10 September 2013
GODFRIED BOMANS Volkskrant-columnist op eenzame hoogte Pagina 5
u i t g av e v o o r v r i e n d e n va n h e t
RINUS FERDINANDUSSE “Ik leidde bij VN ooit de beste redactie” Pagina 7
SIERK PLANTINGA
Archivaris opende schatkamer vol nieuws Pagina 10
VONDELPARKPAVILJOEN Geen Pershuis, maar wel media-trefpunt Pagina 14
Tentoonstelling in Persmuseum
Look at me! NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD / HET LEVEN / FOTOGRAAF ONBEKEND
Zien en gezien worden
De fotoverzameling van De Spaarnestad, thans beheerd door het Nationaal Archief, is een ware schatkamer van de (met name Nederlandse) geschiedenis. Het beeld van allang voorbije decennia levert soms een schok van herkenning op, en vaker nog opperste verbazing. Voor de tweede maal is een selectie uit deze schatkamer te zien in het Persmuseum. A Lees verder op pagina 2
2
de PersMus
Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet
NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD / HET LEVEN / FOTOGRAAF ONBEKEND
DOOR BERT STEINMETZ
Twee jaar geleden ging het om mensen die niet gefotografeerd wilden worden en fotografen die het werken onmogelijk werd gemaakt: No pictures! Nu is het thema juist het omgekeerde: kijk mij eens, alsjeblieft, zet me op de foto, zo flatteus mogelijk. Zien en gezien worden, Look at me! Merel Bem, fotografiecriticus van de Volkskrant, gebruikte de opening van de expositie in het Persmuseum op 12 september om zich te verontschuldigen bij die fotografen die zich hadden gestoord aan haar opmerkingen over die vorige fototentoonstelling. Toen omschreef zij de hinderlijke fotograaf als een ‘naar insect met zijn zoemlens’. Nu zei zij: “Bij deze tentoonstelling die juist gaat over de zichtbaarheid van alles, zing ik de fotografen zachtjes toe: Hoera, vrienden. Wat geweldig dat jullie werkelijk overal zijn om de dingen vast te leggen, zodat wij alles kunnen zien.” Maar vooral hield zij een pleidooi om goed uit je doppen te kijken. In deze tijd waarin alles draait om visuele informatie, zie je gauw iets over het hoofd. “Misschien moeten we elke foto benaderen door heel dichtbij te komen, zodat hij zijn ware aard laat zien.” Er hangen er genoeg, foto's uit ons collectieve verleden die meer laten zien naarmate je langer kijkt. Tot en met 27 oktober in het Persmuseum. ■
Drie mensen onder hypnose gebracht met behulp van een grammofoonplaat en een afbeelding van zeer indringend kijkende ogen, zonder plaats (mogelijk Duitsland), 1932.
3
NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD PHOTO / HENK HILTERMAN
de PersMus
De bouw van het Empire State Building in New York was levensgevaarlijk, maar bouwvakker Carl Russell zwaait op 400 meter hoogte vrolijk naar de fotograaf, die met gevaar voor eigen leven in een hijskraan is geklommen, 18 september 1930.
Een vrouw draagt een paraplu met achteruitkijkspiegel waarin een auto te zien is, plaats onbekend, 1932.
NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD / HET LEVEN / FOTOGRAAF ONBEKEND
NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD / HET LEVEN / FOTOGRAAF ONBEKEND
Zangeres Corry Brokken poseert op de vleugel van een KLM-vliegtuig, ca. 1960.
4
de PersMus
1913: Simon en Godfried Museumnacht T
wee fameuze schrijvers zijn honderd jaar geleden geboren: Godfried Bomans op 2 maart 1913, Simon Carmiggelt op 7 oktober 1913. Zij hebben verrassend veel gemeen: beiden hebben jarenlang een zeer beeldbepalende rol gespeeld in een krant; Bomans in de Volkskrant, Carmiggelt in Het Parool. Beiden kregen vervolgens grote bekendheid door hun optreden op televisie. Carmiggelt las er zijn Kronkels voor, Bomans deed spitsvondig en pijprokend mee aan taalspelletjes. Zij kenden elkaar goed en ontmoetten elkaar regelmatig. En beiden zijn na hun enorme populariteit nu enigszins in de vergetelheid geraakt. Hun honderdste geboortedag is aanleiding voor tal van herdenkingen. Het Persmuseum biedt vanaf 8 november een tentoonstelling over Simon Carmiggelt. De Jan Campert Stichting wijdt een bijeenkomst aan de twee auteurs op 15 november in het Letterkundig Museum te Den Haag (Prins Willem-Alexanderhof 5, in het gebouw van de Koninklijke Bibliotheek). Sprekers zijn o.a. Henk van Gelder en Kees van Kooten.
Op zaterdag 2 november vindt in Amsterdam de Museumnacht plaats. Het Persmuseum staat dan helemaal in het teken van Simon Carmiggelt. Bij deze auteur komt alles wat maar menselijk is, aan de orde: drank, melancholie, het menselijk tekort, eenzaamheid. Het klinkt allemaal reuze droevig, maar het Persmuseum maakt er iets moois van! We bieden vanaf 19.00 uur een enerverende avond en nacht rond de befaamde journalist en mediafiguur, de vader van de moderne column. Er is onder andere een preview van en rondleidingen over de tentoonstelling over het leven van Carmiggelt (deze gaat officieel open op 8 november); er is een citatenbar, een look-a-like-wedstrijd en een optreden van NRC-columnist Marcel van Roosmalen. Meer info op www.museumnacht.nl en op www.persmuseum.nl
Expositie honderd jaar Carmiggelt Het honderdste geboortejaar van Simon Carmiggelt is voor het Persmuseum reden om een bijzondere tentoonstelling te wijden aan deze grootmeester van de kleine stukjes op pagina 3 van Het Parool. De expositie ‘Chroniqueur van het dagelijks leven’ wordt op 8 november geopend en is tot 26 januari 2014 te zien. DOOR SJOUKJE POSTHUMA
M
eer dan tienduizend Kronkels schreef Simon Carmiggelt in zijn ‘lijfblad’ Het Parool: liefdevolle waarnemingen van ontmoetingen met de meest uiteenlopende mensen, gekleurd door een weemoedige ondertoon. Hij kreeg in 1974 de P.C. Hooftprijs, maar is zichzelf altijd als journalist blijven beschouwen: “Ik schrijf elke dag in die krant, omdat die krant dat aan mij gevraagd heeft. […] Als je bereid bent aan deze, op zichzelf absurde, discipline van een krant te beantwoorden, ben je journalist.” Nam hij in zijn cursiefjes zelden een uitgesproken standpunt in, in zijn politieke activiteiten deed hij dat des te meer. Extreme politieke denkbeelden en totalitaire regimes waren hem een doorn in het oog. De expositie besteedt aandacht aan zijn betrokkenheid tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het illegale blad Het Parool en aan zijn geëngageerde activiteiten, onder andere voor Amnesty International.
