Zien, bewogen worden, in beweging komen
Zien
lijke beperking zien dat een hulpverlener ge-
Kwaliteit van zorg vindt in zijn meest wezen-
ïnteresseerd is. Maar interesse tonen is alleen
lijke vorm plaats in een betekenisvolle, goede
van waarde als de hulpverlener tijd en ruimte
relatie tussen de cliënt en de hulpverlener. Dit
vrijmaakt om aandachtig naar een verhaal te
uitgangspunt wordt onderbouwd door de re-
luisteren. Mensen met een verstandelijke be-
sultaten van een onderzoek dat we onlangs
perking geven in dit onderzoek aan dat ac-
hebben uitgevoerd bij mensen met een lichte
ceptatie en respect zichtbaar wordt wanneer
verstandelijke beperking (Roeleveld, Embreg-
zij persoonlijk benaderd worden; “niet zake-
ts, Hendriks, & van den Bogaard, 2011). Cen-
lijk of vanuit een boekje”. Ze willen als mens
traal stond de vraag aan de cliënt: Wat vind jij
gezien worden: “niet dat verstandelijk gehan-
belangrijk aan een hulpverlener? Mensen met
dicapt gedoe. Ik ben mens”. Ook ouders van
een verstandelijke beperking benadrukken het
mensen met een ernstige verstandelijke beper-
belang van interesse tonen, complimenten ge-
king en ernstige gedragsproblemen vinden het
ven, grenzen accepteren, aandachtig luisteren,
belangrijk dat de begeleider zich echt inleeft
de cliënt vertrouwen geven en de cliënt accep-
en dat hij hun kind niet als een object ziet,
teren en respecteren. ‘Even bijkletsen’ om te
maar hem als mens beschouwt. Ouders wil-
weten wat er speelt in het leven van een cliënt
len vooral sámen met begeleiders de zorg voor
laat volgens mensen met een lichte verstande-
hun kind vormgeven. Informatie-uitwisseling,
Beleid & Management Op 17 juni 2011 hield prof. dr. P. Embregts haar inaugurale rede bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar ‘Mensen met een verstandelijke beperking: Psychopathologie en behandeling’ en bijzonder hoogleraar ‘Beroepsopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog’ aan Tilburg University. Deze tekst is een samenvatting van haar oratie. WB
NTZ 3-2011
177
ARTIKEL
P.J.C.M. Embregts
Zien, bewogen worden, in beweging komen
betrokkenheid en oprechte dialoog lijken hier-
een sociaal netwerk op te bouwen en er mee
in dé bouwstenen om optimale afstemming te
samen te werken, waardoor de cliënt minder
realiseren (van der Meer, Embregts, Hendriks,
afhankelijk wordt van het professionele cir-
& Sohier, 2011). De ander als mens zien, dat
cuit (Arensbergen & Liefhebber, 2005). Pas
is wat ook hulpverleners zelf erg belangrijk
als de eigen oplossingen ontoereikend zijn en
vinden. Onderzoek van Hermsen, Embregts,
het persoonlijke sociale netwerk onvoldoende
Hendriks en Frielink (2011) maakt duidelijk
ondersteuning kan bieden bij het zelf vorm en
dat hulpverleners graag willen dat cliënten bij
inhoud geven aan het bestaan, kunnen men-
hen terecht kunnen en dat zij een onbevoor-
sen met een zorgvraag een beroep doen op
oordeeld, luisterend oor bieden. De betrok-
hulpverleners (Steman & van Gennep, 2004;
kenheid van hulpverleners is groot en men
van Weert, de Boer, & Kwekkeboom, 2007).
wil vaak iets voor anderen betekenen, mensen
Dit vraagt van hulpverleners dat zij, naast het
helpen of terzijde staan. Of zoals een hulpver-
luisteren naar de wens en vraag van cliënten
lener zegt: “Ik ben absoluut geen type dat de
ten aanzien van het netwerk, ook signaleren
hele dag op kantoor gaat zitten. Ik ben heel
wat de cliënt nodig heeft op dit gebied. Ze-
graag met mensen bezig, help mensen graag,
ker wanneer er sprake is van een meervoudige
maar voel me daar ook geen Florence Nigh-
problematiek (lichte verstandelijke beperking
tingale in of zo. Dat is overdreven. Ik voel me
en gedragsproblemen of psychopathologie)
wel heel verwant met mensen, ik wil iets voor
blijkt het in de praktijk complex om hier
hen betekenen”. Cliënten en hun hulpverle-
ook vorm aan te geven. Promovenda Ida van
ners willen dus met elkaar in medemenselijke
Asselt-Goverts richt zich op dit onderwerp en
relatie staan.
gaat na op welke manier professionals op dit
Deze bevindingen sluiten goed aan bij de
moment de sociale netwerken van jongvol-
maatschappelijke opvatting dat zorg en on-
wassenen met een lichte verstandelijke beper-
dersteuning moet worden afgestemd op de
king in kaart brengen, betrekken, versterken
wensen en mogelijkheden van de cliënten.
en uitbreiden (van Asselt-Goverts, Embregts,
Het burgerschapsparadigma is leidend gewor-
Hendriks, & Frielink, 2011).
den in de huidige zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (van Gennep, 2009).
Bewogen worden
Het proces van empowerment van mensen met
Het “zien” van hulpvragers als burgers die
een beperking wordt als gevolg hiervan sterk
recht hebben op volwaardig burgerschap en
gestimuleerd. Uitgaan van dromen en wensen
de geconstateerde behoefte om vanuit een
van cliënten, uitgaan van partnerschap en ge-
gelijkwaardige relatie zorg te bieden, heeft er
lijkwaardigheid betekent echter ook een ver-
dus toe geleid dat de taken en verantwoorde-
andering in rolopvatting van hulpverleners en
lijkheden van (toekomstige) hulpverleners in
de wijze waarop de relatie vorm krijgt (zie Fi-
beweging komen. De afgelopen jaren wordt
guur 1). Zo moet de hulpverlener in staat zijn
expliciet de vraag gesteld welke competen-
178
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
ties nodig zijn om de veranderende hulpvraag
aangesproken. Professionals lijken te worden
van cliënten te beantwoorden (Baum, 2005;
geïnstrueerd om louter op hulpvragen te rea-
McGill, Bradshaw, & Hughes, 2007). Tot nu
geren. En precies daar zit m.i. een probleem,
toe wordt een antwoord op deze vraag vooral
want alleen een verbale, cognitief te beredene-
gegeven in de oprichting van beroepsregisters
ren hulpvraag wordt vaak als geldig erkend.
