#
Screenende instantie
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
1 BZK
Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
Wet GBA, Besluit GBA, Regeling periodieke audits
2 BZK
Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
Wet GBA, Besluit GBA, Regeling GBA
3 BZK
AIVD
4 BZK
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
art. 120a lid 2 Wet GBA, artt. 53a-53d Besluit GBA, artt. 25-41 Regeling art. 15 Wet GBA, artt. 50-53 Besluit GBA, artt. 18-30 Regeling GBA
Betreft bepalingen over eisen, gesteld aan GBA-auditinstellingen.
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en Besluit ex art. 28 Wiv 2002
artikelen 28-29 Wiv en gehele Besluit
Betreft de bevoegdheid van de diensten om zich te wenden tot aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken.
Wet Veiligheids onderzoeken
Wet Veiligheidsonderzoeken
gehele wet
In het kader van de nationale veiligheid kan het op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken noodzakelijk zijn functies die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden aan te wijzen als vertrouwensfunctie. Het betreft hier een maatregel ten behoeve van de openbare veiligheid.
5 BZK
Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen
Wet tegemoetkoming schade bij art. 5 rampen en zware ongevallen
Aanwijzing schade-expert door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
6 DEF
Besluit luchtfotografie
Besluit luchtfotografie
artikel 2, aanhef (lid 1)
Verbod op fotograferen uit luchtvaartuigen zonder vergunning van Minister
7 EZ
Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008
Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008
hoofdstuk 3 juncto hoofdstuk 2 van de wet, besluit
Plicht voor ondernemingen en rechtspersonen tot inschrijving in het handelsregister
8 EZ
Handelsregisterwet 2007
Handelsregisterwet 2007
paragraaf 4.4
Verplichting voor ondernemingen en rechtspersonen tot vermelding van inschrijvingsnummer in handelsregister op uitgaande brieven, orders, facturen, offertes en andere aankondigingen, met uitzondering van reclames
Rijksoctrooiwet 1995 Rijksoctrooiwet 1995 Benelux-verdrag inzake Intellectuele Eigendom
Rijksoctrooiwet 1995 Rijksoctrooiwet 1995 Benelux-verdrag inzake Intellectuele Eigendom
artikel 23a artikel 23b artikel 4.1
Registratieverplichting voor octrooigemachtigden Regis tratieverplichting voor octrooigemachtigden Registratieverplichting voor merken- en tekeningen- of modellengemachtigden
9 EZ 10 EZ 11 EZ
Machtiging van Onze Minister vereist om als bewerker werkzaam te zijn voor een gemeente.
Screenende # instantie 12 EZ
Naam wetgevingscomplex Colportagewet
Colportagewet
artikel 7
Een colporteur is verplicht bij de aanvang van handelingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, aan degene die hij tot het sluiten van een overeenkomst tracht te bewegen, duidelijk mee te delen dat zulks zijn oogmerk is. Een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, is verplicht deze te doen handelen in overeenstemming met het eerste lid.
13 EZ
Colportagewet
Colportagewet
artikel 8 sub a
14 EZ
Colportagewet
Colportagewet
artikel 8 sub c
Het is een colporteur of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, verboden handelingen te verrichten of te doen verrichten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, indien de colporteur weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de verplichtingen die daaruit voor de desbetreffende particulier kunnen voortvloeien, niet in overeenstemming zijn met diens draagkracht. Het is een colporteur of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, verbodenmeer dan één overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, te sluiten of te doen sluiten indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd een of meer van de betalingen die de desbetreffende particulier per overeenkomst moet verrichten, te doen blijven beneden het in artikel 26, eerste lid, bedoelde bedrag.
15 EZ
Colportagewet
Colportagewet
artikel 24
Voor een overeenkomst, welke het onmiddellijk gevolg is van de werkzaamheid van een colporteur, is op straffe van nietigheid vereist, dat door of namens de bij de overeenkomst betrokken partijen in twee gelijkluidende exemplaren een akte wordt ondertekend.
16 EZ
Colportagewet
Colportagewet
artikel 25
De Kamer van Koophandel dient een exemplaar van de akte te ontvangen en te voorzien van een gewaarmerkte dagtekening. Dagtekeningsverplichting zal uit de Colportagewet worden geschrapt
17 EZ 18 EZ 19 EZ
Colportagewet Mijnbouwwet Mijnbouwwet
Colportagewet Mijnbouwwet Mijnbouwwet
artikel 26 artikel 1 sub l jo. 25 lid 1 artikel 31
Dit artikel bevat uitzonderingen op artikel 24 en 25. Vergunningverplichting voor het opslaan van stoffen De houder van een opslagvergunning kan zijn vergunning slechts met schriftelijke toestemming van Onze Minister op een ander doen overgaan.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 20 EZ
Naam wetgevingscomplex Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
33
De houder van een opslagvergunning neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de met gebruikmaking van de vergunning verrichte activiteiten:
21 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
39 jo 34, 36
Stelt regels omtrent het in te dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister
22 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
40 lid 2
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister een mijnbouwwerk op te richten of in stand te houden.
23 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
41
Met het oog op de kans op beweging van de aardbodem worden metingen verricht voor de aanvang van het opslaan van stoffen
24 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
44, 45
Stelt regels omtrent het verwijderen van een mijnbouwinstallatie
25 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwwet
46-48
betreft zekerheidstelling ter dekking van de aansprakelijkheid voor de schade die naar redelijke schatting ontstaat door beweging van de aardbodem
26 EZ 27 EZ
Mijnbouwwet Mijnbouwwet
Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit
134-141 4 en 5
Betreft waarborgfonds mijnbouwschade Stelt regels omtrent het werkplan van de vergunninghouder waarin alle in een vergunningsgebied uit te voeren mijnbouwactiviteiten staan vermeld.
28 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
26, 27
Stelt regels omtrent het in te dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister
29 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
34-40
Stelt regels over het buiten gebruik stellen van mijnbouwwerken (sluitingsplan)
30 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
44,45
Het ontwerpen, plaatsen en gebruiken van mijnbouwinstallaties die boven oppervlaktewater uitsteken
31 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
46-66, m.u.v. 55
Veiligheidsvoorschriften en maatregelen omtrent het plaatsen en verwijderen van een mijnbouwinstallatie ter voorkoming van schade
32 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
67-77
33 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
94-96
Veiligheidsvoorschriften en maatregelen omtrent het aanleggen, gebruiken, onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat ter voorkoming van schade. vergunningplicht om een pijpleiding in de territoriale zee of op het continentaal plat aan te leggen
34 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
108-119
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Verstrekking gegevens voor het verkenningsonderzoek
Screenende # instantie 35 EZ
Naam wetgevingscomplex Mijnbouwwet
Mijnbouwbesluit
151-153 jo. 149
vergunninplicht voor het gebruik van een groeve, die niet langer in gebruik is voor het winnen van kalksteen, voor een ander doeleinde
36 EZ
Mijnbouwwet
Mijnbouwregeling
1.3.4 lid 2 jo. 1.3.1 lid 2 sub a jo. bijlage 1,A, 2a
Stelt regels omtrent de verstrekking van gegevens voor de aanvraag om een opslagvergunning
37 EZ 38 EZ 39 EZ
Mijnbouwwet Mijnbouwwet Mijnbouwwet
Mijnbouwregeling Mijnbouwregeling Mijnbouwregeling
1.10.1-1.10.7 2.8.1 2.2.1-2.2.4
40 EZ
Eletriciteitswet 1998
Eletriciteitswet 1998
16c lid 3
Restrictiegebieden De schietmeester houdt een schietregister bij Verkenningsonderzoek met gebruik van ontplofbare stoffen Eis van deskundigheid en ervaring voor uitvoeren van aansluitingswerkzaamheden
41 EZ 42 EZ
Eletriciteitswet 1998 Eletriciteitswet 1998
Eletriciteitswet 1998 Besluit aanleg energie infrastructuur
30a artikel 4
Tariefregulering meten bij kleinverbruiker Eisen voor de energie-infrastructuur; binnen welke termijn een begin wordt gemaakt met de aanleg van de energieinfrastructuur en binnen welke termijn deze wordt voltooid.
43 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 1.2 en 1.5
In artikel 1.2. en daaraan verbonden artikel 1.5. zijn de vereisten opgenomen om in aanmerking te komen voor erkenning als meetverantwoordelijke.
44 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 1.3
45 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 1.4
46 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 1.8
47 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 2.3
Regelt het overdragen van meetverantwoordelijkheid in het bijzonder wanneer een MEP-bedrijf wordt ingeschakeld Met deze bepalingen worden regels gesteld tot het MVregister Bevat de vangnetregeling meetverantwordelijkheid. Deze regeling is van toepassing als de erkenning van de oorspronkelijke meetverantwoordelijke is ingetrokken en (nog) geen andere meetverantwoordelijke is aangeweze en erkend. Regelt alle randvoorwaarden waaronder de erkende meetverantwoordelijke zijn werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd, evenals eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc.
48 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 3.1
Regelt de datacollectie bij dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen
49 EZ 50 EZ
Eletriciteitswet 1998 Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit Meetcode Elektriciteit
art. 3.2 art. 3.3
Regelt datacollectie bij overige inrichtingen Regelt de werkwijze van de meetverantwoordelijke bij storingen van dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 51 EZ 52 EZ
Naam wetgevingscomplex Eletriciteitswet 1998 Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit Meetcode Elektriciteit
art. 4.1 art. 4.5
Dataverwerking door de netbeheerder Deze bepaling regelt de dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van marktfacilitering
53 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 4.6
54 EZ
Eletriciteitswet 1998
Meetcode Elektriciteit
art. 5.1
Deze bepaling regelt de bekendmaking van de verzamelde data door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet Deze bepaling regelt de verwisseling of wijziging van (delen van) de meetinrichting en/of switchen van erkende meetverantwoordelijke
55 EZ
Eletriciteitswet 1998
Netcode Elektriciteit
art. 2.1.6
Deze bepaling regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het aansluitingenregister.
56 EZ
Gaswet
Gaswet
art. 13 i.h.b. lid 1 onderdelen b, c en d
Machtiging tot het stellen van regels met betrekking tot berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties
57 EZ 58 EZ
Gaswet Gaswet
Gaswet Dte Beleidsregel "Richtlijnen gasopslag 2003"
art. 80a en 81 e geheel, in bijzonder art. 2 en 5
Tariefregulering voor het meten van gas bij afnemers Verplichte aanbieding basisdiensten door gasopslagbedrijf
59 EZ
Gaswet
Aansluitvoorwaarden Gas - RNB art. 2.1.5
Deze bepaling regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het aansluitingenregister.
60 EZ
Gaswet
Aansluitvoorwaarden Gas - LNB art. 3.5.2
61 EZ
Gaswet
Netkoppelingsvoorwaarden Gas art. 3.4.1 en 3.4.2 - LNB
Deze bepaling geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de netbeheerder van het landelijk transportnet geautoriseerde personen bevoegd. Deze bepaling geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de netbeheerder van het landelijk transportnet geautoriseerde personen bevoegd. De regionale netbeheerder dient de instemming van de landelijk netbeheerder te krijgen, voordat werkzaamheden mogen worden verrichten.
62 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
art. 2.1 en 2.4
Inhoud bepaling
In artikel 2.1 en daaraan verbonden artikel 2.4. zijn de vereisten opgenomen om in aanmerking te komen voor erkenning als meetverantwoordelijke.
Screenende # instantie 63 EZ
Naam wetgevingscomplex Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 2.2
64 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 3.1 t/m 3.6 en bijlage Regelt alle randvoorwaarden waaronder de erkende 1 meetverantwoordelijke zijn werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd, evenals eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc.
65 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 4.1 t/m 4.3
Regels omtrent datacollectie door de meetverantwoordelijke
66 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 5.1
Dataverwerking door de netbeheerder
67 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 5.2
Deze bepaling regelt de dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van marktfacilitering
68 EZ
Gaswet
Meetvoorwaarden Gas - RNB
art. 6.1
Deze bepaling regelt de verwisseling of wijziging van (delen van) de meetinrichting en/of switchen van erkende meetverantwoordelijke
69 EZ
Mededingingswet
Besluit vrijstelling branchebeschermings overeenkomsten
art. 2
70 FIN
Accountantswetgeving
Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de accountadministratieconsulenten
wettelijke controle van jaarrekeningen
Het Besluit geeft - onder een aantal randvoorwaarden aan dat bepalingen van de Mededingingswet niet van toepassing zijn op de samenwerkingsovereenkomsten detailhandel De wettelijke controle van jaarrekeningen en de eisen die hieraan worden gesteld vloeien voort uit richtlijn 2006/43/EG. De regels betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen zijn één op één overgenomen uit deze richtlijn.
71 FIN
Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)
Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de accountadministratieconsulenten
controles niet zijnde Voor de controles niet zijnde wettelijke controles in de zin wettelijke controles in de van richtlijn 2006/43/EG is er sprake van een zin van RL 2004/39 vergunningplicht
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Regelt overdracht meetverantwoordelijkheid
Screenende # instantie 72 FIN
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)
Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de accountadministratieconsulenten
controles niet zijnde De eisen die worden gesteld aan personen die de wettelijke controles in de wettelijke controle van de jaarrekening mogen uitvoeren zin van RL 2004/39 zijn van groot belang voor de werking van het maatschappelijk verkeer. Accountantscontroles nemen een belangrijke plaats in in het maatschappelijk verkeer en het is noodzakelijk dat het publiek (de consument) vertrouwen heeft in de verklaringen van de accountant.
73 FIN
Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)
Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de accountadministratieconsulenten
controles niet zijnde Aan externe accountants worden bepaalde beperkingen wettelijke controles in de gesteld ter waarborging van de onafhankelijkheid. Deze zin van RL 2004/39 beperkingen zijn er in het bijzonder op gericht dat een externe accountant niet tevens werkzaamheden verricht voor een controlecliënt, waardoor belangenverstrengeling kan optreden.
74 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
Artikel 1 lid 1
Advocaten worden ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten (tenzij par 2a van toepassing is). Deze bepaling is gewijzigd, nu landelijk tabelau, inschrijving is nu nog alleen een vergunning.
75 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
Artikel 2 lid 1 en 2a
76 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
artikel 2 lid 2, 2a lid 5
Overleggen beroepskwalificatie of document in de zin van art 2a Verklaring omtrent gedrag of vergelijkbaar document staat van herkomst
77 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
artikel 9a, 9aa, 9b
Implementatie van richtlijn 2005/36/EG mbt de erkenning van beroepskwalificaties en richttlijn 98/5/EG
78 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
artikel 12 lid 1
Kantoor houden binnen 1 arrondissment op 1 locatie: de dienstverrichter dient een vestiging aan te wijzen als kantoor, ivm tuchtrecht
79 JUS 80 JUS 81 JUS
Advocatenwet Advocatenwet Advocatenwet
Advocatenwet Advocatenwet Advocatenwet
artikel 12 lid 2 artikel 12 lid 3 Artikel 16a t/m 16 f (par. 2a)
Advocaten bij de Hoge Raad Kantoor houden buiten Nl Implementatie van richtlijn 77/249/EG; advocaten die niet in Nederland zijn ingeschreven.
82 JUS
Advocatenwet
Advocatenwet
Artikel 16g t/m 16 k, m.u.v. deel art 16k (par. 2b)
Implementatie richtlijn 98/5/EG; advocaten die onder hun oorspronkelijke beroepstitel zich in Nl vestigen.
83 JUS
Wetboek van Strafvordering
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Art 7 en art 1
Forensisch onderzoek door laboratoria, accreditatie
Screenende # instantie 84 JUS
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Uitvoeringswet verdrag biologische wapens
Uitvoeringswet verdrag biologische wapens
Art. 2, eerste en derde lid, art. 3, art. 4
Een verbod tot ontwikkeling, productie, in voorraad hebben, verwerven of bezit van biologische agentia of van wapens die dienen voor het gebruik van biologische agentia, inclusief voorschriften omtrent vernietiging van biologische agentia implementatie Europees vennootschapsrecht
85 JUS
Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap
Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap
gehele regeling
86 JUS
Uitvoeringswet verordening tot instelling van Europese economische samenwerkings verbanden
Uitvoeringswet verordening tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden
gehele regeling
Wet is één op één implementatie van de Verordening 2137/85, tot instelling van de Europese economische samenwerkingsverbanden.
87 JUS
Wet wapens en munitie
Wet wapens en munitie en Regeling wapens en munitie
Artikel 4, 6, 7, 9, 13, 14, 20, 42 Wwm en Artikel 8, 8a, 9, 11, 12, 14 t/m 17, 18 t/m 43, 50 Rwm
Deze artikelen regelen verboden, erkenningen, consenten, vergunningen, verloven, vrijstellingen, ontheffingen en registratie van diverse wapens en munitie (uiteraard alleen van toepassing waar het diensten betreft)
88 JUS
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
artikel 1023
het sluiten van een arbitrageovereenkomst.