Zelfportret van Carmiggelt Natuurlijk komt ook zijn commerciële succes aan bod, met bundels als ‘Kroeglopen’, waarvan honderdduizenden werden verkocht. Verder is er aandacht voor Carmiggelts voorbeelden zoals Herman Heijermans (schrijver van honderden kleine verhaaltjes onder de verzameltitel Falklandjes), voor bewonderaars en navolgers als Sylvia Witteman en voor de samenwerking met illustratoren als Charles Boost. Behalve boeken, pamfletten, tekeningen en kranten is er veel bewegend beeld te zien: Carmiggelt was een graag geziene gast op tv, waar hij zijn cursiefjes voorlas en soms zelf optrad in sketches of shows.
de PersMus
5
Godfried Bomans bracht zijn lezers Pa Pinkelman, folklore én Dickens
Van boegbeeld tot ‘valse vlag op onze krant’ Godfried Bomans (1913-’71) was tientallen jaren het boegbeeld van de Volkskrant. Als columnist stond hij “op eenzame hoogte”. Volgens sommigen was hij ordinair rechts en behoudend, maar de auteur van onderstaand verhaal noemde hem ooit “de eerste provo, maar wel keurig en genuanceerd”. Bij het grote publiek werd Bomans vooral bekend door de stripverhalen (Pa Pinkelman) en zijn humoristische radioen tv-optredens. DOOR EDWARD KRABBENDAM
et kleine katholieke dagblad de Volkskrant, in 1921 voor het eerst verschenen, moest twintig jaar later onder druk van de Duitse bezetter stoppen. De journalist Joop Lücker beraamde een doorstart voor na de oorlog; hij zou dan algemeen hoofdredacteur worden, professor en KVP-politicus C.P.M. Romme politiek hoofdredacteur. Beide heren gingen op 1 mei 1945 bij Godfried Bomans langs om te testen of hij geschikt was voor hun krant. De basiscondities waren in orde: hij stamde uit een katholiek gezin, was tijdens de oorlog 'goed' geweest en had al naam gemaakt als schrijver, eerst met ‘Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas’ uit 1937, en in 1940 met ‘Erik of het klein insectenboek’. Die bestseller wordt dit najaar, in een oplage van bijna een miljoen, aan leden van de bibliotheek cadeau gegeven. Maar Bomans had weinig op met de conservatieve Romme en draaide de rollen om. Niet híj ging op het rooster, maar Romme. Lücker schreef daarover: “Na een stevig kruisverhoor [was] de ex-minister geslaagd”. Bomans werd chef-redacteur kunst. Op 12 mei 1945 verscheen de Volkskrant met de eerste journalistieke bijdrage van Bomans. Het was een verslag van een bijeenkomst in Amsterdam om de bevrijding te vieren, waar-
FOTO: DE HALLEN, HAARLEM
H
in hij een van de sprekers, die de Duitse taal van het schoolprogramma wilde laten schrappen, op de korrel nam. Terwijl de Volkskrant groeide als kool, schreef Bomans ernstige beschouwingen over allerlei onderwerpen. Hij werd het boegbeeld van de krant. Pa Pinkelman Zijn populariteit steeg verder toen hij een dagelijks stripverhaal ging verzorgen – wat wel ten koste ging van zijn journalistieke bijdragen. Bomans koppelde in het stripverhaal de actualiteit aan zijn enorme fantasie en humor. De tekst werd versterkt door tekeningen van Carol Voges. Pa Pinkelman – een eenvoudig man met bolhoed, knijpbrilletje en toverkunsten – vervulde de hoofdrol. Hij werd terzijde gestaan door tante Pollewop en de jongens Kareltje Flens en negertje Flop. Pinkelman beleefde
de vreemdste avonturen en verkeerde soms in gezelschap van wereldleiders als Churchill en Stalin. Bomans had niet veel op met de politiek. Dat had te maken met zijn vader, mr. J.B. Bomans, die van 1916 tot 1929 lid van de Tweede Kamer was geweest voor de Rooms Katholieke Staatspartij, voorloper van de KVP. Bomans heeft zijn vader in ‘De man met de witte das’ geportretteerd, koeltjes. In het weekblad Elsevier leverde Godfried Bomans in 1947-’48 een veldslag met het ministerie van Onderwijs. Het lesprogramma voor het gymnasium deugde volgens hem niet: veel te zwaar en met nauwelijks enig praktisch nut. Ondanks grote publieke steun besefte hij snel dat Den Haag niet zou luisteren, omdat niets “zo conservatief” was “als het onderwijs”. Niet verwonderlijk dat in die periode ‘Pa Pinkelman in de politiek’ het licht zag. Pinkelman
6
de PersMus
verveelde zich en stapte, zonder kennis van zaken, de politiek in. Het welvaartsprogramma van zijn partij kende twee hoofdpunten: bevordering van de welvaart en bestrijding van de armoede. Bovendien moesten de lonen omhoog en de prijzen omlaag. Pinkelman werd een populair politicus, een volksheld. Hier gebeurde iets bijzonders. Hoogwaardigheidsbekleders stonden voor het eerst bloot aan spot en aan hun gezag werd geknaagd. Zo ook de grote Romme, die vaak in Pinkelmanboeken verscheen. Hij moest in 1952 opstappen bij de Volkskrant, onder meer omdat hij te positief schreef over de KVP.
Jeroen Brouwers vond Bomans “zo rechts als de pest”. Non-conformist Willem Ellenbroek – toen kunstredacteur van de krant – noemde Bomans in 1976 een nonconformist die de ‘misselijkmakende middenstandsmentaliteit’ hekelde, lang voordat de Provo-beweging dat ging doen. Dat was tegen het zere been van de schrijver Jeroen Brouwers. Hij vond dat een merkwaardige poging tot verlinksing van Bomans, want die “was zo rechts als de pest”. Brouwers vertolkte toen de gangbare mening. De feiten lagen anders. In 2005 schreef ik in het essay ‘Bomans als provo’: “Alles bij elkaar kan Bomans rustig de eerste provo van Nederland worden genoemd, maar wel een heel keurige en genuanceerde.” Daar blijf ik bij. In 1954 begon Bomans in de Volkskrant columns te schrijven onder de naam Parlevink. Hij haakte kritisch in op de actualiteit. De titel van zijn eersteling luidde: 'Er deugt eigenlijk niets van'. De toon was gezet, boze brieven
stroomden binnen. Na een sprookjesachtig verhaal over een kluizenaar beschuldigde een katholieke Brabantse krant hem van “kwetsende provocatie”. Vooral conservatieve katholieken hadden moeite met Bomans. Een 'Parlevinkje' uit 1956 zorgde ervoor dat een schoolboek voor katholieke kinderen uit de handel werd genomen wegens een verhaal met antisemitische strekking. En in 1960 keerde Bomans zich tegen het gebruik van kernwapens – ruim twintig jaar voordat progressief Nederland massaal de straat op ging om tegen de kruisraketten te betogen. De 'Parlevinkjes' kwamen dat jaar wekelijks op de voorpagina te staan. Daarna volgden er drie jaren waarin Bomans in de krant ontbrak. Ook voor Elsevier schreef hij nauwelijks. De reden is mij niet bekend. Hij klaagde toen wel over vermoeidheid. Maar begin 1960 was hij er weer, wekelijks op de voorpagina van de Volkskrant, nu onder eigen naam. Hij had afstand genomen van de actualiteit en schreef beschouwingen, veelal tamelijk tijdloze stukken over sport, kerkelijke feestdagen, carnaval, favoriete schrijvers als Dickens en Goethe en over geschiedenis. Onderbreking In 1966 was het toch weer raak. Bomans veroordeelde een pamflet van 'Rode Jeugd' waarin werd opgeroepen gebouwen van Amerikaanse instellingen op te blazen. Hij kreeg heel links over zich heen, inclusief Harry Mulisch, zijn vriend uit de jaren vijftig. Wegens doodsbedreigingen dook het gezin Bomans een tijdje onder. Ondanks al deze woelingen bleef Bomans met ijzeren regelmaat zijn wekelijkse beschouwingen schrijven, behalve in april 1969. Dit lijkt een voorbode te zijn geweest, want nadat op 16 augustus 1969 een stuk van hem over Napoleon Bonaparte was afgedrukt, ontbrak Bomans een week later op zijn vaste plek. De week daarop was hij er ook niet. Pas in oktober liet de hoofdredactie de lezers iets weten: Bomans wenste zijn reeks voorlopig te onderbreken. Dat was het. Kranten zijn tuk op narigheid bij anderen, maar indien die het eigen huis treft, zwijgen ze als het graf. Het had alles te maken met de jaren zestig, de opstand tegen de machthebbers, tegen de vaders. De Volkskrant werd van een katholieke een politieke krant, vol jonge, linkse redacteuren. In 1964 werd de autoritaire hoofdredacteur Lücker eruit gewerkt. Het politieke tumult liet Bomans koud. In 1971 deed hij in Elsevier verslag van verkiezingsbijeenkomsten van politieke partijen. Hij portretteerde op treffende en tamelijk ontluisterende wijze de lijstaanvoerders Den Uyl,