met hoge eisen voor alle beroepsbeoefenaren,
Maar vaak is een ‘goed gesprek’ onvoldoende
in het opstellen van duidelijke richtlijnen en
en dient het aflezen plaats te vinden in de re-
protocollen, maar ook in het formuleren van
latie. Om de zorgsituatie in alle helderheid te
opleidings- en competentieprofielen. Deze pro-
analyseren, is het tijd voor minder aandacht
fielen zijn sterk functioneel en kunnen worden
voor beheersbaarheid en meer aandacht voor
omschreven in werkopdrachten en taaklasten.
het hulpverleningsproces. Creatief denken,
Opleidingen hebben criteria geformuleerd in
flexibel en inventief zijn en handelen baseren
termen van toetsbaar, meetbaar en objectief
op intuïtie en gevoel, zijn voor de begeleiders
waarneembaar kerngedrag. De richtlijnen en
manieren om op hun eigen manier invulling te
procedures dienen de professionalisering van
geven aan dit hulpverleningsproces (Hermsen
interventies, maar hangen ook samen met het
et al., 2011).
inperken van aansprakelijkheid en willekeur en met de noodzaak om transparant te wer-
Wat betekent dit voor de beroepsuitoefening
ken (Reinders, 2000). Binnen de zorgethiek
van hulpverleners in de zorg voor mensen met
zijn signalen zichtbaar om te komen tot een
een verstandelijke beperking? In Nederland
beweging, die de professionele zorgbeoefe-
werken hulpverleners vanuit veel verschil-
ning juist niet wil baseren op zorgverrich-
lende
tingen maar juist op zorgrelaties, vanuit het
begeleiders, maatschappelijk werkenden, the-
kader van menslievendheid (Embregts, 2009;
rapeuten, artsen, orthopedagogen en GZ-psy-
van Heijst, 2005; 2008; Pijnenburg, Leget, &
chologen. Van deze hulpverleners wordt be-
Berden, 2010). In de theorie van menslievende
kwaam en betrokken handelen verwacht. Het
zorg is het versterken van relationele banden
is van belang de vraag te stellen of we tot een
constitutief voor goede zorg. Een menslieven-
goede hulpverlener iemand rekenen die louter
de houding wordt gekenmerkt door vakkun-
vaktechnische kwaliteiten laat zien of juist
digheid, ingebed in medemenselijke betrok-
iemand die ook zijn persoonlijke kwaliteiten
kenheid. Verrichtingen als diagnoses stellen en
in kan zetten vanuit medemenselijke betrok-
behandelen gebeurt in een ruimer kader van
kenheid? Kennis en vaardigheden kunnen we
de menselijke betrekking waarin de profes-
toetsen en op relatief eenvoudige wijze trai-
sional probeert iemand bij te staan. Vanuit de
nen; attitude en persoonlijkheidskenmerken
zorgethiek is de laatste jaren gewezen op de
zijn lastiger te evalueren en te beïnvloeden.
schijnbare autonomie van mensen die afhan-
Echter, wanneer we uitgaan van de relatie en
kelijk zijn van zorg, maar als klant worden
de persoonlijke betrekking tussen de hulp-
NTZ 3-2011
beroepsgroepen:
verpleegkundigen,
179
Zien, bewogen worden, in beweging komen
Figuur 1: Verbinding praktijk, opleiden en onderzoek
verlener en een mens die zorgafhankelijk is,
als intentioneel te handelen om een beter per-
dan zijn het vooral deze kwaliteiten die van
spectief voor deze cliënten te realiseren. Om
invloed zijn op contact maken, afstemmen op
die reden wordt er ook steeds meer onderzoek
de ander, een betrekking of relatie aangaan en
uitgevoerd bij deze groep professionals.
deze onderhouden. De competente hulpverle-
We kunnen allereerst onderzoek onder-
ner zal van alle competentiegebieden gebruik
scheiden dat zich richt op daadwerkelijk
moeten maken om uit te groeien tot een be-
gedrag van begeleiders. Zo is er onderzoek
kwaam en betrokken hulpverlener. Graag licht
dat duidelijk maakt dat de manier waarop
ik dit toe aan de hand van twee belangrijke
begeleiders omgaan met behandelafspraken,
beroepsgroepen in de zorg- en hulpverlening.
hun houding en de wijze waarop zij commu-
Allereerst ga ik in op de begeleiders of onder-
niceren met mensen met een verstandelijke
steuners in het primaire proces en daarna op
beperking van invloed zijn op de ontwikke-
de behandelaren, GZ-psychologen. Bijzonder
ling en het voortduren van gedragsproblemen
in mijn aandachtsgebied staan begeleiders en
(Embregts, Didden, Huitink, & Schreuder,
behandelaren die omgaan met mensen met
2009; Hastings & Remington, 1994). Binnen
verstandelijke beperking en complexe hulp-
de theoretische stroming van het Organisatio-
vragen; van hen worden specifieke kwaliteiten
nal Behavior Management zijn verschillende
en vaardigheden gevraagd teneinde zowel in
procedures ontwikkeld om dit gedrag en han-
medemenselijke relatie met de cliënt te staan
delen van begeleiders effectief te beïnvloeden.
