2011 www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Micky & The Motocars
Album:
Raise My Glass
Label:
Blue Rose Records
vrijdag 30 december 2011
Twee jaar geleden dacht ik toch echt dat Blue Rose opnieuw een super act, op gebied van het red dirt country-rock genre, binnen gehaald had. Nederlandse roots liefhebbers lieten echter aan blok hun vijfde CD “Naive” van Micky & The Motercars in de bakken staan. Het onbegrip om hierover te zwijgen is dan ook één van mijn opvallendste tekortkomingen. Deze vijfmanformatie, bestaande uit Micky Braun (lead vocals, akoestische gitaar), Gary Braun (lead & harmony vocals, gitaar, mandoline en mondharmonica), Kris Farrow (gitaar), Mark McCoy (bas) en Shane Vannerson (drums & percussion), hebben wederom een prachtige plaat uitgebracht, die met een beetje volume al snel uit je luidsprekers knalt. Wie “Raise My Glass” opzet denkt direct aan Reckless Kelly. Je kunt gerust stellen dat The Braun family Micky, Willy, Gary en Cody zo langzamerhand een eigen geluid hebben ontwikkeld. Met maar liefst drie gitaristen in de voorhoede ploetert dit kwintet zich door elf zeer toegankelijke liedjes die volledig volgens de Amerikaanse standaardnorm ingeblikt zijn. De meeste nummers komen van de hand van Micky Braun. Big Casino schreef hij samen met Reckless Kelly broer Willy. Opvallend is ook de medewerking van de Welch familie. In het kielzog van Pa Kevin, horen we ook Savannah en Dustin Welch in diverse nummers terug. Met uitzondering van het slotnummer St. Lucy's Eyes kom ik geen verrassende dingen tegen. De muzikale Texas maatstaf ligt toch al zo hoog bedenk ik dan. Kwaliteit en de schoonheid van muziek zit vaak niet in de details. “Doing the right things, is more important than doing things right”, deze komt niet van mijzelf hoor, in het geval van Micky & The Motercars is deze uitspraak wel heel toepasselijk.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 1 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Karen Savõca
Album:
Promise
Label:
Alcove Music
donderdag 29 december 2011
The Harrow & The Harvest van Gillian Welch is een matig album, zoveel is zeker. Welch is nooit een vrouw van vuur en vlam geweest, maar wat klinkt ze op dit nieuwe album futloos en ongeïnspireerd. Pas wanneer het vierde liedje, The Way It Goes, aan bod is, komt deze plaat enigszins tot leven. Om daarna weer verder te kabbelen. Dat komt ervan wanneer men een stilistische blauwdruk van de eigen stilistische blauwdruk maakt. Nu gaat het hier niet om Gillian Welch maar om Karen Savõca, dus waarom de naam van de eerste dame genoemd? Omdat er in de meeste recensies die ik van The Harrow & The Harvest heb gelezen sprake is van knipmesjournalistiek. Veel lof voor een plaat met uiterst fletse muziek die op geen enkele wijze doet denken aan de kracht en pracht van Time (The Revelator)? Het geeft te denken. Al helemaal omdat deze ontvangst de appreciatie voor andere en betere albums min of meer in de weg staat. Waarom heeft bijvoorbeeld het uitstekende Promise een dergelijke ontvangst tot op heden nog niet gekend? Sinds 2002 ken ik de muziek van Karen Savõca. Niet toevallig ook het jaar waarin Greg Brown’s prachtige Milk The Moon uitkwam. Dat album werd geproduceerd door Pete Heitzman. Ik reken het tot Brown’s beste werk. Wellicht omdat Heitzman’s prachtige gitaarspel in het oeuvre van Brown (waar Bo Ramsey bijna altijd de toon zet) als atypisch gekenschetst kan worden. Na All My Excuses volgde Live At The Black Sheep (2003) waarop Heitzman en Savõca samen met Greg Brown en Garnet Rogers eigen en andermans werk spelen. Let vooral op Between Girl And Gone, één van Savõca’s mooiste liedjes. In The Dirt verscheen in 2006. Het evenaart de kracht van All My Excuses en ook dit album kent sterke teksten: don't look at the clock/it makes me late. Terwijl het niet moeilijk is om in het jongetje dat in de zandbak met soldaatjes speelt iemand als George Bush te zien (Mothers Arms). Al kenmerken Savõca’s teksten zich altijd door meerduidigheid. En nu is Promise er. Get all our honey straight from the hive zingt Savõca in Ready. Je zou het kunnen beschouwen als het leidmotiv van de plaat. In een wereld vol ellende (als we voor ieder slachtoffer van geweld een kruis zouden moeten plaatsen zou de weg er vol mee staan zingt Savõca in Crosses) moeten we besluiten om het zwaard te laten vallen en de pen (opnieuw) op te nemen (The Bully). Het land, de grond en onze geliefden, om te koesteren zijn ze. Promise besluit met Last Night On Earth. Een liedje over wat te doen in die laatste nacht. Net zo mooi als Bruce Cockburn’s Last Night Of The World. Wat zingt ze dit liedje mooi, die Karen Savõca. Een buiging in haar stem, die even het rauwe randje raakt wanneer ze ‘house’ en ‘sorry’ zingt, werkelijk onweerstaanbaar. De muziek op Promise moet het helaas stellen zonder Tom ‘T-Bone’ Wolk. De met Heitzman en Savõca bevriende bassist overleed vorig jaar. Pete Heitzman speelt nu ook bas. Maar, en dat is veel belangrijker, Pete Heitzman speelt opnieuw gitaar. Subtiel en ingehouden. Hij doet een beetje aan Pops Staples denken, al is zijn palet vele malen groter dan dat van de Staple-vader. Moeten we voor Savõca’s zingen dan ook nog een typering vinden? Vooruit dan, Maria Muldaur?! Ach, weet u, het doet er eigenlijk niet zoveel toe, die vergelijkingen. Ook die met Gillian Welch niet. Promise is een belangrijke én een mooie plaat. Voor en in een platte wereld die geregeerd wordt door a bunch of gorillas in stetson hats. En dan heeft ze het niet over de critici…
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 2 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Wing & Hollow
Album:
Frozen Trees
Label:
Independent
woensdag 28 december 2011
Achter de naam ‘Wing and hollow’ gaat het jonge echtpaar Jill en Haven Lamoureux uit Los Angeles in Californië schuil. Op hun debuut-EP staan 8 samen geschreven liedjes in een soft-pop/rock setting, zelf noemen ze de folk-rock uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw als voornaamste inspiratiebron. Jill zingt en Haven speelt gitaar en mandoline. Hulp is er van Dorian Heartsong (tevens producer) op drums, bas, percussie en orgel en incidenteel horen we lap steel, pedal steel, Hammond B3, vibrafoon, harmonica en de stem van Jake Boxberger. Het meest opvallende van de EP is het mooie akoestische gitaarspel van hem en de soulvolle stem van haar. De liedjes zelf zijn te gelijkwaardig om te blijven boeien, al zijn de wisselingen in de arrangementen soms spannend. Vooral in het nummer ‘On goes the air’ is het arrangement leuk afwisselend. Alles bij elkaar is ‘Frozen trees’ een aardige pop/rock CD, maar het gebrek aan variatie breekt toch op. De invloed van de jaren 60/70 is voor mij niet evident.
Fred Schmale
Artist:
Donal Hinely
Album:
The Famous rocket Cage
Label:
Atom Records
dinsdag 27 december 2011
De Texaan Donal Hinely (geboren in Denton, TX en momenteel wonend in Tennessee en werkend in Nashville) heeft een flink aantal CD’s achter zijn naam staan, zowel solo (vijf tussen 1994 en 2008) als met het duo ‘Glasnots’ (samen met zijn ouder broer Terry, ieder jaar een CD tussen 1992 en 1997). Zijn Americana is diep geworteld in folk, zijn derde solo-CD ‘Giants’ (2005) werd zeer enthousiast ontvangen en kreeg een flink aantal nominaties voor ‘beste CD van het jaar’. Na het beluisteren van de uitstekende nieuweling ga ik beslist op zoek naar het eerdere werk van deze man. ‘The famous rocket cage’ is met recht een ‘appealing’ werkstuk, met 14 heerlijke gevarieerd ingevulde luisterliedjes, allen van de hand van Hinely zelf (in het nummer ‘When the shouting is over’ is er hulp van Todd Daniels). De begeleiding kan werkelijk niet beter, met David Henry op cello, orgel, piano, euphonium, accordeon (tevens de productie en achtergrondvocalen), geweldenaar Will Kimbrough op gitaar en banjo, Victor Krauss op bas en Tommy Perkinson op drums. Hinely speelt akoestische gitaar, ukulele en de geheimzinnige ‘Glass harmonica’. Dat laatste instrument is een erfenis van zijn overleden oudere broer (verantwoordelijk voor het aanbrengen van de liefde voor de muziek van Donal) en bestaat uit een aantal drinkglazen van verschillende herkomst die voor een deel worden gevuld met water en hun geluid produceren door met de hand over de bovenrand te bewegen. Je weet wel!!! Nogmaals, deze ‘Famous rocket cage’ is een echte aanrader. Iedereen die wil horen hoe een mix van Prine, Dylan, Jim Croce, Bruce Springsteen en Earle klinkt wordt hierbij uitgedaagd te gaan luisteren. Ik ben om en heb met uitermate veel plezier deze heerlijk prettige en gevarieerde Americanaschijf beluisterd.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 3 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rob Lutes & Rob MacDonald
Album:
Rob Lutes & Rob MacDonald Live
Label:
Independent
maandag 26 december 2011
Rob Lutes en Rob MacDonald toeren samen al bijna 15 jaar en het werd tijd voor een live-registratie. Op een koude winterdag gaf het duo op ongeveer 100 mijl van Montreal een prachtig concert. Het vond plaats in Le Red Room, een intieme club in Glenn Sutton. Dit optreden is vastgelegd en de liefhebber kan nu genieten van 14 wonderschone livetracks. Rob Lutes, een singersongwriter uit Montreal maakte tot dusverre vier albums. Hij heeft een aangename, pittige finger pickin’ stijl. Rob MacDonald vult dit aan met ingenieuze (slide)akkoorden uit zijn resophonic gitaar. Rob Lutes is voorts een begenadigd liedjesschijver. Luister maar eens naar de openingstrack Uptight. Met dit liedje van zijn eerste CD Gravity won hij eertijds een prijs op het prestigieuze Kerrville Folk Festival in de categorie New Song. Keep a Man Down is ook zo’n knap geschreven liedje, waarbij teveel drank een relatie verstoord. Rob Lutes is gezegend met een gruizige hese stem die enigszins doet denken aan die van John Hiatt. De wijze waarop Lutes zich in de Bee Gees-song To Love Somebody stort is indrukwekkend. Een van de mooiste tracks vind ik I Know A Girl, waarbij het ingenieuze gitaarspel van Rob MacDonald opvalt. Bijzonder fraai is ook het samenspel van het duo in countrybluessongs als Sleepy John Estes’ Drop Down Baby en het nog niet eerder opgenomen klassiekertje Aint Nobody’s Business. Rob Lutes en Rob MacDonald komen volgend jaar in mei weer naar Nederland. Een unieke kans om deze talentrijke veteranen aan het werk te zien. Het resultaat van dit live-album is hiervan het bewijs.
Paul Jonker
Artist:
Sojourn
Album:
The Water And The Blood
Label:
Independent
zondag 25 december 2011
De Sojourners zijn een sociaal-evangelische beweging die aan het begin van de jaren zeventig ontstond aan het Trinity Evangelical Divinity School in Deerfield, Illinois. De nasleep van de oorlog in Vietnam had een aantal christenen wakker geschud en zij zochten naar een nieuwe wijze om sociale gerechtigheid en vrede te realiseren. Muziek is in kringen van evangelicals altijd een belangrijk communicatiemiddel (hier en daar kan ook worden gesproken van propagandamiddel) geweest. Het is dan ook niet verrassend dat deze beweging haar eigen Sojourn Music heeft. Eerder verscheen het ons niet bekende Over The Grave, The Hymns Of Isaac Watts, Volume I. Isaac Watts (1674-1748), een Engelse theoloog en logicus, schreef honderden kerkliederen. Hij wordt ook wel the father of English Hymnody genoemd. Onlangs belandde de opvolger van dit album, The Water And The Blood, The Hymns Of Isaac Watts, Vol II op de tapkast van ons Real Roots Café. We keken ervan op. Zeker, we kennen de prachtige uitvoering van I Know That My Redeemer Lives door de Mark Heard. En Isaac Watts kennen we van het Liedboek voor de Kerken. Maar dit? We zijn eens gaan luisteren, maar om eerlijk te zijn, onze twijfel nam niet af. De worshipband van The Sojourners (die dus bij alle diensten acte de présence geeft) speelt best goed en ook de productie van Paul Mahern is dik in orde. Watt’s melodieën zijn, hoewel de traagheid op den duur wel gaat tegenstaan, nog altijd aangenaam. Maar wat moet je met die teksten buiten de context van een kerkdienst? De geloofswaarheden stapelen zich op zodat de luisteraar na enige tijd zicht en gehoor benomen is. Wie doorzet en met mate luistert, hoort wel dat een lied als Oh God, Our Help In Ages Past, met die prachtig slepende pedal steel, van grote klasse is. Hetzelfde geldt voor Blest Be The Lamb. Een dergelijk procedé brengt zelfs meer moois aan het licht. Maar we kunnen toch niet anders dan concluderen dat dit vooral doelgroepmuziek is: muziek waaraan een geloof moet vooraf gaan. En dat, zo vinden wij hier aan de tapkast, is uiteindelijk niet onze muziek
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 4 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Chris Bergson Band
Album:
Imitate The Sun
Label:
2 Shirt Records
zaterdag 24 december 2011
Het heeft even geduurd maar dan heb je ook wat! Ik heb het over de opvolger van het in 2007 verschenen album Fall Changes van Chris Bergson. Deze schijf werd door MOJO gekozen als Blues Album Of The Year. Chris, rootsmuzikant uit New York verzamelde 10 songs voor zijn nieuwe (inmiddels zesde) album Imitate The Sun, waarvan er vier door anderen zijn geschreven. Het nieuwe album heeft een fantastisch geluid, waarop Steely Dan stinkend jaloers zou zijn. Het album opent ijzersterk met het gospel achtige Goin’ Home, waarin de invloed van de muziek van The Band duidelijk hoorbaar is. Daarna de heerlijk funkende titeltrack met een lekker huppelende sax en aan het eind een pittige gitaarsolo. Chris Bergson wordt bijgestaan door ervaren studiomuzikanten als saxofonist Jay Collins en de geweldig gedienstig spelende toetsenist Bruce Katz. Lekker swingende HI-Soul á la Otis Clay is te vinden op Hello Bertha, terwijl Willie Dixon geëerd wordt met de uitvoering van zijn bekende bluessong Down In The Bottom. Deze klassieker is voorzien van zware blaaspartijen, waar om heen de gitaar van Chris en vooral de piano van Bruce Katz voor vuurwerk zorgen. Een heerlijk rustpunt is het sobere JJ Cale achtige Laying It Down In White. Een van de hoogtepunten is de bewerking van het door Bessie Smith bekend geworden You’ve Been A Good Old Wagon. De song is gegoten in een Dr John achtige setting. Het album krijgt een passend slot met de bewerking van Dylan’s Standing In The Doorway. Het meer dan 8 minuten durende lied wordt op een aangrijpende manier vertolkt. Eens te meer blijkt dat Chris Bergson niet alleen op de gitaar een kanjer is, maar ook over een zeer soulvolle strot (á la onze eigen JW Roy) beschikt. Kortom een heerlijk afwisselende rootsschijf die ik een ieder aan kan raden.
Paul Jonker Artist:
16 Horsepower
Album:
Your Truly
Label:
Glitterhouse Records
vrijdag 23 december 2011
De band Sixteen Horsepower ontstond begin jaren negentig in Denver, Colorado. Hoewel de meningen hierover verschillen, produceerde die band, voor die tijd, een uniek geluid. De kolonistische folk melodieën, met daarin rock, gospel en bluegrass verweven, hadden veelal ook een politiek boodschap en werden doordrenkt met de nodige religieuze teksten. Deze trance matige muziek werd nagenoeg één op één met intense emotie tot uiting gebracht op diverse podia over de hele wereld. Dit laatste was dan ook de lont naar het beruchte kruitvat, die in 2005 ontploffte. In die periode bestond de band uit David Eugene Edwards, Jean-Yves Tola en Pascal Humbert. Vier studioalbums werden er uitgebracht en er werd zeer intensief getoerd. De verzamelaar Yours Truly is een vriendelijk Glitterhouse Records terugblik, waar fans de hand in mochten hebben. De dubbele CD bevat op deel een opvallend veel nummers afkomstig van Secret South uit 2000. Edwards smerige gecomponeerde baspatronen zetten de toon. De satanische gitarenriffs in nummers als Clogger en Splinters hoor je in geremasterde versies. Op de tweede CD staan dertien niet eerder uitgebrachte songs. Het betreft hier veelal zeer interessante demo- en radio sessies. De nummers klinken zo nu en dan bezitloos. Unplugged is misschien teveel gezegd maar het voelt luchtiger en opener aan dan ik gewend was. Hierdoor komen waarschijnlijk de covers van Creedence Clearwater Revival, Bad Moon Rising, en Leonard Cohens The Partisan erg fraai uit de verf. Met de aanschaf van dit alleraardigste collectors item, kopen fans beslist waar voor hun geld. De huidige generatie tieners en twens zouden er weleens voor kunnen zorgen dat deze Phoenix herrijst uit zijn as.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 5 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ozark Mountain Daredevils
Album:
Alive & Wild
Label:
New Era Productions
donderdag 22 december 2011
Zoals de meeste van jullie wel weten brengt New Era Productions met enige regelmaat Ozark Mountain Daredevils reissues uit. Precies tien jaar geleden kwam er een eind aan de touwtrekkerij met platenmaatschappij A&M. Fans driegden het slachtoffer te worden en konden tot die tijd niet aan CD’s komen van deze legendarische country-rock band. Na de live release van Rhythm And Joy Reunion Concert en de DVD The Ozark Mountain Daredevils Revival in 2007, leek er een einde gekomen te zijn aan het uitbrengen van nieuw materiaal van Daredevils. Niets blijkt echter minder dan waar. Sinds kort is de nieuwe live CD “Alive & Wild” verkrijgbaar. Sinds 2006 treden The Daredevils regelmatig op in The Wildwood Springs Lodge in Steelville, Missouri. De mateloze muzikale ambities van The Daredevils is nog niet in de ijskast gezet. In de herfst van 2010 werden daar namelijk de live opnamen gemaakt. De dubbel CD bevat eenentwintig tracks waaronder je oude favorieten, enkele zeldzame nummers, en een paar gloed nieuwe songs. Geen DVD maar wie goed luistert voelt gewoon het enorme speelplezier die John Dillon, Steve Cash, Michael 'Supe "Granda, Ron Gremp, Dave Painter, Kelly Brown, Bill Jones, Ruell Chappell, en Nick Sibley nog steeds hebben. Het pakketje zit in een modern, ecologisch vriendelijk mapje gestopt. Het kunstwerk is, net zoals bij alle Daredevils albums, uniek. Binnenin zit een foto van de band en de opnamen zijn van top kwaliteit. Hier staat meer dan veertig jaar muziekervaring op de planken, uniek in doen, laten en soort.
Jan Janssen
Artist:
Barnaby Bright
Album:
Gravity
Label:
Mishara Music
woensdag 21 december 2011
Wie ooit het genoegen heeft gehad het Brooklynse echtpaar Nathan en Becky Bliss, alias de band ‘Barnaby Bright’ live te mogen zien en beluisteren, moet haast wel een fan voor het leven zijn geworden. Het duo brengt een sprankelende show, gedragen door enthousiasme, muzikaliteit en bijzondere instrumenten als harmonium, mbira (een soort duimpiano uit Afrika), ukulele en glockenspiel naast de ‘gewone’ gitaar en fluit en wat percussie. Oorspronkelijk komt het duo uit Kansas. Nathan studeerde ooit jazz (saxofoon en jazz compositie) in Boston (Berklee) en Becky is een afgestudeerde opera-zangeres. Samen maken ze muziek, die een moderne, licht-psychedelische, folkvariant kan worden genoemd. Ze treden buiten de begaande paden, net zoals bijvoorbeeld de Canadees/Amerikaanse groep Po’Girl dat doet. De liedjes van Nathan zijn prachtig, de zang van Becky soepel en (uiteraard) geschoold. Becky’s stem doet mij bij vlagen denken aan de diep betreurde Karen Carpenter van ‘The Carpenters’, maar dan minder ‘gelikt’. Voeg daarbij de prachtige arrangementen van Nathan en wellicht is er een beeld ontstaan. Prachtige volwassen newfolk dus, ook op CD zeer genietbaar. Het debuut, ‘Wake the hero’, opgenomen in Brooklyn in 2008, heeft 10 liedjes, waarvan ‘Don’t look down’ en ‘If I came back as a song’ (met een hoofdrol voor de mbira) de aandachttrekkers zijn. Behalve ons duo (Nathan speelt van alles, behalve bovenstaande instrumenten ook piano en fender rhodes, Becky speelt harmonium en doet de meeste lead vocals) horen we op ‘Wake the hero’ bijdragen van anderen op cello, viool, bas en banjo. Vier van de nummers komen terug op het EP’tje ‘Gravity’, maar wel in een nieuw arrangement. Dus is het wederom genieten van ‘If I came back as a song’, ‘Wake the hero’ en ‘Don’t look down’, niet voor niets liedjes waarmee BB prijzen wist te winnen. Maar de twee nieuwelingen op de EP zijn minstens even goed: ‘Gravity’ handelt over de verwerking door een stel van een vastgelopen relatie en ‘Reverend’s son’ vertelt het verhaal van de domineezoon uit een provinciestadje die verliefd wordt op een hoer. Er wordt gewerkt aan een nieuwe ‘full CD’, zoals dat tegenwoordig meer gebeurt proberen de artiesten geld binnen te krijgen via hun fans. We houden jullie op de hoogte! ‘Barnaby Bright’ is een naam om te onthouden en een band om in de gaten te houden. Probeer ze te zien als ze weer in ons land zijn (ze proberen één maal per jaar de oversteek te maken) en ga eens luisteren naar hun bijzondere muziek. Je gaat om, ik weet het zeker!
Fred Schmale woensdag 13 juni 2012
Pagina 6 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bjorn Berge
Album:
Blackwood
Label:
Dixiefrog Records
dinsdag 20 december 2011
Bjorn Berge’s bewees op zijn tiende release “Fretwork” al een baanbrekende gitaarprofeet te zijn, die pioniert in zijn eigen gave. Met de release van zijn nieuwe CD Blackwood krijg ik steeds meer bewondering voor deze sympathieke Noor. Ook Blackwood krijgt van mij de sticker tijdloos album opgeplakt. Berge put dit keer uit het country en blue grass genre, maar geeft, op unieke wijze, zijn eigen draai daaraan. Hij verpakt de nummers soms met flitsende akoestische slidegitaar partijen. In & Out, Accused en het pompende Sick’ N Tired zijn daar een paar uitstekende voorbeelden van. Tracks als Once Again, Same Old Fool, Blues For One, Darkness en de tijdloze Joni Mitchell cover Woodstock tonen de sierlijke kant van deze groot ogende Noorman. Bjorn Berge’s stem komt angstaanjagend in de buurt van Eddie Vedder (Pearl Jam) en Brad Roberts (The Crash Test Dummies). Verder doet Berge ook een gooi naar verborgen muzikale patenten van Bukka White en Mississippi John Hurt. Bjorn Berge is daarentegen open. “I love to play my 12 string guitar. Mostly I play the ones manufactured by Cole Clark in Australia. I use a kind of C tuning tuned down C-G-C-E-G-C. I play bass rhythm with my thumb, rhythm and melodies with my forefinger and middle finger.” Heb er niet zoveel verstand van maar het klinkt allemaal ontketenend. Voeg daarbij nog de uitermate goed verzorgde CD verpakking, met tekstboekje, en je haalt naar mijn gevoel een van deze beste platen van dit jaar in huis.
Jan Janssen
Artist:
Nathan Hamilton
Album:
Beauty Wit And Speed
Label:
Irondust Music
maandag 19 december 2011
Als liefhebber van de Texaanse hardcore troubadour Nathan Hamilton, keek ik aanvankelijk nogal op van zijn nieuwe album Beauty Wit and Speed. Zijn stoere, rauwe rock zul je daar nauwelijks op tegenkomen. Achteraf blijkt dat al eerder het geval op het in 2008 verschenen album Recieve, waar ik pas kortgeleden iets van hoorde. Waar hij dus op Six Black Birds uit 2006 nog jachtige, nerveuze gitaarcountryrock paarde aan pakkende rockballades, heeft hij die energieke benadering ingeruild voor een ronduit zachte, bezonken aanpak. De wijze waarop hij dat doet in negen americana/poprock liedjes, is me uitstekend bevallen. De puurheid van melodieuze luisterliedjes en de persoonlijker teksten, vormen dit keer de gekozen invalshoek. De plaat begint met een mooi, maar statig instrumentaal pianostuk, dat in minireprise ook de eindtune is. Daartussenin staan zeven halfakoestisch liedjes die met veel gevoel voor nuance zijn ingekaderd. Een hele rij gastmuzikanten op drums, akoestische- en elektrische gitaren, mandoline, (akoestische)bas, dobro, cello, pedalsteel, wurlitzer, piano, (pump)orgel, trompet en achtergrondzang zorgt, samen met de open coproductie van Hamilton en multi-instrumentalist Britton Beisenherz, voor een kraakhelder en kleurrijk eindresultaat. Zo heeft Trough Ether and Time een lekker lome jazzyfeel; is In All That We Might Fight een rustige americanasong; is er een aan U2 verwante popstructuur in Fire to the Metal; Rust of Age is een verstild pianoliedje, dat ontroert door een prachtig tetterend trompetje; radiovriendelijke poprock in The Heart That Aches To Open en Until We Both Believe; Our Roadside Prayers is een warme, pakkende countrypopballade; The Days of Caution krijgt, na een kalm begin, een onheilspellende climax; A Prism of Grace is een dromerig, onvoorwaardelijk liefdesliedje, dat door pumporgel en mild resonerende elektrische gitaar weet te ontroeren. Beauty Wit and Speed is een persoonlijk en verrassend mooi album, van een authentieke singersongwriter/performer uit Austin.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 7 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Blue Labeled
Album:
Blue Labeled
Label:
Independent
zondag 18 december 2011
Blue labeled is de naam voor een Nederlandse gitaarrockband, opgericht door gitarist/zanger Paul Crezee met Henk Overbosch als lead zanger. Basgitarist Erik van der Vlis en drummer Peter Zaal completeren de line-up, er zijn incidentele bijdragen op hammond. Alle mannen hebben meer dan 20 jaar ervaring als onderdeel van een band of als sessie-muzikant. De muziek is een pittige gitaarrock, overgoten met bluesinvloeden, de vier liedjes op de in Utrecht opgenomen debuut-EP (februari 2011) zijn van eigen hand en hebben een titel die uit één woord bestaat. Zo passeren ‘Naked’, ‘Beautiful’ en ‘Mystery’ in stevig tempo, het derde nummer op de EP, ‘Empathy’, is het rustmoment, een prachtige ingetogen gespeelde en gezongen ballad. ‘Blue labeled’ is een mooi opgenomen werkstuk van een rockend viertal dat weet waar Abraham de rockmosterd vandaan haalde. Gedegen vakwerk, hetgeen de liefhebbers van dit genre (denk aan de klassieker Layla van Clapton’s Derek and the Dominoes als referentiepunt) zeker zal bevallen. Kort, maar krachtig met een bekoorlijk rustpunt.
Fred Schmale Artist:
Little Feat
Album:
40 Feat. The Hot Tomato Anthology
Label:
Proper
zaterdag 17 december 2011
Eigenlijk is Little Feat alleen Little Feat met Lowell George, de charismatische frontman, songschrijver/zanger/gitarist die in 1979 overleed aan een overdosis. Niet lang na dit tragische voorval hield de indertijd al voortsukkelende band op te bestaan, om in 1987 te herrijzen met zanger Craig Fuller (Pure Prairie League) en sessiegitarist Fred Tacket in de gelederen. Vele live- en studioplaten volgden, maar die konden het gemis aan de maestro nimmer doen vergeten Dit jaar is het veertig jaar geleden dat Little Feat hun eerste plaat uitbracht en dat ‘jubileum’ wordt luister bijgezet met het uitgeven van 40 Feat (The Hot Tomato Anthology), een boxset van drie live-cd’s met veertig nummers (alles sinds 2002 ook al op verschillende albums uitgebracht), waarvan George voor de helft het (co) auteurschap draagt. Op cd 1, met opnames uit de jaren zeventig, vervult hij natuurlijk de hoofdrol. Cd 2 (dan zonder George) bevat een mix van oud en vooral nieuw materiaal, met ondermeer een door drummer Richie Hayward aandoenlijk gezongen interpretatie van Willin’ en is er een fraaie vertolking van Guthrie’s This Land Is Your Land. Een aangename verrassing is de geweldige achtergrondzang van Shaun Murphy. Op Cd 3, met dezelfde bandbezetting als op #2, komt de jamachtige kant van de band prominent naar voren. Het niveau van hun klassieke live plaat Waiting For Columbus uit 1978, wordt echter maar zelden gehaald en de geluidskwaliteit is bij momenten abominabel. Neemt niet weg dat 40 Feat een lekker entertainende mix van rock, country, blues, jazz en funk bevat, waarmee je vooral in de auto goed vooruit kunt. In ieder geval ruim 3 uur.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 8 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Good Intentions
Album:
Someone Else’s Time
Label:
Boronda Records
vrijdag 16 december 2011
Helemaal onbevangen ging ik er tegenaan, het beluisteren van deze tweede CD van de mij onbekende dame en twee heren van The Good Intentions. Produced and Recorded by Rick Shea, staat op de achterzijde, opgenomen in Los Angeles en Liverpool (UK). Een boekje met slechts vier pagina’s en verder nostalgische foto’s van allerlei mensen met of zonder uniform en duidelijk van lang tot zeer lang geleden. De muziek vervolgens klinkt beurtelings als old-timey muziek uit bijvoorbeeld de Appalachians (denk aan The Carter Family!) en pure folk uit wherever USA of bluegrass idem. Prachtige samenzang, prachtige akoestische begeleiding van Rick Shea (gitaar, pedal steel, dobro, mandoline), David Jackson (bas, accordeon), Dave Raven (drums), Brantley Kearns (fiddle), Scott Poley (mandoline, pedal steel en lap steel), Mark Switzer (banjo), John Palmer (percussie), Wyman Reese (piano, orgel) en heerlijke extra vocals van onze goede vriend Eric Brace (deze werden in zijn geliefde East Nashville opgenomen). Heerlijke muziek, misschien voor een aantal van jullie te liefjes, maar ik zwijmel al snel helemaal mee, fluit mee (tot groot ongenoegen van mijn vrouw) en geniet van die mooie Americana. En dan komt er een bijzondere ontdekking: The Good Intentions komen uit LIVERPOOL, UK. Dat verklaart het partiële opnemen ter plekke, dat wel. We geven de namen van deze grootse Engelse americanisten: R. Peter Davies (schreef alle liedjes, vocals, ac. gitaar), Gabrielle Monk (harmony vocals en autoharp) en Francesco Roskell (harmony vocals, ac. gitaar en banjo). Een leuke Americana-surprise uit Liverpool, deze tweede CD van The Good Intentions. Iedere old-time Music fan met een voorliefde voor mooie akoestische folk en bluegrass kan gewoon gaan bestellen. Helemaal in hun straatje! And in my alley too.
Fred Schmale
Artist:
Brendan Monaghan
Album:
Flicker Of Hope
Label:
Brambus Records
donderdag 15 december 2011
Brendan Monaghan is een Ier, afkomstig uit het County Down (Noord-Ierland, in het noordoosten) en momenteel woonachtig buiten Belfast. Hij is met “Flicker of hope’ aan zijn vierde solo-CD toe, zijn eerste op het sympathieke Brambus-label (Zwitserland). De CD is een jaar geleden verschenen (augustus 2010), inmiddels is er een EP’the verschenen op Brambus (juni 2011), maar daar weet ik (nog) niets van. ‘Flicker of hope’ is een echt Keltisch getinte CD, waarbij alle bekende Ierse topinstrumenten een rol spelen, dus horen we tin whistle, fiddle, harp, uilleann pipes, accordeon en bodhran, maar uiteraard ook gitaar, keyboards en banjo. Bas en drums/percussie vullen aan. Twee nummers hebben een titel in Gaelic, de instrumental ‘Am bainne’ en het deels ook in Gaelic gezongen ‘Fá do choinne’. Brendan schrijft prachtige songs, krijgt daarbij in één van de 11 songs hulp van fiddler/tin whistler Niall Mcclean. Ook de zangstem is prima in orde, de aanvulling van backing vocaliste Sheila Roberts is prachtig. Mooie Ierse soft-pop met fraaie Keltische accenten (zo klinkt ‘After the rain’ als een nummer van The Dubliners) is mijn kwalificatie voor Brendan’s muziek. De teksten gaan over het dagelijkse leven, herinneringen en (of course) love. Mooi is het liedje ‘Miss those days’, zowel de opener als (in een ‘extended version’ met maar liefst 34 seconden meer muziek) de afsluiter van de CD, een autobiografisch herinneringslied: ‘I remember my father calling me, I was running down the road, not a care in the world. My mother was rushing round the house, washing, Cooking, cleaning up. I wish I could be there now’. Mooie herinneringen aan die goed oude tijd, toen zorgen nog niet bestonden (althans, voor onze jonge held). ‘Flicker of hope’ is een hele fijne CD van een prima Ierse singer-songwriter, die zijn roots kent en dat ook laat horen. Geen nieuwlichterij, maar gewoon lekkere, goed in het gehoor liggende muziek met prima zang en een uitstekende begeleiding.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 9 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joe West
Album:
Aberdeen S.D.
Label:
Stocktank Records
woensdag 14 december 2011
Het was in 2005 dat ik met Bert van Kessel en Jos van den Boom op weg ging naar Blue Highways. Misschien kent u ze wel, deze vrienden van de muziek. Van Crossroads, het vermaarde radioprogramma van de BRTO (http://members.home.nl/crossroadsradio/). Of van de concerten die ze in Bergen op Zoom en Dordrecht organiseren. De auto raast over het asfalt naar Utrecht en wij praten over muziek. Ik luister op dat moment al een week of wat naar The Human Cannonball (2005) van Joe West, een album dat mij met ambivalentie vervult. Bert draait zich half in zijn stoel om en zegt dat hij dat niet helemaal begrijpt. Wat nou ambivalentie, The Human Cannonball is toch gewoon een mooie cd?! Ik leg hem uit dat ik liedjes als The Combines Are Coming en Cowboy Hall Of Fame, ondanks de wat omineuze titels en teksten, inderdaad fraai vind, maar dat zogenaamd grappig liedjes als Anita Pita (Anita Pita got a vacuum cleaner and she’s driving around) mij storen. Mijn gedachten gingen terug naar dit gesprek toen ik kortgeleden “Aberdeen, S.O.” van Joe West beluisterde. In mijn archief – een mooi woord voor een stapel dozen met daarin de cd’s met de status van getolereerde ongewenstheid – trof ik The Human Cannoball aan. Opnieuw. Een paar keer luisteren bevestigde het gelijk van Bert. De goed uitgevoerde ingenieuze, neo-klassieke country en folk van Joe West is naast fraai ook uniek. Zo blijken de liedjes van West feitelijk van grote klasse te zijn en ingenieuze arrangementen (de trompet in Straight Man In A Gay World) te koppelen aan opmerkelijke teksten die zowel over Leon Trotsky als over Billy The Kid en Billy Jean King gaan. Na deze rehabilitatie in beperkte kring is het tijd voor het eerder genoemde “Aberdeen, S.O.” Als u na het voorafgaande nieuwsgierig naar Joe West bent geworden, raad ik u aan eerst naar The Human Cannonball op zoek te gaan, want op dit nieuwe album waagt Joe West zich aan een aantal even opmerkelijke als boeiende experimenten. Zo is “Aberdeen, S.O.”, dat over West’s jeugdherinneringen van precies dat deel van de stad gaat, analoog opgenomen op vier sporen, met oude instrumenten. Anders dan de mimicry die T Bone Burnett met John Mellencamp’s No Better Than This voor ogen had, gaat het West meer om het eigentijds vormgeven van de door het verleden opgeroepen gedachten. West gebruikt hier en daar zeer merkwaardige samples, bijvoorbeeld over ‘Lutheranen die christenen van Duitse afkomst zijn’. Ook nu weer zijn de liedjes zeer opmerkelijk. Zoals het wat merkwaardige Johnny’s Not Here dat over een bar gaat die niet meer hetzelfde is sinds Johnny er niet meer komt. Wie deze Johnny is? We komen het niet te weten. De muziek van West is op dit album veel minder eenvoudig te duiden dan de muziek op The Human Cannonball. Je hoort iets van Terry Allen. Maar ook Tom Waits (Keg Party At The Muldoon Farm) kan als invloed worden genoemd. Verder heeft West de vertrouwde structuren van country opengebroken met (een vleugje) jazz. En neem nu een koortje als dat van Little Louise, over dat golvende synthesizerpatroon, zo ijl, zo mooi. Aldus is een album ontstaan dat, net als het andere werk van de man uit Sante Fe, New Mexico, veel meer in zich heeft dan zich op het eerste gehoor laat raden. Dat Bert gelijk had, staat nu wel vast. Dat dit “Aberdeen, S.O.” een opmerkelijk album is ook. Waar hoor je nu een vertelling over een man die wordt rondgeleid in een winkel waar oude keyboards en elpees (‘Rush, Fly By Night’) worden verkocht? Deze man, zo blijkt uit de titel, wordt Keeper Of The Light genoemd omdat hij, zo blijkt verderop in het liedje wordt vergeleken met iemand die prachtige oude spullen, anders dan hij, altijd kwijt raakt. Veelzeggend, toch?!
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 10 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joy Kills Sorrow
Album:
This Unknown Science
Label:
Signature Sounds
dinsdag 13 december 2011
De vijfkoppige ‘stringband’ ‘Joy kills sorrow’ komt uit Boston, Massachusetts en is met deze ‘This unknown science’ aan CD nummer drie toe, de tweede op het kwaliteitslabel Signature Sounds. De muziek van dit gezelschap is avontuurlijk en uniek. Lle leden hebben een klassieke- en/of jazzopleiding achter de rug en dat is goed te horen in hun volstrekt eigen hedendaags muziekmengsel, nog net binnen de (alternatieve) folksferen en gebaseerd op fraaie improvisaties op cello, mandoline, gitaar en banjo en voorzien van prachtige (string)arrangementen. De belangrijkste vocalist is Emma Beaton (ook cello en concert bas drum), de voornaamste songwriter is (bassist, organist, pianist) Bridget Kearny (10 van de elf songs zijn van haar, twee samen met banjoïst Wes Corbett, één met mandolinist Jacob Jolliff en één met Emma). De teksten handelen voornamelijk over relaties, liefde en zo (‘Picture me upon your knee, just tea for two and two for tea, one for you, nineteen for me, we’ll listen while we fall asleep’ uit ‘Surprise’ is een voorbeeld, let op die leuke verwijzing naar ‘Tea for two’, dat mooie jazzliedje uit 1925). Overigens: het vijfde lid van de formatie is gitarist Matt Arcara. Met toenemend genoegen heb ik geluisterd naar de heerlijk subtiele muziek van dit uitstekende groepje. Verrassend mooi, dat wordt pas na een flink aantal draaibeurten echt duidelijk, als de muziek zich in je gestel heeft genesteld. ‘Joy kills sorrow’ doet wat het belooft, het verdrijft je somberheid op slag. Mooie etherische klanken, prachtige improvisaties, uitstekend samenspel van cello, mandoline, banjo en gitaar. Waar nodig zorgen Bridget en Wes voor mooie aanvullende vocalen bij de wonderschone zang van Emma. Een voltreffer, een juweel, niet echt in een hokje te stoppen en daarom extra bijzonder.
Fred Schmale
Artist:
Bev Barnett & Greg Newlon
Album:
Love Can Change The World
Label:
TrueWind Music
maandag 12 december 2011
De derde CD van het folkrock duo Bev Barnett en Greg Newlon uit Santa Cruz in Californië heeft 13 nummers, met ‘What makes a man’ in twee versies, waarvan de akoestische versie als bonus track is toegevoegd. Ruim drie kwartier muziek, eigen songs (meestal samen geschreven) en een begeleiding die ook vooral in eigen handen is gehouden met een overduidelijke hoofdrol voor Greg op gitaren (akoestisch en elektrisch) en bas. Bev zingt en speelt in één nummer op haar akoestische gitaar. Er is incidentele hulp op keyboards, bas en percussie of drums. Met name de harmonievocalen van het duo mogen er zijn en doen denken aan die van Crosby/Stills/Nash of Remmelt/Muus en Femke. Qua composities (en eigenlijk ook wel wat de vocalen betreft) doet het duo mij ook wel denken aan het fenomeen Girlyman, maar tegen die formatie leggen Bev en Greg het wel af. Mooie luistermuziek, dat wel, maar na vele malen beluisteren is er geen echte vonk overgeslagen naar mijn gestel. Daarvoor lijken de composities teveel op elkaar en ontbreekt dus de broodnodige variatie. ‘Love can change the world’ is een aardige CD, die best lekker wegluistert, maar geen vaste indruk achterlaat. Mooi gitaarspel van Greg (dat met name doet denken aan dat van de drie jaar geleden overleden diep betreurde John Stewart), eigenlijk is dat, naast de mooie samenzang, het sterkste punt van de CD. Maar het gemis aan variatie zorgt ervoor dat de CD niet de middelmaat overstijgt.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 11 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gwendolyn
Album:
Bright Light
Label:
Whispersquish
zondag 11 december 2011
Uit zonnig Californië komt singer-songwriter Gwendolyn tot ons. Als haar voornaamste invloeden noemt ze Nick Drake, Dolly Parton, Bob Dylan en Syd Barrett - Dolly is voor mij de meest voor de hand liggende van het stel: met name Gwendolyn’s stem, maar ook haar liedjes, hebben duidelijk verwantschap met het werk van onze heldin uit de Appalachians. Sinds 1995 maakt Gwendolyn muziek, vanaf 2000 verschijnen er CD’s van deze dame, waaronder een viertal CD’s met muziek voor kinderen. ‘Bright light’ is haar vierde ‘volwassen’ CD en zonder meer een heel aardige CD. Gwendolyn maakt licht-psychedelische countryfolk, begeleid door haar basisband waarin bas, drums/percussie, harmonica, maar ook ‘musical glasses (een merkwaardige verzameling potten, pannen, glazen, waterflessen en meer)/jaw harp/saw’ een rol spelen. Er spelen gasten mee op allerlei instrumenten. We herkennen Tony Gilkyson (gitaar), Evo Bluestein (fiddle, banjo, autoharp), Josh Grange (pedal steel), Paul Lacques (van ‘I see hawks in LA’) op gitaar, Danny McGough (keyboards), Cliff Wagner (banjo, fiddle), de band ‘I see hawks in LA’ en o.m. Elani Mandell doen wat begeleidende vocalen. De 13 liedjes zijn allemaal van de hand van Gwendolyn en verhalen over de ervaringen in het eigen leven, met focus op zelfvertrouwen, wereldbeschouwing, liefde, huwelijk, het eerste kindje (de levensfase waar Gwendolyn in verkeert). Op de hoes staat ze afgebeeld met kind in de armen. Kortom, ‘Bright light’ is een gevoelige en soms ook lichtvoetige aangename country-CD met mooie liedjes, een lekkere sexy stem en goede begeleiding. Zeker de moeite waard.
Fred Schmale Artist:
Mare Wakefield
Album:
Meant To Be
Label:
Maresie Music
zaterdag 10 december 2011
Mare is afkomstig uit Texas, speelde een tijdje in de coffee shops en folkclubs van Oregon, studeerde vervolgens aan de Berklee College of Music in Boston en komt uiteindelijk in Nashville terecht. Met ‘Meant to be’ is zij aan haar vijfde CD toe (telfout voorbehouden) en – om maar gelijk met de deur in huis te vallen – het is een adembenemend mooie CD. Ja, u hoort het goed, ik ben helemaal in de ban van deze CD. Een jubelend mooie mix van folk, country, blues, soul, kortom alles wat Americana tot zo’n heerlijk product maakt. En Mare schrijft liedjes, om te watertanden. Wat een heerlijke melodieën, wat een schitterende begeleiding, wat een exquisiete arrangementen, wat een variatie! Voor mij een CD uit mijn top 10 voor 2011. Absoluut geen gelikt Nashville-product, maar een Americana-topper van een uitstekende artieste. Waarom is zij niet veel bekender in onze contreien? Ik weet dat ze twee jaar geleden een aantal concerten in ons land heeft gedaan, helaas heb ik haar toen gemist (de tip van mijn goede vriend Jeff Talmadge kwam iets te laat), al zal het gemis aan begeleiding ook in haar geval zijn tol eisen. Op deze CD horen we Fats Kaplin (pedal steel), Will Kimbrough op gitaar en mandoline, Scott Miller op gitaar. Daarnaast Ryan Joseph op fiddle, Jimmy Bowland op sax en producer (en echtgenoot) Nomad Ovunc op piano, synthesizer, drums, percussie en achtergrondzang. De lyrics van Mare handelen over het leven, over liefde, familie, plaatsen, Wall Street, oorlog en zo voorts. Prachtig ook! Highlights zijn de blues in ‘Wicked’, de ultieme ballade ‘Roots’, de mooiste countrysong van 2011 ‘Little blue flowers and butterflies’ en het dromerige ‘Small town, Oklahoma’. Beste lezers, je zou al onderweg moeten zijn naar je computer om te bestellen. Dit is mooi, mooier, mooist! Mare Wakefield zal zich in je gestel nestelen met haar muziek. Waarschuwing: ze laat je nooit meer lo
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 12 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Annis Brander
Album:
Glass People In The Woods
Label:
Lonely Road Records
vrijdag 9 december 2011
Zweden staat bekend als een verlicht land. Veel licht, des te noordelijker, des te meer. Het is misschien wel het land waar de echte liefde werd uitgevonden, getuige de gestage stroom met liefde gemaakte Zweedse Americana van vooral vrouwelijke artiesten die ons uit dit land bereikt. De lieftallige Annis Brander is zo’n artieste, die met de CD met de merkwaardige titel ‘Glass people in the woods’ ons haar tweede CD voorschotelt na haar debuut in 2009 (met een nog merkwaardiger titel: ‘If it’s a dead fish, it’s a dead fish’). Annis werd geboren in de omgeving van Göteborg, maar werkt vanaf 2006 vanuit Stockholm. Als voornaamste invloeden noemt Annis Cash, Harris, Parton, Dylan en Cline. Dus begrijpen we dat haar muziek een in country gedoopte folk is met slechts incidentele rockaccenten (in ‘Burning sky’). De tien liedjes op de CD zijn voor 80% geschreven door Annis, de rest komt uit de koker van Henrik Astrom, ook actief als producer/pianist/gitarist/mandolinist/banjoïst en assisterende vocalist. De overige Zweedse begeleiders zijn actief op mandoline, gitaar, trombone, fiddle, accordeon, viool, cello, bas en drums. De liedjes zijn zonder meer attractief en kruipen met plezier in je gestel. Veel aandacht voor liefde’s lessen uiteraard, zoals in het vlotte ‘More than ice cream’, waarin Annis superlatieven tekort komt om haar liefde voor een man te beschrijven: ‘I love you more than ice cream (en dat zegt wat!!!), I love you more than myself, I love you till the end of time and more. You make me sigh, you take me high like no one did before and that is what I love you for’. Heerlijk toch, om dat te mogen horen als man! Er is overigens ook een gruwelijk liedje te vinden op de CD, in ‘Biggest betrayal of the world’ biedt een vader zijn dochter aan vreemden aan voor geld. Over het geheel genomen ademt de CD een frisse, vrolijke sfeer, met veel dromerige momentjes. Annis’ stem is heel aangenaam en doet denken aan die van Joan Baez, de begeleiding is werkelijk uitstekend. Annis Brander heeft mij aangenaam bekoord met deze fijne CD. In alle opzichten prettig. Voor de liefhebbers van ongecompliceerde en vrolijke countrymuziek.
Fred Schmale
Artist:
Brian Molnar & the Naked Hearts
Album:
Of The Fall
Label:
Avenue A Records
donderdag 8 december 2011
Brian Molnar is een singer-songwriter uitr de Lower East Side van New York City, waar in vroegere tijden grootheden als Bob Dylan ontsproten. ‘Ot the fall’ is de vijfde CD die hij met zijn band ‘The Naked Hearts’ op ons afstuurt. Zijn vijfkoppige ‘Naked hearts’ brengt ons behalve bas, drums/percussie en gitaarwerk (elektrisch gitaar, telecaster, lap steel) ook mandoline, banjo, cello en vooral piano, rhodes en orgel (Travis Miscia is de naam, hij is zeer bepalend voor het totaal). In twee nummers horen we onze vriendin Amanda Shires op fiddle (in ‘Movin’ down the road ook zang) en in twee andere nummers is er hulp van French horn en trombone. Molnar brengt ons uitstekende Americana, een mooie mix van folk en (alt) country. In zijn teksten blijft hij dicht bij het onderwerp ‘relaties’, waarbij hij licht pompeuze beeldspraak niet schuwt, getuige de volgende regels uit ‘One way through the door’: ‘Well, if lightning strikes the same place twice, that don’t matter anymore. Sometimes winning feels like losing my friend, we’ve been down this dirty road before. There’s only one way through the door’. Of ook deze uit ‘When it’s time to go’: ‘Well I love the stars too much to curse the night, I love the road too well to ever say good night’. Ik heb met toenemende interesse en genoegen deze nieuweling van een voor mij totaal onbekende Newyorker beluisterd. ‘Of the fall’ is gewoon een hele lekkere CD met prima muziek. De songs pakken je, hebben mooie melodietjes en zijn uitstekend gearrangeerd. Een aanwinst, deze Molnar.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 13 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Old 97's
Album:
The Grand Theatre Vol. 2
Label:
New West Records
woensdag 7 december 2011
In 2010 verscheen The Grand Theatre Vol.1 van Old 97’s, de band rondom frontman Rhet Miller uit Dalles, TX. Dat album kon me door de mooie samenstelling van jengelende zestigerjaren beatpop, rammelende postpunk, hupsende rockabilly, twangende country/folk en Millers’s mooie stem, zeer bekoren. Mijn nieuwsgierigheid mocht voor de onderhavige vervolgeditie misschien minder groot zijn, de kwaliteit van de liedjes is er niet minder om. Vier nummers op The Grand Theatre Vol. 2 stammen uit de sessies van Vol. 1, de overige negen werden vorig najaar opgenomen met dezelfde bandbezetting en producer die ook op deze voorganger actief waren. De uitgekookte, speelse manier waarop de hierboven genoemde uiteenlopende genres verwerkt worden tot een reeks uitstekende liedjes, behoord tot het bijzondere handelsmerk van deze band. Ze bezitten de naïviteit van The Monkees, de nonchalance van Cockney Rebel´s Steve Harley (door de stem van Miller), de luchtigheid van de Traveling Wilburys, de broeierigheid van The Sadies en de energie van The Pogues of van Jason and The Scorchers. Niet zo origineel natuurlijk en van een grote diversiteit, maar desondanks buitengewoon consistent op de plaat gezet. Komen ze in de studio al prima uit de verf, op het podium staan de liedjes zonder twijfel garant voor een uiterst vermakelijke set. Moeten ze natuurlijk wel een keertje onze kant op komen.
Huub Thomassen Artist:
Dave DeCastro
Album:
Music From A Glowing Planet
Label:
Independent
dinsdag 6 december 2011
Eerder (zie de recensies van oktober) bespraken we hier The Startled Memory. Een vreemde maar mooie eend aan de toog van ons Real Roots Café. Achter de loops, ijle synthesizerklanken, bassen, golvende gitaren, merkwaardige drumpatronen en allerhande samples bleek de hand van Dave DeCastro schuil te gaan. DeCastro is de bassist van Steve Wynn die ook muziek maakt met Amy Rigby en Marty Wilson-Piper (van The Church). Music From A Glowing Planet is, hoewel een licht overstuur zijnde synthesizer, een elektrische gitaar die zich niet meer kan inhouden (bijvoorbeeld in Secret) of een nerveus op tafel tikkend trommeltje niet ontbreken, duidelijk van een andere orde dan The Startled Memory. Liefst vierentwintig liedjes staan er op deze compilatie. Dat laatste woord duidt op eerdere uitgave, maar welke dat zijn en in welke vorm ze verschenen, het is ons onbekend. Dit album van DeCastro klinkt alsof Roger McGuinn en Wilco voor een habbekrats een plaat hebben opgenomen. Elk liedje is in wezen gestoeld op folk en vaak ingetogen van karakter. Een mooi voorbeeld hiervan is het breekbare Come Back Soon. Tegelijk ontsnapt uit alle kieren op Music From A Glowing Planet een psychedelisch gas. Nee, het ruikt niet sterk, slaat niet op de adem, het is geen wolk. Woorden als ‘waas’ en ‘zweem’ doen wellicht meer recht aan deze even aangename als licht ontregelende ondertonen. We suggereerden het al: maar liefst vierentwintig liedjes op dit album, is dat niet teveel van het goede? Wanneer we met de ogen van de eurocrisis kijken, zeker. Want de volgende cd wacht immers? En de cd daarna dient zich ook al aan. Zoals Thomas Hobbes al schreef: we worden voortgedreven door een rusteloze begeerte. Voeg daarbij het onmiskenbaar door ‘indie’ en ‘do-it-yourself’ gekleurde, van eenvoudige snit zijnde geluid en het is wel duidelijk: na een liedje of acht is het welletjes. Wie dit Music From A Glowing Planet echter met een zekere onbevangenheid tegemoet treedt én geduldig luistert, ontdekt veel moois. Liedje elf bijvoorbeeld, dat A Little Time heet. Er is een levensgroot cliché vervat in het u als liefhebbers erop wijzen dat dit een cd voor echte liefhebbers is. Daarnaast is het ook wat ongepast. Tegelijkertijd is het niet zover bezijden de waarheid. Want de vaak uitstekende en breekbaar klinkende liedjes van DeCastro – die hier wordt bijgestaan door drumster Linda Pitmon – hebben wel wat liefde en aandacht nodig voordat ze zich behaaglijk in uw muzikale schoot nestelen.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 14 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Philips
Album:
The Rooftop Recordings
Label:
Black & Tan Records
maandag 5 december 2011
Het materiaal voor The Rooftop Recordings schreef de Britse bluesmuzikant David Philips in zijn uppie op het dakterras van zijn appartement in zijn woonplaats Barcelona. Slechts met zijn stem, wat akoestische gitaren, dobro en spaarzame mondharmonica werd het elftal songs vervolgens thuis in één keer ingespeeld. Voor een dergelijk sobere aanpak loop ik doorgaans niet erg warm, of je moet Darrell Scott heten. En ja, aan hem doet Philips me vaak denken, al manifesteert hij zich niet als een blinde navolger. Uitgebalanceerde songstructuur, uitstekend gitaarspel, fraaie stemfrasering en warme soulkleurige zang roepen wel dat beeld onwillekeurig op, al mist hij de emotionele intensiteit van de grootmeester zelf en bezit ie in het hogere zangregister ook nog niet de toonvastheid die ik eigenlijk – juist bij een kale song – zou willen. David Philips wordt geafficheerd als bluesman, maar ik vind hem meer folk dan blues. Maar dat terzijde, The Rooftop Recordings is een mooi visitekaartje van een erg talentvolle singer-songwriter.
Huub Thomassen Artist:
Tori Sparks
Album:
Until Morning
Label:
Glass Mountain Records
zondag 4 december 2011
Haar vorig jaar verschenen album The Scorpion In The Story bleek een prettige kennismaking met de moderne folkmuziek van deze Amerikaanse singer-songwriter Tori Sparks. Haar nieuwste plaat Until Morning/ Come Out Of The Dark is een dubbel-cd met elk zeven nummers die gaan over de keerzijdes van de liefde. Op deel 1 klinkt ze gepijnigd en donker, op deel 2 berustend, ingetogen, maar hoopvol. Met dezelfde kern van fameuze begeleiders: Victor Kraus, Fats Kaplan, Will Kimbrough, Steve Bowman, David Henry, aangevuld met o.a. Shawn Mullins, Mike Farris en David Mead als achtergrondvocalisten, zet ze de ingezette muzikale lijn van haar vorige cd voort. Haar composities en muzikale invulling zijn wederom uitstekend, maar net als vorig jaar plaats ik een – ditmaal iets steviger – kanttekening bij haar intense en expressieve zangstijl, die vooral op Until Morning soms te aanstellerig aandoet. De kalmere folksongs en rustiger atmosfeer op Come Of The Dark spreken me meer aan, met aldus enige ambivalentie over het eindresultaat tot gevolg.
Huub Thomassen Artist:
Girls Guns Glory
Album:
Sweet Nothing
Label:
Independent
zaterdag 3 december 2011
Hoewel Sweet Nothings al de vierde plaat is van de in Boston residerende band Girls Guns and Glory, heb ik nooit iets van hun vroegere werk gehoord. Het eerste wat me op Sweet Nothings opvalt, is de stem van leadzanger, songschrijver en akoestisch gitarist Ward Hayden. Dat geluid schrijf je namelijk bij elke luistertest direct toe aan Chris Isaak. Vooral in de ballades, met Last Night I Dreamed en Universe Began als onbetwiste hoogtepunten van het album, klinkt zijn geweldige snik identiek en op zijn lekkerst. Maar ja, zo’n vergelijkbaar stemgeluid vind ik ook de achilleshiel van GG&G, dat het verkrijgen van een eigen profiel toch stevig in de weg moet zitten. De kans daarop wordt niet groter wanneer er ook nog eens te weinig aansprekende songs geteld kunnen worden. Met uitzondering van de al aangehaalde ballades en 1,000 Times (een mooi duet met Sarah Borges), springen de country- en rockabillyliedjes er onvoldoende uit om de verleiding van het vergelijken te weerstaan.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 15 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
John Alex Mason
Album:
Jook Joint Thunderclap
Label:
Independent
vrijdag 2 december 2011
Hoewel blank en pas midden dertig, klinkt de elektrische Mississippi boogie van John-Alex Mason, als die van een zwarte, door het barre werk op de plantages, zwaar getekende oude man. Nee, het was gewoon een optreden van Johnny Winter, die het spelen van de blues in hem losmaakte. Eerst als one man band, later met begeleiders die ook op zijn nieuwe plaat Jook Joint Thunderclap van de partij zijn. Zijn bluesmuziek is overduidelijk geïnspireerd door de rammelende, rauwe, morsige blues van R.L. Burnside. Geen toevalligheid waarschijnlijk dat diens rappende kleinzoon Cody in een paar nummers meedoet, met een bijzondere mix van blues & rap als resultaat. Het album telt tien nummers (twee extra zijn er te vinden op zijn website), waarvan het merendeel uit de koker van J. A. Mason en een paar covers van o.a. Fred McDowell, zo’n beetje de uitvinder van dit soort muziek. J.A. Mason zingt zijn blues & soulnummers als een huilende wolf, begeleidt door een jankende mondharmonica, vette, terugkerende gitaarriffs en basaal hakkend drumwerk. Een aantal keren bewandelt hij het countrypad in bijvoorbeeld Rolled and Tumbled en neemt hij een adempauze met een paar mooie soulblues ballades, More Than Wind en het akoestische Whisper. Jook Joint Thunderclap is geen wereldschokkende cd, maar doordat ik al sinds jaar en dag gek ben op dat ferme, stuwende geluid van blues & boogie, kan ik er heel goed mee uit de voeten.
Huub Thomassen Artist:
Leeroy Stagger & The Wildflowers
Album:
Live At The Red River Saloon
Label:
Blue Rose Records
donderdag 1 december 2011
De dubbel CD Live At The Red River Saloon bevat een concertweergave van de Amerikaanse alt. country/rootsrocker Leeroy Stagger, in 2009 integraal door Blue Rose Records vastgelegd in Heillbronn, Duitsland. Eerder dat jaar verscheen op hetzelfde label zijn aandachttrekkende tweede plaat Everything Is Real. Niet onlogisch dus dat maar liefst negen nummers (van de in totaal twintig) van het album de setlist domineren, maar wat tegelijkertijd een paar vraagtekens zet bij noodzaak en timing van deze release. Maar afgezien van de tamelijk lage urgentie, vind ik deze liveplaat maar half geslaagd. Stagger schotelt zijn toehoorders de vertrouwd klinkende melodieuze rock voor, een paar mooie akoestische ballades plus de goedgekozen covers Atlantic City van Bruce Springsteen en Swingin’van Tom Petty. De band speelt sec, sober en compact, waarbij vooral Staggers klagende stemgeluid in combinatie met het rauwe, creatieve gitaarspel van Kevin Kane de belangrijkste troef is. Bij Stagger draait het zo te horen puur om het vertolken van zijn songs en niet zozeer om een aansprekende performance. Maar gedurende de set van anderhalf uur blijkt toch ook dat de op zich mooie, maar introverte liedjes de nodige diversiteit missen, waardoor een veelbelovend begin gaandeweg verzandt in langdradigheid. Ik houd er maar een tweeslachtig gevoel aan over.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 16 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ezio
Album:
This Is The Day
Label:
Tapete Records
woensdag 30 november 2011
Achter het duo EZIO gaan de namen Ezio Lunedei en de tenminste twee koppen grotere Keniaan Mark “Booga” Fowell schuil. Het zeer veelzijdige muzikale duo trok vijftien jaar geleden behoorlijk veel aandacht met de release van hun tweede CD “Black Boots On Latin Feet”. Na die tijd volgden er nog een aantal CD’s die allen met wisselen succes hier in Nederland werden ontvangen. Wat mij betreft zou je EZIO vooral eens live aan het werk moeten zien. Al is het maar om een indrukt te krijgen van de ongelofelijke muzikale kwaliteit van dit duo. De muziek op EZIO’s zevende CD This Is The Day oogt in eerste opzicht vlak en weinig vernieuwend. Pas bij liedje track vijf en zes Bruce Springsteen en Can't Stop Dreaming veer ik op. De nadruk ligt dan ineens op prachtige bluesy, jazzy en poprock melodieën die je niet meer loslaten. Ook de tracks The One And Only One en Mad At Myself houden mijn aandacht. In tegenstelling tot de Ten Thousand Bars komt dit zevende studioalbum niet echt in de buurt van mega seller Black Boots On Latin Feet. Misschien ben ik te verwend geraakt en vergelijk ik te veel met het verleden, toch denk ik dat er meer in dit duo in zit. Goud eerlijke muziek die zonder enige twijfel en zonder te blikken of te blozen weer van het live podium af zal spatten. In dit geval klinkt EZIO als “What you hear is what you get”.
Jan Janssen
Artist:
Parsons Thibaud
Album:
Transcontinental Voices
Label:
Blue Rose Records
woensdag 30 november 2011
Op 10 september 2001 reis een singer-songwriter, in een vliegtuig van de maatschappij United Airlines, van Boston naar Tucson, Arizona. Hij is van plan, met drie andere collega’s, opnamen maken voor een CD. Het wederzien werd stevig luister bijgezet in een Mexicaans kroeg, waar de tequila rijkelijk vloeide. Plotsklaps was daar die desastreuze ochtend van 11 september 2001. Met slaapsnotogen en een knallende kater in het hoofd stond het viertal, genageld aan de grond, naar de onheilspellende televisiebeelden te kijken. Bovenstaand verhaal heeft natuurlijk betrekking op de totstandkoming van de gelegenheidsformatie Hardpan en de release van de gelijknamige CD. Todd Thibaud, Joseph Parsons, Terry Lee Hale en Chris Burrourghs veroorzaakten daarmee een ware hype, die niet alleen wereldwijd gehonoreerd werd maar later ook gezien mocht worden. De vriendschap tussen de uit Philadelphia en Boston afkomstige singersongwriters Joseph Parsons en Todd Thibaud ontstond precies in die periode. Deze verbondenheid leverde vier jaar geleden al de verrassende titelloze CD Parsons Thibaud op. Parsons Thibaud’s nieuwe CD “Transcontinental Voices” is dan ook een logisch vervolg daarop. In tegenstelling tot voorgaande semi-akoestische CD horen we dat Parsons Thibaud nu bijgestaan word door Graham Parker bassist Pete Donnelly en US Rails drummer Matt Muir. Resultaat is dat je ruim zesendertig minuten lang kunt genieten van wonderschone wel besnaarde van folk en roots pop liedjes. Liedjes als ‘Hands Of Love’ en ‘Broken Sparrow’ roepen herinneringen in mij op van Simon & Garfunkel’s meesterwerken als “Sounds of Silence” en “The Graduate”. Terwijl songs als ‘Drowning’ en ‘I'm Right Here’ sterke affiniteit vertonen met Crosby, Stills & Nash liedjes die op “4 Way Street” staan. Opvallend zijn ook de opgepoetste tracks ‘Float’ en ‘All That I Can Do’. De tracks zijn namelijk ook terug te vinden op Parsons Thibaud’s recente solo releases “Hope For Centuries” en “Broken”. Hoewel deze transcontinentale stemmen tegenwoordig uit meer dan één werelddeel komen (Parsons woont tegenwoordig in Duitsland), vereenzelvigt dit duo zich, qua karakter, liedjesschrijverij en muzikale vondsten als één. Een jubileum van een uitermate gezond partnership wordt hier omgezet in zeer toegankelijke laidback muziek, die je op een zeer aangename manier en met het grootste gemak de winter door zal helpen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 17 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ana Popovic
Album:
Unconditional
Label:
Eclecto Groove Records
dinsdag 29 november 2011
Vorig jaar dook ineens een live DVD “Live From The Heart Of Italy” van de uit voormalig Joegoslavië (Servische) afkomstig Ana Popovic op. Daarvoor had ik Popovic nog aan het werk gezien in Roepaen, waarin ze bijna het torentje van het prachtige kloostercomplex af joeg. In het geval van Ana Popovic gaat het acroniem WYSIWYG niet helemaal op. Bij het horen van haar messcherpe slide gitaarspel en solo’s verwacht je namelijk een ruige griet te zien die getekend en gegroefd is. Echter deze zeer goed verzorgde en bloed mooie verschijning staat op het podium alsof ze er niet is. “it’s just me and my guitar, notes, sound and drumgrooves. I let the band lift me up and I feed off their energy”, schrijft ze in de inlay van haar nieuwe CD Unconditional. Popovic studeerde ooit aan de Utrechtse muziekacademie. Tegelijkertijd bouwde ze in Nederland een behoorlijke live reputatie op door te toeren met aantal Nederlandse bluesbandjes. In 2007 tekende Popovic bij Delta Groove Records, een van ‘s werelds meest gerenommeerde blues labels on this planet. Unconditional is dus de opvolger van twee zeer succesvolle Delta Groove releases Still Making History (2007) en Blind For Love (2009). Verwacht geen nieuwe vondsten, Popovic laat op deze CD horen wat je live ook voorgeschoteld krijgt. De twaalf buitengewoon swingende rhythm & blues, moddervette funk, gospelsoul en super geile jazz songs vormen op deze plaat de rode draad. De CD werd opgenomen in de befaamde Piety Street Recording Studios in New Orleans. Niet verwonderlijk dat ze daar Sonny Landreth vroeg een gitaar duel aan te gaan. Het duivelse instrumentale ‘Slideshow’ doet Popovic dan ook samen met Landreth. Kortom het is onvoorwaardelijk Ana Popovic die heel bewust niets aan het stokoude genre toevoegt, al is het maar omdat ze zelf vind dat het dan geen bleus meer is. Popovic daarover “It’s beauty of the basics and an instrument” Bekijk de cover hiernaast maar eens, beter kan ik het niet verwoorden.
Jan Janssen Artist:
Marc Carroll
Album:
In Silence
Label:
One Little Indian
maandag 28 november 2011
We dienen dit album volgens One Little Indian Records als een introductie op het werk van Marc Carroll te zien. Carroll, afkomstig uit Dublin en tegenwoordig woonachtig in Los Angeles maakte sinds 2003 vier albums die door Mojo en Uncut met open armen werden ontvangen. Onbekend met muziek en recensies is het dus luisteren geblazen, steeds weer opnieuw. Het album opent met een prachtige instrumental, The Boy Who Dreamed. Carroll blijkt alle instrumenten zelf te bespelen, dus de eerste bewondering is binnen. Ook al omdat zijn licht hese stem overtuigend én krachtig klinkt. Dan volgt een tiental liedjes (waaronder een bewerking van de traditional Matty Groves). Mooi zijn ze, stuk voor stuk. Het orgel in What’s Left Of My Heart, het doet denken aan The Waterboys. Het dromerig-wanhopige Against My Will roept Dougie MacClean in herinnering. In A Way Back Out Of Here weerklinkt Brian Houston. En de geest die over het hele album rondwaart? Bob Dylan, niet meer en niet minder. Toch moet er ook iets aan dit album schorten, want maar al te vaak dwalen de gedachten onder het luisteren af. Merkwaardig, want wanneer men een willekeurig liedje bij de kraag vat, laat het nooit na om indruk te maken. Het vermoeden rijst dat de productie, die hier en daar een hand van soberheid ontberen moet, bijdraagt aan deze algehele vervlakking. Zo’n liedje als Always, dat zou je toch direct naar een sportschool sturen?! De belofte dat alle albums die Marc Carroll heeft gemaakt opnieuw door One Little Indian Records zullen worden uitgebracht, deed mij besluiten ze allemaal aan te schaffen. Inmiddels ben ik hier niet meer zo zeker van. Al brengt het liedje dat direct na Always weerklinkt, Press On, deze onzekerheid weer aan het wankelen. Het is ongewis. In Silence is όf een gekoesterd album όf een gewaardeerd album. Hart of hoofd? De tijd zal het leren. Zeker nu de eveneens instrumentale afsluiter – die weerklinkt terwijl ik deze regels schrijf – bijna net zo mooi blijkt te zijn als The Boy Who Dreamed.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 18 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Fabrizio Poggi & Chicken Mambo
Album:
Live in Texas
Label:
Independent
zondag 27 november 2011
Met Fabrizio Poggi kwam ik in contact toen ik vijftien jaar geleden het lokale radioprogramma het Real Roots Café ook aan het world wide web koppelde. De sympathieke Italiaan, afkomstig uit Voghera, vormde in die tijd de band The Chicken Mambo om zich heen. Het debuutalbum Mississippi Moon (1993) en Under The Southern Sky strooide ik bijna elke week uit over onze lokale bewoners. Italianen hebben iets met diep gewortelde Noord Amerikaanse muziek, als je het mij vraagt. In 1999 bracht Fabrizio de CD Nuther World uit. Opdat album speelde niet de aller minste mee. Jerry Jeff Walker, Jimmy LaFave en Ponty Bone zijn namen die jullie beslist bekend in de oren zullen klinken. Op het vorig jaar verschenen album Spirit & Freedom schoven onder meer ook The Blind Boys of Alabama, Guy Davis, Augie Meyers, Eric Bibb, Billy Joe Shaver en Flaco Jimenez aan. Wat is dat toch met die Italianen? Nu we hier toch zijn moeten we maar van de noot een deugt maken, moet Fabrizio Poggi gedacht hebben doen hij plannen maakte om de Live CD “Live in Texas” op te nemen. De CD bevat dertien levendige blues nummers die je zeker niet uit de koker van een Italiaan zou verwachten. In de lang uitgerekte nummers probeert men filmbeelden te projecteren die herinneringen en gevoelens oproepen van blues muzikanten die ons ontvielen. Voor diegene die zich dat niet in kunnen beelden, zit er ook een DVD bij. Het is een docufilm met fraaie beelden “from the past and present”, live optredens en interviews. Een aangenaam kijkgenot vol muzikale nostalgie en emotie. Het is te vergelijken met de documentaire “Searchin' for the heart of the Heartlands” die onze eigen Watchman in 2008 maakte. Nee, Fabrizio is geen copycat van zijn Italiaanse collega’s Zucchero Fornaciari of Eros Ramazzotti. Fabrizio Poggi & The Chicken Mambo zijn daar te puur voor. Fabrizio muziek heeft een idealistische inslag die continentale grenzen doen vervagen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 19 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kevin Jones
Album:
Raising The Ebenezer
Label:
Taxim Records
zaterdag 26 november 2011
Eerst een kleine, Schriftuurlijke lezing. 1 Samuël 7. 10 En het geschiedde, toen Samuël dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israël; en de HEERE donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israël. 11 En de mannen van Israël togen uit van Mizpa, en vervolgden de Filistijnen, en zij sloegen hen tot onder Beth-kar. 12 Samuël nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Ebenhaezer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen. 13 Alzo werden de Filistijnen vernederd, en kwamen niet meer in de landpalen van Israël; want de hand des HEEREN was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuël. Kevin Jones windt er op Raising The Ebenezer geen doekjes om: God, Amerika en The Family, daar draait het om in het leven. Dat klinkt erger dan het is, want hoewel de teksten van zijn liedjes een zekere truttigheid niet kan worden ontzegd, zijn ze op geen enkele wijze aanstootgevend. Dit album verscheen in 2010 en dat is in de wereld die Steve Jobs ons heeft nagelaten het equivalent van ‘een eeuw geleden’. De vraag die hier gesteld kan worden, namelijk, of Steve Jobs ons wel een wereld naliet, laten we buiten beschouwing. Het Duitse Taxim Records nam de moeite om dit album uit te brengen en zoals u weet, waarderen wij van Real Roots Café een dergelijk handelen ten zeerste. Ondertussen hebben we het nog steeds niet over de muziek op Raising The Ebenezer gehad. Eerst het goede nieuws dan maar: John Jennings en Mary Chapin Carpenter doen mee. Jennings speelt allerhande instrumenten, zijn karakteristieke akoestische gitaarspel kan met name worden genoemd. Carpenter is te horen in twee liedjes. Het slechte nieuws? De liedjes van Kevin Jones en zijn voordracht ontstijgen de middelmaat niet. Rootsmuziek met heel korte worteltjes. Al is de live-uitvoering van I’m Not To Blame, waarmee dit album afsluit, verrassend goed. Contextueel verrassend goed? Wie in muziek God, Geloof en Geweldig Geluid wil aantreffen, verwijzen we in dit geval graag naar het laatste album van Denison Witmer (The Ones Who Wait).
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 20 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Steve Mednick
Album:
Immigrants… And Other Americans
Label:
Independent
vrijdag 25 november 2011
De titel van de achtste CD van Steve Mednick sinds zijn debuut in 2006 geeft al aan: hier komt een aantal pittige liedjes over de wonderlijke Amerikaanse smeltkroes van nationaliteiten en ongetwijfeld een veeg uit de pan voor een aantal Amerikaanse politici. De USA, waar de politiek tot financieel topproduct is verworden, is niet het land dat de meesten van ons tot het voorbeeld van menslievende politiek is geworden, denk maar aan de recente absurde aanvaringen tussen de Democraten en Republikeinen om de dreigende financiële wanorde in het machtigste land van onze aardbol het hoofd te bieden. Wat heeft Mednick ons te vertellen? In de eerste plaats neemt hij de tijd om zijn statement neer te zetten, de CD bevat maar liefst 16 nummers met een totale speelduur van meer dan 61 minuten. De muziek is een mix van blues, jazz, rock en (alt)country met genoeg ruimte voor een diversiteit aan instrumenten, dus naast de gitaren, bas en drums horen we harmonica, cello, accordeon, viool, keyboard, saxofoon en dobro en twee achtergrondzangeressen (op enkele nummers). De belangrijkste inspiratiebron van Mednick ziin twee boeken, ‘A different mirror’, geschreven door Professor Ronald Takaka en ‘The warmth of other suns’ van Isabel Wilkerson. Beide boeken beschrijven (een deel van) de historie van de USA op een eigen manier, het tweede boek verhaalt over ‘The great migration’, de immmigratie zonder pasporten. En met name rechts Amerika moet het ontgelden. Geen sympathie derhalve met de ‘Tea Party movement’, de populistische rechterzijde van de al zo rechtse republikeinen. Luister naar ‘Stand up (and take them on)’: ‘They say they want their country back. Well, it’s my country too, to be exact. They form their militias – drink their tea, they creep me out with simplistic screed, they play with the fire of their words, they say ‘no’ so loud to stampede the herd’. En dan is er de desillusie van de teleurgestelde immigrant, zoals in ‘Gold mountain’: ‘I’m searching for gold mountain, somewhere ‘cross the pacific sea, I’m looking for untold riches, instead I suffer from poverty’. Een bijzonder album, dit ‘Immigrants … and other Americans’ van vijftiger Steve Mednick. Zijn stem is af en toe wat onvast, maar zijn boodschap is helder. Het is een muzikaal feest, de arrangementen zijn uitmuntend. Het belang van de vele immigranten en de foute uitstraling van politici zijn nooit helderder verwoord dan hier. Ik herinner me nog zo’n prachtig ‘statement-album’, ‘Custer died for your sins’ van de Indiaan Floyd Westerman uit begin jaren 70, een pittige aanklacht tegen de omgang met de eigen Native Americans door de regering van de USA!
Fred Schmale
Artist:
Simone Stevens
Album:
Right On Time
Label:
Independent
donderdag 24 november 2011
Simone Stevens is een singer-songwriter uit New York City. Ik ken haar van haar vocale bijdragen aan de twee CD’s van het Fiery Blue project met o.m. Gabe Rhodes, de zoon van Kimmie en werkend vanuit Austin. Met ‘Right on time’ brengt Simone haar eigen songwriting onder onze aandacht en dat is mij best bevallen. Inclusief Simone werken er dertien artiesten mee aan deze in Brooklyn opgenomen CD, we horen behalve bas en drums ook gitaren (incl. lapsteel en pedal steel), piano, orgel, viool, fiddle, cello, sax, clarinet. Er is ook vocale hulp, met een bijzondere rol voor Kris Bauman, die in ‘Lady luck’ partij geeft aan de heerlijk aangename stem van Simone. Simone’s muziek is soft-pop met invloeden van folk en country (luister naar het zangerige walsje ‘Dream’, waar fiddle en pedal steel het voor het zeggen hebben in de begeleiding). Van de twaalf liedjes op de CD schreef Simone er elf, waarvan het schitterende ‘Every town has a river’ samen met Amann Penn (die op de CD ook meespeelt en zingt) en voornoemd ‘Dream’ samen met Stephen Ulrich. ‘Right in time’ (en niet ‘on time’, dus) is van Lucinda Williams. Behalve ‘Every town’ en ‘Dream’ zijn ook de ballad ‘Just because’ (mooi arrangement met een strijkje), ‘Lady luck’ (duetvocaal met Bauman) en ‘Right in time’ (prachtige piano van coproducer Nadin Issa) erg mooi. ‘Right on time’ toont aan dat Simone Stevens het ook zonder liedjesschrijver Paul Marsteller en multiinstrumentalist Gabe Rhodes kan! Mooie muziek, prachtige stem, verrassend sterke liedjes.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 21 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Robert Ellis
Album:
Photographs
Label:
New West Records
woensdag 23 november 2011
Robert Ellis is een jonge Texaan uit Houston die na een in eigen beheer uitgegeven eerste soloCD nu zijn kans krijgt op het kwaliteitslabel New West en meteen een diepe indruk maakt op ondergetekende. De titel ‘Photographs’ dekt de lading van de CD, waar Robbert autobiografisch bezig is en zijn herinneringen aan zijn jeugd wegschrijft. Hij schrijft over zijn vrienden (‘Friends like those’), een inmiddels verdwenen bamboeveld achter ‘het huis aan de creek’, een dronken avondje bij de begraafplaats, de ‘Westbound train’ die hij wil gaan nemen enzovoorts. In het begeleidende boekje staan de teksten op de eerste vijf pagina’s, waarna de foto’s verschijnen, zonder toelichting. We zien het (eigen familie- ?) verleden herleven tot ongeveer in de jaren dertig van de vorige eeuw. Dan de muziek. Na een sterk folkgetint eerste deel van de CD, met Robert en zijn gitaar in een paar nummers en met in ‘Cemetery’ zelfs een heus strijkkwartet in de begeleiding, verschijnt halverwege het prachtige vijfde nummer, ‘Westbound train’, de country-side van Ellis. Jubelende pedal-steelpartijen (Will Van Horn klinkt als de groten uit de jaren 70) in ‘Westbbound Train’, “No fun’ en ‘Comin’ home’, een slepende pedal-steel in de subtiele ballad ‘What’s in it for me’ en in de walsjes ‘I’ll never give up on you’ en ‘Photographs’. In dit laatste nummer mijmert Robert over wat er is gebeurd met zijn liefste, die hij heeft betrapt met een ander: ‘Honey, take down these photographs. I need to know what”s passed is past, tell me I’m the only one, that your two-timin’ days are done, that you had your fun’. Ellis speelt overigens gitaar, piano, Rhodes, drums en zingt. Behalve Van Horn (tevens op banjo) is er hulp op gas, elektrische gitaar en drums. ‘Photographs’ is een verrassend volwassen CD met prachtige country en folk. Een grote aanwinst voor de singer-songwriter scene is deze Ellis. En …. Zelden heb ik een CD zo onverwacht en met groot elan zien veranderen van sfeer. Beide sferen beheerst onze Robert overigens even goed.
Fred Schmale
Artist:
Deadman
Album:
Live At The Saxon Pub
Label:
Rootsy.nu
dinsdag 22 november 2011
Voor Deadman markeert Live at the Saxon Pub, het begin van een muzikaal nieuw tijdperk. In 2001 en 2004 al, bracht centrale man Steven Collins uit Dallas, samen met zijn meezingende vrouw, twee platen uit. Ik kende die niet, checkte ze op Spotify en was flink verrast door de ruimtelijke, softe poparrangementen van producer Mark Howard, die muzikaal diametraal staan tegenover de pure, aardse en directe alt. country/roots invulling, op deze – dat moet gezegd – ronduit fenomenale live plaat. Vanwaar deze metamorfose? Collins scheidde van zijn vrouw, ontsloeg zijn bandleden, verhuisde naar Austin, blies Deadman nieuw muzikaal leven in door met zes plaatselijke bandleden – in die geweldig warme entourage van de Saxon Pub – een wekelijkse gig te geven waar de vonken van afspatte en die als een lopend vuurtje algauw voor een volle tent zorgde. Het is geweldig dat we nu, dankzij deze uitgebrachte cd met twaalf songs in bijna zeventig minuten, kunnen meegenieten van de heerlijke ambiance en grandioze muziek van de hand van Steven Collins en een weergaloze cover Rough God Goes Riding van Van Morrison. Muziek die het beste werk van The Band, de countryzijde van The Grateful Dead, de jam van The Allman Brothers en de funk van Little Feat in zich verenigt, plus twee sublieme (semi) akoestische TexMex bordersongs, bij wijze van avontuurlijke uitstapjes. De ronde, open sound en virtuoos gelegde accenten van gitarist Jacob Hildebrand, het van The Band/ Garth Hudson gereproduceerde orgelgeluid van Matthew Mollica, Collins’ prachtige countrysoul stem en de uitermate fraaie zangharmonieën, drukken een groots stempel op dit album, dat nu al tot een klassieker mag worden gerekend. Dat wil wat zeggen voor een live plaat dat eigenlijk een voorafje is, aan het hopelijk binnenkort te verwachten nieuw studioalbum Take Up Your Mat And Walk.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 22 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Toby
Album:
Sleeptalk
Label:
Independent
maandag 21 november 2011
Achter de artiestennaam Toby gaat de Australische (Perth) singer-songwriter Toby Beard schuil. Met deze ‘Sleeptalk’ is zij aan haar zesde CD toe (zie ook de nummering). De twaalf nummers op deze CD vormen een bijzonder gevarieerde verzameling liedjes, pop in al zijn facetten zullen we maar zeggen, met grote knipogen naar jazz, vaudeville, blues, reggae en soul. Er staat ook een Franstalig liedje op, toepasselijk getiteld ‘C’est l’amour’ en gezongen en gespeeld in aangename Franse sferen, compleet met accordeon en een achtergrondkoor. Heel apart en verrukkelijk aangenaam. Ook de opnames komen van meerdere plaatsen, met Californië als hoofdmoot, zowel in Berkeley als San Francisco. Er zijn enkele partijen opgenomen in North Fremantle, Australië. Door de verschillende locaties zijn er vrij veel medewerkenden. Ik telde er in totaal 22, plus natuurlijk Toby zelf (behalve zang ook gitaren, piano, banjo, whistling, tambo en shaker). Er is veel ruimte voor blazers: trompet, trombone, saxen, fluegelhoorn passeren de revue. Van de twaalf songs op de CD schreef Toby er 10, de covers zijn van Jessie Harris en – van Ellington Jordan en Billie Foster - het bekende ‘I’d rather go blind’ (een blues-song, voor het eerst opgenomen door Etta James in 1968 en daarna door vele anderen gecovered, waaronder Rod Stewart, B.B. King en zelfs Beyoncé). Mijn persoonlijke favoriet op het album is overigens het vrolijke vaudeville-achtige ‘Smile (Opa’s song)’, met een heerlijke jazzy begeleiding. Voor de liefhebbers van de betere pop met bluesinvloeden is ‘Sleeptalk’ van Toby Beard een aanrader. Toby heeft een prachtige soulstem, de begeleiding is mooi uitgebalanceerd (een extra compliment voor producer Carey Williams) en in handen van lui die hun sporen hebben verdiend bij artiesten als Etta James, Maceo Parker, Kenny G.,Michael Bolton, Mariah Carey, Whitney Houston etc.). Lekkere, ongecompliceerde muziek.