Wiegel en Van Mierlo. Bomans moest vertrekken bij de Volkskrant, zo stelde columnist Jan Blokker op 14 november 1997 in die krant, omdat hij werkte voor bladen die “verklaarde bolwerken tegen de vernieuwing” waren. Het lag dus niet aan wát Bomans schreef, maar wáárin hij schreef. Jonge Volkskrant-redacteuren – cet âge est sans pitié – bestempelen hem in 1968 in een memo aan de hoofdredactie als “een valse vlag op de zaterdagse lading van de krant” en zetten daarmee het einde in van een bijna 25-jarig medewerkerschap, aldus Blokker. “Het afscheid heeft zich voltrokken met stille trom.” De scherpzinnige en tegendraadse Blokker kon Bomans van geen enkel conservatisme betichten. Blokker durfde zelfs over hem te schrijven: “Als columnist van de Volkskrant stond hij onbetwist op eenzame hoogte.” Toen Bomans op 24 december 1971 werd begraven, was zijn goede vriend Simon Carmiggelt daarbij aanwezig. Henk van Gelder memoreert in zijn biografie dat alle kranten verslag deden van de druk bezochte bijeenkomst, behalve nu juist Bomans' eigen Volkskrant. Voor het eerst in zijn leven, nog danig geschokt door de zo onverwachte dood, besloot Simon Carmiggelt een ingezonden stuk te schrijven: “Kunt u mij uitleggen waarom u niets over deze begrafenis meldde? Ik interesseer me voor journalistiek.” Het briefje werd niet geplaatst. ■ Edward Krabbendam is econoom, schrijver en redacteur. Zijn hoofdonderwerp is Godfried Bomans; hij is medewerker van het Godfried Bomans Genootschap. Op de site daarvan staat een uitvoeriger artikel over Bomans en de Volkskrant van zijn hand: www.godfriedbomans.nl/teksten/bomans. en.de.volkskrant/html
de PersMus
7
VSOP
“Er is geen nieuws meer” Rinus Ferdinandusse: “Vrij Nederland toonde aan wie wat fout deed” De Persmus interviewt Zeer Superieure Ouderen in het vak. Niet allen willen nog. Wij willen hen wel. Grootmeester Rinus Ferdinandusse (82), hoofdredacteur Vrij Nederland 1969-1996, bijt het spits af. Heeft hij het over ‘De Krant’, dan gaat het over VN. DOOR MAURITS SCHMIDT
roeger was alles beter’, had de pesterige openingsfrase zullen luiden. Niks daarvan. Tijdens het beleefde handje – Bibeb zou lyrisch het formaat van dat handje hebben omschreven – blaft hij harder dan eerder door de telefoon: “Dit bevalt mij niets. Wat wilt u van mij? Waarom bent u hier? Ik ben een oude man, laat mij met rust. Ik weet nergens meer van.” Intussen twinkelen zijn ogen boosaardig: zo, jou heb ik even de maat genomen. Bij het afscheid mompelt hij welwillend, zij het nog steeds sardonisch: “God bless you”. Geen inleidende vragen dus. Ferdinandusse schiet snerend voor de boeg: “Er is geen nieuws meer. Vroeger schreef je nog over de overval in Slikkerveer en de ingegooide deuren van de burgemeester in Breda. Nu is het alleen nog Syrië, Jemen, Egypte.” Is dat zo? Het Parool schrijft al jaren op de voorpagina foto-onderschriften vol dat er in de haven een groot schip is afgemeerd en dat op de Dam een paard op hol is geslagen: komt dat zien, komt dat zien. Ferdinandusse: “Ik klaag toch niet? Fantastisch! Ik zeg alleen dat ik geen belangstelling heb voor geen nieuws. Ik krijg Het Parool. Zie de Volkskrant tijdens het scheren. Lees de NRC, een aardige krant.” Omdat er misschien nog vrienden in schrijven? “Nee. Ik heb geen vrienden meer. Ja, ik werk niet erg met u mee, maar er is ook niks om aan mee te werken. Als de Persmus mij een goede journalist vindt: het klopt dat ik de destijds beste redactie van Nederland heb geleid. Af en toe treffen grote talenten elkaar die samen
FOTO: LEX DE MEESTER
V
Rinus Ferdinandusse: ”Af en toe treffen grote talenten elkaar die samen gigantische journalistieke successen boeken.” gigantische journalistieke successen boeken. Daarmee was ik nog geen goeie journalist; ik was een goede organisator. Ik zei: als we jullie talent verdelen over de maand, hebben we altijd twee goede onderwerpen voor de verkoop. Dat bleek te kloppen.” Daarmee hing u op uw toptalenten: Bibeb, Joop van Tijn. Andere collega’s heeft dat zeer verdroten. “Bibeb was bijzonder omdat je verder geen goeie interviewers had. Zij moest wel precies interviewen wie de redactie nodig achtte. Inderdaad ervoeren anderen het als demotiverend als ik weer eens zei dat Joop voor die week de krant had gered. Maar we hoeven toch niet over die interne troebelen te praten? Dagbladen schreven alleen over de eigen partij. Vrij Nederland moest nog leren snel als een dagblad ergens op af te gaan. Van Tijn was met de telefoonhoorn in de hand geboren. Dus gebruikte ik hem als voorbeeld, ja. De Krant deed onderzoek dat niemand anders had gedaan: hoe werkt een onderneming, een zorginstelling, een raad van commissarissen.”
Halfgare socialisten Wat ik niet aanvoel in uw betoog is dat er geen nieuws meer zou zijn. “De partijkranten van destijds indoctrineerden alleen, schreven wat in hun straatje te pas kwam, legden niets uit. Vrij Nederland toonde aan wie wat fout deed, inclusief de halfgare socialisten. Wout Woltz van de NRC erkende dat: de dagbladjournalistiek moest de weekbladen, VN voorop, weer zien in te halen.” Dat lukte hen, en daar begon de ondergang van de weekbladen. “Natuurlijk. Wij schreven onder naam, omdat we goeie journalisten hadden. We hadden een of twee columnisten die naam maakten. Ook dat is verwaterd. Maar om dat te constateren is dit interview toch niet nodig?” In de Persmus gaat het over journalistiek zoals journalistiek nog had kunnen zijn. “Goed. In die tijd was nieuws nog nieuws. Als VN dacht: daar zit iets achter, dan zochten we dat uit. Wij kraakten kritische noten. Nee, we waren geen PvdA-krant. Volgens ons statuut lag de verantwoordelijkheid bij de redactie.”
8
de PersMus
FOTO: RONALD VD BOOGAARD
de situatie beschrijven voordat je kunt uitleggen waarom De Krant het zo goed deed. Waarom moest Matthieu weg? Omdat Het Parool Hora Adema ontsloeg. Nieuws gaat altijd over iets dat nog niet bekend is, nog niet op alle televisiezenders en internet is gezet. Zonder De Krant wist je het niet. Tegenwoordig golft alles om je heen. Mensen weten niet meer waar het vandaan komt: een twietertje, een twittertje.”