180
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
Met name het geven van feedback aan bege-
back wordt gekeken naar de manier waarop
leiders is zeer effectief in het realiseren van
begeleidingsafspraken worden uitgevoerd en
gedragsveranderingen. Het gebruik van feed-
hoe de cliënt hierop reageert. Een belangrijk
back hebben we in een reeks van onderzoeken
element van de training is het koppelen van
uitgewerkt door begeleiders videofeedback te
het emotioneel intelligentie (EQ) profiel van
geven over hun begeleiding van jongeren met
een begeleider aan het concrete handelen van
een lichte verstandelijke beperking (Embreg-
deze begeleider. Concreet geformuleerd: welke
ts, 2000; 2002; 2003). Door op interactieve
aspecten uit het EQ-profiel maken dat een be-
wijze met begeleiders naar video-opnamen te
geleider moeite heeft met het uitvoeren van
kijken en deze te bespreken, werd er adequa-
een bepaalde begeleidingsafspraak, of deze
ter gehandeld. Uit het onderzoek (Embregts,
juist op een zeer soepele en natuurlijke wij-
2002) bleek echter ook dat er met betrek-
ze uitvoert. In de lopende deelstudies uit dit
king tot effectiviteit van de interventie grote
promotieproject richten we ons op het effect
individuele verschillen bestaan. Begeleiders
van Begeleiders in Beeld op daadwerkelijk ge-
profiteerden niet allemaal evenveel van een
drag van begeleiders en het welzijn van cliën-
videotraining. Niet iedereen kwam evenveel
ten (Zijlmans, Embregts, Gerits, Bosman, &
in beweging zou je kunnen zeggen. Waarom
Derksen, 2011). Onderzoek van promovendus
konden we niet meer mensen in beweging krij-
Arno Willems gaat niet alleen in op de invloed
gen? Een van onze veronderstellingen was dat
die de emotionele inteligentie van begeleiders
persoonlijke kenmerken invloed hadden op
heeft op hun handelen. Ook de relaties met
de effectiviteit van een dergelijke training. Het
andere factoren als zelfvertrouwen, executief
concept van emotionele intelligentie kan tot
functioneren, persoonlijke motivatie, steun
die persoonlijke kenmerken gerekend worden
van het team en de dagelijkse variaties in in-
en is niet eerder meegenomen in trainingen die
teractiepatronen van een begeleider worden
gericht zijn op de verbetering van het gedrag
nader onderzocht opdat de interacties tussen
van begeleiders. In het project Begeleiders in
begeleiders en mensen met complexe pro-
Beeld (promovenda Linda Zijlmans) proberen
blematiek geoptimaliseerd kunnen worden.
we dan ook de effectiviteit van videofeedback
Om zicht te krijgen op deze interactiestijlen
te optimaliseren door deze te verbinden aan
van begeleiders, is de SIG-B ontwikkeld (Wil-
de emotionele intelligentie van de begeleider.
lems, Embregts, Stams, & Moonen, 2010).
Deze training bestaat uit twee onderdelen:
Ook promovenda Ellen Reuzel bestudeert de
het eerste gedeelte richt zich op de emotionele
kwaliteit en het verloop van interacties tus-
intelligentie van de begeleiders, de stijl die
sen cliënten en hulpverleners om te komen
ze hanteren in hun werk en de impact die de
tot een hierop afgestemd coachingstraject. Zij
gedragsproblemen op hen heeft. Het tweede
gaat bijvoorbeeld na in welke mate cliënten en
gedeelte richt zich op het handelen van de be-
hulpverleners in een gesprek op elkaar afstem-
geleiders waarbij door middel van videofeed-
men, zodat een zo goed mogelijk beeld wordt
NTZ 3-2011
181
Zien, bewogen worden, in beweging komen
verkregen van ondersteuningsvragen van cli-
gatieve teamsfeer worden regelmatig als be-
ënten. Zij maakt onder andere gebruik van
langrijke stressbronnen gerapporteerd (Rose,
video-analyses. De resultaten van een eerste
David, & Jones, 2003). Begeleiders van cliën-
studie laten ons zien dat begeleiders over het
ten die gedragsproblemen vertonen, blijken
algemeen dominanter zijn dan cliënten, maar
met extra bronnen van stress geconfronteerd
dat dit verschil gering is. Wel blijken ze andere
te worden (Devereux, Hastings, & Noone,
strategieen te hanteren om invloed te houden
2009; Wanless & Jahoda, 2005). Whitting-
op het gesprek. Begeleiders stellen veel vragen
ton en Burns (2005) vatten de moeilijkheid
en houden monologen. Het houden van mo-
voor deze begeleiders op pakkende wijze sa-
nologen is tegelijkertijd ook een strategie van
men door te stellen dat het moeilijk is om op
cliënten om invloed te houden op het gesprek,
een menselijke, maar ook effectieve wijze te
evenals het negeren van hetgeen de begeleider
handelen (p. 73). Wanneer er sprake is van
heeft gezegd (Reuzel, Embregts, Bosman, van
inadequaat handelen, dan kunnen hier drie
Nieuwenhuijzen, & Jahoda, submitted). Deze
factoren aan ten grondslag liggen. Allereerst
bevindingen zijn van belang voor de ontwik-
kan er sprake zijn van een gebrek aan kennis
keling van trainingsprogramma’s om cliënten
bij begeleiders over het gedrag van cliënten.
en hulpverleners op meer adequate wijze met
Ten tweede komt het voor dat begeleiders
elkaar in verbinding te laten komen opdat
inaccurate opvattingen hebben over de oor-
ondersteuning daadwerkelijk afgestemd gaat
zaken van het gedrag van cliënten. Ten slotte
worden op de wensen en mogelijkheden van
speelt de mate van negatieve emoties bij be-
cliënten.
geleiders, zoals angst en ergernis, een rol in
Het tweede perspectief van veel onderzoek
hun handelen. Een zeer recent voorbeeld is de
bij begeleiders van mensen met een verstande-
jongen Brandon, waarvan begeleiders aanga-
lijke beperking is het zoeken van verklaringen
ven de jongen iedere dag opnieuw met angst
voor gedrag van begeleiders. Rose, Jones en
tegemoet te treden.
