in geval van herroeping, indien dit het geval is; een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen.
Juni 2015
Indien de onderneming deze informatieverplichtingen niet naleeft, is de consument niet gebonden. Na het sluiten van de overeenkomst moet de ondernemer binnen een redelijke periode de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager aan de consument bevestigen, zoals bijvoorbeeld per e-mail, usb-stick of papier. Een website is echter geen duurzame gegevensdrager. Voor overeenkomsten op afstand via ‘elektronische weg’ (bv. via een website) die een betalingsverplichting omvatten, legt de wetgever bijkomende verplichtingen op:
• de consument moet de mogelijkheid •
•
hebben om invoerfouten op te sporen en te corrigeren; de contractuele voorwaarden van het contract moeten de consument op zo’n manier ter beschikking worden gesteld dat hij deze kan opslaan en weergeven; de onderneming moet ervoor zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, bijvoorbeeld via een knop met de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’.
Herroepingsrecht Voor elke overeenkomst op afstand (tenzij bij bijzondere omstandigheden) beschikt de consument over een termijn van veertien dagen om de overeenkomst zonder ‘opgave van redenen’ te herroepen. Deze termijn start op de dag van de levering of op de dag waarop de overeenkomst tot levering van diensten werd gesloten. Wanneer de onderneming de verplichte informatie over het herroepingsrecht niet heeft verstrekt aan de consument, wordt de herroepingstermijn verlengd tot twaalf maanden. De onderneming kan deze informatie tussendoor ook nog verstrekken aan de consument, en dan verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen nadien.
De uitoefening van het herroepingsrecht is niet aan vormvoorwaarden verbonden. De consument kan een modelformulier gebruiken dat de onderneming ter beschikking moet stellen. Gevolgen herroeping De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor beide partijen om de overeenkomst uit te voeren. De onderneming moet binnen de veertien dagen overgaan tot terugbetaling. De terugbetaling door de onderneming moet met hetzelfde betaalmiddel gebeuren waarmee de consument betaald heeft. De consument kan in geen geval verplicht worden om een waardebon te aanvaarden. De onderneming heeft het recht om de terugbetaling uit te stellen zo lang hij de goederen niet heeft teruggekregen of niet is aangetoond dat de goederen zijn teruggezonden door de consument. De consument moet de goederen binnen de veertien dagen na de herroeping terugzenden. Reservaties De toepassing van de specifieke regelgeving voor ‘overeenkomsten op afstand’ kan vermeden worden door op de website van de onderneming te vermelden dat goederen online enkel kunnen worden gereserveerd en dat de eigenlijke verkoop slechts plaatsvindt op het ogenblik van het afhalen door de consument op een afhaalpunt. Deze werkwijze is correct voor zover de consument niet gebonden is om de goederen aan te kopen en de aankoop altijd kan weigeren bij het ophalen, zonder dat de reservatie voor de consument verplichtingen creëert (zoals het betalen van een schadevergoeding). Lene Leyssen
[email protected] Geert Reniers
[email protected]
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
Beperkt het Hof van Cassatie de mogelijkheid om stakingen te breken? Op 8 december 2014 velde het hoogste gerechtshof in ons land een opmerkelijk arrest. De vakbonden kondigen dit arrest maar al te graag aan als het einde van de mogelijkheid om stakingen te breken. Maar is dat wel zo? Stakingsrecht vs. feitelijkheden Eigenlijk is ‘het breken van stakingen’ geen goede bewoording. Het staken op zich is namelijk een recht voor elke werknemer. Daaraan kan niet geraakt worden. Maar wanneer het staken gepaard gaat met ‘feitelijkheden’, (bv. het verhinderen van werkwilligen om de onderneming of het bedrijfsterrein te betreden) kunnen ondernemingen toch optreden. Eenzijdig verzoekschrift vs. tegensprekelijk debat Traditioneel gaat een onderneming over tot actie via een procedure die wordt ingeleid bij de voorzitter van de rechtbank bij wijze van eenzijdig verzoekschrift. Het eenzijdig verzoekschrift biedt de mogelijkheid om op heel korte termijn (binnen enkele uren), zonder dat de stakers of vakbonden hun zeg kunnen doen of er zelfs weet van hebben, een verbod op te leggen aan de stakers om werkwilligen de doorgang te verhinderen. Er is bijgevolg geen sprake van een zogenaamd ‘tegensprekelijk debat’, want niemand wordt gedagvaard. Deze procedure wordt door de wet beperkt tot zaken waarbij dit ‘VOLSTREKT NOODZAKELIJK’ is, zoals: 1. wanneer niet alle tegenpartijen zijn gekend. Stakingsposten wisselen vaak van bezetting of worden bevolkt door personen die geen werknemers zijn van de onderneming; 2. wanneer de zaak hoogdringend is; 3. wanneer men een verrassingseffect wil uitlokken (het tegensprekelijk debat zou ervoor kunnen zorgen dat een maatregel weinig tot geen effect zou hebben). Op basis van de beslissing kan de gerechtsdeurwaarder onmiddellijk tot actie overgaan en de feitelijkheden laten stopzetten. De vakbonden hebben zich altijd verzet tegen deze werkwijze. Ook in de rechtsleer en lagere rechtspraak doken hier en daar tegenstanders op van het eenzijdig verzoekschrift.