Ferdinandusse en Joop van Tijn Dat hadden andere kranten ook. “Denk je? Bij de hoofdredacteur dan toch. Die had zijn partijlidmaatschap, zijn parlementariërs bij de hand. Ze interviewden alleen ministers van hun eigen partij. Ik ging ervan uit: als iets de moeite waard is, moet het in De Krant staan.” Hoe kwam u tot dat inzicht? Uw voorganger Mathieu Smedts had natuurlijk al wat neergelegd. “Welnee. Wat had hij liggen dan? VN was een PvdA-opinieblaadje waarin grote PvdA-politici hun zegje deden. Toen ik bij Propria Cures werkte, dacht ik: van VN kan je een spannend blad maken. Met VN-adjunct Jan Eijkelboom ontstond, bij hem thuis, het idee VN sterk journalistiek te laten opereren. Foto’s, goeie fotografen: Willem Diepraam, Bert Nienhuis. De rubriek Terzijde. Zo is De Krant ontstaan. “In 1968 schreef Van Tijn een artikel over de manier waarop Het Parool afscheid had genomen van Wim Hora Adema. Van Norden eiste dat VN afstand zou nemen van Van Tijn. Smedts bewilligde, de redactie pikte het niet en nam collectief ontslag. Dat leidde tot het vertrek van Smedts. Ik volgde hem op. Daarna werd VN journalistiek. Het enige wat ik van journalistiek wist, is dat je eropaf moest gaan als er iets gebeurde. Martin van Amerongen, Joop van Tijn, Rudie van Meurs, Gerard van Westerloo konden dat. Dat hoefde je alleen maar te organiseren. Zo is het gegaan.” Een kleine dertig jaar later krijgen we een vergelijkbare rel bij VN, waarvan de onderste steen nooit boven is gekomen. “De situatie was anders. De dagbladen werkten weer naar behoren. Er kwamen fracties op De Krant die onderling ruzie maakten. Maar dat ging niet over journalistiek. Daarin bleef
de actualiteit leidend. Het ging ook niet om een hoofdredacteur die de boel bijeen hield om een gedachte uit te dragen. Meer zeg ik niet.” Vanaf die tijd gingen de kranten ‘boomen’ ten koste van de weekbladen. “VN werd ook gelezen door journalisten van kranten die geen nieuws brachten. Dus gingen die kranten zich ook voor nieuws interesseren. Zo werd De Krant ingehaald.” Waarom hebben, omgekeerd, de weekbladen de dagbladen niet vermorzeld? “Dan begrijpt u niet wat ik bedoel. Toen die andere kranten beter werden, hoefden de lezers VN er niet meer bij. Dat is de enige uitleg.” Inmiddels verschrompelen de dagbladen zozeer dat er niet meer dan weekbladen van over dreigen te blijven. “Nieuwtjes komen van alle kanten en ten laatste bevestigt het dagblad dat. Daarom beginnen gedreven journalisten maar een column, het stikt ervan. In mijn tijd had je twee, drie goeie interviewers. Wij hebben Ischa Meijer dan nog gehad. Nu werken de Coen Verbraken voor zichzelf.” VN 75 jaar John Jansen van Galen maakt een boek over VN. “Over de bloeitijd, omdat VN over twee jaar 75 jaar bestaat. Het domste idee dat ik ooit gehoord heb, heb ik hem gezegd. Als je de geschiedenis van de journalistiek wilt beschrijven, moet je schrijven waarom journalistiek gepleegd werd. Dat is van incident naar incident naar incident. Er werd goede journalistiek gepleegd omdat er iets gebeurde. Niet omdat Van Meurs zo goed was. Je moet eerst
Heeft internet invloed op de manier van nieuws brengen? “Dat is zo, maar wat wilt u daarmee zeggen? Er gebeurt genoeg in Nederland wat ik zou willen weten. Maar dan kijk ik om één uur even bij de NOS, en dan weet je ‘t. Meer krijg je niet. Ach, hebt u Connie Mus nog op dit terras geïnterviewd? Connie Persmus. Die had u moeten hebben. Doet u mij nog maar een Duveltje. Heb ik van Martin leren drinken. Die oefende met hoeveel Duveltjes het beste stuk tot stand kwam: een, twee, vier? Zo leerde je journalistiek.” Hoe vaart VN volgens u? “Het is een totaal ander weekblad geworden. Als hoofdredacteur moet je uitgaan van wat de redacteuren naar voren brengen. Krijg je dit. Met nadruk op nieuwe boeken. Slechte fotografie. Zogenaamd sterke verhalen. Het lijkt wel een jongensboek.” Voor u betekent journalistiek bedrijven de macht controleren. “Dat zou leuk zijn. Maar het gebeurt niet. Klaar. Ja, in een enkel tv-programma. In de kranten zie je het nooit meer. Je schrijft: ‘Rutte lacht te veel’, en dan ben je klaar. Waar zie je nog de scherpe analyse van wat Rutte elke week verkeerd doet?” Welke VN zou u nu maken, eenzelfde als vroeger? “Als dat mogelijk zou zijn. Maar dat is niet meer mogelijk, omdat er geen nieuws meer is. Dankzij het tablet loopt nieuws onder je handen vandaan. Mede door de rubriek Terzijde te maken, heb ik bij VN meer geleerd als cabaretier, humorist, satiricus, dan als journalist. Je moet nieuws als iets fantastisch kunnen brengen. Nu loopt iedereen er twitterend en twetterend mee weg. Als ik zeg: er is geen nieuws meer, dan bedoel ik: er is geen journalistiek meer die een krant samengebundeld aanbiedt: dit is aan de hand, hier staan we achter, dit willen wij. Als het nieuws de journalistiek niet meer dicteert, houdt het op. Schrijf dat maar. ‘Ferdinandusse: er is geen nieuws meer’, en de rest van de pagina blanco. Dat is wat ik zeggen wilde.” ■
de PersMus
9
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit. Deel 9: Hoe een leerling vitaminegebrek oploopt in de avonddienst.
Kantinemaaltijd bij AD werd mij fataal A
ls ik kijk hoeveel van deze stukjes ik heb gewijd aan alleen al mijn begintijd in de journalistiek, zou ik gaan denken dat ik mijn halve beroepsleven heb doorgebracht bij de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant. In werkelijkheid heb ik er nog geen anderhalf jaar gewerkt. Maar ja, de beginfase in je droomberoep is zo’n overdonderende ervaring dat een mens er niet over uitgepraat raakt. Ik ging niet weg omdat ik het bij de Zwolsche niet naar mijn zin had. Integendeel, ik vond het er zo leuk – op dat verdomde vroege opstaan na – dat ik bang werd te zullen blijven plakken, terwijl ik juist zulke formidabele plannen met mezelf had. Achteraf zie ik dat ik mijn gezond verstand heb vergiftigd met de bijzondere drug waaraan ik rond mijn twintigste verslaafd was geraakt, namelijk Britse boeken over dagbladen die later het verzameletiket ‘tabloids’ kregen opgeplakt. Nog altijd heb ik ze in mijn boekenkast. Hun beduimelde uiterlijk verraadt dat ik ze heb verslonden: autobiografieën van journalisten die groot werden bij Daily Mail, Daily Mirror, Daily Express, zondagskranten als The People en Sunday Express, avondbladen als Evening Standard. In mijn hoofd was daardoor het bizarre idee gaan broeien dat mijn roeping eruit bestond door miljoenen te worden gelezen. Bij de Zwolsche zou me dat zeker niet lukken, was mijn inschatting, dus praatte ik me binnen bij de next best thing, het Algemeen Dagblad in Rotterdam. Als tweedejaars leerling zou ik een plaats krijgen op de Amsterdamse redactie. Maar eerst moest ik mij het AD eigen maken door twee maanden onafgebroken avonddienst op de redactie Binnenland te draaien. Wezenloos Van mijn afscheid van de Zwolsche herinner ik me niets meer. Het is uit mijn geheugen ge-
wist door het feit dat meteen de eerste avond in mijn nieuwe baan, in maart 1968, mijn carrière met raketsnelheid scheen te worden gelanceerd. Wat ik toen nog niet wist, was dat het AD (bij gebrek aan eigen ferme standpunten over wat dan ook) het Nederlandse koningshuis als niet-controversiële bron van zelfs de meest wezenloze nieuwtjes had omarmd. Op mijn debuutavond op Binnenland was dat het vertrek van de Oranjes per trein naar Lech. De fotoredactie had een enorme plaat van deze jaarlijkse gebeurtenis voor de voorpagina geselecteerd. En Ik Mocht Een Uitgebreid Onderschrift Maken! Hoe groot was de oplage van het AD in 1968? Laten we zeggen een kwart miljoen. De volgende ochtend dus zou Mijn Tekst het eerste bericht zijn dat een kwart miljoen mensen zouden lezen. Goed, een kwart miljoen, geen miljoenen, maar ik was op weg, dacht ik. Helaas, de lezer voelt het al aankomen: de rest van die acht weken bureaudienst gebeurde er niets meer, alleen tweekolommertjes op een binnenpagina. Als redactie viel me het AD trouwens tegen. De grote zaal was sfeerloos, en werd bevolkt door mannen die elke dag tegelijk met hun hagelwitte overhemden leken te worden gestreken. Iedereen zat zoet te tikken. Maar ja, mijn waarneming was natuurlijk vertekend doordat ik alleen maar op de redactie was wanneer de deadline naderde en er geen tijd was voor grappen en grollen. Scheurbuik De enige collega die ik echt leuk vond, want cynisch, geestig en eigenzinnig, was chef buitenland Piet van der Weel, met wie ik Londens correspondent Leo Davidson had horen bellen over diens dagelijkse knipselverzameling. Piet ging na het werk wel eens met mij