Fletcher (2002) maken duidelijk dat stress en
In het promotieonderzoek van Wietske van
gedrag van begeleiders samenhangen. Uit hun
Oorsouw, getiteld Conscious care for complex
onderzoek komt naar voren dat het aantal
clients, worden interventiestudies uitgevoerd
interacties in de vorm van assistentie en po-
die hier rekening mee houden. Diverse trai-
sitieve aandacht tussen begeleiders en cliënten
ningsmodules zijn ontwikkeld die gebaseerd
het hoogst was wanneer het stressniveau van
zijn op praktijkervaring en wetenschappelijke
begeleiders laag was. De ander oprecht zien
kennis. In een interventiestudie naar de effec-
wordt dus lastig wanneer men stress ervaart.
tiviteit van een agressiemanagementtraining
Begeleiders in de zorg voor mensen met een
van Van Oorsouw, Embregts, Bosman en Ja-
verstandelijke beperking blijken een relatief
hoda (2010) is beschreven dat het volgen van
hoge mate van stress te ervaren. Werkdruk,
het scholingsprogramma kan leiden tot een
onduidelijke taakomschrijving en een ne-
toename van kennis over gedragsproblemen
182
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
en een verbetering in de kwaliteit van de uit-
een training het grootst is wanneer een com-
voering van fysieke interventietechnieken. Een
binatie van in-service training met coaching-
verbetering in professionaliteit zou echter niet
on-the-job wordt toegepast (van Oorsouw,
beperkt moeten blijven tot het verbeteren van
Embregts, Bosman, & Jahoda, 2009). Een
kennis over gedragsprincipes, attributies en
dergelijke combinatie van in-service training
eenvoudige fysieke vaardigheden (Bromley &
en coaching-on-the-job staat centraal in het
Emerson, 1995). Diverse onderzoekers onder-
project Competentiegericht Werken van pro-
steunen de behoefte aan aanvullende scholing
movenda Cécile Huitink. Er zijn door Pluryn
met als doel om negatieve emoties en stress-
basisprincipes opgesteld die de basishouding
niveaus te doen afnemen (Hastings, 1995;
van een competentiegerichte begeleider be-
Tierney, Quinlan, & Hastings, 2007). Een
schrijven, waaronder: 1) sluit aan bij de hulp-
dergelijke stressmanagementtraining voor be-
vraag van de cliënt, 2) richt je op wat goed
geleiders is eveneens ontwikkeld en met po-
gaat, 3) werk van probleem naar doelgedrag,
sitieve resultaten uitgevoerd (van Oorsouw,
en 4) werk doelgericht en stapsgewijs. Deze
Embregts, Bosman, & Jahoda, submitted).
basisprincipes komen in de scholing terug.
De interesse naar de kwaliteit van training
De scholing is teamgericht, bevat een door de
en coaching van begeleiders is de afgelopen
praktijk aangeleverde casus, laat deelnemers
jaren gegroeid. In de praktijk zien we een
opgedane kennis oefenen in praktische acti-
groeiend aanbod aan workshops en cursus-
viteiten en assisteert hen in het generaliseren
sen die door instellingen zelf of door externe
van vaardigheden. Ook is de scholing gericht
bedrijven worden georganiseerd. Binnen we-
op het organisatiebreed opbouwen van een
tenschappelijk onderzoek komt met name de
omgeving rondom de cliënt waarin de metho-
doelgerichtheid en effectiviteit van trainingen
diek wordt toegepast. Om de coaching vorm
steeds vaker aan de orde (Reid, Parsons, Lat-
te geven is gekozen voor coaching op basis
timore, Towery, & Reade, 2005). Wanneer de
van het pyramide-model (Parsons & Reid,
scholing voor begeleiders wordt geëvalueerd,
1995). De supervisor (teamleider of gedrags-
is er relatief veel aandacht voor de beoorde-
deskundige) wordt gecoacht door een expert
ling door de deelnemers zelf. De vraag of een
(coach) om de supervisees (begeleiders) te
training ook daadwerkelijk verbetering ople-
trainen in het toepassen van kennis en vaar-
vert ten aanzien van concreet gedrag van de
digheden. De coaching is met name gericht
begeleider of het welzijn van de cliënt wordt
op het verwerven van supervisorvaardigheden
minder vaak gesteld (Campbell, 2007). Ook
zoals het geven van feedback. De nadruk ligt
is het nog lang niet duidelijk wat de basis-
op een snelle implementatie van de opgedane
ingrediënten voor een effectieve training zijn.
kennis en vaardigheden van begeleiders in de
Gezien de essentie van scholing, is het nood-
hulpverleningspraktijk (Ricciardi, 2005). Ook
zaak om dit helder te krijgen. Uit een meta-
wordt stilgestaan bij de wijze waarop gedrag
analyse wordt duidelijk dat de effectiviteit van
van begeleiders beïnvloed kan worden door
NTZ 3-2011
183
Zien, bewogen worden, in beweging komen
de gedragsproblemen van de cliënt (Huitink,
medemenselijke relatie ook binnen de GZ-
Embregts, Veerman, & Verhoeven, in press).
opleiding onderkend wordt? Worden jonge
Ik heb u kort kennis laten maken met pro-
professionals gecoacht om professionele vaar-
motieprojecten die zich alle richten op het
digheden te leren, maar deze ook te leren com-
trainen en coachen van begeleiders en het
bineren met persoonlijke kwaliteiten? Om
onderzoeken van de effectiviteit van deze in-
hier een antwoord op te geven is het nodig iets
terventies op zowel gedrag van begeleiders
te vertellen over de competentieprofielen voor
als dat van cliënten. Een tweede groep pro-
een GZ-psycholoog. De werkgroep ‘Onder-
fessionals waar ik graag op in wil gaan zijn
wijsvernieuwing GZ-psycholoog’, geïnitieerd
de behandelaren, de GZ-psychologen. De
door de Kamer Gezondheidszorgpsychologen
GZ-psycholoog is een breed opgeleide profes-
(KGzP), legt de laatste hand aan de compe-
sional en kan werkzaam zijn in vele settingen
tentieprofielen
met cliënten met diverse problematiek. Tot het
Opleiden aan de hand van competentiepro-
takenpakket van de GZ-psycholoog behoren
fielen maakt het mogelijk de verbinding tus-
onder meer het verrichten van psychologische
sen praktijk en cursorisch deel te versterken.