89 JUS
Burgerlijk Wetboek
Burgerlijk Wetboek en Artikel 64 lid 2 en 3 , 68, Beleidsregels preventief toezicht (NV), 175 lid 2 en 3, 179 op vennootschappen 2005 (BV)
verklaring van geen bezwaar bij de oprichting van vennootschappen
90 JUS 91 JUS
Burgerlijk Wetboek Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Burgerlijk Wetboek Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
art 501 artikel 2 en 4
reisovereenkomst vergunning
92 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
artikel 8 en 10
Art 8 – bevoegdheid MvJ + opleidingseisen, Art. 10 installatie en onderhoud alarmapparatuur door personen, opleidingseis en betrouwbaarheid
93 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
artikel 2, 7 lid 1 en 2, 9 lid 8
vergunning recherchewerkzaamheden
Screenende # instantie 94 JUS
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
artikel 10
diploma
95 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
artikel 4 en 23a
vertrouwelijke gegevens
96 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
artikel 3, 18 en 24
klachtenregeling en leges
97 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
paragraaf 9
melding Wet bescherming persoonsgegevens
98 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
paragrafen 3.1 3.2 3.3 2.1 2.4 2.5
Par. 2.1, 2.2 en 2.4 – invulling betrouwbaarheids - en geschiktheidstoets personeel en leidinggevenden, Par. 3.1, 3.2, 3.3 – afgifte legitimatiebewijzen
99 JUS
Wet particuliere beveiligings organisaties en recherchebureau’s
Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s
paragaaf 3.6
Par. 3.6 – bijhouden register legitimatiebewijzen
Boswet
Boswet
Art 2, art 13
Artikel 2: verbod te vellen van houtopstand, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Minister van LNV (en aan de eigenaar van de te ontbloten grond, indien dat niet tevens degene is die de houtopstand velt). Artikel 13: de Minister van LNV kan ter bewaring van natuur- en landschapsschoon het vellen en doen vellen, anders dan bij wijze van dunning, van bossen en andere houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaren verbieden.
100 LNV
Screenende # instantie 101 LNV
Naam wetgevingscomplex Boswet
Regeling meldings - en herplantingsplicht
Art 2, art 3 lid 1
Artikel 2: vrijstelling van artikel 2 van de Boswet (verbod houtopstand te vellen zonder voorafgaande melding) indien het bos niet is aangelegd ter voldoening aan verplichting tot herbeplanting als bedoeld in artikel 3 van de Boswet en voldaan is aan de artikelen 3, eerste lid, en 4 van de Regeling meldings - en herplantplicht. Artikel 3, eerste lid: voordat tot aanleg van het bos wordt overgegaan, dient het tijdstip en de plaats van aanleg te worden aangemeld bij de minister van LNV en dient een mededeling van de minister omtrent de vrijstelling te zijn ontvangen.
102 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5 lid1, 9, 16g Besluit vrijstelling
Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden.
103 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
art. 14 lid 3 +4 FF-wet en Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich art. 9a Besluit vrijstelling hebben van bepaalde aangewezen dieren en planten die een gevaar kunnen opleveren voor het bestaan van beschermde dier- en plantensoorten.
104 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en faunawet
art. 13, 64 lid 2, 75 lid 3
Art. 13 : het onder zich hebben/tentoonstellen van beschermde dieren en planten is verboden, Art. 64, lid 2: Het prepareren van dieren behorende tot soorten aangewezen krachtens het eerste lid is verboden, Art. 75 lid 3: De Minister kan ontheffing verlenen indien geen afbreuk wordt gedaan aan gunstige staat van instandhouding van de soort en, voor wat betreft vogels en bijlage IV Habitatrichtlijn soorten, als er geen andere bevredigende oplossing is en met het oog op in art. 75, lid 6 van de wet en in art. 2, lid 3, Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten genoemde belangen (bv. belang van volksgezondheid).
105 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en faunawet
art. 62 lid 1 en 2
Artikel 62, lid 1: verboden dode dieren, behorende tot soorten waarop deze wet van toepassing is, te prepareren zonder voorzien te zijn van een vergunning van Onze Minister, Artikel 62, lid 2: Een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister afhankelijk gesteld van het met gunstig gevolg afgelegd hebben van een door Onze Minister erkend preparateursexamen. Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, is ten aanzien van dat examen van overeenkomstige toepassing.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 106 LNV
Naam wetgevingscomplex Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
art. 13, 75 lid 1 FF-wet, Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich art. 10, 11 lid 2 Besluit hebben van beschermde dieren en planten voor vrijstelling (verbod op het handelsdoeleinden. onder zich hebben van beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden)
107 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5 lid1, 9 Besluit vrijstelling
Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden.
108 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling bes chermde dier- en plantensoorten en Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens
art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 5 lid 1, 7 Besluit vrijstelling, art. 8 Regeling afgifte
Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. Dit verbod geldt niet voor gefokte vogels indien de vogels een pootring hebben enn geregistreerd zijn.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
109 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
art. 13, 75 lid 1 FF-wet, Betreft verlening vrijstellingen op het verbod op het art. 10, 11 lid 2 Besluit tentoonstellen van beschermde dieren/planten voor vrijstelling (verbod op het handelsdoeleinden. tentoonstellen van beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden)
110 LNV
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit prepareren dieren, Jachtbesluit, Regeling prepareren van dieren en Jachtregeling
art. 40 lid 1, 62 lid 2 FFwet, art.2, 3, 4 lid 1, lid 2a Regeling prepareren dieren, art. 7 Jachtbesluit, art. 7 Jachtregeling
Voor het prepareren van dieren is dient men een door de Minister erkend preparateursexamen gunstig te hebben afgelegd.
Screenende # instantie 111 LNV
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Flora- en faunawet
Flora- en Faunawet en Besluit prepareren dieren
Naam regelgeving
art. 13 lid1, 63 lid 1, lid 2 jo. art. 6 en 7 Besluit prepareren dieren
Betreft vrijstellingen op het verbod producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden , te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of ten toon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
112 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings Drentse Veenkoloniën
art. 24 lid 1
113 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings Drentse Veenkoloniën
art. 28 lid 2
114 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings Drentse Veenkoloniën
art. 32 lid 1
Nadat een herinrichtingsplan is vastgesteld, mogen eigenaren en gebruiksgerechtigden van tot het blok behorende onroerende zaken geen handelingen verrichten noch die handelingen, welke door een normale bedrijfsvoering worden geëist, achterwege laten, indien daardoor de waarde van hun onroerende zaken zou veranderen, tenzij hun daartoe door de herinrichtingscommissie toestemming is verleend. GS kunnen in overeenstemming met de herinrichtingscommissie bepalen, dat met name genoemde werken worden uitgevoerd door de door hen aan te wijzen openbare lichamen of andere rechtspersonen. De herinrichtingscommissie benoemt de schatters, die onder haar leiding de waarde van de in een blok gelegen onroerende zaken zullen schatten.
115 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Instructie voor de herinrichtingscommissie
art. 32
Artikel 32: de schatters bedoeld in artikel 32 van de wet ontvangen van Rijkswege een door de Minister van LNV vast te stellen vergoeding.
116 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Instructie voor de herinrichtingscommissie
art. 38 lid 7
Voor ingebruikneming van land in materieel beheer bij het bureau kunnen gegadigden zich door middel van een inschrijving bij het bureau melden.
117 LNV
Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings -Drentse Veenkoloniën
Instructie voor de herinrichtingscommissie
art. 38 lid 8
Bij het in gebruik geven van het land wordt een vergoeding gevraagd ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs.
Screenende # instantie 118 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Natuurbeschermingswet 1998
Natuurbeschermingswet
Art. 16
Het is verboden zonder vergunning in een beschermd natuurmonument handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren, dan wel in strijd met de bij een vergunning gestelde voorschriften of beperkingen handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen.
119 LNV
Natuurbeschermingswet 1998
Natuurbeschermingswet
Ar.17
120 LNV
Natuurbeschermingswet 1998
Natuurbeschermingswet
Art. 19 a en b
121 LNV
Natuurbeschermingswet 1998
Natuurbeschermingswet
Art. 19 d-h, 41, 43
Gedeputeerde Staten kunnen in overeenstemming met de eigenaar en de gebruiker voor een beschermd natuurmonument of een gedeelte daarvan een beheersplan vaststellen, dat het behoud, het herstel of de ontwikkeling van het natuurschoon of van de natuurwetenschappelijke betekenis van het natuurmonument ten doel heeft. Gedeputeerde staten stellen na overleg met de eigenaar, gebruiker en andere belanghebbenden, voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, een beheersplan vast waarin met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling wordt beschreven welke instandhoudingsmaatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze. Vergunningsstelsel voor handelingen die schadelijk kunnen zijn voor Natura 2000 gebied en inhoudelijk afwegingskader.
122 LNV
Natuurbeschermingswet 1998
Besluit tot beperking Art 7 besluit, Art 20, 41 toegankelijkheid natuurgebieden en 43 Nbwet ex art 20 Nbwet 1998 Natura 2000-gebied 'Waddenzee' en 'Noordzeekustzone'
123 LNV
Natuurbeschermingswet Natuurbeschermingswet 1998
Art 21
De toegang tot artikel 20 gebieden is verboden tenzij het gaat om de uitoefening van beroepsmatige activiteiten waarvoor men een vergunning heeft.
De eigenaar en gebruiker zijn verplicht om passende maatregelen te gedogen.
Screenende # instantie 124 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Varkensbesluit
Art. 15
Artikel 15: Castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven dagen, is uitsluitend toegestaan als deze ingreep onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd door een dierenarts.
125 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Varkensbesluit
Art. 17
Artikel 17: Invoer van varkens die vanuit een derde land via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht mag alleen indien de varkens vergezeld gaan van een geldig door de bevoegde autoriteit van het derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 91/630/EEG.
126 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Varkensbesluit
Art. 3, Art. 4.3, Art. 4a, Art. 5.1, 6 en 7, Art. 6, Art. 7, Art. 9, Art. 10, Art. 12, Art. 13 en Art. 16
127 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Varkensbesluit
128 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit doden van dieren
Artikel 3, artikel 4, derde lid, artikel 4a, artikel 5 eerste lid, zesde en zevende lid, artikel 6, artikel 7, artikel 9, artikel 10, artikel 12, artikel 13, artikel 16: Deze artikelen bevatten eisen omtrent het houden, huisvesten en verzorgen van varkens. Art. 2a, Art. 2aa, Art. 4.1, Deze bepalingen bevatten eisen omtrent de huisvesting, 2, 4 en 5, Art. 5.1, 2, 3 het houden en verzorgen van varkens. De Minister van en 4, Art. 8 en Art. 11 en LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het Art. 107 Gwwd welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen (art. 107 Gwwd). Art. 3, Art. 4, Art. 5, Art. 6 Bij het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen, en art. 107 Gwwd slachten of doden wordt de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard. De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen (art. 107 Gwwd).
Screenende # instantie 129 LNV
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit doden van dieren
Naam regelgeving
Art. 7, art. 8.1, art. 9, art. 10.1 en art. 11
130 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit doden van dieren
Art. 8.2.
Artikel 7: eisen aan de ruimte waarin geslacht wordt en de instrumenten waarmee geslacht wordt Artikel 8, eerste lid: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig ondergebracht overeenkomstig bijlage A van de richtlijn. Artikel 9: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B van de richtlijn. Artikel 10, eerste lid: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden voor het slachten bedwelmd, dan wel onmiddellijk gedood overeenkomstig bijlage C van de richtlijn. Artikel 11: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden bij de verbloeding behandeld overeenkomstig bijlage D van de richtlijn. Artikel 8, tweede lid: Indien het slachten van meer dan licht zieke of licht gewonde productiedieren, bedoeld in paragraaf 1, punt 6, van bijlage A van de richtlijn, binnen twee uur na aankomst bij het slachthuis om enigerlei reden onmogelijk is, doodt de keuringsdierenarts van de Voedsel en Warenautoriteit, zoals deze is ingesteld bij besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juli 2002 (Stcrt. 127), het dier terstond nadat hem die onmogelijkheid is gebleken en ter plaatse waar het zich bevindt door toediening van een letale dosis van een centraal depressief middel, dan wel laat hij het dier onder zijn toezicht doden.
131 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling doden dieren
Art. 2, Art. 3, art. 4 en art. 5
Artikel 2: eisen aan het bedwelmen van pluimvee Artikel 3: eisen aan het bedwelmen van varkens Artikel 4: toegestane dodingsmethoden in geval van dierziekten Artikel 5: doden van pelsdieren
132 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling doden dieren
Art. 107 Gwwd
133 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit welzijn productiedieren
Artikelen 3 - 5, artikel 6
De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. Artikel 3 tot en met 5 eisen omtrent het houden, verzorgen en huisvesten van productiedieren. Artikel 6: register medische zorg verboden stoffen.
Screenende # instantie 134 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Dierentuinenbesluit jo Vrijstellingsregeling dierenwelzijn (vergunning en eisen ogv richtlijn 1999/22/EG).
Art. 3, art. 10. Verplichting vergunning.
Het is verboden een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 en 7 tot en met 13.
135 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Dierentuinenbesluit
Art. 3 - 5, art. 7-14. Voorwaarden voor vergunning.
136 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Legkippenbesluit
Art. 3-10
137 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Honden- en kattenbesluit 1999
Art. 2, art. 8-18, art. 19 en 21, art. 22, art. 25, art. 26, art. 107 Gwwd
138 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Honden- en kattenbesluit 1999; Regeling uitvoering honden- en kattenbesluit 1999
Art. 7, art. 2 regeling
Artikel 3 tot en met 5 en 7 tot en met 14. Artikel 3: Het is verboden een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 en 7 tot en met 13. Artikel 4: De exploitant van een dierentuin dient te beschikken over een vergunning. Artikel 5: gegevens die de vergunningaanvraag dient te bevatten. Artikel 7 tot en met 13: vergunningsvoorwaarden aangaande het houden en verzorgen van het dier en het bijhouden van een beleidsprotocol en register. Artikel 14: intrekken vergunning Artikel 3 tot en met 10 bevattende eisen omtrent de registratie, het huisvesten, houden en verzorgen van legkippen. Het is verboden honden of katten te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren of in bewaring te nemen, of te fokken ten behoeve van de verkoop of aflevering van de nakomelingen, tenzij daarbij aan dit besluit wordt voldaan. Op de inrichting is een beheerder werkzaam die in bezit is van een, in het kader van onderhavig besluit, door Onze Minister bij ministeriële regeling erkend bewijs van vakbekwaamheid.
139 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Honden- en kattenbesluit 1999
Art. 2, art. 3, art. 4-6, art. 107 Gwwd
140 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit biotechnologie bij dieren
art. 11a
141 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra
art. 2 en 3, jo 9 (erkenning)
Het is verboden honden of katten te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren of in bewaring te nemen, of te fokken ten behoeve van de verkoop of aflevering van de nakomelingen, tenzij daarbij aan dit besluit wordt voldaan. Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de GWWD (voor het wijzigen van genetisch materiaal van dieren of het toepassen van biotechnologische technieken bij dieren of embryo’s). Verbod op winnen van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend is.
Screenende # instantie 142 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra
art. 8 en 10 (rundersperma, administratie)
Artikelen 8 en 10: verbod op winnen rundersperma, tenzij een administratie wordt bijgehouden en er een calamiteitenplan is.
143 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 2:62
Betreft de inschrijving van een handelaar in het register.
144 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 2:63
Betreft erkenning van verzamelcentra voor vee.
145 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 2:64
Betreft de toelating van slachthuizen
146 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 8:7
Artikel 8.7: inschrijving handelszaak in een register
147 LNV
Gezondheids - en welzijns wet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 3:15
3:15 erkenning van handelaren in runderen
148 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 7:9
Artikel 7.9 Erkenning van handelaren in schapen en geiten
149 LNV
Kaderwet diervoeders
Kaderwet diervoeders en Regeling diervoeders
art. 23 Kaderwet en art. 99 regeling
Kaderwet diervoeders: Art. 23: de minister kan instellingen aanwijzen die onderzoek doen naar bij officiële controles genomen monsters Regeling diervoeders: Art. 99: aanwijzing instellingen (NB bepaling valt volgens fiche onder art 3 - dus uitgezonderd van DRL)
150 LNV
Kaderwet diervoeders
Besluit diervoeders en Regeling art. 28,1 onder d besluit diervoeders en art. 1010 regeling
151 LNV
Visserijwet
152 LNV
Visserijwet
Reglement voor de binnenvisserij 1985 Reglement zee-en kustvisserij 1977
Besluit diervoeders: Art. 28, lid 1 sub d: onderzoek moet voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde eisen omtrent de beoordeling van toevoegingsmiddelen e.d. Regeling diervoeders: Art. 101: Een onderzoek als bedoeld in art. 28, lid 1 sub d Bdv wordt uitgevoerd overeenkomstig beginselen en voorwaarden uit rl 83/228/EEG en 87/153/EEG en overeenkomstig de richtsnoeren, bedoeld in art. 7 verordening (EG)nr. 1831/2003 Art. 10a: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren Art. 5: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren
Bepaling/artikel
art. 10a art. 5
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 153 LNV
Naam wetgevingscomplex Visserijwet
Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis
art. 2.1
Art. 2, lid 1: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren
154 LNV
Visserijwet
Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis
art. 2.2
Art. 2, lid 2: verplichting voor bemiddelaar bij het veilen van zoetwatervis om op of bij de op de veiling aanwezige zoetwatervis de naam van de aanvoerder te vermelden alsmede de herkomst van de zoetwatervis.
155 LNV
Visserijwet
Regeling eisen, administratie en art. 25.2 en 4 registratie inzake visserij
Art. 25, lid 2 en 4: Degene die bemiddeling bij veiling van vis verleent draagt er zorg voor dat op of bij de op de veiling aanwezige vis registratienummers en nationaliteit van de vaartuigen vermeld worden waarmee deze vis is gevangen of aangevoerd. In geval van span moeten nummers van beide vaartuigen vermeld worden.