een pilsje drinken. De anderen wisten niet hoe snel zij na het zakken van de krant konden ophoepelen. Verder herinner ik me niets meer van mijn periode op Binnenland. O ja, bijna was ik zelf binnenlands nieuws geworden door als laatste Nederlander dé beroepsziekte op te lopen van de Vereenigde Oostindische Compagnie, namelijk scheurbuik. Wegens mijn permanente avonddienst was ik voor het warm eten aangewezen op de kantine in het gebouw aan de Witte de Withstraat waar NRC en AD toen nog huisden. Voor een jonge vrijgezel die niet kon koken, leek dat de ideale oplossing. Voorverpakte maaltijden werden opgewarmd in een soort voorloper van de magnetron. Het smaakte nauwelijks ergens naar, maar het was gratis. Na een paar weken werd ik elke nacht uit de slaap gehouden door een kiespijn die zo verschrikkelijk was dat ik het plafond van mijn huurkamertje wel kon openkrabben. Een bezoek aan een tandarts leidde tot een bezoek aan een andere dokter, die mij uitlegde dat mijn kiezenhel een symptoom was van een verpletterend gebrek aan vitamines dat tot in de achttiende eeuw hele scheepsbemanningen had uitgemoord. Blijkbaar was in mijn geval de killer de magnetron. Dat bij het AD alleen mij bijna een gruwelijk lot was beschoren, kwam natuurlijk doordat niemand anders weken achter elkaar op de kantine was aangewezen. De dokter schreef mij sinaasappels voor, maar mijn echte redding was natuurlijk dat ik de bureauredactie de rug kon toekeren om in Amsterdam van het volle leven te kunnen gaan proeven. Mijn tijd was gekomen!
DE LES: Voorkom scheurbuik.
10 de
PersMus
Archivaris opende nationale schatkamer voor journalisten Sierk Plantinga was de beste archivaris die de journalistiek zich kon wensen. Nu gaat hij Amsterdam opvrolijken.
Lopes die zich nog kandidaat stelde voor de Tweede kamer. Christiaan Jörg laat ons weten wat er zoal gegeten werd op de VOC-factorij in Canton in 1758.
DOOR PAUL ARNOLDUSSEN
Er zijn actuele stukken: zowel Hans Blom als Cees Wiebes en Bob de Graaff schrijven over de overdracht van geheime-dienstarchieven aan het Nationaal Archief. Blom maakt duidelijk hoe de overheid die overdracht tot op de dag van vandaag saboteert; Wiebes en de Graaff ontzenuwen het argument dat altijd tegen openbaarmaking wordt gebruikt: tipgevers en andere betrokkenen van de dienst zouden zich onveilig gaan voelen en hun medewerking staken.
S
ierk Plantinga is met pensioen en dat is nogal beroerd voor de geschiedwetenschap en de historische journalistiek. Plantinga was veertig jaar lang archivaris bij het Nationaal Archief in Den Haag. Veertig jaar archivaris, voor menig journalist zal het een schrikbeeld zijn, maar voor hem was het een feest en voor journalisten en wetenschappers was het een feest dat hij er was. Plantinga stelde zich namelijk al vroeg, aanmerkelijk eerder dan vrijwel al zijn collega’s, op het standpunt dat een archief iets is waar je wat mee kunt doen. Voor hem was dat ook een principieel punt: in dat archief is het overheidsbeleid gedocumenteerd. En de openbaarheid daarvan is wezenlijk voor een democratie. Voor Plantinga betekende dat: niet alleen een document opzoeken als daar naar gevraagd werd, maar vooral journalisten en anderen wijzen op de schatten die er zo maar voor het oprapen liggen. En onvermoeibaar helpen als je iets op het spoor was. Liber amicorum Bij zijn afscheidsfeestje is een liber amicorum verschenen dat daar staaltjes van geeft. Cees van Hoore van het Haarlems Dagblad schetst erin hoe hij hem hielp bij zijn stukken over de Joodse erven Katz, die bij de staat een claim hadden ingediend voor verdwenen schilderijen en zijn zoektocht naar de Haarlemse oorlogsmisdadiger Klaas Carel Faber. Frans Peeters van Het Parool vertelt vele staaltjes, waaronder een verhaal over vervuilde grond in Zaanstad. De aard van de vervuiling werd zeer in het vage gelaten, Sierk leidde hem naar een rapport uit 1939 waaruit bleek dat het om mosterdgas ging. En volgens hem was het Sierks waarheidsdrang die aan de basis lag van het aftreden van staatsecretaris Brokx. Die had op gezag van zijn ambtenaren in de Kamer gezegd dat een aantal stukken onvindbaar was; nou, Sierk had ze voor handen. Liegen tegen de Kamer...
Sierk Plantinga, een aardige allesweter - dapper én discreet. Zelf heb ik dankzij zijn bemiddeling onder meer een verhaal kunnen schrijven over de familie van WA-man Koot, gedood in 1941, martelaar van de NSB. Een dieptreurig gezelschap, maar zijn zoon, die – 15 jaar oud – uit rancune was toegetreden tot de SS, had zich ontwikkeld tot een fatsoenlijke sociaal-democraat. En over de activiteiten van het Bureau Nationale Veiligheid (voorloper van de BVD ) in 1945 en 1946. Antisemiet In de bundel schrijven historici over net afgesloten of lopend onderzoek waarbij Sierk een rol speelde. Daar zijn curieuze stukken bij. Cees Fasseur heeft het over Dolly Peekema, een alarmerend breed georiënteerde dame, verkerend in de betere kringen die vast niet voor niets ‘de Wisselbeker’ werd genoemd. Albert Scheffers deed minutieus onderzoek naar het muntgeld dat in de oorlog in de roulatie was. Robin te Slaa weerlegt de mythe dat Mussert niet echt een antisemiet was. En Bas von Benda-Beckman verhaalt over de invoelbaar rancuneuze sensatiejournalist Leo Rodrigues
Discreet Sierk Plantinga was niet alleen aardig en een allesweter, hij was ook dapper. Hij ging in zijn openbaarheidsdrang tot aan de wettelijke grens, misschien – maar dat wilden we natuurlijk niet weten – een enkel keertje over die grens heen. Maar hij was verre van een wildebras. Nog levende figuren moesten niet onnodig beschadigd worden. Hij was discreet: hij moet verschillende onderzoekers die met hetzelfde onderwerp bezig waren geholpen hebben, zonder de ene persoon over de voortgang van de ander in te lichten. Maar waar mogelijk bracht hij ze met elkaar in contact. Als je niks met een tip van hem deed: te lui, geen zin, niet geschikt voor de krant – er zijn een heleboel belabberde en een paar goeie argumenten om iets te laten voor wat het is – werd hij niet chagrijnig. En hij was vooral zo gezellig, in het café, maar ook in dat gebouw van het archief. Het lijkt nu waarachtig alsof hij dood is. Dat is niet het geval. Sierk deed zelf ook veel onderzoek, en daarbij werd hij het meest gegrepen door het lot van de Nederlandse vluchtelingen in Vichy-Frankrijk, het deel van het land dat onder leiding stond van de collaborerende generaal Pétain. Daar gaat hij een boek over schrijven, hij krijgt er een plaatsje voor bij Oorlogsdocumentatie. Het wordt een stuk genoeglijker in Amsterdam. ■ ‘Een kapitaal aan kennis, Liber Amicorum Sierk Plantinga’ is nog te koop voor € 35,plus € 5,- verzendkosten. Bestellen via www.clinkaert.nl.
de PersMus
11
(Ver van) Scheltema
Een barst in de stamtafel
FOTO: MICHAEL SHANKS
gen. En gevraagd of ongevraagd toelichting gevend bij cliëntèle, het Nederlands elftal of de nieuwe haring. Want daar heeft hij ook al verstand van. Enorme, stevige kerel, ooit Mr. Holland, zachtzinnig mens. Vraagt altijd of je kinderen hebt en hoe het me ze gaat, dat is hij de volgende keer weer vergeten maar dat gaan we hem niet euvel duiden.
