Inhoudsopgave Prof. dr. Ter Horst: Niets zo erg als bitterheid............................................................................1 Levensloop prof. Wim ter Horst.................................................................................................5 Europa als nieuwe dar al-islam...................................................................................................6 Herken momenten van verleiding”.............................................................................................9 Ruud vertelt over zijn pornoverslaving.....................................................................................10 'Jezelf vergelijken met een prediker is gevaarlijk'....................................................................11
Artikelen Goed Nieuws jg 39 nr 1 Prof. dr. Ter Horst: Niets zo erg als bitterheid 05-02-2010 10:30 | tekst Ben Tramper Reformatorisch dagblad Prof. Wim ter Horst Zijn leven is getekend door sporen van onuitwisbaar verdriet. Prof. dr. Wim ter Horst, emeritus hoogleraar pedagogiek en auteur van veelgelezen boeken over liefde en troost, verloor drie kinderen op jonge leeftijd. Juist in de periode dat er licht in de tunnel gloorde, kreeg zijn vrouw het bericht dat ze ongeneeslijk ziek was. „Ik heb vaak gebeden: Geef dat ik niet bitter word. Niets is zo erg als bitterheid.” Over het leed dat hem overkwam, wil hij niet veel kwijt. „Ik doe het liefst als Maria”, zegt prof. Ter Horst (80) in de woonkamer van zijn huis in Heino, „al deze dingen in mijn hart bewaren en overleggen.” Wel is hij bereid iets te laten zien van de manier waarop hij met alle verdriet omgaat, al spreekt hij liever over het geluk dat hij hervond toen hij enkele jaren na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwde. En over zijn werk dat hij te midden van alle rouw voortzette: onderzoek naar geloofsopvoeding, het schrijven van boeken over de kunst van liefhebben en de waarde van troost bij verdriet. Prof. Ter Horst verloor al de drie kinderen die hij kreeg. Kort na zijn eerste huwelijk, ruim veertig jaar geleden, overleed een baby van enkele maanden oud. Drie jaar later verloor hij een peuter van anderhalf jaar oud. Bijna twintig jaar later trof hem een nieuwe slag: een zoon van 17 jaar oud kwam om het leven. „En net in de tijd dat ik, heel moeizaam, op de kant begon te klauteren en ik weer een beetje blij kon zijn met kleine dingen, kreeg mijn vrouw kanker. Binnen een halfjaar was ze overleden.”
Onvoorstelbaar. „Het is iets waar ik nooit meer overheen kom. Het spreken erover maakt veel in me los. Ik kan zomaar in huilen uitbarsten. Zou ik er dieper op ingaan, dan ben ik een paar dagen compleet van streek.” Hoe geeft u alle verdriet plaats in uw leven? „Ik laat het er zijn. Het mág er ook zijn. Zeker, het ene moment laat het zich meer voelen dan het andere. Verdriet komt op en het zakt ook weer wat weg.” Nooit bang kopje-onder te gaan? Hij denkt even na. Citeert dan Psalm 27: „Zo ik niet had geloofd dat in dit leven, mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou, mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.” Ik heb altijd gebeden: Heere, geef dat ik niet bitter word. Er was alle reden voor. Wat ik anderen voorhoud, houd ik ook mijzelf voor: Heb maar verdriet, word niet bitter, zoek het midden tussen jezelf laten gaan en jezelf aanpakken, blijf geloven in God, in de kracht van Zijn Woord, in de komst van Zijn Koninkrijk, in de tijd die komt waarin alle tranen van de ogen worden afgewist. Als je die troost hebt, ontstaat er pas echt verdriet. Anders blijft er niets over dan kwijnen, bezwijken, verbitteren, verharden.” Komt er dan ook ruimte voor vreugde? „Zeker. Vreugde en verdriet bijten elkaar niet. Toen mijn vrouw overleed, dacht ik: Nu is m’n levensgeluk voorbij, nu kan ik me aan niemand meer binden, ik wil het ook niet meer. Totdat onverwachts de vrouw in m’n leven kwam met wie ik inmiddels bijna twintig