Wat zegt het Hof van Cassatie? Het Hof van Cassatie oordeelt in haar arrest van 8 december 2014 dat er geen sprake is van ‘volstrekte noodzakelijkheid’ indien: • de gevraagde maatregelen ook nuttig via een dagvaarding met verkorting van de termijn kunnen worden opgelegd; • enkele deelnemers aan de acties gekend zijn, zodat deze gedagvaard kunnen worden en de kortgedingrechter daardoor beter ingelicht wordt over de gevraagde maatregelen; • een verrassingseffect gelet op de aard van de gevraagde maatregelen niet nodig is. Wat moet u ervan onthouden? Het arrest van het Hof van Cassatie betekent niet: • dat ondernemingen niet meer kunnen reageren bij stakingen; • het einde van het eenzijdig verzoekschrift. Het arrest van het Hof van Cassatie betekent wel: • dat meer aandacht moet worden besteed aan de motivatie om een eenzijdig verzoekschrift als middel tegen ongeoorloofde stakingsacties te gebruiken; • dat het gebruik van een eenzijdig verzoekschrift bij een aangekondigde en langdurige staking waarbij de identiteit van (een deel van) de vakbondsvertegenwoordigers of de stakers gekend is, wellicht niet meer mogelijk is. Alternatief? Is de dagvaarding in kort geding met verkorting van de termijn een alternatief? De dagvaarding in kort geding kan voor preventieve procedures (vb. voor de dag van de staking een verbod vragen) zeker nuttig zijn. Het belangrijkste nadeel bij dagvaarding is het tijdsverloop. Een eenzijdig verzoekschrift leidt ongetwijfeld sneller tot een beslissing. Tom Arts
[email protected] Sabrina Fiorelli
[email protected]
Een recent arrest van 8 december 2014 van het Hof van Cassatie maakt definitief duidelijk dat het gebruik van een eenzijdig verzoekschrift niet langer een vanzelfsprekendheid is.
Juni 2015
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
Een gewaarschuwd bestuurder is er twee waard Als bestuurder of zaakvoerder gaat u normaliter geen verbintenissen aan in eigen naam of voor eigen rekening. U dient zich uiteraard wel zorgvuldig te gedragen en de statuten en vennootschapswet te respecteren, want anders krijgt u privé de rekening gepresenteerd. Het leek ons zinvol enkele algemene tips op te lijsten om eventuele bestuurdersaansprakelijkheid te vermijden of beperken: • Schenk bijzondere aandacht aan btw/bv/rsz en andere belastingen. De wetgever heeft daarvoor immers in een zeer strenge aansprakelijkheidsregeling voorzien. • In geval van aantasting van het eigen vermogen of bij verlies: respecteer de zogenaamde ‘alarmbelprocedure’ en bespreek en notuleer de herstructureringsvoorstellen. • Werk aan een regelmatige boekhouding en laat u bijstaan door een goede boekhouder (tijdig en correct opstellen van jaarrekening, jaarverslag, inventaris en waarderingsregels). • Zet nooit een kennelijk deficitaire onderneming voort, tenzij u de continuïteit duidelijk kan motiveren. • Ga nooit verbintenissen aan namens de vennootschap die niet kunnen worden nagekomen.
Juni 2015
• V ergader regelmatig. • Z org daarbij voor een voldoende en uitgebreide notule-
• • •
ring van bijvoorbeeld: • De naleving van de belangenconflictregeling • De opvolging van eerdere (heikele) agendapunten • De (eventuele) bijsturing van plannen alsook de inschakeling van professionele derden • Het continuïteitsbeleid, de ratio van bepaalde investeringsbeslissingen, de vermelding van (de achtergrond van) strategische beslissingen Laat u voldoende informeren door externe experten. Vergeet bij delegatie niet om toezicht uit te oefenen op het dagelijks bestuur en het (eventueel) directiecomité (u heeft als bestuurder een toezichts- en bijstandsplicht). Sluit een verzekering bestuurdersaansprakelijkheid af (D&O-polis).