en orthopedagogische diagnostiek om de pro-
Kennis kan men binnen het cursorisch deel
blematiek van de cliënt of het cliëntsysteem in
verkrijgen; het oefenen en reflecteren op eigen
kaart te brengen, te begrijpen en een adequate
professionaliteit en attitude vindt m.n. plaats
aanpak te formuleren. Daarnaast indiceert de
binnen de praktijkopleiding. Op basis van
GZ-psycholoog de cliënt voor de meest ge-
deze uitgangspunten en analoog aan de me-
schikte behandeling of begeleiding en voert
dische opleidingen worden ook ten behoeve
hij of zij vaak ook die behandelingen en bege-
van de opleiding tot GZ-psycholoog de com-
leiding uit. GZ-psychologen in opleiding zijn
petentiegebieden van het CanMEDS-model
veelal jonge professionals die, na afronding
gehanteerd: medisch handelen (voor de GZ-
van een academische vooropleiding op mas-
psycholoog vervangen door ‘psychologisch
terniveau op het terrein van de psychologie,
handelen’),
orthopedagogiek of geestelijke gezondheids-
kennis en wetenschap, maatschappelijk han-
kunde, de behoefte hebben zich verder te ont-
delen, organisatie en professionaliteit. Deze
wikkelen. Evenzo positief is het gegeven dat
CanMEDS rollen zijn in Canada ontwikkeld
de zorg- en hulpverleningsorganisaties willen
en laten een verschuiving zien van intellec-
investeren in de kwaliteit van jonge professio-
tuele vorming naar de uitoefening van of de
nals en een praktijkopleidingsplaats aanbie-
voorbereiding op het vak (Frank, 2005). Uit-
voor
een
communicatie,
GZ-psycholoog.
samenwerking,
den.
gangspunt is dat de GZ-psycholoog weten-
In lijn met de eerdere beschouwing acht
schappelijk gefundeerde psychologische en
ik het van belang juist bij deze toekomstige
pedagogische kennis, specifieke vaardigheden
cultuurdragers van zorgorganisaties de vraag
en professionele attitudes inzet om te komen
te stellen of het belang te werken vanuit de
tot doelmatige diagnostiek, indicatiestelling
184
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
en psychologische interventies. Dat betekent
reflectieonderwijs van belang is voor het ont-
dus dat hij/zij zoveel mogelijk gebruik maakt
wikkelen van professioneel gedrag kent veel
van (multi-) disciplinaire richtlijnen, gebruik
pleitbezorgers (Epstein, 1999; Rodgers, 2002),
maakt van psychometrisch onderbouwde
maar is tegelijkertijd nog nauwelijks onder-
tests, vragenlijsten en/of ‘(semi-) gestructu-
werp van onderzoek geweest. Ook het effect
reerde interviews’, en zijn/haar handelen on-
van reflectie op het ontwikkelen van profes-
derbouwt op grond van wetenschappelijke
sioneel gedrag is nog onontgonnen terrein.
kennis. Echter, niet alleen deze vaktechnische
Boenink (2006) ontwikkelde een model en
bekwaamheden zijn opgenomen in de compe-
een meetinstrument om het proces en de uit-
tentieprofielen, ook het reflecteren op houding
komst van ‘reflectie op professioneel gedrag’
en verantwoordelijkheden heeft een belangrij-
te beschrijven en te meten. Het bleek moge-
ke plaats. Korthagen betoogt dat het verschil
lijk om ‘reflectie op professioneel gedrag’ op
tussen een beginnende, gevorderde en uitmun-
een betrouwbare en valide manier te meten bij
tende hulpverlener niet zozeer zit in de mate
vierde- en zesdejaars studenten geneeskunde.
van beheersing van competenties, maar vooral
Het is interessant om na te gaan of het door
in de manier waarop mensen zich bewust zijn
Boenink ontwikkelde meetinstrument ook
van de verschillende niveaus die competent
toepasbaar is op het meten van het effect van
handelen beïnvloeden: betrokkenheid, iden-
reflectie op professioneel, menslievend gedrag
titeit, overtuigingen, bekwaamheden, gedrag
bij deelnemers van de GZ-opleiding. Leer- en
en de omgeving (Korthagen, 2004). Wanneer
trainbaarheid van een menslievende houding
gedrag niet overeenstemt met innerlijke over-
had volgens respondenten ook te maken met
tuigingen, betrokkenheid of wat de omgeving
een uitnodigende context, met inbedding in
verwacht, zal dat het functioneren van de pro-
een uitnodigende organisatie- en teamcultuur.
fessional negatief beïnvloeden. Wanneer we in
Hier ligt een uitdaging in de verbinding met
staat zijn de ander en zijn omgeving te zien,
de praktijkinstellingen waar deelnemers van
dan zien we ook daadwerkelijk de hulpvraag
de GZ-opleiding een deel van hun opleiding
en zal ons handelen optimaal aan kunnen slui-
vormgeven. Werkbegeleiders en supervisoren
ten bij die hulpvraag van een cliënt of patiënt.
dragen hier ieder op hun eigen manier aan
In een onderzoek dat onlangs is uitgevoerd
bij. Met name binnen supervisietrajecten re-
door Hermsen en Embregts (2011) naar leer-
flecteren deelnemers op de wijze waarop zij
en trainbaarheid van menslievendheid, komt
professionele vaardigheden combineren met
naar voren dat (zelf )reflectie een belangrijke
persoonlijke kwaliteiten. Echter, niet alleen de
voorwaarde is voor het ontwikkelen van een
cultuur van een zorginstelling en de inzet van
menslievende houding van beroepskrachten
supervisietrajecten, maar ook de opleidingsin-
op mbo en hbo-niveau. Hierin is volgens de
stelling zelf kan in het curriculum uitdragen
respondenten uit de zorgpraktijk een rol weg-
dat reflectie een belangrijk middel is voor het
gelegd voor de opleiding. De opvatting dat
ontwikkelen van een menslievende houding
NTZ 3-2011
185
Zien, bewogen worden, in beweging komen
met als doel het handelen van toekomstige
goed te kijken kunnen we ons realiseren dat
beroepsprofessionals te optimaliseren. Het
de hulpvragende mens wellicht meer aanvaar-
gaat dan om het ontwikkelen van een eigen
ding en erkenning van zijn of haar persoon
attitude als GZ-psycholoog. Een uitnodigende
nodig heeft en niet alleen erkenning van de
context, cursorisch danwel in de praktijk, is
beperking. Dit gebeurt binnen de medemen-
een omgeving waarin deelnemers zelf kunnen
selijke relatie tussen hulpvrager en hulpverle-
ervaren en meemaken wat respectvolle beje-
ner. Ik heb deze relatie beschreven vanuit het
gening, empathie en ‘vraaggericht werken’
perspectief van de zorgethiek, het onderzoek
betekent, waarin ze in contact komen met
en het opleiden. Toekomstige en huidige hulp-
cliënten en naasten en kunnen oefenen in het
verleners leren aldus te “zien” en “worden
maken van verbinding. Een inspirerend voor-
bewogen”. In de wisselwerking tussen prak-
beeld is voor mij het experiential learning of
tijk, onderzoek en opleiden kunnen de bevin-
empathy (Vanlaere, Coucke, & Gastmans,
dingen zich uitbreiden en kunnen opvattingen
2010; Verkerk, Lindemann, Maeckelberghe,
veranderen in de richting van de beweging die
Feenstra, Hartoungh, & de Bree, 2004). Ex-
we voor staan. Motivatie, een afgeleide van
periential learning is één van de manieren om
het Latijnse werkwoord ‘movere’, betekent ‘in
bijvoorbeeld ethische reflectie te stimuleren.