jaar getrouwd ben. Opeens was ze er: de liefde. Ze overkwam me. Ik vond haar zonder dat ik ernaar had gezocht.” U bent door grote diepten gegaan. Is er een persoon in de Bijbel met wie u zich verwant voelt? „David.” Geëmotioneerd: „Het gebeurde tijdens een van de dieptepunten van m’n leven: ik zette de radio aan en hoorde iemand vertellen over de geschiedenis van David waarin hij het bericht van de dood van zijn kind hoort. Toen waste hij zijn aangezicht, staat er. Dat verhaal raakte me diep. Treffend is wat David uitroept na de dood van zijn Absalom. „O Absalom, ware ik voor u gestorven.” Dat is zo herkenbaar...” U schrijft in een van uw boeken over de doolhof van verdriet. Wat u op wetenschappelijke manier optekent, is in feite een reflectie op uw eigen ervaringen? „Zeker. Ik stam uit een periode waarin er nog niets over therapie en slachtofferhulp op papier stond. De generatie pedagogen waartoe ik behoor, moest alles zelf uitvinden. Wij zijn pioniers
geweest: wij kregen de opdracht hulpverleners te onderwijzen, maar de methodes ervoor mochten we zelf bedenken.” De meeste van uw boeken beleven tal van herdrukken. Hoe krijgt u dat voor elkaar? „Misschien houdt het verband met mijn kijk op de wetenschap. Die speelt zich wat mij betreft niet af op een hoge, Bibelebontse berg waar niemand bij kan, maar begint op de vloer, in het alledaagse leven van mensen. Wat houdt hen bezig? Waar maken zij zich druk om? De antwoorden op die vragen moet je analyseren en abstra-heren. Maar dan ben je nog niet klaar. Wetenschappers moeten terug naar de vloer. Hoe zetten we het zilver om in pasklare munt, zodat we anderen van dienst kunnen zijn? Dat is het moeilijkste wat er is.” U hebt er kennelijk een speciale gave voor. „Mijn boeken zijn eerder vrucht van transpiratie dan van inspiratie.” U wordt omschreven als een empathisch man. Hoe belangrijk is invoelingsvermogen voor u? „Heel belangrijk. Het is mooi om van iemand zijn leeftijd en belastbaar inkomen te weten, maar daarmee ken je zo’n persoon natuurlijk nog niet. Daar is meer voor nodig: kennis van het hart. Wat houdt mijn geliefde bezig? Wat gaat er om in mensen die op m’n weg komen? Zo kom je tot wezenlijke ontmoetingen. Empathie is een gave die je tot ontwikkeling kunt brengen. Heb oog voor de ander. Wees je bewust van het belang van stilte. Ga naast iemand zitten, blijf rustig, luister. Liefde is hierbij essentieel. Zij maakt je helderziend.” Helderziend? „Ja. Mensen die liefhebben, zien meer dan mensen die niet liefhebben. Zij proberen door de buitenkant van mensen heen te kijken. Ik weet dat wat ik nu zeg, niet strookt met opvattingen van moderne wetenschappers. Maar dat scheelt me niks. Blaise Pascal schrijft er al over, bij Augustinus en Calvijn tref ik dezelfde gedachten aan.” Lachend: „In Leiden noemden collega’s me wel een bevindelijk pedagoog. Terwijl ik helemaal niet uit bevindelijke kring afkomstig ben.” Wat is uw kerkelijke achtergrond wél? „Ik ben gewoon hervormd. Zonder toevoeging.” Van huis uit? „Nee, ik ben niet christelijk opgevoed. Tot mijn achtste deden mijn ouders nergens aan. Totdat mijn vader het besluit nam op zondag voortaan naar de hervormde kerk in Borne, in Twente, te gaan. De eerste keer dat ik er kwam, maakte diepe indruk: het middeleeuwse gebouw, de fresco’s op de muur, de oude preekstoel. Ik dacht: Hier leven mensen met een geheim, daar wil ik meer van weten.”
Hoe omschrijft u dat geheim? Wat is volgens u de kern van het geloof? Na enige stilte: „Wat bij me opkomt, is: Christus en Die gekruisigd en opgewekt.” U bent nu lid van de Protestantse Kerk in Nederland. Hoe gaat u om met de breedte ervan? „Ik ben als ouderling enkele jaren lid geweest van de hervormde classis Nijmegen. De predikanten hebben mij vrij snel preses gemaakt. Vermoedelijk komt dat doordat ik een man ben die niet graag in tegenstellingen denkt. Daar ben ik te Twents voor.” U legt liever het accent op vrede dan op waarheid?