Wij hopen u hiermee alvast enkele nuttige aandachtspunten mee te geven om eventuele bestuurdersaansprakelijkheid te vermijden of te beperken. Frank Cleeren
[email protected]
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
Hoe vrij is de leverancier in distributieland? Als leverancier doet u vaak beroep op distributeurs om uw producten te verkopen in binnen- of buitenland. Uiteraard wil u dan uw belangen beschermen of de distributieketen optimaal organiseren en allerlei voorwaarden opleggen, zoals een beperking qua gebied of klanten(condities). Binnen de Europese Unie heersen strenge ‘vrije mededingingsregels’ en is in principe iedere afspraak verboden, die een beperking inhoudt die een al te negatief effect op de markt ‘zou kunnen hebben’. De nationale en Europese wetgever knijpen echter een oogje dicht bij distributieovereenkomsten (zogenaamde verticale overeenkomsten) tussen ondernemingen die geen al te groot marktaandeel hebben in de relevante sector (10% nationaal, 30% op Europees vlak). Wij bespreken hierna kort enkele veel voorkomende clausules of vragen: 1. Aan een distributeur kan verbod worden opgelegd om de producten door te verkopen buiten zijn toegewezen gebied (bv. Limburg of Benelux of Duitsland). Een dergelijke territoriale beperking is enkel geldig indien het zogenaamde ‘verboden distributiegebied’ is toegewezen aan de leverancier zelf of aan een andere door hem aangewezen distributeur, op voorwaarde dat deze een exclusief recht heeft om daar te verkopen. Dit geldt voor territoriale beperkingen in zowel exclusieve als niet-exclusieve distributieovereenkomsten. Dus: een niet-exclusieve distributeur kan men ook verbieden om te verkopen in andere exclusief toegewezen gebieden, maar men kan geen enkele (exclusieve of niet-exclusieve) distributeur verbieden om te verkopen in een gebied van een niet-exclusieve distributeur. 2. Een territoriale verkoopbeperking mag enkel betrekking hebben op actieve verkopen: dit zijn verkopen die plaatsvinden op initiatief van de distributeur zelf (bv. direct marketing en een gericht aanbod). Maar passieve verkopen op initiatief van de koper - zoals bijvoorbeeld een verkoop via een website - mag men als leverancier in principe niet verbieden of beperken. 3. Een locatieclausule is een bepaling waarmee u als leverancier aan uw distributeur verbiedt om zijn vestigingsadres te wijzigen naar, of een bijkantoor te openen op, een locatie buiten het aan hem toegewezen gebied. Locatieclausules kunnen deels hetzelfde effect hebben als een verbod op actieve of zelfs passieve verkoop.
Juni 2015
In principe doorstaan locatieclausules de toets van het mededingingsrecht en zijn dus toegestaan, en dit voor zowel exclusieve als niet-exclusieve distributieovereenkomsten. 4. Met een niet-concurrentiebeding wordt aan de distributeur verbod opgelegd om - tijdens de samenwerking - concurrerende producten aan te kopen, te verkopen, te verdelen, e.d. Dit is vaak een verplichting die samenhangt met het voordeel van exclusieve distributie in een bepaald gebied. Onder ‘niet-concurrentiebeding’ wordt in het mededingingsrecht ook bedoeld ‘een minimum afnameverplichting in hoofde van de distributeur van meer dan 80% van diens totale aankopen’. In zowel niet-exclusieve als exclusieve distributieovereenkomsten mogen dergelijke niet-concurrentiebedingen maximum vijf jaar duren, en ze kunnen niet stilzwijgend verlengd worden, en dit met risico op nietigverklaring. 5. Prijsafspraken waarbij de distributeur een bepaalde vaste prijs of minimumprijs (of maximumkorting) moet hanteren bij de doorverkoop zijn altijd verboden. Wél mag een aanbevolen prijs worden voorgesteld of een echte maximumprijs (of minimumkorting) worden opgelegd door de leverancier, maar enkel voor zover de distributeur nog een zelfstandig prijsbeleid kan voeren en nog voldoende marge heeft. Voormelde verboden ‘prijsafspraken’ mogen evenmin indirect worden opgelegd (bv. via bonus, discount, leveringsvertragingen of leveringsstop). Opgelet: de sancties op ongeldige clausules zijn niet min. Ze variëren van nietigheid van de onduidelijke clausule tot de nietigheid van de volledige overeenkomst en zelfs (enorme) boetes (10% van de totale omzet). Voldoende ‘bewustzijn’ binnen het bedrijf, aandacht voor communicaties en, last but not least, het naleven van de strenge regelgeving is goud waard. Frank Cleeren
[email protected] David Van Iseghem
[email protected] Thomas Degraeve
[email protected]
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
De rechtstreekse vordering van een onderaannemer ontmanteld Artikel 1798 BW geeft aan onderaannemers in de bouwsector de mogelijkheid om hun facturen rechtstreeks in te vorderen bij de bouwheer, wanneer de hoofdaannemer niet correct betaalt. Hoewel de rechtstreekse vordering een handig en vormvrij instrument is, stellen we vast dat hier (te) weinig gebruik van wordt gemaakt.
