2008 www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Marisa Yeaman
Album:
Roadmap Heart
Label:
Independent
zaterdag 20 december 2008
Tijdens onze trip naar het Americana Conference en Music Festival in Nashville stond ik ineens oog in oog met de uit Australië afkomstige liedjesschrijfster Marisa Yeaman. Met haar debuutalbum “Pure Motive” uit 2005 maakte ze al indruk op mij. Yeaman trad overigens niet op, op één van de Americana showcases. “It’s coming to soon. My new album is not out yet.”, liet ze toen weten. Wel nu hier is haar nieuwe album “Roadmap Heart”. De CD bevat maarliefst vijftien erg interessante en verrassend gevarieerde tracks. Dit is weer z’on album die je moet beschouwen vanuit verschillende invalshoeken. Haar stem is folterend, breekbaar en soms vertederend. De productionele klank van “Roadmap Heart” is loepzuiver. De vertellende en observerende teksten hebben een ligt literaire poëtische inslag waarin je niet strikt raakt in nietszeggendheid. Haar reisbelevingen en ervaringen, opgedaan in de Australische Outback, leggen net als op de voorganger “Pure Motive” zijn beslag. De muzikale variëteit is enorm. Het is een mengelmoes aan muziekstijlen waaraan je echt moet wennen. In dit laatste zit hem ook de kneep of misschien ook wel de verrassing. De CD opent formidabel met ‘1000 Mile Stare’ en wordt opgevolgd met evenzo kostelijk lap steel gitaarwerk van ene Tim Hackett in ‘Old Hotel Phone’. Opvallend is ook om te horen hoe de rhythm sectie, die bestaat uit Davey Porter (Josh Owen) op drums en Grant Cumberford (Chris Whitley) op basgitaar, omgaan met de fluctuatie van Yeaman’s liedjes. Luister maar eens naar het bluesy ‘Flying North’ en skip door naar het landschappelijke ‘Silent Murder’. Het zijn allemaal realistische wapenfeiten die “Roadmap Heart” tot een bijzondere langspeler verheffen. Marisa Yeaman is de naam, en ze maak eerlijke karakteristieke muziek zonder al te veel poespas.
Jan Janssen Artist:
Greta Gaines
Album:
Whiskey Thoughts
Label:
Justice Records
vrijdag 19 december 2008
Tijdens de showcase en lunch party, die Justice en Mother West weggaven, gedurende de Americana Music Festival & Conference in Nashville maakte ik kennis met de muziek van ene Greta Gaines. Deze uit Nashville afkomstige beeldschone jonge dame kwam iets of wat eigenzinnig over gedurende haar live performance. Haar Americana pop-rock gedreven liedjes, die live behoorlijk van het podium gesmeten werden, hebben in studiovorm een plaats gevonden op haar vierde album ‘Whiskey Thoughts’. Laten we maar vast voorop stellen dat Gaines muzikaal “out of the box” denkt, van wat we tegenwoordig ook wel in de volksmond het “mainstream” genre noemen. Dat deed overigens ook haar vader. Volgens haar CD profiel zou Charles Gaines de uitvinder zijn van het Paintball spel. Maar buiten dat, Greta Gaines was ooit eens professioneel snowboarder. Via die weg hoste ze, eind jaren negentig, het populaire MTV programma Sports & Music Festival. Gaines over die periode “It was a dream job and reflected my love of music, extreme sports, adventure, travel, lifestyle and the environment”. Hier hebben we dus te maken met een meid die op haar toekomst is voorbeid. Niet in hokje te stoppen, een beetje van dit en beetje van dat, maar allemaal wel open en toegankelijk. Deel 1 noemt ze haar ‘Driving Song” Je hoort goede swingde songs die blijven kleven zoals “Hey Even” en het zelf reflecteerde “Dirty Blonde”. Ze sluit deel 1 af met, het samen met Raul Malo gezongen, “Love Is Twisted”. Zoals een piepende deur opent, opent Gaines met het troostende liedje “Falling James” deel 2 “The Cryin’ Songs” van dit tweeluik. Het is de grilligheid van deze excentrieke blondine door samen met Willie en Bobbie Nelsen de zwierende wals “The Willie Waltz” te laten waaien. Greta Gaines Drivin’ en Cryin’ songs, op haar nieuwe CD ‘Whiskey Thoughts’, zijn erg goed te pruimen en zijn absoluut het beluisteren waard.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 1 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Austin Hartley-Leonard
Album:
Franklin Ave.
Label:
Mother West Music
donderdag 18 december 2008
Nog voordat ik Austin Hartley-Leonard’s CD 'Franklin Ave’ beluisterd had, zag ik hem en zijn band een verrassend live concert verzorgen tijdens het Americana Music Festival & Conference in Nashville. Ik voorspel, voor deze gelegenheid helemaal vanuit Los Angeles overgevlogen gast, een rooskleurige toekomst. De voormalige frontman van St. James inc. schrijft namelijk ijzersterke teksten en dekt deze toe met een lekker warme Alt.country folk rock Kasjmierdeken. Live erg fijn om naar te luisteren en plezierig om naar te kijken. Op zijn debuutalbum ‘Franklin Ave’ ruil je het ene in voor het ander. Luisteren naar zijn heerlijke laidback gecomponeerde songs is een waar genot. In rustige nummers toucheert hij muzikaal de randen van Nick Drake een Roy Harper. Als de volumeknop een aantal slagen omhoog gaat dan loopt hij in de pas met bands als Wilco of The Jayhawks. De genoemde namen zeggen niet alles natuurlijk. Het is vooral Austin Hartley-Leonard eigentijdse geluid die chloreert op deze plaat. Zo horen we een aantal prima muzikanten geïnspireerd maar gecontroleerd freewheelen. Daarnaast duiken ook wat bekendere namen op zoals The Bowmans, die de backing vocals verzorgen, Carrie Rodriguez op viool en Doug Pettibone op pedal steel gitaar. De relatief korte speeltijd, amper vierendertig minuten, zit je met het grootste gemak uit en is uiterst geschikt voor een hippe generatie muziekliefhebber die verder willen kijken dan hun neus lang is.
Jan Janssen Artist:
Blue Rodeo
Album:
Blue Road
Label:
Warner Music Canada
woensdag 17 december 2008
Ondanks het feit dat de uit Toronto, Ontario, Canada afkomstige country roots rock formatie Blue Rodeo al meer dan twintig jaar aan de weg timmert, steekt dit sextet zelden of nooit de grote plas over. Jammer, want op hun vorig jaar verschenen elfde CD "Small Miracles" bewezen, met name het duo Jim Cuddy en Greg Keelor dat ze nog lang niet van plan zijn om achter de geraniums te gaan zitten. De band converteert al jaren het zeventigerjaren geluid, zoals je dat zult kennen van bands als Poco, The Band en The Eagles, naar compleet eigen inzichten. Geen idee hoe groot het Blue Rodeo marktaandeel in de EU eigenlijk is en waarom men niet vaak de oversteek maakt, feit is wel dat hun muziek al die jaren een bovengemiddeld niveau behaalt. Dit prima gezang en gemusiceerd zit nu verpakt, hoe kan het anders, in een blauw omhulsel. Blue Road bevat een CD en DVD. Op de CD “Live At Massey Hall” staan elf zeer appetijtelijke tracks waaronder, opvallend genoeg, een Bee Gees cover genaamd ‘To Love Somebody’. Luke Doucet’s levensgezel Melissa McClelland duikt op in het liedje ‘Know Where You Go’. De DVD is erg grappig in elkaar geknutselde. Het visuele schouwspel, van bovengenoemd concert, komen amateuristisch over maar geven precies het eigenzinnige karakter van de band weer. Het tweede deel bestaat uit een door Chris Mills geregisseerde documentaire. Kortom, dolle pret met het nodige gepiep i.v.m. “The F word”. Lekker luiere in het privézwembad en mooie intieme semiakoestische huiskamer shots waar de band centraal staat. Muziek om van te smullen zoals het liedje ‘Losing You’ dat maarliefst vanuit zes “Multi Angels” te bekijken is. Voordat je het in de gaten hebt zit je verstild te kijken en hoor je het DVD hoofdmenu kraken, piepen en ploffen. U weet wel, net zoals vroeger het LP vinyl op het einde klonk. Erg mooi document dat helemaal in de lijn van de verwachting ligt, eigenzinnig van opbouw maar met beide benen op de grond.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 2 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joan Baez
Album:
Day After Tomorrow
Label:
Bobolink
dinsdag 16 december 2008
In1964 vroeg (en kreeg) ik de LP ‘Joan Baez 5’ voor Sinterklaas. Joan kreeg in dat jaar een Edison voor haar album, dus het moest wel een kanjer vaneen plaat zijn. Bovendien had ik al vele malen de hoes bewonderd in de etalage van Radio van Dijk; een vrouw met een gitaar in een idyllisch landschap, die ook nog een romantische verhouding met Bob Dylan (toen samen met Donovan het puikje onder de ’protestzangers’) onderhield, dat wordt genieten geblazen! Nee dus, slechts twee tracks waren nog enigszins beluisterbaar (Dylans ’ItAin’t Me Babe’ en ’I Still Miss Someone’ van Johnny Cash), de rest washuiveringwekkend. Met een galmend vibrato hoor ik een zangeres die bewijzen wil dat ze niet zomaar een folkzangeres is, maar heus wel over klassieke zangkwaliteiten beschikt. Dieptepunt is haar uitvoering van Villa-Lobos’ aria ‘Bachianas Brasileiras No. 5’. “Waarom zingt die dame toch zo raar?”, dacht ik als hevig teleurgestelde 17 jarige puber. Over naar het heden, over naar Joan Baez haar 24ste studioalbum ‘Day After Tomorrow’. Wat een genot! Geen spoor meer van die gekunstelde en gekwelde zangstijl, maar een warme stem waarin spoortjes van haar leeftijd (Baez wordt in januari 68) hoorbaar zijn. Spoortjes die net dat extra toevoegen om Joan volledig in je armen te sluiten. In een puntgave productie van Steve Earle krijgt de stem van Joan alle aandacht die ze verdient. De snarenvirtuozen Tim O’Brien, Darrell Scott en Viktor Krauss zorgen vooreen perfecte akoestische setting. Voeg daarbij de uitstekende songkeuze van Baez en je hebt een cd die ik althans heel veel draai de afgelopen weken. Earle levert naast zijn ‘Jericho Road’ (a capella gezongen met enkel handgeklap)ook twee speciaal voor dit album geschreven songs: ’God Is God’ (hemelse gitaren!) en ’I Am A Wanderer’. Wonderschone liedjes van collega zangeressen Eliza Gilkyson, Diana Jones, Patty Griffin en Thea Gilmore worden door Joan met een groot invoelingsvermogen vertolkt. Klasse! Detiteltrack, ‘Day After Tomorrow’, geschreven door Tom Waits & Kathleen Brennan wordt in de uitvoering van Joan een grootse hymne die schrijnt,maar toch liefdevol overkomt. Mijn favoriete track is ’Scarlet Tide’ van Elvis Costello&Joseph Henry Burnett, iedere keer als de mannenstem(Earle?) in het refrein opduikt, zo’n stem die op het randje van onzuiverheid balanceert, lopen bij mij de rillingen (van genot) over de rug. ‘Day After Tomorrow’ is door zijn ‘downbeat’ uitvoering, qua sfeer en thematiek de ultieme CD voor deze “donkere dagen” -periode. ’Sounds like Joan fucking Baez!’, volgens producer Steve Earle. Maar dan wél de Baez van2008!
Benny Mulder Artist:
Fontaine Brown
Album:
Tales From The Fence Line
Label:
Manatee Records
maandag 15 december 2008
Als je in de muziekwereld zit, of het nu zakelijk of als liefhebber is, dan krijg je een redelijk goed beeld van waar de scheidslijnen liggen. Als je daarvan terug komt en je hebt nog steeds die passie dan kun je verhalen vertellen over die scheidslijnen. Misschien krijg je dan pas een idee van wat echt belangrijk is in het leven. Heb deze vage woorden zo goed mogelijk proberen te vertalen uit het CD profiel van Fontaine Brown’s nieuwe CD Tales From The Fence Line. Heb het meerder malen gelezen maar weet nog steeds niet wat hij ermee bedoeld. Wie het weet mag het uitleggen. Wat niet vaag en al helemaal niet voor de poes klinkt, is de muziek die Brown maakt. Brown, inmiddels al zesenzestig jaar, dook samen met producer Don Dixon (REM, Ellis Hooks) de studio in. Dixon kende studiomuzikanten als Jim Brock, drums (Janis Ian, Carrie Newcomer), gitarist Mitch Easter en toetsenist Peter Holsapple (beide REM) en Backing vocaliste Kelley Ryan (Amy Rigby). Het resultaat mag verrassend genoemd worden. De kracht van deze plaat zit in de ritmiek, ongelofelijk groove en hippe bewerkingen van de swingende composities op deze CD. Dit is R&B, blues, soul rock die je loeihard draait als je alleen thuis bent. Clapton, JJ Cale draai je als je bezoek hebt. Deze vijfenzestigplusser deinst nergens voor terug, ook niet voor moderne trance en dance achtige moves. Otis Taylor, Corey Harris en The Lost Lonely Boys gaan op visite bij Billy Gibbons (ZZ Top), zoiets ongeveer. Luister naar de bonkende track ‘Detroit Saturday,’ Brown zegt daarover “It’s my little love letter to my old buddy Bob Seger” Als dan het soulvolle ‘Closer To The Flame’ voorbij komt sta je complete weer op het verkeerde been. Heerlijk die afwisseling. Daarna ‘Southside Story’ iedere dansvloer smacht naar dit ultieme geluidsgenot en ritme. Kan nog wel even door gaan ‘Wreck At The Crossroads’, ‘Just Out Of Reach’ en ‘Pool Of Light’ je krijgt er geen genoeg van. Yep, Fontaine Brown heeft gelijk. Als muziekliefhebber weet je weer wat de scheidslijnen zijn tussen wat echt mooi is en “what already has been done.” Wereld plaat
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 3 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Shiner Twins
Album:
Southern Belles
Label:
Stagger Lee Records
zondag 14 december 2008
Het tweede album van Shiner Twins is een ware lofzang op de rijke muziek uit het Diepe Zuiden van de Verenigde Staten. Dertien eigen liedjes van zanger/gitaristen Jack Hustinx en Richard van Bergen zijn gegoten in een heerlijk bruisende mix van muziekstijlen. Deze ‘Southern Gumbo’ start met een moderne gospel “Guide Me Lord”, waarin vol passie gezongen wordt over de Weg die wij op moeten gaan. Vervolgens wordt het vuurtje flink aangestoken met goudeerlijke ‘New Orleans-Back –Beat’, waarin het ritme-tandem Nicky Hustinx en Dick Wagenveld zich heerlijk kunnen uitleven en gast Roel Spanjers zich ontpopt tot een eersteklas ‘’organ-grinder’. “Better Believe” is onvervalste Texas Rock en het rockt nog vuiger in het heerlijk stuiterende “Nothing In This World”. Absoluut hoogtepunt is de prachtige ballad “So Many Tears”, een tearjerker met een positieve boodschap. Richard van Bergen gooit zich met zijn hele ziel in deze aangrijpende song. “Waiting For A Train” is een leuke aanvulling voor verzamelaars van trein-liedjes. GospelDelta-blues vindt de luisteraar in het broeierige “Love Is My Religion” met een gastbijdrage van smoelschuiver Gait Klein Kromhof. “Love Can’t Be Undone” is een filosofisch luisterliedje met een fraaie gitaarsolo, waar om heen Roel Spanjers met zijn accordeon fladdert. De uitsmijter “Be Ready” is ook een staaltje van inventiviteit. Een gospel in een ‘New Orleans-brass-bedje’ met een verrassende gypsy-swing gitaar solo. Met het afwisselende “Southern Belles” openbaart Shiner Twins zich als de Nederlandse “The Band”. Een absolute aanrader!
Paul Jonker Artist:
Kane, Welch & Kaplin
Album:
Untitled
Label:
Dead Reckoning Records
zaterdag 13 december 2008
Het is dat we, tijdens de zevende editie van de Americana Music Association Honors & Awards show in Ryman Auditorium in Nashville, Kevin Welch tegen het lijf liepen, en later een indrukwekkend show zagen weggeven, anders had ik dit derde titelloze album onder de naam Kane Welch Kapin niet kunnen bespreken. Gek eigenlijk, het kan zijn dat we iets gemist hebben, maar heb ze, naar ik nu beluister, wel gemist op de grote Americana en Roots festivals die dit jaar in ons land plaatsvonden. Omdat deze CD eigenlijk uit 2007 komt concludeer ik voorzichtig dat deze plaat niet één potje heeft kunnen breken in de Benelux. En dat laatste is een bittere constatering. Dit singer-songwriter trio, bestaande uit Kieran Kane, Kevin Welch en Fats Kaplin, maakt professionele Americana die de geliefkoosde zinsnede “muziek buiten de gebaande paden” alle eer aan doet. Zoals al te horen was op de voorganger “Lost John Dean” vermengd dit trio smeulende woestijn klanken met moderne heupwiegende upbeat. Met de songs ‘Ain't Gonna Do It’ en het daarop volgende ‘I Wish I Had That Madolin’ is de toon van de plaat eigenlijk al gezet. Sferische blues rhythm beat die doordreunt ook in tracks als ‘No One Told Me’ en ‘12 Chimes’. Die beat kick komt overigens van Kane’s zoonlief Lucas. Geen singer-songwriter trio dus maar gewoon een bandgeluid van Kane Welch Kapin, die anders maar vooral geen doorsnee klinkt. Snap er echt geen hol meer van. Heb zelf het Real Roots Café jaaroverzicht erop nageslagen. Niet één vermelding tussen de vijfennegentig inzendingen. Met het liedje ‘What Are They Doin' In Heaven Today?’ word dit prachtige album afgesloten. Bedenk mij nu ineens wat ons bezielt heeft om deze plaat links te laten liggen. Een must voor Americana liefhebbers en een interessante dwaling voor echte blues fanaten.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 4 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hobotalk
Album:
Alone Again Or
Label:
Glitterhouse Records
vrijdag 12 december 2008
De muziek van het Schotse Hobotalk, bestaande uit geluidskunstenaar Marc Pilley (zang en gitaar), Klive Smith, Ali Petrie (keyboards), Nick Houldsworth (elektrische gitaar) en drummer Alan Cranston, sloop op hun voorgaande CD’s ‘Notes On Sunset’ en ‘Homesick For Nowhere’ als het ware stiekem bij je naar binnen. Wij schreven zelfs dat de puntjes op de i stonden en dat Hobotalk aan de vooravond stond van een definitieve doorbraak. Geeft toe, te hoog gespannen verwachtingen gekoesterd. Met het verschijnen van hun nieuwe album ‘Alone Again Or’ maak ik een pas op de plaats. Waarschuw je al op voorhand, absoluut geen gemakkelijke plaat voor de doorsnee roots liefhebber. Sterker nog, de muziek op deze plaat raakt zelfs niet eens de randen daarvan. Een open vizier en ruim denken en luisteren is een must. Dit muzikaal experiment viel, in het begin, enorm koud op mijn dak. Wat heeft die Pilley zich toch bezielt, vroeg ik mij af. Na een paar flinke luistersessies prik je er doorheen. Het is hip tegenwoordig de CD in twee helften te verdelen, de schotten doen het ook. The Electric Night, de naam zegt al voldoende denk ik, en The Acoustic Morn, waar je de karakteristieke Hobotalk sound wave je tegemoet komt. De stem van Pilley is het enige wat gebleven is, als je het mij vraagt. De muziek op kant 1 klinkt tegendraads en zit vol met schijnbewegingen die je voordurend op het verkeerde been zetten. Hoewel de plaat ijzersterk opent met ‘Mother Creation Cries’ en ‘Love Is Hard To Do’ heb er geen moer mee en laat ik mij poorten. Als het eindsignaal van de eerste helft gaat en we aftrappen voor de tweede helft dan… ja dan is het genieten. Anders, maar toch van een detaillistische schoonheid die deze band groot maakt in kleine dingen. Speels in ‘Naked In The Afternoon’ en fantastisch gezongen in ‘Under The Spell Of Love’. Hoe klink de Schotse blues in de toekomst, ja, ja zo glijdt ‘Round And Round’ aan je voorbij. ‘Alone Again Or’ bevat maar 12 tracks en duurt maar amper 35 minuten. Marc Pilley zegt daarover “Think Buffalo Springfield jammin with Captain Beefheart and The Doors” Okay, ben het met hem eens, dit houdt inderdaad niemand lang vol.
Jan Janssen
Artist:
Hokie Joint
Album:
The Way It Goes… Sometimes
Label:
Coolbuzz Records
donderdag 11 december 2008
Moest er even om lachen, wie noemt een band nu Hokie Joint? Heb ook even niet paraat wat de achterliggende gedachten zijn geweest. Kom dan ook niet verder dan op een effect berekende kroeg of een geestverruimde nederwiet stickie. De cover laat echter een dampende microfoon zien die mijns inziens duidelijk aangeeft dat we hier niet te maken hebben met een stelletje gewatteerde softies. De muziek die deze uit Colchester, Engelse afkomstige bluesrock formatie maakt op hun debuutalbum “The Way It Goes… Sometimes” zal namelijk ook menig head banger doen opveren. De band, gevormd rondom zanger JoJo Burgess en mondharmonicaspeler Giles King, klinkt namelijk messcherp en lijkt helemaal klaar voor de aanstaande bluesfestivalletjes in het volgende voorjaar. Burgess zangkunsten hebben veel weg van Ian Siegal en bij de eerste vijfnummers valt het kwartje al en weet je gewoon dat het alleen nog maar spannender kan gaan worden. En dat wordt het dan ook echt. Luister bijvoorbeeld naar een cover van mister Mississippi Delta blues legende Charley Patton in de vorm van “Tom Rushen Blues”. De geest is gaat uit de fles in het drogerende ‘Ghost’. Je proeft pure realisme in ‘Clarkdale Mill’ en ‘Lost In The City’. Bluesrock zonder opsmuk, Hokie Joint is de naam die u moet onthouden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 5 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Super Chikan
Album:
Sum' Mo' Chikan
Label:
VizzTone
woensdag 10 december 2008
Tijdens de “Mississippi Blues Trail” rondreis, van het afgelopen najaar, heb ik veel geleerd. Als je zo rondreist door, wat ze in Clarksdale, Mississippi noemen, “The birthplace of the Blues” leer je vooral dat Amerika niet alleen uit de ‘east and the west coast” bestaat. “The Deep South” heeft zo z’n eigen normen en waarden, heb ik geleerd. We overnachte in Morgan Freeman’s room in Clarkdale’s meest populaire juke joint “The Ground Zero Blues Club”. We liepen daar ene Joshua "Razorblade" Stewart tegen het lijf. Echt beroemd en rijk is deze zestigjarige Vietnam veteraan er nooit van geworden, maar hij oogde wel gelukkig en doet daar, een keer in de week, nog steeds zijn ding. Op het Ground Zero Blues Club affiche sprong ook de naam van de in Darling, Mississippi geboren Super Chikan in het oog. De man die zijn taxi, vrachtwagen en tracktor, eind jaren negentig, verruilde voor een permanente bluesman carrière woont tegenwoordig ook in Clarksdale. De als James Louis Johnson geboren bluesman ontdekte intussen ook de schilderkunst en oefent deze uit op zijn eigen unieke canvas. Chikan Boy bouwt namelijk zijn eigen “diddley bow”, wat in werkelijkheid bestaat uit een jerrycan, hals en wat snaren, en beschildert deze. Zijn Chik-can-tars staan nu symbool voor de authenticiteit en originaliteit van zijn bluesmuziek van vandaag. Super Chikan bracht tot dusver vijf behoorlijk interessante albums uit. De ongelofelijk spontaniteit en humor die deze man en in zijn bluesmuziek etaleert wordt onnavolgbaar, op diens zesde release Sum’ Mo’ Chikan, voortgezet. De instrumentale opener ‘Freddy’s Thang’ is een mengelmoes van aantal melodieën, die u bekend voor zullen komen. “I use to try to yodel like them white folks”, gaat het in de boogie ‘Hookin’ Up’. Daarna kruipt de stroperig blues ballad ‘Yard Boy Blues’ onder je huid. De tracks ‘Full Moon Blues’ en ‘Peter Truck’ refereren naar Chikan’s trotse verleden. De man bezingt en bespeelt zijn levensverhaal. Dat laatste staat ook aan de binnenkant van de CD inlay beschreven “You already know the story about a poor broke boy from the Mississippi Delta” De productie is oer degelijk en zonder toeters en bellen. Heb er niet zoveel verstand van, maar als ik Robert Johnson, Charley Patton, Muddy Water etc. de eerste generatie bluesmannen mag noemen, dan mogen we wel erg zuinig zijn op dit soort tweede generatie bluesmannen. Super Chikan is een links denkende, begrepen, ogende en verdraaid handige laatbloeier. Met de release van Sum’ Mo’ Chikan levert hij het bewijs.
Jan Janssen Artist:
Wendy McNeill
Album:
A Dreamer’s Guide To Hardcore Living
Label:
Alberta Foundation
dinsdag 9 december 2008
De uit de prairie klei van Canada getrokken liedjesschrijfster, accordeoniste en gitariste Wendy McMeill maakte tot dusver een zestal albums. Je kunt over haar werk zeggen wat wil maar van het maken van saaie en oppervlakkige muziek kun je haar niet betichten. Taaie tante die McNeill en dat uit zich ditmaal opnieuw op haar zevende release “A Dreamers Guide To Hardcore Living”. Dit lezende is de titel alleen al voor velerlei uitleg vatbaar. Dat zijn de twaalf tracks op McNeill’s nieuwe plaat absoluut ook. Heb McNeill een paar live aan het werk gezien en weet dat ze de liedjes behendig aan elkaar souffleert. Terwijl ze de liedjes introduceert aan het publiek, beroerd ze haar gitaar of betast ze haar accordeon, speelgoed piano of wordt er een vocal loop gestart. Voordat je het in de gaten hebt zit je dan midden in het liedje. Deze kunstige formule is niet nieuw overigens, Laurie Anderson en Suzanne Vega hebben daar namelijk ook een handje van. De moderne vocale technieken niet schuwend in liedjes als ‘Lutetia’ en ‘Crossing Hearts/Cutting Threads’ tillen de plaat naar een behoorlijk niveau. Neem nu liedjes als ‘Maybe’ en ‘White Horses’. Wie McNeill wel eens live gezien heeft zal met mij beamen dat het voelt alsof je midden in één van haar live optredens zit. Doordat McNeill zichzelf er niet gemakkelijk vanaf maakt zal de aangroei van nieuwe fans geen spectaculaire vormen aan gaan nemen. Maar goed, volgens mij is het Wendy McNeill daar ook niet om te doen. Deze Canadese killer Diva wil met haar eigenzinnige muziek overmeesterd worden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 6 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gustav & The Seasick Sailors
Album:
Brilliant Hands
Label:
Marilyn Records
maandag 8 december 2008
Gustav & The Seasick Sailors komen uit Helsingborg, Zweden en bestaat uit de zeer talentvolle singersongwriter en gitarist Gustav Haggren, Patrik Andersson op drums, Jon Mattsson op bas, Victor Widerberg op gitaren Johan Olssen, trompet en Helena Arlock op toetsen, cello en backing vocals. Haggren is de bedenker van de liedjes en de muziek die nu op zijn derde release ‘Brilliant Hands’ staan. Haggren mist zijn rechterhand maar beroerd, op zeer bijzondere wijze, zijn gitaar en mandoline. Haggren werd zonder rechterhand geboren. Hij gebruikt een speciaal voor hem ontworpen hulpstuk om gitaar te spelen. Primair echter laat Haggren zijn mooi stem gelden. Die zweeft ergens tussen die van Thomas Dybdahl, Ryan Adams en Paddy McAloon, tijdens zijn hoogtij dagen bij Prefab Sproud (Steve McQueen 1985). De liedjes hebben zo te horen iets positief te melden, je zou bijna denken dat dit span al hun dromen al verwezenlijkt heeft. Getuige de songs ‘Shake Brilliant Hands’ en het meer up-tempo ‘Sing It Out’ (met Thomas Denver Johnsson) speel je met die gedachte. Door de enorme muzikale diversiteit van de liedjes hoor je toch ook wel dat de totstandkoming van deze plaat, niet over een lei dakje is gegaan. Het is even zoeken naar de verrassing, maar als je die eenmaal gevonden hebt, in de vorm van het liedje ‘Lie To Me’ en het “on the road”opgenomen ‘Tigers and Kittens’, dan kom je er niet meer vanaf. Ook het met Helena Arlock, in duet gezongen ‘Homesick’ en ‘Fingers Crossed’ getuigen van enorm talent. Deze artistieke kunst wil gevonden en veroverd worden, als je eenmaal de coördinaten gevonden hebt is het echt raak. Misschien is dit ook wel de schoonheid van deze maar tweeëndertig minuten durende plaat. Eerlijkheid duurt het langs. Dat laatste gaat zeerzeker op voor ‘Brilliant Hands’.
Jan Janssen
Artist:
Shooting John
Album:
Happiness +/-
Label:
Strange Ways Records
zondag 7 december 2008
Een paar jaar geleden leverden o.a. Jose Gonzalez, Christian Kjellvander, Hyacinth House en The Lancaster Orchestra een paar indrukwekkende albums af die zowaar die in Nederland behoorlijk werden opgepikt. De opkomst en enorme waardering van en voor Scandinavische singer-songwriters en bandjes, in het algemeen, begint inmiddels zelfs al een begrip te worden. Over het bandje wat zich nu aandient zijn de verwachting ook weer hooggespannen. De nog jong ogende bemanning van Shooting John, bestaande uit singer-songwriter Peder Gravlund, Tobias Ydestrandh en Martin Björk op gitaar, Helena Arlock achter de piano, backing vocals, Jesper Bjellerup op bas en backing vocals Petter Bengtsson achter de drumkit, musiceren op hun tweede CD Happiness +/- erop los alsof het ze geen enkele moeite kost. Tijdloze gebeurtenissen, in toekomstgerichte bewoordingen, worden verwerkt in prima rijmende zinnen die heerlijk gevarieerd ingekapseld zijn in een moderne pop, rock country mix. Niet altijd even opgewekt maar ook weer niet zwaar op de hand klitten de doorgaand melancholische songs op dit album. Dit stel weet waar de Roots liggen en heeft het lef daarop terug te grijpen, zonder oubollig te klinken. Puur genieten zonder clichés andere bullshit.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 7 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lena Anderssen
Album:
Let Your Scars Dance
Label:
Songcrafter Music
zaterdag 6 december 2008
Het klein maar fijne Deense label Song Crafter Music, waar o.a. ook Tobias Stenkjær, Amalie Riis en CS Nielsen, op huizen, komt wederom met een fraaie release op de proppen. Lena Anderssen, let op met dubbel S, is de naam. Anderssen’s verhaal begint op de Faroe eilanden, waait over naar Canada en weer terug naar het overzees gebied van Denemarken. Het jonge ding straalt de schoonheid en autonomie van de Faroe eilanden uit, laten we dat maar even vooropstellen. Als we de buitenkant even laten voor wat het is, skip ik graag met u over naar de bevlogenheid die deze beeldschone jonge dame aan de dag legt op haar derde release ‘Let Your Scars Dance’. Het liedje ‘Stones In My Pocket’, live opgenomen in de Abbey Road Studio 2 in London, trok vorig jaar al de aandacht van de media. Het leverde haar in ieder geval al een Europese tournee op als support act van niemand minder dan Xavier Rudd. Song Crafter heeft een neusje voor dit soort onbevlekt talent en lijfde haar daarna dus direct in. Wat een fraai en zeer divers album heeft dit jonge talent toch gemaakt. Samen met het productie duo Oli Poulsen en Niclas Johannesen, waarmee ze ook haar debuutalbum Long Distance uit 1998 en Can't Erase It uit 2005 opnam, knutselde ze tien lekker in het gehoor liggende pop rock liedjes in elkaar. Het heeft weinig roots om het lijf en toch weet deze zangvogel mijn aandacht te trekken met goede teksten, scherpe arrangementen en levendige composities. In het begin verstillend sober in de opener ‘Let your scare dance’. Even later heft ze het liedje naar een climax. De zinsnede “Old man let your scars dance. Leave your troubles at the door” komt, op z’n zachts gezegd, precies op het juiste moment in mijn leven. De funky R&B track ‘Put away tomorrow for tonight’ en het poppy ‘Who am I’ kunnen zo de hitlijsten in wat mij betreft. Erg prettige kennismaking met een talent die zich muzikaal laat beïnvloeden door alles wat groot (Joni Mitchell, Patti Smith) en klein (Lucy Kaplansky), is. Als deze ‘Jumping wildlife rockin’ generation’ trend set, ziet de muzikale toekomst van het poprock genre er behoorlijk goed uit.
Jan Janssen
Artist:
Spencer Bohren
Album:
The Long Black Line
Label:
Valve Records
vrijdag 5 december 2008
Ik ben de tel kwijt geraakt. De veteraan-bluesmuzikant Spencer Bohren heeft al vele albums op zijn naam staan. De laatste tijd verschijnen zijn albums op het Valve Records. “The Long Black Line” staat in het teken van de stad New Orleans. Spencer is zelf een van de slachtoffers van de ramp Katrina. Zijn huis kreeg ook een flinke ‘beurt’. In de titeltrack schrijft hij zijn traumatische ervaring van zich af. Het is een donker liedje met onheilspellend slide-gitaar. Spencer Bohren speelt de tien liedjes in zijn eentje. De sfeer van het album is dan ook vrij sober. Mooi is de uitvoering van het twintiger jaren blueswerkje “Canned Heat” van Tommy McLennan. Met zijn huilende zang lijkt hij in dit nummer veel op Geoff Muldaur. Heel bijzonder is voorts de aparte bewerking van Bobby Gentry’s “Ode to Billy Joe”, dankzij eile Sonny Landreth-achtige gitaarklanken. Andere bewerkingen zijn er van Woody’s “Deportees”, Willie Johnson’s Somebody In Your Bond” en Henry Townsend’s “Cairo Blues”. Het geheel van het album heeft een sombere en serieuze toon. In de ‘liner notes’ licht de sympathieke bluesmuzikant dit nader toe met:Perhaps this collection can serve to remind us that life, too, can be beautiful despite its unavoidable sadness and inherent uncertainly. We shall overcome.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 8 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kim Beggs
Album:
Wanderer's Paean
Label:
Caribou Records
donderdag 4 december 2008
Wie de folkmuziek van Rachel Harrington, Nanci Griffith of Gillian Welch een warm hart toedraagt, kan Wanderer’s Paen van Kim Beggs gerust aanschaffen. Zoals gewoonlijk bij singer-songwriters van dit type, put ook deze Canadese inspiratie uit haar persoonlijke leven. Doorgaans betekent dit, dat niet het vrolijkste deel daarvan wordt bezongen. Misères door verlies, eenzaamheid of een gebroken hart bieden nou eenmaal een uitstekende voedingsbodem voor mooie, verstilde liedjes. Maar in al die melancholie is er gelukkig ook plaats voor hoop op een beter leven. Kim Beggs blijkt op deze cd een uitstekende exponent van het genre, waarin de song over eigen ervaringen centraal staat. Indrukwekkend voorbeeld hiervan is de song Heartache Shoes, gewijd aan de dood van haar broer als gevolg van alcoholmisbruik. Op dit tweede album vertolkt ze met haar honingzoete stem dertien eenvoudige liedjes, die even spaarzaam als kristalhelder in een – old time tune – jasje zijn gestoken. Verantwoordelijk daarvoor is producer Bob Hamilton, die bovendien gitaar, mandoline, contrabas en lapsteel speelt. Authentiek, intiem, serieus, introspectief en een tikkeltje braaf zijn de trefwoorden, die me te binnen schieten bij de muziek van deze in Quebec geboren, maar in de wildernis van Yukon wonende zangeres. Deze noord – westelijke provincie bezit een verstilde schoonheid. Datzelfde mag ook van Wanderer’s Paen gezegd worden.
Huub Thomassen Artist:
Too Slim & The Taildraggers
Album:
The Fortune Teller
Label:
Independent
woensdag 3 december 2008
Southern blues-rock liefhebbers opgelet; er ligt weer een nieuw album van Too Slim & The Taildraggers voor het grijpen. Deze uit Spokane, Washington afkomstige band bracht al meer dan een dozijn aan CD’s uit en bereikte daarmee zo nu en dan ook het Europese vaste land. Vooral in ons zuiderbuurland België en nog dieper naar het zuiden Italië vloog het vijf jaar geleden verschenen ‘Tales of Sin and Redemption’ over de toonbank. In hun eigen staat Washington moeten ze echter nog steeds iedere keer uitleggen wie zijn en wat ze doen. Too Slim & The Taildraggers bestaat uit het trio Tim "Too Slim" Langford op gitaar en vocals, Dave Nordstrom op bas en vocals en Rudy Simone op drums. Op hun nieuwe CD ‘The Fortune Teller’ maken oer degelijke Southern blues-rock in de geest van ZZ Top, Lynyrd Skynyrd en Little Feat. Too Slim & The Taildraggers weten de overlappingen daarvan uitermate sfeervol over de bühne te brengen. Men opent indrukwekkend met de titeltrack waarna men wegscheurt in het kokende ‘Big Guns’. Dan ineens denk je wat krijgen we nou. Je hoort een steeldrum en er ontpopt zich een Caribische zwoel sfeertje. De woorden “Just tell me when you wanne go. I’ll pack stuff load up the truck and go down to Mexico” worden in je geheugen gegrift. Je sleept het de hele dag mee en denkt, zou ik ook best willen. Leuk liedje hoor, maar prefereer toch meer de aanstoot gevende songs als ‘Motherlode’, ‘She Gives Me Money’ en het met CCR flirtende ‘Spell On Me’. Geen hoogmoed en hoogdraverij op deze nieuwe CD van Too Slim & The Taildraggers. Denk dat dit ze live de pannen van het dak laten vliegen. Waar wachten dan eigenlijk nog op?
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 9 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Robbie Dupree
Album:
Time And Tide
Label:
Independent
dinsdag 2 december 2008
De eenenzestig jarige Robbie Dupree, geboren als Robert Dupuis in Brooklyn, maakte tot dusver acht soloalbums, en laat ik daarvan nu niet één van in mijn huis hebben? Wie zijn staat van dienst erop naslaat komt de naam van de onlangs nog overleden Artie Traum veelvuldig tegen, maar ook namen van o.a. Tony Levin en Jim Weider (de Band). Voor mij echter een volkomen nieuwe naam dus. De soft poprock liedjes, die nu op Dupree’s nieuwe CD ‘Time And Tide’ staan, schreef hij voor een groot deel samen met crossover jazz toetsenist David Sancious (Bruce Springsteen, Peter Gabriel, Zucchero). Zo na een aantal draaibeurten kom je al snel met verwijzingen naar het Can't Buy A Thrill (Steely Dan) tijdperk. Niet zomaar een aanknopingspunt. Het lekker weg luisteren slaat geen moment om in verveling. De CD bevat maar negen tracks en dat blijkt dus precies genoeg te zijn. Hedendaagse soundtechniek en thema’s worden goed geproduceerd terug gezet in tijd. Hoewel Dupree ‘Time And Tide’ zelf geproduceerde, weet hij zich omgeven door een ander productie duo. Rick Chudacoff en Peter Bunetta, liever gezegd de rhythm sectie Crackin', hebben ook zo hun sporen verdiend. In alles voel je dat we hier met pure routiniers te maken hebben die jong, hip en helemaal in klinken. En juist aan dat laatste is hoopvol en zou als een voorbeeld gezien mogen worden.
Jan Janssen Artist:
Cole Mitchell & The Curs
Album:
Nobody's Blues
Label:
Wasteland Records
maandag 1 december 2008
Aan Nobody’s Blues van zanger, liedjesschrijver en gitarist Cole Mitchell is heel goed af te horen dat hij tegen wil en dank opgroeide in het ruige, schroeiende landschap van New Mexico. Elf ongepolijste countryrock & roll nummers, die heel treffend zijn geharde bestaan van cowboyzoon, fabriekswerker, roadganger en kapotte liefdes uitdrukken. Dat is natuurlijk al veel vaker door lotgenoten gedaan en daar zit ‘m een beetje de kneep, maar het blijft ongewoon hoe Amerikanen, eigen ervaringen in liedjes weten te verwerken. Soms gebeurt dat op zeer geslaagde wijze, vaak is het resultaat niet echt bijzonder. Deze laatste duiding geldt jammer genoeg ook voor Nobody’s Blues, al is het een goudeerlijke plaat waarop hij met zijn Curs heel enthousiast voor de dag komt. Zo te horen zijn vooral The Stones niet aan Mitschell’s oren voorbij gegaan, maar die invloed werd natuurlijk flink doordesemd met de nodige countryingrediënten – van bijvoorbeeld Hank Williams – uit zijn jeugd. Mitchell bezit een vetknauwende, geregeld overslaande en soms vals klinkende stem. Vast mede daardoor klinkt het heel charmant en puur, maar een wat avontuurlijker muzikale invulling en wat meer tempowisselingen zou dit debuutalbum beslist goed hebben gedaan. Maar toch, vermakelijke plattelandsmuziek van een hoog whiskygehalte, waar helmaal niets op tegen is.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 10 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mike Farris
Album:
Salvation In Lights
Label:
Independent
donderdag 20 november 2008
Vooraf al had the Americana Music Association bekend gemaakt wie de Lifetime Achievement Awards uitgereikt zouden krijgen. Op de avond van de Honors & Awards, in The Ryman Auditorium in Nashville, werden echter nog meer prijzen uitgereikt. Een van de grootste verrassing tijdens die uitreikingen was die van de meest veelbelovende artiest van het jaar. Genomineerd waren Ryan Bingham, The Steeldrivers en Justin Townes Earle en ene Mike Farris. Vooral van die Farris had ik nog nooit eerder iets gehoord, laat staan gezien. Die Farris ging er echter wel met die prijs vandoor? Farris kreeg de award naar aanleiding van zijn vorig jaar verschenen tweede CD ‘Salvation In Lights’. Mike Farris is weer z’on wonderbaarlijke artiest die ik in Nashville heb ontmoet en leren kennen. Graag wil ik dit met u delen. Na de scheiding van zijn ouders rolde de nog piep jonge Farris in de wereld van sex, drug and rock ‘n’ roll. Na een overdoses aan pillenslikkerei koste dit hem bijna het leven. Farris riep om God en God reageerde. Hij leerde zichzelf gitaar spelen en formeerde enige tijd later de Southern Rock formatie Screamin' Cheetah Wheelies op. De band tekende bij Atlantic en had een bescheiden top tien hit in Amerika. De band stond in zalen en cafés waar Farris eigenlijk niet moest komen, gezien zijn achtergrond. De verleiding was te groot en Farris viel terug in zijn oude gewoontes. Het verlies van een goede bekende zette hem echter aan het denken en besloot God en vooral nuchterheid stevig te omarmen. Samen met producer Matt Martone maakte Farris tot dusver dus twee solo albums Goodnight Sun (2004) en Salvation In Lights (2007). Op zijn laatste CD bundelt dit in Europa nog onbesproken megatalent, op geniale wijze, gospel soul en blues elementen tot een eigen geluid. Buddy Miller zegt het op zijn manier “Farris has enough heart, soul, and power to light up an entire city.” En zo is het echt. Grote kans dat de typische en nuchtere Hollander, de teksten iets of wat te spiritueel vinden. De goede luisteraar zal echter van dit totaal vernieuwende concept en pure ambiance smullen. Farris bezingt de oevers Mississippi die hem af laten zakken naar de diep gewortelde Big Easy muziektraditie. Luister maar eens naar soul traditionals als ‘Oh Mary Don't You Weep’ en ‘Can't No Grave Hold My Body Down’. Ook ‘A Change Is Gonna Come’, heft hij Clarksdale trots ‘Sam Cooke’ klassieker, naar een hoger niveau. Toch prijken de zelf geschreven, voor een groot deel autobiografische, nummers ver boven het gemiddelde uit. ‘Devil Don’t Sleep’ en ‘Lonely Road’ laten daar geen onduidelijkheid over bestaan. Mike Farris heeft iets te vertellen en draagt hij uit. Door hun gevecht tegen armoede en het natuurgeweld hebben de meeste Amerikanen, in het diepe zuiden, niet in de gaten dat hun gebied aan de wieg gestaan heeft van een muziekcultuur die wereldwijd op handen wordt gedragen. Mike Farris weet en begrijpt dit als geen ander en brengt het opnieuw op een sublieme manier onder de aandacht
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 11 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Peter Bradley Adams
Album:
Leavetaking
Label:
Sarathan Records
woensdag 19 november 2008
Een aantal bezoekers vroegen waarom het Real Roots Cafe CD besprekingen onder het kopje Meet & Greet heeft staan. De uitleg ligt eigenlijk voor de hand. In de loop der jaren kwamen wij erachter dat we per maand ongeveer twintig CD’s bespreken doen. De helft daarvan is niet of nauwelijks bekend bij u. De meeste van u zullen dan ook nog nooit eerder hebben gehoord van de in Birmingham, Alabama opgegroeide singer-songwriter Peter Bradley Adams. De introductie van deze jongen, die wij tijdens de Americana Music Festival & Conference showcase in Nashville live aan het werk zaken, noemen wij dan ook een absolute “meet & greet opportunity” voor u. Peter Bradley Adams schreef en zong al vanaf zijn jonge studiejaren zijn eigen liedjes. Hij stopte ze weg zodat niemand ze opmerkte. Adams deed dit omdat hij zich in die tijd bezig hield met het componeren van klassieke muziek. Nadat hij zijn masters daarin behaalde trok hij naar LA om muziek te componeren voor TV series en films. Toch maakte hem dat niet echt gelukkig. Hij trok de la los en pakte liedjes die hij al eerder schreef en begon naar zichzelf te luisteren. Niet lang daarna liep hij Kat Maslich tegen het lijf. Samen vormden ze het duo EastMountainSouth. Het duo tekende al snel een deal bij DreamWorks Records (Robbie Robertson) en wist in een vrij korte tijd veel fans aan zich te binden. De samenwerking duurde ongeveer vijf jaar. Maslich trouwde en bracht twee dochters ter wereld terwijl Peter Bradley Adams besloot een solocarrière te starten. Dit resulteerde in zijn debuutalbum ‘Gather Up’ die hij in 2006 uitbracht. Het liedje ‘Unreconciled’ was overigens onlangs nog te horen in de populaire TV serie Army Wives. ‘Leavetaking’ is de titel van zijn onlangs verschenen tweede nieuwe CD. Eerlijkheid gebied nu al te zeggen, deze gast heeft verdraaid veel talent. Met negen tracks en een speelduur van maar amper tweeëndertig minuten trok Peter Bradley Adams mij bij de eerste luisterbeurt al over de streep. Adams heeft een heerlijke laidback iet wat hese, haast wel fluisterend stemgeluid. Zijn speels gitaar en pianospel lijst hij in een keurig vormgegeven folk rock raamwerk. Het mooie aan dit album is dat sommige liedjes in duet gezongen worden met vrouwelijke backingvocalisten. De Californische Katie Herzig, Melissa Mathes (Josh Rouse) violiste Andrea Zonn en Sarah Siskind maken Adams ‘Leavetaking’ adembenemend. Ook de bijdrage van multi-instrumentalist Lex Price (Matthew Ryan, Mindy Smith) trekt de aandacht met zijn scherpe banjo tokkel. Kan eigenlijk niet een nummer eruit lichten zonder een ander te kort te doen. Zoals gezegd, live overtuigend op CD overrompelend. Echt een plaat voor mensen die van warme openhaard geuren, herfstkleuren en een lekker glas wijn houden. Zeker ook aan te raden voor Jackson Browne, Amos Lee en James Taylor diehards.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 12 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Paul Thorn
Album:
A Long Way From Tupelo
Label:
Perpetual Obscurity Records
dinsdag 18 november 2008
Niemand minder dan Micheal “Supe” Granda (Ozark Mountain Daredevils) tipte mij om tijdens de Americana Music Festival & Conference showcases toch vooral ene Paul Thorn te gaan bekijken. En had hij gelijk. Zag in The Mercy Lounge één van de beste live performance van het, qua kwaliteit, toch al zo hoogscorende festival. Waar dacht ik aan toen ik hem voor het eerst zag? Thorn klinkt John Mellencamp, zingt donkerbruin Joe Cocker, articuleert als Chris Knight, spreekt in het Jack Logan jargon, is bovendien luid en duidelijk in zijn teksten en komt charismatisch over. Kortom, het ideaal plaatje als je tenminste van “Real People, Real Instruments & Real Music” houdt. Na wat speurwerk thuis, kom ik erachter dat Thorn al meer dan zes CD’s op zijn naam heeft staan en dat wij Europeanen nagenoeg nimmer van zijn geluidsgolven hebben mogen genieten. Beste liefhebbers daar moet snel verandering komen. Ga er maar even voor zitten want hier bespreken we zijn hagelnieuwe CD ‘A Long Way From Tupelo’. De uit de geboortestad van Elvis, Tupelo, Mississippi dus, afkomstige gitarist en liedjesschrijver presenteert zich met twaalf briljanten zeer muzikaal afwisselende tracks. Pak er een paar voor u uit. De opener ‘Lucky 7 Ranch’, Joe Cocker, in zijn beste dagen, heeft hier echt het nakijken. De blues ballad ‘A Woman To Love’, prachtig gezongen en wonderschoon door eenvoud en slide gitaar solo van Bill Hinds (Beth Nielsen Chapman). Little Feat fans opgelet, ‘I'm Still Here’ en ‘A Long Way Fom Tupelo”, Lowell George kijkt toe en lijkt te zeggen “man you rock”. In ‘It Don't Get Any Better Than This’ lijkt Thorn ons met beide benen op de grond wil zetten. Waarom werken en sparen om op vakantie te gaan? Waarom op vakantie gaan als je liefde in een dip zit? “The truth is nothing changes and it don't get any better than this.” Ziet u, het is luid en duidelijk en ten voeten uit Paul Thorn, een coming man die er al was en is, alleen moet u hem zelf nog even gaan ontdekken.
Jan Janssen
Artist:
Anne McCue
Album:
East Of Electric
Label:
Independent
maandag 17 november 2008
Anne McCue’s CD’s ‘Amazing Ordinary Thinks’ (2000), ‘Roll’ (2004) en Koala Motel uit 2006 gingen vooraf aan haar gloednieuwe CD ‘East Of Electric’. Dit uit Sydney, Australië afkomstige mega talent schrijft zeer fraaie liedjes die telkens iets weggeven van haar persoon. Na een memorabel live optreden, in 3rd Of Lindley in Nashville afgelopen september, overtuigde Anne McCue mij ook live van haar kunnen. Deze bescheiden, tegenwoordig vanuit Nashville opererende, jonge dame verdeeld East Of Electric in twee partities. Wat op het live optreden al opviel was dat Anne McCue redelijk wat instrumenten kan bespelen. Dat doet ze ook ‘East Of Electric’. Gitaar, banjo, mandoline, piano, ukelele, percussie en achter de drumkit, ze brengt het er behoorlijk goed vanaf. Haar laidback haast luie zangtechniek op deze plaat is nieuw. McCue, die vooral bekend staat als begenadigd gitariste, voorziet East Of Electric met “good old fashion sixty & seventy” folk rock klanken. Desalniettemin, springen liedjes als ‘Money in The Morning’ en ‘Do It The Right Way’, als hitgevoeligste tracks, er met kop en schouders bovenuit. Zelfs de strijkers arrangementen komen voor haar rekening. Net als je denkt dat afgesloten wordt met ‘Say Bye Bye’ komt de hidden track titeltrack van het album voorbij. Het is even wennen aan de semi-akoestische klank van deze plaat. Eenmaal warm gestreken kan je er geen genoeg van krijgen. Als tussendoortje goed te pruimen en hartverscheurend. Hoop echter wel dat McCue’s snel weer haar ding gaat doen waar ze echt kei goed in is. Want als het beest McCue dan losgelaten wordt dan is er geen houden meer aan.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 13 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
JJ Grey & MOFRO
Album:
Orange Blossoms
Label:
Alligator Records
zondag 16 november 2008
Dat de R&B, blues en soul goed geoliede muziek van MOFRO duidelijke southern American invloeden vertoont, konden we al horen op de voorafgaande CD’s Blackwater (2001) en Lochloosa (2004). Frontman JJ Grey schreef nagenoeg alle liedjes van de band en dat moest tot uiting worden gebracht. Onder de naam JJ Grey & MOFRO verscheen in 2007 Country Ghetto (2007). Nog voordat ze in Nederland erkenning afdwongen was de band in 2006 al live te zien tijdens het Roots @ Roepaen Festival in Ottersum. Nu Nederland er eindelijk klaar voor lijkt te zijn, voor het oeroude STAX genre, zou je kunnen stellen dat hun piksplinter nieuwe CD Orange Blossoms een schot in de roos is. Heel eerlijk gezegd, is dat ook zo. JJ Grey’s stem klinkt superieur en raakt je nog steeds daar waar je het niet voor mogelijk houd. De in Jacksonville, Florida geboren en getogen multi-instrumentalist zingt en speelt met hart en ziel en gaat er helemaal voor. Of het nu één van zijn vele gitaren zijn, keyboards of mondharmonica, hij doet het met allemachtig veel bezieling. MOFRO heeft overigens drummer George Sluppick vervangen door Anthony Cole. Verder is er muzikaal niet zoveel verandert en hoor je de fijnzinnige gitaarversieringen van maatje Daryl Hance en pompende elektronische bas licks afkomstig van de vingertoppen van Adam Scone. The Hercules Horn sectie bestaande deze keer uit saxofonist Art Edmaiston en trompettist Dennis Marion. Dit allemaal samensmelten tot één compact geheel is weerom gebeurd door producer Dan Prothero. Kan alle nummer wel met u doornemen maar wat moet ik nog toevoegen aan ballads als ‘She Don’t Know’ en Move It On of het funky zwoele ‘On Fire’? Niks eigenlijk. JJ Grey & MOFRO heeft in Amerika langzaam maar zeker al een flinke fan base opgebouwd. Die was er in Nederland al en kan in feite alleen nog maar groter worden.
Jan Janssen
Artist:
Ian Siegal
Album:
The Dust
Label:
Nugene Records
zaterdag 15 november 2008
Zag Ian Siegal een paar jaar geleden voor het eerst als soloartiest. De Britse blueszanger en gitarist maakte diepe indruk op mij. Klinkt misschien gek, maar heb hem daarna nooit met een band aan het werk gezien. De studio albums, die hij met band opnam, gingen echter erin als zoete koek, wat een debuutalbum “Standing In The Morning” maakte die kerel zeg. Toch is het beeld van dat ene akoestische optreden altijd bijgebleven. Siegal’s nieuwe CD The Dust projecteert die beelden in geluidsvorm. Net terugkomend uit het noordelijke deel van de Mississippi Delta tref op deze plaat precies dat aan wat ginds dreigt uit te sterven. De fraaie akoestische blues roots maakt veel in je los en staat nagenoeg helemaal in z’n blote kont. Volkomen in zijn doen, met alleen zijn gitaar en zijn messcherpe krachtige en gruizige stem, kraakt hij harde noten. Zo klinkt de cover ‘Cocaine Cannot Kill My Pain’ donkerder dan Steve Earle ooit voor ogen had. Siegal is ook een pur sang storyteller, ‘Between The Stirrup And The Ground’ en het live opgenomen ‘Brand New High Sheriff’ laten daar absoluut geen onduidelijkheid over bestaan. “Afgesloten” wordt er met ‘Dirt Road, Call Me the Wolf’. De ode aan Chester Arthur Burnett, aka Howlin' Wolf zet diens geboortegebied The Pines (West Point, Clay County, Mississippi) weer helemaal op de kaart. Wie nog even blijft nadromen komt tot de ontdekking dat er nog een hidden track op staat. Kan er niet de vinger achter krijgen hoe het liedje heet, maar erg fraai is het wel. Ian Siegal luisterde naar zijn fans, waar komen we dit nog tegen? Naar ik vermoed zal deze plaat, in tegenstelling tot de titel, geen stof doen opwaaien. The Dust is echt een plaat voor trouwe volgers en akoestische bluesliefhebbers, niets meer en niet minder. Voor mij is het een sierstuk met warme herinneringen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 14 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Graham Nash
Album:
Songs For Beginners
Label:
Atlantic
vrijdag 14 november 2008
In het verre verleden, zeg maar eind jaren zestig, had ik een soort haat liefde verhouding met de muziek van Crosby, Stills & Nash. Niet alles kon mij bekoren. In die tijd had ik veel meer op met de muziek Buffalo Springfield, waar ondermeer Neil Young en Stephen Stills deel van uit maakte. Alles wat daar maar enigszins op leek was minder, in mijn oren. Zo ook de samensmelting van Crosby, Stills & Nash. Toen Neil Young besloot ook te participeren, stapte ik onmiddellijk op de trein toen Déjà Vu een feit werd. Wat een plaat! Als liedjes liefhebber, en waarschijnlijk ook van wegen de voor geschiedenis, vond ik altijd dat Neil Young en Stephen Stills de beste songs schreven van het gezelschap. Nu ik aandachtig heb zitten luisteren naar de geremasterde versie van Graham Nash ‘Songs For Beginners’ (1971) krijg ik de indruk iets gemist te hebben. Nash songs op deze plaat zorgen voor de nodige herkenning van liedjes die eigenlijke doodgewoon klinken. Military Madness, Chicago en We Can Change The World zijn liedjes die al jaren in mijn hoofd zitten maar waarvan ik nu inzie dat ik ze altijd zwaar heb onderschat. De in Blackpool, Engeland, tijdens de tweede wereldoorlog, geboren singer-songwriter schreef, in het Vietnam oorlog tijdperk, de volgende tijdloze woorden “In an upstairs room in Blackpool. By the side of a northern sea. The army had my father. And my mother was having me. Military Madness was killing my country. Solitary Sadness comes over me.” Het voelt verdorie alsof ik een nieuwe singer-songwriter heb ontdek, zeker als ik dan ook nog eens liedjes als Simple Man, Wounded Bird en Man In The Mirror langs hoor waaien. Verdraait tijdloos album, na nu blijkt. De bijgeleverde DVD is een prachtig cadeautje met fraaie beelden en foto’s. Beslist een plaat voor Arrow Classic rock luisteraars maar zeker ook een voor de jonge muziekontdekker. Trouwens, neem mijzelf maar, je bent nooit te oud om te leren.
Jan Janssen
Artist:
Bob Dylan
Album:
Tell Tale Sighs (Rare and unreleased 1989-2006)
Label:
Colombia Records
donderdag 13 november 2008
Bob Dylan mag misschien wel ruim de gepensioneerde leeftijd hebben overschreden, hij blijft actief de moderne elektronische technologie volgen. Of hij daar zelf handen en voeten aan geeft weet ik eerlijk gezegd niet, maar hij liet zijn nu verschenen nieuwe CD ‘Tell Tale Signs’ al vanaf begin oktober een week lang, in z'n geheel op het Internet zetten. De luistersessie vond plaats via de Amerikaanse nationale publieke omroepen. “radio streaming” heet dat , weer z’on kreet waar Dylan kennelijk niet van wakker ligt of zelfs van terug deinst. ‘Tell Tale Signs’ is Dylan’s achtste editie van zijn de veel bejubelde Bootleg Series. Nadat ik de dubbel CD vele malen gedraaid had tijdens mijn dagelijkse autoritten tussen Nijmegen en Zwolle ben ik daaraan verslaaft geraakt. Heb eerlijk gezegd niet zoveel albums van dit boegbeeld op singersongwriter gebied in kast staan. Had bij de eerste luisterbeurt wel zoiets van wat zouden deze zogenaamde “unreleased” tracks nog toevoegen aan wat Dylan nu al onsterfelijk maakt. Kan daar nog steeds geen helder antwoord op geven. Wat ik nu wel vastgesteld heb is dat Dylan een meester is in onblote liedjes te laten klinken alsof ze georkestreerd zijn. Als je, je dan nog eens bedenkt dat dit tracks zijn die nooit eerder vinylgroeven of CD sporen zagen, dan concludeer ik dat Dylan terecht uniek in zijn soort is. De zeldzame opnames en outtakes kleven en Dylan’s rauwe unieke stem is voor mij een openbaring. Ben als hernieuwde ontdekker van Bob Dylan’s muziek dus erg in mijn nopjes over deze dubbelaar. Snap eigenlijk een ding niet. Waarom is deze CD in drie verschillende uitvoeringen op de markt gebracht? Dylan blijkt dan ook nog eens over de nodige marketing affiniteit te beschikken. Het dwarse hippie tijdperk heeft hij voorgoed door de plee gespoeld. Dylan lijkt trouwens daarin niet de enige in zijn soort "Ain’t singing for Pepsi. Ain’t singing for Coke” is er ook zo een. Jammer dan echte fans, ik sluit mij dolgelukkig daarbij aan.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 15 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Slim Cessna's Auto Club
Album:
Cipher
Label:
Alternative Tentacles Records
woensdag 12 november 2008
Het pionieren in het onafhankelijk muziekcircuit kent af toe geen grenzen. Soms is het bagger, ja ik bedoel echte bagger waarvan je bij een paar noten al hoort dat men beter door had kunnen studeren. Aan de andere kant openbaart zich in dat circuit soms een enorm talent. Daar tussenin is het scala mega. Veel bandjes pretenderen dat ze iets nieuws brengen maar vaak wijst een nadere doorkijk uit dat het allemaal wel meevalt. Een dergelijk proces doorloop je ook als je naar de muziek van Slim Cessna's Auto Club luistert. De band frutselt, op hun nieuwe CD ‘Cipher’, aan de donkere kanten in het Rock 'n’ Roll genre en dat doen niet helemaal onverdienstelijk. Het beeld wat de luisteraar zich daarbij moet bedenken moet goor, ruig, smerig en in ieder geval niet vanzelfsprekend zijn. Zat daar niet zo mee en heb dit profiel dan ook gelukkig even kunnen parkeren. Het bouwen aan een specifiek band imago lijkt in eerste instantie belangrijker geweest te zijn dan het werkelijk bewandelen van nieuwe paden. Je hoort Nick Cave & the Bad Seeds in de eerste versnelling optrekken. Door de snelle op schakelingen ontketent men een soort van postgrunge achtige Green Day mix. Het uit Denver, Colorado afkomstige sextet borduurt dan ook voort op het al in 2005 verschenen ‘Crossbreeding Begins At Home’. Het enige verschil is dat men toen veel meer naar 16 Horsepower klonk, dan men nu wil doen geloven. ‘Cipher’ is door zijn enorme muzikaliteit en variatie zeker een bovengemiddelde voorbeeldige plaat geworden. Maar door de bocht genomen zeker geen plaat die men al na één luisterbeurt al als ontdekking van het jaar mag betitelen. Overtuig uzelf maar eens, zou ik zeggen.
Jan Janssen Artist:
M for Mississippi
Album:
A Road Trip through the Birthplace of the Blues
Label:
Independent
dinsdag 11 november 2008
Een paar maanden geleden melden wij u al dat men in Clarksdale, Mississippi druk doende was een independent road movie te maken over de onderbuik van één van Amerika’s oudste kunstvormen, de bluesmuziek. De docu-film (DVD) draagt de titel “M for Mississippi”. Roger Stolle, eigenaar van Cat Head Delta Blues & Folk Art inc. en Jeff Konkel directeur van het Broke & Hungry Records blues label legden fascinerende beelden vast van authentieke bluesvertolkers in hun eigen leefomgeving. Door rond te reizen langs de stoffige soms zeiknatte landelijke blue highways, waar de Blues het levenslicht zag, en daar waar de voorerven en katoenvelden nog een authentieke uitstraling hebben, is men erin geslaagd “The Real Thing” in beeld en geluid vast te leggen. Verwacht geen flitsend geregisseerde beelden van grote bluespodia, maar wel super shots van intieme livingroom optredens en, ja u leest het goed, rokerige Mississippi Delta juke joints. In de staat Mississippi kennen ze geen rookverbod en ze willen er ook niks van weten ook. Je ziet folk art kunstenaar Pat Thomas aan het werk. Thomas, zoon van blueslegende James “Son” Thomas, leeft tegenwoordig in Leland Mississippi. In de plaats waar Kermit de Kikker (Muppet Show) bedacht werd kun je Thomas trouwens nog steeds veelvuldig tegen het lijf lopen in het gloednieuwe Highway 61 Blues museum. Maar geniet ook van unieke beelden en muziek van de hand van o.a. Wesley “Junebug” Jefferson, James “T-Model” Ford, L.C. Ulmer en Robert “Bilbo” Walker. “Let them tell the story now before it’s to late”, zo komt het over. Ook wordt er zijdelinks aandacht besteed aan de Mississippi Blues Trail markers. Door deze onderhoudende oriëntatiepunten, die deze vruchtbare muzikale grond rijk is, van beelden te voorzien bereikt men ongetwijfeld niet alleen de gemiddelde blues fanaat. Dat laatste is absoluut op mij van toepassing. Als blues nono heb ik de Trail afgelopen najaar vervolgd tot aan één van de vele grafstenen van Robert Johnson in Quito, Mississippi. Ik kan u de trip van harte aanbevelen. De DVD komt samen met een CD soundtrack en is te bestellen via de website www.mformississippi.com
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 16 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Christene LeDoux
Album:
Dust 'n' Branches
Label:
Independent
maandag 10 november 2008
Liefelijk is het woord dat het best bij Christene LeDoux past. Haar wijze van zingen doet me sterk denken aan Nanci Griffith, maar dan zonder de explosiviteit van Griffith. Het lievigheidelement zit met name in haar stem door de manier van zingen à la Olivia Newton John; ‘hopeless devoted to you’, ze zal vele mannenharten doen smelten! In een onberispelijke productie van Mark Hallman (Gretchen Peters, Carole King, Eliza Gilkyson) kabbelen elf liedjes vredig door op Krist Delmhorst ‘Honey’d Out’ treedt er even een stroomversnelling op om vervolgens weer even aangenaam door te golven. In haar (protest)song ‘Dear Mr. President’ wordt Christene’s engelengezang versterkt met de harmonievocalen van Eliza Gilkyson. In het slotnummer ‘Just When You Think’ wordt het feminiene karakter van deze plaat plotseling opgeschrikt door een mannenstem (Henning Kvitness), een prachtig lied in duetvorm. Tom Russell heeft gezorgd voor de cover art, ook een heel lief aquarelletje. Liever had ik gezien dat hij op Dust ‘n’ Branches had meegezongen. Hij had wellicht voor wat meer testosteron kunnen zorgen op deze keurige en vooral lieve CD.