Fred Schmale Artist:
Brigitte DeMeyer
Album:
Rose of Jericho
Label:
Independent
zondag 20 november 2011
Brigitte DeMeyer is een naam die niet direct herkenning oproept. Toch is zij met ‘Rose of Jericho’ toe aan haar vijfde volledige CD. Voor het eerst neemt zij de productie voor haar rekening, samen overigens met drummer Brady Blade (bekend van zijn samenwerking met Emmylou Harris in de door Buddy Miller geleide begeleidingsband ‘Spyboy’). Het is ook haar eerste in Nashville opgenomen CD nadat ze er is gaan wonen. Haar muzikale roots liggen in de R&B singles en cowboy liedjes die ze tijdens haar vroege leven op een ranch van haar Belgisch/Duitse ouders (Midwest) hoorde en de muziek van Bonnie Raitt en New Grass Revival die zij tijdens haar high school jaren oppikte. Dat klopt met het werk op deze nieuwe CD. Ze begint met een countrynummertje, waarin we Sam Bush (fiddle) en Will Kimbrough (gitaar) horen naast Chris Donahue op bas en Blade op cajon en tambourine. Haar stem lijkt al direct sterk op die van Raitt: soulful en licht hees. Die stem doet je wat! Via een tweede countrynummer (nu met Al Perkins op steel) komen we bij een jazzy liedje, waarin de trombone een belangrijke rol speelt. Je waant je bijkans in New Orleans. Vanaf het vierde nummer krijgt soul de overhand, een genre waarin Brigitte zich voelt als een DeMeyer in Nederland of België. In een paar nummers mooie blazers, Sam Bush fiddelt hier en daar mee. Alle liedjes zijn van Brigitte zelf, voor het muzikale deel heeft zij hulp van Donahue of Blade. ‘Rose of Jericho’ is een sterke en mooi gevarieerde CD van een sterk ondergewaardeerde en te onbekende goede singer-songwriter, die op de CD hulp krijgt van uitstekende sidemen als Bush (drie nummers), Perkins, Blade (alle nummers), Mike Henderson (elektrische gitaar) en Kimbrough. Lekkere muziek, country, rock and soul, prachtige stem. Kom op, Brigitte is het waard om gehoord te worden.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 23 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bottle Rockets
Album:
Not So Loud
Label:
Bloodshot Records
zaterdag 19 november 2011
Brian Henneman liet vorig jaar al weten dat er een unplugged album op stapel stond. De semi akoestisch opnamen die nu op “Not So Loud” staan stammen uit 2007. De liedjes werden opgenomen in de voormalige St. Lucas Church in St. Louis dat nu dienst doet als muziek en evenementen centrum. Na het beluisteren van deze CD kom ik maar tot één conclusie, deze alternatieve rootsrockers moeten we beslist eens een keer naar de Roepaen kapel in Ottersum halen. De dertien prachtige songs en het nasale stemgeluid van Henneman zouden op dat podium perfect uit de verf komen. Het volle akoestische geluid doet qua sfeer veel denken aan Nirvana’s MTV Unplugged sessies in New York. De geest van Kurt Cobain’s versie van ‘The Man Who Sold The World’ dwaalt over de gehele linie door deze plaat. Fans zullen vaststellen dat ze twee keer “24 Hours a Day” voorgeschoteld krijgen. Ga maar na ‘Kit Kat Clock’, ‘Smokin’ 100’s Alone’ ‘One For You’ en ‘Kerosene’, ze staan er allemaal perfect op. Henneman praat de liedjes luid en duidelijk anekdotisch aan elkaar. Luister vooral eens naar zijn het verhaal over een Dolly Parton concertbezoek en de totstandkoming van hun Doug Sahm tribute plaat uit 2001 “Songs Of Sahm”. ‘I Don’t Want To Go Home’ word werkelijk fenomenaal uitgevoerd. Meer dan twintig jaar pure, eerlijke, verzorgde, ontspannen super strakke rootsrock in een notendop. Echt een bijzonder document voor fans. The Bottle Rockets benevelen op “Not So Loud” en bewijzen dat het niet allemaal om “hype” draait maar om tijdloze en duurzame songs die stuk voor stuk hits hadden kunnen zijn, maar het nooit werden.
Jan Janssen
Artist:
Eric Church
Album:
Chief
Label:
EMI Records
vrijdag 18 november 2011
Nederland loopt niet warm country muziek. Zo’n vijftien jaar geleden was er een kleine opleving toen onze Almelose tros Ilse DeLange de plaat World Of Hurt uitbracht. Mede door de slimme promotie campagne kon het gebeuren dat in het kielzog van DeLange’s succes nieuwe Amerikaanse country muzikanten voet aan de grond kregen in NL. Gelieerde muziekstijlen als Folk, Country Rock Americana, Alt. Country etc. profiteerde daar ook van. Countrymuziek anno 2010 is niet hip in Nederland, of toch wel? Van Eric Church nieuwe CD “Chief” verkocht men in Amerika binnen een week, na de release ervan, bijna 145.000 exemplaren. Van zijn single “Homeboy” werden er in sneltrein vaart ruim 500.000 stuks verkocht. Deze informatie lokte mij uit de tent en was directe aanleiding zijn CD wat meer draaiuren te gunnen. Tijdens één van die spaarzame zomerzaterdagen dit jaar word ik aangesproken door mijn buurmeisje (24 jaar). “Hé Jan eindelijk heb je eens een keer lekkere muziek opstaan” Staakte meteen de snoeiwerkzaamheden een raakte aan de babbel met haar. De liedjes werden vlijtig en vakkundig gezapt en vol verbazing volgde ik haar wetenschap en kennis over deze Kenneth Eric Church, geboren op 3 mei 1977 in Granite Falls, North Carolina. “Ken je Waylon Jennings? Daar lijkt dit op.” zegt ze. Flikkerde bijna van mijn stoel, kan ik u vertellen. Bijgekomen van de schrik, is die vergelijk, na wat intensiever luisteren, zo gek nog niet. Church stem doet daar inderdaad aan denken. Muzikaal gezien tafelt Church aan dezelfde tafel als Hank Williams Jr. of een Jerry Jeff Walker. Knappe plaat hoor, de opener Creepin', Hungover & Hard Up, de single Homeboy, Springsteen en I'm Gettin' Stoned komen bijzonder goed uit de verf en vallen weldegelijk bij mij in de smaak. Wat Lady Antebellum vorig jaar lukte, een hit notering in single top 100 scoren, zou ook wel eens weggelegd kunnen zijn voor Eric Church. Of toch weer niet? Tijd zal het leren.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 24 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bianca DeLeon
Album:
Love, Guns & Money
Label:
Independent
donderdag 17 november 2011
Dat Bianca De Leon iets heeft met ons Nederland is te zien op de achterkant van de fraaie verpakking van haar nieuwste CD, ‘Love, guns & money’. Bianca staat voor een (school)bord, waarop een concert wordt aangekondigd: ‘Vrijdag 21 november concert. De Texaanse troubadour, Bianca De Leon, from the USA’. Een paar jaar gelden, ergens in ons land. Op de nieuwe CD, inmiddels via haar website te bestellen, is Bianca in grootse vorm. De opname is live in de studio gedaan door de basisband met alleen overdubs voor sax, dobro en achtergrondvocalen en opnieuw inzingen van Townes’ ’Nothin’. En met ‘Nothin’ hebben we het over de enige cover(s) op de CD, een bijna 7 minuten durende medley van twee klassiekers: ‘Nothin’ en Hank Williams’ ’Ramblin’ man’. De overige nummers (9) zijn van Bianca zelf, waarbij het prachtige ‘I sang Patsy Cline’ als bonus track terugkomt in een ‘extended version’. De muziek is een prachtige mix van Texaanse border ballads, countrywijsjes, Tex-Mex en een vleugje rock. De band is helemaal Austin: The Flyin’ A’s zijn er met Stuart op ritme gitaar en Hilary in de harmony vocals, een rol die ook is weggelegd voor Tim Curry. John Inmon (bekend van zijn werk met o.m. Jerry Jeff Walker en Jimmy Lafave) bespeelt elektrische gitaar en Spaanse gitaar, Radoslav Lorkovic is de geweldenaar op piano, B3 en accordion, David Carroll speelt zijn staande bas en Paul Pearcy drums en percussie. Incidentele bijdragen zijn er van The East Side Flash (dobro) en Donny Silverman op sax. In de prachtige beeldende teksten passeren indrukken van onderweg, verloren en gewonnen vriendschappen, zoals in één van de mooiste nummers, ‘Stale (bedorven) wine and roses’: ‘Stale wine and roses, all that remain of a dream that waltzed through my heart in the springtime and left in the morning train’. Hoe beeldend kan beeldend zijn. Bianca De Leon heeft haar magie nog lang niet verloren en bewijst met deze prachtige ‘Love, guns & money’ dat haar muziek tot het topsegment van de Texaanse muziekwereld behoort. Ga eens luisteren naar een aantal nummers van deze CD.
Fred Schmale
Artist:
Theo Sieben
Album:
Until Grass
Label:
Kletter Recordings
woensdag 16 november 2011
Theo Sieben woont en werkt in Amsterdam. Hij is de afgelopen pakweg 15 jaar voornamelijk achter de schermen actief geweest als schrijver van filmmuziek en theatermuziek (Orkater, Nationaal Toneel) en bijdragen als multi-instrumentalist aan werk van ‘Raggende Manne’ en ‘Paulusma’. Dat Theo een klassieke opleiding (gitaar) heeft genoten is op deze eerste CD van hem, ‘Until Grass’ goed te horen. Met name in het nummer ‘Gloria’, een soort ‘folk meets requiem’ is dit manifest. Theo speelt op de CD een keur aan instrumenten en wordt vooral ondersteund door Judith Kolen op fiddle (in 7 van de 12 nummers) en verder meer incidenteel door Daniël Follman (trombone), Dick Brouwers, Gerco Aerts en Arnoud van de Berg (bas), Patrick Onderweegs (drums), Robin Berlijn (gitaar) en Vincent van Warmerdam (banjo). We horen Theo’s maatje Jelle Paulusma meezingen op ‘Gloria’ en Judith op ‘Until Grass’ (zoek de gave live-registratie op Youtube). De muziek is folk met een experimenteel karakter, Theo’s stem houdt het midden tussen Neil Young en Thijs Muus (van Remmelt, Muus en Femke) en past meer dan voortreffelijk bij de gave sfeer die Sieben met zijn muziek oproept. Je moet wel de CD een flink aantal malen spelen voordat je beseft hoe knap een en ander in elkaar steekt. Theo heeft er dan ook jaren over gedaan om dit resultaat te bereiken. ‘Until Grass’ is een doorgerijpte nieuwe folk-klassieker met experimentele en soms ook psychedelische kantjes. Bijzonder fraaie muziek die zijn geheimen langzaam prijsgeeft, maar dan zich vastzet in je gestel. In positieve zin, dat wel.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 25 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Waterboys
Album:
An Appointment With Mr. Yeats
Label:
Proper
dinsdag 15 november 2011
Zeker, The Waterboys is niet de eerste band die het werk van de schrijver en dichter WB Yeats (1865-1939) ter hand neemt en het vervolgens in een nieuwe vorm overhandigt. Maar zoals Mike Scott en de zijnen de woorden van deze grote Ier omkneden tot klei waarin ze vervolgens leven blazen, dat is pure scheppingskracht, zeldzaam én opmerkelijk. In feite kan The Stolen Child van Fisherman’s Blues (1988) als blauwdruk voor An Appointment With Mr. Yeats worden gezien. Het door Mike Scott op muziek gezette gelijknamige gedicht van Yeats, met ‘For the world's more full of weeping than you can understand.’ als sleutelzin, kent dezelfde dromerige verontrusting die het nieuwe album kenmerkt. En wie The Waterboys in de jaren negentig Spirit hoorde spelen, kan het niet zijn ontgaan dat Scott in de lange versie van dit prachtige liedje Yeat’s gedicht The Four Ways Of Man verklankte. He with body waged a fight, But body won; it walks upright. Then he struggled with he heart; Innocence and peace depart. Then he struggled with the mind; His proud heart he left behind. Now his wars on God begin; At stroke of midnight God shall win. Scott put in die tijd ook uit het werk van Van Morrison, William Blake, George MacDonald, Hank Williams en Patti Smith. Later voegt hij daar C.S. Lewis nog aan toe. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat een lezer als Mike Scott een heel album wijdt aan één van Ierland’s grootste dichters. En wat voor een album! Want na het slechtste Waterboys-album (Univeral Town Hall uit 2003) was het in 2007 verschenen Book Of Lightening weliswaar een mooi, maar geen groots album. Dat An Appointment With Mr. Yeats dat wel is valt alleen uit de aard van de liedjes zelf te verklaren. Want Scott werkte naar eigen zeggen al heel lang aan deze samen met bassist Marc Arciero geproduceerde plaat. Mijn voornemen om in deze recensie zoveel mogelijk uit de teksten te citeren, heb ik laten varen omdat Mike Scott soms verschillende elementen uit Yeats’ werk (poëzie en toneel) in één liedje verwerkt. Daarnaast ben ik van mening dat een plaat als deze het verdient om door iedere luisteraar zélf ontdekt te worden. U kunt de poëzie van Yeats immers op het internet lezen. Enige kennis van de klassieken is daarbij onontbeerlijk (weten dat de Tully in Mad As The Mist And Snow een verwijzing is naar de ook in dat gedicht genoemde Cicero), maar voor de plaat als geheel niet strikt noodzakelijk. Want de muziek die Scott en zijn nieuwe band (alleen violist Steve Wickham, zeg maar Waterboy avant la lettre, duikt in twee liedjes op) laat horen is werkelijk subliem. Zoals gebruikelijk is de Schotse en Ierse folk vermengd met een vleugje country en rock. Al is er slechts sprake van één werkelijk messcherpe gitaarsolo, in The Hosting Of The Shee. Wiens gemoed geraakt niet verstild bij het horen van Sweet Dancer waarin de prachtige stem van Katie Kim zich om die van Mike Scott kringelt? Wie moet niet slikken als hij An Irish Airman Forsees His Death hoort? Toch één citaat. I know that I shall meet my fate Somewhere among the clouds above; Those that I fight I do not hate, Those that I guard I do not love; Mythe, liefde en politiek, ze zijn dé thema’s in Yeats’ werk, in Mike Scott’s werk. Daarvan getuigt Let The Earth Bear Witness (de versie met de foto’s uit 2009 van de Groene Revolutie in Teheran!) als nooit tevoren. An Appointment With Mr. Yeats is één van de beste albums van dit jaar.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 26 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Audrey Auld
Album:
Come Find Me
Label:
Reckless Records
maandag 14 november 2011
Ze is afkomstig uit Tasmanië/Australië, maar door haar huwelijk met de Amerikaan Mez Mezera woont singer-songwriter Audrey Auld, sinds enige jaren in East Nashville. Net als haar veel bekendere landgenote Kasey Chambers, schrijft ze liedjes in de stijl van de alternatieve country en - folk. Haar nieuwste, achtste studioalbum Come Find Me, bezit een opvallende diversiteit aan liedjes. Het titelnummer, waarmee de cd opent, is een kalm walsje met de prachtige regel you’re welcome to glorious me dat direct in het daaropvolgende Just Love welwillend beantwoord wordt. Het weemoedige liedje Tasmania is natuurlijk een ode aan haar geboortegrond, het eiland dat nooit uit haar hart is. Het donker getoonzette, maar humoristische Forty, gaat over het bereiken van haar veertigste jaar (only the good die young, here’s the proof i’am forty). Een eerbetoon is er voor Jon Dee Graham in Petals, een krachtig en verrassend countryrapnummer. Het a capella gebrachte Orphan Song droeg ze op aan Mary Gauthier, waarna de idyllische romance engelachtig wordt bezongen in Beautiful Garden. Qua tekst – ‘ warning: rude word’ staat er op het hoesje (sic) – en muziek gaat het er in You Wish inderdaad ineens veel heftiger – à la miss Williams – aan toe. Maar In Tree, Nails en The Butterfly Effect keert de lieflijke semiakoestische country & folk alweer snel terug. Het afsluitende Bread and Roses gaat over de San Quentin gevangenis, waar ze optrad en workshops gaf. De twaalf liedjes op Come Find Me zijn – naar eigen zeggen – een reflectie op haar gelukkige levensloop, die haar natuurlijk zeer gegund blijft. Maar het verklaart misschien ook de honingzoete sfeer van het album dat, door haar voortreffelijke stem, stijlvolle instrumentale invulling en Mark Hallman’s smetteloze productie, zeker puur en warm klinkt, maar toch – op een paar songs na – het heilige vuur mist.
Huub Thomassen
Artist:
Philip Gibbs
Album:
The Petroleum Age
Label:
Independent
zondag 13 november 2011
Philip Gibbs is een geboren en getogen Austinite. Zijn familie is from Texas en te traceren tot in de jaren 70 van de 19e eeuw. Vele generaties dus reeds. Met het typisch Texaanse singer-songwriterwerk ‘The Petroleum Age’ is Philip aan zijn vierde studio album toe. En de CD mag er zijn, sterker nog, het is een prachtige CD met 11 geweldige eigen songs (op twee songs is er hulp van een ander) en een niet te versmaden begeleiding onder aanvoering van de Austinse klasbakken Stephen Doster en Will Sexton en met Charlie Faye op vocals. Beter kan een man niet wensen. Dus prachtig gitaarwerk alom in dit mooie Americana-mengsel van folk, blues en rock. De stem van Gibbs is licht gruizig en zeer expressief, hetgeen het belevingsgehalte van de CD ten goede komt. Er zijn eigenlijk alleen maar mooie tracks, maar nog iets mooier dan de rest zijn ‘Silver dust’, een door banjo en percussie gedragen walsje, de titeltrack (‘It started way back before the First World War, the combustion engine started the first car. The wise called it the future and sounded so sage, they said ‘Let’s all move into the Petrole-o-leum Age’), het prachtig verstilde slotnummer ‘I didn’t notice’ (het zou zowaar een nummer van Willie Nelson uit de jaren 60 kunnen zijn), alleen Philip met zijn gitaar, het vergelijkbare en minstens even mooie ‘To block you from my eyes’ , het folksy ‘Gallows orphan’ en de mooie jump-blues ‘In the middle of the evening’. Moet ik nog meer zeggen? ‘The petroleum age’ van Philip Gibbs is een prachtige CD van een Texaanse singer-songwriter in topvorm. Genieten van begin tot eind, 40 heerlijke minuten lang.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 27 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
BettySoo & Doug Cox
Album:
Across the borderline: Lie to me
Label:
Borderline Talent
zaterdag 12 november 2011
BettySoo is een tweede generatie Koreaanse met een dijk van een stem en een uitstekende songschrijfpen. Ze woont en werkt momenteel in Austin, Texas. Na een aantal fraaie CD’s onder eigen naam heeft BettySoo voor deze nieuweling de krachten gebundeld met de voortreffelijke Canadese dobroïst Doug Cox, die sinds 1994 op een gigantisch aantal CD’s van anderen heeft gespeeld. Zij ontmoette Doug in de zomer van 2010 op een gitaarkamp in Alaska. Het klikte muzikaal en ze gingen hun favoriete liedjes samen spelen. Dat leverde deze heerlijke CD op, opgenomen bij David Essig (een Canadese singer-songwriter) thuis en gedrieën geproduceerd. Het mixen is in Austin gedaan door Mark Hallman. Wat de titel van de CD betreft: ‘Across the borderline’ is de naam die zij aan hun duo geven, ze houden beiden erg van het liedje met die titel en leven duizenden mijlen uit elkaar, vandaar. ‘Lie to me’ is de naam van de CD, tevens het eerste liedje ervan, geschreven door Jeff Talmadge (ook te vinden op diens recente nieuwe CD). Alle 10 songs zijn covers, met grote zorg gekozen en heel divers. Neem het tamelijk onbekende juweel ‘Louis Riel’ (Doug Sahm) of het vrolijke tweetal ‘Be careful, there’s a baby in the house’ (Loudon Wainwright III, een grote favoriet van Cox) en ‘Big cheeseburgers and good French fries’ (Blaze Foley). De overige liedjes zijn al even divers: nummers van Butch Hancock, Daviod Halley, Bob Carpenter, Betty Elders en Jane Siberry. De afsluiter is ons welbekend: ‘Dublin Blues’ van Guy Clark. We horen alleen BettySoo (gitaar, vocal) en Doug Cox (akoestische en resophonic gitaar en vocal in het eerder genoemde vrolijke tweetal). ‘Lie to me’ is een wonderschoon ingetogen album van louter prachtige songs, waarop BettySoo prachtig zingt en Doug Cox voor een schitterende begeleiding zorgt op met name zijn resophonic guitar (zeg maar dobro).
Fred Schmale
Artist:
Amanda Shires
Album:
Carrying Lightning
Label:
Independent
vrijdag 11 november 2011
Na ‘Being Brave’ uit 2005 en ‘West coast timbers’ (2008) is er nu nummer drie van de mooie Texaanse singer/songwriter/fiddler/ukuleliste Amanda Shires. Amanda is geboren en getogen in Lubbock en speelt sinds haar tiende fiddle, op haar 16e maakte ze deel uit van de fameuze Texas Playboys en speelde ze regelmatig met de legende Tommy Allsup. Sinds 1999 maakt zij deel uit van de energieke alt-country band ‘Thrift store cowboys’ en sinds 2007 treedt zij veel op in combinatie met singer-songwriter Rod Picott en heeft zij zich in Nashville gevestigd. En wat een enorme stap voorwaarts is deze prachtige nieuwe schijf. De twaalf nummers ervan zijn, op één na, ‘Detroit or Buffalo’ (Barbara Keith, 1971), door Amanda geschreven en haar schrijftalent is duidelijk gerijpt. Met name het melancholieke ‘When you need a train it never comes’ en het poëtische ‘Kudzu’ zijn verrassende juwelen. ‘Kudzu’, gebed in een prachtig string-arrangement van mede-producer David Henry (ook Rod en Amanda zelf produceerden), is adembenemend mooi (de prachtige tekst begint als volgt: ‘A star shower falling over the land and off into the sea, it’s got nothing oh nothing on you and me. An ocean wave rolling into the beach carrying shells like you’ve never seen’. Afgezien van de instrumentale afsluiter ‘Summer…dreams don’t keep’ zingt Amanda op alle nummers. Haar stem is apart, ze klinkt als een fris jong grietje met een lichte vibrato in de hogere regionen, de begeleiding (Henry op strings, percussie en piano, Picott op gitaar, Tommy Perkinson op drums, Chris Scruggs op pedal steel met incidenteel anderen als Neal Casal (el gtr), Colt Miller (bjo, gtr), Will Kimbrough (el gtr) is heel erg goed en de productie is werkelijk onberispelijk. Met ‘Whispering Lightning’ schiet Amanda Shires vele mooie pijlen in de spreekwoordelijke roos. Dank zij een reeks voortreffelijke songs en een schitterende begeleiding is sprake van een regelrechte surprise in country/folk/country-rock land. Mooi, mooi, mooi.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 28 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Josh Harty
Album:
Nowhere
Label:
Magnolia Recordings Company
donderdag 10 november 2011
Josh Harty is een singer-songwriter uit Wisconsin, het noorden van de USA (hij is ooit geboren in North Dakota). Met ‘Nowhere’, een EP met zeven nummers en 27 minuten speeltijd, is hij toe aan zijn derde werkstuk. Veel meer informatie heb ik niet kunnen vinden over de man. Dus moeten we het doen met een simpele beoordeling van de muziek. En die is goed. Een sombere inslag, dat wel. Josh’s stem is somber, de muziek is prachtig akoestisch, maar ook somber. Verwacht een prachtig samenspel van fiddle/mandoline (Trevor Krieger), staande bas (Parker Brown) en percussie (Clay Green) met de akoestische gitaar van Josh. In een aantal nummers zingt Chris Cunningham mee (hij speelt ook nog accordeon in een nummer), in de overige nummers Brianna Lane. Zoals gezegd, mooie en ingetogen folk, zes nummers van Josh zelf en het zevende nummer is een live registratie van Richard Thompson’s ‘1952 Vincent Black Lightning’ met – zo te horen – Josh solo. ‘Nowhere’ van Josh Harty is één van de vele mooie folk-CD’s. Josh zingt over de slechte verleidingen van het leven in ‘Whiskey & morphine’, kent een goede oplossing voor problemen (‘Sweet solution’), mijmert over vroeger (‘Yesterday’, in geen enkel opzicht gelijkend op de Beatles-klassieker) en heeft zo zijn zorgen (‘ On my mind’). Een sympathieke CD van een goede singer-songwriter.
Fred Schmale
Artist:
Rob Lytle
Album:
You. Must.
Label:
Independent
woensdag 9 november 2011
Singer-songwriter Rob Lytle woont beurtelings in North Carolina (Raleigh) en Boston (Massachusetts). Deze CD, zijn tweede (na ‘Touch my heart’) is opgenomen in Nashville en geproduceerd door onze goede vriend Thomm Jutz. We horen behalve Lytle (ritme gitaar) ook Karyn Oliver (harmonie vocalen), John Gardner (drums), Mark Fain (bas), Barry Walsh (echtgenoot en begeleider van Gretchen Peters, op piano, keyboards en accordeon) en Fats Kaplin op pedal steel en fiddle. Zo, niet de minsten dus, dat klinkt goed en dat is ook zo. Rob’s stem doet heel sterk denken aan die van Jonathan Edwards en dat geldt ook voor de muziek, het is alsof Jonathan Edwards zijn beginjaren overdoet. En in ‘Daddy knows what boys want’ is zelfs een vergelijking met Buddy Holly te maken. Prachtige liedjes, mooie melodieën, ergens tussen folk, country en pop in. Na een aantal speelbeurten betrapte ik me erop dat ik meezong en na afloop de liedjes niet meer uit mijn hoofd kreeg. Dat soort muziek, dus. In de teksten voornamelijk aandacht voor relaties en/of liefde (‘You.Must.Stop.’, ‘Watch over my heart’, ‘Love you as you break my heart’, ‘Caitlyn’, ‘Sleeping bag’ met de nodige humor: ‘I want to lay beside you in your sleeping bag, I can’t wait to get you in the sack, wrap my leg around your thigh, etc.’). ‘You.Must.Stop.’ is een hele prettige CD van een man die weet hoe hij aangenaam klinkende liedjes moet schrijven en die ook nog eens een hele fijne stem heeft – in de wat hogere regionen. Ik heb ervan genoten en zal dat nog vele malen doen.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 29 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Harpeth Rising
Album:
Dead Man's Hand
Label:
Independent
dinsdag 8 november 2011
Een bijzonder folkgroepje, dit Harpeth Rising (ik heb het nergens kunnen vinden, maar ik gok dat de naam iets te maken heeft met het stijgen van het waterpeil in de rivier Harpeth in centraal Tennessee) uit Nashville, Tennessee. De leading lady van de groep is de geboren Canadese Jordana Greenberg (Ontario, de provincie van Ottawa en Toronto), die vanaf haar achtste viool studeerde en speelde in de staat Indiana, waar zij toen woonde. Haar carrière als klassiek solo-violiste bracht haar over de hele wereld en ze heeft met vele symfonie-orkesten gespeeld. Dat klassieke vioolspel is met name manifest op de afsluiter ‘Next year’s rain’, waar de kruisbestuiving met de bluegrass uit haar Amerikaanse omgeving in Indiana voor een ware luistersensatie zorgt. Maar dat geldt in feite ook voor de rest van de CD. Behalve Jordana horen we de eveneens klassiek geschoolde (diverse instrumenten, de banjo heeft ze als laatste ter hand genomen en zichzelf leren spelen door naar Youtube te kijken en haar speelstijl is uniek) Rebecca Reed-Lunn op banjo, Chris Burgess (handpercussie) en Rachel Cawell (cello, jawel, ook klassiek geschoold). Behalve de volmaakt eigen stijl muziek heeft het kwartet ook nog prachtige zangpartijen voor ons in petto, waarbij met name de samenzang van Jordana en Rebecca de nodige kippenvelmomenten oplevert. De songs zijn van eigen hand (zes van Jordana met Rebecca, twee van Jordana’s vader David Greenberg en één van Jordana met David) met één cover, ‘Guysborough train’ van de diep betreurde meestertroubadour uit Canada, Stan Rogers. ‘Dead man’s hand’ is een luistersensatie. Het zal de meeste geïnteresseerde folkliefhebbers wel een respectabel aantal speelbeurten kosten om de diepere kracht van de muziek te doorgronden, maar als je eenmaal zover bent komt het pure genieten, want Harpeth Rising zorgt voor pure genietmuziek met hun zeer originele kruisbestuiving van folk, bluegrass en klassieke muziek. Het allermooiste nummer is het boeiende epos ‘California 1854’ met de beruchte Gold Rush als onderwerp, maar de rest van de CD is niet veel minder.
Fred Schmale
Artist:
David Serby
Album:
Poor Man's Poem
Label:
Independent
maandag 7 november 2011
David Serby is een singer-songwriter uit Los Angeles, Californië. Na een drietal CD’s met honky tonk achtige muziek à la Dave Alvin tussen 2006 en 2009 komt hij in 2011 met een prachtig akoestisch folk-album. Met een prachtige donkere stem en een heerlijke begeleiding van akoestische gitaren, nylon string gitaar, banjo, harmonica, mandoline, dobro, harmonium, accordeon, pan pipes, fiddle, bas en af en toe percussie en mooie achtergrondvocalen van Steve Kobashigawa of Clare Holley zingt hij 10 eigen geschreven liedjes, waarvan de onderwerpen geïnspireerd zijn door gebeurtenissen uit de 19e eeuw. In ‘Lay down my colt’ is het verhaal over een jonge Jesse James die getuige is van een marteling van zijn grootvader een metafoor voor de invloed van Wall Street en de grote firma’s op de doorsnee Amerikaanse familie, in ‘Poor man’s poem’ gaat het over een grote treinstaking in 1894, en ook hier legt hij weer een verband met het heden, conflicten tussen werkgevers en werknemers zijn immers van alle tijden. Prachtige songs, met dus een protestinslag, mooie melodielijnen. De productie van David met hulp van de alom aanwezige (ac. Gitaar, dobro, bas gitaar, harmonium, nylon string gitaar) Edward Tree, die tevens de opnames deed in zijn Treehouse Studios in San Gabriel (Californië). ‘Poor man’s dream’ is een geweldige verrassing en verplichte kost voor de liefhebbers van mooie akoestische smulfolk. David’s stem deed mij heel erg denken aan die van Larry Hosford, een singer-songwriter uit Salinas, Californië, die vanaf 1976 een zevental LP’s maakte. Wie kent hem (nog).
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 30 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dave Murphy
Album:
Yellow Moon
Label:
Independent
zondag 6 november 2011
Dave Murphy uit New Jersey presenteert zich op zijn album Yellow Moon als een representant van het serieuze singer-songwriters gilde. Een verhalenverteller, een troubadour, maar niet uit de zwaarmoedigste categorie. Persoonlijke teksten die diepgang met spitsvondigheid combineren en uitgerust zijn met eenvoudige maar pakkende melodieën, leveren tien hele mooie, innige liedjes op. Hij wordt op de meeste songs begeleid door een verrukkelijke, vlot rockende band, met daarin een aantal topmuzikanten dat eerder o.a. Shawn Colvin, Billy Joel, Bruce Springsteen, Steve Forbert en Sheryl Crow bijstond. De instrumentaal soberder liedjes – Murphy op akoestische gitaar, in afwisseling ondersteund door wat toetsen, strijkers, pumporgel, mandoline, lapsteel, cello – bezitten dezelfde hartverwarmende expressie. Zijn stemgeluid imponeert door de prachtige frasering, sonore klankkleur en zeggingskracht. Volkomen wars van pretenties zingt en speelt hij vanuit zijn hart. Liedjes als emotionele uitingsvorm. Wel bedachtzaam en beheerst gebracht, maar toch onder de huid kruipend, inspirerend en krachtig. Yellow Moon is het vierde album in ongeveer twaalf jaar, van een tot nu toe (voor mij) onbekende singersongwriter. In Amerika heeft hij wel enige naam gemaakt, maar in Nederland/Europa is er voor hem nog een wereld te winnen. Wat goed is komt blijkbaar niet altijd snel. De liefhebber van melodieuze, afgewogen liedjes echter, zal zijn hart ongetwijfeld openen voor dit – weliswaar niet baanbrekende – maar erg sfeervolle americana-album. Dat kan eigenlijk niet anders gaan.
Huub Thomassen Artist:
Fur Dixon & Steve Werner
Album:
Songs Of The Open Road
Label:
Grass & Gravel Records
zaterdag 5 november 2011
Fur Dixon en Steve Werner ontmoetten elkaar in 2003 en besloten hun muzikale uitingen te combineren, alsmede hun visies over reizen, het leven en het wilde westen van de USA. Hun eerste twee CD’s werden gevuld met fraaie eigen songs, mooie vocale harmonieën en subtiele begeleiding in een strikt akoestische folk-stijl. Ze beschrijven hun eigen muziek als originele Western Folk van ‘traveling western folksingers’. De derde CD is een verzameling covers van hun favoriete songwriters uit de rijke Amerikaanse folk-traditie plus een tweetal traditionals (‘Deary black hills’ – uit 1874 en handelend over de Gold Rush en ‘De Dolores’ – een Spaans liedje dat in de 16e eeuw de oceaan overstak). We horen hele fijne versies van ‘Do Re Mi’ (Woody Guthrie - 1936), ‘Southbound’ (Doc Watson – 1966), ‘I like how I feel’ (‘Randall Lamb – recent), ‘Clay pigeons’ (Blaze Foley – ca 1980), ‘I cannot settle down’ (Dan Janisch – 2009) en van twee songs van Mary McCaslin (‘The dealers’ en ‘Prairie in the sky’, beide ca 1975) en één van haar betreurde partner Jim Ringer (1972): ‘Waitin’ for the hard times to go’. En met name dit laatste duo heeft de muziek van Fur en Steve zeer beïnvloed. Dus fans van Ringer en McCaslin, grijp naar de buidel! De begeleiding is heerlijk kleinschalig, Steve op lead gitaar en (soms) ook banjo, Fur op ritme gitaar, Paul Marshall op bas en (1 nr) autoharp, incidenteel een pedal steel, accordeon en fiddle. De zang is van Fur en Steve en klinkt als een spreekwoordelijke klok, heerlijke duetvocalen dus. ‘Songs for the open road’ is één van die folk-CD’s die recht doen aan de mooie Amerikaanse folk-traditie. Heerlijke akoestische muziek, prachtige zang, uitstekende liedjes. Geen folk-fan kan hier omheen. En dan staat er zeer veelbetekenend ‘Volume One’ onderaan rechts op de voorkant van de CD. Ga door hiermee, Fur en Steve!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 31 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Marion James
Album:
Essence
Label:
EllerSoul Records
vrijdag 4 november 2011
Marion James, geboren en getogen in Nashville, draagt in haar stad al ruim vier decennia lang de eretitel ‘Queen of the Blues’. In 1966 had ze een bescheiden hit op het roemruchte Excello label, toerde in die tijd met Billy Cox en Jimi Hendrix, maar die wapenfeiten gaven niet de geringste slinger aan een landelijke, laat staan internationale carrière. In de jaren tachtig gooide ze de handdoek, om met het album Essence in 2003 weer van zich te laten horen. Maar ja, ook toen blijkbaar aan dovenmansoren gericht, werd de plaat dit voorjaar nog een keer uitgebracht. Terecht, omdat het aantal nummers – waarvan de helft van eigen hand – een mooi staalkaart vormt van swingende funk, opzwepende rhythm & blues, inslijpende slowblues, doordingende deepsoul en broeierige nachtclubjazz. Ze bezit een fijne, soepele stem, ontspannen voordracht en opwindende zangstijl. De meer dan voortreffelijke begeleiding is in handen van door de wolgeverfde (sessie)muzikanten, bij ondermeer Isaac Hayes, Willie Dixon en van de Allman Brothers Band. Het album sluit af met een paar mooie interviewfragmenten over haar muzikale familie en – geschiedenis en twee solo op piano rudimentair uitgevoerde liedjes, die de spannende sfeer oproepen van donkere, groezelige, achterafgelegen nachtbars. Deze dame op leeftijd, die nooit een ster mocht worden, krijgt voor dit retro album – bij wijze van uitzondering – vier van de vijf sterren. Moge de oren van liefhebbers dit keer gespitst staan en direct tot aanschaf over gaan.
Huub Thomassen
Artist:
Fiery Blue
Album:
Our Secret
Label:
Doubloon Records
donderdag 3 november 2011
Fiery Blue, de heerlijke combinatie van de aangename stem van de mooie Simone Stevens (een singersongwriter uit New York City), de gitaar (hoewel, slechts in twee songs) en het schrijftalent van Paul Marsteller (San Diego) en het muzikale genie van Gabe Rhodes (Austin, TX, de zoon van ons aller Kimmie, tevens producer en co-writer in twee nummers). Op deze tweede CD na ‘Fiery Blue’ uit 2010 staan 13 liedjes in een soft-pop stijl met country-, rock- en folkaccenten. Dank zij de vele instrumenten van Gabe (gitaren, bas, keyboars, accordion, harmonica, strings en percussie) en de mooie arrangementen van diezelfde Gabe kunnen we optimaal genieten van de warme en aangename muziek van Fiery Blue. Behalve de genoemde mensen horen we veteraan Hunt Sales (Austin) op drums en percussie en op de achtergrond in één nummer zangeres Quinn Vogt-Welch (NYC) en in de enige cover, een verrukkelijk vrolijke versie van ‘I’ve just seen a face’ (The Beatles), Gabe’s mum, Kimmie. Tommy Spurlock speelt steel gitaar in dit Beatles-nummer en in de fraaie titeltrack en de man met de naar mijn mening prettig gestoorde naam Fred de Fred speelt ambient gitaar en orgel, beide in één lied. Net als op de eersteling komt na een aantal speelbeurten de muziek goed bij je binnen en is de stem van Simone wederom helder en soepel, helemaal geschikt voor dit prettig easylistening genre. ‘Our secret’ is net als de debuutCD een puik ‘easy listening’ folkpopproject. Om tijdens een feestje op de achtergrond te gebruiken of gewoon lekker op de bank onderuit mee weg te dromen. Tot volgend jaar, Gabe en consorten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 32 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Geoff Bartley
Album:
Put The Big Stone Down
Label:
Independent
woensdag 2 november 2011
Het is bekend dat de omgeving van Boston veel goede musici herbergt. Zo ook deze Geoff Bartley, al vele jaren actief (onder meer als begeleider van folkgrootheid Tom Paxton) in New England en met deze ‘Put the big stone down’ aan zijn negende CD toe. De dertien nummers op de CD zijn voornamelijk van de pen van Geoff zelf, er staan drie instrumentaaltjes op en verder covers van Tom Paxton (‘The losing part’), Neville Marcano (het calypsootje ‘Money is king’), Ed White (‘Nobody cares’) en Skip James (‘Look down the road’). Deze keuze van de covers geeft aan in welke hoek we Geoff’s muziek kunnen plaatsen: folk en blues. Zijn gitaarspel (akoestisch, slide, elektrisch) is uitstekend en is een typisch voorbeeld van de sympathieke fingerstyle picking, hij bespeelt ook nog bas, harmonica en drums en zingt met een voor zijn genre uitermate geschikte bariton. Op een aantal nummers is er hulp van anderen, zoals Miss Tess (zang op het fraaie ‘Blue moon on New Year’s Eve’), Howie Tarnower (mandoline), Jeff Stout op trompet (op het New Age instrumentaaltje ‘Song to a hawk’). Samenvattend: ‘Put the big Stone down’ is een uitstekende folk-blues CD van een onbekende meester in dit muziekgebied. Dank zij de invloeden van calypso, jazz en new-age is ‘Put the big Stone down’ ook nog leuk gevarieerd.
Fred Schmale
Artist:
Ian McFeron
Album:
Summer Nights
Label:
Independent
dinsdag 1 november 2011
Ian McFeron is een verrassend goede singer-songwriter uit Seattle, die met ‘Summer nights’ zijn zesde volledige CD sinds zijn debuut ‘Don’t look back’ (2003) aan ons presenteert. Ik had nog nooit van de man gehoord, noch van twee van zijn medespelers, Lisa Milner (vocals, fiddle, cello) en Micah Hulscher (piano, B3, Wurlitzer, Rhodes). De naam van de gitarist/producer, Doug Lancio, was mij bekend (Doug speelde bij John Hiatt en Patty Griffin), evenals de drummer Brad Pemberton (Ryan Adams) en bassist Billy Mercer (o.m. Todd Snider). Maar wat een geweldige CD is deze ‘Summer nights’, meer dan 53 minuten muziek van grote klasse, schitterende songs, een zeer opvallende en indringende stem waarvoor ik nog geen vergelijk heb gevonden (op één moment doet hij me aan Van Morrison denken, maar over het geheel genomen zeker niet), prima begeleiding van met name Lisa. De muziek is een aparte mengelmoes van blues, soul, jazz, pop, rock en folk, waarbij met name de ballads opvallen. Ian speelt akoestische gitaar en (in twee nummers) piano en met name in ‘My old lovers’ wordt zo ingetogen gespeeld door Ian op piano en Lisa op fiddle, dat je gewoon met open mond luistert, dit is echt Americana op zijn best. Andere uitspringende nummers zijn het jazzy ‘I’ll come knockin’’, ‘Summer nights’ plus de prachtige ballads ‘You’re still on my mind’’, ‘Come see me’, ‘The ballad of Florentino Ariza’ en ‘Streetlight serenade’ ‘Summer nights’ van Ian McFeron is een CD die je overweldigt en meeneemt in duistere verten. Het onderwerp van McFeron’s prachtige songs is de liefde en de bijbehorende relaties, waar veel goed is en ook veel mis gaat. Geen nieuw onderwerp, maar als je het doet als hij, ingebed in prachtige melodietjes en arrangementen, dan is het louter genieten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 33 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Edo Donkers
Album:
A Sense Of Home
Label:
Continental Europe
maandag 31 oktober 2011
Puike Americana komt uit de speakers bij het beluisteren van de tweede CD van de in Den Haag (1972) geboren Edo Donkers. In de jaren 80 viel hij voor de muziek en als puber schreef hij Engelstalige songs die hij in een enthousiaste volle schoolaula liet horen, tot genoegen van het publiek. In de jaren 90 is hij in Amsterdam, waar hij in CD-winkels werkt en actief is als cabaretier en stand-up comedian. Nadat hij zijn draai had gevonden in een milieu-organisatie komt een eerste eigen CD in beeld, ‘Warning signs’ (2007), waarvoor hij de liedjes in alle rust schrijft op een Grieks eiland. In verband met deze CD toert hij geruime tijd in het zuid-westen van de USA, hetgeen weer de inspiratie leverde voor deze tweede CD, ‘A sense of home’, die eind november 2010 het levenslicht zag. Edo geniet in zijn songs van de mooie landschappen die hij ziet, van het rijden op de ruime en vaak stille highways, de fraaie Amerikaanse luchten, de prettige afwisseling van een stad. De hoofinvulling is in het country-rock idioom, maar er zijn vleugen folk, blues en country te genieten. Edo heeft enorme steun aan een dijk van een band, met de broers Sanne en Koppe Koppeschaar op allerlei gitaren, Daan Baars op bas en Bert Schipper op drums. Op 10 van de 13 nummers doet Anna de Beus de prachtige harmonie-zang, in drie nummers gesteund door Jelka van Houten. Mike Roelofs heeft een belangrijke rol op orgel en keyboard in een aantal nummers, Gabriël Peeters en J. W. Roy zingen mee op resp. drie en één nummer. Edo Donkers verdient veel meer aandacht dan hij nu krijgt. Met ‘A sense of home’ bewijst hij in de Nederlandse Americana-top te horen. Ruim 53 minuten prachtige en mooi uitgebalanceerde muziek valt er te genieten op Edo’s nieuwe CD. Mooie variatie en prachtige begeleiding. Een supertalent.
Fred Schmale
Artist:
Bocephus King
Album:
Willie Dixon god Damn!
Label:
Tonix Records
zondag 30 oktober 2011
Na zeven jaar is er weer eens een nieuwe cd verschenen van Bocephus King, de schuilnaam van Jamie Perry uit het Canadese Vancouver. Hoewel hij dit vijfde album ‘Willie Dixon God Damn!’ (weinig vleiend?) naar de blueslegende vernoemde, heb ik op het album geen enkele muzikale verwantschap met hem kunnen ontdekken. Curieus, al kleeft er altijd al een ietwat ondoorgrondelijk imago aan deze, hier nogal onbekend gebleven, singer-songwriter. Daaraan moet vanaf nu maar eens een eind komen, want de plaat met dertien songs is het sublieme resultaat van een avontuurlijke, machtig mooie muzikale trip. Dertien volstrekt karakteristieke songs, waarin hij flarden uit pop, country, folk, blues, jazz, rock ‘n’ roll en wereldmuziek, op even toegankelijke als oorspronkelijke wijze laat versmelten. De fraaie melodieën, fantastische arrangementen, onconventionele ritmes en zijn nonchalant charmante stem – met de klankkleur en dictie van Joe Henry/Fred Eaglesmith – schetsen een groots en betoverend muzikaal landschap. Soms zijn het oosterse klanken, dan weer klinkt het Latijns Amerikaans, refereert het aan uigestrekte countryvlaktes, aan de broeierige bluesatmosfeer van de Mississippi- delta of aan oneindig eenzame snelwegen. Sfeer, sfeer en nog een sfeer. Bocephus King trok een flink aantal muzikanten aan, met een breed scala aan (vrijwel) akoestische instrumenten: drums, conga’s, percussie, akoestische- en elektrische bas, saxofoon, orgel, piano, harmonium, harmonica, pedal steel, viool, Weissenborn- elektrische gitaar en achtergrondzang. Zoveel creativiteit, inspiratie en muzikaliteit, het kon niet op. Een muzikaal zeldzaam mooi mozaïek.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 34 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eric Taylor
Album:
Live At The Red Shack
Label:
Blue Ruby
zondag 30 oktober 2011
Eric Taylor woont en werkt in Texas. Hij wordt door velen beschouwd als één van de grootste singersongwriters van deze tijd. Het is niet moeilijk om lovende uitspraken van anderen over hem te vinden. Steve Earle en Lyle Lovett noemen Eric als een grote inspiratiebron en loven zijn manier van zingen en spelen. Ook Joan Baez was vol lof over een samenwerking met Eric. Eric’s songs hebben een hoge poëtische waarde, zijn gitaarspel en kent een unieke eigen finger pickin’ stijl. In 1981 kwam zijn eerste LP uit, ‘Shameless love’, uitsluitend liedjes van Eric, met vocale hulp van zijn toenmalige partner Nanci Griffith. Pas 14 jaar later komt zijn tweede produkt op de markt, de cd ‘Eric Taylor’ met daarop schitterende songs als ‘Dean Moriarty’, ‘Prison movie’ en ‘Mission door’. En onder meer deze drie juwelen staan wederom op zijn zojuist verschenen schitterende CD, ‘Live at the red shack’, waarop o.m. Lyle Lovett en Eric’s ex Nanci Griffith te horen zijn. ‘The red shack’ is een studio, waarin de opnames zijn gemaakt met een door Eric zelf uitgenodigd twintigtal luisteraars. Op deze nieuwe CD staat ook een stralende versie van ‘Dollar Matinee’, ooit door Nanci gecoverd op haar debuutalbum. Andere artiesten die we op deze CD horen zijn Denice Franke, de sterk ondergewaardeerde prima singer-songwriter uit – alweer – Texas en Eric’s huidige partner Susan Lindfors Taylor (beide zang), de uitstekende (slide-)gitarist Marco Python Fecchio en percussionist James Gilmer. Een CD van Eric Taylor is altijd goed, met deze schitterende nieuweling brengt Eric weliswaar weinig nieuws over het voetlicht, maar de oppoetsbeurten van met name juwelen als ‘Texas, Texas’, ‘Mission door’, ‘Dollar matinee’ en ‘Dean Moriarty’ zijn dermate voortreffelijk dat iedere rechtgeaarde Americana-liefhebber direct tot aanschaf zou moeten overgaan. Dan is er nog een prachtig boekje met verantwoording van alle songs, teksten en foto’s. Eric is binnenkort in ons land, mis hem niet! Zie de Meet & Greet pages
Fred Schmale
Artist:
Marta
Album:
Rebel Baby
Label:
Wildflower
zaterdag 29 oktober 2011
Achter de naam Marta verschuilt zich de singer-songwriter Marta Pacek, geboren Poolse, maar opgegroeid in Canberra in Australië. Op haar 20e verlaat ze haar familie en trekt naar Melbourne om een studie Arts te gaan doen. Ze komt in contact met Mark Seymour van Hunters & Collectors en ze schrijft een paar liedjes met hem, die op haar debuut-EP verschijnen, later met nog vier songs aangevuld tot haar eerste volledige CD, simpelweg getiteld ‘Marta’ (2006). Sinds 2008 werkt en woont Marta in Toronto, Canada. Met ‘Rebel Baby’ (mei 2011) is de opvolger gereed. Marta’s muziek is een soort pop-folk met vrijwel uitsluitend mooi gearrangeerde ballads. De 11 eigen liedjes (drie daarvan samen met Canadees Neil Murchison) zijn opgenomen in New York City (4 nummers), in Lecco in Italië (ook 4 nummers) en de overige drie tracks in Toronto, Canada (de nummers met Murchison). Met de productie heeft Marta veel bemoeienis (uitgezonderd de NYC tracks), het arrangeren, een belangrijk onderdeel van de muziek op deze CD, is ook in haar handen. Er is een groot aantal medewerkers op de CD, zo is er per opnamesessie een drummer en een bassist. Voor de gitaristen ligt het wat ingewikkelder (Marta zelf speelt op vijf nummers akoestische gitaar) en verder zijn er bijdragen van keyboards, vibrafoon, banjo, viool, fluit en harmonica en zijn er zes verschillende vocalisten die Marta bijstaan, waaronder Justin Rutledge. Al met al een divers gebeuren. In haar teksten schrijft Marta over liefde (gevonden/verloren), angst, bedrog en wat dies meer zij. ‘Rebel Baby’ van de mooie Marta Pacek is een aardige CD. Ze zingt mooi, schrijft mooie en gevoelige ballads, die in mooie arrangementen worden gevat en de luisteraar tot rust brengt. Maar juist de eenvormigheid van haar muziek is de valkuil van Marta. Ik mis variatie, maar de muziek is ondanks dat gemis best prettig en mooi.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 35 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
JJ Grey & MOFRO
Album:
Brighter Days
Label:
Alligator Records
vrijdag 28 oktober 2011
Al vanaf begin jaren negentig volg ik trouw de muzikale voetsporen die de uit Jacksonville, Florida afkomstige liedjesschrijver en multi-instrumentalist JJ Grey achterlaat. Onder de naam MOFRO bracht hij de CD’s Blackwater (2001) en Lochloosa (2004) uit. Beide studioalbums laten een breed R&B, Blues, Soul en Southern rock sound horen. Niet voor niets haalden wij, ter gelegenheid van ons tien jarige jubileum, op het world wide web, band naar het Roots @ Roepaen Festival 2006. Daarna bracht JJ Grey & MOFRO nog een stel sublieme albums uit. Nederland liet echter de daarop volgende albums Country Ghetto (2007), Orange Blossoms (2008) en Georgia Warhorse (2010) hopeloos in de platenwinkels liggen. Zo kon het gebeuren dat JJ Grey & MOFRO de Benelux liet voor wat het is. Na het beluisteren van de CD en het aanschouwen van de DVD Brighter Days, snap daar eerlijk gezegd geen sodeju van. Wat een live act. Vanaf minuut één, in het liedje Country Getto, word de zeer amusante liveshow op scherp gezet. JJ Grey’s raspende stemgeluid ontroert en bedwelmd het publiek. Liedjes als War en Orange Blossoms staan er strakker op dan bijvoorbeeld de grootste wereldhits van The Free of Rare Earth, om maar eens een paar grootheden te noemen. JJ Grey verloochend zijn afkomst niet en weet dat perfect over te brengen. In het liedje Lochloosa verteld Grey over waar hij vandaan komt en hoezeer hij de omgeving waarin hij opgroeide nog steeds een warm hart toedraagt. “It’s a tribute to place where I live. May it stand like it is as long as I live. Hope they don’t tear it down” Dan spreekt hij de hoop uit “I don’t think so. Nobody wants to live that far out”. Niet alleen zijn er overeenkomsten wat betreft de naam (JJ) maar ook “The place where I live”, realiseer ik mij nu pas. JJ Grey & MOFRO is een unieke Amerikaanse liveshow sensatie die, met beetje fantasie, Nederland met het grootste gemak plat zou kunnen walsen met overweldigende live shows. Voor diegene die JJ Grey & MOFRO ondermeer op Roepaen aan het werk gezien hebben, kan ik alleen maar melden dat men nu op eredivisie niveau acteert en musiceert. Weer zo’n plaatje die je eind van dit jaar zult tegenkomen op diverse jaarlijsten.
Jan Janssen
Artist:
Zoe Muth & The Lost High Rollers
Album:
Starlight Hotel
Label:
Signature Sound
donderdag 27 oktober 2011
Seattle is niet de stad waaraan je denkt als je een lekker countrydeuntje hoort. De lekkere countrydeuntjes zijn Zoe Muth’s handelsmerk en ze komt wel degelijk uit Seattle. Toen ik haar afgelopen maart in Austin hoorde tijdens SXSW was ik behoorlijk onder de indruk, met name omtrent de frisse uitstraling van de jonge Zoe, die honky tonkt als geen ander. Ze speelde een set met haar band, The Lost High Rollers, waarin gitarist/dobroïst/pedal steeler Dave Harmanson en mandolinist Ethan Lawton een prominente rol hebben, met verder Mike McDermott (bas) en Greg Nies (drums, keyboards). We horen deze band ook op de onlangs verschenen CD ‘Starlight Hotel’, Dave en Ethan zijn de enige leden van de band die ook op de debuut-CD van Zoe zijn te horen, hoewel ook Nies op de eersteling in één nummer mee doet. De teksten van Zoe’s liedjes geven een indruk van het leven van alledag, waarin leuke en minder leuke kanten zijn te ontdekken. Neem bijvoorbeeld de vrolijke opener van haar nieuwe CD, ‘I’ll be gone’, waarop Billy Joe Huels op trompet ‘Ring of Fire’ in gedachten brengt: ‘Well I’ve been gone, I’ve been gone for far too long and the next time I leave you’d better believe I’m taking you with me. ‘Cause the road that I’m on, Lord it is wide and it is long, darling you’re the one that I want to accompany me’. Liefde en relaties, dus.. In ‘Starlight Hotel’ speelt een hotel uit Seattle met die naam een hoofdrol: ‘Now he’s down there, living in the Starlight Hotel. He leaves his blinds open at night so all the World can tell no amount of joy and love in our younger days can make up for that one last lost love that would not stay’. Met haar twee CD’s tot dusver heeft Zoe een uitstekend visitekaartje afgegeven. Haar stiel is gevoelige en fijne country. Ze wordt bij haar streven geholpen door een uitstekende band. Mooier dan dit heeft ‘echte’ country al geruime tijd niet meer geklonken. En dan schrijft ze liedjes met titels als ‘You only believe me when I’m lying’ (CD1) en ‘If I can’t trust you with a quarter how can I trust you with my heart’. Heerlijk! Ga ervoor!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 36 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Startled Memory
Album:
The Startled Memory
Label:
Independent
woensdag 26 oktober 2011
Zo mooi als de beste electronicaplaat van dit moment, Dedication van Zomby, is The Startled Memory niet. Maar het scheelt niet veel. Anderzijds, in technisch opzicht (compositie en uitvoering) is The Startled Memory Zomby wel de baas. Maar zoals u weet hoeft dat voor de beleving van schoonheid niets – of niet zoveel – te betekenen. De instrumentale muziek van The Startled Memory bestaat uit loops, ijle synthesizerklanken, bassen, golvende gitaren, merkwaardige drumpatronen en allerhande samples. Vooral die drumpatronen zijn opmerkelijk. Ze klinken alsof een van elastiek gemaakte drummer ’s morgens om vijf uur na een nacht vol van wein, weib und gesang met veel moeite nog een stuk of wat trommels en toms tot leven probeert te wekken. Aanvankelijk lijkt dat het zwakke punt van The Startled Memory, de plaat maakt een rommelige indruk. Na een paar keer luisteren, verdwijnt de ogenschijnlijke slordigheid. De zeventien stukken blijken meer melodie te bevatten dan voor mogelijk werd gehouden. Eerst ontdek je het ritme in een compositie, daarna de boeiende patronen. De algehele klankkleur wekt vervolgens een gevoel van rust en weemoed. Dat laatste kan voor een enkele luisteraar ook als een tekortkoming gelden, de plaat is wat stemmig van karakter en kent weinig verrassingen. Voor wie nu en dan op wil kijken is het onlangs verschenen Grimoire van Kreng aan te bevelen. Het is tijd om een aap uit een mouw te laten komen. Immers, inmiddels vraagt u zich misschien af wat deze recensie op deze site doet? Want dat het een vreemde eend in de bijt is, dat staat nu wel vast. The Startled Memory is het project van Dave DeCastro, de bassist van Steve Wynn die ook speelde en speelt met Amy Rigby en Marty Wilson-Piper (van The Church). The Startled Memory is ook een proeve van veelzijdig vakmanschap en visie zoals je die niet vaak hoort.
Wim Boluijt Artist:
The Lost Pines
Album:
Sweet Honey
Label:
Independent
dinsdag 25 oktober 2011
Singer-songwriter/banjoïst Christian Ward uit Asheville (North Caroline) was met een zak vol door de nabije Appalachians geïnspireerde songs naar Austin getrokken. Daar ontmoette hij bij een ‘Backyard picking event’ in South Austin in 2007 collega Talia Sekons. Beider stemmen klikten goed en de rootsband ‘The Lost Pines’ werd geboren. Derde persoon werd de voormalige koordirigent Marc Lionetti, die bij de band met name de leadgitarist is. Midden 2008 verscheen in eigen beheer de eersteling, ‘Middle Of The Morning’. Op deze CD zijn bassist (staande bas) Cody Purr en fiddler Thomas McGregor de overige bandleden. Zoals ze zelf stellen maken ze old-timey Americana met zware bluegrass, country, blues en folk invloeden. Dat is een prima omschrijving, al is de bluegrass-invloed zeer overheersend. En nu is er de opvolger, ‘Sweet honey’. De (staande) bas is nu in handen van Brian Durkin, er is een mandoline toegevoegd (Alex Rueb) en de fiddlers zijn afwisselend Shawn Dean (6 van de 14 nummers) en John Kemppainen (overige 8). De liedjes zijn allemaal zelf gepend, Christian en Talia, die overigens inmiddels is getrouwd en nu Bryce heet, ieder 7. Voor de productie tekenen de bandleden zelf, maar met hulp van geweldenaar Lloyd Maines, die twee nummers met zijn fraaie dobrospel injecteert. Verdere hulp komt van Jerry Hagins op banjo (één nummer), Kelly Dickens (bas vocalen op drie nummers) en Jenn Miori (harmony vocals op één nummer). Van de bandleden zingen Talia en Christian de lead-partijen en doet Lionetti harmony vocalen (ook Tania doet dit overigens). Het is lang geleden dat ik zo’n mooi uitgebalanceerde bluegrass-CD heb gehoord, de groep is imposant gegroeid in de afgelopen jaren naar een volwassen geluid. De songs zijn prachtig, de zang geweldig en het samenspel imposant. Bluegrass op tempo (hoogtepunt is ‘Out of the rain’ met een schitterende bridge erin, maar ook de titeltrack mag er zijn), met cajun-invloeden (het prachtige ‘Harvest moon’), in ‘old-time’ stijl (‘Big ol’ pockets’ en ‘Harm’s lovin’ way’), in folkstijl (‘Only a flower’ met de mooiste samenzang van de CD) of gewoon recht-toe-recht-aan bluegrass.. Kortom, dit is bluegrass op zijn best. Austin telt ook op dit gebied mee dank zij deze uitstekende formatie. Wat heb ik genoten, vele draaibeurten achtereen. Als je nog geen bluegrassfan bent moet je gaan luisteren naar deze ‘Sweet Honey’ van The Lost Pines. Mijn welgemeende complimenten!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 37 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Susan Wylde
Album:
In The Light
Label:
Sun, Moon & Stars
maandag 24 oktober 2011
Uit Canada komt deze bluesdame Susan Wylde, die met ‘In the light’ aan haar derde CD onder haar eigen naam toe is. Susan heeft op deze CD met name de muziek van B. B. King als inspiratiebron genomen. De 12 nummers met 48 minuten speelduur op de CD zijn deels van haar eigen hand (vijf stuks) en deels covers van meer of minder bekende blues-standards. Zo passeren het overbekende ‘Nobody knows you when you’re down and out’ en het misschien nog meer bekende ‘Georgia on my mind’, zowaar een lekkere versie van John D. Loudermilk’s ‘Turn me on’ en een leuke versie van de B. B. King klassieker ‘The thrill is gone’ (geschreven door Lew Brown en Ray Henderson) naast een apart eigen nummer als “Lovely Push-up bra’ (opgedragen aan Jeff Healey, geen idee waarom) en een verrukkelijke ballad ‘I can’t tell New Orleans goodbye’ (door Susan opgedragen aan de bevolking van deze stad). Susan zingt prachtig en speelt piano (op haar derde had ze al piano-les), de schitterende gitaarsolo’s zijn van mede-producer (met Susan) Jack deKeyzer (bespeur ik alweer Dutch roots?) en Pete Schmidt. Orgel, sax, trompet spelen een belangrijke rol in de begeleiding, en daarnaast horen we uiteraard bas en drums. Achtergrondvocalen worden verzorgd door Jasmine Bailey. ‘In the light’ is een verrassend leuke softblues-CD van een goede zangeres. Er wordt prachtig gemusiceerd, Susan’s stem is helemaal goed voor dit genre. Geen hemelbestormende nieuwlichterij, maar gewoon rechtdoor-zee. Een CD die op alle momenten van de dag kan worden gespeeld en altijd lekker klinkt.
Fred Schmale Artist:
Rod Picott
Album:
Welding Burns
Label:
Welding Rod Music
zondag 23 oktober 2011
Welding Rod is de vijfde solo-CD sinds zijn geweldige debuut 'Tiger Tom's blues' (2000) van Rod Picott, de man uit Maine die werkt vanuit Nashville. Het is de opvolger van 'Summerbirds' uit 2007. En bij het beluisteren van deze nieuweling moet worden gezegd: hij wordt elke CD weer een beetje beter. Zijn liedjes zijn geweldig, hij weet als geen ander een gevoelige tekst bij een pakkend melodietje te schrijven. 'Welding Burns' heeft een concept: werk en verlies. Zijn songwriting heroes Steve Earle en Bruce Springsteen schrijven niet meer over zulke onderwerpen, Rod vindt een hernieuwde aandacht op zijn plaats. Over werken gaat de titeltrack 'Welding burns' (Rod's vader was eerst bij de marine en werd later 'welder', een lasser dus) en 'Sheetrock hanger' (dat is een persoon die muren en plafonds voorziet van een bedekking van allerlei aard, een baantje dat Rod zelf enige tijd heeft gehad). Er zijn enkele liedjes over het werkloos worden, zonder een politieke achtergrond overigens: in 'Rust belt fields' vertelt Rod over de verdwenen industrieën in het midden van de USA en alle ellende die dat voor de bevolking betekende. In '410' gaat het over een pistool, dat in handen van een radeloze werkloze man een groot gevaar kan zijn. Maar er zijn ook liedjes over verlangen en vergeven, met name binnen de familiesfeer, van ouders naar kinderen en andersom. 'Your father's tattoo' is geschreven voor een vriend, die problemen had met het haantjesgedrag van zijn (daarvoor in zijn ogen te) oude vader: 'Relativeer toch wat, man, die tatoeage was er al voordat jij er was'. Rod heeft een ijzersterk groepje begeleiders op de CD: Will Kimbrough (gitaar), Paul Slivka (bas), Paul Griffith of Tommy Perkinson (drums), David Henry (keyboards) en Amanda Shires (fiddle, zang). Zelf speelt hij behalve gitaar ook een beetje piano en beroert hij een Wurlitzer. 'Welding' burns' is het vijfde juweel van Rod, nog mooier glanzend dan zijn voorgaande juwelen. Wat een prachtige verzameling liedjes, wat een variatie en een uitstraling. Heel prachtig, Rod. Rod toert in september door ons land, kijk op www.rodplcott.com voor de
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 38 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rob Larkin
Album:
Dogwood Roots
Label:
Independent
zaterdag 22 oktober 2011
Voor mij een volkomende onbekende, deze Rob Larkin uit Los Angeles, Californië. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dit zijn eerste solo-CD. Voordat hij met deze CD op de proppen kwam was Larkin actief in een tweetal rockbands in LA, ‘Greenhouse’ en ‘The Getup’, die een mix van blues-rock, funk en soul brachten. In deze laatste band zat ook Rob’s maatje Will Segar, die we op deze CD horen op piano, orgel, fender rhodes en harmonievocalen. ‘Dogwood Roots’ is een mooie mix van Americana, blues, rock en soul en doet op vele momenten sterk denken aan het vroege werk van Bobby Charles, de geweldenaar uit Louisiana. Mooie ballads als ‘LA’, ‘Sister soul’, ‘April’ en vooral mijn favoriet ‘One rise up’ met mooie piano (Segar)- en orgel (Hammond B3, Justin Avery) partijen en ingetogen soli op de elektrische gitaar (Larkin zelf) worden afgewisseld met wat vlotter werk, zoals het midtempo-soulnummers ‘In too deep’, ‘Still here’ en ‘It spills out’ en de prachtige opener, ‘Dogwood’, een rocker met een zeer lieflijke opening. ‘Dogwood’ heeft inmiddels de aandacht getrokken in LA, het won de ‘Show me the music’ songwriting contest in de categorie ‘Americana’ en is genomineerd voor de ‘Best Americana Song’ van de Hollywood Music in Media Awards (ergens in november). De afsluiter ‘Taking me home’ is een bluesrock nummer met een mooie rol voor de harmonica van Ken Frizzelle. ‘Dogwood roots’ is een sfeervolle CD met een eigen invulling van Americana door nieuwkomer Rob Larkin. Rob heeft niet een opvallende zangstem, maar wel zeer passend bij zijn muzikale invallen. Mooi spel op gitaar, piano en orgel, prima liedjes. Deze CD gaat zijn weg wel vinden, daarvoor is hij gewoon goed genoeg.
Fred Schmale
Artist:
Ray Bonneville
Album:
Bad Man's Blood
Label:
Red House Records
vrijdag 21 oktober 2011
Altijd weer fijn als de Canadese Amerikaan Ray Bonneville weer een nieuwe plaat heeft gemaakt. De man, die kenners soms in één zucht noemen met Eric Clapton, Mark Knopfler Tony Joe White en JJ Cale, levert met zijn zevende release CD “Bad Man’s Blood” opnieuw een soepel en lekker klinkende plaatje af. Centraal daarin staat natuurlijk ook zijn gebronsde warme baritonstem. “Almost Naked” was trouwens ook een mooie titel geweest, als je het mij vraagt. Samen met Gurf Morlix, Mike Meadows en Dexter Payne duikt de veteraan in zijn vertrouwde soms wat psychedelische aandoende Mississippi Delta Blues geluid. In totaal elf songs kronkelen en wurmen zich, in amper veertig minuten, langs je heen. Bonneville’s voorspelbare kwaliteitsmuziek heeft diepgang. Dat bewijst hij o.a. met liedjes als ‘Good Times’ en ‘Blonde Of Mine’, dat in Dobro versie ook terug te vinden is op Bonneville’s CD “Solid Ground” uit 1996. ‘River John’ is een ode aan een vriend. Bonneville ziet zijn schim vanaf de oevers van de Mississippi herrijzen en vraagt zich af waarom? Donkerder als in ‘Cross And Flowers’ wordt het op deze plaat niet. Bonneville laat zich inspireren door gebeurtenissen waarin silhouetten de hoofdrol spelen. ‘Night Walker’ en Darlin' (Put Your Suitcase Down) zijn daar een paar uitstekende voorbeelden van. Deze Canadese Amerikaan klinkt alles behalve dan bevlogen op “Bad Man’s Blood”. De kracht van deze plaat zit ‘m in de herhaling. Deze droge spanning, die gaande weg zeiknat gaat aanvoelen, gedijd goed tijdens een mooie zwoele zomeravond. Kortom echt weer een plaat voor liefhebbers die maar niet genoeg kunnen krijgen van steen goede zweterige muziek.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 39 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Nick Lowe
Album:
The Old Magic
Label:
Proper
donderdag 20 oktober 2011
Na het tegenvallende album At Your Age uit 2007, geeft de Britse bard en songschrijver Nick Lowe aan zijn repertoire een magnifiek vervolg met The Old Magic, zijn dertiende studioalbum. Sinds hij met de kleine klassieker The Impossible Bird uit 1994 stilistisch zo goed als brak met het fabriceren van luchtige pubrock en - pop, heeft hij zich gaandeweg toegelegd op het croonen van sfeerrijke ‘late avond’ liedjes in de categorie van de lichte popmuziek. Let wel, geen Andy Williams of ander nepgedoe is er op The Old Magic aanwezig, maar echte, eerlijke songs met heldere, ironische teksten die hij met zijn mooie tenor, goed articulerend en een beetje schalks ten gehore brengt. Elf liedjes – met daaronder een cover van Elvis Costello en Tom T Hall –die een zinnelijk ontspannen sfeertje oproepen en die willen verleiden tot een lichtvoetig pas de deux. Het is chill muziek voor ouderen of voor vroegoude jongeren, hoewel Lowe’s liedjes telkens een zweempje ondeugendheid bevat, die raakt aan de nostalgisch stemmende magie van oude rock ‘n’ roll. Daarom is That Old Magic een perfect gekozen albumtitel, die de lading volledig dekt. Sinds jaar en dag laat Lowe zich begeleiden door zijn even vertrouwde als uitmuntende muziekkameraden, met drummer Robert Treherne, organist/pianist Geraint Watkins en gitarist Steve Donnelly. Gastbijdragen zijn er eveneens van o.a. Paul Carrack, Ron Sexsmith en Jimmie Vaughan. Gordijnen dicht, kaarsje, glazen vol, lekker hapje en de heerlijke muziekjes van heer Lowe: ik kan er heel fijntjes mee uit de voeten.
Huub Thomassen Artist:
New Mystery Girl
Album:
Twist City
Label:
Independent
woensdag 19 oktober 2011
Achter het pseudoniem New Mystery Girl gaat de Austinse singer-songwriter Crissy Flatt schuil. Crissy is een geboren en getogen (Waco, San Antonio) Texaanse, die haar hele leven controversieel heeft willen zijn, een lastige middelbare scholier met veel punk-neigingen (wel een lieve punk, zegt zij nu zelf). Toen haar lieve zwarte kat overleed (Crissy was toen 27) pakte ze haar gitaar op en schreef ze haar eerste liedje, hoewel muziek wel haar hele leven belangrijk was geweest. Haar debuutCD in 2002 had wortels in de klassieke country-muziek, de opvolger in 2004 (‘Walk with kings’) citeert 60-jaren pop en rock. Op beide CD’s zijn Eric Hisaw en Ron Flynt prominent aanwezig, alsmede cellist Brian Standefer. Na een stilte van zeven jaar is Crissy terug, als New Mystery Girl, met een nieuwe collectie rockers en ballads. Het vijvertje van Crissy is deels dat van Eilen Jewel, maar Crissy vult anders in. Geen country-uitstapjes, wel een mooie drive van (net als bij de eerdere CD’s) Austinites Flynt (bas, B3, wurlitzer, tambourine, achtergrondvocalen) en Hisaw (gitaren) en vier verschillende drummers, waarvan Lisa Pankratz (7 nummers) en Freddie Krc (3 stuks) de belangrijkste invulling hebben. Ook Standefer is in drie nummers te horen. Zangeres Eve Monsees steunt op voortreffelijke wijze in zeven nummers. Alle twaalf liedjes zijn van Crissy zelf, evenals de uitstekende arrangementen. De mooiste nummers zijn het vlotte ‘Sally’s rumble’ en de opener ‘Drop dead gorgeous’, ook een lekker huppelend nummer. In de vlotte nummers is Crissy het best thuis, in de ballads heeft ze een beetje moeite met de zuiverheid. Geen probleem overigens, de eerlijkheid van haar muziek zorgt voor een fijne luisterervaring. ‘Twist city’ is een eerlijke en prettig rockende CD van een herrezen singer-songwriter. Eric Hisaw is een perfecte keuze voor begeleiding en productie. En alleen voor het heerlijke ‘Sally’s rumble’ is de aanschaf al de moeite waard.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 40 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Merle Haggard
Album:
Working In Tennessee
Label:
Vanguard Records
dinsdag 18 oktober 2011
Over Merle Haggard hoeven we niet veel te vertellen ter introductie. In principe weten we alles omtrent zijn getroebleerde jeugd (zijn vader overleed onverwacht toen Merle 9 was) gelardeerd met onvrijwillige visites aan gevangenissen (de laatste was van 1957-1960, in San Quentin) en zijn herrijzenis dank zij de muziek. Tientallen LP’s en CD’s zijn er sinds 1965 van Haggard verschenen met daarop vele prachtige eigen songs, die verhalen over het (harde) leven van alledag zoals ‘Working man blues’ (1969), ‘Sing me back home’, ‘Mama tried’ (het excuus van een slecht functionerende zoon aan de hardwerkende moeder) en het niet onomstreden ‘Okie from Muskogee’, waarin hij zich afzet tegen de links-politieke meningen. Er waren ook prachtige tribute-albums voor zijn muzikale helden Bob Wills, Jimmie Rodgers en Lefty Frizzell. Maar hoe je ook over zijn teksten dacht, zijn muziek was direct en eerlijk en had een hoog autobiografisch karakter. In de jaren 70 sluit hij zich aan bij de Outlaw Country beweging van met name Willie Nelson en Waylon Jennings en maakt hij muziek die met name veel verwantschap heeft met de laatstgenoemde. Zijn tot dusver laatste album verscheen in 2007, in 2008 werd longkanker bij hem geconstateerd en is een deel van een long verwijderd. Na zijn herstelperiode, die een jaar of drie in beslag nam is Hag terug met een kenmerkend album met daarop twee covers en negen eigen songs, waaronder zijn ‘Working man blues’ (die hij samen met Willie Nelson en zijn zoon Ben brengt) maar ook een flink aantal nieuwelingen, waarvan hij er één samen met zijn dochter Jenessa schreef (het prachtige en gevoelige ‘Sometimes I dream’) en drie met zijn vierde (?) vrouw Theresa (sinds 1983, dat wel), waarmee hij ook de klassieker ‘Jackson’ zingt, de afsluiter van de CD en het enige nummer dat van mij achterwege had mogen blijven. De rest is o, zo herkenbaar en gewoon prachtig, ook de cover van ‘Cocaine blues’, een nummer dat we met name kennen van Johnny Cash. De begeleiding is – als altijd – in handen van zijn vaste begeleidingsband ‘The Strangers’ en die jongens zijn gewoon goed. Merle Haggard is terug uit een diep dal en hoe! Op zijn 74e klinkt en schrijft hij als een 40-jarige en swingt hij de pan uit. Van de opener in Western Swing Style ‘Working in Tennessee’ tot en met de nieuwe versie van ‘Working man blues’ is het optimaal genieten. Jammer van ‘Jackson’, maar je gunt zo’n man toch gewoon een klein missertje. Lang leve Merle Haggard!
Fred Schmale
Artist:
Jimmie Vaughan
Album:
More Blues Ballads And Favorites
Label:
Proper
zondag 16 oktober 2011
Jimmie Vaughan is de oudere broer van de in 1990 op 35jarige leeftijd bij een helicoptercrash om het leven gekomen wereldster Stevie Ray Vaughan. Jimmie maakte deel uit van de bekende ‘Fabulous Thunderbirds’, waarmee hij tussen 1979 en 1989 een zevental albums opnam. Na het succes van ‘Plays blues, ballads & favorites’ (2010, zijn vijfde soloCD) is er nu ‘Plays more blues, ballads & favorites’. Op de CD is een belangrijke rol ingeruimd voor zangeres Lou Ann Barton. Net als de voorganger horen we muziek in een stijl die ergens tussen Fats Domino en vooral Jimmy Reed een 16tal nummers met een totale speelduur van net 54 minuten. De nummers zijn weer afkomstig uit de wereld van blues, rhythm && Blues en Rock ’n Roll. We horen weer een aantal prachtige arrangementen met hoofdrollen voor gitaar en saxofoon. Wie er meespelen, ik zou het niet weten. Mijn advance copy geeft alleen de titels en de vermelding van het meezingen (vier nummers, waaronder de live opgenomen afsluiter ‘Shake a hand’) van Lou Ann Barton, hetgeen absoluut een meerwaarde is. Prachtige duetvocalen, zoals in ‘Breaking up is hard to do’ en ‘I’m in the mood for you’. Jimmie tekent zelf ongetwijfeld voor de nodige gitaarsolo’s. Met ‘Plays more blues, ballads & Favorites’ levert Jimmie Vaughan wederom een lekkere rootsCD af die het goed zal doen op gezellige feestjes en partijtjes en ook als achtergrond bruikbaar is in winkels e.d. Een mooie zoektocht in de American Roots Music door een duidelijk geïnspireerde Amerikaanse blanke bluesjongen.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 41 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Healing Sixes
Album:
Blue Jay
Label:
Independent
zaterdag 15 oktober 2011
Dreamteam van het Real Roots Café laat ook wel eens steken vallen. Gelukkig zijn wij ook weer zo dat ruiterlijk toe te geven. In het geval van het vierde CD, van de uit Indianapolis afkomstige Healing Sixes “Blue Jay” (2010) was het niet omdat we onstuimige hardrock niet goed konden kwalificeren, maar meer omdat er vaak zoveel tegelijk binnenkomt. Als je opgegroeid bent met muziek van Led Zeppelin, Deep Purple, The Black Crowes etc. en je die nog steeds keigoed vind dan is misschien iets om deze plaat eens grondig onder de loep te nemen. Een kleine waarschuwing gaat daar echter aan vooraf. De opener ‘Bluejay On The Wrenhouse” zet je compleet op het verkeerde been. Dit Southern roots akoestische kunststukje is meteen de vreemde eend in de bijt. Het masker gaat af in het daaropvolgende nummer ‘Fine Time’. Niemand minder dan Joe Bonamassa soleert in dit bombastische power rock nummer. De voormalige begeleidingsband van Jason Bonham beukt, dreunt en bonkt in nummers als ‘Move On’ en ‘Walked Away’. De rhythm sectie bestaande uit Jeff Stone op bas en Wade Parish drums staan centraal op “Blue Jay”. Het stemgeluid van Doug Henthorn doet soms denken aan een Ronny James Dio, David Coverdale en ja soms zelfs aan een Chris Robinson (You Want It?). Dit laatste zegt wat mij betreft iets over het muzikale evenwicht van deze plaat. Die is niet altijd even vet, naar mijn smaak. Zo sluit de band af met het liedje ‘End Of Always’. De strijkers en Henthorn’s stem in dat liedjes laat je achter met vragen. Geeft het een plaats, zou ik zeggen. Daarna zal je namelijk vaststellen dat het verdraait lang geleden is dat een band zo live geklonken heeft als de Healing Sixes dit doen op “Blue Jay”.
Jan Janssen Artist:
Ana Egge
Album:
Bad Blood
Label:
Ammal Records
vrijdag 14 oktober 2011
Een titel als Bad Blood, zou ik tevoren eerder met een gothic/metalband in verband brengen, dan met een album van de gewoonlijk zo lieflijk voor de dagkomende New Yorkse singer-songwriter Ana Egge. Maar de bijzondere reden is, dat de hele plaat in het teken staat van geesteszieke familieleden en dan is zo’n naam niet zo vreemd. Vanwege de enorme persoonlijke impact en het navenant geringe sociale begrip, was er bij Ana Egge een stijgende behoefte, daar liedjes over te schrijven. ´Het is moeilijk mijn ervaringen te delen met mensen die daarmee geen directe betrokkenheid hebben´, verklaarde ze in een interview. De open en directe manier waarop ze dit delicate onderwerp in haar songteksten heeft verwerkt, verdient veel waardering. Je voelt met haar mee, wanneer ze haar worsteling met een mix aan gevoelens van verdriet, compassie en de onbereikbaarheid van die ander, zo persoonlijk verwoordt. Voor de arrangementen en productie riep Egge de hulp in van Steve Earle. Hij was het die aan de songs een donkere, dreigende sfeer meegaf. Hij creëerde voor de temporijke songs een korrelige, pakkende folkrocksound met scherpe, schurende gitaren, driftig pulserende bas en strak hakkende drums. Was de snelheid lager, dan bracht hij met (aanvullende) instrumenten als violen, akoestische gitaar, dobro, mandoline, piano, accordeon en percussie (brushes) mooie, extra sfeeraccenten aan. Ana Egge heeft een mooi, melancholiek, maar enigszins beperkt stemgeluid, dat bij een aantal nummers versterking kreeg van Earle en zijn vrouw Allison Moorer. Dit zevende album, dat opgenomen werd in de studio van Levon Helm in Woodstock, is geen gemakkelijk te verteren kost. Maar met elke draaibeurt dringt de verborgen pracht van Bad Blood steeds meer door. ‘Depressing feel good music’, las ik ergens. De spijker op de kop.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 42 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Delta Saints
Album:
The Delta Saints
Label:
Dixiefrog Records
vrijdag 14 oktober 2011
Je komt het niet vaak tegen dat een bandje uit Nashville super strakke eigentijdse Southern Rock, Blues en Funk van de bühne smijt. The Delta Saints, bestaande uit Ben Ringel (zang en Dobro), Benjamin Azzi (drums), David Supica (bas), Greg Hommert (mondharmonica), Dylan Fitch (gitaren), doen dit als doorgewinterde veteranen. Het geluid van deze goed geboetseerde band doet in de verte herinneren aan vervlogen tijden waarin grote bands als Led Zeppelin, The Allman Brothers, later The Black Crowes en nog even iets later Sixteen Horsepower triomfeerden. Plaats ik deze unieke groove in het heden dan moet ik onherroepelijk denken het John Butler Trio. Zeker in de opener ‘A bird called Angola’ en het slotstuk ‘Train song’ komt ik daarop uit. Andere hoogtepunten zijn ‘Company of thieves’ en het daarop volgende ‘Steppin'’. Beide songs zouden productioneel technisch eigenlijk zo de hitlijsten binnen kunnen komen. In het midden van de plaat dut ik even in. Pas bij track acht herpakt zich de spanning weer met meeslepende songs als ‘Callin' me home’ en ‘Swamp groove’. Binnenkort staan The Delta Saints op het Duitse Crossroads Festival, dat op 19 oktober a.s. plaatsvindt in Bonn. Het legendarische muziekprogramma RockPalast maken daar opnamen van. Houd het uitzendschema in de gaten want zo vaak gebeurd het niet dat je op TV live getuigen bent van doorbrekende artiesten. Dit laatste zijn The Delta Saints zeer gegund.
Jan Janssen
Artist:
Good Luck Mountain
Album:
Good Luck Mountain
Label:
259 Records
donderdag 13 oktober 2011
Good Luck Mountain is het nieuwe project van Mike Ferrio. Begin 2008 kwam er abrupt een einde aan zijn band Tandy, waarin hij sinds 1997 actief was. Directe aanleiding was het plotselinge overlijden van multiinstrumentalist Drew Glackin, aan wie dit titelloze album is opgedragen. Leverde de alternatieve, weemoedige folkrock van Tandy een aantal indrukmakende cd’s op, de negen hier aanwezige songs over leven en dood doen dat misschien nog wel meer. De diep doortrokken melancholie door de aard van het onderwerp en de buitengewoon sensitieve instrumentale vormgeving, laten bepaald niet onberoerd. Tegelijkertijd geniet ik enorm van de uitzonderlijk vitale mengeling van folk, soul, rock en van de ruimtelijke atmosfeer, die de vrij ongebruikelijke structuur van de songs à la Tandy (geen couplet – refrein – brug – couplet – etc.) aankleeft. Een grote groep gastmuzikanten uit New York, met een heel arsenaal aan merendeels akoestische instrumenten (drums, bas, orgels, trombone, trompet, violen, akoestische gitaren, mandoline, harp, synthesizers), droeg bij aan onmiddellijk opkomend kippenvel. Enkele voorbeelden ter illustratie in deze: de intens meerstemmig gezongen soul in Heaven In The Haze, het langzaam indringende trompetgeluid in Requiem For Andrew, de zachtjes aanzwellende violen in The Perfect Circle en de vertwijfeld haperende mondharmonica in More Than A Feeling, elke song gaat emotioneel door merg en been. Good Luck Mountain is een prachtige ode aan een overleden vriend en collega. Om stil van te worden.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 43 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Anna Coogan
Album:
The Wasted Ocean
Label:
Independent
woensdag 12 oktober 2011
Vorig jaar kreeg Anna Coogan’s eerste soloplaat The Nocturnal Among Us terecht de nodige bijval. Een allesbehalve vrolijk stemmend album trouwens, want opgedragen aan een jongen die een eind aan zijn leven maakte. Als kind was die namelijk door hun kajakcoach – net als andere jongens – stelselmatig seksueel misbruikt. Door dit tragische voorval vernam ze toen pas voor het eerst van deze nachtmerrie, die zich constant tijdens trainingskampen had afgespeeld. Ter verwerking van dit schokkende nieuws, schreef ze er aangrijpende songs over. Een nieuwe reeks imponerende songs staan er op The Wasted Ocean. Wederom een min of meer thematisch en behoorlijk melancholiek album, dat zijn oorsprong – drie jaar geleden – kreeg tijdens een studieproject biologie in Alaska. Na de dagelijkse observaties van de zalmpopulatie in de oceaan, werden er ’s avonds maritieme kampvuurliedjes gezongen. Hoewel daarmee opgegroeid in New England, kon ze er niet één zelf bedenken, reden alsnog de ouderlijke platencollectie met traditionele folksongs door te spitten. Daartoe extra geïnspireerd zette ze zich begin 2010, thuis in Seattle, aan het schrijven van metaforische zeemansliedjes over pijn, afscheid, isolement, verlossing en liefdeshunkering. Het resultaat mag er zijn: tien eenvoudige, uiterst fragiele, zacht wiegende, intieme liedjes. Lichtjes gebaseerd op traditionele folksongmelodieën en beeldschoon omlijst door tal van virtuoze muzikanten op drums, e- en a- gitaar, bas, Hammondorgel, banjo, dobro, mandoline en zangharmonieën. Wat een zeldzaam mooie stem heeft deze gesjeesde operastudente en wat is de samenzang met Edie Carey ongeëvenaard mooi. Wat een groots songschrijverschap toont ze en hoe weergaloos is de bewerking van de Phil Och’s song Crucifixion. Tja, voor dit met giften en songadopties tot stand gekomen album zal ze, bij liefhebbers van het genre, opnieuw veel handen op elkaar krijgen. Op 16 oktober a.s. is ze, samen met andere droefgeestige nachtegalen als Chris Pureka, Ana Egge en Frazey Ford, op het Roepaenfestival te bewonderen.