Café Scheltema
De Persmus beschreef in de afgelopen edities journalistencafé’s ‘in de provincie’, ver van de beroemdste aller perskroegen: Scheltema aan de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam. We sluiten deze rubriek af met Scheltema zélf. DOOR PAUL ARNOLDUSSEN
E
r is nog steeds niks mis met Scheltema, Nieuwezijds, moeder alles journalistencafés anno 1908. Geen pokkenmuziek, lekker ruim, plaats zat. Parafernalia van het rijke verleden aan de wand. Je kunt er goed schol eten, stamppot of een biefstukje. De bitterballen zijn de laatste jaren sterk verbeterd, menigeen herinnerde ze zich door hun gebrek aan vulling. De kranten zijn verdwenen, de journalisten zijn er dus een stuk minder, maar ja, waar komen die wel? Ja, vroeger, toen was Scheltema de toetssteen. Bert Klei van Trouw schreef in
1995: “Eerbiedig keek en luisterde ik naar de hier verzamelde vergevorderde verslaggevers die sterke verhalen opdisten en in hoog tempo hun verteringen naar binnen werkten. Ik herinner me hoe vreugde mij besprong toen de dienstdoende ober mij voor ‘t eerst met mijn naam aansprak: nu hoorde ik er echt bij, nu was ik journalistiek niet meer kapot te krijgen.” Klei is overleden, Willem de Lange, 79 inmiddels en sinds 1961 in de zaak, zit er nog steeds pontificaal. Kijken of zijn zoon Wim en dochter Joke het er een beetje redelijk vanaf bren-
Marmeren tafel Anton C. Veldkamp, fotograaf en later ook schrijvend journalist van De Telegraaf, inmiddels al tegen de tachtig maar dat uitstekend maskerend door zijn haar in een staartje en een spijkerpak, vindt de oude De Lange “een zeer prettige man met eigenlijk maar één makke: Hij is een sporter en dus geen drinker. Eigenlijk is hij tegen drank. Ik geloof niet dat hij drinkers ooit begrepen heeft”. Veldkamp, ik sprak hem uitgebreid toen ik met Ko van Geemert een boekje over Scheltema schreef, kan vertellen. Over de marmeren stamtafel, die hij in 1968 met een stel maten cadeau gaf aan de zaak. Hij heeft zijn aandeel in de kosten overigens nog steeds niet betaald. Een van die cafévrienden: Wim Koevoets. “Hij schreef vrolijke stukjes voor ons en vooral voor het Nieuws van de Dag. Hij zou eens voor een rubriek een parachutesprong maken, en hij ging, om te oefenen, naar het Vondelpark. Daar sprong hij van een bankleuning af en daarbij brak hij zijn enkel. Ik geloof niet dat er nog iets gekomen is van die parachutesprong.” Collega Jan Ch. L. Meijer behoorde ook tot de gulle gevers. “Een sombere jongen, waar hij voor schreef is me nooit helemaal duidelijk geworden. Voor de Mickey Mouse geloof ik, en in ieder geval voor de Strijdkreet.” En Eppo Doeve, die het altijd over de zo sensibele dolfijnen wilde hebben, wat vooral door zijn gulheid werd getolereerd. Die stamtafel vertoonde trouwens al na vier weken een barst: Jaap Metz, aanvankelijk Algemeen Handelsblad, later Telegraaf, sprong er naar verluidt bovenop. In 1980 werd hij nog Kamerlid van de VVD, er zijn geruchten dat hij dat aan chantage van voorman Ed Nijpels te danken had, maar je moet niet alles geloven. In het parlement liet hij zijn licht schijnen over zaken betreffende de visserij. De stamtafel is nooit gerepareerd en zo is het goed. ■
12 de
PersMus
Tekenaars hekelen keizer en pro-Duitse pers
Jan Sluijters: Wilhelm von Münchhausen
Niet iedere politieke prent onthult in een enkele oogopslag de boodschap. Soms moet je lezen, kijken en puzzelen om ‘het verhaal achter de tekening’ te ontrafelen. DOOR JOB SCHOUTEN
S
ommige politieke prenten laten zich, ook al is het onderwerp inmiddels geschiedenis geworden, gemakkelijk duiden. Een voorbeeld hiervan is de prent ‘Gansch het Raderwerk staat stil als uw machtige arm dat wil’ van Albert Hahn (1877-1918) voor Het Zondagsblad Het Volk. Ook al zou je niet op de hoogte zijn van de achtergronden van de spoorwegstaking van 1903, zie je toch dat de tekenaar de kracht van de arbeidende klasse wil uitdrukken als die massaal kiest voor een algemene werkstaking. Voor veel prenten gaat dit echter niet op. Die geven hun betekenis pas vrij na nauwkeurige bestudering van een aantal details en laten zich als het ware lezen als een rebus.
Albert Hahn: De hiel van den overweldiger
Een voorbeeld van een dergelijke prent is de kleurenlitho van Jan Sluijters (1881-1957) ‘Wilhelms Eendvogels’, afgedrukt in De Nieuwe Amsterdammer van 27 mei 1916. Op deze tekening herkennen wij de Duitse keizer Wilhelm II die door een paar eenden de lucht in wordt getrokken, met als onderschrift: “Wilhelm von Münchhausen : - zoo rijs ik wel in de achting van de Hollanders!” Verwijzing Dit is uiteraard een duidelijke verwijzing naar een verhaal uit De wonderbaarlijke avonturen van Baron von Münchhausen, waarin de baron zich door een paar eenden de lucht laat in trekken, door hen te voeren met spek dat aan een draad is gebonden. De eerste eend slokt het meteen in, maar “het keiharde en aalgladde stuk spek kwam er echter aan de andere kant weer onverteerbaar uit tevoorschijn en werd door de volgende eend opgeslokt. Kort en goed, het spek ging door alle eenden heen zonder van het touw los te raken…” Aan de voeten van Wilhelm von Münchhausen zien we in een Hollands duinlandschap houten kruisen staan met van links naar
rechts de namen Tubantia, Batavier IV (?), Palem (tweede helft is onleesbaar, volledige naam is Palembang) en Zaanstroom. De namen verwijzen naar vier Hollandse koopvaardijschepen die in de Eerste Wereldoorlog tijdens de onbeperkte duikbotenoorlog door de Duitsers zijn getorpedeerd, dan wel door een Duitse mijn zijn getroffen of aangehouden door een Duitse onderzeeboot en als oorlogsbuit in beslag zijn genomen. De Toekomst De eenden in de prent hebben zich echter niet door spek laten verlokken, maar door een harde Duitse mark en vormen alle drie de sleutel tot de oplossing van deze rebus. Zij dragen de namen De Toekomst, Lente en Toestand, een verwijzing naar drie pro-Duitse dag- en weekbladen die de Duitse politiek van de onbeperkte duikbotenoorlog verdedigen. Na de beschieting van de Tubantia verdedigt het weekblad De Toekomst het standpunt van de Duitse regering die elke betrokkenheid aan de ondergang van het schip blijft ontkennen, terwijl de bewijzen overduidelijk het tegendeel aantonen.