Benny Mulder Artist:
Denice Franke
Album:
Gulf Coast Blue
Label:
Certain Records
zondag 9 november 2008
De Texaanse singersongwriter Denice Franke is al jaren actief in het coffee-house-circuit. In 1981 werd zij gevraagd om deel uit te maken van de groep Beacon City Band. Met een van de bandleden Doug Hudson vormde zij vervolgens een singersongwriters-duo, dat onder de naam van Hudson & Franke lokaal succes kende in het kleine luister-circuit. Het was de Texaanse troubadour Eric Taylor, die Denice min of meer onder zijn hoede nam en haar ondersteunde bij een solocarrière. Met Eric achter de knoppen maakte Franke tot dusverre twee solo-albums, waarbij haar songs op een spaarzame akoestische wijze zijn ingekleurd. Voor haar derde album Gulf Coast Blue ging Denice in zee met producer Mark Hallman. Het resultaat is werkelijk verbluffend. Menige song is rijk geïnstrumenteerd, waarbij bekwame Texaanse muzikanten als Mark Hallman, Robert McEntee, Spencer Starnes en Rick Richards behulpzaam zijn. Denice schrijft mooie inhoudsrijke liedjes, waarbij zij prachtige beelden oproept. “A lot of the characters in these songs, their lives are associated with the Gulf and the water and those surroundings, and the Gulf Coast ties them all in” , aldus Denice Franke in een interview. Zij woont tegenwoordig dichtbij de kust in Galveston en dat gaf haar blijkbaar de nodige inspiratie. Het album opent met een pittig melodieus nummer “Gibraltar”, dat vol zit met verrassende metaforen. “Harley Girl” valt op door het prachtige slide-spel van gitarist Andre Moran. Absoluut hoogtepunt is “Sergio’s Watching”, dat gegoten is in een heerlijk geheimzinnig sfeertje. De song gaar over een ‘cable guy’, die tijdens zijn werk zijn ‘voyeurs-neigingen’ kan botvieren. Aan het einde van de cd zijn ook nog enige tracks (“Elegance” en “Moments”) met een spaarzame bezetting, zoals die gebruikelijk was op haar vorige CD’s. Hopelijk gaat Denice Franke met Gulf Coast Blue de erkenning krijgen, die zij als singersongwriter al jarenlang verdient.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 17 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Willie Nile
Album:
Live From The Streets Of New York
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 8 november 2008
De bijna zesigjarige, in Buffalo, New York geboren en getogen, singer-songwriter Willie Nile heeft muziek met de paplepel ingegoten gekregen. Heb de zwaar beschadigde CD ‘Places I Have Never Been’ uit 1991 nog even uit de kast getrokken en beluisterd. Willie Nile maakt super ongecompliceerde rock ‘n’ roll in de trend van bands als Tom Petty & The Heartbreakers en Bruce Springsteen’s E-Street Band. Het is overigens het enige album wat ik erop heb na kunnen slaan. Heel eerlijk gezegd, weet ik ook niet meer hoe ik eraan ben gekomen. In tegenstelling tot zijn muzikale soortgenoten is Nile nooit echt groot doorgebroken op het Europese vasteland. Heb het idee dat dit komt doordat Nile’s teksten te direct zijn waardoor je meteen in de gaten hebt waarover gaat. Niets mis mee, wat mij betreft, heb zelfs een hekel aan die vergezochte teksten als “You dressed up in blue tonight. In the shadow of the black light.” Wie het weet mag het uitleggen! Nee, niet voor Willie Nile weggelegd, hij plukt het van de straat zoals in de songs ‘In Washington Square’ en ‘Police On My Back’. De intelligentie van het schaakspel en hectiek van New York City, met alle plussen en minnen, komen in begrijpelijke taal langs. De titeltrack en mijn favoriete deun op ‘Places I Have Never Been’ is ook op Willie Nile’s onlangs verschenen CD/DVD ‘Live From The Streets Of New York’ geland. Ja, ja het klinkt en ziet er overrompelend uit allemaal. Het voelt alsof we hier een compleet nieuwe artiest ontdekt hebben. Hoogste tijd dat we Willie Nile ook live eens aan het werk kunnen zien in Europa.
Jan Janssen
Artist:
Carolyn Mark
Album:
Nothing Is Free
Label:
Independent
vrijdag 7 november 2008
Nothing Is Free is het vierde album dat de Canadese Carolyn Mark onder eigen naam uitbrengt. Met labelmaat Neko Case was ze een tijdje onderdeel van The Corn Sisters, een formatie waarvoor je wel een drempeltje moest nemen, om toegang te krijgen tot hun liedjes met die sterke neo – folkinslag. ‘Nothing Is Free’ ligt qua sfeer wel wat in het verlengde van de Corn Sisters, maar na geduldig luisteren gaat het om alleszins toegankelijke, kleine, naar binnen gerichte luisterliedjes. Opvallend is haar met Natalie Merchant te vergelijken stem, waarmee ze haar filosofische, ietwat ondoorgrondelijke, teksten naar buiten zingt. Vooral op de eerste en mooi gezongen country - folksongs ‘The Business End’ en ‘Happy ToB Flying Away’ is dat goed hoorbaar. Ook opvallend goed hoorbaar is de ‘geleende’ basismelodie van ‘Substitute’ van The Who in ‘Pictures At 5’. De bijna drumloze muzikale setting is voornamelijk akoestisch met Paul Pigat op bas, gitaar; Paul Rigby op gitaar, mandoline; Diona Davies op viool, zang en er is vocale support van de dames van Po’Girl. Wie deze laatste groep kent of wegloopt met Jolie Holland kan ‘Nothing Free’ van Carolyn Mark gerust aanschaffen. Is dat niet zo, dan is eerst beluisteren van de meest (af en toe is er een uitbundig swingend briesje voelbaar) introverte liedjes in een enigszins excentriek jasje, aan te bevelen.
Huub Thomassen Artist:
Jake La Botz
Album:
Sing This To Yourself
Label:
Charnel Ground Records
donderdag 6 november 2008
De naam Jake La Botz was me al vaak ter ore gekomen, maar met Sing This To Yourself nu ook eindelijk zijn muziek. Een prettige kennismaking is het geworden, ondanks het gekwelde geluid van deze blueszanger. Gewapend met slechts zijn akoestische gitaar, brengt hij de elf zelfgeschreven composities met een intense voordracht over het voetlicht. Met intrigerende songtitels als bijvoorbeeld Depression Brings Me Flowers, The World End Yesterday, The Devil Lives In My Throat of Hard To Love What You Kill, is van enige lichtvoetigheid natuurlijk geen sprake. Met zijn jammerende, door zielenpijn gekleurde stem, bezingt hij zijn angst voor de eigen Apocalyps. Dat maakt het tot een boeiende luisterervaring, waarbij je bovendien geen bluesclichés zult aantreffen, maar oprechte ontboezemingen. Als referentie schoot me geregeld Michel de Jong te binnen, die zijn liedjes ook nodig lijkt te hebben om op de been te blijven. Voor wie de herfstblues omarmt, zal ik maar zeggen.
Huub Thomassen woensdag 13 juni 2012
Pagina 18 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Blue Mountain
Album:
Midnight In Mississippi
Label:
Blue Rose Records
woensdag 5 november 2008
Onlangs, op het Americana Music Festival & Conference, bleek dat het Americana genre in Amerika niet alleen midlife mannen en vrouwen trekt, zoals dit in Nederland het geval is. Okay, zal het wat nuanceren door te stellen dat er natuurlijk uitzonderingen zijn. Toch ontwikkeld het genre zich in Amerika anders dan in de EU. Terwijl men zich hier vastklampt aan wat bekend is en klinkt zie je, op het Americana continent, een jonge generatie op staan. Hayes Carll, Ryan Bingham, Mike Farris, Ben Kweller en ene Paul Thorn zijn daar een paar treffende voorbeelden van. Neemt niet weg dat de aanstaande hergeboorte van het genre, in de vorm van The Jayhawks en Blue Mountain heel erg interessant zijn. Vooral de wederopstanding van de uit Oxford, Mississippi afkomstige alt country formatie Blue Mountain spreekt tot de verbeelding. Het voormalige echtpaar Cary Hudson en Laurie Stirrat kijken elkaar weer recht in de ogen. Op hun nieuwe CD ‘Midnight in Mississippi’ overtreffen ze, samen met drummer Frank Coutch het bandgeluid waarmee ze hun vorige CD’s opnamen. Iets meer geproduceerd weliswaar maar het geluid klinkt vertrouwd. Het concept is duidelijk en zo helder als het maar kan. ‘Back To The Bone’ dat doen waar het omdraait, namelijk het samensmelten van herkenbare muziekpatronen en daar weer je eigen draai aangeven. De literaire kunst zit het gezelschap in het bloed. Tja, wat wil je als je William Faulkner (Nobelprijswinnaar in de Literatuur in 1949) en John Grisham als buurmannen hebt gehad of misschien nog wel steeds hebt. De gedreven country, folk, punk en blues muziek is dan feitelijk nog maar een bijkomstigheid. Luister maar eens naar de titeltrack, en je weet genoeg. De songs ‘Skinny Dipping’, ‘Groove Me’, ‘She's A Wild One’ en ‘Pretty Please’ liggen wat mij betreft het best in het gehoor. Dat laatste is bijzaak. Hoofdzaak is dat Blue Mountain bewijst mee te gaan in de tijd en dat weer biedt perspectief voor de verdere uitvergroting van het Americana genre in de EU.
Jan Janssen
Artist:
The Roseline
Album:
Lust For Lusters
Label:
Independent
dinsdag 4 november 2008
Lust For Luster van The Roseline heeft een tijdje in de week gelegen, eer ik wist wat ik ervan moest vinden. In het begin viel het niet mee door hun liedjes heen te luisteren, al lieten ze steevast wel een kriebel bij me na. Dat geduld doorgaans een schone zaak is gaat hier in elk geval op, want na veel draaien is de slotconclusie dat de twaalf liedjes van een behoorlijke klasse zijn. Waar ze in eerste instantie een beetje gemakkelijk en oppervlakkig overkomen, blijken de pure popcountry liedjes op den duur over een mooie gelaagdheid te beschikken. Met elke draaironde valt er weer iets anders onder je aandacht in tekst of muziek. De fluweelzachte melodieën harmoniëren uitstekend met de wat ijle stem van Colin Halliburton, de belangrijkste componist en zanger van dit kwintet uit Kansas, dat verder wordt gecompleteerd door drummer James Storms Piller, gitarist Jeff Jackson, bassist Paul Winn en pianist /organist en af en toe mede – componist Ehren Starks. Daarentegen contrasteren de nogal donkere songteksten, die handelen over onder meer paniekaanvallen, materialisme en bestaansangst, sterk met de even spitsvondige als lichte melodieën. Lust For Luster is een enigszins curieuze plaat, die veroverd wil worden door de luisteraar.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 19 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Adam Carroll
Album:
Old Town Rock 'n' Roll
Label:
Lucky Dice Music
maandag 3 november 2008
Liedjesschrijver en zanger Adam Carroll uit Austin, Texas, kwam een paar jaar geleden met de cd Far Away Blues bovendrijven in de kweekvijver van muzikaal talent, dat deze geweldige stad nog altijd is. Dat hij geen eendagsvlieg is bewijst hij met de negen liedjes die op ‘Old Time Rock And Roll’ een plaats hebben gekregen. Met zijn verhalende songs - eenvoudig van structuur, prachtig van melodie en fraai getoonzet door producer en multi – instrumentalist Scott Nolan (elektrische - en akoestische gitaar, piano, bas, mandoline, harmonica, meezang) - begint Adam Carroll een stevig plekje te veroveren in het singer –songwriter segment, voor wie het werk van John Prine een belangrijke inspiratiebron moet zijn geweest. Zelfs zijn stem, niet het allersterkste onderdeel, bezit dezelfde klankkleur als Prine en zingt bovendien ook soms boven zijn macht. In zijn geval geeft deze beperking echter juist charmante meerwaarde aan de sfeer van het album: authentiek, gevoelig, melancholiek, warm. In alle nummers had Adams de schrijvershand, met op een aantal hulp van onder andere buddy Jud Newcomb, in opener ‘Black Flag Blues’(die de plaat ook afsluit in een min of meer ‘dronken’ stompin’ versie) van de al genoemde Scott Nolan in het magnifieke ‘Hi Fi Love’ en van Gordy Quist in het prachtig treurig klinkende ‘Rain’. De muzikale omlijsting is vrijwel akoestisch en in goed gedoseerde afwisseling solo of met volledige band met naast Nolan, Joanna Miller op drums, Adrian Schoolar op dobro en Mark and Joy Jungers voor de achtergrondzang. Niets minder dan een aanrader.
Huub Thomassen
Artist:
Aggieland
Album:
Heading For The Sun
Label:
Independent
zondag 2 november 2008
Aggieland is het samenwerkingsverband tussen zangeres Aggie de Kruijf en gitarist Stephan Jankowski. Laatstgenoemde is sinds 2001 de vaste gitarist van Ad van Meurs alias The Watchman. Daarvoor was Stephan jarenlang de begeleider van wijlen saxofonist Rosa King. Aggie is vooral bekend van The Very Girls, een samenwerkingsverband met Ankie Keultjes dat sinds 1989 actief is in de akoestische folk. Het zingen is voor Aggie een grote passie. Dat was onlangs onder meer te zien bij het Paradiso-concert van Cowboy Jack Clement, waarbij Aggie als enthousiaste achtergrondzangeres haar steentje bijdroeg. In 2005 verscheen het debuut “Welcome to Aggieland”, een album met sfeerrijke akoestische folk. Onlangs verscheen de opvolger “Heading For The Sun” met 12 liedjes van eigen hand. Het album opent met het heerlijk voortkabbelende “Hollywood”, waarbij NO Blues-percussionist Osama Maleegi heerlijk tekeer gaat met zijn trommeltjes. “Mountain” heeft een hemelse uitstraling, dankzij de voortreffelijke meerstemmige vocalen. Ja, die Aggie heeft een prachtige stem. “Whistler is een lekkere ‘catchy’ popsong met een warme orgelpartij van Pieter van den Bogaert. De heerlijk donkerbruine stem van JW Roy is een mooi kontrast met de vederlichte zang van Aggie in de titeltrack. Stephan Jankowski is op zijn best met zijn kristalheldere gitaarspel in een van de mooiste tracks namelijk “Moonlight Dancer”. Ander hoogtepunt is het met veel passie gezongen tranentrekkertje “Fading Memory”. Kortom dit is een heerlijk luisteralbum voor liefhebbers van hemelse vocalen.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 20 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Southside Johnny With La Bamba's Big Band
Album:
Grapefruit Moon (the songs of Tom Waits)
Label:
Evangeline
zaterdag 1 november 2008
Goede herinneringen bewaar ik aan Southside Johnny (en zijn Asbury Jukes) door het dertig jaar terug uitgebrachte en inmiddels klassieke album Hearts Of Stone. Een erkend standaardwerk met een spetterende mengeling van grote stads rhythm & blues en soul. Latere output heeft daar nooit aan kunnen tippen, wat een tanende belangstelling voor de man uit New Jersey met de doorrookte strot, tot gevolg had. Met Grapefruit Moon speelt hij zich weer in de kijker door de orkestrale big band jazzuitvoering (met scheuten blues, rock en vleugje calypso) van een dozijn Tom Waits composities, die met een op Louis Armstrong gelijkende stem op Walk Away ook zelf van de partij is. De stukken zijn live in vier sessies opgenomen o.l.v. Richie LaBamba Rosenberg, in de periode juni 2005 en december 2006 in New York City en New Jersey. Bij dit album speelt mijn ambivalentie, voor zowel het werk van Tom Waits als voor jazz, weer eens flink op. Aan de ene kant bevalt het croonen en harmonicaspel van Southside Johnny en de uitgekiende sfeerbegeleiding in de langzamere stukken me wel. Aan de andere kant, zodra het tempo omhoog gaat of de blazerssectie sterk de overhand neemt, is het hoge aantal muzikale prikkels mij te veel van het goede. Tweeslachtigheid dus. En dat misschien niet alleen bij Americana – maar ook bij jazzliefhebbers
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 21 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Low Anthem
Album:
Oh My God, Charlie Darwin
Label:
Independent
maandag 20 oktober 2008
Tijdens ons verblijf in Nashville, na het Americana Music Conference & Festival, creëerde wij onze eigen after party in het inmiddels legendarisch geworden Bluebird Café. We hebben in Nashville veel gezien, gehoord en ontdekt, waarover wij je de komende tijd nog nader zullen berichten. De uit Rhode Island afkomstige formatie The Low Anthem is de eerste ontdekking die wij prijsgeven. Niet eens op een van de showcase podia geprogrammeerd, maar wel in The Bluebird Café stond dit gezelschap opgesteld. Het was namelijk “Writers Night” in The Bluebird Café geen cover acts, altijd interessant dus. Op weg naar dit café struikelde ik bijna over de band omdat ze buiten, op de parkeerplaats, hun instrumenten aan het stemmen waren. Dit zeer intens musicerende stel overtuigde mij al vanaf het begin. Ze speelde op die avond maar drie liedjes. Het aanschaffen van hun nieuwe CD ‘Oh My God, Charlie Darwin’ was dan ook een impulsieve beslissing en puur gebaseerd op mijn natuurlijke intuïtie. Ik kan er buitengewoon van op aan kan ik u nu alvast verklappen. Voor maar tien US heb ik waarschijnlijk één van de beste CD van het jaar aangeschaft. In Nederland is er, naar mijn weten, nog nooit één noot van te horen geweest en is er ook niet één letter over geschreven. Daar gaan we even snel verandering in brengen. The Low Anthem bestaan uit de multi-instrumentalisten Ben Knox Miller, Jeff Prystowsky, Jocie Adams en Cyrus Scofield. Je kunt het je maar amper voorstellen maar dit kwartet bespeelde maarliefst meer dan zevenentwintig instrumenten op hun plaat. Daar zitten een paar niet alledaagse klankvormers tussen. Wat dacht u van zither, pump organ, Tibetan singing bowl en een oil drum? ‘Oh My God, Charlie Darwin’ is hun derde album en werd geproduceerd samen met Jesse Lauter (Jesse & The Ouest). Miller zingt en schreef, met uitzondering van het liedjes ‘Home I'll Never Be’ (Jack Kerouac en Tom Waits) alle liedjes op deze CD. De ingetogen maar zeer sympathiek overkomende Miller mag dan ook wel het brein achter The Low Anthem genoemd worden. Deze Miller heeft echter een excentrieke kijk op de dingen om hem heen. Heeft dit album dan ook niet voor niets ‘Oh My God, Charlie Darwin’ genoemd. Hier is zijn onderbouwing en theorie over de evolutie van soorten die gedreven wordt door de natuurlijke selectie. “Animals crushing animals. Civilizations crushing civilizations. Millions of years of the powerful crushing the weak, and our civilization and our morals are the survivors. What does that say about us? Oh My God, Charlie Darwin is all about you and me, sitting on top of the food chain with too much time to think - too much time to write songs.” Dat laatste onderstreep ik niet helemaal want ‘Oh My God, Charlie Darwin’ bevat maar twaalf songs. Het hadden er, wat mij betreft, wel twee keer zoveel mogen zijn. Kan er nu nog steeds geen genoeg van krijgen. Miller’s zang heeft een enorm bereik. Flinter dun zoals in het naar Bon Iver en Fleed Foxes lonkende opener ‘Charlie Darwin’ en ‘To Ohio’. Maar ook meedogenloos Tom Waits in ‘Horizon Is A Beltway’, ‘Home I'll Never Be’ en ‘Champion Angel’. Dit album schakelt snel en manoeuvreert met uiterste precisie op onbewandelde muzikale paden waaraan geen einde lijkt te komen. Wat een fantasie ontpopt zich hier zeg. Van ‘To The Ghosts Who Write History Books’ via (Don't) Tremble naar de Music Box, met klarinet, een opwindbare speeldoos en gezucht, dit voelt welgemeend, heldhaftig en straalt grote klasse uit. De acceptatie van ‘Oh My God, Charlie Darwin’, als aandrijvend mechanisme voor de toekomstige muziekwereld, laat niet lang op zich wachten maar zal, volgens mij, onomstreden overal ter wereld gewaardeerd gaan worden. Waar haal ik dit laatste toch weer vandaan? Een diepe buiging maak ik voor deze jongelui, chapeau.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 22 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hey Negrita
Album:
You Can Kick
Label:
Independent
zondag 19 oktober 2008
De naam ‘Hey Negritta’ associeer je nou niet direct met een band uit Londen. Toch is het zo, maar gekker is dat ik nog nooit van dit gezelschap heb gehoord. Want ‘You Can Kick’ is hun vijfde cd en staat vol met pure Amerikaanse rootsrock. De twaalf nummers hebben de blues als fundament, waar de band een transparante geluidsmuur op heeft gebouwd met elementen uit rock (a billy) folk, country en het singer- songwriter genre, dat staat als een huis. De sfeer in de twaalf nummers is donker, broeierig, moerassig, desolaat, maar ze worden met volle kracht à la Creedence Clearwater, Rolling Stones, Tony Joe White, gespeeld. Prachtig klinkt de rollende mondharmonica van zanger met whiskystem Capatin Bliss, die met zijn maten Matthew Ord op gitaren, dobro, banjo, Paul Sandy op bas, Neil Findlay op drums en Felix op gitaar en zang, het juiste volvette geluid produceren. Prachtig is het stuwende ritme, de geweldige samenzang, de zwierige arrangementen zoals in het morbide slotnummer ‘The Last Thing That I Do’, waar fanfareblazers uitbundig de voorgenomen sprong voor de trein lijken te begeleiden. Inderdaad, met de titel van het album is niks te veel gezegd. Dansen op de up tempo nummers en zwijmelen op de ballades, het is 45 minuten lang kicken. Ouderwetse pracht is hier te horen van een stelletje Britten, die ik heel graag eens live aan het werk zou willen zien.
Huub Thomassen Artist:
The Mannish Boys
Album:
Lowdown Feelin'
Label:
Delta Groove Productions
zaterdag 18 oktober 2008
Enkele akkoorden van een Spaanse flamencogitaar, dan wat noten van een Mariachi trompet en vervolgens barst een stampend Staxsoulritme los. Zo opent in de vierde CD ‘These Kind Of Blues’ van The Mannish Boys. Het moet een overweldigende bluesbeleving zijn om deze “Manachtige Jongens” live te ondergaan, wat een formidabele muzikanten! Heerlijk solerende gitaristen als Kirk ‘Eli’ Fletcher en Kid Ramos; in tijden niet zo’n mooie slide gitaar gehoord als die van Frank ‘Paris Slim’ Goldwasser in ‘Searchin’Blues’. Ook op de vijf vocalisten valt niets aan te merken, soepel fraserend worden alle aspecten van de blues belicht. De blues op de rijk gevulde cd (17 tracks) van deze all-star band uit California (Los Angeles) kan het best omschreven worden als klassieke blues in, vooral, de Texas- en Chicago stijl. Al luisterend passeren reminiscenties aan B.B. King, Howlin’Wolf, Buddy Guy, Muddy Waters en zelfs Bobby Bland mijn gehoorschelpen, Bluesfanaten raad ik aan om deze CD eens te gaan beluisteren, want dit is bluesmuziek uit het boekje! Draai ‘Lowdown Feelin’ en je bent een dik uur in blues Heaven. The Mannish Boys hun laatste product is een ware “omgevallen bluesplatenkast”, uitmuntend uitgevoerd, maar écht spannend wil het niet worden, vindt ik.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 23 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ray LaMontagne
Album:
Gossip In The Grain
Label:
RCA Victor
vrijdag 17 oktober 2008
Veel Ray LaMontagne fans zullen opkijken van diens piksplinter nieuwe CD ‘Gossip In The Grain’. Het is overigens LaMontagne’s derde studio release. De zeer succesvolle albums Trouble (2004) en Til The Sun Turns Black (2006) gingen daaraan vooraf. De singer-songwriter lat lag al hoog en de verwachtingen daarom nog hoger. Laat ik bij voorbaad al vaststellen dat LaMontagne niet iemand is die het wiel twee keer uit zal en wil vinden. Hij is een vernieuwer in het genre en dat bewijst hij wederom op ‘Gossip In The Grain’. Natuurlijk blijft zijn verbijsterende gruizige stem en typische manier van liedjesschrijven overeind. Het verschil zit hem hoofdzakelijk in het tempo. Deze is sneller dan op zijn voorgangers en bevat beduidend meer R&B, soul, blues, folk en country invloeden. De single ‘You Are The Best Thing’, die al veelvuldig geplugd wordt op de bekende nationale radiostations, laat daar in ieder geval geen onduidelijkheid over bestaan. LaMontagne stapt, naar mijn gevoel, uit zijn eigen schaduw op deze plaat en producer en multi-instrumentalist Ethan Johns knutselde daaromheen een uitgelezen gezelschap aan musici. In de liedjes ‘I Still Care For You’ en 'A Falling Through’ horen we piekfijn backing vocal werk van ene Leona Naess (dochter van Arne Naess, ex van Diana Ross). Vreemde eend in de bijt is zonder enige twijfel het liedje ‘Meg White’. Het raakt de randen van Iron & Wine en Calexico terwijl de vulling smaakt naar King Crimson. Iets minder avontuurlijk klinkt Henry Nearly Killed Me (It’s A Shame). Ik hoor daar ‘Little Red Rooster’ van de Stones in een Californische boogie rock versie die bij mij jaren zestig en zeventig herinneringen naar boven halen. Ray LaMontagne stelt mij in ieder geval weer niet teleur. Fans zullen er even aan moeten wennen daar tegenover staat dat ‘Gossip In The Grain’ veel nieuwe fans zal winnen.
Jan Janssen
Artist:
Lucinda Williams
Album:
Little Honey
Label:
Lost Highway
donderdag 16 oktober 2008
Lucinda Williams is inmiddels al vijfenvijftig jaren jong en heeft, in mijn beleving, nog nooit een slechte plaat gemaakt. Toch haalden haar drie studio opvolgers nimmer het totaalniveau van haar geweldige, zeg maar comeback album, Car Wheels On A Gravel Road uit 1998. Hoezeer promotors en pluggers haar albums Essence, World Without Tears en het vorige jaar verschenen West ook probeerde te hypen, de echte fan wist wel beter. Zonder denigrerend over te willen komen denk ik dat hetzelfde beoordelingslot ook beschoren is voor Williams hagel nieuwe CD ‘Little Honey’. Het smaakt naar, maar de gebruikte ingrediënten proeven net even iets anders. Verder valt op dat het productieduo Eric Liljestrand en Tom Overby de plaat behoorlijk geproduceerd en opgepoetst laten klinken. Als je de lange lijst van deelgenoten bekijkt lijkt het erop dat men in de rij gestaan heeft om maar enigszins iets bij te mogen dragen aan deze plaat. Staat leuk op je CV denk ik dan. Allemaal niets mis mee, Williams is nu eenmaal de gekroonde koningin van het Americana genre. Hoe dan ook, wat mij betreft liever minder, want dat is vaak net iets meer. De opener ‘Real Love’ zorgt desondanks meteen voor vuurwerk. Vaste gitarist Doug Pettibone zorgt voor een vertrouwd Williams geluid zoals ik dat graag van haar hoor. Dan volgen een tweetal prachtige blues ballads ‘Circles and X's’ en ‘Tears of Joy’. Nee en dan het sensuele en vrijgevochten ‘Honey Bee’. Ben benieuwd of ze dit, met pornografische tekst, beladen liedje ooit op de Amerikaanse radiostations zullen afspelen? Bij het Honky Tonk duet ‘Jailhouse Tears’, dat ze samen doet met Elvis Costello, haak ik af. Het woordje duet is dan meer duel, niet echt een succes dus. Afgesloten wordt met de AC/DC cover ‘Long Way To The Top’. Gedurfd en knap gedaan allemaal, maar was al afgehaakt bij track acht. Track dertien veranderde wel mijn totaal gevoel. Weer geen slechte langspeler van dit mega Diva dus. Toch hoop ik, in het geniep, dat Williams weer eens de touwtjes in eigen hand gaat nemen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 24 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gary Yerkins
Album:
Compass
Label:
Independent
woensdag 15 oktober 2008
Compass is het eerste album van Baltimore’s ingezetene Gary Yerkins. Grote kans dat ik dit feit slechts voor kennis zou hebben aangenomen, ware het niet dat ik op de plaat ene Pete Droge gewaar werd in de gedaanten van multi-instrumentalist en producer. De echo van zijn prachtplaat ‘Necktie Second’ uit 1994, veroorzaakt nog altijd nieuwsgierigheid naar zijn bijdrage als projectkracht voor andere muzikanten. In de regel is het resultaat beneden de maat, maar dit keer ben ik van ‘Compass’ – na een flinke aanloopperiode – aardig gecharmeerd geraakt. Twaalf nummers zijn er te beluisteren, die een ragfijn weefsel van invloeden verraden ten tijde van het Britse Beattijdperk en klassieke Amerikaanse poprock. Met die brede benadering geeft de uitstekende songsmid Gary Yerkins aan elk liedje een heel eigen geluid mee (funky, jazzy, poppy, straight – of rustig rockend) dat door Pete Droge veelkleurig en vakkundig wordt vastgelegd. Droge doet dat vooral door zijn toonrijke solo - of slaggitaarspel. De ene keer kalm akoestisch, dan weer elektrisch met soms een slidepartij à la David Lindley of een gespierde (wah-wah) solo. Maar ook door diens spel op piano, accordeon en soms drums (af en toe programming) klinken deze kop en staart songs als een klok. Was Gary Yerkins eigenlijk ook nog te bekennen bij de opnames? Zeker wel. Hij speelt gitaar, orgel, mondharmonica en heeft een aantrekkelijke op Pete Droge, gelijkende stem. Het is een Yerkin plaat geworden, maar wel op het kompas van Droge. Dat was misschien niet helemaal de bedoeling. Hoe dan ook, het eindresultaat mag er zijn.
Huub Thomassen Artist:
Joel Rafael
Album:
Thirteen Stories High
Label:
Independent
dinsdag 14 oktober 2008
Ik zal eerlijk zijn, bij eerste beluistering een paar maanden geleden dacht ik: “Wat een ouderwetse plaat!” Het geluid deed me denken aan producties uit de jaren zeventig, een glad gitaartje hier, een rollend pianootje daar, klaar! Maar gaandeweg, vooral tijdens het eten koken (ik kook altijd met muziek) sloeg mijn aanvankelijke scepsis om in steeds meer affectie voor deze singer-songwriter uit California. Die gitaar klinkt wel erg mooi en oh, hoor dat klassieke gitaarsolootje eens. Toch eens het tekstboekje erbij pakken, blijkt dit gitarist John Inmon, van Jerry Jeff Walker’s Lost Gonzo Band, te zijn. Kwaliteit komt dus toch altijd weer bovendrijven! En dan die stem van Joel Rafael, een mixture van Neil Diamond (in “Missing Pages”) en een jonge Dylan (beluister ‘Promised Land’ eens) met het “plukje” John Prine. Wat een heerlijke strot! Ook de productie blijkt na enkele draaibeurten minder gladjes, het geluid is functioneel gevuld met alleen die elementen die de songs in al hun eenvoud precies de juiste verfraaiing meegeven. Roots liefhebbers als ik moeten dus even doorluisteren, Thirteen Stories High mist namelijk “het rauwe randje”, maar verder blijkt dat Joel Rafael een verdomd mooi album afgeleverd heeft. Zo en nu ga ik eten koken!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 25 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Randy Kaplan
Album:
Ancient Ruins
Label:
Yellow Thing Records
maandag 13 oktober 2008
Na talrijke draairondes ontpopt ‘Acient Ruins’ van Randy Kaplan uit Long Island zich als een prachtige, doch eigenzinnige singer – songwriter die genres als bluegrass, moderne folk, countryrock, alternatieve rock en pop tot een boeiend geheel weet te smelten. Iemand die ‘On A Plain’ van Nirvana, nagenoeg alleen op banjoklanken en contrabas, een wonderlijk nieuw leven bezorgt en ‘I Could Never Take The Place Of Your Man’ van Prince een prachtige nieuwe gedaantewisseling laat ondergaan en als toppunt, de rapsong ‘The Message’ van Grandmaster Flash transformeert tot een bluegrass tune van de oude school, houdt er een brede muzikale horizon op na, maar heeft vooral veel lef. Eigen talent heeft hij ook voldoende in huis getuige de tien nummers die hij in de hiervoor genoemde stijlen heeft opgetrokken. In combinatie met de covers ontstaat er een bonte verzameling liedjes op het album, dat nochtans nergens tot verbrokkeling van het geheel leidt. Verantwoordelijk daarvoor was producer Mike West, die ook het grootste instrumentele aandeel had met banjo, mandoline, gitaren en zang. Randy Kaplan speelt akoestische gitaar en harmonica en met nog wat hulpmuzikanten, o.a. op drums, piano, fiddle en orgel, wordt de muzikale finesse tot in de puntjes aangebracht. Fraai middelpunt in dit alles is zijn mooie, aparte stem die soms doet denken aan good old Steve Forbert. Hoogtepunten zijn er te veel om op te noemen, maar ‘Trapeze Artist’, ‘What Could Have Been’, A Part Of You’ en ‘Why The Angels Eat (prachtige trompet!), mogen niet onvermeld blijven. En natuurlijk de covers. Ik zeg het niet vaak, maar ‘Ancient Ruins’ is heel origineel.
Huub Thomassen Artist:
Tim Grimm
Album:
Holding Up The World
Label:
Corazong Records
zondag 12 oktober 2008
Beland er (weer) een CD op je bureau waarvan je denkt: “Wat moet ik ermee?!!!” Een oude zoetgevooisde folky? Deze singer-songwriter uit Indiana bezit namelijk een nogal vlakke, noem het “keurige”, stem. Meer het type John Gorka dan het type Steve Earle, zeg maar. De CD opent met de titeltrack met tekstflarden als ‘Sitting on a stone, nestled in a wall, staring at the moon, like a distant crystal ball’, niet bepaald zinnen waar ik door geprikkeld word. Maar het gekke is dat je al luisterend naar Grimm’s stem in een soort van trance raakt, welke extra versterkt wordt door de uitstekend begeleidende muzikanten. Prachtige gitaren, banjo en mandoline bespeeld door Jason Wilber (John Prine) en een af en toe mooi meanderende piano- en harmoniumpartijen. Krista Detor verzorgt op een vijftal nummers de achtergrondvocalen en op ‘Long Way Around’ ook een sprankelend pianosolootje. In de track ‘Krista’ ontbreekt ze echter, een kleine liefdesverklaring (’As if love’s the only thing that’s really real’) van Tim aan haar? Dylan’s ‘Blowin’ In The Wind’ krijgt van Grimm ook zijn zoveelste uitvoering, maar gelukkig weten Jason Wilbur’s elektrische gitaar en de accordeon van David Wierhake het liedje zodanig op te krikken dat zelfs deze cover zeer genietbaar blijft. Het meest rootsy nummer is ‘Or Bust’ waarop de begeleiding verzorgd wordt door The Malvinas. Verder overheerst sterk het ‘easy listening’ gehalte (mooie cello van Anne Hurley), waarmee niet gezegd is dat Holding Up The World een “niksaandehandcd” is, maar juist een prima muziekproduct, uitermate geschikt voor de nachtelijke uurtjes!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 26 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rachel Harrington
Album:
City Of Refuge
Label:
Skinny Dennis Records
zaterdag 11 oktober 2008
Rachel Harrington is een zangeres uit Seattle (groeide op in een klein stadje in Oregon), die in het Americana-circuit enige naam heeft opgebouwd. Het begon met haar fraaie debuut “The Bootlegger’s Daughter”, dat vorig jaar verscheen. Met haar akoestische old-time folk werd Rachel door de pers in de armen genomen als de nieuwe Gillian Welch. Ach, die vergelijking laat ik maar aan anderen over. Rachel Harrington is gewoon een aanwinst in het akoestische country-wereldje. Rachel’s nieuwe album ademt de sfeer van de pioniersfase van het Wilde Westen. “City Of Refuge” is dan ook gegoten in een fraai digipack met nostalgische, bruine foto’s. Het album opent met “Karen Kane”, een tragisch liedje over de wrede wereld van de goudzoekers. Rachel gebruikt veelal historische gebeurtenissen in haar liedjes, zoals het in bluegrass druipende “Truman”, waarin zij zingt over een man die weigert te vertrekken bij een vulkaanuitbarsting. “Carver” gaat over de korte-verhalen-schrijver Raymond Carver. Naast haar eigen liedjes (8) bewerkt Rachel twee originele gospelsongs ( “Old Time Religion” en “Working On A Building”) tot een eigentijds jazzy song. Bijzonder geslaagd is voorts de luchtige bewerking van Bobby Gentry’s klassiekertje “Ode To Billy Joe”. Daarbij valt op dat de samenwerking tussen de multi-instrumentalisten Tim O’Brien en Zak Borden goed uitpakt. Voorts is Pieta Brown als achtergrondzangeres een goede greep. De stemmen van Rachel en Pieta harmoniëren op een hemelse manier. Het album wordt besloten met het ingetogen hoogtepunt “Under The Big Top”.
Paul Jonker Artist:
Richard Murray
Album:
Desert Wind
Label:
Independent
vrijdag 10 oktober 2008
Het kwartje kan laat vallen. Neem nu de in Noord-Ierland geboren en togen singer-songwriter Richard Murray, hij ontdekte kort geleden pas dat hij altijd al graag een eigen CD zou willen opnemen en uitbrengen. Terwijl hij aan de bas plukt in het punky Brit-pop bandje van Eden James en zangeres Viv Youell, kon ik mijn maar moeilijk voorstellen dat deze gozer een onderhuidse voorkeur heeft voor niet alledaagse akoestische pop, bluegrass en strakke Alt. Country rock. Toch is dit wat ik hoor op zijn debuutalbum ‘Desert Wind’. Murray heeft een prettig in het gehoor liggende stem. Aan Murray’s zangtechniek en het bereik daarvan kan echter nog wat gesleuteld worden. Ik maak dit op omdat de liedjes qua muzikale diversiteit nogal verschillen en hij bij hoge uitzondering zijn stem echt doet gelden. Misschien komt het ook wel omdat hij zijn liedjes niet al te gecompliceerd maakt, maar dat zou hem er niet van moeten weerhouden toch wat meer zangdynamiek in zijn songs te stoppen. Als sessiemuzikant en bandlid maak je natuurlijk veel vrienden. En die heeft Murray plenty. Hij noemt zijn band The Pickers. Buiten dat Murray gitaar, mandoline en percussie instrumenten bespeelt, wordt hij o.a. bijgestaan door de kostelijk zingende zangeres Mandie Barnett, Spencer Brown op up-right bas, Nic France (Viv Youell) op drum, David Hearn toetsen, en John Davis op pedal steel gitaar. Opvallend qua duur en opbouw zijn de nummers Enlighten Me, Down In This Town en de afsluiter The Wind And The Rain. Ze drukken meer dan zes minuten op de klok en springen, wat mij betreft, met kop en schouder boven de rest van de songs uit. Niet gezegd is dan dat de ander elf tracks niet de moeite waard zouden zijn, maar deze hebben gewoonweg wat minder zeggingskracht. Een liedje als Blueberry Wine bijvoorbeeld, is gewoon prachtig maar steekt weer schraal af tegen het stevig rockende en dampende Valley Of The Unforgiven. Keurig nette debuutplaat van een veel belovende singer-songwriter die zijn sporen zal verdienen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 27 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Brendon James Wright & The Wrongs
Album:
Untitled
Label:
Barfight Records
donderdag 9 oktober 2008
Om maar meteen misverstanden te voorkomen ben ik van mening dat goede Americana platen goud waard zijn. Helaas neemt het aanbod in dit ‘booming’ genre gestaag toe. Veel geluidsdragers klinken doorsnee en verdwijnen, als ze überhaupt de platenzaken bereiken, dan ook meestal al snel in de uitverkoopbakken. Het debuutalbum van Brendon James Wright & The Wrongs dook ik daar ook op. Voor maar vijf Euri maakte ik mij de gelukkige eigenaar van deze prima in elkaar stekende Americana CD. De opgeplakte sticker vertelde mij dat de focus tracks ‘One Of Them Days’, ‘River Wild’ en ‘Born Free’ zijn. Na wat luisterbeurten wordt mij duidelijk waarom men dit wil. Het zijn typische country liedjes waarvan deze EU burger vind dat ze één uit een dozijn zijn. Toch treffen deze, maar vooral de ander tien tracks op dit album. Deze keer zijn het echter niet de muziek arrangementen die mij triggeren, maar de doeltreffende woordenschat met inhoud die tekstdichter Wright in de liedjes aan de dag legt. Geeft toe, het heeft qua stem en tekst een hoog Chris Knight landschap gehalte, maar Wright buigt dit om in een lekker klinkende countryblues galop. ‘This Old Town’, ‘Pocket Full Of Blues’ en ‘No Money Blues’ zijn daar een paar prettig in het gehoor liggende voorbeelden van. Zo’n liedje als Electric Man, dat bijvoorbeeld ook zo Steve Earle had kunnen bedenken, pakt je gewoon. De onderwerpen over de erbarmelijke arbeidsomstandigheden in de kolenmijnen en de mensen die daar met elkaar hun lief en leed delen worden helder en duidelijk aan de kaak gesteld. Hele gezinnen worden uiteen gereten om de kost te verdienen, maar de overlevingsdrang is groot. Blijft over mij af te vragen waarom dit gloednieuwe album, niet groots, maar wel mooie plaat nu al in de aanbiedingsbakken staat? Wat is er aan de hand in dit kikkerland? Wat mij betreft verdiend Brendon James Wright & The Wrongs veel meer.
Jan Janssen
Artist:
Arlan Feiles
Album:
Come Sunday Morning
Label:
Not-Pop Records
woensdag 8 oktober 2008
Arlan Feiles komt oorspronkelijk uit Los Angeles maar had al snel door dat hij de Amerikaanse landschappen niet ongemoeid moest laten. Zo strandde hij in Miami, Florida waar hij zitting nam in de rock formatie Natural Causes. Toen hij top producer Tom Dowd tegen het lijf liep besloten de twee samen met Levon Helm, Rick Danko en Garth Hudson de CD Trouble Monkey op te nemen. Helaas voor Feiles kwam dat album nooit van de grond bij Island Records. Feiles reageerde zijn frustraties af en toerde als een bezetene door zijn geliefde land tot hij een warm nest vond ergens in New Jersey. Net als op de voorganger Razing A Nation kiest Feiles niet voor de gemakkelijkste weg op zijn nieuwe CD Come Sunday Morning. Moet wel toegeven dat er iets meer gemusiceerd wordt dan op de voorganger maar overal overheerst de naaktheid van zijn doorgaan sobere liedjes. Als ik het even kort mag samenvatten zet hij wel zijn sterkte wapenfeit in. Zijn stem is namelijk wederom van een ontwapenende puurheid. Wat dat betreft rangschik ik hem op gelijke hoogte als bijvoorbeeld een Joe Purdy of AJ Roach. Met de opener en titelstrack maakt Feiles meteen zijn punt. Dit soort speelse piano, Banjo en Dobro spel hoor je niet vaak. Jim Douglas en Lance Graham leveren super sfeervol hun bijdrage daarin. Dat wordt nog eens dunnetjes overgedaan in het liedje Viola. Douglas bespeeld pedal steel terwijl Feiles laat horen dat hij ook over een behoorlijk kunstzinnig piano spel beschikt. De overtuigende tekstuele boodschappen worden zeer en variërend gebracht. Luister maar eens naar liedjes als Salvation, Worthless en How Do You Say Goodbye. Dan schakeld Feiles ineens naar het gedicht I’ve Not The Heart To Tell Her. Van die stiltes en de naadloze overgang naar The Cannon’s Blare kreeg ik kippenvel. “This War is not over”, ik vroeg mij af welke hij bedoeld. Die van de hedendaagse onverdraagzaamheid of die met politiek wapentuig wordt uitgevochten. Steekhoudend album dat verdiend gehoord te worden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 28 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kelly Dalton
Album:
Home
Label:
Independent
dinsdag 7 oktober 2008
Sommige muzikanten hebben weinig nodig om direct te overtuigen. De Californische zanger en liedjesschrijver Kelly Dalton is er zo eentje. Vijf van de zes nummers op zijn e.p.’Home’, met een speelduur van ruim een kwartier, nemen je direct bij de kladden om daarna niet gauw meer los te laten. Het overige nummer trouwens, betreft Bruce Springsteen’s bijna doodgecoverde ‘I’m On Fire’, dat hij nogal droogjes kopieert. Dat hij het niet van een andere hoeft te hebben, demonstreert hij op bijzonder overtuigende wijze met eigen nummers die een melange zijn van een randje country en verhalende folk. Zijn grote kracht schuilt in het schrijven van eenvoudige, introspectieve liedjes met diepgang. Zijn bezielde stemgeluid past uitstekend in de sobere, maar fijngevoelige muzikale aankleding, waarvoor – naast Dalton op gitaar en piano –een stelletje topbegeleiders op orgel, dobro, accordeon, cello en percussie verantwoordelijk is. Zijn dromerige songs brengen je ver van het alledaagse, waarin Dalton de verste verte bereikt in het gelijknamige titelnummer dat, mede dankzij de tweede stem van Holly Brooks, van een grote schoonheid is. Gewoonlijk is een e.p. de opmaat voor een volwaardige cd, maar Dalton heeft die route omgedraaid. In 2007 verscheen al het – door mij nooit gehoorde – album ‘The Love In Every Bar’, dat als ‘smooth – en soulful in zijn eigen thuisland werd omschreven. En nu ik het toch over zijn thuisland heb: in zijn jonge jaren was er thuis altijd muziek, dankzij zijn muzikaal buitengewoon actieve ouders. Dat mocht niet verhinderen dat zoon Kelly lang te verlegen was zelf op te treden. Hij overwon pas zijn podiumangst, nadat hij zijn eerste compositie ‘Worth It All’ (staat op debuut) op internet had gezet. Prompt werd hij bedolven onder duizenden aanmoedigende reacties van luisteraars. Terecht, want van ‘Home’ ben ik in de ban geraakt.
Huub Thomassen
Artist:
Darrell Scott
Album:
Modern Hymns
Label:
Appleseed
maandag 6 oktober 2008
Heel sporadisch zit ik bij eerste beluistering van een nieuwe CD compleet gebiologeerd te luisteren, je wordt letterlijk betoverd door het geluid dat je overspoelt. Dat overkwam me bijvoorbeeld bij Antony & the Johnsons, ‘I Am A Bird Now’, maar ook bij Darrell Scott’s CD ‘Theatre Of The Unheard’ uit 2003. Bij ‘Modern Hymns’ heb ik deze ervaring niet, maar ik word wel gelijk gepakt door de wonderschone klanken. Wat wordt hier met liefde gezongen en gemusiceerd! Ditmaal geen eigen werk van Darrell zelf, maar “bezingt” hij een tal composities uit het hedendaagse, zoals Paul Simon’s ‘American Tune’ en Leonard Cohen’s ‘Joan Of Arc’. Met zijn mooie enigszins “dramatische” stem weet Darrell (in samenspel met een werkelijk superieur stel muzikanten) mij kippenvel te bezorgen met de uitvoering van Adam Mitchell’s ‘Out Among The Stars’. En luister eens naar zijn versie van Mickey Newbury’s ‘Frisco Depot’, met een prachtige accordeon van Dirk Powell en schitterend snarenwerk van Danny Flowers. In feite kan ik zo over elke track een lofzang houden, want geloof me vrienden deze CD blinkt uit in pure muzikale schoonheid. Vocaal valt er te genieten van o.a. John Cowan, Mary Gauthier, Alison Krauss en The Fisk Jubilee Singers. Licht uit de toon valt het instrumentale ‘James’ van Pat Metheny met een voor mij iets te hoog Willem O. Duys gehalte, maar toch betrap ik me er op dat ik dit nummer wel steeds meefluit (neurie). Scott heeft veel meegespeeld op werk van Guy Clark. Van hem wordt als afsluiter ‘That Old Time Feeling’ uitgevoerd met een hoofdrol voor de piano van Darrell. Ik ben gelukkig, ondanks het af en toe verschijnen van kippenvel op beide armen. Heette dat in het elpeetijdperk niet een kippenvelpee?
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 29 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Baseball Project
Album:
The Baseball Project
Label:
Blue Rose Records
zondag 5 oktober 2008
Sport verbroederd, kijk maar naar wat de Olympische spelen allemaal teweeg gebracht hebben. Muziek doet dat in zekere zin ook. Alleen over de smaak daarvan blijft je twisten. Muzikanten beginnen daar steeds beter vat op te krijgen en bedenken vaak de meest extravagante samenwerkingsverbanden die ze zich maar kunnen bedenken. Dat geld in zekere mate ook voor het The Baseball Project. Steve Wynn (Dream Syndicate) en maatje Scott McCaughey (Minus 5) bewonderen elkaar’s muziek al jaren en beide zijn fervent baseballliefhebbers. Sport en muziek samensmelten ligt dan ineens voor het inkoppen. Samen met gitarist Peter Buck (R.E.M.) en drumster Linda Pitmon klusten ze dan ook ‘Frozen Ropes and Dying Quails’ in elkaar. Het kwartet hijst zich in de tenues van beroemde Amerikaanse honkbalspelers en vertellen hun verhaal over historische honkbalteams, wedstrijden en momenten. Heel eerlijk gezegd de verhalen maken niet echt indruk op mij. Maar goed, wie ben ik! Zie die bal van Van Basten, tegen Rusland in 1988, nog steeds in de bovenhoek knikkeren, maar dat zal een Amerikaan weer weinig doen opveren. De muziek die dit kwartet maakt is er niet minder om. De dertien strakke pop rock melodietjes, die naar het tijdsbeeld refereren, tackelen je weldegelijk. De opgewekte songs komen positief over maar kunnen niet verbloemen dat het overal gezien in feiten een dood normale “middel of the road” plaatje is. Niets mis mee natuurlijk, de boodschap is overgekomen. Er vanuit gaande dat Wynn, McCaughey, Buck en Pitmon thuisspelen hoop ik echter wel dat ze in de tweede helft van een eerste inning beter aan slag zijn dan ze nu in de verdediging waren. Want iets meer vuurwerk had ik van dit project team wel verwacht.
Jan Janssen Artist:
Chris Brecht
Album:
The Great Ride
Label:
Dead Feaf Records
zaterdag 4 oktober 2008
Het gevaar bij debuutalbums is dat je de muzikale lat voor de betrokken artiesten zo hoog legt dat de opvolger daarvan altijd daarmee vergeleken zal worden. Het resultaat is dan vaak dat geluidsdrager nummertje twee meesstal tegenvalt bij critici. Luisteren, afstand nemen en nog eens luisteren en dan weer rustig achterover leunen en bedenken waarom je juist dit laatste wilt voorkomen, zo beleefde ik de eerste luisterbeurt van Chris Brecht’s bebuutalbum ‘The Great Ride’. Op het eerste oor indrukwekkend wat deze uit Boulder, Colorado afkomstige singer-songwriter laat horen. Brecht’s stemtechniek heeft echt iets weg van Bob Dylan. De nu vanuit Austin, Texas opererende songwriter, drogeert de liedjes met een alt country, folk en rock cocktail waarvan de gevolgen alles behalve verstijvend werken. Op Brecht’s website lees je dat de CD zich een weg baant tussen Bob Dylan’s meesterwerk uit 1965 ‘Highway 61 Revisited’ en Ryan Adams ‘Heartbreaker’ uit 2000. Ambitieus allemaal, maar hoe realistisch is dit? Gitarist Brad Rice mag dan wel verdienstelijk zijn muzikale bijdrage geleverd hebben op albums van Ryan Adams, The Pinetops en Son Volt maar het produceren van platen is toch echt een ander vak. Niet dat hij miskleunt of zo, maar ik hoor te veel aanknopingspunten. Gelukkig tempert Chris Brecht dit door een deel zelf te initiëren en dat hoor je. Dan ineens onverwachte wendingen in bijvoorbeeld ‘Everytime I Think Of Her’. Het geniale hoogtepunt op deze plaat vult de donkere ruimte en neemt afstand van “what’s already have been done”. Geen onvertogen woord dus over Chris Brecht’s debuutalbum The Great Ride. Louter en alleen maar een voorzichtige waarschuwing voor zelfoverschatting en te hoog gespannen verwachtingen van zijn toekomstige luisteraars.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 30 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mark Davis
Album:
Don't You Think We Should Be Closer?
Label:
Independent
vrijdag 3 oktober 2008
De twee CD’s Don’t You Think We Should Be Closer (Part 1) en Mistakes I Meant To Make (Part 2) van de uit Edmonton, Alberta, Canada afkomstige roots rocker Mark Davis lagen al een tijdje op mijn bureau. De oprichter van de Canadese Alt Country formatie Old Reliable lanseerde presies één jaar geleden, door middel van bovengenoemde releases, zijn solo carrière. Heb wat tijd genomen om de twee CD’s te doorgronden. Niet dat ze zo gecompliceerd klinken, in tegen deel zou ik zelfs zeggen, nee maar gewoon omdat ik er na een aantal luisterbeurten nog niet klaar mee was. Laten ik eerst Don’t You Think We Should Be Closer (Part 1) met u doornemen. Davis nam daar ook de tijd daarvoor, twee jaar om precies te zijn. En dat hoor je. De weergaloos donker klinkende composities van deze multi-instrumentalist hebben iets filmisch in zich. Ik kan mij namelijk goed voorstellen dat de opener ‘So The Wind Don’t Blow It All Away’ en het met Sarah Wheeler gezongen duet ‘Flower In My Hand’ zo in een of andere Amerikaanse Top TV serie op zou kunnen duiken. Ook het samen met Romi Mayes gezongen ‘Saved By Radio’ zou je zomaar in een spannende road movie tegen kunnen komen. Mistakes I Meant To Make (Part 2) werd duidelijk soberder en sneller opgenomen. Naar eigen zeggen, nam hij de nog een stuk donkerder klinkende liedjes in drie dagen tijd op. Davis stem komt dan ineens nog beter uit de verf. Het muzikale landschap is prachtig en in de verte zie je Davis wandelen in hittewervelingen van de warme blauwe lucht. De teksten zijn beschouwend en volgens mij ook autobiografisch getint. Heerlijke veranda muziek die, als je het mij vraagt, veel overeenkomst vertoond met het recente werk van Bon Iver en. Vraag nu achteraf is wie was er nu eerder? Mark Davis brengt twee bijzonder stapelplaten op de markt waarvan ik alleen nog maar kan zeggen dat de één absoluut niet zonder de ander kan. Gewoon doen, je krijgt er geen spijt van.
Jan Janssen
Artist:
Buick Audra
Album:
Singer
Label:
Trimming The Shield Records
donderdag 2 oktober 2008
Om door een ringetje te halen, zo ziet Buick Audra (Brooklyn, New York) eruit op het hoesje van ‘Singer. Strapless jurkje, flinke diametrale oorringen, bloemetje in kapsel en sensuele oogopslag. Deze perfect gestileerde outlook is ze natuurlijk aan haar stand verplicht, wanneer je weet dat ze ook nog kledingontwerpster is van bijvoorbeeld Alison Krauss, Joss Stone en Guns ‘N’ Roses. Een dergelijke eyecatcher deed mij vrezen voor de muzikale inhoud van ‘Singer’. Helemaal terecht was dat niet, want het is noch een beroerde noch onoverkomelijke plaat. Tien zelfgeschreven en – geproduceerde popliedjes in een country- folk jasje, worden in rap tempo uitgevoerd. Die jachtige snelheid wordt pas op het einde een beetje teruggenomen, wat te laat is om aan het overwegend hectische sfeertje van het album nog wat te veranderen. Dit en haar op den duur nerveus makende falsetachtige stem plus een iets te volle productie doen haar debuutalbum een beetje de das om. Jammer, omdat uit de meeste van de tien liedjes toch wel talentvol songschrijverschap blijkt. Door het sterke catchy karakter van ‘Singer’, lijkt het erop dat deze singer-songwriter – die kon beschikken over een complete studioband –vooral de Amerikaanse countryradiostations in het oor had.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 31 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Langhorne Slim & The War Eagles
Album:
Untitled
Label:
Kemado Records
woensdag 1 oktober 2008
Weet niet of u het weleens nasnuffelt, maar mijn geboortedatum speelt vaak een belangrijke rol in de muziek die ik waardeer. Jim Reeves, Isaac Hayes, Robert Plant (Led Zeppelin) en Phyl Lynott (Thin Lizzy), John Hiatt en Langhorne Slim bijvoorbeeld, zijn allemaal geboren op dezelfde datum. De naam van Langhorne Slim, geboren als Sean Scolnick, tegenwoordig woonachtig in Brooklyn, New York zal u waarschijnlijk erg weinig zeggen. Toch viel de uiterst moderne benadering van traditionele folk, country, blues en soul, in Nederland al op eind 2005 met de release van ‘When the Sun's Gone Down’. In 2006 tekende, de van oorsprong uit Pennsylvania afkomstige singer-songwriter, en zijn begeleidingsband The War Eagles een major deal met V2 met als resultaat de EP ‘Engine’. Jammer genoeg bleef het bij enkel en alleen opvallend en geloof maar één live optreden in Nederland. Hetzelfde lijkt nu te gebeuren met Langhorne Slim’s piksplinter nieuwe ongetitelde release, en dat zou doodzonde zijn. Vanaf de eerste tonen in de opener 'Spinning Compass' en het daarop volgende 'Rebel Side Of Heaven' maakt de jonge troubadour duidelijk dat hij een uitgesproken eigen visie heeft op muziek maken. Daar draagt zijn band The War Eagles, bestaande uit bassist Paul Defiglia en drummer Malachi DeLorenzo een behoorlijk steentje aan bij. Maar daar blijft het niet bij, de instrument keuzes en de toegepaste combinatie daarvan klinken behoorlijk gedurfd. Producer Brian Deck (Counting Crows en Ben Weaver) drukt een stevige stempel, als je hoort hoe hij Trombone, Tuba (Dan Nosheny) en strijkers (Jim Becker) laat klinken. Langhorne’s hoge soms licht vibrerende stem is opzwepend maar te gelijkertijd ook breekbaar van karakter. In het liedje ‘Restless’, dat ook op de EP ‘Engine’ stond, en ‘Diamonds And Gold’ komt dit het best tot s’en recht. Met het ingetogen ‘Worries’ en ‘Hummingbird’ word dit kustwerk meesterlijk en met de grootste zorgvuldigheid afgesloten. Langhorne Slim & The War Eagles blijken dan, na ruim een uur, mij bijzonder geamuseerd te hebben. Het zou echt doodzonde zijn als we deze verborgen juweel niet zouden laten schitteren.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 32 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joe Purdy
Album:
Take My Blanket And Go
Label:
Independent
zaterdag 20 september 2008
Waarom Joe Purdy’s achtste release ‘Take My Blanket And Go’ vorig jaar in Nederland niet de media aandacht kreeg, die hij verdiende, vraag ik mij nog steeds af. Of het nu komt doordat Purdy, de laatste vijf jaar, maarliefst zes albums de markt op slingerde of dat media Nederland er gewoon niet aan wilde, ik weet het echt niet. Toch verkochten de voorgangers Sessions from Motor Ave. (2002), Stompin Grounds (2003), Julie Blue (2004), Only Four Seasons (2006) You Can Tell Georgia (2006), Paris in the Morning (2005) en Canyon Joe (2006) wereldwijd bijzonder goed. Wie de Top 20 Best Sellers EVER lijst van CD Baby erop naslaat zal constateren dat bijvoorbeeld Purdy’s CD ‘Only Four Reasons’ niet weg te branden is uit deze ambitieuze lijst. In vergelijking met lotgenoten als Ryan Adam of een Ray LaMontagne heeft Purdy nog nooit een grote hit gehad in Nederland. De enorme opkomst van TV series, en het nieuwe download tijdperk zorgden ervoor dat Purdy inmiddels meer dan een half miljoen betaalde iTunes track download’s achter zijn naam heeft staan. “That makes life easier”, zullen we maar zeggen. Op ‘Take My Blanket And Go’ neemt Joe Purdy je mee naar zijn eigen volgende niveau. Vanaf de indrukkwekende opener ‘San Jose’ tot de afsluiter ‘Brooklyn I’m Calling’ blijven de liedjes je de hele dag vervolgen. Je staat ermee op en gaat ermee naar bed. Purdy houd ervan de ruimtes, waarin hij opneemt, te laten doorklinken. Dat hoor je ondermeer in de titeltrack en het aangrijpende prijsnummer op dit album ‘White Picket Fence’. De in Fayetteville, Arkansas geboren singer-songwriter houd van ambiance en laat dit liedje bijna acht minuten doorwerken in je hersenpan. Prachtig! Een vrouw kijkt vanuit haar voortuin en ziet een goederentrein dwars door de woestijn, volgens mij die zich tussen Phoenix, Arizona en San Diego, California begeeft, voortrazen. De Brooklyn Bridge doorkruis de enorme zandvlakte en staat wat mij betreft symbool voor het cross-over album van het jaar. Wij staan overigens al in de startblokken voor Purdy’s negende aanstaande release genaamd ‘Last Clock On The Wall’. Joe Purdy zal opnieuw een gewonnen race lopen als de voorboden mijn niet bedriegen. Gezien het aantal toonbankpassages die ‘Take My Blanket And Go’ de afgelopen maanden heeft gemaakt en natuurlijk het feit dat Joe Purdy op zondag 28 september a.s. één live optreden verzorgd tijdens het Roepaen Festival in Ottersum werd het hoogste tijd de CD nogmaals bij u onder de aandacht te brengen.
Jan Janssen
Artist:
The Bowerbirds
Album:
Hymns For A Dark Horse
Label:
Dead Oceans
vrijdag 19 september 2008
Ook zo onder de indruk van recent verschenen albums van Andrew Bird, Beirut of Bon Iver? Wel nu de Nederlandse hype is compleet hier zijn het uit Raleigh, North Carolina afkomstige indi-rock pop trio The Bowerbirds. Na het zorgvuldig beluisteren van hun debuutalbum ‘Hymns For A Dark Horse’ en zonder vooraf te weten of er enig verband bestond, trok ik een paar geluidsdragers van de eveneens uit Raleigh afkomstige band Ticonderoga uit mijn CD verzameling. Het multi-instrumentalisten trio Mark Paulson, Phil Moore, Wesley Phillips en op Trombone Tim Phillips leverde, met name op hun ongetitelde album (2005), een prima product af. De blues folk country cross-over had wat materialistische mainstream trekjes maar heeft, naar mijn weten, nooit de kans gezien de grote plas over te steken. Muzikaal niet echt helemaal te vergelijken met het Bowerbirds geluid van nu, maar de basis is in essentie gelijk daaraan. Toen Phil Moore besloot een baantje erbij te nemen als vogelspotter voor North Carolina Museum of Natural Sciences liep hij zijn huidige vriendin Beth Tacular tegen het lijf. De twee bewonen nu samen een airstream trailer. Tacular leerde zichzelf accordeon spelen en namen samen zes poedelnaakte liedjes op die hun weg vonden op de EP ‘Danger At Sea’ in 2006. Het geluid moest voller en het duurde niet lang of Bradley Cook (up-right bass) en Ticonderoga deelgenoot Mark Paulson sloten zich aan. Onze jonge natuurvrienden steken niet onder stoelen of banken dat ze de natuur een warm hart toedragen. Groen is hip en vooral in, alleen zou dat op ‘Hymns For A Dark Horse’ in een iets minder belerende bewoordingen hebben gekund. De gemiddelde luisteraar zal dit niet eens opvallen, zeker niet als nummers als ‘Hooves’, ‘In Our Talons’ en ‘The Ticonderoga’ je warm instoppen. Die toon voel je, want in hun aluminium airstream trailer kan de temperatuur tot minus 20 graden Celsius dalen, terwijl het in de zomer meer een broeikast is dan een thuis. Je voelt en proeft de leefomstandigheden, een beetje In to The Wild maar dan in het echt. Fascinerend allemaal.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 33 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bart Oostindie
Album:
Welcome To The Costume Ball
Label:
Inbetweens Records
donderdag 18 september 2008
De in Spaubeek, zuid Limburg geboren tweeëndertigjarige singer-songwriter gitarist Bart Oostindie was tot voorkort bij mij volledig een onbekende. Op een erg leuk feestje, waar hij samen met Bartel Bartels de pannen van het dak joeg met o.a. de Iggy Pop cover The Messenger, leerde ik de, na nu blijkt, zeer getalenteerde muzikant op afstand kennen. Als je nagaat dat Oostindie zo’n twaalf jaar geleden nog als straatmuzikant door Europa zwierf en kort daarna op het conservatorium afstudeerde, kun je wel aannemen dat het qua tekst en muzikaliteit wel snor zit bij deze gast. Toch heeft het even geduurd voordat Oostindie’s debuut CD ‘Welcome To The Costume Ball’ van de grond kwam. Samen met toetsenist Mike Roelofs, bassist Jo Didderen en drummer Sjoerd Rutten werd er driftig gesleuteld aan deze CD. Niets is onmogelijk en wordt aan het toeval overlaten op deze plaat. Het muzikale spectrum is breed, ga er maar even voor zitten zou ik zeggen. De korte opener ‘I long’ had ook op één van Nick Drake’s plaatjes kunnen staan. Oostindie heeft volgens mij daar ook zijn invloeden liggen. Dat blijkt uit het feit dat hij Drake’s akoestische versie van ‘Day Is Done’ (Five Leaves Left) vakkundig, in een iets lager gezongen Jazz jasje hijst. Americana in die trend van JW Roy hoor ik terug in ‘Nothing More’. Oostindie zingt weer iets lager dan John Mayer in het soulvolle 1,2,3. Zover het iets betekend blijkt dit de eerste singel te zijn, die van dit album getrokken is. Als ik inspraak daarin gehad zou hebben had ik voor ‘The Question’ gekozen. Deze klassieke poprock constructie steekt namelijk, qua muzikale vormgeving, ver boven het gebruikelijke in dit circuit uit. Als een volleerd componist doorbreekt Bart Oostindie barrières die, wat mij betreft, tot voorkort in Nederland ondenkbaar waren. Luister maar eens naar Tough Boy, dat een typische Led Zeppelin slide blues groove meekrijgt. Bent u er nog? Juist ja, gebrek aan muzikale veelzijdigheid en variatie kun je Bart Oostindie niet verwijten. Op dit soort kornuiten mogen wij trots zijn in Nederland. Creativiteit en handelsgeest zijn trouwens altijd al onze beste export producten geweest.