Huub Thomassen
Artist:
Derby
Album:
Madeline
Label:
Independent
dinsdag 11 oktober 2011
Derby is een vijfkoppig bandje uit Portland, Oregon, dat twee cd’s This Is The New You (’05) en Posters Fade (‘09) op hun naam heeft staan. Nota bene met de e.p. Madeline weten ze voor het eerst mijn aandacht te trekken. Ten volle, want het schijfje telt zes ongecompliceerde poprock liedjes die werkelijk uitblinken door hoogtoegankelijke melodieën, uiterst aanstekelijke zangharmonieën en – op één akoestische uitzondering na – gestoken in verrukkelijke power- poprock jasjes. De stevige, transparante gitaarsound, donkere, soepele bastonen, lekker losse en soms logge drums, weergaloos mooie zangharmonieën en de puike productie, zetten je lijf subiet in beweging. Popinvloeden uit de jaren zestig en zeventig, West Coast undergroundrock uit de hippietijd en elementen uit eigentijdse altcountryrock, heeft de band vloeiend en magnifiek versmolten tot onweerstaanbare en karaktervolle midtempo liedjes. Die smaken heel erg naar meer. Reden genoeg dus hun vorige albums te gaan checken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 44 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Daniel Glen Timms
Album:
Life's An Illusion
Label:
Blue Earth Records
maandag 10 oktober 2011
Daniel Glen Timms is geboren in Louisiana en woont en werkt momenteel in Nashville. Met ‘Life’s an illusion’ is hij aan zijn derde CD toe sinds 2004. Alle 10 liedjes, de arrangementen en de productie zijn van Timms zelf, de begeleiding is ook voor een belangrijk deel van zijn hand, Daniel speelt elektrische en akoestische gitaar, orgel, piano, synthesizer en keyboards en zingt alle vocalen, dus ook de backing vocals. Naast Timms horen we bas, drums, incidenteel steel gitaar (Tommy Butler, drie nummers) en (ook drie nummers) de ‘Texicali Horns’, een combinatie van trompet, trombone en saxofoon. De muziek is beurtelings rock (‘Thirty thousand days’), psychedelische Doors-rock (‘Lover of herself’ en ‘Dream all day’), country (‘Troubled son’, ‘Cumberland’), soul (‘Do it right’, natuurlijk met de horns), singer-songwriter folk (‘My dogs’ is een instrumentaaltje met Daniel in zijn uppie op gitaar) en symfonische poprock (‘Wild blue ocean’ en ‘Luminous sky’). In zijn teksten is Daniel vaak poëtisch, zoals aan enkele titels is te zien. Maar vooral in de afsluiter, de titeltrack, is zijn filosofische inslag manifest: ‘Blown away by the news I heard today, a planet like earth had been found. I can almost see the light of its day and towering trees in the ground. So don’t be surprised if a large mirrored eye captures a distant blue place. Like so many times when a new paradigm changed the whole human race. Life’s an illusion. We’re gonna find a world like our own. It’s all mass delusion to think we’re out here all alone ’. Tja, tja, wie weet…. ‘Life’s an illusion’ is een goede CD met zijn voeten in de jaren 70. Een leuke variatie zorgt ervoor dat de aandacht van de luisteraar wordt vastgehouden, Daniel’s stem is aangenaam, de muzikale begeleiding mooi.
Fred Schmale
Artist:
Dan Krikorian
Album:
Windsor Blue
Label:
Independent
zondag 9 oktober 2011
De uit California afkomstige singer-songwriter Dan Krikorian blijft ons maar verassen met ingenieuze folk pop rock plaatjes. Overtuigend waren al “Oxford Street” (2007) en “Colors And Chords” (2009) De twaalf zelfgeschreven liedjes op “Windsor Blue” sluiten naadloos daarop aan. Krikorian neemt ook op deze plaat geen enkel risico en trekt stationair zijn baantjes. Muzikaal en tekstueel continueert hij zijn bovengemiddelde niveau. Kan deze keer zelfs geen enkel nummers in de schijnwerpers zetten. Productioneel klinken de zachtzinnige liedjes erg volwassen en weloverwogen. Misschien dat je nummers als ‘Maggie’, ‘New York City Day’, ‘Isabelle’ in de schijnwerpers zou kunnen zetten? Dit zal moeilijk blijken dit omdat je bij de tweede, derde of vierde draaibeurt telkens geconfronteerd word met nieuwe details. Krikorian levert op “Windsor Blue” geen baanbrekend werk af en is ook niet opzoek naar diepgang. Hij voorkomt hiermee dat hij gaat lijken op een duiker in een badkuip. Dan Krikorian is een singer-songwriters met keurige tafelmanieren waar menigeen in het genre een voorbeeld aan zou kunnen nemen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 45 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cody Canada & The Departed
Album:
This Is Indian Land
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 8 oktober 2011
This Is Indian Land is het eerste soloalbum van Cody Canada, centrale man van zijn vorig jaar uiteengevallen band Cross Canadian Ragweed. De stad Stillwater, Oklahoma als thuishaven, maakte CCR vanaf 1998 drie live- en zeven studioalbums, gevuld met een gespierde, gitaar- aangedreven mix van elementen uit Southern- country- en classicrock. Perfecte muziek voor in de auto. Schreef Canada hiervoor het meeste songmateriaal zelf, op This Is Indian Land zijn alle vijftien nummers van beroemde en min of meer bekende staatgenoten. Van Okies als Leon Russell’s Home Sweet Home Oklahoma, Kevin Welch’s Kickin’ Back To Amsterdam en JJ Cale’s If You’re Ever In Oklahoma werden – met respect voor de originelen – op smeuïge en overtuigende wijze gecoverd, evenals Skyline Radio van zijn leermeester Tom Skinner, bassist in de band van Mike McClure, die andere geweldige roots/countryrockmuzikant van de zogeheten Red Dirt State. This Is Indian Land is een eerbetoon aan Oklahoma en haar muzikanten. Een tikkeltje chauvinistisch misschien, maar de songs zijn er niet minder fantastisch om. In vergelijking met CCR is het muzikale palet kleurrijker. Dat laat behalve een aantal gebleven heerlijk logge, rollende jamachtige rockers, ook verfijnder en ingetogener nummers horen door elementen te verwerken uit soul en funk en in de vorm van akoestische americana. Bovendien droeg het aanvullend gebruik van ondermeer piano, orgel, Wurlitzer, clavinet, staande bas en akoestische gitaren bij aan het gevarieerde, maar prachtig coherente eindresultaat. Deze plaat, rockt, swingt, shuffelt, groovet en pleziert van begin tot eind. Zelfs met een speelduur van bijna 70 minuten.
Huub Thomassen Artist:
The Reverend Peyton's Big Damn Band
Album:
Peyton On Patton
Label:
Side One Dummy Records
vrijdag 7 oktober 2011
The Reverend Peyton’s Big Damn Band is een bluesband uit Brown County, Indiana. Dit drietal heeft al een aantal albums op haar naam staan. De band heeft een levendige live-act, waarbij de volumeknop regelmatig in het rood staat. Het nieuwe album Peyton on Patton is echter andere koek. Reverend Peyton brengt praktisch in zijn eentje een eerbetoon aan Charlie Patton. Mijn eerste kennismaking met de muziek van Patton was de aanschaf van de dubbelLP Charlie Patton, The Founder of the Deltablues (L-1020), die in 1970 op het reissuelabel Yazoo verscheen. Een prachtige compilatie van nummers die Charlie Patton in de jaren 1929-1934 opnam, gestoken in een heerlijk dikke karntonnenhoes en voorzien van alle teksten en andere relevante informatie. De fascinerende muziek uit Mississippi ging gepaard met een hoop gekraak, maar daarboven uit hoorde ik de enorme klagende zang van Patton. Charlie Patton is van grote invloed geweest op de muziek van latere bluesgrootheden als Robert Johnson, Son House, John Lee Hooker en Howlin’ Wolf. Het soloproject Peyton On Patton bevat 13 tracks, die in een eendaagse sessie zijn opgenomen. Reverend Peyton opent met een gospeltrack Jesus Is A Dying-Bed Maker. Meteen valt die aantrekkelijke krachtige vibrerende stem van Peyton op. De inbreng van zijn vaste bandleden is nogal beperkt. Breezy, de echtgenote van Peyton zingt de tweede stem in een van de hoogtepunten namelijk Elder Greene Blues, terwijl Aaron “Cuz” Persinger af en toe meetrommelt op een tabaksvat. Het nummer Some of These Days I’ll Be Gone wordt in drie verschillende versies gespeeld; een gewone, een banjo en een slide guitar versie. De sobere aankleding van de liedjes is een juiste keuze, waardoor dit album uitmondt in een waardig eerbetoon aan de klassieke countryblues.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 46 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Watermelon Slim & Super Chikan
Album:
OkieSippi
Label:
Nothern Blues Music
donderdag 6 oktober 2011
Okiesippi Blues is het eerste bluesproject tussen de muzikanten Watermelon Slim en Super Chican. Watermelon Slim komt uit Oklahoma en teelt daar op een boerderij watermeloenen. James “Super Chican” Johnson komt uit Clarksdale, Mississippi en naast muziek maken bouwt hij fraai uitziende muziekinstrumenten, zoals de chikanter, de cigargantar (omgebouwde sigarenkist) en de guijo (omgebouwde plafond ventilator, die er uitziet als een banjo). Beide bluesmuzikanten hebben reeds een flinke staat van dienst. Zij hebben al een redelijk gevulde prijzenkast met het winnen van diverse awards. Het album opent met een sobere boogie a la John Lee Hooker. Daarna wordt de luisteraar getrakteerd op rauw slide gitaarwerk in I Don’t Wear No Sunglasses. Gospelachtige klanken biedt I’m A Little Fish en het met alleen handgeklap gezongen Keep Your Lamp Trimmed And Burning. Leuke talkin’ blues (over het zoeken naar en spelen in ‘juke joints’) is te horen in NorthWest Regional Medical Center Blues, maar muzikaal stelt het niet zo veel voor. Een hoop nietszeggende herrie is Diddley Bo Jam. Beide muzikanten gaan flink tekeer met hun diddley bow. Dat is een eensnarig muziekinstrument dat in begin jaren van de Deltablues veelvuldig werd bespeeld. De diddley bow was een goedkoop alternatief voor de veel duurdere gitaar. De song die mij het meeste bevalt is Watermelon Slim’s Thou Art With Me. Een fraaie countryblues die mij een beetje doet denken aan het vroegere werk van Taj Mahal. Bijzonder is ook het Afrikaanse geluid in Within You Without You/Dinde. Het is een vrolijke instrumentale song met de kalimba (duimpiano) in de hoofdrol. Het album wordt besloten met een eenvoudig bluesje, waarin de Moonshine (zelf gebrouwen whiskey) centraal staat. Okiesippi Blues is een afwisselend bluesalbum, maar bevat te weinig hoogtepunten om een plek te krijgen in mijn CD kast.
Paul Jonker
Artist:
Pokey Lafarge & The South City Three
Album:
Middle Of Everywhere
Label:
Continental Record Services
woensdag 5 oktober 2011
Pokey LaFarce is een muzikant uit St. Louis, Missouri, die met Middle Of Nowhere zijn vierde album uitbrengt. Eerst maakte hij twee soloalbums, waarna hij met zijn band een leuk album Riverboat Soul maakte, die ook in Europa enkele positieve reacties teweeg bracht. De muziek van Pokey grijpt terug naar de Roaring Twenties. Zijn creatieve mix van jazz, ragtime, countryen jugbandblues en western swing is heel toegankelijk. Alle dertien liedjes schreef Pokey zelf. Het is veelal swingende muziek, waarbij de muzikanten alle gelegenheid hebben om spectaculaire te soleren. Het nieuwe album opent met het heerlijk swingende So Long Honeybee, Goodbye. Meteen valt de opvallende nasale stem van Pokey op, maar door zijn enthousiaste voordracht klinkt die vreemde stem niet vervelend. LaFarce weet zich gesteund door geweldige muzikanten als Joey Glynn (bas), Ryan Koenig (washboard, mondharmonica) en Adam Hoskins (gitaar). Een tweetal blazers is voorts te horen in de New Orleans Jazz style nummers Feels So Good en Keep Your Hands Of My Gal. De liedjes gaan vooral over de liefde en dansende meiden. Naast alle vrolijkheid is er ook nog de echte blues in River Rock Bottom. Sunny Side Of The Street en Mississippi Girl zijn de hoogtepunten op dit afwisselende album. Pokey en zijn mannen staan bekend om hun levendige en onderhoudende live shows. Het is dan ook niet vreemd dat dezen heren het Take Root Festival gaan opfleuren met muziek uit lang vervlogen tijden.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 47 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ryan Kirby
Album:
Postcard from Vermont
Label:
Independent
dinsdag 4 oktober 2011
Vanaf de voorzijde van het digipack kijkt Ryan ons aan, een dertiger uit Birmingham, Alabama. Zijn gitaar is prominent aanwezig en wordt extra belicht. Dus weten we wat er valt te verwachten: Ryan is een ‘klassieke’ singer-songwriter, die zijn eigen gepende songs aan ons wil overdragen. In zijn korte bio laat Ryan ons weten dat muziek zijn passie is sinds zijn vroege jeugd, zijn vader heeft een geluidsopname waarop de tweejarige (!) Ryan ‘Slip slidin’away’ (Paul Simon) zingt. ‘Postcard from Vermont’ uit 2011 is het debuut van Kirby, opgenomen in Muscle Shoals, het bekende oord in Alabama. Met hulp van Mike McGuire (van de groep Shenandoah, harmony vocalen, percussie en coproducer naast Ryan zelf), Billy Lawson (mandoline), Marty Lewis (keyboards), Wayne Bridge (dobro) en Donny Carpenter (viool) zingt en speelt Kirby tien van zijn eigen, meest sombere, liedjes. Het doet dat niet onverdienstelijk, zijn stem is redelijk, de liedjes zijn OK, de begeleiding ingetogen en akoestisch, al vind ik de eigen gitaar van Ryan te prominent aanwezig en niet geraffineerd genoeg. Beste liedjes zijn ‘Mercy Wheel’ (een somberder beeld van de wereld om je heen heb ik zelden gehoord), ‘Lonesome river road’, ‘Sixteen miles’ (vooral dank zij de piano!) en de afsluiter ‘Two loves’. ‘Postcard from Vermont’ is een typische singer-songwriter-CD, maar met helaas te weinig variatie. De liedjes lijken te veel op elkaar, hebben alle dezelfde sombere langzame ballad-insteek. Niet onaardig, maar geen topper.
Fred Schmale Artist:
Golden Kanine
Album:
Oh Woe
Label:
Glitterhouse Records
maandag 3 oktober 2011
De tijd nemen voor muziek. Het loont, zeker wanneer je die muziek ook moet beoordelen. Zo vond ik de afgelopen weken de muziek van Golden Kanine eerst tamelijk verrassend en daarna wat tegenvallend. Toen ik het album na een week of drie weer afspeelde viel alles samen: Oh Woe is een opmerkelijk album dat de belofte die het in zich draagt niet helemaal waarmaakt. Maar laat daarmee niet gezegd zijn dat het een slecht album is, want je zou menig band de avontuurlijke inborst van deze Zweden toewensen. Waarom het album mij verraste? Eenvoudigweg omdat de arrangementen van de liedjes zeer kleurrijk zijn. Het vijftal gebruikt werkelijk allerlei instrumenten: kalimba, viool, trombone, accordeon, banjo en nog veel meer. Dat geeft de muziek iets springerigs. Ik moest zelfs aan Modest Mouse denken. Wellicht had ik dat beter niet kunnen doen, want daardoor werd ik gewaar dat de liedjes van Golden Kanine niet aan die van voornoemde band kunnen tippen. Zeker, een liedje als Fire springt er uit, evenals Back From The Woods. Maar dat liedje deed me dan weer denken aan Wovenhand. O nee, Golden Kanine (‘gouden snijtand’, zo vermoed ik, al schrijf je canine) zal toch niet ook teksten vol van dood en verdoemenis hebben? Want, moet u weten, dat verafschuw ik in zowel Wovenhand als Sixteen Horsepower, dat knieën breken voor de Heer… Helaas, ook Golden Kanine spreekt van `soon we all must die´, ´where I buried my hatchets´ en ´boil the water/and pour it in my ear´. Al hebben de Zweden gelukkig niet de alles verzengende bekeringsijver van David Eugene Edwards. Een bezwaar is ook dat de zinnen elkaar stroef opvolgen. Alsof de band vooral gemeenplaatsen achter elkaar heeft gezet. Wat zou de band bereiken als ze in het Zweeds (denk eens aan Dungen) zou durven zingen? Waarom ik, na zoveel kritiek dit album dan toch als opmerkelijk bestempel? Omdat dit vijftal het aandurft om hun liedjes als het ware te laten ademen. Omdat ze het dictaat van americana (wie het ooit heeft uitgevaardigd is onbekend, maar u kent het vast: ´zó moet het klinken!’)`links durven laten liggen en erin slagen om een intrigerende mengeling van (Appalachian) folk, country en een vleugje pop heel natuurlijk te laten klinken. En omdat ze goed spelen en zingen. Daarnaast, dit Oh Woe zou voor wie de tekstuele bezwaren niet deelt weleens gewoon een heel goed album kunnen zijn.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 48 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Fieros
Album:
The Fieros
Label:
Independent
zondag 2 oktober 2011
Dit voorjaar zag ik The Fieros aan het werk als begeleidingsband van Israel Nash Gripka, tijdens zijn – zonder twijfel mede dankzij hen – alom bejubelde optreden op het Blue Highways festival in Utrecht. Kwaliteit, spontaniteit, energie en plezier knalden van het podium. Wist ik veel – dit voorjaar – dat dit roedel jonge honden uit Texas in 2005 was opgericht door de broers gitarist Joey - en bassist Aaron McClellan, het in 2008 verhuisde naar New York en sinds begin 2010 er al een titelloze e.p. op hun naam blijkt te staan met zes postpunk/garagerock die, in ruim een kwartier, scherp, rauw en venijnig, erdoorheen worden gejaagd. Das qua muzikale beleving, na de prachtige melodieuze alt. countryrock van Gripka – luister ook eens naar de recente, niet te versmaden, live cd 2011 Barn Doors Spring Tour, Live in Holland at Mr. Frits – dan wel even flink omschakelen. Opgenomen in de studio van Midlake (met hun drummer Mckenzie Smith toen achter de kit) in Denton, roepen de nummers vooral reminiscenties op aan talloze punk – en garagebandjes van voorheen. Curieus plaatje, leuk hebbedingetje, zonder beklijvende liedjes.
Huub Thomassen Artist:
The Disappearing Act
Album:
The Disappearing Act
Label:
Tortilla Records
zaterdag 1 oktober 2011
Liedjes schrijven kan hij als geen ander, Salim Nourallah. Hoor Montreal van zijn album Beautiful Noise uit 2006 en nooit zal je het nooit meer horen. Sowieso een fraai album, dat Beautiful Noise. Verstilde en delicaat vormgegeven popmuziek maken, het lijkt erop alsof het voor Nourallah de gewoonste zaak van de wereld is. In de juiste handen, wat kan talent anders zijn dan een talentvol gebaar? Hoewel zijn naam anders doet vermoeden (en het een goede zaak is om ons af te vragen waarom dit zo is en in welke andere gevallen we dezelfde denkbeweging maken) komt Nourallah uit Texas. Net al zijn broer, waarmee hij aan het begin van het eerste decennium van deze eeuw platen maakte onder de naam Nourallah Brothers. Ook Bob Blumenfeld komt uit Texas, hij is een schoolvriend van Salim Nourallah. Samen hebben ze een plaat gemaakt die ze The Disappearing Act noemen. Ook dit album bevat verstilde en delicaat vormgegeven popmuziek. Het stamt uit 2010, dus er bestaat een kans dat u het reeds in huis hebt. Indien dat niet het geval is: wellicht is het goed om te wachten tot u het ergens afgeprijsd op de kop kan tikken. The Disappearing Act wil namelijk maar niet uitgroeien tot een werkelijk groot album. Mooi? Zeker. Knap gespeeld? Ook. Nourallah’s voordracht is echter op het lijzige af. “Hoed u voor Saaie Piet!” zingt Jack Bakkers (samen met De Grensgevallen). Deze waarschuwing lijkt aan Nourallah niet besteed. Na een aantal liedjes kondigt een zweem van verveling zich aan. Dat is overigens op Beautiful Noise niet anders. Toch lijkt het of dat album met iets meer pit gemaakt is dan The Dissappearing Act. Misschien zult u op uw beurt zeggen: “Hoed u voor Zeurpiet!”. Het is niet uit te sluiten dat u gelijk hebt. Maar ik prefereer enerverende lelijkheid nu eenmaal boven saaie schoonheid.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 49 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eliza Gilkyson
Album:
Roses At The End Of Time
Label:
Red House Records
vrijdag 30 september 2011
De Texaanse Eliza Gilkyson is de dochter van folklegende Terry Gilkyson, een man die succesvol was in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. Terry heeft ons verblijd met prachtige songs als Greenfields, Memories are made of this en The bare necessities (uit Jungle Book). Eliza werd al vroeg door haar vader ‘ontdekt’, op 13-jarige leeftijd zong zij demo’s voor haar vader. Met name het project ‘More than a song’, een samenwerking met Engelsman Iain Matthews en onze Hollandse trots Ad Vanderveen, in 2001 is in ons land heel goed aangeslagen. In 2000 verschijnt Hard times in Babylon op het Red House label en vanaf dat moment stijgt het aantal fans hier gestaag. In toenemende mate wordt duidelijk, dat Eliza een zeer begenadigd songwriter is. De opvolgers ‘Lost and Found’ en vooral ‘Land of milk and honey’ (genomineerd voor een Grammy award) verkopen heel goed. In 2008 verschijnt haar tot dusver laatste solo-CD op Red house, ‘Beautiful world’. Na een ziekte en een samenwerkingsproject met John Gorka en Lucy Kaplanski (‘Red Horse’, 2010, ook op Red House) is er nu ‘Roses at the end of time’, haar inmiddels zevende solo-CD voor Red House. Tien nieuwe liedjes, negen prachtige songs van Eliza en nummer tien, het al even schitterende ‘Death in Arkansas’ is van haar broer en collega-artiest Tony Gilkyson. Het is weer een heel erg prachtig typisch Eliza-produkt geworden. Opgenomen bij Eliza thuis met uiteraard zoon Cisco Ryder in een hoofdrol (drums, percussie, maar ook piano, elektrische gitaar, harmony vocals). Na Mark Hallman (bij de eerdere Red House CD’s) neemt Cisco nu voor het eerst de productie in handen, samen met zijn moeder. De meeste liedjes worden subtiel ingetekend met een uitgekiende kleinschalige begeleiding met naast Cisco vooral Mike Hardwick (Gitaren, dobro). Op bas horen we Glenn Fukunaga, Chris Maresh of Larry Strub en er zijn incidentele bijdragen op keyboard, slide trombone (in de protest song ‘Slouching towards Bethlehem’), tuba (in een ander maatschappijkritisch werkstuk, ‘2153’, met een onvoorstelbaar mooi arrangement samen met de dobro van Mike en de harmony vocalen van Mark Hallman en Cisco), banjo, fiddle. Kaplansky en Gorka zingen een enkele maal mee. Dank zij Hardwick ruiken we af en toe aan de rock (‘Looking for a place’) en dit zorgt voor een fijne afwisseling. Heel prachtig is de nylon gitaar van Alejandro Diaz Jr. in het Spaanstalige walsje ‘Vajan el Norte’ (‘Ga naar het noorden’). ‘Roses at the end of time’ is een gevoelig en persoonlijk album van een van de toppers van de hedendaagse folkwereld. Eliza Gilkyson weet hoe je een liedje tot een indringende gebeurtenis kunt laten groeien. Wat een prachtige CD, top-10 stuff!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 50 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stewboss
Album:
Pilgrims & Runaways
Label:
Stewboss Records
donderdag 29 september 2011
Het is alweer bijna tien jaar geleden dat ik StewBoss live heb zien optreden. Zag de uit Los Angeles afkomstige Alt. Country-Rock formatie tijdens het Take Root Festival n 2002. “Pilgrims And Runaways” is alweer hun zesde plaat. Vreemd genoeg is dit de eerste keer dat ik ook in aanraking kom met het studiogeluid van de band. StewBoss, bestaande uit zanger gitarist Greg Sarfaty, bassist Luke Storey, Jano Janosik op drums en percussie-instrumenten en Frank Lee Drennen op gitaren, mandoline harmonica en zang, speelde op Take Root de voegen uit de muren van evenementencentrum DeSmelt in Assen. Dat ligt echter bij de eerste geluiden, die van “Pilgrims And Runaways” af stuiteren, een stuk genuanceerder. De eerste vijftien minute waarin nummers als ‘Love Under Main Street Lights’, ‘Can't Live Without You’ en ‘A Rose In The Weeds’ voorbij komen, doen mij voornamelijk denken aan Counting Crows bestseller “August and Everything After”. Aangekomen bij tracks als ‘Half Past Four’, ‘Slowdancing’ en ‘Love & Glory’ schakelt StewBoss over naar een mooie mix van super melodieuze melancholisch getinte muziek die ongelofelijk lekker in het gehoor blijft liggen. Dit heeft bizar veel kwaliteit, bedenk je dan ineens. Het steekt naar de kroon van wat My Morning Jacket de laatste tijd op straat gesmeten heeft. Luister vooral ook eens naar ‘Unraveling’ en de titeltrack! Kippenvel krijg ik daarvan. StewBoss heeft niet alleen een sprakeloos mooi maar ook een tijdloze plaat gemaakt. Hopelijk zal: “Pilgrims And Runaways” niet de historie in gaan als “The best unknown classic album of the year”. Nee, dat verdient dit juweeltje niet, “Pilgrims And Runaways” is typisch weer eens een CD die er echt iets toe doet. StewBoss created a speechless beautiful timeless album. Hopefully "Pilgrims And Runaways", will not go into history as "The best unknown classic album of the year" No, this gem deserves much more, "Pilgrims And Runaways" is that kind of album that really matters and makes you very happy. Jan Janssen Artist:
John Hiatt
Album:
Dirty Jeans And Mudslide Hymns
Label:
New East Records
woensdag 28 september 2011
Voor de nieuwe CD John Hiatt genaamd “Dirty Jeans and Mudslide Hymns” moet je even de tijd nemen. Hoewel de plaat ijzersterk opent met het liedje ‘Damn This Town’ vergen de daaropvolgende ballads ‘'Til I Get My Lovin' Back’, ‘Don't Wanna Leave You Now’ en ‘Hold On For Your Love’ de nodige aandacht. Heb je, jezelf daar eenmaal doorheen geslagen dan zal je tot de conclusie komen dat Hiatt patent op heeft op dit soort uniek breed uitgemeten ballades. Een track als ‘Down Around My Place’ zou bijvoorbeeld zo op Pink Floyd’s “Wish You Where Here” hebben gepast. Nummers als ‘Detroit Made’ en ‘All The Way Under’ maken niet veel indruk op mij. Tekstueel prima maar muzikaal gezien een vreemde keus als je het vergelijkt met de rest op deze plaat. 11 september 2011 is het precies tien jaar geleden dat de aanslag op Twin Towers plaatsvond. Haitt schreef: ‘When New York Had Her Heart Broke’ volgens mij in een emotionele bui. Het liedje schijnt bij fans, een aantal jaren geleden, veel indruk gemaakt te hebben. Ik waardeer het vooral vanwege de geniale melodielijnen en meesterlijke productie. Hiatt bezingt opnieuw zijn denkbeelden en gebeurtenissen op indringende wijze. “Dirty Jeans and Mudslide Hymns” is vastgelegd op een voorbeeldig goed geproduceerde plaat. Haitt zal hiermee vooral zijn grote schare fans een enorm plezier doen. Of het jonge volk nu ineens aan zullen haken, waag ik te betwijfelen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 51 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Gelman
Album:
All Roads Lead Here
Label:
Independent
dinsdag 27 september 2011
David Gelman woont en werkt in New York City. Hij heeft vele jaren lang muziek gecomponeerd voor anderen, is een tijdje uit de muziekwereld gestapt om op andere wijze in zijn levensonderhoud te voorzien en een gezin te stichten, maar is toch weer in de muziek teruggegaan, ‘Take me home’ zingt hij in zijn eerste song op de CD en het zou zomaar op hemzelf kunnen slaan, net als de tweede song, ‘Looking back’: ‘A second chance won’t come around, I tell my young soul to seek solid ground’. De muziek bij alle 12 songs op de CD is van David, voor negen songs schreef Colleen Babington de teksten, de overige drie werden door David zelf geschreven. De melodietjes zijn bijzonder pakkend, de man weet overduidelijk van wanten. Ook de begeleiding is de moeite waard met niet de minsten: wat te denken van David Mansfield (o.m. Bob Dylan) op viool en Ann Klein (Ani DiFranco) op elektrische gitaar, lap steel en mandoline. David zelf speelt gitaar, piano, hammond, synthesizer en harmonica. Het genre is soft-pop met country en folkelementen. David’s stem doet denken aan James Taylor of Eugene Ruffolo, ook de muziek zit in die hoek. Aparte vermelding verdienen de twee achtergrondvocalisten Tabitha Fair en Amanda Homi en de alom aanwezige percussionist Alex Alexander. ‘All roads lead here’ is een aangename soft-pop CD van een singer-songwriter die zijn tijd heeft genomen om tot dit product te komen. Voor liefhebbers van prettig in het gehoor liggende popmuziek van het type ‘James Taylor’ en dergelijke.
Fred Schmale Artist:
Renée Wahl
Album:
Cumberland Moonshine
Label:
Renée Wahl Records
zondag 25 september 2011
Een debuut-CD, altijd weer een bijzondere ervaring. Renee wahl heeft een grillige haat-liefdeverhouding met muziek gehad sinds haar high school jaren. Een muzikale theateropleiding op een college op Staten Island kon haar niet bekoren door het mondane karakter van het ‘college life’. Daarna gaat zij in Philadelphia muziek maken, om vervolgens een tijdje in US Air Force te gaan werken. De muziek lokt dan toch weer en Renee komt uiteindelijk in Nashville terecht, waar zij nu haar eersteling heeft afgerond. Elf van de twaalf songs op de CD zijn ofwel geschreven door haar, samen met gitarist en mede-producer Roger Prescott (5) of samen met Dan Hagen (resonator gitaar) of met Dave Crites, of door Prescott alleen. Nummer twaalf is een cover van Chris Isaak’s ‘I’m not waiting’. In de begeleiding horen we bas, drums, gitaren, mandoline/pedal steel (Fats Kaplin) en orgel. Renee’s stem is aangenaam, maar niet opvallend. De liedjes zijn aardig, maar niet opvallend. De begeleiding is adequaat, maar niet opvallend. ‘Cumberland Moonshine’ is een redelijke typische Nashville productie. Maar het mengsel van Nashvillecountry met een vleugje rock is niet boeiend genoeg om van een sterke CD te kunnen spreken. Luistert makkelijk weg en kan een goede achtergrond zijn bij een barbecue o.i.d.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 52 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ciara Sidine
Album:
Shadow Road Shining
Label:
Independent
zaterdag 24 september 2011
Shadow road shining is het debuut van de singer-songwriter Ciara Sidine uit Dublin in Ierland. Zij brengt ons soft-pop met Keltische accenten, maar ook soul, rock en folk invloeden. De (Ierse) musici die haar op de CD begeleiden hebben een behoorlijke staat van dienst: violist Steve Wickham (Waterboys, Bob Dylan), gitarist/banjoïst Conor Brady (Toots and the Maytals, Terence Trent Darby), Justin Carroll (keyboards, hammond orgel, Van Morrison), bassist Paul Moore (ook Van Morrison) om er een paar te noemen. De twaalf songs zijn alle door Ciara geschreven, alleen op de ultrakorte opener ‘Riding home’ heeft zij hulp en wel van Conor Brady. Ciara heeft een prachtige stem, die met name furore maakt in de langzame nummers, zoals het heerlijk subtiele countrysoulwalsje ‘Sweet breath on a lonesome flame’ (tevens de titelprijs), waarin Ciara mijmert over een voorbije relatie: ‘Like a sweet sweet sweet breath on a lonesome flame, a sweet sweet breath on a lonesome flame, baby I loved you best. I loved you most, I loved you right and wrong. You try and try you turn an eye, you don’t see what you don’t want, never saw the closing draw til that February morning, empty space, some better place. The road awake while the sun was sleeping on’ en het heerlijke door viool gedomineerde ‘The arms of summer’. En dan hebben we Ciara’s favoriete thema genoemd: relaties, liefde. Met ‘Shadow road shining’ zet nieuwkomer Ciara Sidine een mooie, gevarieerde CD op de markt. Prachtige zang, uitstekende begeleiding, goede liedjes, veel variatie. Een debuut met ballen, zogezegd.
Fred Schmale Artist:
Darryl Lee Rush
Album:
Darryl Lee Rush
Label:
Coastal Bend Records
vrijdag 23 september 2011
Bij de eerste tonen van de opener ‘Hard rain’ is het al evident. Darryl Lee Rush is from Texas! En dat is zo, zij het niet uit Austin, maar uit Dallas. Met deze ongetitelde CD is hij aan zijn derde toe, na het goed ontvangen debuut ‘Llano Avenue’ (2005) en ‘DLR live from the River Roadhouse’ (2008). De in het kleine stadje Markham (Centraal Texas) geboren en getogen Rush kwam via de band ‘The Big Johnsons’ in Austin terecht bij de folk-rock band ‘Fast Train’ in Dallas en besloot daar te blijven. Darryl’s liedjes hebben het dagelijks leven in de USA en daarvan natuurlijk vooral ook Texas als inspiratie. Titels als ‘Leaving Virginia’ (‘Leaving Virginia, I’ve faired all kinds of weather and I have caught a glimpse of the other side, I’ve sang a new song’) en ‘Las Vegas Christmas Eve’ (‘Well I’m chain smoking cigarettes as a place another bet and lose, and I flag down the waitress and say ’Another over here, well make it two’). Maar er zijn ook sociaal bewogen onderwerpen (‘Letter from a soldier’) en vrouwen en wat erbij hoort (‘Dancehall’, ‘Marissa’) die Rush bezig houden. De begeleiding is prima met in de hoofdrollen Tommy Detamore (pedal steel, lap steel, dobro, 12-snarige gitaar) en lead gitarist/achtergrondvocalist/mondharmonicaïst/coproducer Scott Oldner (DLR zelf is de andere producer). Incidenteel horen we anderen op piano, B3 en accordeon (Joel Guzman). Het grote voorbeeld van Rush lijkt mij Robert Earl Keen, de muziek van Rush ademt dezelfde sfeer. Voor de liefhebbers van het betere Texaanse muziekwerk beveel ik deze Darryl Lee Rush aan. Rockers, ballades en prettig voorthuppelende shuffles zijn diens handelsmerk. Darryl’s stem is goed bijpassend, de songs zijn gewoon heel goed en de begeleiding dito.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 53 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Adriana Spina
Album:
Never Coming Home
Label:
Ragged Road
donderdag 22 september 2011
Adriana Spina is een nieuwkomer in singer-songwriterkringen. Ze woont en werkt in Schotland, waar ook dit debuut (Glasgow) is opgenomen. Adriana speelt akoestische gitaar en zingt. De begeleiding op de CD (en op haar concerten) is van haar band met John Grant (el. gtr.), Mark Fleming (basgtr) en Iain McDougall (drums). In het leuk uitgevoerde tekstboekje worden de additionele musici gemeld. We horen bijdragen op (Rhodes) piano, Hammond orgel, accordeon, extra gitaren, extra percussie en harmonica. Adriana zorgt zelf voor een leuk string arrangement in ‘One foot in the river’. Alle liedjes zijn geschreven door Adriana zelf en hebben voornamelijk relationele problemen als onderwerp. Kommer en kwel in de Schotse hooglanden of zoiets. In één van de aardigste liedjes, het eerder genoemde ‘One foot in the river’ (waarop zowaar onze vriend uit Austin, Bob Cheevers, te horen is op de achtergrond) klinkt dit als volgt: ‘I stopped looking around some time ago, I thought that I would not want what I did not know. Then autumn comes and changes everything, turning everything inside out. Nothing is how I want it to be. There’s something about this season, the cold days and the doubt just creeps in, I remember how it used to be. I got a foot in the river, another on the shore. Going to catch a current out of here. I don’t want to play these games anymore, but I can’t break free’. Dat is voor velerlei uitleg vatbaar. De muziek op de CD is aan de rockende kant, Adriana’s stem zit in de hoge regionen en heeft naar mijn mening te weinig zeggingskracht. De liedjes zijn onopvallend en kennen weinig variatie. De begeleiding is aardig, maar komt niet geweldig door. ‘Never coming home’ is een niet onaardige CD, maar de kwaliteit van de liedjes en met name Adriana’s stem spreken te weinig tot de verbeelding om echt indruk te maken. Dat anderen er anders over denken blijkt uit bijvoorbeeld het feit dat Adriana het voorprogramma voor Sheryl Crow mocht doen tijdens diens UK tour en 2008.
Fred Schmale
Artist:
The Lamplights
Album:
The Lamplights
Label:
Independent
woensdag 21 september 2011
The Lamplights komen uit Gold Coast, Queensland, Australië. Dit trio, bestaande uit gitaristen Ryan Gittoes, Jason McGregor, Ashley Perrow, maakt vrolijke, lekker luchtig zeer divers klinkende akoestische jazz, folken blues. Op hun naamloze debuut CD schuiven o.a. ook bassist Jeremy O’Connor, drummer Erin Sulman en trompettist Scott French aan. Er wordt fraai gezongen, laat ik dat maar vast voorop stellen. Gittoes stemmodulaties in samenhang met vrouwelijk vocalisten als Andrea Solor overstijgen een boven gemiddeld niveau. Het gitaristen trio weet ook donders goed hoe ze de snaren van hun instrument moeten betasten. In het liedje ‘Told Me Once’ word dit het best geïllustreerd. Prijsvechters op dit album zijn ‘Traveling Song’ en ‘Home Again’. Pluimpje voor Gittoes ingetogen stem enerzijds en het gospelkoortje anderzijds zijn hiet echt op zijn plaats. The Lamplights maken een aangenaam debuutalbum. Met de snelheid van een John Butler Trio of een Xavier Rudd, de buigzaamheid van John Mayer of een Jack Johnson is het dubbelop heerlijk relax genieten geblazen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 54 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Miss Tess
Album:
Darling, oh Darling
Label:
Independent
woensdag 21 september 2011
Miss Tess is een (jazz-)zangeres uit het New Yorkse Brooklyn. Zij groeide op in Baltimore. Haar moeder speelde bas en haar vader was actief in een Jazz Big Band. Beiden waren ook actief op Tess’ debuut album Home uit 2005. Haar nieuwste album Darling, oh Darling nam Miss Tess op met haar huidige band Bon Ton Parade. Dat verscheen al in 2009 in Amerika, maar nu moet Europa haar ontdekken. Alle 12 liedjes zijn van haar hand, veelal nummers waarin de liefde in al haar facetten centraal staat. Het album opent in een heerlijk dromerige late night sfeer. Het bluesy Riding Home is voorzien van een lekker pianootje en ingetogen blaaspartijen. Miss Tess heeft een aangename stem met een uitstekende timing. That Ooh Ooh Ooh is een pittige up tempo jazzsong met wervelend boogie woogie spel van pianist James Rohr. Het titelnummer is een fraaie dromerige countrysong met sfeervolle pedal steelklanken. Rustpuntjes zijn het folky Thinking of Shore (met heerlijke clarinet) en de gevoelige romantische jazzballade I Just Wanna Make Love Again. Bijzonder fraai klinkt Saving All My Love, dat gegoten is een aangename voor-oorlogse New Orleans Jazz sound. Train Ride To Caroline zou niet misstaan in een soundtrack van een Spaghetti-western. Aan het einde van de CD gooit Miss Tess er nog even een rockertje I Don’t Wanna See You Anymore uit, maar dat genre kan zij wellicht beter over laten aan de echte ‘shouters’. Kortom dit is een afwisselend album van een uitstekende zangeres, die vooral op het jazzy repertoire prima uit de voeten komt
Paul Jonker Artist:
Coal
Album:
Lose Sleep At Night
Label:
Echopark Records
dinsdag 20 september 2011
Bijna tien jaar geleden leverde Rene Burrell alias Coal zijn debuutalbum “Workin' Man” af. De nu inmiddels eenendertig jarige Zwitser kwam daarna nog met twee zeer verdienstelijke albums. “Let's Build Us A Rocket” (2005) en Masquerade (2007) gingen helaas aan de neus van de meeste Nederlandse Alt Country liefhebbers voorbij. Jammer, want in dit drankhol heb ik toch behoorlijk positief zitten roddelen over Coal’s muziek. Voor Coal’s vierde plaat “Lose Sleep At Night” heb ik de tijd genomen. Na drie jaar van gepaste stilte hoor je meteen dat Coal zich vooral op muzikaal gebied heeft ontwikkeld. De muzikale samenhang van de band, bestaande uit Charlie Zimmerman (elektrisch gitaren), Chris Heule (toetsen), Claudio Strebel (bas) en Arno Troxler op drums, is bovenmaats en ondersteunen Coal’s waarnemingen en gedachtendwalingen van de dag prefect. Drie ijzersterke nummer staan op deze geluidsdrager. ‘Like An Ald Time Country Song’, For Love's Sake en het meer dan acht minute uitgesponnen titeltrack overstijgen mijn stoutste verwachtingen. Het zijn fascinerende saamhorige nummers stallen precies de enorme groei van Coal uit. Deze globetrotter, die onrustig word als hij in zijn thuisland verblijft en heimwee krijgt als door de straten van New York slentert, levert met de release van “Lose Sleep At Night” een lekkere rootsrock plaat af.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 55 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lowlands
Album:
Gypsy Child
Label:
Gypsy Child Records
maandag 19 september 2011
In ons land hebben we het megafestijn Lowlands, in Italië de country-rock band Lowlands, geformeerd rondom de van origine Engelse singer-songwriter Edward Abbiati. ‘Gypsy Child’ is de opvolger van het CDdebuut ‘The last call’ uit 2008. Lowlands is een zevenkoppig gezelschap met naast Abbiati (zang, akoetstische gitaar) bas, drums, piano/keyboards, nog een akoestische gitaar, viool en multi-instrumentalist Roberto Diana (gitaren, lap steel, bouzouki en dobro), de man die samen met Abbiati de CD produceerde. De mannen van Lowlands beschrijven hun muziek als : ‘Een mengsel van akoestische en elektrische gitaren, stevige drums, viool, accordeon en piano’. Er wordt vaak een vergelijking gemaakt met bands als Wilco en Whiskeytown. Geen slechte vergelijking. De mannen kunnen stevig uitpakken, maar creëren de nodige rustmomenten, zoals met name de prachtige afsluiter ‘Blow, blue wind, blow’, waarin Abbiati een zwoel duet aangaat met onze lieveling Amanda Shires (die uiteraard haar fiddle laat meezingen). Andere hulptroepen zijn onder meer Chris Cacavas (op een viertal nummers op drie instrumenten en zang), Mike Brenner (lap steel op vier nummers) en Joey Huffman (piano, B3 op twee nummers). In de teksten bij zijn songs is Abbiati behoorlijk breedsprakig: hij heeft lange lappen tekst voor zichzelf neergelegd. Zijn het de vrouwen die op allerlei manieren inspireren in de eerste nummers, daarna kijkt hij in andere richtingen om zich heen en ziet ‘Cheap little paintings’, de wereld zelf (‘There’s a world’, niets (‘Gotta be (something out there)), dat alles zomaar voorbij gaat (‘without a sign’: Like all those things that pass me by, they pass me by wthout a sign’). Mooie poëtische teksten met een boodschap, dat is wat Abbiati brengt! Een uitstekende groep in de country-rock scene, deze ‘Lowlands’, waard om door te breken in Europa en ver daarbuiten. Ze zullen wellicht binnenkort ons land aandoen ter promotie van hun nieuwe CD. Houd deze mannen in de gaten!
Fred Schmale
Artist:
Oh My Darling
Album:
In The Lonesome Hours
Label:
Factor Recordings
zondag 18 september 2011
Canada en vrouwengroepen, het lijkt een never ending story. Na de succesvolle formaties The Be Good Tanya’s, The Wailin’ Jenny’s en uiteraard Po’ Girl is er nu Oh my darling uit Winnipeg. Geen naamprijs wat mij betreft, maar wel een grote dikke vette pluim voor de prachtige muziek. De vier dames van Oh my darling hadden al de nodige muzikale ervaringen achter de rug toen ze in 2008 in en strenge winter in Manitoba begonnen als old-time band. Het grote voorbeeld was op dat moment de Amerikaanse formatie Uncle Earl. In 2009 kwam hun eersteling uit, ‘Oh my darling’ , een EP met zes nummers, waarvan een tweetal ook op deze eerste volledige CD zijn te vinden. Ze beschrijven hun muziek als een mengsel van prairie roots (Manitoba, immers), bluegrass, Appalachian old-time, southern twang en Franco-folk (Franstalige traditionals) en dat is een uitstekende beschrijving. Voor de folk-liefhebbers een snoepje, voor de liefhebbers van mooie akoestische rootsmuziek een aandachtpunt. De basis van de sound van Oh my darling wordt gelegd door Allison de Groot (het zal toch niet waar zijn…) op claw hammer banjo, verantwoordelijk voor de ‘drive’ en fiddler Rosalyn Dennett. Zij worden bijgestaan door Vanessa Kuzina (gitaar) en Marie-Josée Dandeneau (staande bas). De zang wordt door allen verzorgd. Er is incidentele hulp op dobro (Doug Cox, onlangs in ons land aan de zijde van BettySoo), bodhran, drums (drie nummer), gitaar en mannelijke achtergrondzang (op het vlotte en rockende ‘All hail money’). De songs zijn geschreven door allen, met uitzondering van Dandeneau, op de afsluiter, ‘O La claire fontaine’ na (een Franstalige traditional). Twee instrumentaaltjes zorgen voor een leuke afwisseling in deze zeer voortreffelijke rootsplaat. De mooiste nummers zijn de opener ‘Caught you looking’ en ‘Song after song’ (We forgot the world was turning, until we saw the tree tops burning. We were gone, so long, days get shorter song after song). ‘In the lonesome hours’ is een prachtige voltreffer en één van de fraaiste rootsCD’s die ik dit jaar heb gehoord. Muzikaal zeer goed, vocaal niet minder. Mooi uitgebalanceerde liedjes, schitterende arrangementen. Geduchte concurrent voor het populaire Po’ Girl’. Kijk voorbij de groepsnaam en ga luisteren.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 56 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Long Ryders
Album:
Native Sons
Label:
Prima Records
zaterdag 17 september 2011
Om op de hoogte te blijven van de muzikale ontwikkelingen in de jaren tachtig, was het luisteren naar het BRT radioprogramma ‘Domino’ van Arnold Rypens een absolute must en bovendien een groot plezier. Op die manier vernam ik voor het eerst van de zogeheten Paisley Undergroundscene in Los Angelos, waarvan o.a. The Long Ryders deel uitmaakte. Meer dan 25 jaar later verschijnt er van deze band een bijgewerkte versie van hun eerste plaat Native Sons uit 1984. Als gewoon exemplaar (eerder ook al in ‘92/’93), maar nu voor het eerst in een luxe editie, met als leuke extra’s de E.P. ‘10-05-60’, nooit eerder uitgebrachte nummers en radio-opnames, vastgelegd in Tokio. Destijds maakte de plaat behoorlijk veel indruk door de temporijke, gitaargedreven, sprankelende, meerstemmig gezongen liedjes en de door de heren Syd Griffin, Stephen McCarthy, Greg Sowders en Tom Stevens aanstekelijk in elkaar geweven invloeden uit beatmuziek, country, rock ‘n’roll, powerpop en punk. Vandaag de dag bezit Native Sons nog steeds dezelfde puntigheid, frisheid en muzikaliteit van toen. Sowieso gaat dit op voor de elf albumnummers. Tussen de extra’s zitten beauty’s, maar ook een aantal nummers dat veel weg had/heeft van vingeroefeningen in de oefengarage. Dat de groep van bijzondere betekenis is geweest voor de evolutie van de populaire muziek wordt misschien niet algemeen onderkend, maar naar mijn idee waren The Long Ryders een belangrijke bron van inspiratie voor tal van talentvolle alternatieve country- en indiebandjes, met Uncle Tupelo als heel belangrijke exponent.
Huub Thomassen Artist:
John Mitchell & Sofie Jonsson
Album:
Western Highways
Label:
Independent
vrijdag 16 september 2011
John Mitchelle & Sofie Jonsson, hoor ik jullie al zeggen, dat klinkt al seen Schot en een Zweedse. Helemaal correct, John is een Schotse hooglander en Sofie een Zweedse uit centraal Zweden, waar het zes maanden per jaar winter is. Beiden hebben een jarenlange historie in folk muziek als ze elkaar ontmoeten op het Invershin Roots Festival in Schotland in 2005. Het klikt en een samenwerking in meerdere opzichten is geboren. Na jaren samen musiceren en optreden, ook in trioverband als The Albadukes (met multiinstrumentalist Ulf Nygards) besluiten ze eind 2010 om een CD te maken. Deze ‘Western Highways’ (genoemd naar de mooie westkust van Schotland) is een heerlijke CD geworden met een prachtige mengelmoes van folkstijlen. De jigs en reels uit Ierland en Schotland krijgen aandacht, alsmede het verschijnsel ceilidh (vooral manifest in Cape Breton aan de westkust van Canada, zoals ik in 2006 ontdekte), maar ook Amerikaanse folk en country. In de mooie medley op nummer drie met als titel ‘Four nations’ (dat zijn in dit geval Schotland, Engeland, Cape Breton en Ierland) horen we zelfs invloeden van Bob Wills’ western swing. De 12 nummers op de CD zijn voor een behoorlijk deel traditioneel, maar er zijn zes eigen werkstukken, waaronder één van Ulf Nygards, en leuke covers van Tom Ames’ Prayer (Steve Earle) en 9 to 5 (Dolly Parton). De musici op de CD zijn Zweeds, op whistler Christy O’Leary en Mitchell zelf na, en meer dan voortreffelijk. We horen behalve gitaar en fiddle ook pedal steel, lap steel, dobro, banjo, whistle, mandoline, bozouki, bas en drums. Ik heb ‘Western Highways’ van John en Sofie in mijn hart gesloten. Beiden zijn meer dan voortreffelijke musici en vocalisten, hun muzikale keuze is zeer goed. Het levert een verrassende, gevarieerde en mooie folkCD op met zowel interessant werk voor de Iers/Schots geöriënteerden als voor de USA-folklovers. Ga luisteren en genieten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 57 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Fairport Convention With Sandy Denny
Album:
Ebbets Field 1974
Label:
It's About Music
donderdag 15 september 2011
Veel introductie is niet nodig, het verhaal van Fairport Convention is algemeen bekend. Heel kort: opgericht als folkrock band in 1967 door o.m. Richard Thompson en Iain Matthews. Na detitelloze debuutLP komt Sandy Denny als zangeres in beeld. Matthews gaat weg in 1969, Thompson en Denny in 1970. Vanaf 1969 tot 1975 zijn de leden Dave Pegg (bas, zang), Dave Mattacks (drums), Dave Swarbrick (viool, zang), en vanaf 1972 Jerry Donahue (lead gitaar, zang) en Trevor Lucas (akoestische gitaar en zang). In 1974 komt Sandy voor een tweetal jaren terug en met deze bezetting wordt een tweetal concerten afgewerkt in de club Ebbets Field in Denver op 23 en 24 mei 1974. De beide concerten worden op een DAT-tape opgenomen en deze tape is nu met heel veel moeite tot een acceptabele geluidskwaliteit opgepoetst door de gitarist op de CD, Donahue. Daarbij zijn de hoogtepunten van beide concerten zodanig samengevoegd dat het lijkt alsof het een registratie van één enkel concert betreft. De liefhebbers weten wat er valt te verwachten: een paar prachtige songs van Denny met de anderen in de begeleiding en een aantal mooi gearrangeerde folktraditionals en - medleys van de heren. Denny is goed op dreef in vooral ‘Solo’, ‘Who knows where the time goes’ en ‘It’ll take a long time’ en de heren leven zich uit in o.m. ‘Dirty linen’, ‘Matty groves’ en ‘Fiddlestix’. Het leuke van de opname is dat de slordigheden gewoon te horen zijn: zo verloopt de samenzang niet altijd helemaal zuiver. Maar een kniesoor die daarom taalt. De Dennyisten en FC-lovers zullen met heel veel genoegen deze plotseling verschenen live-registratie van een echte cultband uit de jaren 60 en 70 in de armen (of CD-spelers) sluiten. ‘Fairport Convention with Sandy Denny, Ebbets Field 1974’ brengt ons terug naar een mooie periode in muziekland, de jaren 70 van de vorige eeuw. Het is een leuke mix van Sandy en haar prachtige songs en de Angelsaksische folk van Fairport Convention. Ruim 68 minuten nostalgie.
Fred Schmale
Artist:
The Legendary Rhythm & Blues Revue
Album:
The Legendary Rhythm & Blues Revue (feat. Johnny Castro)
Label:
Alligator Records
woensdag 14 september 2011
De Amerikaanse componist, gitarist en zanger Tommy Castro won in 2008 een Award voor beste bluesentertainer. De prijs viel hem ten deel, onder andere door zijn performances op korte oceaancruises, waarmee hij in datzelfde jaar onder de veelzeggende titel The Legendary Rhythm & Blues Revue van wal was gestoken. Het telkens voor een week vermaken van boordgasten met elektrische blues en soul was daarbij de core business. Behalve door gastheer Castro en zijn band, was er eveneens per week een wisselend gezelschap gastmuzikanten aanwezig. Het kwam mij voor als een moeizame combinatie van bed, bad & blues, maar die accordeerde wonderwel. Ergo, vanwege het grote succes werd de bluesrevue ook aan land gebracht in o.a. casino’s en theaters. Een selectie van twaalf tracks is er op dit tweede album te horen, samengesteld uit vrij recente optredens die onder deze vlag, te land en ter zee, plaatshadden. Aanvankelijk nogal sceptisch, erken ik ruiterlijk dat er een stomend potje blues en soul wordt voorgeschoteld. Castro en zijn band zijn in blakende vorm. Hij brengt uitstekend eigen repertoire en twee ironische covers ten gehore: Gotta Serve Somebody van Bob Dylan en Serves Me Right To Suffer van Percy Mayfield. Daarnaast begeleidt hij samen met zijn bandleden een aantal gasten, waaronder zangeres Monica Parker, gezegend met een geweldige jazzy soulstrot. Andere hoogtepunten zijn gitarist Michael Burks, in zijn tien minuten lange (mee)slepende Voodoo Spell en de strakke slow blues All I Found door Debbie Davis, maar er valt nog veel meer swingende en slijpende blues & soul te beluisteren. Fijnste verrassing vind ik de broers en zus Schnebelen. Samen een trio vormend, onder de naam Trampled Under Foot, geeft het met het tergend ingehouden nummer Fog, een fraai staaltje van broeierige bluesrock weg.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 58 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dan Montgomery
Album:
You'll Never Be A Bird
Label:
Fantastic Yes Productions
dinsdag 13 september 2011
I never asked you to be more than what you are Noah was a drunk but God still gave him the ark. Misschien is poëzie een kwalificatie die hier niet op haar op plaats is, een uitstekende zinsnede is het wel. We hadden ook niet anders verwacht van Dan Montgomery. Op zijn tweede CD, Rosetta, Please (A Love Story) troffen we immers het volgende aan: A hole ain't really a hole If you can just step out A soul ain't really a soul Until it's been in doubt Voordat we ons buigen over Montgomery’s nieuwe album, You’ll Never Be A Bird, eerst nog enkele woorden over die tweede cd. Montgomery’s muziek laat zich op Rosetta, Please (A Love Story) omschrijven met woorden als ‘sijpelen’, ‘langzaam maar zeker’ en ‘mettertijd’. Zeker, de aanwezigheid van muzikanten als Ben Vaughn, Peter Case, Duane Jarvis en Marc Franklin (dat orgel in de fraaie countrysoulballad The Way You Hurt!) doet vermoeden dat het hier een respectabel werk zal betreffen. Maar wie dit album voor het eerst hoort, zal Montegomery’s voordracht waarschijnlijk als te terughoudend bestempelen. Zoals altijd biedt alleen luisteren, en opnieuw luisteren uitsluitsel. De spaarzaam vormgegeven arrangementen ontpoppen zich als smaakvol. De liedjes blijken mooie melodieën te hebben. En de teksten, wel, daarover hebben we het al gehad. Een sterk album dus, dat Rosetta, Please (A Love Story). Gek genoeg geeft You’ll Never Be A Bird, Montgomery’s nieuwe CD, dezelfde overwegingen. Het album opent met Working On A Building. Dat is toch een interpretatie van de klassieke gospelblues? En de andere liedjes, loom kabbelend lijken ze aan het oor voorbij te gaan. Nee, er zitten geen adders onder het gras, daarvoor is Montegomery’s muziek inderdaad te laidback, maar ook nu blijkt het album veel meer diepgang en melodie te bezitten dan eerst voor mogelijk werd gehouden. Neem nu de kritiek in I.O.U.S.A. op het aan lenen verslaafde Amerika (Tryin' to stay ahead of these bills I pay). Ook is er een beschrijving van een bezoek aan The Worlds Fair in 1964 dat een zekere nostalgie paart aan de vraag of we wat we met al onze nieuwe spullen zijn opgeschoten: Saw the kitchen of the future that could be yours today. The Winter When We Didn’t Speak spreekt voor zichzelf. Soms zijn er geen woorden voorhanden. In Wheels Of Soul, een liedje over een groep outlaw bikers, rockt Montgomery. En de teksten? De eerste twee zinnen van deze recensie zijn nu hopelijk veelzeggend. Hoewel You’ll Never Be A Bird met andere muzikanten is gemaakt dan Rosetta, Please (A Love Story) is het net zo mooi als het laatst genoemde album. Dan Montgomery behoort tot de goede muzikanten, misschien zelfs wel tot de betere.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 59 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Matt Urmy
Album:
Sweet Lonesome
Label:
Independent
maandag 12 september 2011
Ik kwam Matt Urmy vorig jaar op het spoor via een promosampler van het Red Beetlabel uit East Nashville alwaar, zeg maar, ‘correcte’ countrymuzikanten zich ophouden. Zijn bijdrage betrof het nummer Renaissance Rodeo, dat me niet erg bij was gebleven. Een tamelijk modaal countrynummer in een Johnny Cash-oude stijl. Daarom alleen al ben ik erg verrast met zijn laatste cd Sweet Lonesome. Die kenmerkt zich juist door een sterke eigen identiteit, countrysoul benadering en prachtige zelfgeschreven songs die direct in je hart verdwijnen om er voorgoed te blijven. Urmy schrijft grappige, dichterlijke teksten over (liefdes) wederwaardigheden uit zijn alledaagse leven. Muzikaal heeft hij voor een krachtig raamwerk gekozen. We horen een weldadig warme gitaarsound, plus sterke solo’s, zwierig orgel of piano, fantastisch dynamisch klinkende bas en drums, de fenomenale blanke soulstem van de nog altijd ondergewaardeerde Jonell Mosser in drie liedjes en de veel vlakkere stem van Mary Gauthier in één song. Mosser’s stem kleurt prachtig bij Urmy’s half zingende, half pratende, maar smachtende manier van zingen. Het album bevat drie korte poëzievoordrachten en tien fraaie songs, samengesteld uit een kruidige mengeling van rock, country, singer-songwriter/folk en soul. Intense sfeer, energieke sound, warme productie.
Huub Thomassen
Artist:
Nicole Atkins
Album:
Mondo Amore
Label:
Proper
zondag 11 september 2011
Het is een tijd geleden dat ik geconfronteerd werd met een album dat ik moeilijk vond om de waarde ervan in te schatten. Mondo Amore is een eigenzinnig eclectisch album vol bombast. Nicole Atkins, geboren in New Jersey debuteerde een aantal jaren geleden met het album Neptune City. Toen viel mij al op dat Nicole gezegend is met een prachtig galmende stem. Net als Neko Case (ook zo’n geweldige strot) zoekt Nicole naar grensoverschrijdende arrangementen met als doel een nieuwe sound te creëren. Een lovenswaardig streven dat bij Neko Case meer dan gelukt is. Bij Nicole Atkins ben ik daar nog niet helemaal van overtuigt; al vind ik het allemaal wel fascinerend. Het album opent met Vultures. Deze song begint met een rustig onheilspellende sound, maar al gauw komen er vreemde koortjes, gruizige gitaren en zalvende strijkers de hoek om suizen. De song loopt automatisch over in een Phil Spector achtig decor met de poppy sound of Cry, Cry, Cry. Dan volgt het rustige Hotel Plaster, waarin Nicole klinkt als een kruising tussen K D Lang en Dusty Springfield. Vervolgens wordt ik flink heen en weer geschut door het Stoogesgeluid van You Come To Me. De gruizige gitaren en de schreeuwerige zang van Nicole liggen mij zwaar op de maag. My Baby Don’t Lie is prettig in het gehoor klinkende rauwe blues, waarbij halverwege een psychedelisch break het nummer nog meer glans geeft. Country en surf komt voorbij in de volgende nummers. Het kan niet op met al die verschillende muziekstijlen. War Is Hell zou niet misstaan in het repertoire van Burt Bacharach en dit is een prachtig duet van Nicole met My Morning Jacket’s Jim James. Tot slot noem ik nog The Tower, dat net als de openingstrack weer volgestopt is met alles wat voordhanden is. De bombast ten top, waarop Scott Walker behoorlijk jaloers zou zijn. Kortom dit is een zeer fascinerend album van een creatieve dame waarvan ik hoop dat haar derde album mij helemaal over de streep trekt.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 60 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gareth Davies Jones
Album:
Chasing Light
Label:
Independent
zaterdag 10 september 2011
Gareth is een in Ierland geboren maar momenteel in Northumberland (Engeland) woonachtige singersongwriter die specialiseert in soft-folk met poptrekjes. Hij is professioneel artiest sinds 2003 en met deze ‘Chasing light’ aan zijn vierde volwaardige CD toe sinds 2004. De twaalf liedjes zijn alle van zijn hand, hoewel Gareth in drie liedjes gebruik heeft gemaakt van bestaande en meestal oude teksten die hij van muziek heeft voorzien. Het betreft ‘Reilly’ (19e eeuwse ballade), ‘Sweet portaferry’ en ‘Rover of the sea’. Gareth speelt akoestische gitaar, mandocello en bazouki en wordt bijgestaan door anderen op bas, drums, electrische gitaar, percussie, piano, hammond orgel, accordeon, fluit en doedelzak. De muziek op de CD is ingetogen, mooi, gevoelig en heeft veel ballade-momenten. Angelsaksische folk die beurtelings Iers en Engels wordt ingevuld. Mooie teksten, waarbij in de eigen teksten een sterk sociaal medegevoel spreekt. Neem als voorbeeld ‘Berlin to Bethlehem’ – twee muren, een is gevallen, de ander verdeelt nog altijd. De oudere ballades ‘Reilly’ en ‘Rover of the sea’ zijn prachtige oud-Engelse ballades (Reilly: ‘As I roved out one evening late, I heard a lovely maid complain, tears were in her eyes. My love he was a fisherman, his age was just 18. He was as neat a sailor boy as ever yet was seen. My father he had riches, but Reilly he was poor, and though I loved the fisherman, they would not him endure’. Vader wil niets weten van het vriendje, moeder zegt vervolgens: hier is wat geld, stuur hem a.u.b. naar Amerika, anders vermoord vader hem. Het loopt allemaal slecht af, het schip vergaat enz. enz. Drama zoals het in dit soort verhalen hoort. ‘Chasing light’ is een prachtige, mooi gezongen en gespeelde CD met Angelsaksisch drama op zijn best. Pure folk uit het Verenigd Koninkrijk.
Fred Schmale
Artist:
Robert Burton Hubele
Album:
I Get Lonely
Label:
Independent
vrijdag 9 september 2011
Robert Hubele is geboren en getogen, als de oudste van 8 kinderen, in de prairies in het zuiden van Alberta, Canada. Inmiddels woont hij met zijn vrouw in Vancouver, dicht bij het prachtige Stanley Park. Op zijn veertiende had hij zijn eerste baantje (in een staalfabriek) en op zijn 21e schreef hij zijn eerste song. In 1984 won hij de Canadian Songwriting Contest met de cassette ‘That man’. De man is autodidact en is met ‘I get lonely’ aan zijn zevende CD toe sinds 1988, alle gevuld met eigen songs. Robert speelt gitaar en slidedobro en neemt alle vocalen voor zijn rekening, de enige andere persoon op de CD is mede-producer, opnametechnicus, gitarist, bassist, percussionist en keyboard-speler Brad Steckel. De muziek is een mengsel van blues en jazz, in een zachte variant. Geen heftige toestanden, maar eenvoudige ‘down to earth’ teksten. Neem bijvoorbeeld het observatieverhaal in ‘Betty & Eddy’s blues’: ‘Eddy was ready for a better life. Work at the mill, then it’s home to the wife. Looking for answers…all he knows something not right with the path he chose. (CHORUS) Eddy was ready…..Eddy was ready for a little change. Betty was ready for a better life. Raised the kids, been the perfect wife. Stood by her man in the hardest of times, but now Eddy’s acting strange and she wakes up cryin’. (CHORUS) Betty was ready…..Betty was ready for a little change. (BRIDGE) It’s so easy to fall in love. Eddy needs Betty, and Betty needs Ed. But sometimes when they’re mad they just kind of forget’. Een soort every day blues, dus. En de andere teksten hebben dezelfde inslag. ‘I get lonely’ is een sympathieke en zeer toegankelijke CD van een prettige bluesy singer-songwriter. Geen hemelbestormer, deze Robert Burton Hubele, maar zijn muziek is aangenaam genoeg om met plezier te beluisteren.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 61 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
North Mississippi Allstars
Album:
Keys To The Kingdom
Label:
True North
donderdag 8 september 2011
Het is al weer 11 jaar geleden dat de broers Cody en Luther Dickinson debuteerden met Shake Hands With Shorty. Dit debuut van North Mississippi Allstars werd met veel gejuich ontvangen door liefhebbers van Southern Rock. Het nieuwe album Keys To The Kingdom is een eerbetoon aan de in 2009 overleden Jim Dickinson, de vader van Cody en Luther. Jim Dickinson was een vermaarde muzikant/producer in Memphis, die onder meer gewerkt heeft met grootheden als Bob Dylan, The Rolling Stones en Aretha Franklin. Het is een emotioneel album met pijn, angst, maar ook met een eerbetoon aan het leven zelf. Immers het leven gaat door. Vlak voordat Jim Dickinson overleed werd Luther vader van een kind. Het album opent met een heerlijk stompend rockertje This A’Way. Vervolgens wordt de luisteraar getrakteerd op gruizig slide gitaarwerk in de lekker huppelende bluestrack Jumpercable Blues. The Meeting is een prachtige gospelsong met medewerking van soulzangeres Mavis Staples. Andere grootheden, die in het verleden met Jim Dickinson te maken hebben gehad zoals Spooner Oldham, Alvin Youngblood Hart, Motown Funk Brother Jack Ashford en Ry Cooder verlenen hun medewerking aan dit album. Laatstgenoemde is met zijn vermaarde slide gitaar te horen op Ain’t No Grave. De enige cover is Bob Dylan’s Stuck Inside of Mobile With The Memphis Blues Again. Dit nummer is knap getransformeerd naar een primitieve hill country blues song. How I Wish My Train Would Come en Hear The Hills staan duidelijk in het teken van het overlijden van Jim Dickinson. Hetzelfde geldt voor de grote finale aan het einde van dit album. Jellyrollin’All Over Heaven geeft een prachtige kijk op het leven na de dood. Het is dan ook een passend einde van een eerlijk, gepassioneerd en broeierig southern rock album.
Paul Jonker Artist:
Jude Davison
Album:
Outskirts Of Eden
Label:
Pigeon Moods Music
woensdag 7 september 2011
Jude Davison is een voor mij onbekende naam. Toch heeft de man al een behoorlijks staat van dienst en zijn liedjes van hem in de loop der jaren te horen geweest in films en TV-producties. Na het horen van deze nieuweling van de man, een in een prachtige verpakking gestoken dubbel CD (52 resp. 50 minuten) met een meer dan schitterend informatieboekje van 28 bladzijden met artwork van een fotograaf en ‘digitaal artiest’ uit Arizona, Eric Vondy, begrijp ik de keuze van filmmakers wel. Jude’s mix van pop, rock, mariachi, soul, blues, dixieland, jazz, folk en country is zeer beeldend en luistert prettig weg. De presentatie van de CD in het afgelopen voorjaar werd meestal gedaan met een pakweg 10-koppige band met daarin drie prominent aanwezige blazers (saxofoon/fluit, trombone en trompet). Die blazers horen we in een aantal nummers terug op de CD, maar we horen ook banjo, pedal steel, piano, harmonica, accordeon, ukulele, mandoline, dobro, bas en drums en in het schitterende ‘Best if we don’t say goodbye’ zelfs een strijkkwartet. Jude zelf speelt maar liefst 13 instrumenten, waaronder bas, drums, percussie, mandoline, banjo, lap-steel, piano, gitaren. Ik ben, mede door het aanstekelijke karakter van de twee CD’s met maar liefst 27 eigen nummers, na een aantal luisterbeurten ingepalmd door deze geboren Engelsman, die sinds ongeveer zijn 10e levensjaar in Canada woont. Jude haalt zijn inspiratie onder meer uit alledaagse gebeurtenissen, zoals een ruzie met de vader van celebrity Justin Bieber tijdens een concert in Stratford, Ontario (de geboorteplaats van Justin en woonplaats van diens vader). Maar ook Milton’s boek ‘Paradise lost’ was een inspiratiebron. Daar komt in feite ook de titel van het album vandaan: het liedje ‘Magdalina y mi corazon’ handelt over de verleiding van Eva door de duivel in het paradijs, waarna Jude zich afvroeg wat er aan de buitenkant van het paradijs allemaal zou kunnen gebeuren en kwam daarbij tot de conclusie dat er wellicht sprake zou zijn van veel decadentie daar. ‘Outskirts of Eden’ is een intensieve gebeurtenis. Er wordt flink indringend gemusiceerd in een grote variëteit aan genres, maar het geheel past wonderwel goed bij elkaar. Geen slechte songs te bekennen, aan enthousiasme geen gebrek. En natuurlijk die prachtige verpakking. Een echte surprise.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 62 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Russell
Album:
Mesabi
Label:
Proper
dinsdag 6 september 2011
Mesabi is het 26e album van Russell sinds zijn start in de jaren 70. Een nieuwe Russell is voor de Americanafans een gebeurtenis om met spanning naar uit te zien. Een slechte CD heeft hij nog niet gemaakt, zelfs niet een beetje mindere, alles wat de man doet is top. Na de vele mooie jaren met gitarist Andrew Hardin kwam de breuk een paar jaar geleden als een schok voor velen. Op ‘Mesabi’ heeft Gretchen Peters’ echtgenoot, pianist, organist, accordeonist Barry Walsh Andrew’s prominente plaats naast Russell ingenomen. Samen met Tom doet Barry de productie en zorgt hij voor de nodige kippenvelmomenten door zijn geweldige blazers-arrangementen, waarin een hoofdrol is weggelegd voor Calexico-trompettist Jacob Valenzuela. We horen in de begeleiding ook kanonnen als Victor Krauss (bas), Will Kimbrough (lead gitaren), John Gardner (drums) en David Henry (mandoline, percussie), Van Dyke Parks (piano, accordeon), Joel Guzman (accordeon), Bob Glaub (bas) en de Calexicomannen Joey Burns (bas) en John Convertino (drums, percussie). Er zijn vocale bijdragen van Gretchen Peters en Thad Beckman (die ook gitaar speelt). Van de 15 songs (bijna 64 minuten) zijn er 14 van Tom, in het heerlijk prachtige ‘And God created border towns’ heeft hij hulp van onze goede vriend Augie Meyers, die in dit nummer ook een tingeltangelpiano speelt (bekend van de saloons van vroeger). Er is aan het eind van de CD nog een cover (ruim 8 minuten) van Dylan’s ‘A hard rain’s gonna fall’, waarin Lucinda Williams meezingt. Er staan geen zwakke songs op de CD, de variatie is immens, wat te denken van een in Spanje spelend liedje ‘Jai alai’, waarin een heuse flamenco gitaar optreedt naast handclaps (palmas). In ‘Love abides’ laat Tom horen dat hij ook geheel alleen zijn mannetje nog altijd staat. In ‘Goodnight Juarez’ zingt Tom een adembenemend mooi duet met Gretchen Peters. Over de titel van de CD het volgende: de ‘Mesabi range’ is een gebied in het noorden van de USA (Minnesota), waar vroeger een bloeiende ijzerwinning was. Saillant detail: Bob Dylan groeide ooit op in Mesabi in het stadje Hibbing, waar de ijzerindustrie zeer belangrijk was. Behalve Tom’s favoriete stad Juarez is er ook weer aandacht voor vergeten Amerikaanse grootheden, zoals Cliff ‘ukulele Ike’ Edwards (‘The lonesome death of ukulele Ike’), de lange ‘karakter-acteur’ Sterling Hayden (‘Sterling Hayden’, met een verwijzing naar de Amsterdamse kanalen) en het Disney kindsterretje Jimmy Driscoll, door Disney afgedankt en vervolgens aan drugs ten onder gegaan (‘Farewell never never land’). Er zijn in de songs rollen voor Elizabeth Taylor (‘Furious love (for Liz))’ en James Dean (‘A land called ‘Way out there’’). Ook heel erg fraai is het in gospel gedoopte ‘Heart within a heart’, met prachtige zang van Regina en Ann McCrary. Wat moet ik hieraan nog toevoegen. Het lijkt alsof Tom Russell zich nog altijd blijft overtreffen. Met ‘Mesabi’ heeft hij een absolute Americana-topper gemaakt, een juweel van jewelste. Gewoon direct aanschaffen en genieten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 63 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
O Brother, Where Art Thou
Album:
10th Anniversary DeLuxe Edition
Label:
Universal
maandag 5 september 2011
Iedere rechtgeaarde liefhebber van Amerikaanse rootsmuziek kent het verrassende verhaal van de met veel fraaie muziek opgeleukte film ‘O brother, where art thou’ van de Coen Brothers met publiekstrekker George Clooney in de hoofdrol. De film was in 2000 een immens succes en de filmsoundtrack, volkomen onverwacht, ook. Vele Amerikanen waren getroffen door de ‘eigen’ mooie muziek uit de depressie-periode, die op een enkel nummer na (het sprookjesachtige ‘Big rock caddy mountain’ van Harry McClintock uit 1928, er is nog een chain gang song van prisoners uit 1959 en uit 1955 stamt ‘Angel band’van The Stanley Brothers) nieuwe opnamen betrof van prachtige oude liedjes als ‘You are my sunshine’, ‘Down to the River to pray’, ‘I am a man of constant sorrow’, ‘Keep on the Sunny side’ en ‘I’ll fly away’. Er werden wereldwijd meer dan 9 miljoen CD’s verkocht en een aantal grammy’s in 2001 gewonnen (o.m. ‘Album of the year’). Ter gelegenheid van de 10e verjaardag brengt Universal een luxe editie uit met de originele CD (ruim 60 minuten, 19 nummers) en een bonus-CD (14 nummers, 36 minuten) waarop 12 nummers die voor de film zijn opgenomen maar niet werden gebruikt en twee nummers die wel werden gebruikt, maar niet de CD haalden. Voor de liefhebbers betekent het genieten van alternatieve versies van o.a. ‘You are my sunshine’ (nu Alan O’Bryant, op CD 1 Norman Blake), ‘Big rock candy mountain’ (twee maal, resp. Van Dyke Parks (!) en Norman Blake), ‘Keep on the sunny side’ (nu The Cox family, CD1 The Whites), ‘Angel band’(Peasall sisters, CD1 Stanley brothers). Leuk vergelijkingsmateriaal. Maar er zijn ook nummers bij die niet op CD 1 staan, bijvoorbeeld John Hartford met ‘Tishamingo blues’ en ‘ Hogfoot’ en Norman Blake met ‘Little sadie’. Er is een tweede ‘work song’, ‘Tom Devil’ van Ed Lewis and the prisoners. Een leuke verrassing is een bijdrage van Canadees Colin Linden : ‘’Hard time killing Floor blues’. Net als bij CD1 is de productie in handen van T Bone Burnett, impeccable so to say! Als je toen niet dit absolute document hebt aangeschaft moet dat nu echt gebeuren, die 36 extra minuten zijn meer dan de moeite waard. En voor de echte diehards is die extra CD een aansporing om die grijsgespeelde CD van 2001 te vervangen en nu nog meer lekkers te gaan genieten. Een mooiere collectie van folk, old-time Music en blues is niet te vinden, nergens niet.
Fred Schmale
Artist:
Tokyo Rosenthal
Album:
Who Was That Man
Label:
Rock & Sock Records
zondag 4 september 2011
Tokyo Rosenthal is al een jaar of 30 bezig in de muziek, zijn eerste muzikale stappen waren ten tijde van de country rock boom. Zijn voorlaatste CD, Ghosts, was een aardig mengsel van bluegrass, folk, country, pop en rock en werd in 2009 in North Carolina, in samenwerking met bassist Chris Stamey gemaakt. Met deze country-rock CD ‘Who is that man’ gaat Tokyo terug naar zijn ‘roots’ en doet hij de mooie jaren van groepen als ‘New riders of the purple sage’, ‘Pure prairie league’ en ‘Poco’ herleven. Zelf speelt Tokyo gitaren, piano en percussie, Stamey is er ook weer op bas (en – naast Tokyo zelf – de productie). Belangrijke rollen zijn er voor pedal steel gitarist Allyn Love (6 van de 10 nummers), fiddler Bobby Britt (5 nummers) en Charlie Chamberlain op lead gitaar, mandoline, banjo (5 nummers). Alle 10 liedjes zijn door Tokyo zelf geschreven. Het geheel heeft een frisse sfeer, de zingende pedal steel en juichende fiddle maken van bijna alle nummers een luisterfeest, met name voor de fans van voornoemde groepen. Maar er zijn mooie variaties te genieten, bijvoorbeeld de (mariachi-achtige) blazers in de titeltrack en in ‘The librarian’. Heerlijk! Een verrassende en zeer sterke CD van een eigenzinnig man, die al vele jaren meedoet in de Americanascene, maar nooit doorbrak in welke vorm dan ook. Met dit heerlijke en positieve luisterfeest verdient Tokyo veel meer aandacht dan hij tot dusver heeft gekregen. De CD maakt een reële kans in mijn top 10 van 2011 terecht te komen.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 64 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Beoga
Album:
Live At Stockfisch Studio
Label:
Stockfisch Records
zaterdag 3 september 2011
Het Duitse kwaliteitslabel Stockfish heft iets met Angelsaksische folk. Beoga (Gaelic voor ‘levendig’), een jong vijftal uit het noorden van Ierland, mocht zijn ding komen doen in de studio van het label en het resultaat is een bijzondere mix van traditionele Ierse muziek (een belangrijke rol voor de knoppenaccordeon) met Amerikaanse swinginvloeden (een prachtige versie van de klassieker ‘Please don’t talk about me when I’m gone’ staat op de CD), Piazzolesque tango-accenten en New Orleans-verwijzingen. Ook klassiek getinte nummers gaat Beoga niet uit de weg, getuige de mooie gedragen uitvoering van ‘The solid man’. De instrumentatie getuigt van avontuur: piano/keyboard, fiddle, bodhrán, knoppen accordeon en gitaar. De muziek is overwegend instrumentaal, de vijf (van de 13) gezongen nummers hebben fiddler Niamh Dunne als vocaliste, met hulp van gitarist/accordeonist Seán Óg Graham. De groep bestaat sinds 2002 en heeft in hun eigen land de supergroepstatus bereikt. De drie tussen 2004 en 2009 uitgebrachte CD’s vlogen in bossen over de toonbank en met deze nieuweling zal het niet anders zijn, zeker met die ongeëvenaarde geluidskwaliteit van Stockfish! ‘Live at Stockfish studio’ is een wonderschone avontuurlijke folkCD in het Keltische repertoire. De vijf leden van Beoga zijn meesters op hun instrumenten en zorgen voor 50 heerlijke muziekminuten
Fred Schmale
Artist:
Donna Beasley
Album:
Under The Rushes
Label:
Independent
vrijdag 2 september 2011
Donna Beasly heeft een bewogen leven achter de rug, vooral beïnvloed door streng christelijke principes. Dus geen films, rock ’n muziek, alleen rokken en dat soort gedoe. Haar eerste stappen op muziekgebied hadden ook alles te maken met God en de kerk. Op haar 17e komt de rebellie, daarna een periode met depressiviteit en suïcidale neigingen tot ze op haar 30e liedjes gaat schrijven. In 2007 komt haar eerste CD uit, ‘Good Samaritan’, met ‘Under the rushes’ is Donna toe aan haar tweede verzameling liedjes in een country-folk stijl die zij zelf ‘Appalachian fusion’ noemt. Ze woont en werkt inmiddels in East Nashville en heeft veel steun aan haar echtgenoot, gitarist, coproducer, co-writer (drie liedjes, de overige acht op de CD zijn van Donna zelf) Tom Spaulding. Het resultaat mag er wezen. Under the rushes’ heeft mijn CD-speler en ipod vele malen bekoord. Donna’s stem is aangenaam, de muziek is zonder meer uitstekend, de 11 nummers op de CD kennen een leuke variatie, met folk, country en bluegrass als de voornaamste invloeden. Fiddle, banjo, mandoline, pedal steel en dobro spelen een belangrijke rol in de begeleding met als voornaamste uitvoerenden de multi-instrumentalisten Scott Neubert en voornoemde Tom Spaulding. Bas en drums zijn in alle tracks aanwezig, incidenteel horen we piano, orgel en accordeon. Chuck Mead zingt een liedje mee. ‘Under the rushes’ is een uitstekende CD in zijn (country-folk) genre en verdient een goede respons. Ga eens luisteren en join in.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 65 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Feldmann & The Get-Rites
Album:
Tribute
Label:
Magnolia Records
donderdag 1 september 2011
Tom Feldman is een 31-jarige blanke vertolker van country blues. Na jaren van eigen songs (er zijn sinds 1999 ca. 6 CD’s van de man verschenen) ging Tom terug naar zijn ‘roots’ en koos een tiental puike liedjes van zijn helden uit om te vertolken. Een echte ‘tribute’ CD dus met een uitstekende hommage aan achtereenvolgens Muddy Waters, Lightnin’ Hopkins (het overbekende ‘Needed time’), Mississippi Fred McDowell, Charly Patton, Washington Philips (het werkelijk adembenemend mooi gebrachte prijsnummer ‘Leave it there’, het hoogtepunt op de CD), Blind Willie Johnson (‘Nobody’s fault but mine’), Robert Wilkins, Booker (‘Bukka’ White, Dock Reed en Son House (‘This little light of mine’). De ‘Get- Rites’ zijn bassist Paul Liebenow en drummer Jed Staack, in twee nummers speelt steel-gitarist Jed Germond een heerlijke partij mee, waarbij met name de solo in mijn favoriet ‘Leave it there’ lekker doorkomt. Tom speelt de mighty fine ‘National Reso-Phonic guitar’ en zingt met een gruizige, licht vibrerende stem, zeer geschikt voor dit repertoire. In vier van de tien nummers is Tom solo actief, wat hem meer dan voortreffelijk afgaat. Tom Feldman levert met dit prachtige gospelblues album een heerlijke CD af, waar de liefhebbers van de akoestische Mississippi Delta Country Blues erg van zullen genieten.
Fred Schmale Artist:
Chris Allen
Album:
Acetate
Label:
Carp & Bones Music
dinsdag 30 augustus 2011
Dat er een jonge generatie singer-songwriters staat te trappelen om eindelijk eens de kans te krijgen gehoord te worden in Nederland, weten de meeste muziekliefhebbers allang. Neem nu Chris Allen. Deze knaap verruilde een aantal jaren geleden zijn solo carrière in en zette samen met Kevin Grasha de uit Cleveland afkomstige countryrock formatie Rosavelt op. Liedjesschrijver Chris Allen startte vier jaar geleden opnieuw een solo carrière. “Goodbye Girl And The Big Apple Circus” was het gevolg. “Acetate” is de titel van zijn nieuwe plaat. De productie is wederom in vertrouwde handen van Don Dixon (Hootie & the Blowfish, The Smithereens). Chris Allen’s muzikale escapades op deze nieuwe solo plaat zijn het beste te vergelijken met de sound van Cracker voorman David Lowery. Bovendien beschikt Allen ook over die geknepen emotionele Lowery stem. Luister maar eens naar ‘We are Just Kids’ en The Truth About Being In love”. “Acetate” klinkt verder helemaal van deze tijd. Modern doordacht in songs als ‘Immediate Blue’ en ‘People Need Targets’. Traditioneel catchy in de opener Love Not Born’ en ‘With The Morning Comes The Sun’. “Acetate” bevat goed in het gehoor liggende country rock liedjes. Weliswaar minder alternatief als je zou verwachten van een man van deze statuur, maar wel verdraaid lekker toegankelijk.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 66 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Lucy Angel
Album:
Lucy Angel
Label:
Independent
maandag 29 augustus 2011
Het is bijzonder mooi weer buiten. Tijd voor een puur Nashville country sidekick. Heb de EP van ene Kate moeder van Lindsay en Emily Anderton in mijn CD speler zitten. Over mooi weer gesproken, observeer de cover eens goed? Deze drie “good looking chicks” maken op deze on getitelde EP onderhoudende country pop. Misschien met wat minder zeggingskracht dan The Dixie Chicks, maar duidelijk met wat meer power. Deze Arizona amazones verhuisde in 2003 naar Nashville waar dochter Lindsay en Emily hun moeder volgde in het bouwen aan muzikale carrière als het trio Lucy Angel. Zo moeder zo dochter dus maar daar bleef het niet bij, het trio toerde niet geheel onopgemerkt door Japan, Switzerland en China. Opmerkelijk genoeg probeert Lucy Angel ons nu pas lekker te maken voor hun nieuwe singel “Only Woman Left”. Eerlijk gezegd dat is ze met het grootste gemak gelukt. Het catchy iets of wat brutale hitje ligt in lijn met een of andere Lady Antebellum hit. Bij het zien van de videoclip snapt je eigenlijk meteen waarom een Ilse DeLange geen schijn van kans maakt in Amerika. Op de EP beluister ik, met zeer gemengde gevoelens, naar liedjes als ‘I'll Be Your Whiskey’ en ‘I'd Be Lyin’. Dwars door deze country ballads scheert een uiterst strak gespeelde gitaarsolo van een gitarist die ongetwijfeld een hardrock verleden met zich mee draagt. Bittersweet country music ziet er, in het geval van Lucy Angel, fraai uit. Er wordt aardig gezongen en gemusiceerd, maar het mist originaliteit en zeggingskracht. Met dit mooie weer kan het er mee door, maar dat was het dan ook.