156 LNV
Visserijwet
Regeling eisen, administratie en art. 29,30,32 en 34 registratie inzake visserij
Artt. 29, 30, 32, 34 (eisen aan dienst ‘bemiddelen bij veilen van vis’)
157 LNV
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Regeling verhandeling teeltmateriaal
Hoofdstuk 2, 3
Bepalingen over wijze van keuren, certificeren, onderzoek mbt teeltmateriaal
158 LNV
Meststoffenwet
Meststoffenwet
art. 27.1
159 LNV
Meststoffenwet
Meststoffenwet
art. 27.2
160 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 27.1 en 2 en art. 125
Art. 27, lid 1 Gaat over de handel in productierechten. De belanghebbende moet aan de minister kennisgeven van de overgang van een productierecht naar een ander bedrijf. Er kan pas aanspraak worden gemaakt op een van een van een ander bedrijf afkomstig productierecht met ingang van het tijdstip van de registratie van de kennisgeving door de minister. Hierin worden eisen gesteld aan de diensten ‘vaststellen van de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverende vermogen van de bodem’ en ‘analyseren grondmonsters’. Tot deze eisen behoort dat de analyse moet worden gedaan door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad van Accreditatie aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 161 LNV
Naam wetgevingscomplex Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 27
Art. 27: Hierin worden eisen gesteld aan het nemen van grondmonsters (tbv bepaling waarden fosfaat ed in bodem). De monstername kan gedaan worden door het geaccrediteerde laboratorium dat de bepaling van de waarden/analyses doet, maar het lab kan dat ook uitbesteden onder de volgende voorwaarden: monstername moet gebeuren onder verantwoordelijkheid laboratorium dat analyse uitvoert (lid 3 sub a) - degene die de monstername doet heeft een onafhankelijke positie t.o.v. bedrijf waar de monsters worden genomen (lid 3 sub c) - degene die de monstername doet is geschoold en wordt door het laboratorium voorzien van deugdelijke instructies (lid 3 sub d)
162 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 32.2 en 33.1 en art. 125
163 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 76
Art. 32, lid 2 en art 33 lid 1: Geaccrediteerde laboratoria stellen middels bemonstering en analyse van de bodem de fosfaattoestand van een perceel vast. De resultaten worden vastgelegd in een keuringsrapport. Art. 125: Met een laboratorium als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt gelijkgesteld een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de EU, dan wel in een andere staat die partij is bij een daartoe strekkend Verdrag dat NL bindt, die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitsborgingniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd. Art. 76: het wegen van meststoffen met behulp van een weegwerktuig
164 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 77 en 78
Bemonstering ges chiedt tijdens het laden van een transportmiddel mbv bemonsteringsapparatuur die voldoet aan bepaalde prestatiekenmerken en behoort tot een type waarvan bij keuring door Praktijkonderzoek Veehouderij BV, onderdeel van de Animal Sciences Group te Lelystad, is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.
165 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 77, 80 lid 1 jo. 81 lid 3, 125
Analyse dient te gebeuren door geaccrediteerd laboratorium.
166 LNV
Meststoffenwet
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
art. 81 lid 1
Het laboratorium dat de monsters heeft geanalyseerd stuurt deze in afschrift aan de Dienst Regeling.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 167 LNV
Naam wetgevingscomplex Meststoffenwet
Besluit gebruik meststoffen wet
art. 4b
168 LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen
art. 7, art. 11 sub c en d
169 LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode
art. 5.1, art. 5.2, art. 7
minister LNV kan bepalen dat overeenkomstig de biologische produktiemethoden voortgebrachte produkten aan een keuring kunnen of moeten worden onderworpen
170 LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongbenamingen en specificiteitscertificering
Art. 7
De in artikel 6 genoemde controle-instelling is belast met de keuring van producten. NB volgens fiche uitgezonder onder art 3 DRL
171 LNV
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit
art. 7 en art. 10
172 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria
art. 2, art. 3.1
Art. 7: Groenten en fruit zijn onderworpen aan een keuring. Art. 10: Het Kwaliteits-Controle-Bureau voor groenten en fruit te ’s Gravenhage is belast met keuring als bedoeld in art. 7 bij zijn aangeslotenen en is belast met het uitreiken van merken. Artikelen 2 en 3: verbod op winnen van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend is
173 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria
art 5 (let op, staat in formulier art 2 en 3.1)
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 4b: Het nemen en analyseren van grondmonsters dient te gebeuren door een geaccrediteerd laboratorium dan wel door een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de EU die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitborgingsniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd. Bepaalde soorten bloembollen dienen gekeurd te worden, de BKD mag keuren en merken uitreiken.
De minister kan, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in paragraaf 2, een erkenning verlenen aan een laboratorium voor één of meer in de bijlage opgenomen testmethodes. Dit laboratorium dient gelegen te zijn op Nederlands grondgebied.
Screenende # instantie 174 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria
art. 6.1.
Artikel 6, eerste lid: Het laboratorium is door de Raad voor Accreditatie, of een andere accreditatieorganisatie die aantoonbaar voldoet aan ISO 17011 en ondertekenaar is van de meerzijdige overeenkomst van het Europese netwerk van accreditatie geaccrediteerd, conform NENEN-ISO/IEC 17025, voor de testmethode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd. *N.B. Dit formulier richt zich op de accrediterende organisatie en niet op een laboratorium dat moet worden geaccrediteerd. Artikel 14: Rapportageverplichting voor laboratorium Artikel 15: verplichting voor laboratorium tot medewerking aan periodieke monitoring door CIDC-laboratorium Artikel 16: Erkend laboratorium moet (a) voldoen aan de TSEverordening; (b) geen inzage in onderzoeksresultaten verlenen, tenzij het toezichthouders of bepaalde medewerkers betreft; (c) in-/uitslagregister voor monsters operationeel hebben; maandelijks aan DR rapporteren over onderzoeken. * Omdat nationale en EU-aspecten in dit wettelijke stelsel sterk met elkaar vervlochten zijn en dit lastig uit elkaar te halen is, zijn de formulieren mbt de onderhavige regeling veiligheidshalve ingevuld alsof het nationale regelgeving betreft. Bepaalde vereisten mbt toegang tot/uitoefening van diensten uit de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria vloeien echter voor bepaalde soorten één op één voort uit Europese regelgeving.
175 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria
art. 14, art. 15, art. 16
176 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit gebruik Sera en entstoffen
art. 2
Artikel 2: verbod en ontheffing behandeling met levende entstoffen tegen besmettelijke dierziekten
177 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit gebruik Sera en entstoffen
Art. 3
Artikel 3: verbod en ontheffing behandeling met nietlevende entstoffen en sera tegen besmettelijke dierziekten
178 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Fokkerijbesluit
art. 2
Artikel 2: inschrijven van dieren in stamboek of register
179 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Fokkerijbesluit
art. 6
Artikel 6 stelt voorwaarden aan de inschrijving van dieren in het stamboek of register.
180 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Fokkerijbesluit
art. 3
Erkenning beheerders stamboeken of registers voor vee
Screenende # instantie 181 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gezondheids - en welzijnswet art. 19 Gwwd, art. 12 en voor dieren en Regeling art. 13 regeling preventie, bes trijding, monitoring van besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE's)
Art. 19 Gwwd: verplichting voor houder van dier om kennisgeving te doen bij ambtenaar bij verschijnselen besmettelijk dierziekte. Art. 12 Regeling: Er geldt een vrijstelling van verplichting tot kennisgeving o.a. onder de volgende voorwaarde: - houder stuurt verdacht materiaal naar een laboratorium dat erkend is door de minister ogv art 3 Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria (lid 2) - in geval van verdenking ziekte van Aujeszky doet houder dier kennisgeving bij ambtenaar. Art 13 Regeling: Er geldt een vrijstelling van verplichting tot kennisgeving ingeval abortus bij rund als gevolg van brucellose o.a. onder de volgende voorwaarden:- houder stuurt bloedmonster aan een door de minister van LNV aangewezen laboratorium tbv overeenkomstig bijlage C bij rl nr. 64/432/EEG uit te voeren serologische onderzoek; - houder doet kennisgeving bij ambtenaar nadat vast is komen te staan dat brucellose oorzaak is van abortus. Het is verboden vuilnis of mest te storten of op te slaan op, dan wel te verspreiden over een terrein of plaats waarop dieren, als bedoeld in het eerste lid, vrijelijk toegang hebben. Betreft de onderzoeksgegevens exploitant levensmiddelenbedrijf
182 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
art. 9.2.
183 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit bescherming regen bepaalde zoonosen en bestrijding besmettelijke dierziekten
art. 2
184 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 19 en art. 20 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
Het verzamelen van varkens is verboden.
185 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 21 en 24. en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
Het betreft de erkenning en de intrekking van erkenning van een varkensverzamelcentrum.
Screenende # instantie 186 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 22, 23 en bijlage 2 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
De erkenningseis kwalificeert als een vergunning (gaat om erkenning varkensverzamelcentrum)
187 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 29 en 38 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
Artikel 29: erkenning van een runderverzamelcentrum Artikel 38: intrekking van erkenning bedoeld in artikel 29
188 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 30, 31 en bijlage 3 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
189 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 39 en 43 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
De eisen zijn non-discriminatoir en noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig (meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van dierziekten dan thans het geval is. Regels worden momenteel herzien. Artikel 39: erkenning van schapenverzamelcentrum en geitenverzamelcentrum Artikel 43: intrekking erkenning bedoeld in artikel 39
190 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 40, 41 en bijlage 5 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
191 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling preventie, bestrijding art. 44 en art. 45 en 46 en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
De eisen zijn non-discriminatoir en noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig (meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van dierziekten dan thans het geval is. De bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 9. De organisator van een tentoonstelling of keuring (tijdelijke verzameling) dient het voornemen dit te organiseren vooraf te melden bij de VWA.
Screenende # instantie 192 LNV
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop
art. 5, 7-13 en 15 en art. 10 en 19
193 LNV
Gezondheids - en welzijns wet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 2:12
Artikelen 5 en 7 / 13 en 15:het uitvoeren van vaccinaties van hobby- en commercieel gehouden legpluimvee door een dierenarts en het aanbrengen van pootringen bij gevaccineerd legpluim vee door een dierenarts die genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd. Artikelen 10 en 19: afnemen van bloedmonsters bij hobby- en commercieel gehouden legpluimvee door een dierenarts die genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd; Artikel 2:12 inschrijving handelaar in register
194 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling handel levende dieren en levende producten
art. 2:28
Artikel 2:28 inschrijving handelaar in register
195 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006
art. 13
Artikel 13: de houder behandelt herkauwers met middelen ter wering van vectoren
196 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop
art. 24
Artikel 24: reiniging en ontsmetting vervoermiddelen ge(her)vaccineerd pluimvee, vlees, -producten, pluimveevoeder
197 LNV
Landbouwwet
Regeling vleeskeuring
art. 10 en art. 11
De bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 9: de herkeuring mag alleen door een officiële dierenarts worden uitgevoerd. Een officiële dierenarts is een dierenarts verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.
Visserijwet Visserijwet Visserijwet Visserijwet Visserijwet Visserijwet
Regeling Aquicultuur Regeling Aquicultuur Regeling Aquicultuur Regeling Aquicultuur Regeling Aquicultuur Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen
art. 26 art. 33 art. 42.6 art. 58 art. 63 art. 4
Artikel 26: inschrijving handelaren in register Artikel 33: inschrijving handelaren in register Artikel 42, zesde lid: inschrijving handelaren in register Artikel 58: inschrijving handelaren in register Artikel 63: inschrijving handelaren in register Artikel 4: registratieverplichting
198 199 200 201 202 203
LNV LNV LNV LNV LNV LNV
Naam regelgeving
Screenende # instantie 204 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Visserijwet
Regeling voorkoming ziekten bij art. 5 zalmachtigen
Artikel 5: ordentelijk en gedurende 2 jaar bewaren van gegevens bedoeld in artikel 4 van de regeling (zie elders in overzicht)
205 LNV
Diergenees middelenwet
Dierg. middwet
art 2, 3, 4
aanwijzing van onderzoeksinstituten
206 LNV
Diergenees middelenwet
Dierg. middregeling
art 2, 3 (registratie)
Art. 2 en 3 Dgmregeling: Er is een Commissie Registratie Diergeneesmiddelen die de minister adviseert over registratie. De Commissie kan indien zij dit nodig acht met het oog op de advisering onderzoek laten verrichten door een aantal in art. 3 genoemde instituten.
207 LNV
Diergenees middelenwet
Dierg.middwet
art 57 lid 1
Het vergunningvereiste is het aanwijzen van onderzoeksinstituten
208 LNV
Diergenees middelenwet
Dierg.middregeling
art 100 (aangewezen instelling)
Art. 100 Dgmreg: bevat de aanwijzingen van 6 instellingen die onderzoek doen ihk art 57, lid 1
209 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
art 2, 4, 8 lid 2, 15
Art. 2: Tot de uitoefening van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 4: Bij of krachtens amvb kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toelating tot de diergeneeskunde in beperkte omvang (paraveterinaire). Art. 8, lid 2: Het is verboden aan anderen dan paraveterinairen in het openbaar aan te kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen in hun hoedanigheid (titelbescherming) Art. 15: Bij uitoefening van diergeneeskunde in beperkte omvang moet zorgplicht in acht worden genomen.
210 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Wet op de uitoefening van de diegeneeskunde 1990
art 2, 3, 8 lid 1, 9, 14
Art. 2: Tot de uitoefening van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 3: Minister kan personen die buiten NL bevoegdheid tot uitoefening diergeneeskunde hebben tot de uitoefening van de diergeneeskunde toelaten. Art. 8, lid 1: Het is anderen dan dierenartsen verboden aan te kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen ed. (titelbescherming) Art. 9: Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen Art. 14: Bij uitoefening van diergeneeskunde moet zorgplicht in acht worden genomen.
211 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Besluit paraveterinairen
art 2, 3
Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor dierfysiotherapeuten Art. 3: Aan een toelating wordt het voorschrift verbonden dat dierfysio slechts toegepast mag worden op verwijzing van dierenarts
Screenende # instantie 212 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet uitoefening diergeneeskunde
Besluit paraveterinairen
art 6, 7, 9, 10
Besluit paraveterinairen: Art. 6: toelatingseisen embryotransplanteur/winner Art. 7: voorschrift dat de dienstverlening van embryotransplanteurs/winners slechts geschiedt op aanwijzing en controle van een dierenarts Art. 9: toelatingseisen dierenassistent Art. 10: voorschrift dat de dienstverlening van dierenartsassistente slechts geschiedt op aanwijzing en controle, of onder leiding van een dierenarts Het betreft de toelatingseisen voor de embryotransplanteur/winner.
213 LNV
Wet uitoefening diegeneeskunde
Besluit en regeling paraveterinairen
besluit art 6, 9, regeling art 15, 18, 19 lid 3, (beroepskwalificaties)
214 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Besluit en regeling paraveterinairen
besluit art 2, regeling art. 2, 19 lid 3 (bewijsstukken)
Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor dierfysiotherapeuten Regeling paraveterinairen: Art 2: beroepskwalificaties dierfysio’s Art. 19, lid 3: vereiste bewijsstukken bij aanvraag.
215 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Regeling aanmelding tot uitoefening der diergeneeskunde
art 9 (registratie)
(Art. 9 WUD: Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen) De regeling stelt eisen voor de aanvraag tot registratie als dierenarts.
216 LNV
Wet uitoefening diergeneeskunde
Regeling toelating onderdanen EEG -Is tot uitoefening van de diergen.
art 1 t/m 6
De regeling regelt de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties van dierenartsen uit andere lidstaten.
217 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gwwd
art 41 lid 1 (verbod toelaten dieren) jo 107
218 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gzwwd
art 40 lid 1 (verbod lich. Ingrepen jo 107
De bepaling bevat vereisten die binnen het toepassingsbereik van artikel 9 vallen, namelijk de ontheffingsmogelijkheid op het verbod om dieren die een ingreep hebben ondergaan toe te laten in tentoonstellingen, keuringen en wedstrijden. Artikel 40, eerste lid,: het is verboden een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, waarbij een deel of delen van het lichaam wordt of worden verwijderd of beschadigd. Artikel 107: De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen.
Screenende # instantie 219 LNV
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gzwwd jo Vrijstellingsregeling
Naam regelgeving
art 44 lid 4 t/m 8 jo art. 9 vrijstellingsregeling
220 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gzwwd
art 61 jo 107(dierengevechten)
221 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gzwwd jo Besluit biotechnologie bij dieren
art 66 jo art 11a besl biotech
222 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Kalverenbesluit en Gwwd
art 5, 6, 8, 9, 10 jo art. 107
Artikel 44, vierde tot en met achtste lid Gwwd jo artikel 9 Vrijstellingsregeling dierenwelzijn: Op grond van artikel 44, vierde tot en met achtste lid moet een slachtinrichting zijn aangewezen om ritueel te mogen slachten. Slachtinrichtingen dienen hiertoe een aanvraag in. Het aanvraagformulier moet vergezelt gaan van een verklaring, waaruit blijkt dat er daadwerkelijk behoefte is aan het vlees van de ritueel te slachten dieren. Artikel 9 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn stelt inrichtingen die ritueel wensen te slachten vrij van de plicht om een aanvraag voor een aanwijzing en een behoefteverklaring in te dienen, onder voorwaarde dat de inrichting het voornemen van ritueel slachten meldt bij de Minister van LNV Artikel 61: het is verboden dierengevechten te organiseren.Artikel 107: De minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. Artikel 66 Gwwd: Het is zonder vergunning verboden: a. het genetisch materiaal van dieren te wijzigen op een wijze die voorbij gaat aan de natuurlijke barrières van geslachtelijke voortplanting en van recombinatie; b. biotechnologische technieken bij een dier of een embryo toe te passen; c. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen aan een dier van bij de maatregel aangewezen soort en of categorieën van dieren toe te dienen, die het functioneren van een dier veranderen of d. dieren of producten van dieren waarbij handelingen als bedoeld in de onderdelen a tot en met c zijn toegepast, te vervaardigen, te vervoeren, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, te verkopen, te kopen, ten verkoop in voorraad te hebben, zich ervan te ontdoen of binnen Nederland te brengen. Artikel 11a Besluit biotechnologie bij dieren: Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, wordt verleend voor handelingen met betrekking tot dieren of dierlijke embryo’s, indien die handelingen of toepassingen daarvan niet zijn gericht op doeleinden van algemeen maatschappelijk belang. Indien de kalveren zijn gehuisvest in een stal met ligboxen, is het aantal ligboxen ten minste gelijk aan het aantal kalveren etc.