Jan Janssen
Artist:
Amalie Riis
Album:
Safe and Sound
Label:
Songcrafter Music
woensdag 17 september 2008
Was nog nooit eerder de naam van de uit Denemarken afkomstige singer-songwriter Amalie Riis tegen gekomen. Riis is dan ook pas tweeëntwintig jaar en opereert op het moment vanuit Malmö, Zweden. Ze woont daar met haar Amerikaanse man omdat er in Denemarken een wet bestaat die moet voorkomen dat, Denen onder de vierentwintig, niet EU ingezetenen het land binnen komen. Op haar MySpace site doet ze daar lacherig over "Interesting law, right? I guess it's just not so practical to fall in love with an American.” Deze meid is super cool. Al vanaf haar zestien speelde ze voor iedereen die het maar wilde horen. Dat resulteerde in 2005 tot haar debuutalbum Places Where We Go. Hoewel de klanken van dat debuutalbum mij nooit bereikt hebben neem ik aan dat ze gegroeid moet zijn. Want, laat ik maar meteen met de deur in huis vallen, wat Amalie Riis op haar piksplinter nieuwe CD Safe and Sound laat horen, klinkt behoorlijk volwassen. Haar uiterlijk heeft iets weg van een jonge Ane Brun. De muziek die ik echter aantref op dit album doen mij sterk denken aan Lynn Miles of een Shawn Colvin, maar Riis heeft ook haar Kathleen Edwards momenten. Die komen vooral bovendrijven in als liedjes I’ve Got Nothing, My Heaven en het uiterst radio vriendelijke My Heart. Producer Morten Maltesen, die volgens mij ook betrokken was bij Amalie Riis Deense lotgenote Nanna Amter’s recente CD Bitch Music, geeft deze plaat een vriendelijk, vermakelijk en onschuldig Poprock, Folk, en Americana sfeertje mee. Amalie Riis ziet zichzelf het liefst een livingroom of gezellig café concert doen. Als u het mij vraagt is deze nog jonge artieste dit circuit allang ontgroeid.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 34 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joseph Parsons
Album:
Heavens Above
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 16 september 2008
Na het overlijden van zijn vader koos de uit Philadelphia afkomstige singer-songwriter Joseph Parsons voor een langdurig oriënterend verblijf in Europa. De globetrotter werd ondermeer gesignaleerd in Granada (Andalusië), Zweden, Parijs en natuurlijk in zijn tweede thuisland Duitsland. Tegenwoordig woont Parsons dan ook voor een groot deel van het jaar bij onze oosterburen. Duitsland draagt Parsons muziek namelijk al jaren op handen. Met minimale middelen presteert deze Amerikaanse logé het daar in één maand zo’n vijfentwintig concertzalen vol te spelen. In de Benelux ligt dat echter wat genuanceerder daar is Parsons, door eerdere releases als 5AM, The Black Album, The Vagabond Tales en The Fleury Sessions, wereldberoemd bij slecht nog maar een klein publiek. Dat zijn liedjes hier in de Benelux niet overal even gemakkelijk ontvangen worden weet Parsons als geen ander. “For years, I have messed around, production & song - wise, as a way to avoid the simple truth that my songs may not be as mainstream or as widely accepted as I and some people around me had hoped. And finally, I am comfortable with that. These new songs are from the heart and at this time in my life, that's what matters most.” Zijn hagel nieuwe CD Heavens Above werd geproduceerd door niemand minder dan Davin Greenwood (Nora Jones en Amos Lee). Parsons zegt daarover;“I had gone as far as I could go in terms of producing my own records. After The Vagabond Tales and The Fleury Sessions I realized I could not make this new record by myself and needed some real production talent. I wanted to make a deeper, more vulnerable record so I brought Devin Greenwood in to help me reach the vision I had for these new songs.” De muzikale setting is dan ook een andere dan we van hem gewend zijn. Een strijkers trio, blazer sectie en accordeon behoorden in het verlede niet tot zijn standaard equipment. Parsons maakt zo zijn karakterstudies op deze nieuwe plaat. Op de een of andere manier hebben ze allen raakvlakken met zijn eigen manier van doen. Hierdoor klinkt de CD dan ook een stuk persoonlijker als zijn voorgangers. In het liedje “Heavens Above”, een REM georiënteerd liedje, volgt hij het leven van een roughnecker na de orkaan Katrina in New Orleans. Parsons, geboren in Monroe, Louisiana, volgt zijn desastreuze terugkeer in The Big Easy. Het strakke “Dume Room” gaat over een Zuma Beach biker bar, waar een paar niet pluis figuren rondhangen. Ook Parsons had ooit een L.A. droom en logeerde onder de palmbomen ergens op het enorme strand. In het liedje “Anyone” reflecteert Parsons zichzelf. Hij verloor zijn vader vorig jaar en hield ziels veel van hem. De gebeurtenissen hebben effect gehad op zijn persoon. Parsons daarover “it affects your ability to be yourself or know the person you are or could become”. Parsons gaat tekstueel maar ook muzikaal diep in het liedje “Shades Of Gray”. Het messcherpe akoestische slide gitaarspel en de mee liftende blazerssectie, tillen dit nummer naar het ultieme hoogtepunt op deze plaat. Hoewel Parsons er niet echt mee bezig is weet hij weldegelijk hoe mainstream liedjes moeten klinken. “Sitting On Top Of The World” en “Skipping Stone” kleven terdege en kunnen zo de hitlijsten in. Phil Nicolo (The Hooters, Billy Joel en 16 Horsepower), die ook The Vagabond Tales af mixte, laat Parsons klinken zoals dat bij hem past, compact melodieus en niet deprimerend donker. Veel promotie en publiciteit zou Joseph Parsons nieuwe CD “Heavens Above” eigenlijk niet nodig hoeven hebben. De verzorgde lay-out en lay-in, ligt getinte Europese toonzetting, toegankelijkheid en zeggingskracht maken deze Sufjan Stevens meets Beck geluidsdrager tot een uitstekende stapelplaat.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 35 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Shannon Lyon
Album:
El Sol
Label:
Continental Record Services
maandag 15 september 2008
De Canadese singer-songwriter Shannon Lyon heeft hard gewerkt aan een reputatie in zijn eigen land. Voor zijn imposante troubadour carrière toerde de in Kitchener, Ontario geboren songwriter maarliefst meer dan tien keer door Canada en nam als frontman van bands als Strange Days, The Popexplosion en The International Harvesters in totaal acht albums op. Toen hij ergens eind jaren negentig besloot als soloartiest verder te gaan, beloofde hij trouw aan zichzelf maar ook aan zijn muziek te blijven. Dat laatste onderstreepte hij haarfijn met zijn solo debuut release ‘Summer Blonde’ uit 2000. Daarna volgende nog Dharma, Wandered en Safe Inside. Terugkijkend op dat allemaal breekt deze sympathieke Canadees, ondanks deze bijzondere appetijtelijke releases, maar niet echt door in EU. Had hem bijvoorbeeld wel eens een keer verwacht op de gevestigde Nederlandse Americana en Roots festival als Blue Highways of Take Root. Op Lyon’s vijfde studio release ‘El Sol’ blijft hij vasthouden aan de lekkere lome zangpartijen en sobere muzikale inkleding van zijn liedjes. Met andere woorden, blijf vooral eerlijk aan hetgeen wat je kunt waarmaken. Wie Lyon ooit weleens live aan het werk heeft gezien zal kunnen beamen dat wat hij nu laat horen in liedjes als ‘Back In Town’, het door Will Oldham gepende ‘Come In’ en het humeurige ‘Telephone’ hij ook live kan brengen. Ook de schaars ingekleurde muziek en backingvocal werk, waarover zich coproducer en multi-instrumentalist Chris Giesbrecht en ene Sara Hallman bekommerden, komt geloofwaardig over. Een Shannon Lyon patent dus, niet echt groots maar wel zeer onderhoudend allemaal.
Jan Janssen Artist:
Thea Gilmore
Album:
Liejacker
Label:
Fruitcake Music
zondag 14 september 2008
De op 25 november 1979 geboren Thea Gilmore maakte op haar negentiende al een veel bewogen debuutplaat. Met de release van ‘Burning Dorothy’ was de uit Oxford afkomstige singer-songwriter dan ook in een klap wereldberoemd in de UK. De hardnekkige Britse underground scene verloor haar daarna niet meer uit het oog maar konden niet voorkomen dat Gilmore daar vijf jaar later mainstream doorbrak met haar zesde release ‘Avalanche’. Het twee jaar geleden uitgebrachte ‘Harpo’s Ghost’ ontglipte zelfs niet aan het oog van het Real Roots Cafe. “Een ongekende kennismaking die zijn weerga niet kent, tijd voor een Nederlands Gilmore doorbraak lijkt ons.”, schreven wij daar destijds over. Liejacker is inmiddels haar achtste release. Niet alleen de liedjes maar ook de muziek communiceren open en vooral oprecht op deze plaat. Soms hartverscheurend donker maar meestal met een positieve kick. Ze trapt af met het liedje ‘Old Soul’ dat Gilmore in duetvorm doet met Dave McCabe. De stem, van deze zanger, gitarist van de Engelse rock formatie The Zutons smelt samen met die van Gilmore en zorgen ervoor dat je meteen voor de bijl gaat. Zwaaien en zwierend dans je, je weg door ‘Dance In New York’, dat voorzien is met hemelse backingvocals van Erin McKeown. Het ambitieuze en tegelijkertijd ijzersterke ‘Roll On’ lijkt in eerste instantie een vreemde eend in de beid, maar wie goed luistert hoort een gepassioneerde groove die je daarna niet meer kwijt raakt. In stilte verval je als, zonder dat je er erg in hebt, afgesloten wordt met ‘The Lower Road’. Steve Wickham (The Waterboys) strijkt dan zijn viool terwijl Gilmore een adembenemend duet ontvouwd met haar grote voorbeeld Joan Baez. Nee, het is dan nog niet afgelopen. Thea Gilmore geeft een bonus track op Liejacker weg, en wat voor een. Het Liverpoolse dance pop rock bandje Dead Or Alive maakte het liedje ‘You Spin Me 'Round’ in 1985 wereldberoemd. Gilmore kraakt en piept als het oude vinyl en covert schaamteloos met grote allure deze tijdloze wereldhit. Het mag duidelijk zijn, Thea Gilmore mag met recht tot één van de beste vrouwelijke singer-songwriters van het moment gerekend worden. Ze beweegt zich min of meer in het vrouwelijke segment van o.a. Shelby Lynne, Joan Osborne en Neko Case. Liejacker bevat songs met een enorme zeggingskracht, zoals alleen de allergrootsten in dit genre ze kunnen bewerkstelligen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 36 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dennis Kolen
Album:
Hard Road / Muddy Tracks
Label:
Independent
zaterdag 13 september 2008
Herinner mij het nog goed, het schaamrood viel, een jaar of zeven geleden, af te lezen van mijn gezicht toen ik erachter kwam dat de naam The Big Picture niet een bandnaam betrof maar de naam van het debuutalbum van de uit Rotterdam afkomstige Rotterdam poprock formatie Wyatt. Krat bier verloren en toch een leuke dag gehad, maar dat terzijde. Aan deze band, of ze nog bestaan weet ik eigenlijk niet, is onlosmakelijk de naam van singer-songwriter Dennis Kolen verbonden. Uit ingewijde bronnen weet ik dat deze knaap in die tijd elke dag een lied schreef. Dat resulteerde uiteindelijk in twee solo albums The Jinx en het vorig jaar verschenen The Wild Oats. Heb geen idee hoe die twee album geklonken hebben maar heb mij de laatste tijd aardig verknokt aan Kolen’s nieuwe aanstaande derde solo release Hard Road / Muddy Track. Uit de titel alleen al maak ik op dat Kolen zich meer is gaan richten op wat hij zingt als hoe hij het lied vorm geeft. Beide is natuurlijk belangrijk maar als liefhebber van het singer-songwriter genre wil je kunnen voelen waar het over gaat. Dat laatste lukt hem bij mij aardig. De opener Sad Brittle Movie en ballad Scotland Road herinneren mij aan jeugdliefdes die mij overigens dumpten. Man wat kan je dan eenzaam zijn, terwijl je verlangen zo mega groot zijn. Duidelijk diepere achtergronden hoor ik in het tintelende Hey California. Dit soort verborgen details blinken ook uit in nummers als Once In A blue Moon en kampvuurliedjes Elementary en Macabre Disneyland. Cat Stevens kwaliteit, echt ik meen het! Hard Road / Muddy Track is mooi blaadjes van de boom album met typische en fascineerde herfst klankkleuren waar ik zelfs vrolijk van wordt.
Jan Janssen Artist:
Becky Schlegel
Album:
For All The World To See
Label:
Lilly Ray Records
vrijdag 12 september 2008
Singer – songwriter Becky Schlegel sleepte, jaar in jaar uit, de ene na de andere muziekprijs in de wacht. Veel lof, maar geen maatschappij die geïnteresseerd was om haar twee, in eigen beheer, gemaakte albums over het Amerikaanse continent te verspreiden. Uiteindelijk schatte Lilly Ray Records haar componeer - en zangtalent op juiste waarde, door het uitbrengen van haar officiële debuut ‘For All The World To See’. Daar staan elf zelfgeschreven liedjes op die een subtiele mix zijn van bluegrass, folk en country. Ze zingt als een engel, zo helder, zuiver en mooi traag. Hoe aantrekkelijk treurig klinkt bovendien haar expressieve sopraan, die de vergelijking met Alison Kraus meer dan goed aankan. De opnamestudio stond in Minneapolis, alwaar ze zich liet vergezellen door een stoet aan begeleiders. Een van hen was Bo Ramsey, die helaas alleen op het titelnummer meedoet met een sfeervolle (Weissenborn) elektrische gitaarpartij. In de verder akoestische setting horen we contrabas, cello, mandoline, piano, dobro, steelgitaar, percussie, achtergrondvocalen en met de aanvoerster zelf op gitaar. Beckey Schlegel is een absolute aanwinst voor wie het moderne bluegrass – folk genre een warm hart toedraagt.
Huub Thomassen Artist:
I See Hawks In L.A.
Album:
Hallowed Ground
Label:
Big Book Records
donderdag 11 september 2008
Twee jaar geleden speelde I See Hawks In L.A. zich in de kijker met hun album California Country. Een prima countryrock plaat die werd gewaardeerd met een hoge plek in Amerikaanse countryranglijsten. Opvolger Hallowed Ground zal waarschijnlijk datzelfde mooie lot beschoren zijn, want grote verschillen heb ik niet kunnen ontdekken. Veertien gesmeerd lopende countrysongs zijn er op te vinden van de hand van de groepskern, leadzanger Rob Waller en gitarist Paul Lacques. Gedegen rocken kunnen ze als de besten, maar ook voor een bezielde meerstemmige ballade kun je bij hen terecht. Maatschappelijk engagement horen we in het nummer ‘Evironmental Children Of The Future’ en in het Keltisch klinkende ‘Salty Sea’ wordt teruggegrepen op de oerbron van de countrymuziek. Steun kregen ze van een legertje muzikanten, dat met instrumenten als pedal steel, fiddle en accordeon voor extra versiering zorgdroeg. I See Hawks In L.A. is een hechte countryband, met een oerdegelijke, toegankelijke en harmonieuze sound.
Huub Thomassen woensdag 13 juni 2012
Pagina 37 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Steve Wynn & The Miracle 3
Album:
Crossing Dragon Bridge
Label:
Blue Rose Records
woensdag 10 september 2008
Steve Wynn heeft inmiddels al zoveel gevarieerde albums gemaakt dat ik er al niet meer van opkijk dat ook zijn nieuwe CD ‘Crossing Dragon Bridge’ opnieuw barrières doorbreekt. Net zoals Terry Lee Hale dit vorig jaar deed, met betrekking tot diens prachtige album Shotgun Pillowcase, reisde ook Steve Wynn af naar Ljubljana, Slovenie om in de studio van Chris Eckman (Walkabouts) deze plaat op te nemen. Wat opvalt, is dat Wynn wel eens betere teksten heeft opgeschreven. Ze zijn een beetje oppervlakkig en niet zo diepgaand als dat je van hem verwacht. De muziek daarentegen, vult dat gevallen gat met alle gemak op. De niet alledaagse door Steve Wynn gebruikte instrumenten, waaronder strijkers, drukken een stevige maar moderne stempel op deze plaat. De sfeer daarvan is nogal plechtig voor Steve Wynn begrippen. Dat alweer siert deze man echter. Blijven veranderen en soms dingen durven te doen die velen in dit genre te gewaagd vinden. Dat is zo ongeveer wat u in oogschouw zou moeten nemen, als u tenminste van plan bent Crossing Dragon Bridge in uw CD lade te stoppen. Eenmaal gesnuffeld aan deze plaat zullen u nummers als She Came, Punching Holes In The Sky en I Don't Deserve This u direct opvallen door hun enorme zwijgzaamheid. Je hoeft niet veel te zeggen om toch begrepen te worden! De door Eckman toegevoegde kunstmatig geluiden, zoals in het samen met Chris Cacavas geschreven Bring The Magic, zijn perfect in balans met de akoestische toonkleur van deze plaat. De doorgeleerde Steve Wynn fan zal aan deze plaat even moeten wennen, maar zal zich, naar verloop van tijd, steeds meer gaan binden. Wynn’s doel met de release van Crossing Dragon Bridge is volgens mij een nieuw publiek aanboren. Wat mij betreft zal dit aardig gaan lukken, mist de jeugd de tijd neemt en daar voor openstaat.
Jan Janssen
Artist:
Carrie Rodriguez
Album:
She Ain't Me
Label:
Back Porch
dinsdag 9 september 2008
Het is nog niet zolang geleden dat de uit Austin, Texas afkomstige singer-songwriter en vooral violiste Carrie Rodriguez één ultieme droom koesterde. “haar vioolspel zou, ten dienste van andere mega sterren, harten gaan verscheuren” Toen echter Chip Taylor zich ging ontfermen over haar, leidde dit tot drie imposante plaatjes. Over de CD’s ‘Let's Leave This Town’ (2002), ‘The Trouble With Humans’ (2003) en ‘Red Dog Tracks’ (2005) werd wereldwijd stevig de loftrompet geblazen. Toen haar eerste solo debuut ‘Seven Angels On A Bicycle’ verscheen, leek het erop dat onze Nederlandse traditionele Roots muziek critici Rodriguez release links lieten liggen. Haar moderne en progressieve benadering, van het oer oude genre, jeukte en men wist er niet echt goed raad mee. Voor al diegene het volgende, het gekietel wordt ook niet weggenomen op haar nieuwe release ‘She Ain’t Me’. Rodriguez kan haar ingetogen verwachtingen over zichzelf dan ook behoorlijk bijstellen, wat mij betreft. Malcolm Burn (Emmylou Harris) produceerde haar nieuwe plaat. Begin augustus kon je al de openingstrack ‘Infinite Night’, dat ze samen met Gary Louris schreef, gratis downloaden op het iTunes platform. Dit prettig catchy in het gehoorliggende liedje, niet bestemd dus voor traditionalisten onder ons, doet niet onder voor rootsrock liedjes zoals we die plegen te kennen van Lucinda Williams, Kim Richey of Mindy Smith. Rodriguez overtreft zichzelf op ‘She Ain’t Me’. Ook De titeltrack danst van plezier en zou zo een commercieel succes kunnen worden. Rodriguez laat het liedje ‘Absence’, demonstratief hip hoppen met haar eigen melancholische vioolklanken. Zomers warm, ja zelfs bijna sensueel klinkt ‘El Salvador’. Wolken pakken zich samen in het donkere en samen met o.a. Lucinda Williams en Kristin Mooney gezongen ‘Mask Of Moses’. Subtiel intiem klinken dan ineens ‘The Big Mistake’ en ‘Grace’. Samengevat, ‘She Ain’t Me’ beschikt over de pracht en praal van een juweel en is zeer geschikt voor een breed modern luisterpubliek. Vraag is echter, hoe krijg je Carrie Rodriguez muziek daar onder de aandacht? Sexappeal heeft ze in ieder geval, maar om nu zomaar haar navelpiercing bloot te geven lijkt me wat overdreven.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 38 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jonny Kaplan & The Lazy Stars
Album:
Seasons
Label:
Independent
maandag 8 september 2008
Tijdje geleden struinde ik mijn CD collectie af en liep tegen het ijzingwekkende sterke solo debuutalbum ‘California Heart’ van de Jonny Kaplan aan. Dit tijdloze plaatje bracht Glitterhouse Records in 2002 uit, toen dit klein maar fijne Duitse labeltje nog pionierde in het rootsrock genre. € 4,75 kost hij daar nog maar. Ze hadden daar destijds een neusje voor, kan ik vertellen. Wat velen niet weten is dat deze in Philadelphia geboren singer-songwriter dit debuut opnam met Rami Jafee (Wallflowers), Christopher Thorne (Blind Melon), Ken Stringfellow (Posies), Don Heffington (Jayhawks) en pedal steel legende Jaydee Maness (Byrds). Vroeg mij daarna wel meteen af wat er toch van Kaplan terechtgekomen zou zijn. Na wat kort speurwerk bleek hij weldegelijk nog actief te zijn. In 2004 vormde hij zijn band The Lazy Stars en bracht in eigenbeheer ‘Ride Free’ op de markt. Nu ligt, via CD Baby, zijn derde release ‘Seasons’ voor het grijpen. De muziek van Jonny Kaplan & The Lazy Stars doet mij nog steeds denken aan Neal Casal in zijn beste “Fate Away Diamond Time” tijden. De gitaargedreven rootsrock druipt van deze plaat, weliswaar simpel maar o zo effectief klevend. Deze tijdloze storyteller beschikt over bijzondere en veelzijdige eigenschappen. ‘Seasons’ klinkt net niet oubollig maar ook weer niet hip en vooruitstrevend. Kaplan balanceert hiermee op een riskant randje maar weet dit verbluffend mooi te verbloemen met herkenbare teksten waarmee hij hier en daar de spot mee drijft. ‘Seasons’ gaat waarschijnlijk daardoor, maar ook van wegen de relatieve korte speeltijd, dan ook niet vervelen. Van de opener ‘Smoking Tar’ via het vertederende ‘Golden Years’ tot de solistische afsluiter ‘Sunflower Hair’, blijft Kaplan bewijzen dat hij wel in een band speelt maar aan het einde zich toch als een solo artiest ziet. Daarmee pas Jonny Kaplan & The Lazy Stars muziek natuurlijk ook prima in het rijtje van ondermeer Tom Petty & The Heartbreakers en The Wallflowers.
Jan Janssen
Artist:
Donavon Frankenreiter
Album:
Pass It Around
Label:
Universal
zondag 7 september 2008
Donavon Frankenreiter en Jack Johnson dineren veel aan één tafel, niet alleen muzikaal gezien maar ook als echte buddy’s. Frankenreiter verdiende echter ook zijn geld als professioneel surfer. In 2002 begon Frankenreiter zijn muzikale carrière pas echt serieus te nemen. Op het nota bene door Johnson’s eigen opgezette Brushfire Records maakte Frankenreiter zijn solo debuut. De soft pop rock muziek die Frankenreiter maakt, kreeg daarna opvolging in de vorm van de CD ‘Move By Yourself’ in 2006. In tegenstelling tot Jack Johnson heeft Frankenreiter nooit echt een grote hit gescoord in Nederland. De media aandacht voor hem, in dit kleine hype landje, is dan ook, tot nu toe, maar minimaal geweest. Toch verkocht Frankenreiter ergens in juni 2006 Paradiso volledig uit. Net zoals bijvoorbeeld Joe Purdy en Ben Kweller dit plegen te doen, laat ook Frankenreiter de mond- op mondreclame machine zijn werk doen. Met name aan onze eigen Hollandse surfkust valt zijn naam veelvuldig en hoor je de muziek van Donavon Frankenreiter regelmatig in de strandketen. ‘Pass It Around’ heet zijn piksplinter nieuwe CD en ook hier weer hoor je zeer trefzekere melodieuze soft pop rock liedjes. Producer Joe Chiccarelli (Frank Zappa en My Morning Jacket) is daar natuurlijk een meester in. Toch merk je dat Frankenreiter er meer de hand in heeft gehad. Hierdoor klinken liedjes als de opener ‘Life, Love & Laughter’ en ‘Your Heart’ niet echt “easy done”. Frankenreiter laat zijn ervaringen de vrije loop in ‘Mansions In The Sand’ en in het ontklede ‘Sing A Song’ hoor je de ruimte. Op ‘Pass It Around’ laat Donavon Frankenreiter horen dat hij de volgende stap voorwaarts maakt. Hiermee vervalt, wat mij betreft, dan ook een vergelijking met Jack Johnson’s onlangs verschenen ‘Sleep Through The Static’. Ben Arnold’s ‘Nevermind My Blues’ (2006) is dan een betere optie. Amusante geluidsdrager die een soort van samenhorigheid uitstraalt, luister maar eens naar de afsluiter ‘Come Together’
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 39 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Grayson Capps & The Stumpknockers
Album:
Rott-N-Roll
Label:
Hyena Records
zaterdag 6 september 2008
Toen Grayson Capps in 2005 zijn debuutalbum ‘If You Knew My Mind’ uitbracht was roots minnend Nederland eensgezind en werd het meteen album van het jaar. De onvertroebelde roots muziek die deze in Opelika, Alabama geboren en getogen singer-songwriter maakte kreeg navolging. Hoewel Wail & Ride uit 2006 overwegend voortborduurde op dat droomdebuut bleef de hype omtrent dit album uit. Heb dat nooit begrepen want juist Grayson’s begeleidingsband The Stumpknockers, bestaande uit Tommy Macluckie op gitaren, Josh Kerin op bas en John Milham achter de drumkit, maakte daar indruk op mij. Na het gelimiteerde akoestische tussendoortje ‘Songbones’ van het vorig jaar is Grayson Capps weer helemaal terug. Nu echter als Grayson Capps & The Stumpknockers. De mix van Southern Soul en Country Blues die opnieuw op deze CD te beluisteren valt, draagt de titel ‘Rott-N-Roll’. Dezelfde uitspraak kwam zo nu en dan al van het podium af rollen, als storyteller Capps zijn liedjes introduceerde aan het publiek. Het mag duidelijk zijn Capps stak meerdere malen de grote plas over en dat wil hij weten ook. “Comin’ back to Amsterdam a long way from Birmingham Alabama. Coffee shops and red light whores, devil’s always at your door” spreken boekdelen in de opener ‘Back to The Country’. The Stumpknockers nemen de benen en razen aan je voorbij in ‘Big Black Buzzard’ om vervolgens daarna heerlijk laid-back ‘Ike’ te ontvouwen. In het nog geen drie minuten durende ‘Big Old Women’ vier het speelplezier hoogtij. Geniaal daal je daarna af naar de blues ballet ‘Guitar’. Daarin ontbloot Capps een deel van zijn eigen junkyard story. In Grayson Capps gedicht ‘Fear Fruit Bearing Tree’ word gierigheid, afgunst, hebzucht en materialisme met de grond gelijk gemaakt. In de countrypunk kick ‘Sock Monkey’ maakt Stumpknocker Tommy Macluckie zijn songwriters debuut. Afgesloten wordt er met het instrumentale ‘Bacon’, dat na bijna zes minuten alles plat wals wat je standaard van Grayson Capps zou verwachten. ‘Rott-N-Roll’ is een krachtige maar vooral een echte band plaat geworden. De collectieve teamgeest viert hoogtij, terwijl Capps een stapje terug lijkt te doen. Naar mijn bescheidde mening magistraal geproduceerd en in scene gezet door Trina Shoemaker en natuurlijk Grayson Capps zelf. Ook uitermate geschikt geacht voor stevige beton liefhebbers.
Jan Janssen Artist:
Annie Keating
Album:
Belmont
Label:
Independent
vrijdag 5 september 2008
Van origine uit Boston strijkt Annie Keating, na een tussenstop in Rhode Island, in 1992 neer in New York City, alwaar ze enige voet tussen de deur van het folk circuit probeert te krijgen. Wanneer je met het recent verschenen ‘Belmont’ pas je derde cd aflevert, na de voor mij onbekende voorgangers – het debuut ‘The High Dive’ uit 2004 en ‘Take The Wheel’ van 2005 – heeft enige (h)erkenning wel érg lang geduurd. Te oordelen naar wat ze op ‘Belmont’ te gehore brengt is dat eigenlijk onbegrijpelijk, want het is van start tot finish een groots album. Twaalf oorwurmen zijn er op te vinden, inclusief het titelnummer in een fraai reprise- arrangement, die met een frisheid en sprankeling gespeeld en gezongen worden dat het een lieve lust is. Annie Keating schrijft haar liedjes, over haar jeugd en over liefdeswederwaardigheden, tijdens haar vele reizen over de country. Voor haar is dat dé bron om vol toewijding, de ene na de andere voltreffer te schrijven in het idioom van de alternatieve country folk, met soms een uitstapje naar roots-rock en rock ‘n’ blues. Krachtige songs met mooi slide gitaarwerk zijn bijvoorbeeld ‘On The Road By 10’ (naar het Memphis van Elvis) en ‘Drive’ (over de romantische autorit met bijbehoren) die worden afgewisseld met ingetogener werk. Van dat laatste is voor mij ‘It Already Hurts When You Leave’ – dat de hopeloosheid vertolkt van een onbereikbare liefde – de weergalooste ballade sinds tijden, door de fijnzinnige tekst en door de diepgaande melancholische melodie. Annie Keating zelf speelt akoestische gitaar en een heel leger muzikanten staat haar bij om de songs een tijdloos leven mee te geven. Een ereplaats is er voor de uitmuntende gitarist en producer Chris Tarrow, voor diens aanstekelijke spel en de manier waarmee hij even hecht als transparant het aanwezige instrumentarium van dubbele drumbezetting, steelgitaar, mandoline, cello, harmonica en viool, in een warm bad heeft weten onder te dompelen. Annie Keating bewijst op ‘Belmont’ volkomen op zichzelf te kunnen staan. Voor hen die toch een vergelijkbare artiestenstal als referentie willen: Lucinda Williams (zonder braakneigingen), Eliza Gilkyson, Patti Griffin en Eva Cassidy. Ten overvloede nog één ding: ‘Belmont’ staat gelijk aan verplichte aanschaf.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 40 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rodney Crowell
Album:
Sex & Gasoline
Label:
Yeb Roc Records
donderdag 4 september 2008
Precies dertig jaar geleden kocht ik Rodney Crowell’s debuutelpee ‘Ain’t Living Long Like This’ (nog steeds een vijfsterren plaat) en nu, drie decennia later, luister ik wederom met heel veel plezier naar zijn nieuwste meesterwerk. Niks uitgebluste oude mannen muziek die hun zoveelste trucje weer eens herhalen, maar vakmanschap in optima forma! ‘Sex & Gasoline’ is wonderschoon geproduceerd door Joe Henry (bescheiden, sympathieke arrangementen) en bevat volgens Crowell “some of the best performances I’ve given to date”. Ik ben het met hem eens, hoewel ik de titelsong (geschreven voor Kimmy Rhodes’ CD ‘Walls Fall Down’ van begin dit jaar) een zwak nummer blijf vinden; Rodney’s uitvoering is gelukkig wel beter te pruimen. Genoeg gezeurd, ‘Sex & Gasoline’ is, net als zijn (autobiografische) ‘The Houston Kid’ uit 2001, weer een écht héél goede Crowell CD geworden. Het album kent, naast simpele country- en folksongs, bluesnummers en een gospelgekleurde track, ook laid-back, maar lekker voortstuwende rock. In het oog(oor) springend is het prachtige gitaarwerk, zowel akoestisch in ‘The Night’s Just Right’ en ‘Moving Work Of Art’, als elektrisch (bijvoorbeeld in ‘Funky And The Farm Boy’) door Doyle Bramhall II en Greg Leisz. Ook het drumwerk van Jay Bellerose verdient speciale vermelding. Absoluut topnummer van deze cd is voor mij ‘I’ve Done Everything I Can’, een eenvoudig lied over het vaderschap gezongen in duetvorm met Joe Henry. Wat een prachtige verstilling en wat passen deze twee stemmen mooi bij elkaar. Een complete cd met dergelijke duetten zou me heel dierbaar zijn! In het afsluitende ’Closer To Heaven’ klinkt Rodney’s stem op z’n mooist, vooral als die stem de hogere regionen opzoekt, prachtig die lekkere enigszins “gekwelde” stem. “I love my friends, I love my wife. Four little babies, are the light of my life…” (Closer To Heaven) I love Rodney Crowell op deze wijze.
Benny Mulder
Artist:
Boo Boo Davis
Album:
Name Of The Game
Label:
Black & Tan Records
woensdag 3 september 2008
Net even ten zuiden van het roemruchte stadje Clarksdale slaapt, in Sunflower County, in de Mississippi Delta, het kleine plaatsje Drew. Het gerucht gaat dat Drew, ergens rond 1920, de thuisbasis geweest moet zijn van ondermeer blues legendes als Charley Patton, Tommy Johnson en Willie Brown. Daar op de Webb Jennings plantage knutselde en jatte het drietal muzikale ideeën van hun toenmalige idolen. Niets mis mee want vooral Patton’s meest bekende liedje “Pony Blues” dwingt nog steeds veel respect af in het actieve bluescircuit. In datzelfde geeuwende plaatsje Drew zag, om precies te zijn op 4 November 1943, ene Boo Boo Davis het levenslicht. Davis volgt de geest in zijn dromen, die hijzelf “Dave” noemt. Deze pensioengerechtigde bluesman kent de klappen van de zweep en overleeft en beleeft het moderne bleus wereldje van dag tot dag. Gek genoeg lijkt hij de herfst van zijn carrière voornamelijk door te brengen in de EU. Sterker nog, zijn laatste vier albums werden voor een groot deel met Nederlandse muzikanten en producenten opgenomen. De namen van o.a. Roel en Erik Spanjers respectievelijk op toetsen en drums, Jasper Mortier (Boyd Small) en Jan Mittendorp op gitaar duiken regelmatig op. Het ontstaan van Boo Boo Davis nieuwe album ‘Name Of The Game’ is een gevolg van een samenwerkingsverband dat plaatsvond in het voorjaar van 2008. Samen met Mittendorp en medeoprichter van de Marcel Scherpenzeel Band, drummer John Gerritse trok het trio door ons land. De kale rake blues rock werd door het publiek zeer gewaardeerd en zetelt nu uitermate geruststellend op ‘Name Of The Game’. De dertien tracks zijn stuk voor stuk juweeltjes die aantonen dat de blues absoluut “alive and kicking” is. Zeker het aan blues trance snuffelende ‘Who Stole The Booty’ en het daarop volgende zeer fraai soulvol uitgevoerde ‘Why You Wanna Do It’ trekken de aandacht. Otis Taylor fans zullen gniffelen van genot. Hoewel men de basgitaar achterwegen heeft gelaten hoor je hem toch. Davis legt dit uit in de inlay “John created a great drum kit (100% Radio King with real skin heads) around his 60+ years old 28 inch bass drum and Jan Mittendorp bought a baritone guitar and put very heavy strings on his regular guitar.” Heb er niet zoveel verstand van, maar als dan ‘I’m So Tired’ en ‘Hot Foot’ komen langs marcheren valt het kwartje. Dit alles maakt ‘Name Of The Game’ tot een buitengewoon futuristische lekker swingende bluesplaat die iets toevoegt aan het oer oude genre. Wat deze nuchtere Hollander betreft, verdient Boo Boo Davis, naast “The Father of Delta Blues”, Patton, Johnson en Brown natuurlijk, nu al een Mississippi Blues Marker. Hopelijk krijgen ze dat ook in Amerika tussen de oren.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 41 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Will Kimbrough
Album:
EP
Label:
Daphne Records
dinsdag 2 september 2008
Verwarrend, je album ‘EP’ noemen en deze dan met krap aan 30 minuten muziek vullen. Is dit nu een album met de lengte van een ouderwetse LP of een schijf met een super-‘Extended Play’ EP? In ieder geval is het, wat mij betreft, een meer dan uitstekende cd met een helaas wat summiere speelduur. Will Kimbrough is met zijn fraaie gitaarspel een veel gevraagde sessiemuzikant (o.a. Kate Campbell, Rodney Crowell en Todd Snider). Ook op dit album schittert zijn gitaren- en banjo/mandolinespel. In het bluesvolle openingsnummer ’Eden Prairie’ heerst een wat ‘haunted drive’ welke nog versterkt wordt door de contrasterende celloklanken van David Henry; een bijzondere en heerlijke luisterbelevenis! ‘Yellow Mama’ begint met een intro dat mij sterk doet denken aan Dylan’s ‘Only A Hobo’, ook hier weer dat prachtige meanderende snarenspel van Kimbrough waar zijn aangename stemgeluid mooi bij aansluit. Alle nummers kennen zo een zeer boeiende invulling, sober maar puur opgenomen in een kleine bezetting bij Kimbrough thuis. Het album ademt een zelfde soort sfeer uit als het werk van Nick Lowe (vooral in ’Half A Man’); nooit overdadig, en altijd met de schoonheid van eenvoud. Achterop de inlay is een klok afgebeeld (met Elvis Presley als wijzerplaat), wellicht een verwijzing naar het feit dat Kimbrough te weinig tijd had om meer songs te componeren. Jammer, maar laat dit niet de reden zijn om van verdere kennismaking af te zien, want met EP heb je een klein juweeltje in handen. Een plaat van “een plaatje” (30:06 min.), voor liefhebbers van verfijnde, verzorgde en pure, eerlijke muziek!
Benny Mulder Artist:
Blue Mountain
Album:
Omnibus
Label:
Blue Rose Records
maandag 1 september 2008
Nog voordat het bericht, als zouden Cary Hudson en Laurie Stirrat elkaar weer recht in de ogen aankijken, officieel wereldkundig werd gemaakt, gonsde het in Duitsland al van geruchten dat er een nieuwe CD van de alt. country rock formatie Blue Mountain aanstaande was. Omnibus is slechts een voorbode daarvan. De veertien tracks op deze CD dateren uit hun Roadrunner Records periode, hun, wat mij betreft, beste periode. De opnieuw opgenomen nummers, afkomstig van albums Dog Days, Homegrown en Tales Of A Traveler, klinken nog steeds spannend onwrikbaar. Spannend omdat de productietechniek de afgelopen tien à vijftien jaar niet stil hebben gestaan en onwrikbaar omdat ook de betrokken artiesten de nodige muzikale vooruitgang hebben geboekt. Samen met drummer Frank Coutch overtreffen ze het volle bandgeluid waarmee ze hun vorige platen opnamen. Even het tijdsbeeld opfrissen? In die tijd maakte ook ene Jim Scott (mix en engineering), gitarist en co-producer Dan Baird, Caroline Herring (backing vocals) en gitarist en producer Eric Ambel ondermeer nog deel uit van het Blue Mountain team. Niet zomaar een paar namen dus! Natuurlijk heeft iedereen, die de muziek van de alt country pionieren kent, hun eigen favorieten. Ben daarom ook erg ingenomen dat tracks als “Soul Sister”, “Mountain Girl”, “Hippy Hotel” “Poppa” en “The One That Got Away” er ook opstaan. De mix die Andrew Ratcliffe, samen met het trio, aan de dag legt maakt het voor buitenstaanders, relatief eenvoudig om in te stappen. Ergens, midden augustus, kunnen wij hun nieuwe album "Midnight in Mississippi" verwachten. Dan breekt het nieuwe Blue Mountain tijdperk pas echt aan.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 42 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Oszajca
Album:
Elephant Graveyard
Label:
Dreamy Draw Music
woensdag 20 augustus 2008
Met de tekst “Fuck them all and what they said, I've got two new holes in my head” brand de nieuwe CD Elephant Graveyard van John Oszajca los. Op de CD hoes staat de backline en instrumentarium van de band afgebeeld midden in een enorme verdorde vlakte. Het plaatje doet denken aan Death Valley maar is het volgens mij niet. Oszajca is niet bepaald wat je noemt een nieuwkomer. Ken zijn vorige albums From There To Here (Interscope) en First Sign Of Anything (Warner Bros) niet maar naar eigen zeggen doet hij op Elephant Graveyard dat wat hij natuurlijkerwijs altijd al doet. Wat doet hij dan, hoor ik u vragen? De in Hawaï groot gebrachte singer-songwriter geeft in eerste instantie een duidelijk Seattle en LA geluidsignaal af. In zijn muziek belicht hij de psychedelische kant van Tom Waits en laat daarmee de ruige schaduwkanten van een Hank William’s III horen. Het geheel drijft op pure, maar eerlijke indie pop, alt country, folk en rock wateren. Aan Elephant Graveyard werkten multi-instrumentalist en producer Dave Darling, toetsenist Ted Andreadis en stand up bassist Graham Hitchcock mee. Darling, die de klappen van de zweep kent als producer van o.a. Meredith Brooks, heeft het oog op de bal weten te houden. Oszajca wens om muziek te maken als een teenager, blijft perfect overeind en voegt bovendien nog wat toe ook. Back to the Roots, maar dan niet die traditionalisten onder ons koesteren, maar veel meer gedoopt in deze tijd. De opener “The Day I Died”, waar een zeer jonge Oszajca een ex vriendinnetje probeer te imponeren door twee oorbellen te zetten (two new holes in my head) en zijn hoofd kaal te scheren wordt magnifiek in dit tijdsbeeld geprojecteerd. Oszajca nam het liedje “Where’s Bob Dylan (When you need him)” al velen malen eerder op. Ken de eerder opgenomen versies niet hoor, maar op Elephant Graveyard tackelde hij, ook wat mij betreft, de juiste eigentijdse chill. Andere goudvinkjes zijn No Turning Back (lekker gezongen met knapperige stem) en Blues For Susan, dat ik parkeer in een van de garages van Chuck Prophet of een Everlast. Het op geboerde Big Time zal naar alle waarschijnlijkheid live nog beter uit de verf komen. John Oszajca schut zijn major label avontuur frustraties van zich af en “moves on”. Een verfrissende wederopstanding van een purist in het independent circuit waar we echt blij mee mogen zijn.
Jan Janssen Artist:
David Bavas
Album:
Songs Of Love , Death and Trains
Label:
Proud Mountain Records
dinsdag 19 augustus 2008
David Bavas is een singersongwriter uit Seattle, Washington, die opgroeide aan de andere kant van Amerika, namelijk in het berggebied de Appalachen. In 2005 debuteerde David Bavas and the Down Comforter met een titelloos album. Onlangs verscheen de opvolger met de aansprekende titel “Songs Of Love, Death, And Trains”. Het album opent sfeervol met een country-tune vol helder gitaar- en steelwerk. Meteen valt de zachte gebroken stem van David op. Het lijkt net of hij murmelt à la Richard Buckner. Hij is nog net te verstaan in dit mooie liedje “All the Trains” dat vol ‘weltschmerz’ zit. “Julia” is een vrolijke track vol gruizig gitaarwerk. Het mooiste nummer vind ik “If The World”. De intro met violen klinkt –opvallend – bijna net als een van mijn lievelingsliedjes Michael Smith’s “Spoon River”. De beperkte stem van Bavas wordt gecompenseerd door de melodierijke liedjes en de afwisselende muzikale omlijsting. Het met een eenvoudig banjorifje voorziene “Willow Tree” is een juweeltje. Voorts is aangrijpend de filosoferende song over het leven “Heaven and Hell”. De eerste kennismaking met deze sympathieke troubadour is mij uitstekend bevallen.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 43 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Thomas Denver Johnson
Album:
The Lake Acts Like An Ocean
Label:
Kite Recording
maandag 18 augustus 2008
Afgaande op het werk van de Zweed Thomas Denver Jonsson, lijkt hij constant in herfstsferen te verkeren. Ook op ‘The Lake Acts Like An Ocean’ horen we weer de zwaarmoedige, beklemmende sfeer die hij – soms nog sterker dan zijn Amerikaanse tegenhanger, Will Oldham – weet te creëren. En net als Oldham op zijn recentere werk, legt hij hier een breder muzikaal kader aan de dag. Hij voegt wat meer popelementen toe in de arrangementen en af en toe rockt het zelfs een beetje. Maar de weemoedigheid blijft ook dan sterk doorklinken in het gevoelige stemgeluid van deze dromerige bard. De muzikale setting is semi – akoestisch, met veelzijdige inzet van instrumenten. Behalve bas, gitaar, drums als basis, treffen we ter aanvulling tuba, pedal steel, piano, orgel, fluit en ook nog een strijkje aan. Alles gespeeld door Zweedse muzikanten, met uitzondering van Jennie Stearns die meezingt op het slotnummer Love Campaign. Thomas Denver Jonsson zelf laat zijn meesterschap opnieuw horen in het schrijven van de bedrukkende song. Van deze zuivere depri muziek moet je natuurlijk houden of minstens zo nu en dan voor in de stemming zijn. Voor wie dat niet opgaat, maakt van deze cd waarschijnlijk een schietschijf.
Huub Thomassen
Artist:
Toby Keith
Album:
35 Biggest Hits
Label:
Universal Music
zondag 17 augustus 2008
Je zou het niet zeggen maar Toby Keith mag misschien wel tot één van de meest succesvolle country artiesten van het laatste decennium gerekend worden. De in begin juli zevenenveertig jaar wordende Toby Keith Covel, zag het daglicht in Clinton, Oklahoma maar groeide op in plaatsje Moore, tegenwoordig een buitenwijk van Oklahoma City. Echte country traditionalisten en line dancers weten precies waar ik het over heb als ik schrijf “dit is de man van het ‘boot in the ass’ liedjes”. Het is een stukje tekst uit het liedje ‘Courtesy Of The Red, White And Blue (The Angry American)’, dat Keith in een kwade bui schreef naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september 2001. Keith maakte zijn debuut in 1993, hoogste tijd voor een overzicht, dachten de platenbazen. Als niet country kenner, heb ik onbevangen naar de onlangs verschenen dubbel CD 35 Biggest Hits zitten luisteren. Concludeer dat deze Okie best aardige muziek maakt. De gladgeschoren en producties zijn niet helemaal mijn ding maar het levert wel hier en daar wat aardige verrassingen op. Zo zingt hij een prima duet ‘I’m So Happy I Can’t Stop Crying’ met Sting. Mooi is ook om te horen dat Keith zich in de jaren enorm heeft ontwikkeld. Op disc 1 staat het liedje ‘A Woman’s Touch’ dat mij terstond bekend kwam. Na wat geklik op het Internet blijkt het, in 1996, al een geduchte hit geweest te zijn. Deze, weliswaar opgepoetste, radioversie mag gehoord worden. Op Disc 2 voelt het iet wat minder geproduceerd aan. Er word wat meer risico genomen en dat komt het Toby Keith geluid absoluut ten goede. Ook erg aardig gedaan is het duet dat hij doet met Willie Nelson in ‘Beer For My Horses’ en met dochter Krystal in ‘Mockingbird’. Dat Keith een grootheid is in de Amerikaanse country scene mag duidelijk zijn. Van zijn nieuwe single ‘She’s A Hottie’, die dus ook op deze verzamelaar staat, zijn via diverse download platforms zoals iTunes etc. inmiddels al meer dan 4,5 miljoen betaalde gedownload geteld. Reken maar uit, zou ik zeggen! In Nederland zal deze US vaderlander echter alleen maar wereldberoemd blijven bij de echte liefhebber in dit smoothy country genre.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 44 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Benji Hughes
Album:
A Love Extreme
Label:
New West Records
zaterdag 16 augustus 2008
Net als onze Nederlandse collega bij Alt Country nl zette, de van huis uit huisschilder, Benji Hughes mij ook op het verkeerde been. Nee, niet van wegen zijn naam maar alleen al omdat het tweede liedje, op zijn dubbele debuutalbum ‘A Love Extreme’, de titel droeg ‘Tight Tee Shirt’. Luisterend naar de tekst en muziek ontplofte ik helemaal. Wat bezielt deze man toch? Effe snuffelen en rond kijken op het internet dus. Liep tegen een You Tube video aan, zie ik een stevig bebuikte langharig hippie die uiteenzet hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. Dat houthakkersbeeld, vooral dat lichaam, die stem en die techno roots muziek, dat klopt toch niet? Veel interessants had Benji ook al niet te vertellen. Hij pretendeert dat hij deze hightech CD thuis in elkaar geprutst heeft. Dat doen ze tegenwoordig allemaal, dat heet tegenwoordig thuiswerken Benji. Mooi, toch maar terug naar de roots, gewoon maar eens een paar keer beluisteren dus. Op disc een tref ik best goede aanwakkerende popliedjes aan die mij doen denken aan Newton Faulker’s onlangs verschenen prachtige CD ‘Hand Built By Robots’. Met een paar niet onbelangrijke restricties, Faulker speelt briljant gitaar en beschikt ook nog eens over een magische stem. Dit alles heeft Benji Hughes niet. Maar wat heeft Benji dan wel? Deze high-tech Ludwig (van Beethoven) is een uitzonderlijk creatief componist, én misschien heeft hij dit zelf niet eens in de gaten. Ook, bij onze collega van Alt Country nl, viel te lezen dat het steeds moeilijker is om op latere leeftijd enthousiast te blijven voor wat er aan nieuwe muziek bijkomt. Zie hier Benji Hughes opent deuren van pure enthousiasme. Deze stoker verlegd grenzen in de cross-over scene. Dance trance roots in ‘Why Do These Parties Always End the Same Way?’ Mier zoet in ‘All You’ve Got To Do Is Fall In Love’. De trend zet zich door op het tweede plaatje. In het modder vette ‘Even If’ en de sensationele triphop tracks ‘So Well’ en ‘Ladies On Parade’. Je gaat overstag voor deze uit North Carolina afkomstige, ja wat is het, ingenomen komisch aandoende patser. Volgens mij heeft hij een hart van goud.
Jan Janssen
Artist:
The Wood Brothers
Album:
Loaded
Label:
Independent
vrijdag 15 augustus 2008
De broertjes Oliver & Chris Wood vormen samen the Wood Brothers. De uit Colorado geboren en getogen broers voelen elkaar feilloos aan. Bijna alle nummers op hun CD Loaded komen van hun hand maar ‘Buckets Of Rain’ is natuurlijk een geijkte klassieker van een zo niet de beste singer-songwriters die er op deze planeet rondloopt Bob Dylan. De gebroeders Wood durven het wel aan, en slagen ruim voor hun korte examen. Een prachtige mooi uitvoering. De gebroeders Wood hebben twee eerdere albums op de markt uitgebracht. Live At Tonic en Way Not Lose, maar beiden kunnen niet echt tippen aan Loaded. Dit laatste meesterwerkje klinkt veel completer dan de vorige twee edities. Het heerlijke aan Loaded is het akoestische geluid, die de muzikale sfeer goed raakt. Vooral het stemgeluid van Oliver Wood, daar ben ik toch wel even direct fan van geworden. Het album opent met Lovin Arms. Heb het niet snel, maar vanaf dat moment blijft die stem in mijn hoofd en heeft het mijn aandacht volledig te pakken. In een woord heerlijk. De Woods vertellen leuke, mooie droevige kleine verhaaltjes allen met hun eigen lijn erin. Dit alles gegoten in een folky country achtig jasje. In de teksten en de muziek worden oud en nieuw ingenieus met elkaar verweven. Daarnaast wordt de melancholieke schoonheid van de liedjes nog eens benadrukt in het sonore stemgeluid van Oliver Wood. Kortom een fascinerend album die zeker de moeite waard is.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 45 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Wilders
Album:
Someone's Got To Pay
Label:
Free Dirt Records
donderdag 14 augustus 2008
Nog nooit had ik iets gehoord van The Wilders, een band uit Kansas City, die sinds 1996 actief is in Americana-land. “Someone’s Got To Pay” is inmiddels het vierde schijfje van dit kwartet. Het betreft een concept-album met 20 songs, gebaseerd op een tragische moord uit 2005. De multi-instrumentalist Phil Wade maakte deel uit van de jury, die een oordeel moest vellen over een gescheiden man, die zijn ex uit pure frustratie om het leven bracht. De rechtzitting greep hem zo aan dat hij er een song-cyclus van 5 liedjes over schreef. Dit vormt de basis van dit album. Ike Sheldon voegt er vier instrumentele piano stukken aan toe, terwijl Betse Ellis de coördinator is van vijf spectaculaire fiddle-tunes. “Broken Down Gambler” van The Skillet Lickers (een redelijk bekende fiddle tune) is de enige cover. Het resultaat klinkt heel verfrissend. The Wilders brengen een aansprekende mix van bluegrass, old timey muziek, rock en honky tonk country. De band doet mij qua intensiteit en veelzijdigheid denken aan The Sadies (al hebben die toch een geheel ander geluid). The Wilders klinken meer ‘rootsy’. Het lijkt mij een heerlijk bandje om eens live te zien!
Paul Jonker
Artist:
Mark Huff
Album:
Gravity
Label:
Exodus Records
woensdag 13 augustus 2008
In Las Vegas, waar Mark Huff opgroeide, was hij als muzikant een locale bekendheid met een trouwe schare aanhangers. Die zagen hem geregeld optreden in het voorprogramma van landelijke grootheden die het gokdomein bezochten, zoals bijvoorbeeld Chris Isaak, Al Green of The Smithereens. Door de ambitie zijn horizon te verleggen, toerde hij zich een slag in de rondte in het Westen van Amerika en bracht hij ook nog twee nooit opgemerkte albums ‘Skeleton Faith’ in 1998 en ‘Clean’in 2001, uit. Het mocht allemaal niet baten, zodat zijn carrière een vastloper dreigde te worden. Om die dreiging af te wenden, nam hij de gok te verhuizen naar Nashville. Tijdens de vele optredens in dat circuit stootte hij op Allison Moorer. Die wilde hem wel een handje helpen, door hem op sleeptouw te nemen gedurende haar drie opeenvolgende US tours als support act. Moorer en nog sterker haar gitarist Adam Landry, waren toen in de ban geraakt van Huff’s entertainende, melodieuze gitaarrock met countrysnuf en die ervaring was aanleiding om in 2006 gezamenlijk aan de opnames van ‘Gravity’ te werken. Nu pas onder mijn aandacht gekomen, blijkt de actieve rol van Moorer op dit derde album beperkt tot aardige mopjes achtergrondvocalen, terwijl Landry als gitarist, co – auteur van twee songs en als producer een groot aandeel voor zijn rekening neemt. De ‘ons kent ons’ inteeltfactor van Nashville zorgde ervoor dat ook de ouwe getrouwe ruwe bolster Dan Baird in de studio verscheen als bassist, om daarnaast nog een plukje gitaar, wat pomporgel en bijzang bij te dragen. Uit de band van Ryan Adams werd Brad Pemberton op drums opgetrommeld. Niet de eersten de besten natuurlijk, maar pakt met al die steun de Nashville – gok van Mark Huff goed uit? Je weet het nooit, maar de kans is niet erg groot. Want het merendeel van zijn elftal liedjes is lekker stuwend, er komt op tijd een mooie ballade voorbij en is het warme, krokante gitaargeluid van Landry en zijn heldere albumproductie gewoon prachtig. Het kritieke punt is dat hij niks toevoegt aan de stijl, waar met name Tom Petty al decennia lang het patent op heeft. Aan die stijl valt trouwens ook niks meer toe te voegen. Sterker, die is door hemzelf al te vergaand uitgebeend. Huff’s liefdesliedjes (vol sentimentele teksten) op Gravity zijn niettemin heel goed te pruimen rockclichés. Maar ook goede surrogaat blijft surrogaat.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 46 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Steve Earle
Album:
Live From Austin Texas
Label:
New West Records
dinsdag 12 augustus 2008
Over Steve Earle kan je een boek schrijven die direct verfilmd zou kunnen worden. Vraag mij dan ook af wanneer hij iemand toestemming zal geven om dit ook daadwerkelijke te doen. Het lijkt mij bijzonder interessant en volgens mij weet ik ook een schrijver die dat erg goed zou kunnen, maar dat terzijde. Ik raakte aan Earle’s muziek verslaaft toen hij de CD The Hard Way in 1990 uitbracht. Man, dat is al achttien jaar geleden, bedenk ik mij nu! Daaraan gingen, volgens kenners, zijn beste albums aan vooraf. Volgens de goeroes onder ons schijnen zijn debuutalbum Guitar Town en Copperhead Road nooit geëvenaard te zijn. Heb er niet zoveel verstand van, maar kan mij dit niet echt voorstellen. Een paar jaar geleden schafte ik de DVD Live in Austin Texas (2004) aan en zag hoe deze, toen nog, onschuldige ‘outllaw’ zijn debuutalbum Guitar Town uit 1989 vrijwel integraal aan mij voorschotelde. Keek er dus een beetje vreemd van op dat nu de CD Live in Austin Texas 2008 uit is. De opnamen werden in november 2000 gemaakt en ook hier weer laat Earle zes prachtige nummers van zijn meest recente album van toen, namelijk Transcendental Blues, de revue passeren. Natuurlijk heeft iedere Steve Earle fan wel zijn favorieten, die hij of zij graag live zou willen terughoren. Ook ik heb die. Niet voor de hand liggen bijvoorbeeld de liedjes ‘Billy Austin’ of ‘Hopeless Romantics’, afkomstig van Earle’s comeback CD The Hard Way. Dat soort songs mis ik op dit live album. Kennelijk lagen deze onderwerpen, in dat tijdbeeld, nog te gevoelig. Earle vertelde een verslaggever destijds “I defend The Hard Way to the death, because I almost died in the process of making it.” Vele singersongwriter met hem ontkwamen daar niet aan. Earle kende er vele maar bleef overeind en dat bewijst hij opnieuw op dit meesterlijke live document dat toch weer gearchiveerd zal worden in het dieps van mijn ziel.
Jan Janssen
Artist:
The Mother Truckers
Album:
Let's All Go To Bed
Label:
Funzalo Records
maandag 11 augustus 2008
The Mother Truckers zijn op dit moment een van de populairste bandjes uit Austin. Het begon met de happy hour shows in The Continental Club. Al gauw werd de groep door de lezers van The Austin Chronicle gekozen als “The Best Roots Rock Group”. In dat jaar 2006 verscheen ook hun debuut-album “Broke, Not Broken”. De populariteit van dit kwartet ligt vooral in hun aanstekelijke bruisende live-act, die ik diverse keren heb mogen bewonderen. De songs zijn veelal recht toe recht aan. Het gemis aan een eigen geluid komt bij het nieuwe album “Let’s All Go To Bed” duidelijk aan het licht. De eerste 4 liedjes zijn rauwe Southern bar-rock songs. In de pittige nummers neemt gitaar-killer Josh Zee vooral de vocalen voor zijn rekening. Bij het rustiger werk is de blonde ritme-gitarist Teal Collins veelal de zangeres. Zij vormen ook het schrijvers-duo van de groep. Het album kent één cover namelijk Billy Joe Shaver’s “When I Get My Wings”. Soms heeft de band wel eens grappige vondsten, zoals in de titeltrack: "Life is like some more when you’ve really had enough Life is like some mace with your hands already cuffed Life is like a tougher guy when you thought you was tough" Liefdevol klinkt het rustieke “Quiet Night”, dat aanvoelt als een prettig samenzijn op een mooie broeierige avond. De ukelele wordt door Teal Collins gebruikt in het folky niemendalletje “I’ll Meet You There”. Voor de rest blijft het bij weinig spectaculaire doorsnee-roots-rockers. Nee, deze groep moet je in The Continental Club live aan het werk zien met een flinke peul bier erbij.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 47 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stone Clove Lane
Album:
Stay With Me
Label:
Woodstock Music Works
zondag 10 augustus 2008
Hallo Nederland, er is weer een reden te tot juichen, tenminste als je nog steeds een warm hart toedraagt aan muziek van historisch bandjes als Little Feat, Buffalo Springfield en The Meters. De band heet Stoney Clove Lane en hun hagel nieuwe derde CD heet ‘Stay With Me’. De binnenkant, van het simpel vormgegeven omhulsel, geeft aan dat ik wat aan de late kant ben. “With the snows coming to an end, and spring on it’s way, we are happy to announce the completion of our third album Stay With Me” De zomer loopt tot een eind en de herfst staat voor de deur, dat is pas echte realiteit. Neemt niet weg dat wij bij de organische swamp folk-rock melodieën, die op dit grijpbare plaatje staan, niet meer stil hoeven te staan. Stoney Clove Lane is Jeremy Bernstein en Adam Widoff. Ze hebben alles zelf geschreven, opgenomen, geproduceerd en gemixt. De twee hebben overigens de taken goed verdeeld, Bernstein schrijft goed gestoelde verhalen over de alom bekende mannelijke ontberingen in het leven en multi-instrumentalist Widoff bespeeld nagenoeg alle instrumenten op deze derde release. De mastering van deze Stoney Clove Lane CD was echter in handen van Todd Vos. Vos heeft in het verleden ook goede zaken gedaan met o.a. Natalie Merchant, Indigo Girls en The Gov’t Mule. Het geluid klinkt vol, om dit te bereiken hebben de twee New Yorkers een flink aantal muzikanten in stelling gebracht. De eerste drie tracks hebben erg veel weg van JJ Grey & MOFRO. De banjo in de funk soul opener ‘Crawl’ komt bij mij daarom echt bekend voor. De mondharmonica die binnenschuift in het krekel geknisper van ‘Stay With Me’ komt van niemand minder dan John Sebastian (The Lovin' Spoonful). De zuidelijke Florida swamp sound slaat dan ineens om een soort van Sergeant Peppers en Wish You Were Here pakt in de track ‘Lonesome Road’. Opvallend is ook de gedurfde samenwerking met percussionist vocalist Mike “Clip” Payne van de psychedelische funk formatie Parliament Funkadelic. Zoals gezegd, tijd om op te veren en te genieten van dit eigentijdse brouwsel dat oude tijden doet herleven. Ook de herfst leent zich daar overigens uitstekend voor.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 48 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Randall Bramblett
Album:
Now It's Tomorrow
Label:
New West Records
zaterdag 9 augustus 2008
Persoonlijk ontmoete ik de zeer sympathiek singer-songwriter Randall Bramblett ooit in Amerika. Na een ontluikend live optreden in The Jammin Java in Vienna, net even buiten Washington DC, in 2004 hebben we gezellig samen zitten naborrelen. Ben daar nog steeds zo trots op als een aap, temeer omdat hij in al de tussenliggende jaren, als solo artiest, nooit “the big step” over de grote plas gemaakt heeft. Voel mij dan ook zwaar bevoorrecht jullie zijn zevende solo release ‘Now It’s Tomorrow’ aan te kondigen. Het lot wil dat de CD 19 augustus a.s., notabenen één dag voor mijn verjaardag, uitkomt in Nederland. Als ik That Other Mile (1975), Light of the Night (1976) niet mee tel, maakte ik voor het eerst echt kennis met de muziek van Randall Bramblett via zijn solo comeback album See Through Me uit 1998. De vaak avontuurlijke instrument en vernuftige arrangement keuzes kregen met de releases No More Mr. Lucky in 2001, Thin Places (2004) en Rich Someday in 2006, een paar logische sfeervolle opvolgers. Deze weergaloze multi-instrumentalist is in al die jaren een gevestigde naam en veel gevraagd muzikant in het Amerikaanse rock, blues en soul sessiecircuit gebleven. Naast al die activiteiten heeft hij toch weer de tijd gevonden om de studio in te duiken. Samen producer en drummer Gerry Hansen (Shawn Mullins) ziet nu zijn zevende release Now It’s Tomorrow het daglicht. Kan mij goed voortstellen waarom hij de EU dan even gelaten heeft voor wat het waard is. Toch denk ik dat met deze nieuwe CD daar wel eens verandering in zou kunnen komen. Stoel deze gedachte op het feit dat Bramblett’s funk, soul, jazz, blues rock affiniteiten precies pas in de hype die omtrent deze genres op het moment plaatsvindt in de EU. Dat openbaart zich al van kiet af in de radiovriendelijke openers Sun Runs en Everybody Glows. Let’s Go en het donkere Some Mean God duiken niet alleen muzikaal maar ook tekstueel de diepte in. Dat laatste geeft maar weer eens aan dat deze in Jesup, Georgia geboren en getogen tekstdichter nog lang niet aan de herfst van zijn carrière bezig is. Luister ook eens naar het psychedelische Mess About It, dat elke dertig a veertig seconden lijkt te willen exploderen van realistische boosheid. Probeer ook maar eens stil te zitten terwijl je naar Used To Rule The World luistert. De vernieuwende R&B stijgt op naar hogere sferen in het ruige wispelturige Visions. De rhythm sectie van U2 zouden willen dat ze deze lick bedacht hadden. Met de krachtig gitaargedreven ballad Where A Life Goes wordt een uitstekend muziekdocument afgesloten. Het is de open muzikale visie van Randall Bramblett. Hij steekt die dan ook niet onder stoelen of banken, door te stellen ‘Now It’s Tomorrow’. Mijn trots is alleen maar toegenomen en zal nog verder doorgroeien, want! Zal mijn held binnenkort weer persoonlijk ontmoeten. Dit keer drijft ons de negende editie van het Americana Music Festival & Conference, dat tussen 17 en 20 september a.s. in Nashville, Tennessee plaatvindt, ons samen. Is dit “Faith” of niet?
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 49 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Elliott Brood
Album:
Mountain Meadows
Label:
Six Shooter Records
vrijdag 8 augustus 2008
Grappig om waar te nemen. Voordat de Alt Country formatie Elliott Brood de nieuwe CD ‘Mountain Meadows’ uitbracht, kreeg de CD op de Muziekmeter website al drie sterren toebedeeld. De CD kwam pas 15 juli uit en toch dachten een aantal mensen al te weten hoe de CD in zijn totaliteit in elkaar stak. Nu kan je veel voorzien maar om nu een nieuwe Elliott Brood release te voorspellen gaat mij zelfs te ver. Dit alles zeker gezien door de bril van de wat excentriek overkomende voorganger ‘Ambassador’. Heb het vooruitstrevende trio, bestaande uit Casey Laforet, Stephen Pitkin en Mark Sasso, hoog zitten maar heb de groots mogelijke moeite gehad hun debuut EP ‘Tin Type’ en de CD ‘Ambassador’ echt onder de knie te krijgen. Het voelde allemaal net een spel kaarten dat stiekem gestoken uitgedeeld werd. Met andere woorden zonder het te weten werd je muzikaal in de bootgenomen door dit trio. Maar goed, MySpace doet wonderen tegenwoordig, daar konden fans namelijk al vijf nummers van het nu dertien track tellende album beluisteren. Het uit Toronto, Ontario afkomstige drietal sluipt naar binnen met de briljante opener Finger And Tongues. De onheilspellende gitaarmuur, tekst en zang voorspellen weer een geluidsdrager die niet een twee drie tussen de oren zit. Donker, broeierig en zweterig voelt het aan totdat liedjes als Without Again, The Valley Town en Notes prikkelen. De lekkere Banjo kabbel klinkt zonnig en opent zelf de deur naar toegankelijkheid. Justin Vernon (Bon Iver) laat iets dergelijks ook horen op zijn recent verschenen CD For Emma, Forever Ago. Dan ben je op de helft en denk je nu vat ik hem, maar schijn bedriegt. De pure techno Honky Tonk in Woodward Aveneu zet mij weer helemaal op het verkeerde been. Het waait en zwiert en opnieuw blijkt dat ik er niet echt de vinger achter kan krijgen. Fascinerend, een uitdaging dus! Ben er overigens nog steeds niet uit en kan alleen maar zeggen dat deze blanke pit muziek veerkrachtig van deze nieuwe Elliott Brood plaat af spat. Drie sterren? Ja dat minimaal maar dan moet de wel alles goed doorgrond hebben.
Jan Janssen Artist:
Marybeth D'Amico
Album:
Heaven, Hell, Sin & Redemption
Label:
Independent
donderdag 7 augustus 2008
De naam van de in München, Duitsland woonachtige Amerikaanse singer-songwriter Marybeth D'Amico viel een aantal jaren geleden al op doordat haar EP ‘Waiting To Fly’ opvallend goed gerecenseerd werd in de schrijvende pers. Eerlijkheid gebied te zeggen dat het Real Roots Café niet de moeite nam het door Markus Rill geproduceerde mini album te bespreken. Dat kwam overigens niet omdat er slecht gemusiceerd of gezongen werd of zo, maar vooral omdat het allemaal zo “already done” en vlak klonk. De van oorsprong journaliste, moeder van twee kinderen en muzikale laatbloeier heeft echter een sprong gemaakt. D'Amico heeft waarschijnlijk moed geput na al die positieve berichtgeving en dacht ‘kom laat ik eens een plan van aanpak maken’. Om een lang verhaal kort te maken reisde D'Amico af naar de Redboot Ranch in Buba, Texas. Daar voegde ze zich samen met producer Bradley Kopp (Iain Matthews, Jeff Talmadge, Joe Ely). Deze trommelde een zeer scherpe muzikale bezetting samen. Lloyd Maines op Dobro en pedal steel gitaar, Richard Bowden (Billy Joe Shaver) op viool, David Webb (Eric Taylor) op toetsen en Paul Pearcy (Caroline Herring) achter de drumkit zijn niet de mins gekwalificeerde gasten, zullen we maar zeggen. Voldoende ingrediënten dus om haar debuutalbum Heaven, Hell, Sin & Redemption tot een succes te maken. En moet zeggen dat dit aardig gelukt is. D'Amico soms zelfreflecterende dan weer observeerde maar ook uit de media aangereikte teksten zetten de toon op dit album. De muziek versterkt enkel en alleen maar de zeggingskracht daarvan, en dat is knap gedaan. Luister maar eens naar Ohio. Het waargebeurde verhaal, van iemand die op de doodstraf wacht, grijpt evenzo naar je strot als de film The Green Mile, waarin Tom Hanks samen met Michael Clarke Duncan uitblinken, dat doet. Back On My Feet en Where I Lay My baby Down straalt een typische vrouwelijke onzekerheid uit, maar de buigzame intuïtie zet haar op het juiste pad. De toch ontroerende verslagen worden in een donker toon voorgesteld maar D’Amico verpakt ze in ingenieuze melodielijnen, die een zekere Americana, folk, poprock geaardheid hebben. Marybeth D'Amico stem is zondermeer af te wegen met één van haar grote voorbeelden Patty Griffin maar ook met die van Mindy Smith of een Shawn Colvin. Heaven, Hell, Sin & Redemption is een markant album die zonder enige twijfel de weg zal vinden naar de doelgroep waarvoor hij bedoeld is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 50 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Nadas
Album:
The Ghost Inside These Halls
Label:
Appollonian Music
woensdag 6 augustus 2008
The Nadas, wat zeg je? Zal maar met de deur in huis vallen. Mij overkwam hetzelfde, had ook nog nooit eerder gehoord van dit bandje. Zanger gitarist Jason Walsmith en Mike Butterworth richten, ergens begin jaren negentig, dit uit Des Moines, Iowa afkomstige bandje op tijdens hun studententijd. The Ghost Inside These Halls is al hun zesde studio release en, volgens de band, het eerste dat ze zelf hebben geproduceerd, opgenomen hebben in hun thuishaven en voor de eerste keer in een vijf mansbezetting. Samen Ian Shephard, Jon Locker en Ross VanderWerf maakt The Nadas oprechte stevige melodieuze Alt Country met een flinke scheut poprock. Dat laatste komt door open HIT gevoelige nummers als ‘Blue Light’, ‘Alaska’, ‘Pieces On The Ground’ en ‘Feel Like Home’. Het venijn van de ruwe kant zit hem in de opener ‘Loser’, ‘No Thank You’ en ‘Something’s Burning’. Niet omdat het uit je luidspreker knalt of zo, nee maar puur omdat daar een Marillion, Go To Blazers en Bottle Rockets crossover aroma overheen hangt. The Ghost Inside These Halls blinkt uit doordat het stuk voor stuk sterke indringende songs zijn en vanwege de ongelofelijke muzikale diversiteit. In de Amerika verkochten The Nadas al meer dan 75.000 exemplaren en is het al een sensatie. Of dit in Nederland zal gebeuren zal sterk afhangen of onze jongenspijkerbroek generatie deze goed gefundeerde muziek op gaat pakken.