Ton van Tast: Het blad Lente reageert op de berichtgeving in De Amsterdammer over de redactionele invloed van De Toekomst met een tekening van Ton van Tast (Anton van der Valk, 1884-1975): “Ziehier des inzenders (in De Amsterdammer) nachtmerrie in beeld gebracht”.
De hoofdredacteur van De (Groene) Amsterdammer, J.A. van Hamel (1880-1964), komt met de onthulling dat De Toekomst vanuit Berlijn wordt gefinancierd. In een andere bijdrage wordt gewezen op de redactionele invloed van De Toekomst op het blad Lente. Jan Sluijters wilde met zijn prent aantonen dat keizer Wilhelm alles in het werk stelde om met pro-Duitse bladen de publieke opinie in Nederland te beïnvloeden, ofwel ‘in achting te rijzen van de Hollanders!’ De serviele opstelling van het weekblad De Toekomst en zijn financiële afhankelijkheid van Duitsland werd twee weken daarvoor al door Albert Hahn vastgelegd in zijn krachtige prent ‘De hiel van den overweldiger’, op het omslag van De Notenkraker van 13 mei 1916, met het onderschrift “Walgelijk bedrijf”. In december 1920 verschijnt het laatste nummer van De Nieuwe Amsterdammer en daarmee de laatste politieke tekening van Sluijters, inmiddels een gevierd societyschilder van prominente Nederlanders. ■ Literatuur: Ismee Tames: Oorlog voor onze gedachten. Oorlog, neutraliteit en identiteit in het Nederlandse debat, 1914-1918 (2006)
13
FOTO: ASSOCIATED PRESS
de PersMus
AP-correspondent Nel Slis - Hellcat of The Hague Het Persmuseum heeft met een kleine bijeenkomst aandacht besteed aan het feit dat de journalist Nel Slis een eeuw geleden werd geboren. Zij overleed in 2001.
N
eeltje Adriana (Nel) Slis werd op 2 september 1913 geboren als boerendochter op Goeree-Overflakkee. Na enkele avontuurlijk omzwervingen in Europa, onder andere als verpleegster in de FinsRussische Oorlog, reisde ze in november 1940 met een kolenschip naar de Verenigde Staten, om als secretaresse in New York te gaan werken. Vanaf 1941 werkte ze in Londen waar ze naast haar baan als verpleegster monitor was bij de Luisterdienst van de BBC. Dit betekende haar entree in de journalistiek. Vanaf oktober 1944 werkte Nel Slis voor Associated Press, eerst in Londen, vervolgens in Amsterdam. In 1950 vestigde zij zich als correspondent van AP in Den Haag, van waaruit zij onder andere verslag deed van de Greet Hoffmans-affaire. Het buitenland bleef echter trekken en in 1957 vertrok Slis weer naar de VS om te gaan
werken op de bureaus in New York en Washington. Vanaf 1963 was zij tien jaar correspondent voor de Common Market in Brussel. Na haar overplaatsing in 1973 naar Den Haag berichtte ze uitvoerig over de Lockheed-affaire. Na haar pensionering in 1978 bleef zij nog lange tijd actief. In 1988 werd zij gehuldigd vanwege haar lange journalistieke carrière. Nel Slis stond bekend als zeer assertief en vitaal. Aan beleefde plichtplegingen deed ze niet, zij wilde de eerste zijn en ging recht op haar doel af. Zij was de schrik van voorlichters en bewindslieden aan wie ze met haar doorrookte stem heel directe vragen kon stellen. Na haar overlijden in 2001 werd haar archief aan het Persmuseum overgedragen. Binnenkort verschijnt ‘Hellcat of The Hague - The Nel Slis story’, van haar biograaf Caroline Studdert. ■
14 de
PersMus
Pershuis kwam er niet, maar nu is er Vondel CS Amsterdamse Pers zat na veel vergeefse pogingen niet meer op eigen clubhuis te wachten Het Vondelparkpaviljoen in de hoofdstad: jaren achtereen is geprobeerd hier een echt Amsterdams Pershuis op te richten. Zo’n journalistenclubhuis is er nooit gekomen. Maar nu zal het alsnog een trefpunt worden voor cultuur- en mediamensen, dankzij AVRO en TROS. DOOR HANS SMITS
W
e gaan het paviljoen Vondel CS noemen. CS van ‘cum suis’. Of van ‘CultuurStation’, powered by AVRO en TROS.” Willemijn Maas, algemeen directeur van de AVRO, zei dat in een interview met Ton F. van Dijk in Broadcast Magazine op 9 juni van dit jaar. Het interview viel samen met het moment waarop Maas bekend maakte dat zij noch TROS-directeur Peter Kuipers directeur wilden worden van de fusieomroep AVROTROS die begin volgend jaar van start gaat. Voor het Vondelparkpaviljoen als nieuwe behuizing had de AVRO al gekozen toen de fusie met de TROS nog in de lucht hing. Maas lichtte in het interview toe waarom: “Ik was bezig met de vraag: hoe hou je de vereniging levend. Daar moeten andere vormen voor gevonden worden. Ik dacht: ik wil een soort clubhuis nieuwe stijl in Amsterdam. Zo zijn we uitgekomen in het Vondelpark. Daar komt het clubhuis. Een media- en cultuurplek. En dan ligt het voor de hand om ook samen te werken met AT5.” Omdat AT5 inmiddels eigendom is van AVRO, RTV Noord-Holland en Het Parool, mede dankzij de bemoeienis van de Amsterdamse cultuurwethouder Carolien Gehrels, zal het Vondelparkpaviljoen, dat in oude luister wordt hersteld, de thuishaven worden van veel Amsterdamse journalisten. De horeca-
onderneming Unlimited Label, bekend van StrandZuid bij de RAI, zal het bijbehorende café-restaurant exploiteren. Trefpunt Vijfenveertig jaar geleden was het Vondelparkpaviljoen al bijna een journalistenclubhuis. Eind 1968 werd het tussen 1879 en 1881 gebouwde rijksmonument door B. en W. van Amsterdam als Pershuis toegewezen aan de Amsterdamse Pers, de hoofdstedelijke afdeling van de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Dat was de uitkomst van een bespreking in het stadhuis waaraan werd deelgenomen door Eddy Alderse Baes, voorzitter van de door de Amsterdamse Pers in het leven geroepen commissie Pershuis, alsmede door voorzitter Han Lammers en secretaris Loek Hieselaar van de Amsterdamse Pers en de voorzitter en secretaris van de NVJ. De verwerving van een Amsterdamse Pershuis werd openbaar gemaakt tijdens een persconferentie in de Port van Cleve. Op 1 januari 1970 zou de Amsterdamse Pers zeventig jaar bestaan. En al die tijd zijn er pogingen ondernomen om in Amsterdam een Pershuis te vestigen. De legendarische chefredacteur van het Algemeen Handelsblad, A.F.K. Parée, die vanaf 1952 tot zijn dood in 1963 secretaris was van de Amsterdamse Pers, noemde in zijn jaarverslag over 1956 (voor de zoveelste keer) de noodzakelijkheid om in het centrum van Amsterdam een Pershuis te stichten, als trefpunt van journalisten onderling en van journalisten met relaties. Parée: “Veertig jaar bestaat dit probleem, er is al van alles aan gedaan en nog steeds beschikken wij in de hoofdstad van het land niet over wat men in het buitenland een Pershuis noemt.” Nadat in 1963 het perscentrum Nieuwspoort in Den Haag was gesticht, voelde de Amsterdamse Pers nog sterker het gemis van een Pershuis in de stad waar de Nieuwezijds nog met Fleet Street werd vergeleken. In 1966 voerde (toen nog) vice-voorzitter