„Zo zou ik het niet willen zeggen. Voor mij is de waarheid een Persoon. Bonders, confessionelen –mij zijn ze allen van harte lief. Ik heb gemerkt dat achter dat wat mensen zeggen vaak goede bedoelingen schuilgaan. Toen ik in Woerden woonde, was prof. C. Graafland mijn wijkpredikant. De zekerheid des geloofs, dat was een thema waaraan hij veel aandacht schonk. Wat God belooft, is waar, ook al zou mij alles ontvallen en heb ik niets in handen.” Onderzoek wijst uit dat ouders in de reformatorische gezindte worstelen met opvoedingsvragen. Kijkt u ervan op? „Helemaal niet. De tijd van nu is zo anders dan die waarin wij opvoedden. Iedereen wist destijds wat er van hem werd verwacht: de waarden en normen waren overal hetzelfde. De secularisatie, de technische ontwikkelingen en de veranderingen in gezagsverhoudingen hebben alles in de samenleving veranderd. Niemand kan de invloed die daarvan uitgaat, ontlopen. Vandaag de dag leeft de een zo en de ander zus.” Wat adviseert u mensen met pedagogische onzekerheid? „Je moet wat hebben met het geloof. Het moet echt zijn. Het is niet genoeg als het geloof voor jou niet meer is dan een of andere liefhebberij. Kinderen voelen feilloos aan of iets je aan het hart gaat of niet. Daar hebben ze een speciale antenne voor. Aan de opvoeding zit een kennisaspect: ouders moeten hun kinderen verhalen bijbrengen. Liederen ook. En gebeden. Maar zeker zo belangrijk is het betekenisaspect: wat zeggen al die verhalen nu voor het dagelijkse leven? Als kinderen niet aan vader en moeder merken dat Bijbellezen, bidden en zingen iets met hen doen, dan zal het met hen evenmin snel iets doen.” Waarom zet u zo sterk in op het geloof? „Vuur ontstaat alleen door vuur. Wie zijn kinderen een muzikale opvoeding wil geven maar zelf niets heeft met muziek, kan het wel vergeten. Ik heb zelf ooit les gehad van een wiskundeleraar die als ritmeester had gediend bij de veldartillerie. Een ruwe kerel. Hij schreef het bord altijd helemaal vol sommen en formules. Ik vergeet nooit het moment waarop hij van het ene getal een hulplijn naar het andere getal trok en toen met ontroering in zijn stem zei:
„Moet je eens kijken hoe mooi...” Ik begreep er niets van, maar ik voelde wel aan: die onbehouwen kerel ziet iets wat ik niet zie. Als ouders geen verborgen omgang met God hebben, dan weet ik niet zo goed wat ik nog kan zeggen. Misschien dit: Geloof is een gave van de Heilige Geest. En de Heere is gul om het uit te delen, hè?” U schrijft in een van uw boeken: „Opvoeders moeten wat ‘over’ hebben voor hun kinderen: liefde, hoop, geloof.” Wat bedoelt u ermee? „Heel letterlijk: heb je als ouders nog tijd en energie over? Of kom je zelf tekort? Als dat het geval is, heb je niets om met je kinderen te delen. Dat is ernstig. Ga met je kind de sneeuw in. Kijk samen naar een vogeltje. Raap een veertje op en zeg hoezeer je geroerd wordt door de schoonheid van de natuur. Als je je hart laat spreken en je je verwondering uit, gaan kinderen als vanzelf resoneren. Onlangs zei ik tegen een vader en moeder: „Jullie hebben niets voor je kinderen over.” Ze keken me verbaasd aan. „We hebben alles voor hen over”, zeiden ze. „Maar nu concreet”, zei ik, „doe je wel eens samen een spel? Maak je samen wel eens een reis?” „Nee, dat niet.” „Nou”, zei ik, „maak er ruimte voor in je agenda.”” Hoe belangrijk is hoop in de opvoeding? „Dat is een kernwoord, net als geloof en liefde. Over liefde schreef ik in de jaren negentig een boek. Dat vond ik nodig, omdat in die tijd erg cynisch over liefde werd gesproken. Liefde betekende alleen nog consumentenseks. Daarom heb ik voor eerherstel gepleit. Ik zeg altijd: Liefde wordt gegeven, je vindt haar, maar je moet haar blijven zoeken. Als er uitspraken van mij zijn die enig belang hebben, dan hoort daar deze zeker bij. Hoop biedt mensen uitzicht. Zij maakt dat we loskomen van een materialistische levensstijl, van onze focus op het hier en nu, van de gedachte dat alles leuk moet zijn. Het Koninkrijk van God is in aantocht. Mensen om ons heen missen dat toekomstperspectief. Christenen moeten hun dat bieden. Wij hebben schatkamers vol hoop. Laten we er ruimhartig van uitdelen.”