Jan Janssen Artist:
NQ Arbuckle
Album:
XOK
Label:
Six Shooter Records
dinsdag 5 augustus 2008
Een paar jaar geleden maakte Nederland al kennis met het Canadese label Six Shooter. Onlangs nog verscheen op dit label de boven gemiddelde muziek van Luke Doucet & The White Falcon (Blood's Too Rich) en Elliot Brood (Mountain Meadows). Een aantal jaren geleden deed op dat label ook een zekere NQ Arbuckle van zich spreken. Hanging The Battle-Scarred Pinata hete het album, weet u nog? Neville Quinian Arbuckle, zoals deze singer-songwriter door het dagelijkse leven gaat, kwam daarna, na vier jaar doodse stilte, met een juweel van een opvolgers, genaamd The Last Supper In A Cheap Town. Dit gegeven en vasthoudend en het feit dat XOK zijn piksplinter nieuwe CD is kondig ik nu alvast aan dat we hier weer een Americana TOP 10 jaaroverzicht plaatje bij de hand hebben. Arbuckle’s lekker in het gehoor liggende ruige stem pas uitstekend bij de observerende liedjes die hij samen kneed. Mooi meegenomen dus dat dit in ieder geval perfect overeind gebleven is. Had overigens niet anders verwacht, om eerlijk te zijn! Schreef ik over de voorganger ‘The Last Supper In A Cheap Town’ dat Tom Waits, Orphans in Nederland volledig onterecht de hemel in geprezen werd en dat deze mensen maar eens snel naar NQ Arbuckle moesten gaan luisteren, pleeg ik deze gewaagde en beboete uitspraak opnieuw te herhalen. Sorry luitjes reacties op dit stuk beantwoord ik dus niet meer! Als een gladiator slaat hij zich, niet bepaalt zachtzinnig, een weg door dit album met pakkende songs als My Baby, XOK en Don’t Remember Me. Het is allemaal net even een niveau hoger. Iemand die luistert en om zich heen kijkt en voor de problemen die hij ziet niet zijn ogen sluit. Zoals hij dit doet in Postcard Princess, Marco Polo en Huntsville Affair. De ultieme liefdesverklaring, voor diegene die niet weten hoe je dit doet, luister maar eens naar I Liked You Right From The Start. Let op; De relatie is volgens mij alweer stukgelopen en is dus verleden tijd. XOK is de kruistocht van een typerende karakteristieke en bovenal een sympathieke singer-songwriter, afkomstig uit Toronto, Ontario. Arbuckle zoek naar grote roem. Het jammerlijke daaraan is dat de wereld daaromheen eigenlijk veel te klein is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 51 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Band Of Heathens
Album:
The Band Of Heathens
Label:
Blue Rose Records
maandag 4 augustus 2008
Twee jaar geleden kwam het Amerikaanse Fat Caddy Records label met een paar spraakmakende releases. CD’s Macon Greyson, Austin Collins en Black Water Gospel werden op de Real Roots Café site met lovende worden gelauwerd. De CD Live From Momo's van The Band Of Heathens, toen nog bestaande uit Ed Jurdi, Seth Whitney, Gordy Quist, Colin Brooks en Briane Keane maakte eveneens grote indruk. Keane is vertrokken maat toen vorig jaar drummer John Chipman aanschoof leek het fijnzinnige Black Crowes, The Band, Allman Brothers Band en Little Feat concept, waarmee men uitgeroepen werd tot beste Austin, Texas band van het jaar, kompleet. Doe mij nu eens een lol en surf eens naar de fantastische website van deze band en concludeer, samen met mij, dat het succes van The Band Of Heathens intussen een vogelvlucht heeft genomen. Waar vind je dit nog. Nagenoeg het volledige album is online te beluisteren en de Java programmering die daar achter zit is om jaloers op te worden. Prachtig! Nu ligt voor mij het ongetitelde studio debuutalbum. Het Duitse Blue Rose Records label heeft een neusje voor dit soort beestachtig goede barbandjes. Maar klopt deze formulering wel? Nee, eigenlijk niet. Daarvoor klinkt het The Band Of Heathens geluid te intelligent. Natuurlijk als je succes hebt maak je vrienden zo ook The Band Of Heathens. Ray Wylie Hubberd produceerde de plaat en bassist George Reiff (Patricia Vonne, Ian Moore) mixte deze CD af alsof het een live album betreft. Ook is de band vrienden geworden met Gurf Morlix (mastering), Patty Griffin (backing vocals) en Stephen Bruton (mandoline). Hoewel hun bijdrage minimaal genoemd mag worden veranderen de ingrediënten wat betreft de voorganger eigenlijk niet. De afzonderlijke muzikaliteit en de samenhang daarvan des te meer. Dat uit zich in liedjes als Unsleeping Eye en de country roots gospel Cornbread. Het sfeervolle Nine Steps Down en This I Know hebben zowaar hitpotenties. Een in mijn nopjes plaat waarvan je eigenlijk hoopt dat Arrow Classic rock junkies dit ook eens te horen zouden moeten krijgen. Onvervalste jaren zestig en zeventig muziek waar in essentie helemaal niets mis mee is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 52 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Delaney Bramlett
Album:
A New Kind Of Blues
Label:
Magnolia Gold Records
zondag 3 augustus 2008
In 1970 neemt Eric Clapton, in de Village Recorder Studio in Los Angeles, zijn eerste titelloze solo LP op. De band bestond in die tijd uit pianist Leon Russell, organist Bobby Whitlock, bassist Carl Radle, drummer Jim Gordon, trompettist Jim Price, saxofonist Bobby Keys en gitarist Delaney Bramlett. Sonny Curtis en Jerry Allison (The Crickets), Rita Coolidge en Bonnie Bramlett verzorgden overigens de backing vocals daarop. De LP werd geproduceerd door gitarist Delaney Bramlett. Veel liedjes op die LP schreef Clapton dan ook samen met Bramlett. Bottle Of Red Wine, Let It Rain en Don’t Know Why zal bij echte Clapton fanaten zeker de wenkbrauwen doen fronzen. Als je nu zou moeten omschrijven wat de muzikale invloeden zijn van Delaney Bramlett, dan heb je, zonder dat je aan namedropping mag doen, daar een stevige kluif aan. Trouwens wees gerust bovengenoemde info komt niet zomaar uit dit stoute oude bolletje vallen hoor, maar de info komt uit Eric Clapton’s dagboek die u helemaal in detail kunt nalezen via de website “Vandaag In De Muziek” (www.vandaagindemuziek.nl). Eerlijk gezegd liep ik persoonlijk acht jaar geleden pas, via Zane Records, tegen de prachtige soulvolle bluesy muziek van mister Delaney Bramlett aan. Met de CD Sounds From Home overrompelde deze iet wat eigenzinnige dinosaurus mij op klaar lichte dag. We hebben het over diezelfde Delaney Bramlett als ik u probeer te focussen op diens vorig jaar verschenen prachtige CD A New Kind Of Blues. Via afbeelding, in de inlay van het CD boekje, ontkom ik er niet aan een aantal namen te droppen. Bramlett heeft zijn foto archief erop nageslagen en je ziet hem samen met Duane Allman, met tenor en alt saxofonist King Curtis en een duel aangaan met Jmi Hendrix. Het stipt even kort aan wat dit superkanon voor de blueswereld betekend. Met de opener reikt Bramlett de hand en sleurt je het muziekleslokaal in. What Do You Know About The Blues, vraagt hij? Uhhhh, niet zo erg veel meneer, maar de klank staat me wel aan. Je voelt je als een schooljongetje, u weet wel een rugzak, kniekousen aan, gestreept petje op en een lolly in de mond, die voor het eerst kennis maakt met de pure Delta en Louisiana Blues vermengd met kraak heldere R&B soul. Hier en daar worden de liedjes keurig voorzien met Gospel koortjes. Dit doet hij ondermeer met zijn dochter Bekka Bramlett en zijn moeder Iva Lazone “Mamo” Bramlett. De meer dan zes minuten durende tracks Mighty Mighty Mississippi en Ol’ Moanin Blues ervaar als bepaald geen strafwerk. De titeltrack, waar Bramlett’s gitaarspel op de achtergrond gezet wordt door een blazerssectie, stimuleert mij om nog beter naar de mester te luisteren. Met I Got The Time, met een typische Leon Russell groove, en het gospel slot stuk I’m Gonna Be Ready komt mijn muziekles veel te vroeg tot een einde. Nablijven is geen straf maar puur genot. Met ander woorden wat een dijk van nieuwerwetse plaat.
Jan Janssen
Artist:
Joe Cocker
Album:
Hymn For My Soul
Label:
Adavan Productions
zaterdag 2 augustus 2008
Over Joe Cocker’s stem hoeven we het niet meer te hebben. Die stond en staat ook nog steeds als een huis, ook op zijn nieuwe plaat Hymn For My Soul. Minder “sex drug & rock ‘n’ roll” hebben zijn stem zelfs wat soepeler gemaakt. Moet echter wel eerlijk bekennen dat de echte ruwheid, zoals u die ongetwijfeld kunt herinneren in liedjes als Delta Lady en The Letter, er wel een klein beetje vanaf is. Toch krijg ik de indruk dat er met zijn huidige stem meer mogelijk is. De liedjes op Hymn For My Soul gedijen in een heerlijk laidback sfeertje. Het lijkt erop dat Cocker dit keer bewust gekozen heeft voor een wat rustigere aanpak, diepgang en zelfreflectie. Zoals bekend zoekt Cocker meestal naar aanknopingspunten die aansluiten bij hetgeen hij wil uitdragen. Dit keer covert hij dus weloverwogen liedjes van grootmeesters zoals Stevie Wonder’s “You Haven't Done Nothin'”, George Harrison’s “Beware Of Darkness” John Fogerty’s “Long As I Can See The Light” en Bob Dylan’s “Ring Them Bells”. Het mooie op deze plaat is dat hij ook een paar prachtige liedjes zingt die minder voor de hand liggen. Het prachtige Don't Give Up On Me, geschreven door Hoy Lindsey, Dan Penn en Carson Whitsett, lijkt op het eerste gezicht een oproep aan zijn fans, maar bevat stiekem toch een dieper liggende boodschap. Geweldige track! Joe Cocker, die op 20 mei 2008 vierenzestig jaren jong werd, kan het nog steeds, wat mij betreft. Hymn For My Soul is een aangename luisterplaat die fans misschien wat te “easy done” zullen vinden. Toch is coveren, in een diversiteit als deze, een vak. Joe Cocker is daar werkelijk een meester in.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 53 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jefferson Pepper
Album:
American Evolution Volume 2
Label:
American Fallout Records
vrijdag 1 augustus 2008
Met American Evolution volume 1, dat begin dit jaar als eerste deel uitkwam van het drieluik ‘American Evolution’ van Jefferson Pepper uit Pennsylvania, liep ik niet zo heel erg weg. Grootste struikelblok was het gebrek aan samenhang van de composities. Pepper’s ambitie om over drie cd’s ruim vijfhonderd jaar Amerikaanse (culturele) geschiedenis in vijftig beklijvende liedjes te verankeren, is misschien wel te veel gevraagd. Leed volume 1, zoals gezegd, aan een te onsamenhangende uitwerking, volume 2 blijkt helaas niet veel beter uit te vallen. De zeventien liedjes, die deze keer de periode van 1941 tot1991 behandelen (2de wereldoorlog, mega-industrialisatie, wegwerpmaatschappij, ontstaan van de rock and roll, persoonlijke ervaringen, etc.) vormen een kleurenwaaier, met daarin rootsy rock, powervolle pop en troubadourliedjes als overheersende tinten. Vergeleken met de eerste cd is de tweede slechts meer van hetzelfde, waarbij Pepper’s nogal vlakke stemgeluid me dit keer sterker opvalt. Het uithoudingsvermogen de grote diversiteit van de zeventien nummers en de speellengte van ruim een uur uit te ondergaan, is wederom groot. Aan de kwaliteit van de ingehuurde stal muzikanten ligt het in elk geval niet. Maar wanneer gastbijdragen van toppers, als Fats Kaplan en Tim Lorsch (co producer van Sam Baker’s platen Mercy en Pretty World) me al niet over de streep kunnen trekken, wat of wie kan dat dan nog wel. Mogelijk dat vadertje tijd dit werkstuk op waarde zal kunnen schatten. In het najaar volgt nog volume 3.
Huub Thomassen
Artist:
Steve Winwood
Album:
Nine Lives
Label:
Colombia Records
zondag 20 juli 2008
Wat niet veel mensen weten, en misschien ook niet zouden verwachten, is dat over de in Birmingham, Engeland geboren en getogen Steve Winwood een grappige anekdote de ronde doet. Deze beweert namelijk dat hij Jimi Hendrix geleerd zou hebben hoe je improviserend zou moeten musiceren. Winwood is dan ook te horen op Jimi’s derde en laatste studioalbum Electric Ladyland (1968), in de bluesversie van Voodoo Chile. Laat deze instrumentale versie, waarop Winwood magistraal de toetsen van een Hammond bediend, nu net mijn favoriete track zijn op dat album? In dat tijdsbeeld volgde ik Winwood carrière op de voet. The Spencer Davis Group met hitsingels als Keep On Runnin en Gimme Some Lovin’ staan nog steeds gegrift in mijn geheugen. Wat Winwood daarna ook ondernam, Traffic, Blind Faith, Ginger Baker etc. of nu nog steeds onderneemt, heb altijd een zwak voor zijn enorme muzikale creativiteit. Dit laatste neemt, bij de onlangs zestig jaar geworden Winwood, de laatste jaren echter steeds meer af. Winwood doet zijn eigengereide ding op de automatische piloot. Grote solo wereldsuccessen bleven uit maar als trouwe aanhanger, ontgoochelde hij mij nooit en te nimmer. Dat is ook weer het geval bij Winwood’s nieuwe CD Nine Lives. Dat overigens zijn eerste album is sinds About Time, dat ruim vijf jaar geleden verscheen. Zo glipt de bluesy opener I’m Not Drowning erg zalig naar binnen. Je zou het niet zeggen maar Winwood bespeelt hier alle instrumenten zelf. Hungry Man en At Times We Do Forget, ja dat is weer zo’n typisch heupwiegend nummertje met het Winwood handelsmerk. In de eerste singel Dirty City, is voor maatje Eric Clapton een kleine bescheiden rol weggelegd op deze plaat. Winwood levert weer een fraaie plaat af. Fraai in de zin van goede productie, goede en vooral gevarieerde mix van afro-Latin, soul, rock, natuurlijke blues elementen en perfect in balans zijnde stem. De fans zullen in eerste instantie smullen maar tegelijkertijd toch weer refereren naar goede oude tijden. Ik zie echter kansen voor een nieuwe generatie muziekliefhebbers die van buitensporige kwaliteitsmuziek houden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 54 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Brains Behind Pa
Album:
Better For The Deal
Label:
Independent
zaterdag 19 juli 2008
The Brains Behind Pa is een opvallende naam, die ontleend is aan een nummer van Bob Dylan, dat ik trouwens niet ken. Het draait in deze band uit Indianapolis, feitelijk om singer – songwriter Bill Price die alle vijftien nummers componeerde en mede produceerde. Na de release van de e.p. Old Hat uit 2002, is Better For The Deal uit 2006 het eerste officiële album. Geen idee waarom pas twee jaar nadien, dit album voor een recensie wordt aangeboden. Erg is dat niet, want hier is het gezegde ‘beter later dan nooit’ zeer op zijn plaats. Ga maar na: ondanks een speellengte van ruim zeventig minuten, verveelt dit album geen seconde. Op de losjes gehanteerde basisinvloeden uit traditionele blues en folk, plant Bill Price een verrukkelijk samengesteld boeket van eclectische liedjes. Immers, elk liedje draagt wel een of ander fraai versiersel uit zestigerjaren pop, bebop, rock(abilly) cajun, bluegrass, funk, jazz of soul. Allemaal parels met een hartverwarmend groovend geluid waarbij je, achteroverleunend en dan weer een beetje voetstampend, invloedrijke namen opsnuift. Wat te denken van bijvoorbeeld JJ Cale, The Band, The Doors, Jerry Garcia, Spirit, Don McClean en Bob Dylan. Een aantal songs heeft een drassig en funky ritme en bij weer andere setjes is dat het kronkelende orgelspel, het kristalheldere pianogeluid of de ruimtelatende gitaar. In zijn dichterlijke teksten toont Bill Price zich een betrokken observator met een mening. ‘In the city of Indians – city of bone, city of promises gone, city of gloss, city of history lost, zingt hij in het fenomenale akoestische ‘City of Indians’. Bill Price’ wat geaffecteerde stemgeluid – dat enigszins doet denken aan dat van Steve Wynn – krijgt door het meer dan voortreffelijke spel van zijn begeleiders, de juiste muzikale bedding. Een glansrol daarbij is weggelegd voor gitarist Gordon Bonham, maar het spel van zijn maten (vooral uit zijn band The Gordon Bonham Bluesband) drummer Jeff Chapin, organist Gary Bole (ook op mandoline, accordeon) en bassist Jeff Stone, zorgen voor een fris en kleurrijk geluid. Better For The Deal is een album vol geschakeerde songs, maar van een uitzonderlijk hoge cohesie.
Huub Thomassen
Artist:
The Broken Prayers
Album:
Crow
Label:
Independent
vrijdag 18 juli 2008
The Broken Prayers zijn eigenlijk samenklittende vrienden, die het vooral leuk vinden om muziek te maken. Hun motto luidt daarom: ‘Some Guys bowl, we write songs’. Drummer Tony Bello Jr. en snarenspeler /zanger Fred Stucky van dit negenkoppige gezelschap, ken ik nog van het helaas zwaar verwaarloosde alt. countrybandje Gas Money, die met ‘22 Dollars’ uit 2005 – het is nog maar eens gezegd – een erg mooie plaat afleverde. Met name Stucky eiste toen de hoofdrol voor zich op. Hoofdfiguur van The Broken Prayers op het debuut Crow is echter zanger, gitarist Pete Marshall die negen van de tien nummers schreef. De cover is het stokoude ‘Act Naturally’ (dat gaat over lonkend sterrendom, als je maar jezelf blijft) dat ooit ook door The Beatles/ Ringo Starr, op het album Help, werd vertolkt. Maar sterrendom is voor The Broken Prayers geen natuurlijke drijfveer. Misschien is het daarom dat dit vriendencollectief dat liedje bijna onherkenbaar onderhanden heeft genomen. Het klinkt nu als een heuse woestijnsong: traag, broeierig, schurend, duister. Welnu, deze atmosfeer is representatief voor alle andere liedjes. De donkergekleurde stem van Pete Marshall en de rafelige productie, verbeelden de entourage van de spaghetti – western. Met een breed scala aan instrumenten (accordeon, mandoline, banjo, viool, steelgitaar, staande bas, gitaren en drums) trekt Crow als een onderhoudende, maar niet al te spannende, cowboyfilm (zonder hi ha gedoe) aan je voorbij.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 55 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Zane Lewis
Album:
Untitled
Label:
Slant Records
donderdag 17 juli 2008
Normaliter ben ik niet zo gecharmeerd van de gepolijste Nashville country sound. Na het beluisteren van de vijfendertig grootste hits van de uit Oklahoma afkomstige country ster Toby Keith hebben niet echt bijgedragen tot een positievere mening daarover. Toen ik de cover van het tweede ongetitelde album van de in Lubbock, geboren maar in Round Rock getogen Texaan Zane Lewis onder ogen kreeg was ik al onmiddellijk flink bevooroordeeld. Deze glad geschoren sikkies, cowboy met gitaar op s’en schouder, achteroverleunend tegen een stockcar en oer lelijke cowboyhoed op heb ik vaker gezien, dacht ik meteen. Inmiddels weet ik beter. Het is allemaal een kwestie van uiterlijke vertoon die in dit koude kikkerlandje in veel gevallen niet begrepen wordt. Wat ik daarmee wil zeggen is dat ik met beide benen in diezelfde valkuil ben gestapt. Deze Texaanse country rocker klinkt, wat mij betreft, verrassend okay. Zane’s lekker in het gehoor liggende zeiknatte country stem vertoond weliswaar veel gelijkenis met die van Toby Keith of een Tim McGraw, maar de muziek die hij daarom heen zet klinkt een stuk soulvoller en krachtiger. Dit leveren een paar spannende momenten op zoals in Everything I Want, This’ll Be a Memory, het samen met Jamie Richard geschreven Fly, Becky Brown’s Daddy en Bad Ass Country Band. Een opzwepend album waarin de Southern Rock van o.a. Lynyrd Skynyrd en Van Halen power rock worden samengesmolten met Outlaw Country van mensen als Waylon Jennings en Hank Williams, Jr. Best mooie en onderhoudende muziek van deze Zane Lewis, ten minste als je er doorheen wilt kijken en je er even de tijd voor neemt.
Jan Janssen Artist:
Jakob Dylan
Album:
Seeing Things
Label:
Colombia Records
woensdag 16 juli 2008
Nadat hun debuut album flopte maakten The Walflowers ergens midden jaren negentig pas naam met hun tweede CD Bringing Down The Horse. Let op; niet in Nederland maar wel in de door ons omringende landen én zuid oost Azië. Weet het nog goed, scoorde het door T-Bone Burnett geproduceerde album tijdens een wintervakantie in Kuala Lumpur, Maleisië in1999. Vanaf die tijd heb ik de carrière van Jakob Dylan, de zoon van, nauwlettend gevolgd. Begin 2006 ontvingen wij een persbericht als dat Dylan een solocontract getekend zou hebben bij het major Columbia Records. ‘Something Good This Way Comes’, de eerste singel die in Amerika getrokken werd van Dylan’s eerste solo CD genaamd "Seeing Things" gaf enigszins al aan dat hij met iets bijzonders bezig was. Seeing Things werd produceert door Rick Rubin. Rubin weet op deze plaat de poedel naakte dynamische liedjes van Dylan erg mooi vorm te geven. Bovendien klinkt het allemaal bijzonder open en integer. De klassieke heartland Rock allà Tom Petty & the Heartbreakers en John Mellencamp heeft plaats gemaakt voor ingetogen laid-back liedjes die, hoe gek het ook mag klinken, heerlijk blijven hangen. De niets vernieuwende troubadour melodieën voelen vertrouwd aan terwijl het lied centraal blijft staan. Iets bijzonder dacht ik in het begin. Hoewel Jakob enorm zijn best doet blijft hij oppervlakkig in zijn tekstbedenksels. Een beetje independent singer-songwriter zoals Reto Burrell, Tobias Stenkjaer, of een Matthew Ryan overtreffen het literair niveau van deze plaat. Toch pakken de liedje ‘Something Good This Way Comes’, Valley OF The Low Sun en 'All Day And All Night erg fraai uit. Maar om nu te stellen dat deze akoestische gitaar drijvende plaat de deal van het jaar is gaat mij wat te ver. Met alle respect voor Jakob’s werk, maar Columbia heeft een big seller aan de haak geslagen die waarschijnlijk alleen al op naam verkoopt. Noem dit slapend rijk worden over de rug van een toch zeer sympathiek maar beperkte singersongwriter. Wat mij betreft was Jakob beter af met zijn Wallflowers maatjes Michael Ward, Greg Richling, Mario Calire en Rami Jaffee. Maar goed hij is er zelf bij, toch? Teleurgesteld? Nee, dat ook weer niet, maar heb misschien wel te hoog gespannen verwachtingen gehad.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 56 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Loose Acoustic Trio
Album:
Sorrow Be Gone
Label:
Big Book Records
dinsdag 15 juli 2008
Uit drie heren bestaat dit akoestische trio, hun thuishaven is Sacramento en ze spelen ‘good time music’, in de ware zins des woord. Geloof me, zolang je hun liedjes hoort bevind je je in een zonnige wereld! Naast de prettige harmonievocalen van dit trio is er een hoofdrol weggelegd voor de accordeon, heerlijk opvullend en al kronkelend en wentelend stromen zijn klanken door de vijftien nummers. Het gros van de titels is van eigen hand, een uitzondering vormt o.a. ‘Pinball Wizard” dat de wat oudere luisteraartjes kennen in de (originele) uitvoering van The Who. En ook bij dit nummer moet je weer de neiging onderdrukken om een dansje te gaan maken! Want naast de heerlijke cajun/jug-band/folk/old-time/country/blues/ragtimeklanken is vooral de sfeer van dit album die je van de eenvoud des levens doet gaan genieten. Daarom… The Loose Acoustic Trio voor al uw bruiloften, braderieën én festivals! En zullen we dan nu de polka dansen?
Benny Mulder
Artist:
John Batdorf & James Lee Stanley
Album:
All Wood And Stones
Label:
Beachwood Recordings
maandag 14 juli 2008
Je moet het maar aandurven. Elf klassiekers van The Rolling Stones in een setting van uitsluitend akoestische gitaren, volledig herinterpreteren. John Batford & James Lee Stanley, hadden daar geen schrik voor, al is het op het eerste gehoor tamelijk shocking hoe Paint It Black, Ruby Tuesday, Statisfaction, Under My Thumb, Lets Spend The Night Together, Mothers Little Helper, Back Street Girl, The Last Time, Have You Seen Your Mother, Baby, 19th Nervous Breakdown en As Tears Go By, binnenste buiten gekeerd bij je binnen komen. Onder de naam ‘All Woods And Stones’ zijn beide heren met deze ‘all time favorites’ wat al te fors aan de haal gegaan. Natuurlijk, de gedachte die tot deze covers aanleiding gaf, zal zeker ingegeven zijn door de liefde voor de Stones. Maar daarin niet meer te bereiken dan een laag soortelijk gewicht van een groep als Venice (ook Californië) is erg teleurstellend, te meer – toegegeven – omdat ik van hun zoetgevooisde groepsgeluid spontane allergieaanvallen krijg. Deze Stones nummers zijn door dit duo ook met de Californische zon overgoten, maar ik loop er geen moment warm voor. Het wordt in grote blijheid vertolkt, zijn gearrangeerd als koele zomerbriesjes, maar zijn volkomen ontdaan van elke rock ‘n’ roll emotie die de originelen, na een halve eeuw, nog steeds bezitten. Van ruig naar rein, van geil naar lief. Bij een welpenkampvuur of op een EO jongerendag werkt de mierzoete, brave sfeer misschien wel. Dat het oud lid van de Monkees, Peter Tork (lang niks van gehoord) een stukje meespeelt is de enige leuke verrassing op dit album uit 2004. Om vier jaar na dato een overzeese poging op succes te wagen, heeft niks met durf te maken. Het is naïef, net als deze vertolkingen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 57 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Beansprouts
Album:
Happy Go Lucky
Label:
Independent
zondag 13 juli 2008
Onlangs las ik ergens in de krant dat Nijmegen al sinds de jaren zestig, zeventig bekend staat als een rode stad. Van bijnamen als ‘Havana aan de Waal’ en ‘Marxograd aan de Waal’ keek even op. Die laatste naam komt trouwens van Frits Bolkestein naar aanleiding van de gewelddadige confrontatie tussen linkse krakers en het stadsbestuur, die later landelijke bekend kreeg als ‘de Pierson-rellen’. Een niet alledaags intro over de keizerstad die de laatste jaren flink aan cultureel erfgoed verloren heeft laten gaan. Veel muziekpodia verdwenen als sneeuw voor de zon. Met tranen in de ogen namen echte diehards afscheidt van het studentenbolwerk Diogenes en de voormalige studentensociëteit O42. Wat een schande! Maar er gloort hoop aan de oevers van de Waal. Deze komt dit keer echter van een paar eigenzinnige muziekbandjes en singersongwriters die landelijk behoorlijk beginnen door te breken. Eind vorig jaar besprak ik al de debuutalbums Phantom Puercos (Woold), het titeloze album van singer-songwriter Marten de Paepe en onlangs nog de briljante Country Nior plaat van Okieson, Tomorrow Gone. Amper van die, prettig in het gehoor liggende muziek, bekomen ligt nu voor mij het debuutalbum Happy Go Lucky van de band Beansprouts voor me. Ja, ja dit duo komt ook uit Nijmegen. Deze Ozark Mountain Daredevils hillbilly hoort onvervalste Missouri patronen die behoorlijk fatsoenlijk en netjes geproduceerd klinken. Daarvoor heeft het singer-songwriter echtpaar, bestaande uit het Liesbeth Kemerlings en Martijn de Kleer, multi-instrumentalist Gabriel Peters ingehuurd. Deze voorziet Happy Go Lucky van alle muzikale details die op de een of andere manier opvallen door hun ingetogen klank. Zonder te willen stoken in een goed huwelijk heeft Kemerlings duidelijk de beste stem van de twee. Ze doet af en toe aan een Lucinda Williams en Mary Gauthier cocktail denken. De liedjes worden nagenoeg om beurten gezongen maar vrijwel altijd in duet vorm. Dat is misschien ook wel het enige minpuntje. Veel zingen is mooi maar een lekker partijtje solo gitaar scheurwerk, zoals de Kleer laat horen in het liedje Desperate Man, hoor ik te weinig. Toch schuift deze puristische geluidsdrager lekker muziek die gemakkelijk blijft hangen. De titeltrack, Chilli Bean Baby en het liedje Close zijn daar een paar treffende voorbeelden van. Echte plattelandsmuziek, die mijn Missouri hart heel even doet vertederen. Dit debuutalbum, van deze ontkiemde Beansprouts, is erg goed te pruimen. Toepasselijker kan ik het niet brengen, want juist dat zou u ook eens moeten proeven.
Jan Janssen
Artist:
Kathleen Haskard
Album:
Don't Tell
Label:
Nine Mile Records
zaterdag 12 juli 2008
Een buitenbeentje is Kathleen Haskard uit Californië wel een beetje, zo maak ik op uit haar biografie. Zo huist ze in deeltijd in een tipi(!) in een canyon, omgeving Santa Monica, in afwisseling met haar woonstek in Londen. Ook is ze een politiek activiste die wereldpolitici geregeld de mantel uitveegt, hetgeen voor Neil Young aanleiding was haar te vragen als achtergrondzangers voor zijn project ‘Living With War’ in 2006. Reeds acht jaar daarvoor had ze met het album ‘In To The Deep’ haar albumdebuut gemaakt. Spreken van een rijkelijke productiviteit kun je bij deze singer – songwriter daarom niet, want ‘Don’t Tell’ is dus pas haar tweede cd. Op zichzelf is dat bijzonder en merkwaardig, want Kathleen Haskard schrijft uitstekende songs met teksten die inkijkjes bieden hoe ze in het leven staat: strijdvaardig tegen maatschappelijk onrecht, zachtaardig in persoonlijke verhoudingen. Ronduit fraai is de muzikale vormgeving die de tien liedjes hebben meegekregen. Krachtige, zeer gevarieerde melodieën, op schitterende en geraffineerde wijze – aan beide kanten van de oceaan (Bristol en San Francisco) – vastgelegd door het producers duo, de Engelsman Simon Alpin en de geniale Chuck Prophet (hoeft geen introductie). Bovendien spelen beiden gitaar, bas en rekruteerden daarnaast uit eigen omgeving een stelletje muzikanten, waaronder leden van Grand Drive en Prophet’s band The Mission Express, voor drums, bas, hammondorgel, piano en zang. Een excellent stel, dat garant staat voor een uitermate sfeerrijke semi – elektrische invulling van de doorgaans in rustig vaarwater verkerende liedjes, uitgezonderd het erg korte maar fel doordenderende ‘Hallelujah’ en het aan Patti Smith herinnerende titelnummer. Stijlinvloeden zijn er uit soul, folk, rock en country, waar overheen ze een veelstemmig laagje legt door de sublieme verscheidenheid van haar stemgeluid en de reikwijdte van haar stem. Op ‘Don’t Tell’ staan pure songs van een pure zangeres, in volle gloed gezet door klasbakken van muzikanten. Aanrader!
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 58 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Newton Faulkner
Album:
Hand Built By Robots
Label:
Brightside Records
vrijdag 11 juli 2008
Sam Newton Battenberg Faulkner geboren op 11 januari 1985 staat vooral bekend om zijn distinctieve gitaarspel. Hij slaat op zijn gitaarklankkast en plukt daarbij op zeer ongebruikelijke wijze aan de snaren daarvan. Kan u nu al verklappen dat aan de voet North Downs, in het plaatsje Surrey in Engeland, een kanjer van een muziektalent is ontsproten. Pas drieëntwintig dus en dan sta je zomaar in voorprogramma’s van o.a. James Morrison, John Mayer en The John Butler Trio, probeert het dan maar eens allemaal in het gareel te houden. Faulkner deed het op zijn eigen manier. Toen ik zijn debuut CD Hand Build By Robots opzette had ik meteen het gevoel van, dit komt goed. To The Light en I Need Something drukten mij meteen met de neus op feiten. Deze gast kan ook nog eens verrekte goed zingen. Zijn stem heeft op momenten iets weg Rob Thomas (Matchbox Twenty) en raakt ook wat Jack Johnson tonen. Zonder dat ik het in de gaten had luister in naar het liedje Dream Catch Me. Heb dit al vaker gehoord dacht ik. Na wat snuffelwerk op het internet kom ik er achter dat dit liedje de eerste singel was die getrokken werd van Faulkner’s EP ‘Full Fat’ uit 2006. Zonder ook maar één kwartje te investeren aan publiciteit en promotieactiviteiten positioneerde die singel zich in diverse mega hitlijsten. Hoewel er inmiddels al meer dan 500.000 exemplaren van Hand Build By Robots over de toonbanken zijn gevlogen leek mij ook bijzonder interessante muziek voor mensen met een wat diepere traditionelere singer-songwriter inslag. Luister eens naar Teardrop als je dan nog geen respect kunt opbrengen voor deze in dreadlocks getooide jonge kerel weet ik het niet meer. Newton Faulkner is wat mij betreft een niet te missen singer-songwriter waarvan we de komende jaren nog veel van zullen horen.
Jan Janssen
Artist:
Bandryland
Album:
Share Cropper's Whine
Label:
Independent
donderdag 10 juli 2008
Een van de interessante, hedendaagse acts uit Louisiana is de singersongwriter Drew Landry. Ik kwam hem een keer tegen op een No Depression party tijdens SXSW in Austin. Het bleek een begin-dertiger te zijn met een nogal jongensachtig postuur. Daarover was ik nogal verrast, want op zijn albums klinkt hij met zijn scherpe, volle stem als een veteraan à la Graham Parker. Drew Landry komt uit Lafayette en debuteerde in 2004 met het album “Keep What’s Left”. Een prachtige schijf vol afwisseling met een broeierige ‘gumbo’ van honky tonk country, cajun, zydeco, folk, rock en blues. Daarnaast schrijft hij interessante, sociaal bewogen teksten, die hij onder meer heeft meegekregen van een van zijn helden namelijk Woody Guthrie. Vervolgens verscheen er van Drew Andrew en zijn Dirty Cajuns een EP “Tailgaten Relief & Hurricane Companion” met opmerkelijk geëngageerde liedjes over Katrina, penitiaire inrichtingen, dubieuze regeringspraktijken en TVdominees. “Share Croppers Whine” is derhalve Landry’s derde schijf. Hij heeft zijn band met onder meer mandolinespeler Al Berard, gitarist Michael Juan Nunez en Son Volt-bassist Andrew DuPlantis omgedoopt in Bandry Land. De liedjes zijn gemaakt voor de autobiografische documentaire “Last Man Standing”. In deze film wordt het roerige leven van Drew (o.a. zijn moeders strijd tegen psychische problemen en kanker) belicht. Men krijgt een beeld van de sociale betrokkenheid van Landry bij de opruimwerkzaamheden van de storm Katrina. Zijn liedjes zijn weer politiek geladen met veelal een positieve insteek. De oorlog met Irak, de Katrina-nasleep, allerlei randfiguren en de heimwee naar betere tijden zijn de thema’s van dit fascinerende album. De scherpzinnige teksten zijn vaak aangrijpend zoals in “Last Man Standing”: Hell, that’s how the West was won, they call it justice with a gun. In de politiek geladen song “Conspiracy Theory” zingt hij verbeten over Irak: This ain’t no joke no more, hell it ain’t no holy war, just another way a rich man got fat off of the poor. Kortom, Drew Landry bijt van zich af als Steve Earle in zijn beste dagen. Een fascinerend schijfje van een muzikant die ik wel eens in Nederland aan het werk zou willen zien.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 59 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Old 97's
Album:
Blame It On Gravity
Label:
New West Records
woensdag 9 juli 2008
Bij het beluisteren van de eerste track “The Fool”, lijkt het of een nieuwe Britpop-sensatie zich aandient. Niets is minder waar, want het zijn de Texaanse Old 97’s. Dit kwartet uit Dallas debuteerde 15 jaar geleden met een album vol bruisende ‘cow-punk’. In de loop der jaren veranderde de sound meer naar Britse sixtiespop. De opener “The Fool” is een van de beste power-pop-nummers van de laatste tijd. Het zit vol spetterend gitaarwerk en de melodie heeft een hoog meezinggehalte. Maar het geweldig drumwerk van Philip Peeples mag zeker niet onvermeld blijven. Vervolgens wordt de luisteraar getrakteerd op een lekker ongecompliceerd nummertje (Dance With Me), dat vol zit met prachtige wendingen en een opvallend surfende gitaar. Ach, gitarist Rhett Miller verstaat de kunst om puntige, lekker in het gehoor liggende liedjes te schrijven. Het is niet allemaal ‘spuitwerk’. Neem bijvoorbeeld de Kinks-achtige tracks “The Beautiful Thing” en “I Will Remain”. Bo Diddley is niet meer, maar zijn invloed is nog altijd aanwezig. Luister maar eens naar het pittige “Early Morning”, dat vol zit met verraderlijke ‘gitaar-riffs’. Het album sluit af met “The One”, een nummer dat Rhett Miller al geruime tijd op de plank had liggen. Het dubbelzinnige liedje gaat over het toeren met de band en de zoektocht naar het grote geld. Het is een waardige afsluiter van een enerverend album van deze Texaanse oud-gedienden. Hopelijk komen zij binnenkort hun nieuwe album promoten, want deze bruisende band moet je minstens een keer aan het werk hebben gezien.
Paul Jonker
Artist:
Twilight Hotel
Album:
Highway Prayer
Label:
Corazong Records
dinsdag 8 juli 2008
Twilight Hotel wordt gevormd door Dave Quanbury en Brandy Zdan. Ze komen uit Winnepeg, Canada en gaan, sinds ze elkaar in 2002 ontmoetten op en muziekfestival in Ontario, als liefdes – en muzikaal duo door het leven. En hoewel ze in 2003 het eerste titelloze album uitbrachten, beschouwen ze het vrij recent uitgebrachte ‘Highway Prayer’ als hun eigenlijke debuut. Naar eigen zeggen weerspiegelt de inhoud van de schijf het beste wie ze werkelijk zijn. Onder leiding van de uitstekende producer Colin Linden werden dertien liedjes opgenomen in Nashville, die zich op het snijvlak bevinden van blues, country en folk. Dankzij de vele live- optredens en de open oren van Linden, zijn de veelvormige arrangementen van de twaalf liedjes, tot een fraai samenhangend geheel gesmeed. De liedjes klinken soms stoer, zoals in het rockabillyachtige ‘Viva La Vinyl’(zo is dat) dreigend in ‘No Place For A Woman’ en het titelnummer, kwetsbaar in ‘Impatient Love’, spannend in ‘Iowalta Morningside’, droevig in ‘The Ballad Of Salvador And Isabelle’ en eenzaam – hoe anders – in ‘Sometimes I Get A Little Lonely’. Beide lieden zingen heel mooi apart en nog fraaier samen en spelen daarnaast onder andere elektrische of akoestische gitaar. Door de bijdragen van Colin Linden op bas en gitaar, de onvergetelijke Richard Bell op toetsen en Gary Craig op drums, staat het resultaat als een huis. De muziek op ‘Twilight Hotel’ heeft in de verte wel wat weg van het vroegere werk van Chris en Carla, al zijn de liedjes op ‘Highway Prayer’ op de keper beschouwd, doorgaans veel fantasierijker behandeld.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 60 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bob Cheevers
Album:
Fiona's World
Label:
Independent
maandag 7 juli 2008
Bob Cheevers heeft een parel eerste klas uitgebracht. De Emmy winnaar uit Memphis heeft met het liedje ‘Pictures of Strangers’ ervoor gezorgd dat ik mijn favoriete liedjes top tien moest bijstellen. Wat een onvoorstelbaar mooi liedje. Meestal luister ik nieuwe albums eerst af in de auto, lekker afgesloten alleen op de weg. Ik heb dit nummer wel vijf keer terug geskipt. En nou doe ik echt de andere nummers niets te kort want daar zitten ook best goede songs tussen. Cheevers liedjes hebben invloeden van romantiek en een persoonlijke kijk op de wereld door zijn ogen, gegoten in een smaak van roots en blues. Hij komt op mij over als een echte ouderwetse troubadour. Hij zegt zelf ook over zijn liedjes “I don’t know if these stories are trough but they happened to me”. Dit zegt veel over Cheevers, die ooit nog eens gevraagd is door Johnny Cash om mee te gaan op wat zijn laatste tournee had moeten zijn. Ik zal proberen om Bob Cheevers geluid te omschrijven, de sfeergevoeligheid van Cash, de teksten van Dylan, de eerlijkheid van Jackson Brown, het vertellende van Steve Earle maar een stemgeluid wat volledig Bob Cheevers is. Ik denk dat er heel veel singer-songwriters zijn die in hun loopbaan niet zoveel fascinerende teksten uit de pen hebben gekregen, als Cheevers dit doet op Fiona's World. Ik kijk nu al met smart uit naar zijn volgende project.
Jelco Oosterhof Artist:
Bailey
Album:
Stop Me From Falling
Label:
Northern Sun Recordings
zondag 6 juli 2008
Wie de MySpace omgeving van de uit het noord westen van Engeland afkomstige singer-songwiter Ian Bailey bezoekt zal daar heerlijk laidback akoestische liedjes aantreffen. Luisterend naar zijn tweede solo release ‘Stop Me From Falling’ staat echter paradoxaal op de manier hoe Bailey zich etaleert op dit razend populaire platform. Samen met maatje Gary Hall, die een aantal jaren geleden ook Cathryn Craig’s ‘Porch Songs’ produceerde, werden de voortreffelijk liedjes, die nu op deze CD staan, zeer sfeervol vorm gegeven. Veel instrumenten worden uit de kast getrokken waaronder strijkers, saxofoon, shakers, bongos, piano, mandoline, elektrische en akoestische gitaren, percussie en drums etc., kortom te veel om op te noemen allemaal. Een opmerkelijk georkestreerde CD dus. Maar wie nu denkt lekker plaats te nemen in een luie stoel en lekker onderuit te schuiven heeft het goed mis. Vanaf de kick off, het slide gitaar gedreven ‘One Step Ahead of The Blues’ via het robuuste ‘The Big Lie’ tot het moralistische ‘Late Night Lament’ pakt Bailey je met soms emotionele dan weer met observerende liedjes die allen zo hun eigen verscheidenheid kennen. Berustend klinken ‘Don’t Throw it All Away’ en het met Katherine Dagger prachtig gezongen liedje ‘The Greatest Pretender’. De pannen van het dak in het pulserende ‘Satelite’. Erg gevarieerde folk rock, pop rock, of folk pop of andersom u zegt het maar. Feit blijft dat Ian Bailey een mooi CD heeft gemaakt die sterke Bert Jansch en Crowded House trekjes vertoond, maar toch vooral klinkt naar Bailey zelf.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 61 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Robyn Ludwick
Album:
Too Much Desire
Label:
Freedom Records
zaterdag 5 juli 2008
De Texaanse singer-songwriter Robyn Ludwick komt uit een muzikaal nest. Haar meisjes naam is Robison, juist ja zus van de gebroeders Bruce en Charlie Robison. Toch is het allemaal niet zo vanzelfsprekend gegaan als dat je zou verwachten. Robyn trouwde met bassist John “Lunchmeat” Ludwick maar vond in eerste instantie dat de kost verdient moest worden om haar gezin te onderhouden. Ludwick daarover “I knew my husband would always be in the arts and he would be the person staying home with the kids,” Ze ging een technische opleiding volgen en stippelde zo een veilige carrière voor haar zelf uit. Nadat ze haar eerste kind kreeg verhuisde de familie naar Wimberley net even buiten Austin, Texas. Ze ontdekte dat liedjes schrijven haar in de gene zat en dat weer leverde haar het droom debuutalbum ‘For So Long’ uit 2005 op. Erg blij ben ik dan ook dat Ludwick’s nieuwe CD ‘Too Much Desire’ weer een grote stap vooruit is. Haar “tremble” zangtechniek had en heeft nog steeds iets weg van Stevie Nicks, maar dan iets minder gepolijste en zuiver. Luister maar eens goed naar de opener Alright, het daarop volgende 72 Texas en No Way Out, dat steekt Bella Donna (1981) toch echt naar de kroon. Muzikaal maakt ze ook een bewuste keuze. Met natuurlijk haar man en multi-instrumentalist Mike Hardwick (The Wailin' Jennys) aan het stuur, die dan weer een Andrew Nafziger (Elizabeth McQueen) op gitaren en Eddie Cantu (Bianca DeLeon) achter de drumkit zetten, dan weet je wel waar we uitkomen. Juist ja, pure Americana met een lichte Alt country, folk en rock twist, dat is wat u kunt verwachten op ‘Too Much Desire’. Een lekker luisterplaat van een zeer talentvolle laatbloeier die niet snel zal vervelen en echt de moeite waard is op te pikken.
Jan Janssen Artist:
Dan Colehour
Album:
Straight To The Highway
Label:
Carnival Recording Company
vrijdag 4 juli 2008
Kan soms erg genieten van echte Americana platen die een lichte pop en country rock tik hebben. John Mellencamp, Tom Gillam en Chris Knight beheersen die tak van sport als geen ander. Denk ik er nu over na dan is het aanbot en de kwaliteit daarvan niet erg groot. Het risico dat traditionalistische critici de plaat afsabelen alvorens deze het daglicht zien is dan ook levens groot. Toch steek ik graag mijn nek jongelui! Kan het niet laten, hier is Dan Colehour’s debuut CD Straight To The Highway. De in Vernon, Iowa groot gebrachte Colehour weet wat hard werken is. “I was raised in the Midwest work ethic, I’ve never been afraid of a job or a hard days work, that’s one of the things that my mother and father gave me.” valt op te maken in zijn biografie. Straight To The Highway kwam eind vorig jaar al uit in Amerika maar heeft tot nu toe de oversteek naar de EU nog niet gemaakt. Wat mij betreft mag dat gisteren al gebeuren. De tien prachtige songs op Straight To The Highway schreef Colehour samen met Mike McCarthy (Patty Griffin), David Grissom (Dixie Chicks, John Mellencamp) en Frank Liddell (Chris Knight). De klinkende namen zijn al gevallen nu alleen nog wat je zoals kunt verwachten. Colehour beschikt allereerst over een prachtige stem. Dat openbaart zich al vanaf het eerste fluitsignaal in het liedje Quarry Town. Jongens veranderen in mannen en dagdromers met een stevige drang to leave, Straight To The Highway. Blondines die hun lange haren laten wapperen in een cabriolet, man I am a Lucky Man. Go Easy, tijd om afscheidt te nemen en te vergeten, maar het wil maar niet lukken. Prijsvechter op dit album is het liedje Father’s Son dat Colehour, samen Scooter Carusoe, een aantal jaren geleden schreef voor het mega country duo Montgomery Gentry. Het refrein “To turn this earth over one more time. Some say this way of life is done, but not for my father's son” spreekt boekdelen. Erg mooi gedaan allemaal door deze nieuwkomer die, gezien het aantal muzikanten die meegewerkt hebben aan dit album, veel vrienden heeft. Daaronder bevinden zich ondermeer ook backing vocalisten Lee Ann Womack en Kevin Montgomery, als u die namen tenminste wat zeggen. Ik voorspel een zonnige toekomst voor Dan Colehour die enkel en alleen nog maar opgepikt moet worden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 62 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eli "Paperboy" Reed & The True Loves
Album:
Roll With You
Label:
Qdivision
donderdag 3 juli 2008
Blue-Eyed Soul is helemaal in. Sinds de Neo-Soul van o.a. Joss Stone en Amy Winehouse, een paar jaar gelden, langzaam maar zeker de massa aan het voorkneden was gingen de platenmaatschappijen naarstig opzoek naar ‘look a likes’. Het kon niet uitblijven dat daar ook een mannelijke versie van moest komen. Nauw die is gevonden kan ik u vertellen, en hoe. Zijn naam is Eli “Paperboy” Reed. Geboren en in Brookline, Massachusetts snoof hij het vinyl, die zijn vader hem voorschotelde, helemaal op. Gospel, Soul, Blues en R&B, maar volgens mij ook de Retro Soul van een veel te vroeg overleden Eddie Hinton. Reed klinkt heerlijk ongecompliceerd en hap klaar. Dolgelukkig constateer ik dat Reed, samen met zijn band The True Loves, zich muzikaal verdiept hebben in de Deep Southern Soul ingrediënten die o.a. James Brown, Wilson Pickett, Otis Redding en Sam Cooke in de jaren zetig en zeventig wereldfaam bezorgden. De eerste nummers, op Roll With You, smijten je, of je wilt of niet, op de dansvloer. Amper bekomen daarvan verzucht je, met je zeiknatte overhemd, onder prachtige ballads als Roll With You en She Walks. Ik zie Pa de kokosmatten weer naar buiten gooien om samen met Ma de shuffle van hun leven te maken. Ja, ja die ouwe heer van mij infecteerde mij ook al in een heel vroeg stadium met het fenomeen de beste boezemmuziek in zijn soort. Om maar een lang verhaal kort te maken, Hollanda is er uiteindelijk klaar voor. Jong en oud zal dit voortreffelijke, niet nieuws onthullende, ‘piece of cake’ van Eli “Paperboy” Reed & The True Loves verslinden.
Jan Janssen
Artist:
John Mellencamp
Album:
Life Death Love and Freedom
Label:
Concord/Hear Music
woensdag 2 juli 2008
Via diverse sites op het Internet lieten fans al weten dat ze er naar uitkijken hoe de nieuwe CD Life, Death, Love and Freedom van John Mellencamp zou gaan klinken. Sommigen van hun hopen nog steeds dat Mellencamp ooit nog eens de overtocht waagt naar de UE. Maar is dat laaste geen utopie? Een en ander is volgens mij grotendeels gestoeld op Mellencamp’s fraaie voorganger Freedom’s Road van het vorige jaar. Iedere zelfspiegelende Mellencamp fan dacht dat de hoogtijdagen van zijn eerdere mega releases van o.a. Scarecrow, The Lonesome Jubilee en Human Wheels on-evenaarbaar waren. Mellencamp kwam echter uit onverwachte hoek. Het hart blijft gonzen en kijk aan nu alweer ligt Life, Death, Love and Freedom in de winkels. Ik vreet een stuk uit mijn hoofddeksel en trap het ding helemaal aan diggelen als deze pure MEGA Roots plaat niet hoog gaat scoren in het jaaroverzicht van 2008. Deze prachtige plaat is geproduceerd door niemand minder dan T-Bone Burnett. Deze past, voor Roots diehards zeker, een bijzondere nieuwe ‘High Definition’ techniek toe, deze heet ‘Code-technology’. Vraag mij nu niet wat dit precies inhoud, weet beste vrienden, hier hebben we te maken met oer authentieke muziek die bloedheet en tegelijkertijd bomvol klinkt. De organische basisklanken bestaan uit up-right bas, mandoline, banjo, percussie instrumenten, drumkit en veel elektrische en akoestische gitaren. Voeg daaraan toe Mellencamp’s in topvorm zijnde stem en de CD beantwoordt, voor de volle 100%, aan Real Roots Café’s eeuwen oude slogan. Zelden heb ik deze Amerikaanse volksheld zo donker en to the point horen zingen. De onderwerpen ‘het sociale gedonder van de VS’ vertonen, mijns inziens, opvallend veel raakvlakken met wat op het moment in Nederland aan de hand is. De rijken lullen met rijken over de armoede om er zelf nog rijker van te worden, maar het echte maatschappelijke probleem interesseert ze geen ene mallemoer. Let op ik hoor dit, weliswaar verdekt, terug in de eerste singel, die in Amerika van dit album getrokken is ‘My Sweet Love’ en het spooky ‘Troubeld Land’. Maar ook in liedjes als ‘Ride Back Home’ en ‘County Fair’ uit de in oktober van dit jaar zevenenvijftig jaar wordende singer-songwriter zijn frustraties. Neem nu het liedje over het in Louisiana gelegen plaatsje ‘Jena’. Mellencamp daarover op Myspace “The story is not, strictly speaking, about the town of Jena or the specific incident but of racism in America in general”. Bedenk daarbij dat het waargebeurde drama zich pas twee jaar geleden afspeelde. Zes zwarte tieners sloegen in op de blanke tiener Justin Barker. De arrestatie en de tenlastelegging van de Jena Six zette de staat Louisiana heel even op het scherps van de snede. Wat een beetje jammer is, is dat ik er niet achter gekomen ben wie nu die dame is die de fijnzinnige backing vocals verzorgd op de deze plaat. Wie het weet mag het roepen hoor? Wat een bezielende, zeer geslepen en hippe elektrische folk rock plaat hebben we hier toch te pakken. Volkomen terecht heeft woorden scherpschutter Mellencamp onlangs nog een plaats verworven in The Rock & Roll Hall Of Fame. Echt weer eens een geluidsdrager die ergens over gaat, iets toevoegt en misschien wel iets van geleerd kan worden. Wie weet?
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 63 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Mayer
Album:
Where The Light Is (Live in Los Angeles)
Label:
Colombia Records
dinsdag 1 juli 2008
Wil niet stoer doen of zo maar al in 1998 maakte ik al melding van een zeer talentvolle singer-songwriter die luisterde naar de naam ‘John Clayton Mayer’. De nog amper eenentwintig jarige New Yorker leverde in die tijd een prachtig akoestisch album af. ‘Inside Wants Out’ was een samenraapsel van liedjes die hij maakte toen hij nog in Atlanta en omgeving de kroegen afstruinde om zijn liedjes aan de man te brengen. “John Mayer is misschien nog wel een betere gitarist dan singer-songwriter”, schreef ik. In die tijd maakten ook de albums van Dave Matthews over draaiuren in mijn CD speler. Toen Mayer in 2001 met het georkestreerde ‘Room For Squares’ op de proppen kwam melden ik ook meteen dat ik een nieuwe piep jonge versie van Matthews ontdenkt te had. Anno 2008 weten wij met s’en allen wel beter. Mayer heeft zichzelf enorm ontwikkeld en heeft zich opgewerkt tot een mega ster van allure. Met de release van de zijn nieuwe CD/DVD ‘Where The Light Is, Live in Los Angeles’ wordt dit enkel en alleen nog maar eens dunnetjes onderstreept. Het is overigens Mayer’s tweede live album. In 2005 bracht hij samen Steve Jordan en Pino Palladino, onder de naam John Mayer Trio het live album Try! Uit. Toch houdt ik aan zijn nieuwe live CD en DVD geen dubbel gevoel aan over. De DVD laat uiteraard prachtige filmbeelden zien van een relativerende Mayer die zich presenteert in drie verschillende persiflages. De singer-songwriter die speelt wat hem op het moment bezighoud, de inspirerende improviserende virtuoos en gevierd pop rock idool. Op de dubbel CD en DVD passeren nagenoeg al zijn succesnummers uitbundig de revue. De passievolle gitaarverzamelaar en fingerpicker bij uitstek laat op CD 1 een intieme semiakoestische set horen voor een flink stilgevallen massamenigte. Van de mega hit Daughter, uiteindelijke doorbraak in de EU, krijg ik nog steeds kippenvel. Ook staan er zes tracks op die hij samen met de al eerder genoemde bluestrio doet. Mayer temt daar het beest (zijn Stratocaster) in de Jimi Hendrix covers Wait Untill Tomorrow en Bold As Love. Deze gedurfde lefgozer brengt het er uitstekend vanaf. Op CD 2 staan negen fantastische band tracks, die mij niet echt meer kunnen verrassen als ik de kwaliteit daarvan moeiteloos opsnuif. John Mayer is nog steeds een veelzijdig artiest waarvan het mij nog steeds niet helemaal duidelijk is waarom mainstream Nederland dit nog niet helemaal verhapstukt heeft. Voor mij blijft John Mayer het voorbeeld van één van de vele intieme singer-songwriter helden die ik de afgelopen tien jaar heb mogen ontdekken.
Jan Janssen
Artist:
Willard Grand Conspiracy
Album:
Pilgrim Road
Label:
Glitterhouse Records
vrijdag 20 juni 2008
Toen The Willard Grant Conspiracy’s frontman Robert Fisher, ineens in het voorjaar van 2006 weer op het idee kwam een georkestreerd album te maken schoot bij hem meteen de naam van de Schotse componist en muzikant Malcolm Lindsay binnen. Een aantal jaren geleden toen Fisher, Regard The End (2003) op de planken liet zetten was daar al sprake van, kan ik mij nog herinneren. Malcolm, die inmiddels een veel bejubeld klassiek componist is, en Fisher, die als liedjesschrijver en zanger al jaren een stevige stempel druk op het beste wat op “country noir” gebied te verkrijgen is, hebben een zeer opmerkelijke plaat gemaakt. De klassieke kamermuziek die ik nu aantref op Pilgrim Road bepalen overduidelijk de liedjes de klankkleuren. De donkere, soms zelfs spirituele, toonzetting daarvan vraagt van de luisteraar vooraf een sfeer te bepalen. Ik bedoel daarmee, in een rijdende auto beluisteren, op de drukken Nederlandse snelwegen, kan je wel vergeten. Op die manier krijg je dus niet mee waar het werkelijk allemaal om draait. Fisher legt tekstueel verband tussen reizen, ontdekken, herinneren en het zelfbewuste. Het zijn volgens mij allemaal kleine minuscule persoonlijke vraagstukken die Fisher de laatste jaren bezighouden. Daarbij gaat hij thema’s als verlies en religie niet uit de weg. De ervaring leert dan dat je er meestal wel vanuit kunt gaan dat hij dit oprecht en eerlijk over de bühne brengt. Over ieder muzikaal detail lijkt nagedacht. De droefgeestige arrangementen, die voornamelijk worden gebracht met viool, cello, stompet, trombone en piano, worden detaillistisch en passievol bespeeld. De kwaliteit daarvan klinkt bij vlagen ongekend mooi. Ook Fisher’s unieke stem is in topvorm. Het speelplezier en de professionaliteit druipen van deze plaat af. Pretentieuze maar tegelijkertijd ook weinig ruimte gevende songs vind ik The Great Deceiver, The Pugilist, Vespers en Jerusalem Bells. Het lage tempo van die nummer maakten mijn luistertrips er in ieder geval niet eenvoudiger op. Kortom deze gastheer nodig u uit op de thee. Echt een plaat voor een huiskamer vol geïnterneerde die bereid zijn door de duisternis heen te kijken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 64 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ruth Minnikin
Album:
Folk Art
Label:
Independent
donderdag 19 juni 2008
Kijk, dat vind ik leuk! Een ecru juten zakje, handgeknipt & “hand-dichtgestikt”. Met een blauwe stempelopdruk van titel en uitvoerende, idem op een verder maagdelijk wit disk label. En als booklet een dubbelgevouwen handgeschreven kartonnetje van 10,3/22 cm. Aan het handschrift te zien moet zangeres Ruth Minnikin een linkspoot zijn. Maar wat ik nog leuker vind, wat is Ruth een leuke, herstel, boeiende zangeres! Nog geen 28 minuten is de speelduur van dit album en dat is jammer, want ik had heel graag langer in haar vaudevilleachtige sferen willen vertoeven. Drie instrumentale nummertjes larderen de zangnummers van deze zangeres, maar wie is deze zangeres? Ze heeft zo’n pakkende, je “inpakkende” stem, die in de verte een beetje doet denken aan het zangtimbre van Kate McGarrigle, ze komt (ook) uit Canada en dit is haar derde (solo)album. Zo, dat is genoeg informatie; ik ga je niet vervelen met allerlei info over haar muziekverleden, want het heden telt. En dit is nu namelijk een prima cd! Met minimale begeleiding van gitaren, mandoline, banjo én blaasinstrumenten als klarinet, fluit en (Franse) hoorn. Minimaal, maar wat een heerlijk klankbeeld, je blijft (liefst met je ogen dicht) genieten van een warm bedje aan betoverende klanken met als hartverwarmend beddenkruikje die wonderschone stem van Ruth. Mag je dit Canadese country noemen? Van mij mag het; voor mij is het vooral een zeer verrassend topalbum!
Benny Mulder Artist:
Carrie Elkin
Album:
The Jeopardy Of Circumstance
Label:
Independent
woensdag 18 juni 2008
Hoeveel zogenaamde ‘best bewaarde geheimen’ moeten er wel niet zijn in Americana – land? Singer – songwriter Carrie Elkin is er zeker eentje, die met haar vierde album ‘The Jeopardy Of Circumstances’ van najaar 2007, flink op de deur klopt om gehoor te vinden voor het tiental songs dat daar op zijn te vinden. Dat vele deuren voor haar open gaan, lijkt slechts een kwestie van tijd. Tenminste, als liefhebbers door de elektrificerende sfeer van haar liedjes – net als ik – geraakt worden. En waarom ook niet, wanneer ik u vertel dat Carrie Elkin een vindingrijke mix van folk-, country- en gospelmuziek tot een geheel eigen soulvolle sound heeft omgetoverd. In haar teksten komen God en de duivel geregeld naar voren, maar met haar engelenstem zal ze elke gevaarlijke omstandigheid makkelijk bezweren. Een hemelse dus stem die gecombineerd met haar componeertalent, de liedjes een magnetische kracht meegeven. Geen liedje klinkt hetzelfde, de rijkdom aan melodieën is groot, de arrangementen divers, de emoties echt, de sfeer intiem, het optimisme uitbundig en de melancholie onder de huid. Veel van haar teksten zijn filosofische van aard, maar gaan ook over het echte leven, zoals in ‘Black Lung’ dat gaat over haar vader, die na 29 jaar werken in een koolmijn, doodgaat aan longkanker. Dat nummer wordt vooraf gegaan door het bedrieglijk enthousiaste liefdesliedje ‘Broke TV’ (komt vermoed ik door de bouzouki), dat qua ritme en melodie elke houten Klaas in beweging brengt. Haar begeleiders én haar producers zijn, met de alleskunners Colin Brooks en Mark Addison – beiden afwisselend op o.a. dobro, steelgitaar, gitaren, piano, bas en drums – niet de eersten de besten. Carrie Elkin was een van de revelaties op de jongste editie van het SXSW festival in Austin, Texas. Een doorbraak moet er nu voor deze, uit Ohio afkomstige en op dit moment in New Mexico gehuisveste, zeer talentvolle muzikante gaan komen. Na jaren van geploeter in het voorprogramma van anderen, bijvoorbeeld The Indigo Girls, de Nitty Gritty Dirt Band en haar anoniem gebleven bijdrage aan het Lillith Fair vrouwenproject, is het de hoogste tijd dat ze zelf als belangrijkste blikvanger geafficheerd wordt.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 65 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Wyckham Porteous
Album:
3 AM
Label:
Cordova Bay Entertainment Group
dinsdag 17 juni 2008
Soms wens je voor een singer-songwriter dat hij een volgende stap zet, om weer eens wat verrassender uit de hoek te komen. Het omgekeerde speelt zich echter af bij de vindingrijke Canadese troubadour Wyckham Porteous. Porteous maakte tot dusver vijf albums, een niet meer leverbaar ongetiteld album uit 1989 op het Penta Disc Label, Could It Be My Road (1992), Looking For Ground (1995), In This World (1999) en Sexanddrinking (2002). Ik wenste namelijk dat de grillage singer-songwriter weer eens een CD maakte dat het niveau van Looking For Ground zou evenaarde. Echt, ik meen het! Sexanddrinking vond ik echt een afknapper. Ik herkende het ware smoeltje van deze toch sympathieke, uit Victoria, British Columbia afkomstige, rootsrocker niet meer. Op zijn vorig jaar verschenen CD 3AM doet hij echter een serieuze poging om Looking For Ground de eeuwige jachtvelden in te sturen. Dat laatste is natuurlijk flauwekul, maar deze dertien track tellende geluidsdrager draagt dat wonderlijk mooie Porteous trademark. Het enige waar ik mijn nog aan stoor is het feit dat hij het kennelijk nodig vond om maarliefst vier liedjes te coveren. Het gebeurd niet slecht hoor, in tegen deel zelfs, maar de zelf gepende songs als de opener Deep Into The Water en het daarop volgende I Will Follow (nee hoor geen U2 cover) springen er met kop en schouder bovenuit. Het meeslepende verhaal, over Ierse emigranten die in de Amerikaanse burgeroorlog gedropt werden, in Harper’s Ferry beleef ik echt mee. Of dit nu komt omdat ik zelf in dat, in Jefferson County, West Virginia gelegen, plaatsje geweest ben weet ik niet, maar ik hoor de trein afblazen in het dal als deze de plaatselijk brug oversteekt. De liefde tussen slapen en wakker worden en een waardig eerbetoon aan Looking For Ground wordt dik onderstreept in liedje 3AM. Het hoogtepunt op de plaat heet Young Man Walking. De Banjo en mandoline duiken daar oer sterk op en Porteous stem… tja, die gaat tot op de bodem. Een keurige nette plaat die een waar Bohemia Beat fan zeer zeker niet mag missen.