Jan Janssen
Artist:
Matt The Electrician
Album:
Accidental Thief
Label:
Independent
zondag 28 augustus 2011
Na zijn memorabele optreden tijdens Blue Highways in april van dit jaar, is er hopelijk wat schot gekomen in de erkenning van singer-songwriter Matthew Sever alias Matt The Electrician uit Austin, TX. Zijn discografie van zes albums brachten hem slechts mondjesmaat bekendheid, maar wie weet stoot zijn laatste album Accidental Thief hem definitief op in de vaart der volkeren. Het komt hem toe, want hij is een buitengewoon vernuftige, maar eigengereide liedjessmid. Zijn stijl is niet zo heel eenvoudig is te definiëren. Ik houd het op toegankelijke singer-songwriterpop met een excentriek randje. Het vernuft zit ‘m in de arrangementen, waar allerhande instrumenten opduiken en een flink deel daarvan door hemzelf wordt bespeeld. Voor de omlijsting van zijn mooie, hoge, lichtschorre stem, gaf hij een leidende rol aan een parmantig tokkelende banjo, afgewisseld met akoestische gitaren, aangevuld met weerloos makende bijdragen van trompet, hoorn, orgel, cello en xylofoon. Het overige deel van de begeleiding kwam voor rekening van een handjevol studiobegeleiders, met ondermeer - de altijd van wanten wetende gitarist - Scrappy Jud Newcomb, multiinstrumentalist/co -producer Mark Addison, drummer Jon Greene, bassist Tom Pearson en de achtergrondzangeressen Rebecca Loebe en Jess Klein. De twaalf liedjes klinken subtiel, losjes, onnadrukkelijk en stralen een wisselende sfeer uit. Van monter tot geestig, van ingetogen tot mistroostig. Voor de laatste soort liedjes op Accidental Thief loop ik het warmst. Van de categorie onweerstaanbaar zijn I Will Do The Breathing, Pioneer Bride, I Wish You Didn’t Feel Like My Home en Friends.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 67 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Silos
Album:
Florizona
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 27 augustus 2011
Cracker fans opgelet er is weer nieuw album van The Silos op de markt. Terwijl “Florizona” al een paar weken in de winkels ligt, en de meesten van jullie de plaat waarschijnlijk allang in huis hebben, toch wat bevindingen vanuit deze kroeg. De uit New York afkomstige band gevormd rondom Walter Salas-Humara kick’s, in ieder geval weer “ass” op deze zestiende release. Deze geestdriftig klinkende plaat bevat oer degelijke rock ‘n’ roll die in dit genre tegenwoordig meer uitzondering is dan regel. Na het overleiden van bassist Drew Glackin was het overigens maar angstig stil rondom Humara en zijn Silos bemanning. The Silos hebben zich op “Florizona” dan ook compleet herontdekt. Met bassist Rod Hohl (Mary Lee’s Corvette) en slagwerker Konrad Meissner in de gelederen staat er weer rhythm sectie om U tegen te zeggen. Overigens schoven ook Jason Victor (Steve Wynn & the Miracle 3) en toetsenist Bruce Martin (Tandy) aan. Dit alles resulteert dat “Florizona” een brede rock plaat voor een nog breder publiek geworden is. De deur naar alt country en folk rock staat weliswaar op een kier maar als de CD zich openbaart met nummers als ‘Coming From The Grave’ en de daarop volgende tracks ‘White Vinyl’, ‘Teenage Prayer’ en ‘Getting Trashed’, dan snap je meteen wat ik bedoel met de openingszin van deze recensie. Kijk naar buiten en zie dat het, door de lage waterstand, nog net stuift o de Rijn. Ineens komt bij mij het volgende in mij op “this is skyscraper desert music rocks” Waar komt dit toch weer vandaan?
Jan Janssen Artist:
The Baskery
Album:
New Friends
Label:
Blue Rose Records
vrijdag 26 augustus 2011
Baskery is een trio Zweedse zusjes, dat na hun met veel lof onthaalde debuutplaat Fall Among The Thieves uit 2009 voor het Duitse label Glitterhouse, het tweede album New Friends warempel op het eveneens Duitse Blue Rose Records hebben uitgebracht. Toch verrassend, omdat hun muziekbenadering eerder in het enigszins non- conformistische profiel van Glitterhouse zou lijken te passen. Muzikale concessies hebben de dames Greta, Stella en Sunniva Bondesson op New Friends trouwens niet gedaan. Sterker nog, melodieën en arrangementen zijn nog een tikje avontuurlijker, soms een graadje complexer, spannender, gevarieerder en bovenal volgroeider. Was de eersteling vooral geworteld in Mississippi blues, punk en bluegrass, ditmaal is het een ratatouille aan invloeden. Van klassiek tot folk, van country tot indie, van blues tot rock ‘n’ roll. Bijzonder levenskrachtig en ongewoon prachtig zijn de zangharmonieën, welke ik sinds Hazeldine nog maar zelden gehoord heb. Dat wil niet zeggen dat de geheimen van de liedjes zich ogenblikkelijk prijsgeven. Aan de melodische overgangen, tempowisselingen, aparte zanglijnen, kortom aan het tegendraadse karakter van de liedjes, was het wederom even wennen. De gewenning voorbij is het smullen van ferme uptempo songs met snijdende slide gitaar/banjo, straf plukkende akoestische bas en de losjes, lui uitgesponnen stukken. Componeren, arrangeren, uitvoeren – de zussen zijn erg vaardige multi-instrumentalisten op gitaar/banjo, drums, staande bas, cello – , bijna alles doen ze zelf. Geweldig getalenteerd stel.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 68 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Larkin Poe
Album:
Band For All Seasons
Label:
2 DefPig Records
donderdag 25 augustus 2011
Larkin Poe (de naam is van een voorvader van de dames Lovell) is de groep van de twee jongste zusjes Lovell, Rebecca en Megan, opgericht na het vertrek van de oudste zus, Jessica, uit de succesvolle formatie ‘The Lovell Sisters’. Vorig jaar heb ik de eerste EP (9 nummers en bijna 34 minuten) van deze nieuwe band besproken (zie RRC recensies oktober 2010). Na de lente-impressies zijn er nu ook EP’s van de overige drie seizoenen verschenen, ‘Summer’ heeft ook 9 nummers, waarvan 3 live en 34 minuten, de overige twee duren zo’n 25 minuten. Zingende zusjes in de Americana blinken altijd uit in harmoniezang, daarop zijn deze zusjes Lovell zeker geen uitzondering. Maar meer nog dan de vocalen valt de excellente wijze op waarop Rebecca (mandoline, ukulele, piano en gitaar) en Megan (dobro, lapsteel en ukulele) hun instrumenten beroeren. Larkin Poe is veel ruimte voor twee mannelijke instrumentalisten waarvan de een, Daniel Kimbro, behalve de bas ook banjo en baritongitaar speelt en de ander, Mike Seal, behalve elektrische gitaar ook nog piano en rhodes beroert. De derde man is drummer/percussionist Chad Melton. Alleen op ‘Spring’ doet Jonathan Maness mee (percussie/zang). De muziek van Larkin Poe is fris experimenteel, folk/country is alleen nog maar een soort vertrekpunt, waarna de nieuwe wegen leiden langs blues-, jazz-, rock- en popvelden. Zo wordt bijvoorbeeld langdurig gejamd in het nummer ‘The principle of silver lining’, op ‘Spring’ in studio-uitvoering, op ‘Summer’ in een heerlijk spontane live-uitvoering. Alle in totaal 30 liedjes zijn geschreven door de beide zusjes, waarbij Rebecca er veertien voor haar rekening neemt en haar twee jaar oudere zus negen. De overige songs zijn samen geschreven. Wat die liedjes betreft, dat zijn groeibriljantjes. Geen simpele melodietjes met ditto teksten maar mooi geconstrueerde melodielijnen met enige complexiteit en doorwrochte teksten. De onderwerpen zijn voor de hand liggend: impressies van der seizoenen. Op het begeleidende boekje (voor het totale project) staan vier prachtige spreuken, voor ieder jaargetijde één. Neem bijvoorbeeld deze (‘Fall’): ‘Winter is an etching, spring a watercolor, summer an oil painting and autumn a mosaic of them all’ (van Stanley Horowitz). Er staan vele mooie nummers op de vier EP’s, maar voornoemd ‘The principle of silver lining’ en vooral ‘Taller far than a tall man’ (van ‘Winter’ verdient de titelprijs) drijven boven. Om een indruk te krijgen van een winterse impressie deze strofe uit dit laatste lied: ‘The night was cloaked in snow and the streams were frozen glass. But when the Chinook began to blow I knew the winter could not last. And when the morning came around I wondered if it’d been a dream. But there was stardust in my mouth and ice still floating in the stream’. Een heel fijn en volwassen project van een fijne nieuwe groep, geformeerd rond twee mooie meiden met muzikaal potentieel.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 69 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
SkINnie
Album:
One Add One
Label:
Independent
woensdag 24 augustus 2011
Met stomme verbazing heb ik onlangs de nieuwe EP “One Add One” van Skinnie beluisterd. Het blijkbaar op een zonnige dag geboren multicultureel kind Ron van der Burgt debuteerde drie jaar geleden al solo met de EP “My Heart Beats On The Moon”. Die laatste heb ik meteen maar aan mijzelf voorgelegd. Skinnie maakte begin 2000 onderdeel uit van de band Mo’Jones. Mij zegt de naam niets maar het schijnt dat deze band op alle grote podia van Nederland gestaan heeft waaronder o.a. het North Sea Jazz Festival en PinkPop. Na meer dan vijftien jaar Real Roots Café op het world wide web ben ik weer eens blij gemutst om op deze manier getackeld te worden. Conclusie Skinnie is een dagdromer die met zijn dichterlijke woorden, muziek en stem mij ruimschoots overtuigd heeft van zijn doen en laten. De twee EP’s liggen muzikaal gezien perfect in elkaars verlengde zodat ik het gevoel had naar een compleet album geluisterd te hebben. Enkel ondersteund door akoestische gitaren, bas, drums en keyboards trekt Skinnie de kar. Qua sfeer en muzikale herkenning herken ik diepe jaren tachtig sporen van Steely Dan (Aja, Gaucho) die doorlopen naar eind jaren negentig Lighthouse Family hits als ‘Liftin’ en ‘High’. Samen met multi-instrumentalist, producer en geluidstechnicus Michel van Schie klinkt: “One Add One” wel wat geproduceerd waarbij ik mij dan weer afvraag kan je dit live ook waarmaken. Hoogste tijd dus eens een keer de proef op de som te nemen als Skinnie bij je in de buurt speelt.
Jan Janssen
Artist:
Vandaveer
Album:
Dig Down Deep
Label:
Supply and Demand
dinsdag 23 augustus 2011
Mark Charles Heidinger, aka Vandaveer, is een melancholische alt-folk genie geboren in Ohio, opgegroeid in Kentucky maar nu opererend van uit Washington, DC. Zijn derde plaat heet “Dig Down Deep”. De plaat bevat een verzameling van erg lux gearrangeerde en keurig geproduceerde liedjes. Ondanks de diepe boodschap, die Vandaveer in zijn songs legt, klinken de liedjes alles behalve somber of humeurig. De verhalen over dood en verderf in oorlogen en de vergankelijkheid van verlies en liefde dwarrelen luistervriendelijk door je oren. Vandaveer’s toonkunsten gedragen zich als een spiegelend platform waarin ik qua stem een John Butler of Xavier Rudd herken. Muzikaal is Vandaveer moeilijk te vangen er wordt ongelofelijk rijk en weelderig gemusiceerd. R&B in ‘Concerning Past & Future Conquests’ en ‘The Nature Of Our Kind’ en zeer hit gevoelig in ‘AOK’. Traditionele France chanson muziek gedompeld in een hippe eigentijdse groove zo zou ik het willen omschrijven. Zelden een plaat gehoord die zo elegant en dagdromend aan mij voorbij getrokken is. Deze volheid aan melancholiek zou geknuffeld moeten worden bij voorkeur met een goed glas wijn met geliefde aan je zij. Vandaveer is één van die melodieuze poëten om in de gaten te houden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 70 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cameron McGill & What Army
Album:
Is A Beast
Label:
Independent
maandag 22 augustus 2011
De in Champaign, Urbana, Illinois, geboren singer-songwriter Cameron McGill leverde twee jaar geleden zijn derde CD “Warm Song For Cold Shoulder” af. Kan het prachtige liedje ‘Please Don't Let Me Down’ en de moeilijk te ontcijferen titel, op de albumcover, nog goed herinneren. McGill en zijn band What Army, bestaande uit Darren Garvey op percussie, bassist Rodrigo Palma en Daniel McMahon op gitaren, zetten in de vorm van “Is A Beast’ opnieuw een bovengemiddelde geluidsdrager in de CD schappen. Het betreft hier opzienbarende stilistische poprock die zich met het grootste gemak kan meten met Thomas Dybdahl, Ryan Adams of een Ron Sexsmith. McGill muziek is en blijft echter moeilijk te vangen. Heb de plaat meerdere malen door mijn CD speler gejast om het toch te proberen. Het is mij niet gelukt. McGill’ zelf reflecterende, tegen het zwartgallige aan, teksten vertellen het verhaal over een keihard werkende singer-songwriter die knokt voor zijn bestaan. Luister eens naar de tekst in het zeer radiovriendelijke ‘My Demons Are Organized’. “I dig this man” kan ik je vertellen. Mediawereld grote platenen productie maatschappijen en daarmee onze vrienden van Buma/Stemra houden elkaar allang aan de vreet. Muziek lijkt een wegwerpproduct geworden. “I Don't Believe In Magic (But All My Friends Just Disappeared)” man wat een waarheid. In deze kroeg kunnen we daar uren over lullen, kan ik je vertellen. McGill vermomt zich in karaktervolle gestalten. Hij speelt in zijn liedjes niet alleen de hoofdrol maar ook de bijrol en weet vooral met zijn woorden te boeien. De liefde van deze toonkunstenaar komt van binnenuit en richt zich op de inhoud, beter kan ik het niet verwoorden.
Jan Janssen
Artist:
Gurf Morlix
Album:
Blaze Foley’s 113th Wet Dream
Label:
Independent
zondag 21 augustus 2011
Import-Texaan Gurf Morlix (hij woont sinds 1975 in Austin) heeft een enorme staat van dienst, met name als producer en begeleider. Zijn werk met Buddy en Julie Miller en vooral Lucinda Williams (11 jaar lang) spreekt wellicht het meest tot de verbeelding, maar er zijn nog tientallen anderen die met hem hebben gewerkt. Met ‘Blaze Foley’s 113th wet dream’ is Gurf aan zijn zevende solo-CD toe. Na vele verwijzingen in zijn eerdere CD’s naar het werk van zijn (persoonlijke en muzikale) vriend (jaren 80) Blaze Foley is dit nieuwe album geheel gewijd aan het werk van de Austinse legende en cultfiguur Blaze Foley, die in 1989 werd doodgeschoten toen hij probeerde een vriend te helpen bij diens verweer tegenover een gewelddadige zoon. Blaze was een zonderling, maar liet de wereld na zijn ontijdige verscheiden een aantal juwelen van liedjes na. Van die liedjes werd ‘If I could only fly’ een hit voor Merle Haggard (ook Willie Nelson zingt dit juweel), ‘Clay pigeons’ kennen we van John Prine’s ‘Fair and square’. Beide liedjes staan ook op deze nieuweling van Gurf. Alle vijftien liedjes zijn prachtig, de vertolkingen van Gurf zijn ijzersterk, met veel respect voor de schrijver gedaan. Behalve drums (Rick Richards) worden de gebruikte instrumenten door Gurf bespeeld. Op ‘If I could only fly’ zingt Kimmie Rhodes mee. Gurf brengt met ‘Blaze Foley’s 113th wet dream’ een uitmuntende ode aan een merkwaardige, maar ook zeer gedenkwaardige singer-songwriter uit zijn woonplaats Austin. De songs zullen voor de luisteraars die niet bekend zijn met Foley een ontdekking zijn, Gurf zorgt voor een uitgebalanceerde begeleiding. Wat mij betreft mag dit prachtige album worden neergezet in de top 10 van 2011.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 71 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Red Horse
Album:
Red Horse
Label:
Red House Records
zaterdag 20 augustus 2011
Red Horse is de naam voor het samenwerkingsverband van de bekende singer-songwriters Eliza Gilkyson, Lucy Kaplanski en John Gorka, samen goed voor bijna 20 prachtige CD’s op het kwaliteitslabel Red House. We kennen Eliza behalve als gewldig solo-artiest ook van haar samenwerkingsverband met Iain Matthews en Ad Vanderveen onder de naam ‘More than a song’ uit het begin van deze eeuw. Ook John Gorka en Lucy Kaplanski mogen we tot de favoriete artiesten rekenen van de Nederlandse Americana-liefhebbers. De CD Red Horse is een fantastische voltreffer, van de twaalf songs zijn er negen netjes verdeeld over de drie uitvoerders, er zijn twee covers en de CD wordt afgesloten met de bekende traditional ‘Wayfaring stranger’. Apart is dat de artiesten slechts één van de eigen songs zelf vertolken, verder brengen ze steeds één song van de andere twee en één cover. Dat geeft een heel bijzonder geheel dat overigens per uitvoerende artiest in aparte studio’s werd opgenomen (ook de harmony vocalen) met de artiest zelf als uitvoerende producer. Maar het geheel klinkt alsof alles in één studio is gedaan. Een compliment voor de drie mixers! De begeleiding is spaarzaam maar zeer fraai, met gitaar/gitaren in de hoofdrol en een accent van pedal steel, fiddle, percussie, piano, banjo, mandola en bas. ‘Red Horse’ is een dijk van een CD vol met überfolk. De vocalen zijn subtiel en zeer passend bij de relaxte sfeer. Om steeds weer te spelen en van te genieten.
Fred Schmale Artist:
Grayson Capps
Album:
The Lost Cause Minstrels
Label:
Hadley Music Group
vrijdag 19 augustus 2011
We hebben de man uit het zuiden van de USA, oorspronkelijk uit New Orleans om precies te zijn, in ons Americana-hart gesloten vanaf het moment dat zijn muziek te horen en te zien was in de cultfilm ‘A love song for Bobby Long’ (met o.m. John Travolta en Scarlett Johansson, 2004 Shainee Gabel). De nieuwe Grayson Capps, zijn vijfde studio-album, is inmiddels uit en bevat weer die bekende mooie mix van New Orleans muziek, country en rock. Sinds 2010 speelt Grayson veel met zijn nieuwe band The Lost Cause Minstrels, bestaande uit John Milham (drums, al op andere CD’s van Grayson te horen), Corky Hughes (gitaar) en Christian Grizzard (bas). Deze mannen zijn op deze nieuweling uitgebreid aan het woord en dat levert een aantal mooie Rocky momenten op. De gitaarsoli van Hughes mogen er zijn! Behalve de fraaie eigen songs van Grayson maken we twee schitterende covers mee van Taj Mahal’s ‘Annie’s Lover’ (in een adembenemend mooie country-setting) en Richard Rabbit Brown’s ‘Jane’s Alley Blues’. De opener, ‘Highway 42’ is direct raak: een huppelend country-getint nummer, daarna komt met ‘Coconut Moonshine’ en nummer dat uit de vrolijke straatjes van The French Quarter in New Orleans lijkt te komen: een rammelende piano, een lekker dameskoortje en een gedreven blazersensemble. Nummer drie, ‘John the Dagger’ is een rechttoe-recht-aan rocknummer met een vette elektrische gitaar. Vervolgens komt ‘Jane’s Alley Blues’, met een Caribisch ritme met daarna de gevoelige ballade ‘Chief Seattle’ en vervolgens een subtiel soulnummer, ‘Yes you are’. Die afwisseling blijft tot het eind toe gehandhaafd en zorgt voor bijna drie kwartier absolute topAmericana. Grayson Capps levert met ‘The Lost Cause Minstrels’ een fantastisch goede CD af, die behalve zijn fans ook een flink aantal liefhebbers van goede Americana tot enthousiasme zal brengen. Prachtig, die licht gruizige stem met een achtergrondkoortje van mooie vrouwenstemmen zoals dat in de meeste songs te genieten valt.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 72 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kasey Chambers
Album:
Little Bird
Label:
Essence Music
donderdag 18 augustus 2011
In thuisland Australië is countrynachtegaal Kasey Chambers, vanaf haar debuut The Captain (1999), pijlsnel uitgegroeid tot een grote ster. Daarginds met platinaplaten overladen, kreeg ze in Amerika, ondanks een jarenlang verblijf en intensief toeren, nooit echt voet aan de grond. Tja, van vreemde bodem ook al klinkt ze (met Nederlandse oren, dat wel) op en top Amerikaans. Misschien dat om die reden haar nieuwste album Little Bird, in de zomer van 2010, alleen voor de Aussies werd uitgebracht. De muziek op Little Bird is van dezelfde uitstekende kwaliteit als van The Captain en zeker van Barricades & Brickwalls. Het zijn veertien countrypopsongs die haar liefde voor zowel traditionele- als moderne countrymuziek uitstekend weerspiegelen. Ze strekken van prachtig straight rockende country, zoals in de opener Someone Like Me, tot en met kleine, verstilde singer-songwriterliedjes, zoals de verborgen slottrack. Geen tierlantijnen, sec opgenomen, soepele cadans, warme sound, heldere productie. Ze kon rekenen op hulp van haar man Shane Nicholson, met wie ze het fraaie duet Love Like A Hurricane zingt en op zijn voltallige begeleidingsband The Millionaires. (violen, mandoline, trombone, gitaren, mandoline, bas, drums/percussie, etc.), haar vader Bill op gitaar en broer Nash, haar mentor en een van de co producers. De ontspannen, catchy albumsfeer verdoezelt enigszins de ernstige, persoonlijke teksten, die meestal handelen over twijfel en onzekerheid. Haar stem is als het helderste water, bezit authenticiteit, sprankeling, warmte en sexy vibrato. De ene keer knauwend als een (echte?) Amerikaanse, dan weer kalm en doorleefd. Een geslaagde kruisbestuiving van Patsy Cline, Patty Griffin, Emmylou Harris en Julie Miller.
Huub Thomassen Artist:
Rachael Sage
Album:
Delancey St
Label:
Mppress Records
woensdag 17 augustus 2011
Persmappen, ze horen in een museum thuis. Zeker de persmap die 2005 The Blistering Sun vergezelde. Fraaie foto’s van Rachael Sage, die dan ook een fraaie mevrouw is. Twee speciale zuurtjes die de kleuren van Sage’s laarzen weerspiegelen. Sterke artikelen en recensies. En natuurlijk was daar de vuurrode kleur van de persmap, met op de voorkant de mooie cover van The Blistering Sun. U begrijpt, mijn kennismaking met dit zevende album van de geboren New Yorkse vergeet ik niet licht. The Blistering Sun bleek ook nog eens een sterk album met muziek die het midden houdt tussen de muziek van Jennifer Terran en Ani DiFranco. Veelzeggend is, zeker voor de kwaliteit van de muziek, dat ze bassist extraordinaire Todd Sickafoose met voornoemde dames deelt. In 2008 verscheen Chandelier. Ook hierop excelleert de dochter van Joodse immigranten. Haar muziek kent meer verwantschap met pop dan met rock, soms weerklinkt een beetje klezmer of Oost-Europese volksmuziek en regelmatig zijn er ook jazzinvloeden te horen. Delancey St, haar laatste album, gaat op dezelfde voet verder. Leuke, langzaam maar zeker steeds beter wordende liedjes, met verve en kunde uitgevoerd. Haar uitvoering van Fame herinnert ons eraan dat de muziek die wij nu beoordelen als matig, in de loop van de tijd zomaar haar ware glans kan krijgen.
Wim Boluijt
woensdag 13 juni 2012
Pagina 73 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Real Macaws
Album:
Standing Alone
Label:
Independent
dinsdag 16 augustus 2011
Graham Parker maakte in 1983 de CD die de titel The Real Macaws meekreeg. The Real Macaws anno 2011 lijkt een gelegenheidsformatie bestaande uit Michael Supe Granda (Ozark Mountain Daredevils), Terry Jones Rogers, en Scott Nienhaus en drummer Tim Politte (The Nicolette Larson Band). De CD “Standing Alone” bevat elf catchy countryrock liedjes die bij Byrds en natuurlijk Ozark Mountain Daredevils fans niets nieuws zal onthullen. Initiator Michael ‘Supe’ Granda, Rogers, Nienhaus en Politte reisde het land door als een soort van tribute to the Byrds band. Deze bijna bejaarde muzikanten verstaan hun vak op “Standing Alone”. In de opener ‘Standing On The Corner Of Live and Learn’ word het gezelschap bijgestaan door pedal steel guitarist Rusty Young (Poco). Ook de typische jaren zeventig kenmerkende harmony vocals in dit genre ontbreekt niet op de plaat. Luister maar eens naar ‘That’s Not What I Had In Mind’. Lekker vet klinken de liedjes ‘Sunshine’ en ‘Girl From Southern Illinois’ Zowel Politte als Nienhaus speelde in de begeleidingsband van de vier jaar geleden overleden Nicolette Larson. Een ode aan het adres van deze wonderschone verschijning blijft dan ook niet uit. Afgesloten word er met ‘Tell Me About You’. Sluit je ogen en realiseer je daarbij dat dit weleens de laatste zucht naar die goede oude tijd zou kunnen zijn waarin absoluut niets te lachen viel.
Jan Janssen Artist:
Joseph Arthur
Album:
The Graduation Ceremony
Label:
Megaforce Records
maandag 15 augustus 2011
Liedjesschrijver, multi-instrumentalist, poëet, schilder en ga zo nog maar even door Joseph Arthur levert met “The Graduation Ceremony” zijn zoveelste veelzijdigste plaat. De beste man maakte zelfs zoveel albums dat ik de tel niet meer bij heb houden. “Come To Where I’m From” (2000) en “Nuclear Daydream” (2006), ja dat waren, naar mijn smaak, er een paar om in te lijsten. De uit Akron, Ohio afkomstige buigzame fantasievolle liedjessmid volgt al jaren zijn eigen bedenksels en laat zich niets en door niemand van de wijs brengen. Ook niet als je naar het ruim driekwartier durende “The Graduation Ceremony” heb zitten luisteren kun je hem niet gevangen. Deze nachtvlinder fladdert en wappert alle kanten op. ‘Watch Our Shadows Run’, ‘This Is Still My World’ en ‘Horses’ beteugelen je dagelijkse onrust. ‘Face In The Crowd’ en ‘Someone To Love’ identificeren gezamenlijk een geheime liefde, O God had ik maar meer durf. Ondanks het feit dat ik mij weer eens flink heb zitten ergeren over die Hollandse zuinigheid, de liedjes waren in de verkeerde volgorde op een CDR gebrand, kon ik het toch niet laten iets positiefs over deze zeer verdienstelijke singer-songwriter op te schrijven. Sequence and Art zijn toverwoorden als je van plan bent om naar de nieuwe Joseph Arthur te luisteren. “The Graduation Ceremony” is geen avontuurlijke CD, maar wel eentje die ver boven het gemiddelde in het genre uitsteekt.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 74 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Will Kimbrough
Album:
Introducing Americana Music Vol 1
Label:
Rootsy.nu
zondag 14 augustus 2011
In juni 2008 schreef ik over Kimbrough’s ‘EP’: ‘Het album ademt een zelfde soort sfeer uit als het werk van Nick Lowe; nooit overdadig, en altijd met de schoonheid van eenvoud.’ Drie jaar later kan ik hetzelfde beweren over zijn laatst verschenen cd-boxje; wat is dit toch zielenlouterende en hartverruimende muziek! De set bestaat uit drie cd’s, disc A bevat Willbroughs laatst verschenen cd ‘Wings’ uit 2010, een door velen (ook door mij!) wat over het hoofd gezien meesterwerk. Bijna achteloos presenteert hij zijn liedjes, songs die je al snel mee laat resoneren in je innerlijke muzikale geheugen; ongemerkt tikt je voet het ritme en neuriet je stem de melodie mee. Tien nummers die alle ergens huizen in het gebied van pop, soul en country; de stempel ‘ROOTSY APPROVED’ op de box dekt hiermee de lading volledig! Disc B bevat het beste (18 tracks) van Kim’s eerdere solowerk uit de periode 2000 – 2007; een meer dan geweldige compilatie, medesamengesteld door Kimbrough zelf. Hoewel ik geen groot liefhebber van livecd’s ben vind ik disc C ‘Live at Folk Alliance International, Memphis’ zeer goed beluisterbaar. Het is een akoestisch solo-optreden van hem waar ook nog even zijn maatje Tommy Womack (medebandlid van Kimbrough’s band Daddy) opduikt. Voor ca. 25 Euro’s is deze set verkrijgbaar, drie cd’s met, ik herhaal het maar weer, ‘de schoonheid van eenvoud’.
Benny Mulder
Artist:
Kate & Anna McGarrigle
Album:
Odditties
Label:
Querbeservice
zaterdag 13 augustus 2011
Zoete herinneringen bewaar ik aan de debuutelpee van Kate en Anna; we schrijven 1975: een elpeekant duurde zo’n vijftien minuten, daarna de andere zijde draaien (wel eerst schoonmaken!) en weer een kwartiertje genieten! Ook ‘muziekkrant OOR’ was enthousiast over de McGarrigles, hoewel ze in de recensie schreven dat de zusjes de uitstraling hadden van “twee Jehovagetuigen”. Nu schrijven we 2011, en dear Kate leeft niet meer… Enkele jaren terug besloten beide zussen om de vele analoge tapes van opnames uit de periode 1973-1990 toch maar eens op cd te zetten. En na vele bezoekjes aan het soundlab bij hen in de buurt waren alle opnamen gedigitaliseerd. De cd’s belandden bij Kate thuis ergens… en de zussen vergaten er iets mee te doen, ‘It could wait another year’ schrijft Anna op de hoes van het onlangs uitgebrachte ‘Odditties’. Een heerlijke cd! Vier nummers zijn van de hand van, de voor mij grootste songwriter uit de 19e eeuw, Stephen Forster, waaronder ‘Better Times Are Coming’ (met een zeer jonge Rufus Wainwright in de harmonyvocals). Zijn ‘Gentle Annie’ is enige track op deze cd die ik eerder hoorde van de McGarrigles, nl. op ‘The McGarrigle Hour’ (1998) Twee songs van Wade Hemsworth vonden ook een plekje op het schijfje; in ‘My Mother Is The Ocean Sea’ (in 5/4 maat, het ritme van de golven, volgens Wade) klinkt de stem van Kate op haar mooist. Zijn ‘The Log Driver’s Waltz’ is een typerend voorbeeld van de wijze waarop de zussen vaak hun nummer opbouwen; Kate zingt de melodie en Anna ‘zoekt’ en vindt in de harmonieën perfect haar zuster. ‘Parlez-Nous À Boire’ van de Balfa Frères is het opgeruimde dranklied dat mij tot dansen uitnodigt en mij naar een glas wijn doet verlangen. De overige nummers zijn eigen of ge-‘co-write’ songs, alle zeer genietbaar met als uitschieters het door drummer Gordon Adamson voortstuwende ‘As Fast As My Feet’ en ‘Yo Tell Me That I’m Falling Down’ dat deze ‘verloren’ opnamen afsluit.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 75 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joan Baez
Album:
Play Me Backwards
Label:
Proper
vrijdag 12 augustus 2011
In 1992 verscheen Joan Baez’ 42e album, Play me backwards, op een major label in Nashville. Het betekende een aantal mijlpalen voor Baez. Voor het eerst (sinds 1972) weer een in Nashville opgenomen CD en het eerste album van een serie die, ze samen met de songwriters/producers Kenny Greenberg en Wally Wilson maakte. Van het door Mary Chapin Carpenter geschreven ‘Stones in the road’ werd een video gemaakt, de eerste muziekvideo ooit van Baez. Baez schreef mee in vijf van de songs, vier met Kenny en Wally en één met Ron Davies, het waren de laatste liedjes van haar hand tot heden. Het album was succesvol en kreeg o.m. een grammy als ‘Best contemporary folk recording’. In de begeleiding op dit album, in mijn bezit sinds toen, treffen we o.m. de Nashville grootheden Jerry Douglas (gitaarspul), Glen Worf (bas), Edgar Meyer (bas) naast Kenny en Wally. Een hele mooie CD, zonder meer. Maar bij de heruitgave door Proper is een tweede CD toegevoegd met 10 nooit uitgegeven demo’s erop, die Joan destijds samen met Kenny en Wally opnam. En wat daarop staat is uitermate fraai. Neem bijvoorbeeld het door Dylan geschreven ‘Seven curses’, een pas kort geleden door Dylan zelf uitgebracht liedje, waar Joan als altijd zeer goed mee uit de voeten kan. Een heruitgave die de fans van Joan zeer zal bekoren. Alleen in Europa uitgebracht, jammer voor Joan’s landgenoten. De originele CD is al zeer de moeite waard, maar met de tweede CD erbij, een met kleine begeleiding loepzuiver gezongen tiental juweeltjes, krijgt deze heruitgave een soort cultstatus. Lang leve Joan Baez!
Fred Schmale
Artist:
Nick Lowe
Album:
Labour Of Lust
Label:
Proper
donderdag 11 augustus 2011
In 1990 en 2000 werd de tweede plaat Labour Of Lust uit 1979, van pubrocker Nick Lowe al op cd uitgebracht. Het onderhavige digipack exemplaar is een ‘expanded edition’ die de gesuggereerde meerwaarde, met slechts de b- kant single Basing Street en American Squirm (oorspronkelijk alleen op de Amerikaanse persing) als bonustracks niet helemaal waarmaakt, zij het dat de uitgebreide linernotes en foto’s wel mooie achtergrondinformatie geven over de oorsprong van de twaalf liedjes. Het is een soloalbum, maar voor hetzelfde geld kun je het (nog steeds) een plaat van de legendarische band Rockpile noemen. Alle groepsleden doen er op mee: naast bassist Lowe, de gitaristen Dave Edmunds, Billy Bremner en drummer Terry Williams. Niettemin, het draaide hier om Nick Lowe als songsmid die, na zijn succesvolle debuutplaat Jesus Of Cool (’08), de smaak te pakken had in het schrijven van frisse, pure popliedjes. Veel van die nummers hebben vandaag de dag nog steeds dezelfde brille, met voorop de singles: het luchtige Cruel To Be Kind, gevolgd door het donkere Cracking Up, het weergaloos springerige American Squirm ( met Elvis Costello) en de stompende cover Switchboard Susan van Micky Jupp, die andere ware pubrock held. In een paar liedjes Without Love (country) en Dose Of You (soul) hoor ik nu, beter dan toen, de al aanwezige Amerikaanse invloeden, die zijn latere werk in toenemende mate zou gaan beheersen. Nog altijd een aanstekelijke popplaat, met een aantal eeuwige beauty’s van liedjes.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 76 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Diana Jones
Album:
High Atmosphere
Label:
Proper
woensdag 10 augustus 2011
Diana Jones is een singer-songwriter die de traditionele folk-muziek hoog in het vaandel heeft staan. Ze is traditioneel geöriënteerd, denk aan de onsterfelijke Kate Wolf en haar temporaire muzikale ‘zusje’ Caroline Herring. Mooie, melodieuze akoestische muziek met aandacht voor zieken, zwakken en maatschappelijke misstanden. Diana brak na negen jaar in betrekkelijke onbekendheid voortploeteren in 2006 door met haar ‘My remembrance of you’, een CD die werd overladen met loftuitingen door de critici. Haar nieuwste product, ‘High atmosphere’ doet sterk denken aan ‘My remembrance..’, maar is in mijn ogen zelfs nog een beetje beter. Misschien is dat vooral de verdienste van haar mede-producer en multi-instrumentalist op deze nieuweling, Ketch Secor, de fiddler/banjoïst/zanger van ‘Old Crow Medicine Show’, een rootsband (bluegrass) die momenteel in Nashville actief is. Ketch speelt op de CD viool, viola, fiddle, banjo en gitaar en zorgt voor harmonie-vocalen in acht van de twaalf songs. Van dat twaalftal zijn er 11 van de hand van Diana (in ‘Little Lamb’ heeft ze hulp van Sally Barris), de afsluiter is de traditional ‘Motherless children’. Behalve Secor is er hulp van Mike Bub (bas), Beau Stapleton (mandoline, gitaar), Aaron Embry (diverse keyboards), Tommy G (drums) en Michael Samis (cello). We horen Jim Lauderdale zingen op drie nummers, waarbij met name ‘Funeral singer’ opvalt. De teksten zijn somber van karakter, vertellen o.m. over armoede (‘Poverty’: ‘Poverty, poverty, empty hands and icy feet, a bed so cold I cannot sleep in the arms of poverty’), verlies (‘My love is gone’, ‘I told the man’, ‘Funeral singer’, ‘Motherless children’) en slechte mensen (‘Sister’ heeft een foute echtgenoot). Heerlijk droef. Met ‘High atmosphere’ levert Diana Jones een topper af in het genre traditional folk, de liedjes hadden geschreven kunnen zijn in de depressiejaren van de vorige eeuw, maar zijn van nu. De begeleiding is prachtig, de melodietjes onovertroffen. Een must voor de (vele) liefhebbers van Kate Wof, Caroline Herring en – uiteraard – Diana Jones.
Fred Schmale
Artist:
Blind Boys Of Alabama
Album:
Take The High Road
Label:
Proper
dinsdag 9 augustus 2011
Het voornemen om ooit nog een countrygospelplaat te maken hadden The Blind Boys Of Alabama al een hele tijd. Het kwam er pas echt van, nadat ze de nieuwe countrytraditionalist Jamey Johnson ontmoetten in Birmingham, AL, waar het legendarische gezelschap werd bijgezet in The Alabama Music Hall Of Fame. Tijdens die plechtigheid zong Johnson met The Blind Boys het aloude Down By The Riverside, waarbij de vonk meteen oversloeg en de intentie tot samenwerking aan het onderhavige project – met Johnson als co producer – onmiddellijk werd uitgesproken. Het staat allemaal beschreven in het inlegvel van het in Nashville opgenomen album Take The High Road, een cd waarmee de voorzangers en leden van het eerste uur Jimmy Carter en Clarence Fountain – laatstgenoemde had om gezondheidredenen een bescheiden aandeel – het zoveelste indrukwekkende hoofdstuk toevoegen aan de al ruim zestigjarige historie van de groep. Zonder repetities en in slechts drie dagen werden er met Nashville - sessiemuzikanten dertien liederen gecoverd, waarvan zes met ontroerende vocale gastbijdragen van gospelbroeders en leeftijdgenoten The Oak Ridge Boys in het machtige titelnummer, en van gerespecteerde countryartiesten Jamey Johnson, Lee Ann Womack, Vince Bill, Willie Nelson en Hank Williams, Jr. De verrukkelijke kruising van country & gospel, soul & blues, klinkt van a tot z zoals verwacht: organisch, gepassioneerd en toegankelijk. Amen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 77 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom T. Hall's Songs Of Fox Hollows
Album:
I Love
Label:
Red Beet Records
maandag 8 augustus 2011
We kennen allemaal de meester-songwriter Tom T. Hall, een grootheid in de geschiedenis van de country muziek. Van hem verscheen in 1974 een wonderschoon album, ‘Songs of Fox Hollow’ (‘For children of all ages’) met daarop twee #1 country hits, ‘I love’ en ‘I care’. Peter Cooper en Eric Brace (de man van ‘Last Train Home’), de laatste jaren actief om country muziek van met name de jaren 70 van de vorige eeuw af te stoffen en opnieuw onder onze gewaardeerde aandacht te brengen, hebben in de zomer van 2010 in het huis van Hall (Fox Hollow in Brentwood, Tennessee) deze remake van ‘Songs of Fox Hollow’ (wel worden de nummers in een andere volgorde gebracht), opgenomen met hulp van Duane Eddy (jazeker), Buddy Miller, Jim Lauderdale, Elizabeth Cook, Tim Carroll, Gary Bennett (BR549), Mark & Mike, Jon Byrd, Tommy Cash, Bobby Bare, Fayssoux McClean en Tom T. zelf. Een heel mooi resultaat werd neergezet, waarbij maar één kanttekening kan worden gemaakt: het duurt niet lang genoeg. Net als de LP uit 1974 is er minder dan 30 minuten speeltijd. Dus gebruiken we de repeat knop! In de begeleiding (uiteraard) Lloyd Green (steel gitaar), Jen Gunderman (piano, accordeon), Mike Bub (bas) en Mark Horn (de vroegere drummer van The Derailers en de Mark van Mark & Mike) en natuurlijk Duane Eddy met zijn twangy guitar (twee nummers). De liedjes zijn een ode aan het landelijke leven met titels als ‘Sneaky snake’, ‘Everybody loves to hear a bird sing’, ‘The barn dance’, ‘The song of the one-legged chicken’, ‘How to talk to a baby goat’, ‘Ole lonesome George the bassett’ en ‘I made a friend of a flower today’. Met ‘I love, Tom T. Hall’s songs of Fox Hollow’ hebben Brace en Cooper een nieuw en wederom bijzonder fraai hoofdstuk aan hun al rijk gevulde country-boek toegevoegd. We hopen op nog vele hoofdstukken van deze kwaliteit.
Fred Schmale Artist:
Todd Thibaud
Album:
Live At The Rockpalast Crossroads Festival
Label:
Blue Rose Records
zondag 7 augustus 2011
Todd Thibaud maakt al jaren indrukwekkende kwaliteitsmuziek. Begin jaren negentig verwierf hij behoorlijk wat aanzien met de rootsrock formatie The Courage Brothers. Na een desastreus platencontract met Relativity Records (Sony), herpakte Thibaud zich in 1997 en debuteerde solo met “Favorite Waste Of Time”. Terwijl dit album en de acht daaropvolgende albums met luid gejuich in de Nederlandse pers werden ontvangen zien we deze lekker swingende, iets of wat melancholisch klinkende, rootsrocker maar bar weinig op de Nederlandse podia. En dat is verdraaid jammer. Voor Nederlandse fans waarschijnlijk een pleister op de wond voor het bloeden. Voor nieuwkomers echter een uitstekende gelegenheid om met Todd Thibaud’s muziek in aanraking te komen ligt nu de dubbele CD met DVD “Live At The Crossroads Festival” in de winkels. Het, enige overgebleven zeggingswaardige TV livemuziekprogramma in Europa RockPalast, registreerde een gedreven Todd Thibaud & Band show om je vingers bij af te likken. De uit Boston afkomstige singer-songwriter put voor een groot deel uit liedjes die op zijn CD “Broken” (2009) zijn terug te vinden. Thibaud een tijdloos fenomeen en zet tien jaar oude nummers als ‘Sweet Destiny’ en ‘Little Mystery’ op perfecte wijze in deze tijd. We zien Thomas Juliano (gitaar), Sean Staples (mandoline) Joe Klompus (bas) en Pete Caldes (drums) erg soepel musiceren, terwijl Thibaud zicht vaderlijk bekommert over het losgeslagen gezelschap. Als de band zich naar een climax werkt, in bijvoorbeeld het opzwepende Stone I Can’t Roll’, is één hoofdknik voldoende om met s’en allen weer met beide benen op de grond terecht te komen. Heb de afgelopen tijd behoorlijk wat live concerten en festivals in Nederland bezocht. Misschien ben ik naar de verkeerde evenementen geweest maar grote middelmaat voerde daarbij de boventoon. Het gezegde het gras is altijd groener bij de buren gaat in het geval van Todd Thibaud dus helemaal op.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 78 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
L/O/N/G
Album:
American Primitive
Label:
Glitterhouse Records
zaterdag 6 augustus 2011
Gaat u ervoor zitten, want L/O/N/G, de samenwerking tussen Rupert Huber (Tosca) en Chris Eckman (voorheen The Walkabouts en tegenwoordig ook Dirtmusic) vraagt nogal wat aandacht. Wellicht teveel aandacht voor hen die alleen de muziek willen beluisteren. Markus Huber schreef een korte inleiding voor American Primitive. Ze kan tevens dienen als handleiding bij de thematiek van het album. Volgens Giambattista Vico, de bekende Italiaanse retoricus en filosoof uit de achttiende eeuw, bereikt een samenleving, hoewel ze steeds in ontwikkeling is, nooit de perfectie. Steeds valt ze terug in een eerder, meer primitief stadium. De barbarij uit de vroege stadia keert dan terug als een ‘sociale ziekte’ die het politieke lichaam van binnenuit aanvreet. Vico is echter geen cultuurpessimist, want uit dit tweede stadium van barbarij volgt de primitieve eenvoud die de eerste samenlevingsvormen van de mensheid kenmerkte. Zo zijn individuen opnieuw religieus, trouw en de waarheid toegenegen. Huber vult dit politiek-sociale model aan met een eigenzinnige antropologie: in de jeugd bezit de mens de zuiverheid van het primitieve, het authentieke waarnemen dat evenwel verloren gaat wanneer men ouder wordt. Dan wekt Huber verbazing: na dit alles aangekaart te hebben, trekt hij doodleuk de conclusie dat deze inleiding misschien niet met de muziek op American Primitive in verband valt te brengen. Want een tekst heeft immers altijd een volstrekt eigen functie?! Probeert Markus Huber het verwijt van intellectueel goochelen te ontlopen? Wie de teksten van American Primitive goed leest (en beluistert) en tegelijkertijd de Amerikaanse wereldpolitiek voor ogen houdt, kan niet anders concluderen dan dat Rupert Huber en Chris Eckman Amerika als ‘sociaal ziek’ diagnosticeren. De muziek op dit album is typisch Eckman: midtempo, praatzingen, ergens tussen singer-songwriter, rock en americana in. Rupert Huber voegt smaakvol allerhande elektronica toe en een lange lijst gasten helpt met drums, percussie en zang. Een bijzondere vermelding verdient onze eigen Chantal Acda (tegenwoordig woonachtig in België, het prachtige, derde album van Sleeping Dog verscheen onlangs) voor haar bijdrage aan Wrong Train Coming en Night Fishermen. American Primitive is geen album dat meteen tot juichen aanzet, de waardering komt met de tijd. Vooral zij die in het hoofd kunnen luisteren, zullen American Primitive niet over het hoofd zien. Maar, zult u die zich door dit stuk heeft geworsteld en zich meer om de muziek dan om de teksten of gedachten bekommert, zeggen: “En ik dan?” Wees gerust. Om met Pascal te spreken: het hart kent zijn redenen, die de rede niet kent. Ook op American Primitive.
Wim Boluijt
Artist:
Two Cow Garage
Album:
Sweet Saint Me
Label:
Suburban Home Records
vrijdag 5 augustus 2011
Zeven jaar geleden maakte The Wall Against Our Back, de tweede plaat van de garage/punk/countryrockgroep Two Cow Garage uit Ohio, flink indruk op me. Het overweldigende en onvergetelijke optreden van de band, als slotact nota bene, tijdens Blue Highways in 2005 deed hun vooruitgesnelde reputatie alle eer aan. Raar maar waar, ben ik sindsdien de band uit het oog verloren, om die onlangs weer in het vizier te krijgen door hun nieuwe, vijfde album Sweet Saint Me. De overheersende onstuimigheid, zo blijkt, is gebleven van dat fijne pokkenherrie bandje rondom componist, zanger, gitarist Micah Schnabel, die zijn stem nog steeds geregeld lijkt te smeren met flinke porties gravel. Wel zijn de countryrockinvloeden van Slobberbone en Drive By Truckers nagenoeg ingewisseld voor donkere, bij tijden onheilspellende (pop)rock en is de complete sound door piano- en orgelbijdragen van Andy Schell van een bredere bedding voorzien. De eerste drie nummers hakken er niettemin als vanouds flink in, waarna een mooie sologespeelde, akoestische ballade het spreekwoordelijke rustpunt vormt en bovendien een omslagje inluidt aangaande de arrangementen. In plaats van blijvend full speed los te gaan is er vaker ruimte voor melodie, dynamiek en variatie, zonder daarbij aan vitaliteit en intensiteit in te boeten. Alleen al de geweldige zangkunst van Schnabel zorgt voor een constant hoog energiepeil. Hij zingt in bijna drie kwartier, met zijn hele hebben en houwen, zijn hele binnenste buiten. Fantastische beleving heeft die gast.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 79 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ben Arnold
Album:
Simplify
Label:
Blue Rose Records
donderdag 4 augustus 2011
De uit Philadelphia afkomstige singer-songwriter Ben Arnold is bepaald geen onbekende. Ongeveer vijftien jaar geleden debuteerde hij meteen met de major release “Almost Speechless” bij Columbia Records. Hoe veelzijdig en vooruitstrevende Arnold altijd al geweest is kun je overigens op zijn verzamel CD “In Case I'm Gone Tomorrow” beluisteren. Tussen de bedrijven door schoof de in Pittsburgh, Pennsylvania geboren singersongwriter moeiteloos aan bij zeer verdienstelijke side-kick projecten als 4 Way Street en US Rails. “Simplify” is Arnold’s zevende studio release dat, wat mij betreft, verrassend genoeg verschenen is op het Duitse roots rock label Blue Rose Records. Je kunt veel over Arnold’s muziek debatteren maar roots rock hoor ik geen seconde op deze plaat. Wat dat aangaat alleen maar lof. Arnold’s excelleerde, donkerbruin hees stemvolume en geluid tillen “Simplify” naar één van de beste soul, funk en blues platen die ik dit jaar in mijn CD speler heb geschoven. Met liedjes als ‘Slow Learner’, het funky ‘Love Don't Lie’, de piano balled Fishin’ en ‘O' Holy Ghost mag hij in een adem genoemd worden met zeg maar John Hiatt en Randy Newman. Een bluesy uitgevoerde ‘Woman’s Intuition’ klinkt donker maar zou perfect gepast hebben als soundtrack voor de Amerikaanse film komedie “What Woman Wants”. Blijf onverhoopt met een de vraag zitten. Zou Ben Arnold met “Simplify” in Nederland, via Blue Rose (Sonic Rendezvous), wel potten kunnen breken? Nederland heeft Arnold’s maatjes Scott Bricklin, Jim Boggia, Joseph Parsons, Todd Thibaud en Tom Gillam tot nog toe in de kou laten staan. Het een heeft soms met het andere te maken en ik gun Arnold een Nederlandse doorbraak. Aan de kwaliteit van deze plaat zou het in ieder geval niet mogen liggen.
Jan Janssen Artist:
The Grascals
Album:
Dance Til Your Stockings Are Hot And Ravelin'
Label:
BluGrascals Records
woensdag 3 augustus 2011
The Grascals is een traditionele bluegrass-formatie bestaande uit 5 mannen en een vrouw. Vier zangers (mannen) en een traditioneel instrumentarium (bas, gitaar, mandoline, fiddle en banjo) zorgen voor een echte bluegrass-beleving. Beide CD’s verschenen in 2010 en zijn in het leven geroepen en verspreid door country-getinte concerns in de USA. Voor ‘And friends’ (ondertitel: ‘Country classics with a bluegrass spin’) is dat de alomaanwezige Cracker Barrel Old Country Store, waar het eten overigens heerlijk traditioneel is, voor de EP ‘Dance etc.’ is dat Mayberry’s finest brand Foods, een producent van bakmixen en dergelijke. De gasten op de 13 nummers (bijna 40 minuten) van de Cracker Barrel CD zijn zonder mankeren grootheden uit de countrywereld, zoals Brad Paisley, Dolly Parton (twee nummers), Tom T. Hall, Dierks Bentley, Darrel Worley, Charlie Daniels, The Oak Ridge Boys en Joe Nichols. De nummers zijn ook op één na zeer bekend. Dus passeren onder meer ‘Tiger by the tail’, ‘Folsom prison Blues’, ‘I am strong’, ‘Louisiana Saturday night’, ‘Mr. Bojangles’, ‘The devil went down to Georgia’ en ‘The year that Clinton Delaney died’. Terry Smith en Danny Roberts van The Grascals schreven special voor de CD ‘Cracker barrel swing’, een instrumental die slechts met hulp van een drummer wordt gespeeld. Er zijn ook op de overige nummers andere musici actief, onder meer op drums, gitaar, piano (de overbekende Hargus ‘Pig’ Robbins), steel gitaar en accordeon. Op de afsluiter, een tweede versie van ‘I am strong’, zijn alle eerder genoemde friends te horen. Alles bij elkaar is ‘The Grascals and friends’ een uitstekend en makkelijk toegankelijk bluegrass/countryproduct. De EP (zeven nummers, net geen 15 minuten) ‘Dance til your stockings are hot and ravelin’’ heeft als ondertitel: The Grascals present a tribute to the Music of the Andy Griffith show. Bekende nummers zijn hier ‘Dooley’ (bekend van o.m. The Dillards), Stay all night, stay a little longer (Bob Wills) en de traditional ‘Ol’ Joe Clark’. Ook hier een zelf geschreven aan de opdrachtgever gewijde track: ‘Mayberry’s finest theme’. Met name op deze tweede CD valt het geweldige spel op de banjo van Kirstin Sctt Benson op. The Grascals is een meer dan voortreffelijke bluegrassformatie, die met deze twee puike CD’s de liefhebbers van het genre op de wenken bedient. De CD ‘And friends’ is nader ingekleurd door country, de ‘Mayberry’ CD bevat louter traditionele bluegrass. Beide CD’s zijn zeer de moeite waard.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 80 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Markus Rill
Album:
Wild Blue & True
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 2 augustus 2011
Werd zijn vorige cd The Things That Count uit 2007 nog in Nashville opgenomen, zijn nieuwste Wild Blue & True kreeg goeddeels zijn beslag in Duitsland, zijn thuishaven. Enig positief verschil tussen beide alt. country/roots platen heb ik niet kunnen constateren. Zijn songs ademen weliswaar steevast oprechte betrokkenheid die je van de serieuzere singer-songwriter kunt verwachten, maar in muzikaal opzicht valt er gewoon niet zo veel te beleven, ondanks de niet onaardige hoeveelheid akoestische instrumenten – naast de basisbezetting van bas, drums, gitaar – zoals accordeon, piano, orgel, harmonium, bluesharp en mandoline. Punt is dat veruit de meeste songs niet goed genoeg zijn. Te eenvormig en risicoloos allemaal en bovendien wordt door zijn, zo goed als dynamiekloze zang de factor saaiheid nog eens aanzienlijk versterkt.
Huub Thomassen Artist:
Kip Boardman
Album:
The Long Weight
Label:
Ridisculous Records
maandag 1 augustus 2011
Kip Boardman is een singersongwriter uit Los Angeles, die met The Long Weight zijn derde schijf op de markt brengt. Hij debuteerde in 2003 met Upon The Stars, waarna twee jaar later Upon The Stars volgde. Bij het beluisteren van de eerste rustige track All Fall Down valt meteen de aparte, hoge, ijle stem van Boardman op. Het is net geen Robert Wyatt. Daarnaast wordt meteen duidelijk dat Kip veel aandacht heeft besteed aan de aankleding van zijn 10 eigen liedjes. Met Eric Heywood achter de knoppen lijkt hij de juiste producer te hebben gevonden. Kip Boardman brengt zonnige 70ér jaren Westcoast-muziek, zoals wij die kennen van Carole King, Harry Nilsson, Michael Frank en Phillip Goodhand-Tait. Het klinkt allemaal heel relaxed zoals het swampy JJ Cale achtige Mysterious Stranger en Runnin’ Right valt op door het knappe arrangement met fraaie koortjes en blazers. Ander hoogtepunt is het funky Steely Dan achtige How Could We Guess met fraai ingetogen slidegitaarspel van Eric Heywood. Tot slot moet This Too Shall Pass genoemd worden. Een prachtige song met stemmige steelgitaarklanken. Kortom dit is een heerlijk schijfje voor liefhebbers van subtiel gearrangeerde Westcoast-Pop.
Paul Jonker
Artist:
Marybeth D'Amico
Album:
The Light Inside
Label:
LongMan Records
zondag 31 juli 2011
Wat graafwerk in haar verleden: als journaliste voor een Nederlands blad krijgt de Amerikaanse Marybeth D’Amico in 2002 haar congé. Ze verhuist naar München, heeft de tijd aan zichzelf, leert gitaarspelen en vindt muzikale inspiratie in de, volgens haar, eenvoudige maar emotierijke liedjes van Patty Griffin. In relatief korte tijd ontwikkelt ze zich tot een songschrijfster waar – volgens kenners – rekening mee te houden valt. Na een e.p. volgt in 2008 haar goed ontvangen eerste album Heaven, Hell & Redemption, dat trouwens finaal aan mijn aandacht wist te ontsnappen. Dezer dagen legt opvolger The Light Inside heel wat draairondjes af in mijn cd speler. Een plaat met twaalf uitstekende liedjes van eigen hand, waarin de droefgeestige sfeer van Griffin’s werk duidelijk rondwaart, maar daarom nog geen kopieergevalletje genoemd kan worden. Onder leiding van haar vaste producer/gitarist Bradley Kopp en gesteund door een aantal Austin/Texas- topmuzikanten als mandolinespeler Mark Hallman, bassist Glenn Fukunaga, toetsenist David Webb en drummer Paul Pearcy, legt Marybeth D’Amico haar getroebleerde liefdesleven min of meer bloot in donkere, vlekkeloos klinkende, grandioos vertolkte, licht rockaangezette folksongs. Ze bezit een behaaglijk warme, melancholieke alt, die perfect harmonieert met de prachtige mid-tempo melodieën en gloedvolle instrumentale invulling, meer in het bijzonder door het fraai meanderende B3 Hammond geluid en lyrische gitaarspel. The Light Inside zal denk ik, door liefhebbers van bijvoorbeeld Shawn Colvin, Romy Mayes, Rain Perry en uiteraard Patty Griffin, vanzelfsprekend als een hoogwaardig album worden ingeschaald.
Huub Thomassen woensdag 13 juni 2012
Pagina 81 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Joseph Parsons
Album:
Hope For Centuries
Label:
Meer Music Records
zaterdag 30 juli 2011
Ondanks lovende kritieken in de media kreeg Joseph Parsons, in Benelux, tot nu toe niet echt een voet aan de grond. Parsons zelf zit daar niet zo mee. Hij besloot drie jaar geleden te verhuizen van Philadelphia naar Hannover, Duitsland, of all places. De globetrotter wordt, gezien de aantallen live optredens en verkoopcijfers, bij onze oosterburen, de NL grensstreek en de rest van de EU op handen gedragen. Parsons schoof veertien jaar geleden aan bij het Duitse rootsrock label Blue Rose Records. “5am” (1997), The Black Album (1999), The Vagabond Tales (2005), The Fleury Session (2006) en Heavens Above (2008) kwamen via NL distributeur Sonic Rendezvous toch in de Nederlandse platenwinkels terecht. Parsons heeft Blue Rose verlaten en richtte onlangs Meer Music Records op. Met de piksplinter nieuwe release “Hope For Centuries”, probeert Parsons, mijns inziens, een nieuw publiek te bereiken dat zich buiten de Americana en Roots Rock scene bevind. “Hope For Centuries” werd overigens wel weer geproduceerd door Devin Greenwood (Steve Forbert, Nora Jones, Amos Lee). Parsons is een multicultureel ingestelde European aan het worden. De in sublieme vorm verkerende internationaal gekleurde begeleidingsband, bestaande uit drummer Sven Hansen (Duitsland), gitaarvirtuoos Ross Bellenoit (Amerika) en de uit Arnhem afkomstige bassnaren plukker Freddi Lubitz, sluit naadloos aan op Parsons kenmerkende stemgeluid. De verandering zit hoofdzakelijk in het band geluid en dat hoor je van Kiet af. Het liedje ‘Roman & Michael’ is een waar gebeurd verhaal over de eerste jaren van Aids, toen niemand wist wat het in feite was. In dit opzwepende liedje blikt Parsons terug. Het ontbreken aan een consistent beleid in de behandeling daarvan frustreert Parsons. “Wij geven verdorie wel miljarden dollars per dag uit aan oorlog voeren.” De tekst van ‘Broken Vows’ is een Iers gedicht van toneelschrijfster Lady Gregory. De auteur is onbekend maar Parsons gaat een duel aan tussen het gesproken woord en een fenomenale trip-hop beat. Van ‘Runway’, ‘Spiritual’ en ‘The Meditation’ druipt de afkomst van deze in Monroe, Louisiana geboren en getogen kunstenaar af. Wenkbrauwen fronzen en ik zet wederom grote vraagtekens waarom deze muziek niet allang ingebed is binnen de gehele Benelux? Met de release “Hope For Centuries” bouwt Parsons aan een nieuw muzikaal tijdperk. Misschien veel te bescheiden hebben we het hier toch over een van de meest tijdloze singersongwriters van het moment.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 82 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Chip Taylor (Carson/Platania)
Album:
Train Wreck
Label:
Continental Record Services
vrijdag 29 juli 2011
Ik had de mazzel om op 17 maart jl. in Austin de wereldpremière te zien en te horen van Chip’s nieuwe project ‘Rock and Roll Joe, a tribute to the unsung heroes of Rock ’n Roll’. In een wervelende show van maar liefst 80 minuten bracht Chip – met volledige band - alle nummers van zijn nieuwe CD met veel uitleg erbij (Chip eigen!). Uiteraard was er ruimte voor zijn traditionele opener ‘The real thing’ en afsluiter ‘Wild thing’. Een geweldige kennismaking met alweer zo’n gaaf project van Chip. In zijn begeleidende uitleg op het boekje van de CD vertelt hij dat dit het begin is van een uitgebreid geheel, waarin aandacht wordt geschonken aan de vele betrekkelijk onbekende musici die mede de rock ’n roll hielpen vormen. Op de speciale website rockandrolljoe.com staat een groot aantal artikelen over deze onbekende ‘Joe’s’, geschreven door bekende musici van vandaag, naast Chip, Kendel en John ook bijv. Greg Leisz (steel gitaar, hij schrijft over Sneaky Pete Kleinow). Chip zelf heeft een rock ’n roll geschiedenis, hij schreef zijn eerste songs in de vroege jaren 60 en een flink aantal van zijn liedjes wist de hitlijsten te bestormen, zoals ‘Wild Thing’ (The Troggs) en ‘Angel of the morning’ (Merrilee Rush, Juice Newton), maar ook ‘I can’t let go’ (The Hollies, later Linda Ronstadt), een liedje dat op deze CD staat. De liedjes zijn alle geschreven door Chip, met hier en daar medewerking van de andere musici op de CD, naast Platania (el. Gitaar) en Carson (fiddle) zijn dat Ron Eoff (bas), Bryan Owings (drums) en Seth Farber (keyboards). De veertien liedjes bestrijken bijna een uur en zijn wederom van grote klasse. Bij ieder liedje hoort een kort verhaal, de opener ‘Rock and Roll Joe’ en de afsluiter ‘Rock and Roll Joe reprise’ zijn beide een tribute aan de onbekende helden van de Rock ’n Roll, met de nodige namen erin. Andere liedjes beschrijven de vele facetten van het leven van een R’nR-er, met o.m. het reizen (‘Malmo nights’), de vele sessies op Savoy Records van de jaren 50 (‘The Savoy files’), de echte passie voor de muziek (‘Live and die for Rock and Roll’) en een liedje in de traditie van de ‘lady rockers’ van de jaren 50, zoals Wanda Jackson (‘Hot rod Carson’ met Kendell in de hoofdrol). Het leukste liedje is ‘The Van song’, waarin Chip op weergaloos humoristisch wijze de ‘ontrouw’ van zijn maatje Platania hekelt (John wordt vaak door Van Morrison gevraagd voor een toer en zegt dan geen nee, ondanks zijn plezier in het spelen met Chip – it’s the money, you know!). Ik kan blijven doorgaan. Iedere nieuwe CD van Chip Taylor is voor mij een must, iedere CD van hem brengt mij weer het nodige luisterplezier. Chip is ongeëvenaard als songwriter en dat alleen al is de moeite van de aanschaf waard. En als de sidemen and sidewoman ook nog eens van grote klasse zijn is ontstaat een prachtig geheel.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 83 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eilen Jewell
Album:
Queen Of The Minor Key
Label:
Continental Record Services
donderdag 28 juli 2011
Op haar eerste twee CD’s liet Eilen zich vooral kennen als een prettige nieuwkomer in het folk/country idioom, met name op haar tweede, ‘Letters from sinners and strangers’ (2007), waarin een fiddle een hoofdrol speelde. Haar derde CD, ‘Sea of tears’, was gedoopt in retro-rock en retro-country, jaren 60 stijl. Met name het nummer ‘Shakin’ all over’ (Johnny Kid and the Pirates, 1960) maakte indruk op deze CD, naast een cover van haar grote voorbeeld Loretta Lynn (Darkest Day). De nieuwe CD, ‘Queen of the minor key’ gaat in deze richting verder. Dat horen we direct bij de eerste tonen van de opener ‘Radio city’, een instrumentaaltje met een gitaar à la Duane Eddy en een scheurende sax (gastspeler David Sholl). De basis van de begeleiding wordt ingevuld door haar vaste band met Jerry Miller op gitaren en pedal steel, Jason Beek (drums, vocals) en Johnny Sciascia (bas), dezelfde band als bij haar optreden tijdens SXSW van maart jl. Andere gasten zijn Rich Dubois (fiddle), Zoe Muth (vocals), Big Sandy (vocals) en Tom West (orgel). De CD heeft een prima afwisseling van rock, country, langzaam en snel. Opvallende nummers zijn het vlotte countryliedje ‘Reckless’ (ik weet zeker dat ik het eerder hoorde, maar wanneer en wie???), de heerlijk slepende country-ballades ‘Santa Fe’ en ‘Over again’, de stampende rocker ‘Queen of the minor key’ en de mid-tempo rocker ‘Hooked’ (saxofoon en orgel). En altijd is daar Eilen’s zwoele, jazzy stem, een soort combinatie van Norah Jones en Madeleine Peyroux. Artiesten hoeven van mij niet met elke CD nieuwe wegen in te slaan. Eilen Jewell brengt met haar nieuwe CD opnieuw de muziek van de jaren 60 onder onze aandacht en doet dat op voortreffelijke wijze. Een meer dan voortreffelijke CD is het resultaat.
Fred Schmale
Artist:
Jeffrey Foucault
Album:
Horse Latitudes
Label:
Signature Sound
woensdag 27 juli 2011
Terwijl ik Jeffrey Foucault’s zesde album “Cold Satellite” bewust aan mijn neus voorbij heb laten gaan, mede omdat ik diens voorganger “Shoot The Moon Right Between”, zijn eerbetoon aan John Prine, behoorlijk vond tegenvallen ben ik tegenwoordig in de ban geraakt van Foucault’s nieuwe zevende plaat “Horse Latitudes”. Foucault’s stem en gitaarspel op deze plaat kan zich met het grootste gemak meten dienst kassakraker “Ghost Repeater” van vijf jaar geleden. Wat Foucault op deze plaat laat horen is muzikaal en productietechnisch gezien compleet in balans. “Horse Latitudes” ketend je volle achtendertig minuten vast. Vanaf de humeurige titeltrack tot en met het breekbare slotstuk ‘Tea and Tobacco’ kan ik geen zwak moment ontdekken. Foucault meesterlijke teksten doorkruisen mijn gedachten en plaatsen deze naar de achtergrond. Ik haak aan en sta stil bij liedjes als ‘Pretty Girl In A Small Town’ en Everybody’s Famous’. Dit is mij de laatste tijd niet vaak meer overkomen. Ook hier geld weer dat ik je kan overladen met euforische superlatieven. “Horse Latitudes” pakt je, sleurt je mee en laat je niet meer los.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 84 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Oh Susanna
Album:
Soon The Birds
Label:
Continental Record Services
dinsdag 26 juli 2011
De Canadese Suzie Ungerleider, actief sinds medio jaren 90 onder de naam Oh Suzanna, is met dit verrukkelijke album, ‘Soon the birds’ aan haar zesde CD toe sinds de debuut-EP ‘Oh Suzanna’ uit 1997. Vanaf haar ‘Sleepy little sailor’ uit 2001 volg ik haar op de voet. Haar prachtige subtiele folkmuziek, haar schitterende melodieuze liedjes en gave arrangementen spreken mij zeer aan. Op ‘Soon the birds’ treffen we wederom 11 juweeltjes aan, is de begeleiding als altijd onovertroffen, met hoofdrollen voor banjo, fiddle, steel gitaar en mandoline en een mooie onderlijn van bas en drums. Dan is er ook nog de meerwaarde van de harmonievocalen van Ruth Moody (Wailin’ Jennys) en de productie van David Travers-Smith (ook bekend van de Wailin’ Jennys). Suzie’s teksten hebben een sterke emotionele lading en hebben het (al dan niet imaginaire) dagelijkse leven als onderwerp. Zo passeren ‘Your town’, ‘So long’, ‘See what promises can bring’, ‘What old friends do’ en ‘Lucky ones’, liedjes waarvan de inhoud niet moeilijk te raden is. Opvallend mooi in mijn ogen is ‘Long black train’, met Kevin Breit ( o.m. Norah Jones) op elektrische gitaar en mandola. Het is een droevig lied, waarin onze heldin samen met haar liefdesbaby tevergeefs wacht op de terugkeer van haar geliefde (‘When you flew into the night I could feel her kicking inside of me. But now she’s here and you are gone, I’m as lonesome as can be’). Oh Suzanna is een artieste om van te houden. Haar muziek is prachtig, haar stem is mooi en lief. Gewoon alles van haar kopen, zonder erbij na te denken. Genietmuziek!
Fred Schmale Artist:
Romi Mayes
Album:
Lucky Tonight
Label:
Continental Record Services
maandag 25 juli 2011
Hielden de twee vorige platen Sweet Somethin’Steady (0’8) en Achin In Yer Bones (0’9) van de Canadese Romi Mayes, het midden tussen breekbare singer-songwriterliedjes en countryrock/countrysoul repertoire, op haar vijfde cd Lucky Tonight is ze helemaal in haar element met bluesrock ‘n’ rol, met ‘n enkele countryecho hier en daar. Dit keer zonder de subtiele, warme instrumentale invulling en grofkorrelige sound van producer Gurf Morlix in de studio, maar door gewoon op een podium te gaan staan ergens in thuisstad Winnipeg. Tijdens een avond in januari van dit jaar, werden daar in één tijd tien gloednieuwe nummers live gespeeld en vastgelegd. Belangrijkste partner nu is gitarist Jay Nowicki, die de naar liefde hunkerende gratenstem van Mayes, met scherpe, ronkende, jengelende licks en solo’s, buitengewoon smerig/gesmeerd en uiterst bezield omlijst. Soms als duo acterend, vaker met drummer Ken McMahon een trio vormend en een enkele keer gecompleteerd door mondharmonicaspeler Damon Mitchell en gitarist/mandoline- en banjospeler Jaxon Haldaner, straalt het spelplezier, tot groot enthousiasme van het publiek, er dik en dik vanaf. Na al dat vuur sluit de plaat/het optreden verrassender wijze af met een plechtige, sologespeelde pianoballade. Van de aanstekelijke entourage moet deze plaat het vooral hebben. Een beetje swingen, voetjestampen en je voorstellen wat er op de bühne aan mooie, maar conventionele liedjes, door deze Winnipeggers wordt voorgeschoteld. Dat wil ik ook wel in het echt meemaken dit najaar, als ze tijdens een Europese tour ook Nederland zal aandoen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 85 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Levon Helm
Album:
Ramble At The Ryman
Label:
Vanguard Records
zondag 24 juli 2011
Levon Helm hoeft niet echt te worden geïntroduceerd aan de ware Americana-liefhebbers. Als lid van het Canadees/Amerikaanse supergezelschap The Band was hij ooit begeleider van Bob Dylan. Na het definitieve verscheiden van deze supergroep, in 1999, pikte hij zijn in 1976 (na de eerste Band-break) begonnen solocarrière weer op, die in eerste instantie twee CD’s opleverde onder de titel ‘Midnight Ramble Music Sessions vol 1 and 2’. In 2005 werd Levon getroffen door keelkanker, wat hem een paar jaar buiten spel bracht. Zijn grandioze come-back na de ziekte was in 2007, met het prachtige album ‘Dirt farmer’, hetgeen, net als de opvolger ‘Electric dirt’ (2009), werd bekroond met een Grammy Award in de categorie ‘Best Americana Album’. De opnamen van de in mei jl. verschenen live-CD ‘Ramble at the Ryman’ (bijna 71 minuten) werden gemaakt op 17 september 2008 in het Ryman Auditorium in Nashville (de voormalige Grand Ol’ Opry). Levon wordt vergezeld door een all star band met onder meer Dylan-drummer George Recelli en een aantal blazers. De muziek is heerlijk ontspannen, doet af en toe denken aan de Seeger sessies van Springsteen, maar dan gebouwd rondom de klassiekers van The Band, zoals Ophelia, Rag mama Rag, The Shape I’m in en The Weight (de afsluiter met vocale inbreng van John Hiatt). Er zijn meer gasten op de CD te horen, zoals Buddy Miller, Sam Bush (voor de folk-feel), Sheryl Crow en Billy Bob Thornton. ‘Ramble at the Ryman’ is een fijne, ontspannen registratie van een echt Levon Helm concert, met een prachtige mix van blues (‘Fannie Mae’, ‘Deep Elm Blues’), Folk (‘Anna Lee’), country (‘No depression in heaven’), cajun (het onsterfelijke ‘Evangeline’) en rock (‘Rag mama rag’, ‘The weight’). Een feest voor het oor, heerlijke en eerlijke muziek.
Fred Schmale
Artist:
Shiner Twins
Album:
Four Souls One Heart
Label:
Stagger Lee Records
zaterdag 23 juli 2011
Emoties vertalen naar muziek, dat is wat een muzikant moet doen, aldus Jack Hustinx, een van de songwriters van Shiner Twins in een interview met het Eindhovens Dagblad. Nou daar is hij volledig in geslaagd. Het derde album Four Souls One Heart is een intense ervaring. De pure emotie druipt er van af. Liedjes over ziekte, liefde, dood en het hiernamaals krijgen een nog grotere lading in de wetenschap dat bassist Dick Wagensveld kort na het beëindigen van de opnamen van Four Souls One Heart plotseling is overleden aan een hartstilstand. Deze tragische gebeurtenis vond plaats tijdens een concert van Rootbag, een trio waarin ook Shiner Twin Richard van Bergen speelde. Dat was niet de enige mokerslag, want tijdens de opnames brandde de studio van de broer van Roel Spanjers af. Het album – opgedragen aan Dick Waterman – opent met een klagelijk gezongen Never Take No For An Answer. Deze rustige track is een eerbetoon aan Waterman en de intensiteit van de zang van Jack Hustinx in combinatie met de backing vocals van Malford Mulligan is opzienbarend. Heerlijke countrysoul biedt Someone Like You. Het zachte orgeltje van Roel Spanjers contrasteert fraai met de emotioneel beladen zang van Hustinx. Great Day heeft een onheilspellend soundje met een heerlijke ‘groove’. Hold On is het prijsnummer. Gast-zanger Malford Mulligan stort zich met zijn hele ziel in deze aangrijpende soulbluesballade. Southern soul zoals wij dat kennen van kanjers a la James Carr en Eddie Hinton. Een volgend hoogtepunt is The Last Time, een prachtig gezongen gospel. Little Feat achtige klanken biedt She Can Feel, terwijl Driftin’ gegoten is in een heerlijk kruidig TexMex-sausje. Het album eindigt met een waardige afsluiter Find Your Way Home. Hopelijk heeft Dick Wagensveld zijn plek gevonden. Dit afwisselende, emotioneel geladen album hoort in elke CD-kast van de Americana-liefhebber thuis. Absolute klasse!
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 86 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
James Cotton
Album:
Giant
Label:
Alligator Records
vrijdag 22 juli 2011
James Cotton is inmiddels 75 jaar en is nog een van de weinig levende bluesmuzikanten die furore maakten tijdens de hoogtijdagen van de Chicago-blues. De harmonicaspeler stoeit al geruime tijd met zijn gezondheid. Al meer dan 10 jaar lijdt hij aan keelkanker, waardoor hij niet meer kan zingen. Door de ziekte valt ook het praten hem zwaar. Toch weerhoudt hem dat niet om nog geregeld op te treden en nieuwe albums op te nemen. Op negen jarige leeftijd leerde Cotton de eerste kunstjes van een van de grootste smoelschuivers aller tijden Sonny Boy Williamson. James werd straatmuzikant in Memphis totdat de tiener door Howlin’Wolf werd opgepikt. Cotton speelde een tijdje met Wolf en daarna werd hij door Muddy Waters gevraagd om de plaats van Junior Wells in te nemen. In Muddy’s band speelde hij 12 jaar, waarna hij voor zichzelf begon. Cotton’s live-acts zijn nog altijd heel dynamisch. Met zijn huidige band nam hij voor Alligator Records zijn nieuwe schijf Giant op. Het album opent met Buried Alive In The Blues, dat bekend werd in de uitvoering van Janis Joplin. Cotton speelt het nummer in een snellere uitvoering. De zang op deze CD laat hij vooral over aan gitarist Slam Allen. Zijn zang klinkt nogal mat en lijkt enigszins op BB King. Voor de rest is het een uitstekende band met een geweldige ritmesectie (Noel Neal op bas en Kenny Neal, Jr. op drums). James Cotton krijgt alle gelegenheid om zijn volvette smoelschuif-klanken te etaleren. Muddy Waters wordt geëerd door de uitvoering van zijn Sad Sad Day, Find Yourself Another Fool en Going Down Mainstreet. Daarnaast zijn er twee instrumentale nummers: het up tempo With The Quickness en een eerbetoon aan de koningin van de blues Koko Taylor. Giant is een aanrader voor de liefhebber van ouderwetse stedelijke blues met het accent op de wervelende smoelschuif van de oude meester.
Paul Jonker Artist:
The Webb Sisters
Album:
Savages
Label:
Proper
donderdag 21 juli 2011
De eerste kennismaking met de muziek van The Webb Sisters is mij uitstekend bevallen. De zussen van rond de dertig komen uit het Britse Kent. Charley speelt op de gitaar, piano en drums, terwijl Hattie de harp en mandoline voor haar rekening neemt. Hun debuut maakte zij ruim 10 jaar geleden met het in Nashville opgenomen A Piece Of Mind. Het handelsmerk van deze dames is hun voortreffelijke samenzang. Dat werd ook opgemerkt door Leonard Cohen. Als achtergrondzangeressen maakten zij deel uit van de wereldtoer die Cohen tussen 2008 en 2010 maakte. Op Cohen’s DVD Live In London zijn Charlie en Hattie Webb te horen in hun bewerking van Leonard’s song If It Be Your Will. Deze live uitvoering is ook te vinden op de nieuwe CD Savages van The Webb Sisters. Voor hun nieuwe album maakten de dames gebruik van de diensten van ‘good old’ producer Peter Asher. Dat blijkt een uitstekende keuze, want de sound van de CD klinkt werkelijk voortreffelijk. Immers hoe leg je de goddelijke stemmen van deze dames het beste vast. Het album opent met het sober uitgevoerde Baroque Thoughts met een hoofdrol voor de harp van Hattie. Daarna het eerste hoogtepunt Calling This A Life. Dat klinkt eerst heel ingetogen maar mond uit in een rijk georkestreerde song, waarbij de zang overeind blijft. Datzelfde kan gezegd worden van de ijzersterke song 1000 Stars. Peter Asher zorgt er voor dat het net niet te bombastisch wordt. Amelie’s Smile is een ander hoogtepunt. Het begint onheilspellend met donker bluesy spel van Melvin Duffy op de weissenborn, maar ontwikkelt zich tot een luchtige popsong. Afwisseling genoeg zoals het country achtige Burn, het folky In Your Farther’s Eyes en het dromerige slaapliedje The Goodnight Song. Het enige minpuntje op deze CD met 13 liedjes is vreemd genoeg het titelnummer. Deze popsong met die afschuwelijke electro beat zou het overigens heel goed doen op het volgende European Songfestival. Voor de rest is het een geweldige CD voor liefhebbers van hemelse close
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 87 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Watchman & Friends
Album:
Over The Top
Label:
Continental
woensdag 20 juli 2011
Achter het pseudoniem The Watchman verschuilt zich één van Neerlands’ beste singer-songwriters, Ad van Meurs uit Eindhoven. Zijn discografie is behoorlijk uitgebreid, hij maakt CD’s sinds 1988 in de Watchman stijl, een heerlijke mix van folk, country, blues, jazz en rock, echte Watchmanicana dus. ‘Over the top’ is zijn twaalfde Watchman-productie. Behalve met de Watchman-lijn is Ad ook actief in de intrigerende formatie No Blues, waarmee hij dank zij de inbreng van de Arabische Ud een nieuwe muziekvorm speelt, arabicana. Verder heeft hij een belangrijke invloed bij de formaties ‘The Very Girls’ (inmiddels ter ziele) en de ‘Folk Survival Club’. In al zijn projecten speelt zijn partner, Ankie Keultjes, een belangrijke rol. Met name haar harmoniezang is een lust voor het oor. Ankie neemt overigens ook de productie en de opname van de projecten voor haar rekening. Terug naar ‘Over the top’. Opvallend in deze nieuweling is de inbreng van (knoppen)accordeoniste Sophie Cavez, waardoor in een aantal nummers een Frans gevoel ontstaat. De overige musici zijn min of meer Ad’s vaste begeleiders, te weten Theo Wijdeven (bas), Stephan Jankowski (gitaar), Sjoerd van Bommel (drums). Ook horen we op akoestische gitaar en als vocaliste de Antwerpse Marjan Cornille (ook in ‘Folk Survival Club’ te horen) en op saxofoon Jos Beeren (van het Metropool Orkest en The Timeless Big Band). ‘Over the top’ (de naam refereert aan een bevel van een officier in WW1 waarmee de manschappen de loopgraven uitgestuurd werden om te vechten, vrijwel altijd een zekere dood tegemoet – voor artiesten als Ad voelt het vaak als ‘Over the top’ gaan) is een prachtig, subtiel gespeeld en gezongen folkalbum, waarin Ad zijn mooie en gevoelige liedjes over vaak alledaagse zaken (‘Happy dresses’, ‘To be loved by you’, ‘Old friends’, ‘Getting ready for the evening’) met verve zingt en speelt. Het heerlijk mooi gezongen duet (met Ankie) in ‘Courage, courage’ en de heerlijke saxofoon daarbij is voor mij één van de hoogtepunten van dit zoveelste voorbeeld van de kwaliteiten van deze singer-songwriter kanjer.
Fred Schmale Artist:
Kasey Anderson & The Honkies
Album:
Heart Of A Dog
Label:
Red River Records
dinsdag 19 juli 2011
Van zijn drie voorgaande rootsrock/singer-songwriter albums wisten we al dat Kasey Anderson uit Oregon van een lekker potje rocken houdt à la Steve Earle. Zo knalhard als hij zijn laatste plaat Heart Of A Dog binnenvalt met de beukende blueshardrocker The Wrong Light, deed me echter even licht wankelen. De opmaat voor een al te robuust karakter van het album is het nummer niet, al is rock ‘n’ roll – veel sterker dan op zijn eerdere platen – beslist toonaangevender. Kasey Anderson windt er deze keer zeker geen doekjes om met een groot aantal energieke rockers als bijvoorbeeld Mercy, gedragen door een Stonesgitaarriff plus swingende blazers, en de volledig aan Steve Earle schatplichtige reeks rauwe up- tempo liedjes met snijdende gitaarsound en driftige zang in Sirens And Thunder, Kasey Anderson’s Dreams en My Baby’s A Wrecking Ball. Of neem Exit Ghost, dat door opbouw en zang een ode lijkt te zijn aan John Mellencamp. Tussen al het gitaargeweld door laat Anderson een aantal gloedvolle, door orgel/ Wurlitzeren/of pianoarrangementen, tamelijk gedragen ballades op ons los, waaronder For Anyone, die door de prachtig verwerkte soulinvloeden de schoonheidsprijs verdient. Kasey Anderson heeft op Heart Of A Dog, over het geheel genomen, voor een ongecompliceerde, directe, donkere, veel hardere rocksound gekozen. Misschien wel bewust om zo zijn muzikale carrière, die vanaf zijn uitstekende debuut Dead Roses uit 2004 niet erg wil vlotten, in een succesvollere versnelling te brengen. De op het hoesje gedane aanbeveling ‘please play this record loud’ is absoluut aan mij besteed. Net als al zijn andere, een lekkere plaat. Maar de realiteit gebiedt ook te zeggen dat zijn werk, hoe (h)eerlijk deze plaat wederom ook is, voor een doorbraak wat te weinig eigen gezicht heeft.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 88 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
I Can Lick Any Sonofabitch In The House
Album:
The Sound Of Dying
Label:
Independent
maandag 18 juli 2011
Of het nou gaat om de output onder eigen naam of met zijn band I Can Lick Any Sonofabitch In The House, Michael Dean Damron is een tot dusver veel te onbekend gebleven talent uit Portland, Oregan. Deze grossier in rauwe maar uiterst gevoelige rootsrock, doorregen met elementen uit punk, country en blues, had allang een vaste positie in het linkerrijtje van eredivisiemuzikanten moeten hebben. Zijn songs bezitten immers alles wat een alternatieve rocksong goed maakt: melodieus, intens, krachtig, authentiek, plus een geweldige hoeveelheid energie waardoor zijn liedjes – snel of langzaam – onherroepelijk bezit van je nemen. Op zijn laatste groepsalbum, met een wederom veelbetekende titel ‘The Sounds Of Dying’, is de aantrekkingskracht van de tien liedjes opnieuw ongelofelijk sterk. In songs met al even pregnante titels als Swear To God, Ghost, Hotter Hell en Hallelujah, gaat Damron op verbluffende wijze helemaal op in zijn eigen versie van schuld en boete. Vol vuur en met een diep(k)rakende stem zingt Damron, o zo smartelijk, de longen uit zijn lijf. Het is de wisselwerking tussen zijn uitermate gepassioneerde voordracht, het fantastische alom aanwezige harmonicaspel van David Lipkit, de geweldige dynamiek die gitarist Handsome Jon Burbank aan de dag legt en de granietharde ritmiek van drummer Flapjack Texas en bassist Mole Harris, waardoor The Sounds Of Dying zo’n overweldigende indruk maakt. De muziek van I Can Lick Any Sonofabitch In The House, is goed vergelijkbaar met die van Rosavelt, ook zo’n zwaar ondergewaardeerd en intussen allang ter ziele gegane bandje uit Ohio. Laat dat niet de toekomst zijn van I.C.L.A.S.I.T.H.
Huub Thomassen
Artist:
Ad VanDerVeen
Album:
Days Of The Great
Label:
Blue Rose Records
zondag 17 juli 2011
Op zijn nieuwe soloalbum Days Of The Greats borduurt Ad Vanderveen, een van Nederlands beste liedjesschrijvers, voort op het rustige singer-songwriter idioom van zijn plaat Faithful To Love uit 2009. Ingetogen, onderzoekend, mijmerend en beschouwend bezingt hij als een echte folkzanger zijn perceptie op - en ervaringen van het leven. Hij memoreert aan zijn jeugd in Canada in de titelsong, filosofeert over de liefde in Just Like Life en vergankelijkheid in Slippin’ Past, refereert aan persoonlijke (on)vrijheden in No Way To Quit en How Free, verhaalt over (samen) ouder worden in Grow Old With Me en toont zich nostalgisch/ romantisch in Good And Gone en Well Of Wonder. Een sterk persoonlijk album, waarmee hij met prachtige, poëtische teksten ons deelgenoot maakt van zijn ups en downs; de zonnige – en schaduwrijke kanten van het aardse bestaan. Een melancholiek stemmend album, dat zachtjes doorsluimert door de veelal spaarzame, kalme begeleiding van Ad op voornamelijk akoestische gitaar, incidenteel piano, mondharmonica, accordeon en zangduetten met Kersten de Ligny, soms aangevuld met cello en pedal steel door Rob van Duuren. Halverwege de cd komt in Slippin’ Past de elektrische gitaar eraan te pas. Het liedje bezit een prachtige melodie, schitterende tekst, heerlijke melancholie en krachtige uitvoering. Het is de muzikale kant van Ad Vanderveen die ik het liefst hoor: fraaie compositie in een uitmuntend elektrisch gitaarjasje. Misschien een (volgende) keer maar weer eens met The O’ Neils?