beweging brengen’. We zullen hulpverleners
Aansluiting zoeken bij de oorspronkelijke mo-
alsook hulpvragers proberen te motiveren om
tivatie van opleidingsdeelnemers is tevens van
in beweging te komen om respectievelijk hun
belang om ook binnen de GZ-opleiding een
rolopvatting danwel hun levenswijze te op-
fundament te creëren voor een professionele
timaliseren. Promovendus Noud Frielink zal
zorguitoefening op basis van menslievendheid
zich toeleggen op de mogelijkheden van toe-
en een flexibele houding om op de zorgvragen
passing van motiverende gespreksvoering in te
van patiënten te kunnen inspelen (Raad voor
ontwikkelen behandelingen van mensen met
de Volksgezondheid en Zorg, 2011).
een verstandelijke beperking. Op deze wijze lokken we motivatie bij de cliënt uit en wordt
In beweging komen
deze niet van buitenaf opgelegd, waarbij de
Voor hulpverleners kan een innerlijke motiva-
cliënt zich bewust wordt van zijn gedrag en de
tie tot verandering, “in beweging komen”, zijn
eventuele ambivalentie daarin.
dat men bewogen raakt door de interactie met
Hoe wil ik samen met u graag werken aan
de hulpvrager. Of dat men persoonlijke effec-
een verbinding tussen onderzoek, praktijk en
tiviteit ervaart in het professioneel handelen.
opleiden? Een brug slaan tussen wetenschap
Wanneer een hulpverlener leert “zien” dat al-
en praktijk op het gebied van zorg- en hulp-
gemene menselijke waarden en behoeften voor
verlening aan mensen met een verstandelijke
een cliënt dezelfde zijn als voor hemzelf, kan
beperking en ernstige gedragsproblemen en/
een hulpverlener “bewogen raken”. De men-
of psychopathologie gebeurt bij Tranzo. In
selijke behoeften zijn vergelijkbaar, maar door
het onderzoeksinstituut Tranzo werkt Tilburg
186
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
University namelijk structureel samen met in-
nisinfrastructuur en academisering van de
stellingen uit het veld die willen fungeren als
betrokken instellingen. Kennis, ervaringen en
koploper in hun sector op het gebied van in-
initiatieven worden uitgewisseld. Voorbeelden
novatie en academisering. Deze samenwerking
van uit te voeren activiteiten zijn het verrich-
vindt plaats in een academische werkplaats;
ten van (promotie)onderzoek door science
dit is een duurzaam samenwerkingsverband
practitioners, promovendi, afstudeerstages en
met als doel wetenschappelijke kennisontwik-
opdrachten van studenten van Tilburg Uni-
keling en innovatie van het zorgaanbod in de
versity, het organiseren van symposia en stu-
betrokken sector. Het onderzoeksprogramma
diedagen en het publiceren van rapporten en
mensen met een verstandelijke bperking is
wetenschappelijke artikelen.
gelieerd aan de leerstoel Mensen met een verstandelijke beperking: Psychopathologie en
Een tweede werkplaats wordt vorm gegeven
behandeling. Dit programma omvat innova-
vanuit de leerstoel Beroepsopleiding tot ge-
tieprojecten waarin wetenschappelijke in-
zondheidszorgpsycholoog. Dit betreft een
zichten worden (door)ontwikkeld, toegepast
professionele werkplaats. De academische
en bijgesteld op basis van evaluatie. Naast
werkplaats en de professionele werkplaats
de uitvoering van het onderzoeksprogramma
werken nauw samen en vullen elkaar aan: de
zal gezamenlijk gewerkt worden aan de ken-
eerste gaat immers met name over kennisont-
Figuur 2: Samenhang klinische praktijk, academische en professionele werkplaats
NTZ 3-2011
187
Zien, bewogen worden, in beweging komen
wikkeling en de tweede over kennisdeling en
en kan evidence-based werken geoptimali-
de ambachtelijke toepassing van deze ken-
seerd worden. De onderzoeken die bijvoor-
nis: ´hoe doe jij het?’. RINO Zuid heeft als
beeld binnen het thema staff interventions van
stichting de doelstelling bij te dragen aan de
de academische werkplaats zijn uitgevoerd
deskundigheid en bekwaamheid van profes-
kunnen als input dienen voor de professio-
sionals in de zorg en zo bij te dragen aan de
nele werkplaats, waar nagedacht zal worden
kwaliteit van deze zorg. In de jaren ’80 van
over concrete producten die gebruikt kunnen
de vorige eeuw werd dit geduid als scholing
worden in de praktijk. De deelnemers van
en deskundigheidsbevordering. Ik zou voor de
deze professionele werkplaats richten zich op
toekomst graag willen spreken van kennisde-
de behoefte vanuit de praktijk, hoe hier aan
ling. We hebben immers de taak om professio-
voldaan kan worden, welke producten men
nals te stimuleren tot levenlang leren, waarbij
graag ontwikkeld zou zien en hoe deze geïm-
zij ook kunnen leren van elkaar. Vanuit die
plementeerd kunnen worden binnen de GZ-
gedachte kan een professionele werkplaats
opleiding. Maar ook zullen deelnemers uit de
ingericht worden, om vorm te geven aan het
zorgpraktijk meedenken om praktijkkennis
laten samenkomen van professionals, actuele
toe te voegen en stil te staan bij toepassing in
wetenschappelijke ontwikkelingen en prak-
de praktijk. De deelnemers aan de werkplaats
tijkkennis in relatie tot de kennisbehoefte
komen dus deels uit de zorgpraktijk en deels
in het veld. In Figuur 2 wordt als voorbeeld
uit de opleidingspraktijk en het onderzoek.