Screenende # instantie 223 LNV
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit ritueel slachten
Naam regelgeving
art. 8, lid 2 en 3 jo. art. 9 lid 1
224 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit ritueel slachten
art. 3,4,6,7, 8 lid 1 en art.9, lid 2
225 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Gwwd jo Besluit ritueel slachten
art. 5, 8, lid 2 en 3, art. 9 lid 1 en 3 jo. Art. 107 Gwwd
Artikel 8, tweede en derde lid: 2. Runderen worden gefixeerd door middel van een toestel dat is voorzien van een tijd-mechanisme dat gedurende 45 seconden na het bedienen daarvan, de opheffing van de fixatie onmogelijk maakt; dit mechanisme wordt onmiddellijk na het toebrengen van de halssnede in werking gesteld. 3. Schapen en geiten worden gefixeerd met behulp van een burrie door tenminste twee personen, of met behulp van een fixatietoestel door tenminste één persoon; na het toebrengen van de halssnede blijven schapen en geiten gedurende tenminste dertig seconden gefixeerd in de positie die de dieren innamen op het moment van het toebrengen van de halssnede. Artikel 9, eerste lid: Het toebrengen van de halssnede gebeurt met een vlijmscherp mes door een persoon die niet tevens belast is met het fixeren van de dieren. Artikel 3: Bij het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, slachten of doden wordt de dieren elke vermijdbaar lijden of vermijdbare verwondingen of kneuzingen bespaard. Artikel 4: Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, slachten of doden van dieren wordt uitgevoerd door personen die de nodige kennis en vaardigheden bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren. Artikel 6: Eisen aan de instrumenten waarmee wordt geslacht en de ruimte waarin wordt geslacht Artikel 7: Dieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig ondergebracht overeenkomstig bijlage A bij richtlijn 93/119/EG Artikel 8, eerste lid: Dieren worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B bij richtlijn 93/119/EG Artikel 9, tweede lid: Dieren worden bij het verbloeden behandeld overeenkomstig bijlage D bij richtlijn 93/119/EG Het gaat om een ontheffingsmogelijkheid van de vereisten die in acht moeten worden genomen bij het ritueel slachten.
Screenende # instantie 226 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit ritueel slachten
art. 5 en art. 9 lid3
Artikel 5: Dit artikel bepaalt dat het onbedwelmd slachten van dieren geschied overeenkomstig de door de keuringsdierenarts of keurmeester gegeven aanwijzingen. Daarnaast wordt in dit artikel geregeld dat naast de bij de slachthandeling betrokken personen en de personen die tijdens de slachthandelingen de israëlitische en islamitische ritus verrichten, ten hoogste één persoon bij het slachten aanwezig mag zijn. Artikel 9, derde lid: Bij schapen, geiten en pluimvee worden ten minste gedurende 30 seconden en bij runderen ten minste gedurende 45 seconden na het aanbrengen van de halssnede geen verdere slachthandelingen verricht.
227 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Kalverenbesluit
art. 2, 3, 4, 7
Artikel 2, 3, 4, 7: eisen die aan de huisvesting van kalveren worden gesteld
228 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Kalverenbesluit
art. 11
229 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit voortplantingstechnieken art. 3, lid 2 jo. Art. 107 bij dieren jo art. 107 GWWD GWWD
230 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit voortplantingstechnieken art. 5 lid 1 en 2 jo. Art. bij dieren 107 GWWD
Artikel 11: invoer vanuit een derde land van kalveren die vanuit Nederland voor het eerst naar de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, worden gebracht, is slechts toegestaan indien de kalveren vergezeld gaan van een geldig, door de bevoegde autoriteit van dat derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 91/629/EEG. Artikel 3, tweede lid: Het is verboden om anders dan als beroep eicellen en embryo’s te winnen en in te brengen. Artikel 107 Gwwd: De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. Het is verboden sperma te winnen door middel van elektrische prikkeling, tenzij één van de uitzonderingen als genoemd in het Besluit voortplantingstechnieken van toepassing is dan wel er ontheffing is verleend
231 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Besluit voortplantingstechnieken art. 3 lid 1 bij dieren jo, art. 107 GWWD
Artikel 3, eerste lid: voortplantingstechnieken worden toegepast op zodanige wijze dat het bij het dier niet onnodig pijn, letsel, stress of ander ongerief veroorzaakt.
Screenende # instantie 232 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Ingrepenbesluit
art. 2 , lid 1 onder q
Artikel 2, eerste lid, onderdeel q: het door vijlen of knippen verkleinen van de hoektanden van biggen is toegestaan tot de leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de uiers van zeugen of de oren of staarten van andere varkens worden verwond wanneer de ingreep niet is toegepast, en onder de voorwaarde dat de tanden glad en intact blijven.
233 LNV
Gezondheids - en welzijnswet voor dieren
Ingrepenbesluit in samenhang met Vrijstellingsregeling dierenwelzijn
234 LNV
Wet bodembescherming
Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52)
art. 2, 3,4 besluit jo art. 1 Artikel 2 van het Ingrepenbesluit en artikelen 1 en 2 van en 2 vrijstellingsregeling de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn. In dit artikel worden ingrepen aangewezen waarvoor het in artikel 40 van de Gezondheids - en welzijnswet voor dieren opgenomen verbod om lichamelijke ingrepen bij dieren te verrichten niet geldt. Aan het verrichten van een aantal ingrepen worden wel voorwaarden verbonden, nl. in: artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e, f, g, h, j, l, o, r, t, x, tweede en derde lid, van het Ingrepenbesluit artikel 3 van het Ingrepenbesluit artikel 4 van het Ingrepenbesluit. artikelen 1 en 2 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn. Artikel 3 Ingrepenbesluit: Ingrepen worden uitgevoerd op zodanige wijze dat bij het dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig is in zijn functioneren wordt belemmerd. Art. 2: Art. 2: Een laboratorium moet zijn erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en inspectieinstellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een accreditatie.
235 LNV
Wet bodembescherming
Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52)
Art. 3
Art. 3: Een onderzoekslaboratorium moet zijn geregistreerd bij de Rijkstoezichthouder. Dat is de directeur van het Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten (RIKILT).
236 LNV
Wet bodembescherming
Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52)
Artikel 5 en bijlage I
Artikel 5 en bijlage I: bemonstering en analyse moet plaatsvinden volgens de voorgeschreven methode in de bijlage. In deze bijlage wordt veelvuldig verwezen naar NEN normen die moeten worden toegepast
Screenende # instantie 237 LNV
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52)
Artikel 6 en 7
Artikel 6 en 7: Onderzoekslaboratorium moet rapport opstellen waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen.
238 OCW 239 OCW 240 OCW
Monumentenwet 1988 Monumentenwet 1988 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Monumentenwet 1988 Monumentenwet 1988 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
artikel 45 artikel 49 Artikelen 1.11, 1.12 en 1.12a
241 OCW
Wet kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming buitenlandse kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang, Regeling wet kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang
Wet kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming buitenlandse kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang, Regeling wet kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang
Wet kinderopvang: artikelen 45, 47, 49 50, 51, 56 (en 55, NL taal)
Een opgravingsvergunning is vereist. Opgraving door wetenschappelijke instelling Accreditatie behelst een procedure die voor een dienstverrichter de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie (het NVAO) stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele beslissing over het mogen aanbieden van hoger onderwijs dat tot wettelijk erkende graden leidt. Het is binnen de kaders van de WKO aan iedereen toegestaan een kindercentrum of gastouderbureau te exploiteren. Om te bewerkstelligen dat houders aan alle wettelijke vereisten voldoen, is het noodzakelijk dat kindercentra en gastouderbureaus bekend zijn bij de toezichthouder. Om die reden dient iemand die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, daarvan melding te doen bij de gemeente (artikel 45 WKO). Na melding zal ingevolge artikel 62 WKO binnen een bepaalde termijn, onderzocht moeten worden of de voorgenomen exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden i.o.m.de wet.
242 V&W
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
gehele wet
Het is verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren.
243 V&W
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
Uitvoeringsbesluit art.1, derde lid WVO
gehele besluit
Uitwerking van bovenstaand verbod.
244 V&W
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering
artikelen 5-18
Artikelen 5-8, bevattende algemene bepalingen mbt het lozen tbv bodemsanering, artikelen 9-11, bevattende overeenkomstige algemene bepalingen mbt het lozen tbv proefbronneringen, artikelen 12-14, bevattende algemene bepalingen betreffende het bepalen van volume- of gehaltebepalingen, Artikelen 15- 18 bevattende de plicht tot voorafgaande melding van voorgenomen lozingen
Screenende # instantie 245 V&W
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet verontreiniging zeewater
Wet verontreiniging zeewater, Besluit ex art. 3 Wvz, Meldingenbesluit ex art. 6a Wvz
artikel 6a Wvz en Meldingenbesluit
De Wvz en zijn gedelegeerde regelingen voorzien in een absoluut verbod op het lozen van in het besluit ex artikel 3 aangeduide afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in de zee. Voor de lozing van andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen geldt een verbod behoudens ontheffing. De Wvz vormt de implementatie van verschillende verdragen, met name het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62). Dit verdrag is goedgekeurd door de EG. EG is ook partij bij dit verdrag .De Wvz bevat één bepaling die niet door verdragen is ingegeven: artikel 6a. Dit artikel is ook niet volledig te baseren op de kaderrichtlijn water omdat het ook op de zee buiten de territoriale wateren betrekking heeft. Daarom zijn enkel artikel 6a en het daarbij behorende meldingenbesluit gescreend
246 V&W
Wet op de waterhuishouding
Wet op de waterhuishouding en Uitvoeringsregeling waterhuishouding
Artikel 12 Wwh en uitv.reg. Wh
Artikel 12 schrijft voor dat degenen die water af- of aanvoert, loost in of onttrekt aan oppervlaktewateren waarover hij niet het beheer voert dat moet melden. In bepaalde gevallen moet hij de betrokken hoeveelheden water meten en opgave doen van de meetgegevens.
247 V&W
Wet op de waterhuishouding
Wet op de waterhuishouding en Uitvoeringsregeling waterhuishouding
Artikel 24 Wwh en uitv.reg. Wh
Artikel 24 voorziet in aan te wijzen gevallen in een verbod voor lozen in of onttrekken aan oppervlaktewater zonder vergunning. Deze aanwijzing kan enkel betreffen de lozing etc. die van nadelige invloed kunnen zijn op de peilregeling, de grondwaterstand of de waterbeweging, dan wel indien ze de kwantiteitsbeheerder kunnen noodzaken tot bijzondere beheersmaatregelen. Vergunningverlener is de kwantiteitsbeheerder, te weten de Minister van Verkeer en Waterstaat of de waterschappen.
Screenende # instantie 248 VWS
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit
art. 2 Wod jo. art. 10 Dierproevenbesluit
Een vergunninghouder is verplicht om (aspecten van) dierproeven en proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de dienstverrichter aan deze eisen voldoen.
249 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit
art. 2 jo art. 11a Wod jo. art. 11a Dierproevenbesluit
Artikel 11a bepaalt dat het verboden is dieren te fokken of af te leveren met het oog op dierproeven zonder vergunning van Onze Minister.
250 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit
art. 10a, 10c, 18a tot en met 18 g Wod jo. art. 2a Dierproevenbesluit
Artikel 10a bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten indien niet tevoren een advies is uitgebracht door een dierexperimentencommissie. Advies wordt uitgebracht op basis van onderzoeksplan. 10c stelt dat het verboden is een proef te verrichten anders dan op basis van het onderzoeksplan. In de artikelen 18a tot en met 18g Wod worden vervolgens regels gegevens omtrent de erkenning van dierexperimentencommissies door de Minister.
251 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven
art. 10, 10b, 10d, 10e, 11, 16 Wod
Artikel 10 bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten voor een doel dat, naar de algemeen kenbare, onder deskundigen heersende opvatting, ook kan worden bereikt anders dan door middel van een dierproef, of door middel van een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden of minder ongerief wordt berokkend dan bij de in het geding zijnde proef het geval is en waarvan het belang niet opweegt tegen het ongerief dat aan het proefdier wordt berokkend. Het tweede lid bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten door middel van LD50/LC50 test-methoden. Hiervan kan van Onze Minister vrijstelling worden verleend indien wordt aangetoond dat voor deze methode geen alternatief aanwezig is. Artikel 10b bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten waarbij het dier zeer ernstig ongerief kan worden berokkend, indien de proef niet van belang is voor de essentiële behoeften van mens of dier. Artikel 10d bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten voor het ontwikkelen van nieuwe danwel het testen van bestaande cosmetica
#
Screenende instantie
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling waarvoor regels zijn vastgesteld op grond van de Warenwet. Artikel 10e bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten waarbij gebruik wordt gemaakt van chimpansees, bonobo’s, orang-oetans of gorilla’s. Artikel 11 bepaalt dat het verboden is proeven te verrichten op dieren die niet in de inrichting van de betrokkene gefokt zijn, of rechtstreeks afkomstig zijn van een andere inrichting waarin, uitsluitend of in hoofdzaak met het oog op dierproeven of wetenschappelijk onderzoek, dieren worden gefokt of tot zodanig doeleinde worden gebruikt.
252 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven, Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit
art. 12, 13, 15 en 16 Wod jo. art. 2 Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit
Betreft regels omtrent zorg voor dieren, bijhouden aantekeningen, bepaalde handelingen alleen door gekwalificeerd personeel etc.
253 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Dierproevenbesluit en de Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit
art. 9 en 14 Wod jo. art. 2,3 en 5 Dierproevenbesluit en art. 1 en 1a Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit
Je moet aan een Nederlandse universiteit gestudeerd hebben om dierproeven te mogen doen.
254 VWS
Wet op de dierproeven (Wod)
Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit, Regeling registratie proefdieren en dierproeven
artikel 9 WOD, artikel 10 Dierproevenbesluit en artikel 1 Regeling
Een vergunninghouder is namelijk verplicht om (aspecten van) dierproeven en proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de dienstverrichter aan deze eisen voldoen.
Screenende # instantie 255 VWS
Naam wetgevingscomplex Tabakswet
Regeling tabaksreclame
256 VWS
Warenwet
Warenwetbesluit attractie- en artikel 3a, 15,16 en 20 speeltoestellen en nadere regels attractie en speeltoestellen
257 VWS
Warenwet
Warenwetbesluit attractie- en artikel 8, 10, 10a, 11, 12, Voor eenvoudige attractietoestellen en speeltoestellen speeltoestellen en nadere regels 13, 19 moeten een type-keuring zijn afgegeven alvorens ze attractie en speeltoestellen mogen worden verkocht (artikel 8 t/m 13 van het besluit). Deze keuringen mogen slechts worden uitgevoerd door instanties die daarvoor door de Minister van VWS zijn aangewezen (artikel 9 en 19 van het besluit). Eén van de vereisten voor aanwijzing als keuringsinstantie is een zetel of vestiging in NL (artikel 19, eerste lid, onder b).
258 VWS
Warenwet
Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen
Naam regelgeving
Bepaling/artikel art. 1, 2, 3, 4 en 5
artikel 6d lid 1 onder b
Inhoud bepaling Het gaat om het verbod op tabaksreclame. De eis dat voor attractie- en speeltoestellen een certificaat of merk van goedkeuring moet worden afgegeven door een aangewezen instelling is noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid van (met name) kinderen. De bepaling is evenredig, want gaat niet verder dan nodig is en het nodig hebben van een merk van goedkeuring is een uitstekend middel om de volksgezondheid en de veiligheid van (met name) kinderen te beschermen. Een controle achteraf zou te laat komen, omdat dan al ongevallen met attractie- en speeltoestellen plaats kunnen hebben gevonden. Een controle vooraf is daarom de beste manier om eventuele schade te voorkomen. Toevoeging: keuringsinstantie moet in NL gevestigd zijn, is in Brussel discussie gaande of je deze eis niet toch mag stellen. Zaak Cie/Oostenrijk.
De certificeringverplichtingen zijn een één op één implementatie van richtlijn 89/686/EEG. Die bepaling wordt verder dan ook niet gescreend. Maar in het besluit zit een nationaal kopje, te weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen keuringsinstanties (artikel 6 d van het Besluit). De bepaling dat keuringsinstellingen een zetel of vestiging in Nederland moeten hebben, is problematisch in het licht van de zaak Commissie/Oostenrijk. Zulke vestigingseisen worden door het Hof niet toegestaan. Interdepartementaal is afgesproken om op een reactie van de Commissie te wachten voor wat betreft deze vestigingseisen.
Screenende # instantie 259 VWS
Naam wetgevingscomplex Warenwet
Warenwetregeling persoonlijke beschermingsmiddelen
artikel 3
Dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in een andere door certif.instituut aanvaarde taal.