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 89 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Brett Ryan Stewart
Album:
Tilt
Label:
Independent
zaterdag 16 juli 2011
Brett Ryan Stewart is een uit Nashville afkomstige singer-songwriter die ik in 2008 tegen het lijf liep tijdens de Americana Music Conference & Festival. Stewart stond niet geprogrammeerd op een van showcase podia maar ik had wel een doodgewoon gezellig onderonsje tijdens één van de ontelbare live optredens. Zijn debuutalbum “Necessary Lies”, die ik in de handen gedrukt kreeg klonk nogal poppie. Terwijl vrouw dat ding thuis plat draaide kwam ik er veel later pas achter dat deze gast eigenlijk best goed verzorgde muziek maakte. Dat gezegd hebbende zou ik dit keer toch graag de opvolger “Tilt” bij je onder de aandacht willen brengen. Stewart liedjes geven je een inkijk in de persoonlijke levenservaringen van deze veelzijdige uitstekend bestemde muzikant. Stewart heeft, samen met producers Tres Sasser, Chris Tench, en Roger Moutenot, die je waarschijnlijk kent van Will Hoge, Lambchop en Yo La Tango albums, een voorbeeldig indie-folkrock gemaakt. De op klassieke poprock gestoelde tijdloze muziek doet hier en daar denken aan U2 (Godless, Paper Doll en Swallow The Sun). Kijk je naar het heden en toekomst dan zullen je namen zoals die van Mat Kearney (Wide Awake), Matthew Ryan (The Bend) en Shane Alexander (Bring Your Love Back Home) meer zeggen. Wat een leuk onschuldig praatje zoal niet kan teweeg kan brengen! Absoluut niet uit het oog en hart dus. Brett Ryan Stewart nieuwe CD ‘Tilt” is er voor melodieuze Americana liefhebbers die hun muzikale horizon weer eens willen verbreden met goed verzorgde folkrock.
Jan Janssen
Artist:
Delta Moon
Album:
Hell Bound Train
Label:
Red Parlor
vrijdag 15 juli 2011
In 2008 kocht ik op de gok de compilatie- cd Howlin’ At The Southern Moon van Delta Moon, een bluesgezelschap uit Georgia. Die viel niet verkeerd uit door de uitstekende, moerassige bluesrocknummers, die van hun eerste vier platen – opgenomen in de periode ‘02- ‘08 – werden geselecteerd. De krachtige, maar rustig duellerende (slide) gitaren van het songschrijvende duo Mark Johnson en Tom Gray, de mooie hese stem van laatstgenoemde en de leadzang momenten van Kristin Markiton en Gina Leigh – in genoemde periode na elkaar deeluitmakend van de band – creëren een verrukkelijk zwoele, branderige atmosfeer. Op het laatste album Hell Bound Train is er geen lead zingende dame te bekennen (wel in vier liedjes de bescheiden achtergrondzangeres Francine Reed) en dat is een beetje een gemis. Daartegenover staat dat het muzikale palet iets meer kleuren bevat, met funk in Stuck In Carolina en Ghost In My Guitar, country/folk in Get Gone en de met lap steelgitaar zeer mooi uitgevoerde akoestische ballade Plantation Song. De fijne gitaaronderonsjes van de heren Gray en Johnson zijn weer prominent aanwezig, maar met een poppier geluid enigszins opgeschoven richting ZZ Top. De broei is er wat vanaf. Het totaal is iets meer laid back al blijft er, mede dankzij het superstrakke spel van bassist Franher Joseph en drummer Darren Stanley, genoeg te genieten over van deze zompige, zuigende bluesplaat.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 90 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Eric Bibb
Album:
Troubadour LIVE (with Staffan Astner)
Label:
Dixiefrog Records
donderdag 14 juli 2011
Eric Bibb, de zoon van Leon Bibb, die naam maakte in de New Yorkse folk scene van de jaren 60 van de vorige eeuw en de neef van de beroemde jazzpianist en oprichter van The Modern jazz Quartet John Lewis, is een bluesman met een grote staat van dienst. De man is inmiddels 60 jaar oud en is aan zijn 19e (telfout voorbehouden) product toe. ‘Troubadour live’ betreft (uiteraard) een live CD, opgenomen (op het afsluitende ‘People get ready/get onboard’ na) in december 2010 in ‘Katalin and all that jazz’, een club in Uppsala, Zweden. De afsluiter zag het levenslicht in ‘Parc Floral’ in Parijs (4 juni 2010). Eric speelt gitaar vanaf zijn zevende, op zijn 16e maakte hij al deel uit van zijn vader’s begeleidingsband. Zijn liefde voor – met name de vooroorlogse - blues ontwikkelde hij vanaf ongeveer 1970. Op deze fraaie live-registratie horen we Eric solo in de opener, een verrassende cover van Guy Clark’s ‘The cape’, waarna de Zweedse gitarist (elektrische gitaar) Steffan Astner aanschuift en na een vijftal duetten met subtiele, doorleefde bluesmuziek met prima gitaarspel van beiden komt de gospelgroep Psalm 4 (Glenn Scott piano/zang en Andre de Lange plus Paris Renita - beiden zang) haar opwachting maken voor een viertal heerlijke nummers met vooral prachtige gospelzang, met name in de prachtige nummers ‘New World coming through’ en ‘Thanks for the joy’. In de lange afsluiter (meer dan 11 minuten) horen we behalve voornoemde Astner ook Trevor Hutchison op bas en Per Lindvall op drums. Op ‘The cape’ en ‘People get ready’ (Curtis Mayfield) na zijn alle nummers geschreven door Bibb, die in ‘Troubadour’ hulp kreeg van Ruthie Foster. Eric’s soepele, prettige stem en de uitstekende begeleiding zorgen ervoor dat ‘Troubadour live’ weer een prachtig album is van een rasartiest. Opvallend is de leuke variatie, vooral dankzij de gasten, die in de prachtige verpakking mooi gefotografeerd te zien zijn. Geen uitgebreide informatie en geen teksten, wel dus zes stevige foto’s.
Fred Schmale
Artist:
Kimmie Rhodes
Album:
Dreams Of Flying
Label:
Independent
woensdag 13 juli 2011
Kimmie Rhodes, de geboren Texaanse (Lubbock), is al sinds de vroege jaren 80 actief als singer-songwriter. Sinds haar eerste werkstuk in 1981 zijn er tot dusver 14 CD’s van haar verschenen en met ‘Dreams of flying’ is zij dus aan nummer vijftien toe. Wederom op het eigen Sunbird label en wederom opgenomen en geproduceerd door multi-instrumentalist Gabe Rhodes (Kimmie’s zoon) en gemixed en gemastered door echtgenoot Joe Gracey. Persoonlijk ben ik zeer gecharmeerd van de ingetogen folk van Kimmie, die ook op deze nieuweling de hoofdtoon voert. Negen van de elf songs zijn recent geschreven door Kimmie zelf, nummer tien is geschreven door haar zoon Jeremie en de elfde is een even onverwachte als fraaie cover van Donovan’s tophit uit 1965, ‘Catch the wind’, gezongen in duet met Joe Ely. Naast Kimmie (akoestische gitaar) en de geweldige Gabe (veel gitaren, keyboards, backing vocals, mandoline en banjo) horen we Charlie Sexton op bas, John Gardner op drums en percussie en zijn er incidentele bijdragen van Mike Thompson (keyboards, mandoline) en John Mills (saxofoon en klarinet). Allemaal meesters op hun instrument en bekend van hun werk met de groten (Dylan, Eagles, Dixie Chicks, James Taylor). Kimmie trakteert ons opnieuw op een fraai album, hele fijne en rustige akoestische folk, waarbij als altijd de muzikale uitingen van zoon Gabe een behoorlijke meerwaarde inhouden. Van mij mag er ieder jaar zo’n heerlijk album van haar uitkomen. Vooral niet van stijl veranderen, Kimmie, the pleasure is all ours.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 91 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Terry Quiett Band
Album:
Just My Luck
Label:
Lucky Bag Records
dinsdag 12 juli 2011
Mogelijk doordat mijn interesse in bluesmuziek de laatste jaren wat afgenomen is, is het handjevol albums van het trio Terry Quiett Band uit Kansas me niet eerder opgevallen. Voor de verstokte liefhebber is het album Just My Luck waarschijnlijk al een tijdje gesneden koek, en zeker voor hen die de aanwezige stijlbreedte van het genre weten te waarderen. Die komen met de elektrische krachtblues als hoofdmoot en de kwistig gestrooide elementen uit jazz, swing, boogie, delta, southern rock, funk, soul en zelfs een beetje reggae, ruimschoots aan hun trekken. Kostelijk zijn de frequent mooie slide-gitaarsolo´s van Terry Quiett, in de rug gesteund door de krachtig pompende baspartij van Aaron Underwood, de strak meppende drummer Rodney Baker en het zachte toetsenwerk van Rich Steff en Beau Jarvis op zes van de dertien tracks. Ook de rustige deltablues van Judgment Day op resonatorgitaar vind ik, op een singer-songwriterachtige manier, heel mooi gespeeld en gezongen. Alleen zitten tussen de twaalf nummers ook een aantal zwakke plekken, waarbij Quiett’s zang prompt wat krachtpatserig aandoet. Maar in de fraaie, afsluitende soulballade Close To You, laat hij zich vocaal weer helemaal van zijn beste kant horen. Just My Luck is van een wisselvallige kwaliteit, van een nog niet helemaal uitgebalanceerd bluestalent.
Huub Thomassen Artist:
Peter Cooper
Album:
The Lloyd Green Album
Label:
Red Beet Records
maandag 11 juli 2011
Lloyd Green is favoriete pedal steelspeler van singer-songwriter Peter Cooper uit Nashville. Green’s ruimtelijke steelklanken zijn al decennia lang en tot op de dag van vandaag op tal van folk- en countryplaten te horen. Ook op Cooper’s voorgaande, goed ontvangen albums Cautionary Tales uit ’07 en You Don’t Have To Like Them Both uit ’09 – samen met Eric Brace, voormalig frontman van Last Train Home – had Lloyd Green al een actieve bijdrage en uiteraard is hij present op dit eerbetoon dat zijn naam draagt: The Lloyd Green Album. Zoals altijd is zijn rol ook nu een dienende, op deze met een dozijn introspectieve folk- en countryliedjes gevulde schijf. Cooper schreef zeven stuks zelf, waaronder een enkeling in samenwerking met Todd Snider en Baker Maultsby. De overige zijn mooie, bewerkte covers van onder anderen Tom T. Hall, Emmylou Harris & Rodney Crowell, Kris Kristofferson en John Hiatt. Peter Cooper imponeert opnieuw door het zachtmoedige karakter van zijn verhalende liedjes en zijn uitstekende neus voor de vertolking van andermans repertoire. De instrumentale invulling is subtiel en compromisloos, zijn voordracht fijnbesnaard en muzikaal bevindt hij zich op het snijvlak van traditionele akoestische folk- en country. Zijn stem met het lichte braampje en de prachtige zangharmonieën met onder anderen Kim Carnes, Rodney Crowell, Eric Brace en Julie Lee, zorgen op het hele album voor een prettig mijmerende sfeer, waar weemoed en verlangen hand in hand gaan. Louter mooie liedjes, zij het dat Elmer The Dancer, Gospel Song en Hiatt’s Train To Birmingham het allersterkst pieken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 92 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rebecca Pronsky
Album:
Viewfinder
Label:
Nine Mile Records
zondag 10 juli 2011
Tante Marie, daar moest ik aan denken toen ik de in-lay van Rebecca Pronsky’s tweede CD “Viewfinder” opensloeg. Sprekend! Deze blonde, ondeugend, super strak jaren zestig bebrilde singer-songwriter komt echter uit Brooklyn. Haar stem heeft een hoog “take it or leave it” gehalte waar ik persoonlijk wel mee over weg kan. Tekstueel probeert ze veel te vertellen in de elf korte maar krachtige liedjes. De speelduur is ongeveer eenenveertig minuten en dat is precies lang genoeg. Die pedal steel komt mij in het openings nummer ‘Hard Times’ strot uit. Heb ik weer! Daarna volgt: ‘Day Of The Dead’ een prachtig donkere Ennio Morricone, Calexico groove waarvan er naar mijn smaak te weinig op deze plaat staan. Als de liedjes ‘Anything But Good’, ‘The Wheel’ en ‘Special’ langskomen moet ik ineens aan Stevie Nicks denken. Dan doet Pronsky iets wat je op een dergelijk country folk plaatje niet zou verwachten. Het Latin American jazzy deuntje ‘Fragile World’ en het bluesy ‘Shame’ klinken gewoonweg weer verrassend fraai. Het speelse akoestisch gitaarwerk en accordeon spel tillen deze plaat toch naar een bovengemiddeld niveau. “Viewfinder” werd overigens opgenomen in Parsonsfield York County, Maine. Samen met haar band The Great North Sound Society en sound engineer Sam Kassirer (Josh Ritter, Langhorne Slim) hebben ze er lekker op los geëxperimenteerd. Soms doen ze zich er gemakkelijk vanaf maar meestal hoor je gewoon dat men geprobeerd heeft muzikale grenzen te verleggen. Dat laatste begrijp je of juist niet. Luister maar eens naar het ruim vijf minuten durende ‘Good Life’. Ik kom er s ’nachts mijn bed voor uit laat ik je nu even weten.
Jan Janssen
Artist:
Jonathan Byrd
Album:
Cackalack
Label:
Waterbug Records
zaterdag 9 juli 2011
Jonathan Byrd introduceert zich als volgt: ‘Ik ben een zevende generatie Carolinian, voor zover ik heb kunnen nagaan gaan mijn roots terug tot 1795’. Hij is inmiddels 40 jaar oud en aan zijn vijfde CD toe sinds 2001. Tot zijn tiende is hij overal geweest, waaronder een tijd in West-Duitsland waar zijn vader dominee was en zijn moeder de piano speelde tijdens de diensten. Daar leerde Jonathan zingen. Na terugkeer in de USA (1980) ging alles mis. Vader raakte de draad kwijt en moeder moest Jonathan grootbrengen en dat was niet makkelijk volgens onze held. Het enige plezier voor Jonathan was zijn gitaar, via zijn vader kreeg hij een liefde voor bluegrass muziek binnen. Vier jaar in de jazz big band van zijn high school leverde zijn enige muzikale scholing op. Toen dook hij onder in de Navy en nam overal waar hij kwam nummers op. Hij kwam terecht in een hard rock band, maar een Old-time fiddler’s convention in Virginia, waar hij via vrienden terecht kwam veranderde zijn leven. In 2000 gaat hij full-time toeren. Zijn CD’s zijn gevarieerd, van rock ’n roll tot aan folk/bluegrass. Deze laatste CD is duidelijk in de categorie folk/singer-songwriter/bluegrass. Opgenomen in Toronto (Canada) in slechts zes uur tijd met locale musici. Het resultaat is verbluffend. Prachtige, gevoelige en goed in het gehoor liggende liedjes, allemaal van eigen hand (met hulp van een ander in twee van de tien liedjes). Mooie, akoestische begeleiding van gitaar (Jonathan zelf), fiddle, mandoline, accordeon, piano, banjo, bas en National Steel Guitar. Met Cackalack levert de betrekkelijk onbekende singer-songwriter Jonathan Byrd een prachtige CD af, waarop een puike mix van bluegrass, folk en singer-songwritermateriaal valt te genieten. Een sprankelend, ontwapenend en zeer aangenaam geheel, om vele malen te beluisteren. Je depressies verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 93 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Marc Black
Album:
Pictures Of The Highway
Label:
Independent
vrijdag 8 juli 2011
In California, om precies te zijn North Hollywood (LA) is deze CD van singer-songwriter Marc Black opgenomen. Marc woont overigens in Katonah in New York State. In zijn high school periode had hij een hitje met zijn bandje ‘The Blades of Grass’ waardoor hij het bracht tot het voorprogramma van grootheden Als van Morrison en The Doors. Vervolgens maakte hij psychedelische folk-rock met de band van Tim Hardin (omgedoopt tot de Marc Black Band) toen hij in Woodstock (New York State) woonde en werkte. Deze band hield het een jaar of tien vol en maakte één CD. Begin jaren 90 is Marc experimenteel bezig met zijn nieuwe band, King Chubby. Ook hier kwam er een CD. In totaal is Marc verantwoordelijk voor negen CD’s en wordt het tijd om aandacht te besteden aan de nieuweling ‘Pictures of the highway’, een typisch singer-songwriter product, die in 2010 gereed kwam. Na het diverse malen beluisteren van de CD is het mij duidelijk dat de man prachtige liedjes schrijft (alleen ‘For a little while’ is een coproduct – met Dan Mountain) en een goede hand van arrangeren heeft met oog voor diversiteit. De begeleiding is merendeels akoestisch, met ruimte voor blazers, synthesizer en ukulele. De bekendste begeleiders zijn Michael Esposito (bas), Eric Haywood (pedal steel) en Warren Bernhardt op piano. Een van de leukste nummers is het vrolijke ‘Ooh I love my coffee’, waarin Marc ons laat weten hoe hij zijn koffie het liefst drinkt. Maar het allermooiste is ‘I love you Rachel Maddow’, waarvan het refrein blijft hangen en hangen en hangen. Lekker! ‘Pictures of the highway’ is een prima CD van een verrassende singer-songwriter, die een leuke mix brengt van pop, folk en country.
Fred Schmale
Artist:
McKinley Black
Album:
Beggars , Fools and Thieves
Label:
Stockfisch Records
donderdag 7 juli 2011
McKinley Black zal een naam zijn waar menig lezer nog nooit van heeft gehoord. Deze Amerikaanse dame, een echte Americana-artiest die ergens in de jaren 80 begon op te treden in het mecca Cambridge bij Boston, is haar hele leven geobsedeerd geweest door muziek, het schrijven van liedjes en vertolken ervan. Pas na het uitvoeren van een ruime selectie aan baantjes trok ze de stoute schoenen aan en trok naar Berlijn (of all places) om muzikant te worden. Na eerder werk als het in 2006 verschenen ‘Temporary longterm setbacks’ is er nu een mooie CD op het Duitse kwaliteitslabel Stockfisch. Zoals altijd op Stockfisch is er sprake van een onberispelijke productie en opname van ‘magical man’ Günter Pauler en horen we naast McKinley op gitaar en mandoline onder meer de geweldenaar Ian Melrose op gitaar en dobro. McKinley’s Americana is een rijk mengsel van rock, blues, soul, country en folk met een Europees uitstapje via een Grieks ingevuld klezmeresk muziekje. Haar teksten zijn poëtisch en handelen over vriendschap, de natuur en de liefde. Mooi is haar ode aan haar Portugese grootmoeder, die kort na WWII naar de USA emigreerde (‘Bailinho da Maria: ‘Today the sails will rise and I will say goodbye to my homeland to the land of the free, I will cross the sea with only what I can Carry in hand. I may never see again this land, my Madeira, though I’ll carry along the wine and the song to the shores of America’). ‘Beggars, Fools and Thieves’ is een hele mooie CD van een zangeres met een prachtige stem en een gevarieerde schrijfhand. Prachtige arrangementen en een onovertroffen begeleiding completeren het totaalbeeld. Luister, huiver en koop.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 94 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Avery Set
Album:
Returning To Steam
Label:
Independent
woensdag 6 juli 2011
Een nieuwe naam voor mij en naar ik aanneem ook voor de meeste lezers. The Avery Set is een viertal youngsters uit Nashville die met deze eersteling een mooie cocktail van (classic) rock, country, folk en soul neerzetten. Al luisterend hoor je verwantschappen met een flink aantal bekende namen van de country rock scene, zoals bijvoorbeeld The Eagles (met name in het prachtige nummer ‘Stranger’). Het bandje werd geboren in 2003 op een High School in een stadje in Michigan, waar singer-songwriter Chris Zehnder (gitaar, zang) en drummer Jake Bartlett de krachten bundelden. Met lead gitarist Brandon Harris en bassist/cellist/pianist Jacob Johnson erbij werd het een echte band. De CD is beslist de moeite waard, de aanstekelijke zang en dito liedjes steken boven de middelmaat uit en luisteren prettig weg. Zoals gezegd, de mix van (alt)-country (‘Stranger’, ‘Hello Georgia’), melodieuze folkpop (‘Wandering shoes’ met een hoofdrol voor de cello), ballads (‘Set my weight on me’), rock (‘Gotta move’, ’Blown away’ en vooral het vrolijk huppelende ‘Salt mines’) en country-folk (het fraaie ‘Bible belt’ en ‘Hole in my head’) is heel aangenaam. ‘Returning to steam’ is een prima, goed gevarieerde CD van een groep jonge muzikanten die het zo maar in zich hebben om tot grote bekendheid door te groeien. Hun songs, gezamenlijk geschreven, zijn sterk en liggen prettig in het gehoor. Een verrassing.
Fred Schmale
Artist:
One-Eyed Mule
Album:
Drifting To A Happy Place
Label:
Independent
dinsdag 5 juli 2011
Opgericht in 2003 te Kopenhagen en na een aanvankelijk straatmuzikantenbestaan door Europa, maakt het kwartet multi-instrumentalisten One- Eyed Mule twee onopvallend gebleven albums. Dat lot zal hun derde worp Drifting To A Happy Place waarschijnlijk niet beschoren zijn, vanwege tien erg diverse en eigenzinnige liedjes, die wonderwel samenvloeien tot een prachtig samenhangend geheel, vooral dankzij de sublieme stem van Rasmus Dall. Zowat voor elk liedje werd er uit een andere muzikale bron van pop, rock, country, folk, jazz en blues geput, om die vervolgens te verwerken in verassend luchtige, catchy melodieën. Neem daarbij het gebruik van een flink arsenaal (akoestische) instrumenten ( Sitar, pomporgel, banjo, piano, orgel, zingende zaag, staande bas, Rhodes, gitaar, drums) en elke song bezit zijn eigen karakteristieke sfeertje. De zelfgeschreven nummers slalommen lekker losjes door de popgeschiedenis: van de beatgeneratie, country- en folksongfases, tot en met de psychedelische- en undergroundstromingen. Slechts in drie dagen opgenomen in een landhuis in Zweden, hebben de Denen toetsenist Uffe Ipsen, multiinstrumentalist Søren Lyngaard Anderson, drummer Mads Holst Tønder en de eerder genoemde zanger, gitarist Rasmus Dall, zich glans- en hopelijk kansrijk op de kaart gezet
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 95 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Victoria Vox
Album:
Exact Change
Label:
Obus Music
maandag 4 juli 2011
Een apart geval, deze Victoria Vox (artiestnaam voor Victoria Davitt, geboren 1978 in Wisconsin en momenteel woonachtig in Maryland). Sinds 1999 verschijnen er CD’s van haar en met ‘Exact change’ (mei 2010) is zij aan haar 9e toe. Victoria zingt met een stem die in de categorie ‘lief’ thuishoort en ze speelt ukulele (haar belangrijkste instrument), trompet, gitaar, bas en ‘mouth trumpet’ (zo noemt ze haar manier van zingen met gedeeltelijk gesloten lippen aan de rechterkant van haar mond). Op haar 16e woonde ze een jaar in Frankrijk bij een Franse familie, waardoor ze vloeiend Frans spreekt en schrijft. Op deze nieuwste levert dat twee prachtige Franstalige liedjes op, ‘Mon chéri’ (volledig Franstalig) en ‘La musique’ (Frans/Engels). Victoria’s muziek is een vrolijke mengelmoes van pop, rock en folk met een vleugje soul en jazz. De invulling is van zeer subtiel tot aangenaam stevig. Het instrumentarium omvat behalve haar eigen spul ook bas, drums, gitaar, orgel, banjo, piano, accordeon (in de beide ‘Franse’ nummers). Er wordt veel ge’clapt’ en in de percussie zitten ook sticks, wood blocks en stomps. Een speciale vermelding geef ik aan de arrangementen, met name in ‘La musique’ en het verrassende instrumentaalje op nr. 6 (simpelweg ‘Intermission’ geheten). Van de twaalf songs zijn er 10 van Victoria zelf, met hulp van anderen in twee nummers. Het gevoelige ‘French cafe’ is van Herb Ohta/Jim Beloff en de afsluiter ‘The birds’ van Anne Chandler. In haar eigen teksten is ze vooral bezig met de liefde, aanvankelijk positief en vrolijk – ‘Mon chéri, mon chéri, dans tes bras, tu m’a dit que je suis ta chéri, mon chéri, mon chéri’, maar tegen het eind komen er toch problemen, zoals in ‘Shake it up’, een gedragen soulballade: “The road is long and each day we seem to be slowing, it’s no one’s fault that we got lost where we were going’. ‘Exact change’ is een aangename en voor de intermissie vooral vrolijke CD en erna wat triestige CD van een dame, die ook in het hele fraaie boekje guitig wil overkomen. Ik heb er vooral van genoten, met name omdat ‘Exact change’ vooral ‘anders’ is.
Fred Schmale
Artist:
Jude Johnstone
Album:
Quiet Girl
Label:
Bojak Records
zondag 3 juli 2011
Jude Johnstone is een voortreffelijke singer-songwriter uit de USA. Met name haar liedjes zijn geliefd bij anderen, getuige het feit dat zowel Johnny Cash (‘Unchained’) als Bette Midler (‘The girl is onto you’) als Stevie Nicks (‘Cry wolf’) als Jennifer Warnes (‘The nightingale’) als Trisha Yearwood (vier songs, w.o. de nr1 hit ‘The woman before me’) als ook onze grote favoriet Emmylou Harris (‘Hold on’ op ‘All I intended to be’, haar voorlaatste album) één of meer liedjes van haar opnamen. En dan ben je echt wel iemand in dit wereldje. Met ‘Quiet girl’ is Jude aan haar vijfde CD toe sinds 2002 en voor mij is dit een eerste kennismaking met haar muziek. En die is mij prima bevallen. Ik heb even moeten luisteren voordat de CD mij bereikte, maar toen viel ik voor de subtiele soft-pop van Jude. De tien eigen liedjes doen qua sfeer denken aan het vroege werk van Carole King, niet in de laatste plaats omdat Jude zichzelf op de CD begeleid op de piano, maar ook omdat de stem verwantschap heeft. En de arrangementen zijn ronduit prachtig, wat de verdienste is van Jude zelf en haar producer Charles Duncan. Neem bijvoorbeeld het mooie epos ‘Cry for New Orleans’, waarop een French Horn (Jude!) combineert met (uiteraard) piano, maar ook mandoline, viool, viola (alle drie David Mansfield) en gitaar/bas/percussie van Duncan. En het erop volgende prachtnummer ‘It’s gonna take a while’, heel jazzy met piano/bas/drums/gitaar en een wonderschone vioolsolo. De tekst begint somber, een relatie is verbroken en het duurt even voordat dit is verwerkt, maar in het laatste couplet gloort een mooie toekomst: ‘It’s gonna take a while to get over you, to let go of love like you want me to. And one day my heart it won’t have to break, but it’s gonna take a while’. Jude Johnstone pleziert met een muzikaal sterke collectie liedjes, prachtig gearrangeerd en mooi gezongen. Er zijn vocale bijdragen van Emmylou Harris, Jimmy Lafave, John David Souther (jawel, die is er ook nog), Susan Cowsill en Rodney Crowell (en anderen). Toe maar, dus.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 96 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Carrie Elkin
Album:
Call It My Garden
Label:
Red House Records
zaterdag 2 juli 2011
Carrie Elkin, die momenteel woont en werkt in het muziekmecca Austin, heeft het genoegen om haar derde CD te zien verschijnen op het kwaliteitslabel Red House. Na twee eerdere in eigen beheer uitgebrachte werkstukken (The Waltz in 2004 en haar eerste Austin-CD ‘The jeopardy of circumstances’ in 2007). ‘Call it my garden’ is een verrukkelijke CD met adembenemend mooie folk. Geproduceerd door Colin Brooks en Mark Addison (net als Jeopardy) plus Danny Schmidt. Colin horen we tevens op lap steel, dobro en gitaren en hij zingt, Mark doet orgel, clockenspiel en percussie en Danny zingt mee op een aantal nummers. Andere zanghulp is er van Sam Baker (de CD is voor het grootste deel opgenomen in zijn woonkamer – door Mark Addison), Johnny Hermanson (Storyhill), Robby Hecht, Raina Rose, AJ Roach, Anthony DaCosta, Jason en Vanessa Lively en Nuala Kennedy. Een optreden van Carrie is een genoegen, haar prachtige stem en aangeboren niet-opgelegde charme nemen je direct voor haar in. Zo is het ook met deze CD, die min of meer live is opgenomen en je zonder mankeren bij de strot pakt. Heerlijke songs, op één – ‘Iowa’ van Dar Williams – na alle van Carrie zelf, mooie teksten, fijne melodieën. Folk at its very best. Carrie schrijft over mensen (‘Dear Sam’ is een ode aan Sam Baker, ‘Shots rang out’ schreef ze naar aanleiding van een ontmoeting in de gevangenis (een nachtje ooit) met een volkomen foute cellmate, ‘St. Louis’ gaat over de ontmoeting met een zeer interessante man in een vliegtuig, ‘The things we’re afraid of’ over een gesprek met een bijna gepensioneerde man die erg tegen zijn nieuwe situatie opzag) en ze filosofeert graag over het leven (de in één take opgenomen afsluiter ‘Edge of the world’ gaat over het verleggen van de eigen grenzen). De begeleiding is prachtig en naast de eerder genoemde instrumenten horen we ook cello, banjo, mandoline. Carrie Elkin heeft een droomdebuut gemaakt op Red House. Meesterlijk mooi gezongen pure folk-muziek met wat invloeden van bluegrass en soul. En een gelukkige hand van kiezen van de begeleiders zorgt ervoor dat de CD een topper in zijn genre is.
Fred Schmale
Artist:
Will Safron
Album:
Catch The Passing Train
Label:
Independent
vrijdag 1 juli 2011
Will Safron verraste mij vorig jaar met zijn debuut-CD ‘In my view’ uit 2008. Toen ik hem sprak in maart 2010 was zijn follow-up CD nog niet gereed. Nu ligt de nieuweling ‘Catch the passing train’ al enige tijd regelmatig in mijn afspeelapparatuur en ik kan mijn oordeel over het debuut als permanent gaan beschouwen: Will maakt zeer sympathieke subtiele akoestische folk en heeft een voortreffelijke keuze wat betreft zijn begeleiders. Will werkt met de beste musici uit Austin en presenteert zich op deze tweede CD wederom als een ware verhalenverteller. In ruim 50 minuten en 12 liedjes komen gebeurtenissen, personen en meningen (‘In my view’, een nummer dat ook op zijn eersteling te horen was, nu in een ander arrangement en met fraaie harmoniezang van Whitmore) onder onze aandacht. Elf liedjes zijn van Will zelf, nummer twaalf, de afsluiter van de CD is een cover van Paul Simon’s welbekende prijsnummer “The boxer’ (met een hoofdrol voor de pedal steel). In de begeleiding treffen we zijn vrienden van de debuut-CD, met als voornaamste gitarist en enige bassist in de begeleiding Jack Saunders en verder Eleanor Whitmore (viool, viola, mandoline, harmony vocals), Chip Dolan (accordeon, orgel) en Rick Richards op drums. Nieuw op deze CD zijn fiddler Gene Elders (Nederlandse roots), Ken Bujnoch (keyboards, percussie, mixing, mastering) en EJ Jones (doedelzak). ’Catch the passing train’ is een prima akoestische folk-CD met gave liedjes, zeer goede begeleiding en een leuke afwisseling. De opener ‘Here was a man’ heeft een Iers klinkende begeleiding, het tweede nummer ‘This is it’ is een gesproken tekst met een mooie melodie erachter (ook als video-single te bestellen met mooie begeleidende opnamen op de achtergrond). Vervolgens komen de andere songs, allemaal goed, met als hoogtepunten ‘Give them love’ – met Dolan in een hoofdrol, ‘Catch the passing train’ – een wals en ‘Westminster chimes’ – dobro en fiddle in fraai samenspel. En er is een leuk instrumentaaltje met een soort Vader Jacob thema: ‘It’s all about you’.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 97 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Munyon
Album:
Pretty Blue
Label:
Stockfisch Records
zondag 26 juni 2011
Na de legendarische best sellers “CodeName Jumper” (1990) en “Acrylic Teepees” (1996) trok liedjesschrijver goeroe David Munyon in 2009 zijn grote schoenen en bracht via de CD “Big Shoes” een eerbetoon aan zijn grote helden, Bob Dylan, Lee Clayton, John Prine, John Lennon, etc. Munyon is een tekstdichter die misschien wel honderden liedjes per jaar schrijft. Begin 2011 verscheen: “Meanwhile Back In Japan”. Nog geen half later zit Munyon’s zeventiende release “Pretty Blue” in mijn CD speler. De productie van “Pretty Blue” was wederom in handen van geluidsfilosoof Günter Pauler (Stockfisch Records). Pauler trok overigens wel vaker aan de touwtjes, wat betreft David Munyon geluidsdragers. Leg je oren maar eens te luister aan albums als “Stories From The Curve” uit 1995 en “Down To The Wire” uit 1997. Naakter als dat kan het volgens mij niet. Munyon fans zullen “Pretty Blue” zo onder de arm slaan, ondanks het feit dat dit album een aantal eerder uitgebrachte nummers bevat. Overigens zou het ontbreken van die nummers dit album incompleet hebben gemaakt omdat “Pretty Blue” een gedegen en weloverwogen autobiografische verhaal vertellen over Munyon’s turbulente leven. Sla het boekwerkje er maar op na en je weet genoeg. De melancholische en poëtische manier waarmee Munyon deze twaalf liedjes over de bühne brengt wekt een zekere emotie in mij op. Het hoogtepunt tref ik aan in het maar liefst ruim zes minuten durende ‘Lover Hold Me Now’. Het vertrouwen die Munyon in dat liedje schenkt in de vrouw van zijn dromen en de hoop dat zij hem op het rechte pad houd, spreekt wat mij betreft boekdelen. Munyon daarover “One day, in the kitchen in Düsseldorf I asked the Lord Jesus Christ to help me write a “Number one” song.” Hoewel “Pretty Blue” maar twaalf liedjes telt overtreft Munyon dit keer zichzelf door een totale speeltijd van maar liefst vierenzestig minuten te produceren. Wat is het toch jammer dat Munyon als persoon zo’n ondoorgrondelijk en mysterieus karakter heeft waardoor hij niet makkelijk te pijlen is. Onlangs nog moest hij noodgedwongen zijn EU tournee afzeggen. Het zou niet goed gaan met hem? Verdorie, je hoopt gewoon dat het hem goed gaat want dit niveau singersongwriters kan je op dit moment maar op één hand tellen. Aan het eind van deze bespreking is daar dan gelukkig dat ene bericht op Myspace “David healed and is quite well now and he's looking forward towards the future and thanks everyone for their prayers!”
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 98 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Shane Alexander
Album:
Mono Solo
Label:
Independent
zondag 26 juni 2011
Mono Solo is alweer het vierde album van de uit Los Angeles afkomstige singer-songwriter Shane Alexander. Veel liedjes van zijn voorgangers The Middle Way, Stargazer en The Sky Below waren te horen in o.a. populaire TV series als Samantha Who?, Criminal Minds, Bones en ja zelfs in Goede Tijden Slechte Tijden. Hoewel volgens mij onbedoeld lenen de liedjes die nu staan op Mono Solo zich daar ook voor. Alexander kan goed luisteren, een zeldzame eigenschap die maar weinigen echte beheersen. De korte filmische fragmenten gaan over het leven opgepikt “on the road”. Eerlijk, tastbaar en vooral goed verstaanbaar zingt Alexander, met een prachtig stemgeluid, zijn vertellingen. Vingerwijzend naar de financiële hyena’s, die geen maat konden houden, dan weer diepe persoonlijke tragedies die het afgelopen jaar onder de huid van deze tekstdichter gekropen zijn. Rillingen krijg je er soms van. De CD opent meteen met het meest catchy liedje op deze plaat ‘Miles for Days’. Vreemd genoeg reed Alexander nachts door de staat Texas en hoorde liedjes van Lucinda Williams op de radio. Tijdens de opnamen van Mono Solo verongelijkte Alexander’s boezemvriend. Tijdens de plechtigheden stonden de ontvangers aan. Bij thuiskomst in LA schreef en nam hij in één paar uur tijd ‘Corey’s Song’ op zoals het nu direct op de plaat staat. “It’s not a final goodby song” zegt Alexander daarover. Toch gaat de zinsnede “No turning back the door will never crack again” werkelijk door merg en been terwijl Alaxander juist in dit liedje laat horen dat hij ook een zeer begaafde gitarist is. De twee korte instrumentale meesterwerken bevestigen nog maar eens de unieke constante factor waarover Shane Alexander beschikt. Als voortekenen niet bedriegen zou deze Bourgondisch gevulde plaat, reik aan smaak, ambiance en sentiment wel eens de definitieve doorbraak van Shane Alexander in de EU kunnen beteken.
Jan Janssen
Artist:
Brian Webb
Album:
Strange Way To Grieve
Label:
Independent
zaterdag 25 juni 2011
De iets of wat poëtische en filosofisch, qua tekstdichterlijkheid, ingestelde, uit Boston afkomstige singersongwriter, Brian Webb debuteerde in 1997 met “The Fortunate Poets”. De liedjes stonden in de kinderschoenen en lieten een nog onvolwassen, vaak eigenzinnige jonge Brian Webb horen. In 2003 pikte het Nederlandse distributie label Lucky Dice Webb op en slingerde: “Broken Folk” hier op de markt. “Strange Way To Grieve” is volgens mij Webb’s vijfde studioalbum. Of hij na tien jaar afwezigheid nog fans heeft zal moeten blijken zeker is dat als hij die niet meer zou hebben, hij met deze plaat veel nieuwe fans zal maken. Muzikaal zit het allemaal perfect in elkaar. De beste man doorkruist op deze plaat diverse muziekstijlen waaronder country, folk, soul, blues en pop. Hierdoor word het voor kuddedier gerichte criticasters waarschijnlijk erg moeilijk dit te categoriseren. Qua stemklank en techniek laat deze Webb ook hoge punten zien op het scorebord. Ga er maar aanstaan Leonard Cohen’s ‘Bird On A Wire’ in duetvorm te cover en er ook nog iets aan toe te voegen. Heerlijk allemaal. Van de opener ‘Changed’ via ‘California Part 2’ naar het exploderende ‘Lonelyesome’ skippen, moet je eens proberen. Weet zeker dat je verslaafd geraakt aan deze krachtpatser van een plaat.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 99 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hell's Kitchen
Album:
Dress To Dig
Label:
Dixiefrog Records
vrijdag 24 juni 2011
Hell’s Kitchen is een trio uit Zwitserland, dat met hun nieuwe album Dress To Dig in twaalf nummers schroeiende, onheilspellende en vervreemdende bluesvarianten over je uitstorten. Eerlijk, uit die regio verwacht je niet zo gauw een dergelijk peperheet muzikaal gerecht, dat is samengesteld uit ingrediënten die eerder al door bijvoorbeeld Captain Beefheart, Tom Waits en André Williams danig werden beproefd. Gruizige, groezelige en vooral intense oerblues, komt er uit de koker van gitarist/zanger Bernard Monney, drummer/percussionist Cedric Taillefert en contrabassist Christophe Ryser. Door middel van een gierende, overstuurde (slide) gitaar, drums, industriële percussie, duistere bas, furieuze- dan wel wanhopige zang, bespelen ze de in blueskringen spreekwoordelijke duivel. De nummers klinken in eerste instantie nogal anarchistisch, waardoor ze wat (kunnen) afschrikken. Maar na enig herbeluisteren valt dat wel mee en ontdek je zelfs echte pareltjes, waaronder het prachtig samen gezongen balladewalsje My Heart’s Beating Too Low. Boeiende blues.
Huub Thomassen
Artist:
Steve Earle
Album:
I’ll Never Get Out Of This World Alive
Label:
New West Records
donderdag 23 juni 2011
Steve Earle veertiende geluidsdrager “I'll Never Get Out Of This World Alive” is geproduceerd door T-Bone Burnett. Tja, en toen ik dat las, dacht meteen hoe zou dat klinken? Weet eerlijk gezegd niet of Earle deze metgezel al eerder ingeschakeld heeft bij een van zijn vorige platen, feit is wel dat de muzikale diepte er wel een beetje vanaf is. Zou de hardcore troubadour getemd zijn, of misschien toch weer niet? Als je liedjes als ‘Meet Me In The Alleyway’ en ‘Little Emperor’ hoort langskomen is dat geenszins het geval, kan ik je vertellen. In het bijzonder mooie duet ‘Heaven Or Hell’, dat hij samen doet met mevrouw Earle (Allison Moorer) tempt echter de beauty the beast, om het zo maar eens te zeggen. Steve Earle’s country folk Blues zit weer prima in elkaar. Goed gezongen, gemusiceerd en geproduceerd allemaal maar ik mis zeggingskracht, overtuiging en die onbeschaafdheid die ik op zijn CD “The Hard Way” (1990) ooit eens aantrof. Hoe en waardoor het komt weet ik niet, feit is wel dat ik van de bijgeleverde DVD (special edition) wel enorm heb zitten te genieten. De onbevangen- en bevlogenheid in de “making of” laat toch zien dat Earle ook maar een mens is van vlees en bloed. Het is gewoonweg vertederend om te zien hoe Earle in beeld gebracht terwijl hij zijn vrouw toezingt in het liefdesliedje ‘Every Part of Me’. Klasse plaat of misschien toch weer net niet? Steve Earle is er gewoon weer, niet meer maar ook niets minder.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 100 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ian Siegal And The Young Sons
Album:
The Skinny
Label:
Nugene Records
woensdag 22 juni 2011
Gelukkig is Ian Siegal nog in ons midden. Een aantal jaren geleden ontdekte men bij hem, nota bene in Nederland, hartafwijkingen die niet te onderschatten zijn. Hoe het daarna is afgelopen weet ik even niet, feit is wel dat hij anno 2011 op de proppen komt met een moddervet zeer authentiek Mississippi Delta Blues album, genaamd “Skinny” Als je dit album probeert te vergelijken met “Meat & Potatoes”, “Swagger”, “The Dust” en “Broadside” dan kom je aangenaam bedrogen uit, denk ik zo. Siegel is, behalve zijn stem natuurlijk, minder prominent aanwezig. Het individu wordt geparkeerd daarvoor in de plaats krijg je een collectief band geluid. De opnamen klinken alsof ze in een of ander huiskamer opgenomen zijn. Siegal gooit het echt op een totaal andere boeg en verrast mij op een zeer plezierige manier. Met o.a. North Mississippi Allstars coryfee Cody Dickinson en Rodd Bland, Garry Burnside en Robert Kimbrough in het kielzog kreunt, piept en kraakt deze plaat op alle fronten. Siegal & The Youngest Sons, zoals ze zichzelf doeltreffend noemen, flitsen op deze elf track en ruim vijfenvijftig minuten durende plaat. Mijn gevoel zegt schrijf een pagina maar wil het toch concreet en “to the point” houden. Ian Siegal bewijst met de release van “Skinny” veelzijdig vindingrijk te zijn. “These boots are made for walking”, Siegal draagt ze, zo te zien op cover, met gepaste maar met virtuoze trots.
Jan Janssen
Artist:
Bravo Johnson
Album:
Come Taste The Sun
Label:
Independent
dinsdag 21 juni 2011
Ricardo Amurrio, alias Bravo Johnson is een met Spaanse wortels gezegende inwoner van L.A. die naast filmmaker ook songschrijver, multi-instrumentalist (gitaar, piano, Wurlitzer) en zanger is. Met zijn band, die bestaat uit Hendrik Roever (gitaar, dobro, banjo) en Oscar Duke (bas) Iñaki Garcia (drums) maakte hij het schitterende derde album Come Taste The Sun. De twaalf nummers klinken schaamteloos retro, maar zitten zo geraffineerd en eigengereid in elkaar dat ik ze meteen liefdevol aan de borst drukte. De muziek is een smakelijke smeltkroes van opgezogen invloeden van bluesrock, southernrock, countryrock en een vleugje latin vanaf de middenjaren zestig tot beginjaren zeventig. En of je nou wilt of niet, aan het noemen van de nodige referenties valt niet te ontkomen. The Band, The Allman Brothers Band, The Grateful Dead, Santana, Lynyrd Skynyrd, The Doors, waarbij de psychedelische countryrock van The Buffalo Springfield en de eerste soloplaat van Neil Young het verst reiken vanwege de mystieke, bijna meditatieve sfeer en omdat Johnson’s stemgeluid op vele momenten sterke gelijkenis vertoont met die van een nog jonge Young. Prachtige, bij elkaar geharkte flarden muziek uit een ver verleden, door Bravo Johnson fraai verwerkt in sterke en authentiek klinkende songs. Wie Come Taste The Sun weet te waarderen, maak ik graag attent op de in 2008 uitgekomen dubbellaar The Crooked And The Straight die, bij gebrek aan respons, nu in een ingedikt exemplaar van veertien songs, terecht een herkansing wordt geboden.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 101 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Emma Hill
Album:
Meet Me At The Moon
Label:
Kuskokwim Records
maandag 20 juni 2011
Nog maar een paar maanden geleden heb ik Emma Hill’s tweede CD, ‘Clumsy seduction’, op deze website beschreven (recensies, maart 2011). Die CD was opgenomen in 2008 en verscheen in 2009. De opvolger heeft inmiddels vele malen in mijn CD-spelers gelegen. Net als de vorige CD staan er veel minuten muziek op de CD (13 nummers plus een hidden track, allemaal zelf geschreven, totaal 53 minuten). Emma, geboren in Alaska en momenteel woonachtig in Portland, Oregon, is pas 24 en heeft dus al drie volwaardige CD’s gemaakt. De nieuweling is een country-getinte disc, zoals ook blijkt uit de samenstelling van haar Gentlemen Callers: Bryan Daste op pedal steel, banjo en vocalen, Andrew Nelson op drums en John Blunk op bas. Er is hulp van vier anderen op enkele nummers, waardoor we incidenteel gitaar, piano, cello en viola horen. Gitarist (op twee nummers) Matt Hopper zingt op vier tracks mee. Het nummer ‘I’ll never be her’ is wat steviger ingevuld met elektrische gitaar en piano, de hidden track is duidelijk anders en had wat mij betreft achterwege kunnen blijven: alleen Emma en haar gitaar voldoet voor mij niet. De songs handelen voornamelijk over liefde, wat voor een 24-jarige niet onverwacht is, de ware Jacob heeft zich nog niet aangediend. Er zijn een paar anders getinte songs, zoals de lieve ode aan Leonard Cohen (niet geheel ontoepasselijk ‘You’re my man’ genoemd: ‘Oh Cohen, please understand. Oh, Cohen, You’re my man. When I was just a kid I learned what everybody knows and how you worshiped God and women from head to toe’). Emma’s stem, ik noemde het bij de vorige CD ook al, is apart en zal voor velen wat te heftig zijn, wat te geëxalteerd als je begrijpt wat ik bedoel, in feite een stukje richting Iris Dement. ‘Meet me at the moon’ is een sympathieke country-CD met goed gespeelde begeleiding. Helaas lijken de liedjes nog altijd iets te veel op elkaar om de CD boven de middelmaat te doen uitstijgen. In totaal toch iets beter dan ‘Clumsy seduction’.
Fred Schmale Artist:
The Flying' A's
Album:
'Til They Shut It Down
Label:
Flying-A Records
zondag 19 juni 2011
The Flyin’ A’s zijn het echtpaar Hilary Claire en Stuart Adamson uit Austin, Texas. Ze treden op als duo of als vijfkoppige band en zijn ook veel te horen als begeleiders van anderen, zoals het duo Jim Patton en Sherry Brokus. Met ‘Til they shut it down zijn ze toe aan hun tweede CD, na Blacktop, back roads uit 2006. De nieuweling is een prettige verrassing. Overall hoor je country, met de prachtige steel gitaar van kanon Lloyd Maines in een aangename hoofdrol, maar het geheel is ver verwijderd van de geijkte moderne Nashvilleproductie, hetgeen mij deugd doet. In feite maakt het echtpaar A op deze CD een heerlijke Texaanse honkytonk country-rock. De stemmen van de A’s zijn heerlijk op elkaar afgestemd, het licht hese van Hilary en de ongepolijste bariton van Stuart. Van de 11 nummers zijn er 9 door het paar geschreven, apart of samen en soms ook met hulp van anderen. En die liedjes zijn echt prachtig. Luister naar de tearjerker ‘Why can’t I stop loving you’, geloof me, dit is een toekomstige klassieker (geschreven door ons paar!). In dit nummer juicht Lloyd boven alles uit en speelt Kevin McKandree een lekkere piano-partij. De uptempo stamper ‘One more time’ mag er ook zijn (hier krijgen onze A’s hulp bij het pennen van Steve Brooks), een mooi uitgewerkt nummer, dat zich ogenblikkelijk in je hoofd nestelt! En eigenlijk zijn alle nummers gaaf, Hilary en Stuart (in het dagelijks leven hele fijne mensen, de hugs van Hilary zijn niet te missen!) zijn enorm gegroeid sinds Blacktop. Producer John Jennings (o.m. Mary Chapin Carpenter) speelt gitaren, bas en voegt enkele piano-partijen en wat drumwerk toe. Vinnie Santoro zorgt voor het reguliere drumwerk, Stuart zelf speelt akoestische gitaar en Hilary speelt in één nummer piano. Rest mij nog te vermelden dat er twee covers zijn, één van Joe Tex (een heerlijk soulful ‘I want to’ met Delbert McClinton op harmonica) en één van de mij niet-bekende Jon Ims (die ook een nummer samen met Stuart schreef). Met ‘Til they shut it down’ hebben the Flyin’ A’s zich wat mij betreft genesteld in de hogere Texaanse muzieksferen. Voor de liefhebbers van goede Texaanse honky-tonk country.
Fred Schmale woensdag 13 juni 2012
Pagina 102 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jack Marks
Album:
Lost Wages
Label:
Independent
zaterdag 18 juni 2011
Vrij snel na de fenomenale eersteling van Jack Marks (gedateerd 2009), een Canadese singer-songwriter uit Toronto is er de opvolger ‘Lost wages’, tevens de naam van Jack’s zevenkoppige band. Maar liefst 59 minuten en 59 seconden lang schitteren Marks en zijn makkers in een veertiental prachtige songs. Behalve de band ‘Lost Wages’ is ook de band (?) ‘Hired guns’ actief. De man heeft zo’n heerlijke gruizige stem en schrijft werkelijk schitterende verhalende liedjes. De productie is wederom in handen van David Baxter (Toronto. David speelt gitaar, mandoline en lap steel en draagt vocalen bij), Frank Nevada horen we op piano, Sean Dignan op drums, Benny Rough op harmonica, Arif Mirabdolbaghi is de bassist en Robbie Marks (broertje?) speelt gitaar. En Jack zelf speelt gitaar en banjo. Er is hulp van wat vocalisten, met name de vrouwenstemmen zijn goed gekozen (Angie Hilts, Danielle Bourgeois???), waardoor we een duidelijke verwantschap met de beroemde landgenoot Leonard Cohen bespeuren (luister naar ‘Best time for dancing’). De CD begint overigens Dylanesk. In de eerste twee nummers lijkt het alsof de Dylan van eind jaren 60 (‘Bringing it all back home’) is gereïncarneerd. Maar er zijn ook verwijzingen naar Jimmie Rodgers, zoals in ‘’Down on ronces’ en ‘Old people town’. En Jack voegt ook nog scheutjes pop, rock, rhythm ’n blues en soul toe. Zoals gezegd zijn de teksten de moeite waard, Jack schrijft over personen en gebeurtenissen. Een must voor de liefhebbers van de ‘echte singer-songwriter’, want Jack kan er wat van. Mijn enthousiasme over Jack Marks na het beluisteren van zijn debuut uit 2009, ‘Two of everything’, wordt door deze ‘Lost wages’ alleen nog maar groter. Jack handhaaft niet alleen zijn hoge niveau, hij doet er nog een lekker schepje bovenop. Een magistraal mooie CD is dit ‘Lost wages’, met daarop een prachtige variatie aan muziekstijlen en leuke verwijzingen naar grote collega’s als Cohen, Dylan en Rodgers. Maar Marks doet absoluut niet onder voor zijn grote voorbeelden. Hij is toe aan een grote doorbraak naar het Walhalla der singer-songwriters.
Fred Schmale
Artist:
Guthrie Kennard
Album:
Unmade Beds
Label:
Independent
vrijdag 17 juni 2011
Soms is er een kruiwagen nodig om verder te komen. Die rol vervulde de, in kringen van de betere countrymuziek, fameuze songwriter/muzikant Ray Wylie Hubbard. Als gerespecteerd producer stond hij de Texaanse singer-songwriter Guthrie Kennard bij, tijdens de opnames van zijn derde cd Matchbox uit 2010. En jawel, binnen de kortste keren stond zijn naam op de (Europese) kaart. Ofschoon hij amper opdook in de jaarlijstjes, werd dat album bij liefhebbers van het iets ruigere idioom van singer-songwriters hooglijk gewaardeerd. In het kielzog van dat succesje, wordt nu zijn tweede album Unmade Beds uit 2009 door hem andermaal onder de aandacht gebracht. Was ik behoorlijk enthousiast over het gekruide mengsel van blues, country, folk en rock op Matchbox, over zijn voorganger ben ik dat nog veel meer. De tien liedjes zijn ook hier niet zo origineel, wel buitengewoon authentiek en ze trekken nog een paar groefjes dieper door je gemoed. Zijn gravelachtige, brommende, door het leven aangetaste stem, is de perfecte om zijn frustraties en (zelf)verwijt over kwijtgeraakte en/of onbereikbare liefdes eruit te zingen. Het album bezit een mooi evenwicht in elektrische en akoestische songs, heeft sfeer, is instrumentaal kleurrijk en door het geweldige spel(plezier) van zijn grandioze studiobegeleiders op allerlei gitaren, bas, drums, orgel, piano, accordeon en de sporadische, maar heerlijk aanleunende achtergrondzang van de zangeressen Becky en Kelly Cutler, is het alleen maar flink genieten. Voor zo ver ik kon nagaan zijn het allemaal eigen composities, al lijkt I Didn’t Mean To regelrecht afkomstig uit Jealous Guy van John Lennon. Monkey Wrench ook op Matchbox aanwezig, is hier gestoken in een strak up-tempo bluesy arrangement. Het zijn slechts kleine kanttekeningen, want deze zeer fraaie door Kennard en Steve Satterwhite geproduceerde americana, verdient ten volle de aandacht en erkenning en wel met de snelst mogelijke terugwerkende kracht.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 103 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Great Recession Orchestra
Album:
Have You Ever Even Heard of Milton Brown
Label:
Satterwhite & NewTex Records
donderdag 16 juni 2011
Goed nieuws voor de liefhebbers van Western Swing. Na de prachtige CD ‘What makes Bob holler’ van de Hot Club of Cowtown met Western Swing à la Bob Wills in een intieme setting is er nu The Great Recession Orchestra uit Fort Worth, Texas, om met de CD met de veelzeggende titel ‘Have you ever even heard of MILTON BROWN’ de bijkans vergeten pionier van de Western Swing, Milton Brown te eren. Brown was ooit bandgenoot van Wills in de Lightcrust Doughboys (rond 1931), maar heeft met zijn Musical Brownies tussen 1934 en 1936 een honderdtal prachtige nummers opgenomen in een muzikale stijl die later werd aangeduid als Western Swing. Dat was nog voor Bob Wills met zijn Texas Playboys furore maakte. Volgens de enthousiaste mannen van The Great Recession Orchestra is het Milton Brown, die de Western Swing heeft ‘uitgevonden’, Bob Wills is er groot mee geworden, mede door het feit dat Brown in 1936 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. De minstens 10 mannen (en één vrouw) van de Recessie Orchestra schotelen ons 10 van die juwelen van Brown voor. Dat zijn louter ‘traditionals’, waaronder de bekende deuntjes ‘Corrine Corinna’, ‘I’ll be glad when you’re dead (you, rascal, you)’, ‘Sitting on top of the world’ en ‘Harvest moon’. In de bezetting vinden we gitaren, dobro, piano, fiddle, in totaal vier vocalisten, bas en drums. De muziek ‘Swings like mad’, heeft geen pretenties en wil alleen vermaken, zoals dat ten tijde van de grote depressie destijds hard nodig was. Heerlijke ongedwongen genietmuziek, om vele malen met een glimlach om de mond te beluisteren.
Fred Schmale
Artist:
Andrew Anderson
Album:
As Long As This Thing's Flyin'
Label:
Independent
woensdag 15 juni 2011
Meet Andrew Anderson, een 24-jarige singer-songwriter uit Boise, Idaho. ‘As long as this thing’s flyin’ is zijn eerste volledige CD, met een datering van 2009. De 14 liedjes op de CD zijn alle van zijn hand, één nummer schreef hij samen met ene Kaitlin Berreckman. In zijn teksten schrijft hij zijn worsteling met het moderne leven van zich af, met het behoud van de natuur, met de oorlogen waar zijn land zo nodig een bijdrage aan wil leveren en daarbij uiteraard een sneer naar de regerende personen, met het geloof. Op zijn vijftiende begon Andrew met het bespelen van de mandoline na het horen van Chris Thile. Hij leerde het zichzelf. De verfijning kwam dank zij een studie aan het prestigieuze Berklee College of Music in Boston. Hij pikte ergens onderweg ook de gitaar en de piano op en op de CD speelt hij al deze instrumenten plus de bas. Zijn begeleiders op de CD zijn Luke Meade (drums/percussie), Ki Johnsen (cello) en Jeremy Harris (gitaren, banjo, bas, dobro). De gebruikte instrumenten zijn alle van hout gemaakt (behalve de drums, naar ik aanneem) en de verpakking van de CD is een fraai stukje huisvlijt: met de hand beschilderd en dus is ieder (lichtbruin) kartonnen doosje een kunstwerk op zich. De muziek is een aparte mengelmoes van zeer energieke country-punk, stevige blues-rock en hele subtiele ballads. Er zijn bijna 54 minuten muziek te genieten op deze aardige CD. Met ‘As long as this thing’s flyin’ is een gevarieerde CD met goed gespeelde en goed gezongen liedjes. Maar de rijping moet nog komen, met name in die liedjes, waardoor de muziek, bij mij althans, niet echt blijft hangen.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 104 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
JD McPherson
Album:
Signs & Signifiers
Label:
Hi-Style Records
dinsdag 14 juni 2011
Signs & Signifiers heet het solo debuutalbum van de uit Oklahoma afkomstige zanger gitarist JD McPherson. Een compleet nieuwe naam voor mij. Na wat het lezen van het CD profiel blijkt dat hij vooral “furore” gemaakt heeft in de rockabilly scene. Niet mijn ding dacht ik dus. Op de cover staat dat bassist Jimmy Sutton (Koko Taylor) en drummer Alex Hall partners in crime waren. Weer een paar namen die mij helemaal niets zeggen. Toch kan ik u melden dat dit trio, aangevuld met een legio ander muzikanten, een puike rhythm & blues en rock-'n-roll CD afgeleverd hebben. JD McPherson steekt niet alleen qua stemgeluid maar ook in muzikale zin een Eli 'Paperboy' Reed of een James Hunter naar de kroon. De opener ‘North Side Gal’ hakt er meteen in. Beat muziek, vetkuiven en petticoats helemaal jaren vijftig, zestig. De titel track roept bij mij, waarschijnlijk geheel onbedoeld, een begin jaren zeventig (Argent’s, Hold Your Head Up) gevoel op. Het donkere ‘A Gentle Awakening’ is voorzien van fluweel zachte strijkpartijen (Susan Voelz en Alison Chesley) en subtiel maar zeer efficiënt pianospel van Scott Ligon. Als alle rockabilly platen zo soulvol zouden klinken dan lust ik er wel pap van. Signs & Signifiers heeft alles in zich waarvan de vetkuiven van echte liefhebbers overeind zal krullen. Voor nieuwkomers, zoals ik mijzelf toch zie, komt deze klassieke eigentijds klinkende Teenybopper muziek in een compleet ander daglicht te staan.
Jan Janssen Artist:
Parne Gadje
Album:
Kefi Kefi
Label:
Smoked Recordings
maandag 13 juni 2011
Parne Gadje (betekent ‘Witte niet-zigeuner’) is een Nederlandse band, bestaande uit Marc Constandse (Zang/bandoneon/percussie), Dan Tuffy (fietsbandbas, e-gitaar), Michiel Hollanders (velofoon, dobro) en Gerwil Kusters (klarinet, saxofoon, dura-gadja). Tja, hoor ik jullie zeggen, dat zijn toch die jongens van Big Low. En jawel, er is een flinke overlap, met dien verstande dat in Parne Gadje Constandse centraal staat, terwijl dat in Big Low met name Dan Tuffy is. De muziek van Parne Gadje bestaat uit voornamelijk ‘originals’ uit Balkan-sferen en het Midden Oosten, het is echter geen ‘zigeuner-muziek’, maar (eigen benaming) Gadjomuziek. Ook Griekenland doet blijkbaar mee (het sirtaki-achtige nummer Anthropon erga is geschreven door twee heren met duidelijk Griekse namen). Dat de bandoneon een instrument is dat in deze gebieden absoluut niet voorkomt was een uitdaging te meer. Voeg daarbij de zelf-bedachte instrumenten (fietsbandbas (een bas met van fietsbinnenband gemaakte snaren), velofoon (kruising tussen een Arabische Ud en een gitaar) en het is ieder duidelijk: DE HEREN VAN Parne Gadje maken eigenzinnige muziek. Met Kefi Kefi is de band aan zijn vijfde album toe, voor mij betreft het een eerste kennismaking met Parne Gadje. De muziek is uiteraard wat ongewoon voor onze Westerse oren, maar goed toegankelijk en gedreven gespeeld. Het steeds aanwezige Arabisch getinte basisritme is opvallend meeslepend, de combinatie van bijvoorbeeld klarinet, bas, dura-gadja en percussie is verrassend geslaagd. Ik heb een prachtig lesje wereldmuziek genoten van de leden van Parne Gadje en het is mij zeer bevallen
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 105 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
M. Lucas
Album:
Dust
Label:
Skillet Dog Records
zondag 12 juni 2011
M. Lucas is Mark Lucas, geboren en getogen in Kentucky en dank zij twee muzikale oma’s in zijn jeugd ondergedompeld in zowel Appalachian ballades (oma 1) als ragtime muziek (oma 2). Hij besloot piano te gaan spelen als reactie op zijn vader’s platen van Ray Charles en ging over op de gitaar na het horen van Bob Dylan’s ‘John Wesley Harding’. Ook soul kwam in zijn leven via de singles van Stax die hij verzamelde. Hij speelde country en folk in het akoestische duo Lucas & Graham en daarna tien jaar lang in de rootsgroep Billyblues. Uiteindelijk besloot hij in 2008 op de solotoer te gaan en dat resulteerde uiteindelijk in zijn solodebuut ‘Dust’. Negen van de tien songs zijn van Mark zelf, op één nummer is de tekst van Theodore O’Hara, geschreven rond 1850 ter ere van de gevallenen (uit Kentucky) in de Mexicaans-Amerikaanse oorlog. Het tiende nummer is een traditional, ‘Lost John’. Op ‘Dust’ staat muziek die een mengelmoes is van folk, blues en (old) country. Mark speelt akostische gitaar, maar zorgt ook voor zinderende partijen op zijn B3 en op zijn telecaster en hij speelt ook bas en percussie. Er wordt heerlijk meegedaan op fiddle (vijf nummers), dobro (twee nummers), pedal steel (één nummer) en incidenteel horen we een piano, een staande bas en een harmonica. Lucas’ stem doet het meest denken aan die van Lyle Lovett, dus een lekkere volle, iets zuigende stem. Al met al laat ‘Dust’ bij mij een heel prettige indruk achter. De sfeer op de CD is zeer goed, de liedjes zijn bovenmodaal, Mark’s stem is uitstekend geschikt voor dit werk. Voeg daarbij een aardige variatie in stijlen en je hebt dus een verrassende, volwassen Americanaschijf.
Fred Schmale
Artist:
Christopher Rees
Album:
Heart On Fire
Label:
Red Eye Music
zaterdag 11 juni 2011
Christopher Rees is een lelieblanke Brit uit Cardiff, Wales, die op zijn vijfde album Heart On Fire onvervalste Amerikaanse Atlantic/Staxsoul en fifties rock& roll ten gehore brengt. Nou ja, bijna dan. Zijn stem bezit natuurlijk niet de diepte en klankkleur van zijn zwarte collega´s. Veel maakt het overigens niet uit, want zijn zelfgecomponeerde liefdesliedjes bezitten diezelfde zwoele, branderige sfeer en worden door zijn mooie tenor prachtig en overtuigend gezongen. Het zijn slijpers en nog eens slijpers in de beste traditie van deepsoul ballades, met af en toe voor de afwisseling een swingend rock & roll nummer. Voor de opnames toog hij speciaal naar Austin, Texas waar hij, en zijn geweldige begeleiders op gitaar, bas, drums en orgel, samenwerkte met The South Austin Horns, een fantastische kopersectie die over het zeer opmerkelijk transparant klinkende album, een volvette soulsound heeft gelegd. Heart On Fire bevat heerlijk weekmakende retro muziek. Het doet je bijna overlopen van nostalgie.
Huub Thomassen Artist:
Neal Black & The Healers
Album:
Sometimes The Truth
Label:
Dixiefrog Records
vrijdag 10 juni 2011
Op zijn vijfde album Sometimes The Truth brengt Neal Black met zijn band The Healers een besmettelijke melange van blanke krachtblues, broeierige Tex-Mex, countrysoul, rock en boogie. Vlijmscherp (slide)gitaarwerk gaat vergezeld met fraai gelegde accenten door de inzet van additionele instrumenten als piano, accordeon, Hammond B-orgel en harmonica. Voorts wordt de diversiteit geholpen door de uitstekende gastbijdragen van ondermeer zwaargewicht Popa Chubby als (solo)gitarist/zanger en Nico Wayne Toussaint door zijn fantastisch rollende harmonicaspel. Belangrijkste smaakmaker is niettemin Black’s mogelijk door drank en andere genotmiddelen aangetaste stem, waarmee hij de weinige plussen en de vele minnen van zijn turbulente leven, in zowel stoere als sensitieve teksten, grommend en krakend, hortend en stotend, aan de luisteraar overbrengt. The blues and nothing but the blues is de alleszeggende lijfspreuk van Neal Walden, die zijn achternaam misschien wel daarom veranderde in het passender klinkende ‘Black’.
Huub Thomassen woensdag 13 juni 2012
Pagina 106 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Woody & Paul
Album:
Heroes And Zeros
Label:
Coolbuzz Records
donderdag 9 juni 2011
Als een kind zo blij als er weer eens een echt interessant en leuk Nederlands bandje zijn kop boven het internationale muziekmaaiveld uitsteekt. Deze keer betreft het, het uit Eindhoven afkomstige, zeg maar blues, country en folk rock bandje Woody & Paul And The Vigilantes. Woody Veneman en Paul van Hulten (zang en gitaren etc.), drummer Joshua van Iersel en bassist Ernst-Jan van Doorn confronteren als The Golden Earring(s) dit ongeveer vijfenveertig geleden deden met hun debuutalbum “Just Earrings”. Ik schrijf dit zo op omdat ‘Heroes & Zero’s’ in feite mijn eerste kennismaking is met deze bijzonder getalenteerde gasten. De band heeft in sommige opzichten goed geluister naar hoe je met simpele catchy melodielijnen je muziek aan de man kunt brengen. Free bassist Andy Fraser deed dit met de bassloop in ‘All Right Now’. Woody & Paul & The Vigilantes doen dit in schitterende donkere songs als ‘The Joker, Baby’, ‘Does Yer Daddy Know’ en ‘Headless Hen’. Onlangs nog op een Plug & Play festivalletje geweest. Conclusie; er wordt veel gemusiceerd in dit kleine kikkerlandje. Smaken verschillen natuurlijk maar het leven is te kort om naar klote muziek te luisteren. Woody & Paul & The Vigilantes ontspringen echter ruimschots die norm. Hoop stilletjes dat deze Brabantse dikkopjes met de release ‘Heroes & Zero’s’ opgepikt worden bij onze oosterburen. Dit omdat ze naar mijn gevoel allang dit kikkerdrilland zijn ontgroeit.
Jan Janssen Artist:
Jason Isbell & The 400 Unit
Album:
Here We Rest
Label:
Blue Rose Records
woensdag 8 juni 2011
Southern Roots rock liefhebbers kennen de uit Greenville, Alabama afkomstige singer-songwriter en gitarist Jason Isbell natuurlijk allang van het roots rock ensemble Drive-By Truckers. Met zijn solo debuutalbum “Sirens Of The Ditch” (2007) sloeg hij de piketpalen voor een breed pop rock luisterpubliek. Wat ik al vermoede was dat: “Sirens Of The Ditch” het puntje van de ijsberg van zijn werkelijke kunnen. Isbell schudde, op zijn tweede plaat het singer-songwriter imago van zich af. Samen met Chad Gamble, Browan Lollar, Derry DeBorja en Jimbo Hart kregen we te maken met zijn begeleidingsband The 400 Unit. Wat de Nederlandse band Okieson kan, kan ik ook moet Isbell gedacht hebben toen hij Mark Nevers vroeg zijn derde plaat “Here We Rest” te mixen in zijn Beech House Studio in Nashville. Grapje natuurlijk, maar overeenkomsten zijn er weldegelijk. De steeds van platenmaatschappij hoppende Jason Isbell klinkt minder Country-noir terwijl Okieson, op hun onlangs verschenen CD “Some One n' Some Want’ meer country rockt. Maar goed, Isbell komt uit Amerika en dan heb je een streepje voor hier in Nederland. Ik zit daar niet zo mee want wat Isbell & The 400 Unit nu laat horen op “Here We Rest” is gewoon klasse. Super strakke country rock in nummers als ‘Go It Alone’ en ‘Stopping By’. Het fragile naakte ‘Daisy Mae’ breekt harten. Terwijl het swingende ‘Heart on a String’, gezongen met Abby Owens, een gewaagd soulvol uitstapje is. Niet alles kan bekoren hoor want met liedjes als ‘Codeine’ en de afsluiter ‘Tour of Duty’ doet Isbell zich er wat goedkoop vanaf. Deze vakkundig gemaakte plaat zou eigenlijk vrij eenvoudig zijn weg moeten gaan vinden naar mensen die van het betere classic rock, pop en het soul genre houden.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 107 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Owen Temple
Album:
Mountain Home
Label:
Blue Rose Records
dinsdag 7 juni 2011
Eind april verscheen Mountain Home, het zesde album van Owen Temple uit Austin, Texas. Ten opzichte van de in 2008 verschenen, uitstekende cd Two Thousand Miles (Dollars and Dimes uit 2009 ging aan me voorbij), waarop hij zich voornamelijk als alt.countryrocker profileert, volgt hij nu het pad van de singersongwriter die zijn verhalende liedjes heeft omlijst met bijna louter akoestische instrumenten, bespeelt door niet de eersten de besten, met ondermeer Gabriel Rhodes op allerlei snaarwerk, tevens producer, Charlei Sexton op bas, Bukka Allen op piano, orgel, accordeon, Gordy Quist op gitaar, achtergrondzang en Adam Carroll op harmonica. In de categorie van het rustige folk- en countryrepertoire, levert hij met Mountain Home een buitengewoon sterk luisteralbum af. Hij heeft, een aantal keren in samenwerking met Adam Caroll, Gordi Quist en Scott Nolan, mooie sterk tot de verbeeldingsprekende songs geschreven met teksten, die de teloorgang van mens, liefde stad, natuur, meestal tot terugkerend onderwerp heeft. De erg weemoedige, bijna desolate sfeer wordt even treffend als prachtig gevangen, in tien heerlijk voortkabbelende, fijnzinnige songs van hoge muzikale kwaliteit. Met Mountain Home sluit Owen Temple aan bij het illustere rijtje van oude sterren als James Taylor (Temple’s stem heeft wel wat van hem weg), Guy Clark, David Olney, Butch Hancock, de overleden Townes van Zandt, evenals die van jongere talenten als Adam Carroll en Jeffrey Foucault. Een album met een must have etiket.
Huub Thomassen
Artist:
Hot Club Of Cowtown
Album:
What Makes Bob Holler
Label:
Proper Records
maandag 6 juni 2011
Voor de lezers die niet bekend zijn met het werk van deze intens swingende groep, ze zijn immers een tijdje uit elkaar geweest (van 2005-2008) de volgende info. Aan de naam is het al te zien: de Hot Club de France, het jazzy swingende clubje rond violist Stephane Grapelli en gypsy-gitarist (drie vingers aan de speelhand) Django Reinhardt, is een voorname invloed. Maar de mix wordt verder vooral gemaakt met de muziek van Bob Wills, de King of Western Swing, die mooie Texaanse mix van blues, jazz en country. Waren er op de CD’s (inmiddels, inclusief deze nieuwe, 8 stuks) tot dusver met regelmaat nummers van Bob Wills te vinden, op de nieuweling is het louter Bob Wills dat de klok slaat. En het is heerlijk om te horen hoe het trio, bestaande uit blikvanger Elana James (fiddle, lead vocals), de puike gitarist en voorman Whit Smith (ook lead vocals) en de graag in de ‘slap style’ (een in een stevig ritme beroeren van de snaren) spelende bassist Jake Erwin doen met Wills’ erfgoed. Juist die kleinschaligheid geeft de muziek intimiteit. Waar Bob Wills gauw met een man of 13 tekeer ging, waaronder een aantal blazers, horen we bij de Hot Club alleen maar de drie genoemde instrumenten. De veertien nummers en meer dan 40 minuten muziek is uiteraard bekend geworden door Bob Wills, zes ervan zijn ook door Bob geschreven, waaronder de onsterfelijke klassiekers ‘Maiden’s prayer’, ‘Faded love’ en ‘Stay a little longer’. ‘What makes Bob holler’ is een CD dat je doet ontspannen. Geen moeilijk gedoe, gewoon recht voor zijn raap swingen, het speelplezier druipt eraf bij de Hot Club of Cowtown. Als je ooit een concert van ze kunt bijwonen, aarzel dan niet, je komt helemaal blij thuis.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 108 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
VENcE
Album:
Press Button, Start Show
Label:
Real Harm
zondag 5 juni 2011
De popfolkgroep VENcE komt uit Groningen en werd in 2004/2005 als trio opgericht en in de jaren erna uitgebouwd tot een quintet. In 2007 maakte de band de EP ‘The beggar’s butler’, die goed werd ontvangen. Pas in 2011 komt de band met de eerste full-time CD. Als reden geeft het gezelschap aan dat de aparte sound van de groep eerst tot wasdom moest zijn gekomen. Het rijpingsproces is goed gelukt, de CD ‘Press button, start show’ kenmerkt zich door een volstrekt eigen en ook wel eigenzinnig geluid. De instrumentatie is heel apart: gitaar, cello, accordeon/piano, viool en drums. De dertien eigen nummers op de CD kennen een aparte opbouw met een aangenaam duistere ondergrond. Er worden lekkere ritmes toegepast, de Balkan heeft duidelijk zijn invloed op het geluid van de groep. In het mooiste nummer van de CD, het van een ska-ritme voorziene ‘Gypsymamapokogirl’ zijn gasten actief op saxofoon en trombone, waarmee de klankkleur een extra dimensie krijgt. Vier van de vijf leden van het gezelschap zingen, en de harmoniën ervan zitten knap in elkaar. ‘Press button, start show’ is een knappe popfolkCD, waarop duidelijk is te horen dat de groep de tijd heeft genomen om een prima groepsgeluid te genereren. Mooie, uitgerijpte moderne en eigenzinnige folkmuziek van een grote aanwinst in de Nederlandse popscene.
Fred Schmale
Artist:
Middle Brothers
Album:
Middle Brothers
Label:
Independent
vrijdag 3 juni 2011
Middle Brother wordt gevormd door de frontmannen van drie Amerikaanse bandjes: John. McCauley van Deer Tick, Taylor Goldsmith van Dawes en Matthew Vasquez van (het mij onbekende) Delta Spirit. Een jaar na oprichting komen ze met het titelloze debuutalbum dat twaalf songs bevat. Ik was benieuwd of het een echt groepsalbum was geworden of een collectie songs, die meer de stijl van hun bands representeren. Ik neig naar het laatste, afgaande op de inbreng van John McCauley die de spontane, rauwe alt.country/indierock van Deer Tick weerspiegelt en die van Taylor Goldsmith met zijn bedachtzamere en beschaafdere semi-akoestische countrypop van Dawes. De drie liedjes van Matthew Vasquez zijn het meest divers: van aan de jaren vijftig gelieerde rock & roll tot aan de countrypop/rock. De ene keer klinkt hij als The Jayhawks in Blue Eyes, de andere keer als een extatisch zingende John Lennon (Mother) in het indringende Theater, en zijn furieus bezongen wanhoop in het liefdesliedje Someday. Het titelnummer is van de hand van McCauley en Goldsmith, het enige dat samen tot stand kwam. Een goed, grappig Beatles-achtig liedje dat kwalitatief zeker niet uitsteekt boven het niveau van beider individuele liedjes, zoals de hartroerende opener Daydreaming en het soulvolle Mom and Dad van McCaughy en de verstilde emotie in de akoestische ballades in Thanks For Nothing en Million Dollar van Goldsmith, waarop deze ‘supergroep’ met superieure harmonievocalen à la C.S.N&Y je oren tot gloeiends toe strelen. Middle Brother laat op hun eerste cd een reeks goede tot sublieme liedjes horen, die de weg naar mijn cd speler geregeld zal blijven vinden, waarbij ik zeker niet uitsluit dat na frequentere draaibeurten er toch meer samenhang in blijkt te zitten, dan dat ik nu meen te ervaren.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 109 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
JT Nero
Album:
Mountains / Forests
Label:
Independent
donderdag 2 juni 2011
JT zijn de initialen van Jeremy Lindsay, een singer-songwriter/gitarist uit Chicago, de derde stad van de USA. Vorig jaar verscheen van zijn hand de CD Caledonia, waarop hij als zanger en gitarist samen met zijn begeleidingsband,The Clouds, is te horen. Hij brengt ons op Caledonia prettige rock doorregen met soul en rhythm & blues. In ons land kennen we Lindsay vooral door zijn samenwerking met de Canadees/Amerikaanse topformatie Po’Girl. En de nieuwe CD van JT, ‘Mountains/Forests’ is een akoestisch ingevuld solo-project met medewerking van drie leden van deze geweldige groep: Allison Russell, de koffiekleurige schoonheid (prachtige zang en banjo), Benny Sidelinger (akoestische gitaar, dobro en banjo) en Mikey August (drums). Verder horen we bijdragen van anderen op piano, bas, keyboards, gitaren, mandoline en is er nog een tweede zangeres te horen, Michelle McGrath (zij speelt ook gitaar). De beide dames leggen een mooi tapijtje neer, waarbij de soms ruig aangezette stem van JT wondermooi aansluit. De liedjes zijn alle van de hand van JT zelf en ademen een relaxte sfeer, vooral dankzij het prachtige dobrospel van Benny. De melodietjes zijn prachtig opgebouwd en goed uitgebalanceerd. En dat alles met een opnameduur van welgeteld drie dagen!!! Alle tien de songs zijn raak, maar iets beter dan de goede rest zijn ‘Mountains/Forests’, ‘Mi Salvador, what’s happening’ (doet een beetje denken aan Dylan’s ‘I shall be released’), ‘Roll tide’, ‘Gallup, NM’ (een heel mooi folkliedje), ‘Red balloon’ (het walsje van de CD) en ‘Oh, Sunny day’. ‘Mountains/Forests’ is beslist geen lief niemendalletje tussendoor, maar een duidelijk anders getinte prachtige goed geproduceerde akoestische CD van JT en zal daardoor de vele fans van Po’Girl zeer behagen. Samen met Allison Russell toert JT begin juni in ons land. Op 9 juni Ottersum (Roepaen), 11 juni Middelburg (De Spot), 12 juni Amsterdam (Paradiso) en 13 juni Spijkerboor (’t Keerpunt). Een bezoekje waard.
Fred Schmale
Artist:
Grant Peeples
Album:
Orka & Ecclesiastes
Label:
Gatorbone Records 103
donderdag 2 juni 2011
Beste lezers, deze CD is een regelrechte aanrader. Een geweldig goede singer-songwriter heeft zich geopenbaard. De man kan echt prachtige liedjes schrijven, mooie melodietjes en teksten-die-ertoe-doen! Denk aan Guy Clark, Jerry Jeff Walker, maar ook aan cultheld Blaze Foley. In die trant dus. Grant is geboren in 1957 in Tallahassee, de hoofdstad van Florida. Na het horen van Bob Dylan ergens begin jaren 70 veranderde zijn leven drastisch. Hij wilde nog maar één ding: liedjes schrijven! Dat ging niet zonder slag of stoot, het mannetje Grant was op dat moment 15 jaar oud. Met vallen en opstaan komt er iets op gang. Hij wordt door Hank Cochran naar Nashville gehaald als songwriter, maar kan daar niet aarden en uiteindelijk komt hij pas in 2007 met een eerste CD, in eigen beheer. En daarna gaat het snel. Zijn tweede CD, ‘Later than you think’ werd door diverse personen genoemd als de nr1 CD van dat jaar, waaronder de toonaangevende John Conquest in Austin. In 2009 verschijnt ‘Pawnshop’ en nu dus het werkelijk fantastische ‘Okra and Ecclesiastes’. Okra is een groene groente en Ecclesiastes is de originele naam voor het OudTestamentische boek ‘Prediker’. Met de begeleiding op Okra and is niets mis en heeft een sterk acoustische inslag. Geweldenaar Gurf Morlix is producer, speelt gitaren (w.o. steel gitaar), bas, keyboards en zingt mee. Rick Richards doet percussie en drums en Radoslav Lorkovic (bekend van Jimmy Lafave) is de fenomenale accordeonist. Geen zwakke punten op de 45 minuten durende CD, louter hoogtepunten. De gave verhalen van de liedjes handelen over liefde (John L. and Helen), vrouwen (Elisabeth, That kinda woman), het leven in de country (Down here in the country) en andere onderwerpen. Heel treffend is de beschrijving over de laatste uren van een ter dode veroordeelde in ‘Lethal injection blues’ : ‘Strike a match, throw that switch. I emptied my gun at some sunovabitch. And now I ain’t afraid to die, but I sure hate to loose Lethal Injection Blues’. Nogmaals, ‘Okra and Ecclesiastes’ is een topper in zijn genre. Grant Peeples, onthoud die naam en ga luisteren, luisteren, luisteren en genieten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 110 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
77 El Deora
Album:
The Crown & The Crow’s Confession
Label:
Western Independent Recording
woensdag 1 juni 2011
77 El Deora (verwijst naar een variant van de Cadillac Eldorado uit de jaren 70 van de vorige eeuw) is de naam van een band afkomstig uit San Francisco. De band werd opgericht in 2004 door singer-songwriter Maurice Tani en heeft in zangeres Jenn Courtney een echte blikvanger. The crown…. Is hun derde CD. Het genre is country-rock met vleugen rock, jazz en soul. Met name de nummers waarin Maurice en Jenn duetvocalen doen spetteren de speakers uit. Luister bijvoorbeeld naar de enige cover op de CD, een sprankelende country-versie van een onbekende Springsteen, ‘County Fair’. Maar de eigen songs van Tani doen beslist niet voor dit mooie nummer onder. Er wordt voor voldoende variatie gezorgd, neem bijvoorbeeld de afluitende instrumental ‘Cowboy’ (wel in het boekje vermeld, niet op de inlay), een behoorlijk experimenteel klinkend country-jazz nummer. Of het countrynummer ‘Green or brown’, een ode aan de marihuana (‘Green or Brown, there’s no finer marijuana in this end of town’). ‘Push me away’ is een soul-slijper met een orgel, ‘Bullet’ een mooie voorthuppelende country-rocker, in het poppy ‘Rain’ horen we een fraaie orchestratie (strijkers-effect van een syhthesizer?), ‘Get up’ rockt en heeft fraaie duet-vocalen, in de ballade ‘Dancing with devils’ horen we een flugelhoorn, waardoor het nummer een jazzy uitstraling krijgt. Mooi, mooi, mooi! De beide vocalisten zijn op hun best in wat voor mij het mooiste nummer van de CD is, het ingetogen en prachtig gearrangeerde ‘Shattered’ met solo-vocalen van beide en duet-vocalen aan het eind. ‘The crown & the crow’s confession’ heeft mij positief verrast door het vakmanschap van de makers, de variatie en de prachtige songs. Gewoon steengoed!
Fred Schmale Artist:
Cahalen Morrison & Eli West
Album:
The Holy Coming Of The Storm
Label:
Lucky Dice Music
vrijdag 27 mei 2011
Eigenlijk ben ik geen groot liefhebber van traditionele bluesgrass. Naar mijn smaak ligt het muzikale uitgangspunt eerder op de virtuoze beheersing van een veelheid aan akoestische instrumenten, dan op het maken van mooie liedjes. Het debuterende duo Cahalen Morrison & Eli West uit Seattle opereert op The Holy Coming Of The Storm met veel gevoel en eerbied voor die traditie, maar weten dat gelukkig wel in dienst te stellen van ragfijne liedjes. De koppeling van fluweelzachte melodieën en kalme ritmes aan een sublieme instrumentale uitvoering op banjo, gitaren, mandoline, viool bouzouki en meer nog in het bijzonder door de prachtige, ingetogen samenzang, zorgen voor een intense sfeer van constant sluimerende melancholie. Incidenteel wordt het tweetal ondersteund door Eric Thorin op staande bas en Ryan Drickey op viool. Op een enkele traditional na, schreef Morrison alle songs zelf, waaronder My Lover, Adorned, samen met kompaan Eli West, die zowaar tot een van de sterkste van het album mag worden gerekend. Deze eenmalige compositorische samenwerking blijkt dusdanig sterk uit te pakken, dat die hopelijk in de toekomst geïntensiveerd zal worden, iets waar ik nu al naar uitzie. Wie ze wil zien en horen raadplege het tourschema van 6 mei t/m16 mei a.s
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 111 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Patrick Sweany
Album:
That Old Southern Drag
Label:
Nine Mile Records
donderdag 26 mei 2011
Muziek waarvan je houdt moet met je plooien en beroeren. Mijn eerste kennismaking met de toonstukken van Patrick Sweany deden dat vanaf track een ‘Sleeping Bag’ tot het slotstuk ‘Frozen Lake’. Het betreffen overigens twee liedjes die qua melodie en stemming compleet van elkaar verschillen. ‘That Old Southern Drag’ is volgens mij de vijfde CD van deze uit Massillon, Ohio afkomstige blues roots muzikant Patrick Sweany. Drie jaar geleden volgden wij Mississippi Blues Trail van Memphis via Clarksdale naar New Orleans en terug in noordelijke richting via Tupelo naar Muscle Shoals, Alabama. De heerlijke verzameling van ontspannen muziek die Sweany op deze plaat maakt, hoor je in die streek nagenoeg op alle streekradio stations. Heerlijk is dat, kan ik u vertellen. Sweany’s stem ligt ergens tussen die van John Fogerty en Eddie Hinton. Muzikaal trekt het soms naar Eli 'Paperboy' Reed maar in de meeste gevallen doet Sweany daar weer zijn eigen ding mee. Liedjes als ‘Corner Closet’ of de soul ballad ‘Same Thing’ zijn daar een paar uitstekende voorbeelden van. De eigenzinnige kant van Sweany hoor je terug in robuuste nummers als ‘Rising Tide’ en ‘Police Car Blues’. Hier ontbreekt zelfs het zingende Jon Lord (Deep Purple) orgeltje niet. Mijn persoonlijk favorietje ‘Shoestring’ komt pas na ruim veertig minuten. Wat een heerlijk tijdloos nummer zeg, alle belletjes rinkelen en ik scandeer: “We want more”. Patrick Sweany + band op Take Root 2011 zou niet misstaan.