Levensloop prof. Wim ter Horst Wim ter Horst (Borne, 11 september 1929) is een christenpedagoog die diverse boeken over opvoeden, troosten en liefde op zijn naam heeft staan. Ter Horst was in de jaren vijftig en zestig leraar opvoedkunde aan de Hervormde Kweekschool in Amsterdam. Vanaf 1965 werkte hij enkele jaren als orthopedagoog bij de Heldringstichting te Zetten, een instelling voor jeugdhulpverlening. Kort na zijn promotie aan de Radboud Universiteit Nijmegen in 1970 werd hij hoogleraar pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1983 ging hij met emeritaat. Enkele boeken van zijn hand zijn ”Eerherstel van de liefde” (1993), ”Wijs me de weg!” (1999) en ”Over troosten en verdriet” (2004).
Eerlijkheid is begin van heiliging "Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar" (1 Joh 1:7). In het licht wandelen betekent voor alles dat we niets voor God verbergen. We vertellen Hem alles, precies zoals het is. Ik ben ervan overtuigt dat de allereerste stap die ons dichter bij God brengt, eerlijkheid is. God heeft een afkeer van hen die niet oprecht zijn. Jezus predikte meer tegen hypocrisie dan tegen wat dan ook. God vraagt niet eerst dat we heilig zijn of volmaakt, maar allereerst eerlijk. Dat is het beginpunt van ware heiliging, en uit deze bron van eerlijkheid komt al het andere voort. En als er één ding voor ons is wat we allemaal kunnen doen, dan is het besluiten om eerlijk te zijn. Belijd daarom uw zonden direct aan God. Noem zondige gedachten niet langer bij mooie namen om ze te verontschuldigen. Zeg niet bijvoorbeeld: "Ik bewonder alleen maar de schoonheid van Gods schepping" als je eigenlijk met lust in je hart naar vrouwen kijkt. Noem boosheid niet langer zoiets als een "rechtvaardige opwelling". Wij zullen nooit overwinning over zonden leren kennen als wij niet eerlijk worden. En noem nooit zonde een "fout", omdat het bloed van Jezus u kan reinigen van elke zonde, maar nooit van uw "fouten"!! Hij reinigt nimmer mensen die niet open en eerlijk zijn. Er is alleen hoop voor eerlijke mensen. "Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn" (Spreuken 28:13). Waarom denkt u dat Jezus zei dat er meer hoop voor prostituees en dieven was om het Koninkrijk van God binnen te gaan dan voor de religieuze leiders (Matt. 21:31)? Omdat de prostituees en de dieven geen pretentie hebben heilig te zijn. Vele jonge mensen keren zich af van gemeenten en kerken omdat de gemeenteleden hen de indruk geven dat zij geen strijd kennen. Daarom denken de jongen mensen "dat heilige groepje mensen zal nooit ons probleem kunnen begrijpen"! Als dat waar is van ons, zijn wij op dit punt niet gelijkvormig aan Christus, want Hij trok zondaars aan.
22-2-2010 | bron: Zac Poonen - vertaling Gerard Schröder
Europa als nieuwe dar al-islam 28-01-2010 10:33 | tekst Jacob Hoekman
Welbeschouwd vormen moslims met 4,4 procent nog een relatief kleine minderheid in Europa. Maar de islam wint wél terrein. Ze staan in het collectieve geheugen gegrift, de jaartallen die de islam –bijna– aan Europa verbonden. 732: de Moren worden bij het Franse Poitiers ternauwernood tegengehouden. 1529: de Turken slaan een beleg voor Wenen, maar moeten afdruipen. 1683: opnieuw staan de Turken voor de stadspoorten van de hoofdstad van het Habsburgse Rijk. Pas na een urenlange en bloedige strijd moeten ze het veld ruimen. Het was een dubbeltje op zijn kant.