Jan Janssen Artist:
Mars Arizona
Album:
Hello Cruel World
Label:
Big Barn Records
maandag 16 juni 2008
In 2005, na de goed ontvangen tweede release ‘Alle Over The Road’, begon het in de VS een beetje te lopen voor dit duo uit San Francisco. In 2005, na de goed ontvangen tweede release ‘Alle Over The Road’, begon het in de VS een beetje te lopen voor dit duo uit San Francisco. Het tweetal doorkruiste daarvoor zowat het hele land om de op country – en folk leest geschoeide rockliedjes aan de man te brengen. Tijdens die trip wordt natuurlijk in Nashville opgetreden, waar het paar vriendschappen sloot en fans aan zich wist te binden. Een vertrouwenwekkende entourage dus om voor een belangrijk deel van de opname van opvolger ‘Hello Cruel World’ naar Nashville terug te keren. De rest werd vastgelegd in Californië. Het duo is zangeres Nicole Storto en zanger/ meervoudig instrumentalist (gitaar, piano, harmonium, bas) Paul Michael Knowles die beiden (afzonderlijk en gezamenlijk) zeven van de elf nummers componeerden. Muzikale referenties van hun muzikale stijl zijn in het bijzonder te vinden bij The Walkabouts en The Cowboy Junkies, zonder dat er sprake is van regelrechte na-aperij. De nogal donkere inslag van de (eigen) nummers handelen over het persoonlijke (gebroken harten), zoals in de geweldige ballade ‘Good To Be Lucky’ of over het politieke (hypocrisie) in het gejaagd klinkende ‘Circus’, waarop pedalsteel legende Al Perkins fantastisch meespeelt. Mandolinespeler David Grisman is de andere icoon die ook voor een aantal, van de vaak meeslepende nummers, werd gestrikt. Verder werd er nog een rij aan gastmuzikanten ingezet op bas en drums, viool, etc. Het album kent vier covers, waarvan er twee, ‘Time Fades Away’ van Neil Young en ‘In The Pines’, een uit de negentiende eeuw stammend prachtig folk liedje (ooit door nota bene Nirvana op hun ‘Unplugged In New York cd, verpletterend vertolkt onder de titel ‘Where Did You Sleep Last Night’) nog prima aanvullingen zijn op het eigen werk. Dat kan niet worden gezegd van de andere twee ‘ By The Light Of The Magical Moon’ van Marc Bolan (glamrock detoneert) en ‘Blue Kentucky Girl’, bekend van Loretta Lyn (te traditionele countrybehandeling; vanwege Nashville?). Zij vormen spijtig genoeg de dissonanten van de plaat. Er blijft niettemin meer dan genoeg over voor een positieve kwalificatie, al was de duiding ‘onontkoombare aanschaf’ onder handbereik. Een beetje wreed is dat wel.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 66 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
HoneyBoy Edwards
Album:
Roamin' And Ramblin'
Label:
Earwin Music
zondag 15 juni 2008
David “Honeyboy” Edwards is gelukkig nog altijd actief. Vorig jaar kon men hem in Nederland nog aan het werk zien tijdens de Rhythm and Blues Night in Oosterpoort , te Groningen. Deze 92 jarige muzikant is echt een van de laatst overgebleven Mississippi-Delta countryblues-artiesten. In de jaren twintig en dertig ontmoette hij legendarische bluespersoonlijkheden als Robert Johnson, Charlie Patton, Tommy Johnson en Rice “Sonny Boy” Williamson. Het was vooral Big Joe Williams, die Honeyboy de kneepjes van het bluesvlak leerde. Het duurde tot 1942 voordat Alan Lomax de eerste opnamen maakte met Honeyboy Edwards voor the Library of Congress. Daarna bleef het lange tijd stil (op enige opnamen in 1953 voor Chess na) totdat Michael Frank (harmonica-speler) hem onder zijn hoede nam. Zij toeren inmiddels al jaren samen. Op Frank’s blueslabel Earwig Records verscheen in 1979 Honeyboy’s eerste album. “Roamin’ and Ramblin’” is nu Edwards’ vierde schijfje voor Earwig Records. De meeste opnamen zijn vorig jaar gemaakt met als thema de gitaar/mondharmonica duetten die centraal stonden in Honeyboy’s eerste helft van zijn loopbaan. Producer Michael Frank nodigde een aantal gevestigde namen uit de ‘smoelschuifwereld’ uit zoals Sugar Blue, Bobby Rush, Billy Branch en Johnny “Yard Dog” Jones. Het resultaat is verrassend goed. Honeyboy heeft nooit zo’n geweldige stem gehad, maar hij klinkt ondanks zijn leeftijd nog redelijk vitaal. Een aantal muzikanten van de groep Devil in a Woodpile fungeren als ritme-sectie. Meest opvallende nummers uit deze sessie zijn “Crawling Kingsnake” en de titeltrack. “The Army Blues” is een ontroerend lowdown-bluesje uit de Alan Lomax-sessie van 1942. Honeyboy heeft ook geruime tijd gespeeld met een van de beste smoelschuivers uit de blueswereld namelijk Big Walter Horton. Bluesfotograaf Bert Lek kent hem zeker, want tijdens een van de Bluesestafettes in Vredenburg werd hij door Horton fanatiek achterna gezeten, omdat Bert (ongevraagd?) een foto van hem had genomen. “Smoky Mountains” en “Jump Out” zijn studio-opnames uit 1975 die Honeyboy met zijn maatje Big Walter heeft opgenomen. Al met al een ontroerend, puur blues-album met 19 tracks, zoals die tegenwoordig nog weinig worden gemaakt.
Paul Jonker
Artist:
Majors Junction
Album:
Confluence
Label:
North Of Nashville Records
zaterdag 14 juni 2008
De kern van Majors Junction bestaat uit het echtpaar Mike Mulcahy en Heather O’Brien, zij zijn ook de belangrijkste stemmen die zorgen voor het warme geluid van dit album. Confluence is een mengeling van Roots muziek, waarin vooral de verzorgde instrumentatie opvalt. Van mandoline, viool, pedal steel tot blazers, harmonica, piano en vooral veel gitaren en puike harmonieuze samenzang, dit al zorgt voor een aangename luisterervaring. Het album bezit een sterk countrygevoel, maar ook de invloeden van blues en bluegrass zijn heel duidelijk aanwezig. De band klinkt bovenal zo fris als een hoentje en bestrijkt met hun muziek het brede scala van Southern rock tot Alt country. De stem van Mulcahy doet mij sterk denken aan de strot van David Clayton-Thomas (Blood, Sweat and Tears); gecombineerd met vooral de fraaie pedal steel van Brian Wilke, de fiddle van Allie Kral en de mandoline van Don Stiernberg levert dit een prachtig caleidoscopisch muzikaal plaatje op. Ook het B3orgel van Ray Glower en het trio blazers (tenor en bariton saxofoon plus trombone) geven een heel eigen geluid aan deze groep. Het loom aangename stemmetje van O’Brien versiert waar nodig het totaalbeeld van een zeer plezierige luisterervaring. Een puike banjo en dito piano en gitaren vervolmaken deze prachtige productie. Ook maken deze klasse muzikanten, waar gewenst, de nodige tempowisselingen, zodat ik de muziek van Majors Junction durf te omschrijven als “georkestreerde Americana”.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 67 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tim Barry
Album:
Rivanna Junction
Label:
Independent
vrijdag 13 juni 2008
Het aantal albums dat wordt uitgebracht in het alternatieve countrygenre is gigantisch, waardoor relatief veel albums een ondergronds bestaan moeten leiden. In de meeste gevallen zal dat door kwaliteitsgebrek ook terecht zijn, maar dat neemt niet weg dat daartussen altijd wel parels huizen die een dergelijke anonieme status niet verdienen. Soms en dan nog per toeval, weten ze daaraan te ontsnappen, zoals dat hopelijk – dankzij de ‘Luisterclub Druten’ – voor Rivanna Junction van singer-songwriter Tim Barry het geval zal zijn. Deze hardcore troubadour uit Richmond, Virginia, verloochent zijn muzikale herkomst als oud – aanvoerder van het punkbandje ‘Avail’ op diens solodebuut uit 2006, bepaald niet. In zijn teksten lijkt Barry een vuurspuwende berg, die geen rem heeft op de niet aflatende stroom van privé - en maatschappijfrustraties, welke hem boos en machteloos hebben gemaakt. Maar onder die getergde laag gaat een gevoelige en vertwijfelde ziel schuil die snakt naar rust, eenvoud en genegenheid. De zeer gedreven, staccatozingende manier waarop hij zijn zielenpijn openhartig en niet gespeend van humor naar buiten perst, komt recht uit zijn hart en gaat tot op het bot. De meesten van de tien compromisloze, eigenhandig geschreven liedjes hebben de intensiteit van de energieke punkrock en de muzikaliteit van de sensitieve singer-songwriter. Behalve de kernsectie van bas, drums en gitaren, zorgen orgel, piano, Dobro, harmonica, steelgitaar en de viool van zijn zus Caitlin, voor een grote diversiteit van de liedjes. De up tempo nummers zijn prettige oorwassingen, maar op zijn allerbest is Barry in de ballades Zoals in het enkel door piano begeleide ‘Cardinal In Bed’, waarin zijn ex-geliefde als een ‘beautiful lie’ wordt afgeschilderd of het huiveringwekkende ‘Steel Road’, (serviessmijtende ouders) met Barry alleen op akoestische gitaar, zijn slechts een paar van de vele hoogtepunten. De absolute climax echter is de smartelijk gezongen, tranentrekkende afsluiter ‘Wait At Milano’. Rivanna Junction is een emotionele uitlaatklep. Furieus én fragiel ineen en niet onbelangrijk, niet zonder ironie.
Huub Thomassen
Artist:
The Whipsaws
Album:
60 Watt Avenue
Label:
Shut Eye Records
donderdag 12 juni 2008
The Whipsaws dragen hun tweede album, ‘60 Watt Avenue’, op aan Neil Young and Crazy Horse. We weten dan meteen waar dit bandje uit Alaska de mosterd vandaan haalt, al volgen ze misschien nog meer de sporen van Drive By Truckers, Uncle Tupelo en hun nazaten Son Volt en (vroege) Wilco. In dertien songs hebben The Whipsaws deze invloeden op aantrekkelijke wijze verwerkt in twaalf eigen songs, plus – hoe kan het anders – de Neil Young/ Buffolo Springfield cover ‘Mr. Soul’. Het logische resultaat is dus een combinatie van melodieuze semi – elektrische roots rock en gespierde southern rock, bolstaand van pakkende intro’s, tempovariaties, melodische wendingen en de onvaste stem (van het prettigste soort) van de belangrijkste componist en zanger Evan Phillips. Samen met gitarist Benolki zorgt hij ook voor het dubbelloopse (slide) gitaarwerk, daarbij gesteund door de rotsvaste ritmesectie met Ivan Molesky op bas en James Dommek jr. op drums. Voor de muzikale finesses zijn orgel, piano, harmonica, fiddle en steelgitaar hier en daar toegevoegd en levert Tim Easton op het slotnummer ook nog enige support op de dobro. De beeldende teksten handelen onder anderen over de gedesillusioneerde rock ‘n’ roller, keerzijdes van de liefde en natuurlijk de dolende ziel die zijn heil zoekt op de Highways. Het constante kwaliteitsniveau van de plaat biedt in het cynische ‘War’ en ook in het buitengewoon sfeervolle, akoestische ‘Lonesome Joe’ een paar fraaie uitschieters. Voor originaliteit scoort ‘60 Watt Avenue’ misschien laag, voor diversiteit en prachtige uitvoering van de songs heel hoog. Een typisch album voor lange autotochten, bijvoorbeeld van Anchorage, Alaska naar Austin, Texas.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 68 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Hiatt
Album:
Same Old Man
Label:
New West Records
woensdag 11 juni 2008
Dat John Hiatt in september van dit jaar een “Lifetime Achievement Award” zal ontvangen, tijdens de zevende editie van het “Americana Music Association Honors & Awards showcase” in Nashville, zal denk ik niemand in Nederland verbazen. Er bestaat volgens mij namelijk geen land op deze aardkloot waar de toonkunsten van Hiatt zo gerespecteerd worden als men dit Nederland doet. Niet voor niets staat hij dan ook op het Take Root Festival, dat op zaterdag 4 oktober 2008 plaats zal vinden in de Oosterpoort in Groningen, als headliner geprogrammeerd. Hiatt begon zijn solocarrière ergens half jaren zeventig. Zijn diversiteit in muziek en woord hebben van hem inmiddels een icoon van wereldformaat gemaakt. De in Indianapolis, Indiana geboren en getogen singersongwriter heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat The Rolling Stones en Bob Dylan zijn grootste inspiratiebronnen zijn geweest. Vraag je nu bijvoorbeeld aan Sheryl Crow of een Ron Sexsmith, wie was je grootste inspiratiebron dan komt daar in een koor de naam John Hiatt uit. Daartussen in is echter veel gebeurd en omdat ik u een langverhaal wil besparen, neem ik u mee aan de arm en nemen we plaats op een luxe schommelstoel, ergens onder een veranda. Het is buiten zwaarbewolkt, het kwik staat op 30 graden, de hygrometer geeft negentig procent luchtvochtigheid aan. Het is ideaal weer om John Hiatt’s achttiende hagelnieuwe studioalbum Same Old Man op te zetten. We zoeken eerst even verkoeling en pakken een paar Warsteiners uit de koelkast en nemen een flinke teug uit dit vochtig druipende flesje. Ja, ja bier nip je niet maar moet je zuipen, zei mijn schoonvader altijd. Al wiegend luisteren we naar de opener Old Day. Luisterend naar de teksten laat Hiatt korte gekoesterde “life on the road” herinneringen de revue passeren in een heerlijke shuffle. Even later slaat het wiegen over tot stevig schommelen in liedjes als On To You en Hurt My Baby. Man we zijn nog niet eens op de helft van de CD als What Love Can Do langskomt waaien. De verhalen en melodieën boeien als vertrouwt. Vroeg mij af in welke ambiance Hiatt, samen Luther Dickinson (North Mississippi Allstars) op gitaar en mandoline, Patrick O'Hearn (Frank Zappa) en Kenneth Blevins (Willy DeVille) respectievelijk op bas en drums, deze CD produceert en opgenomen heeft. De lay-in laat overigens doorschemeren dat dit in Hiatt’s thuisstudio is gebeurd. Het ongelofelijk laid-back gevoel is typerend. Het voelt als een “Best Off” album aan en toch ontdek je weer dat Hiatt nog steeds afwijkt van de gebaande paden. De special edition versie van Same Old Man bevat ook nog eens verrassende DVD. Daarop zien we o.a. jonge Hiatt, in een nummer als Memphis In The Meantime en mega hit Have A Little Faith In Me, vlammen met zijn band The Goners, waar ondermeer ook Sonny Landreth op gitaar deel van uit maakt. Op de DVD zien we, in een semi-akoestische setting, Crossing Muddy Waters en Cry Love, Hiatt’s Queenstone Trio, met David Immerglück (Counting Crows), nog acte the présence geven. Opvallend zijn de beelden waarin John Hiatt ,samen met zijn The Guilty Dogs, de liedjes Tennessee Plates en Perfectly Good Guitar over de bühne brengt. Het vuur spat er vanaf als Michael Ward (The Wallflowers aan zijn gitaar stutten trekt. Het grijpbare verhaal over een legende lijken kompleet en afgerond. Ik hoop echter dat wij dit soort singer-songwriters nog lang in ons midden kunnen hebben. Een doordacht en piekfijn album uitbrengen is in dit genre tegenwoordig meer uitzondering zijn dan regel.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 69 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Feldmann & The Get-Rites
Album:
Side Show Revival
Label:
Magnolia Records
dinsdag 10 juni 2008
Op de achterkant van de sleeve lees ik titels als “Converted”, “Jesus”, “Magdalene” en “Redeemed”. Heb ik nu een religie pop CD in handen? Bij beluistering hoor ik dat op “Side Show Revival” gospelinvloeden ruim aanwezig zijn, maar blijkt dit album (gelukkig) toch vooral een “down to earth” countryblues album te zijn. Delta blues vooral, in de traditie van mensen als Fred McDowell en Skip James. In een kleine bezetting van bas, drums en vooral een geweldige slide gitaar, bespeeld door Feldmann zelf, ademt deze CD precies de juiste sfeer van eenvoud met emotie. De stem van Feldmann doet me sterk denken aan Chris Smither, terwijl ook het timbre van Jim Croce niet ver weg is. Liefhebbers van Alt Country moeten zeker eens gaan luisteren, alle elementen van deze “stroming” komen in meer of mindere mate aan bod en bovendien brengt Tom Feldmann je in contact met “the Lord” en als je daar niets mee hebt, word je door naar hem te luisteren al gauw een liefhebber van blues en gospel.
Benny Mulder Artist:
Thomas Jefferson's Aeroplane
Album:
The Invisible Ocean
Label:
Independent
maandag 9 juni 2008
Eind jaren negentig lieten bands als Rusted Root, The Clarks, Brownie Mary en The Gathering Field, afkomstig uit de omgeving van Pittsburgh, Pennsylvania, menig Amerikaans muziekclubje volstromen met publiek. Sommige daarvan toerden nationaal maar er waren er ook bij die echt landelijk doorbraken en major record deals afsloten. Dit laatste gaat in grote lijnen op voor de zojuist genoemde namen. Toch hebben wij daar in Nederland maar bitter weinig van meegekregen. Geen schande, in tegendeel zelfs, want het aanbod van dit soort bandjes die klonken als The Counting Crows, Hootie & the Blowfish of Dave Matthews was in die tijd mega. Luister ik nu naar het debuutalbum The Invisible Ocean van de gelegenheidsformatie Thomas Jefferson’s Aeroplane dan hoor ik erg veel van die muzikale ingrediënten weer terug. Achter de naam Thomas Jefferson’s Aeroplane gaan de namen van ene Rich Jacques (Brownie Mary) en die van Bill Deasy (The Gathering Field) schuil. De naam Deasy zal bij veel trouwe Real Roots Cafe bezoeker wel een belletje doen rinkelen. Bill Deasy maakte tot dusver vier indrukwekkende solo CD’s die bijna allemaal door ons zijn besproken. Bovendien won Deasy twee jaar geleden nog de prestigieuze Needle Award, met zijn boek Ransom Seaborn. Toen gitarist Rich Jacques de band Brownie Mary verliet, verkaste hij per direct naar Los Angeles om daar zijn geluk te beproeven. Daar toerde hij veelvuldig in de band van de Canadese Tori Amos, Chantal Kreviazuk. Het maken van liedje ging Jacques duidelijk wat minder goed af. Hij bracht tot nu toe slechts één EP uit met de naam Technicolor Movies. De twee ontmoete en spraken elkaar regelmatig in Los Angeles en terwijl ze goede oude herinneringen naar boven haalden ontstond het idee om iets samen te doen. “Time to take off” met Thomas Jefferson’s Aeroplane’s debuut CD The Invisible Ocean. De muziek op deze plaat wordt slechts één keer, in het liedje It’s Okay, ondersteund door een echte drumkit (Mike Taylor). Buiten het prima vocale werk afkomstig van Deasy en Jacques hoor je uitgekookt akoestisch en elektrisch gitaarspel, loop’s, samples, piano, keyboard, percussie en brutaal subtiel backing vocal werk. De maarliefst vier prachtig maar afzonderlijk zingende dames, Leslie King, Alissa Moreno, Naimee Coleman en Renee Stahl, kennen elkaars werk en geven de, over het algemeen melodieuze, liedjes extra smoelwerk. De westcoast poprock zoals in Know That I Would, Just About You en Traveling Song worden natuurlijk gezongen door Rich Jacques. Zijn stem heeft opvallend genoeg veel weg van Ozark Mountain Daredevil zanger, Larry Lee. De diepere songs met flinke uithalen komen uiteraard voor rekening van Deasy, zoals in Harder Than It Needs To Be en All I Want. Net als naamgenoot, Amerikaans staatsman, filosoof, kunstenaar en derde President van de Verenigde Staten Thomas Jefferson maakt dit duo zich zeer verdienstelijk met de release van The Invisible Ocean. De onafhankelijkheid hoeft dit tweetal niet te verklaren, het drupt er gewoon vanaf.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 70 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
James McMurtry
Album:
Just Us Kids
Label:
Blue Rose Records
zondag 8 juni 2008
Ik moet bekennen dat ik James McMurtry na aanschaf van ’Too Long In The Wasteland’ in 1989 niet echt meer heb gevolgd. Benieuwd naar wat er na zo’n kleine twintig jaar van James geworden is, speel ik dan ook deze CD af. Het eerste wat me opvalt is dat zijn stem beter is gaan klinken. Nu kun je James McMurtry niet bepaald als een groot zanger omschrijven (het is meer een soort parlandozang), toch is het aangenaam om zijn verhalende songs te beluisteren. Enkele liedjes zijn in wezen protestsongs, zoals ‘God Bless America’, Cheney’s Toy’ (handelen beide min of meer over de oorlog in Irak) en ‘Hurricane Party’ (orkaan Katrina). Tekst is bij McMurtry sowieso een sterk element, fraai beschrijvend met oog voor sterk invoelbare elementen. Ook muzikaal is Just Us Kids dik in orde, over het algemeen stevig van opzet en met de drive van een vroeg jaren tachtig rockalbum zoals Warren Zevon die maakte. Openingstrack ‘Bayou Tortous’ heeft een lekker vinnig rock & roll gitaartje en in ‘Fire Line Road’ is Jon Dee Graham heel goed op dreef met een heerlijk “jankende” gitaar. Uitmuntend vind ik de muzikale bijdragen van Ian McLagan (Small Faces); ‘Freeway View’ wordt door zijn keyboards een geweldige goodtime rocker om nog maar te zwijgen van de geweldige solo á la Jerry Lee Lewis in dit nummer! Ook het “gestopte” trompetje in ‘Hurricane Party’ is om van te smullen en James klinkt in dit lied als Lou Reed op z’n best. Kortom prima CD, al moet me wel van mijn hart dat ik James in het tragere werk het liefst hoor. Dan beschikt hij over veel meer gevoel in zijn stem en kerft hij des temeer in je ziel.
Benny Mulder Artist:
Bon Iver
Album:
For Emma, Forever Ago
Label:
Jagjaguwar
zaterdag 7 juni 2008
Afgelopen april besprak ik het de DVD Into The Wild en de daaraan gekoppelde CD van Eddie Vedder. Het waargebeurde verhaal, dat Jon Krakauer schreef over avonturier Christopher McCandless vertoond erg veel overeenkomsten met dat van Justin Vernon. Want wat doe als probleem na probleem zich opstapelen, je band uit elkaar valt en ook nog eens je vriendin er met een ander van door gaat? Ja, ja de wet van Murphy bestaat echt, denk je dan. Vernon nam afstand en sloot zich op in de jachthut van zijn vader ergens in het noordwesten van Wisconsin. Hij pakte zijn vishengel, hakte wat hout om te eten en het warm te houden, begon wat teksten op te schrijven en knutselde daar wat eigen muziek omheen. De opgenomen demo’s liet hij horen aan gitarist en zanger Ivan Howard, van de indie rock formatie The Rosebuds. Howard stimuleerde Vernon om onder de naam Bon Iver, volgens ingewijdenkringen verbasterde schrijfwijze van de Franse woorden bon hiver dat goede winter zou betekenen, een paar honders CD’s te laten persen en die de titel For Emma, Forever Ago mee te geven. Via ondermeer het zeer populaire MySpace muziekplatform bereikte Vernon de wereld. De muziek die Bon Iver maakt is moeilijk te vatten. Je zou het alternatieve Americana met een flinke plens experimentele Alt. Country folk rock kunnen noemen, maar volgens mij hebben we daar nog geen eenduidige naam voor bedacht, toch? De referentie naar Eddie Vedder had ik u al geven. Echter een minder voor de hand liggende naam is die van Texaan Doug Burr. Zijn tweede album On Promenade heb ik vorig jaar al bij u onder de aandacht proberen te brengen. Bon Iver filmische muziek op For Emma, Forever Ago bevat niet één onzuivere noot. Vernon dwaalt op je neer en je voelt de pijn die hij van zich af probeert te zingen. Hier en daar ontaard dit in een twee tonen lager gezongen harmonieus lofgezang. De voelbare emotie betast je eigen zelfbewustheid, waardoor je weer gaat beseffen waarom je eigenlijk zoveel van muziek houdt. Into The Wild dus maar dan met een veel positievere afloop. Werkelijk prachtige vijfsterren plaat die, naar ik mag aannemen, hoog zal eindigen in de jaarlijsten van 2008.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 71 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Wiser Time
Album:
All For One
Label:
Wisetime Music Records
vrijdag 6 juni 2008
Afgelopen april besprak ik het nieuwe album Warpaint van The Black Crows. Ik schreef ondermeer dat het voor fans helemaal niets nieuws onder zon was en dat ik erg benieuwd was naar hoe de huidige rock ‘n’ roll generatie hiermee zou omgaan. Voor die nieuwe generatie, die meestal toch hun ouwelui schofferen met de opmerkingen als “Pa dat is oude lullen muziek of Ma, dit is niet meer van deze tijd”, heb ik een tip. Ontdek Wiser Time, zou ik zeggen. Wrijf die oudjes van je, het maar eens flink in. Misschien komen ze dan van hun Arrow Classic Rock verslaving af, kruipen ze uit hun schulp en gaan toch weer nieuwe muziek ontdekken. Je weet maar nooit? De leden van dit super vet en cool looking trio komen uit New York en New Jersey. Twee jaar geleden verscheen hun debuutalbum There And Back Again. Hun nieuwe CD heet All For One en ontmaskert, volgens deze jonge ontdekker, de oorsprong van de pure Rock ‘n’ Roll. Frontman en gitarist Carmen Sclafani, drummer en percussionist Steve Decker en Jon Cornell op basgitaar ontvouwen het multiculturele geluid alsof ze het zelf uitgevonden hebben en trakteren je op een eigengereide recht voor s’en raap beat. De bandnaam Wiser Time refereert naar het gelijknamige Black Crows liedje, dat overigens is terug te vinden op hun CD Amorica, van veertien jaar geleden. De krachtige stem van zanger, gitarist Carmen Sclafani heeft veel weg van Black Crows zanger Chris Robinson. Bovendien sluiten de strak en dampend uitgevoerde rock ‘n’ soul tracks zich naadloos daarbij aan. Het idiote daaraan is dat je in feite niet iets nieuws hoort. Het is gewoon eerlijke en oprechte muziek die weldegelijk duidelijk maakt dat deze bikkels weten “how rock and how to roll”. Heerlijke korte “back to basic” titels als High Time Mind, Floating Blues, Crawling Floor en A Long Time Gone zullen de zoom in je broek tarten. Net als de drie musketiers Aramis, Athos en Porthos staat deze eregarde hun mannetje. De zinsnede in de titeltrack zegt in feite al genoeg “One for all and all for one. Stay together for what may come”. Over dat laatste maak ik mij absoluut geen zorgen, ik voorspel namelijk dat deze band binnenkort ook de EU het hof zal maken.
Jan Janssen
Artist:
The Brandos
Album:
Town to Town, Sun To Sun (Live in Germany Oktober 2007)
Label:
Blue Rose Records
donderdag 5 juni 2008
Zelden heb ik er zo naar uitgekeken om een van mijn favorieten bands live aan het werk te zien. Vorig jaar lag het, tijdens het Take Root Festival, voor het inkoppen. Gretig een zitplaatje bemachtigt en let’s rock. Ik was er helemaal klaar voor om The Brandos, als vanouds langzaam te zien ontbranden. Heb het een aantal jaren geleden weleens zien gebeuren in een cafe in Lichtenvoorde, in de achterhoek. Na nog geen twintig minuten of zo, viel die droom compleet in diggelen. Een vreselijke oorpijn dwong mij de zaal direct en eigenlijk veel te vroeg te verlaten. Het was mij nog nooit eerder overkomen. Later heb ik mij afgevraagd wat daar de oorzaak van was. Je wordt ouder Janneman of je bent niks gewent “watje”, dwaalde bij mij door het hoofd. Jammer, jammer en nog eens jammer einde uit en zand erover. Ik mag mij nu gelukkig prijzen want van precies dezelfde show, die de heren Kincaid, Stanonic, Fitzsimmons en Mendillo tijdens het Take Root Festival gaven, is nu een DVD markt gebracht. De opnamen zijn gemaakt in de music club The Harmonie in Bonn, Duitsland. Het populaire en tegelijkertijd legendarische muziekprogramma Rock Palast riepen The Brandos op appel en bliezen ook van die tent het dak eraf. Mooi bijkomstigheid is nu echter, een lekkere luie bank, poten op tafel, een stevige pot Warsteiner in de hand en de volumeknop in eigenbeheer. Das pas lekker kan ik u vertellen. Het wasemt op mijn flat screen en de damp slaat uit mijn speakers. Lekker ouderwets op je flikker krijgen van nummers als We Are No Man, The Keeper of The Solution, doet nu geen pijn. Okay, het is voor mij een stukje nostalgie maar de bevlogenheid en bezieling waarmee dit aan de dag gelegd wordt is prachtig in beeld gebracht.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 72 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tobias Stenkjaer
Album:
Blissfully Unaware
Label:
Songcrafter Music
woensdag 4 juni 2008
Denk je alles al te kennen en gehoord te hebben, valt zo ineens de tweede CD Blissfully Unaware van de uit Denemarken afkomstige singer-songwriter Tobias Stenkjaer in onze brievenbus. Meteen maar even uitzoeken wie deze nog zeer jong ogende knaap is. Een verbazingwekkend verhaal hier komt ie. Stenkjaer blijkt al vanaf zijn zesde levensjaar de aandacht getrokken te hebben van het winkelende promenade publiek in Kopenhagen. Daar aan de Deense oostkust, op het eiland Seeland om precies te zijn, werd hij op zijn dertiende gespot door een meiske die op dat moment bij de major platenstal EMI werkte. Het duurde ook niet lang of Stenkjaer maakte in 2001 zijn CD debuut. Ondanks de halleluja kritieken en wervelende live optredens die volgden op grote Scandinavische festivals, trok Stenkjaer zich, een jaar later, voor een groot deel helemaal terug uit de muziekwereld. Het contract met EMI werd door Stenkjaer in de hoek gesmeten zodat hij zich helemaal kon concentreren op zijn studie. Stenkjaer kijkt terug en zegt daar nu over “There was too much effort going on into promoting me as a teen idol, but not as a singer-songwriter and musician, so, after careful consideration I chose not to renegotiate my deal with EMI”. Kijk, en dan heb je lef. Als ik het dan ga hebben over zijn nieuwe CD Blissfully Unaware heeft hij liefst dat ik schrijf dat Blissfully Unaware zijn debuutalbum is. Die wens kom ik dan ook graag tegemoet. Zonder hem meteen naar het hoogste plateau te willen hijsen ploffen bij mij, bij het beluisteren van zijn prachtig in balans zijnde stem, toch meteen de namen van zijn Noorse collega’s Thomas Dybdahl en Rune Simonsen (Washington) binnen. Dit blond gekuifde talent heeft tien briljante tracks op zijn debuutalbum gezet, die zo te horen allen, in tekstuele zin, hun pijn kennen. Luister maar eens naar de magische diepgang in Let The Clouds (Blow By) en het donkere humeurige Carry My Cross. Stenkjaer schrikt er ook niet voor terug om vakbekwame en gezond met poprock gedoseerde radioliedjes te maken. Hij overdrijft dat op Blissfully Unaware niet. In My L.A. en Yellow Rose schiet hij echter, wat mij betreft, twee keer in de roos. De mooi gekozen muzikale outfit, met Karl Ross op gitaar, Kasper Foss op drums, Jens Simonsen op bas, Klaus Caprani, Pedal Steel (Stop What You're Doing) en prachtig backing vocal werk van Elsebeth Meldgaard, klinkt excellent in zijn soort. Letterlijk en figuurlijk zalig en onbewust genieten dus! Scandinavische Alt.Country roots poprock is booming, dat mag duidelijk zijn. Reken er maar op dat met Tobias Stenkjaer in de gelederen de effecten daarvan, zeerzeker nu, zullen doordreunen in de rest van de EU.
Jan Janssen Artist:
Peter Gallway
Album:
Rhythm & Blues
Label:
Crooked Cove Records
dinsdag 3 juni 2008
Matige stem, heerlijk album… Als je met zo’n kop opent moet je dat ook even verklaren. Toen ik het album van Gallway voor de eerste keer beluisterde dacht ik meteen, matige stem, heerlijk album. Maar als je het album een paar keer beluisterd lijkt het ook wel of de stem van Gallway steeds sterker wordt. Op zich niet raar want dat fenomeen overkomt mij wel vaker. De muziek van Rhythm & Blues is lekker relaxed, laid back blues. Het is misschien zelfs hier en daar wat popachtig. Dit is zeker niet storend. Peter Gallway heeft alle nummers zelf geschreven, gemixt en geproduceerd. Bij een aantal liedjes krijgt Gallway steun van Louise Taylor. Deze vrouw heeft op zich ook wel een redelijk stemgeluid. Op haar solo album Written In Red fungeert Gallway wederom als producer. Dit is ook nog niet eens een onaardig project. Maar laat ik weer terug keren naar Rhythm & Blues. Het album telt tien liedjes, variërend van real slow naar mooie up tempo songs. Mijn voorkeur gaat toch altijd weer uit naar de akoestische liedjes en sobere arrangementen en een pover stemgeluid, wat mij betreft is dat het ideale geluid. Met al deze facetten bij elkaar krijg je toch een verrassend mooi album. Peter Gallway is niet alleen te horen op de akoestische gitaar maar ook op bas, keyboard en percussie-instrumenten. Met Dean Sharp op drums en Larry John McNally op lead electric & akoetsische gitaar maak je het plaatje compleet. Wat mij betreft springen de liedjes Rhythm & Blues, Try More Love en Wind Is The Worst Weather, er uit. Dit zijn echt de mooiste liedjes op dit album. Daar in tegen is Deep Breathing een behoorlijk dieptepunt. Maar goed, dat maakt de andere liedjes dan ook wel weer erg mooi.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 73 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Jones Street Boys
Album:
Overcome
Label:
Independent
maandag 2 juni 2008
Het kan haast niet anders, wie het debuutalbum Overcome van de The Jones Street Boys voor het eerst opzet zal meteen denken aan de uit Springfied, Missouri afkomstige en inmiddels legendarisch Alt Country formatie The Ozark Mountain Daredevils. Zangtechnieken en harmony vocal partijen, ondersteund door traditionele Hillbillie bluegrass en country rock muziek vallen als twee druppels water in één plas water. Verrassender is het echter te constateren dat The Jones Street Boys uit de hardcore, high energy Brooklyn Bluegrass scene afkomstig zijn. Uit deze hoek komen o.a. ook mensen als Eric Ambel & The Roscoe Trio en Amy Speace. Dit soort jongtalent kom je ondermeer ook tegen tijdens Uncle Bob’s Sheriff Sessions in The Baggot Inn, in de wijk Greenwich Village in New York. Mocht je ooit van plan zijn een avondje op niveau door te zakken dan “is this the place to be”, kan ik u vertellen. Voor The Jones Street Boys begon het allemaal in 2001 toen de heren Danny Erker en Jonathan Hull elkaar in New York tegen het lijf liepen. Ze besloten zich samen aan te sluiten bij The Cobble Hillbillies. Toen dit collectief uit elkaar viel besloten Erker en Hull het er niet bij te laten zitten. Met Jonathan Benedict (toetsen), Walt Wells (up-right bas en gitaar) en Robbie Jones (Cajon en Afro-Peruvian drums) stond de debuut CD al redelijk snel in steigers. Het resultaat mag er nu absoluut zijn. Zoals gezegd, verwacht geen nieuwe muzikale opwellingen van dit nog zeer jong ogende ensemble, waar overigens Jones al heeft plaatsgemaakt voor drummer Sam Rockwell. Daarvoor in plaats krijgt u frisse lekker in het gehoorliggende liedjes die op de een of andere manier niet meer zo snel uit je hoofd verdwijnen. De opener River Wide is daar een goed voorbeeld van. Walls Of Time, de titeltrack Overome en Hello Lonesome hebben een prachtig hoog knapperig kampvuur gehalte. De muzikale kruisbestuiving van dit stel jonge energieke kerels had al, zoals de titel al doet vermoeden, overwonnen zonder ook maar één keer echt te scoren.
Jan Janssen Artist:
Dede Priest
Album:
Candy Moon
Label:
Coolbuzz Records
zondag 1 juni 2008
Zo sta je met je tante’s lipstick opgesmeerd, op je moeder’s “high heels” met het stofzuigermondstuk aan je mond te zingen in de beschermde van je huiskamer, om vervolgens daarna zomaar ineens vergeleken te worden met Blues, Soul en Jazz diva’s als Etta James, Aretha Franklin en Billie Holiday. Dit is zo ongeveer het verhaal, in een notendop, van een meisjesdroom die uitkwam voor de uit Austin, Texas afkomstige zangeres Dede Priest. Haar debuutalbum Candy Moon werd echter in volornaat in Nederland opgenomen. Hoe Priest in Hollanda verzeilt geraakt is weet ik niet maar de sfeervolle samenstelling van haar begeleidingsband, bestaande gitarist Richard van Bergen (Shiner Twins en JW Roy), Govert van der Kolm op o.a. Hammond B3, en de Coup de Grace rhythm sectie Roelof Klijn op bas en Jody van Ooijen, achter de drumkit, staat als een huis. Ik zal er niet moeilijk over doen, conclusie staat vast, bovengenoemde namen zijn terecht opgemerkt en ik wil daar zelfs ook nog een paar recente namen aan toevoegen. Wat dacht u van een eigengereid mixje van een scheut Amy Winehouse, hoedje Joss Stone met een paar klontjes Nora Jones? Wie liedjes als het soulvolle Moon, het bluesy jazzy Just Splendid, het real cool funky Must’ve Figured Wrong en prijsnummer I Met The Moon In Holland zo passievol kan zingen verdient, wat mij betreft, het predicaat cross-over queen of passion. Onweerstaanbare heupwiegende kraakheldere muziek waar Nederland op dit moment helemaal rijp voor is.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 74 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joe Cassady & The West End Sound
Album:
What's Your Sign?
Label:
Avenue A Records
dinsdag 20 mei 2008
Met een sticker op de voorkant van het hoesje, roept USA Today & Soundstage! ‘What’s Your Sign’ uit tot een van de beste CD’s van 2007. Dat zal wel en mag natuurlijk, maar ik heb dit debuut van Joe Cassady & The West End Sound, in geen enkel 2007 eindlijstje aangetroffen. Met de nodige scepsis vooraf en na talrijke luisterrondes achteraf, zou dit album niet in mijn top tien terechtgekomen zijn. Niet goed genoeg, maar wel goed. Wat is er goed aan? De dertien stuks liedjes worden voortgedreven door een even basale als krachtige, spontane late jaren zestig rock aanpak à la de countryspelende Stones en de desolate sfeer van de Velvet Underground met een bluesy laagje. Meer concreet: (slide) – gitaren, melodieuze basloopjes en enthousiast drumwerk waardoor, in combinatie met enig gebruik van mandoline, orgel, piano en cello, een stevig retro – gevoel opborrelt, waarbij de ietwat schorre, halfpratende /halfzingende stem de teneur van het album hoofdzakelijk in mineur zet. Stevig aangezette liedjes met gevoelige ondertonen, waarnaar het prima luisteren is. De teksten zijn behoorlijk cryptisch, een beetje verknipt en ademen een eenzame sfeer. Songschrijven kan Cassady. En al is het allemaal niet bijster origineel, met een fraaie ballade als ‘If I Wake Up’ kun je me te allen tijde wakker maken. Joe Cassady is een dromer, een zoeker die zijn geluk nu beproeft in Manhattan, New York, na zijn jeugd te hebben doorgebracht in een klein stadje in Colorado. Het album eindigt met een nummer over Jack Kerouac, dus waarschijnlijk is hij op doorreis en komt hij te zijner tijd weer eens langs met een eindlijst - waardige plaat. Hij heeft dat in zich.
Huub Thomassen Artist:
Doug MacLeod
Album:
The Utrecht Sessions
Label:
Black & Tan Records
maandag 19 mei 2008
Een aantal weken geleden kreeg ik een lijst met namen door en daar stond de naam van Doug MacLeod ook tussen. Meestal heb ik geen idee wie deze artiesten zijn en eigenlijk weet ik dus ook niet wat ze kunnen. Maar op intuïtie kom je vaak een heel eind. Ook deze keer, met een titel als The Utrecht sessions moest het wel goed zijn dacht ik. Logisch toch, althans wel voor mij. Ik leg het kort even uit. Mijn voetbalhart klopt het snelst bij FC Utrecht. Dus ik dacht alles wat daar opgenomen wordt moet wel in orde zijn. Natuurlijk is dat de grootste onzin, maar je haalt de meest vreemde dingen erbij om je lijstje samen te stellen. Maar eenmaal het album beluisterd te hebben, blijkt toch eens te meer dat je eigen gevoel moet volgen want, wauw wat een geweldig bluesy folk album. De rust en de sfeer die het met gemak uitademt, bijna briljant. De mooie teksten van MacLeod gaan over alledaagse dingen en hebben hier en daar ook best diepgang, als je dit tenminste belangrijk vind. Er is namelijk altijd wel iets, maar dat laat ik echt achterwege deze keer. De stem van MacLeod is een genot om naar te luisteren. Hij begeleidt zichzelf op de meeste nummers op gitaar en dat is een mooi geluid samen. Hij heeft wat ondersteuning van twee andere muzikanten; Arthur Bont op percussie & Jasper Mortier op dubbel bas. Deze twee muzikanten hebben ook hun eigen website. (arthurbont.nl en jaspermortier.com) Het leuke van dit album is ook het “boekje”. Daar zitten alle songteksten in en bij al deze liedjes legt Doug MacLeod even kort uit hoe ze tot stand zijn gekomen. En dat is voor liefhebbers altijd een leuk extraatje. Het album is over de hele linie genomen heel breed en erg sterk en heeft zich al verzekerd van een plaats in mijn top tien van 2008.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 75 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ray Bonneville
Album:
Goin By Feel
Label:
Red House Records
zondag 18 mei 2008
Het doet mij weer deugd om te vernemen dat Canadese Amerikaan Ray Bonneville weer een nieuwe plaat heeft gemaakt. De man die kenners soms, in één zucht, noemen met Eric Clapton, Mark Knopfler en JJ Cale, doet op zijn nieuwe plaat Goin’ By Feel opnieuw zijn soepele, licht gebronsde warme baritonstem gelden. Zijn bluesy soulvolle muziekextracten onderga je, gegarandeerd, in een zeer ontspannen en laid-back sfeertje die dan ook geen moment zal vervallen in verveling. Zijn heerlijke lompe maar glasheldere gitaar en scherp mondharmonica spel op Goin’ By Feel overstijgen, wat mij betreft, zelfs zijn meest bejubelde CD Gust of Wind uit 1999. De invloeden van opnamen engineers en producers Rob Heaney, die overigens ook Bonneville’s Rough Luck produceerde, en multi-instrumentalist Gurf Morlix zijn onherroepelijk hoorbaar maar naar mijn gevoel blijft Bonneville trouw aan zijn heerlijke lome Mississippi Delta sound. Parchman Farm Blues van Booker T. Washington “Bukka” White is het stukje zwarte vinyl wat ik mij nog goed kan herinneren uit de begin jaren zeventig. Klasse tracks Crow John, het samen met Morlix geschreven, What Katy Did, Cemetery Road, Carry The Fallen en Run Jolee Run zijn op eerste hand mijn favorieten omdat Bonneville mij daar weet te overtuigen van de essentie van zijn verhalen. Ook Bonneville laat sfeervol zijn woordenschat vallen over het voorval de orkaan Katrina, die New Orleans een aantal jaren geleden volledig platlegde. I Am The Big Easy is een juweel van een song vol met speldenprikken die net zo najeuken als een muggenbeet in hetzelfde gebied. Ray Bonneville maakt weer een niet te missen elegante Roots plaat voor echte liefhebbers die maar niet genoeg kunnen krijgen van zwoele zweterige muziek.
Jan Janssen Artist:
Will Hoge
Album:
Draw The Curtains
Label:
Ryckodisc
zaterdag 17 mei 2008
Toen het Real Roots Cafe, een aantal jaren geleden, het debuutalbum Carousel (2001) van de uit Nashville afkomstige singer-songwriter Will Hoge besprak konden men niet vermoeden dat deze knaap daarna in Verenigde Staten behoorlijk in de belangstelling kwam te staan. Het producer en engineering duo, John Hampton (Robert Cray, Greg Brown) en Scott Parker (James Otto) en Georgia Satellites gitarist Dan Baird legde weliswaar de basis op dat album maar wij voorspelde toen al dat Hoge’s muzikale benadering van muziek en zangkunsten zomaar uit zou kunnen groeien tot één van grootste ontdekkingen van dat jaar. Jammer, Nederland liet Hoge en Hoge liet Nederland links liggen. Het kan allemaal vreemd lopen, want twee jaar geleden las ik al ergens dat zijn nieuwe CD, Draw The Curtains, op het Rykodisc label zou gaan verschijnen. Helaas pindakaas, heb het echter nooit zien gebeuren. Het is anno 2008 en ik kon mijn oren en ogen niet geloven dat Draw The Curtains nu dan eindelijk zijn weg heeft weten te vinden ook naar de Nederlandse platenwinkels. De in Franklin, Tennessee geboren singer-songwriter laat op deze plaat opnieuw qua stem het beste van Paul Rogers, Eddie Hinton, Ray LaMontagne en Adam Duritz horen. De spannende en eigentijdse, sterk naar white man’s Soul en R&B refererende muziek (Blue-Eyed Soul), composities op deze plaat, dragen dat authentieke geluid en de geest van befaamde classic Rock hits. De geesten van Springsteen en Bob Seger hoor je vooral in nummers als These Were The Days, Dirty Little War, Sex, Lies & Money en de titeltrack rondzweven. Maar zoals zijn huidige muzikale soortgenoten als Hayward Williams, Joe Purdy, of een Ellis Hooks dat plegen te doen blijft Will Hoge met beide benen op de grond. Hoge creëert waarschijnlijk juist daardoor toch weer zijn eigen originele geluid, dat prima uitgebalanceerd is en zo toegankelijk is als de klere. Nu maar hopen dat Nederland deuren voor hem opent ook voor de rest van de EU want dat verdiend hij gewoon. Zeker weten dat Draw The Curtains zo’n plaatje is die op menig Real Roots Cafe Amazing Ten jaarlijstje zal opduiken dit jaar.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 76 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Patrick Bloom
Album:
Moses
Label:
Mud Duaber Records
vrijdag 16 mei 2008
Dertien jaar geleden maakte de uit Iowa afkomstige singer-songwriter Patrick Bloom nog deel uit van de gelegenheid formatie Fé. De band werd gevormd rondom de liedjes van Geoffrey Miurian. Miurian wandelt nu door het leven als Jeff Hill, misschien zegt u die naam wel wat. Bloom maakte in die tijd, samen met Geoffrey Miurian, Grant Rieder, Danny Shafer, een mix van Keltische Latin American Folk muziek. Ga er maar aanstaan dus! Vier jaar geleden debuteerde de uit Iowa afkomstige Bloom, onder de naam Patrick Brickel, met de CD Songs From The Pink Sofa. Ja, ja het wordt er niet gemakkelijker op, want ook Bloom veranderde zijn naam. Daar had hij echter wel een heel bijzondere reden voor “Basically, it was an issue with the American press. For some reason Brickel confused everyone... press kept misspelling the name and radio constantly mispronounced the name, and it was becoming difficult to get traction at times. I know, it sounds silly, but Americans can be absurd. Bloom is my daughter's middle name, so I borrowed it.” Bloom’s nieuwe CD heet Moses. Toen ik de titels als Heaven On The Radio, Moses en Jerusalem zag staan dacht ik meteen, O mijn God waar begin ik aan. Deze niet praktiserende katholiek is, op enkele hoge uitzonderingen daargelaten, allergisch voor die halleluja titels. Mijn vooroordeel werd echter meteen in de kiem gesmoord toen ik de liedjes Million Miles Away (met Bo Ramsey) en Queen Of Oklahoma eenmaal de revue had laten passeren. Zijn droefgeestige stem die deze melancholisch liedjes versieren deden mij denken aan Brock Zeman of een Slaid Cleaves. Dan is bij mij het ijs al snel gebroken, kan ik u vertellen. Eenmaal aangekomen bij de melodieuze country rocker Heaven On The Radio trok Bloom mij helmaal over de streep. Man wat kan ik me toch vergissen, dacht ik. De heerlijke energieloze titeltrack luistert soepel weg, terwijl ik naar buiten zit te staren en het weer eens regent in dit klote land. Klinkt gek, maar ik wordt van dit soort klanken dan juist vrolijk. In het liedje Iowa bezingt hij, samen met ene Amy Finders, zijn eigen landelijke gewest alsof hij deze geschapen heeft. De muzikale kaders zijn simpel maar doeltreffend. James Robinson op drums, Chris Poma op bas en Eric Straumanis elektrische gitaren stonden zo te zien in de basis, en spelen in dienst van Patrick Bloom’s schone liedjes. Patrick Bloom's CD Moses is een absolute aanrader voor dagdromers en bezinningsgezinde die affiniteit hebben met het zoet van pure Americana.
Jan Janssen Artist:
Winston Montgomery With The Tall Boys
Album:
Child Is Father To The Man
Label:
Independent
donderdag 15 mei 2008
Child Is Father To The Manis het eerste tastbare album van Winston Montgomory. Hij wordt bijgestaan door het vierkoppig bandje genaamd The Tall Boys. Bij het nummer” A Married man” worden de honneurs waargenomen door Allegra Broughton. Voor de rest is het stemgeluid van Winston Montgomory. Hij heeft een wat ingetogen sound, wat mij hier en daar aan een oudere Leonard Cohen doet denken. Ik weet niet precies waarom, maar ik moest er meteen aan denken. Voor de rest is er geen enkele overeenkomst. Met zijn rijpe stem zingt Montgomory over de alledaagse dingen van het leven. De muziek doet wat country aan. Kijk voor pure country kom ik ook mijn bed niet uit, maar als singer-songwriters het naar hun eigen hand zetten wordt het een heel ander verhaal. En in dit geval wordt de songwriter ook nog bijgestaan door een meer dan uitstekende band. Nou dan heb je een mooie mix wat mij betreft. Simpele gitaar riedeltjes met simpele teksten, maar het klinkt aller aardigst. Child Is Father To The Man is een hele prettige verassing. Montgomory is op dit moment bezig om een compleet “Full Disc” te maken. Dit eerste werkje bevat zeven liedjes. Als hij deze gedachte vast weet te houden heeft hij in mij er in ieder geval een liefhebber bij. Zowel de liedjes als de vertolking laten niets te wensen over. Je kunt ook wel wat informatie vinden op zijn site, maar die is wel wat aan de summiere kant.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 77 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Naughty Jack
Album:
Good Times
Label:
Independent
woensdag 14 mei 2008
In de categorie nieuw blues talent stel ik u voor aan Naughty Jack. Je krijgt soms een album in handen en dan zie je aan de cover wel waar het ongeveer over gaat. Op de cover van Naughty Jack, zie je Jack eenzaam aan een tafeltje met een glas whiskey, turend in de verte in een wat saai café. Zijn gitaar/hoes ligt in zwart gehuld voor het tafeltje. Als je dit plaatje zo samenstelt dan gaan mijn gedachten uit naar “blues”. Als je dan het hoesje verder doorspit dan kom je bij de liedjes een aantal titels tegen. Die deze gedachte zeker versterken. Liedjes als Whiskey Song en Naughty Jack’s blues geeft je wel dat vermoeden. Dan over het album zelf. Muzikaal zijn de gitaar rifjes inderdaad erg bluesy en dit voert ook wel de boventoon. Hij beperkt zich echter niet alleen tot het bluesgedeelte, maar brengt ook meer folk- en rootsachtig werk. Naughty Jack versmelt de bovengenoemde genres met blues en afgeronde popmelodieën. Al met al een heel fijn mengsel. De teksten die Naughty Jack, oftewel Adam Morley (hoe zijn ouders hem noemen), zijn mooie typerende clichés over de simpele dingen in het leven. En wat mij betreft is dat prima. Hij weet het zeer overtuigend te brengen. Met zijn heerlijk sobere stemgeluid is dit in ieder geval een van de meest unieke albums van het jaar 2007. Adam Morley heeft het gepresteerd om in dit album, tijdloze blues te verwerken. Gelukkig is hij niet in de voetsporen van zijn vader en grootvader getreden, die priesters waren. Adam koos voor de leuke maar zeer onzekere muziekwereld. En geeft ons in ieder geval zijn debuutalbum Good Times cadeau.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 78 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dan May
Album:
Fate Said Nevermind
Label:
Independent
dinsdag 13 mei 2008
Soms luister ik voor het eerste keer naar een album waarvan ik meteen vindt, dit zit en klinkt goed. Zo verging het mij ook met de piksplinter nieuwe CD “Fate Said Nevermind” van Dan May. May legde contact met het Real Roots Café naar aanleiding van een door mij geschreven artikel over het prestigieuze Appel Farm Folk Festival, in Elmar, New Jersey. Mijn verslag over het festival sprak hem kennelijk aan want binnen een week zorgde de boomlange singer-songwriter ervoor dat “Fate Said Nevermind” en diens voorganger “Once Was Red” nu mijn huis op kop zet. Gezien het feit dat in Nederland nog maar bar weinig over deze man bekend is, meen ik even de vrijheid deze uit Philadelphia afkomstige singer-songwriter bij u te introduceren. Dan May heeft voor zijn vijfentwintigste levensjaar duizend en een baantjes gehad. Deze loopt, opmerkelijk genoeg, van dodengraver, cameraman naar klerenverkoper tot beveiligingsbeambte en nog veel meer. May zocht klaarblijkelijk toen al de randen van zijn bestaan op. Terwijl hij nog studeerde schoof hij aan in het opera circuit en was vervolgens te zien op diverse grote Amerikaanse en Canadese operette podia. Vijftien jaar later en na een zware stemband operatie, kon May jammer genoeg niet meer voldoen aan de eisen die de operawereld aan hem stelde. Daarna besloot hij te doen wat hij aanvankelijk altijd al had willen doen, namelijk liedjes schrijven, zingen en ze breed uitstallen op live podia. Enerzijds een zegen voor het singersongwriters gilde, anderzijds is het ook de ontmaskering van een bijzonder figuur. Dat resulteerde tot nu toe tot de release van de EP “Roots and Wings” in 2005 en in datzelfde jaar, verschenen debuutalbum “Once Was Red”. Nu spreken de media koren over “An unforgettable voice, beautiful music and lyrics that touch the soul”. Heb ik daar iets aan toe te voegen? Nee, eigenlijk niet. Zijn stem, teksten en muziek, het klopt allemaal op ’s man derde release “Fate Said Nevermind” De CD bevat eigenlijk alle muzikale ingrediënten die je als echte muziekliefhebber kunt wensen. Americana, Folk, Swamp Blues, Rock, Jazz en Pop, in een teug op het scherps van de snede en aan de grenzen van het onweerstaanbare. Namen van Darius Rucker (Hootie & The Blowfish), Larry John McNally en Richard Thompson, maar dan met veel meer warmte, duiken bij mij op! Met andere worden, we hebben het hier over een enorme muzikale bandbreedte. Dat is misschien ook meteen wat “Fate Said Nevermind” zo bijzonder maakt. Het is bijna onmogelijk één liedje eruit te pakken, zonder dat je een ander tekort te wilt doet. Vooruit dan maar, Sister Rain, een heerlijk krachtig duet met ene Heather Fili. Dan May schreef de radio gevoelige titeltrack samen met gitarist Stephen Patti. Het catchy Memphis Rain pende hij samen met Lisa Wilson. Op zondagmorgen, om vier minuten over twaalf om precies te zijn, zag Cheyenne Grace Beck het wereldse licht. Ter gelegenheid van de geboorte van deze wolk van een baby, schreven May en producer Anthony Newett deze prachtige lullaby en dragen deze op aan de ouders, nationaal TV en radio presentator Glenn Beck en diens vrouw Tania. Indrukwekkend liefdevol gezongen en begeleid allemaal. In het slotstuk One More Time bezorgt May mij een brok in de keel. “What is the meaning of life as we know it. Who is the teacher and who is the child”, Verdomme wat ik ben daar laatste tijd toch vatbaar voor! Wat een heerlijke ongecompliceerde verademende plaat is dit toch. Sometimes you listen to an album for the first time and you know at once, this is really good one. It's what happened to me with the brand new CD 'Fate Said Nevermind' of Dan May. May contacted The RealRootsCafe after reading my review of the prestigious Apple Farm Folk Festival in Elmar, New Jersey. My report on the Festival obviously appealed to him, because within one week the tall singer-songwriter sent me 'Fate Said Nevermind' and it's predecessor 'Once Was Red'; so the music on these albums is flooding my house now. According to the fact that in The Netherlands almost nobody ever heard about this man, I grab the opportunity to introduce you to this amazing singer-songwriter from Philadelphia. Dan May has had a thousand jobs before he was 25, such as grave-digger, camera-man, clothes salesman, security guard and many more. At that time May was already looking for the verges of life. While still studying he joined the opera circuit and could be spotted on several big American and Canadian operetta stages. Fifteen years later and after a major surgery on his vocal chords, May unfortunately could no longer live up to the requirements of the opera world. After that he decided to do what he always wanted to do, namely writing songs and sing and display them extensively on live podia. On the one side a blessing for the singer-songwriters guild, on the other side it has been the unmask of a very special person. Until now this has resulted in the release of the E.P. 'Roots and Wings' in 2005 and the debut album 'Once Was Red' in the same year. And then the media choirs talked about an unforgettable voice, beautiful music and lyrics that touch the soul. Can I add something to that; no, as a matter of fact I can't. His voice, lyrics and music complete each other perfectly in the man's third release 'Faith Said Nevermind'. In fact the CD contains all musical ingredients that are important for every music lover: Americana, Folk, Swamp Blues, Rock, Jazz and Pop, brought together sharp and clear and reaching the edges of the irresistible. Names like Darius Rucker (Hootie & The Blowfish) ,Larry John McNally and Richard Thompson, woensdag 13 juni 2012
Pagina 79 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
but then with more warmth, come to my mind. In other words, we talk about an enormous musical bandwidth. Maybe this is what makes 'Fate Said Nevermind' so special. It is almost impossible to pick one song, without harming the other equally good ones. But OK, 'Sister Rain' is a wonderful strong duet with a female singer called Heather Fili. Dan May wrote the potential radio-hitsong and title track together with Stephen Patti. The catchy 'Memphis Rain' he wrote together with Lisa Wilson. On a Sunday morning, 4 minutes after 12 to be precise, Cheyenne Grace Beck blinked to the light of the world. For the occasion of the birth of this wonderful baby, May and producer Anthony Newett wrote this beautiful lullaby and dedicated it to the parents, National TV and Radio Anchor Man Glenn Beck and his wife Tania. All songs impressively and with love performed and accompanied. In the last track 'One More Time' , May brings a lump to my throat. 'What is the meaning of life as we know it. Who is the teacher and who is the child'. Damn, nowadays I am so vulnerable for this stuff. And what a wonderful uncomplicated relieving album this is. (Jan Janssen for Real Roots Café and translated by Yvonne Böhm) Jan Janssen
Artist:
Hayes Carll
Album:
Trouble In Mind
Label:
Lost Highway
maandag 12 mei 2008
Twee jaar geleden stond ineens, op het Blue Highway Festival oog in oog met de uit Houston, Texas afkomstige singer-songwriter Hayes Carll. De jonge knaap blies mij werkelijk van mijn voetstuk, met zijn wervelende countryrock live show. Zijn CD Little Rock beluisteren en zijn uit 2002 daterende CD Flowers And Liquor daarna meteen aanschaffen was dan ook een logisch gevolg. Met Hayes Carll is het daarna alleen maar bergopwaarts gegaan. Was Little Rock al een zeer sfeervolle en volwassen plaat, nu tilt hij zijn nieuwe CD Trouble In Mind letterlijk en figuurlijk “to next level”. Interessant gegeven daarbij is dat Hayes Carll van Rounder Records overstapte naar het major Lost Highway Records. Dat bied muzikaal gezien perspectief zou je zeggen. Toch blijft Hayes Carll precies dat doen waar hij goed in is. Ondanks het feit hij nu over een aantal briljante sessie muzikanten kan beschikken, waaronder Pat Buchanan, Dan Baird, Will Kimbrough, Al Perkins Fats Kaplin en Darrell Scott zich bevinden, weet producer en multi-instrumentalist Brad Jones (Josh Rouse en Justin Townes Earle) het geluid heel basic Americana te houden. Dat laatste is zeerzeker niet negatief bedoeld. Dat Hayes Carll goede vriendjes is met Ray Wyllie Hubbard heeft hij nooit ontkent. Dat openbaart zich meteen al in de opener Drunken Poet’s Dream, dat hij samen met hem schreef. It’s A Shame is de eerste, logische, singel die in Amerika van dit album getrokken is. Het daarop volgende Girl Downtown heeft een typische Mary Gauthier karakter. Aangekomen bij track nummer vier Bad Liver And A Broken Heart begint Trouble In Mind bij mij pas, omdat het lieve er even vanaf is, echte tot leven te komen. Mijn Roots hart gaat sneller kloppen bij I Got A Gig door de mestscherpe banjo tokkel van Will Kimbrough. Aan de onverwachte overgang van het bluesy Faulkner Street naar het met bluegrass geverfde Wild As A Turkey heb ik echter als zeer storend ervaren. De daar opvolgende country ballads en rockers als Don’t Let Me Fall en A Lover Like You maken dat even later weer ruimschoots goed. Hayes Carll lijkt zijn thuis gevonden te hebben. Samen met labelgenoot Ryan Bingham investeert Lost Highway effectief in het Americana landschap voor de toekomst. Trouble In Mind laat in ieder geval een volgroeid Hayes Carll geluid horen en daar kom je als fan van het genre dan ook niet omheen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 80 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Believers
Album:
Lucky You
Label:
Corazong Records
zondag 11 mei 2008
Twee of drie jaar geleden boksten het uit Nashville afkomstige duo formatie The Believers zich een weg in het Nederlandse muziekcircuit. Dat deden ze met hen tweede CD Crashyertown. Achter de naam van The Believers gaan overigens de namen van Craig Aspen en Cynthia Frazzini schuil. Aspen deed zijn ding voornamelijk aan de oostkust van Amerika terwijl Frazzini de Appalachian American Folk muziek leerde kennen in Seattle omgeving. De twee liepen elkaar echter tegen het lijf in een bar in Seattle. Hoewel beide niet echt beschikken over geweldige vocale kwaliteiten klinken beide samen alsof ze voor elkaar geschapen zijn. De doorgaans aanstekende folk rock liedjes op hun vorige plaat hebben op Lucky You plaats gemaakt voor stevige pop, soms power rock gedreven aantekenende melodieën. Ze liggen dan ook allemaal prima in het gehoor. Hetgeen wordt weer opwindend ondersteund door drummer Steve Adamek en bassist Bill Reynolds. Het kwartet wandelt over de randen van de American Roots Music tradities. De opener en titeltrack slaan in als een bom. De basdrum dreunt prettig door je zielige lijf. Datzelfde overkomt je ook bij het Bon Jovi achtige You’ve Got Another Thing Coming. Het erg mooi gezongen Read It & Weep bewijst dat Frazzini duidelijk haar zangkwaliteiten naar een hoger niveau heeft weten te brengen. Buitengewoon fraai en erg radiovriendelijk klinken gek genoeg de twee bonustracks. Railroadspikes & Shotgunshells en Long Way To Heaven geven hier R.E.M. toch echt het nakijken. Een aanrader voor mensen die zorgeloos van pure melodieuze muziek kunnen genieten en niet opzoek willen gaan naar die soms ergerlijke details.
Jan Janssen Artist:
Van Morrison
Album:
Keep It Simple
Label:
Lost Highway
zaterdag 10 mei 2008
Terwijl halsstarrige Van Morrison’s fans zich nog steeds vastklampten aan diens oude repertoire als klassieke albums Moondance, Beautiful Vision, Back On Top etc. bediend Morrison zijn fans op hun wenken met de nieuwe release Keep It Simple. Nee, deze noord Ier kan mij niet meer verrassen. Wat hij ook aanraak en of je het nu top vindt of niet, het heeft gewoon kwaliteit. Dat laatste hoor je ook weer op deze CD. Nagenoeg alle facetten in muziek en muziekstijlen worden geraffineerd aangeroerd. Of het nu Folk, Blues, Jazz, Soul of Americana is, Morrison zet het naar zijn hand en geeft het een eigen vorm. George Ivan Morrison, geboren in Belfast op 31 augustus 1945, is op zijn drieënzestigste dus nog steeds een uitstekende zanger en liedjesdichter. Ook als gitarist, en ja soms ook weer op piano en saxofoon, zet hij zichzelf, met Keep It Simple, weer in de etalage. Kijk ik wat hij zoal nog meer op deze plaat ter hand neemt dan valt het bespelen van de ukelele, in That’s Entertainment, Behind The Ritual en de titeltrack, mij op. Kan mij trouwens niet echt herinneren dat hij dit ooit eerder deed? Bovengenoemde nummers zijn dan ook meteen de uitschieters op de plaat. Tot de sterke tracks behoren overigens ook het met keyboard aangevlogen End Of The Land en in het gospelsoul uitgewrongen liedje Soul. Bij het beluisteren van Keep It Simple moest ik weer terugdenken aan de oude sofa die op zolder van een vriend van mij stond. We draaide daar, in onze tienerjaren, onze plaatjes en zo af en toe ook die van Morrison. Als gedoodverfde fan van gitarist Jimmy Page, waarmee Morrison destijds de singles Baby, Please Don’t Go en Gloria opnam, kwam ik niet om zijn muziek heen. Het is in feite een lang verhaal achter een wekelijks terugkerend voordrink ritueel, dat Morrison nog eens fijntjes voor mij onderstreept in het slotstuk Behind The Ritual. De context is een andere, maar het gevoel is er nog steeds.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 81 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dave Morrison
Album:
A Little Farther Down The Line
Label:
Though Records
vrijdag 9 mei 2008
Meestal hoor je het meteen, goed of niet goed. In het geval van de uit California afkomstige singersongwriter Dave Morrison refereer ik aan de titel van track veertien Good Things Are Coming. En dat is zeker het geval. A Little Farther Down The Hill, het nieuwe album van Morrison, is niet gewoon goed, het is een klein pareltje wat naar ons toe gekomen is. Het is een mix van roots, folk en het singer-songwriter genre uit de jaren zeventig, maar met zeer sterke rootsy ondertoon. Het stemgeluid van Morrison is zuiver en sterk genoeg en typisch jaren zeventig sound. De liedjes zijn niet echt zwaar op de hand, de teksten gaan over het algemeen over liefde, dromen en alledaagse dingen. Maar dit is zeker niet storend. Het hoeft tekstueel niet altijd vernieuwend te zijn om uniek over te komen. Nou is dit album ook weer niet heel uniek maar het is wel buitengewoon goed. De CD is al uitgebracht in 2007 en bevat veertien uiteenlopende tracks. A Little Farther Down The Hill is over het algemeen akoestisch met hier en daar in een track een elektrische uitglijder maar gelukkig beperkt dit zich tot twee of drie liedjes. Maar daar staan dan de heerlijke klanken van viool en de mandoline tegenover, respectievelijk gehanteerd door Daryl S. & Tom Corbett. In de begin jaren negentig brengt Morrison zijn eerste album uit, getiteld; A Flash Of Green. Maar daar geeft hij niet veel volume aan. Hij heeft het veel te druk met het gezinsleven. In de tijd tot en met nu heeft hij verschillende dingen gedaan. Maar met zijn nieuwe album staat Dave echt op de kaart en is het nu zaak voor hem om dit niveau vast te houden. Ben nu al erg nieuwsgierig naar het volgende project.