260 VWS
Warenwet
Warenwetbesluit machines
artikel 6g besluit en 2b regeling
261 VWS
Warenwet
Warenwetregeling
artikel 4
262 VWS
Warenwet
Warenwetbesluit Tatoeeren en piercen
artikel 24 Warenwet en artikelen 3,6,9 Besluit
Betreft Europese implementatie, maar bevat nationale koppen: te weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen keuringsinstanties (artikel 6g van het Warenwetbesluit machines) en de eis dat een certificaat van goedkeuring wordt afgegeven indien er wordt voldaan aan de eisen, omschreven in de desbetreffende certificatieschema’s van de Stichting Toezicht Verticaal Transport te Bennekom (artikel 2b, eerste lid van de Warenwetregeling machines). Dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in een andere door certif.instituut aanvaarde taal. In het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen (op grond van artikel 24 Warenwet) worden aan de dienstverrichter de volgende bijkomende eisen gesteld:vergunning MinVWS, en moet zodanig werken dat geen risico voor veiligheid of gezondheid van de mens ontstaat.
263 VWS
Anti-dopingbeleid
n.v.t.
n.v.t.
264 VWS
Quarantainewet
Quarantainewet
artikelen 19 - 22
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
De dienst “sport” mag pas uitgevoerd worden na een controle. Dit valt onder het Europeesrechtelijke begrip vergunning. De gezagvoerder die weet of vermoedt, dat in zijn middel van vervoer bij aankomst in Nederland personen aanwezig zijn, die afkomstig zijn uit een besmette kring of lijden aan, dan wel verdacht worden gevaar op te leveren voor verspreiding van een quarantainabele ziekte, dragen zorg, dat hiervan onverwijld mededeling wordt gedaan aan de burgemeester van de gemeente, waar het vervoermiddel zich bevindt.
Screenende # instantie 265 VWS
Naam wetgevingscomplex Infectieziektenwet
Infectieziektenwet
artikel 25
266 VWS
Drank- en Horecawet
Drank- en Horeacwet en Regeling aanvraagformulieren Drank- en Horecawet
Artikelen 3,4,5,7 wet en artikelen 2,3 en 4 Regeling
267 VWS
Drank- en Horecawet
Drank- en Horeacwet en Besluit kennis en inzicht Hygiene Drank- en Horecawet
artikelen 8 lid 4 wet en artikelen 1 en 2 Besluit
268 VWS
Drank- en Horecawet
Drank- en horecawet en Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet
Artikel 10 wet en artikel 2 Op grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet Besluit worden in het belang van verantwoord verstrekken van alcoholhoudende dranken bij algemene maatregel van bestuur eisen gesteld aan inrichtingen waarin het horecaof slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze eisen dienen als waarborg dat alcohol uitsluitend in een verantwoorde omgeving wordt verstrekt. Hiermee wordt het belang van de volksgezondheid en de de openbare orde beschermd.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Het gaat om voorkomen verspreiding infectieziekten als bv SARS. Bevat geen tekst van artikel. Uit motivatie in fiche: Voor het nemen van dwangmaatregelen door de overheid bestaat slechts aanleiding wanneer het gevaar dreigt dat een ziekte ernstige schade kan toebrengen aan de volksgezondheid, terwijl dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend. De maatregel dat een burgemeester een persoon die een gevaar oplevert voor de verspreiding van bepaalde infectieziekten een verbod kan opleggen beroeps - of bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten, die een ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte, is geschikt om de volksgezondheid te beschermen. Het moet gaan om een ernstig risico en indien dat risico zich voordoet, is er geen minder beperkende maatregel denkbaar ter bescherming van de volksgezondheid. Tevens staat het belang van de bescherming van de volksgezondheid in verhouding tot de maatregel van het opleggen van een verbod tot het uitoefenen van beroeps - of bedrijfsmatige werkzaamheden. Het gaat om eisen die aan dv gesteld worden ivm verkoop/schenken van alcohol (sociale hygiene).
Sociale hygiene eisen: er moeten voldoende leidinggevenden in sportkantines ed aanwezig zijn die verstand hebben van alcohol en gevaren etc. anders mag geen alcohol geschonken worden.
Screenende # instantie 269 VWS
Naam wetgevingscomplex Drank- en Horecawet
Drank- en Horecawet
Artikelen 12 - 22, 24 en 25
270 VWS
Drank- en Horecawet
Drank- en Horecawet
Artikel 23
271 VWS
Drank- en Horecawet
Drank- en Horecawet
Artikel 35
272 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling beheer Elektrische en elektronische apparatuur
Art. 9, leden 1 en 2
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Deze artikelen bevatten allerlei regels die betrekking hebben op de vraag waar, wanneer en aan wie en door wie alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. In de artikelen 12 tot en met 14 wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen horecabedrijven, waarin alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, en slijtersbedrijven, waarin sterke drank wordt verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse. Alleen het derde lid van artikel 23 valt onder de reikwijdte van artikel 9. Dit lid biedt namelijk de mogelijkheid bij gemeentelijke verordening vooraf – dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning – voorschriften en beperkingen aan de vergunning te verbinden. Deze bepaling bepaalt namelijk dat de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing kan verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod. Deze eis valt onder het Europeesrechtelijke begrip vergunning, want er moet een aanvraag worden gedaan om een ontheffing van een verbod te krijgen. Art. 9, leden 1 en 2 van de regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Lid 1 bepaalt dat het bevoegd gezag zodanige voorschriften verbindt aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat ten minste de selectieve behandeling van materialen en onderdelen bedoeld in bijlage II bij richtlijn 2002/96/EG wordt gerealiseerd en waarbij de verwerking tenminste omvat het verwijderen van alle vloeistoffen. Lid 2 bepaalt dat het bevoegd gezag zodanige voorschriften verbindt aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat de technische voorschriften van Bijlage III bij richtlijn 2002/96/EG worden gerealiseerd.
Screenende # instantie 273 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23)
art. 2 t/m 7
274 VROM
Wet milieubeheer
Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7)
Art. 9 onder a
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling artt. 2 t/m 7 bevatten een nadere regeling van de 'Lijst van inzamelaars' a.b.i. Art. 10.45, derde lid, van de Wet milieubeheer, welke eis alleen geldt voor beroepsmatige inzameling van bedrijfsmatige- en gevaarlijke afvalstoffen. Art. 6 eist dat de inzamelaar tijdens het inzamelen een gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit blijkt dat hij op de lijst staat, aanwezig moet hebben. Art. 7 bepaalt dat een beschikking tot vermelding op de lijst van inzamelaars voor 5 jaar wordt afgegeven. Art. 9, onder a Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van afgewerkte olie categorie I of II, m.u.v. afgewerkte olie afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt de onderwerpen die in de aanvraag moeten worden opgenomen en bepaalt dat de minister een aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier met de van toepassing zijnde regelgeving en de daarbij behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling afgewerkte olie. Artikel 11 van het Besluit, het aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), een vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, de verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen, vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse.
Screenende # instantie 275 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7)
Art. 9 onder b
Art. 9, onder b Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van klein gevaarlijk afval, m.u.v. klein gevaarlijk afval afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt dat de minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier met alle relevante regelgeving en de daarbij behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling klein gevaarlijk afval en/of afgewerkte olie in kleinverpakking. Art. 11 Besluit en het aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen en vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen, de beschikkingsmacht over deze voertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse.
276 VROM
Wet milieubeheer
Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7)
Art. 9 onder c
Art. 9, onder c Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van scheepsafvalstoffen. Art. 10 van het Besluit noemt onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt dat de minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier, de richtlijn basis acceptatieen verwerkingsbeleid inzameling scheepsafval en de toepasselijke regelgeving opgenomen. Art. 11 Besluit en het aanvraagformulier met de bijbehorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen, vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen en inzamelvaartuigen, de beschikkingsmacht over deze voer- en vaartuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 277 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Richtlijn opstellen Art. 9 Richtlijn AO en IC administratieve organisatie en interne controle (valt onder aanvraag ex art 3, lid 2 Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen 1.7)
278 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) juncto Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23)
Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de Regeling
279 VROM
Wet Milieubeheer
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen (1.29)
Art. 2 t/m/ 7
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Deze richtlijn bevat eisen aan de aanvraag om vergunning ex art. 9, sub a, b of c Besluit inzamelen afvalstoffen. Richtlijn staat met aanvraagform op website SenterNovem. De gestelde eisen aan de AO&IC zijn de volgende. Een beschrijving geven van de tijdens het inzamelproces uitgevoerde meng- of opbulkhandelingen, een risicoanalyse met beschrijving beheersmaatregelen, een beschrijving van meet- en registratiepunten (met periodiek geijkte voorziening ter bepaling van hoeveelheid en verplichte monsternames), beschrijving van interne organisatie met functiescheiding, bewaarplicht voor geregistreerde gegevens, beschrijving van de administratieve organisatie, beschrijving van goederenadministratie, beschrijving van de interne controle van werkprocessen, beschrijving van monitoringactiviteiten. Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de Regeling. Deze artt. bepalen dat de artt. 2 t/m 7 en 12 lid 1, 2 en 5 van het Besluit inzamelen afvalstoffen (betreffende de lijst van inzamelaars) van overeenkomstige toepassing zijn op de vermelding van een vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars en geven voorts de criteria waaraan een aanvraag moet worden getoetst. De rechtsgrondslag hiervoor wordt gevormd door art. 10.55 Wm voor vervoerders, handelaars en bemiddelaars. NB. Voor vervoerders is een apart formulier ingevuld onder het Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) art. 2 t/m 7 waarin wordt aangegeven in welke gevallen de verplichting ingevolge artikel 10.40, eerste lid, Wm van toepassing is. Het betreft de ontvangst- en afgiftemelding van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Voor de categoriën van gevallen die niet in art. 2, lid 2, van het besluit worden aangewezen, voorziet het derde lid van deze bepaling in een registratieplicht.
Screenende # instantie 280 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.29)
artt. 8-9
artt. 8-9 betreft een afvalstroomnummer hetwelk onder meer nodig is voor de ontvangstmelding ingeval van inzameling of verwerking van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen a.b.i. Art. 10.37, tweede lid, Wm. Dit nummer bestaat uit een unieke aanduiding die verwijst naar een aantal gegevens die de afvalstroom kenmerken: de ontdoener, de locatie van herkomst, de verwerker, de locatie van ontvangst, de inzamelaar en de code van de afvastoffenlijst en de gebruikelijke naam van de afvalstoffen.
281 VROM
Wet Milieubeheer
Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval (1.33)
Art. 3 en 4 en de bijlage bij het Besluit
282 VROM
Wet Milieubeheer
Besluit Stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen(1.39)
artt. 11b-11d
art. 3 en 4 en de bijlage bij het Besluit. In deze bepalingen worden eisen geformuleerd die worden gesteld aan het bewerken van bouw- en sloopafval met een mobiele puinbreker. Het bewerken dient plaats te vinden in de directe nabijheid van de plaats waar het afval vrijkomt gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 3 maanden.verbod bouw- en sloopafval te bewerken dat afkomstig is van buiten de locatie of inrichting waar mobiele puinbreker in werking is. Verplichting 15 resp 2 werkdagen voor aanvang werkzaamheden dit te melden aan Burgemeester en wethouders. Bijlage bevat voorschriften over niveau geluid en trilling, lucht, licht, bodembescherming. Afdekplicht transportvoertuigen, bijhouden registratie, automatische weegeenheden op mobiele puinbreker, opslag gevaarlijke stoffen, afleveren van brandstof en voorschriften betreffende de bedrijfsvoering (schoonmaak en onderhoud, inspectie en onderhoudssysteem voor mobiele puinbreker, de instructie van personeel en het bewaren van documenten). artt. 11b-11d van het besluit bepalen dat aan een vergunning ex art. 8.1 WM voor een stortplaats, voorschriften worden verbonden inhoudende een verbod afvalstoffen te accepteren die niet zijn behandeld dan wel niet voldoen aan de in bijlage I bij het Besluit opgenomen criteria voor acceptatie. Het verbod geldt niet t.a.v. inerte afvalstoffen en andere afvalstoffen indien de behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor milieu of volksgezondheid. Het bevoegd gezag kan voorschriften en beperkingen aan de vergunning verbinden.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 283 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Besluit Stortplaatsen en art. 11e stortverboden afvalstoffen (1.39)
284 VROM
Wet Milieubeheer
Besluit verbranden afvalstoffen
Art. 5
285 VROM
Wet Milieubeheer
Besluit beheer autowrakken (1.59)
art. 5, lid 1 t/m 4
286 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen
artt. 2 en 3
287 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen
De artt.4 en 4A
288 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen
Art. 5
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling art. 11e van het besluit bepaalt dat het bevoegd gezag aan een vergunning ex 8.1 WM voor een inrichting voor de opslag van afvalstoffen, het voorschrift verbindt dat opslag van afvalstoffen is toegestaan voor een termijn van maximaal 1 jaar. Indien vergunninghouder aantoont dat de opslag wordt gevolgd door nuttige toepassing van afvalstoffen, kan het bevoegd gezag aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de opslag voor een termijn van ten hoogste 3 jaar is toegestaan. Art. 5 van het besluit legt degene die inrichting met verbrandingsinstallatie drijft aantal plichten op alvorens de afvalstoffen in ontvangst mogen worden genomen (o.a. monsterneming). In art. 6 t/m 10 van het besluit wordt een nadere regeling gegeven van de voorwaarden en beperkingen die aan de inrichtingsvergunning (moeten) worden verbonden.In de Bijlage bij het besluit zijn emissie-eisen, meetvoorschriften en overige voorschriften opgenomen. art. 5, lid 1 t/m 4 Besluit geeft aan dat de in de bijlage genoemde voorschriften dienen te worden verbonden aan vergunningen voor het drijven van een inrichting voor het opslaan of voor het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van wrakken. De artt. 2 en 3 van de Regeling bepalen op welke wijze financiële zekerheid kan worden gesteld. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van art. 27 EVOA. De artt.4 en 4A van de Regeling bepalen in welke gevallen de kennisgever aan de kennisgeving een afschrift van het contract met de ontvanger moet bijvoegen en aan de Minister moet zenden. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de EVOA. Art. 5 van de Regeling bepaalt dat in een aantal in de EVOA bepaalde gevallen de overbrenging van afvalstoffen vergezeld dient te gaan van een exemplaar van het begeleidend document. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de EVOA.
Screenende # instantie 289 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen
Art. 6
290 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72)
art. 2, lid 1
291 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72)
art. 2, lid 2
292 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72)
art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling alsmede de in de bijlage bij de Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3
293 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72)
art. 3, lid 1
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 6 van de Regeling bepaalt dat een afschrift van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen door de kennisgever en ontvanger ten minste 5 jaar bewaard dient te worden. Overigens is deze regeling per 12 juli 2007 ingetrokken en vervangen door de regeling EGverordening overbrenging afvalstoffen die separaat wordt genotificeerd. art. 2, lid 1, van de Regeling bepaalt dat de registratie die in art. 2, lid 3, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen is verplicht gesteld, elektronisch dient te geschieden, overzichtelijk in beeld moet kunnen worden gebracht en ter plaatse kan worden geprint. art. 2, lid 2, van de Regeling bepaalt dat een persoon als bedoeld in art. 8, lid 2 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de in het eerste lid van artikel 2 van de Regeling bedoelde gegevens op zodanige wijze dient te registreren dat een relatie kan worden gelegd tussen tussen het afvalstroomnummer en de pers oon/personen bij wie met gebruikmaking van dat nummer bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen zijn ingezameld. art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling alsmede de in de bijlage bij de Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 3 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 1 opgenomen formulier. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 4 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 2 opgenomen formulier. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 6 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 3 opgenomen formulier. art. 3, lid 1, van de Regeling bepaalt dat degene die een melding doet als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, Wm, daarbij tevens het bedrijfsnummer van zijn bedrijf vermeldt en dat van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn en (indien van toepassing) van degene die de afvalstoffen heeft vervoerd of ingezameld en van degene die tot het vervoer van de afvalstoffen opdracht heeft gegeven.
Screenende # instantie 294 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72)
art. 3, lid 2
295 VROM
Wet Milieubeheer
regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen (1.78)
artt. 2-4
296 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel
Artt. 2-4
297 VROM
Wet Milieubeheer; Besluit verbranden afvalstoffen
Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen
Art.1/16 en 18
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling art. 3, lid 2, van de Regeling alsmede het door Senter Novem opgestelde en door de minister goedgekeurde reglement. Art. 3, lid 2, van de Regeling bepaalt dat meldingen als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid en 10.38, derde lid, Wm die langs elektronische weg worden gedaan, in overeenstemming dienen te zijn met een door de meldingsinstantie op te stellen reglement dat is goedgekeurd door de minister. In artt. 2-4 van het besluit wordt degene die een inrichting drijft voor het opslaan, overslaan of bewerken van gevaarlijke afvalstoffen verplicht om bij het in ontvangst nemen van gevaarlijke afvalstoffen, de afvalstoffen behorende tot verschillende categoriën van elkaar en van andere afvalstoffen te scheiden en gescheiden te houden Artt. 2-4 bepalen dat inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel zodanig dient plaats te vinden dat er sprake is van een laagdrempelige inzameling. Daarvan is sprake indien de afstand tussen het perceel en de inzamelvoorziening of clusterplaats niet meer is dan 75 meter. Gemeenteraad kan in bijzondere gevallen bij verordening bepalen dat deze afstand wordt vastgesteld op ten hoogste 125 meter. Onverminderd voorgaande is er sprake van laagdrempelige inzameling in geval van inzameling anders dan op clusterplaats indien de inzamelvoorziening zo goed mogelijk bereikbaar en toegankelijk is en afvalstoffen ten minste 12 aaneengesloten uren per week kunnen worden achtergelaten. In de artt. 1 t/m 16 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij het verbranden van afvalstoffen. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen en normen voor kwaliteitsborging gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN-ISO, VDI en NEN. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie en uitwerking van de meetgegevens en een jaarlijkse rapportageplicht. In art. 18 van de Regeling wordt voorzien in een gelijkstelling van de in de bijlage opgenomen normen met normen die zijn vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie of andere partij bij de Europese Economische Ruimte.