In geval van discussie tussen de bouwheer en de aannemer, kan deze betwisting ook worden ingeroepen om geen betaling uit te voeren aan de onderaannemer. Zo kan de bouwheer de rechtstreekse vordering onder andere betwisten omwille van gebreken in de uitgevoerde werken, of moet hij een eventuele inhoudingsplicht overeenkomstig artikel 30bis W. 27.06.1969 respecteren.
Enkele nuttige tips: 1 De rechtstreekse vordering geldt ook voor elke verdere onderaannemer De rechtstreekse vordering is een recht van de onderaannemer om de bouwheer rechtstreeks aan te spreken van zodra zijn factuur niet tijdig wordt betaald. Deze mogelijkheid bestaat ook voor de verdere onderaannemer, die zich op zijn beurt tot de opdrachtgever van zijn medecontractant (onder)aannemer kan richten. Hou er rekening mee dat u de rechtstreekse vordering enkel kan instellen tegen de opdrachtgever van uw eigen medecontractant. Men mag dus enkel over de eigen contractspartij ‘springen’ en niet verder. In de verdere tekst zal voor de eenduidigheid geschreven worden in termen van bouwheer, aannemer en onderaannemer. 2 Een aangetekende brief of een e-mail is voldoende U kan een rechtstreekse vordering zeer eenvoudig instellen zonder enige vormvoorwaarde. De enige vereiste is een schriftelijke vraag van de onderaannemer tot betaling aan de bouwheer waaruit onomstotelijk blijkt dat deze een rechtstreekse vordering wil instellen. Om bewijsredenen gebeurt dit best via een aangetekend schrijven, alhoewel ook een fax, e-mail of gewone brief geldig is. De bouwheer zal dan in principe laten weten of de aannemer een vordering op hem heeft waarvoor hij nog bedragen is verschuldigd. Juni 2015
3 Gevolgen rechtstreekse vordering De onderaannemer kan de bouwheer slechts aanspreken voor het bedrag dat hij nog moet ontvangen met betrekking tot de lopende werf, en dus niet voor andere werven. De vordering die werd ingesteld moet daarbij voortvloeien uit werken die door de bouwheer werden uitbesteed aan de aannemer en op hun beurt werden uitbesteed aan de onderaannemer. De bouwheer is maximaal gehouden tot het bedrag dat hij nog aan de hoofdaannemer verschuldigd is. Vanaf het instellen van deze rechtstreekse vordering mag de bouwheer niet langer bevrijdend betalen aan de hoofdaannemer. Indien de bouwheer - ondanks de ingeroepen rechtstreekse vordering - toch betaalt aan de hoofdaannemer, zal hij een tweede keer (ook aan de onderaannemer) moeten betalen. 4 Faillissement of WCO hoofdaannemer Een bijkomend belangrijk voordeel van het inroepen van de rechtstreekse vordering is gelegen in het feit dat de rechtstreekse vordering die vóór het faillissement van de hoofdaannemer werd ingesteld, ook na het faillissement van kracht zal blijven. U ontsnapt dan als onderaannemer aan de samenloop met de overige schuldeisers. Indien de hoofdaannemer in slechte financiële papieren zit, is de kans reëel dat er al voor de faillissementsdatum door verschillende onderaannemers een
rechtstreekse vordering werd ingesteld bij dezelfde bouwheer. De bouwheer zal de beschikbare gelden in verhouding tot de vorderingen onder de onderaannemers verdelen, ongeacht de datum waarop de rechtstreekse vordering werd ingesteld. Een rechtstreekse vordering kan niet meer worden ingesteld vanaf de faillietverklaring van de hoofdaannemer. Uw rechtstreekse vordering moet uiterlijk daags vóór het faillissement aangekomen zijn bij de bouwheer. Na een faillissement heeft de onderaannemer wel de mogelijkheid om zich te beroepen op het voorrecht van de onderaannemer op grond van artikel 20,12° Hypotheekwet (waardoor de onderaannemer een bevoorrechte positie verkrijgt bij de vereffening en verdeling van de opbrengst van deze werf). Ondanks de WCO van de hoofdaannemer, kan de onderaannemer zijn rechtstreekse vordering tot de bouwheer blijven stellen. 