Jan Janssen
Artist:
Marisa Yeaman
Album:
Voices From The Underground
Label:
Deep Pear Records
woensdag 25 mei 2011
Marisa Yeaman is een geboren en getogen Australische singer-songwriter die vorig jaar is neergstreken in ons landje, in Den Haag onder de rook van Scheveningen. Met ‘Voices from the underground’ is zij aan haar derde volwaardige CD toe, na ‘Pure motive’ (2004) en ‘Roadmap heart’ (2008), de CD die zo goed werd ontvangen hier dat zij besloot te verhuizen naar ons land, waar zij nu, samen met vriend Tim, een bestaan wil opbouwen. Marisa’s muziek is een aangename mengeling van folk, blues en soul, haar teksten zijn uit het betere segment. Met name Marisa’s stem heeft een volle soulful zeggingskracht. Een heerlijke stem. Marisa zegt dat zij verder gaat op haar ‘walk of life’ op de nieuwe CD. De opnamen zijn gemaakt in Australië, het masteren werd gedaan in de studio van onze eigen B. J. Baartmans. Alle twaalf liedjes zijn geschreven door Marisa en verhalen over mensen die ‘buiten de marge’ leven. Mensen die ze heeft ontmoet en gesproken in de landen waar ze de afgelopen jaren was, inclusief Europa dus. De musici zijn in grote lijnen dezelfden als op haar succesvolle tweede CD, dus Dave Steel op gitaren/dobro/harmonica, Matthew Vehl/piano, Grant Cumberford/bas, Marcus Goodman/backing vocals, Carl Dedic/lap steel en Garret Gosligan op pedal steel. Nieuw zijn drummer Dean Matters en trompettist Tristan Ludowijk (Nederlandse roots!). Sonic Rendezvous zorgt wederom voor de distributie. Marisa kijkt niet op een minuutje, haar 12 liedjes zijn goed voor zo’n 55 minuten prachtige, doorleefde muziek. Een geweldige begeleiding, met name van de heerlijk doorklinkende pedal steel en de piano, die soms het geluid heeft van een iets ontstemde barpiano: hoe sfeervol kan je zijn. Als Marisa in de buurt is met haar promotietour – schroom niet en ga genieten. Marisa is grote klasse! (Fred Schmale)
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 112 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cuban Heels
Album:
Gritbag Gutbucket Music Volume 2
Label:
Coolbuzz Records
dinsdag 24 mei 2011
Ik meen vorig jaar nog een persbericht ontvangen te hebben dat de uit Overijssel afkomstige podiumbeesten van Cuban Heels er een punt achter hadden gezet. Niets blijkt echter minder dan waar. Na het vertrek van gitarist Rico Gerfen is Mischa den Haring aangeschoven voor de opname van Cuban Heels vierde CD “Gritbag, Gutbucket music volume 2”. Gitarist en liedjessmid Mischa den Haring maakt overigens ook deel uit van bluesrock formatie T-99. De Cubaanse hakken brachten tot dusver drie lekkere albums uit. Sweet & Lowdown, Morphine Mama en GutbucketMusic hadden een heerlijk ongecompliceerd geluid. Hun CD’s vlogen vooral tijdens hun live optredend over de toonbank. Kan je dan ook aanraden, als ze bij je in buurt spelen, altijd een kijkje te gaan nemen. Doet je goed! Met de release van “Gritbag, Gutbucket music volume 2” denk ik dat het verhaal net even iets anders komt te liggen. De plaat klinkt een stuk volwassener dan de voorgangers en heeft zelfs enige hit potentie. Luister maar naar ‘Don’t Worry’, ‘The Bonedigger’ en de blues ballad ‘Monkey On The Back’. Led Zeppelin I, II en III blues liefhebbers zullen met enig weemoed terugdenken aan die geweldige jaren zeventig periode. Met originele tape opnamen van Mississippi Fred McDowell’s ‘Goin’ Down To The River’ wordt er met Eddie Floyd’s uiteenspattende ‘Big Bird’ feilloos uitgesmeten. Fans van het rauwe garage blues genre kunnen feilloos aangehaakt blijven maar deze plaat biedt net even iets meer dan dat alleen. Denk dat je ‘Gritbag, Gutbucket music volume 2’ in de eerste plaats eerst live zou moeten beleven. Daarna ben je volgens mij verkocht en schuif deze lekkere plaat moeiteloos in je binnenzak.
Jan Janssen
Artist:
The Band Of Heathens
Album:
Top Hat Crown & The Clapmaster's Son
Label:
Blue Rose Records
maandag 23 mei 2011
De afgelopen vier jaar moeten voor de uit Austin, Texas afkomstige The Band Of Heathens tropenjaren zijn geweest. De intelligente moderne mix van Rock, Blues, Gospel Soul en R&B die sterk deed denken aan o.a. muziek van Little Feat, Allman Brothers Band en The Band sprak de Nederlandse roots muziekliefhebbers in ieder geval enorm aan. “Top Hat Crown & The Clapmaster’s Son” heet hun derde studio album. Het singer-songwriter trio Ed Jurdi, Gordy Quist, Colin Brooks, drummer John Chipman en bassist Seth Whitney zijn er opnieuw in geslaagd een mooi gevarieerd maar ook een tijdloosheid album af te leveren. Zou hier een pagina over vol kunnen schrijven. Zal mijn echter beperken tot de liedjes. Er wordt sterk geopend met ‘Medicine Man’ en ‘Polaroid’. De strakke funk soul houd gelijke tred met nummers die je ook van het vergelijkbare hedendaags bandje JJ Grey & MOFRO zou verwachten. ‘Gravity’ en het slot ‘Motherland’ doorstaat de enorme kwaliteit van wereld hits die uit de koker van Crosby, Stills, Nash & Young voorkwamen. Aan bovengenoemde muzikale aanknopingspunten kan je nu ook Steely Dan aan toevoegen. ‘Free Again’ vertoont namelijk alle fijne kneepjes in het vak waar Walter Becker en Donald Fagen in uitblonken. Luister vooral ook eens naar ‘Hurricane’. Een oude man verteld zijn verhaal over het orkaan seizoen in Louisiana. Messcherp gespeelde slidegitaar rifs tarten het oog van de tropische cycloon Katrina. Echt waar! The Band Of Heathens vult de voorspelde belofte moeiteloos in. De sleutel van het succes lijken de woorden tijdloos en eigentijds te zijn. The Band Of Heathens veegt de vloer aan met het heelal van hip en hype, waar je soms door de bomen het bos niet meer ziet.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 113 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Baseball Project
Album:
Volume 2: High And Inside
Label:
Blue Rose Records
zondag 22 mei 2011
Waar voetbal in ons land zo’n beetje nationaal tijdverdrijf is, is honkbal dat voor Amerikanen. Er wordt hier en, naar ik veronderstel, ook aan de overkant van de grote plas heel wat af geouwehoerd over de voor velen belangrijkste bijzaak in het leven. Te meer daarom, vind ik het een sterke en leuke vondst van diehard baseballfan Steve Wynn met zijn gabbers Peter Buck, Scott McCaughey en vrouwlief Linda Pitman, belevenissen, anekdotes, heldendom, tragedies, etc. van deze sportgeschiedenis tot onderwerp van liedjes te maken. Dat doen ze onder de vanzelfsprekende naam The Baseball Project, opgericht in 2007. Na de eerste muzikale aflevering ‘Frozen Ropes and Dying Quails’ uit 2008, volgt nu deel 2 ‘High and Inside’. Opnieuw dertien rocksongs staan er op met dezelfde luchtige en ontspannen aanpak, maar bezitten deze keer, door versierende bijdragen van bariton sax, trompet, banjo, dobro, lap steel en viool, een grotere diversiteit. Met een eveneens mooi gevoel voor de historie van de rock ’n roll, zijn de liedjes in hoge mate doortrokken van ingrediënten uit de high school- pop, punk, grote stads/indierock en country. Het levert wederom een fris en weldadig klinkende cd op, mede dankzij de contributies van onder anderen Steve Berlin, Robert Lloyd, Chris Funk en Ira Kaplan.
Huub Thomassen Artist:
Freeman Dre & The Kitchen Party
Album:
Red Door 2nd Floor
Label:
Independent
zaterdag 21 mei 2011
Frontman Dre van deze Canadese groep bezit een wat grove aangezette stem die mij voortdurend herinnert aan Barry McGuire van de hit ‘Eve of Destruction’ uit de zestiger jaren. En dat is even wennen, maar gaandeweg irriteert dat nauwelijks meer omdat dan vooral het prachtige spel van zijn Kitchen Party de aandacht en bewondering opeist. Opvallend is de herwaardering van de accordeon de afgelopen maanden op tal van uitgebrachte cd’s (Dan Baker!), ook dit album bezit mooie bijdragen van deze ‘piano voor de arbeider’. Daarnaast dus ook prima bespelers van piano, gitaren, mandoline, dobro en pedal steel. Prima muzikanten, een verademing vergeleken met wat Matthijs van Nieuwkerk (‘een geweldig nummer’) doorgaans als zijn ‘één-minuutjenieuwe-ontdekking’ presenteert in zijn De Wereld Draait Door. Dit album laveert zo nu en dan door het idioom van The Pogues met hier en daar een vleugje Tom Waits. Zeer goed verteerbaar!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 114 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bob Martin
Album:
Live At The Bull Run
Label:
Riversong Records
vrijdag 20 mei 2011
Bob Martin is in 1942 geboren in Lowell, Massachusetts, tevens de geboorteplaats van de fameuze beatgeneratie auteur Jack Kerouac, die een grote invloed zou hebben op Bob’s schrijfstijl. Lowell ligt niet te ver van Boston, waar Bob in de zestiger jaren studeerde aan de Suffolk University. Hij werd gegrepen door de Cambridge folk scene (Cambridge is onderdeel van Boston waar o.m. Harvard University huist) en speelde in die tijd in Club 47 (nu Club Passim) in Cambridge. RCA records zag wat in de man en bracht in 1972 zijn eerste LP uit, waaraan o.m. Chet Atkins en drummer Kenneth Buttrey meewerkten. Het album werd door RCA niet enthousiast gepromoot en het contract werd verbroken. Bob stopt zelfs een tijdje met musiceren, waardoor pas in 1982 zijn tweede werkstuk verschijnt. Ondanks een goede ontvangst van het album besluit Bob zijn muzikale carrière ondergeschikt te maken aan zijn maatschappelijke carrière. Pas in 1997 pikt Bob de draad weer op met een nieuwe CD, op zijn eigen label Riversong. Op datzelfde label verschijnt nu zijn eerste live CD, twee jaar na de opname ervan in november 2008 in ‘The Bull Run’ (Shirley, Massachusetts). Bob speelt (gitaar, mondharmonica) en zingt (licht gruizige stem) 12 liedjes met hier en daar een introductie, zoals het een rechtgeaard singer-songwriter betaamt. En Bob is een goede verhalenverteller, zijn songs handelen voornamelijk over mensen (‘My father painted houses’, ‘Two half sisters’, ‘Blind Marie’ en natuurlijk ‘Jack Kerouac’ en ‘Stella Kerouac’- Stella was Jack’s tweede vrouw gedurende een jaar of drie) en over gebeurtenissen (‘American street dream’, ‘Midwest farming disaster’). ‘Live at The Bull Run’ is een keurige serie goede liedjes van een goede singer-songwriter. Maar verwacht geen onverwachte dingen, Bob is één van de vele.
Fred Schmale
Artist:
The Stagger & Sway
Album:
Break Til you Bend
Label:
Worling Stiff Records
donderdag 19 mei 2011
Een nieuw alt-country bandje is deze ‘The Stagger & Sway”, afkomstig uit Eugene, Oregon. Een vierkoppig clubje met twee vocalisten, twee gitaristen (één ervan speelt ook harmonica), een (staande) bassist en een drummer. Er is hulp van Ehren Abbage (keyboards, mandoline, lap steel en gitaar). ‘Break till you bend’ is hun eerste volwaardige produkt na de EP ‘Time changes’. De liedjes zijn alle van voorman Mike Last (gitaar, harmonica, vocals), de muziek is een mengelmoes van rock, country en folk en doet bij vlagen denken aan het vroegere ‘Pure Prairie League’, maar ook aan het meer hedendaagse “”Wilco’ of ‘Uncle Tupelo’. De inslag is in de eerste plaats akoestisch, maar er wordt hier en daar stevig elektrisch doorgehaald. De afwisseling is erg netjes ingevuld op de CD, met mooie gevoelige ballades (de ode aan Wyoming, simpelweg getiteld ‘Wyoming’, de leuke wals ‘Another man’s waltz’ en het bevallige ‘Eyes like David Bowie’), huppelende country-rockdeuntjes als ‘Sam Bond’s garage’ en ‘Up and go’, een soulvolle rocker (‘Barrel rolling’), een poppesk gevalletje (‘River road’) en een stevige rocker (‘Sh*t adv*ce’). Er staat een elfde liedje op de CD waar geen gegevens van worden gemeld. Ik schat in dat de titel ‘Keep it to yourself’ is en het betreft een ballade. ‘Break til you bend’ is een sympathieke countryrock CD die lekker weg luistert, een aardige middenmoter in zijn genre. Er wordt goed gemusiceerd en gezongen, de liedjes zijn behoorlijk, maar niet buitengewoon. Een zeventje, dus.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 115 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
James Lee Stanley
Album:
Backstage At The Resurrection
Label:
Backcwood Recordings
woensdag 18 mei 2011
Ooit gehoord van James Lee Stranley? Ik moet tot mijn grote schande bekennen dat ik nog nooit van de man had gehoord. En wat blijkt? Deze singer-songwriter uit Californië is al sinds het begin van de jaren 70 actief in de muziek en heeft vanaf 1973 tot heden maar liefst 25 LP’s/CD’s opgenomen. Niet bepaald een kleine jongen, dus, en een man met een behoorlijke schare volgelingen in zijn USA. James Lee werd geboren in Pennsylvania en woont alweer geruime tijd in Californië met zijn Nederlandse vrouw Eveline. Deze Nederlandse connectie zorgt ervoor dat hij regelmatig in ons land is, maar voor zover ik weet heeft hij hier nog niet opgetreden. Goed, laat ik mij richten op zijn in januari 2011 verschenen laatste product, ‘Backstage at the resurrection’. Het heeft even geduurd voordat de CD zijn geheimen aan mij prijsgaf, maar toen had James Lee mij ingepakt. Zijn muziek is het beste te beschrijven als Californische soft-pop met rockelementen, alle liedjes zijn van James Lee zelf (op het nummer ‘Coming out of hiding’ heeft hij schrijfhulp van Vince Melamed). Met name de vocalen zijn prachtig verzorgd, op de CD zijn maar liefst 13 mensen vocaal actief, met natuurlijk een hoofdrol voor James zelf. James speelt behalve akoestische gitaar ook bas, keyboards en zorgt voor extra percussie, De gitaar is het belangrijkste instrument op de CD. Behalve James speelt ook John Batdorf akoestische gitaar, Len Ruckel speelt elektrische gitaar en Ken Lyon een schitterende ‘classical guitar’ (het nummer ‘Don’t wait too long’ is mede hierdoor een juweel!). Incidenteel horen we harmonica, banjo, trombone en orgel. Medesfeerbepalend is het gebruik van percussie (Scott Breadman met extra inbreng van James Lee zelf). De liedjes van James Lee zijn verhalend en geschreven n.a.v. gebeurtenissen in zijn dagelijkse leven, in de informatie bij zijn CD vertelt hij dat hij wel eens toe was aan een aantal vrolijke liedjes en daarnaar heeft gehandeld. ‘Bakstage at the Resurrection’ is een vrolijke, bij tijden aanstekelijke CD met mooie liedjes die de tijd nodig hebben om zich in je te nestelen, maar dan zorgen voor heel veel luistergenoegen. Een extra vermelding heb ik voor een prachtig instrumentaaltje, ‘Feather River Nocturne’, waarin James Lee laat horen dat hij prachtig gitaar speelt en waarin hij wordt begeleid door louter bas en percussie. Magnifiek. Ook de tweede, akoestische versie van ‘Let’s get out of here’ is het vermelden waard: het nummer klinkt opeens totaal anders.
Fred Schmale Artist:
Susan Cattaneo
Album:
Heaven To Hearttache
Label:
Jerseygirl Music
dinsdag 17 mei 2011
Uit Nashville komt deze nieuwe CD van ‘Country girl’ Susan Cattaneo. Overigens zijn drie van de 12 liedjes niet in Nashville opgenomen, maar in Massachusetts. Susan is geboren en getogen in New Jersey en zij zong al op zeer jonge leeftijd mee met het zeskoppige koor van de familie rond de eettafel. Na wat opgelegd werk in bandjes tijdens haar college-jaren ging zij een jaartje in Italië waar ze Italiaans studeerde en Italiaanse liedjes zong in piano bars. Terug in de USA had ze een echte duo-baan: overdag schrijven voor TV producties, ’s avonds zangeres in een funk-folk band. Ze studeerde songwriting in Boston om daarna in Nashville aan de slag te gaan. Een paar van haar liedjes werden aangekocht door Curb publishing. In 2009 verscheen haar eersteling, ‘Brave and wild’ en nu is er de follow-up, ‘Heaven to heartache’. Het geheel van deze CD ademt een Nashville sfeer. De twee sessies uit Nashville kennen 10 resp. 11 medewerkenden en bevatten behalve gitaar, bas, drums en keyboards de bekende Nashville-instrumenten als pedal steel (Tommy White), fiddle (Glen Duncan) en dobro (Randy Khors). In ‘On and off again’, één van de rockende mid-tempo nummers, horen we Ellis Paul meezingen. Alle nummers zijn van Susan, acht van de twaalf zijn geschreven met anderen. De meeste liedjes zijn redelijk stevig aangezet, maar er is gezorgd voor een aantal rustpunten, zoals het blokje 7/8/9 waarbij met name het walsje ‘Just like it was in Texas’ heel prettig wegluistert. ‘Heaven to heartache’ is een redelijke ‘middle of the road’ country-CD. Susan heft een prettige stem, schrijft redelijke liedjes, de begeleiding is goed, maar voor mijn smaak iets te zwaar aangezet.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 116 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Miss Quincy
Album:
Your Mama Don't Like Me
Label:
Independent
maandag 16 mei 2011
Mieke Stemerdink! Aan deze voormalige leadzangeres van De Gigantjes doet de stem van Miss Quincy me denken; hetzelfde timbre en die soms wat te geprononceerde dictie. Met een stel vrienden én uitstekende muzikanten nam Quincy ‘Your mama don’t like me’ op in een blokhut in het noorden van Brits Columbia, voortdurend met een temperatuur van (minimaal) 30 graden onder nul, maar met genoeg whiskey onder handbereik! En het eindproduct heeft niet onder dit drankgebruik geleden, wat een aller-charmante cd is dit. Uiterst intieme geluiden van banjo, dobro, mandoline, violen en staande bas, zonder ook maar een moment zoetsappig te worden. Country, of zoals je wilt landelijke altcountry uit het boekje!
Benny Mulder Artist:
Kete Bowers
Album:
Road
Label:
Sugar Line Records
zondag 15 mei 2011
Uit Engeland komt een zeer gevoelige en persoonlijke CD van nieuwkomer Kete Bowers. Kete is geboren in Liverpool, kreeg op jonge leeftijd ‘muziekles’ van zijn grootmoeder Isobel, die tijdens logeerpartijtjes van haar kleinzoon haar favoriete LP’s draaide. Dus waren Dolly Parton, Jim Reeves, Hank Williams, Jimmie Rodgers, Slim Whitman, Elvis Presley en Roy Orbison onderdeel van zijn opvoeding. Op één van de mooiste nummers van de CD, zijn node aan zijn grootmoeder, ‘Isobel’, zingt hij over deze vroege invloeden: ‘Isobel, I still sing the songs you taught me, I roll my mind to way back then. Jim Reeves on the record player singing he will have to go’. ‘Isobel’ is slechts één van de prachtige songs op de CD, waarbij Kete met zijn prachtige, aangename stem wordt begeleid door het puikje van de Engelse country-scene, waarbij met name steelgitarist B. J. Cole (sinds begin jaren 70 actief, hij heeft gespeeld met vrijwel alle groten van de Engelse popwereld en met de nodige Amerikanen) zijn stempel mag drukken. Maar ook de achtergrondvocalen van Lily Gonzalez, de accordeon en keyboards van Roger Eno en de gitaar van Mark Flanagan zijn gewoonweg schitterend. Kete Bowers heeft met ‘Road’ in één klap zich geplaatst aan de absolute top van de Britse countrywereld. De sfeer op de CD doet mij regelmatig denken aan die wondermooie Engelse groep van Iain Matthews begin jaren 70 (Matthew’s Southern Comfort). Heerlijke liedjes, alle 10 hebben een uit één woord bestaande titel, met een prachtige begeleiding waarbij de steel gitaar constant prachtig boven alles uit ‘zingt’.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 117 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Glenna Bell
Album:
Perfectly Legal: Songs Of Sex, Love And Murder
Label:
Independent
zaterdag 14 mei 2011
Glenna Bell is een heuse Texaanse, afkomstig uit een nest met roots tot in de Amerikaanse burgeroorlog . Na een jeugdleven in dienst van rodeo en meer van dat fraaie Texaanse ‘country life’ trekt zij na een studie naar Californië om theatercriticus en later toneelschrijver te worden. Met deze fraaie EP (acht nummers, 26 minuten) levert Glenna een opvolger voor ‘The road less traveled’ uit 2008. De titel ‘Perfectly Legal: Songs of Sex, Love and Murder’ mag al redelijk apart zijn, de muziek is dat ook. Opgenomen in vier aparte sessies op vier verschillende locaties is er veel variatie te genieten. Deel 1 is onder leiding van een andere interessante nieuwkomer, Jimmy Pizzitola (ik heb al over hem geschreven), in diens huis in Austin opgenomen en bevat twee covers, waaronder een hele fraaie versie van het aloude ‘Frankie and Johnny’ en een mooie original, ‘These days’. Deel 2 en 4 worden geproduceerd door collega singer-songwriter John Evans en zijn opgenomen in resp. Austin en Houston. Met name een country-getinte cover van ‘Honky Tonk Man’ valt op (lekkere zang van Evans) valt op, alsmede de afsluiter ‘The Cougar Anthem’, waarin Glenna (toen 25 jaar) haar liefde voor een lekkere 19-jarige vent beschrijft. Resteert deel 3, het nummer ‘The southern Gothic Wedding Waltz, opgenomen in Pennsylvania. ‘Perfectly Legal’ is niet lang, maar wel boeiend, met name door de stem van Glenna, die ergens tussen Sandey Posey, Mary Gauthier en Janis Joplin in zit en heerlijk doorklinkt, maar ook dank zij de prima songs. Een hese verrassing
Fred Schmale
Artist:
Juice Newton
Album:
Duets Friends 7 Memories
Label:
FreeWorld
vrijdag 13 mei 2011
We kennen allemaal Juice Newton wel, de nu 58-jarige zangeres die 30 jaar geleden doorbrak met de LP Juice (haar derde, overigens) en het daarop staande nummer ‘Angel of the morning’, de Chip Taylor song die twee zangeressen een megahit opleverden en geen enkel succes voor de eigen versie van Chip. Juice is dertig jaar en vele LP’s en CD’s verder (in de ‘Archives’ op haar website staan 25 plaatjes en daar zitten de meest recente drie niet bij en deze nieuweling ook niet). Ze heeft nooit een duidelijke keus gemaakt tussen pop en country, maar als je haar CD’s beluistert is de popkant veel sterker aanwezig, zo ook op DUETS….. Een project als dit is tegenwoordig een must voor iedere bekende zanger/zangeres/componist etc. Juice koos dus een aantal vriendjes uit en één vriendinnetje (Melissa Manchester). Dus horen we in duet met Juice behalve Melissa (in het welbekende ‘You’ve lost that lovin’ feeling’) ook Franki Valli (van The Four Seasons), Randy Meisner (Eagles), twee maal Glen Campbell (U weet wel, ‘Galveston’), Dan Seals (dat moet zijn opgenomen voor 25 maart 2009, want toen overleed Dan), twee maal Gary Morris en fijn genoeg ook twee maal Willie Nelson (de afsluiter van de CD is een heerlijk zwoele in violen en piano gedoopte versie van Willie’s onsterfelijke ‘Funny how time slips away’). De songkeuze is duidelijk popgericht, met onder meer de keuzes voor ‘Take it to the limit’ (bekend van de Eagles, geschreven door Meisner), ‘Without You’ (ooit door Nilsson de hitlijsten in gezongen), ‘Fooled around and fell in love’ (van Elvin Bishop), ‘Up where we belong’ (Joe Cocker/Jennifer Warnes). Het project kent een zeer groot aantal medewerkenden, de opnames zijn op allerlei plaatsen gedaan en de arrangementen zijn onberispelijk (Charles Calello, tevens de producer). ‘ DUETS…’ is een soepele en prettige popproductie, maar het geheel is voor mijn smaak te gladjes, ik mis het avontuur. Maar toch, open haard aan, glaasje wijn erbij, lekker stukje kaas en samen met je geliefde: Juice erbij en de avond kan niet stuk
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 118 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Annie Gallup
Album:
Weather
Label:
Waterbug
donderdag 12 mei 2011
Annie Gallup is een singer-songwriter uit Ann Arbor, Michigan. Met het subtiele album ‘Weather’ is zij aan haar achtste release toe sinds haar debuut in 1994. In haar jeugd studeerde Annie dans, maar muziek was haar stille obsessie. Ze leerde zichzelf gitaarspelen en ging in het begin van de jaren 90 van de 20e eeuw optreden met haar eerste eigen geschreven liedjes. Die liedjes zijn in de eerste plaats vol van mysterie en verlangen en hebben vaak een sterke poëtische inslag, niet in de laatste plaats omdat ze een aantal van haar liedjes in recitatieve vorm brengt. Dat is op haar nieuwste CD al niet anders. De hoes van de mooi verpakte CD begint met de volgende zin: ‘A collection of songs arranged for voice (dat is Annie, ze speelt geen instrument op de ze CD) and String Quartet (yes, indeed, twee violen, een viola en een cello)’. En dan horen we bijna 45 minuten adembenemend schone, mooi gearrangeerde (door Asia Mei) muziek, met veel tekst, zowel gezongen als gesproken. De stem van Annie is hees en sensueel, de teksten als gezegd verhalen over de mysteries van ons universum, zoals Annie deze op haar weg tegenkomt. Neem bijvoorbeeld dit fragment uit één van de als verhaal gebrachte liedjes, mooi gesproken met prachtige begeleiding: ‘I’ve spent all of my lateness stuck in traffic, I said to Ted.We were stopped at the corner of Riverside and Affleck. The light was red. Now we’ll be fumbling to find our seats in the dark, stumbling over stranger’s knees, whistling our excuse me’s, if the light ever turns and we get there at all, I mean, look at the trees, even leaves have turned red, we could be here until spring waiting for the green, just think of all the things we’ll be late for by then….’ Annie draaft lekker door, maar wordt gestopt door voornoemde Ted: ‘Hey, said Ted, light’s changed, let’s go.’ ‘Weather’ is anders, is apart, is gevoelig, is sensueel, zo is Annie Gallup. Heerlijke CD.
Fred Schmale Artist:
Nicky Swann
Album:
Matches & Dispatches
Label:
Independent
woensdag 11 mei 2011
De bevallige Nicky Swann (in totaal zes foto’s in de verpakking van de CD, vier genomen met tegenlicht) komt uit het zuiden van het Verenigd Koninkrijk. ‘Matches & Dispatches’ is de opvolger van haar EP ‘Burning Bright’ en bevat 13 tracks, waarvan Nicky er 11 voor haar rekening name. De andere twee zijn een ademloos mooie door cello gedragen cover van ‘I want to hold your hand’ van haar wat bekendere landgenoten John Lennon & Paul McCartney en een in een nieuw arrangement gestoken versie van de traditional ‘All Through the night’ (waardoor dit lied in feite een ander lied wordt). De muziek van Nicky is akoestische folk met veel viool en cello in de ondersteuning en verder vleugen pedal steel, dobro, mandoline en melodica (de laatste twee worden door Nicky zelf bespeelt, Nicky speelt ook gitaar en piano). Soms horen we bas en drums en een tweede gitaar. Ik heb even moeten doorluisteren om de geheimen van deze CD (release mei 2010) te doorgronden. Misschien komt dat door de in mijn ogen valse start, in de eerste twee nummers zingt Nicky iets te extatisch en dat past niet goed bij haar liedjes. Maar op een gegeven moment komt er een aantal gevoelige ballades en dat past het beste bij Nicky’s zwoele, iets hese stem. Ook het uptempo, country-achtige ‘One step up’ valt bij mij in de smaak. ‘Matches & Dispatches’ is een overwegend gevoelige en zwoele folk-CD met mooie arrangementen voor viool en cello. Voor een rustige avond samen met een goed glas wijn.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 119 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jack Bruce & The Cuicoland Express
Album:
Live At The Milkyway
Label:
Flaccid Parrot Records
dinsdag 10 mei 2011
De eerst opkomende associatie bij de naam Jack Bruce is die van solerende bassist van het legendarische bluesrocktrio The Cream. Echter, Bruce’ muzikale horizon was van huis uit veel breder. Behalve zijn liefde voor de blues, was er ook jazz en jazzrock die op zijn soloalbums hoofdzakelijk te toon aangaven. Niet in alle gevallen mijn kopje thee, maar elpees als Songs For A Taylor en Out Of The Storm apprecieer ik tot op de dag van vandaag. De laatste cd die ik van hem kocht was Shadows In The Air uit 2001. Van die plaat zijn negen (van de vijftien) stukken op deze in 2001 live in de Melkweg opgenomen dubbellaar terechtgekomen, waaronder ietsjes andere versies van de Cream- klassiekers White Room en Sunshine of Your Love. Bruce en zijn band hadden er die avond, zo te horen, flink zin in. Diens ijzersterke stem en pompende basspel maken wederom veel indruk en ook zijn topbegeleiders – met oud-Living Colour gitarist Vernon Reid voorop – geeft hij alle ruimte om te schitteren in de veelal jamachtige uitwerking van de songs. Het is blues, het is jazz, het is rock. Het is de typerende Jack Bruce stijlverwevenheid, die dat unieke geluid creëert. Altijd herkenbaar en nooit hetzelfde. Niet altijd even toegankelijk, maar telkens weer een luisteravontuur.
Huub Thomassen Artist:
The Britannicas
Album:
The Britannicas
Label:
Independent
maandag 9 mei 2011
Het trio The Britannicas voert ons met hun titelloze debuutalbum, zonder omwegen, mee naar het muzikaal spannendste decennium, namelijk de jaren zestig. Ik laat me er graag in meevoeren, omdat hun liedjes bijna uitsluitend elementen bevat van de 3 grote B’s, Beatles, Byrds en Beach Boys, naar eigen zeggen hun grote inspirators. Resultaat: fonkelende melodieën, geweldig zangharmonieën, geraffineerde instrumentele inkleuring met soms vleugjes psychedelica, die leiden tot twaalf plaatjes om in te lijsten. Onweerstaanbaar mooi uitgevoerd door zanger/gitarist Magnus Karlsson uit Zweden, zanger/bassist Herb Eimerman uit Amerika en zanger/drummer/producer Joe Algeri uit Australië, welke laatste twee bovendien nog een veelvoud aan instrumenten (o.a. harmonica, mandoline, piano, orgel, vibrafoon) bespelen. Om dat ze niet bij elkaar om de hoek wonen, werden de afzonderlijke songconcepten in de eigen huisstudio gemaakt, via internet uitgewisseld en uiteindelijk vastgelegd door Algeri. Deze letterlijk en figuurlijk aparte werkwijze levert desondanks of vooral dankzij, een buitengewoon bevallige plaat op van een fictief bandje, dat zijn oorsprong vond tijdens kun eerste en tevens laatste ontmoeting tijdens een muziekfestivalletje in1998 in L.A. Niet te geloven.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 120 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gary Nichols
Album:
The Way We do It Down South
Label:
Handmade Alabama
zondag 8 mei 2011
Twee jaar geleden verscheen het titelloze debuutalbum van de groep The SteelDrivers. Vorig jaar glipte de opvolger daarvan “Reckless” bijna aan mijn neus voorbij. De line-up bestond uit Mike Henderson, Chris Stapleton, Tammy Rogers, Richard Bailey en Mike Fleming. Leadzanger Stapleton stapte echter op liet zich vervangen door ene Gary Nichols. En dat laatste viel bij mij in ieder geval in goede aarde. De in Muscle Shoals, Alabama geboren en getogen Nichols komt nu met een heuse solo plaat dat de alles zeggende titel “The Way We Do It Down South” heeft meegekregen. Met liedjes als ‘Unbroken Ground’, ‘I Can't Love You Anymore’ en ‘Goin' Fast’ brak Nichols, een jaar of vijf zes geleden, in een klap door in de Amerikaanse mainstream country scene. De liedjes die ik nu beluisterd heb roepen vooral warme herinneringen op. Het is mij, zover ik weet, nog niet eerder overkomen dat ik een talentvolle Amerikaan vergelijk met oer Nederlands Southern roots. Nichols stem, muziek en sterke timing doet mij namelijk erg veel denken aan het beste dat JW Roy & The One Night Band ooit op plaat zetten. Nichols nam deze geluidsdrager niet in de lowlands op maar in de befaamde FAME studio’s in zijn woonplaats. Verschil moet er blijven! Hij voegde ene John Paul White toe aan zijn productieteam en dan tja, dan ja dan kun je er naar mijn gevoel niet omheen. Van de zwoel gezongen southern soul-ballads ‘Coming Of Age’, ‘My Hearts The Only Part’ en ‘Making Love To You’ krijg ik kippenvel. De titeltrack ‘Down South’ hoor je de unieke JW, Spanjers, Spruijt, van Bergen en Goossens gespan opnieuw schitteren. Die Nichols maakt indruk, dat mag duidelijk zijn. Maar wat als… JW Roy 'Round Here en Deeper Shades waren opgenomen in Muscle Shoals, Alabama? Het tijdbeeld klopt helemaal.
Jan Janssen
Artist:
Carrie Day
Album:
Immaculate Niight
Label:
Independent
zaterdag 7 mei 2011
Niemand komt uit Edmonton, dacht ik, zeker geen singer-songwriters. Fout gedacht, Carrie Day komt uit Edmonton, de stad in Alberta recht boven Calgary. Dat Carrie eigenlijk als achternaam Hryniw heeft is leuk voor de statistieken en verklaart haar keuze voor een andere artiestennaam. ‘Immaculate night’ is haar derde CD na ‘Pieces of me’ en ‘Finding grace’, beide geheel aan mij voorbij gegaan. Carrie’s muziek is poppy met een folk-inslag. Ze schrijft gevoelige liedjes en heeft mooie arrangementen. In de begeleiding in eerste instantie Carrie op piano, orgel en gitaar, daarnaast bas, percussie, drums, meer gitaren (ook elektrisch), flugelhoorn, klarinet en mandoline. Op de gevoelige ballade ‘Glimpse of heaven’ draaft een zeskoppig kinderkoor op, waaronder (dochter???) Sadie Hryniw (hoe zou je dit moeten uitspreken?). De titel van de CD geeft aan wat we kunnen verwachten, veel rustige ballads en een paar vlottere liedjes om de sfeer van een nacht (immaculate betekent zoiets als vlekkeloos of onberispelijk) en dat is het geval vanaf ongeveer het vierde nummer. De opening is heel vrolijk met het opgewekte redelijk vlotte ‘Good day’, waarin een flugelhoorn de hoofdrol speelt, gevolgd door het iets minder vlotte door klarinet gedragen ‘Front porch swing’. Mijn favoriet op de CD is het vlotte en licht zwoel gezongen ‘Crystal Clear’, waarin ene Brian Gregg een prachtige elektrische gitaarsolo laat horen. Maar ook de afsluiter ‘Divine immaculate night’, Carrie solo op piano, mag ere zijn en doet Enyaesk aan. Samenvattend: ‘Immaculate night’ is een goede soft-pop CD van een prima zangeres en dito pianiste. De begeleiding is adequaat, en met name de arrangementen zijn goed en dat bepaalt de sfeer. Eervolle vermelding overigens voor het tekstboekje in postervorm met op de achterzijde een leuke foto van onze Carrie.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 121 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Imus Ranch Record
Album:
The Imus Ranch Record II
Label:
New West Records
vrijdag 6 mei 2011
Na nummer I in 2008, met o.m. songs van Willie Nelson, Vince Gill, Little Richard en Lucinda Williams verschijnt in 2010 The Imus Ranch Record II. The Imus Ranch is een volop werkende ‘cattle ranch’ in de buurt van Santa Fe in New Mexico, waarop door de oprichters Don (bekend van de radio) en zijn vrouw Deirdre in 1998 een compleet ‘authentiek’ Western dorp is neergezet. De ‘cowboys’ van de ranch werken eer samen met kinderen met ernstige ziektes of traumatische ervaringen. De kinderen krijgen door het werk weer vertrouwen in zichzelf en maken meer kans op herstel. De fondsen voor dit goede werk worden gegenereerd uit de inkomsten van de boeken van Deirdre en de opbrengsten van genoemde CD’s. Dus nodig ik jullie allemaal uit deze aparte CD aan te schaffen. De muziek op de CD is van hoge kwaliteit en kent een leuke variatie. Zo horen we naast eerder verschenen juwelen zoals het onsterfelijke ‘Bread and Butter’ van The Newbeats (jawel, de oorspronkelijke hit uit 1964), Billy Swan’s ‘Lover please’ gezongen door Kinky Friedman, ‘You move too fast’ van Elizabeth Cook en de Elviskraker ‘Don’t be cruel’ in een wonderschone versie van Cheap Trick ook een vijftal niet eerder verschenen songs. Om jullie lekker te maken volgen hier de titels en uitvoerenden van deze vijf: ‘Two out of three ain’t bad’ – Jamey Johnson; ‘Bop’ – Sam Moore; ‘King of the road’ – Hayes Carll; ‘You can’t be a beacon if your light don’t shine’ – The blind boys of Alabama; ‘It takes a lot to laugh, it takes a train to cry’ – Levon Helm. En dan zijn er ook nog ‘My home town’ – Charlie Robison, Carmelita – Adam Duritz (van de ‘Counting crows’), ‘Lone star blue’s – Delbert McClinton en ‘Part time love’ van de Phantom Blues Band. Aanschaffen dus, dit is een uitermate genietbare CD.
Fred Schmale
Artist:
For You 2
Album:
A Tribute To Bruce Springsteen
Label:
Route 61
donderdag 5 mei 2011
Bruce Springsteen ‘Born To Run’ een openbaring, wat heb ik die vaak op mijn pickupje LUID afgedraaid (Clarence Clemons, rillingen, die saxofoon!) en ‘Darkness On The Edge Of Town’ met dat fabuleuze nummer ‘Factory’ én het magnum opus ‘The River; alle uit het tijdvak 1975- 1980. Wat daarna kwam bleef ik volgen en vond ik ‘aardig’ tot ‘moet dat nou?’. De enige uitzonderingen waren ‘We Shall Overcome: The Seeger Sessions’ en de live versie hiervan (‘Live In Dublin’); beide toch wel wat ondergewaardeerd door de recencisten. En nu beluister ik bovengenoemde cd, nummer twee – nummer een heb ik gemist – met als slogan ‘Americana Made in Italy’. Wat een hoeveelheid aan interpretaties en wat een talent in het land van die gek Berlusconi! Je zou wensen dat in ons landje een dergelijk project van de grond zou komen (Gé Reinders, De Dijk, Fay Lovsky?) Twee cd’s lang puike uitvoeringen van nummers van ‘the boss’’ en tja de ene cover spreekt je meer aan dan de ander. Behalve voor Springsteenadepten is dit ook voor geïnteresseerden in all american rock - van vol vuur tot intiem akoestisch - het aanschaffen meer dan waard.
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 122 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cindy Bullens
Album:
Howling Trains
Label:
Blue Rose Records
woensdag 4 mei 2011
Op de binnenzijde van het hoesje vertelt Cindy Bullens over het hoe en waarom van haar laatste album Howling Trains Ans Barking Dogs. Van de elf songs zijn er negen die ze, in de periode ’90-’95, samen schreef met muzikanten uit Nashville, de stad waar ze licht wanhopig haar toevlucht had gezocht nadat haar opgebouwde carrière in de jaren zeventig en tachtig als achtergrondzangeres (o.a. Bob Dylan, Gene Clark, Don Everly, Elton John) en rock ‘n’ roll girl (Grease) op doodspoor was geraakt. Als dank voor geboden hulp, hervonden inspiratie en nieuwe perspectieven, zet ze hen – waaronder Bill Lloyd, Radney Foster, Jimmy Tittle en Wendy Waldman – in het zonnetje door een selectie van al die opnames opnieuw voor het voetlicht te brengen. ‘Verantwoorde’ Nashville-country was uiteraard hierbij uitgangspunt, waarbij trouwens flink gelonkt werd naar blues, folk, rock ‘n’ roll, swing en gospelsoul. De uitwerking vind ik mooi tot zeer mooi. Het zijn krachtige liedjes met fraaie melodieën en gevarieerde instrumentale invulling (dobro, fiddle, accordeon, mandoline, harmonica, piano, orgel) en – als altijd – met hart en ziel gezongen. Onberispelijk americana die diverse magnifieke hoogtepunten telt als Labor Of Love (ook hier samen met Radney Foster), Everywhere And Nowhere/ Jimmy Tittle) en bewogen ballades, waaronder All My Angels/ Wendy Waldman/Refugees). Petje af ten slotte, voor haar uitstekende begeleiders, met als vaste kern de geweldige gitarist Stephen B. Jones, bassist Bob Colwell en drummer Ginger Cote. O ja, ze schreef ook zelf nog twee mooi akoestische liedjes – bluegrass/singer-songwritergenre – voor dit veelzijdige en zelfgeproduceerde album.
Huub Thomassen Artist:
Cassie Taylor
Album:
Blue
Label:
Hypertension Music
dinsdag 3 mei 2011
Cassie Taylor is de dochter van Otis Taylor. Als bewonderaar van deze driezestig jarige blueslegende en uitvinder van het “Trance Blues” genre hoop je dat dochterlief de muziek van Pa verder uit zou dragen. Op haar onlangs verschenen debuut CD Blue word dat laatste niet bewaarheid. De CD opent veelbelovend met ‘Memphis’. Het goed in het gehoor liggende liedje is wat mijn betreft dan ook meteen het hoogtepunt op deze, naar mijn smaak, veel te netjes geproduceerde CD. De alles behalve vooruitstrevende blues, rock, jazz en soul arrangementen klinken naar mijn gevoel mat en inspiratieloos. Het nooit spannend wordende Black Coffee dreutelt meer dan vijf minuten lang en het daarop volgende dansbare poppy Goodbye klinkt passieloos droog. Liedjes als Make Me Cry en Haunted klinken vooral naar dertien in een dozijn. Taylor klinkt veilig en neemt geen enkel risico op deze plaat en dat valt behoorlijk tegen. Cassie Taylor is duidelijk nog zoekende en het heeft haar volgens mij heel veel moeite gekost om de juiste muzikale balans te vinden voor dit debuut. Potentie is er weldegelijk maar “Daughter Of A Great Bluesman” doet daar naar mijn gevoeld te weinig mee. Blue is een solo debuut waar ik misschien te hoge creatieve verwachting van had. Taylor heeft mij niet weten te overtuigen. De volgende keer misschien wel, wie weet.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 123 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Seagull
Album:
Rough Echoes
Label:
Independent
maandag 2 mei 2011
David Seagull is een singer-songwriter die opereert vanuit Iowa in de USA. Hij schrijft liedjes en treedt ermee op gedurende meer dan 25 jaar. Met ‘Rough edges’ is hij pas aan zijn tweede CD toe, na ‘David Seagull’ uit 1997/1998. Als zijn voornaamste invloeden noemt hij Dylan, Neil Young, Joni Mitchell, Jackson Browne, Leonard Cohen, maar ook Stones, Led Zeppelin en bluesgrootheden als John Lee Hooker, Muddy Waters, Robert Johnson, Chuck Berry en Jimmy Reed. Vreemd genoeg noemt hij hierbij J.J. Cale niet en aan diens muziek doet de muziek op ‘Rough edges’ vaak denken. Met name de stem, donker, somber en zonder veel variatie, ergens tussen Leonard Cohen, J.J. Cale en Blaze Foley in. Hoewel,een aantal nummers en met name het nummer ‘Mary’ doet wel heel sterk aan Cohen denken, mede door de begeleiding in dat nummer van alleen David’s gitaar (prachtig subtiel nummer overigens, klinkt als een klassiek nummer). David’s teksten zijn basic, geen poespas, ze handelen over vrouwen (‘Loraine’, ‘Mary’), liefde, gebeurtenissen. Maar alles met een sombere bril bekeken, getuige bijvoorbeeld de tekst in ‘Troubled times’: ‘Troubled times, troubled times, try to love and you just go blind. Trouble in your heart, trouble in your soul, trouble’. De begeleiding is gedoseerd, we horen vooral David en zijn gitaar, af en toe een elektrische gitaar, een fiddle. Geen idee wie er meespelen, het zou zomaar David alleen kunnen zijn. Wat ik wel heb gezien is dat de CD is opgenomen in 2008 en pas in 2010 werd uitgebracht. ‘Rough edges’ is een aardige CD van een echte sombermans, somberheid hoort bij singer-songwriters en onze David Seagull is zeker één van de somberste.
Fred Schmale
Artist:
Okieson
Album:
Some One n' Some Want
Label:
Elektrograph Records
zondag 1 mei 2011
Terwijl de Nijmeegse band De Staat nationaal en internationaal behoorlijk omhoog geschreven word zou je bijna vergeten dat in deze stad en zijn prachtige omgeving, nog meer bandjes flink aan de weg timmeren. Phantom Puercos, singer-songwriter Marten de Paepe en onlangs nog het uit Maas en Waal afkomstige DIX met het prachtige debuutalbum “Sayonara” haalden met het grootste gemak de regionalen pers. Daar aan de oevers van de Waal bivakkeert ook het rondom singer-songwriter Sebastiaan van Bijlevelt geformeerde Okieson. Al drie jaar knokt dit continu van muzikanten veranderende collectief om erkenning. “Some One n' Some Want” heet hun derde CD. De tekstdichterlijke vormgeving van deze plaat werden wederom ergens in de Ooijpolder op schrift gezet. Bijlevelt’s muzikale creatieve koppie staat, zo te horen, maar zelden in de pauze stand. Opnieuw reisde hij naar Nashville, Tennessee om daar, samen Lambchop protegé Mark Nevers, een aantal small group activity’s op te starten. Paul Niehaus (Calexico) en Caitlin Rose namen o.a. daar ook aan deel en dat levert opnieuw een fraai goed verzorgt muzikaal pallet op. De sfeer is duidelijk minder donker als op voorgaande Okieson platen. De catchy opener ‘Famous Man’ en het daarop volgende ‘Everyday’ zijn daar een paar goede voorbeelden van. Liedjes als ‘All My Mother’s Children’, ‘Lipstick And Menthol Cigarettes’ en ‘Some One 'n Some Want’ knuffelen mij als liefhebber van het donkere neo-traditional folk genre. Het instrumentale ‘One Handshake Away From The King’ loopt naadloos over in het opzwepende ‘Eating Crow’. Het liedje ‘Too Many Times’ zwiert als een Argentijnse Tango dat zo op een volgend Calexico album zou kunnen staan. Sebastiaan van Bijlevelt is er trots op waar hij leeft. In Nijmegen zeggen ze vaak “dit is mien stad”. Er wordt dan ook afgesloten met het liedje ‘Mine’. “These are my thoughts, city, street and block. Come around this is my continent, my universe etc.” De muziek van Okieson kroelt met je dagelijkse rompslomp en gedachten. Het zette mij aan tot het schrijven de volgende zin. Okieson bouwt aan een vernieuwend muzikaal landschap maar laat het klinken zoals het oorspronkelijk ooit bedoeld was. Ik voel de onvoltooide volmaaktheid van een super talentvolle singer-songwriter die nog lang niet klaar is met zijn werk
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 124 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hank Woji
Album:
There Was A Time
Label:
KZ Records
zaterdag 30 april 2011
De momenteel in Texas wonende en werkende Hank Woji heeft een bijzondere ontwikkeling als musicus doorgemaakt in de afgelopen pakweg 36 jaar. Gedurende 15 jaar was hij bassist, bandleider en percussionist en toen, aan het eind van de jaren 80 ging hij Afrikaans en Braziliaans drummen en percussie studeren, in 1990 schreef hij de muziek voor een Meditatie en New Age CD en in 2001 besloot hij een nieuwe richting in te slaan: hij werd singer-songwriter in het Americana-idioom. Hij liet zijn eigen liedjes horen op een groot aantal festivals, onder meer het prestigieuze Kerrville Folk Festival. Deze nieuwe richting resulteerde in tot dusver drie CD, waarvan het in Terlingua, Texas opgenomen ‘There was a time’ de laatste is. Hank is de enige persoon op de CD, hij zingt met een beheerst doorleefde stem en speelt alle instrumenten, dat zijn er welgeteld twee, gitaar en harmonica. Van de 11 liedjes zijn er zeven door Hank geschreven, de covers zijn van de traditionals ‘Deep Ellum Blues’ en ‘My last ole dollar’, Woody Guthrie’s ‘Jesus Christ’ en Townes’ ‘Loretta’. ‘There was a time’ is een aardige CD van een ‘echte’ troubadour’. De eigen liedjes van Hank zijn zonder meer redelijk tot goed, de covers ook. Maar het is jammer dat Hank moet vissen uit een vijver, waaraan al zoveel vissers zitten. Dus is helaas deze CD niet een echte opvallende CD, alles wat Hank doet is al door zovelen gedaan. Ik geef Hank een zeven!
Fred Schmale Artist:
Devon McClive
Album:
Quiet Bravery
Label:
Independent
vrijdag 29 april 2011
Quiet Bravery van singer-songwriter Devon McClive uit Berkeley, CA is haar debuut-cd of eigenlijk e.p., omdat er zeven songs voorbijkomen in slechts achttien minuten. Wel genoeg om zich met minimale middelen, optimaal te profileren. Haar bekoorlijke, chansonachtige stem, grand piano en een beetje drums zijn voldoende voor ’n een en al weemoedige sfeer. Zichzelf begeleidend met eenvoudige, herhalende pianoakkoorden, zingt ze een beetje zoals Krista Detor en Aimee Mann dat doen. De liedjes gaan over verlangen, hartzeer, berusting. Een beetje deftig, kalm, sferisch, introspectief, maar er is gelukkig ook enige zelfspot. Authentieke, naakte en toch sensibele songs, apart van karakter waar muziek uit de regio van San Francisco, vaker mee behept is. Een volwaardig album met dit soort karig ingevulde luisterliedjes, zou niettemin te veel van het goede zijn geweest. Voor het geval er ooit een compleet album komt, graag wat meer aangeklede songs. Een dergelijke plaat kan nog beter worden, dan deze wel degelijk als geslaagd te beoordelen eerste proeve van bekwaamheid.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 125 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mix & Dorp
Album:
Blues + Beat
Label:
Black & Tan Records
donderdag 28 april 2011
Een jaar of zeven geleden schafte ik de Putumayo verzamel CD “Lounge Blues” aan. “A unique collection of modern electronica blended with classic acoustic and electric blues music”, verzuchtte Putumayo destijds. Had intussen ook al kennis gemaakt met de unieke “Trance Blues” van van Otis Taylor. Anno 2011 word ik blij verrast door landgenoot Jan Mittendorp. Onder het credo “Forget the past and check out a brand new blues era” sleutelde de Black & Tan Records platenbaas twaalf min of meer in het verlengde liggende composities in elkaar. Onder de naam Mix&Dorp bevat de CD “Blues + Beat” modder vette, modern bewogen Mississippi Delta Blues arrangementen, waardoor het woord “crossover muziek” een compleet nieuwe betekenis krijgt. Ik noem dit gedurfd baanbrekend werk waar nummers van blues veteranen zoals Boo Boo Davis (65), Big George Jackson, Harrison Kennedy en Roscoe Chenier op een unieke wijze voor het voetlicht worden gebracht. Knettergekke revolutionaire muziek die swingt, springt en ontspant. Deze Afro-Amerikaanse jazz, gospel en blues (R&B) krijgt ongewild een stempel opgedrukt. Mix&Dorp’s (M&D B+B) muziek “makes sense”.
Jan Janssen Artist:
The Statesboro Revue
Album:
Different Kind Of Light
Label:
Blue Rose Records
woensdag 27 april 2011
Nadat het Duitse Blue Rose Records The Band Of Heathens vastlegde op hun label trok niet alleen de genoemde band Nederlandse aandacht maar ook de zwaar onderschatte platenstal mocht zich verheugen op een gestaag groeiende aanhang. Hoop stilletjes dat die trend zich zal doorzetten mede omdat de uit Austin, Texas afkomstige The Statesboro Revue zeker die aandacht verdient. Hun tweede CD “Different Kind Of Light” bevat zeer modern intelligent klinkende blues, country en Southern rock waar o.a. bands als The Allman Brothers, The Black Crowes en Creedence Clearwater Revival mee groot geworden zijn. Frontman van deze band, singer-songwriter Stewart Mann, schreef nagenoeg alle nummers op deze plaat en dienst stem vertoond opvallend veel gelijkenis met die van Ed Jurdi (The Band Of Heathens). De cirkel lijkt dan rond. Toch zoekt The Statesboro Revue de randen op van dat wat ik al wist en dat wat ik graag zouden willen ontdekken. Het speelplezier en de bevlogenheid in de liedjes waarin deze band grossiert, is werkelijk verrassend te noemen. Ieder liedje, dertien stuks, bonustrack ‘Dirty Sue’ meegerekend, krijgt door die bezieling een eigen karakter. De opener ‘Little Girl Like You’ leunt op het messcherp spelende gitaar duo Todd Laningham en Will Knaak. Het vijf minuten durende ‘The Painter’ groeit naar grote hoogte naarmate de tijd weg tikt. ‘Over You’ en het daarop volgend ronkende ‘Comes Back To You’ heeft de Blue Rose platenbaas over de streep getrokken. Tjonge, tjonge wat komt dit toch akelig dicht in de beurt van The Band Of Heathens. Het pleidooi zou eigenlijk duidelijk moeten zijn. Ik zou graag The Statesboro Revue wel eens live aan het werk willen zien.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 126 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Wynntown Marshals
Album:
Westerner
Label:
Charger Records
dinsdag 26 april 2011
Toen ik de debuutplaat Westener van de groep The Wynntown Marshals voor het eerst opzette, kwam het geen seconde in me op met een gezelschap Schotten van doen te hebben. Ze fabriceren namelijk rasechte alt.countrymuziek van een dusdanig hoog niveau, dat menig Amerikaanse collega scheel zal maken van jaloezie. Wat maakt hen dan zo geweldig? Welnu, de sprankelende melodieën waarmee de elf songs zijn geconstrueerd: transparant, zwevend, vloeiend, geschakeerdheid en krachtig. De gloedvolle en vakkundige instrumentale omlijsting van componist, gitarist, harmonicaspeler en leadzanger Keith Benzie, drummer Keith Jones, leadgitarist Iain Barbour en pedal steelgitarist Iain Sloan, bijgestaan door Simon Ritson op bas en Ali Petrie op Hammond, Rhodes en piano. Het enorm plezierige samenspel, gedreven enthousiasme, hoge muzikaliteit en de gave ernstige liedjes een hoge toegankelijkheid te verschaffen en zo verrekte aanstekelijk dat je zonder erg gaat mee blèren. De uitstekende balans van blijmakende rockers en heerlijk treurige ballades. En, niet in de laatste plaats, de prachtige, hartverwarmende stem van Benzie die met zijn zangtechniek, timbre en intonatie moeiteloos kan wedijveren met Jeff Tweedy en Mark Everett van Eels. Daarom dus allemaal. Westener is van a tot z een werkelijk sublieme, tijdloze plaat en een klassieker in de dop.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 127 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mack Johansson
Album:
New Sweden
Label:
Cardiac Records
maandag 25 april 2011
Het is op de kop af zes jaar geleden dat ik, via e-mail, kennis maakte met Mack Johansson. Mack wilde in ons Café een solo optreden verzorgen, niet wetende dat het een virtueel Internet café betrof. Dat Mack Johansson een goed geschoolde producer en sound-engineer wist ik al, maar dat hij het eigenzinnige Hyacinth House geluid ooit solo uit zou brengen mag toch wel een verrassing zijn. New Sweden heet zijn soloproject. Sla je het keurig verzorgde DigiPack maar open en je weet meteen wat hij daarmee wil zeggen. New Sweden was een Zweeds-Finse kolonie in het Noord-Amerika van 1638 tot 1655. De huidige Amerikaanse staten New Jersey, Delaware en Pennsylvania zijn vanuit deze voormalige Zweedse kolonie ontstaan. Ziezo, dat stukje geschiedenisles wilde ik u niet onthouden in deze CD bespreking. Dat gepend te hebbende nu over tot de inhoud. De CD opent platvloers met ‘Foot Stumpin’ Blues’. Met de woorden “Startin’ at a new and blank page. I feel hope a fresh beginning at the end” lijkt het erop dat Johansson zijn escapades met Hyacinth House voorlopig in de ijskast heeft gezet. Toch produceerde Johansson de plaat samen met Fredrik Andersson, die ook aan de fundamenten van Hyacinth House stond. Dit hoor je dan ook in de fenomenale tracks Perpeetum Mobile en Rusty Eyes. Het strak gezongen vrouwelijke backing vocals werk wordt overigens verzorgd door Pascal Bjerrehus en Johanna Werner. Mack Johansson is een vernieuwer in muziek en dat pakt erg fraai uit. In het hectische Coyote Indian Blues, het soulvol swingende Perplexed Sunday en Time Of Mind raak ik volkomen de weg kwijt. Vanaf track negen “I’m back on track” en is het echt smullen hoor. Dalai Lama Karma, Karma en het compleet omgebouwde New Day Arising, waarmee Hyacinth House hun debuutalbum opende, kunnen zo onze nationale hitlijsten in. The Juvenile Cat Symphony Orchestra en de naam van Johanna Werner, afkomstig uit Mariefred, Sweden, duikt dan weer dankbaar op. De plaat lijkt dan een beetje chaotisch af te sluiten met de tekst “Thank for listening. This is it… Goodbye”. Johansson is echter nog niet klaar. De prachtige hidden track heet Northern Highway. David Childers schreef dit bloedstollende nummer twintig jaar geleden dat terug te vinden op diens CD “Hard Time County”. Toeval of niet, zowel Johansson als Childers stonden in 2006 op het grote podium tijdens ons tiende verjaardagsfeestje het Roots @ Roepaen Festival. Wat een fantasie aan klanken, tekstdichterlijke poëzie en gezang! Mack Johansson stoeit op zijn solo debuut met het schijnbare onmogelijke. Johansson is de naam “he has his own modern sound, sometimes a little bit weird and experimenting but always inspiring and exciting” Gewoon een kei goede release dus.
Jan Janssen
Artist:
Adam Klein
Album:
Wounded Electric Youth
Label:
Broken Hill Songs
zondag 24 april 2011
Eind verleden jaar verscheen Wounded Electric Youth van Adam Klein uit Athens, Georgia. De door mij niet eerdere opgemerkte singer-songwriter smeedt op zijn derde cd invloeden uit folk, country, soul en pop om tot geweldige, luistervriendelijke liedjes. Elegantie, lichtvoetigheid, ontspannenheid stralen af van de elf songs, waarin wisselende, goed gedoseerde accenten, uit die muzikaal brede range zijn gelegd. Met drums, bas, gitaren als basisbezetting, creëert Klein vooral door zijn prachtige, hese, licht overslaande tenor, in combinatie met een aanzienlijke rij gastmuzikanten op uiteenlopende instrumenten (pedal steel, mandoline, fiddle, cello, blazers, orgel, accordeon en harmonica) een even tere als vertederende laid back sfeer. Bij zulke mooi klein gehouden, fluweelzachte, kalm snorrende popliedjes is het lekker onderuitzakken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 128 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Low Anthem
Album:
Smart Flesh
Label:
Nonesuch Records
zaterdag 23 april 2011
Met de release “Smart Flash” wordt The Low Anthem tegenwoordig in een adem genoemd met bands als Bon Iver, Fleet Foxes en Mumford And Sons. Heb mij daar, drie jaar geleden, zelf schuldig aangemaakt moet ik eerlijk bekennen. Toch is er iets uitzonderlijks aan de hand met The Low Anthem. Voordat de band zich verbond aan een major label, moest de platenmaatschappij de band ervan overtuigen dat dit absoluut niet ten kosten mocht gaan van het authentieke The Low Anthem geluid. Dit laatste hoor je dan ook terug op “Smart Flash”. De elf minuscule, iets of wat, draaiende composities klinken zoals je die min of meer ook op hun debuutalbum “What The Crow Brings” aan zult treffen. Weliswaar op productioneel niveau vele malen volwassener, lijkt het erop dat men bewust gekozen heeft muzikaal afstand te doen van de ambitieuze voorganger “Oh My God, Charlie Darwin”. Toch voorspel ik dat het mainstream publiek “Smart Flash” wederom zal verslinden. Wees op je hoede want de onvoltooide schoonheid van “Smart Flash” wordt pas blootgelegd na meerdere draaibeurten. Het paradijselijke ‘Ghost Woman Blues’ zal werken als een olievlek. Daarna vallen kwartjes in het ruimtelijk gezongen: ‘Love And Altar’ en ‘Burn’. “Smart Flash” voelt als een goed geschreven avonturenroman vol met kleurrijke pentekeningen. Je slaat het open en ruikt meteen de sferische eigentijdse oudheid in liedjes als de country wals ‘Apothecary Love’ en ‘Hey, All You Hippies!’ Het kwartet Ben Knox Miller, Jeff Prystowsky, Jocie Adams en Mat Davidson leveren opnieuw een prima plaat af. De lofliederen staan centraal en engineers Dan Cardinal (Josh Ritter) en Jesse Lauter hebben dit uitstekend aangevoeld.
Jan Janssen
Artist:
Ha Ha Tonka
Album:
Death Of A Decade
Label:
Bloodshot Records
vrijdag 22 april 2011
Als getekend fan van de legendarische alt. country formatie The Ozark Mountain Daredevils werd ik gepakt door de springlevende muziek van de evenzo uit Springfield, Missouri afkomstige band Ha Ha Tonka. In het CD profiel van hun derde CD “Death Of A Decade” lees ik de volgende inspirerende woorden “Ze zeggen dat als je niet veranderd waar je heengaat, je daar eindigt waar je naartoe gaat.” Laat het even op je inwerken. Stap daarna naar je favoriete platenwinkel en schaf deze CD maar blindelings aan. Vast beraden bezette dit swingende kwartet, samen met producer Kevin McMahon, een tweehonderd jaar oude schuur in New Paltz, New Jersey. Muzikant, opname-ingenieur, producent, en computerprogrammeur The Ryantist manipuleerde de bloed mooie organische semi-akoestische klanken met uiterst moderne synthetische snufjes zonder dat de hooizolder liedjes aan zeggingskracht verloren. Brian Roberts (zang), Brett Anderson (gitaren en mandoline) en de rhythm sectie bestaande uit bassist Lucas Long en drummer Lennon Bone klinken op deze CD oorspronkelijk als The Ozark Mountain Daredevils en misschien nog wel moderner als Mumford And Sons. Deze opzwepende hillbilly muziek borduurt voort daar REM ophield met de wereldhit Loosing My Religion. Luister maar eens naar “Usual Suspects” en “Made Example Of”. Fijn pluizige geitenwollensokken indie rock waarvan ik geen genoeg van kan krijgen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 129 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Cowboy Junkies
Album:
The Nomad Series Demons Volume 2
Label:
Proper
donderdag 21 april 2011
The Cowboy Junkies hebben nooit stil gezeten. Een maand of vier geleden spraken ze af vier albums in binnen achttien maanden op de markt te brengen. “The Nomad series”, zoals frontman en vrouw Michael en Margo Timmins het project noemen moet bruggenbouwen en culturele tegenstelling doen verdwijnen als sneeuw voor de zon. In oktober 2010 verscheen: “Renmin Park”, de eerste CD uit de serie van vier dus. Michael Timmins reisde door China en sloot deuren en ramen naar alles wat met het westen te maken had. Hij programmeerde veertien multi-culturele klankkleuren die mij persoonlijk niet echt konden bekoren. Met de tweede CD “Demons” ligt dit net even anders. De stem van Margo Timmins spreekt hier boekdelen ze behekst mij van kiet af. Alle liedjes op deze unieke Cowboy Junkies plaat werden geschreven door Vic Chesnutt. Twee jaar geleden overleed deze poëtische liedjesdichter, nadat hij een overdosis aan spierverslappende middelen had ingenomen. Met de opener ‘Wrong Piano’ zette de Junkies mij direct op scherp. Chesnutt plantte het liedje ‘Flirted With You All My Life’, vlak voor zijn dood, op zijn CD “At The Cut”. Zoals bekend bleef het dus niet bij flirten. Als Margo Timmins het zingt word ik echter blij. Met veel respect worden relatief onbekende Chesnutt songs opgepakt en uitgevoerd. Qua ritmiek en tempo komt: “Demons” akelig dicht in de buurt van The Trinity Sessions. Met andere woorden, het klikt weer tussen ons.
Jan Janssen
Artist:
Malcolm Holcombe
Album:
To Drink The Rain
Label:
Music Road Records
woensdag 20 april 2011
Malcolm Holcombe, de eigenzinnige troubadour uit Asheville, North Carolina, heft het weer gedaan. Hij verrast ons wederom met een uitermate sterk en duidelijk anders ingevuld album. Stel je voor: de gruizige stem van onze held op een bedje van subtiele akoestische bluegrass-getinte muziek. Kan dat eigenlijk wel, hoor ik jullie vragen? Mijn antwoord is volmondig JAAA!. Een wonderschone combinatie, de fiddle van Luke Bulla, de dobro en akoestische slide van de fenomenale Jared Tyler, de staande bas van Dave Roe en de rustige drums van Bobby Kallus en additionele bijdragen van Shelby Elcher op mandoline en (niet te versmaden) Andrew Hardin (bekend van Tom Russell) op akoestische gitaar met die gruizenaar Holcombe. En dan natuurlijk die songs van Malcolm, wederom geweldig. Twaalf stuks, negen nieuwe en drie uit de jaren 90. De teksten zijn eigenzinnig als altijd, in de titelsong wil Malcolm van zijn zorgen en pijn afkomen en dat valt hem niet mee: ‘So what’s in it for you, what’s in it for me? Just a whole lotta trouble to get me free, free from worry, free from pain. Stick with me and I’ll show ya how to drink the rain’. En wat te denken van de volgende regels van ‘One man singin’ uit 1993: ‘Now what do people do when they do what they do, why do people say what they say anyway, tomorrow mornin’s comin’ soon’. Malcolm is eind maart weer in ons land. Kijk op zijn website voor zijn optredens. Niet te missen, deze wonderlijke en opvallende singer-songwriter die met ‘To drink the rain’ een nieuw hoogtepunt aan zijn aan hoogtepunten al zo rijke oeuvre toevoegt.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 130 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Seryn
Album:
This Is Where We Are
Label:
Spune Productions
dinsdag 19 april 2011
Als er muziek uit Denton, Texas komt aanwaaien spits ik altijd mij oren. Als de muziek ook nog eens op het Velvet Blue Music/Spune label staat sta ik te trappelen van ongeduld. Op dit kleine platenlabel huizen een aantal briljante singer-singwriters en folkrock bandjes. De namen van Doug Burr, Telegraph Canyon, Winters Fall en The Langley Sisters ben je op deze site al meerdere malen tegengekomen. Chelsea Bohrer (viool en percussion), Aaron Stoner (bas, trompet, cello), Nathan Allen (gitaren), Chris Semmelbeck (drums, banjo, pump organ, accordeon) Trenton Wheeler (ukulele, banjo) vormen samen de nieuwe formatie Seryn. Hun debuutalbum heet “This Is Where We Are”. Bon Iver, Fleet Foxes, Mumford And Sons en Low Anthem fans opgelet, dit is er explicit eentje voor jullie. Het waren de ontelbare liveoptredens van Seryn die ervoor zorgden dat het project “This Is Where We Are” uiteindelijk op de rit kwam. De hemels gezongen liedjes en de prima gearrangeerde folkrock staat precies op de goede volgorde. Titels als ‘So Within’, ‘We Will All Be Changed’, ‘Our Love’ leest niet alleen als één regel maar klinken ook zo. De diversiteit aan geluiden en de syntactische samenhang van de zinnen in de liedjes vormen per definitie de speerpunten op deze ongekend prachtige debuutplaat. Uit onderzoeken is gebleken dat hoe hechter de muzikale cohesie is hoe groter de solidariteit bij de fans zal zijn. Refererend naar bovengenoemde namen zou je zeggen dat Seryn in Nederland een warm onthaal mag verwachten.
Jan Janssen
Artist:
Israel Nash Gripka
Album:
Barn Doors And Concrete Floors
Label:
Continental
maandag 18 april 2011
Drie jaar geleden deed Israel Nash Gripka Nederland versteld staan met zijn CD “New York Town”. Een vaste Podium Roepaen klant verklapte dat hij, in alle anonimiteit, al jaren Gripka’s debuut EP “Prelude”, in zijn auto had liggen. Gripka’s nieuwe CD “Barn Doors And Concrete Floors” ligt weliswaar precies in het verlengde van Gripka’s voorganger maar je hoort ook dat Gripka niet alleen muzikaal maar ook tekstueel enorm gegroeid is. Afgelegen oude schuren zijn hip dezer dagen. Gripka betrok er een ergens midden in de Catskill Mountains. Dit laatste geeft de opnamen van deze plaat, bewust of onbewust, een Nederlands tintje. In de zeventiende eeuw was “Kaatskil” namelijk een Nederlandse nederzetting. Juist ja, daar ergens in de Hudson Valley plukte men de dag. “It was an experience that we will not soon forget”, zegt Gripka daarover. Neem de tijd en surf naar Gripka’s website en zie hoe het er allemaal aan toeging. Gripka slaat zijn vleugels uit. Muzikaal worden alle registers opgetrokken. Daarvoor werd de hulp ingeroepen van o.a. producer Steve Shelley (Sonic Youth), Joey McClellan (Midlake/The Fieros) en Aaron McClellan (The Fieros). Gripka stem is in topvorm en klinkt als een kruisbestuiving tussen John Fogerty (Drown) en Mick Jagger (Louisiana, Black and Blue). Geknepen zingend “Going down like brandy wine”, in de country gospel ‘Sunset Regret’, knaagt Gripka aan je traanbuisjes. Gripka sluit loepzuiver en stijl af met ‘Belwether Road’ (Oh Missouri) en Antebellum. Bedroefdheid, onbehagen en afzondering zijn bij mijn weten dit jaar nog nooit zo verstandelijk bezongen.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 131 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dolorean
Album:
The Unfazed
Label:
Fargo Records
zondag 17 april 2011
Dolorean ontstond eind jaren negentig uit een relatief primitief folkrock bandje. Op hun debuut CD "Sudden Oak" trof je een aantal ruwe naïeve liedjes aan van een stel muzikanten, die niet goed wisten welke kant ze op wilden. Singer-songwriters Al James en Jay Clarke verkaste al snel van Silverton naar Portland, Oregon. De fundamenten van de muziek die Dolorean vandaag de dag ligt in feite in deze poëtische en bijzondere literaire stad. Aangevuld met gitarist Jon Neufeld, drummer Ben Nugent en bassist James Adair produceert dit vijftal een voortreffelijke mix van eigenzinnige, nooit simpel klinkende liedjes. Dit laatste etaleren ze vooral op hun zesde CD “The Unfazed”. Jammer dat de mooie literaire hoogstandjes niet mee te lezen zijn in het meegeleverde DigiPack. Desalniettemin, de muziek en de heerlijke lome zang van James doen echter alles vergeten. Ik zie Nick Drake glimlachen in zijn graf als je nummers als “Country Clutter”, “Fools Gold Ring” of “If I Find Love” voorbij hoort komen. Tijd vereerd geesten (Time Honoured Ghosts) als ik “The Unfazed” mag vergelijken met dit legendarische jaren zeventig album van Barcley James Harvest. Dolorean brengt weer iets bijzonders op de markt. Muziek om van te houden, bij te blijven of om tot inkeer te komen. Alles behalve onaangedaan dus.
Jan Janssen Artist:
David Lowery
Album:
The Palace Guards
Label:
Blue Rose Records
zaterdag 16 april 2011
De Amerikaanse gitarist, singer-songwriter David Lowery kennen we natuurlijk vooral als frontman van alternatief ronkende rockgroepen als Camper Van Beethoven en Cracker. Lowery sprak ik tijdens het Roepaen festival in 2009. Hij kondigde toen al aan dat hij met een solo project aan de slag zou gaan. Na meer dan 25 jaar in het vak maakt de nu, inmiddels al vijftigjarige rootsrocker zijn solodebuut met “The Palace Guards”. In principe doet Lowery eigenlijk precies wat hij ook samen met Cracker en Camper Van Beethoven doet. Prachtige, soms idiote en eigenzinnige muziek volgen elkaar op in sneltrein tempo. “The Palace Guards” klinkt hierdoor wisselvalliger dan ik tot nu toe van Lowery gewend ben. Niet dat nummers als ‘Deep Oblivi On’, ‘Ah, You Left Me’, ‘Marigold’ en ‘Submarine’ ineens wereldvreemd klinken, in tegendeel zelfs, maar hij zet mij in ‘Baby, All Those Girls Meant Nothing to Me’ en ‘I Sold the Arabs The Moon’ behoorlijk aan het denken. De ogenschijnlijk onschuldige wijsjes op “The Palace Guards” beschikken over een draaikolk aan melodieën die voor kenners vertrouwd zal aanvoelen. Bovendien weet David Lowery, in dit maar acht tracks tellend album, veel oorspronkelijkheid en kwaliteit te leggen die je van een man van deze statuur ook zeker mag verwachten. Humor met een humane ondertoon is immers het ultieme handelsmerk van David Lowery. Cracker en Camper Van Beethoven fans kunnen “The Palace Guards” blindelings aanschaffen. Voor jonge ontdekkers is het misschien de ideale gelegenheid niet alleen kennis te maken met David Lowery, maar ook met de tijdloze muziek van bovengenoemde bandjes.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 132 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jeff Talmadge
Album:
Kind Of Everything
Label:
Berkalin Records
vrijdag 15 april 2011
Een nieuwe CD van de Texaanse dichter/liedschrijver Jeff Talmadge is voor mij een gebeurtenis om met plezier en vol verwachting naar uit te kijken. Jeff heeft mij nog nooit teleurgesteld en met ‘Kind of everything’ overtreft hij zelfs mijn stoutste verwachtingen. Een twaalftal nieuwe juwelen en een gave cover (David Olney’s ‘If it wasn’t for the wind’). Opvallend is dat er vijf in samenwerking met een ander geschreven liedjes op de CD staan, op zijn zes voorgaande CD’s stonden slechts twee coproducties. Jeff heeft plezier gekregen in schrijven met anderen. De productie en opname is van Thomm Jutz (Nashville) met additionele opnames door Ed Pettersen (ook Nashville, bekend van het geweldige project ‘Song of America’ uit 2007). Naast Jeff met zijn prachtige fingerpicking gitaarspel en Jutz op gitaar en piano werken onder meer mee: Fats Kaplan (fiddle, steel gitaar), Mark Fain (bas), Pat McInerney (drums). Er zijn incidentele bijdragen van o.a. Tim O’Brie (mandoline/vocals), Freddy Holm (dobro), Ray Bonneville (harmonica) en het aanstormend talent Kenzie Wetz (fiddle). Alles bij elkaar een hele mooie lijst namen. Zoals altijd zorgt Jeff voor een prachtige klankkleur in zijn liedjes en voor mooie poëtische teksten over zijn medemensen (met vrouwen in de hoofdrol) en bijzondere gebeurtenissen. Zo herinnert hij zich die fiddle-speler in het Duitse Hamburg (‘Hamburg violin’) en schreef hij een werkelijk schitterend lied voor Nederlandse vrienden bij gelegenheid van een zoveeljarig huwelijk, ‘Step by step (as long as)’: As long as the wind still blows across the polder, as long as we hold our own against the sea, I won’t care if the north wind’s blowing colder as long as I know you are here with me’ en het refrein: ‘Step by step we’ll run this race together. Step by step we’ll make it to the end. And I won’t care if it’s clear or stormy weather with you here as my lover, with you here as my friend’. Wat prachtig! Jeff overtreft zichzelf met deze schitterende nieuwe CD. Een gave verzameling topliedjes, een voortreffelijke productie en fantastische begeleiding. Storytelling op zijn best op een warm bedje van folk/countrybegeleiding. De bonustrack ‘In the quiet of Christmas’ is voor mij het mooiste nieuwe kerstliedje sinds lange tijd. Jeff schreef het samen met George Ensle, ook zo’n gave Texaanse storyteller. Laten we hopen dat Jeff spoedig overkomt om deze heerlijke CD te promoten.
Fred Schmale
Artist:
Bobtown
Album:
Bobtown
Label:
Bobtown Recordings
donderdag 14 april 2011
Drie dames en twee heren uit de contreien van New York brengen op hun debuut cd een mixture van pop, bluegrass en vooral gospel. De harmonieuze samenzang van de dames klinkt als die van de Peasall Sisters op de soundtrack van ‘O Brother, Where Art Thou?’ De spaarzame begeleiding (accordeon, mandoline, banjo, dobro) geeft de cd een uiterst intiem karakter, het is alsof Bobtown alleen voor jou staat te spelen. Verwacht dus geen vlammende gitaarsoli of spetterende vocale uitbarstingen, het gaat hier om zachtaardige fraai vormgegeven rurale muziek in zijn meest eerlijke vorm. Zonder overigens ook maar een moment saai te worden!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 133 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Blue Note Project
Album:
Entitled
Label:
Independent
woensdag 13 april 2011
De naam The Blue Note Project zorgde bij mij even voor verwarring, vanwege de veronderstelde connectie met het fameuze jazzlabel. Die is er niet, maar natuurlijk is het wel (blanke) blues waar deze band uit Californië zich op toelegt. Dat wil zeggen als uitgangspunt, want de elf nummers bezitten bestanddelen uit rock, soul, funk en jazz. De cd-titel Amrap is een anagram voor Parma, een voorstadje van Cleveland, de geboorteplaats van de centrale man, gitarist, componist en producer Eddie Taska. Hij wordt vergezeld door de mooie baritonstem (à la Tom Jones) van zanger Barry Wallace en de degelijke ritmetandem bassist Julian Bardi en drummer Billy Price. Een prima gezelschap bluesmuzikanten, dat in het bijzonder refereert aan de stijl van Albert King, Jimmy Vaughan en Guy Forsyth. Het songmateriaal is, zoals vaker in de blues, niet erg verrassend, waardoor het vooral aankomt op de uitvoering. Die is gedegen maar ook een tikje braafjes te noemen. De amusementswaarde van hun repertoire zal daarom vooral tijdens live optredens moeten blijken, al zie ik ze niet zo snel op Nederlandse bluespodia staan.
Huub Thomassen Artist:
Ponderosa
Album:
Moonlight Revival
Label:
New West Records
dinsdag 12 april 2011
Ponderosa, afkomstig uit Atlanta, Georgia, zou, mijns inziens, niet mogen ontbreken op de veertiende editie van het Take Root Festival, dat op zaterdag 10 september 2011 zal plaatsvinden in de Oosterpoort in Groningen. Zanger Kalen Nash, gitarist Kris Sampson, bassist Jonathan Hall, John Dance op toetsen en Darren Dodd achter de drumkit hebben een juweel van een debuutalbum afgeleverd. Over de CD “Moonlight Revival” zou ik een boek kunnen schrijven, toch zal ik het kort maar krachtig proberen te houden. Kalen Nash penetrerende zangtechniek haalt met het grootste gemak het niveau van een paar idolen uit de past van me. Daar onder scharen zich onder meer Paul Rodgers (The Free, Bad Company) en Chris Robinson van The Black Crowes. Muzikaal smaakt het naar een zorgvuldig goedgevulde southern roots rock cocktail. Deze gepeperde vruchtenmix, met als muzikale basisingrediënten, Lynyrd Skynyrd, The Black Crowes en The Free proeft helemaal naar deze tijd. Het idioten daaraan is dat we dit soort moderne genotsmiddelen in Nederland zelden of zelfs nooit meer op onze nationale radiostations horen. In dit land van kuddedieren grijpen we liever terug naar wat ieder jaar op TV en radio ingelepeld krijgen (Top 2000). Dit gezelschap weet “how to rock” en laat op dit elf track tellend album ook horen “how to roll”. Veteraan en producer Joe Chiccarelli (Steve Wynn, White Stripes, My Morning Jacket) heeft kennelijk een neusje voor dit soort muzikale openbaringen en laat de band vooral erg “alive” klinken. Op “Moonlight Revival” ben ik geen zwak moment tegengekomen. Over smaak valt te twisten. Maar als iemand een rotte oude appel verkiest boven een puntgave, durf ik te stellen dat je smaak niet deugt. Koop dit ding dus.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 134 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jim Armstrong
Album:
Juction Road
Label:
The Sonic Deli
maandag 11 april 2011
De Canadese alt.countryrocker Jim Armstrong maakte met Mudtown zijn debuut in 2007. Junction Road, de release van eind vorig jaar, liet veel langer op zich wachten dan zijn bedoeling was. Dat kwam doordat hij tijdens een opnamepauze een boodschap ging doen en prompt door een heftruck werd aangereden, wat een ernstige blessure aan zijn linkerhand tot gevolg had. Een grote pechvogel, want als kind werd hij al geveld door een hersenontsteking met epilepsie als gevolg. Een overwinnaar die, ondanks flinke tegenslagen, gelukkig aan zijn veelzijdig talent als muzikant uiting kan blijven geven. Zo componeerde hij alle veertien songs, speelt (solo) gitaar, mandoline, toetsen, harmonica en produceerde de cd bovendien. Zingen kan hij ook uitstekend met zijn schuurpapieren stem. De instrumentale invulling is geregeld om van te smullen. Straight rockend, met mooie hooklines, intro’s en gevarieerd gitaarwerk van zijn Telecaster, vind ik hem op zijn best. Zijn ballades zijn me net wat te sentimenteel, maar zeker goed te pruimen mede door de mooie, sfeerrijke sound van orgel, piano, mandoline en harmonica. Het zijn eenvoudige, puike en heel toegankelijke rockcountry liedjes, waar hij ons met behulp van zijn begeleidingsband Sonic Deli Band, met onder anderen de Japanse gitarist Kenji Miura, drummer Alvin Lapp en bassist Jeff Beuachamp, op smakelijke wijze van laat genieten.
Huub Thomassen Artist:
Scott Gibson
Album:
Just Keep Drivin'
Label:
Independent
zondag 10 april 2011
Just keep drivin is de tweede CD van de jonge Texaan Scott Gibson na zijn goed ontvangen debuut ‘Make ready’. Scott is een geboren en getogen Texaan, hij woonde de eerste tien jaar van zijn leven in Waco en was een echte jonge cowboy met alle toestanden die daarbij horen, zoals laarzen en de grote hoed. Na dit cowboy-begin verhuisde het gezin naar de Hill Country en werd rockmuziek à la Led Zeppelin heel belangrijk voor Scott. Op zijn 16e speelde hij bas en was veel te vinden in de Austin scene. Vanaf zijn 23e schrijft en speelt hij zijn eigen liedjes. De twaalf nummers op deze CD zijn alle van de hand van Scott zelf, die verder voornamelijk de bas hanteert (op het nummer ‘Life is a load of whites’ speelt hij akoestische gitaar). De opname (in Austin) en productie zijn in handen van Mac McNabb, die verder meezingt en een negental instrumenten bespeelt, gitaren, mandoline, lap steel, Hammond orgel, harmonium, Wurlitzer, percussie en snare drum. Verder in de begeleiding pedal steel, fiddle en drums en wat vocalen van familieleden (Marie=zijn vrouw?, Jody= zus?). Het geheel ademt een echt Texaanse sfeer, dus wat rock, een countrywals, midtempo countrysongs, ballades. Je waant jezelf in een Texaanse dance hall, waar dit soort muziek standaard is. De stem van Scott is een beetje gruizig en doet denken aan die van zijn grote voorbeeld Robert Earl Keen. De CD doet überhaupt veel denken aan het werk van Keen. ‘Just keep drivin’ ‘ is een lekkere CD met stereotiepe Texaanse muziek. Variatie genoeg, de beweging gaat van rock via countryrock naar country en heeft verder alle facetten van outlaw-country. Voor feesten en partijen en om lekker naar te luisteren.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 135 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Dusty 45s
Album:
Fortunate Man
Label:
Independent
zaterdag 9 april 2011
We horen het op ‘nostalgic radio stations’, de Amerikaanse rootsmuziek uit de jaren 50 en 60. Deze muziek wordt nu in mooie hifi-kwaliteit gebracht door de ‘authentic American Rock ’n Roll heroes’ uit Seattle, The Dusty 45’s. Lekkere ‘twangy’ gitaren, een prettige stem met licht vibrato, een stemmige trompet, soms een ‘lonely harmonica’, een volle staande bas, heerlijke no nonsense music!. Je waant je een krappe 40 minuten terug in de honky-tonks van de USA. De front man van de groep is singer-songwriter, gitarist en trompettist Billy Joe Huels. Hij wordt gesteund door Jerry Battista (lead guitar en vocals), Kelly VanCamp (percussie en harmonica en vocals) en bassist Jeff Gray. Alle tien songs zijn geschreven door Billy Joe en gearrangeerd door de totale band . Geen moeilijke toestanden in de teksten, getuige dit voorbeeld uit ‘Only wanna be with you’: ‘Sometimes when you walk on by, I think I’m gonna melt away. Other girls have crossed my eye, but baby, I want you to stay. Cause tonight I only wanna be with you’ etc. Recht voor zijn raap, net als de bijbehorende prettig in het gehoor liggende muziek. Door het gebruik van de trompet, de tempowisselingen in de nummers en ook de rockende begeleiding doet het geheel soms denken aan het werk van Eric Brace’s ‘Last Train Home’. ‘The dusty 45’s’ behagen met deze ontspannen feel good muziek. Lekker hard zetten, biertje erbij, een mooie vrouw (cq. Man, afhankelijk van de sexe van de lezer) en een prettig dansje. Geen pretenties en dat is gewoon wel eens heel erg fijn! Mijn favorieten: ‘River from your eyes’ , ’32 quarters’ en ‘Peace of mind’.