Screenende # instantie 298 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Regeling niet reinigbaar straalgrit (1.57)
Art. 3 en bijlage
299 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling niet reinigbaar straalgrit
Art. 4
300 VROM
Wet milieubeheer
Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (1.135)
Artikel 3, 10 en 14a
301 VROM
Wet milieubeheer
Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (1.135)
Artikel 4- 21
302 VROM
Wet milieubeheer
Uitvoeringsregeling stortbesluit (1.135)
Artikel 13
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 3 van de Regeling bepaalt dat de gewichtsprocenten en de concentratie van de stoffen worden gemeten door een onderzoekslaboratorium overeenkomstig de in de bijlage aangegeven methode. In de bijlage wordt voorgeschreven dat bij de monstername, monstervoorbereiding en het bepalen van het mengmonster (onderdelen van) de volgende normenstelsels dienen te worden gevolgd: Ontwerp-NVN 5860 uitgave maart 1993, ontwerp-NEN 5753 uitgave augustus 1990, NEN 3148 uitgave maart 1965, NEN 6672 uitgave oktober 1994, VPR C 88-01 uitgave september 1988 en NEN 5735 uitgave juli 1995. Een gelijkstellingsbepaling ontbreekt. Deze zal alsnog aan de regeling worden toegevoegd. Art. 4 van de Regeling verplicht om het meten van gewichtsprocenten en de concentratie van stoffen te laten meten door een onderzoekslaboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie of door een andere Europese laboratoriumaccreditatie-instelling, op basis van de Europese norm NEN-EN 45000-serie. Artikel 3, 10 en 14a: bepalen van de grondwaterstanden, verrichten van onderzoek naar de geohydrologische situatie, de zettingsgevoeligheid van de bodem en de stroomsnelheid van het grondwater alsmede het uitbrengen van een schriftelijk advies moeten door een ter zake kundige worden uitgevoerd volgens bepaalde normatieve documenten (ter zake kundige is niet gedefinieerd en daar gelden ook geen aparte eisen voor) Artikel 4- 21: diverse technische voorschriften die aan de Wet milieubeheer vergunning moeten worden verbonden, betrekking hebbende op onderafdichtingen, bovenafdichtingen, gasuitstoot, inspectie van bodembeschermende voorzieningen, onderzoek naar de hoedanigheden van de bodem en de nazorgfase m.b.t. gesloten stortplaatsen. Artikel 13: analyses moeten plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de bijlage.
Screenende # instantie 303 VROM
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
Besluit financiële bepalingen bodemsanering (5.02) en Regeling financiële bepalingen bodemsanering (5.14)
Naam regelgeving
7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van het besluit en en 7(3), 13(2) en bijlage 5 van de regeling
7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van het besluit en en 7(3), 13(2) en bijlage 5 van de regeling: accountantsverklaring moet voldoen aan een aantal technische eisen.
304 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in wordt van toepassing Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
305 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in wordt van toepassing Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
306 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL Eisen in BRL waaraan bedrijven die kathodische wordt van toepassing bescherming aanbrengen moeten voldoen. verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
307 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL 3.13 van de BRL met eisen waaraan lassers van tanks wordt van toepassing moeten voldoen. verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
308 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL Eisen in BRL waaraan grondmechanische bureaus wordt van toepassing moeten voldoen verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
309 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Na installatie of reparatie van een tank moet de installateur een installatiecertificaat afgeven conform het model opgenomen in bijlage 8 van de BRL (in digitale vorm).
Screenende # instantie 310 VROM
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
Naam regelgeving
BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Volgens hoofdstuk 15 van de BRL moeten rapporten, waaruit blijkt dat aan de normen wordt voldaan, zijn opgesteld door onderzoeksintellingen of laboratoria die beschikken over een accreditatie van de RvA of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten.
311 VROM
Wet bodembescherming
BRLK 903/07
BRLK 903/07Deze BRL Hoofdstuk 19 van de BRL waarin eisen zijn opgenomen wordt van toepassing waaraan de certificeringsinstelling moet voldoen voor het verklaard in Regeling certificeren van installatiebedrijven (o.a. accreditatie). algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
312 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 15, 38, 40 Besluit en artikel 2.1 Regeling:
werkzaamheden alleen door erkende persoon of instelling - certificatie/erkenning
313 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 17 Besluit en artikel 2.5 Regeling:
werkzaamheden door onafhankelijke persoon of instelling - onafhankelijkheid
314 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 18, 25, 29 Besluit en 2.7 en bijlage Regeling:
werkzaamheden uitvoeren conform normdocumenten normalisatie
315 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 19 en 20 Besluit en artikel 2.6 Regeling:
verplichte melding van bepaalde feiten meldingsverplichting
316 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 28, eerste lid, onder d en derde lid van het Besluit:
afleverings bon moet aanwezig zijn en bewaren bewaarverplichting
317 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Artikel 32, 42:
de toepasser van bouwstoffen, grond of baggerspecie moet dit melden aan de minister - meldingsverplichting
318 VROM
Wet bodembescherming
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Art. 3.1.1-3.2.3, 3.3.1, 3.3.2, 3.9.10, 4.1.1 en 4.3.4 Regeling:
handelingen conform aangewezen normen - normalisatie
319 VROM
Wet bodembescherming
Lozingenbesluit bodembescherming (5.9) en Uitvoeringsregeling lozingenbesluit (5.19)
Artikel 18 van het besluit en 76 van de regeling
Artikel 18 van het besluit en 76 van de regeling: keuring van een zuiveringssysteem door een deskundig bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een certificeringsinstelling. Deze certificeringsinstelling moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie of een accreditatie-instelling uit een andere EU lidstaat.
320 VROM
Wet bodembescherming
Regeling financiële bepalingen bodemsanering
5.14
inhoudelijke eisen aan accountantsverklaring (zie 5.02)
Screenende # instantie 321 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
Vrijstellingsregeling waterige Art. 8 fracties en reinigingswater 1998 (5.22)
Art. 8: bemonstering en analyse moeten plaatsvinden door een onderzoekslaboratorium als bedoeld in artikel 2 Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen. Op grond van laatstgenoemde bepaling moet het laboratorium zijn erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en inspectieinstellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een accreditatie. Art. 9: Onderzoekslaboratorium moet rapport opstellen waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen.
322 VROM
Wet bodembescherming
Vrijstellingsregeling waterige Art. 9 fracties en reinigingswater 1998 (5.22)
323 VROM
Wet bodembescherming
Vrijstellingsregeling waterige Art. 8(3) en de bijlage fracties en reinigingswater 1998 (5.22)
324 VROM
Wet bodembescherming
Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008
325 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 0100, 5.35 Beoordelingsrichtlijn uitwisselings - functionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB
Beoordelingsrichtlijn uitwisselings - functionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB
326 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 1000. Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende VKBprotocollen 1001, 1002 en 1003 staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan monsternemers bij partijkeuringen moeten voldoen.
Art. 8(3) en de bijlage: Onderzoekslaboratorium moet bemons tering en analyse uitvoeren conform methoden die in bijlage zijn beschreven. Voor analyse wordt voorgeschreven dat deze moet plaatsvinden volgens bepaalde NEN normen. Bijlage 2, par. 4.1 en 4.3: Bijlage 2, par. 4.1 en 4.3: eisen die gelden voor bedrijven die asbestconcentraties meten (verwijzing naar NEN normen)
5.36
Screenende # instantie 327 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Paragraaf 3.3
Paragraaf 3.3: het bedrijf dat de monsternemingen uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. De monsternemingen moeten volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht Paragraaf 3.11 - 3.14: het bedrijf dat de monsternemingen uitvoert moet jaarlijks de monsternemers auditen en kantooraudits uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen, corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren. Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die monsternemers certificeren.
328 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Paragraaf 3.11 - 3.14:
329 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Hoofdstuk 4
330 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 2000. Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.37
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 2001 - 2005 en 2018 staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan veldwerkers bij milieuhygiënisch bodemonderzoek moeten voldoen.
331 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Hoofdstuk 3
332 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Paragraaf 3.3 - 3.14
333 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. Het veldwerk moet volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht Paragraaf 3.3 - 3.14: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet audits, veldinspecties en kwaliteitscontroles van boorschrijvingen uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen, corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren. Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die veldwerkers certificeren.
Screenende # instantie 334 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
AP 04 (5.38). Dit document 5.38 wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt voor monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria die analyses uitvoeren. De eisen zijn opgenomen in verschillende documenten die samen AP 04 vormen
Verspreid over de verschillende documenten die samen AP 04 vormen staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria moeten voldoen.
335 VROM
Wet bodembescherming
AP 04 (5.38). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.38
336 VROM
Wet bodembescherming
AS 3000 (5.39). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt voor laboratoria die analyses uitvoeren t.b.v. milieuhygiënisch bodemonderzoek.
5.39
In de onderdelen M, SB, SG en V van AP 04 die betrekking hebben op monsterneming en analyse en verschillende vormen van onderzoek is de verplichting opgenomen te beschikken over een kwaliteitssysteem dat aan een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling Verspreid over het document staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan laboratoria moeten voldoen. Deze hebben betrekking op conservering en overdracht van monsters, monstervoorbehandeling, monstervoorbewerking en extractie/destructie en analyse. Veelal wordt verwezen naar NEN normen.
337 VROM
Wet bodembescherming
AS SIKB 3000 (5.39). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.39
338 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 5000 (5.40)
5.40
In hoofdstuk 3 zijn eisen opgenomen m.b.t. het interne kwaliteitssysteem. Labs moeten beschikken over een kwaliteitssysteem dat aan een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling
Screenende # instantie 339 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.41
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 6001 - 6003 staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan milieukundig begeleiders moeten voldoen.
340 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.41
341 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.41
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen milieukundig begeleidt moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of 9002. Dat het kwaliteitssysteem functioneert moet worden aangetoond met een geldig certificaat dat is afgegeven door een geaccrediteerde certificatie-instelling. Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die milieukundig begeleiders certificeren.
342 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.42
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7001 - 7003 staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan uitvoerders van bodemsaneringen moeten voldoen.
343 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.42
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of 9002. Bodemsaneringen moeten volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een certificaat, dat is echter niet verplicht
344 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.42
Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die bodemsaneerders certificeren.
345 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.43
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7510 en 7511 staan diverse technische, opleidings - en ervaringseisen waaraan bewerkers van verontreinigde grond en baggerspecie moeten voldoen.
Screenende # instantie 346 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.43
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat verontreinigde grond of baggerspecie bewerkt moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. Het bewerken moet volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht Paragraaf 3.1: binnen het bedrijf dat verontreinigde grond of baggerspecie bewerkt moet interne functiescheiding zijn gerealiseerd. Bepaalde combinaties van werkzaamheden mogen niet door één medewerker worden uitgevoerd.
347 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
Paragraaf 3.1
348 VROM
Wet bodembescherming
BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.43
349 VROM
Wet bodembescherming
BRL 9335
5.45
350 VROM
Wet bodembescherming
BRL 9309 (5.46)
5.46
351 VROM
Wet bodembescherming
Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006
Hoofdstuk 2: bemonsteren, onderverdelen, voorbehandelen en analyseren conform protocollen en NEN
technische eisen
352 VROM
Wet bodembescherming
BRL 2319, 2362 en 2372 (5.46a). Deze BRL'en worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b).
Paragraaf 4.4
Paragraaf 4.4: grondmechanisch onderzoek moet worden uitgevoerd door deskundig bedrijf. Sondeerwerk moet conform NEN norm.
Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die bewerkers van verontreinigde grond of baggerspecie certificeren.
Screenende # instantie 353 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet bodembescherming
BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)
5.46a
Verspreid over de BRL staan diverse technische eisen waaraan bedrijven die vloeistofdichte vloeren aanleggen moeten voldoen.
354 VROM
Wet bodembescherming
BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)
5.46a
Hoofdstuk 6: bedrijf moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan een aantal eisen.
355 VROM
Wet bodembescherming, Wet milieubeheer
CUR/PBV-Aanbeveling 44. Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit
5.34a en 5.34b
Verspreid over de aanbeveling staan diverse technische eisen waaraan inspecties van vloeistofdichte vloeren moeten voldoen.
356 VROM
Wet bodembescherming, Wet milieubeheer
CUR/PBV-Aanbeveling 44. Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)
Paragraaf 9.2 en bijlage c:
Paragraaf 9.2 en bijlage c: een PBV verklaring die door een inspecteur wordt afgegeven na goedkeuring van de vloer moet volgens een model worden opgesteld en worden gevalideerd en geregistreerd door ODI/VDV. Voor deze activiteiten geldt een gebruikersprotocol (Gebruikersprotocol voor het registratiesysteem)
Screenende # instantie 357 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Wet bodembescherming
Regeling uniforme saneringen (5.49)
Hoofdstukken 3 en 4
358 VROM
Wet bodembescherming
Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 (5.50)
Hoofdstuk 2
359 VROM
Wet bodembescherming
Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 (5.50)
Artikel 30
360 VROM
Wet milieubeheer
Besluit externe veiligheid inrichtingen (1.15)
1.15
Inhoud bepaling Hoofdstukken 3 en 4 : het uitvoeren van bodemsaneringen, vooronderzoek, verkennend onderzoek, nader onderzoek, asbest onderzoek, bodemonderzoek en milieukundige begeleiding moet voldoen aan een aantal eisen (conform VROM protocol, NVN 5725, NEN 5740, Richtlijn nader onderzoek deel 1, NEN 5707 en Protocol bodemonderzoek zivest/zinkassenerven). Daarnaast geldt voor degenen die deze werkzaamheden uitvoeren een aantal andere verplichtingen zoals locatie afzetten met hekwerk, bevoegd gezag moet kunnen controleren, bijhouden logboek, afdekken tijdelijke opslag van grond en afvoeren asbesthoudende grond. Het VROM protocol (uitvoering van saneringen en milieukundige begeleiding) is inhoudelijk identiek aan de BRl' en 6000 en 7000 (met bijbehorende protocollen). Deze BRL'en zijn afzonderlijk gescreend waardoor het niet nodig is het VROM protocol ook te screenen (zie nrs. 5.41 en 5.42). Op grond van de onderhavige regeling en het VROM protocol is certificatie overigens niet verplicht. Hoofdstuk 2: bemonsteren en onderverdelen van partijen grond moet plaatsvinden overeenkomstig VKB-protocol 1001 of AP-04, voorbehandeling en analyse van monsters overeenkomstig AP-04, bemonstering t.a.v. asbest, voorbehandeling en analyse van monsters overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897. Artikel 30: Bij de aanvraag om een verklaring dient o.a. een bewijs te worden overgelegd dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is gecertificeerd overeenkomstig BRL SIKB 7500 en SIKB protocol 7510. Dit besluit bevat regels voor bestuursorganen die bij besluiten tot het verlenen van Wm-vergunningen en besluiten m.b.t. de ruimtelijke ordening in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden gehouden (milieukwaliteitseisen). Het gaat o.a. om eisen m.b.t. minimale afstanden tot kwetsbare objecten. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar gevaarlijke activiteiten plaatsvinden, zoals LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen en spoorwegemplacementen. Voor dienstverrichters is dit relevant omdat deze regels hun mogelijkheden tot het vestigen in Nederland kunnen beperken.
Screenende # instantie 361 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit risico's zware ongevallen (1.38)
1.38
Dit besluit bevat eisen die gelden voor inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of kunnen worden gevormd als gevolg van het onbeheersbaar worden van het proces. Deze inrichtingen moeten beschikken over een preventiebeleid zware ongevallen en een veiligheidsbeheerssysteem. Inrichtingen die meer dan de aangegeven drempel hoeveelheden overschrijden moeten bovendien regelmatig een veiligheidsrapport opstellen. Daarnaast gelden o.a. meldingsverplichtingen, verplichting tot het opstellen van een noodplan en het bijhouden van een stoffenlijst.
362 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 2.2.4
363 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1 en 3:
Artikel 2.2.4: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting of verandering aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar ten hoogste 1000 kilogram consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of herverpakt. Artikel 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1 en 3: de drijver van de inrichting waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van de veiligheid voor de omgeving.
364 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 3.2.1 en bijlage 1, 2 en/of 3
Artikel 3.2.1 en bijlage 1, 2 en/of 3: de drijver van de inrichting waar professioneel en theater vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van de veiligheid voor de omgeving.
365 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 3.2.3
Artikel 3.2.3: de drijver van de inrichting waar professioneel en theater vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet financiële zekerheid stellen. Dat moet middels een verzekering die is gesloten bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. Op grond van die wet en de Europese richtlijn waar die wet uitvoering aan geeft kan dat ook bij een financiële instelling die in een andere lidstaat is gevestigd.
366 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 3.3.2 en 3.3.3
Artikel 3.3.2 en 3.3.3: voor het ontbranden van professioneel vuurwerk, het ten behoeve daarvan opbouwen, installeren en bewerken en het na ontbranden verwijderen van dat vuurwerk moet men beschikken over een vergunning die wordt afgegeven door gedeputeerde staten. Indien de aanvrager is gevestigd in het buitenland dan is de Minister van VROM bevoegd.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 367 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 3.3.2, lid 3 en 3.3.4
Artikel 3.3.2, lid 3 en 3.3.4: voorafgaand aan het ontbranden van professioneel vuurwerk moet toestemming zijn verkegen van gedeputeerde staten. Geen toestemming wordt verleend indien geen verklaring van de desbetreffende burgemeester is ontvangen dat in verband met de veiligheid geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van toestemming. Indien minder dan 10 kg theatervuurwerk of 100 kg professioneel vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht is toestemmig niet verplicht en volstaat een melding (artikel 3.3.4a).