Dat dubbeltje is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw allang omgevallen, analyseren sommige deskundigen. Dertien eeuwen nadat de godsdienst van Mohammed vanuit NoordAfrika de Straat van Gibraltar overstak en Spanje bezette, is het de islam dan toch gelukt om definitief voet aan wal te krijgen in Europa. En ditmaal zelfs zonder geweld. Enkele tientallen jaren van arbeidsmigratie bleken genoeg; gezinshereniging en geboorteoverschotten doen de rest. Kwamen de eerste pogingen nog vanuit het zuiden en oosten, de conclusie moet zijn dat de derde ‘invasie’ vooral vanuit het westen van Europa gestalte heeft gekregen. Dat valt goed af te lezen uit een onderzoek van deze krant naar de feitelijke stand van zaken naar de aanwezigheid van de islam in Europa. In het westen van Europa spannen drie landen de kroon: Frankrijk, Zwitserland en Nederland hebben alle drie een percentage moslims binnen de samenleving dat boven de 5 procent ligt. Overigens zitten West-Europese landen als Duitsland, België, Denemarken en Zweden daar ook erg dichtbij. Het zijn deze landen waar de derde islamitische golf zichtbaar werd. Dat komt vooral doordat er in de meeste West-Europese naties vóór pakweg 1950 nauwelijks een moslim rondliep. Na 1950 verandert dat echter in rap tempo. Enerzijds komt dat door de onafhankelijkheid van de West-Europese koloniën, waarbij heel wat islamitische inwoners van die landen hun heil in het moederland zochten – zoals de Algerijnen in Frankrijk. Anderzijds komt die toevloed door de arbeidsmigratie. In enkele tientallen jaren groeide de islam met honderden procenten. Maar een eenzijdige blik op het westen van Europa kan verhullen dat de islam in Oost-Europa al eeuwen een redelijk stabiele positie heeft, sinds de Ottomanen oprukten vanuit het Oosten en in de tijd van de Reformatie hun duizenden versloegen. Soms lijkt het westen liever te vergeten dat er sindsdien gebieden in Europa zijn die een moslimmeerderheid hebben. Albanië is daarvan het bekendste voorbeeld. En sinds kort hoort ook Kosovo daarbij, terwijl Bosnië-Herzegovina met 48 procent moslims daar heel dicht bij in de buurt komt. En wat te denken van Bulgarije, Macedonië en Montenegro? Kortom: de aanwezigheid van de islam in Europa is manifest en wordt vooral in West-Europa steeds meer nadrukkelijk. Dat is en blijft niet erg positief nieuws, zeker vanuit christelijk oogpunt niet. Iedereen die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet, zegt de apostel Johannes ronduit in zijn eerste rondzendbrief. De islamitische aanwezigheid in Europa versterkt bij organisaties zoals Hope for Europe de overtuiging dat Europa zendingsgebied is geworden. In eigen huis valt er veel werk te verrichten. Op dit punt aangekomen, is het tijd voor twee belangrijke nuances. Het eerste gevaar is dat „de” islam door een massieve benadering makkelijk als monolitisch blok gezien kan worden. Als daar al sprake van is, dan hoogstens wat betreft de centrale leerstellingen: Allah is god en Mohammed is zijn profeet. Maar of Allah de enige god is, of Mohammed de laatste profeet is, of ook niet-moslims redding te verwachten hebben: daarover bestaat veel onenigheid, nog afgezien van alle enorme culturele verschillen die er zijn. Het blijft nodig dat te benadrukken. Een soennitische Egyptenaar verschilt minstens zo veel van een sjiitische Irakees als een protestantse Zeeuw van een rooms-katholieke Italiaan. Dat besef kan complottheorieën over tot in detail afgestemde plannen voor een islamitische machtsovername in Europa de kop indrukken. Een ander, misschien nog belangrijker gevaar is dat alle moslims op één hoop worden geveegd in de mate van hun orthodoxie. Maar een islamitische identiteit houdt lang niet altijd
in dat iemand ook praktiserend moslim is. Ook mensen die niets met het geloof doen, of bijvoorbeeld alleen met het Offerfeest de moskee bezoeken –vergelijkbaar met het eenjaarlijks kerkbezoek met Kerst van veel christenen– zullen zich moslim blijven noemen. Turkije is daar een helder voorbeeld van. Op de kaart kleurt het land het donkerst, met een percentage moslims dat bijna op 100 ligt. Twintig procent daarvan noemt zich echter tegelijk seculier. Van zulke seculiere moslims zijn er relatief ook veel in Europa. Hier is de sociale controle minder groot, en soms was een seculiere instelling zelfs een reden om naar Europa te vluchten. Op dat laatste punt is er echter wel wat aan het veranderen. Moslims lijken steeds religieuzer te worden. Dat is een ontwikkeling die al begon in de jaren tachtig, maar vooral sinds de laatste tien jaar een hoge vlucht neemt. Volgens de bekende Amerikaanse islamoloog John. L. Esposito nemen de laatste jaren veel meer moslims deel aan religieuze plechtigheden. Ook dragen ze vaker islamitische kleding en zoeken ze naar manieren om de aanwezigheid van de islam in het openbare leven te bevestigen. Die opleving is zowel zichtbaar in islamitische als in westerse landen, benadrukt Samuel Huntington in zijn beroemd geworden studie ”Botsende beschavingen”. Volgens hem was in 1995 elk land met een moslimmeerderheid méér islamitisch in cultureel, sociaal en politiek opzicht dan vijftien jaar daarvoor. Iran is de enige uitzondering daarop. Omdat die islamisering zo massaal is, noemt Huntington dat de islamitische Heropleving, met een hoofdletter. Hij vergelijkt de impact ervan met die van de christelijke Reformatie.