Lammers, samen met onder anderen Wim Klinkenberg en Hans van der Werf, talrijke gesprekken om te komen tot oprichting van een Pershuis. In het jaarverslag stond te lezen: “De besprekingen hierover zijn nog gaande. Het is geen eenvoudige zaak een oplossing te vinden voor een exploitatieregeling die aanvaardbaar is in verband met de beperkte middelen van de Amsterdamse Pers.” Filmmuseum In zijn jaarverslag over 1969-’70 moest secretaris Loek Hieselaar melden dat na een jarenlang slepende procedure de NVJ en de Amsterdamse Pers het Vondelparkpaviljoen aan hun neus voorbij zagen gaan: “Hoewel B. en W. in een vergadering in het stadhuis hadden toegezegd dat paviljoen te willen bestemmen tot Pershuis en daartoe een juridische procedure met de pachter aangingen, werd het paviljoen in later stadium toch aan de nevengegadigde, het Filmmuseum, toegewezen.” Uit overleg met verschillende commissies van bijstand uit de gemeenteraad was gebleken dat een meerderheid van de raad zich tegen toewijzing aan de Amsterdamse Pers zou verzetten. Ook omdat door de NVJ gedane financiële voorstellen niet konden worden waargemaakt. Het Filmmuseum betrok in 1975 het Vondelparkpaviljoen en bleef daar tot de verhuizing begin vorig jaar naar het oogstrelende Eye, aan de overkant van het IJ. De gemeente Amsterdam wilde in overleg met NVJ en AP nog wel een nieuwe commissie instellen die naar een geschikte plaats voor een perscentrum zou moeten zoeken. Maar omdat de NVJ voorlopig niet wilde plaatsnemen in zo’n commissie, besloot het bestuur van de Amsterdamse Pers deze zaak over te laten aan een nieuw bestuur dat in 1971 zou aantreden. Van dat nieuwe bestuur werd VN-redacteur Jan Rogier voorzitter en de latere Volkskranthoofdredacteur Harry Lockefeer penningmeester. Beiden zijn inmiddels overleden. Maar omdat ik in dat bestuur secretaris was, weet ik dat zij, evenmin als de andere be-
de PersMus
15
Redactiestatuut Voorzitter van die commissie was Han Lammers, toen ook nog voorzitter van de Amsterdamse Pers. In dat rapport werd gepleit voor (door de overheid gestuurde en gesubsidieerde) drukfabrieken, om de technische productie financieel los te maken van het beheer van kranten als journalistiek product. De commissie-Lammers drong bovendien aan op een verregaand gedemocratiseerd redactiestatuut, waardoor redacties autonoom zouden worden ten opzichte van de uitgevers. Unaniem namen de tweehonderd aanwezige journalisten een motie aan van de Brabander Joop Bartman, waarin spoedige invoering van redactiestatuten en herstructurering van de perswereld werden geëist. Namens de Amsterdamse Pers mocht ik een (ook, maar niet unaniem, aangenomen) motie indienen waarin een oproep stond om “desnoods met harde middelen” te streven naar opneming van het redactiestatuut in de cao’s en een herziening van de positie van de hoofdredacteur die onderdeel van de redactie zou moeten zijn. Die democratisering werd de voornaamste doelstelling van het nieuwe bestuur van de AP. Dat zich dan ook met succes verzette tegen het voornemen van het NVJbestuur om eerst met de werkgeversorganisatie NDP te onderhandelen over een statuut voor de hoofdredactie. Op een eigen clubhuis zat de Amsterdamse Pers niet meer te wachten. En dat is er ook nooit gekomen. Toch had de Amsterdamse Pers in 1970 ver boven de zeshonderd leden. Een recordaantal. Maar het ging niet goed met de in Amsterdam gevestigde kranten. Het Algemeen Handels-
FOTO: RIJKSMONUMENTEN.NL
stuursleden, de verwerving van een pershuis als prioriteit hadden. Verre van dat. Waar het dit bestuur vanaf 1971 om ging was al vastgelegd tijdens een in in 1970 in het Amsterdamse Congrescentrum gehouden demonstratief congres van de NVJ. Op dat congres werd het rapport van de Studiecommissie Dagbladconcentraties besproken. Het Vondelparkpaviljoen blad fuseerde in dat jaar noodgedwongen met de Nieuwe Rotterdamse Courant tot NRCHandelsblad waarvan de redactie grotendeels in Rotterdam ging zetelen. En Het Vrije Volk verdween in maart 1970 van het Hekelveld en verhuisde eveneens naar Rotterdam. De toeloop van tientallen Amsterdamse journalisten naar de NVJ, en dus automatisch naar de Amsterdamse Pers, had voor een flink deel te maken met de benarde positie van deze landelijke dagbladen. Ook De Tijd en De Waarheid moesten voor de toekomst vrezen. En bij De Volkskrant, Het Parool en Trouw waren ze evenmin gerust.
is op voorstel van het NVJ-bestuur besloten de regionale afdelingen niet meer te laten vertegenwoordigen in de Verenigingsraad. Waarmee een einde kwam aan de invloed van de in 1900 opgerichte Amsterdamse Pers. Als afdeling van de Nederlandse Journalisten Kring en later van de NVJ had de Amsterdamse Pers altijd verreweg de meeste leden, die vrijwel allen bij landelijke kranten werkten. In de Verenigingsraad, het journalistenparlement, waren provinciale, regionale en lokale afdelingen vertegenwoordigd. In Noord-Holland naast het machtige Amsterdam ook ‘t Gooi, Kennemerland en Noord-Holland-Noord.
Intussen werd 30 mei 1970 nog het zeventigjarig bestaan van de Amsterdamse Pers gevierd, in combinatie met een jaarvergadering van de NVJ. In gebouw De Hoeksteen in Amsterdam-Zuid trad Wim Kan op, gevolgd door een nachtfeest met ver over de vijfhonderd bezoekers. Toch heerste er geen feeststemming. Wat er werkelijk leefde, kwam enkele dagen later tot uiting. De kritiek van de Amsterdamse Pers op het NVJ-bestuur overheerste en dit bracht het bestuur ertoe om begin juni de genoemde demonstratieve vergadering te houden in het Congrescentrum.
Volgens Thomas Bruning, algemeen secretaris van de NVJ, bestaan de afdelingen administratief nog wel, maar spelen zij verder geen rol: Alleen de afdelingen Rotterdam en Friesland zijn nog enigszins actief met een enkele borrel of festiviteit, zoals het Friese Persbal. De indeling in afdelingen wordt door de NVJ nog wel eens gebruikt om leden uit een bepaalde regio te wijzen op een NVJ-activiteit. Bruning: “Op dit moment hebben we 1600 leden bij de afdeling Amsterdam. De ervaring heeft echter geleerd dat onze leden elkaar vooral in het soort vakgebied herkennen waarin zij actief zijn of in de cao die hen bindt. De afdelingen bleken in de jaren ’90 verworden tot kleine, veelal slapende besturen die zonder achterban opereerden. Daarom werd in 2006 vrijwel zonder protest besloten hun democratische rechten in de vereniging te beperken.” ■
Regio-afdelingen Nu, in 2013, is dit allemaal vrijwel vergeten geschiedenis. De Amsterdamse Pers, tot in de jaren vijftig behalve een afdeling vooral ook een zelfstandige vereniging, bestaat dus niet meer. Op de Verenigingsraad van 3 mei 2006
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Bus 48 vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op.
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25 € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
onderwijsprogramma’s en rondleidingen Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Vanaf Centraal Station: één van de hierboven genoemde bussen
Bus 65: Vanaf Station Zuid (via Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen. Meer informatie: www.9292ov.nl
Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Tram
Auto
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen)
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Trein
Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Toegankelijkheid Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Routebeschrijving Bus Bus 22: Vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan (iedere 20 minuten). Vertrekhalte bij Centraal Station is te vinden voor het Victoriahotel. Loop naar het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum!
Amsterdam
Colofon DE PERSMUS is een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz, Marcella van der Weg Aan dit nummer werkten mee: Edward Krabbendam, Gerard Mulder, Job Schouten, Maurits Schmidt, Hans Smits Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] De PersMus verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad De PersMus
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (
[email protected]) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.