Fred Schmale Artist:
Wooldridge Brothers
Album:
Days Went Around
Label:
Independent
vrijdag 8 april 2011
Nadat ze tegen het eind van het millennium na twee geflopte platen de handdoek gooiden, gunden de Amerikaanse Wooldridge Brothers zich, na ruim tien jaar, een herkansing met de cd Days Went Around. Veertien poprocksongs met een countrysausje staan er op die, na herhaald luisteren, niet echt greep op me hebben gekregen. Hoewel er competent gespeeld en prima wordt (samen)gezongen en er ook een breed arsenaal aan instrumenten (gitaren, bas, drums, toetsen, plus – additioneel – mandoline, cello, accordeon, harmonica en achtergrondzang) wordt gebruikt, mis ik een zekere emotionele lading of eigenheid. Het zijn liedjes van de soort waarmee vooral Crowded House, lang geleden, het pad effende, maar dat vandaag de dag als platgetreden kan worden bestempeld. Gemakkelijk in het gehoorliggend, maar zonder de geringste nesteldrang. Zoiets. Vriendelijke liedjes van een grote terloopsheid, waar je geamuseerd vis-à-vis een kalm en bedaagd dansje op kunt maken. Meer leven zit er niet in. Wanneer je beseft dat popiconen Peter Holsapple en Chris Stamey (voormalige Db’s) ook een, zij het bescheiden, partijtje meebliezen, is dat wel een tegenvallertje. Een gemiste (laatste?) kans daarom.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 136 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Roosevelt Dime
Album:
Steamboat Soul
Label:
Independent
donderdag 7 april 2011
De Roosevelt Dime is een munt die voor het eerst in 1946 geslagen werd ter nagedachtenis van president Roosevelt, die zoveel had gedaan voor de National Foundation for infantile paralysis (kinderverlamming). Roosevelt Dime is ook de naam van een vijfkoppige band uit Brooklyn, NY. De titel ‘Steamboat soul’ verwijst naar het type muziek dat de band maakt: Denk jezelf op een steamboat op de immense Mississippi River, lui varend in de richting van het heerlijke New Orleans. Dan begint de band te spelen en klinkt een mooi mengsel van akoestische jug-band blues, dixieland jazz, klassieke Motown-soul en een beetje alt-country. Roosevelt Dime heeft een zeer origineel geluid met een hoofdrol voor de banjo en verder veel toeters (trompet/cornet en houtblazers) en bellen (letterlijk), de muziek doet qua sfeer ook denken aan de mardigras muziek van New Orleans. De aanduiding ‘Modern Music for old souls’ op de achterzijde van mijn CDdoosje, waarop verder geen informatie staat over de nummers (alleen de aanbevolen nummers worden genoemd) of de bezetting, geeft aan dat we te maken hebben met nieuwe liedjes met ‘ouderwetse’ invulling, een soort moderne dixielandrevival met soulelementen. ‘Steamboat Soul’ is een aanstekelijke, vrolijke, feestelijke gebeurtenis. Na enige speelbeurten ga je vanzelf meedeinen, neuriën, zingen. It’s ‘something else’.
Fred Schmale Artist:
Buddy Miller
Album:
Majestic Silver Strings
Label:
New West Records
woensdag 6 april 2011
De release van The Majestic Silver Strings wordt als de nieuwe cd van Buddy Miller gepresenteerd, maar is feitelijk een samenwerkingsverband met collega - topgitaristen Marc Ribot, Bill Frisell en steelgitarist Greg Leisz, aangevuld met topvocalisten Anne McCray, Patty Griffin, Lee Ann Womack, Marc Anthony Thompson, Shawn Colvin, Emmylou Harris en Julie Miller. Het album bevat elf old school countryliedjes en twee originelen van Marc Ribot en Julie Miller/Bill Frisell. Een bont gezelschap dat in dertien liedjes een navenante mengeling van romantische folk, swingende country, stompende blues, gedreven rootsrock en stemmig singer-songwriterwerk laat horen. Qua opbouw en sfeer zijn de songs zo sterk uiteenlopend, dat het album naar mijn smaak te weinig samenhang en cadans bezit. Ruwweg gesproken wisselt de stemming te vaak van nostalgisch/ sentimenteel, naar eigengereid/avontuurlijk. Lang niet alles vind ik mooi van deze wat losse songcollectie, maar niettemin zijn er een behoorlijk aantal weergaloze tracks te noteren, zoals onder anderen de sublieme countryblues interpretatie van No Good Lover, het aardedonkere Barres de la Prison, dat een schitterende bewerking van Marc Ribot kreeg en ook door hem gezongen wordt, en het fenomenale zangduet van Julie en Buddy Miller in de afsluitende ballade God’s Wing’ed Horse. Behalve dat Miller voornamelijk baritongitaar speelt en af en toe zingt, is zijn rol er toch vooral eentje van toegewijde, integere voorganger van dit niet in alle opzichten geslaagde project. Bij de cd is een dvd gevoegd met daarop de ruim twintig minuten durende minidocumentaire over de making off en het door Miller c.s. live gebrachte Why Baby Why.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 137 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Massy Ferguson
Album:
Hard Water
Label:
Spark & Shine Records
dinsdag 5 april 2011
Binnen twee jaar na het verschijnen van het heel behoorlijke album Cold Equations, klopt Massy Ferguson alweer aan met de opvolger Hard Water. De eerder beproefde alt. countryrock wordt op Hard Water gecontinueerd, zij het met een iets soulvollere sound door de prominentere bijdrage van organist en pianist Tony Mann, wat een pluspunt is. De hangerige, mistroostig aandoende sfeer is echter gebleven, alsook de klagelijke stem van leadzanger, bassist en fluitist Ethan Anderson. Het kwartet schreef opnieuw erg aardige songs, maar op de een of andere manier zijn ze niet pakkend en onderscheidend genoeg, om voortdurend te boeien. Op een enkele uitschieter na, zoals het met dwarsfluit mooi opgetuigde Freedom Country, biedt de band vooral door het voortkabbelende tempo te veel van hetzelfde. Verveling ligt daarom op de loer.
Huub Thomassen Artist:
A.J. Roach
Album:
Pleistocene
Label:
Lucky Dice Music
maandag 4 april 2011
De kenners weten het, A. J. Roach is een fenomeen. Afkomstig uit de Appalachians, om precies te zijn uit Scott Country, Virginia, waar ook The Carter Family en The Stanley Brothers vandaan kwamen. Na zijn afstuderen werkte A.J. een jaar of tien voor een popgroep, de laatste jaren als assistent-roadmanager. Daarna belandt hij in San Francisco en besluit hij een eigen muzikale carrière te gaan opbouwen. Sinds 2003 zijn er drie CD’s van hem verschenen en met name de respons van de tweede, ‘Revelation’, was immens. In 2011 is hij aan nummer vier toe, ‘Pleistocene’ en wederom valt de opvallende, vibrerende stem en dito sfeer van A. J. en zijn muziek op. Zijn songs hebben een maatschappij-beschouwende achtergrond, op ‘Pleistocene’ is het thema de voortdurende discussie over nut en onnut van de voortschrijdende technologie. De begeleiding is op deze CD heel spaarzaam ingezet: gitaar en banjo (A. J. zelf), blazers (clarinet, trompet), elektrische gitaar en hemelse achtergrondzang (Noe Venable) in een alleszins donkere setting, de hand van producer Matt Bauer zal hierin een belangrijke rol hebben gespeeld. Mijn ‘advance CD’ bevat uitermate weinig informatie (slechts de 10 songtitels, credits voor de schrijver en de producer. Geen informatie over de begeleiding derhalve, daarvoor vond ik een beetje op internet en de rest was een kwestie van luisteren. Van 1-5 april is A.J. in ons land voor een aantal concerten, zie hiervoor de website van Lucky Dice Music. Ook A. J. Roach’s laatste CD grijpt je bij de strot en doet je belanden in een andere wereld, A’J’s world. Alle tien songs staan als een huis, sfeervol en indringend.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 138 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Hellsongs
Album:
Minor Misdemeanors
Label:
Lovely Records & Tapete Records
zondag 3 april 2011
Sinds de oprichting in 2004, leeft het Zweedse trio Hellsongs zich uit in het coveren van hardrock- en heavy metal bands. Niet zo heel erg bijzonder, ware het niet dat de geleende nummers worden omgezet in akoestische loungerock, zoals gitarist Kalle Karlsson, toetsenist John Bringhed en nieuwe zangeres Siri Bergnéhr, deze opmerkelijke metamorfose noemen. Voor hun tweede cd Minor Misdemeanors, werd weer een blik ‘teringherrie’ bands opengetrokken. Wat dacht u van schreeuwlelijkerds Slayer, Iron Maiden, Guns N’ Roses, Pantera, W.A.S.P., Alice Cooper, ACDC, Skid Row en Judas Priest die, misschien tot eigen schrik en/of schik, hier hun ooit hels klinkende song – naar ik vermoed – niet of nauwelijks meer terugkennen. Uitgezonderd Alice Cooper en ACDC, heb ik weinig op met deze metalbands, bijgevolg ik alleen het onnoemelijke verschil hoor van hun beide nummers. Zo blijkt dat Coopers’ verbeten Schools Out is veranderd in een huppelend liedje met feestelijke blazers en - pianoklanken en is het genotzuchtige Sin City van ACDC getransformeerd in een onschuldige en verstilde poptune, gedragen door een mooie melodielijn en de schitterende zang van Siri Bergnéhr. Haar flexibele folkstem kleurt werkelijk prachtig met de sprankelende, inventieve jazzy- folk- en poparrangementen. Op een eigen liedje na, zijn de negen covers op Minor Misdemeanors aan een geheel nieuw leven begonnen. Een muzikale reïncarnatie door een zeldzaam en fascinerend staaltje van coverkunst.
Huub Thomassen Artist:
Danny Schmidt
Album:
Man Of Many Moons
Label:
Red House Records
zaterdag 2 april 2011
In 2005 hoorde ik Danny Schmidt voor het eerst spelen, waarbij met name opviel dat Danny veel ruimte geeft aan zijn prachtige songs, zijn stem en zijn gitaar (hij speelt excellent gitaar). Ik was op slag fan en heb hem zien groeien tot in de eredivisie van de singer-songwriters. Danny is geboren en getogen in Austin, was ooit vijf jaar woonachtig in communes, waar hij zijn liefde voor muziek ontdekte. Hij begon in 1996 liedjes te schrijven en in 1999 was hij zo ver dat hij de songs voor het voetlicht ging brengen. Vanaf 1999 zijn er zes CD’s van Danny verschenen. En sinds kort is er ‘Man of many moons’. Daaruit blijkt dat Danny nog altijd groeit. Hij keert terug naar een subtiele akoestische setting, zodat de wonderschone liedjes optimaal tot hun recht komen. We horen Danny en zijn gitaar en de mooie bescheiden aanvullende achtergrondvocalen van Danny’s vriendin (inmidels ook bij Red House!) Carrie Elkin. Ook Raina Rose doet incidenteel achtergrondzang, we horen Ray Bonneville in een liedje op zijn harmonica en Austin’s bets kept secret Will Sexton steunt op bas en gitaar. Ongewoon is de keuze van een cover, Dylan’s ‘Buckets of rain’, waar Danny een adembenemend fraaie versie neerzet. De overige tien liedjes zijn uiteraard van Danny zelf, als altijd zonder hulp van anderen geschreven. Twee van de liedjes hebben een zekere samenhang. In ‘Guilty by association blues’ gebruikt Danny dieren om die dingen te zeggen en te doen die hij zelf niet durft. De papegaai spreekt voor Danny, de olifant maakt ruimte voor hem, het varken rekent. In het erop volgende nummer, ‘Almost round the world’ vertelt Danny over de Nederlandse journalist die ooit in een verlag van een concert meende dat Danny het in ‘Guilty by..’ had over dierenmishandeling in Texas en de dingen die deze dieren moesten doen. Een leuk misverstand. ‘Man of many moons’ is een absolute topper in het genre door een gerijpte singer-songwriter. Meer dan drie kwartier superieure luistermuziek, om heel veel malen te beluisteren. En juweel!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 139 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Fiery Blue
Album:
Fiery Blue
Label:
Doubloon Records
vrijdag 1 april 2011
Een heel sympathiek project, dit ‘Fiery Blue’. Een heerlijke combinatie van de aangename stem van de mooie Simone Stevens (een singer-songwriter uit New York City), de gitaar en het schrijftalent van Paul Marsteller (San Diego, dit is zijn eerste product) en het muzikale genie van Gabe Rhodes (Austin, TX, de zoon van ons aller Kimmie). Op de CD staan maar liefst 18 liedjes van Paul, 16 helemaal alleen geschreven, ‘Far and near’ samen met Gabe en ‘Neon age’ samen met Simone. Paul’s lyrics zijn basis-pop, dus veel over liefde, maar ook over zijn geliefde Californië, steden waar hij even was en een pretpark (‘Funland’). Dank zij de vele instrumenten van Gabe (gitaren, bas, bajo sexto, piano, pump organ, electric organ, accordion, glass armonica, Fender Rhodes, QChord, percussie – Gabe verzorgt ook de harmony vocals achter Simone) en de verrukkelijke arrangementen is het bijna een uur optimaal genieten. Behalve de genoemde mensen horen we veteraan Hunt Sales (Austin) op bas, drums en percussie en op de achtergrond zangeres Quinn Vogt-Welch (NYC). De muziekvorm is met name pop met een folk/countryrandje. Soms denk je aan ‘The carpenters’ – Simone heeft een heerlijk heldere en soepele stem - , dan hoor je een vleugje Procol Harum het nummer ‘Wild bird’ doet denken aan het onsterfelijke ‘Whiter shade of pale’. Na een aantal speelbeurten komt de muziek pas goed bij je binnen en besef hoe geweldig alles in elkaar past bij deze Fiery Blue. ‘Fiery Blue’ is een lekker binnenkomend ‘easy listening’ folkpopproject met achttien nummers in een lengte van 2’38 tot 3’48. De variatie is goed, stem(men) en met name begeleiding zijn bovengemiddeld. Anders dan anders en daarom zo prettig.
Fred Schmale
Artist:
The Kenn Morr Band
Album:
Higher Ground
Label:
Fleets Cove Music
dinsdag 29 maart 2011
In een plattelandsstadje, in de Amerikaanse staat Connecticut, woont singer-songwriter Kenn Morr. Hij houdt van een rustieke omgeving met ruisende beekjes, een entourage die we ook weerspiegeld zien op zijn vijfde album Higher Ground. In een serene, bijna intieme sfeer speelt hij en zijn begeleidingsband, tien fluweelzachte folksongs, die je aanvankelijk vanwege lispelende zang, mijmerende melodieën en lieflijke instrumentale behandeling, gelijk wilt afserveren. Doorluisteren loont echter, met als gevolg dat gapen in genieten overgaat. Je ontdekt heel langzaam de naturelle schoonheid van de muziek, dankzij een veelheid aan voornamelijk akoestische instrumenten. Steunend op het kalme ritme van drums en bas, zijn het gitaren, mandoline, bouzouki, accordeon, dulcimer, cajon, piano, Afrikaanse duimpiano(?) conga’s en de mooi meerstemmige zang die de liedjes een heel mild karakter bezorgen. Harmonie is zo te horen in alles het sleutelbegrip geweest, welke sfeer door de The Kenn Morr Band met een haast achteloze vanzelfsprekendheid wordt overgebracht. Dat mag misschien niet erg spannend klinken, maar steeds meer heb ik me met toenemend plezier, aan deze 45 minutendurende manier van onthaasten overgegeven
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 140 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Wiser Time
Album:
Beggers And Thieves
Label:
Wisetime Music Records
maandag 28 maart 2011
Terwijl The Black Crowes hun afscheidstournee ‘Say Goodbye To The Bad Guys’ aangekondigen word de uit New Jersey afkomstige formatie Wiser Time opnieuw onder de aandacht gebracht. Drie jaar geleden liet ik jullie echter al kennismaken met Wiser Time. Hun CD “All For One” was de opvolger van hun super vet debuutalbum “There And Back Again” (2006). Frontman en gitarist Carmen Sclafani, drummer en percussionist Steve Decker en Jon Cornell op basgitaar ontvouwen op hun nieuwe CD “Beggars & Thieves” opnieuw een multicultureel geluid alsof ze het zelf uitgevonden hebben. Ze trakteren je op een eigengereid recht voor s’en raap beat waar The Black Crows een voorbeeld aan zou kunnen nemen. De krachtige stem van zanger, gitarist Carmen Sclafani lijkt een kopie van Black Crows zanger Chris Robinson maar dan in zijn goede jaren. De strak uitgevoerde rock ‘n’ soul tracks sluiten zich naadloos daarbij aan. Deze plaat ontmaskert, volgens het nog piep jonge trio, de oorsprong van de pure Rock ‘n’ Roll. Krijg daar, eerlijk gezegd, geen spelt tussen. Vanaf de opener ‘Love And Devotion’ tot het akoestische slotstuk ‘Seagull’ bespeur je alleen maar speelplezier van een band die meer in zijn mars heeft als menigeen doet vermoeden.
Jan Janssen Artist:
Dix
Album:
Sayonara
Label:
Independent
zondag 27 maart 2011
Een heel treurig voorval was aanleiding voor de totstandkoming van het debuutalbum Sayonara van de Maas en Waalse band DiX. Drie jaar geleden was er de plotselinge dood van de broer van zanger, akoestisch gitarist en tekstschrijver Eric van Oijen. Zijn verdriet was lang onuitsprekelijk groot, maar vond uiteindelijk een uitweg in een achttal, aan zijn broer opgedragen songs. Een kwetsbaar makende bron van inspiratie als je het mij vraagt, maar al snel werd ik getroffen door de onverhulde manier waarop hij zijn gevoelens van pijn, ongeloof en gemis met de luisteraar deelt en al evenzeer door de fraaie op Amerikaanse leest geschoeide mix van americana, altcountry en rock, waarmee diens persoonlijke teksten omlijst werden. Hoe droevig het onderwerp ook is, muzikaal valt er veel te genieten. De eigen composities bezitten de combinatie van hartverwarmende melodieën, sobere arrangementen en knappe instrumentale uitvoering. Zanger Eric van Oijen heeft daarin met zijn intens doorleefde voordracht een groot aandeel. Diens klankkleur en zeggingskracht roepen de vergelijking op met John Hiatt, J.W Roy en in het hogere register Kaz Lux. Dat het eindresultaat zich op Amerikaans peil bevindt, mag natuurlijk de hele band op haar conto schrijven, want DiX heeft met drummer Johan van Haalen, contrabassist Johnny Ariëns, gitarist Raymond van Haalen en Tom Ensink op pedal steel, meer dan uitstekende instrumentalisten in de gelederen. Samengevat: sterke songs die je raken, waarbij Buy Some Time, Sayonara (Japans voor vaarwel) en het volledig akoestische All Gone Astray, het diepst door je ziel snijden. Hoed af voor deze indrukwekkende impressie en hartverwarmende hommage.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 141 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Paul Thorn
Album:
Pimps & Preachers
Label:
Perpetual Obscurity Records
zondag 27 maart 2011
Twee jaar geleden, tijdens de Americana Music Festival & Conference showcases, hoorde en zag ik Paul Thorn voor het eerst live aan het werk. Had meteen zoiets van “Whaooooo”. Thorn klinkt als een kruisbestuiving tussen Robert Palmer en John Mellencamp, articuleert als Chris Knight, spreekt in het Jack Logan jargon, is bovendien luid en duidelijk in zijn teksten en komt uitermate charismatisch over. Wat wil je nog meer… Thorn heeft tot dusver acht CD’s op zijn naam staan. Ongelofelijk eigenlijk dat Thorn’s geluidsgolven nagenoeg nog niet ontvangen worden in de EU. Beste Americana liefhebbers daar moet snel verandering in komen. “Pimps and Preachers” is Thorn’s negende release. De uit de geboortestad van Elvis, Tupelo, Mississippi afkomstige gitarist en liedjesschrijver presenteert zich wederom met dertien briljante zeer muzikaal afwisselende tracks. Neem nu een liedje als ‘Love Car’. Ga er maar aanstaan, “If I could be a tear rolling down your cheek and die on your lips my life would be complete” Man hier krijgt deze romanticus kippenvel van hoor. In het dampende ‘Weeds In My Roses’ schakeld Thorn het op Robert Palmer ‘Bad Case Of Loving You’ gestoelde liedje, een tandje lager. “Pimps and Preachers” is een plaat over mensen die Thorn het norm besef bijbrachten. “Some people may think that's crazy.” Kortom een droomplaat over alles en iedereen en eentje met een grenzeloze golflengte. Kan mij haast niet voorstellen dat Euro Americana Chart reporters Thorn’s negende juweeltje links laten liggen.
Jan Janssen
Artist:
BettySoo
Album:
Heat Sin Water Skin
Label:
Independent
zaterdag 26 maart 2011
De drie Texaanse meiden, BettySoo, Abi Tapia en Charlie Faye bundelen hun krachten het komend najaar en hebben een EU tournee in hun agenda staan. Onder de naam Texas Sweet Hot Trio zullen ze behoorlijk wat live optredens verzorgen en ja zelfs in ons land. Wat the Band Of Heathens kan kunnen wij ook, moeten jongedames gedacht hebben. Deze vergelijking gaat overigens muzikaal niet helemaal op hoor. De infectieuze mix van folk en country-rock, die dit trio aan de dag legt, duikt duidelijk wat dieper in het Amerikaanse neo-traditionele folk genre. Ons DreamTeam member Paul Jonker zag BettySoo al tijdens het SXSW aan het werk. Hij voorspelde al dat als het door Gurf Morlix geproduceerde “Heat Sin Water Skin” uit zou komen in Nederland, we waarschijnlijk meer van haar zouden gaan horen. Hij heeft dus gelijk gehad. Wat een talent en stem heeft deze klein maar fijne tante zeg. Hoewel haar diep gevoelige folk liedjes zo af en toe worden overschaduwd door een in topvorm verkerende Morlix, in “Never knew No Love” en “Get Clean” bijvoorbeeld, blijft BettySoo aan haar eigen muzikale kar trekken. Met haar enorm ingetogen stembereik speelt ze alsof het haar geen enkele moeite kost. Sprankelend en verfrissend klinkt het allemaal. Elf tracks die zelfs tot en met de laatste twee nummers “Next Big Thing” en de Hank Williams cover “Lonesome Whistle” blijft boeien en groeien. Met name dit laatste is toch mooi meegenomen zou je zeggen. Aan de binnenkant van het CD hoesje staat geschreven “We hope you like what you hear, and we look forward to hearing from you soon”. Hoopvol en zeer bescheiden kent BettySoo haar plaats.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 142 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Pete Sinjin
Album:
Better Angels Radio
Label:
Pitate Vinyl
vrijdag 25 maart 2011
Pete Sinjin komt uit Brooklyn. Deze singer-songwriter komt, na jaren van muzikale rondzwervingen, met een niet te onderschatten debuutalbum genaamd “Better Angels Radio”. De twaalf zelfgeschreven songs behandelen luchtige onderwerpen als California Haight-Ashbury flower power, onbegrensde vrijheid op de Amerikaanse highways en de teloorgang van plaatjes kopen in je favoriete muziekwinkel. In Sinjin’s CD profiel lees ik dat hij muzikaal geïnspireerd is door Steve Earle, Jay Farrar en Neil Young. Hiermee zette Sinjin mij overigens behoorlijk op het verkeerde been. Crowded House of Prefab Sprout daar zit ik meer aan te denken. Sinjin’s multi-dimensionale muziek neemt je inderdaad mee in een soort van spirituele reis naar diepgewortelde toonkunsten. De strakke melodielijnen in nummers als ‘Funeral Train’, ‘Drivin’ California’ en ‘Schuykill Red’ gaan erin als zoete koek. Kan eigenlijk geen hoogte punten vinden op deze plaat. Stationair zalig ronkend laat “Better Angels Radio” geen sporen van sentiment of zeggingskracht na. Een levenssamenvatting van een artiest waarvan je, zelfs naar meerdere draaibeurten, niet weet waar je het moet plaatsen. Misschien word: “Better Angels Radio” het best bewaarde geheim van 2011. Toch is het, het licht en niet de duisterheid, wat ons over drempels helpt. Pete Sinjin debuut plaat voldoet aan al deze criteria.
Jan Janssen Artist:
Lucky Bones
Album:
Together We Are All Alone
Label:
Lucky Bones Productions
donderdag 24 maart 2011
Achter de band Lucky Bones schuilt de naam van de uit Dublin afkomstige singer-songwriter Eamonn O’Conner. O’Conner schijnt eerder een major deal gehad te hebben met het Warner side kick label London Records. Drie jaar geleden scoorde hij een EP die in zijn Ierland behoorlijk wat stof op deed waaien, maar de Noordzee nooit overkwam. O’Conner nam de elf zelfgeschreven liedjes, die nu staan op zijn debuut CD “Together We Are All Alone”, op in de buurt van Austin, Texas. Daar in een meer dan honderdvijftig jaar oud huis is de Sundayhouse studio gevestigd. Eigenaar en producer Stephen Ceresia ontving daar onder meer eerder al The Hothouse Flowers en die ander fraai zingende Ier Liam Ó Maonlaí. Beschik je over een goed stel luisterflappen dan hoor je gewoon dat de kwaliteit van dit album afspat. De keurig en goed zorgvuldige mix van Alt. Country, Folk en Poprock is helemaal van deze tijd. Met songs als ‘Heavy Load’ de bibberstem in ‘Magnificent Mistake’, ‘Unbelieving Eyes’ en Commercial Presentation’ musiceert Lucky Bones op de randen van het David Eugene Edwards 16 Horsepower universum. Aan de andere kant, en natuurlijk veel toegankelijker, klinken de radiovriendelijke liedjes ‘Longshot’ en ‘Towards The Setting Sun’. Advies, neem voldoende tijd om deze boeiende verzameling van tegendraadse liedjes tot je te nemen. “Together We Are All Alone” dampt van ambitie. O’Conner creëert op deze plaat een soort van tegenstrijdigheid die je huidige zienswijze op muziek kunnen veranderen. Acceptatie daarvan volgt redelijk snel, vooral als je met beide benen op de grond blijft staan en je onderbuik gevoel laat zegenvieren.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 143 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Stacie Collins
Album:
Sometimes Ya Gotta…
Label:
Blue Rose Records
woensdag 23 maart 2011
Degenen die moddervette countryrock & roll en stompende boogie weten te waarderen, kunnen Sometimes Ya Gotta, de derde cd van Stacie Collins, zonder aarzelen aanschaffen. In dit genre gaat het vooral om de feestelijke energie van het spelen. Niks fijnbesnaarde liedjes, maar rocken als de neten; niet lullen maar poetsen. Als een regelrechte, strakke streep, waarbij de tekstuele en muzikale clichés je om de oren vliegen. Het is al zo vaak gedaan, reden waarom in het dozijn liedjes van dit album, er eenvoudigweg ook dertien stuks in hadden gekund. En toch is de muziek geweldig, door de buitengewoon extraverte uitstraling. Om dansend, springend, pogoënd of wat dan ook, op los te gaan. De getekende (spot)prent op het hoesje, waar Stacie op de rug van een rodeostier staat afgebeeld, zegt eigenlijk meer dan genoeg. Rauw, wild, kortom ongepolijst is deze boerenrock, die we maar al te goed kennen van Dan Baird en Warner E. Hodges (Jason & The Scorchers). Beide heren zijn hier als gitarist prominent aanwezig, waarbij Baird ook productioneel het eindresultaat onmiskenbaar naar zijn hand heeft gezet. Stacie schreef het albumconcept thuis, samen met bassist en man Al Collins. Door hem verzeilde ze in de muziek, leerde mondharmonica spelen en ontwikkelde zich tot een rockchick, waar rekening mee te houden valt. Sterker nog: waar de rodeoliefhebber niet omheen kan.
Huub Thomassen
Artist:
Bart De Win
Album:
Little World
Label:
Munich Records
dinsdag 22 maart 2011
Bart de Win is na een klassieke pianostudie en een studie jazzpiano aan het Rotterdams conservatorium in de jazz terecht gekomen. Sinds 1996 maakt hij onder meer deel uit van de begeleidingsgroep Gerard van Maasakkers, ‘De vaste mannen’. In 1999 rondde hij een studie jazzvocalist af. Na zijn debuut, een terecht zeer enthousiast ontvangen ‘This simple life’ uit 2009 is er nu de opvolger ‘Little world’, in Austin opgenomen onder leiding van producer Walt Wilkins, geen onbekende voor de liefhebbers van goede Americana. En om maar met de deur in huis te vallen: ‘Little world’ is een topper. Schitterende liedjes, een leuke variatie aan stijlen, prima begeleiding van in de eerste plaats Wilkins en zijn Mystiqueros (zij stonden in 2008 op Blue Highways met Sam Baker), verder onder meer Kim Deschamps (steel guitaar, banjo, dobro, hij speelde bij de Cowboy Junkies) en Scrappy Jud Newcomb (slide gitaar). Ook op ‘Little world’ zijn de arrangementen prachtig met natuurlijk een hoofdrol voor Bart zelf op piano, fender rhodes, wurlitzer, melodica en accordeon. Bart heeft een aangename, soepele stem, schrijft prachtige liedjes, alle 13 op deze CD zijn van zijn hand, alleen ‘Call you in the morning’ schreef hij samen met Arianna Knegt, die onder meer in dit nummer prachtige zang aflevert. Walt Wilkins en zijn vrouw Tina zorgen op andere nummers voor mooie achtergrondvocalen op een aantal nummers. Mijn favoriete nummers zijn de heerlijke ode aan de vaak weinig verhullende ‘Summer dresses’ en de mooie metaforisch tekst in ‘Easter bunnies’. Bart de Win overtuigt opnieuw en verdient heel veel aandacht. Begin maar met het aanschaffen van deze heerlijke CD, die ook nog eens een prachtige verpakking heeft.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 144 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ted Russell Kamp
Album:
Get Back To The Land
Label:
Independent
dinsdag 22 maart 2011
Twee jaar geleden speelde Ted Russell Kamp zich in de harten van vele alt. countryliefhebbers met de cd Poor Man’s Paradise. Echt uitzonderlijk goed vond ik ‘m echter niet, maar de keren dat hij zijn zozo countryrock inwisselt voor countrysoul ben ik subiet een fan. Countrysoul, daarin ligt mijns inziens zijn grote kracht en die spreekt me op zijn nieuwe album Get Back To The land wederom het sterkst aan. Misschien is het door zijn werk als bassist in de band van Shooter Jennings, dat er steevast een paar tamelijk gewone countryrocker te vinden zijn, die enigszins schril afsteken tegen de in een warm funky - en soulbad gedompelde nummers. Een uitstekende plaatopener is het blije California Wildflower, dat een mooie Rickenbacker – gitaarmelodie bezit. Vervolgens is er even tijd ingeruimd voor ‘verplichte’ countryrock, waarna dat tij definitief keert met memorabele countrysoul liedjes, waarin blazers, Wurlitzer, Hammond, even ferm als gevoelig hun bepalende toontje meeblazen. Zulke beklijvende momenten refereren onmiddellijk aan het fabelachtige werk van The Band en Dan Penn. Een dergelijke vergelijking alleen al, maakt deze plaat aanbevelenswaardig. Deze man heeft soul!
Huub Thomassen
Artist:
Eric Brace & Peter Cooper
Album:
Master Sessions
Label:
Red Beet Records
zondag 20 maart 2011
The master sessions bevat mooie akoestische country en is een soort herwaardering van deze ‘bijna verdwenen’ muzieksoort. Eric Brace kennen we als de frontman van de band Last Train Home (Washington, DC), die sinds 2004 als solo-artiest in (East-)Nashville werkt. Daar ontmoet hij muziek-journalist Peter Cooper. Het klikt in muzikaal opzicht tussen de twee en een tweetal duo-CD’s zijn het resultaat tot dusver. Na ‘You don’t have to like them both’, waarin al een belangrijke rol was voor meester steel-gitarist Lloyd Green (hij speelde op een eindeloos lange reeks LP’s en CD’s van uiteenlopende artiesten sinds de jaren 70 van de vorige eeuw) is er nu ‘The master sessions’. Green is één van de twee ‘Masters’ op deze ‘Master sessions’, de ander is meester-dobroïst Mike Audridge, vooral bekend van zijn werk met de topformatie Seldom Scene. Van de elf nummers op deze prachtige CD zijn er zeven van de hand van Brace (1) of Cooper (4) of beiden (2), de vier covers zijn mooie voorbeelden van ‘classic country songs’ en zijn van de hand van Herb Pedersen, Tom T. Hall, Jon Byrd en John Hartford. Prachtige uitvoeringen van prachtige liedjes met dat o, zo fraaie ‘volle’ spel van de beide masters en daarnaast mooie inbreng van toetseniste/accordeoniste Jen Gunderman, Richard Bennett op mandoline en gitaar, Dave Roe op bas en Pat McInerney op drums/percussie. Achtergrondvocalen zijn er van Julie Lee, Kenny Chesney en Jon Randall. In feite zijn alle nummers op deze ’The master sessions’ even mooi, maar om sentimentele redenen heb ik vooral genoten van Tom T’s ‘I flew over our house last night’, wat is dat een sterke song, ik vind dit één van de allermooiste liedjes ooit geschreven! ‘The master sessions’ is een must voor iedere rechtgeaarde classic countryliefhebber.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 145 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Boo Boo Davis
Album:
Undercover Blues
Label:
Black & Tan Records
zaterdag 19 maart 2011
Pas de laatste tien jaar heeft de 67 jarige, in Mississippi geboren, bluesmuzikant Boo Boo Davis een handjevol albums op zijn naam gezet. Voor iemand die door toedoen van zijn vader al op zijn vijfde mondharmonica en op zijn dertiende gitaar speelde, en met zijn moeder ook in de kerk zong, mag hij qua opgebouwde discografie wel een laatbloeiertje worden genoemd. Misschien wel mede daardoor, is hij zo ongeveer de laatste der Mohikanen, die de geëlektrificeerde Delta soulblues met verve aan de man/vrouw brengt. Zijn nieuwste plaat Undercover Blues bevat een aanstekelijk mengsel van zompige blues, gospel, soul, funk en rock, spontaan en met grote overgave tijdens een Zwitserse toer, in minder dan een dag, sec en ongelikt vastgelegd. Twaalf vurig swingende nummers of slijpende ballades, rauw gezongen en simpel to the point omlijst door Davis op mondharmonica en onze landgenoten, drummer John Gerritse en gitarist Jan Mittendorp. Degene die de muziek van Bo Diddley, Howlin’Wolf en Little Walter zaliger weet te appreciëren, kan ook zonder meer bij Boo Boo Davis terecht.
Huub Thomassen
Artist:
Tara Linda
Album:
Tortilla Western Serenade
Label:
Physalia Records
vrijdag 18 maart 2011
Tara Linda is een Texaanse schone die met haar derde solo-CD ‘Tortilla Western Serenade’ één van de leukste verrassingen van 2010 brengt. Tara groeide op in Arizona en Texas, begon haar muzikale avonturen in Austin als drummer in rock en punk bandjes, maar werd gegrepen door de TexMex ofwel norteno muziek, die ze overal om zich heen hoorde in Texas. Dus besloot ze accordeon gaan spelen, met een accordeon kan je overal in de wereld voor de dag komen, het is een instrument dat veel wordt bespeeld. De muziek op deze wonderschone CD is een mengelmoes van norteno, Mexicaans, blues, Americana en rock. De traditionele liedvormen uit deze zuidelijke regio komen allemaal langs: bolero, wals, ranchera, cumbia en huapango (deze laatste is een Mexicaanse muziekstijl die van de fandango is afgeleid). We genieten volop van de prachtige, zwoele stem van Linda, de heerlijke begeleiding op accordeon (Tara zelf, Flaco Jimenez neemt het op drie nummers over, waaronder het nummer ‘Teresita’ met een schitterend texmexarrangement), trompet, viool, steel gitaar en uiteraard bajo sexto (de bekende Max Baca). Tara speelt nog een aantal fantasie-instrumenten als panfluit en (Indian) bells. Alle 12 songs zijn van Linda zelf, met hier en daar wat hulp van anderen. Concluderend: ‘Tortilla Western Serenade’ is een heerlijk ontspannen CD met fantastisch vrolijke en feestelijke muziek. Wat een sfeer, wat een speelplezier, wat een leuke variatie. Om steeds weer te spelen en van te genieten. You can’t sit still!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 146 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bennett Brier
Album:
Scorpio And Me
Label:
Independent
donderdag 17 maart 2011
Er is iets merkwaardigs met deze CD. Bennett Brier, een songwriter uit Austin (hij werd geboren in Beaumont, Texas en groeide op in Houston), presenteert de CD als zijn CD, maar zijn bijdrage aan de CD zijn de songs. De uitvoering is in handen van Jay Sims, productie, zang en gitaar (ook een Texaan van geboorte) en de geweldenaar Stephen Doster (lead gitaar en backup vocalen). Incidenteel horen we ook nog James Stevens (tevens de persoon die de CD opnam en mixte in Austin) meezingen. Brier schrijft al 30 jaar liedjes en heeft er inmiddels meer dan 150 op zijn naam staan, waaronder de 14 op deze CD. In twee nummers heeft hij hulp van een makker, in ‘Harijan’ is dat voornoemde Jay Sims. In 1999 was er ook een CD met Bennett’s liedjes, toen met medewerking van twaalf anderen (‘Anthem’). Denk overigens niet dat Bennett niet actief is als musicus, hij heeft onder meer samen met een vriend in Austin gespeeld (als ‘The Stragglers’). Terug naar de nieuwe CD en in de eerste plaats naar de liedjes. Brier schrijft songs die zijn te rangschikken onder folk, maar dan wel met een poppy randje. Hij noemt zijn stijl zelf ‘contemporary folk’ en noemt als zijn voornaamste invloeden Bob Dylan, The Beatles, Joni Mitchell, Butch Hancock en Nanci Griffith. Na een flink aantal speelbeurten blijft vooral Hancock als belangrijke invloed overeind. Bennett’s liedjes hebben enige verwantschap met die van Butch. De soms gruizige en prettige stem van Sims, een man die een lange muzikale historie heeft en in enkele typisch Texaanse bandjes heeft gespeeld en het prachtige gitaarspel van Doster zijn een genot voor het oor. De liedjes hebben enige tijd nodig om te beklijven en gaan zich dan op prettige wijze in je nestelen. ‘Scorpio and me’ is een echt singer-songwriter product met als merkwaardige bijkomstigheid dat singer en songwriter niet één en dezelfde persoon zijn. Meer dan 60 minuten prettig doorkomende muziek met in de hoofdrollen een lekkere stem en een puike gitaar, maar toch duidelijk ‘anders dan anders’. Jammer dat de teksten niet zijn bijgeleverd, dat hoort toch echt bij dit soort producties. Ik heb ze ook niet op internet gevonden. (Fred Schmale)
Fred Schmale
Artist:
The Adventure Spirit
Album:
Grand Standard
Label:
Independent
woensdag 16 maart 2011
The Adventure Spirit deed mij meer denken aan de naam van een schip dan van een band. Het uit Melbourne afkomstige kwartet laat op hun CD “Grand Standard” uitermate goed verzorgde luisterliedjes horen, die daarbovenop nog eens een behoorlijk aantal muziekstijlen doorkruisen. De basis is oerdegelijke folk die verder uit bouwstenen als Pop, Atl. Country, Soul en ja zelfs Jazz bestaan. Het tweede nummer ‘Golden Spells’ is de absolute prijsvechter op deze CD. De strakke harmony vocals in dat liedje doet denken aan de good old Jayhawks of van de broeders Everly days. Een beetje tien uit een dozijn klinken: ‘Follow The Lines’, ‘Open Misere’ en ‘Whisky And Wine’. Het bittersweet druipt erg fraai af van de ballads ‘Everyone Moves On’ en ‘Horizon’. De ruim eenenvijftig minuten speelduur is evenmin storend. De twaalf liedjes dompelen je in een oceaan van muzikaliteit. Wie eenvoud en zeggingskracht koestert val je bij de aanschaf van de ‘Grand Standard’ geen buil. Een schip heeft geen diepgang zonder lading. Zo voelt het ook en daar is helemaal niets mis mee.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 147 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
The Comforters
Album:
Two Piece Orchestra
Label:
Big Trimbre Records
dinsdag 15 maart 2011
The Comforters is de artiestennaam voor het echtpaar Pia (zang, diverse keyboards) en Jason Robbins (gitaren, bas, percussie, harmonica, achtergrondzang). De naam werd bedacht nadat het paar in 2005 verkaste van het drukke Los Angeles naar het rustige Eugene, Oregon. Jason heeft naam gemaakt als producer (o.m. Dwight Yokam, Pete Anderson en Michelle Shocked). ‘Two piece orchestra’ is de opvolger van hun debuutCD ‘Transplants’, een CD die enige aandacht trok, één van de liedjes, ‘I want to rock’, werd zelfs gebruikt voor een film (‘Girls named Pinky’). Deze tweede CD is een aangename soft-pop CD, die mij het meest deed denken aan het werk van ‘The Carpenters’ in de jaren 70. Pia heeft een soepele, aangename stem, de liedjes zijn aangenaam , de begeleiding uitstekend. Behalve ons echtpaar horen we anderen op trombone, glockenspiel, cello, drums, accordeon en orgel. De liedjes zijn geschreven door Pia en Jason samen (7), Jason (2) en Dan Jones (1). De teksten zijn bijzonder, met merkwaardige onderwerpen. Neem bijvoorbeeld ‘The fall of fall’: I saw the fall of fall and winter won, one red leaf still hanging on. It fell like blood upon the fallen snow. End of war, the final blow. I saw the fall of fall and winter won. No redress, what’s done is done. The sky’s a battleship shade of grey, dispatched to keep the sun at bay’. Vreemde verhaaltrant, aparte beeldspraak. ‘Two piece orchestra’ is een sympathieke CD met leuke muziek, waarbij met name de sfeer van het geheel maatgegevend is. Het mooiste liedje is voor mij ‘Redbird in the rain’ , geschreven door Dan Jones, die ook een partijtje meezingt.
Fred Schmale
Artist:
Eleanor Angel
Album:
Face To Face
Label:
Independent
maandag 14 maart 2011
Eleanor Angel is een mooie jonge vrouw uit Brisbane, Australië. Met ‘Face to face’ is zij toe aan haar tweede CD na haar debuut in 2009, ‘Rain on the street’. Negen van de elf liedjes op deze tweede CD zijn geschreven door Eleanor, verder zijn er twee covers: ‘Little green’ van Joni Mitchell en het wonderschone ‘A taste of honey’ (denk maar aan die heerlijk subtiele versie van de Beatles uit hun beginjaren). De muziek op de CD is heel lieflijk met een hoofdrol voor strings – de viool van Eleanor zelf, de cello van Kathy Baker en de double bass van Lee Peeters. Daarnaast is er op de CD alleen nog percussie en in twee nummers harmonie vocalen. Eleanor’s teksten handelen uitsluitend over de liefde, ze zijn zonder uitzondering lyrisch en romantisch. Neem bijvoorbeeld het prachtige ‘Into the light’: ‘How many times can you follow a path that leaves you far behind? The hour is late and the quickening night seeks to hold you in its arms. The stars in the sky seem to speak of the dreams, which you left behind. And you hope that the path you have chosen this time will deliver you.’ ‘Face to face’ is een aangename CD, maar kent wel gebrek aan variatie. Alle nummers zijn vergelijkbaar, door strijkers gedragen ballades. De arrangementen zijn overigens ook alle van Eleanor zelf. Wie van dit soort engelachtige muziek houdt zal zich heerlijk laten onderdompelen in de gestreken wereld van deze ‘folkengel’ Eleanor Angel.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 148 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Toni Vere
Album:
Just to Be
Label:
Independent
zondag 13 maart 2011
Er komt heel veel prima ‘Americana’ uit Canada, zo ook deze eersteling van Toni Vere uit Calgary. Een elftal eigen liedjes in een ongedwongen en meestentijds vrolijk getinte countryfolkrockstijl met veel ruimte voor allerlei gitaren en mandoline, met prima bas en percussiepartijen en verder incidentele bijdragen op fiddle en blazers. De muziek doet zowaar bij tijd en wijlen denken aan Emmylou’s Hot Band uit de jaren 70 (luister naar ‘Which train did I miss’). De belangrijkste begeleider (tevens verantwoordelijk voor de opname, de techniek en de productie (dat laatste samen met Toni) is multi-instrumentalist Jeff Muller (5 soorten gitaar, bas, percussie, mandoline). Houd deze man in de gaten: dit is een geweldige muzikant! Toni zelf heeft een heerlijke stem en schrijft uitstekende liedjes over gebeurtenissen en herinneringen binnen haar eigen leven. Aan bod komen onder meer ‘My backyard’, ‘Grandma’s old guitar’, ‘Levi Strauss’, ‘If I drank whiskey’ en ‘G-string’ (over haar favoriete gitaarsnaar, is eventueel ook anders op te vatten). Het mooiste nummer is het jazzy (mooie solo’s van trombone en saxofoon) ‘The girl next door’ mat daarin een duidelijke statement van Toni: “I wrote this song, it’s kind of gay, in an alternative kind of way, all about my life when I was young. I thought boys were just my buddies and my girlfriends were just my hunnies. Ah baby, baby how could I be wrong. One time my mamma took me aside, one stormy cold December night. She clued me into what was morally right. You shouldn’t fall in love with girls, we don’t live in that kind of world, ah baby, baby, how could this be wrong’. ‘Just to be’ is een heerlijk positief geval met verrassend leuke muziek. Een genoegen om naar te luisteren. Geen pretenties, gewoon recht-door-zijn-raap muziek. Goed gedaan, Toni. (Fred Schmale).
Fred Schmale Artist:
Robyn Ludwick
Album:
Out Of These Blues
Label:
Continental Song City
zaterdag 12 maart 2011
Uit Austin, Texas komt deze derde CD van singer-songwriter Robyn Ludwick, de zus van de ons bekende broertjes Charlie en Bruce Robinson en dus de schoonzus van de ons ook bekende Kelly Willis. Robyn is getrouwd met de bassist (op al haar CD’s) John ‘lunchmeat’ Ludwick, een gezellige en goede musicus. Robyn brengt ons op deze nieuweling 12 songs vol passie en emotie, de teksten gaan over liefde, met name ook de liefde voor haar kinderen (de CD is opgedragen aan haar zoontje Tom), over relaties en verschillende locaties in de USA en Mexico. Robyn’s stem is stevig, soulful en past volledig in het mainstream countryidioom, waar ze met haar liedjes weer niet in past. Dat is singer-songwriterwerk uit Austin. De begeleiding is van absolute topklassse, in de eerste plaats is daar producer/multi-instrumentalist (acht instrumenten, waaronder accordeon, pedal steel en pump organ) Gurf Morlix, op B3 en piano treffen we good old Ian McLagan (Small Faces, Rolling Stones), op fiddle Gene Elders (Nederlandse roots, hij speelde o.m. bij Lyle Lovett), op drums Eddie Cantu. Behalve Gurf zorgen ook Trish Murphy en Slaid Cleaves voor de achtergrondvocalen. ‘Out of these blues’ is de mooiste CD van Robyn tot dusver, haar songwriting is volwassener geworden en de onberispelijke productie van Morlix doet de rest.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 149 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Emma Hill
Album:
Emma Hill
Label:
Independent
vrijdag 11 maart 2011
Emma Hill is van origine een Alaskaanse, die momenteel woont in Portland, Oregon en op haar 22e al met haar tweede CD komt, na haar debuut ‘Just me’ in 2007. Haar start in de muziek is in haar High School tijd, in Alaska nog, waar zij haar eigen invulling van folk probeert te scheppen. De nieuweling, ‘Clumsy seduction’ bevat maar liefst 15 eigen liedjes en nog een soort dubbele hidden track, in totaal is de CD goed voor maar liefst 64 minuten muziek en in feite 17 liedjes. De songs handelen voornamelijk over relaties en wat daar allemaal lekker aan kan zijn of mis mee kan gaan. In de uitdagende titelsong verhaalt Emma over een onbeantwoorde liefde die tot een in feite ongewenste handeling van haar leidt: ‘I met a man, he told me I looked lonely, so het ook my hand, I took his advice but pretended he was you when we slept. It was a clumsy seduction but I’m trying my best, things ain’t be right for a while and I wanted it to be perfect like the color of your eyes. I couldn’t seem to find the words or motions’. De begeleiding is sober, de hoofdmoot is een gitaar (Emma zelf?), er zijn bijdragen van viola, piano, mandoline, accordeon, pedal steel, glockenspiel, banjo, bas en drums. Maar de muziek is nergens ook maar enigszins uitbundig. Emma’s stem is apart en zal voor een aantal folkfans wat te heftig zijn, wat te geëxalteerd als je begrijpt wat ik bedoel, in feite een stukje richting Iris Dement. ‘Clumsy seduction’ is een lieve, sympathieke CD van een zangeres met een lieve uitstraling, maar de liedjes lijken iets te veel op elkaar om de spanning lang vast te houden. Een paar nummertjes minder zou beter zijn geweest.
Fred Schmale Artist:
Colin Gilmore
Album:
Goodnight Lane
Label:
Independent
donderdag 10 maart 2011
Colin Gilmore is de zoon van Jimmy Dale Gilmore en trad al vele jaren geleden in zijn vader’s voetsporen. Met ‘Goodnight Lane’ is Colin toe aan zijn tweede ‘volledige’ CD en het is een regelrecht juweel. Toegegeven, de muziek op deze CD is muziek naar mijn hart, helemaal Texaans en onberispelijk geproduceerd door (onder meer) pedal steel tovenaar Lloyd Maines, uiteraard ook een Texaan (vroeger Lubbock, nu Bulverde). Hoe zit het met de stem van deze Colin, hoor ik een aantal van jullie al vragen, is het zoiets als zijn vader? Ja, je kunt de beginselen van nasale zang al horen, maar Colin is nog ver verwijderd van het extreem nasale stemgeluid van zijn vader. Het zit blijkbaar toch ook in de genen. De 10 songs met een totale speelduur van ruim 37 minuten zijn alle van de hand van Colin zelf, met in drie nummers hulp van een ander. Het zijn prachtige liedjes in een mengwereld van country, folk en rock, waarin de mooie melodielijnen en de pakkende refreinen (na enkele luisterbeurten doe je uitbundig mee!) opvallen. Colin gebruikt veel beeldspraak, op een manier die lekker overdrijft en dus veel duidelijkheid geeft. Neem bijvoorbeeld de strofe waarin hij beschrijft hoezeer hij verlangt naar zijn geliefde ‘Abigail’: ‘we’ll go twice the height of the sky, twice the depth of the sea’. Of de vele verwijzingen in ‘Goodnight lane’, zoals ‘The sunlight in her hair was her crown’, ‘and the sorrow in her eyes was the color of the sky’, ‘The days flow by like honey on a hill’ en de zin ‘You were disappearing like a raindrop in July’ in ‘Raindrops in July’). Er komt een lekker instrumentaal rockertje voorbij, ‘Teeth, hair and eyeballs’ met naar ik vermoed Colin zelf op de elektrische gitaar, een heerlijk uptempo nummer in de stijl van het aloude Sir Douglas Quintet met een orgeltje en een lekkere gitaarsolo (‘Laughing hard or crying’) en een paar hartverscheurende ballades (oh, die steel van Lloyd!) met de titels ‘Llano’ (een klein Texaans stadje in de buurt van Austin) en ‘Essene eyes’. Maar alle nummers zijn gewoon heel sterk, er zit een lekkere variatie in en de begeleiding is meer dan gaaf: naast Maines (ook dobro en bariton gitaar) horen we uiteraard bas en drums, gitaristen Jay Bennett, Eric McKinney (samen met Lloyd producer) en Scott Matthews (producer van het tiende nummer) en de accordeon, piano en orgel van Jared Hall. ‘Goodnight Lane’ is een Texaans topproduct en zal aan het eind van het jaar te vinden zijn in mijn top 10! (Fred Schmale)
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 150 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Spike Flynn
Album:
It's Alright
Label:
Independent
woensdag 9 maart 2011
Tja, beste lezers, alweer een verrassing. De heer Spike Flynn uit New South Wales in het verre Australië presenteert zijn eersteling. Op de voor- en achterzijde van het begeleidende tekst- en informatieboekje blikt Spike somber respectievelijk voor zich uit en in onze richting. Deze man heeft de blues, is de onvermijdelikke conclusie bij het zien van de beelden en dat wordt bevestigd door de muziek op de 9 liedjes van de CD. Titels als ‘Falling rain blues’, ‘Hard times’, ‘Runaway train’ en ‘The penny whistle lament’ spreken boekdelen. Spike heeft lang gewacht voordat hij ons wilde laten meedelen in zijn ellende, maar het was het wachten waard. Je moet immers veel levenservaring hebben opgedaan om de songs te kunnen pennen die Spike heeft gepend. Hij schrijft sinds zijn teenagertijd en heeft voor de CD zowel ouder als nieuw materiaal geselecteerd. Wat opvalt is de verhalende sfeer van de liedjes. In het prachtige ‘Silver nitrate serenade’ bijvoorbeeld, bijna 9 minuten lang, vertelt Spike ons over het gemis van een ex-geliefde en het in zijn ogen verkeerde leven dat zij nu leidt: ‘From the stony desert to a burning heart, you traveled all those days. In conditions extreme – from poverty to obscenity – you always found your way’ en iets verderop: ‘Some nights alone in this old café, on this street where the rain always lies. The jukebox machine plays Italian evergreens an’ I smoke cigarettes till I’m high’. De begeleiding in dit nummer is op zijn best: een eenzame harmonica, een sombere sax en dito piano zorgen samen met de ‘fingerstyle guitar’ en de ‘laid-back’ stem van Spike (denk aan JJ Cale) voor de juiste sfeer. Verder in de begeleiding bas, percussie, synthesizer, flatpick guitar en incidenteel een mandoline. Behalve de ballads zijn er een paar up-tempo nummers op de CD, waarvan met name het bijna vrolijke ‘Falling into love (out of self defense)’ opvalt. Met ‘It’s alright’ geeft vijftiger Spike Flynn een indrukwekkend visitekaartje af. Prachtige, verhalende liedjes in een heerlijke combinatie van blues en folk. Ik hoop in de toekomst op één CD van dit niveau van deze Spike per jaar.
Fred Schmale
Artist:
Kris Gruen
Album:
Part Of It All
Label:
Mother West Music
dinsdag 8 maart 2011
Kris Gruen is een geboren en getogen New Yorker, momenteel wonend en werkend in Vermont, die hier zijn 2e CD presenteert na ‘Lullaby School’ uit 2006. De debuutCD was overwegend gevuld met een soort fluisterfolk, bij deze nieuweling voegt Gruen wat body toe, de elf nummers zijn voor een deel voorzien van een steviger arrangement, waarin elektrische gitaren een voorname rol spelen. Kris speelt gitaar, drums, mandoline, percussie, fluit en speelgoed piano, zijn belangrijkste compaan J. J. Beck (medeproducer, verantwoorlijk voor de opname en het mixen) draagt aan het palet accordeon, gitaar, glockenspiel, ukulele, percussie, bas en drums bij. Rob Stevens (samen met J.J. actief als opnameman en producer) speelt gitaar, bas, drums, percussie en keyboards. Daarnaast is er nog een zevental mensen actief op bas, gitaar, drums of piano. Incidenteel horen we een lap steel, een wurlitzer en een cello.. Nadat de CD op je is ingewerkt blijft een en ander op prettige wijze hangen.. Zelf noemt hij als invloeden Sufjan Stevens (klopt voor diens rustige momenten), Bright Eyes en Jeff Buckley. Die uitspraak is voor eigen rekening. Meest opvallende onderdeel van zijn songs zijn de bijzondere teksten. Ala voorbeeld volgt een deel van de tekst van het lied ‘Activist’. ‘Activist, I write you with a wish to save my farm. Trees are burnt, the brook is dry, the com has dropped his arms. Years have passed, I’ve left you lonely in your cause and like you said they’re troubling me with their fucked up laws’. Een bijzonder man, deze Kris Gruen. Moeilijk in een hokje te stoppen door zijn aparte benadering van zijn muziek. Een soort hedendaagse intelligente folkrock met bijzondere teksten. Voor de liefhebbers van uitdagende muziek.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 151 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Loudon Wainwright III
Album:
10 Songs For The New Depression
Label:
Proper
maandag 7 maart 2011
Het 22e werkstuk van de Amerikaanse singer-songwriter Loudon Wainwright III wordt door hemzelf als volgt geïntroduceerd: ‘As of this writing some folks are saying things are looking up recession wise and this particular hard time might be ending. Other experts are saying we’re in for a ‘double dip’ and there’s more feces heading toward the national and global fans. If That’s the case I’d like to cash in. So Buddy if you can spare a few bucks. Please enjoy ’10 SONGS FOR THE NEW DEPRESSION’’. We hebben dus te maken met een conceptalbum, waarop twee liedjes uit begin jaren 30, de eerste grote depression volgens LWIII, en 7 liedjes die Loudon schreef naar aanleiding van de huidige ‘nieuwe’ depressie. Op de CD horen we Loudon alleen, zang, gitaar en ukulele (dat laatste instrument was in de crisisperiode rond 1930 heel populair). Het is opvallend hoe sterk en onveranderd zijn stem klinkt op 64-jarige leeftijd. Prachtige liedjes, onverbeterlijk begeleid door de man die zijn eerste muzikale sporen achterliet aan het eind van de jaren 60 van de vorige eeuw en vervolgens behalve als singer-songwriter ook naam maakte als komiek en acteur. Ik kocht ooit in 1972 zijn ‘album III’ en heb daar toen al intensief van genoten, met name van de opener op kant 1, ‘Dead skunk’, een ironisch getint protestlied. Diezelfde ironie bezigt Loudon nog altijd, waardoor zijn nieuwste CD wederom zeer de moeite waard is, Loudon dringt bij je binnen en grijpt je bij de strot. Geweldige CD.
Fred Schmale Artist:
Whitey Morgan & The 78's
Album:
Whitey Morgan & The 78's
Label:
Bloodshot Records
zondag 6 maart 2011
Uit Flint, Michigan komt de tweede CD van een levensechte ‘Honky Tonk Band’, Whitey Morgan and the 78’s, met muziek die ons terug voert naar de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, de gloriejaren van de ‘echte country’ van Waylon Jennings, Merle Haggard en Johnny Paycheck om Whitey’s grote voorbeelden te noemen. En Hank Williams is nooit ver weg. Maar Whitey’s belangrijkste voorbeeld was zijn grootvader, die in de jaren 70 de ‘immigranten’ uit de zuidelijke staten een ‘thuisgevoel’ bezorgde. ‘Echte country’ dus, van een band met in de bezetting gitaar (Whitey zelf), pedal steel, fiddle, bas en drums. We horen ook nog een accordeon voorbijkomen. Er staan elf nummers op de CD, met daaronder covers zoals ‘Bad news’ (Waylon) en Paycheck’s shuffle ‘Meanest jukebox in town’ en een aantal originals, waarvan ‘Turn up the bottle’ de interessantste is. Met ‘Whitey Morgan and the 78’s’ krijgt u een CD in huis die in de ouderwetse honkytonks van de USA de depressiviteit lekker weet aan te wakkeren, die de luisteraar doet grijpen naar de fles om de eigen zorgen te vergeten. Heerlijke pure ongecompliceerde country, meestal voorzien van die doffe Waylon-dreun van diens juwelen uit het midden van de jaren 70. Wist u overigens dat Waylon na het uiteenvallen van Buddy Holly’s begeleidingsgroep ‘The Crickets’ de bassist van Buddy werd en dat hij in februari 1959 ontsnapte aan de dood (die wel Holly trof) omdat hij zijn zitplaats had afgestaan aan een andere muzikant die net griep had gehad. Wat een mazzel kan een mens hebben! Waylon is uiteindelijk toch overleden in 2002, net geen 65 jaar oud en heeft zijn Buddy dus met meer dan 40 jaar overleefd. Whitey is een waardig opvolger van Waylon’s traditie.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 152 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Bill Parker
Album:
Texas Tales Vol 1
Label:
Bopadu Records
zaterdag 5 maart 2011
Bill Parker groeide op in de zestiger jaren van de vorige eeuw in Illinois op een dieet van Britse groepen en muziek uit de top 40. Op zijn veertiende was hij als bassist muzikaal actief in een sixties revival popgroep, toen hij 18 was wilde hij zelf liedjes gaan schrijven en dus switchte hij naar de gitaar. Zijn producten zijn verkrijgbaar sinds 1995 en met Texas Tales vol. 1 is hij aan zijn tiende solo-CD toe. In 2008 was er een voorproefje van deze CD in de vorm van een EP met een aantal nummers van deze uitgebreidere versie. Onze vrienden van Hemifran hebben zich ook over de inmiddels in Texas verblijvende Parker ontfermd. De CD heeft een heel intiem karakter en geeft alle ruimte aan Bill, zijn stem, zijn harmonica en zijn gitaar, slechts op één nummer, de afsluiter, een rockende ‘Funky in the Bunkhouse’, heeft hij steun van drummer John Horvath. De stem (deed mij erg denken aan J.P. den Tex, maar wel met minder vibrato) is zeer geschikt voor het genre, de liedjes zijn goed tot zeer goed en verhalen over ‘Broken hearts and faded memories’, zoals Bill zelf stelt. Het genre is een mengelmoes van folk, country en blues. In ‘I may not be an angel’ is duidelijk dat country meespeelt als Bill verzucht ‘I may not be an angel, but I’m good enough for you’. If that ain’t country…In ‘Nothin’ but fine’ gaat Bill richting country-rock en haalt hij zijn slide-gitaar tevoorschijn. In ‘Kitchen light’, met minder rock, komt onze held naar huis, hij moet nog een flink stuk en smeekt zijn geliefde: ‘Keep the kitchen light on, ‘cause darling, I’ll be home soon’. Texas Tales vol. 1 is een heerlijke ongedwongen CD in de traditie van andere import- of autochtone Texanen als Willie Nelson en Waylon Jennings. Relaxed geschreven en gezongen. Gewoon lekker genieten met een bierflesje in de hand, oh, was het maar een Lone Star!
Fred Schmale
Artist:
John Carrillo
Album:
Von Karma
Label:
Independent
vrijdag 4 maart 2011
Uit het zuiden van de zonnige Amerikaanse staat Californië komt popmuzikant John Carillo. Op de jeugdige leeftijd van 14 jaar besloot hij artiest te worden. Dat artiestenleven is er gekomen met als resultaat in de jaren van 1998 tot 2006 een drietal CD’s, waarvan ‘Von Karma’ uit – alweer 2006, hij heeft er vanaf 2002 aan gewerkt – de laatste is. De reden van het bespreken nu is dat onze Zweedse vrienden van Hemifran deze CD nu hebben omarmd. ‘Von Karma’ is een pop-produkt met veel ruimte voor de gitaren van John zelf, John McDuffie (7 nummers), David Koval (2 nummers) en Bob Boulding (één nummer). Er zijn vier bassisten onafhankelijk van elkaar actief en slechts één drummer/percussionist. Op één nummer horen we een piano. De elf eigen nummers van John duren samen iets meer dan 32 minuten, dus in feite zijn het allemaal korte nummers. Van ingetogen ballads (de afsluiter ‘Milkin’ cows’) tot elektrisch aangestuurde mid-tempo nummers (de opener ‘In the market square’), het komt allemaal voorbij. Sommige liedjes hebben een fijne melodielijn en een leuk gevarieerd verloop, andere onderscheiden zich nauwelijks van soortgelijke liedjes van Carillo’s collega-artiesten die in hetzelfde veld van de popmuziek opereren. Samenvattend: ‘Von Karma’ is een niet-onaardige pop-CD met enkele mooie songs, maar het geheel is helaas weinig opvallend.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 153 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Luke Powers
Album:
Hwy 100
Label:
Independent
donderdag 3 maart 2011
Vier jaar terug kwam ik de naam Luke Powers voor het eerst tegen als lid van Spicewood Seven, een gelegenheidscollectief dat toen een protestalbum (Bush, Irak, etc.) Kakistocracy had gemaakt. Mondjesmaat maakt hij soloalbums, want als professor in de Engelse taal aan een universiteit in Tennessee heeft dat – uit oogpunt van broodwinning naar ik aanneem – geen enkele urgentie. En eerlijk gezegd bezitten de zestien alt. countryliedjes op HWY die ook absoluut niet. De meeste composities zijn behoorlijk onder de middelmaat en met zijn onvaste, monotone, aan James McMurtry verwante stem, wordt het er allemaal niet beter op. Aan zijn begeleiders kan het niet gelegen hebben, want met onder anderen gitarist Richard Lloyd (Television), violist/mandolinespeler Tim Lorsch (Sam Baker) en zangeres Suzi Ragsdale (Darrell Scott), had ie wel groot vakmanschap om zich heen verzameld
Huub Thomassen Artist:
Steve Wynn & The Miracle 3
Album:
Northern Aggression
Label:
Blue Rose Records
woensdag 2 maart 2011
In de jaren tachtig was Steve Wynn heel succesvol met The Dream Syndicate. Samen met bands als The Rain Parade, The Long Ryders en Green On Red (Paisley Undergroundscene in L.A.), brachten ze die in dat grauwe decennium met hun frisse, tegendraadse rock, kleur op de wangen. Zijn soloalbums en die van zijn nevenprojecten daarna (bijv. Gutterball, Danny & Dusty) voldeden meestal volledig aan de verwachtingen. Sinds 2003 wordt Wynn begeleid door The Miracles 3 (drummer Linda Pitmon, bassist Dave Decastro, gitarist, toetsenist Jason Victor) met wie hij na vijf jaar hun derde album Northern Aggression maakte. Deze plaat is vooral door de massieve en ongezouten gitaarsound veruit zijn hardste. De openingssong Resolution lijkt ontleend aan The Velvet Underground, terwijl We Don’t Talk About drijft op een driftige funky riff. Na het licht psychedelische poprocknummer No One Drownes, neemt Wynn een adempauze met de schitterende soulachtige ballade Consider The Source, dankzij de magnifieke invulling met elektrische piano, quasi nonchalante zang en echoënd gitaarwerk. Flink overstuurde slaggitaren zijn daarna aan zet in Colored Lights. Rust is er weer in het fraai ingehouden gezongen The Death Of Donny B, gevolgd door stevige (duellerende) gitaren in de ruimtelijke (Jefferson Airplane) rock van The Other Side en Cloud Splitter. St. Millwood is een broeierig en dromerig moerasliedje, met lapsteel van vriend Stephen McCarthy. On The Mend wordt door jengelende gitaren en woeste orgelklanken beheerst. De kenmerkende Velvet Underground/Lou Reed-sfeer in Ribbons And Chains ten slotte, rond deze uitstekende plaat in stijlvol af. Wynn is dertig jaar actief en nog steeds net zo goed als in zijn begintijd.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 154 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Alicia McGovern
Album:
Words Through The Seasons
Label:
Independent
dinsdag 1 maart 2011
Gepakt worden door enkel en alleen maar een stem, dat overkomt mij niet vaak. De uit Utah afkomstige singer-songwriter Alicia McGovern heeft zo’n stem die mij bij de strot greep. Kreeg er letterlijk en figuurlijk de rillingen van. Let op, dit allemaal in positieve zin bedoelt natuurlijk. Poëtische folk zo puur kom je maar zelden tegen. “Words Through The Seasons” is McGovern’s tweede CD dat behoorlijk goed in de smaak valt bij mij. De CD werd geproduceerd door Mark Thayer (Caroline Herring en Diana Jones). Een andere voorkomende naam op deze plaat is die van de niet te onderschatten multi-instrumentalist Luke Levine (Antje Duvekot). Richtingen en uitgangspunten mogen dan wel duidelijk zijn neem ik aan. De passie van Joni Mitchell, Patty Larkin en de creatieve geest van The Indigo Girls dineren op “Words Through The Seasons” aan dezelfde tafel. McGovern verpakt haar aangrijpende, soms zelfs onthutsende, teksten zorgvuldig in, in relatief simpele melodieën. Ze boetseert het goed luisterend oor met liedjes als I’ll Keep Tryin’, ‘You Do Not Bring Me Flowers’ en ‘You’re In The World’. Je voelt de ernst van de blootstelling maar de melodie zorgt ervoor dat het niet aan je gaat knagen. Als ik mij niet vergis zullen we het komende jaar meer horen of misschien wel zien van Alicia McGovern.
Jan Janssen Artist:
Sleepwater
Album:
Sleepwater
Label:
Independent
zondag 27 februari 2011
In de niet aflatende stroom van alt.country - en singer-songwriteralbums, hengelen we zo nu en dan een product van eigen bodem naar boven. Deze keer hebben we beet met de popband Sleepwater uit Rosmalen, die hun debuut opluistert met een, in eigen beheer opgenomen, titelloos album. De kernbezetting wordt gevormd door de broers zanger, gitarist Ad en bassist Wil Opstals en drummer Martin De Ruyter. Vanaf de openingstrack Turn Off The Light toont het trio meteen al de nodige muzikale moed, met een halfgesproken/- gezongen ballade, traag, dromerig door ijl wegstervende geluiden van fluit en pedalsteel, op het eind overgaand in stevig resonerende gitaren. Deze contrastrijke benadering blijkt een opvallend kenmerk voor de gehele plaat. Aan de veertien – soms iets te doordachte – popcomposities van eigen makelij zijn, met gevoel voor het opbouwen van onderhuidse spanning, elementen uit country, folk, singersongwriter, blues en rock toegevoegd. Het eindresultaat laat een band horen, die schatplichtig is aan de springerige pop van The Feelies, de braafheid van The Eagles, maar eveneens soms aan het intense gitaarwerk waar Neil Young & Crazy Horse patent op heeft. Iets meer stilistische samenhang zou naar mijn gevoel voor een betere balans gezorgd hebben Over de zangkwaliteiten van Ad Opstals valt wel wat af te dingen. Zijn Engelse uitspraak bezit een sterk Nederlands accent en bovendien zingt/praat hij zo’n beetje half om half, wat niet bevorderlijk werkt voor klankkleur en aansprekende voordracht. Al met al een verdienstelijk debuut, dat hopelijk het begin zal zijn van een mooie muzikale toekomst.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 155 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dan Baker
Album:
Sad Song Junkie
Label:
Trespass Music
zaterdag 26 februari 2011
In 2008 meldde Dan Baker zich aan het muzikale front met zijn, over het algemeen positief ontvangen, debuut Outskirts Of Town. Persoonlijk vond ik hem wat te Dylanesque van karakter om echt te overtuigen. Al bedient hij zich op zijn recente album Sad Song Junkie opnieuw van zowel de aanschouwende als zelfbeschouwende singer-songwriterstijl, dankzij de brede en uitermate sfeervolle muzikale vormgeving van de elf liedjes (drums, akoestische bas, accordeon, fiddle, steelgitaar, dobro, af en toe een blaasinstrument en achtergrondzang) blijft de luisterconcentratie tot het eind toe op het vereiste peil. De man uit Boston werd namelijk tijdens de opnamesessie in Nashville, door een aantal superbe instrumentalisten begeleid, bijgevolg dat zijn doorgaans sombere teksten over zijn persoonlijke (ziele)leven, in elf fraai uiteenlopende sfeerliedjes werd uitgekristalliseerd. Zijn stemgeluid herbergt een navenante donkerte en verdriet, waar bloedbroeders John Prine, Townes van Zandt en Sam Baker, in hoge mate in doorklinken. Sad Song Junkie is een goudeerlijk, hecht en onversneden luisteralbum, van een erg talentrijke singer-songwriter.
Huub Thomassen Artist:
Amelia Curran
Album:
Hunter Hunter
Label:
Six Shooter Records
vrijdag 25 februari 2011
Amelia Curran is geboren in de hoofdstad van de Canadese provincie Newfoundland, St. John’s. In haar tienerjaren begon ze muziek te maken, uiteindelijk verlaat zij de universiteit om in de straten van haar geboortestad muziek te gaan spelen. Dat leidt tot een eerste CD in 2000, en met ‘Hunter, Hunter’ is zij aan haar vijfde CD toe, dat is opgenomen in haar woonplaats St.John’s. In april 2010 won zij een Juno Award in de categorie ’Roots and Traditional album of the year: Solo’. En nu ik deze prachtige laatste CD van Amelia een aantal malen aandachtig heb beluisterd begrijp ik deze award volledig. Een akoestische setting, een donkere stem, muziek met een wat sombere uitstraling, maar onverwacht mooi. Zowel de stem als de muziek hebben overigens duidelijk verwantschap met Dayna Kurtz. De begeleiding is over het geheel spaarzaam, met een belangrijke rol voor Amelia’s gitaar. Maar blazers (in ‘Mad World, outlive me’ leggen ze een heerlijke ondergrond neer door het hele nummer heen), een accordeon (in ‘Bye bye Montreal’ sfeerbepalend aanwezig), banjo, dobro, bas en drums doen hun werk waar nodig. De mooiste nummers zijn het aandachttrekkende ‘The mistress’, het eerder genoemde ‘Mad World, outlive me’, het – verhoudingsgewijs - vrolijke ‘Tiny glass houses’, de mooie ballad ‘The dozens’, de afsluiter “Last call’. Mijn recensie-exemplaar heeft bitter weinig gegevens, laat staan teksten, maar goed luisteren maakte mij bewust van het feit dat Amelia op een verborgen manier haar boodschappen brengt. ‘Hunter, Hunter’ is een adembenemend volwassen werkstuk van een topper uit de singer-songwriterwereld. Amelia Curran is een artiest om te koesteren en om goed in de gaten te houden.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 156 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Chris Brecht
Album:
Dead Flower Hotel
Label:
Blue Rose Records
donderdag 24 februari 2011
Zijn eerste album ‘The Great Ride’ bracht Chris Brecht in 2008 nog in eigen beheer uit, maar voor ‘Dead Flower Motel’ vond hij al onderdak bij Blue Rose, een Duits label met een fijne neus voor kwaliteitsrijke alt. country(rock). Chris Brecht past perfect in die stal, omdat hij singer-songwriterwerk en countryrock uitzonderlijk sfeer- en smaakvol met elkaar weet te verbinden. Dat toont hij voluit aan met dit prachtige album met negen liedjes vol van weemoed, verlangen en melancholie, waarbij Jac Kerouac, The Rolling Stones, Bob Dylan, Ryan Adams en Jeff Tweedy, voorname inspiratiebronnen moeten zijn geweest. Het zijn liedjes voor onderweg zonder eindbestemming, voor het oproepen van een landerige stemming, voor eindeloos dromerige landschappen. De moody gitaar- en banjosound van Scott Davis, in combinatie met de heerlijk etherische pedalsteel klanken van Ricky Ray Jackson en de onvaste, tobberige zang, werken stevig in op je gevoelshuishouding. Aan het fenomenale, zeer klein gehouden, liedje ‘Streetlights’ ben ik wat betreft impact ( in elk geval voorlopig), het meest blijven plakken. In die song raakt Brecht bijna de emotionele ‘pijngrens’ door de aansprekende tekst en de verstilde, desolaat klinkende banjo, wurlitzer, mondharmonica en de vertwijfelde zang van Brecht. Erg tot de verbeeldingsprekende teksten, kleurrijk omlijst met muziek van zijn Dead Flowers (de al genoemden, toetsenist Matt Mollica, bassist John Michael Dayspring, drummer Falcon Valdez en achtergrondzanger Andrew Hernandez) maken van Chris Brecht een hedendaagse troubadour bij uitstek.
Huub Thomassen Artist:
Eleven Hundred Springs
Album:
This Crazy Life
Label:
Smith Music Group
woensdag 23 februari 2011
Eleven Hundred Springs is een country music band uit Dallas Texas. Met ‘This crazy life’ zijn de veren of bronnen (kan beide) toe aan hun 8e CD sinds het debuut in 1999). De belangrijkste invloeden zijn Hank Williams, Buck Owens, Waylon Jennings en Bob Wills. Echte honky tonk country met Western Swing invloeden derhalve. Het moet een genoegen zijn om de band live te horen in zo’n typische Texaanse Dance Hall. De muziek van singer-songwriter-gitarist-mandolinist Matt Hillyer is ongecompliceerd en dus duidelijk gericht op ontspanning, losgaan in het weekeinde dus. Behalve voorman Hillyer horen we de voortreffelijke steelgitarist Danny Crelin en de prachtige Texas fiddle van Jordan Hendrix, bassist Steven Berg en drummer Brian Ferguson. De groep loopt als een goed geöliede trein, eer is een prima overzicht te beluisteren van de diverse stijlen van de honky-tonk uit Texas: de shuffle, Western Swing, de ballad, het up-tempo nummer, een Doug Sahm achtig nummer met accordeon (geen credits overigens). De titels geven overigens ook al aan wat we kunnen verwachten: ‘There’s a place for you’, ‘Honky-tonk angels’, ‘Get through the day’, ‘I’m in a mellow mood’, ‘High on the town’. 1100 Springs brengt met ‘This crazy life’ een zeer aangename feel good CD, waar het speelplezier vanaf spat. Ongecompliceerde countrymuziek, 12 zeer goede liedjes, zoals gezegd van de hand van Hillyer. Plezant.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 157 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Allan Frank
Album:
The Road So Far
Label:
Apple Farm Music
dinsdag 22 februari 2011
Allan Frank uit California komt met zijn debuutCD, ‘The road so far’. Hij heeft er een jaar of drie aan gewerkt, van 2007 tot 2009, het jaar waarin deze prima CD verscheen. Dat hij nu pas wordt gerecenseerd heeft te maken met het feit dat Hemifran uit Zweden de CD heeft opgepikt (kijk eens op www.hemifran.com voor het geweldige aanbod!) en nu in ons land uitbrengt. Allan’s liefde voor folk en traditionele muziek werd al vroeg geboren, tijdens zijn jeugd in Illinois. Op zijn 16e kreeg hij zijn eerste gitaar en die heeft hij in feite nooit meer neergelegd. De 14 nummers (bijna 54 minuten) van de CD, 13 van Frank zelf - geschreven in een tijdsbestek van drie decennia-, bieden een mengeling van folk en country met een uitstapje naar cajun (‘Deep in the Everglades’). Zo ergens tussen Gordon Lightfoot en met name Bill Staines in, om wat vergelijkingen te maken. Het veertiende nummer is een cover van Jerry Jeff Walker’s onsterfelijke ‘Mr. Bojangles’, geschreven rond 1966. Volgens het op de CD via de computer af te spelen extraatje, een interview met Allan vergezeld van twee korte akoestische fragmenten (solo) is de CD een conceptalbum: stel je voor dat je een reis gaat maken, onderweg kom je van alles tegen, mensen en plaatsen, en je merkt dat je als vanzelf gaat zoeken naar je eigen roots, je vraagt je af ‘Waar kom ik vandaan’. De prettig zingende Allan krijgt op de CD hulp van een aantal vrienden op mandoline, fiddle, banjo, accordeon, strings, harmonica, harmonium, marimba, bas, drums, percussie en een variëteit aan gitaren. Uiteraard vrijwel uitsluitend akoestisch. Het enige instrumentaaltje van de CD lijkt gedoopt in de klassieke muziek (Bill Staines heeft ooit een hele CD gemaakt met dit soort intrumentale muziek). Alan’s teksten gaan over mensen, plaatsen, het eigen leven. Wat dit laatste aspect betreft, de CD sluit af met het min of meer autobiografische ‘The road so far’, waarin Alan zijn eigen leven afzet tegen dat van een toevallige voorbijganger, waarmee hij in gesprek raakt: (de vreemdeling) ‘You know this journey is demanding and so I’ll remain here standing. Turn and seek your Promised Land somewhere down the road so far’ (Alan) ‘And with a frown I looked down for what he said was true. What grew inside I tried to hide and yet I always knew. I did not dwell, I wished him well no longer we were one. Now the journey’s more exciting both intriguing and delighting. As it’s calling and inviting somewhere down the road so far’. ‘The road so far’ is een hele mooie verzameling prachtsongs van een verrassend goede songsmith en een absolute aanrader voor ieder die houdt van mooie folkmuziek met een country-inslag. Voor de liefhebbers van Bill Staines en consorten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 158 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mean Mary
Album:
Walk A Little Ways With Me
Label:
Woodrock Records
maandag 21 februari 2011
Ik heb het niet op de keuze van een artiestennaam van deze soort, het doet wat gekunsteld aan. Dus moet ik bij het beluisteren van de CD de naam ‘Mean Mary’ even loskoppelen van de muziek. Mean Mary is de artiesten-naam voor Mary James uit Tennessee. ‘Walk a little ways with me’ is Mary’s tweede soloCD na een drietal producten samen met haar broer Frank James onder de noemer ‘James and James’. Vanaf haar prille jeugd is Mary actief in de muziek, op haar zevende speelde ze al behoorlijk goed gitaar, banjo en viool, op haar vijfde schreef ze al mee aan liedjes (ik weet niet helemaal wat ik mij hierbij moet voorstellen, overigens). Zelf stelt ze: ‘Ik kon eerder muziek schrijven dan woorden’. Tot dit moment heeft Mary meer dan 500 maal live voor de TV opgetreden en meer dan 2000 concerten gegeven, ze speelt inmiddels elf instrumenten en is gastvrouw van een Nashville TVshow: ‘Mean Mary’s Café Americana’. Mean Mary is een fenomeen, dus. De muziek op ‘Walk a little ways with me’ is gedoopt in country met in de hoofdrol Mary’s soulvolle stevige stem met enig vibrato. De begeleiding is uiteraard van Mary zelf (gitaar, banjo, viool, mandoline, castagnetten en percussie) met hulp van broer Frank (gitaar, bas, stem), Allan Marshall (drums), Tim Miller (spoons) en Bob Arnold (die in het Cash-plichtige titelnummer als Johnny Cash klinkt). Maar in vier nummers doet Mary het gewoon alleen. De tien liedjes zijn alle van de hand van Mary zelf, in zes nummers is haar moeder Jean (mede) lyricist, in het nummer ‘Joy’ wordt een stukje van Beethoven’s 9e symfonie ingebouwd. Mijn favoriete nummer is het van een prachtige melodie voorziene ‘Ballad of the wildwood’, waarvan de tekst samen met moeder is geschreven. Om de aard van de teksten te peilen is hier een stukje van de tekst van deze ballade: ‘In the forest, in the sunlight, in the untamed breeze like kings of the earth we danced ‘neath the trees. I won your heart because I knew I could and I left you there in the wild wildwood. (Refrein) I left you there in the Eden of God, clothed in wind, your feet unshod. I still recall how straight you stood when I left you there in the wild wildwood’. ‘Walk a little ways’ is een lekkere CD, met leuke, intieme en melodieuze country-liedjes, die aangenaam zijn speelweg aflegt en dat beslist meer dan eens zal doen. Mary is een ervaren vakvrouw die volgens mij geen mindere muziek kan maken.
Fred Schmale Artist:
Boyd & Wain
Album:
Ain't No Fairy Tale
Label:
Independent
zondag 20 februari 2011
Gitariste/singer/songwriter Katy Boyd en violist (‘Bridge electric violin’) Benny Wain wonen in het zuidwesten van het Verenigd Koninkrijk. Katy is een geboren Amerikaanse, die ooit een prestigieuze songwriter contest won aan de Amerikaanse West Coast. Benny heeft sinds zijn twaalfde viool gespeeld met een aantal bekende bands en artiesten. Ze vonden elkaar, Katy bleef en voilà, hun debuut-CD is uit. Op ‘Ain’t no fary tale’ staan 10 eigen liedjes van Katy met een speelduur van 35 minuten. De muziek kan het best worden omschreven als poppy folk met bluegrassinvloeden. Behalve de gitaar en viool (door Benny voorbeeldig bespeeld, overigens) horen we incidentele bijdragen van producer Neil Brockbank op bas, vibrafoon, wurlitzer en glockenspiel en is er soms een bassist en een drummer actief. Bij de productie heeft Neil voor een enigszins ruimtelijke klank gezorgd en dat past wonderwel bij deze redelijk aparte muziek. Katy houdt van een lekker tempo in haar aardige liedjes. ‘Ain’’t no fairy tale’ is een aardige CD, maar er is te weinig variatie in de begeleiding om te kunnen spreken van een verrassing. De muziek is anders dan anders, dat wel, laten we zeggen: een typisch voorbeeld van anglo-americana.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 159 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Munyon
Album:
Meanwhile Back In Japan
Label:
Mobile Home Records
zaterdag 19 februari 2011
Vele legendarisch best sellers maakte David Munyon al. “CodeName Jumper” (1990), “Stories From The Curve” (1995), “Acrylic Teepees” (1996), “Down To The Wire” (1997) en “Poet Wind” (1998) voelde aan als een warme kasjmierdeken. Daarna maakte Munyon nog vele in eigenbeheer uitgebrachte albums die je bij hem persoonlijk kon bestellen. Het klinkt gek, maar door de jaren heen heb ik, als Munyon fan, veel reacties gehad van mensen die Munyon’s troubadourmuziek juist waarderen van wegen die in eigenbeheer uitgebrachte platen. Vond het een beetje bizar om eerlijk te zijn. Het voelde alsof men een verloren geschrift van Leonardo da Vinci had ontdekt. Munyon is een tekstdichter die misschien wel honderden liedjes per jaar uit zijn pen tovert. Als Munyon alleen op het podium zit dan moet je hem er vanaf trekken want dat boek, ja dat boek is zijn leven. Munyon’s nieuwe CD “Meanwhile Back In Japan” heeft dan ook een speelduur van ruim een uur. Veertien sterk variërende liedjes, opgenomen met nagenoeg dezelfde band als op het drie jaar geleden verschenen: “Some Songs For Mary”. De liedjes stammen dan ook min of meer uit de tijd toen Munyon in Heidelberg, Duitsland een onderkomen genoot. Het is genieten geblazen maar wel met een maar… Met liedjes als ‘Cafeteria Blues’, ‘Finally Scotland’, ‘OK To Love’, ‘Painting For You’ en ‘Hank Williams taught me how to play guitar’ haalt Munyon met het grootste gemak het eredivisie niveau dat ik van hem gewend ben. Met pijn in mijn hart moet ik constateren dat dit toch echt te mager is om nieuwe zieltjes te winnen. Misschien ben wel te kritisch of te verwend geweest, feit blijft overeind dat “Meanwhile Back In Japan” mij niet echt raakt. Dat is jammer, want God moest eens weten hoezeer ik deze man het succes en de erkenning gun die hij al jaren verdiend. Munyon zit opgesloten in mijn hart en ziel, “he is my everyday American hero” voor eeuwig en altijd.