Europa als dar al-islam –huis van de islam– is voor veel moslims dan wel een utopie, het neemt niet weg dat die utopie heel langzaam iets dichterbij lijkt te komen. Maar eensgezind – nee, dat zullen moslims in Europa voorlopig nog niet zijn.
Het onderzoek Voor het onderzoek naar de aanwezigheid van de islam in Europa is gebruikgemaakt van de volgende bronnen: – ”Yearbook of Muslims in Europe” – ”CIA World Factbook” – ”Statistieken Europees Parlement” – ”Nova Research Centre” – ”The Pew Forum on Religion & Public Life” Voor veel landen geldt dat het aantal moslims een schatting is, bijvoorbeeld omdat het verboden is voor een onderzoek te vragen naar iemands religie. Daarnaast vormen Rusland en Turkije een aparte positie. Beide landen liggen voor een deel in Europa. Voor de berekening van het percentage moslims in Europa zijn beide landen buiten beschouwing gelaten.
Herken momenten van verleiding”
01-02-2010 09:12 | Kerkredactie De liefde tussen mensen en de liefde van God zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden, aldus ds. C. Herwig. KAMPEN – De liefde tussen mensen en de liefde van God zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden, aldus ds. C. Herwig. „Als je niet weet dat je duur gekocht bent, kun je een heel verkeerd beeld van liefde en relaties hebben. Want volgens de catechismus is ook je lichaam Christus’ eigendom.” Dat zei ds. C. Herwig, hervormd predikant te Nunspeet, zaterdag in Kampen op een jongerenavond van stichting Heart Cry. Hij sprak voor een kleine vijftig jongeren over ”Vrije liefde. Over seksualiteit en relaties”. Ds. Herwig las uit 1 Korinthe 6 en stelde dat er ten aanzien van liefde en relaties altijd een vraag vooraf gesteld moet worden. „Paulus wordt geconfronteerd met allerlei problemen in de gemeente van Korinthe. Dat zijn voor hem niet slechts horizontale problemen, tussen mensen onderling. Nee, hij plaatst heel het dagelijks leven in het kader van de verhouding tot God. Overspel is verkeerd omdat je lichaam –als je duur gekocht bent– een tempel van de Heilige Geest is. Die vraag gaat dus voorop: ben je duur gekocht?” Ook de catechismus spreekt er zo over, aldus de predikant uit Nunspeet. „Wij denken wel eens dat God er is voor de ziel en de zondag en dat wij zelf de beschikking hebben over ons lichaam en de rest van de week. Maar de catechismus begint met te zeggen dat de gelovigen zowel met lichaam als met ziel het eigendom van Christus zijn. Het is bij God alles of niets.” Volgens de predikant weet ook de duivel dat het alles of niets is. „Hij probeert op dit terrein een ingang te krijgen bij mensen, om zo de verhouding tot God aan te vallen. Als je tot geloof gekomen bent, krijg je strijd op het terrein van liefde en seksualiteit. Maar hoe groot de verleiding of verslaving ook is, Christus is altijd machtig om ervan te bevrijden. Hem is alle macht gegeven.” Avontuurtje De duivel heeft vooral ingang wanneer mensen zich vervelen, aldus ds. Herwig. „Potifars vrouw verveelde zich toen haar man weg was. Daarom zocht ze een avontuurtje met Jozef. Maar Jozef wist dat dit een groot kwaad tegen God was en weerstond haar verleiding.” Het is belangrijk om het cruciale moment van verleiding te herkennen, zo benadrukte de hervormde predikant. „Dat David Bathseba zag toen hij op het dak om zich heen keek, was niet verkeerd. Maar dat hij zich op het moment dat hij haar zag niet omdraaide, dat was wel verkeerd. Hij liet zich verleiden.”
Lichamelijk verlangen naar elkaar is op zich niet verkeerd. „Het probleem is alleen, dat veel stellen tegenwoordig ook niet meer geestelijk naar elkaar toe groeien. Dat moet voorop gaan. Dan kun je in het spoor van God gaan om later in het huwelijk ten volle te ervaren hoe groot Zijn geschenk is. Terugkijkend zul je dankbaar zijn. Dan wordt als het goed is de eenheid van het huwelijk doorstraald met de eenheid met Christus.”