Jelco Oosterhof Artist:
Doughboys
Album:
Doughboys
Label:
RAM Records
donderdag 8 mei 2008
Bij de wat oudere popmuziekliefhebber zal het beluisteren van ‘Is It Now’ van The Doughboys het ware déjà vu gevoel teweegbrengen. De muzikale mengeling van rhythm & blues en rock ‘n’ roll doet oude tijden herleven van Bo Diddley, The Yardbirds, The (beginnende) Rolling Stones, The Animals en onze bloedeigen Bintangs. Al deze invloeden worden door The Doughboys opnieuw tot leven gewekt en wel op zeer authentieke wijze. Echt verrassend is dat niet omdat ze, net als deze stijlbroeders, ooit begonnen in de vroege jaren zestig met dit verschil dat de band, behalve in de eigen omgeving van New Jersey en New York, geen enkele (inter)nationale roem oogstte. Dat laatste kan hen alsnog ten deel vallen, omdat anno 2000 de groep na ruim dertig jaar weer bij elkaar kwam. Zeven jaren van oefenen en optredens leidden tot deze studio-opnames met covers, oud en nieuw werk. De groep klinkt natuurlijk alsof de tijd heeft stilgestaan, maar speelt opzwepend als een beginnend garagebandje dat van geen ophouden weet. Van begin tot eind hoor je pure liefde voor rock ‘n’ roll. The Doughboys is een kwartet muzikanten met bassist Mike Caruso, drummer Richie Heyman en leadzanger, harmonicaspeler en componist Myke Scavone (ooit zong hij Black Betty van Ram Jam naar een hit) als voor mij bekendste lid. Grote tegenslag kreeg de groep te verwerken door het overlijden van gitarist Willy Kirchofer in 2005, wiens vlammende gitaarbijdragen op dit album zijn vereeuwigd in de goud van oud serie ‘Route 66’, ‘Ain’t Gonna Eat Out My Heart’ ‘That’s How Strong My Love Is’ ‘I’m Crying’ en ‘Down Home Girl’. Goede bandvriend en medecomponist Gar Francis nam zijn rol op passende wijze over. ‘Is It Now’ klinkt als een rete strak retro - album, bovenal door de zanger die zingt zoals Eric Burdon nog steeds doet en zoals Mick Jagger dat tot veertig jaar terug deed. Leeftijdloze muziek aldus, want je bent tenslotte nooit te jong om dit sixtieskostje tot je te nemen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 82 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Randy Casey
Album:
Late Bloomer
Label:
Independent
woensdag 7 mei 2008
Is het niet voor veel popmuziekliefhebbers de natste droom om zelf een rockster te zijn? Daarover gaat ‘All I Ever Wanted’, het openingsnummer op het album Late Bloomer van liedjesschrijver en veelzijdig instrumentalist Randy Casey uit Minneapolis. Dit ‘recht voor uit’ liedje is zo catchy als de kolere én heeft ook nog eens een grote meezingfactor dat model staat voor de hele plaat. Randy Casey ontpopt zich namelijk als een gehaaide songsmid, die invloeden tapt uit jaren zestig rock, country, folk, blues, welke hij tot licht verteerbare stukken weet te bewerken. Een elftal lekker lopende liedjes, nooit diepgaand maar met een hoog amusementgehalte. Zoiets als aantrekkelijke oppervlakkigheid, dat toch een kunst is om dat goed te doen. Casey en zijn begeleidingsband zijn daar ten volle in geslaagd. Vlotte, ietwat melancholieke melodieën, rijke inzet van instrumenten van o.a. (slide) gitaren, bas, drums, pedal steel, fiddle, mandoline, piano en orgel, competent spel en diens welluidende tenor. Zijn natte droom wordt misschien werkelijkheid, als hij kan voorkomen dat zijn gelikte songschrijverschap droog komt te staan. Zou jammer zijn want hij biedt verslavend spul.
Huub Thomassen
Artist:
Matthew Ryan
Album:
Matthew Ryan Vs. The Silver State
Label:
Little Indian
dinsdag 6 mei 2008
Ik was hem al totaal vergeten. Ik heb het over de nu vanuit Nashville opererende, maar in Chester, Pennsylvania geboren en getogen, singer-songwriter Matthew Ryan. Hij is inmiddels drieëndertig. Ik herinner mij het bijzondere verhaal van tien jaar geleden nog, als de dag van gisteren. Ryan, geboren als Ryan Webb, veranderde zijn naam toen hij begin twintig was om zijn oudere broer een hart onder de riem te steken. Dienst leven raakte uit balans en Ryan besloot de naam van broertje Matthew voorop te stellen. Onverbiddelijke broederliefde dus. Hoe het ook zij, daar aan de oevers van de Delaware rivier, even ten zuiden van Philadelphia, ontsproot toch een paasbest talentvolle liedjesdichter die mij ongeveer tien jaar geleden compleet veraste met zijn debuutalbum May Day. Ik realiseer mijn nu pas hoe jong hij wel niet was en hoe volwassen hij toen al klonk. Gek eigenlijk, ik schafte de CD gelijktijdig aan met Whiskeytown’s Strangers Almanac? Kan geen toeval geweest zijn. Nu tien jaar ouder en wat grijzer geworden mept hij mij weer van deze stoel met zijn piksplinter nieuwe release Matthew Ryan Vs. The Silver State. De basis van Ryan’s muziek is de ongelofelijk strakke mid tempo rhythm sectie. Je hoort een U2 (American Dirt) beat die zich langzaam maar zeker in de richting van een Drive-by Truckers (Dulve Et Decorum Est) groove voortbeweegt. Enerzijds komt dat door bassist Goug Lancio en drummer Steve Latanation maar anderzijds komt het beetje omdat Ryan’s stem iets of wat doet denken aan die van Patterson Hood. De mooie lome klank van de liedjes laat je de enorme hitte voelen waarin deze plaat tot stand gekomen is. Het grandioze laidback gitaarspel van Brain Bequette valt op door zijn onzichtbaarheid. Heb het idee dat Ryan zijn levenservaringen ontbloot. Er is klaarblijkelijk veel gebeurd de afgelopen jaren ze waren in ieder geval voor een deel de moeite waard om ze tot leven te laten komen op deze CD. Dat uit zich met name in zeer persoonlijke liedjes zoals “It Could've Been Worse”, waar ook Thad Cockrell in meezingt, of “They Were Wrong”. Ook in “Drunk And Disappointed” hoor ik volgens mij enige persoonlijke zelfreflectie. Prachtige karaktervolle plaat die in ieder geval het alledaagse leven een stuk aangenamer maakt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 83 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jordan Zevon
Album:
Inside Out
Label:
New West Records
maandag 5 mei 2008
Insides Out is voor Nederland de eerste solo ontmoeting met Jordan Zevon, juist ja, de zoon van dus. Je zult het maar zijn, zullen we maar zeggen. Maar goed hij staat er niet alleen voor Jacob Dylan en de zonen van Steve Earle en Steve Young, respectievelijk Justin en Jubal Lee deden vorig jaar al Nederland perplex staan. Toch even een waarschuwing vooraf voor mensen die blindelings varen op naam. Wie een “listens like” Warren Zeven album verwacht, komt echt bekaaid af. De vanuit California opererende singer-songwriter maakt vernuftige erg toegankelijke mainstream poprock songs, die in Nederland moeiteloos hun weg zouden moeten kunnen vinden op de speellijsten van onze nationale radiostations. Nadat Zevon zijn ongetitelde EP in Amerika een aantal jaren geleden op de markt bracht ziet het er nu naar uit dat hij precies weet hoe hij wil klinken. Volgens mij weet hij ook dondersgoed dat hij zich op glad ijs begeeft met deze keuze. Als ik mij namelijk niet vergis en goed geluisterd heb vertoond Insides Out raakvlakken in het muzikale segment waar ook mensen als o.a. John Mayer, Daniel Powder en heel recent ook Shane Alexander zich begeven. Met andere woorden, geen hand maar een land vol, dus. Op Insides Out lijkt het er even op dat Zevon opent met Anouk’s liedje Girl. Gelukkig krijgt The Joke’s On Me snel een andere wending zodat het toch weer allemaal meevalt. Met het daaropvolgende This Girl maakt Zevon duidelijk dat hij ook over de grenzen heeft gekeken voordat hij zijn ideeën wereldkundig ging maken. De mengelmoes van Britpop en West Coast pop klinkt aanstekelijk en Jordan Zevon’s stem spreek mij in ieder geval erg aan. Een weloverwogen CD debuut van een man die, net als bovengenoemde deelgenoten, niet uit is op in de schoot geworpen en goedkoop succes over de rug van Pa naam.
Jan Janssen
Artist:
Fred Eaglesmith
Album:
Tinderbox
Label:
Sonic Rendezvous
zondag 4 mei 2008
Noem eens één singer-songwriter op die zo onvoorspelbaar is de Friese Canadees Fred Eaglesmith? Kijk dat bedoel ik nauw! Deze keer komt Eagelsmith met zowaar een techno gospel plaat genaamd Tinderbox. Mijns inziens zal de meest opgewekte Fredhead, zoals Fred Eagelsmith fans zichzelf graag noemen, stevig aan deze plaat moeten wennen. Overigens dat techno slaat meer op de beat die sommige nummer bevatten, dan op elektronisch computer gestuurde machines of zo. De nekspieren worden in ieder geval meteen al in het begin flink onderhanden genomen in de opener Sweet Corn en Chain Gang. Okay, hier en daar een eigen ingesproken sampler, maar dat was het dan ook echt. De productie klinkt simpel en schraal en toch krijg je met een totaal ander Eagelsmith te maken. Eaglesmith klinkt huiveringwekkend in de titeltrack dan weer humeurig nukkig in Worked Up Field maar verliest nooit de oorspronkelijkheid van zijn liedje uit het oog. De CD duurt bijna een uur en bevat maarliefst achttien tracks. Wat mij opviel was dat de tijd omvloog, je weet wel net zo snel als een goed gevulde werkdag kan omvliegen. Zonder het in de gaten te hebben raakte ik verstikt in de twee prijsnummers op deze CD, genaamd You Can’t Trust Them en het langste nummer op deze Eaglesmith plaat Get On your Knees. Het is allemaal wat, zelden zo’n krachtige muziek statement gehoord als Tinderbox dit uitstraalt. Eaglesmith wandelt echt buiten de gebaande paden, om u een richting te geven Tom Waits meets 16 Horspower of toch Jim White’s Searching For The Wrong Jesus misschien? Hoe dan ook, dacht je dat je alles al gehoord had, dan zal Tinderbox u alsnog versteld doen staan.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 84 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Boris McCutcheon & The Saltlicks
Album:
Bad Road, Good People
Label:
Frogville Records
zaterdag 3 mei 2008
Een aantal jaren geleden liet Boris McCutcheon een reusachtige indruk achter bij de gestaag groeiende Roots muziekliefhebbers in Nederland. Dat deed hij in eerste instantie op zijn debuutalbum Mother Ditch, die pas verscheen nadat hij Roots minnend Nederland wakker schudde met de release van When We Were Big uit 2003. Via de opvolger, Cactusman vs The Blue Demon in 2006 en natuurlijk zijn ontelbare live optredens, maakten van hem bepaald geen onbekende in ons land. De oorspronkelijk uit Massachusetts afkomstige singer-songwriter zet met zijn vierde nieuwe CD Bad Road, Good People zijn volgende logische stap. Op het ruim twee jaar geleden verschenen Cactusman vs The Blue Demon ontdeed de nu vanuit New Mexico opererende songer-songwriter zich al van het bluegrass folk en country imago. Beschikte McCutcheon, naar mijn mening, al over een soort van verborgen Eddie Hinton kick, op Bad Road, Good People scoort hij daarmee op geheel eigen wijze en uniek in zijn soort. Wat mij betreft overtreft hij daarmee zichzelf op deze plaat. De ingrediënten Folk, blues soul, country, pop en rock blijven natuurlijk in basis, maar de veelzijdige instrumentatie en de zorgvuldig geboetseerde onderwerpen creëren een zeer specifieke ambiance. McCutcheon opent erg interessant. Met The Ballad Of Rusty Strange rakelt hij oude herinneringen op die loner Rusty Range uit de as doen herrijzen. In de zandbak van New Mexico liggen de thema’s niet voor het oprapen. Dus pikt hij ze op, zoals zo vele doen in dit genre, “on the road”. Het leven als een troubadour gaat niet over rozen, zullen we maar zeggen. En als je ‘s avonds eenzaam in een motel op bed ligt te kijken naar de Amerikaanse nieuwszender CNN of de krant openslaat dan wordt je daar niet echt vrolijk van. Het zet mannen zoals McCutcheon aan het denken. Hoe anders kom je op het idee het verhaal over, het ontvoerde Oostenrijkse meisje, Natascha Kampusch te vertalen naar een prachtig aangrijpend lied. Terug van tournee probeert McCutcheon het allemaal thuis uit te leggen in het melancholische Big Old World. Prijsvechter op de CD is ongetwijfeld Peace With The Pines. McCutcheon verzoent zich, tekstueel en muzikaal, en vindt daar zijn innerlijke rust. Voor Boris McCutcheon is New Mexico “the place to be” en dat hoor en voel je gewoon. Geniet en huiver maar doe het in sfeer want Bad Road, Good People moet met enige zorgvuldigheid beluisterd te worden.
Jan Janssen
Artist:
Eileen Rose
Album:
At Our Tables
Label:
Evangeline
vrijdag 2 mei 2008
Eileen Rose groeide niet op in een van de beste buurten van Boston. Ergens begin 2000 maakt ik voor het eerst kennis met de muziek van deze “Cool Looking Diva”. Echter aan Shine Like It Does en het twee jaar geleden verschenen Come The Storm hield ik een soort haat liefde verhouding aan over. Geen idee hoe ze het in Nederland doet qua verkoopcijfers, wat ik wel weet is dat ze met name in Italië en de UK meer succes heeft dan “Back Home”. At Our Tables is Eileen Rose vierde album en biedt wederom een aantal prachtige songs. Dat “een aantal” moet u maar niet te letterlijk nemen, want na het beluisteren van deze CD lijkt het erop dat ik persoonlijk wat meer begrip kan opbrengen m.b.t. haar stemgeluid. Deze is namelijk, wat mij betreft, veel beter in balans met de muzikale omlijsting op deze plaat. Blijft over het feit dat je bij liedjes als het hippe Doesn’t Mean A Thing en het daaropvolgende meeslepende Failure To Thrive bij de les moet blijven. Tip: het keurig verzorgde en bijgeleverde tekstboekje even doornemen, verricht daarbij wonderen. Dat laatste drong pas echt tot mij door tijdens het beluisteren van de humeurige afsluiter The Day Before. Man een veelzijdige woordenschat bezit deze ongehoorzaam ogende juffrouw toch. “The dead sit at your tables long after they are gone” staat geschreven in de inlay van Eileen Rose nieuwe CD. Het slotstuk en de woorden, die Auteur Mitch Albom opschreef en afkomstig zijn uit diens bestseller “For One More Day”, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Rose liet zich inspireren daardoor en had het lef om muzikaal terug te blikken op haar carrière en ervaart de consequenties daarvan “good or bad”. Dat zegt in feite al meer dan genoeg dacht ik zo. Eileen Rose bewijst op haar nieuwe album At Our Tables dat ze veel meer in haar mars heeft dan ze mij deed geloven. Het is precies zo zoals James McBride ooit schreef over Albom’s boek, At Our Tables did make me smile and did make me wistful. Meer wil ik er niet over kwijt, zelf snel beluisteren raad ik u aan.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 85 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Okieson
Album:
Tomorrow Gone
Label:
Independent
donderdag 1 mei 2008
Eind vorig jaar besprak ik de fortuinlijke debuutalbums van de uit Nijmegen afkomstige formatie Phantom Puercos (Woold) en het ongetitelde album van de talentvolle singer-songwriter Marten de Paepe. Stond de keizerstad tien jaar geleden nog vooral bekend als bluesstad bij uitstek, nu lijkt het aan de oevers van de Waal goed toeven als je tenminste in het Alt. Country, Americana en singer-songwriter circuit verkeert. De nieuwe aanwinst, afkomstig uit het Mimweegse, heet Okieson. Hun debuutalbum heet Tomorrow’s Gone en wordt door de band zelf betitelt als Country-noir. Enerzijds wordt in de stukken een terechte verwijzing naar de melancholische klank van de band gemaakt en anderzijds duid men daarbij ook op de zwarte rondgrazende Galloway runderen in het prachtige natuurreservaat de Ooijpolder. Dat laatste snap je als echte insider, maar dat dit onlangs in de schrijvende pers vertaald werd naar muziek gemaakt tussen de koeienvlaaien, schiet bij deze boer echt in het verkeerde keelgat. Deze typische westerse neerbuigende interpretatie classificeer ik als oerdom die enkel en alleen maar berust is op onvoldoende sociale journalistieke diepgang. Tijd voor wat algemene opvoeding dus! De basiselementen van Tomorrow’s Gone werden in een oefenruimte ergens in de Ooijpolder opgenomen. Oprichters, liedjesschrijvers en gitaristen van de band Sebastiaan van Bijlevelt en Paul van Gogh en de glooiende rhythm sectie, bestaande uit bassist Ruben Trimbach en drummer Floris de Jonge, hebben overduidelijk grip op hetgeen ze doen. De songs dringen soepel maar uitermate gevoelig tot mij door. De muzikale details, die volgens mij met uiterste precisie zijn gemaakt, zijn opmerkelijk on Nederlands. Zo hebben de heren goed geluisterd naar de donkere toonzetting van het Hyacinth House geluid, in het zwierende Contribute. Daarna volgt de akoestische titeltrack. Het klink heel basic maar overtreft zichzelf door zijn enorme zeggingskracht en klankkleur. Ja, ja de nachten kunnen lang worden, zeker als je ergens in de polder een vuurkorf in de fik kunt steken en je lekker onderuit kunt zakken. Nog mooier en romantischer wordt het als je vervolgens daarna de zon kunt zien opkomen vanuit het mooie Duffeltse landschap. Dat soort visuele waarnemingen en belevingen inspireert kennelijk liedjesdichter Sebastiaan van Bijlevelt. Dat hoor je ook in Secret Love Lane. Het verhaal over geheime rendez-vous van verliefde stelletjes, langs de dijk tussen het historische Nederland Duits gemaal in Nijmegen en het zeer populaire hotel, café Oortjeshekken, had ik in ieder geval niet zo mooi een plaats kunnen geven. De sobere warme sound van Okieson doet in zekere zin denken aan Lambchop of Bonnie “Prince” Billy. Toch denk ik dat deze plaat zeker ook in de smaak zal vallen bij de uitgekiende Nick Drake, Bert Jansch en Roy Harper aanhang. Ambitieus vergelijk, dat realiseer ik me. Nu maar hopen dat de hype niet toeslaat en de vermeende zonen van de rondtrekkende sinaasappelboeren in Oklahoma (Okies) zich vast kunnen blijven houden aan het motto beter klein maar fijn dan groot maar in de goot.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 86 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Randy Thompson
Album:
Further On
Label:
Jackpot Records
zondag 20 april 2008
Als jochie van een jaar of acht wist Randy Thompson al precies wat hij met zijn leven aan wilde. Op die leeftijd al volslagen idolaat van Hank Williams en Jimmie Rodgers, was het geen enkele vraag dat hij in hun voetsporen zou treden. Van de eveneens uit Piedmont, Virginia afkomstige bluesman John Jackson, kreeg Thompson les in de muzikale tradities van zijn land en die bracht hem en passant ook de kneepjes bij van de gitaar - ‘pickin’ - speelstijl. Doordat hij niet alleen oor had voor traditionalisten, maar ook een luisterdieet nam van de toen moderne lichting – waartoe Joe Ely, Nicky Newbury, Steve Young en Emmylou Harris behoorden – gaf hem een bredere visie op de countrymuziek. Een sprongetje in de tijd leert dat hij met ‘Wearin’ Blue’ in 1998 debuteerde en dat pas met ‘That’s Not Me’ – volledig in het teken staand van echtscheidingverwerking – in 2004 een vervolg kreeg. Opnieuw getrouwd en verwijzend naar de titel van zijn derde cd ‘Further On’, is Thompson weer helemaal boven Jan om muziek te maken. Daarvoor toog hij dit keer naar Nashville, waar hij een tiental songs opnam die zijn brede spectrum van countryinvloeden helder etaleert. Het album begint met de redelijk traditionele countryrocker ‘Don’t You See’, waarop zijn toen pas 15 jarige zoon Colin een energieke glijpartij op de gitaar ten beste geeft en dat staaltje nog eens mag herhalen in de gezwinde folk- blues van ‘Goin’ Down To Lynchburg Town’. In ‘Don’t You Remember’, ‘Leave The Light On’ en ‘Raptide’ komt de ingetogen kant van de singer – songwriter in hem meer naar buiten. In Utah Philips’ ‘Rocksalt & Nails’ en het titelnummer (met de tekst van zijn opa) krijgt dat typerende (niet zozeer aan mij bestede) countrysentiment de ruimte. Dat in deze twee songs de steel gitaarklanken komen van de 80 - jarige Don Helms, ooit lid van Hank Williams’ originele Drifting Cowboys, mag bijzonder heten. Aan de instrumentatie (banjo, mandoline, violen, gitaren, bas en drums) en productie valt niks af te dingen, waardoor ‘Further On’ gewoon een eigentijds rockende countryplaat is geworden.
Huub Thomassen Artist:
Willie Stradlin
Album:
Untitled
Label:
Independent
zaterdag 19 april 2008
Goed geproduceerde power country poprock komt vaak uit het Amerikaanse Barband circuit. Willie Stradlin komt niet alleen uit die hoek maar beheerst deze tak van sport, wat mij betreft, als één van de aller beste. Als u nu meteen gaat bedenken wie die Willie Stradlin dan wel niet is dan wil ik u daar graag een handje bij helpen. Allereerst Willie Stradlin is geen muzikant of artiest. Het is de naam van een band afkomstig uit de Red Dirt Southern Rock staat Arkansas. Devin Robberson (zang, akoestisch gitaar), Heath Molton (zang en elektrisch gitaar) Jim "Axes of Evil" Stengel (lead gitaar), Andrew Holland (drums) en Jim Ward (bas) ontleenden de bandnaam aan hun helden Willie Nelson en Izzy Stradlin (ex Guns & Roses). Dat opgeschreven hebbende raken ik ook meteen de kern van de muziek van de band. Traditionele opgedofte country ballads wisselen zich af met strakke gitaar licks die als een muur op je afkomen. Ik kan hier wel van smullen. Het Reckless Kelly en Matchbox Twenty allegaartje blijft onmiddellijk bij de eerste draaibeurt in je kop circuleren. Sterker nog, ik gilde de opener, Izzy Stradlin’s cover van Chop Away, meteen mee in mijn Astra GTC. Centraal Justitieel Incasso Bureau in Leeuwarden (de bekeuringfabriek van Nederland) lacht zich nu kapot om deze plaat, kan ik u alvast vertellen. Dit titelloze album hunkert namelijk naar plank gas om vervolgens daarna wegmisbruiker van het jaar te worden. De volle mix en mastering lag in vertrouwende handen van niemand minder dan Joe Hardy (ZZ TOP, Chris Knight en Steve Earle). Neo- traditionalist Mike McClure (The Great Divide) en ene Travis Linville produceerde Willie Stradlin’s debuutalbum. Dit opmerkelijke trio laten enerzijds prima melodieuze composities schitteren, maar anderzijds leggen ze daar juist ook, naar mijn smaak, te veel de nadruk op. Voor een bijna vijftig minuten durende CD varieert hij, met uitzondering van country ballads als Lonely Drifter, Sweet Melissa en On and On, te weinig. Aan het eind van de CD gaat mijn voet heel even van het gaspedaal, als u begrijpt wat ik bedoel. Net voordat ik indutte voelde ik die kick in mijn rugleuning en ging er weer als een speer vandoor op nummers als Living For The Weekend en Drinkin’ Tobacco and Smokin Stoli. Met deze tabak’s en Vodka tegenstrijdigheid wordt in feite een leuke plaat afgesloten. Niet wereld veranderend of zo, maar wel lekker ordinair doorsnee.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 87 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Nathan McEuen
Album:
Festival
Label:
Lint Records
vrijdag 18 april 2008
Door papa John Mceuen, prominent multi – instrumentlist van The Nitty Gritty Dirt Band, werd Nathan Mceuen al heel vroeg meegesleept naar optredens in bars en festivals. Deze paplepel heeft, zo blijkt met zijn debuut cd ‘Festival’, zijn uitwerking op zoonlief niet gemist. Met liefst zestien goed gecomponeerde liedjes profileert hij zich met een eigen stijl die weliswaar vrijwel geheel voortspruit uit het traditionele bluegrass genre, maar daar toevoeging van country - en poprock elementen gelukkig buiten dat enge kader opereert. Het belangrijkste handelsmerk is evenwel zijn kalme, weemoedige stemgeluid dat je naar binnen neemt in zijn gevoelswereld en via zijn poëtische teksten lucht geeft aan met name zijn (on) gelukkige liefdeservaringen. Met behulp van Paul Cartwright op fiddle, mandoline, Chuck Hailes op staande bas en Mike Longoria op drums, cajon en natuurlijk de hoofdpersoon zelf op akoestische gitaar, banjo, piano en percussie, is het overgrote deel van de liedjes fraai klankrijk geïnstrumenteerd. Uitschieters zijn er niet echt, mooie liedje meer dan genoeg, al raken er een paar wel extra sterk, zoals ‘We Both Lose’, ‘Won’t Be Easy’ en ‘Kingdom By The Sea’. Melodieus, rustiek maar energiek is de muzikale omlijsting, die in combinatie met McEuen’s emotievolle stem, er voor zal zorgen dat ‘Festival’ door de liefhebber van een mengeling van ouderwetse – en moderne folkmuziek zal worden omarmd.
Huub Thomassen Artist:
Jill Barber
Album:
For All Time
Label:
Baudelaire
donderdag 17 april 2008
De Canadese Jill Barber, in 2005 uitgeroepen tot ‘Best Canadian Female Solo Artist’, is een jonge zangeres met potentie! In Canada wordt in 2006 haar eerste volledige album ’For All Time’ uitgebracht. En nu is deze cd nu ook in ons land verkrijgbaar, gelukkig, want het is een juweeltje! Jill beschikt over een altstem die qua kracht doet denken aan Dolores Keane, en qua souplesse aan Iris DeMent. Zodra ze de lagere regionen opzoekt komt bij mij zelfs de naam van Eartha Kitt boven. In een mix van jazz, folk en country presenteert Jill een elftal songs op hoog niveau, welke door een stel prima muzikanten (waaronder Luke Doucet) schitterend begeleid worden. Naast de zeer verzorgde productie, uitstekend passend bij dit americanaproduct, is het toch vooral de stem van Jill die zorgt voor een topper in dit genre. Jill is beslist geen eendagsvlieg; we zullen nog veel van deze dame gaan horen!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 88 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The SteelDrivers
Album:
The SteelDrivers
Label:
Rounder
woensdag 16 april 2008
Dit titelloze album is het debuut van een groep rasmuzikanten; allen hebben al vele jaren ervaring opgedaan in allerlei groepen en/of verleenden hun medewerking aan opnamen van een groot scala aan artiesten. Een van hen is Mike Henderson, waarvan ik ‘First Blood’ (1996) bezit, een grandioos én miskend bluesalbum, waarop Henderson schittert als virtuoos gitarist. Bij The SteelDrivers beperkt hij zich tot de mandoline en ook dit countryinstrument beheerst hij in al zijn facetten. Dit album laat zich dan ook het best omschrijven als bluegrass met een bluesy feel. Gitarist Chris Stapleton zingt de leadvocals en het is zijn stem die de nummers een soulvolle uitstraling geven. Zijn krachtige stem kleurt prachtig met de harmonievocalen van Henderson, Mike Fleming (bas) en Tammy Rogers (viool) en levert zeer verfrissende, opwindende en “vernieuwende” bluegrass op. Tegelijkertijd is het, hoe gek dat ook klinkt, muziek die stevig geworteld is in de traditionele bluegrass uit de vooroorlogse periode. De oorzaak hiervan ligt wellicht mede in de directe manier van opnemen, grotendeels live gespeeld op de studiovloer. Niet onvermeld mag blijven het fraaie versierende banjospel van Richard Bailey (mooie solo in ’If It Hadn’t Been For Love’). Het prijsnummer van dit album is voor mij de ballad ‘Sticks That Made Me Thunder’. Vijf muzikanten leveren vakwerk af. Hoe je dat doet? Nou volgens Bailey zo: ’We want to play our kind of music”. Liefhebbers dus van muziek zo oud als de Rocky Mountains en zo nieuw als het eerste lentebriesje van dit jaar. Alle songs (geschreven door Henderson en Stapleton) ademen de perfecte sfeer van goede én tijdloze bluegrass.
Benny Mulder Artist:
Eddie Vedder
Album:
Original motion picture soundtrack Into The Wild
Label:
J-Records
dinsdag 15 april 2008
De nu volgende besproken DVD en CD mag niet gemist worden door echte natuur, film en muziekliefhebbers. Zelden of nooit begin ik op deze manier een Meet & Greet bespreking. Net zoals bij de soundtrack van “O Brother, Where Art Thou?” het geval was, waar destijds veel mensen van hun stoel vielen toen deze in 2002 de Grammy Award in de wacht sleepte voor het beste album van het jaar, val ik van mijn barkruk als hetzelfde niet gebeurd bij de CD genaamd Into The Wild. Het waargebeurde verhaal, dat Jon Krakauer schreef over avonturier Christopher McCandless, bevat geweldige landschapbeelden om verslaaft aan te raken. McCandless, gespeeld door Emile Hirsch, heeft ergens april 1992 de neus vol van de samenleving. Op zekere dag schenkt hij al zijn geld aan de armoede bestrijdingsorganisatie Oxfam International, verknipt zijn pinpas, creditcard en identiteitsbewijs om vervolgens al liftend via de Stampede Trail naar Alaska te trekken. Rigoureus Into The Wild dus! Regisseur Sean Penn vroeg Pearl Jam zwaargewicht Eddie Vedder of hij nog gaatje had om de muziek voor deze film te componeren. Dit laatste is op zeer passelijke en met een enorme tact door hem tot uitvoering gebracht. De pakkende nummers lopen naadloos in elkaar over waardoor de muziek, zelfs zonder bijbehorende beelden, je zal dwingen de aanstaande DVD ook de revue te laten passeren. Vedder heeft de emotie die de film losmaakt haarfijn aangevoeld en deze enkel en alleen maar ingepast in de visie van de regisseur. De met folk en Roots overgoten plaat blinkt uit omdat Vedder de pure rock ‘n’ roll basis naar de achtergrond delegeert. Dat laatste word haarfijn onderstreept in de opener Setting Forth. Van het door Gordon Peterson (Indio?) geschreven Hard Sun, krijg ik kippenvel. Het tegenstrijdige maar hunkerende Society, wat dat daarop volgt, zet mij aan het denken. Wat is vrijheid? Dit kunstje heeft Vedder al eens eerder geflikt! Met Nusrat Fateh Ali Khan en later samen met Neil Young maakte Vedder “The Long Road” voor mij onsterfelijk. Daar was ik kennelijk naar opzoek, emotie die het traanbuisje stimuleren. Man wat is dit lang geleden zeg.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 89 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Ogilvy
Album:
Heaven & Earth
Label:
Independent
maandag 14 april 2008
David Ogilvy laat op zijn derde CD Heaven And Earth een fluweelzacht geluid horen. Deze inwoner van West Londen wiegt met zijn dromerige liedjes de luisteraar in een romantische bui. Hoewel een Brit, zijn de liedjes vooral op Amerikaanse leest geschoeid. Subtiliteit is daarbij zijn handelsmerk door de uitgekiende arrangementen met veel door hemzelf bespeelde instrumenten (o.a. piano, lapsteel, dobro, mandoline, drums) en de hemelse harmonieën. Zijn stem houdt het midden tussen JJ Cale en (een ingehouden) Eric Clapton. Negen van de twaalf liedjes zijn van eigen hand en de teksten gaan bepaald niet alleen over de zonnige kant van het leven: drugs - en drankzucht, dwalen en dolen, relationele affaires, mislukte vriendschappen, et cetera. Covers zijn er van Dylan met ‘I Pity The Poor Immigrant’, de Doc Pomus/ Mort Shuman smartlappen classic ‘Can’t Get Used To Losing You’, ooit een hit voor Andy Williams en de gospeltraditional ‘Whole Wide World’. Dat er ook een gospel - en soullaagje ligt over veel van zijn eigen nummers mag niet verwonderlijk heten, als je bedenkt dat David Ogilvy componeert voor en optreedt met een gospelkoor. Zo nam hij dit album tussendoor op tijdens de pauzes van koorrepetities voor een optreden in Westminster Cathedral. Heaven And Earth is spiritueel, ingetogen en van een warme schoonheid.
Huub Thomassen Artist:
Royal Wood
Album:
A Good Enough Day
Label:
Six Shooter Records
zondag 13 april 2008
Eén minuut en twee seconden duurt de titel- en openingstrack en gelijk weet je wat voor vlees je in de kuip hebt, harmonieuze en betoverende muziek! Vreemde naam voor deze (Canadese) artiest overigens, Koninklijk Bos. Klinkt bij ons toch minder vertrouwd dan Jan(tje) Smit. Maar ik dwaal af, terug naar de muziek. Veel, heel veel piano en mede hierdoor schieten namen als Billy Joel en (een jonge) Elton John me in gedachten. De stem van Royal bezit echter die heerlijke loomheid en sierlijke frasering van zangers als Ron Sexsmith en Rufus Wainwright. Het is smullen geblazen van zijn stem, van zijn pianospel en van zijn gitaar, let bijvoorbeeld eens op zijn fraaie “vinnige” solo aan het end van ‘Juliet’. ‘Siren’ wordt gebracht met een orkestratie die me doet terugverlangen naar Van Dyke Parks’ meesterwerk Song Cycle. Af en toe besluipt je de gedachte te luisteren naar nooit uitgebrachte Beatles nummers, de zangharmonieën in ’In The Garden’ doen sterk denken aan Revolver, met name aan ’For No One’! Terwijl bij nummers als ‘I’m So Glad’ en ‘Step Back’ een relaxte sfeer en directheid verschijnen die ook kenmerkend zijn voor een singersongwriter als Nick Lowe. Vele referentiekaders dus, maar toch vooral een “echte Royal Wood”, eerlijk in al zijn eenvoud. Dit is weer zo’n CD die ik eindeloos achtereen kan draaien, harmonieus én betoverend!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 90 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hungrytown
Album:
Hungrytown
Label:
Listen Here Records
zaterdag 12 april 2008
Op de achterkant van de CD hoes staan een man met zijn handen in de broekzakken en een vrouw met een akoestische gitaar. Ze zijn gekleed als ware ‘Newborn Christians’, hij het type Maarten Biesheuvel, zij doet me denken aan Sylvia Plath, maar dan met bril. Kortom de outfit van gedegenheid met de uitstraling van twee Jehovagetuigen. Foei, zo kan die wel weer Benny, mensen afrekenen op hun uiterlijk! Ho, ho, ik was nog niet klaar met mijn inleiding… maar wat een leuke muziek maken hij (Ken Anderson) en zij (Rebecca Hall) toch! Op Gene Clark’s ‘With Tomorrow’ en de traditional ‘Sylvie’ na zijn de nummers van eigen hand. Rebecca zingt de lead en speelt gitaar. Ken verzorgt de harmonieën en speelt bas, orgel, gitaar, harmonica, klokkenspel en drums. Vooral dat laatste doet hij op een wat onbeholpen houthakkerige, maar tevens o zo charmante wijze. Eigenlijk is de term charmant, of beter LIEF, van toepassing op de gehele CD. Maar ook het label “muzikaal & harmonieus” past erg goed bij Hungrytown. In het eerdergenoemde ’Sylvie’ (mooie hobopartij!) is het net of de geest van Sandy Denny (Fotheringay) op hen neerdaalt, pure jaren 70 folk. In veel andere tracks is het of ik The Carpenters hoor, zowel qua solozang als hun manier van samenzang. Hoe “lullig” we destijds Karin en haar broer ook mochten vinden, ze maakten wél muzikale muziek; als in de Arbeidsvitaminen hun ‘Top Of The World’ voorbijkomt zingt deze jongen onbeschaamd luidkeels mee! Door het laten meespelen van (onder andere) The Virginia Ramblers kent de CD ook de schoonheid van prachtig uitgevoerde landelijke muziek. Laat de teevee eens een avondje uit, nestel je in je favoriete luisterstoel, schenk een mooi glas wijn in, eventueel met een rokertje erbij, en relax met én geniet van Hungrytown. Schoonheid in bedrieglijke eenvoud!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 91 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Counting Crows
Album:
Saturday Nights & Sunday Mornings
Label:
Geffen
vrijdag 11 april 2008
The Counting Crows behoeven geen introductie bij Roots rockend Nederland. Komt niet vaak meer voor dat ik nog aandacht besteed aan een mainstream mega formatie als deze. Heb de band, na de release van August & Everything After in 1993, zelfs een beetje uit het versier verloren, moet ik ook eerlijk bekennen. Heb dat trouwens wel vaker als iets mainstream wordt. Alternatievelingen en traditionalisten in het Roots circuit vinden dit een vies woord. Gek eigenlijk, want wenst diezelfde groep fanatiekelingen niet dat juist hun muziek door iedereen gehoord zou moeten worden? Laat ik u maar eerlijk vertellen dat toen ik voor het eerst, in 1991, in aanraking kwam met de muziek van The Counting Crows ik dat ook riep. De band werd even daarna ontdenkt door Robbie Robertson en kort daarna zag dus August & Everything After het daglicht. Nederland nam in die tijd, buiten cabaretier Dolf Jansen, zoals wel vaker een afwachtende houding aan. Het is allemaal alweer zo lang geleden. In de tussentijd maakte The Counting Crows nog een aantal albums waaronder New Amsterdam: Live at Heineken Music Hall February 6, 2003. Was bij één van die concerten aanwezig. Gek genoeg is daar nooit een DVD van verschenen, terwijl ik mij die avond kapot zat te ergeren aan zwevende camera’s en cameralui. Zou trouwens wel een pleister op de wond zijn, als u het mij vraagt. Maar goed. Saturday Nights & Sunday Mornings is de vijfde studio release van The Counting Crows. Luister ik naar dit album dan constateer ik dat ook dit gezelschap het ware independent masker niet af zet voor druk van buiten. Counting Crows is frontman Adam Duritz en een ding staat vast, Duritz profileert zich opnieuw als een briljant singersongwriter. Aan de samenstelling van de groep is nagenoeg niets veranderd en dat klinkt vertrouwd. Duritz zou Duritz niet zijn als hij niet met een nieuwe vinding komt. Of het helemaal nieuw is weet ik niet, maar het draagt wel bij tot het pure luister genot die deze CD aan de dag legt. Het eerste deel heet Saturday Nights. De bak pure rock die over je heen gegoten wordt klinkt oorverdovend zuiver. De tracks Los Angeles en Insignificant gaan er als speer met je ervandoor. Dit deel is overigens geproduceerd door Gil Norton (The Pixies). Met Washington Square openen The Counting Crows het tweede, meer akoestisch en folk-achtige, gedeelte Sunday Mornings. Ik moet dan denken aan het door Steve Earle al eerder bezongen park. Het plein ademt culturele vrijheid, geluk, ontspanning en vooral intelligentie uit. Duritz heeft beslist aan één van die schaaktafels gezeten en een paar wispelturige moves gemaakt. De nummers op dit deel, het zijn er acht stuks, spreken mij het meest tot de verbeelding. Met name het slotstuk Come Around, dat diep onder huid kruipt en bijna een wereldhit als Mr. Jones doet vergeten, bevestigt de enorme veerkracht van The Counting Crows. Producer Brian Deck (Iron & Wine) levert een wereldklasse segment af. Als Duritz de CD nog opdraagt aan drie mensen die niet meer in ons midden vertoeven blijft hij bescheiden en zegt “Maybe this one will be better than the last”. The Counting Crows liet mij de echte kwaliteits-mainstream herontdekken. Ben aan de hand meegenomen, en heb geenszins het idee gekregen dat ik vreemd ben geweest.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 92 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stayton Bonner
Album:
Cadillac Road
Label:
Blue Trout Records
donderdag 10 april 2008
Met een titel als ‘Cadillac Road’ kan het bijna niet missen. We hebben hier van doen met een rusteloze troubadour die de luisteraar wil meenemen op zijn reis zonder einde. Zo iemand wil zijn observaties, mijmeringen en ervaringen, via aansprekende teksten en mooie melodieën, omzetten in mooie songs. Juiste drijfveren dus om een mooie plaat te maken, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Stayton Bonner daar slechts voor minder dan de helft in geslaagd is. De reden is dat deze Oost - Texaan, die na een studie Engels aan de universiteit van Austin, Texas in deze kapitale muziekstad is blijven hangen, te veel saaie zijpaden opschiet. De titelsong waarmee het album ‘Cadillac Road’ opent is een stevige en mooie roadsong, maar blijkt helaas geen indicatie te zijn voor een avontuurlijk vervolg. Te vaak verzanden de liedjes in een gezapige sfeer, al toont hij in het prachtige anti – oorlogslied ‘Perrone’ wel degelijk aan over songschrijvers talent te beschikken. In ‘Going New Mexico’ bezingt hij het zalige gevoel dat ‘nothing is better than a good road trip’ teweegbrengt. Zo is dat maar net, maar als hij het instrumentale jazzy niemendalletje ‘El Camino’ schrijft over Mexico, leidt blijkbaar toch niet elke trip tot grootse inspiraties. Heel grappig is de ironische manier waarop hij de ‘avontuurlijke’ drang van zijn levensgezellin beschrijft in ‘Seventies Easy Listening Song’. Thuis samen op de bank luisteren naar brrrr…. Bread en America en geregeld samen shoppen. Misschien is het wel vooral dit laatste wat hem in ‘Perfect Kind Of man’ verleidde tot de ontboezeming ‘married life has been a journey of self – realization. I used tot think I was much cooler than I turned out to be’. Laat ik het bij deze ‘wijsheid’ laten.
Huub Thomassen Artist:
Lisa Haley
Album:
King Cake
Label:
Blue Fiddle Records
woensdag 9 april 2008
Lisa Haley? Dook deze, in het cajun- en zydeco circuit, zeer populair roodharige violiste, een paar jaar geleden niet ineens op met haar CD Louisiana? Na wat gesnuffel in mijn CD rek zie ik zelfs dat de CD destijds (2002) uitkwam op het Nederlandse label Corazong Records? Er was toen iets vreemds aan de hand met dat album! Ik weet niet meer wat het pressies was maar kwam dat album in Amerika niet uit onder naam Talking To The Sun of zo? Wie het weet mag mij trouwens aanvullen. Dat Louisiana nog feilloos uit de kast trekt zegt eigenlijk al genoeg, toch? Maar laten we bij de feiten van de dag blijven. Lisa Haley’s zesde nieuwe CD heet King Cake. Zo te horen probeert Haley nog steeds het cajun- en zydeco genre voornamelijk te laten overleven en groeien in deze twintigste eeuw. Zonder ook maar één moment de bakermat van het genre in twijfel te trekken, combineert Haley dit geraffineerd met soul, rock en tijdloze pop invloeden. The blue violin diva heeft visie stel ik vast. Haar krachtige soulvolle stem in het doelgerichte Have A Little Darlin, dat kennelijk al in 1992 op de plank lag, is zo’n prachtige cross-over die zomaar in een of andere billboard lijst op zou kunnen duiken. In 1996 schreef Haley al het voorbeeldige Always Be Your Guide. Ook wordt je flink geïnfecteerd met het Zydecosis virus. Je blijft springen en dansen totdat de symptomen langzaam verdwijnen uit je lichaam. Haley blijft op dit album maar bruggen slaan. Het liedje Mardi Gras wordt gezongen in de traditionele Louisiana Cajun Franse taal. Ik zie bijvoorbeeld dat lekkere ding uit Columbia, hoe heet ze ook alweer, O ja Shakira jaloers worden op de enorme drive die deze traditional aan de dag legt. King Cake is inderdaad een mijlpaal, wat mij betreft. Lisa Haley dankt dat vooral ook aan de strakke band waarmee ze dit album heeft opgenomen. Skip Edwards (keyboards, accordeon, & vocals), Chuck Alvarez (gitaar and vocals), George Hawkins Jr. (bas) en Jim E. Christie (drums) aan gevuld met een paar celebrities zoals o.a. Keb’ Mo, Lee Sklar en Jerry Donahue vormen de peilers waarmee Haley haar bruggen bouwt. Haley slaagt, met de release van King Cake, erin mijn hart te laten zingen, mijn pijn weg te nemen en vreugde te zaaien in mijn ziel. Mission accomplished, dacht ik zo.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 93 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ad VanDerVeen
Album:
Still Now
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 8 april 2008
Vanderveen heeft zijn nieuwe CD Still Now twee namen gegeven. Laten we beginnen met The Garage. Vanderveen doet weer eens beroep op zijn oude schoolvrienden waarmee hij aantal jaren geleden The O’Neils vormde. Onze linkshandige Roots rocker (Lefty) pakken, samen met Martijn van Donk op bas en zang (Scully), drummer Roel Overduin (Purple) en Timon van Heerdt, op gitaar en zang, flink uit. The Garage vond Vanderveen in The Old And In The Woods in Hollandse Rading. Zo het aanhoort heeft het luie zweet rijkelijk gevloeid. De speeltijd van de tien songs op deze is bijna één uur en niet één nummer daarvan duikt onder vier minuten. Heerlijk, dat zien we niet zo vaak meer! Ik hoor dat Kersten de Ligny’s (backing vocals) breekbare stem haar mannetje staat in de doorgaans toch stevige compact ronkende nummers. Van het ruim acht minuten durende Good Morning staan bij mij nog steeds de broekspijpen stijf. Man wat een sound wave! Vanderveen laat de dampen heel even optrekken in het daarop volgende fragiele en smetteloos uitgevoerde Would You Ever Know. Natuurlijk ontkom ik er niet aan om Neil Young & Crazy Horse te noemen nadat ik The Garage gretig heb zitten te verschranzen. Daarna schuif ik The Living in mijn CD speler. Vanderveen zit dan in zijn eigen huiskamer en begint met het zelfreflecterende Nowhere To Belong. De grunge muur vervaagt, in plaats daarvan in de verte een mondharmonica en een knetterend openhaard vuurtje. “De ontblote akoestische liedje op deze CD klinken zoals als ze geboren zijn”, schrijft Vanderveen in de inlay van deze git zwarte digipack. Ik zie en lees daar ook de overpeinzingen van een briljant singer-songwriter, die laidback door orkestreert op zijn akoestische gitaar en achter een grand piano. Zes tracks op deze CD werden geadopteerd door de band. Het muzikale contrast is onvoorstelbaar als ik het liedje Would You Ever Know spiegel. Eindelijk weer eens een klassiek muziekdocument waarmee je, je helemaal mee kunt opsluiten. Ga er maar van uit dat de wereld om je heen het zal begrijpen. Mocht dat niet het geval zijn ga er dan maar vanuit dat ze geen ene mallemoer verstand van muziek hebben. Klasse plaat dus.
Jan Janssen Artist:
The Black Crowes
Album:
Warpaint
Label:
Silver Arrow
maandag 7 april 2008
Het is veertien jaar geleden dat ik de laatste CD van The Black Crows heb aan geschaft. Het begon allemaal begin jaren negentig toen de gebroeders Chris en Rich Robinson mij bij het nekvel pakte en Shake Your Money Maker voor de neus schoven. George Drakoulias produceerde dat nu al tot legendarisch verklaarde droomdebuut. Daarna vonden uitsluitend The Southern Harmony and Musical Companion en het, in Amerika, ter discussie gestelde (schaamhaar hype) Amorica nog een plaats in mijn CD kast. Three Snakes And One Charm (1996), By Your Side (1999) en Lions (2001) konden mij daarna niet echt overtuigen. The Black Crows zevende gloed nieuwe release Warpaint doet dat echter met enorm groot gemak. Hoewel de samenstelling een totaal andere is dalen The Crows af naar hun Roots of, zoals Chris Robinson het uitdrukt op de website “Warpaint is a declaration of our soulful independente”. North Mississippi Allstar gitarist Luther Dickinson doet Marc Ford en Jeff Cease feilloos vergeten. Drummer Steve Gorman en bassist Sven Pipien, die destijds Johnny Colt verving, zijn weer terug in Crows nest. Verder worden The Black Crows versterk door toetsenist Adam MacDougall (Natasha Bedingfield en Maroon 5). Van kiet af wordt in Goodbye Daughters Of The Revolution duidelijk dat de band die diepgang creëert waar de huidige luisteraar mee te strikken is. Strakke ballads en pompende eerlijk rock ‘n’ soul wisselen elkaar in sneltreinvaart af, waarvan ik maar geen genoeg van kan krijgen. Probeert het maar eens emotieloos droog te houden in ballad als Oh Josephine, Locust Street of There's Gold In Them Hills. Er is ook ruimte gelaten voor de psychedelische kant van The Black Crows. Luister maar eens naar het refrein in Movin' on Down The Line. God's Got It werd geschreven door The Reverend Charlie Jackson. De ongekookte blues stomp mocht natuurlijk niet ontbreken in de zoektocht naar onafhankelijkheid. The Black Crowes overtreffen zichzelf met Warpaint. Helemaal niets nieuws onder zon voor de echte fans. Ben eigenlijk erg benieuwd naar hoe de huidige generatie hiermee om zal gaan. However, you need to know how Rock and how to roll. Anders kan je het wel shaken.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 94 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kathleen Edwards
Album:
Asking For Flowers
Label:
Zoe Records
zondag 6 april 2008
Eindelijk is hij er dan! De opvolger van, de uit Canada afkomstige singer-songwriter Kathleen Edwards, prijsbeesten uit 2003 “Failer” en het in 2005 verschenen “Back To Me”. Hij heet Asking For Flowers en man wat is het weer genieten geblazen. Volgens ingewijde kringen is de release van een derde album een zware bevalling. Edwards heeft daar kennelijk helemaal niet bij stilgestaan, want ze zet weer een stap voorwaarts. Ten minste, zo zie ik het. De ruige muzikale kanten zijn, als je haar voorgangers kent, er een beetje af. Dat ligt aan het hoge productie gehalte. Edwards en mixer van haar vorige album Jim Scott (Counting Crows, Matchbox Twenty) zijn daar verantwoordelijk voor. De twang heeft plaatsgemaakt voor lekker poprockende nummers waar helemaal niets mis mee is. Ze schuift daarmee aan tafel bij collega’s als Mary Gauthier, Tift Merritt en Lucinda Williams. Het is dit keer erg moeilijk één specifiek nummer eruit te pikken die boven de rest uitspringt. Je zou dat uit kunnen leggen als een vlakke of saaie plaat, maar wie goed luistert zal tot de ontdekking komen dat dit toch echt niet zo is. Daarvoor raken liedjes als Sure As Shit en Oh Canada te veel. Tja, en als je dan afsluit met liedje als Goodnight, California dan kan het toch niet anders zijn dat deze in Ottawa geboren kunstenares aan de vooravond staat van een mega doorbraak. Kathleen Edward is op eigen kracht muzikaal en instrumentaal gegroeid en maakt haar belofte meer dan waar. Ze heeft zich niet gek laten maken door druk van buiten. Gewoon doen waar je goed in bent, lijkt het motte geweest te zijn en als het even kan iets toevoegen aan huidige muzikale landschap. Heb er niet om gevraagd, maar aan dit boeketje bloemen was ik echt toe, moet ik eerlijk bekennen.
Jan Janssen Artist:
The Blind Boys Of Alabama
Album:
Down In New Orleans
Label:
Proper
zaterdag 5 april 2008
Als een ongelovige Thomas heb ik een zwak voor Gospel. Het zijn niet zo zeer de teksten die me raken. Het is de intensiteit, vooruit noem het de emotie, die me gelijk pakt. Ik doel hierbij niet op de ‘nu-gospel’ die de EO graag laat horen, maar op de minder gestroomlijnde, meer traditionele variant; ruiger én eerlijker. Een van de topgroepen in dit genre zijn voor mij deze vijf blinde jongens uit Alabama; ‘Spirit Of The Century’ (2001) en hun samenwerking met Ben Harper op ‘There Will Be A Light’ (2004) zijn bijvoorbeeld koesterplaatjes in mijn verzameling. Opgericht in 1939, dus bijna 70 jaar geleden (!), en vele, vele albums later telde de groep tót deze cd nog twee leden vanaf het begin. Clarence Fountain heeft wegens ziekte (diabetes) helaas af moeten haken, maar Jimmy Carter leidt met z’n expressieve en aardse stem nog steeds dit vijftal. En nu, anno 2008, komen deze heren met een van hun beste cd’s ooit. Bijgestaan door een ervaren New Orleans ‘rhythm section’ (David Torkanowski, piano / Roland Guerin, bas / Shannon Powell, drums) en met medewerking van de legendarische Allen Toussaint is dit een plaat die aan alle kanten spettert en knettert. Het smakelijke en soulvolle New Orleans-sausje doet de zang van The Blind Boys schitteren in als zijn eenvoud. Op sommige tracks wordt het vreugdevolle gezang nog extra opgesierd met de klanken van The Hot 8 Brass Band en The Preservation Hall Jazz Band. Zelfs toch min of meer “uitgekauwde” nummers als ‘Down By The Riverside’ en ‘I’ll Fly Away’ klinken op deze cd weer vernieuwend fris. Swingende, funky, vrolijk makende en toch traditionele Southern gospel, halleluja, wat een mooie plaat!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 95 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Red Button
Album:
She's About To Cross My Mind
Label:
Independent
vrijdag 4 april 2008
In iets meer dan 32 minuten slaagt The Red Button erin elf pure power popliedjes ten gehore te brengen, waarmee het kernduo Steth Swirsky en Mike Ruekberg uit Los Angelos, vooral de vroegste Beatlestijd doet herleven. In de VS schijnt She’s About To Cross My Mind een (kleine) sensatie te zijn, met Beatles – engineer Norman ‘Hurricane’ Smith als belangrijke aanstichter. Hij kwalificeerde The Red Button als beste power popbandje ooit. Dat gaat wat ver, maar feit is wel dat dit duo – met wat hulp van studiomuzikanten, twaalf aanstekelijke bakvisnummertjes hebben gemaakt, die als een wervelwindje door je hoofd blijven tollen. De harmonieën zijn nostalgisch zoet, de gitaren van een sprankelende toon en de (meerstemmige) zanglijnen even afwisselend als melodieus. En niet onbelangrijk, de teksten zijn zoals ze moeten zijn: jaloersmakend puberaal. De liedjes werpen je prettig terug in de tijd, doen herinneringen herleven en zijn natuurlijk allemaal bloedserieus van toon, want ze heten niet voor niks ‘Can’t Stop Thinking About Her’ ‘Gonna make You Mine’ ‘Ooh Girl’ of ‘Cruel Girl’. Allermooiste nummer is ‘She’s Going Down’ dat een liefdesafwijzing hartverscheurend vertolkt. Ach wat leuk toch, een ouder stel muzikanten dat onschuldige liefdes van weleer weer in je herinnering oproept. Inderdaad een ouder stel, want beiden hebben al een redelijk roemloze muziekcarrière achter de rug hebben, maar schreven wel veel liedjes voor anderen, waaronder Rufus Wainwright. The Red Button maakt shakemuziek die vroeger knopen deed knappen, maar bij de jeugd van tegenwoordig slecht aanleiding zal zijn tot een onbedaarlijke lachbui.
Huub Thomassen Artist:
Michael Veitch
Album:
Painted Heart
Label:
Independent
donderdag 3 april 2008
Alweer een muzikant die met ‘Painted Heart’ al zijn vijfde CD uitbrengt, zonder dat er bij mij ook maar het kleinste lichtje ging branden. Onbekend maakt onbemind en ik was benieuwd of – na intensief luisteren – bekend ook bemind zou maken. Ik ben er nog steeds niet uit. Er zijn van die platen die een haat – liefde verhouding met je aangaan en deze cd van folkzanger Michael Veitch uit Woodstock, New York behoort, in elk geval voorlopig, tot deze ‘enerzijds /anderzijds’ categorie. Van origine advocaat, milieu – activist en politicus, werd hij door toedoen van Shawn Colvin (zij vroeg hem als support –act voor haar optreden in Washington DC) een serieuze muzikant en die warempel ook nog eens met Bill Clinton op de foto werd gezet in nota bene The Oval Office. Afijn, op ‘Painted Heart’ heeft hij zijn bespiegelingen over het échte leven, in een rustige muzikale entourage vastgelegd. Elf, bijna allemaal, akoestische luisterliedjes, die door de nogal schelle stem niet gelijk een beroep doen op open oren. Daarbij komt dat de songstructuren onvoldoende krachtig zijn, wat bij deze muziekstijl een must is, (denk bijvoorbeeld aan Richard Shindell) om niet in gezapigheid weg te zakken. ‘Painted Heart’ verlangt een (te) hoge luisterconcentratie. Soms sophisticated rockend, dan weer sensitief klinkend is het album maar moeilijk te doorgronden. Misschien wel doordat een hele schare gastmuzikanten meededen aan deze thuisopname bij producer Julie Last (John Lennon, Joni Mitchell, Shawn Colvin). Meer recht uit het hart in plaats van de wat intellectualistische gekozen aanpak zou voor mij misschien beter hebben uitgepakt. Ik kom er (echt) niet echt uit.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 96 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Kraai & The Saddle Tramps
Album:
High & Lonesome
Label:
Fine Country Folk Recordings
woensdag 2 april 2008
Met David Kraai & The Saddle Tramps verwelkomen we weer een aardig hip Alt Country bandje in de trend van Flying Burrito Brothers, The Long Ryders en The Amazing Rhythm Aces. Toen ik het CD boekje opende wist ik gek genoeg meteen wie David Kraai was. De countryrocker deed mij qua uiterlijk en na het beluisteren van diens tweede CD High & Lonesome meteen denken aan Neal Casal en Johnny Irion. Mijn eerste indruk heb ik daarna ook niet meer bij hoeven bij te stellen. Nu zou ik het hierbij kunnen laten, waren het niet dat er wat bijzonders te melden valt over deze uit up-state New York afkomstige singer-songwriter en vormgever. De man vertaald namelijk zijn visuele observaties in pakkende bijzonder composities. Hoewel ik het in 2004 verschenen “A Denim Fall” niet ken hoor en zie ik dat op High & Lonesome. Een Neil Young of een Gram Parsons zijn natuurlijk nooit ver weg maar het bijzondere daaraan is dat David Kraai & The Saddle Tramps een brug slaan naar wat ooit al eens gedaan is en wat voor mij nieuw in de oren klinkt. Vooral in liedjes als “Had Been” en “You Cant Trust” tilt hij dit naar een hoger plan. The Saddle Tramps, bestaande uit Marty Hodulick op pedal steel, Sean Powell electische gitaar, Chris Ragucci achter de drumkit en Jon Stern op basgitaar, klinken solide maar dringen zich niet op aan de zuivere songs. Vooral tracks als “Leading Ladies & Final Bows” en de afsluiter Angels In Her Eyes, But The Devil In Her Grin maken dat duidelijk. Ik kon geen kant meer op. Albumtitels als Fade Away Diamond Time (Neal Casal) en Unity Lodge (Johnny Irion) kreeg ik daarna niet meer uit mijn hoofd geslagen. Hoe gek het ook mag klinken David Kraai & The Saddle Tramps overrompelde mij met pure creativiteit en kunstzinnigheid. Met andere woorden “this good old new fashion music I did dig very much”.
Jan Janssen
Artist:
Jefferson Pepper
Album:
American Evolution Volume 1
Label:
American Fallout Records
dinsdag 1 april 2008
De release van American Evolution (The Red Album) is het eerste deel van een serie van drie albums, waarmee Jefferson Pepper de Amerikaanse cultureel - maatschappelijke geschiedenis in muzikale snapshots heeft uitgebeeld. Een wel erg ambitieus project van in totaal vijftig composities, opgenomen in zijn thuisstudio in de bergen van Pennsylvania, tijdens de winters van 2006/2007. Volume 1 omvat de periode1492 – 1940 (Columbus – 2de Wereldoorlog) en verhaalt natuurlijk over de eerste bloedige ontmoeting tussen Europese rovers en indianen, burgeroorlog, industriële revolutie, religie versus Darwin en ook over meer persoonlijke zaken als zelfvervreemding, kuddegeest, geluk en ongeluk, reptielenverstand van veel ingezetenen, etc. Pepper heeft aan deze onderwerpen zeventien songs gewijd, die – hoewel natuurlijk allen gebaseerd op Amerikaanse wortels – stilistisch zo sterk uiteenlopen dat je rustig van een ratjetoe kunt spreken, al kun je daartegen aanvoeren dat deze benadering – juist in dit verband – ook een afspiegeling is van de vele uitingsvormen waarmee de Amerikaanse muziek zo sterk is gezegend. Old time tunes, alt. country, bluegrass, swing, roots rock, americana, folk, u zegt het maar, het komt allemaal voorbij. Neemt niet weg dat het album toch vooral een stapeling is van historische en muzikale fragmenten. De meestal goeie composities staan te veel op zichzelf; een united feeling ontbreekt, waarbij de speellengte van zeventig minuten te veel concentratie vereist. Het geheel dient bij een prestigieus themaproject als dit, juist meer te zijn dan de som der delen. In april volgt deel 2, in het najaar het laatste deel en dan pas is het eindoordeel over deze drie – eenheid mogelijk.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 97 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Adele
Album:
19
Label:
XL Recordings
donderdag 20 maart 2008
Adele (Laurie Blue Adkins) is geboren op 5 mei 1988 en haar leeftijd is dus? Oké, de titel van dit album is duidelijk; 19 lentes en dan zo’n rijpe stem! In Engeland wordt ze dé grote belofte voor 2008 genoemd, terwijl Paul de Leeuw haar in zijn show introduceert met: “Ik heb een zuster, ik ben haar broer!” Wat betreft omvang is dat enigszins correct, maar qua stemomvang zou Paul wensen dat hij in haar buurt mocht komen. Mijn hemel wat een stem heeft deze tiener! Zo soepel, zo ‘easy’, zo gewoon goed. ’The new Amy Winehouse’ las ik ergens, mijn neus, dat zou Amy willen. Ook namen van Etta James en zelfs Ella Fitzgerald worden als referenties genoemd, een (groot) tikkeltje overdreven volgens mij, daar is haar stem toch echt te klein voor. Bij mij komt bij haar manier van zingen de naam van Norah Jones en vooral het lekker rafelige stemgebruik van Brett Dennen naar boven. De productie van dit album is niet zo vormvast, ’Chasing Pavements’ is tekstueel prachtig maar het nummer kent een gladde seventiessoulbenadering, ’Cold Shoulder’ een jaren60sausje. ’Melt My Heart to Stone’ is prachtig totdat er opeens vervelende violen opduiken, hetzelfde geldt voor ’Tired’. 19 had een standaardalbum kunnen zijn als niet zo vaak die Metropoolorkestklanken waren ingezet, erg jammer! In de enige cover, Bob Dylans ’Make You Feel My Love’, duiken ook violen op maar hier is het gebruik ervan heel goed op zijn plaats. Functioneel en niet zoals in de voorgaande nummers als een “bakvol glad gestrijk”. Adele is op haar mooist als ze spaarzaam wordt begeleid: ’Daydreamer’, ’Crazy For You’ en ‘Hometown Glory’ zijn juweeltjes van zangkunst. Je zou Adele kunnen omschrijven als een briljante (jazz)zangeres, maar dan wel gekleurd met een tikje soul.
Benny Mulder Artist:
Jason Plumb & The Willing
Album:
Beauty In This World
Label:
Independent
woensdag 19 maart 2008
Jason Plumb is een Canadese singer- songwriter en was front man van de The Waltons. Hedendaags toert hij met de band The Willing. In de periode 1989-2001 brengt hij met The Waltons diverse albums uit, wat mij betreft niet echt de moeite waard. Het is iets te lichte pop met zwakke en gemakkelijke teksten. Maar in 2003/04 doet hij nog wel een solo project en daar raakt hij een gevoelige snaar. Plumb staat nog niet geheel op de kaart maar hij timmert aardig aan de weg op klein podia en in 2007 brengt hij het verrassend goede album Beauty In This World op de markt samen met The Willing. Dit komt aardig in de buurt van het niveau wat hij met zijn solo album haalde. Het zijn over het algemeen lekkere popsongs. Het is zeker niet het beste album wat ik ooit gehoord heb en het niveau slingert ook zo rond een klein zeventje, maar op een of andere manier blijven de songs hangen. Ze liggen lekker in het gehoor en teksten zijn best aardig. Jason Plumb laat in ieder geval wel horen dat hij meer dan begaafde stem heeft. Hij wordt op diverse liedje mooi ondersteunt door Gord Smith, deze Smith heeft een sterk gevoel voor timing met zijn tweede stem. Waar je dit album onder moet scharen weet ik niet precies, een beetje indie, een beetje roots een beetje folk en een beetje veel pop. De band bestaat uit zes lieden en Jason Plumb (vocals & acoustic & electric guitar), de andere bandleden zijn; Cody Camracy (gitaar), Jeff Mcleod (keybords), Gord Smith (zang & bas), Dan Silljer (gitaar), Mike Thompson (drums & percussie) en Maury Lafoy (bas). Wat mij betreft is het nummer Starlight, Starbright het mooiste nummer op Beauty In This World. Hier neemt Gord Smith de vocals voor zijn rekening en dat doet hij zeker niet slecht. Al met al een fijn album, niets meer en niets minder.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 98 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Nolan McKelvey
Album:
The Sound Of The Crash
Label:
Independent
dinsdag 18 maart 2008
Ik mag dan een notoire muziekjunk zijn, onbekende stuff dient zich nochtans steeds opnieuw aan. In dit geval gaat het om Nolan McKelvey, een in de omgeving van Boston gewortelde, maar vanuit Flagstaff, AZ opererende muzikant die met ‘The Sound Of The Crash’ een doorgaans smakelijk kostje van folk – en popingrediënten opdist, dat hij heeft verwerkt in tien uiterst melodieuze werkstukjes. Onweerstaanbaar is het eerste kwartet liedjes dat met ‘Michigan’, ‘I Can’t Disguise’, ‘The Decider’ en ‘The Perfect Crime’ een ondefinieerbaar, maar allerprettigst onderbuikgevoel teweegbrengt. Vier prachtig afgeronde nummertjes, die gegarandeerd bezit van je nemen. Liedjes die je nooit in de weg zullen zitten en aanhoudend een gewillig oor bij je vinden. Ze bezitten perfect geweven harmonieën, waarbij afwisselend pop, folk en af en toe blues de grondtoon aangeven en onweerstaanbaar zijn door dat prachtig open gitaargeluid. Niet de gehele cd heeft dit sublieme gehalte, want het jazzy sfeertje in ‘Twillight’ heeft niet de gewenste spanning die je bij een dergelijke titel mag verwachten en klinkt in ‘Weathervane’ de invloed van de vroege Jayhawks wat te veel door. Maar in ‘A Ripple On The Water’ sluiten melancholie en lichtvoetigheid een prachtig verbond en neemt het vlotte ‘Now That I Found You’, door die korte maar kordate gitaarsolo, stiekem een loopje met je. Het ritmische ‘Dust Bowl Blues’ klinkt een tikje surrealistisch en de dynamische afsluiter ‘Fallen Star’, wordt door de stem van McKelvey, naar een mooie climax gezongen. Stad en land reisde hij af om optredens te verzorgen, meestal als support act voor grote namen (Greg Brown, Tim O’Brien, Richard Buckner en Derek Trucks) en had hij bescheiden succes in de regio van Boston met zijn voormalige bands The Benders en The Resophonics. Ook maakte hij onder eigen naam en gesteund door zijn band ‘33’al drie albums. Maar het verslavende ‘Sound Of The Crash’ alleen al, is voldoende om op de hoogste trede van het poppodium plaats te nemen.