5 Belang factuurvoorwaarden Ook in het kader van de uitoefening van een rechtstreekse vordering zijn goed uitgewerkte factuurvoorwaarden belangrijk. In uw factuurvoorwaarden kan u opnemen dat alle uitgeschreven facturen als vervallen worden beschouwd van zodra één factuur niet tijdig wordt betaald. Op die manier kan u voor alle facturen samen een rechtstreekse vordering instellen, ook voor facturen die anders nog niet zouden kunnen worden ingevorderd. Astrid Cooreman
[email protected] Geert Reniers
[email protected] Claudia Duchateau
[email protected]
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be
De gewijzigde opstalwet: eindelijk duidelijkheid bij het bouwen op, boven en onder andermans grond De wet van 10 januari 1824 over het recht van opstal werd door de programmawet van 25 april 2014 voor de eerste keer in 190 jaar gewijzigd. De nieuwe opstalwet laat een opstalrecht toe op, boven of onder andermans grond en brengt zo duidelijkheid over de vestiging van o.a. zonnepanelen, verdiepingen op bestaande gebouwen en het oprichten van tunnels, kelders en parkeergarages onder andermans gebouw. 1. Onzekerheid bij de oude opstalwet van 1824 De oude opstalwet kwalificeerde het recht van opstal als een zakelijk recht om gebouwen, werken en beplantingen op te richten op andermans grond. Hoewel de samenleving sinds 1824 sterk is geëvolueerd, bleef de opstalwet tot 2014 onveranderd. Binnen de moderne visie van het grondgebruik zorgde de oude opstalwet dan ook voor veel interpretatieproblemen omtrent de draagwijdte van een recht van opstal. Zo was het niet duidelijk of de houder van een opstalrecht enkel opstallen kon oprichten op andermans grond of ook de mogelijkheid had om een constructie of verdieping op andermans gebouw op te richten, of constructies onder de grond kon oprichten, zoals een ondergrondse parkeergarage. Ten slotte bestond er discussie over de vraag of een opstalrecht in het leven kon worden geroepen voor de vestiging van zonnepanelen op andermans dak. Een actualisering van de opstalwet was dan ook noodzakelijk.
Juni 2015
2. Wijzigingen in de nieuwe opstalwet De opstalwet werd op twee belangrijke punten gewijzigd: Sinds de wetswijziging is het mogelijk om niet enkel een opstalrecht op, maar ook boven of onder andermans grond te vestigen. Er wordt dus niet langer een rechtstreekse band met de grond vereist. Deze aanpassing opent veel nieuwe mogelijkheden, zoals het plaatsen van zonnepanelen, reclameborden, schotelantennes, gsm-masten en verdiepingen op andermans gebouwen, maar ook ondergrondse garages, kelders, nutsleidingen, rioleringen en tunnels onder andermans grond. 1) Het recht van opstal kan telkens voor een maximale hernieuwbare duurtijd van 50 jaar worden gevestigd. 2) Niet enkel de grondeigenaar kan voortaan een recht van opstal vestigen, maar ook elke titularis van een zakelijk recht, binnen de grenzen van dit recht. Door deze wetswijziging wordt het voor een vruchtgebruiker, erfpachter en opstalhouder mogelijk om een recht van opstal aan iemand anders toe te kennen. De gewijzigde opstalwet, die vanaf 24 mei 2014 in werking is getreden, zorgt voor meer rechtszekerheid en nieuwe mogelijkheden, wat de vastgoedtransacties enkel maar ten goede kan komen. Tom Arts
[email protected] Claudia Duchateau
[email protected]
Arts, Cleeren & vennoten • T: +32 89 36 70 45 • www.artscleeren.be