Hooiberg Tijdens de vragenronde is de stilte soms hoorbaar. Is zelfbevrediging verkeerd? En hoe ver mag je gaan in verkeringstijd? Ds. Herwig: „Een catechisant vroeg eens onder vier ogen of het ook verkeerd was om naar elkaar te kijken als je naakt naast elkaar in bed lag. Ik was overrompeld door zijn vraag, maar zei toen: Wat gebeurt er als je een lucifer naast een hooiberg legt? Als je van elkaar houdt en je trekt je kleren uit, moet je wel van steen zijn om niet te ver te gaan. Een belangrijke regel is dus: houd je kleren aan.”
Ruud vertelt over zijn pornoverslaving Porno Ruud was nog maar net 12 toen hij voor ’t eerst op zoek ging naar porno. Het liet hem niet meer los en naarmate hij ouder werd, gebeurde het steeds vaker. Een gewoonte werd een verslaving. Nu, vijf jaar later, vertelt hij er heel open over: waarom hij ervan afwilde en waarom dat eerst niet lukte. Maar vooral hoe hij er uiteindelijk wél los van kwam. ‘Porno is een heel hardnekkige verslaving’, weet hij uit ervaring. ‘Nu ik er in mijn omgeving over vertel, merk ik dat veel jongeren ermee zitten. Vooral jongens maar ook bij meisjes komt het steeds vaker voor.’ ‘Toen ik 12 was, kregen we thuis internet. In diezelfde periode begon ik seksueel een beetje wakker te worden en dus ging ik via de computer op zoek naar plaatjes. In het begin leek het nog vrij onschuldig, maar naarmate ik ouder werd, ging ik het steeds vaker doen. In sommige periodes was ik er bijna elke dag mee bezig. Het werd een verslaving die gepaard ging met masturberen.’ Tweestrijd ‘Eigenlijk heb ik altijd geweten dat het niet goed was wat ik deed. Achteraf had ik er vaak heel erg spijt van. Dan vroeg ik aan God of Hij me wilde vergeven en of ik weer opnieuw mocht beginnen. Bijna altijd sprak ik met mezelf af om te stoppen. Vooral na een praiseavond, een tienerbijeenkomst of een goede kerkdienst nam ik me stellig voor: nú stop ik ermee. Dan ging het een poosje goed, maar na verloop van tijd viel ik weer terug. Gewoon, dan zag ik bepaalde beelden op tv ofzo, die de begeerte weer aanwakkerden. Die begeerte ging ik dan koesteren en dan was ik weer verkocht . Zo is het een hele tijd doorgegaan. Aan de buitenkant deed ik me heel christelijk voor. Ik had met ongelovige mensen zelfs heftige discussies over het geloof. Maar ondertussen was ik met dit soort dingen bezig...’ ‘Ik vond het vreselijk, ik voelde me heel hypocriet. Toen ik 16 was, begon het verlangen om ervan af te komen, steeds sterker te worden. Ik was steeds vaker met het geloof bezig en ik had in die tijd ook een vriendin - dat was nog een extra reden. Eigenlijk wilde ik er wel met iemand over praten, maar dat durfde ik niet. Ik dacht dat ik de enige was die hiermee zat en ik schaamde me heel erg. Een paar maanden heb ik toen best wel in tweestrijd gezeten. Aan de ene kant was er een stem die zei: doe het nou maar, ga erover praten, dan ben je er vrij van. Maar aan de andere kant: nee, doe het maar niet, want het is hartstikke stom dat je dit hebt.’ Echt bevrijd ‘Op een avond kwam voor mij het keerpunt. Ik wist dat God mij wilde, maar ook dat ik me niet echt tot Hem bekeerd had. Op die avond heb ik werkelijk een keuze voor Jezus gemaakt. Diezelfde avond nog heb ik een brief geschreven waarin ik opschreef waarmee ik zat. Met die brief ben ik naar goede vrienden van mijn ouders gegaan die veel weten van de Bijbel en van