368 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Artikel 3.3.6
369 VROM
Wet milieubeheer
Vuurwerkbesluit (1.108)
Voorschrift 5.2, 5.3 en 5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2
Artikel 3.3.6 degene die een vergunning heeft voor het ontbranden etc. van professioneel vuurwerk moet een register bijhouden waarin een aantal gegevens moet worden vermeld, o.a. de namen van de personen die een certificaat van vakbekwaamheid hebben, de evenementen en voorstellingen waarbij vuurwerk tot ontbranding is gebracht, ongewone voorvallen die zich hebben voorgedaan (die moeten ook direct worden gemeld). De geregistreerde gegevens moeten 10 jaar worden bewaard. Voorschrift 5.2, 5.3 en 5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2: een inspectie-instelling die een programma van eisen voor een brandbeveiligingsinstallatie of de installatie zelf beoordeelt moet voldoen aan EN 45004, is daarbij een type A instelling en moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Voor een certificatie-instelling die een brandbeveiligingsinstallatie certificeert geldt dat deze instelling moet zijn geaccrediteerd op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie.
370 VROM
Wet explosieven voor civiel gebruik
Wet explosieven voor civiel gebruik (40)
Artikel 5 en 6
Artikel 5 en 6: alleen instellingen die zijn aangewezen door de Minister van VROM zijn bevoegd beoordelingen en controles uit te voeren op explosieven.
371 VROM
Wet explosieven voor civiel gebruik
Wet explosieven voor civiel gebruik (40)
Artikel 10, 11 en 15
Artikel 10, 11 en 15: de verkrijger van explosieven moet beschikken over een vergunning afgegeven door B&W. Indien explosieven worden overgebracht moet bovendien voor de overbrenging dat betrekking heeft op het deel in Nederland toestemming zijn verleend door de Minister van VROM.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 372 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet explosieven voor civiel gebruik
Wet explosieven voor civiel gebruik (40) en de Regeling aanvraag erkenning en onkostenvergoeding goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik (40.1)
Artikel 17 t/m 19
Artikel 17 t/m 19: degene die explosieven vervaardigt, opslaat, gebruikt, overbrengt of verhandelt moet beschikken over een erkenning die wordt afgegeven door de korpschef. De erkenning heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.
373 VROM
Wet explosieven voor civiel gebruik
Wet explosieven voor civiel gebruik (40)
Artikel 21
Artikel 21: degene die explosieven vervaardigt, opslaat, gebruikt, overbrengt of verhandelt houdt een doorlopend register bij van zijn transacties in explosieven. Dat register moet aan een aantal eisen voldoen.
374 VROM
Wet explosieven voor civiel gebruik
Regeling aanvraag erkenning en 40.1 onkostenvergoeding goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik (40.1)
In deze Regeling wordt een eis uit de Wet explosieven voor civiel gebruik (art. 19 lid 1 sub a en sub b en art. 32) nader uitgewerkt: het is verboden zonder erkenning (eis) explosieven te vervaardigen, op te slaan, te gebruiken, over te brengen of te verhandelen (diensten).
375 VROM
Wet Geluidhinder
Regeling geluidemissie buitenmaterieel (1.65)
Artikel 5, lid 1, 2 en 4: Keuringsinstanties die de keuringen op grond van deze regeling willen uitvoeren moeten zijn aangewezen door de minister. Een voorwaarde om te worden aangewezen is dat de keuringsinstantie moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie.
376 VROM
Wet Geluidhinder
Besluit geluidproduktie Artikel 2 en 3 Besluit j.o. motorvoertuigen (16.03), de beide regelingen Regeling keuringsvoorschriften en EEG-documenten geluidproduktie motorvoertuigen (16.34) en Besluit aanwijzing keuringsinstantie geluidproduktie motorvoertuigen (16.04)
Artikel 5, lid 1, 2 en 4
Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de beide regelingen: motorvoertuigen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Deze eis is een geval van 1 op 1 implementatie van deze richtlijnen
Screenende # instantie 377 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Geluidhinder
Besluit uitlaatsystemen Artikel 2 en 3 Besluit j.o. motorvoertuigen en bromfietsen de regeling (16.12) en Regeling typekeuring uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen (16.13)
Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de regeling: uitlaatsystemen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Eis is een geval van 1 op 1 implementatie van Europese richtlijnen.
378 VROM
Wet Geluidhinder
Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006
In deze regeling worden verschillende meetmethoden aangewezen aan de hand waarvan de geluidsbelasting (van industrie, wegen, spoorwegen) moet worden berekend. Daarbij vindt verwijzing plaats naar normen in bijlagen bij de regeling, de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 en diverse NEN normen.
379 VROM
Wet Geluidhinder
Besluit geluidproduktie Artikel 2 en 4 Besluit j.o. bromfietsen (16.31) en Regeling de regeling typekeuring geluidproduktie bromfietsen (16.25)
380 VROM
Wet milieubeheer
Wet milieubeheer (1.1)
Artikel 8.1
381 VROM
Wet milieubeheer
Wet milieubeheer (1.1)
Artikel 16.5
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Zie toelichting
Inhoud bepaling
Artikel 2 en 4 Besluit j.o. de regeling: bromfietsen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Deze eis is 1-op-1 implementatie van Europese richtlijn. Artikel 8.1: het is verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting op te richten, te veranderen of de werking daarvan te veranderen of in werking te hebben Artikel 16.5: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een inrichting (die broeikasgassen emitteert) in werking te hebben, uit te breiden of te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen
Screenende # instantie 382 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Wet milieubeheer (1.1)
Artikel 16.14
Artikel 16.14: beoordeling emissieverslag door onafhankelijke verificateur (overige eisen voor verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19)
383 VROM
Wet milieubeheer
Wet milieubeheer (1.1)
Artikel 16.49
Artikel 16.49: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een inrichting (die NOx emitteert) in werking te hebben, uit te breiden of te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen
384 VROM
Wet milieubeheer
Wet milieubeheer (1.1)
Artikel 16.49, tweede lid juncto 16.14
Artikel 16.49, tweede lid juncto 16.14: beoordeling emissievers lag door onafhankelijke verificateur (overige eisen voor verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19)
385 VROM
Besluit algemene regels Besluit algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 1.10
degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting
386 VROM
Besluit algemene regels Besluit algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 2.3, 2.8
Voor het uitvoeren van emissiemetingen worden verschillende NEN normen aangewezen
387 VROM
Besluit algemene regels Besluit algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.15
geluidmetingen t.a.v.windturbines moet plaatsvinden volgens NEN of gelijkwaardig
388 VROM
Besluit algemene regels Besluit algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.20 en 4.80
keuren van systemen voor dampretour stage II door geaccrediteerde instellingen
389 VROM
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 4.18
keuren van verwarmings - of stookinstallaties door geaccrediteerde
390 VROM
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 2.2:
bemonsteren en analyseren van grondwatermonsters conform bepaalde NEN normen
391 VROM
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.9:
onderhouden e.d. van technische installaties conform NEN of gelijkwaardige norm
392 VROM
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.10:
Alleen geaccrediteerde certificeringsinstellingen kunnen verklaringen afgeven
393 VROM
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.13:
het meten van reflectiewaarden bij windturbines conform NEN of gelijkwaardige norm
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 394 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Besluit algemene regels Regeling algemene regels voor voor inrichtingen inrichtingen milieubeheer milieubeheer
Artikel 3.14:
Alleen instellingen die zijn geaccrediteerd kunnen certificaten afgeven voor windturbine
395 VROM
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
Artikel 2.2:
bemonsteren en analyseren van grondwatermonsters conform NEN normen
396 VROM
Wet milieubeheer
Besluit financiële zekerheid milieubeheer (1.16)
Artikel 3 tot en met 13
397 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Artikel 7 en 8
398 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
bijlage
399 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 1.3.6, bijlage 2
400 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 1.6.2:
Artikel 3 tot en met 13: het bevoegd gezag kan in de vergunning een verplichting opnemen tot het stellen van financiële zekerheid; daarbij kan het bevoegd gezag bepalen op welke wijze aan deze verplichting uitvoering moet worden gegeven; verder de verplichting om een schriftelijk bewijs te overleggen Artikel 7 en 8: degene die een inrichting, waar gewas wordt geteeld onder glas, opricht of verandert meldt dit ten minste 8 weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar gewas wordt geteeld onder glas. Voorschrift 1.3.6, bijlage 2: kwaliteitsverklaring voor een slibvangput en een olie-afscheider kan alleen worden afgegeven door een geaccrediteerde certificeringsinstelling Voorschrift 1.6.2: gasflessen moeten zijn goedgekeurd door instanties die zijn aangewezen door de minister (die het aangaat) of een ten minste gelijkwaardige instantie.
401 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 2.4.2, bijlage 2
Voorschrift 2.4.2, bijlage 2: beoordeling van een systeem van recirculatie e.d. dient plaats te vinden door een deskundige die door het bevoegde gezag is geaccepteerd
402 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 3.2.2 van bijlage 2
Voorschrift 3.2.2 van bijlage 2: Inspectie, afstelling en onderhoud aan verwarmings - en stooktoestellen moet geschieden door een gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt
Screenende # instantie 403 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 3.2.3 van bijlage 2
Voorschrift 3.2.3 van bijlage 2: brandblusmiddelen moeten jaarlijks worden gecontroleerd door een bedrijf dat is gecertificeerd op basis van de (BRL) Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (Reob) of een ten minste gelijkwaardige instantie.
404 VROM
Wet milieubeheer
Besluit glastuinbouw (1.18)
Voorschrift 3.2.7 van bijlage 2
405 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Artikel 7:
406 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
bijlage
407 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 1.3.13, bijlage
Voorschrift 3.2.7 van bijlage 2: vloeistofdichte vloeren moeten worden gekeurd door geaccrediteerde inspectieinstellingen conform CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b) Artikel 7: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar verschillende soorten van landbouwactiviteiten plaatsvinden (melkrundveehouderijen, akkerbouwbedrijven, paardenhouderijen etc.) In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het gaat o.a. om geluidsvoorschriften, voorschriften ter beperking van het energieverbruik, voorschriften ter bescherming van de bodem en voorschriften ter beperking van luchtemissies en stankhinder. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar verschillende soorten van landbouwactiviteiten plaatsvinden (melkrundveehouderijen, akkerbouwbedrijven, paardenhouderijen etc.) Voorschrift 1.3.13, bijlage: kwaliteitsverklaring voor een slibvangput, een olie- en vetafscheider kan alleen worden afgegeven door een geaccrediteerde certificeringsinstelling. Op grond van artikel 10 van het besluit worden verklaringen afgegeven door instellingen uit andere EU-lidstaten gelijkgesteld met verklaringen van Nederlandse instellingen.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 408 VROM
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 2.1.1, bijlage
409 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 2.9.2, bijlage
410 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 3.2.2 van bijlage
411 VROM
Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 3.2.6 van bijlage
Voorschrift 2.1.1, bijlage: een mestkelder voor de bewaring van dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste alinea van de inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan de eisen wordt voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is derhalve voorbehouden aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de RvA o.g.v. de (Nederlandse) richtlijnen. Oudere mestkelders mogen ook voldoen aan Bouwtechnische richtlijnen mestbassins 1990. In artikel 10 van het besluit is een wederzijdse erkenningsregeling opgenomen op grond waarvan verklaringen van instellingen uit andere EU lidstaten worden gelijkgesteld met Nederlandse verklaringen. Voorschrift 2.9.2, bijlage: opleveringscontrole door deskundige die door bevoegde gezag is geaccepteerd. Voor de wijze van uitvoering van deze controle wordt verwezen naar de richtlijnen in de Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector. Op grond van de wederzijdse erkenningsregeling opgenomen in artikel 10 worden richtlijnen uit andere EU lidstaten hiermee gelijkgesteld. Voorschrift 3.2.2 van bijlage: Inspectie, afstelling en onderhoud aan verwarmings - en stooktoestellen moet geschieden door een gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt Voorschrift 3.2.6 van bijlage: vloeistofdichte vloeren moeten worden gekeurd door geaccrediteerde inspectieinstellingen conform CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b). Op grond van artikel 10 van het besluit worden inspectie-instellingen uit andere EU-lidstaten gelijkgesteld met Nederlandse instellingen.
Naam regelgeving
Screenende # instantie 412 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit landbouw (1.26A)
Voorschrift 3.2.10 en 3.2.11, bijlage
Voorschrift 3.2.10 en 3.2.11, bijlage: een foliebassin wordt op mestdichtheid gecontroleerd en de bouwconstructie en afdekking van een mestbassin wordt gecontroleerd door of namens een door de Raad voor Accreditatie voor die controle erkende onderneming, door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige, binnen vijf jaar nadat de folie is aangebracht en binnen vijf jaar na de laatste controle. Op grond van artikel 10 (wederzijdse erkenningsregeling) geldt dat deskundigen uit andere EU lidstaten met Nederlandse deskundigen worden gelijkgesteld.
413 VROM
Wet milieubeheer
Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
bijlage
In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen in verband met de veiligheid. Het besluit is van toepassing op inrichtingen voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer
414 VROM
Wet milieubeheer
Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 1.2, bijlage I:
Voorschrift 1.2, bijlage I: het reservoir moet voor de ingebruikname door de Dienst voor het Stoomwezen of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG aangewezen instantie zijn gekeurd en beproefd overeenkomstig het gestelde in de "Regels voor toestellen onder druk" van de Dienst voor het Stoomwezen.
415 VROM
Wet milieubeheer
Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I
Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I: appendages, leidingen en afleverzuilen moeten voor de ingebruikname en vervolgens periodiek door de Dienst voor het Stoomwezen zijn gekeurd en beproefd.
416 VROM
Wet milieubeheer
Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6, bijlage I
Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6, bijlage I: diverse keuringen en beproevingen moeten door of namens Kiwa worden uitgevoerd.
417 VROM
Wet milieubeheer
Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I:
Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I: controles, aanleg en andere werkzaamheden aan LPG-installaties mogen alleen worden uitgevoerd door installateurs die zijn geaccepteerd door de Dienst voor het Stoomwezen.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 418 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land (1.80)
Artikel 17
419 VROM
Wet milieubeheer
Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Artikel 4 en bijlage II
420 VROM
Wet milieubeheer
Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
bijlage 1
421 VROM
Wet milieubeheer
Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Voorschrift 1.3, bijlage I:
422 VROM
Wet milieubeheer
Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I:
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Artikel 17: aan een vergunning moet het voorschrift worden verbonden dat analyses plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen die zijn gesteld in bijlage 3 behorende bij de regeling en de bijlage bij de uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (afzonderlijk gescreend, zie nr. 1.135). Bijlage 3 verwijst naar protocollen die vallen onder beoordelingsrichtlijn SIKB 2000. Die richtlijn is afzonderlijk gescreend, zie nr. 5.37. Artikel 4 en bijlage II: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar dunne mest wordt opgeslagen in mestbassins. In bijlage I bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het gaat o.a. om geluidsvoorschriften, voorschriften ter bescherming van de bodem en voorschriften ter beperking van stankhinder. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar dunne mest wordt opgeslagen in bassins Voorschrift 1.3, bijlage I: een bassin voor de bewaring van dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste alinea van de inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan de eisen wordt voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is derhalve voorbehouden aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de RvA o.g.v. de (Nederlandse) richtlijnen. Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I: beoordeling van delen van de bouwconstructie en foliebassing (op mestdichtheid) door ondernemingen die daartoe zijn erkend door de Raad voor Accreditatie of daartoe als deskundige door het bevoegde gezag zijn geaccepteerd.
Screenende # instantie 423 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet geurhinder en veehouderij
Wet geurhinder en veehouderij (44A)
44a
In deze wet zijn eisen opgenomen m.b.t. inrichtingen die zijn bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Er is bepaald in welke gevallen een Wet milieubeheer vergunning moet worden geweigerd. De gemeenteraad kan op grond van deze wet onder bepaalde voorwaarden een afwijkende regeling bij verordening vaststellen. Tevens is bepaald wat de minimale afstanden zijn tot geurgevoelige objecten. Voor het berekenen van de geurbelasting en afstanden zijn in de Regeling geurhinder en veehouderij nadere regels gesteld. Die regeling bevat geen specifieke eisen voor dienstverrichters.