de samenhang met de academische werk-
Zij kenmerken zich door creativiteit, buiten
plaats Mensen met een verstandelijke beper-
de bestaande kaders kunnen denken en inzicht
king weergegeven, doch ook samenwerking
hebben in de behoeftes van de praktijk.
met andere academische werkplaatsen van Tranzo zal op deze manier nagestreefd wor-
Tot slot
den. Input voor de professionele werkplaats
Aan het begin van mijn oratie van de leerstoel
wordt gegenereerd uit de wetenschap, zoals
Mensen met een verstandelijke beperking:
een academische werkplaats, maar ook uit de
Psychopathologie en behandeling en de leer-
zorgpraktijk, zoals best practices. Kennis de-
stoel Beroepsopleiding tot gezondheidszorg-
len en kennis toepasbaar maken zijn daarbij
psycholoog heb ik de hoop uitgesproken dat
activiteiten die op vele manieren vorm kunnen
deze oratie meer zou zijn dan louter de op-
krijgen. Opleiden is er één van, maar ook ken-
telsom van deze twee bijzondere leerstoelen.
niskringen, intervisiebijeenkomsten en work-
Vanwege de verbinding tussen deze leerstoe-
shops zijn vormen om professionals die in de
len, maar ook tussen hulpverleners, cliënten
praktijk werken hun leven lang te laten leren.
en cliëntsystemen, en tussen praktijk, opleiden
Wanneer we ons richten op de GZ-opleiding
en onderzoek. Verbinding als resultaat van
dan kunnen de professionele bekwaamheden
het zien, het bewogen worden en het in be-
van opleidingsdeelnemers worden vergroot
weging komen van hulpverleners, opleiders en
188
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
onderzoekers. Een ideaal dat de basis is van alle activiteiten die ik vanuit verbinding met u probeer vorm te geven. Noot 1
De tekst is een samenvatting van de rede die prof. dr. Embregts heeft uitgesproken op 17 juni 2011 bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Mensen met een verstandelijke beperking: Psychopathologie en behandeling en bijzonder hoogleraar Beroepsopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog aan Tilburg University. De integrale tekst kan verkregen worden via
[email protected]
NTZ 3-2011
Literatuur Arensbergen, C., van, & Liefhebber, S. (2005). Landelijk competentieprofiel beroepskrachten primair proces gehandicaptenzorg. Utrecht: NIZW. Asselt-Goverts, A.E. van, Embregts, P.J.C.M., Hendriks, A.H.C., & Frielink, N. (2011). Werken met sociale netwerken van mensen met een licht verstandelijke beperking. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 112-128. Baum, N. (2005). Quality of life is not only for people served- it is also for staff: The multi-focal approach. Journal of Intellectual Disability Research, 49, 809-811. Boenink, A.D. (2006). Teaching and learning reflection on medical professionalism. Enschede: Gildeprint Drukkerijen B.V. Bromley, J., & Emerson, E. (1995). Beliefs and emotional reactions of care staff working with people with challenging behaviour. Journal of Intellectual Disability Research, 39, 341-352. Campbell, M. (2007). Staff training and challenging behavior. Who needs it? Journal of Intellectual Disabilities, 11, 143-156. Devereux, J., Hastings, R., & Noone, S. (2009). Staff stress and burnout in intellectual disability services: Work stress theory and its application. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 22, 561-573. Embregts, P.J.C.M. (2000). Effectiveness of video feedback and self-management on inappropriate social b ehavior of youth with mild mental retardation. Research in Developmental Disabilities, 21, 409-423. Embregts, P.J.C.M. (2002). Effects of video feedback on social behavior of youth with mild mental retardation and staff responses. International Journal of Disability, Development and Education, 49, 105-116. Embregts, P.J.C.M. (2003). Using self-management, video feedback and graphic feedback to improve social behavior of youth with mild mental retardation. Education and Training in Developmental Disabilities, 38(3), 282-294. Embregts, P.J.C.M. (2009). Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Menslievende professionalisering in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Arnhem: HAN University Press. Embregts, P.J.C.M., Didden, R., Huitink, C., & Schreuder, N. (2009). Contextual variables affecting aggressive behaviour in individuals with mild intellectual disabilities who live in a residential facility. Journal of Intellectual Disability Research, 53, 255-264. Epstein, R.M. (1999). Mindful practice. Journal of the American Medical Association, 282, 833-839.