Huub Thomassen Artist:
Jeff Dernlan
Album:
Cobblestone
Label:
Independent
maandag 17 maart 2008
Een paar jaar geleden verraste de nu in Philadelphia woonachtige singer-songwriter Jeff Dernlan vriend en vijand met zijn CD’s Lost In The Fray (2000) en Broadmoor (2006). De zoon van een predikant, uit West Liberty, Ohio, doet wederom versteld staan met zijn gloed nieuwe CD Cobblestone. In mijn vorige besprekingen blies ik de loftrompet en schreeuwde van de daken dat zijn muziek tot aan het bot gaat en alleen maar de wereld zal verrijken. Veel mensen hebben mij kennelijk niet gehoord of begrepen, want Nederland liet beide CD’s nagenoeg liggen. Jammer met een grote J! De openingstrack van zijn nieuwe CD toucheert meteen kern met de titel Close To The Bone. Je hoort gewoon dat Dernlan tegenwoordig bivakkeert in het fijne Philadelphia singer-songwriters circuit. De moderne benadering en invulling van de liedjes doen denken aan buurtgenoten als Ben Arnold, Jim Boggia en Scott Silipigni. Nu hoor ik u vragen, waar heeft hij het in godsnaam nu weer over? Ik zal u niet belasten met diepgang, Google maar even op de genoemde namen en u weet waarover ik het heb. Bij Dernlan’s nieuwe CD had ik van kiet af aan meteen het gevoel dat alles op s’en plaats viel. De soms integrerende ambiance van deze CD laat een Country folk spoor achter. Soms met een hoog kampvuurgehalte, zoals ondermeer te beluisteren valt in de tracks I won’t Be Dismayed en de afsluiter Save The Day. Dat Dernlan ook verantwoordelijk is voor zowel de productie als opnametechniek is nieuw. Dat levert soms geweldige eigenzinnige hightech momenten op, zoals in de titeltrack en Both Of Us. Chuck Prophet en Shawn Mullins zouden het bijvoorbeeld ook bedacht kunnen hebben. Ook nieuw voor mij is de digi gospel World Of Sun. Ook hier neem ik de pet voor af en zeg chapeau. Wederom verdomd veel luisterplezier beleeft met de muziek van deze maat. De verrijking continues, zullen we maar zeggen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 99 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Rhythm Chiefs
Album:
Ships Of Wonder
Label:
Coolbuzz Records
zondag 16 maart 2008
Een trio snotapen uit Dordrecht en dan al zó doorleefd the blues spelen, terwijl ze amper aan het leven begonnen zijn. Kan dat? Ja dat kan blijkbaar, want zo klinken The Rhythm Chiefs absoluut. Knapen, die met de pas 16-jarige gitarist en zanger Dusty Ciggaar en iets oudere bassist Danny van ’t Hoff en drummer Rafael Schwiddessen, met Ships Of Wonder een zeer volwassen cd debuut hebben gemaakt. En alweer voor dat geweldige label dat het ene na het andere Nederlandse bluesbandje op de kaart zet. Alle drie zitten ze op de muziekschool, maar de veertien nummers worden volleerd gespeeld, dus wat doen ze daar nog, zou je zeggen. Dusty hanteert een oude Fender Stratocaster, waaruit hij de ene na de andere inventieve lick tevoorschijn tovert en de ritmesectie klinkt ook al zo vast als een huis. De plaat telt veertien, op één na, zelfgeschreven en gearrangeerde nummers, met mooie stijldiversiteiten uit ouderwetse rock & roll, rockabilly, rhythm &blues, country, jazz en zelfs wat pop. Dat deze pure talenten The Paladins en Stevie Ray Vaughn tot hun favorieten rekenen is evident, maar Ciggaar heeft ook goed naar John Fogerty’s gitaar- en compositiestijl geluisterd. Dat een 16 - jarige een drankstrot kan opzetten, terwijl de baard er nog maar pas in huist en bovendien ook nog zingt over gebroken flessen en liefdes, is helemaal verwonderlijk. Waar zullen deze vroegrijpe jongens van The Rhythm Chiefs staan, als ze echt groter zijn gegroeid? Zien we dan wel, maar deze nieuwerwetse retro bluesplaat is alvast binnen.
Huub Thomassen
Artist:
Luke Doucet & The White Falcon
Album:
Blood's Too Rich
Label:
Six Shooter Records
zaterdag 15 maart 2008
Luke Doucet stond vorig jaar al, samen met NQ Arbuckle en Justin Rutledge, op diverse Nederlandse muziekpodia geprogrammeerd. Alleen de programmeurs met een echt neusje voor kwaliteit hebben meegemaakt en gezien dat de Six Shooter combi de harten brak en veroverde van heel veel concertbezoekers. Tijdens het Take Root Festival stal het trio de show door de toegift aan het publiek over te laten. Terwijl Arbuckle en Rutledge in Nederland al wat bekendheid verworven hadden maakte Doucet zijn punt meestal aan het einde van het concert. Dat laatste deed hij ook toen ik hem in Roepaen aan het werk zag. Bij de meeste mensen moet dit zijn blijven hangen, zo ook bij ondergetekende. Wat is er dan mooier om hetgeen nog steeds in je hoofd bromt, wederom bevestigt te horen op diens nieuwe CD “Blood’s Toorich”. Doucet is buiten een begenadigd Gretsch gitarist, singer-songwriter een geweldige en producer. De variëteit stroomt bij hem door zijn aderen, zullen we maar zeggen. Hij beheerst de kunst om zijn liedjes op het juiste moment de exacte muzikale injectie te geven. Dat doet hij op deze CD samen met zijn White Falcons, bestaande uit Melissa McClelland (zang), Rich Levesque (bas), John Dinsmore (akoestisch gitaar) en nog een aantal andere gastmuzikanten waaronder o.a Jim Cuddy, Chris Brown en toetsenist Steve O’Conner zich bevinden. Hoewel Doucet’s voorganger “Broken” aan mijn neus voorbij gegaan is maakt deze CD behoorlijk veel indruk op mij. De in Halifax geboren en getogen Canadees creëert een prachtig pop rock geluid met zo nu en dan wat Americana en blues uitstapjes. Met de melodieuze titeltrack, First Day (In The New Hometown) en met het Mariachi in geblazen The Comandante schiet hij midden in de roos wat betreft hitpotentie. Met Take You Home en It’s Only Tuesday voegt hij zich bij de, ter ziele gewaande, Paisley Underground Scene. “I was in Woodstock on the day when Rick Danko died” zing Doucet in het met Swamp Blues volgepropte “The Day When Rick Danko Died”. De man beleeft zijn liederen van begin tot het eind op deze CD. En juist weer op eind, in het vingerwijzende Bombs Away, maakt Doucet zijn punt. Wat een kanjer van een plaat is dit toch.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 100 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Bean Pickers Union
Album:
Potlatch
Label:
Inseam Records
vrijdag 14 maart 2008
Kom je ook wel eens van je werk en heb je ook zo schoon genoeg van die Intermediaire Jobhop Managers, die niet weten waarover ze lullen en al helemaal niet op deze aardkloot geboren zijn om beslissingen te nemen? Mijn sensitieve gedrag bracht mijn onlangs tot een spontane verlagende uitspraak “het zijn allemaal bonnenplukkers, allemaal”. Zo, dat moest ik even kwijt! Echter, deze driftkop heeft daarvoor inmiddels een medicijn ontwikkeld. Het na nu volgend verhaal slaat eigenlijk helemaal nergens op maar slaat wel een mooie brug van mijn genezing naar The Bean Pickers Union’s nieuwe CD Potlatch. In eerste instantie deed mij de albumtitel terugdenken aan de uit Los Angeles afkomstige formatie Redbone. Achtendertig jaar geleden maakte deze indianen ook een debuutalbum dat de titel Potlatch meedroeg. Nummers op dat album als Maggie, Chant: 13th Hour en Alcatraz waren slechts een voorboden van het tot nu toe nog ongeëvenaarde Native American succes van de gebroeders Pat en Lolly Vegas. Aan het roer van The Bean Pickers Union staat geen indiaan maar de uit Boston afkomstige singer-songwriter Chuck Melchin. Hij verzamelde de afgelopen jaren een aardig stel muzikanten om zich heen waarmee hij Potlatch opnam. Paul Gallo (drums en vocals) Gary Goodlow (gitaar), Alan Levesque (bas en vocals) laten een sprankelend, fris en rijk Alt. Country geluidje horen. Dat zou misschien ook wel de reden geweest kunnen zijn waarom dit album Potlatch heet. Samen met The Bean Pickers Union pronkt Melchin in ieder geval met een enorme talentvolle muzikale rijkdom. De muzikale overvloed laveert ergens tussen Uncle Tupelo, Wilco en The Jayhawks. De CD opent met het deelnemende Photograph. Het was de ongekend mooie duellerende draaiklok, tussen piano en gitaarpassages, die mij tot inkeer brachten. Daarna volgen een aantal sfeervol uitgevoerde kleppers als Warrior en Bride. Bezongen onze indiaanse jaren zeventig vrienden Judgment Day, The Bean Pickers Union trakteerde je op het felle en naar Drive-By Truckers ruikende Independence Day. Contrastrijker kan het volgens mij niet, het is puur de teloorgang van Melchin’s geliefde land Amerika, wat ik hoor. Waar ik ook niet zomaar aan voorbij kwam was het instrumentale Waltz No. 1 en het daarop volgende Promise. De tragedie van een verrotte samenleving steken de kop op en zette mij aan het denken. Wat is belangrijk in het leven? Dankzij The Bean Pickers Union kan ik er nu om lachen.
Jan Janssen
Artist:
Sean O'Brien
Album:
Seed Of Mayhem
Label:
First Cold Press
donderdag 13 maart 2008
In eerste instantie zei de naam van de Sean O'Brien mij helemaal niets. Na wat zoekwerk op het Internet bleek O'Brien aan de randen van, zo niet middenin, de Paisley Underground Scene gesnuffeld te hebben. Dan gaat bij mij weldegelijk een belletje rinkelen en komen namen van notabele jaren tachtig bandjes als die van The Bangles, Green On Red, The Long Ryders en The Dream Syndicate bovendrijven. O’Brien heeft zich de afgelopen jaren verscholen in Bay Area van San Francisco. Ergens in 2001 verscheen zijn solo debuutalbum Too Personal. Polly Klemmer (The Mistaken) en niemand minder dan Russ Tolman verzorgden op dat album een aantal gastoptredens. Tussen de regels door lees ik ook dat u er vanuit kunt gaan dat O'Brien een goede verstandhouding heeft met Steve Wynn. Op O'Brien’s tweede album “Seed Of Mayhem” (2006) heeft hij een band om zich heen verzameld. The Dirty Hands bestaat uit Jeff Kane op lead gitaar, Bill Davis op bas en Matt Shelley op drums. Het zijn allemaal maatjes uit het verleden lees ik en het klinkt als… Juist ja “Paisley Underground”. “Seed Of Mayhem” is voor starters geen gemakkelijk te begrijpen plaat. Ook deze dinosaurus had er, op zijn zachts gezegd, in het begin wat moeite mee om het allemaal te bevatten. Deze “West Coast” pop en garage rock duelleert met zestigerjaren countryrock afkomstig van The Byrds tot en met het stevige gerammel van Crazy Horse. Niet alle nummers spreken mij tot de verbeelding, moet ik achteraf bekennen. Maar aan de andere kant worden wel weer oude herinneringen opgerakeld en dat is weer eens wat anders. Zo lijkt het erop dat O'Brien zo nu en dan vals zingt maar in nummers als “Eyewear” en “Cleaner That Way” valt alles weer op s’en plek en koester je weer “The Good Old Days” Tekstueel stroopt O'Brien de straten af en scoort hij zo af en toe een gratis krant uit een straat box. Hij wil het onrecht van de daken schreeuwen, maar niemand hoort hem. Het is typerend allemaal en echt jaren tachtig rebellie. Kortom, O’Brien doet met de release van “Seed Of Mayhem” het Paisley Underground genre, en daarmee de toegedichte uitvinder daarvan, Michael Quercio (The Three O'Clock) toch alle eer aan. Je moet het wel eerst leren snappen, anders mis je jammerlijk de essentie van deze psychedelische rockplaat. Ben eigenlijk al benieuwd naar hoe het dit jaar nog te verschijnen opvolger “Goodbye Game” zal uitpakken.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 101 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Frank Carillo & The Bandoleros
Album:
Someday
Label:
Jezebel Records
woensdag 12 maart 2008
De promotor luide de klok al toen de nieuwe CD “Someday” van Frank Carillo & The Bandoleros op stapel stond uit te komen. Na een aantal luister excursies, niet onterecht. Maar ik moet wel eerlijk opmerken dat hij niet zo verast als “Bad Out There”, van een jaar of twee, drie geleden. Toch is deze plaat er een om op te vreten. Zal uitleggen waarom, maar we beginnen bij het begin, okay? Het mag inmiddels duidelijk zijn Carillo, van origine sessiemuzikant, heeft een reusachtige staat van dienst. Deze loopt van Peter Frampton en Carly Simon, in de jaren 70/80, tot het echte Nederpop genre van Anouk en The Golden Earring. Carillo debuteerde eind zeventigerjaren met “Rings Around The Moon” en “Street Of Dreams”. In 2004 kwam Carillo dus met “Bad Out There” op de proppen en wierp mij vervolgens van het paard. Nu bungeld “Someday” boven het hoofd. Gek eigenlijk, een nummer als “Lucky (If You Can Breath)” en “Eastern Time” herkende ik meteen. Twee jaar geleden zag ik Carillo en zijn kornuiten namelijk live aan het werk in Jeugdcentrum KARO in Duitsland. De nummers klonken live zelfs nog een stuk beter als hij nu op deze CD laat horen. Deze loepzuiver musicerende professionals trekken werkelijk alles uit de kast. Luister en knuffel de titeltrack “Someday” maar eens. Wat opvalt is dat deze CD een stuk melodieuzer klinkt als Carillo’s voorgangers. Wie bijvoorbeeld nummer als “Somebody Poisoned The Well” en “Gotte Be You” niet meteen adopteert verdiend echt een schop onder s’en kont. De stevig ronkende The Bandoleros, bestaande uit Norman DelTufo op percussie-instrumenten, Eddie Seville achter de drumkit, Karl Allweier stand-up bas en broertje Andrew Carillo op gitaar, leveren vakwerk af. Tja en Carillo dan? Die profileert zich, eens te meer, als een doorkneed en vernuftig songwriter en zanger die zijn verhalen doodgewoon van de straat plukt. Deze real time reality verhalen kunt u tot u nemen in de slotstukken “The Blue Room” en “Glass Heroes”. Man, wat dronk dat glas wijn toch lekker weg! Nee, Frank Carillo & The Bandoleros konden mij niet meer verrassen. Kwaliteit herken je gewoon en daar heb ik respect voor. “Someday”, en de overige platen van deze gigant, mogen gewoonweg niet ontbreken in je Roots verzameling.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 102 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Shane Alexander
Album:
The Sky Below
Label:
Independent
dinsdag 11 maart 2008
De uit Los Angeles afkomstige singer-songwriter Shane Alexander heeft weer nieuwe geluidsdrager gemaakt. “The Sky Below” is zijn derde solo CD. De volprezen voorgangers Stargazer (2006) en The Middle Way (2005) hebben deze, van origine, uit Pennsylvania afkomstige singer-songwriter bepaald geen windeieren gelegd. In 2006 toerde hij, in Amerika, samen met Jewel en opende hij vele live optredens voor haar. Vorig jaar nog opende hij maarliefst twaalf shows voor SEAL. Bovendien werden ook nog eens veel van zijn liedjes gelicensed voor populaire televisieseries en shows die te zien waren bij MTV, CBS, ABC, ABC Family, FOX, Nickelodeon en Lifetime. Onlangs konden we in Nederland Alexander’s liedje Shipwrecked horen in een aflevering van de populaire TV serie Bones (Spaceman In The Crater) Toch vond de nu vanuit Los Angeles opererende songwriter nog tijd om in twee weken tijd deze zeer dynamische pop-rock plaat op te nemen. De CD is, net als Alexander’s voorganger Stargazer, opnieuw geproduceerd door het productie duo Heroes & Villains. Niemand minder dan Toby Wright (Alice In Chains, Wallflowers, Chris Whitely, Trey Anastasio) mixte de plaat. Op The Sky Below horen we o.a. gastoptredens van Charlie Paxon (James Blunt, Colin Hay) op drums en percussie, Billy Mohler (Macy Gray, Liz Phair) op bas, piano, keyboards en elektrisch gitaar en Adam Benjamin op piano en Rhodes. Chad Crawford op bas en Jeff Friedl op drums vormen samen de vaste rhythm sectie. Wat direct opvalt is de aanwezigheid van duidelijk meer up-tempo tracks. Een daarvan is Difference Of Opinion. Het onvermogen van mensen die zich niet kunnen verzoenen na een meningsverschil, omdat vaak hun hooghartigheid in de weg zit, staat hierin centraal. Twee jaar geleden toerde Alexander voor het eerst door Nederland. De in zijn ogen romantische stad Amsterdam inspireerde Alexander om het gelijknamige liedje te schrijven. “I ignored the warning signs and left the west coast far behind. I knew I will be alright the moment I touched down”, Alexander’s bewoordingen klonken in eerste instantie wat vreemd in de oren bij deze kaasschaaf, (thanks, Ronald reminding me how to approach this), maar tegelijkertijd is dit catchy liedjes wel één van de meest hitgevoelige tracks op The Sky Below. Zoals we van Alexander mogen verwachten treffen we natuurlijk ook weer een aantal humeurige songs aan. Het donkere Homesick Again, over het leven “on the road” en Feels Like The End zijn daar een paar broeierig voorbeelden van. In het akoestische Coffee Kiss, dat hij schreef op een strandveranda in Maui, fluistert hij "I finally got away with you”. Op het allerlaatste moment nam hij uiteindelijk thuis de titeltrack van zijn nieuwe album op. In deze de Lo-Fi opname, gemaakt in Alexanders garage, etaleert Alexander zich als een doorkneed finger picking specialist in de trend van Elliot Smith of een José González. Tja, en wat is het dan wat deze plaat zo bijzonder maakt, zult u zich afvragen? Dat is, en zal waarschijnlijk altijd zo blijven, Alexander’s prachtige stemgeluid. Muziek liefhebbers van echte klankgeuren en kleuren en fans van Jack Johnson, John Mayer en Brett Dennen zullen blij verrast worden door de enorme gedrevenheid die The Sky Below aan de dag legt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 103 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Mayall
Album:
Live in Austin Texas
Label:
New West Records
maandag 10 maart 2008
Voor wie het nog weet: John Mayall plantte, begin jaren zestig, samen met Alexis Korner de Britse bluesboom die een wijdvertakte en vooral rijke invloed zou hebben op het ontstaan van de rockgeschiedenis. Vooral ten tijde van zijn band ‘The Bluesbreakers’ beheerde hij een belangrijke kweekvijver waaruit gigantische talenten ontsproten, met daaronder Peter Green, Jack Bruce, Eric Clapton en Mick Taylor. Later deed Walter Trout zijn eigen naam eer aan door, via diezelfde vijver, een grote carrièresprong te maken. Met recht wordt Mayall de aartsvader van de blanke bluesrock gezien, welk genre hij tot op de dag van vandaag nog steeds met verve speelt. De inmiddels 74 jarige oude knar vereerde in 1993 het muziekprogramma ‘Austin City Limits’, met een live – optreden, waarvan negen nummers op deze CD zijn vastgelegd. In zijn begeleidingsband zat toen gitarist Coco Montoya die, door de als altijd (soms te) veel speelruimte biedende Mayall aan zijn ‘jongens’, zijn spelcapriolen op stevig wijze en met rijkelijk veel noten, ten toon spreidt. Verder is er helemaal niks aan te merken op dit optreden, dat met de afwisselend gespeelde ‘rockblues en bluesrock’ een lekker geolied en ontspannen verloop heeft en dat alles tot volle tevredenheid van het publiek Met slechts drie eigen nummers en zes stukken van blueslegendes als JB Lenoir, Jimmy Reed en Junior Wells, lijkt Mayall hiermee niet alleen een sterk accent op de indrukwekkende historie van de Amerikaanse blues te leggen, maar ook zij die er deel van uitmaakten of dat nog steeds doen, vooral te willen eren. In dat geval is deze aflevering van de ‘Austin City Limit’ serie sowieso een mooie buiging voor deze erfpracht.
Huub Thomassen Artist:
Owen Temple
Album:
Two Thousend Miles
Label:
Independent
zondag 9 maart 2008
Als ik erin slaag lloyd Maines, David Grissom, Glenn Fukunaga en Terri Hendrix als begeleiders te strikken, is het onmogelijk een slechte plaat te maken, zo moet de Texaanse countryrocker Owen Temple misschien wel hebben gedacht. Drie, naar het schijnt heel matige albums, gingen immers aan ‘Two Thousand Miles’ vooraf. Omgeven door dit virtuoze stel is het hem inderdaad gelukt een lekker onderhoudende plaat te maken. Niet dat de liedjes zich zo sterk onderscheiden in dit afgelikte genre (dat lukt slechts zelden iemand) maar de muzikale invulling en de productionele meesterhand van Maines himself, zorgen voor een behoorlijk hoog kwaliteitsniveau. Tekstueel komen natuurlijk geluk, liefde, drank en hun keerzijdes weer volop sentimenteel aan bod, maar deze clichéonderwerpen worden op zijn tijd afwisselend in een rock- of balladejasje gestoken. Daarbij beschikt Owen Temple over een mooie warme stem, die wel iets weg heeft van Steve Earle in diens jonge jaren. Door de hoge draaibaarheidsfactor van de songs en de puike productie, zal in Amerika deze cd vaak op de radio te horen zijn. Daar een toppertje in de dop wellicht. Aan deze zijde van de oceaan zal ‘Two Thousand Miles’ waarschijnlijk - tussen het massale aanbod - niet meer dan een voetnoot blijken te zijn.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 104 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Simon J Alpin
Album:
On The Wire
Label:
Ravine Records
zaterdag 8 maart 2008
De uit Engeland afkomstige sessiemuzikant Simon J. Alpin tekende vorig jaar al zijn debuutalbum On The Wire aan. Hoe ik dat ding over het hoofd heb kunnen zien vraag ik mij nu nog steeds af. Ik val maar meteen met de deur bij u in huis, wat een geweldig sfeervol droomdebuut is dit zeg. De knaap verleende zijn gitaarkunsten en productiekennis in het verleden al aan ondermeer The Willard Grant Conspiracy, Thad Cockrell, Chris Eckman, Teenage Fanclub etc. Hij komt dus niet zomaar uit de heldere hemel vallen. Voor On The Wire kon hij derhalve ongesigneerd een beroep doen op o.a. Caitlin Cary, Jess Klein, Robert Fischer en de gebroeders Danny en Julian Wilson (Grand Drive). Wie zou dat niet willen? Met Gary Johnston, Barry Payne, Josh Hillman, Seymour Milton respectievelijk op drums, bas, viool, zingende zaag en piano werd de basis van deze prachtige compilatie van liedjes al in 2004 gelegd. De ontspannen toonzetting van deze geluidsdrager ligt mij wel. “Right Words” en “Won’t Stop”, wat zo Ben Arnold composities hadden kunnen zijn, springen al bij de eerste luisterbeurt meteen uit. Na wat meer verdiepende oorspoelingen fascineert mij ook het naar Bob Dylan (Al Along The Watchtower) snuffelende “On The Run”. De hand van Robert Fischer is daarna onmiskenbaar aanwezig in de afsluiter “All Talk”. Deze Britse “nieuwkomer” deed iets met mij. Ben er nog niet uit wat maar alleen al om die reden wil ik u deze CD, misschien wel iets te laat, toch nog aan u aanbevelen. Hoe dan ook van Simon J. Alpin gaan wij beslist meer van horen.
Jan Janssen
Artist:
Bob Collum & The Welfare Mothers
Album:
Get The Stupid Free
Label:
Independent
vrijdag 7 maart 2008
Set The Stupid Free is zijn vierde plaat en de tweede die Bob Collum met zijn band the Welfare Mothers heeft opgenomen. Collum neemt zijn eerste album op in 1997, pas in 2000 komt er een vervolg. Low Rent Romeo is de naam van zijn tweede album. Het album op zich staat als een huis een heerlijke plaat die niet zou misstaan in elke CD kast. Maar op een of andere manier is het niet genoeg voor Collum. Collum wil zijn nummers nog meer sound en inhoud geven. Hij benaderd een aantal artiesten die hij goed kan gebruiken en de The Welfare Mothers zijn geboren. Dit resulteert in 2004 met het album The Boy Most Likely To. Het is een redelijk album. De groei die deze muzikanten hebben doorgemaakt is duidelijk te merken op hun nieuwe album. Het album is een lekkere rootsy pop plaat geworden. Waar de steel gitaar redelijk centraal staat. Zeker in, Set the stupid free, Brought up wrong en cemetery blues komt deze klank mooi naar voren. Het geeft net dat kleine country tintje aan dit album. In twaalf songs schotelt Collum mooie typische Collum verhalen voor, getoonzet op in de roots en country wortelende muziek. Hij wordt op dit album meesterlijk bijgestaan door zijn band The Welfare Mothers maar wat de meeste indruk wekt is het optreden van gastspeler BJ Cole die in diverse nummers aan bod komt. Cole beheerst de steel gitaar op voortreffelijke wijze. Het nummer Jennifer Jones gaat wat mij betreft net een brug te ver. Dit nijgt toch eerder naar wat folkrock. En komt niet echt overtuigend over. Nou is dat geen ramp. Alleen de overige nummers zijn zoveel beter. Maar aan de andere kant valt het nummer cemetery blues ook weer uit de toon. Dit nummer nijgt dan ook veel meer naar de folk en blues kant. Dit nummer zit alleen zo lekker in elkaar dat dit dan weer niet stoort. Zo zie je maar het komt toch altijd weer neer op smaak en gevoeligheid. Daarom zeg ik ook altijd maar over smaak moet je juist blijven twisten.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 105 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jim Byrnes
Album:
House Of Refuge
Label:
Black Hen Music
donderdag 6 maart 2008
Een jaar of drie geleden trok het zevende album van de Canadees Jim Byrnes al mijn aandacht. Hoewel Fresh Horses, van deze op 22 september 1948 in St. Louis, Missouri, geboren Amerikaan, niet echt voet aan de grond kreeg in Nederland, heb ik, voordat ik ben gaan luisteren naar zijn nieuwe CD House Of Refuge, deze plaat eerst nog even uit de kast getrokken. Wat een plezier en passie, weet deze gehandicapte man toch in zijn songs te leggen. Byrnes raakte zijn beide onderbenen kwijt omdat hij van achteren werd aangereden door een passerende auto, toen hij een vriend aan helpen was zijn pick-up truck weer aan de gang te krijgen. “Songs Of Hope, Longing, Sin And Redemption” valt te lezen aan de binnenkant van het goed verzorgde digipack. A Man Called Wrycraft “Kurt Swinghammer” uit Toronto was daarvoor verantwoordelijk. Het mag duidelijk deze thema’s komen wij wel vaker tegen in dit genre. Toch dringen de R&B, gospelblues en Roots soul klanken, afkomstig van producer en Steve Dawson, Jesse Zubot, Keith Lowe, Elliott Polsky en Chris Gestrin, bij mij door zoals de laatste tijd dit zelden het geval is geweest. Met zijn volwassen stemgeluid zingt Byrnes voornamelijk songs die door andere zeer getalenteerde singersongwriters geschreven zijn. Hij tackelt die op een heerlijk ouderwetse traditionele manier. Soms loom zwoegend zoals in Skip James’ “Be Ready When He Comes” dan weer pompend zoals in “Of Whom Shall I Be Afraid?”. Het raakt je op de een of andere manier. Ben zelf erg gecharmeerd van het door Justin Rutledge gepende “Lay Me Down Sweet Jesus”. Ook schuwt Byrnes er niet voor terug Robert Johnson’s “Last Fair Deal Gone Down” uit 1938 uit de mottenballen te halen en flink op te poetsen. Keb’Mo’, Tja Mahal, Peter Green en Rory Block waagde zich er al eens eerder aan, maar de Jim Byrnes vertolking daarvan breekt met onbesproken wetten. O ja, voor ik het vergeet, ik had het over gospelblues! Al eens van The Sojourners gehoord? Luister eens naar hun vorig jaar verschenen album “Hold On”, een leer hoe gospel ook kan klinken. Jim Byrnes maakt daar niet alleen handig gebruik van maar maakt bovendien een gelukzaligmakende plaat. Zonder ook maar een moment van aarzeling raad deze kroegbaas u House Of Refuge dan ook van harte aan.
Jan Janssen
Artist:
Nels Andrews
Album:
Off Track Betting
Label:
Reveal Records (Lucky Dice)
woensdag 5 maart 2008
Het is alweer ruim drie jaar gelden dat het debuutalbum van Nels Andrews, Sunday Shoes verscheen. Ik weet het nog goed, tijdens onze tocht langs de oostkust van Amerika, in juni 2004, hoorde ik hem al op tal van gerenommeerde radiostations met het radioliedje “Meadowlake”. De nog vrij jonge, van oorsprong uit Albuquerque, New Mexico afkomstige, singer-songwriter sloeg daarna, met zijn droomdebuut “Sunday Shoes”, wereldwijd de spijker op s’en kop. Samen met sterspelers Jeffery Richard (Vic Chestnutt, Hazeldine), Michelle Collins (ShineCherries) en Brett Sparks (Handsome Family), produceerde hij werkelijk wonderschone songs. “Jesse’s Mom” en “Big Oaks Sway” zingen mij nog dagelijks door het hoofd. Zijn nieuwe CD “Off Track Betting” ligt in principe in het verlengde daarvan. Toch signaleer ik een paar nuance verschillen op deze plaat. Deze liggen voornamelijk in de productionele sfeer. Todd Sickafoose was daar dit keer verantwoordelijk voor. Deze multi-instrumentalist, die ook deel uitmaakt van Ani DiFranco’s begeleidingsband, voorziet de liedjes met alle moderne toetertjes en belletjes. Van deze typische “East Coast Approach” van liedjes, zullen roots traditionalisten in eerste instantie wat vreemd van op kijken. Andrews maakt daarmee, wat mij betreft, eenerzijds een voorspelbare maar anderzijds een geniale zwaai naar mainstream roots muziek. Denk daarbij eens aan Calexico, Ray Lamontagne of een Thomas Dybdahl. Ik ben daar wel voor te porren! Het broeierige is er wat af maar in plaats daarvan hoor alleen maar een fris en tegelijkertijd bloed mooie album. De soundtrip begint met Fever Dream en eindigt met Dollar And The Dream. Deze doorgewinterde zanger, met zijn prachtig warm stemgeluid, wees mij de weg langs slanke klankzuivere liedjes die het lange wachten op deze plaat erg de moeite waard maakten.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 106 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Otis Taylor
Album:
Recapturing The Banjo
Label:
Telarc
dinsdag 4 maart 2008
Als er één artiest is die een muziekgenre aan zijn eigen naam wist te verbinden dan is dat wel die van de, in Chicago geboren en getogen, negenvijftigjarige Otis Taylor. Hij is namelijk onlosmakelijk gekoppeld aan wat hij creëerde en ook zelf noemt het gecertificeerde Trance Blues genre. De beste man maakte tot dusver zeven imposante albums die allen hun eigen unieke karakter meekregen. Zijn debuutalbum When Negros Walked Walked The Earth (2000) kwam pas op de markt nadat hij met de opvolgers daarvan White African wereldwijde erkenning afdwong. Recapturing The Banjo is Taylors achtste release. Of je dit een Otis Taylor album mag noemen laat ik even in het midden, feit is dat hij op dit album door een aantal piekfijne collega’s wordt ondersteund. Gastoptredens van Alvin Youngblood Hart, Guy Davis, Corey Harris, Keb Mo en Don Vappie zullen bij velen van u wel een belletje doen rinkelen. Wat minder voor de handliggend is die van Jazztrompettist Ron Miles. Zijn Cornet in Live Your Life en de traditional Les Ognons kruipt daar waar ik het koester. Zoals de titel van deze CD al doet vermoeden proberen de heren het geluid van de Banjo te hervangen. Met een Mark Johnson en Taylor’s vaste engineer Matt Sandoski aan het stuur blijft het, inmiddels gepatenteerde, Trance Blues geluid onverbiddelijk van schone makelei. Ook dochter Cassie draagt daar verdienstelijk haar steentje in bij. Wereld hits als Walk Right In en Hey Joe worden stijlvol in een eigentijds jasje gehesen. Al met al hebben we hier weer te maken met een uniek historisch muzikale mijlpaal waar generaties na ons nog zullen spreken. "It’s not a history lesson that needs to be pushed in anyone’s face. I just wanted to reconnect the music back to the people who brought it here in the first place”. Ik citeer nagenoeg Otis Taylor, de man die zijn certified Trance Blues tot zijn handels merk maak.
Jan Janssen
Artist:
Bernie Gibbs King
Album:
King
Label:
Independent
maandag 3 maart 2008
Net als menig zanger – liedjesschrijver speelde de uit Tucson, Arizona afkomstige Bernie Gibbs King, eerst in een punkbandje als drummer om zich later, nadat hij was verhuist naar Minnesota en dit keer als gitarist, met alternatieve country in te laten. Daarvan is ‘King’ met tien eigen liedjes zijn eerste proeve van bekwaamheid en het resultaat mag er zonder meer zijn. Wie het werk van Calvin Russell kent, weet uit welke hoek hier de wind ongeveer waait, al klinkt zijn stemgeluid minder gebarsten, maar hebben de melodieën ook dat lekker soepele, voortstuwende rockkarakter, met hier en daar wat meer invloeden uit country, hillbilly en westernswing dan de voornoemde Texaan. Bernie Gibbs King behandelt in zijn teksten vooral het universele thema van goed en kwaad met beeldende teksten, gehuld in een tamelijk donker en dreigend geluidsdecor. In een aantal liedjes is dat voelbaar goed gedaan, met name in ‘Highway Of Nebreska’, ‘The Name That Is Never Spoken’ en het mooiste nummer van de plaat ‘Road To Hell’. Met het via trompetgeschetter opgesierde ‘Drinking With The Lord’, brengt King zich even in (schijnbaar) hogere sferen, misschien wel om de thuiskomst te kunnen dromen van zijn geliefde blijkens het fraaie, aan het op een Steve Earle lijkend liedje ‘ Its Time For You To Come Home’. Zijn redelijk omvangrijke begeleidingsband speelt losjes en ontspannen en bestaat uit Matt Smith op bas, Grant Thelen op drums en trompet, Mike Senkovich op elektrische gitaar, Jeff Waldeland op pedalsteel en Ben Durrant op elektrische gitaar, piano, orgel en banjo. Op het rustige slotnummer ‘Every Little Diamond’ krijgt King nog vocaal gezelschap van Eliza Blue. ‘King’ is een zeer verdienstelijke debuutalbum, waarmee Bernie Gibbs King meteen boven het maaiveld uitsteekt van dit toch al buitengewoon dichtbezaaide muziekgenre.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 107 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bone Orchard
Album:
A Romance Of Ghosts
Label:
Independent
zondag 2 maart 2008
Bone Orchard is een folkgroep uit New Mexico, dat door zanger /liedjesschrijver en multi-instrumentalist Daniël Pretends Eagle en zangeres Carol Morgan- Eagle eind 1999 werd opgericht. A Romance Of Ghosts is hun tweede CD, waarop de muziek me direct herinnert aan vooral Britse folkgroepen en – artiesten uit de jaren zestig/ zeventig: The Woodsband, Steeleye Span, Fotheringay, The Incredible Stringband, Roy Harper, et cetera. Muziek die associaties oproept met de tijd waarin geitenwollen sokken, muffe interieurs en leefkuilen gemeengoed waren. Een tijdgebonden associatie zo blijkt achteraf, omdat de mystieke folkrock van Bone Orchard laat horen dat dit verband op toevalligheid berust en dus onzin is. Folkrock is van alle tijden, waarbij slechts één vraag aan de orde is: vind je het mooi of niet? In het geval van A Romance Of Ghosts is mijn antwoord een volmondig ja. Het kernduo heeft samen met Chipper Thompson op gitaar, mandoline, Paul Reid op bas en Mark Bennett op drums een erg intrigerend album gemaakt. Elk liedje staat bol van met veel whisky overgoten verhalen, die de gruwelijk harde en desperate werkelijkheid van het wilde westen van Amerika in de 19de eeuw vertellen. Armoe, uitbuiting, moord, wraak, geld en bedrog zijn de terugkerende onderwerpen, o.a. in veelzeggende songtitels zoals ‘Pretty Polly’, ‘Silver Dollar’, ‘One Cut One Kill’, ‘Ranch Of Ghosts’ of ‘Whiskey Flats’. De muziek heeft primair de invloed uit de oldtime Appalachian muziek ondergaan, maar die wordt verdund met flinke scheuten moderne rock, country en zelfs rap door de cover ‘Wayfarin’ Stranger’ van Michael Franti. Een zeer genietbaar brouwsel van mooie toegankelijke melodieën en arrangementen, met de uitsteken op elkaar inwerkende, melancholieke, stemgeluiden van Daniël en Carol Eagle. A Romance Of Ghosts is een puur, donker en gewelddadig verhaal met bedrieglijk verstilde muziek als omslag, van een band wiens naam is ontleend aan een 19de eeuws eufemisme voor begraafplaats = beenboomgaard. Een hoogwaardig, even mysterieus als curieus album kort gezegd.
Huub Thomassen Artist:
Kelly Dalton
Album:
The Love In Every Bar
Label:
Independent
zaterdag 1 maart 2008
Het kwartje valt bij ons pas laat. Begin vorig jaar kwam de uit Los Angeles afkomstige Kelly Dalton uit met zijn debuutalbum genaamd The Love In Every Bar. Onze grote vriend Emile Millar mailde ons en vroeg zich af waarom wij nog geen aandacht besteed hadden aan dit, volgens hem, briljante album. Vlak voor de kerst viel de CD bij ons op de deurmat. Millar, die zelf een zeer artistiek en geniaal liedjesschrijver is, heeft een creatieve kijk op muziek. Samen met Thom Flowers produceerde hij dit licht dromerige debuutalbum van Kelly Dalton. Tussen daar waar Yusuf Islam (Cat Stevens) neigt te zwijmelen, in Morning Has Broken, en daar waar Al Stewart, in The Year Of The Cat, zijn tanden in zet daar plaats ik de muziek van Kelly Dalton. Hoewel de naam Dalton refereert aan stripfiguren, Honky Tonks en gladde Nashville country producties, hoor ik pure goed verzorgde country pop. Kelly Dalton is een sfeermaker bijuitstek. Daarvoor heeft hij een prima stel aan muziekanten om zich heen verzameld. Buiten Millar dan heeft hij daarvoor een aantal prima sidemen weten te strikken. Wat dacht u van o.a. Milo Decruz (Ryan Adams) op bas, Joshua Grange (Dwight Yoakum) op Pedal Steel, Jebin Bruni (Aimee Mann) op Hammond en drummer Mick Flowers (The Rentals)? De uit een muzikaal nest afkomstige singer-songwriter trapt af met het liefelijke liedje Golden Days. Met track twee, Leave This Town, grijpt hij mij. De volume knop kan dan gerust wat omhoog want dan komt de muziek en zang nog beter tot s’en recht. Zijn prachtig warme catchy stemgeluid komt ook weer voortreffelijk tot zijn recht in het opbouwende Do You Wanna Go en prijsnummer Coming Home. Het is vooral de zacht treurige gemoedsstemming die hij in zijn nummers legt die doel treffen. Luister maar eens naar de wals Can’t You See en Save It For Me. Beter laat dan nooit, zeg ik dan maar weer. Tijd, voor deze tijdloze plaat, komt nooit te laat. Een ding is zeker wij gaan meer van deze kanjer horen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 108 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Munyon
Album:
Some Songs For Mary
Label:
Mobile Home Records
woensdag 20 februari 2008
Na de, inmiddels al tot legendarisch verklaarde best sellers “CodeName Jumper” en “Acrylic Teepees” uit respectievelijk 1990 en1996, komt liedjesschrijver goeroe David Munyon met een kompleet nieuwe, met band opgenomen, CD. De CD heet “Some Songs For Mary”. Op de cover wordt een verscheurde foto afgedrukt waarop Munyon, op zeventienjarige leeftijd, en zijn toenmalige vrienden Bud Wyatt en Charlie Sykes staan. De foto is gemaakt in 1971, voor het benzinestation van zijn ouders in Brandon, Florida. Munyon weet niet meer waarom de foto verscheurt was maar weet wel te vertellen dat de oude Chevy Nomad, bouwjaar 1957, het trio wel naar Hollywood heeft weten te brengen. Ja, ja ook Munyon had in die tijd ooit eens plannen een filmster te worden! Voor zover ik het allemaal heb bijgehouden is “Some Songs For Mary” Munyon’s veertiende release. David Munyon is wat je noemt een singer-songwriter Pur Sang die, in mijn ogen, nooit en te nimmer het succes is gegund die hij weldegelijk verdiende. Op zijn soms wat ondoorgrondelijke karakter en mysterieuze handelwijze wordt hij afgerekend en werk misschien wat verstikkend, voor hen die hem beoordelen op zijn muzikale kwaliteiten. De altijd maar weer warm en vriendelijke troubadour ziet Towens van Zandt, Woody Guthrie, Bob Dylan en John Prine als zijn idolen, terwijl hij daar zelf niet of nauwelijks voor onder doet. Toch constateer ik de laatste tijd dat een jonge generatie singer-songwriters, die de liedjes van deze Vietnam veteraan recentelijk ontdekten, zich deze dagen flink laten inspireren door zijn poëtische getinte teksten en liedjes. Een relatief kleine groep Europeanen, die hem persoonlijk wat beter kent, dragen hem op handen. Na jaren in Midland City, Alabama, in erbarmelijke toestanden, gewoond te hebben, werd hij met name door die groep geadoreerd en opgevangen. Munyon leeft nu in Heidelberg, Duitsland en zo af en toe pakt hij de veerboot en maakt hij de oversteek naar zijn geliefde Londen. Zo deed hij dat ook afgelopen zomer. Daar in The Soundworks studio’s nam hij de dertien liedjes op die nu terug te vinden zijn op zijn nieuwe CD “Some Songs For Mary” Producer Roger Morrish zorgde ervoor dat Munyon’s liedjes omgeven werden door een warm en soms stevig bandgeluid. Mary’s Band bestaat dan ook niet zomaar uit een stel op straat opgeraapte muzikanten. Zo horen we o.a. de intussen al tweeënzestigjarige Pedal steel gitarist BJ Cole. Deze veteraan stond o.a. aan de wieg van Elton John, Scott Walker, T. Rex, en Nazareth. Graham Wright op Fretless bass en Nigel Appleton op drums en percussie-instrumenten zorgen voor een gedisciplineerde waakse rhythm sectie. Multiinstrumentalist en co-producer, engineer en mixer Mick Hutchings mag gerust gefeliciteerd worden met zijn optreden. Met zijn enorm fantasierijke muzikale vondsten laat hij David Munyon klinken als nooit te voren. Het is even wennen als “Some Songs For Mary” aftrapt met een prachtige saxofoon intro, afkomstig van ene Stewart Curtis, in Let’s Dance The Night Away. Even later laat Munyon zijn tanden zien in Groovin’ The Dalai Lama. Appleton drums klinkt dan als Led Zeppelin’s When The Levee Breaks en Dave Barnes Dobro spel steekt Al Perkins naar de kroon. Dan ineens duikt de track Rich & Beautiful op. Hij schreef en zingt dit prachtige melodieus liedje met ene Dagmar Wirtz. Even later doet Munyon, een soort gelijk duet, nog eens dunnetjes over in het aangrijpende Angels All Around Us. Misschien vreemd om te horen maar het melancholische en de zeer indrukwekkende band versie van Rolling Up The Windows In The Rain heeft zowaar HIT potentie. Munyon vingerwijzing naar actuele ontwikkelingen in Afrika is oprecht in Soul Of Africa. Het liedje draagt hij op aan alle kinderen die daarvan het slachtoffer zijn. De schommelde wals Walking In The Storm maakt, wat betreft psychedelische tekstuele inhoud, misschien wel de meeste indruk op mij. Met de rocker, wederom samen met Dagmar Wirtz geschreven en gezongen, Grace sluit David Munyon een prachtig luister avontuur af. Van dit soort muzikale reisleiders zijn er gewoon te weinig. “Some Songs For Mary” is, met beide benen op de grond, wat mij betreft de eerste topplaat van 2008
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 109 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Gogo
Album:
Vibe
Label:
Dixiefrog Records
dinsdag 19 februari 2008
Dat bluesgitarist en - zanger David Gogo al jaren een graag geziene gast is op de Nederlandse podia, was mij niet bekend. Zo stond hij al in 1999 geprogrammeerd op het Moulin Blues festival in Ospel, Limburg en vorig najaar nog speelde hij zowat elk blueshonk in Nederland plat. Voldoende aanleiding om in een notendop zijn doopceel te lichten, al zal dat voor de bluesfanaat niet nodig zijn. Die weet immers allang dat hij uit Canada komt, sedert zijn vijfde jaar gitaar speelt, via o.a. Son House, Howling Wolf, Stevie Ray Vaughn, aan de blues verslingerd raakt en vanaf zijn zestiende jaar daarin professioneel actief is. Afgaande op de tien nummers die David Gogo op ‘Vibe’ laat horen, is hij beslist geen purist te noemen. Eerder is de blues uitgangspunt voor zijn songs, die afwisselend geïnjecteerd zijn met stevige rock, soul, funk en wat pop. De tien nummers op deze 7de cd hebben een hoge toegankelijkheid, vormen een prettige mix van bluesrockers en soulballades en verraden muzikale invloeden van Creedence Clearwater, Stones, ZZ Top en Canned Heat. Dat David Gogo niet alleen met gitaarexercities in de weer is, maar veel ruimte geeft aan piano, orgel, trompet, saxofoon of harmonica, bewijst dat hij de liedjes voorop stelt en dat siert hem. Dat alles en zeker niet te vergeten Gogo’s expressieve soulstem zorgen voor uitstekend luistervermaak.
Huub Thomassen Artist:
Allison Moorer
Album:
Mockingbird
Label:
New Line Records
maandag 18 februari 2008
Ze is de echtgenote van Steve Earle en de jongere zus van Shelby Lynne, van wie onlangs het behoorlijk knappe ‘Just A Little Lovin’ uitkwam. Need I say more? Yes! Allison kan zeer solide op eigen benen staan en, laat ik het maar gelijk zeggen, haar ‘Mockingbird’ is nog mooier dan Shelby’s ode aan Dusty Springfield! Alle nummers op deze CD zijn, op de titelsong (een eigen compositie) na, geschreven door (en meestal bekend geworden in de versie van) andere vrouwelijke artiesten. June Carter’s ‘Ring Of Fire’ wordt bij Allison een super Americana nummer in walstempo, Nina Simone’s ‘I Want A Little Sugar In My Bowl’ streelt je oren als een after midnightballad (let op gitaar en ‘hammond’orgel!) en Kate McGarrigle’s ‘Go, Leave’ wordt in een setting met strijkkwartet omgetoverd tot pure schoonheid. En, beste Benny, is dat mooi? Ja, dat is héél mooi! De geweldige stem van deze zangeres kan veel genres aan; van ‘moaning’ in een pracht uitvoering van bluesdiva Ma Rainey’s ’Daddy Goodbye Blues tot verstild “dramatisch” in ’I’m looking For Blue Eyes’ van Jessi Colter. En dan zijn er ook nog (onder andere) wonderschone uitvoeringen van ’Revelator’ (Gillian Welch), ’Orphan Train’ (Julie Miller) en ’Where Is My Love’ (Cat Power). Het blijft voortdurend genieten geblazen. En al dit moois wordt begeleid door prima muzikanten, zoals Richard Bennett (gitaren), Tim O’Brien (banjo), Darrell Scott (bouzouki) en Kenny Malone (drums), én, niet te vergeten, het geheel is superieur geproduceerd door Buddy Miller, die ook nog op vocaal en instrumentaal terrein exquise bijdragen levert. Zeer verzorgd. Buddy weet met het oog van de meester alles muzikaal in perfecte banen te leiden. Chapeau! ‘Mockingbird’ kent dezelfde klasse als ‘Wrecking Ball’, dat meesterwerk van Allison’s grote vriendin Emmylou Harris.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 110 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rob Laufer
Album:
The Iron Age
Label:
Independent
zondag 17 februari 2008
Ik luister meestal naar Americana, maar het is heerlijk om voor de verandering lekker frisse popmelodieën te absorberen, want die worden gelukkig nog steeds gesmeed. Liedjessmid hier is reclametunes - en liedjesbroodschrijver annex acteur Rob Laufer uit Los Angelos, die met The Iron Age een fonkelend puur popalbum, zijn derde, heeft gemaakt. Laat hem maar schuiven met het schrijven van aanstekelijke, supergevoelige, soms ultrakorte liedjes die veel invloeden verraden van Beatles, Crowded House en Ron Sexsmith. Veertien liedjes, waarvan een aantal een14 karaats gehalte bezit: ‘Starstuff’, ‘Did You See Her Dance’ of ‘Girls In Garnets’ om er slechts enkelen uit te pikken. Rob Laufer schreef en deed bijna alles zelf. Op sommige nummers hanteerde Nick Vincent de drumstokken en voegde Doug Livingston, pedal steel op een paar tracks toe. Het album werd in Amerika al 2005 uitgebracht, maar vond pas onlangs zijn weg naar Europa. Of deze CD door de (puristische) liefhebber van rootsmuziek wordt geapprecieerd is, nog maar de vraag.
Huub Thomassen Artist:
Jubal Lee Young
Album:
Jubal Lee Young
Label:
Recontruction Records
zaterdag 16 februari 2008
Wie kent hem nog Steve Young? De man start zijn carrière ergens eind jaren zestig. Ik ontdekte de beste kerel pas begin jaren negentig via zijn CD Switchblades of Love. Buiten dat op dat album een niet te onderschatte persoonlijkheden als Benmont Tench, Katy Moffatt, Steven Soles, Van Dyke Parks, David Miner, en David Kemper meededen leverde ook Young’s zoon Jubal zijn bijdrage. Ik herinner mij de fascinerende titeltrack nog precies. Tijdens een kerstmarkt trok ik ineens een opvallend kleurrijk kartonnetje uit de CD bakken. Op het hoesje stond Jubal Lee Young. Zonder ook maar één moment te twijfelen nam ik het plaatje voor maar vijf Euri mee. Na een aantal luisterbeurten kwam ik al snel tot de conclusie dat dit een erg mooie plaat is. Het is niet echt moeilijk toegang te krijgen tot deze CD. Muzikaal zit het aardig in elkaar en qua tekstuele inhoud snijd hij niet al te moeilijke onderwerpen aan. De inmiddels al zevenendertig jarige singersongwriter opereert nu vanuit San Francisco en heeft een lekker klinkende band om zich heen vergaard. Jubal Lee deed, net als op zijn debuutalbum Not Another Beautiful Day, opnieuw een beroep op Thomm Jutz. Deze multi-instrumentalist heeft een aardige staat van dienst als je ziet met wie hij zoal heeft gewerkt. Dat geld overigens ook voor de rhythm sectie bestaande uit drummer Pat McInerney en bassist Dave Roe. De CD opent, opvallend genoeg, met I Don’t Know What I Want. Bij mij viel het kwartje echter onmiddellijk. Leuke country pop met een catchy twang dat is wat ik voel. Namen van Greg Trooper en Rodney Crowell schieten mij binnen bij het beluister van nummers als Things You Only Wonder When It’s Raining, More Than Anything en Streets Of Caen. Deze referentie zou u in feite al voldoende aanknopingspunten moeten geven om eens even binnen te wippen bij uw favoriete platenzaak. Het kost u niet veel tijd zap even kort door de twaalf tracks en u weet hoe de vlag erbij hangt. Zo simpel is dat.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 111 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
LeeRone
Album:
Imaginary Biographies
Label:
Independent
vrijdag 15 februari 2008
Af en toe val ik van de ene in de andere verbazing. Soms maken muzikanten het zich wel erg moeilijk om hun muziek via een eigen uitgestippeld marketingverhaal aan de man te brengen. Dit is het verhaal van de uit Los Angeles afkomstige singer-songwriter LeeRone. Op haar debuut EP, In This Life, On This Road, uit 2003 stond een afbeelding van een vrouw zoals zij zichzelf zag over een aantal jaren. Je moet er maar opkomen? De in Haifa, Israel geboren kunstenares, want zo komt ze wel over, zit vol met onvoorspelbaarheden. Dat begint al op haar website. Sukkel als ik ben, kreeg ik het maar niet voor elkaar haar biografie aan te klikken. Probeer het zelf maar eens op www.leerone.com. Ik heb er op moeten studeren, maar die verscheidenheid van een muzikale sinus-golf, waarover ze het heeft op haar website, is onmiskenbaar aanwezig op haar nieuwe album Imaginary Biographies. Deze toch plezierig vreemd klinkende eend in de beidt maakt zich er muzikaal en zangtechnisch gezien niet gemakkelijk vanaf. Haar filosofische getinte teksten gedragen zich in niet al te gemakkelijke muziekpartijen. Aan de ene kant best wel spannend om naar te luisteren. Aan de ander kant moet u zich wel realiseren dat u eerst in de juiste stemming moet verkeren voordat u deze CD tot u neemt. Ik spreek uit ervaring, innerlijke rust en niet al te veel dingen om u heen, die u af kunnen leiden, zijn bijvoorbeeld wat handreikingen die ik u alvast kan meegeven. Ik weet het, het is veel gevraagd maar als melodieën eenmaal bij u onder de huid zijn gekropen dan verspreid het LeeRone virus op een bijna verslavende wijze. Nummers als JUNK/ Peace Of Mind en Here On Earth zijn wat dat betreft nog steeds voelbaar in mijn aderen. Het heeft allemaal iets mysteries soulvols van Jennifer Terran terwijl het toch ook weer de elegantie meedraagt van ene Kate Bush. Luister maar naar Empty House en Rosie Lee. LeeRone’s melange van moderne Britpop noir die ze wegzet op haar denkbeeldige biografieën is niet echt een hindernis maar beslist wel een uitdaging. Dat alleen al zo PR genoeg moeten zijn.
Jan Janssen Artist:
Beachfield
Album:
Brighton Bothways
Label:
Tuition
donderdag 14 februari 2008
Als drummer zat Glenn Thompson bij de erg succesvolle Australische band The Go – Betweens, dat met Robert Foster en met de helaas te vroeg overleden Grant Mclennan de belangrijkste liedjesschrijvende leden in huis had. Moest hij daar genoegen nemen met een bijrol, onder de naam Beachfield stuurde hij eind 2007 het resultaat van zijn eigen project ‘Brighton Bothways’ de wereld in. Wie het popwerk kent van The GoBetweens zal niet verbaasd zijn dat Thompson’s liedjes daarvan sterk in het verlengde liggen. Elf songs die allemaal dat bijzondere vederlichte popkarakter bezitten, met van die puntige melodieën en vol onverwachte wendingen. Muziek die je aanvankelijk afdoet als oninteressant, maar na vaker luisteren je zo nu en dan toch bij de lurven neemt. ‘Theme Person’, ’Coles To Newcastle’, ‘One Way Ticket’ en ‘Suburban Life’zijn daar goede voorbeelden van. Catchy, ritmisch, caleidoscopisch. Thompson strooit ook geregeld met, wat mij betreft, overbodige technische geluidssnufjes, maar doet zo vernuftig dat het eigenlijk niet stoort. En hiermee is de kern van dit album aardig weergegeven: hij musiceert op het slappe koord van kunst en kitsch, maar doet doorgaans niet genoeg om van een ba(a)nbrekende schijf te spreken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 112 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Willy DeVille
Album:
Pistola
Label:
Eagle & Pias
woensdag 13 februari 2008
Waarschuwing vooraf! U moet weten, al vanaf ‘Cabretta’ (1977) ben ik een groot liefhebber van deze wat ‘on the edge’ balancerende artiest. Praktisch elke plaat die van hem verschijnt wil, moet ik hebben. Zo ook Pistola, voorlopig alleen uitgebracht in Europa; z’n grootste schare bewonderaars bevinden zich namelijk in dit deel van de wereld. Pistola opent met het bluesy rockende ‘So So Real’ (had zo op Dylans laatste cd kunnen staan, ook wat stem en dictie betreft!) om daarna over te gaan in het energieke ‘Been There Done That’. Op een reggaeachtig ritme maakt Willy zijn eerste knikje richting New Orleans. Nog sterker én mooier doet hij dat op ‘The Band Played On’. Een waar tribuut aan deze zo door overstroming geteisterde stad: ‘New Orleans may be on her knees, but she will rise again’. In de melodie herken ik steeds flarden van Ray Charles’ ‘I Can’t Stop Loving You’, of zou dat opzet zijn? Het nummer ‘Stars That Speak’ (dat hij reeds in 1980 schreef tijdens de opnamen in Parijs voor het album ‘Le Chat Bleu’) maakt een prachtig debuut; een betoverende song die op het ritme van Willy’s voetstappen veel kracht uitstraalt. Een klein juweeltje, lieflijk gitaartje, viooltjes en een donkerbruine stem, zo wat komend uit Willy’s middenrif, die de tekst reciteert! Over de top? Nee, IK vind het prachtig! Het slotnummer ’The Mountains Of Manhattan’ opent met een fluit door Willy zelf bespeeld. Over een achtergrondje van ‘mardi gras’-achtige ritmes en met halverwege een fluitsolo van de meester worden de lyrics weer niet gezongen, maar gesproken. Vreemd sfeertje, maar goed gedaan. ‘I Remember The First Time’ is schitterend in al zijn drakerigheid, Spaanse gitaren, een “blik” violen, “la-la-la’end” koortje en een smartelijk zingende DeVille. Een waar liefdesepos! De enige cover op deze cd is het prachtnummer ‘Louise’ van Paul Siebel. Liefdevol omarmd door DeVille en respectvol uitgevoerd. Dit album kenmerkt zich door een grote diversiteit, uitgevoerd door een artiest die wars is van heersende muziekmodes en op zijn “eigen-wijze” gewoon platen blijft maken die hij wil maken. Van mij mag
Benny Mulder Artist:
Greyhound Soul
Album:
Tonight And Every Night
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 12 februari 2008
Het is alweer vijf jaar geleden dat wij u over de uit Tucson, Arizona afkomstige rock formatie Greyhound Soul berichten. De muzikale kaders die te horen waren op de laatste CD Down waren duidelijk beter afbakent. De piketpalen gaven al aan dat de band veel meer in zijn mars had dan wat ze lieten horen op de voorgangers Freaks (2000) en Alma De Galgo (2001). Toch werd het na de release van Down angstig stil rondom deze zogenaamde woestijnrock knaagdieren. Na vijf jaar wachten ligt nu dan toch ineens Tonight And Every Night in de winkels. Joe Peña zacht vegende schuurpapieren stem is en blijft onmiskenbaar het handelsmerk van de band. Toch is er wat bijzonders aan de hand. Ondanks het feit dat Duane Hollis op bas, Alan Anderson op drums en Jason DeCorse op gitaar en zang nog steeds de scepter zwaaien klinkt het hedendaagse bandgeluid totaal anders dan ik verwacht had. Ik hoor veel en veel minder betonrock. Daar staat weer tegenover veel meer hightech akoestisch gedreven slow motion swamprock. De nieuwe Greyhound Soul leden Bobby Hepworth op keyboards, Robin Johnson op gitaar en Glen Corey achter de piano dragen daar onmiskenbaar aan bij. Het tempo is naar beneden gehaald en de stemming is humeurig en donker. Is er dan helemaal geen uptempo te bespeuren? Alligator Face is een vrolijk country rockend deuntje maar dat was het dan ook echt. De rest is en gaat diep stripped down en dan concentreer je, je automatische op de tekstuele inhoud. De thema’s zijn kort van stof maar erg zorgvuldig gekozen. De pijn in Do What You Do is voelbaar. Het verlies en verlangen naar een onmogelijke liefde wordt emotievol uiteengezet in Layin’ Down Lost. Wat ruimer van stof is Peña in het bonkende Midnight Radio. De depressiviteit van een loner die deuren in wil trappen en met het servies wil smijten terwijl hij in werkelijkheid de weg kwijt en onzeker is. Dit is weer tastbaar verwoord in de track Believe. Tonight And Every Night heeft wat luisterbeurten nodig om binnen te dringen. Eenmaal opgenomen is niet meer loslaten. Greyhound Soul mag natuurlijk niet ontbreken op het tuinfeestje van Glitterhouse Records, Orange Blossom Festival 2008.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 113 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Paul Handyside
Album:
Future's Dream
Label:
Malady Music
maandag 11 februari 2008
Een CD na ampele beluistering wegleggen, maar die toch niet loslaat. Soms gebeurt dat, zoals me gebeurde met Future’s Dream van Paul Handyside uit Newcastle, Engeland. De eerste indrukken: week, popperig, pathetisch, bombastisch en vooral Engels. Voor-oor-delen! Na een aantal malen luisteren: teder, breekbaar, dromerig, puur, subtiel. De meeste blijken betoverende liedjes, wier innerlijke schoonheid zich langzaam ontluiken en daarna een zwaar verslavende uitwerking hebben. Een enkele keer, zoals in het titelnummer, gaat het wat over de top. Maar dit overwegend folkpop luisteralbum dat Paul Handyside (zang, gitaar, piano en harmonium) samen met Bob Tickell (bas, weissenborn, zang) en David Porthouse (drums, melodeon en zang) heeft gemaakt, laat een uitstekende componist horen van kleine miniatuurtjes. Luister bijvoorbeeld naar ‘Whisper In Your Mind’ of naar ‘Midwinters Feast’ dat door de ietwat geëxalteerde zang en het hallelujarefrein een gewijde sfeer oproept. Ga zitten, onderga, absorbeer!
Huub Thomassen Artist:
Brian Joens
Album:
Quarter Moon View
Label:
Independent
zondag 10 februari 2008
Brian komt uit Amerika ’s graanschuur Iowa (’From the land where the tall corn grows’,volgens Brian), schrijft songs, zingt ze en speelt keyboards, bas, banjo, percussie én gitaren!Zo ook op ‘Quarter Moon View’, zijn zevende album; de titel-en openingstrack roept qua zangstijl, rime én gitaar gelijk J.J. Cale in herinnering. Geheel anders klinken ’The Last Good Records’ en ’Stray Dogs’; zij hebben een meer landelijke sfeer, mede veroorzaakt door de medewerking van de bluegrassgroep Mr. Babers Neighbors. John Prine klinkt door in ’Jesus H. Christ’, ’The Last Dirt Road’ kent Daniel Lanoisinvloeden en bij het slotnummer ’A Truer Sound’ is het net of Angelo Badalamenti een nieuw nummer voor de soundtrack van Twin Peaks gecomponeerd heeft. Een allegaartje dus? Nee, beslist niet! Deze cd kent geen zwak moment en, hoe vreemd het misschien klinkt na het voorgaande, het is een fraaie, evenwichtige luisterervaring. Een mengeling van roots rock, country en bluegrass met als constante factor het prima gitaarwerk van vooral Brian. Luister maar eens naar het mooie gitaartje in het countrygetinte ’On My Way Home’. Op vocaal gebied zijn vooral de duetten met singer-songwriter BeJae Fleming zeer fraai. Kortom, op Quarter Moon View valt veel te ontdekken. Niet wereldschokkend, wél balsem voor de ziel.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 114 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The National Band
Album:
Come On Over To The Other Side
Label:
Bertus Distributie
zaterdag 9 februari 2008
De uit Noorwegen afkomstige band The National Bank lijkt op het eerste oog en door de oren van de Nederlandse luisteraar, een nieuwe formatie. Toch maakte dit gelegenheidsgezelschap, dit keer bestaande uit Thomas Dybdahl (vocals), Lars Horntveth (Rotoscope) op gitaren, Nikolai Eilertsen (ex BigBang) op bass), Morten Qvenild op keyboards en Martin Horntveth (beide Jaga Jazzist) drums een paar jaar geleden een, naar mijn smaak, prachtig debuutalbum. De piepfijne catchy Electronische popklanken die dat album bevatte krijgt nu een opvolger. "Come On Over To The Other Side" heet de opvolger. Het liedje Family is alvast de eerste single die getrokken is van dat album. De promotor in Nederlandse liet ons al eerder weten dat het op puur toeval berust dat de singel van de hand van Thomas Dybdahl komt. Nadat we het hele album onder de loep genomen hebben kan dat best kloppen, maar het weerhoud mij er niet van om toch te stellen dat het wel meteen één van de beste tracks is die ik op dit album tegen gekomen ben. Als het gaat om de schrijverij dan zijn alle deelgenoten tamelijk gelijkwaardig aan elkaar. Ze schrijven dan wel samen de nummers op deze plaat of leveren zo ieder hun eigen individueel ding aan. Toch hadden de nummers op het debuutalbum meer samenhang. Of dat nu gelegen heeft aan het feit dat ene Martin Hagfors daar aan de basis stond van alle teksten kan ik niet zo klip en klaar uitdrukken, maar ik had daar persoonlijk meer gevoel bij. Om de band nu af te schilderen als een supergroep gaat mij, wat dit album betreft, een beetje te ver. De Jazzy pop komt in eerste instantie wat zenuwachtig en druk over maar bulkt tegelijkertijd van de vele unieke momenten. De plaat drong bij mij pas echt door toen ik mij nagenoeg helemaal afsloot van de buitenwereld door een koptelefoon op te zetten. Toetertjes, belletje en piepjes alles viel toen op s’en plaats. Ik wordt ouder, maar dat debuutalbum greep mij meer. Geen gemakkelijke stof voor roots liefhebbers die van doordauwen houden. Maar wel eentje voor muziekliefhebbers die hun muzikale horizon willen verleggen of zelfs misschien verder willen uitdiepen.
Jan Janssen
Artist:
The Stories
Album:
About Us
Label:
Independent
vrijdag 8 februari 2008
Het is 1971 als het wonderkind Micheal Lookofsky de band Stories formeert. Nu 34 jaar later, na de eerste aankopen van het album About Us door veel mensen, is het weer een hernieuwde kennismaking. Helaas is er niet heel veel aandacht aan besteed aan deze plaat. Dit had deze band en zeker dit album wel verdiend. Wat een klasse plaat, het straalt er helemaal vanaf. Als About Us eigenlijk al in de Amerikaanse schappen ligt neemt de band uit New York een cover plaatje op van Hot Chocolate een bescheiden hitje waar de laatst genoemde een klein succesje mee hadden. De cover is nog maar net opgenomen en een wereldhit is geboren. Met grote snelheid wordt dit nummer nog toegevoegd aan de persingen van About Us. Michael Lookofsky is een wonderkind en bij dit soort figuren hangt er altijd iets speciaals om hen heen. Alsof ze geboren zijn om grootste dingen te bewerkstelligen. In zijn begin jaren neemt Michael veel aan van zijn muzikale vader. Het liefst blijft de dan nog zeer jonge Michael binnen om alleen maar te schrijven. Hij wilde als 15 jarige al een soort Brian Wilson worden. Michael Brown zoals hij zichzelf later noemt formeert The Stories in de begin jaren zeventig. Met de bandleden, Ian Lloyd (vocals), Steve Love (gitaar) en Bryan Madey (drums) neemt hij een paar geweldige nummers op. Wat wel een terugkerend effect is, is het op souplesse in gebrachte stukje klassieke ingevingen. Dit heeft hij waarschijnlijk overgehouden van zijn muzikale vader Harry Lookofsky die voorbeeldig de viool hanteerde. Wat Brown nou zo meesterlijk maakt weet ik niet het kunnen verscheidene dingen zijn, de klassieke ingeving, de piano die hij in veel nummers laat leiden of zijn het de teksten met die prachtige composities. Ik weet het niet, als u het weet roept u maar zou ik zeggen. Maar al met al blijft het een hele strakke power pop plaat met een vleugje klassiek, folk en roots. De veelzijdigheid is enorm en ik ben dan ook heel enthousiast.