Jan Janssen
Artist:
American Aquarium
Album:
Small Town Hymns
Label:
FreeWorld
vrijdag 18 februari 2011
Het uit Raleigh, North Carolina afkomstige American Aquarium schijnt al vier albums uitgebracht te hebben. Het was echter voor mij de eerste kennismaking toen ik hun vijfde plaat “Small Town Hymns” in de CD lade schoof. Als je mij binnen vijf minuten gek wilt krijgen dan is het een CD openen waar die vreselijke Twang van een Pedal Steel als een spijker in je oren gejaagd word. Dat overkomt mij dan ook in het openingsnummer ‘Hurricane’. Gelukkig zit er een knop op en scande ik snel door naar track twee ‘Nothing To Lose’. De iets of wat geknepen zang van B.J. Barham doet dan ineens wonderen. Het daarop volgende ongeklede akoestische ‘Reidsville’ bevestigd meteen dat het op deze plaat ook ergens over gaat. Donkere karakterfiguren prikkelen je gemoedsrust terwijl Barham zichzelf in sommige nummer helemaal ontbloot in zijn plagende teksten. Daarna word je verscheept met nummers als ‘Coffee & Ciggarettes’ en ‘Meridith’ aan boord. De laatste track dwarrelt overigens compleet in de geest van Richmond Fontaine. Vooral door akoestische tracks, zoals ‘Water in the Well’ en ‘Brother, oh brother’, tilt American Aquarium hun nieuwe CD naar een puristische Americana plaat. Met wat meer durf, muzikaal gezien iets meer buiten de gebaande paden dus, zou je van bovengemiddeld kunnen spreken. Met andere woorden, een prettige eerste ontmoeting, niets meer maar ook niets minder.
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 160 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Claude Hay
Album:
Deep fried Satisfied
Label:
Independent
donderdag 17 februari 2011
De muziek van uit Katoomba, New South Wales in Australië afkomstige Claude Hay overviel mij als bliksem uit een heldere hemel. Deze knaap vorm een one man roots & loops band die klinkt naar een kruisbestuiving tussen landgenoten Xavier Rudd en John Butler. “Deep Fried Satisfied” is Hay’s tweede CD en is de opvolger van “Kiss The Sky” uit 2007. Claude Hay’s onderscheid zich, in tegenstelling tot blues-busker figuren, door zijn uiterst moderne aanpak der dingen. Rock, blues, funk of R&B soul het maakt hem niet uit, hij bespeeld alle instrumenten en zingt lead en backing vocals tegelijkertijd. Erg fraai allemaal! De CD opent met ‘Get Me Some’. Dit liedje zou zo uit de koker van JJ Grey & MOFRO kunnen komen. ‘On Hold’ leunt weer meer naar de Louisiana Swamp rock van een Sonny Landreth. Claude Hay schreef tien van de elf liedjes. De Queen cover ‘We Will Rock’ is dan ook meteen de enige misser op deze plaat. Zap dit nummer door en luister naar ‘Don't Give Me That’ of het robuuste ‘Don’t Forget’. Hier ga je toch voor? Claude Hay draagt de CD op aan zijn moeder. “I am so proud to have you had” schrijft hij. Hij sluit de CD dan ook gedenkwaardig af met de LoFi gospel groove ‘Mama I Miss You So’. Het is teveel om op te schrijven hoe Claude Hay dit allemaal voorelkaar gekregen heeft. Het enige wat mij nog rest is dat Hay weet te boeiden. “Deep Fried Satisfied” bevat catchy en buitengewoon ritmische liedjes waar de kwaliteit, van de nog jonge kunstenaar, van afdruipt.
Jan Janssen
Artist:
Earl Pickens & Family
Album:
Gathering
Label:
Independent
woensdag 16 februari 2011
Earl Pickens & Family is de naam van een sextet uit Pennsylvania. In de bezetting is ruimte voor banjo/gitaar/mandoline/harmonica/keyboards (Earl Pickens zelf, tevens zang), gitaar/zang (Bruce W. Derr), gitaar/zang (leading lady Jessie Yamas), bas (Bob Albin), drums (Jake Kline) en fiddle (Mike Chevalier). Zoals dat in een echte ‘familie’ betaamt is er veel onderlinge samenwerking. Zo hebben de eerste drie in wisselende samenstellingen alle tien liedjes op de CD geschreven en is de productie in handen van de eerste vier, samen met opnameman Richard Rupert. ‘Gathering’ is de tweede CD van deze groep en bevat in tegenstelling tot de eersteling ‘The Joshua Tree’ uit 2009 (u begrijpt het misschien al, dit is een altcountry/bluegrass remake van het klassieke album van U2) allemaal originele liedjes. De muziek op deze opvolger is leuk experimenteel en verfrissend en zou door het gebruik van de instrumenten vooral het etiket alt-bluegrass opgeplakt mogen krijgen. In het wat steviger nummer ‘The storm that never was’ wordt wat elektriek in het spel gegooid en in de afsluiter ‘Except for you’ wordt zelfs een soort rap toegepast, waarbij het nummer lekker lang wordt doorgezet. Maar met name de samenzang van de drie vocalisten is goed verzorgd, waardoor de CD een popkantje meekrijgt. Er is goed geluisterd naar grote voorbeelden uit het verleden zoals The Beatles, maar ik hoor soms ook verwantschap met de verrassende formatie ‘Girlyman’ (uit Atlanta). De liedjes zijn mooi van opbouw, banjo en fiddle krijgen vaak mooie hoofdrollen mee, de ‘lead vocals’ worden bij toerbeurt gedaan. Laat je meeslepen door de verrassende alt-bluegrass van Pickens en de zijnen. Met iedere speelbeurt ga je de CD meer waarderen. Een aanrader voor licht avontuurlijke geesten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 161 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Carl Cleves & Parissa Bouas
Album:
Out Of Australia
Label:
Stockfisch Records
dinsdag 15 februari 2011
Het Duitse kwaliteitslabel Stockfisch houdt van verrassingen binnen de folk scene. De recente CD ‘Out of Australia’ van het duo Carl Cleves (van origine een Belg!) en Parissa Bouas (een Australische van Griekse afkomst) hoort bij deze verrassingen. De twaalf liedjes (speelduur bijna 50 minuten) zijn van eigen hand op de tekst van ‘Sharpening a knife’ na – deze tekst is een gedicht van de Japanse dichter Nanao Sakaki, waarmee het duo ooit door Tasmanië toerde. De begeleiding is in voornamelijk Duitse handen, we horen Peter Funk (dobro), Dominic Jung (gitaar), Christian Struck (althobo), Beo Brockhausen (tambura, jew’s harp, swarmandal, mbira, hulusi - jullie begrijpen dat ik deze mooie (merendeels Afrikaanse) instrumentnamen beslist wilde noteren), Lucile Chaubard (cello), Lea Morris (een op vele Stockfisch CD aanwezige zangeres, hier voor de achtergrondvocalen) en de onvolprezen bassist Lars Hansen (prachtig, die duidelijk aanwezige partijen op zijn fretloze bas). De muziek is heel ingetogen, de teksten zijn vaak ongemeen fel – het nummer ‘The Bethlehem bell ringer’ verhaalt over de onschuldige slachtoffers in het Palestijnse conflict: ‘Soldiers move from door to door. Mortar fire, it’s all over war. Army tanks patrol the street, they treat civilians with conceit. Oh Jesus, please, help Palestine. Turn all that blood back into wine. Oh turning wheel, divine design, please bring peace to Palestine’. En dan is er dat instrument, de tambura, die aan dit lied een middenoostensfeer geeft. Prachtig, de muziek blijft hangen, de tekst ook. In andere nummers horen we overigens Afrikaanse en Keltische invloeden. Cleves is muzikaal bezig sinds de vroege jaren 80. Samen met Bouas richtte hij de band The Hottentots op in 1991, waarvan vier CD’s verschenen tussen 1994 en 2004. Na 2004 verschenen twee solo-CD’s van Cleve en nu dus deze mooie duet-CD. Met ‘Out of Australia’ heeft u een perfect klinkende verhalende en kritiserende schijf te pakken met bloedmooie muziek en dito zang. Een must voor de liefhebbers van verstilde prachtfolk.
Fred Schmale
Artist:
Old 97's
Album:
The Grand Theatre Vol. 1
Label:
New West Records
maandag 14 februari 2011
Old 97’s uit Dallas werd in 1993 geformeerd door Rhett Miller. Miller zelf verwierf enige bekendheid door zijn soloplaat van ruim een jaar terug, maar in tegenstelling tot de VS is hij en zijn band hier hooguit een aardige voetnoot. Het zou niet meer dan terecht zijn dat hun nieuwe cd ‘The Grand Theatre’ daar eindelijk verandering in gaat brengen. De melange van country, rockabilly en poprock heeft twaalf door Miller geschreven liedjes voortgebracht, die in grote afwisseling, lees: stuiterend, afgemeten, vloeiend en ingetogen worden vertolkt. Fel jengelende en donker twangende gitaren, waarin de punksnelheid van The Clash, het staccatoritme van (de vroege) Johnny Cash en soms de sprankelende pop van The Byrds besloten liggen. Deze invloeden zijn ook aanwezig in Miller’s zangstijl waarmee hij vaak rauw en energiek voor de dag komt, maar tevens buitengewoon fragiel, teder en emotioneel kan doorkomen, zoals in het schitterende slotnummer The Beauty Marks. Hart of zacht, deze band speelt al hun muzikale troeven uit en dat levert een even krachtig als expressief album op. Welke programmeur haalt deze Texanen eens naar een Nederlands theater?
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 162 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jimmy Pizzitola
Album:
Poet on The Run
Label:
Independent
zondag 13 februari 2011
Voor mij ligt een sympathiek blauwgekleurd digipack met daarin een tekstboekje in dezelfde kleur en de eerste CD (naar ik aanneem) van een echte troubadour uit Houston, Texas. Acht eigen songs en één cover en bijna 40 minuten lang kan de luisteraar genieten van uitstekende singer-songwriterstuff van een (naar ik aanneem) dertiger die zijn oortjes in eerste instantie te luisteren heeft gelegd bij de Texaanse (van geboorte of import) troubadours uit de jaren 70, dus Johnny Cash, Guy Clark, Kris Kristofferson, Jerry Jeff Walker, Billy Joe Shaver en consorten. Dat levert een CD op die kan worden gerangschikt onder de noemer ‘aangenaam en veelbelovend’. De begeleiding is vrijwel geheel in handen van Jimmy zelf, die gitaar, bas, drums, piano en nog een beetje meer bespeelt en slechts in een tweetal nummers hulp krijgt van anderen. De verwijzingen naar genoemde troubadours zijn manifest in een aantal nummers. Zo lijkt de opener, ‘Tried to cry’, op ‘Walk the line’ van Cash en verwijst ‘First train’ in mijn ogen naar ‘Me and Bobby McGhee’ van Kristofferson. Behalve deze kanjers is er een andere invloed duidelijk aanwezig, Jimmy’s stem heeft een overduidelijke verwantschap met die van de Austinse cultheld en Townes-makker Blaze Foley, de man die zulke mooie sombere liedjes schreef en zong en in 1989 op trieste wijze aan zijn eind kwam in zijn woonstad. Van Foley’s hand is de enige cover op de CD, ‘Cold, cold world’, een juweel van een nummer dat door Jimmy op voorbeeldige wijze wordt gebracht. De teksten van Jimmy zijn poëtisch en handelen voornamelijk over mensen en relaties. In ‘Poet on the run’ beschrijft hij zijn eigen onzekerheid op prachtige wijze: ‘I applied for employment at the local coffee shop, school was out and dad swore the gravy train would stop. Mom bought me a power tie, sister styled my hair. I swore I had it licked until I saw the Questionnaire. There were questions about my hobbies, questions about my grades, questions about my past that made me question everything. I swallowed hard and fought back the urge to hit the door, I felt like I was naked, spent, and she was wanting more and more and more.” Mooi beschreven! Samengevat: ‘Poet on the run’ is een goede CD van een jonge troubadour die een prima indruk achterlaat en ons doet verlangen naar meer. De sfeer is ingetogen en donker, voor mij een heerlijkheid.
Fred Schmale Artist:
Dave Gleason
Album:
Turn And Fade
Label:
326 Records
zaterdag 12 februari 2011
Op Turn And Fade switcht Dave Gleason van het ene naar het andere subgenre van countrymuziek. Van traditioneel (honky tonk, Bakersfield, Nashville) naar meer eigentijds (alt. country, countryrock, americana). Blijkbaar is het hem om het even. Mij niet. Ik ben geen alleseter, wel een kieskauwer. Dus pik ik alleen de krenten uit de pap, zoals dat schitterende negen minutendurende durende ‘Pale Blue’, een woestijnrocker van het zuiverste water. Of neem de smartlap ‘The Rails Don’t Run Here’, met prachtig accordeonspel en sprankelend gitaarwerk. Misbakseltjes zijn er ook, zoals de twee overbodige instrumentale nummers en een aantal doorsnee FM radiosongs, waarin het sentiment een stevig stempel mocht drukken. Een halfslachtig geheel al met al, dat per saldo toch een voldoende scoort door een zestal zeer memorabele songs. Zangtechnisch is Gleason’s stem nogal beperkt (hij maalt niet om een valse noot), maar compenseert dat ruimschoots door zijn warme timbre, daarbij geruggensteund door een uitstekende backingband. Turn And Fade biedt een bont palet aan countrystijlen, die invloeden van Buck Owens, Dwight Yoakim, Neil Young, Crazy Horse, Rich Hopkins en Jayhawks verraden.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 163 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Tom Corbett
Album:
Tonight I Ride
Label:
Independent
vrijdag 11 februari 2011
Gitarist/Mandolinespeler Tom Corbett is een veel gevraagde sessiemuzikant uit California, die in 2001 debuteerde met een solo-schijf Upstairs At Charlie’s. Daarna volgde er in 2004 Cloudless Blue Sky. Tijdens een bezoek aan Berlijn deed Tom inspiratie op voor zijn derde album. Hij raakte in de ban van boeken over het Wilde Westen, die vreemd genoeg geschreven waren door een Duitser die daar nog nooit was geweest. Tonight I Ride bevat 11 eigen liedjes en een cover, waarbij Tom muzikaal hulp kreeg van een heel leger gerespecteerde muzikanten uit de West Coast. Een bijzonder fraai album met veel bluegrass en country. Het album opent met het vrolijke Here Comes The Border, waarbij Tom excelleert op mandoline. Corbett heeft een heerlijk scherpe warme stem die in dit nummer prachtig harmonieert met bluegrass-grootheid Herb Pederson. Is Anybody Goin’ To San Antone is de enige cover op dit album. Een heerlijke song die in 1971 bekendheid kreeg in de uitvoering van Charlie Pride en later een van de favoriete meezingers was bij de concerten van Texas Tornadoes. Een hoogtepunt is het rustige duet Still Hear Her Crying dat Tom met Claire Holly zingt met op de achtergrond een sprankelende mandoline. Bijzonder fraai is ook de samenzang met Jonathan McEuen in Love Me One More Time. Voorts zijn er twee fenomenale instrumentale nummers Flip Flop Flingers en de Tex Mex –twostep Doce De Mayo. Hoogtepunt is ook de titeltrack Tonight I Ride met in de hoofdrol gitarist David West. Dit nummer zou wel eens een country-klassieker kunnen worden. Ease On Down The River is een reünie van Tom’s muzikale maatjes als Herb Pederson, Bill Bryson, Nina Gerber en Candy Girard. Het is een re-make van de song die Corbett in 1994 opnam met zijn toenmalige band The Acousticats. Tenslotte moet nog Welcome to Tom’s Place genoemd worden. Ouderwetse western swing om een puntje van af te zuigen. Kortom dit is een heerlijke bluegrass/country-schijf, die ik een ieder kan aanraden. De verrassing van 2010 in dit genre!
Paul Jonker
Artist:
The Sparkleberries
Album:
Skylight Exchange
Label:
Independent
donderdag 10 februari 2011
Bij The Sparkleberries draait het om de Amerikaanse popcomponist, slaggitarist en zanger Ken Kleinfeld uit North Carolina. Bijgestaan door een paar gitaristen - van wie Chris Stamey, koning van de alternatieve pop op slag/sologitaar het leeuwendeel voor zijn rekening neemt - twee drummers, twee bassisten en een handjevol achtergrondzangers, geeft Kleinfeld zijn eerste visitekaartje af met het even naïef als prettig aanstellerig klinkende album ‘Skylight Exchange’. Het geluid heeft veel weg van de rock ‘n’ roll- variant die we kennen van The Velvet Underground en sterker nog van de The Modern Lovers: simpel, kaal, lichtvoetig, toegankelijk. Kleinfeld schrijft grappige songteksten, heeft een zangstijl die wel wat wegheeft van Lou Reed en David Bowie, ten tijde van hun extravagante seventies periode. De relaxte ritmesectie, jengelende slaggitaren, jankende sologitaar en luchtige achtergrondzang klinken fris en fruitig. Resultaat: tien veel pleziergevende poptunes, in iets minder dan een halfuur. Dit is popmuziek op zijn best: kort, krachtig, prachtig.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 164 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Nu-Blu
Album:
Nights
Label:
Independent
woensdag 9 februari 2011
Een snerpende fiddle, een heerlijk heupwiegende mandoline, een kletterende banjo, een ritmische akoestische gitaar en een stompende staande bas klinken op een vrolijke wijze door mijn speakers bij het draaien van de eerste track van dit album. Ja, bluegrass dus en nog wel uit North Carolina. De bluegrassband Nu-Blu is in 2003 opgericht door het echtpaar Carolyn en Daniel Routh. Hun debuut-album “The Grass Still Grows” dateert uit 2005. Inmiddels is Nu-Blu uitgegroeid tot een kwartet door de komst van Kendall Gales (mandoline) en Levi Austin (banjo). Met hun tweede album “Nights” hoopt Nu-Blu meer naamsbekendheid te creëren. Het is hun van harte gegund, want “Nights” is een luisterrijk avontuur. Het album opent met een song van gast-fiddler Greg Luck, die samen met Carolyn de productie verzorgde. “I Won’t Be Around” is een ijzersterke opener vol muzikale hoogstandjes. De stem van Carolyn is pittig en zij neemt de meeste lead-vocalen voor haar rekening. De cover van Nanci Griffith’s “Spin on a Red Brick Floor is lekker luchtig van vorm en is een van de hoogtepunten van deze twaalf liedjes tellende schijf. Prachtig van kleur is vaak de meerstemmige zang, zoals bijvoorbeeld in het bergliedje “Lonesome Mountain”. Heel bijzonder is ook de bluegrass-bewerking van het door Juice Newton geschreven nummer “River of Love”. Levi Austin, Daniel Routh, Greg Luck en Kendall Gates mogen zich helemaal uitleven in de traditionele instrumentale track “Red Haired Boy”. De titeltrack “Nights” heeft Nu-Blu – vreemd genoeg - bewaard voor het einde. Dit door Donna Hughes geschreven liedje is een mooie rustige afsluiter van een afwisselend en luisterrijk bluegrass-album.
Paul Jonker
Artist:
Judy Collins
Album:
Paradise
Label:
Wildflower
dinsdag 8 februari 2011
Een dame met een ongelofelijke staat van dienst. Wie kent Judy Collins niet? Sinds 1961 (‘A maid of constant sorrow’) is haar muziek verkrijgbaar en met ‘Paradise’ is zij aan nummer 35 toe van een lange reeks van LP’s en CD’s. Ze is geboren in 1939, begonnen in de folk en via pop, rock ’n roll beland bij de ‘standards’. En in die sfeer moeten we ‘Paradise’ zien. Met een prachtige stem, waarbij je beslist niet hoort dat Judy inmiddels 71 jaar oud is, zingt zij een tiental nummers in prachtige arrangementen met begeleiding van The Nashville Rhythm Section (gitaar, drums/percussie/bas, piano/keyboards/Hammond B3) en verder met name pianist Russell Walden. De bekendste nummers zijn de klassiekers ‘Over the rainbow’ en ‘Ghost riders in the sky’. Minder oud, maar vaak toch wel enkele tientallen jaren geschreven, zijn de bijdragen van Joan Baez (‘Diamonds and rust’, Joan doet de duet vocal), Tom Paxton (het prachtige ‘Last thing on my mind’, waarin Stephen Stills meezingt) en Jimmy Webb (‘Gauguin’ met in de tekst vele verwijzingen naar ‘Paradise’, Jimmy speelt keyboard). Eén van de hoogtepunten is ‘Kingdom come’ van Judy zelf met Larry Campbell op 12-snarige gitaar. Verder zijn er nummers van Tim Buckley (‘Once I was’) en Michael Johnson (‘Emilio’, Michael zingt zelf mee en speelt een prachtige akoestische gitaar, het geheel klinkt echt prachtig) en – heel verrassend – Amy Speace (‘Weight of the world’). Het tiende nummer is een traditional, ‘Dens of yarrow’, gearrangeerd door Judy zelf. ‘Paradise’ is een mooie luister CD met Judy Collins in topvorm. De songkeuze is zeer goed en brengt veel variatie, de begeleiding is zeer bekwaam.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 165 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Patty Reese
Album:
Strong Medicine
Label:
Independent
maandag 7 februari 2011
Patty Reese is een zangeres, die zo’n 15 jaar in het vak zit. In haar omgeving is zij erg geliefd getuige de vele Wammies (Washington Area Music Award) die zij inmiddels heeft mogen ontvangen. Bij het draaien van haar nieuwe schijf Strong Medicin valt meteen die machtige krachtvolle stem van Patty Reese op. Een strot, waarop menigeen flink jaloers zou zijn. De openingstrack Who’s Got Your Back zet meteen de toon met een snerpende gillende gitaar in combinatie met heerlijk rollend orgeltje. Good Lovin’Man is een lekker snel blues-shuffletje met flitsend gitaarwerk van Dave Chappel. Het eerste rustpunt is een bewerking van Warren Zevon’s Keep Me In Your Heart. De titeltrack is een ode aan de helende werking van de liefde. Last Call For Love is opgedragen aan alle militairen en hun aanhang. Patty Reese doet voorts covers van While My Guitar Gently Weeps (George Harrison) en Dylan’s Buckets Of Rain, maar voegt er eigenlijk niet zo veel nieuws aan toe. De muziek van Patty Reese doet vooral denken aan het rockende bluesy werk van Melissa Etheridge. Van bluesrock moet je houden en ik ben er niet zo’n liefhebber van. Als ik Patty Reese was, een zangeres met zo’n geweldige stem, dan wist ik het wel. Ik zou een ouderwetse southernsoul-album maken á la Eddie Hinton.
Paul Jonker Artist:
Devon Sproule
Album:
Live In London
Label:
Tin Angel Records
zondag 6 februari 2011
Ruim een jaar na het album ì‘Don’t Hurry For Heaven’!, is er de release ‘Live In London’. Geen onlogisch opnamelocatie voor de Amerikaanse singer-songwriter Devon Sproule, want ze is een graag geziene gast in Engeland. Zover is ze nog lang niet in ons land. Dat bleek wel afgelopen september toen ze samen met haar man en collega Paul Curreri optrad tijdens het Groningse Take Root festival. In de foyer van de Oosterpoort bleek de kille entourage helemaal geen goeie uitwerking te hebben op de bedachtzame folk- en countryliedjes. Een handjevol toehoorders waren aanwezig bij het optreden, waarover trouwens door de vakpers met geen enkel woord werd gerept. Ze ging zoals ze gekomen was: zo goed als anoniem. Ik mag hopen dat ze met ‘Live In London’ wel iets meer de handen op elkaar krijgt, want haar composities zijn daar zonder twijfel goed genoeg voor. De tien nummers plus twee verborgen tracks van deze live-cd, werden door een ruime bandbezetting (bas, drums, gitaar, steel, viool, achtergrondzang) gespeeld. Op de bijgesloten dvd staan acht liedjes en zijn er ook wat beelden te zien van het toeren. Haar introspectieve liedjes hebben iets mystieks. Ze bezitten spannende melodiewendingen en gedijen goed in een intieme sfeer. Haar stem bezit een Appalachian timbre en het gitaarspel van Curreri is uitzonderlijk creatief en kleurrijk, waarbij de uitwaaierende steelklanken van BJ Cole je geregeld laten wegdromen.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 166 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Corinne West & Kelly Joe Phelps
Album:
Magnetic Skyline
Label:
Tin Angel Records
zaterdag 5 februari 2011
Zij komt uit Californië en heeft drie eigen CD’s uit, hij uit Portland, Oregon, en zeven CD’s rijk. Ze ontmoetten elkaar ruim een jaar geleden en het klikte in alle denkbare opzichten. Corinne’s laatste CD, ‘The promise’ uit 2009 heb ik in mijn hart gesloten (zie de recensie, RRC augustus 2010), het werk van Phelps, met name zijn gitaarspel, heeft hem een trouwe schare volgers in ons land opgeleverd. Hoe gaat dat klinken, een combinatie van Corinne’s fluisterzachte zang en poëtische teksten met de bluesy gitaarstijl van Phelps, was de vraag. Het antwoord werd al gegeven in begin juni, toen het duo voor het eerst in ons land speelde. Corinne heeft de broek aan, de liedjes zijn voor het overgrote deel van haar, de leidende vocalen ook. Het mooie begeleidende gitaarspel is van Kelly op zijn akoestische gitaar en we horen hem als tweede stem. En deze eerste duet-CD gaat hierop door, alleen ons tweetal en niemand anders. Dus horen we acht liedjes (totale tijdsduur net onder de 35 minuten, dus hebben we in feite te maken met een wat ruimere EP), zes van Corinne en twee van Joe Tomaselli. De laatste twee liedjes zijn overigens op 7 juni 2010 opgenomen in Amsterdam door Paul Harvey en waren reeds op onze radio 6 te horen. Persoonlijk ben ik behoorlijk gecharmeerd van het geheel. De liedjes zijn mooi lyrisch, de zang (van beiden overigens) heel subtiel, het gitaarspel ingetogen en prachtig. De beste nummers zijn ‘Mother to child’, ‘Whiskey Poet’ (ook te vinden op Corinne’s Promise), ‘Lily Ann’ en Tomaselli’s ‘Amelia’. Heerlijke ingetogen CD met acht leuke luisterliedjes.
Fred Schmale
Artist:
Belly Says
Album:
Belly Says
Label:
Independent
vrijdag 4 februari 2011
In het Utrechtse bandje Belly Says draait het om zanger, gitarist en songschrijver Erny Green. Als Achterhoeker (zie artwork hoesje) studeerde hij in de jaren tachtig in de Domstad, maakte er wave- en punkmuziek en richtte in 2000 het (slechts bij regionale fans bekende) americana bandje Polgate op dat na vijf jaar weer ter ziele ging. Na een tijdje het project Closer To Curtis, als eerbetoon aan Joy Division, getrokken te hebben, debuteerde hij onlangs met het gelijknamige album, dat meeslepende, mooie melancholische rock bevat. Twaalf ongecompliceerde songs van eigen hand met aantrekkelijk dynamische melodielijnen, zonder poespas geproduceerd door Henk Koorn van Hallo Venray en van een hartverwarmende uitvoering voorzien door zijn oude Polgate-maten bassist Walter Wilhelm, drummer Chris van der Meer en nieuwkomer toetsenist Thijs Heij. Laatstgenoemde zet met zijn geweldige piano- en orgelspel een fraai stempel op het eindresultaat, waarbij het terneergeslagen sfeertje van het album vooral wordt bepaald door Green’s aangenaam jammerende zang. Waar de spaarzaam temporijke songs Nederbeat bandjes in herinnering roepen, lijkt de (uiteengevallen) Noorse band Midnight Choir model te hebben gestaan voor de intense ballades en gitaarerupties zoals in het slotnummer ‘Hank’s Car Repair’. Al moeten we juist daarin de hand van Henk Koorn zeker niet uitvlakken.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 167 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
David Philips
Album:
Heal Yourself Alone
Label:
Independent
donderdag 3 februari 2011
Het levensverhaal van de oorsprong uit Engeland afkomstige singer-songwriter David Philips doet denken aan zijn muzikale soortgenoot Joseph Parsons. Beiden bivakkeerden namelijk enige tijd in Barcelona en namen daar hun debuutalbum op. Parsons sleutelde, daar in de Cadela Studio’s, twintig jaar geleden aan zijn debuutalbum “Breathe”. Philips knutselde, in zijn privé appartementje, aan zijn debuutplaat “Heal Yourself Alone”. De stad, waar de creatieve geest van Antonio Gaudi rond waait, inspireert en dat hoor je overigens ook op beide platen op terug. David Philips heeft een behaaglijk laidback stemgeluid. De elf, lekker in gehoor liggende folkrock, liedjes klinken geniaal eenvoudig. Philips pakt je meteen in en verwend je met oprechte teksten die je zomaar in een of andere supermarkt ook op zou kunnen doen. Dit laatste is absoluut niet negatief bedoeld, in tegendeel zelfs. Philips lijkt zich ervan bewust te zijn en lacht om de leugens over roddel. Luister maar eens naar ‘Loving You Tonight’ en ‘Raining You’ en ‘Runaway’. Jeffrey Gaines, ja waar zit die tegenwoordig toch, hoor ik. “Heal Yourself Alone” is een stijlvolle idealistische plaat waarvan ik stilletjes hoop dat hij in Nederland opgepikt gaat worden. Echt muziek voor liefhebbers van goedverzorgde originele folkrock.
Jan Janssen Artist:
Rachel Harrington
Album:
Celilo Falls
Label:
Skinny Dennis Records
woensdag 2 februari 2011
Het is Rachel Harrington weer gelukt om een traditioneel klinkende schijf vol melodieuze deuntjes te maken. Na The Bootleggers Daughter (2007) en City of Refuge (2008) ligt nu haar derde album Celilo Falls in de platenwinkel. Haar liedjes bezitten een aangename mix van bluegrass, gospel, country, folk en blues. Net als haar collega Caroline Herring is Rachel een kenner van de Amerikaanse geschiedenis en gebruikt zij deze kennis geregeld in haar liedjes. Het was ooit singer-songwriter Lori McKenna die Rachel adviseerde om meer van uit de eigen emotie liedjes te schrijven. Deze raad nam Harrington mee bij het schrijven van de dertien nieuwe songs. Het album opent met het heerlijk voortkabbelende, maar o zo weemoedige House Of Cards. Vervolgens wordt de luisteraar getrakteerd op een echte ‘tearjerker’ Here In My Bed, waarin het weer eens niet goed gaat in de liefde. De liedjes worden sober doch sfeervol ingekleurd door rasmuzikanten als gitarist Rod Clements (ex-Lindisfarne), mandolinespeler Ronnie McCoury, banjospeler Colby Sander en fiddler Dan Salini. Een van de hoogtepunten is de eerste gospel die Rachel ooit schreef naar aanleiding van een gesprek dat zij met haar grootvader had, die het einde voelde aankomen: I Can Feel It In My Bones. I Can Tell They’ve Started Building My Mansion In Heaven. Een prachtig liefdesliedje is het smachtend gezongen Let Me Sleep In Your Arms Tonight. Het album wordt met een opwekkende song afgesloten. So Don’t Be Blue, If You Don’t Wake Up Today…Just Pick Up Your Harp And Play is het motto van deze positivo-track The Last Jubilee. De liefhebbers van Gillian Welch zitten al lange tijd op haar nieuwe schijf te wachten, maar die kunnen zich nu even bevredigen door Celilo Falls van Rachel Harrington aan te schaffen.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 168 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Dickie Lee Erwin
Album:
Swan
Label:
High Plains Music
dinsdag 1 februari 2011
Dickie Lee Erwin is een Texaan die al sinds de jaren 70 actief is in de muziek, voornamelijk in Austin. Zijn stijl is een frisse mengelmoes van rock, country en bluegrass. In het verleden had hij een bluegrass band (‘Erwin Prater’) en een akoestische band (‘Seven Samarai’), in de nieuwe eeuw is hij solo actief, met hulp van zijn bandleden Bill Doughty (drums, zang), Chris Mietus (bas, gitaar) en Gary Newcomb (steel gitaar, elektrische gitaren, akoestische gitaar). Op zijn vierde CD, het in Austin opgenomen ‘Swan’, zijn behalve deze prima musici zijn vrouw Olivia (fiddle), Richard Somers (mandoline), Laura Scarborough (vibes) en Jennifer Jackson als (background)vocaliste actief. De 15 nummers op deze CD zijn alle van de hand van Dickie zelf, in twee nummers kreeg hij hulp van een ander. De muzikale arrangementen zijn over het algemeen van de ‘basisband’, de vijf instrumentaaltjes (nummer 15, de toegift, is een instrumentale reprise van de opener ‘I remember that’) werden door Dickie alleen gearrangeerd. Het geheel ademt een prettige countrysfeer met mooie slijpers (‘Warm summer night’), jazzaccenten (‘Stranger in blue’) rockkantjes (‘Moving on’, het instrumentaaltje ‘Barnyard stomp’ , ‘You and I’) en bluegrassuitstapjes (‘I’m so glad’). Dickie is een begenadigd instrumentalist, hij bespeelt op de CD banjo, banjola, staande bas, akoestische gitaar en percussie. De instrumentaaltjes ‘Ouspenski’s dream’, ‘Apache rising’ en ‘Rebec’ laten Dickie in solovorm op zijn gitaar schitteren Zijn stem is vrij ongepolijst en aangenaam om naar te luisteren. Dickie’s teksten zijn niet diepgravend en handelen voornamelijk over de liefde, zoals bijvoorbeeld in ‘Little pieces’: ‘You broke my heart, tore it apart, threw it on the floor. Left me standing here with those little pieces, tiny pieces, itty bitty pieces of my heart’. Dickie Lee Erwin’s ‘Swan’ bevat bijna 50 minuten heerlijke ontspannen muziek met een leuke variatie aan stijlen binnen de grenzen van de Americana, gewoon een eerlijke recht-voor-zijn-raap CD met gave en voornamelijk akoestische muziek.
Fred Schmale
Artist:
Rodney DeCroo
Album:
Queen Mary Trash
Label:
Northern Electric
dinsdag 25 januari 2011
Begin dit jaar schreef ik dat de in Harmarville, Pennsylvania geboren singer-songwriter Rodney DeCroo een nieuwe ster aan het firmament is. Zeker op gebied van de fijn pluizige alt. country en neo traditionele folkrock muziekstijlen staat hij zijn mannetje. Aanleiding was overigens de release van zijn uit 2008 daterende vierde CD “Mockingbird Bible”. Toen “beter laat dan nooit” nu als “een goed begin is het halve werk” heb ik meerdere malen intens genoten van Rodney’s DeCroo’s nieuwe dubbel CD “Queen Mary Trash” DeCroo’s stem en specifieke zangtechniek lijkt op die van o.a. Xavier Rudd, Ben Knox Miller (The Low Anthem), Lee Clayton en David Munyon. Luister maar eens naar nummers als ‘Minotaur’, ‘Mist In the Valley’ en ‘My Love Rides’, en je weet precies wat ik hiermee bedoel. De muzikale dressing, waarin de ingrediënten van bovengenoemde past, present en up-coming singer-songwriters absoluut is verwerkt, smaakt buitengewoon goed. Vierentwintig smaakvolle nummers die je ruim anderhalf uur binden en je aan het eind het gevoel geven van: “ja, dit was weer eens iets bijzonder”. Ik kijk naar buiten en zie buitengewoon mooie winterzachte kleuren terwijl de herfstbladeren liggen te verleppen in waterplassen. Nummers als ‘What We've Been Saying’ en ‘You're a Lion’ stimuleren zulke gedachtendwalingen op deze bijzondere mooie zaterdagochtend. CD twee dan maar, ‘You Ain't No One’ en ‘Pleasure and Pain’, met dat orgeltje, man wat een sfeer en emotie. ‘Napoleon Hill’ en ‘Borderline’ tjonge, het is een greep uit ongeschonden schoonheid van melodieën die gegoten zitten als een perfect maatpak. Je kunt het je nauwelijks voorstellen maar de nu vanuit Vancouver, Canada opererende singer-songwriter nam: “Queen Mary Trash” in maar vijf dagen op. DeCroo leunde op een gedisciplineerd spelende band die tijdloze klanken genereerd zonder al teveel poespas. Distinctie is naar mijn gevoel onverenigbaar met alle vormen van buitensporigheid. Rodney DeCroo onderscheid zich op “Queen Mary Trash” door moedwillig voor de middenweg van te veel is vaak te weinig te kiezen. Heerlijk!
Jan Janssen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 169 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kort McCumber
Album:
Ain't The Same As Before
Label:
Lucky Nugget Records
maandag 24 januari 2011
Uit het kleine Vermont in het noordoosten van de USA komt de nieuwste CD van Kort McCumber tot ons. Volgens ’s mans website is het zijn derde CD en gezien het gebodene op deze ‘Ain’t the same as before’ ben ik inmiddels razend benieuwd naar de andere cd’s 9en de live DVD die ook bestaat). Dat geeft al een waardeoordeel weer: ik ben behoorlijk onder de indruk van deze prachtige CD. Een vrolijke mengelmoes van folk, country (fiddle), rock, blues en roots muziek met in enkele nummers een heerlijk opzwepend ritme (met name in de enige cover, Ola Belle Reed’s ‘I’ve endured’, het triestige ‘Chenille’ en het pittige ‘Pay the fiddler’). Kort zelf bespeelt op de CD maar liefst twaalf instrumenten, de nodige gitaren, maar ook cello, piano, harmonica, mandoline, dobro en ‘Irish’ bouzouki. Er is hulp op bas (Jim Gilmour, ook in een aantal nummers te horen als achtergrondvocalist), drums, Hammond B3, ook op elektrische gitaar (Jeff Poremski in vijf nummers) en fiddle/viool/viola (Beth Wilberger, zorgt op zes nummers voor verrassend mooie achtergrondzang). Maar het zijn met name de originele liedjes, tien in totaal waarvan acht in samenwerking met anderen, die deze CD zijn meerwaarde verlenen. Schitterende melodietjes, prachtige refreinen, prima teksten. Met name ‘Pay the fiddler’, ‘Ain’t the same as before’, ‘Highway 50’, ‘I’m sorry’, ‘I’ve endured’ en ‘Welcome to Duluth’ hebben mijn muziekhart gestolen. Ik citeer de onsterfelijke beginstrofe van deze laatste song: ‘I carry a two dollar bill in my pocket to remind me of the love that you’ve shown from the start. And the letters you write, they’ve been helping me keep my mind off my mind and open my heart’ en even verder: ‘Now that two dollar bill sits on the dresser in the house that we share at the end of the road. And that two dollar bill will always remind me that no matter the distance between us, you’re my home’ . Prachtig toch, hele echte liefde. Deze Kort McCumber is een heuse ontdekking, een meer dan voortreffelijke singer-songwriter die met één van de betere CD’s van 2010 op de proppen komt in het rijke Americanaveld.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 170 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Mary McGowan
Album:
Morning Glory
Label:
Independent
zondag 23 januari 2011
Mary McGowan komt uit Michigan, is moeder van drie inmiddels volwassen kinderen en houdt heel veel van de natuur, in het bijzonder van de meren in Michigan. Onlangs keerde Mary terug naar Michigan en ze is iedere ochtend aan de oever van ‘haar’ meer te vinden om te genieten van met name de voorbijkomende eenden. Mary is vooral bekend als dichter en heeft gedichten van haar zien verschijnen in meer dan 40 tijdschriften. Voor zover ik heb kunnen nagaan is ‘Morning glory’ haar eerste CD en – afgezien van de te korte tijdsduur, slechts iets meer dan 31 minuten – zeer de moeite waard. De tien songs op de CD zijn alle van Mary zelf, in twee nummers heeft zij hulp van anderen. En de liedjes zijn allemaal raak, heel poëtisch, gevoelig en mooi gearrangeerd. Mary is heel bescheiden. Na enig zoekwerk vond ik een website op internet met informatie, waarbij onder ‘Bio’ nog geen acht volle regels staan over Mary zelf en verder drie volle pagina’s informatie over de musici op de CD en alles wat zij tot dusver hebben gedaan! Dus weet ik nu aanzienlijk meer over producer, medevocalist en gitarist (akoestisch) Bill Kelly, vocaliste Ellen Paltiel, gitarist/keyboarder Jerry Friedman en multi-instrumentalist (national guitar, dobro, ukulele, clarinet, mandoline en mandola) Andy Goessling (die man is geweldig!), bassist Lincoln Schleifer en drummer Joe Bonadio dan over Mary zelf (speelt ukulele en piano). Over accordeonist Neil Thomas en fiddler Gary Dillon was er geen verdere info. Mary’s stem is lief en soms een tikje onvast, ongeschoold zoals dat heet. Dat is nergens vervelend. Haar liedjes drinken zich in en blijven hangen. De opener ‘4440’ verwijst naar het huisnummer van haar meest recente woning en verhaalt over de geneugten van het wonen erin, dat alles gebracht met begeleiding van alleen een ukulele en in fraaie samenzang met Ellen. In het langzame ‘Cooler’ droomt ze weg in haar wensen: was ik maar jonger, slanker en ‘cooler’. Hier is de clarinet voor het eerst prominent aanwezig, samen met de piano. ‘In constant ocean’ is de verzuchting om weg te komen van de dagelijkse herrie: ‘I lay down my head on a pile of old coats and pretend I’m asleep in the old rowboat’, een gevoelig rustig nummer met mooie samenzang. Dan komt een wat rockender nummer: ‘Dizzie Lizzy’, over een pop die haar hoofd verloor, maar gelukkig kon worden hersteld. Met het mooie jazzy (jawel, die clarinet weer) ‘Why don’t you sleep with me?’ brengt Mary één van haar absolute prijsnummers. Ze zingt het nummer samen met Bill Kelly. Vervolgens mogen accordeon en fiddle aantreden in zowel ‘One Mississippi’, waarin een licht cajun gevoel wordt opgeroepen, als het tweede prijsnummer ‘A woman on hold’, waarin ook de mandoline prachtig aanwezig is. Dit laatste nummer verhaalt over haar terugkeer naar haar geboortegrond in Michigan, nadat haar kinderen het nest hebben verlaten. De titeltrack vervolgens bezingt haar favoriete tijd van de dag, de opkomst van de zon in de ochtend. Mary sluit haar mooie CD af met een ode aan haar vader (‘Daddy my dear’ met alweer mandoline en accordeon) en een stukje liefdesverdriet (‘Cry for you’, waarin dobro en national guitar schitteren). Met ‘Morning Glory’ zet Mary McGowan zich op de folk-kaart, met name de prachtige, gevoelige liedjes en de vocale arrangementen mogen er zijn. Maar ook de begeleiding is van voortreffelijk niveau. Een grote verrassing!
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 171 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Texas Tea
Album:
The Lunkship Recordings
Label:
Independent
zaterdag 22 januari 2011
Texas Tea is een alt-country duo uit Brisbane, Australië. Met ‘The Junkship Recordings’ zijn Kate Jacobson (Zang, gitaar, bas en hi-hat) en Benjamin P. Dougherty (Zang, gitaar, dobro, harmonica, mandoline, kick drum) aan hun tweede CD toe na ‘Take a sip’ uit 2006. De opnames stammen uit augustus 2007 en de CD zelf kwam uit in november 2008. Kate en Ben noemen op hun MySpace pagina een groot aantal grootheden uit de country- en blueswereld als hun voornaamste invloeden en daarbij staan volkomen terecht ‘The Cowboy Junkies’, want aan de muziek van dit illustere Canadese gezelschap doet hun muziek het sterkst denken. Met enige moeite heb ik enige informatie over Texas Tea kunnen vinden op internet, dus weet ik nu dat enkele nummers van de eerste CD van Texas Tea zijn gebruikt voor Australische films. En daarvoor is de muziek van het duo zeer geschikt. Alle liedjes op deze tweede CD zijn in mooie samenwerking tussen de twee tot stand gekomen en worden op grotendeels ingetogen wijze vertolkt. Het experiment wordt niet geschuwd, in een enkel nummer gaan de remmen los en persoonlijk vind ik dit jammer, want de ingetogen kant van het duo luistert het prettigst weg. Met ‘The Junkship Recordings’ heeft Texas Tea een overwegend aangenaam alt-country album gemaakt, waarbij de nadruk ligt op gevoelige zang en curieuze arrangementen
Fred Schmale Artist:
Stefano Frollano
Album:
Sence Of You
Label:
Independent
vrijdag 21 januari 2011
Het eerste dat opvalt aan deze CD is de verpakking. In een boekje, of meer een tijdschriftje, in een formaat dat net A5 ontstijgt, staan naast veel informatie over de musici (met foto’s) de songteksten en een bio van onze held, een Italiaan van geboorte. Stefano Frollano is singer-songwriter (zelf bezigt hij liever de term ‘composer’) die op zijn 13e klassiek gitaar leerde spelen en daarna volkomen verslingerd raakte aan de Californische muziek uit het gouden tijdperk van Crosby, Stills, Nash & Young (zijn eerste LP was ‘Déjà vu’!). In de jaren 80 van de vorige eeuw richtte hij een aantal folk-rock/blues bandjes op. Pas in 1995 kwam er een eerste CD uit, van zijn toenmalige band Skydog. Eén nummer van die CD kwam terecht op een compilatie van Sony, ‘Il blues in Italia vol. 2’, waardoor Skydog enige bekendheid verwierf. Tot 1997 kon de band hiervan leven, toen gingen de leden uit elkaar. Stefano verkaste naar de Amerikaanse Westkust om te werken aan een eerste solo-CD, die uiteindelijk in 2006 verscheen onder de simpele titel SF. Zijn tweede solo-CD, ‘Sense of you’ is tussen april 2008 en september 2009 opgenomen in Italië (Rome) en de USA (uiteraard de westkust: Californië en Oregon). We horen in de begeleiding Jeff Pevar (lead guitars en slide guitar) en James Raymond (allerlei keyboards), beiden regelmatig aanwezig in de begeleidingsband van Frollano’s favorieten Crosby, Stills en Nash, alsmede een aantal Italiaanse makkers op bas, percussie, trompet/flugelhoorn en hammond orgel. Maar liefst vijf Italiaanse schonen poetsen de achtergrond op met wonderschone vocalen. En in het fraaie akoestische ‘Hello’ is zelfs de vocale hoofdrol voor één van deze dames (Gabriella Paravati), onze Stefano is de enige andere aanwezige en schittert op zijn akoestische gitaar. De mooiste rol in de muzikale begeleiding is wat mij betreft in handen van de harpiste Giuliana De Donno (alleen die naam al!), die echt schittert in de wonderschone akoestische ballad ‘Northern lights’, waarvan de lyrics lezen als een sprookje: ‘A golden road I’ll take from the past, a dream untold that will not be the last’. De man schrijft behoorlijk poëtische teksten, waarbij de liefde zijn voornaamste inspiratiebron is – tja, je bent immers Italiaan. De muziek, overigens, is een geheimzinnige mengeling van rock, blues, pop en vooral soul en jazz (met name de bijdragen op trompet en flugelhoorn komen jazzy door) met een totale speelduur van net onder het volle uur. Goed gevarieerd, mooie arrangementen, lekkere zang. ‘Sense of you’ is een leuke CD, maar hoe plaats ik hem in mijn verzameling?
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 172 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Franco Morone & Raffaella Luna
Album:
Songs We Love
Label:
Independent
donderdag 20 januari 2011
De namen van de artiesten doen het reeds vermoeden: we zijn in Italië aanbeland. Daar is gitaarvirtuoos Franco Morrone al vele jaren bezig om het land (en wellicht ook een flink aantal liefhebbers in andere landen) te verblijden met mooi gespeelde acoustische gitaar CD’s en instructie-dvd’s. Hij wordt wel ‘The Italian poet of the Acoustic Guitar’ genoemd. Zijn inspiratie komt uit alle windrichtingen: Keltische muziek, Italiaanse liedjes, Amerikaanse originals, enz. Op ‘Songs we love’ is hij de begeleider van zangeres Rafaella Luna, een Italiaanse met een stem die sterk doet denken aan die van Joan Baez. Dus luisteren we naar 15 songs van bekende en minder bekende liedjesschrijvers en –schrijfsters. Drie origineeltjes, alle van de de hand van Luna, ‘Roses, skies blue’ (Engelstalig), ‘Il tempo per noi’ (Italiaans) en ‘La nuit’ (Franstalig). Daarnaast uit het Engelstalige erfgoed ‘Caledonia’ van Dougie MacLean, ‘My name is Luka’ van Suzanna Vega, ‘A case of you’ van Joni Mitchell, ‘All the diamonds’ van Bruce Cockburn, ‘It’s all over now, baby blue’ en ‘Forever young’ van Bob Dylan, ‘Moon is a harsh mistress’ van Jimmy Webb en ‘Where have all the flowers gone’ van Pete Seeger. Italië wordt vertegenwoordigd door Ennio Morricone (‘Cinema Paradiso’) en een Belcanto nummer (‘Caro Mio Ben’). Buitenbeentjes zijn het wonderschone ‘Plaisir d’amour’ uit de 18e eeuw en ‘Lullaby’ van Barbara Higbie. ‘Songs we love’ is een lief, wellicht te lief product van een mooi zingende Luna (je moet wel van dit soort stem houden) en een prima begeleidende Franco (mijn god, wat kan die man mooi spelen, met name in de afsluiter, het nummer van Morricone, krijgt hij de kans om ons te betoveren, ‘Cinema Paradiso’ is een wonderschoon instrumentaaltje met tekstloze zang in de laatste minuut).
Fred Schmale
Artist:
J. Shogren
Album:
Bird Bones & Muscle
Label:
JaHa Records
woensdag 19 januari 2011
De derde CD van de filosofie professor uit Wyoming (hij woont ‘de helft van de tijd’ in Zweden) is een merkwaardig product. Na ‘Jahamericana’ en ‘American Holly’ is er sinds kort “Bird Bones & Muscle’, waarop Shogren met zijn gruizige stem een vijftiental eigen songs brengt in een genre dat ik nog het best zou kunnen omschrijven als ‘eigentijdse old-time music’. Zelf bespeelt Shogren de resonator gitaar, ‘gewone gitaar’ en zijn makkers in zijn band spelen banjo (een duidelijke hoofdrol op de CD, bespeeld door zijn belangrijkste compaan Jalan Crossland), washboard, euphonium, fife, clarinet, accordeon en drums. Op vocaal gebied zijn er de nodige aparte uitingen: barbershop quartet, yodels, veel ruige samenzang (genoteerd als ‘vocal hubbub’). De digipack waarin de CD is verpakt vermeldt op de achterzijde de titels van de 15 liedjes en ook daar is sprake van een niet alledaagse aanpak: de volgorde van nummer 4 tot en met 14 is blijkbaar op het laatste moment gewijzigd, hetgeen wordt aangegeven met de nieuwe titels in een wit blokje, over de oorspronkelijke titels heen. Terug naar de muziek. De eerste vier nummers zijn pittig rockend, dan komen twee zeer rustgevende ballades, het prachtige melodieuze ‘Big blue bird of happiness’ met een prachtige gitaarbegeleiding en het singersongwriter vehikel ‘Paper barn’. Er komen vervolgens twee bluesy nummers, waarbij ‘Procrastinator blues’ door de accordeon zydeco-achtig is. De titeltrack is stevig rockend, ‘Polkagris’ klinkt als een Tiroler dijenkletser, waarna de banjo weer van zich doet spreken, onder meer in de ballad ‘Southern isle of pearl’. De laatste drie nummers zijn respectivelijk country-achtig (‘Wandering foot’), folkgetint (‘Judge and the hangman’) en vrolijk gek (‘Riddle to rags’). ‘Bird bones & Muscle’ is een aparte, eigengereide CD met muziek die niet makkelijk in een hokje is te plaatsen. Het meest opvallend is en blijft de groepsvocalen en het banjospel.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 173 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rebecca Turner
Album:
Slowpokes
Label:
Independent
dinsdag 18 januari 2011
Op het voor mij onbekende maar om begrijpelijke redenen sympathieke label FRED komt onder nummer 1995 de tweede solo-CD van de Amerikaanse singer-songwriter Rebecca Turner. Rebecca is geboren en getogen in L.A. en kreeg als kind veel te horen van de Californische scene uit de jaren 70 en 80. In haar collegetijd in NYC ging ze zingen in een a cappella trio, maar eind jaren 90 vond ze haar definitieve liefde, de country muziek met Nanci Griffith en Trisha Yearwood in de hoofdrollen. Ze gaat optreden, ontmoet haar man Scott Anthony, die nu tevens haar bassist is en haar beide CD’s tot dusver, ‘Land of my baby’uit 2005 en dus nu ‘Slowpokes’, heeft geproduceerd. Op haar website is Rebecca zeer te spreken over de begeleiding op haar nieuwe CD, vol trots vermeld ze de namen van haar begeleiders met de namen van de bekende artiesten voor wie zij allemaal hebben gespeeld. Zo blijkt manlief Scott o.m. te hebben gespeeld met Daniel Lanois en Lloyd Cole. Gitarist Rod Hohl (mocht de productie ondersteunen) speelde bij Mary Lee’s Corvette en drummer Steve Goulding bij Garland Jeffreys en Elvis Costello. Instrumenten die regelmatig voorbij komen zijn pedal steel (heeft een belangrijke rol in vrijwel elk nummer), piano, banjo, orgel en mandoline. De elf eigen liedjes met een totale tijdsduur van iets meer dan 35 minuten zijn allemaal van Rebecca zelf en mengen folk, country, powerpop en rock. We horen stevige rockers maar ook zeer gevoelige ballads zoals ‘Comfort you up’. Haar teksten handelen voornamelijk over liefde en kennen een eigen stijl, getuige dit fragment uit voornoemd ‘Comfort you up’: ‘I can make you laugh not fakely, live awakely. I’ll gladly turn my head towards you. And all your dumb mistakes are forgiven. I see that as a part of you; I swear I could never be bored by you. ‘Cause you’re a lovely person, dammit and you can’t do a thing about it’. Slowpokes is een aardige CD, maar mist overtuigingskracht. De liedjes zijn te eenvormig, Rebecca’s stem te vlak. Wel is er een leuke afwisseling van snellere nummers en ballads en ook de begeleiding kent de nodige variatie al is de drummer vaak wat simpel bezig.
Fred Schmale Artist:
D.B. Reilly
Album:
Love Potions And Snake Oil
Label:
Shut Up & Play
maandag 17 januari 2011
Ze zijn er nog altijd, die leuke verrassingen, in het onderhavige geval is dat niet alleen de ongewone verpakking - een metalen doosje à la de sigarenverpakkingen met op voor en achterkant verwijzingen naar die geheimzinnige gezondheidsproducten die door louche firma’s en ditto doktoren gedurende lange tijd aan het begin van de twintigste eeuw aan het goedgelovige volk werden gesleten. Het product waarnaar op deze manier wordt verwezen is de muziek op de CD, de debuut-CD van ene D. B. Rielly uit New York. Een hele vrolijke en verfrissende CD is het met een tiental songs van ene Daniel Alvaro, een persoon waar geen informatie over te vinden is, waardoor het mij niets zou verbazen als het de echte naam van Rielly zou betreffen. De muziek is een aanstekelijk mengsel van zydeco, Texaanse blues, ballads die prima zouden passen in het repertoire van de Texas Tornados en alt country. Rielly speelt accordeon, gitaar, harmonica, rubboard en piano. Zijn belangrijkste makkers op deze CD zijn gitarist Hiromasa Suzuki, bassist Bruce Gordon en percussionist Robin Khemani. Uiteraard is er nog meer hulp, maar dat blijft beperkt tot een enkel nummer. De liedjes gaan voornamelijk over de liefde, getuige de titels ‘Don’t give up on me’, ‘Save all your kisses’, ‘I got a girlfriend’ (met een vette knipoog, dat wel), ‘Loving you again’ en ‘Love me today’. De aanstekelijke zydeconummers ‘One of these days’, ‘I got a girlfriend’ en het allerlekkerste ‘We’re all going straight to hell’ met een lekkere vette accordeonpartij van Rielly zelf zijn netjes tussen de ballads en bluesnummers gezet. D. B. Rielly debuteert met een vrolijk stemmende aanstekelijke CD met een riedel verrukkelijke songs erop. Om gewoon een aantal keren achter elkaar af te spelen op de i-pod of op de CD-speler tijdens een gezellig barbecuefeest op een zwoele zomerdag. Puike Newyorkse Americana met invloeden uit de zuidelijke staten van de USA, heerlijke CD.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 174 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Kara Suzanne
Album:
Parlor Walls
Label:
Independent
zondag 16 januari 2011
Kara Suzanne is afkomstig uit en actief in Brooklyn en heeft onlangs haar tweede CD, Parlor Walls, aan de wereld gepresenteerd. Een behoorlijk eigen geluid weet deze dame te verwezenlijken, de basis is countryrock, maar ze verweeft haar sound met folk, blues, jazz en swing en bakt zodoende een eigen Americanamix! De elf songs op de CD zijn zonder uitzondering van de hand van onze heldin. De basisbegeleiding is in handen van haar band ‘The Gojos’ met Kara op gitaar en vocals en verder bas, drums en twee veelkunners: David Cieri op clavinet, hammondorgel, mellotron, piano en wurlitzer en Bill Mead op gitaren, harmonica, lap steel en pedal steel. Een uitstekende basis! In de uitbreiding zitten de nodige blazers (trompet, flügel hoorn, tenorsax, clarinet, bas klarinet) en nog wat keyboards en gitaren. In de schitterende afsluiter ‘Wake up with me’ is een achtkoppig koortje actief. De afsluiter eindigt in prachtige swingende jazzsferen met een clarinet in de hoofdrol, om helemaal week van te worden. Dat geldt in feite voor de hele, voor mij zeer verrassende CD. Subtiele songs, prachtige arrangementen, mooi gezongen, mooie begeleiding. Alle liedjes raak! Kara Suzanne is een singer-songwriter om in de gaten te houden
Fred Schmale Artist:
Mark Ripp & The Confessors
Album:
Long Story Short
Label:
Independent
zaterdag 15 januari 2011
Mark Ripp is een Canadese veteraan uit Toronto, die al meer dan 30 jaar in de muziek actief is. Hij begon ooit als troubadour in de plaatselijke bars, waarna hij zich ontpopte als een gedreven rootsrocker. Als frontman oogstte hij veel lof in de rockband The Bel-Vistas, waarmee hij een aantal albums opnam, zoals Pretty Ugly, dat door het Duitse label Blue Rose Records werd uitgebracht. Halverwege de jaren negentig trok Mark Ripp zijn eigen plan. Zijn debuut als solo-muzikant maakte hij in 1997 met Wherever I Go en vijf jaar later volgde Minor Miracle. De opvolger liet lang op zich wachten, nadat Mark’s studio-engineer zich op het allerlaatste moment terugtrok. Mark Ripp nam de productie in eigen hand, maar het kostte enige tijd om de kneepjes van het vak onder de knie te krijgen. Vandaar wellicht de enigszins cryptische titel van Ripp’s nieuwe schijf Long Story Short. Met behulp van twee oud-gedienden t.w. The Bel-Vitas gitarist Bob Hamlyn en drummer John Toffoli nam Mark in zijn eigen studio elf nieuwe songs op. Het is vooral een schijf waarop de gitaar een belangrijke rol vervult. De openingstrack Miserable Life zit vol kraakhelder Byrds-achtig gitaarspel. Het is meteen het beste nummer van het album en doet mij enigszins denken aan Southside Johnny’s versie van Walk Away Renee. Daarna volgt het rustige Angel To Lead Me Home dat naarmate de duur steeds bombastischer wordt door stevig gitaarspel en overbodige ‘strings’. Nothing Personal is een geslaagd liedje met een apart ritme, gevolgd door een stevig rocker Bad Head Baby, dat gepaard gaat met schreeuwerige zang en scheurend gitaarwerk. Sommige liedjes doen denken aan de muziek van REM, zoals bijvoorbeeld Protected. Het album sluit af met het meer dan vijf minuten durende Scarborough Sunset met fraai gitaarspel van Bob Hamlyn. Kortom dit is vooral een gitaaralbum voor liefhebbers van bijvoorbeeld REM en Tom Petty.
Paul Jonker
woensdag 13 juni 2012
Pagina 175 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Jon Fox
Album:
Crooked Wheels
Label:
Independent
vrijdag 14 januari 2011
Een tikkeltje tricky is het wel als een je plaat op het eerste gehoor al heel erg goed vindt. ‘Crooked Wheels’ van Jon Fox uit Tennessee is mogelijk zo’n plaat van het type ‘hoge toegankelijkheid, snelle vergankelijkheid’. De tijd zal het leren, maar voorlopig geniet ik met volle teugen van tien heerlijke niks – aan – de – hand – gitaarliedjes. Tien stuks en allemaal onweerstaanbaar door de pakkende roots-alt.countrypopmelodieën, dito hooks & break, gepassioneerde (samen) zang en de ontzaglijk strakke begeleiding. Daaroverheen heeft Fox als producer, nog eens een even fonkelende als ronkende sound gelegd. Om je vingers bij af te likken, zo mooi is het gitaarspel en - geluid van Tim Betts en dat geldt ook voor de frisse piano- en romige orgelklanken van Dave Fox. Inderdaad, zijn vader! Jon Fox schrijft graag rollende (train)songs, die van iedere autorit een feestje maken. ‘Crooked Wheels’ is een volkomen pretentieloze plaat die uit pure liefde voor muziek gemaakt is.
Huub Thomassen Artist:
Winterbloom
Album:
Traditions Rearranged
Label:
Independent
donderdag 13 januari 2011
Het verschijnsel neemt in omvang toe: singer-songwriters die de krachten bundelen. Dat er op allerlei locaties schrijfweekends worden gehouden mag een bekend feit zijn, dat er met een zekere regelmaat CD’s verschijnen waarop meerdere artiesten samen musiceren kan ook niemand zijn ontgaan. De onderhavige CD is een EP met 8 liedjes (bijna 27 minuten) die het viertal Antje Duvekot, Anne Heaton, Meg Hutchinson en Natalia Zukerman eind 2009 opnamen ter gelegenheid van ‘the season’, zoals de Amerikanen de periode rond Kerst graag aanduiden. Drie liedjes zijn nieuw, van de hand van Antje (‘Thanks for the roses’), Anne (het fraaie jazzy ‘As you are’) en Meg (‘Of the Magi’, geïnspireerd door het korte kerstverhaal ‘The gift of the Magi’ van O. Henry uit 1906), de overige liedjes hebben een traditionele achtergrond, zoals de Russisch/Yiddishe folksong ‘Tumbalalaika’ (ingebracht door Natalia), ‘O holy night’ (van origine een Frans liedje uit 1847) en ‘Stille nacht, heilige nacht’ (Duits en in het Duits a cappella gezongen door Antje en Meg). Greg Brown tekende voor Rexroth’s daughter en nummer 8 is de Amerikaanse ‘traditional’ uit 1947, ‘Have yourself a merry little Christmas’. Die verschillende invalshoeken hebben te maken met de diverse achtergronden van de vier dames. ‘Traditions rearranged’ is een gevoelig werkstukje, mooi gezongen door vier Bostonse engelen, met een ‘uitgeklede’ begeleiding van gitaar, lap steel gitaar, dobro en piano. Nooit zijn er meer dan twee instrumenten tegelijk aan het werk. Mooie sfeermuziek, de lezers die de concerten op 15 en 16 december in ons land meemaakten zullen hebben genoten. Ik heb in ieder geval de EP in mijn hart gesloten.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 176 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Ben Weaver
Album:
Mirepoix And Smoke
Label:
Bloodshot Records
woensdag 12 januari 2011
Naar eigen zeggen was het, na het uitbrengen van The Ax In The Oak in 2008, tijd voor persoonlijke bezinning. Het bleef niet zonder gevolgen. Ben Weaver scheidde van zijn vrouw, zorgde voor de kinderen, vond een baan als kok, liet zijn hond vaker uit en verbleef veel in de vrije natuur in Minnesota. Meer dan voldoende inspiratie aanwezig voor zijn nieuwe plaat Mirepoix And Smoke, die tekstueel en muzikaal hiervan verslag doet. In een half uur horen we negen uitsluitend akoestische songs, die met gemak kunnen wedijveren met de somberheid van bijvoorbeeld Townes van Zandt of de treurnis van John Prine. Akoestische gitaar, banjo, wat percussie/drums en harmoniezang van ene Erica, vormen de schaarse instrumentale begeleiding van zijn mooie, diep warme stem. Intense, openhartige, breekbare, claustrofobische en hoe dan ook, tot op het botgaande liedjes. Beslist een indrukwekkende cd al staat deze vaststelling, wat mij betreft, niet gelijk aan vaak draaien. Heb je goeie zin, dan kom je daar niet snel op en ben je somber, zet je hem niet gauw voor het plezier op. Tja, wel mooi, maar moeilijk.
Huub Thomassen Artist:
Wilder Embry
Album:
The Bottle
Label:
Independent
dinsdag 11 januari 2011
Vanuit Nashville bereikt ons de derde CD van Wilder Embry. Hij zit in een net boekje met de teksten van de negen eigen liedjes op de binnenflappen en keurige informatie over de acht musici die op de CD spelen of zingen, inclusief mister Embry himself (vocals en tenor guitar). De productie en techniek is in handen van ene Justin Tocket (in één nummer zingt hij mee) met hulp van Adam Bednarik. Ook op één van de flapjes het obligate leger bedankjes. Wie is toch deze Wilder Embry, hoor ik jullie vragen. En ik ben even nieuwsgierig. Op Wilder’s My Space staat onder ‘info over Wilder Embry’ het volgende zinnetje: ‘Wilder Embry is a god, I mean a dog’. En daar moeten we het dus mee doen. Op dezelfde pagina staat bij invloeden onder meer: ‘Leonard Cohen, Lucinda Williams, Slaid Cleaves, Ron Sexsmith, Tom T. Hall, Richard Buckner, Beatles, Wilco’. Hij klinkt volgens sommigen als Neil Finn. OK, toch de nodige informatie. Ik mis een naam in dit rijtje van de artiest met wie ik Wilder nadrukkelijk wil vergelijken: Steve Young. Zowel de stem als de muziek hebben volgens mij behoorlijk veel verwantschap met de vroege Steve Young, de man die we kennen van het Eagles-succesnummer ‘Seven bridges road’. En dat is heel prettig. Luister maar naar het nummer ‘Couple few’. Dus horen we een man met een ‘volle stem’ die zijn eigen prettig in het gehoor liggende songs met een lekker vet country-rock bandje brengt. Ruimte is er in de begeleiding voor gitaren, mandoline, pedal steel, keyboards/piano en bas en drums. Er is één cover, van Leonard Cohen: ‘A famous blue raincoat’. Om een proeve van zijn kundigheden als tekstschrijver te geven volgt hier het eerste part van de titelsong, een midtemponummer met hoofrollen voor orgel en elektrische gitaar: ‘’ Sandspurs and grandeurs, game rooms and high scores, post holes and fish net, sweet souls and no regrets, bird songs and backyards, small wrongs with uno cards, dingo boots and easy roots. All but squandered are these, that was before the bottle came to me’. ‘The bottle’ is een lekkere luisterCD van een verrassend goede singer-songwriter.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 177 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Neil Nathan
Album:
The Distance Calls
Label:
Pirate Vinyl
maandag 10 januari 2011
Zin in een mooie popplaat? Zo ja, dan is het debuutalbum ‘The Distance Calls’, van de in New York wonende Neil Nathan, een uitstekende optie. Omdat hij heel graag met producer Bobby Harlow wilde werken, toog Nathan naar Detroit, waar met muzikanten uit locale bands (o.a. Deadstring Brothers, Dead Weather, Kid Rock, Queens Of The Stone Age) vijftien popjuweeltjes werden opgenomen. Zijn liedjes zijn namelijk uiterst toegankelijk, puntig, vlot en vrolijk, ontroerend en spitsvondig en natuurlijk doorweekt van invloeden uit de rock ‘n’ roll, zestigerjaren pop, classic rock, garagerock en een beetje americana. Alle nummers zijn van hem zelf, met uitzondering van de Jeff Lynne compositie ‘Do Ya’ waarmee de cd opent - die hij, slechts begeleidt door orgel en piano, tot een uitermate tedere ballade heeft bewerkt. Nathan bezit een stemgeluid dat wel iets wegheeft van Cat Stevens in de rustiger passages (bijvoorbeeld de zeer fraaie pianoballade ‘Don’t Walk Away’ of het orgelliedje ‘Eyes Wide Open’) en die van Matthew Sweet, zodra het tempo en gitaarvolume flink worden opgeschroefd. Met de gevoelige, ultrakorte, akoestische gitaarliedjes ‘Far You’ en bonustrack ‘To You (A Happy Birthday Song’) eindigt de cd even rustig als die begon. Kort en goed: in Neil Nathan huist een voortreffelijke popsongsmid.
Huub Thomassen Artist:
Phil Minissale
Album:
Young Fool
Label:
Independent
zondag 9 januari 2011
Phil Minnisale is inderdaad jong, slechts 23 jaar oud, maar of hij echt een fool is, blijft onduidelijk na het beluisteren van deze inmiddels tweede CD van hem, na ‘Home to me’ in 2008. De jongvent speelt gewoon een lekkere meestentijds akoestische bluesy gitaar in de ‘fingerpicking style’. Hij groeide op in het zuiden van Pennsylvania en luisterde op zeer jonge leeftijd graag naar artiesten als Elisabeth Cotton, Sonny Terry/Brownie McGhee, Jorma Kaukonen en Gary Davis, muziek die hij leerde doorgronden op een onwaarschijnlijk volwassen wijze. Zijn eerste optreden was op Long Island toen hij nog maar 15 jaar jong was. Een jongbloeier dus. Maar op de rijpere leeftijd van 23 jaar kan hij er nog steeds heel wat van. Hij schrijft zijn eigen liedjes en die zijn daardoor behoorlijk eigentijds, maar hij zorgt voor een begeleiding die hij heeft gedestilleerd uit de traditionele fingerpicking van zijn grote voorbeelden. Luister wat dit laatste betreft naar het instrumentaaltje met de logische titel ‘Instrumental’, waarop Phil in zijn uppie is te horen. Dat de begeleiding in details wat modernere vormen kent, zoals de pittig aangezette achtergrond van ‘Let me explain’ komt de variatie alleen maar ten goede. Behalve Phil zijn op de CD een viertal makkers actief op bas, drums, cello, trompet en percussie (dit laatste door een man met de naam ‘Akiva the believer’). De stem van Phil doet denken aan die van Bob Dylan, een licht ruigjes klinkende tenor. Een aantal nummers springen er voor mij uit, zoals ‘I know love’ waarin cello en bas Phil op intieme wijze assisteren, hetgeen ook gebeurt op de ballad ‘Go find yourself’ – maar in dit nummer komt op het eind de trompet. Ook ‘In the end’ is een rustige ballad met nu de gitaar op een minder fingerpicking-achtige wijze op de achtergrond. Het midtempo gebrachte ‘Fighting a losing battle’ is gearrangeerd naar een original. ‘Young fool’ is een prettige folkblues CD, waarop Minnisale een leuke mix maakt van oud en nieuw. Goed gedaan.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 178 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Steve Howell
Album:
Since I Saw You Last
Label:
Out Of The Past Music
zaterdag 8 januari 2011
Steve Howell brengt ons country blues en roots-muziek met een stevige poot in de Amerikaanse folk en vleugjes rockabilly en jazz. De liedjes die hij brengt zijn van anderen, vaak van enige tijd terug of nog langer geleden. Verwacht dus prima eigen versies van songs uit de jaren twintig (Gus Kahn – ‘Ready for the River’, werd voor het eerst opgenomen in 1930; Blind Lemon Jefferson – Easy ride blues, ca 1927) via liedjes van rond de tweede wereldoorlog langs ‘Crawlin’ king snake’ van John Lee Hooker (1949) naar een rock ’n roll gevalletje van ca. 1960 (‘Farmer John’), verder met een song van Mance Lipscomb van rond 1960 naar ‘Little red hen’ van Taj Mahal (de meest recente cover, uit de jaren 70). Behalve de prettige stem van Steve, zo ergens tussen Randy Newman, Guy Davis en Ry Cooder in, wordt er op verrukkelijke wijze gitaar gespeeld door Steve, Arnie Cottrell en Chris Michaels. Af en toe horen we een mandoline, een keyboard en regelmatig percussie en bas. In het begeleidende vel worden uiteraard geen teksten vermeld, maar geeft Steve een eigen introductie voor iedere song. Hij heeft er twee jaar over gedaan om de twaalf liedjes naar zijn hand te zetten en die rustige opbouw vind je terug in het resultaat. Heel relaxed, fijn om naar te luisteren, gemaakt met liefde voor de originelen. In totaal bijna 48 minuten prima muziek, om heerlijk relaxed naar te luisteren maar zeker ook geschikt als achtergrond bij een doorzakavondje met vrienden.
Fred Schmale Artist:
Annika Fehling
Album:
Fireflies
Label:
Rootsy.nu
vrijdag 7 januari 2011
Van het magisch klinkende eiland Gotland en uit de plaats Visby (zo’n 100 km ten zuid-oosten van Norrköping) komt de Zweedse schoonheid Annika Fehling tot ons. Gezegend met een stem als een Zweedse engel is Annika actief in de muziek sinds de vroege jaren 90 van de vorige eeuw. In 1992 won ze voor het eerst een prijs (de Zweedse ASCAP ofwel STIM-prijs) en in 1996 debuteerde ze op CD met ‘JazzFehlings’. Met ‘Fireflies’ is ze aan haar negende werkstuk toe, dat vooral een ode is aan de Amerikaanse akoestische country, de ‘mooie’ country dus. Haar liefde voor de Americana ontstond rond 2003 en is gebleven. In 2007 maakte ze een leuk album met de Texaanse singer-songwriter Dana Cooper onder de veelzeggende titel ‘Visby, Texas’ en op ‘Fireflies’ is ze in de bekwame handen van producer Will Kimbrough, zelf een begenadigd singer-songwriter en instrumentalist. Op deze in voor het overgrote deel in Nashville, USA opgenomen CD bespeelt Will gitaar, mandoline, bouzouki, synthesizer, Wurlitzer bas, percussie, banjo, hammond en orgel. En uiteraard heeft hij een aantal fraaie backing vocals uit zijn strot laten vloeien. Andere bekende begeleiders zijn Eric Fritsch (pedal steel, hammond, wurlitzer, dulcimer), Fats Kaplin (viool, oud, accordeon), Dave Jacques (John Prine – bas) en Paul Griffith op percussie. Interessant is de ‘keyfiddle’ van Josefina Paulson. Dit instrument ziet eruit als een viool, maar er zijn allerlei ‘keys’ aan de zijkant die moeten worden ingedrukt om een bepaald effect te verkrijgen. Het is een traditioneel Zweeds instrument. De beide partijen van dit bijzondere instrument, in het Zweeds ‘Nyckelharpa’ genoemd, zijn in Stockholm opgenomen. Alle twaalf liedjes zijn van Annika zelf, de helft ervan geschreven in samenwerking met een tweede persoon. Een opvallende naam bij die cowriters is die van onze goede vriend David Olney, die de afsluiter ‘I know better’ samen met Annika schreef en ook zingt! Annika maakt met ‘Fireflies’ een fijne countrygetinte CD, vol variatie. We horen op een tweetal nummers een strijkkwartet en er zijn enkele opvallend leuke melodietjes, zoals bijvoorbeeld ‘Stop’, ‘Here’ en ‘Coming around anyhow’. Wat zo’n betrekkelijk afgelegen eiland zo maar kan opbrengen! Opvallend mooi is het begeleidende boekje met 28 pagina’s, alle teksten en heel veel leuke foto’s van Annika.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 179 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Annie Keating
Album:
Water Tower View
Label:
Independent
donderdag 6 januari 2011
Twee jaar na het goed ontvangen ‘Belmont’ verscheen onlangs het album ‘Water Tower View’, van singersongwriter Annie Keating uit New York. Gelet op de albumtitel zorgde deze view van bovenaf misschien voor nieuwe persoonlijke inzichten, dan wel vergezichten, maar aangaande de muziek is bijna alles bij het oude gebleven. Dezelfde muzikale elementen van blues, rock, folk en country zijn er te horen in haar doorgaans dromerige ballades en gevoelige mid-tempo songs, die een aantal keren wordt afgewisseld met een kordaat klinkend rock- of bluesliedje. Zoals op haar vorige cd bevalt de voornamelijk intieme, mistroostige sfeer me wel, al neigt die soms om te slaan in verveling door de fluisterende, iele en op den duur zemelig aandoende manier van zingen. Met een dynamischer en avontuurlijker stemgeluid zou ‘Water Tower View’ een uitstekende plaat geworden zijn. Dat die kwalitatief toch redelijk goed overeind blijft is te danken aan de mooie melodieën en in het bijzonder de hartverwarmende instrumentele invulling. Een flinke rij gastmuzikanten op gitaren (o.a. dobro, weissenborn, baritongitaar), bas, drums, accordeon, viool, orgel, trombone en bijzang was daar verantwoordelijk voor.
Huub Thomassen
Artist:
Slowman & Friends Play Jimi Hendrix
Album:
Hey Jimi
Label:
Independent
woensdag 5 januari 2011
Moedig maar riskant om Jimi Hendrix te coveren. Daar valt heel weinig eer aan te behalen. Maar voor het Zweedse rocktrio Slowman & Friends was pure liefde voor zijn (eigen) werk de enige drijfveer, in het jaar dat hij veertig jaar dood is, een hommage aan hem te brengen met de cd Hey Jimi. Een mooi gebaar, te meer omdat ze het er heel goed vanaf brengen met de mix van hits en LP tracks, al wordt de viering nog wel geopend met het eigen bluesrocknummer Electric Angel, dat er trouwens wezen mag. Daarna is het uiteraard een en al herkenbaarheid met Fire, Manic Depression, Red House, Foxy Lady, Crosstown Traffic en ga zo maar door. Geen gedurfde interpretaties, maar vrij getrouwe doorslagen van de originelen. Angel sluit de hulde in stijl af. Inderdaad, zijn doorbraaksong Hey Joe uit 1967 ontbreekt, omdat die niet van de gitaarmaestro zelf is. Hey Jimi klinkt best lekker voor een keertje of wat. Maar heb je trek in Hendrix, dan grijp je toch gewoon iets van Jimi. Niettemin, respectvol vertolkt.
Huub Thomassen
woensdag 13 juni 2012
Pagina 180 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Gary Wright
Album:
Connected
Label:
High Wave Music
dinsdag 4 januari 2011
Kennen we hem nog? In de vijftigerjaren speelde hij een bescheiden rol in de Broadway musical Fanny. In de zestigerjaren stak hij de plas over om in Engeland psychologie te gaan studeren. Van het een kwam het ander en zo belande hij als toetsenist in de Britse rockformatie Spooky Tooth. Toen de band in de jaren zeventig uiteen viel besloot mister Gary Wright een solo carrière te starten. In 1974 resulteerde dit in het mega album “The Dream Weaver”. De titeltrack van dat album en het liedje ‘Are You Weepin’ (1977) bestormden in die jaren de Nederlandse hitlijsten. De bij keyboard iconen op handen gedragen, inmiddels zevenenzestigjarige, vedette laat weer eens van zich horen. “Connected” heet zijn veertiende release. Het is even wennen als rootsliefhebber maar wie muziek van Stealers Wheel, Humble Pie en natuurlijk Spooky Tooth met de paplepel heeft ingegoten gekregen kan niet om deze nieuwe Wright plaat heen. De CD opent met ‘Satisfied’. Niemand minder dan Ringo Starr heeft dan plaatsgenomen achter de drumkit en Jeff ‘Skunk’ Baxter (Steely Dan, The Doobie Brothers) en Joe Walsh (Eagles) verzorgen de gitaarpartijen in dat nummer. Het liedje ‘Under Your Spell’ ligt behoorlijk in het verlengde van de Wright’s wereldhit ‘Dreamweaver’ terwijl ‘Gimme Some Time’ juist weer raarvlakken heeft met die andere hit ‘Are You Weepin’. Het lijkt erop dat de tijd op Wright’s “Connected” stil heeft gestaan. Geen groots werk maar wel o zo toegankelijk en dansbaar voor oldtimers en fans. Misschien zelfs nog voor jong volk die eens een trekje willen nemen van overheerlijke zwarte Pakistan of rode Libanon. We houden een oogje in het zeil want de mogelijkheid bestaat dat Wright met Ringo Starr’s All-Starr Band, met o.a. Rick Derringer en Edgar Winter, naar Nederland komt.
Jan Janssen
Artist:
Audra Mae
Album:
The Happiest Lamb
Label:
Side One Dummy Records
maandag 3 januari 2011
Er dwarrelt dagelijks heel veel muziek langs mijn oren waaronder ook vele albums met vrouwenstemmen. Soms goed of aardig, maar heel vaak met nasaalvibrerende én valse klanken. Wat een geweldige verrassing valt mij dan ten deel bij de beluistering van deze eerste volledige cd van Audra Mae. Niks geen gemekker en schromelijk tekortschieten, maar een superstrakke stem die elke stembuiging aankan en bovendien vergezeld gaat van een perfecte voordracht; ik ben niet zo’n tekstenman maar bij Audra bereiken haar teksten zelfs mijn grijze cellen! En ja die stem, parelend en loepzuiver. Wat een genot! Met het grootste gemak schakelt haar stem van lief intiem tot glorieuze uitbundigheid. Heerlijk! Wat een pure en verrukkelijke stem! Een track als ‘Lightning In A Bottle’ verwekt bij iedere luisterbeurt weer kippenvel. Een stem soms refererend aan de ’hardheid’ van Dolly Parton, soms met de emotionaliteit van Emmylou Harris. En met name in nummers als ’The Fable’ en ’Sullivan’s Letter’ komt die andere grote stem uit het verleden om de hoek, Dusty Springfield; van fluisterend openen, langzaam de emotie opbouwend om tot slot groots en magistraal het nummer te beëindigen. Producer Ted Hutt heeft de songs een prachtig passende begeleiding gegeven door vrij spaarzaam en wat teruggehouden gebruik te maken van instrumenten als piano, gitaar, mandoline en accordeon. Alles in dienst van de schoonheid van Audra’s stem. Op Dolly Partons ‘Little Sparrow’ na zijn alle composities van Mae, wat haar grootheid nog meer onderschrijft; dit is een talent dat vele vrouwelijke singer-songwriters in de schaduw plaatst. En terecht, ware schoonheid overwint altijd!
Benny Mulder
woensdag 13 juni 2012
Pagina 181 van 182
www.realrootscafe.com
[email protected]
Artist:
Rain Perry
Album:
Internal Combustion
Label:
Groove House
zondag 2 januari 2011
Themaplaat ‘Cinderblock Bookshelves’ (’08) van liedjesschrijfster, gitariste en zangeres Rain Perry uit Californië, was een bijzonder fraaie muzikale omlijsting van haar persoonlijke jeugdervaringen. De notering (#22) in de Euro Americana Chart viel, naar mijn smaak, wel wat mager uit. Intussen begint het erop te lijken dat haar nog veel mooiere derde cd ‘Internal Combustion’ niet eens verder komt dan de bleke status van ‘goed bewaard gebleven geheim’. Hoogste tijd dus om een lans te breken voor deze groeibriljant, zijnde een fijn gestileerde maar erg verleidelijke melange van gevarieerde country/folk/soul liedjes, tot de verbeelding sprekende ‘uit haar leven gegrepen’ teksten, zeer aanlokkelijke stem en smaakvolle arrangementen. Het album bezit in hoge mate de sensuele sfeer die we ook kennen van het repertoire van Marvin Gay. Geen toeval dus dat Perry diens ‘Let’s get it on’ in een uiterst begeerlijke versie heeft gecoverd. Maar de songs uit eigen koker, waaronder ‘So you’re are the muse’, ‘Next best thing en Keanuville’ doen daar helemaal niet voor onder. De verstilde bewerking van Paul Simons’ song ‘Rene and Georgette Magritte with Their Dog After The War’ en de pianoballade ‘Perfect Storm’ onderstrepen nog eens haar fenomenale klasse. Voortreffelijk opgenomen in Austin met The Congress House Band (gitaren, bas drums, banjo, hammondorgel, blazers, klarinet) o.l.v. van multi-instrumentalist en producer Mark Hallman.
Huub Thomassen Artist:
Brian Kramer
Album:
Myself And Mine
Label:
BKB Music
zaterdag 1 januari 2011
Brian Kramer is een blanke bluesjongen, van origine uit Brooklyn en sinds het einde van de vorige eeuw actief in Zweden. Einde jaren 80 van de vorige eeuw hing hij in zijn woonplaats New York rond de grote bluesjongens in de hoop zo veel mogelijk tips en advies op te pikken van de big guys als Buddy Guy en Junior Wells. Junior Wells vond dat jonge knaapje zo goed dat hij een soort mentor voor Brian werd en in 1989 een belangrijke bijdrage leverde aan het debuutalbum van Kramer, ‘Brian Kramer and the Bluesmasters featuring Junior Wells, Win or Lose’. Het was voor Brian het begin van een decennium vol toeren en spelen in de New Yorkse club scene. In 1998 voegde Brian zich bij Eric Bibb, met wie hij een tweetal jaren zou toeren in de USA, Canada en Europa. Met ‘Myself and mine’ is Brian aan zijn zevende eigen album toe en het is het eerste album waarop hij solo te horen is. Alle songs op de CD zijn van Brian zelf, ze handelen over zijn eigen leven, zo vertelt de opener het verhaal van zijn horloge (‘Pocket watch’), maar zijn reizen komen evenzeer aan bod (‘Journey to the Delta’, ‘Rainy day in Amsterdam’). Wat doe je als je een kristallen bol zou hebben en in de toekomst zou kunnen kijken? Brian geeft zijn visie in ‘Would I do anything different?’. Brian heeft goed geluisterd naar de (Mississippi) Delta jongens zoals Son House en Robert Johnson en komt met een meer dan adequate eigen invulling van de sound van deze meesters. Het kan mij zeer bekoren, ik houd van dit soort melancholieke blues, gezongen met een lekkere gruizige stem. En ik sluit natuurlijk af met een paar regels uit zijn ‘Nederlandse’ song, ‘Rainy day in Amsterdam’: ‘Rainy day in Amsterdam, I rode in from The Hague. Pocket full of promises, destination kind of vague. I said hallo to Van Gogh like he’s an old friend of mine, achin’ familiar feeling in the back of my mind. And I can see Steve Earle sittin’ with his girl through a window as I was passing by. Well we exchanged a few words but it never once occurred to mention that I’m a Brooklyn guy’. Prima CD van een goede blueszanger en ditto guitarist, zowel slide als ‘gewoon’.
Fred Schmale
woensdag 13 juni 2012
Pagina 182 van 182