het geloof. Dat was heel spannend, want ik wist natuurlijk niet hoe ze zouden reageren. Maar dat werd een enorme opluchting… Toen ze de brief gelezen hadden, zeiden ze dat ze het fijn vonden dat ik het had verteld. Later hebben ze met me gebeden en de vloeken van de verslavingen verbroken. Want verslaving is een juk waaronder je lijdt en God wil ons van zo’n juk bevrijden. Ze wezen me erop dat Jezus ons juk heeft gedragen en dat we in plaats daarvan Zijn lichte en zachte juk mogen dragen.’ ‘Het was niet zo dat ik er op dat moment direct van af was. Soms kwam het terug en dan moest ik er wéér mee naar God toe. Ik merkte hoe trouw en genadig God is om mij steeds weer te vergeven , zodat ik opnieuw in vrijheid kon wandelen. Het ging met vallen en opstaan, maar ik kan nu zeggen dat ik echt bevrijd ben van mijn pornoverslaving.’ ‘Nee’ zeggen ‘Het belangrijkste is dat ik steeds meer heb geleerd wie ik ben en vooral wie God is. Hij heeft mij gekocht en betaald , dus ik ben niet meer van de duivel. Ik ben met al mijn zonden aan het kruis gestorven en met Christus opgestaan . Hij leeft in mij! Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Daardoor kan ik nu ‘nee’ zeggen als de duivel weer komt met zijn aanvallen. Door Jezus’ kracht blijf ik staan.’ ‘Zo werkt het echt. Je moet gewoon ‘nee’ zeggen. God belooft in de Bijbel dat als je ‘nee’ zegt tegen de duivel, dat hij dan van je zal wijken. Dus als ik nu een verleiding tegenkom, ga ik gewoon bidden en God zoeken. Het betekent wel dat ik dichtbij God moeten blijven leven. Hoe meer ik met het geloof bezig ben, des te sterker ben ik in dit soort dingen. Als dat afzwakt, ga ik weer meer tv-kijken enzo en dan gaat het mis. Maar eigenlijk wil ik dat soort dingen gewoon niet meer. Het geloof is mijn leven geworden en dan gaat het eigenlijk vanzelf. Al blijft het natuurlijk zo dat je de verleiding niet moet opzoeken.’ Andere jongeren ‘Het is steeds meer mijn verlangen geworden om andere jongeren hierover te vertellen. Dat heb ik ook gedaan op het HGJB-Scholierenweekend. Er is bevrijding, ook van deze verslaving! Door de Geest kun je je zonden overwinnen . Maar als je niet vol bent van de Geest, dan word je weer koud en komen de begeerten weer op. Het enige wat je dan kunt doen, is er opnieuw mee naar God gaan, zodat je weer sterk wordt. Ik vind het ontzettend gaaf dat ik dit aan andere jongeren mag vertellen.’ HGJB Spirit 2006/2007 nummer 5
'Jezelf vergelijken met een prediker is gevaarlijk' Iemand die geloofsgetrouw een preek luistert, maar niet trouw is in het Woord en gebed is "horende maar niet horend", vindt Paul Washer. "Je kan je leven niet baseren op de realiteit van andere predikers. Ik bewonder John Piper, maar ik kan niet op hem leven; op zo'n manier dat hij iets van God hoort, en ik daar op moet leven. Ik moet zelf naar het Woord gaan, ik moet God zelf kennen." Wat ik vandaag zie is dat mensen een preek van John Piper pakken, en dat woord voor woord na-prediken. Niet omdat de waarheid onbelangrijk is, maar ik kan je vertellen dat wanneer het uit de mond van John Piper komt, het een realiteit is, terwijl het bij zo'n voorganger een praatje is, omdat wat hij preekt vaak niet echt heeft ervaren. Hiervoor moet je zelf je Bijbel lezen en bidden. Toen ik voor het eerst ging werken voor HeartCry zei mijn leraar, een man die wandelt met God: 'Jongen, kun jij alleen zijn?' Ik dacht dat hij bedoelde dat wanneer ik waarheid zou prediken, ik alleen achtergelaten werd. Maar hij bedoelde: als alle anderen zich
bezighouden met hun christelijke activiteiten en conferenties, kun je dan alleen zijn met God? Niet met je beste vrienden of gezin, maar alleen met Gods Woord en in gebed." "Ik hoop dat ik de waarheid predik en dingen zeg die belangrijk zijn," zegt voorganger Paul Washer. "Maar het is gevaarlijk wanneer mensen zich met mij gaan associëren. Vergeet niet dat de mensen die David als eerste volgden dit deden omdat ze boos op Saul waren." Zo zijn er mensen die boos zijn op het christendom en daarom zekere predikers aanhangen. "Het eerst 'radicale' leven wat men dan tegenkomt wil men volgen. Waar men naar moet kijken bij predikers is zijn boodschap en karakter." Het is volgens Washer mogelijk dat "iemand meer opgaat in een prediker, dan Jezus Christus zelf." Hij voegt toe: "De vraag die je je moet stellen is: Houd ik echt van Jezus, verlang ik naar Christus?"