Jelco Oosterhof
woensdag 13 juni 2012
Pagina 115 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Michael Dean Damron & Thee Loyal Bastards
Album:
Bad Days Ahead
Label:
Rosa Records
donderdag 7 februari 2008
Pioneers In Music noem ik het in Amsterdam gevestigde en stevig aan de weg timmerende Rosa Records. Onder het motto “wij brengen uit wat wij leuk vinden” scoorde het label vorig jaar al met een aantal piekfijne een beetje obscure releases. Zo zag ondermeer het debuutalbum van The Rootsclub daar het daglicht. Maar ook het door ons zeer gewaardeerde solo debuut van Chris Allen “Goodbye Girl And The Big Apple Circus”. Het jaar is nog maar net begonnen of het label bestookt ons opnieuw met een fraaie plaat. Bad Days Ahead is volgens mij het tweede soloplaat van de uit Portland afkomstige singer-songwriter Michael Dean Damron. Om te beginnen kunnen we het woordje solo wel tussen aanhalingstekens zetten. Morgan Geer (gitaar), Sam Henry (drums) en Allen Hunter (bas) vormen gezamenlijk de as van Damron’s begeleidingsband genaamd The Thee Loyal Bastards. Hoewel het label, niet helemaal onterecht, refereert naar grootheden als Dylan, Earle, Escovedo etc., hoor ik oude spierballen rock van Drive-by Truckers en neusgesnuif van Brent Best’s Slobberbone of The Drams. De krachtpatserij op deze plaat heeft zo zijn louche specialiteiten. Sweat To God bijvoorbeeld, Hot Tuna fratsen worden daar toch echt in het nekvel gegrepen. Ik krijg er misschien last mee, ik kan het ook niet laten, maar deze energie mis ik op de nieuwe Truckers plaat. Hoe donker is donker, zou u zich af kunnen vragen bij het luisteren naar deze langspeler? Wel, pikke donker, luister maar eens naar de bijna godslasterende verwijten in Hallelujah. Damron vreet zijn microfoon bijna op. Mede daardoor zijn de teksten niet altijd even zuiver te volgen. Als singer-songwriter liefhebber verlang je dan eigenlijk al vrij snel naar het, helaas ontbrekende, lyric boekje. Pas als Damron het wat rustiger aan doet, zoals in Ghost, valt bij mij het kwartje. Deze knaap schrijft niets ontziende vaak zelfreflecterende juweeltjes die misschien bij velen van u ó zo herkenbaar zullen voorkomen. Hoe Damron erbij kwam om een liedje te schrijven over de in 1988, op dertigjarige leeftijd, overleden Andy Gibb weet ik niet. Damron “keep of drugs” betoog duurt gelukkig nog geen drie minuten. Damron lijkt zich daar vooral af te vragen hoe het toch mogelijk is dat als het bedje zo gespreid is, met Victoria Pricapal erin en nog eens drie jodelende jonkheren Barry, Maurice en Robin Gibb (The Bee Gees), je leven toch nog zo naar de klote kunt helpen. Michael Dean Damron & The Thee Loyal Bastards zetten, wat mij betreft, het jaar 2008 op scherp. Ik weet bijna wel zeker dat de ingewijde southern rock liefhebber de lont zal weten te vinden. Toch maar even snel aansteken (lees scoren), zodat Michael Dean Damron & The Thee Loyal Bastards kunnen exploderen op Take Root Festival 2008.
Jan Janssen
Artist:
Artie Traum
Album:
Thief Of Time
Label:
Roaring Stream Records
woensdag 6 februari 2008
Artie Traum! Sinds een dikke veertig jaar een man van naam en faam. Hij componeerde en speelde zowat met alle grote der aarde in de moderne muziek van de blues, jazz, rock, folk en country. Wat namen? Pete Seeger, Bonnie Raitt, Eric Anderson, Richie Havens, Joni Mitchell, Jesse Winchester, The Band en John Sebastian. Deze New Yorker (the Bronx) is een meester op de gitaar, tevens leermeester (bracht veel leerboeken uit) en bouwde door de jaren heen - soms samen met broer Happy - een flink repertoire op. Deze voorliggende cd ‘Thief Of Time’ vormt een heel aardige expressie van de hiervoor genoemde, tot in de puntjes beheerste, muziekstijlen. Het eerste deel van de cd, waaronder het titelnummer, heeft een lekker jazzy karakter, dat het goed doet op de zondagochtend. Vervolgens komt via ‘Where The Blues Began’ – inderdaad – de blues aan bod, waarna met ‘Last Tree In The Bronx’ het rustige en meerstemmige folkgenre, luister wordt bijgezet. Het slotakkoord vormt zijn fijne bewerking van countryblues traditional ‘Country Boy Blues’. De rest van de in totaal elf composities, schreef hij voor een deel samen met achtergrondzangers en producer Wendy Waldman. John Sebastian leverde een schrijfaandeel voor ‘Back In The Sugarcane’ en speelde een stukje gitaar op ‘Insult man’. Omdat een aantal nummers werd opgenomen in de studio van Levon Helm, zong diens dochter Amy ook nog mee. Vaste begeleiders op deze plaat zijn bassist Tony Levin, drummer Gary Burke en pianist Warren Bernhardt. Artie Traum, een wereldnaam die met ‘Thief Of Time’ geen wereldplaat heeft gemaakt. Wel eentje met toegankelijke en ontspannen (achtergrond) liedjes.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 116 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mick Hart
Album:
Finding Home
Label:
Independent
dinsdag 5 februari 2008
Nooit eerder heb ik gehoord van de singer – songwriter Mick Hart en van de promokopie word ik ook al niks wijzer. Tijd voor een googeltje om wat achtergrondinformatie op te diepen. Samengevat: Mick Hart komt uit Australië, toert al sedert tien jaar de hele wereld rond, om zijn liedjes aan de man te brengen en heeft Frankrijk – waar hij intussen redelijk aan de weg timmert - als nieuwe Europese uitvalsbasis gekozen om op het oude continent voet aan de grond te krijgen. In Japan dwepen ze al met hem, vandaar dat deze vierde cd ‘Finding Home’ daar officieel is uitgebracht. In ons land was hij in het najaar op verschillende podia actief en met redelijk succes, zo maak ik uit een aantal reacties op. Wat voor een muzikant is hij? Antwoord: een rasechte, pure folkie in de trant van de vroege akoestische Bob Dylan, al treedt hij ook sporadisch met volledige band op in zijn thuisland. Zijn liedjes gaan over de breekbare kanten van het leven, die hij buitengewoon authentiek vertolkt. Hij meent wat hij zingt, keert zijn binnenste buiten en uit songtitels als bijvoorbeeld ‘Ballad of a Broken Man’ ‘Can’t Come Along’, ‘Don’t Walk Away’ en ‘Searching Light’ profileert hij zich allesbehalve als een vrolijke Frans. De basale productie op ‘Finding Home’ maakt het uitzitten van de veertien nummers in bijna een uur, niet tot een waar genoegen. Weliswaar schrijft hij prima liedjes, heeft hij een mooie warme stem met prettig vibrato, speelt voortreffelijk slidegitaar, maar het sleept zich tenslotte allemaal te veel voort. Ik heb waardering voor zijn moed de globe af te struinen voor erkenning. Een serieus platenlabel en (in elk geval) een backingband zijn, naar mijn gevoel, daarvoor basisvoorwaarden.
Huub Thomassen Artist:
Filip
Album:
Crane-Grief
Label:
Independent
maandag 4 februari 2008
Wie is dit? Filip? Nooit van gehoord! Als ik Sam Baker omschrijf als een (geniale) “zegzanger” dan dien ik Filip na beluistering als “fluisterzanger” te betitelen. Uit Zweden komt deze artiest en in slechts twee dagen heeft hij deze CD op oude apparatuur (analoog) opgenomen in een Stockholmse kelderstudio. De gegevens op deze CD zijn zeer summier, ik gok er daarom maar op dat hij zichzelf begeleidt op gitaar, autoharp, piano en ‘pump organ’, een harmoniumsoort dat ruim 50 jaar geleden in christelijke kringen beter bekend stond als “psalmenpomp”. Een intrigerend plaatje is dit, je blijft luisteren. Bij het tweede nummer ‘The ice is not safe’ is het alsof Filip bij je thuis op de bank zit om je een liedje, dat hij net gemaakt heeft, wil laten horen. “Zo moet het ongeveer worden, maar ik moet het nog wat verder uitwerken”, heeft hij, nog voor hij begon te zingen, tegen je gezegd. Tokkel, tokkel, fluister, fluister. Niet hemelsmooi, maar wel boeiend. Zijn stem heeft hetzelfde tremolo zoals we dat kennen van Antony (Hegarty). Zijn frasering en stem doen me sterk denken aan die van Randy Newman, en dat geldt in nog heviger mate voor zijn manier van pianospelen. Op een pakkende wijze strooit Filip een spaarzame dosis pianoakkoorden uit en versterkt daarmee het intieme karakter van zijn songs. ‘Crane-Grief’ is niet bepaald als een opwindende plaat te omschrijven, maar wel als een heerlijke oase van rust in onze dynamische wereld. “Hè, alweer afgelopen?” verzucht ik als zijn CD weer ‘uitgelaserd’ is en het stil wordt in mijn kamer. En ik druk weer op PLAY.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 117 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Marten de Paepe
Album:
Marten de Paepe
Label:
Dying Giraffe Recordings
zondag 3 februari 2008
Naar mijn bescheiden mening worden de mooiste liedjes vaak in drie akkoorden geschreven. Met die soms vrij simpele melodielijnen, uit vroegere tijden, zijn we de afgelopen december maand overspoeld. Tekst en melodie worden in een zucht moeiteloos meegezongen dit omdat de formats daarvan in ons geheugen waren opgeslagen. Het wordt compleet anders als deze simpele melodielijnen worden voorzien van diepzinnige filosofische teksten. Gevolg is dat de gemiddelde luisteraar dan al snel afhaakt. De goede verstaander neemt de tijd en duikt erin en komt dan dikwijls tot verrassende interpretaties van de liedjes. Toen ik voor het eerst kennismaakte met het ongetitelde debuutalbum van, de pas vijfentwintigjarige Nederlandse singersongwriter, Marten de Paepe moest ik meteen denken aan Nick Drake. De Paepe voorziet zijn liedjes met poëtische teksten die je eerst goed moet leren begrijpen. Als je daar dan doorheen prikt blijken ze vaak heel dicht tegen je aan te liggen. Drake maar ook Tim Buckley en David Munyon zijn daar meesters in. Ik heb De Paepe meerdere malen live aan het werk gezien. Sterker nog, vorig jaar heb ik hem nog aan het werk gezien tijdens de finale van het Gelderse Singer Songwriter Festival. Ik herinner mij nog een paar zinsnede uit mijn juryrapport “Ik heb de indruk dat Marten te veel in een liedje wil stoppen. Zijn liedjes gedijen het moois in simpele melodielijnen”. Het is nu een jaar later en de Paepe heeft, wat mij betreft, voor een deel dit ter harte genomen. Een complement is op s’en plaats, de twaalf liedjes op zijn debuut CD klinken sfeervol en wisselen sterk af. Hanneke Janssen op cello, toetsen en Chantal van der Leest, zang, xylofoon, indiaas harmonium dragen hun steentje bij als het gaat om de multiculturele klanken, die deze plaat rijk is. Met de opener Island In The Sun wordt de toon van De Paepe’s debuutalbum wel gezet. Soepel en fluisteren wordt ik aan de hand meegenomen naar warmere oorden. Souvenirs uit het verleden herlevend in liedjes als Valentine en Used Cars. Mooi debuutalbum van Marten de Paepe. Phil Ochs en Damien Jurado fans zouden even de tijd moeten nemen om kennis te maken met dit bijzonder potentierijk Nederlands product.
Jan Janssen
Artist:
Michael Fracasso
Album:
Red Dog Blues
Label:
Lucky Dice Music
zaterdag 2 februari 2008
Zijn debuut CD ‘Love & Trust was in 1993 een aangename kennismaking met Michael Fracasso. Een sierlijke aanwinst voor de vooral in die tijd gestaag uitdijende stal van zanger – liedjesschrijvers, waartussen bijvoorbeeld ook Jimmy Lafave en David Halley verkeerden. De sinds 1990 in de Texaanse (muziek) hoofdstad Austin residerende maar in Ohio geboren troubadour, maakte met opvolger ‘When I Lived Up’ in 1995, ondanks veel perserkenning niet het minste carrièresprongetje. Na nog eens vier albums uitgebracht te hebben in bijna tien jaar tijd is er nu ‘Red Dog Blues’, dat in weerwil van de titel slechts spaarzame bluesinvloeden kent. Michael doet gewoon weer opnieuw waarin hij goed is: liedjesschrijven met mooie melodielijnen en sensibele teksten die gaan over alledaagse en bijzondere waarnemingen of ervaringen. Zo inspireerde zijn overleden hond tot de titelsong en was de komst van buitenlanders en de afwerende reflex daarop van buurtbewoners, aanleiding ‘There Goes The Neighborhood’ te pennen en gaat het ruim zeven minuten durende ‘Red White and Blue’ over de waanzin van oorlogen. Zijn krachtige hoge tenor à la Gene Pitney heeft een doordringend huilende klank waaraan – indien niet eerder gehoord – je oren misschien moeten wennen. Hij zingt en speelt gitaar op dit album met tien songs, bijgestaan door o.a. Ollabelle bassist Byron Isaacs, drummer JJ Johnson van Charlie Sexton’s band en mandolinespeler Alex Rueb. Hier en daar zijn de afwisselend elektrische - en akoestische arrangementen voorzien van licht koperwerk en mooi repeterende pianoklanken. ‘Red Dog Blues’ is een prima cd die hopelijk – zeker nu hij tot de line up behoort van de volgende editie van het Utrechtse Blue Highways festival op 19 april – een groter publiek zal bereiken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 118 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Guy Tortora
Album:
Living On Credit
Label:
Turtledove Records
vrijdag 1 februari 2008
Hoewel de nieuwe CD Living on Credit van de in Pasadena, California geboren en getogen singer-songwriter Guy Tortora pas eind februari 2008 uitkomt, besteden we nu toch alvast aandacht aan dit bijzondere blues, jazz, folk en roots product. Living On Credit is overigens Tortora’s derde solo release en klinkt net even iets verrassender en completer als zijn voorgangers Footnote To The Blues (2002) en Jefferson Drive (2004). De nu in London wonende Amerikaan is in eerste plaats een begenadigde gitarist. Niet overkill maar voldoende ruimte latende voor melodie en tekst. Zoals de titel van deze CD al doet vermoeden volgt hij de ontwikkelingen in zijn thuisland nauwlettend. Hij observeerde het allemaal op afstand, dat wel, maar weet de gevoelige snaar weldegelijk te raken. We buy old gold silver & platinum. Kortom, Money in one Minute. In de Amerikaanse Pawn Shop’s lijkt op het moment alles te koop zijn. Ondanks het feit dat Tortora, met name in zijn eigen geschreven nummers, een tikkie religieus inkleurt krijg ik het er niet benauwd van. Het filmische Cotton Was King steekt wat mij betreft met kop en schouders ver boven de rest van de songs uit. Het is een verhaal over slavernij die mij meesleept vanuit de Mississippi Delta via Mali naar de grote havens Liverpool en Bristol. Katoen was goud en zaken waren zaken. Dat allemaal over de ruggen van African Americans. De woorden die Tortora gebruikt hakken er stevig in. De lome broeierige sfeer met mondharmonicaspel van Giles King en stompe basdrum van Mark Fletcher doen daar nog een schepje bovenop. Ik projecteer daar meteen een film bij. Prachtig. Er staan ook een paar aardige in elkaar geknutselde covers op deze plaat. Blind Willie Johnson’s Nobody’s Fault But Mine, J J Cale’s Super Blue, en Curtis Mayfield’s soulvolle People Get Ready zijn daar een paar van. Een minder voor de hand liggende cover en daardoor erg interessant is Tortora’s versie van Share Cropper covert van Kreig Viesselman (The Pull 2006). Living on Credit voelt bij mij als een goed uitgelezen boek die ik volgens mijn meerdere malen zal gaan lezen. Dit omdat ik nog steeds denk dat ik iets over het hoofd gezien heb. Sfeervolle CD die bij een beetje Roots liefhebber niet mag ontbreken in zijn platenkast.
Jan Janssen
Artist:
Jim Barile
Album:
If You Get Close You Can Hear
Label:
Independent
zondag 20 januari 2008
Het komt niet vaak voor dat een singer-songwriter geen eigen website heeft op het Internet. De in Buffalo, New York geboren Jim Barile schijnt het zich te kunnen veroorloven. Behalve dat hij al meer dan twintig jaar muziek maakt en liedjes schrijft in het alternatieve folk circuit, zult u dus over hem niet te weten komen in dit verslag. Eind vorig jaar pas maakte ik voor het eerst kennis met zijn al in 2004 verschenen CD If You Get Close You Can Hear. Zelden een doeltreffender album titel gekend als deze. “What you hear is what you get” lijkt hij je te willen zeggen. Kruip lekker dicht tegen je speakers aan en geniet van prachtige adembenemende songs die deze plaat bevat. Ze doen mij trouwens sterk denken aan een paar Goddelijke Robbie Robertson composities. De CD opent met Ghostdance dat ook zo uit de mauw van Nels Andrews zou hebben komen. Mooie harmony vocals van Mary White en Rosemary Buttler (James Taylor). De daarin verweven donkere aangrijpende mondharmonica partijen komen van ene Mickey Raphael, (Willie Nelson). In de filmische muziek, die ik in Lady In The Midnight Sky hoor, zie ik belangrijke rollen voor Mickey Rourke en Al Pacino in een videoclip weggelegd. Ik weet niet hoe dat komt maar ik zie een mysterieus leegstaand hotel in een verlate bloedhete stad. Welke film was dat ook al weer? The Devils Advocate? Maar goed, mocht u dan nog niet overtuigt zijn dan luister maar eens naar het verhaal dat Barile verteld in She Blew Me A Kiss. Okay, John Trudell zou het ook verzonnen kunnen hebben maar ik noem dit oer Roots. Bij de eerste aanslag van zijn gitaar in de afsluiter Helpless heb je al door dat het hier niet om zomaar om een cover gaat. Nee, Jim Barile heeft het aardig voor elkaar op deze plaat. Dit allemaal weggezet met geraffineerde gastoptredens van o.a. Delaney Bramlett, John Molo (Bruce Hornsby) Albert Lee en Augie Meyers, schreeuwt If You Get Close You Can Hear om If You Did Hear This We Will Get Back. Met andere woorden hoogste tijd voor een opvolger dus.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 119 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Sand Rubies
Album:
Mag Cuacha
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 19 januari 2008
The Sand Rubies doen na lange tijd weer eens van zich spreken. Het duo David Slutes en Rich Hopkins uit Tucson, Arizona hebben met de CD ‘Mas Cuacha’ een plaat gemaakt die ze daarvoor ook altijd al onder die naam maakte. Flink zandgeschuurde rockpop gitaarerupties, afgewisseld met wat rustiger nummers en niet al te serieuze songteksten. Twee lolbroeken met heet gepeperde liedjes, waar Rich Hopkin’s en diens Luminairos ook - en eigenlijk net een slag beter - in grossieren. Weinig nieuws dus onder de woestijnzon, waarbij onmiddellijk zij aangetekend dat daaronder altijd wel een handvol liedjes schuil gaat met een grote aanstekelijkheid. Het nummer ‘Flotsam en Jetsam’ is zo’n liedje, dat door de bijzang van ene Lonna Kelly en het onderliggende geluid van een trekzak, niet ongehoord mag blijven. Met Neil Young & Crazy Horse nog altijd als de kennelijk belangrijkste inspiratiebron, hebben ze dit keer bijna alle nummers samen geschreven en samen geproduceerd. Rich speelt gitaar en David zingt vooral. Vele helpers liepen de studio in en uit om het redelijk psychotische geluid met succes mede vorm te geven. Mooi dat Sand Rubies’ gedrevenheid en spelplezier op Mas Cuacha nog altijd de peilers vormen voor hun desertrock die – ik meen het – tijdens het stofzuigen het best uit de verf komt.
Huub Thomassen Artist:
Andy Gorwell
Album:
City Walls
Label:
Independent
vrijdag 18 januari 2008
Ik was meteen totaal verrukt van deze ouderwetse Rolling Stonesplaat, die City Walls heet en door nota bene Australiër Andy Gorwell is gemaakt. Een plaat die alles in zich verenigt waarmee de Stones alweer zo lang geleden met hun grandioze drieluik Sticky Fingers, Exile On Main Street en Let It Bleed hadden uitgeblonken. Deze Andy Gorwell heeft alles van die platen bij elkaar gejat, wat er maar te jatten viel, maar doet dat zó charmant aandoenlijk en gepassioneerd, dat elke rechtgeaarde liefhebber absoluut ervan onderuitgaat. ‘Be My Little Queeny’ is wat jatwerk betreft wel het allersterkste voorbeeld. De dertien nummers op City Walls brengen me zonder moeite in een weemoedige, maar ook blije bui, omdat elke gefabriceerde muzieknoot aan eigen vergankelijkheid appelleert, maar tegelijkertijd de onvergankelijkheid van goede muziek onderstreept. Aan deze ongepolijste nummers valt in geen geval te ontsnappen. Bovendien, door de brakke soundproductie is het album een van de meest obscure sinds jaren. Als vanzelf word je in de stadse - en plattelandswereld van Andy Gorwell uit Melbourne gezogen. Songtitels zoals ‘The Road Of Lost Souls’, ‘Long Lonesome Highway’ ‘Those Tears’ of ‘Street Wise’ zijn verhalen over emotionele ontberingen, hartzeer en frustraties, al mag sporadisch een optimistisch geluid doorklinken in bijvoorbeeld ‘Hold On’. Rauwe, slonzig klinkende liedjes, met daartussen ook gevoelige Jagger- geil gezongen ballades. Geregeld worden de dertien nummers onverbiddelijk en abrupt beëindigd maar dat hindert nimmer, sterker het maakt het eindresultaat, gek genoeg, nog boeiender. City Walls is één brok echte emotie dat onderdak vindt in een muzikale melange van blues, rock, country en folk van het type ‘ruwe bolster, blanke pit’, waar ik maar al te graag én vaak mijn oren naar laat hangen. Andy Gorwell, speelt gitaar, lap steel, piano en harmonica. Peter Pascotto drumt, Paul Rawlinson bast en nog wat bescheiden sidekicks zijn op City Walls van de partij.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 120 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Southern Tenant Folk Union
Album:
Southern Tenant Folk Union
Label:
Ugly Nephew Records
donderdag 17 januari 2008
Ik zette dit titelloze album op nummer 4 in mijn jaarlijstje terwijl ik er slechts 3 tracks van gehoord had; die tracks had ik van Southern Tenant Folk Union’s website (www.southerntenantfolkunion.com) gedownload en wat vond ik ze mooi! Elke keer als ze op mijn MP3 speler voorbij kwamen werd ik overspoeld met een geluksgevoel. Helaas was het album niet in Nederland uitgebracht en kopen via hun website gaf gedoe met creditcards en daar doet deze jongen niet aan. In mijn jaarlijst motivatie schreef ik “Dillards-fris en meesterlijke zang”. Klopt, de ’groovy’ leadzang van Oliver Talkes (gitaar) fonkelt in de wonderschone harmonieën van de overige groepsleden, de productie is kristalhelder en naast The Dillards schiet met name ’The Fantastic Expedition Of Dillard & Clark’ me nu in het ’gemoed’. Ik heb af en toe dezelfde gelukzalige momenten als toen ik voor de eerste maal deze elpee in 1968 op mijn stereo-pick-upje draaide! Toch wel een beetje vreemd dat geluksgevoel van mij, want er hangt over dit album voortdurend een zweem van melancholie en sommige teksten zijn beslist niet opbeurend te noemen. Niet uit Amerika, maar uit Engeland (Londen) komt STFU. De groep speelt ‘traditionele’ muziek, waarin naast bluegrass, ook oldtime, (Ierse) folk en gospel in terug te vinden is. Grondlegger van de groep is Pat McGarvey, een meesterlijke banjospeler. Hij schreef de meeste nummers, soms in samenwerking met een ander groepslid. De bezetting bestaat naast gitaren uit banjo, mandoline, akoestische bas, harmonica en viool; wat je noemt een vormvaste, klassieke samenstelling. Maar ze kent beslist niet de gezapigheid die je meestal hoort bij dit soort groepen. Net als op de debuutcd van Chatham County Line sprankelt en jubelt je het speelplezier tegemoet. Een enkele keer neigt de groepszang naar lichte onzuiverheid en klinkt de fiddle van Frances Vaux wat ‘out of tune’. Beslist geen onoverkomelijk bezwaar, het accentueert de onbevangen frisheid van de groep. Ik vermoed dan ook dat het bijwonen van een live optreden van Southern Tenant Folk Union’s een feest voor je oren én je psyche zal zijn. Althans de mijne!
Benny Mulder
Artist:
The Scott Silipigni Band
Album:
Carriage House Chronicles
Label:
Kawari Records
woensdag 16 januari 2008
Een paar jaar geleden hing de uit Philadelphia afkomstige singer-singwriter Scott Silipigni zijn working job aan de kapstok om samen met de niemand minder dan Joseph Parsons de EU te verkennen. Ik ontmoete deze sympathieke, iet wat dromerig, overkomende liedjesschrijver op het Orange Blossom Festival in Beverungen, Duitsland. Hij vertelde ons toen dat bezig was met zijn debuutalbum Simple View. Zoals de titel al deed vermoeden was het geen groots opgezette productie. Toch was ik erg te spreken over de manier hoe hij zijn liedjes vorm gaf. Op de gloednieuwe opvolger Carriage House Chronicles zet Silipigni, in mijn oren, een enorme stap voorwaarts. Met Jake Carlin op lapsteelgitaar, drummer Matt Muir (Joseph Parsons Squad en 4 Way Street), multi-instrumentalist en co-producer Adam Winokur (Amos Lee) legde Silipigni de basis van Carriage House Chronicles. De rasmuzikanten die Scott Silipigni nu om zich heen heeft verzameld laten een compact Alt Country popgeluid horen. Op de hoes van de CD staat het rijtuigenhuis (Carriage House) afgebeeld waar Silipigni de CD opnam. Tijdens de opnamen hoorde Silipigni zijn vrienden hun bijdrage al leveren. Zo’n typisch liedje is San Francisco. Het liedje zou zo op een Ben Arnold plaat hebben kunnen staan. Hoewel Arnold, op ondermeer piano en Wurlitzer, zijn bijdrage levert op deze plaat zijn het Zack Djanikian en Adam Flicker (blazersectie The Brakes) die het liedje van een speciaal New Orleans aroma voorzien. Ook had Silipigni een paar harmony vocals rollen in gedachte voor Jim Boggia, Joseph Parsons, Pete Donnelly (The Figgs) en Bear Kittay. Ze hebben allen ook daadwerkelijk hun bijdrage kunnen leveren. Soms lijkt het erop dat Silipigni stem onzuiver klinkt maar schijn bedriegt het is “Silipigni’s style singing a good song”. De impressies hebben zo allemaal hun eigen ding en doen mijn sterk denken aan Josh Rouse, Joe Pernice of een Jason Collett. Al met al wederom een mooie plaat uit de stad waar ooit de Philly sound chloreerde. In werkelijkheid horen hier opnieuw een geniale Manayunk Gang productie die al jaren zwaar wordt onderschat door de Nederlandse media en muziekliefhebbers.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 121 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Damien Dempsey
Album:
To Hell Or Barbados
Label:
Clear Records
dinsdag 15 januari 2008
Het komt nog regelmatig voor dat ik een CD meteen wil belichten maar dat ik de artiest in kwestie niet ken. Probleemloos zak ik dan af naar de autobiografie om meer over hem of haar te weten te komen. Niets bijzonders dus. Zo overkwam mij dit ook na het beluisteren van Damien Dempsey’s vierde CD To Hell Or Barbados. De tweeëndertigjarige Ier, geboren in een arme buitenwijk van Dublin genaamd Donaghmede, groeide op met de klankkleuren van de traditionele Ierse folkmuziek. Terwijl hij studeerde aan de Ballyfermot Rock School maakte hij zijn debuut in 1995 met de EP The Contender. Ik zal u het lange verhaal tussen die tijd en nu besparen, maar feit is dat de gozer iets bijzonders in zijn mars heeft. Vooral zijn brede kijk op muziek maakt hem, in mijn trommelvliezen, uniek in zijn soort. Dit alles is zeer appetijtelijk samengevat op zijn CD To Hell Or Barbados. De titel riep bij mij meteen een herinnering op. Voormalig IRA lid en latere MI5 informant Sean O'Callaghan schreef ooit een gelijknamig boek met die titel. Het boek beschrijft een verborgen pijnlijke Engelse historie in Ierland. Ierse ingezetene werden in de zeventiende eeuw schaamteloos verscheept naar de suikerplantages op Barbados. Dit als extra informatie tot u genomen te hebben hoor ik op Dempsey’s nieuwe CD in de basis overduidelijk de traditionele Ierse folk aanpak. Dempsey verbroedert deze echter met Wordlbeat waarin hij flirt met Afro-BeatPop en Reggae-Pop. Dit alles wordt dan op een stilistische en reflecterende manier gebracht. In moderne bewoordingen worden vele facetten van het hedendaagse hectische leven becommentarieert. De waan van de dag laat, opvallend genoeg, zo ook zijn positieve kant zien. Dempsey’s stem kan ik niet uitzonderlijk noemen maar je hoort wel dat hij er alles aandoet om deze goed te klinken. De hard werkende Ier heeft in het verleden, per slot van rekening, niet voor niets het podium gedeeld met mensen als Bob Dylan, Sinéad O’Connor en Willie Nelson. Je moet van muzikale technische veelzijdigheid houden om To Hell Or Barbados echt op waarde te schatten. De reggae in Your Pretty Smile en Teachers liggen mij niet zo maar daar staat tegenover dat Dempsey in de tracks How Strange en in de semi-akoestische ballad Kilburn Stroll zonder enige moeite eredevisie niveau haalt. In de track The City hoor ik die specifieke Peter Gabriel rhythm beat. Bassist Claire Kenny (Indigo Girls) ontpopt zich daarin als een ware opvolger van Toni Levin. Het sproken woord in het “liedje” Serious zou ook zomaar door Robbie Robertson uitgesproken kunnen zijn. Niet zozeer qua Tempo maar de manier waarop. To Hell Or Barbados was voor mij een openbaring. Altijd al geweten dat kunst en cultuur samengesmolten kunnen worden in een muzikale mengelmoes. Damien Dempsey gaat daarin wel erg ver, maar blijft erg toegankelijk voor een breed luisterpubliek.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 122 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Karla Bonoff
Album:
Live
Label:
Independent
maandag 14 januari 2008
Succesvol is ze nooit geworden laat staan beroemd, maar sinds het verschijnen van haar titelloze debuutelpee in 1977, zit haar naam voor altijd in mijn geheugen gegrift. Een authentieke plaat vol met meeslepende songs die nog steeds van begin tot eind ontroert. Een plaat ook, waarop haar hemelse stem en vloeiend geschreven composities, toen voor een constante draaidrang zorgde. Zonder er bij stil te staan had ik sommige liedjes daarvoor al eens gehoord op het werk van de wél succesrijke ‘covergirl’ Linda Rondstadt. Op haar album ‘Hasten Down The Wind’ (1976) nam ze maar liefst drie nummers op van Karla Bonoff en dat gaf de definitieve aanzet eigen werk maar eens zelf in uitvoering te brengen. Een standaardalbum werd het dus dat, spijtig genoeg, met drie over geproduceerde platen een geforceerd vervolg kreeg. Na door de jaren heen geregeld studiowerk voor collega’s te hebben gedaan en een ten dele geslaagde doorstart van haar allereerste muziekgroep ‘Bryndle’(met Kenny Edwards en Andrew Gold aan boord) waarmee ze vooral in Japan scoorde, heeft ze nu een live dubbel – CD samengesteld uit de vele optredens die ze nog steeds doet. Een bloemlezing uit haar niet al te grote oeuvre, maar gelukkig zijn acht van de tien nummers - van de totaal eenentwintig stuks – van het debuut erop vertegenwoordigd. Haar wat bleek uitgevallen carrière krijgt misschien met dit album weer wat kleur. Zo’n stijlicoon hoort immers, net zoals bijvoorbeeld haar mannelijke evenknie Jackson Browne, thuis in de eregalerij van de garde L.A. singer – songwriters van het eerste uur. Op ‘Live’ begeleidt Karla Bonoff zichzelf op gitaar en piano, daarbij geholpen door haar klasse band met trouwe buddy Kenny Edwards op divers snarengerei, Nina Gerber op gitaar en Scott Babcock op drums. De opnames zijn zonder enige opsmuk vastgelegd en ook al is dat misschien wat clean, haar stem glorieert daardoor nog meer. Haar buik vol van de muziekindustrie verkoopt ze haar album via cd baby of via haar eigen website met handtekening!
Huub Thomassen Artist:
Ben Arnold
Album:
Nevermind My Blues
Label:
Ropeadope
zondag 13 januari 2008
De uit Philadelphia afkomstige singer-songwriter Ben Arnold is bepaald geen onbekende in het genre. Dertien jaar geleden debuteerde hij al met Signal My Arrival. Twee jaar later kwam hij met het pop grillige album "Spar". Weer twee jaar later lanceerde hij zijn eerste major release Almost Speechless bij Columbia Records. Arnold is altijd al een progressief en eigenzinnige muzikant geweest. Dat laatste bewees hij door in 1999 dood leuk met het verzamel album te komen genaamd In Case I'm Gone Tomorrow, met maarliefst 15 bonus MP3's erop. Gelukkig voor hem en voor ons bleek Arnold een survivor. In 2004 maakte hij in zekere zin zijn comeback met de CD Calico. Arnold nam de tijd, tot hij een goed onderdak had gevonden bij het in Boulder, CO gevestigde SCI Fidelity Records. In de tussen tijd deelde hij het podium met de gelegenheid formatie 4 Way Street en nam met Jim Boggia, Joseph Parsons, en Scott Bricklin het niet onverdienstelijke album Pretzel Park op. Begin dit jaar verscheen zijn independent release Solo. De naakte liedjes met Arnold op gitaar of achter piano, blijken nu een voorbode te zijn geweest van wat nu ter tafel ligt. Ben Arnold is van plan niet stil te zitten. Met de release van Nevermind My Blues tekent Arnold zijn zevende langspeler aan. Met I’m Suckin’ Honey trap hij af. Jazz blues is wat de klok slaat. In de titeltrack lijkt hij terug te kijken op zijn eigen ongeluk/geluk. “I had some bad luck, money their ain’t much, love come and goes” zingt praat hij in de schuivende bluestrack. De titeltrack en het liedje Timeless, kende ik tot nu toe nog enkel in de stripped down versie. Tja, en dan is daar weer die doorgewinterde stem in het liedje Leaving Nola. Randy Newman dat is waar ik Ben Arnold graag mee vergelijk. Arnold produceerde overigens samen met de relatief onbekende Shane Smith (Amos Lee) deze bijzondere rijke plaat. Natuurlijk horen we ook een aantal bekende vrienden van Arnold. Arnold noemt ze The Manayunk Orchestra, ik noem ze The Manayunk Gang. Lee Schusterman op piano, Scott Bricklin (bas en gitaren), Pete Donnelly (gitaar), Matt Muir (percussies en drum) en Priscilla Ahn, Jesse Honig en Joseph Parsons (backing vocals). O ja voor ik het vergeet, Tom Gillam glijd over zijn snaren in het poppy klinkende Here on Earth. Prijsnummer is Sundown. Geven en nemen, woorden die niet uitgesproken worden maar via jouw ogen boekdelen spreken. Nieuwe wegen moeten worden ingeslagen, de hindernissen en de angst is groot, waar komen we op uit? Het is Ben Arnold ten voeten uit. De twaalf tracks op Nevermind My Blues kleven en laten een Ben Arnold horen als nooit te voren. In de afsluiter hoor ik “I’m moving to heaven next time”? Met andere woorden het is hoogste tijd dat Arnold de EU eens laat zien waartoe hij in staat is. Prachtige voortzetting van het toch al zo veelkleurige Calico.
Jan Janssen woensdag 13 juni 2012
Pagina 123 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Peter Gran Band
Album:
The Peter Gran Band
Label:
Dusty Records
zaterdag 12 januari 2008
Het komt niet vaak voor dat ik op dag van binnenkomst al een concept CD bespreking klaar heb. Neem nu eenmaal de tijd om de muziek echt tot mij te laten doordringen. Laat mij vaak inspireren als er een paar nummers blijven hangen. Schrijf er wat over en verdiep mij vaak verder in de artiest. De tekst wordt daarna meerdere malen geredigeerd totdat ik tevreden heb. Dat kost veel tijd en soms maak je daar een uitzondering op. Zo ook bij de eerste luisterbeurt van het ongetitelde debuutalbum van de Zweedse Alt Country, rock formatie The Peter Gran Band. De muziek pakte mij en deed mij meteen denken aan die andere, door mij zeer gewaardeerde, Zweedse formatie Hyacinth House. The Peter Gran Band daarentegen laat echter iets meer haar tanden zien en de melodieën hebben een iet wat hoger catchy gehalte. Dit uit Gothenburg afkomstige ensemble, bestaande uit Peter Gran (zang, gitaar en mandoline), Krister Andersson (gitaren), Christian Kullberg (bas), Jan Linden (drums), Josefin Hansson en Christina Carlsson (backing vocals), klinkt Amerikaanser dan menig Americana bandje uit de States dat tegenwoordig pleegt te doen. Peter Gran is het brein achter de band en schreef alle liedjes voor dit album. Hij speelde samen met de mooie zusjes Karin en Maria Forsman en huidige bassist Christian Kullberg in een mij niets zeggende country bandje Pilgrim. De uitstekende backing vocalisten Carlsson en Hansson komen van het, mij wel wat zeggende, Zweedse bandje Dusty Brown. Ene, zeer talentvolle singer-songwriter, Magnus Hansson zwaaide of zwaait daar nog steeds de scepter. Luister zelf maar eens naar hem op MySpace? Bovendien liet Gran zich ondersteunen door de gebroeders Tommy en Stephen Sahlin. Biede heren spelen in de huisband van het Slussens Pensionaat in Henån, genaamd Big Is Less. Gran produceerde samen Tommy Sahlin deze werkelijk te mooi om waar te zijn klinkende CD. Ik kan een aantal nummers van deze plaat met u doornemen, maar dan ben ik bang dat ik de ander te kort doe. Niet een paar maar alle nummer bleven kleven dus. Het klinkt precies zoals de band het zelf omschrijft. “The Peter Gran Band has more Neil Young than Hank Williams in it’s sound and is more at home on a small rock stage in New York, Gothenburg or Austin, Texas than in a dance hall somewhere in Argentina” Met ander woorden, niet te ingewikkeld doen, we doen gewoon wat ooit al eens gedaan is maar dan met de finesse van deze tijd. Het enige minpuntje zit hem in de verpakking. De sobere cover en de aan de achterkant gefotografeerde rommel op een uitrit, verraad niet echt waar het werkelijk om draait. Als deze Gothenburg Scandinavia connection de trend set van wat wij allemaal kunnen verwachten het komende jaar, dan doe ik alvast geen oog meer dicht.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 124 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Supe DeJour
Album:
Same Shift, Different Day
Label:
Missouri Mule Music
vrijdag 11 januari 2008
Het muziekplezier van Michael “Supe” Granda, bassist van de legendarische Alt Country formatie The Ozark Mountain Daredevils, lijkt geen grenzen te kennen. Granda, maakte in het verleden al een aantal zeer feestelijke opzienbarende soloplaten, onder de naam Supe DuJour (soep van de dag). Makin’ A Living, Not A Killing (1998), The Smartest Man In The World (2000), Pasta Man en Fall Down, Go Boom uit 2003) liggen bij mij nog steeds vers in het geheugen. Onder de naam Mark & Mike & the Garth Branson Singers verscheen twee jaar geleden het pretpakket Sing Along With Mark & Mike. Nadat onlangs nog The Ozark Mounatin Daredevils hun Revival DVD in de winkels liet leggen komt Granda nu alweer met nieuwe solo CD op de proppen. Het idee voor Same Shift, Different Day ontstond al in 2004. Granda knutselden toen samen Daredevil Larry Lee in dienst thuisstudio aan de liedjes. Zoals we dat vroeger in het vinyl tijdperk noemde, ontaard dit zich in een uiterst plezierige CD, die een Side A en B kent. Wees gerust je hoeft hem alleen niet om te draaien. Om maar eens met Side A te beginnen. Deze telt vijf strakke Rock ‘n’ Roll tracks die aftrapt met Friend Of A Friend Of Mine. “listening to some tapes from Billy Joe Shaver” hoor ik? Meteen wordt duidelijk dat Supe DeJour’s benadering van muziek real time live is. “Ik vertel de muzikanten altijd dat ze er helemaal voor moeten gaan en niet op safe spelen”, laat Granda op zijn website weten. De titeltrack schreef hij overigens samen met Nashville singer-songwriter Tim Carroll. Het met Duane Jarvis geschreven So Far, So Good (Knock On Wood) explodeert zowat op Side A. Met het liedje Take Me Back Down The River, dat Granda decennia geleden samen met Daredevil compadre, Steve Canaday verhapstukte, sluit Supe kant A af. Granda laat er geen gras overgroeien als de liedjes Let’s Get A Party Started en Big Hammer recht voor s’en raap uit mijn speaker klappen. Voor deze vijftrack sessie dook Granda met niemand minder dan Trent Summar de studio in. Toetsenist Mike Webb (Mark Germino) stelde zijn studio ter beschikking en mixte de liedjes op Side B. Het liedje Pigs, Cows, Chicken Feed & Beer schreven Summar en Granda op een ochtend toen ze hoorden van het overlijden van Joey Ramone. De zinsnede “Hey, Ho, Let's Go” wordt dan ook aan de legendarische rockster opgedragen. Buiten het knorren van een varken dan, gebeurd er muzikaal gezien helemaal niets nieuws op deze CD. Lekker ongecompliceerde pure Rock ‘n’ Roll uitgevoerd door niet zomaar een samen geraapt zooitje. Op drums treffen we Paul Griffith (Allison Moorer) aan. Op gitaar en pedal steel horen we respectievelijk Bob Britt (Dixie Chicks) en Mike Daly (Hank Williams, Jr.). Buddy Cage (New Riders Of The Purple Sage) en Steve Newman (Domino Kings) nemen het gitaarspel voor Side A voor hun rekening. Ik kan nog wel even doorgaan maar dat veranderd mijn kijk op de super “Supe” catchy CD niet. Veel lol dus. Misschien voor Nederlandse begrippen iets te, maar ik weet zeker dat deze aanstekelijke Rock ‘n’ Roll het heel goed zal doen bij de steeds populairder wordende hooischuur party’s.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 125 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Sebastian & David Grisman
Album:
Satisfied
Label:
Independent
donderdag 10 januari 2008
Ik ben ooit eens stevig doorgezakt in Grenwich Village in New York. In The Baggot Inn, tijdens Uncle Bob’s Sheriff Sessions, leerde ik een klein stukje van historische muzikale traditie die deze wijk rijk is. Jongelui en hoogbejaarden muzikanten en muziekliefhebbers verzamelden zich daar op een plek die je als buitenlander maar erg weinig zult tegenkomen als je door Amerika reist. De gemoedelijke sfeer en enorme verdraagzaamheid die ik daar waarnam heeft nu een onverwacht vervolg. Heb namelijk erg genoten van de CD Satisfeid, afkomstig van het duo John Sebastian & David Grisman. Sebastian, was ooit lead zanger van The Lovin' Spoonful. Deze Amerikaanse pop-rockband met folkinvloeden, bekend van hits als Daydream en Summer in the City, werd door Sebastian zelfs opgericht. De inmiddels al weer tweeënzestigjarige David “Dawg” Grisman, geboren in Hackensack, New Jersey richtte ongeveer in diezelfde periode de bluegrass, in die tijd misschien wel de newgrass, formatie Even Dozen Jug Band op. Sebastian en Grisman waren in die tijd “parters in musical crime”, zoals de inlay van het CD hoesje nu verklapt. Na veertig jaar en tijdens een benefiet concert in Mill Valley, California liepen de heren elkaar tegen lijf. Al snel werd duidelijk dat deze muzikale criminaliteit een voorzetting behoefde. De CD Satisfied die nu ter tafel ligt is een logisch gevolg. Prachtige traditionals zoals John Henry en Lonely One In This Town kunnen, ook door buitenstaanders, moeiteloos meegezongen worden. Maar ook Deep Purple en Walk Right Back, die ik volgens mij in het looprek heb leren kennen via respectievelijk Sammy Davis, Jr. en The Everly Brothers, spreken erg tot de verbeelding. Natuurlijk ontbreekt ook niet Mississippi John Hurt’s Coffee Blues. Dit liedje inspireerde Sebastian om zijn band The Lovin' Spoonful te noemen. Ik betrapte mijzelf op het spontaan meezingen van de Spoonful’s gereïncarneerde en volledig uit zijn gareel getrokken klassieker Coconut Grove. Hoe lang is het eigenlijk geleden? Tijd heeft stil gestaan of toch ook weer niet? Fluitend, als in de afluister Jug Band Walz (Daybreak), koester ik de ervaring van die ene doordeweekse ochtend in Grenwich Village. Waar we, met een stevig stuk in de nek, in het ochtendgloren de weg kwijtraakte naar onze loft in de New Yorkse wijk Soho. Sebastian & Grisman leveren een fantastisch akoestisch souvenir af die, wat mij betreft, beter laat bij u kan komen als nooit.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 126 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Drive By Truckers
Album:
Brighter Than Creations Dark
Label:
New West Records
woensdag 9 januari 2008
Over Drive-By Truckers hoeft ik Southern Rock minnend Nederland niet meer over uit te weiden. Toch is het fijn om heel even terug te blikken. Het is volgens mij alweer acht jaar geleden dat The Truckers met het, in Nederland zwaar onderschatte, album Pizza Deliverance (Zane Records) uitkwamen. Sinds die tijd is het ook altijd weer een lust voor het oog en oor als er een nieuwe Trucker CD uitkomt. Qua opsmuk is de cover van de nieuwe CD Brighter Than Creations Dark, voor hun doen, wel wat soberder, maar dat weerhoud het gezelschap er niet van weer een bijtende inhoudelijke plaat af te leveren. Wat mij opvalt is dat het onstuimige van Pizza Deliverance en het zoet van Southern Rock Opera zorgvuldig worden samengesmolten op deze CD. Dat laatste constateerde ik al bij de voorganger A Blessing And A Curse. Op Brighter Than Creations Dark wordt dit echter nog eens duidelijk onderstreept. De maarliefst negentien liedjes op de CD zorgen, wat mij betreft, dan ook niet voor verrassingen. Ondanks het wegvallen van Jason Isbell zorgt de terugkeer van John Neff niet voor onoverkomelijke hindernissen. Ik mag dit Drive-By Truckers geluid echter wel. De melodieën zijn in elk geval toegankelijker geworden voor een breder publiek. Laat niet weg dat er nog altijd een paar strakke, soms onnavolgbare, Trucker rockers op deze CD staan. Toch staat de prachtige opener Two Daughters And A Beautiful Wife en het daarop volgende heupwiegende 3 Dimes Down niet representatief voor de algehele toonzetting van deze CD. Ook het chaotische aflopende Home Field Advantage, met prima Lucinda Williams achtige zang van bassiste Shonna Tucker, is dat niet. That Man I Shot en het sterk naar The Rolling Stones lonkende A Ghost To Most kan niet verbloemen dat het hier om echte specifieke Trucker uitschieters gaat. Ook de inbreng van Spooner Oldham gaat niet onopgemerkt voorbij. In liedjes als Checkout Time In Vegas en het techno hoogstandje You And Your Crystal Meth heeft hij hoe dan ook de hand in gehad. Headbanger Drive-By Truckers fans zullen om die reden dan ook Brighter Than Creations Dark een iets te softe plaat vinden. De met een goed oor uitgeruste Trucker fan daarentegen duiken erin en zullen nummers als het meer dan zes minuten durende The Opening Act en The Home Front adoreren. De niets vermoedende muziekliefhebber krijgt een ruim vijfenzeventig minuten durende sound wave over zich heen gestort die het hele Drive-By Truckers oeuvre omvat. Mooier kan het eigenlijk niet. Wat mij betreft een niet te missen schoonheid van een CD.
Jan Janssen
Artist:
Abbey Lincoln
Album:
Abbey Sings Abbey
Label:
Verve Records
dinsdag 8 januari 2008
Tja, dat heb ik dan. Heb je net je jaarlijstje 2007 naar Real Roots Café opgestuurd, kom je een cd tegen die je helemaal van je stoel blaast. Het gaat om ‘Abbey Sings Abbey’ van Abbey Lincoln. Wie? Abbey Lincoln, geboren als Anna Marie Woolridge op 6 augustus 1930, dus 77 jaren jong. Mijn god, wat een stem! Deze lady heeft een frasering die uniek is. Amy Winehouse kan er wat van, maar laat haar maar heel wat jaren in de ‘Rehab’ vertoeven om dit niveau te evenaren. De cd van Abbey is uitgebracht op het jazzlabel Verve, voor mij als niet-jazzliefhebber nou niet bepaald een aanbeveling om dit product te beluisteren, maar jongens en meisjes, wat een geweldige cd is dit. Abbey Lincoln maakte haar plaatdebuut in 1955 en haar grote inspiratiebron is Billie Holiday. En dat kun je horen, een lekker luiluisterende stem met grote emotie. Abbey’s stem doet me op sommige momenten denken aan die andere grote vergeten stem, namelijk die van Nina Simone. ‘Abbey Sings Abbey’ is wat je noemt 'to the bone’, vergelijkbaar met wat Rick Rubin deed met werk van Johnny Cash. Een cd zonder toeters en tierelantijnen, centraal staan een bijzondere stem en een muzikale begeleiding in optima forma. Een klein groepje muzikanten bestaande uit drums, bas, cello, accordeon en gitaren legt een muziekbedje neer om u tegen te zeggen. Vooral de gitarist Larry Campbell, bekend van platen van o.a. Bob Dylan, Elvis Costello en Paul Simon, zorgt voor kippenvelmomenten. Wat luisteren deze muzikanten goed naar elkaar! Ongekend. ‘Abbey Sings Abbey’ bevat elementen uit jazz maar ook uit blues en uit de singer-songwritertraditie en ze creëren samen een verrassend geluid van betoverende schoonheid. Bovendien hebben ze alle een min of meer blues- en countryachtige aanpak, een stijl die ons als liefhebbers van ‘landelijke’ muziek aanspreekt. Toch? Alle nummers, met uitzondering van ‘Blue Monk’ (Thelonius Monk), zijn eigen composities van deze zangeres. Dit intieme album kan ik meerdere malen achterelkaar draaien zonder dat de verveling toeslaat. Het intieme karakter vertaalt zich ook in het feit dat ik dan geen enkel nummer luidkeels meezing, hooguit fluit ik een enkel loopje mee. Kortom, een over het hoofd gezien meesterwerk in 2007.
Benny Mulder woensdag 13 juni 2012
Pagina 127 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Dear Mowing Club
Album:
John Dear Mowing Club
Label:
Independent
maandag 7 januari 2008
Na het lezen van het nu volgende wordt ik waarschijnlijk verbannen naar een onbewoond eiland. Soms wordt een CD je door strot gedrukt. Als dat dan goed smaakt is dat zo’n probleem nog niet. Bij mij begint de terughoudendheid dan meteen de overhand te krijgen. Een geweldig voorbeeld. Vorig jaar zag ik de uit Nederland afkomstige Alt. Country-noir formatie Smutfish optreden voor maar vijfentwintig man in Roepaen in Ottersum. Schande. Toch werd de band, in die tijd, alom bejubeld en geprezen in de media. Smutfish was of is misschien nog steeds wel een fraai band, maar terwijl muzikaal alles klopte gebeurde, buiten een paar cynisch goedbedoelde opmerkingen van liedjesdichter Melle de Boer, er maar vrij weinig op het podium. Kijkend naar dat tijdsbeeld en luisterend naar mijn bescheiden mening is naam Smutfish aan die enorme hype ten onder gegaan. Ik kom hier later op terug! Blindvaren op de schrijvende media, inclusief de gedachtegangen hier gedaan bij het Real Roots Café, word dan “ook door mij” sterk afgeraden. Zelf luisteren en vooral zien, is en blijft het ultieme leerplan. Toch blijven wij u graag informeren over het gestaag groeiende aanbod van Nederlandse Alt Country producties. Voortbordurend op bovenstaande komen we uit op de “nieuwe” Nederlandse formatie John Dear Mowing Club. De vijfenveertigjarige frontman en afgestudeerd beeldend kunstenaar Melle de Boer vond de muziek die hij maakte niet meer bij de naam Smutfish passen. Op de website schrijft hij daarover “Alsof we eruit gegroeid waren. Het uitkomen van de nieuwe CD was de nu of nooit kans om met de oude naam af te rekenen.” Waar hij nu mee wil afrekenen weet ik niet precies? Op dit “debuutalbum” worden wel wat onvoorspelbare muzikale zijpaden ingeslagen, maar die trof ik ook al aan op de Smutfish albums Lawnmower Mind en Through A Slightly Open Door. Ondanks het feit dat die zijpaden nu meer verkend en betreden worden, trapt de CD af met, wat ik dan weer noem, een typische Smutfish vondst genaamd Marilyn Postcard. Op de sfeervolle slepende klaagzang lijkt de uit Brabantse afkomstige liedjesdichter Melle de Boer een patent te hebben. Daarna wordt het allemaal wat ruiger en komt er meer groove in het geheel. Uitschieters als The First Time I Heard Townes Singing, CowboyGirl, Bare Hands, en Lether Pants vallen dan meteen op. De donkere humeurige melodiepatronen verraden echter geen echte vernieuwing maar etaleren handelswaar die sterk refereren naar bijvoorbeeld Spooner Oldham, Giant Sand en Neil Young. John Dear Mowing Club benaderd de muziek en de daarbij behorende tekst inkleuring op kunstzinnige manier. Dit lijkt mij, gezien de achtergrond van Melle de Boer, een logisch gevolg. Wat mij betreft lijkt de naamswijziging daarom dan ook meer op een marketing technisch verhaaltje als op een duidelijke muzikale koerswijzing. Desalniettemin, vind ik dit ongetitelde album van John Dear Mowing Club meer dan de moeite waard vinden. Hij stijgt, in ieder geval, ver boven de gemiddelde Nederlandse producties uit. Niet te braaf maar ook niet losgeslagen, maar gewoon een lekkere muziekdrager waarvan ik zeker weet dat hij nog wel enige tijd zal door blijven groeien.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 128 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Coal
Album:
Masquerade
Label:
Colombia Records
zondag 6 januari 2008
Workin' Man was de titel van het debuutalbum van Rene Burrell alias Coal. De pas zevenentwintig jarige Zwitser schrijft nu al meer dan tien jaar niet onverdienstelijk liedjes. Terwijl zijn leeftijdsgenoten naar HipHop, R&B en Techno luisterden, luisterde Coal naar de muziek van zijn oudere broer Reto Burrell. Ondanks de muzikale inbreng van muziek legendes Joel Guzman (Aztex) op accordeon, Lloyd Maines op Dobro en Pedal steel of Cindy Cashdollar (Ryan Adams) op steel en lapsteel gitaar op Let's Build Us A Rocket, van twee jaar geleden, kon de CD, in Nederland, geen potten breken. Jammer eigenlijk. Vooral de naar Hank Williams, knipogende liedjes op dat album deden mijn wenkbrauwen aangenaam fronzen. Coal heeft niet bij pakkenneer gezeten, in tegendeel zelfs. Masquerade heet Coal’s derde CD. Paul Q. Kolderie (Kelly Willis, Radiohead en The Pixies) produceerde deze stevige uit de startblokken komende geluiddrager. In eerste instantie denk je “okay this I did hear before”. Maar eenmaal aangekomen bij track vier openbaart zich een rockklassieker van de bovenste plank. Outside The Black Cathedral schreef hij samen met David Campbell Jr. “Witches and werewolves, vampires and ghouls even the bogeyman’s coming to get you fools”, hoor ik aan het einde. De sfeer is grillig maar pakt je. Dan schuif de CD door naar de country ballad Appause Of Tears. “I did loose a friend. Goodbye my friend we’ll meet again. It’s beautiful and I’ll cry an appause of tears”, man deze sluipmoordenaar bezorg mij een ganzenhuid. Wat een heerlijke gospel backingvocals van ene Tammy Lynn. De tranenovervloed sluit naadloos aan op Couldn’t Change. Fleetwood Mac is dan ineens om de hoek. Met Here’s To A New Beginning, dat hij weer samen met broertje Reto schreef, The Bell On The Hill en het berustende Rest In Sleep wordt deze mystieke maskerade afgesloten. Ik hoor geen koebellen, ruik echter wel de verfrissende geur van Edelweiss en krijg een alleen op de wereld gevoel. De filmbeelden die daarbij horen zijn echter totaal anders. Coal’s muziek is world Roots waarbij menig Alt Country rock bandje uit de States staan te blauwbekken.
Jan Janssen
Artist:
Big Blind
Album:
Dressed To Win
Label:
Coolbuzz Records
zaterdag 5 januari 2008
Het is dat ik het weet, maar anders zou ik gezworen hebben dat Big Blind een Amerikaanse bluesband is. Een band die de blues aanpakt zoals bijvoorbeeld The Paul Butterfield Bluesband in de jaren zestig dat deed en een paar decennia later The Red Devils. Een band ook die met dit album het kussen van de ingedutte Amerikaanse bluesscène (op Joe Bonnemassa na misschien) weer eens flink zou opschudden. Maar hoe Amerikaans een Nederlandse band kan klinken bewijst Big Blind met deze in november verschenen debuutschijf ‘Dressed To Win’. Daarmee plaatsen zanger en harmonicaspeler Wesley van Werkhoven, gitarist J.J. van Duijn, Dirk van Duijn op bas en Niels Duindam zich in beginsel in de mooie traditie van historische Nederbluesbands als Livin’ Blues, Cuby and The Blizzards en The Bintangs, al zal de tijd moeten uitwijzen of dit ook echt wordt waargemaakt. Net als voor labelgenoten Cuban Heels en T 99 geldt dat één zwaluw nog lang geen lente maakt. Zonder twijfel is de start niettemin formidabel met hun krachtige, ruige spel van een dozijn eigen bluesnummers. Originaliteit moet in de bluesmuziek nooit verwacht worden, want ook hier barst het album natuurlijk van de clichés. Maar als die in mooie variaties dampend van broeierigheid, rauw en energiek, smerig en volvet worden gespeeld, dondert dat niet. Het stuwende live - geluid op het album waarmee de schurende stem en de smoelschuivende exercities van van Werkhoven tot in de puntjes wordt ondersteund, is op diverse podia in een jaartje tijd tot volle wasdom gekomen. Zelfverzekerde, onverschrokken gespeelde krachtblues van een stelletje zeer getalenteerde begintwintigers uit Noordwijk, dat van wanten weet met deze oermuziek uit dat hele grote land aan de overkant van de grote plas. Het kan niet anders zijn: aan ‘Dressed To Win’ heeft de rechtgeaarde bluesliefhebber zich allang gewonnen gegeven.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 129 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ad VanDerVeen
Album:
Sound Carrier
Label:
Sonic Rendezvous
vrijdag 4 januari 2008
Hoe lang de uit Bussum afkomstige singer-songwriter Ad Vanderveen al aan de weg plaveit weet ik niet, maar het lijkt wel een eeuwigheid. De man die ooit in één studio zat met Bill Halverson (producent C.S.N.&Y en Eric Clapton) en begin jaren negentig de voor mij nog steeds legendarische LP’s Personnel Only en Continuing Stories produceerde, heeft bij mij in elk geval al die jaren veel krediet opgebouwd. Man wat heb ik mij vaak afgevraagd waarom deze muzikale kameleon niet in Nederland die erkenning kreeg waarvan ik altijd heb gemeend dat hij die zo dik en dwars verdiende. Om dit nog eens stevig te benadrukken stond hij en zijn O’Neils niet voor niets op het verjaardagsfeestje van het Real Roots Cafe “Roots @ Roepaen” 2006. Mede door een aantal fanatici, in het singer-songwriter gilde van Nederland, openbaart Vanderveen zich ook steeds beter in het buitenland. Het door hemzelf geïnitieerde project More Than A Song, dat hij samen met Eliza Gilkyson en Iain Matthews neerzette was misschien wel net dat extra duwtje in de rug die hij nodig had om daarna zijn solo albums The Moment That Matters, Field Of Plenty, en het vorig verschenen Cloud Of Unknowing tot succesvolle releases te maken. De tijd staat niet stil en Vanderveen al zeer zeker niet. De release van Vanderveen’s CD en DVD Soundcarrier zie ik dan ook als een logisch gevolg. De CD bevat tien prachtige sfeervolle luisterliedjes die zijn opgenomen tijdens een Amerika trip in het voorjaar van 2007. Vanderveens’s stem, akoestisch gitaarspel, mondharmonica, percussie, en het subtiele loepzuivere backing vocal werk van Kersten de Ligny roepen het ware genot in mij op. Voor fans en liefhebbers koppelt Vanderveen daar ook nog eens een DVD aan. De mini documentaire die u een indruk geeft hoe voorganger Cloud Of Unknowing tot stand is gekomen laten een eerlijke muzikant zien die weet hoe hij ambiance vertaald in een lied. “Okay het is allemaal low budget” zegt hij, maar man waar hebben we het over? Het decor van het oer Hollandse landschap in Amen, Drenthe, spreken wat mij betreft voor zich. De poét Vanderveen kleurt zijn kunstwerk met prachtige oorspronkelijke songs die mijn stoutste verwachtingen overtreffen. Vanderveen vertedert doeltreffend op deze knap in elkaar geknutselde multimedia box.
Jan Janssen
Artist:
Chip Taylor & Carrie Rodriguez
Album:
Live From The Ruhr Triennale Oktober 2005
Label:
Rounder Europe
donderdag 3 januari 2008
Al een aantal jaren is Chip Taylor met zijn derde jeugd bezig. Halverwege jaren negentig vierde hij met een aantal albums een superieure rentree in het singer- songwritergenre. Weer volledig toegewijd aan de muziek, werd hij ook de beschermengel van violiste Carrie Rodriguez, waarmee hij drie tamelijk succesvolle albums opnam. Die rol is hem op het lijf geschreven, blijkens de ontdekking van een nieuw talent Kendel Carson, die met het geslaagde album ‘Rearview Mirror Tears’ vrij recent debuteerde. Als bezegeling van beider samenwerking is er nu het vrijgegeven live verslag van een concert dat in oktober 2005 plaatsvond in een, tot concertzaal omgebouwd, voormalig industrieel complex. Wie hun platen kent en het stel als eens live heeft gezien, zal misschien toch verrast zijn door een aantal van de veertien nummers op ‘Live From The Ruhr Triennale. Zo is er een buitengewoon sfeervolle versie te horen van de evergreen Long Black Veil en het rock and roll – oudje Maybellene. De aanwezigheid van zijn twee instant hits voor en door andere artiesten, Angel Of The Morning en Wild Thing is vanzelfsprekend, maar door de goddelijke samenzang op het eerste - en de gloedvolle gitaarbijdrage door Buddy Miller op het tweede liedje, had ik die absoluut niet willen missen. Trouwens, de stemmen van Chip & Carrie trekken over de hele, veertien nummers tellende plaat, mooi samen op. En als je dan ook nog eens weet dat het duo zich liet begeleiden door het neusje van de zalm met daaronder, gitarist Bill Frisell, steelgitarist en mandolinespeler Greg Leisz, dan is aanschaf onmogelijk een verkeerde keus.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 130 van 131
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hank Shizzoe & The Directors
Album:
Headlines
Label:
Blue Rose Records
woensdag 2 januari 2008
Thomas Erb, alias Hank Shizzoe, is een Zwitser die sinds zijn prima debuut Low Budget in 1994, soms meer soms minder aan de weg timmert. Op zijn sindsdien verschenen albums is steevast een afgewogen mix te horen van blues, folk en rock, resulterend in groovy muziek die je lekker laat achteroverleunen en af en toe aanspoort tot lichte ritmiek. Daarbij denk ik altijd onwillekeurig dat hij zich de Europese JJ Cale waant, die zich heel goed heeft ingeleefd in de muziek uit het Amerikaanse zuiden. En zo is het, want zijn niks aan de hand muziek is de soort waar je onmogelijk op tegen kunt zijn. Lekker van toon, fris van melodie en vooral relaxt worden de dertien liedjes zeer bekwaam uitgevoerd. Met goede wijn, dito gesprek en Hanks muzikale omlijsting, is een lekker sfeertje gegarandeerd. Heel af en toe zet een van zijn liedjes aan tot een lekker swingend dansje, maar er blijft genoeg adem over het fijne gesprek te vervolgen. Net als de muzikale inhoud ziet ook de verpakking er zeer Zwitsers netjes uit. Fijne muziek die entertaint en verder geen enkele pretentie heeft. Lekker toch?
Huub Thomassen Artist:
Fred Eaglesmith and Band
Album:
Live Below Sea Level
Label:
Sonic Rendezvous
dinsdag 1 januari 2008
Fred Eaglesmith, geboren als Frederick John Elgersma op 9 juli 1957 in Ontario Canada is precies tweeënveertig dagen ouder als ondergetekende. Een paar jaar geleden zag ik voor het eerst de aandoenlijke documentaire There Ain't No Easy Road. Eaglesmith’s bezoek aan het Friese kerkdorpje Schraard, waar opa Rintje zijn roots heeft liggen, werd op indrukkwekkende wijze vastgelegd door Huib Stam. Eaglesmith was in november 2007 veelvuldig te zien op Nederlandse podia. Samen met een aantal Nederlandse fanatieke fans, (Fredheads) die ook vijftig werden, zag hij zelfs abraham in Hollanda. Ik zag Eaglesmith en band dit jaar op Cultureel Podium Roepaen in Ottersum. De man put zijn inspiratie uit het moment. Hij reist veel en ziet een auto met aanhanger op de Nederlandse snelwegen waarop staat Pak ’n Bak. “You Dutch always need something different” Of het klooster waarin hij optrad “I think God would be pretty upset if he knew that you all drink beer in this monastery”. Het zijn zomaar een paar voorbeelden die u kunt verwachten wanneer u van plan bent, in de toekomst, een Fred Eaglelsmith concert te bezoeken. Muzikaal is het allemaal messcherp to the point en humoristisch als een volleert stand up comedian. Fred Eaglesmith’s schuurpapieren stem is nu ook vastgelegd op de DVD Live Below Sea Level. Op de DVD zien we Willy P. Bennett op mandoline, Luke Stackhouse op up-right bas en Kori Heppner op drums. De sobere cameraregie vallen wat mij betreft in het niet terwijl ik naar de live uitvoeringen van klassieke liedjes als 18 Wheels, Alcohol And Pills en White Trash kijk en luister. Deze opnamen zijn overigens in 2006 gemaakt in het Patronaat in Haarlem. De toegift bestaat nog eens uit vier nummers, opgenomen in voormalig herberg Café 't Keerpunt in Spijkerboor in provincie Drenthe. Eagelsmith klinkt, in mijn trommelvliezen, beter als op zijn studioalbums. Zijn podium presentatie is zijn handelsmerk. Hier hebben we te maken met een all in one persoonlijkheid die net zolang lult als hij speelt. Net als in Roepaen verdoemt hij een bezoeker die er doorheen kwekt. Eagelsmith’s opvatting dat kletsende concertbezoekers vaak zelf muzikanten zijn deel ik honderd procent met hem. Het is Fred Eagelsmith ten voeten uit. Aan de ene kant een mooie audio visuele herinnering en hebbedingentje voor fans die erbij waren. Aan de ander kant een niet te missen introductie met misschien wel één van s’werelds beste storytellers van het moment.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 131 van 131