189
Zien, bewogen worden, in beweging komen
Frank, J.R. (Ed) (2005). The CanMEDS 2005 physician competency framework. Better standards. Better physicians. Better care. Ottawa: The Royal College of Physicians and Surgeons of Canada. Gennep, A.T.G. van (2009). Verstandelijke beperkingen als sociaal probleem: Kansen of bedreigingen van het burgerschapsparadigma? Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 2, 101-124. Hastings, R.P. (1995). Understanding factors that influence staff responses to challenging behaviours: an exploratory interview study. Mental Handicap Research, 8, 296–320. Hastings, R.P., & Remington, B. (1994). Staff behaviour and its implications for people with learning disabilities and challenging behaviours. The British Journal of Clinical Psychology, 33, 423-438. Heijst, J.E.J.M. van (2005). Menslievende zorg. Een ethische kijk op professionaliteit. Kampen: Klement. Heijst, J.E.J.M. van (2008). Iemand zien staan. Zorgethiek over erkenning. Kampen: Klement. Hermsen, M., & Embregts, P. (2011). Je hebt ‘t of je hebt ’t niet? Menslievende professionalisering van toekomstige beroepskrachten van ROC en HBO. Arnhem: HAN University Press. Hermsen, M., Embregts, P., Hendriks, L., & Frielink, N. (2011). De menselijke maat van de zorg. Menslievende zorg aan mensen met een licht verstandelijke beperking. In P. Embregts & L. Hendriks (red). Menslievende professionalisering in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Aansluiten bij cliënten en hun ouders (pp. 81-102). Arnhem: HAN University Press. Huitink, C., Embregts, P.J.C.M., Veerman, J.W., & L. Verhoeven (in press). Staff Behavior toward Children and Adolescents in a Residential Facility: a SelfReport Questionnaire. Research in Developmental Disabilities. Korthagen, F.A.J. (2004). In search of the essence of a good teacher: Towards a more holistic approach in teacher education. Teaching and Teacher Education, 20, 77-97. McGill, P., Bradshaw, J., & Hughes, A. (2007). Impact of extended education/training in positive behaviour support on staff knowledge, causal attributions and emotional responses. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 20, 41-51. Meer, J., van der, Embregts, P., Hendriks, L., & Sohier, J. (2011). Er is iemand in het midden die een leefbaar leven moet hebben. Wat vinden ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk in een begeleider? In P.
190
Embregts & L. Hendriks (Red.), Menslievende professionalisering in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Aansluiten bij cliënten en hun ouders (pp. 61-79). Han University Press: Arnhem. Oorsouw, W.M.W.J. van, Embregts, P.J.C.M., Bosman, A.M.T., & Jahoda, A. (2009). Training staff serving clients with intellectual disabilities: A meta-analysis of aspects determining effectiveness. Research in Developmental Disabilities, 30, 503-511. Oorsouw, W.M.W.J. van, Embregts, P.J.C.M., Bosman, A.M.T., & Jahoda, A. (2010). Challenging-BehaviourManagement training for direct-care staff: Evidencebased practice. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 23, 192-196. Oorsouw, W.M.W.J. van, Embregts, P.J.C.M., Bosman, A.M.T., & Jahoda, A. (ingediend). The impact of a classroom training program on staff: learning to observe, analyse and intervene during stressful situations. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities. Parsons, M.B., & Reid, D.H. (1995). Training residential supervisors to provide feedback for maintaining staff teaching skills with people who have severe disabilities. Journal of Applied Behavior Analysis, 28, 317–322. Pijnenburg, M., Leget, C., & Berden, B. (2010). Menslievende zorg, management en kwaliteit. Budel: Damon. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2011). Bekwaam is bevoegd. Innovatieve opleidingen en nieuwe beroepen in de zorg. Den Haag: RVZ. Reid, H.D., Parsons, M.B., Lattimore, L.P., Towery, D.L., & Reade, K.K. (2005). Improving staff performance through clinician application of outcome management. Research in Developmental Disabilities, 26, 101-116. Reinders, J.S. (2000). Ethiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Amsterdam: Boom. Reuzel, E., Embregts, P.J.C.M., Bosman, A.M.T., Nieuwenhuijzen, M. van, & Jahoda, A. (submitted). Interactional patterns between staff and clients with borderline to mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research. Ricciardi, J.N. (2005). Achieving human service outcomes through competency-based training. A guide for managers. Behavior Modification, 29, 488-507. Rodgers, C. (2002). Defining reflection: another look at John Dewey and reflective thinking. Teachers College Record, 104, 842-866. Roeleveld, E., Embregts, P., Hendriks, L., & Bogaard, K. van den (2011). Zie mij als mens! Noodzakelijke competenties voor begeleiders volgens mensen met een
NTZ 3-2011
P.J.C.M. Embregts
verstandelijke beperking. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50(5), 195-207. Rose, J., David, G., & Jones, C. (2003). Staff who work with people who have intellectual disabilities: The importance of personality. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 16, 267-278. Rose, J., Jones, F., & Fletcher, B. (2002). Investigating the relationship between stress and worker behaviour. Journal of Intellectual Disability Research, 42, 163-172. Steman, C., & Gennep, A. van (2004). Supported living. Utrecht: NIZW. Tierney, E., Quinlan, D., & Hastings, R.P. (2007). Impact of a 3-day training course on challenging behaviour on staff cognitive and emotional responses. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 20, 58-63. Vanlaere, L., Coucke, T., & Gastmans, C. (2010). Experiental learning of empathy in a care-ethics lab. Nursing Ethics, 17, 325-336. Verkerk, M., Lindemann, H., Maeckelberghe, E., Feenstra, E., Hartoungh, R., & Bree, M. de (2004). Enhancing reflection: An interpersonal exercise in ethics education. Hasting Centre Report, 34, 31-38. Wanless, L.K., & Jahoda, A. (2005). Responses of staff towards people with mild to moderate intellectual disability who behave aggressively: a cognitive emotional analysis. Journal of Intellectual Disability Research, 46, 507-516. Weert, C. van, Boer, A. de, & Kwekkeboom, R. (2007). Het zorgpotentieel in netwerken van mensen met een verstandelijke of psychische beperking. In A. de Boer (Ed.). Toekomstverkenning Informele zorg (pp. 45-64). Den Haag: SCP. Whittington, A. & Burns, J. (2005). The dilemmas of residential care staff working with the challenging behaviour of people with learning disabilities. British Journal of Clinical Psychology, 44, 59-76. Willems, A.P.A.M., Embregts, P.J.C.M., Stams, G.J.J.M., & Moonen, X.M.H. (2010). The relation between intrapersonal and interpersonal staff behaviour towards clients with ID and challenging behaviour: A validation study of the Staff-Client Interactive Behaviour Inventory (SCIBI). Journal of Intellectual Disability Research, 54, 40-51. Zijlmans, L.J.M., Embregts, P.J.C.M., Gerits, L., Bosman, A.M.T., & Derksen, J.J.L. (2011). Training emotional intelligence related to treatment skills of staff working with clients with intellectual disabilities and challenging behaviour. Journal of Intellectual Disability Research, 55, 219-230.
NTZ 3-2011
191