426 VROM
Wet milieubeheer
Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B (1.13)
427 VROM
Wet milieubeheer
Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B (1.13)
428 VROM
Wet milieubeheer
Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B
Voorschrift 10.2.2 van de Voorschrift 10.2.2 van de bijlage: op aanwijzing van het bijlage bevoegd gezag moet het zwavelgehalte van de in te zetten kolen worden bepaald door een door het bevoegd gezag geaccepteerd instituut Voorschrift 10.3.2 en Voorschrift 10.3.2 en 10.3.12 van de bijlage: keuring van 10.3.12 van de bijlage (type) branders en zuigermotoren door een instantie die door de Minister van VROM is aangewezen. Aanwijzing heeft plaatsgevonden in het Besluit aanwijzing keuringsinstantie emissie-eisen stookinstallaties (nr. 1,114) Bijlage Bijlage: algemene eisen en emissie-eisen die gelden voor degene die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt
Screenende # instantie 429 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten art 4
430 VROM
Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten art 9
431 VROM
Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten art 11
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling In artt. 3, lid 3, 4 en 5 van het besluit wordt bepaald dat een aanvraag om een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt door indiening van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen voldoet. Dit betreft o.m. de NAW gegevens, indeling, activiteiten en processen van de inrichting, de CO2-installaties, verbruikte brandstoffen, de wijze waarop in emissieverslag verslag wordt gedaan, beschikbaarheid en vakbekwaamheid van personen die monitoringsprotocol en de controle daarop uitvoeren en de wijze waarop een meetinstantie de werkzaamheden ex art. 9, lid 1, zal verrichten alsmede een niet technische samenvatting van deze gegevens. Tevens dienen voor elke CO2-installatie afzonderlijk gegevens te worden verstrekt oa over branden grondstoffen, productiecapaciteit, emissiebronnen en de meet- en berekenwijze CO2-jaarvracht. NB. Voor art. 16.5 Wm is een apart formulier ingevuld. De nadere invulling van het monitoringsprotocol die met de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt gegeven, wordt in een separaat formulier getoetst. In artikel 9, lid 3 en 4 van het besluit wordt bepaald dat werkzaamheden die ingevolge het eerste lid door de minister zijn aangewezen, uitsluitend mogen worden verricht door een rechtspersoon die ofwel voor een of meer van deze verrichtingen is geaccrediteerd óf voor een of meer van deze verrichtingen de CEN-normen inzake de onafhankelijkheid en competentie van laboratoria aantoonbaar tot uitvoering brengt. Accreditatie is derhalve niet verplicht, maar vormt een alternatieve mogelijkheid naast het aantoonbaar voldoen aan CEN-normen. Deze bepaling is per 1 september 2007 gewijzigd De eis dat sprake moet zijn van een rechtspersoon is vervallen. Art. 11 van het Besluit verplicht een vergunninghouder een emissieverslag m.b.t. broeikasgasemissies in te dienen conform een door de minister vast te stellen model. Het verslag moet voldoen aan de daarop betrekking hebbende onderdelen van de vergunning. De nadere invulling van het monitoringsprotocol door de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt in een separaat formulier getoetst.
Screenende # instantie 432 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten art 12
Artikel 12 van het Besluit bepaalt dat het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 16.12, eerste lid, onder c (jo art 16.14 Wm; separaat screeningsformulier) geschiedt door een verificateur die werkzaam is bij een verificatieinstelling die is geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie of een vergelijkbare buitenlandse instelling die erkend is door een staat aangesloten bij de Multilateral Agreement on European Accreditation of Certification.
433 VROM
Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten art 16
434 VROM
Wet milieubeheer
Besluit handel in emissierechten Art. 16 Jo art. 11
In art. 16 van het Besluit wordt bepaald dat mbt een vergunning ex 16.49, lid 1, sub a Wm of art. 16.5, lid 1, sub a Wm, de artt. 3, 4 en 5 van het Besluit grotendeels van toepassing zijn. Hierin wordt bepaald dat een aanvraag om een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt door indiening van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen voldoet. Dit betreft o.m. de NAW gegevens, de NOx-installaties, verbruikte brandstoffen, de wijze waarop in emissieverslag verslag wordt gedaan, beschikbaarheid en vakbekwaamheid van personen die monitoringsprotocol en de controle daarop uitvoeren en de wijze waarop een meetinstantie de werkzaamheden ex art. 9, lid 1, zal verrichten alsmede een niet technische samenvatting van deze gegevens. Tevens dienen voor elke NOx-installatie afzonderlijk gegevens te worden verstrekt oa over brand- en grondstoffen, productiecapaciteit, emissiebronnen en de meet- en berekenwijze NOx-jaarvracht. NB. Voor art. 16.5 Wm is een apart formulier ingevuld. De invulling vh monitoringsprotocol met de Regeling monitoring handel in emissierechten, wordt separaat getoetst. Art. 16 Jo art. 11 van het Besluit verplicht een vergunninghouder een emissieverslag m.b.t. NOxemissies in te dienen conform een door de minister vast te stellen model. Het verslag moet voldoen aan de daarop betrekking hebbende onderdelen van de vergunning.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 435 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten
Regeling monitoring handel in emissierechten
artt. 3 t/m 34
In artt. 3 t/m 34 en bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het monitoringsprotocol Broeikasgasemissies moet voldoen waarmee een aanvraag ex art. 16.5, lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het betreft een nadere invulling van de artt. 3-5 van het Besluit handel in emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 15, 18, 25 en 26 worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 19 bepaalt dat als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en gecontroleerd.
436 VROM
Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten
Regeling monitoring handel in emissierechten
artt. 35 t/m 64
437 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer
artt. 2 t/m 5
In artt. 35 t/m 64 en bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het monitoringsprotocol NOx moet voldoen waarmee een aanvraag ex art. 16.49, lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het betreft een nadere invulling van de artt. 16 Jo 3-5 van het Besluit handel in emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 43, 45, 48, 55 en 56 worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 49 bepaalt dat als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en gecontroleerd. In de artt. 2 t/m 5 en de bijbehorende bijlagen I t/m IV worden technische eisen opgenomen waaraan installaties en laadportalen betreffende de opslag, overslag en distributie van benzine dienen te voldoen. Tevens zijn eisen opgenomen met betrekking tot het meten van emissies en de daarbij te gebruiken apparatuur.
Screenende # instantie 438 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet Milieubeheer
Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B
artt. 1 t/m 24
439 VROM
Wet Milieubeheer
Regeling oplosmiddelenboekhouding en metingen VOS-emissies.
artt. 2 t/m 6
440 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Besluit broeikasgassen Wms 2003 / Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf
Art. 1, leden 3 en 4
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling In de artt. 1 t/m 24 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie van de meetgegevens. In de artt. 2 t/m 6 van de Regeling worden regels gesteld ten aanzien van de inrichting van een oplosmiddelenboekhouding, zoals de periode die het moet omvatten en de hierin op te nemen gegevens. In art. 7 van de Regeling wordt ten aanzien van de wijze van meten en de beoordeling van de meetresultaten verwezen naar verschillende onderdelen van de Nederlandse emissierichtlijn lucht, uitgave 2000. Art. 1, leden 3 en 4 van het besluit. Het derde lid bepaalt dat bij ministeriële regeling voorschriften omtrent opleiding en examinering worden gegeven waaraan degenen die bepaalde handelingen met CFK's e.d. verrichten moeten voldoen. Het vierde lid bepaalt dat onderhoud en installatie uitsluitend is toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door de minister is erkend. Omdat er nog geen opleidingseisen zijn vastgesteld is in art. 7 van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (reg. nr. 1.53A) als overgangsregeling bepaald dat de Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling waarvan de opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is de Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van diploma's (erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen gepubliceerd die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en te behouden en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure).
Screenende # instantie 441 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet inzake de Luchtverontreiniging
Het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging (35.3).
artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a
In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald dat het uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden aan de Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze voorschriften zijn mede neergelegd in artt 1 t/m 2a van de Regeling keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging en houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de Richtlijnen 70/220/EEG en 88/77/EEG.
442 VROM
Wet inzake de Luchtverontreiniging
Het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.12).
artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a
443 VROM
Wet inzake de Luchtverontreiniging
Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.08) en het Uitvoering Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.25)
artt. 2 en 3
In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald dat het uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden aan de Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze voorschriften zijn mede neergelegd in artt 2 t/m 6 van de Regeling en houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de Europese Richtlijnen 70/220/EEG, 97/24/EEG, 72/306/EEG en 88/77/EEG. In art. 3 van de regeling wordt tevens verwezen naar de in de bijlage bij deze Regeling vastgestelde eisen welke dienen ter uitvoering van art. 23, derde lid, onder c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, doch artikel 3a van de regeling bevat een gelijkstellingsbepaling met een beoordeling door een onafhankelijke keuringsinstantie in een andere Lidstaat aan de hand van tenminste gelijkwaardige eisen. In de artt. 2 en 3 van het Uitvoering Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging wordt invulling gegeven aan de in art. 4 van het Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging neergelegde bevoegdheid van de minister van VROM om de voorschriften vast te stellen aan de hand waarvan de keuringen dienen te worden verricht. De keuring dient te worden verricht aan de hand van de voorschriften, vervat in Richtlijn 97/24. betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen
Screenende # instantie 444 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet inzake de Luchtverontreiniging
Het "Besluit typekeuring Art. 2, aanhef en onder a luchtverontreiniging trekkers en en art. 3, aanhef en motoren voor mobiele onder a Jo art. 5, lid 3 machines" (35.09) en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (25.26).
Art. 2, aanhef en onder a en art. 3, aanhef en onder a Jo art. 5, lid 3 van het Besluit bepalen dat Onze Minister de voorschriften vaststelt aan de hand waarvan de typekeuringen worden verricht. Dit is nader uitgewerkt in art. 3 van de Regeling waarin is bepaald dat de keuring wordt verricht met inachtneming van Richtlijn 97/68/EG dan wel Richtlijn 2000/25/EG.
445 VROM
Wet inzake de Luchtverontreiniging
Het "Besluit typekeuring Art. 7 van het Besluit en luchtverontreiniging trekkers en art. 8 van de Regeling motoren voor mobiele machines" (35.09) en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.26).
Art. 7 van het Besluit en art. 8 van de Regeling bepalen dat de keuringsinstantie toezicht dient te houden op het overeenstemmen van motoren en trekkers met het type waarvoor typegoedkeuring is verleend. Na verlening van de typegoedkeuring dient ten minste één maal per jaar te worden onderzocht of nog wordt voldaan aan Richtlijn 97/68/EG. Indien nodig dient de procedure van punt 5.3.2 van bijlage I van Richtlijn 97/68/EG te worden gevolgd.
446 VROM
Wet luchtverontreiniging Besluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (35.11)
Artikel 1 - 8
Artikel 1 - 8: typekeuringen moeten worden uitgevoerd door keuringsinstanties die door de Ministers van VROM en VenW zijn aangewezen. De keuringen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een aantal eisen. Regeling 48B bevat de uitvoeringsregeling.
447 VROM
Wet Milieubeheer
artt. 1 t/m 28
In de artt. 1 t/m 28 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN, NEN-ISO, EPA en ASTM. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie van de meetgegevens.
Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005
Screenende # instantie 448 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet inzake de luchtverontreiniging
Aanwijzing keuringsinstantie typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.23)
Artikel 2
Artikel 2 bepaalt dat de keuring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a (bedoeld is waarschijnlijk : "...van het Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging", doch deze specificatie ontbreekt) moet worden verricht aan de hand van "Reglement 47, behorende bij de Overeenkomst van 20 maart 1958 betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorrijtuigen (Trb. 1959, 83). Artikel 1 t/m 7: bevat de verplichting voor bedrijven die benzine en diesel opslaan, verwerken etc. om een minimaal deel van het totaal te laten bestaan uit biobrandstoffen. Artikel 2 - 30 + bijlage: Gastec wordt aangewezen als keuringsinstantie (uitwerking van regeling 35.11). Verder technische eisen aan keuringen en vaststelling door ministers van het tarief dat de keuringsinstantie in rekening mag brengen. Hoofdstuk 1 en 2: algemene eisen en emissie-eisen die gelden voor degene die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt
449 VROM
Wet milieugevaarlijke stoffen
Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (48A)
Artikel 1 t/m 7
450 VROM
Wet luchtverontreiniging Typekeuringsregeling verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (48B)
Artikel 2 - 30 + bijlage
451 VROM
Wet luchtverontreiniging Besluit emissie-eisen en Wet milieubeheer stookinstallaties milieubeheer A
Hoofdstuk 1 en 2:
452 VROM
Wet luchtverontreiniging Besluit emissie-eisen en Wet milieubeheer stookinstallaties milieubeheer A
Artikel 30b, lid 2
Artikel 30b, lid 2: de bemonsteringen, analyses, metingen en berekeningen die in dit besluit zijn voorgeschreven, worden uitgevoerd volgens CEN-normen. Indien geen CEN-normen bestaan, worden andere normen gebruikt die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden verstrekt.
453 VROM
Wet luchtverontreiniging Besluit emissie-eisen en Wet milieubeheer stookinstallaties milieubeheer A
Artikel 30b, lid 5
Artikel 30b, lid 5: Het uitvoeren van afzonderlijke metingen, parallelmetingen en referentiemetingen geschiedt door een rechtspersoon die is geaccrediteerd en voor deze verrichtingen de CEN-normen inzake de onafhankelijkheid en de competentie van laboratoria aantoonbaar tot uitvoering brengt.
Screenende # instantie 454 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet op de architectentitel
Wet op de architectentitel (37)
Art. 2, 9 t/m 27
Art. 2, 9 t/m 27 : als architect, als stedenbouwkundige, als tuin- en landschapsarchitect of als interieurarchitect kunnen op verzoek worden ingeschreven degenen die voldoen aan de eisen die in de wet zijn gesteld. Voor inschrijving zijn bepaalde getuigschriften, diploma's, certificaten o.i.d. vereist. Alleen degene die is ingeschreven is gerechtigd tot het voeren van de titel van architect etc. Inschrijving in het register is geen voorwaarde om de werkzaamheden van architect etc. te mogen verrichten. Het enige dat niet mag is de titel voeren zonder registratie.
455 VROM
Wet op de architectentitel
Regeling EG-verklaring stedenbouwkundingen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten (103)
Artikel 2 tot en met 6
456 VROM
Bestrijdings middelenwet
Regeling eindtermen diploma dierplaagbestrijding (104)
Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a
Artikel 2 tot en met 6: eisen en procedure m.b.t. het verkrijgen van een EG-verklaring waarmee dienstverrichters uit andere EU lidstaten toestemming kunnen verkrijgen om de titel van stedenbouwkundige, tuin-, landschaps - of interieurarchitect te voeren. Het voeren van die titel is op grond van de Wet op de architectentitel (zie regeling nr. 37) alleen toegestaan voor degenen die zijn ingeschreven in het register. Inschrijving in het register gebeurt indien de vereiste diploma' s e.d. overgelegd zijn. Indien diploma' s e.d. in een andere lidstaat zijn behaald dan is een EG verklaring nodig die moet worden aangevraagd bij de Stichting bureau architectenregister. Inschrijving in het register is geen voorwaarde om de werkzaamheden van stedenbouwkundige etc. te mogen verrichten. Het enige dat niet mag is de titel voeren zonder registratie. Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a Besluit vakkkennis - en vakbekwaamheidseisen bestrijdingsmiddelen: bestrijding van dierplagen en houtrotverwerkende schimmel m.b.v. bestrijdingsmiddelen is alleen toegestaan aan degenen die beschikken over een vakbekwaamheidsdiploma dat is afgegeven of verlengd door een door de Minister van VROM geregistreerde instelling of geregistreerd bedrijf waaruit blijkt dat wordt voldaan aan een de in de regeling genoemde eindtermen. Deze regeling is per 17 oktober 2007 vervallen. Inhoudelijke m aterie wordt nu geregeld in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en uitvoeringsregelgeving dat waarvoor het Ministerie van LNV eerst verantwoordelijke is.
Screenende # instantie 457 VROM
Naam wetgevingscomplex
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet inburgering
Wet inburgering, Besluit inburgering en Regeling inburgering (110, 110.1 en 110.2)
Art. 1, eerste lid, onderdeel i en art. 15 van de wet, 3.14 - 3.16 van het besluit en 3.11 3.14 van de regeling
Art. 1, eerste lid, onderdeel i en art. 15 van de wet, 3.14 3.16 van het besluit en 3.11 - 3.14 van de regeling: een exameninstelling die inburgeringsexamens afneemt moet zijn aangewezen door de minister.
458 VROM
Wet inburgering
Wet inburgering, Regeling inburgering (110 en 110.2)
Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet en artikel 1.2 van de regeling
459 VROM
Wet inburgering
Regeling aanvullende bijdrage inburgering oudkomers 54 gemeenten nr 111
Artikel 6, eerste lid
Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet en artikel 1.2 van de regeling: een cursusinstelling die inburgeringsplichtigen toeleidt naar een inburgeringsexamen moet een rechtspersoon zijn die in het bezit is van een door de minister aan te wijzen keurmerk (op dit moment zijn nog geen nadere regels gesteld o.g.v. art. 9; indien die nadere regels er wel komen dan dient de cursusinstelling te beschikken over een certificaat afgegeven door de minister of een door de minister aangewezen instelling). Het keurmerk is aangewezen in artikel 1.2 van de regeling: Keurmerk Inburgeren, dat wordt toegekend en beheerd door de Stichting Blik op Werk. Artikel 6, eerste lid, van de regeling eist dat de door de gemeenten op te stellen monitor is voorzien van een accountantsverklaring.
460 VROM
Wet inburgering
Beleidsregels projectsubsidie ontwikkeling imamopleidingen
Artikel 7, lid 2
461 VROM
Wet inburgering
Regeling inburgering oudkomers Artikel 3b, lid 6 , Artikel (116.1) 10, derde lid
Naam regelgeving
Artikel 7, lid 2 van de Beleidsregels eist dat het financiële verslag is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid die is afgegeven door een accountant. De accountant dient zich aan de hand van het in de bijlage bij de beleidsregels opgenomen verantwoordingsprotocol een oordeel te vormen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen. Artikel 3b, lid 6 van de Regeling eist dat informatie en bescheiden die op grond van het derde lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 10, derde lid, van de Regeling eist dat de op grond van de eerste twee leden verstrekte informatie en bescheiden dienen te zijn voorzien van aan accountantsverklaring.
Screenende # instantie 462 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet inburgering
Regeling inburgering oudkomers Artikel 8, lid 4, Artikel 8, 25 gemeenten 2005 lid 6
463 VROM
Wet inburgering
Regeling inburgering oudkomers Artikel 8, lid 5 54 gemeenten
464 VROM
Wet inburgering
Regeling inburgering oudkomers Artikel 8, lid 4 G25 2006
465 VROM
Wet inburgering
Regeling inburgering oudkomers Artikel 7, lid 4 niet-G56 2006
466 VROM
Wet inburgering
Regeling informatieverstrekking en controleprotocol WIN 2005
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Artikel 2 en 3
Inhoud bepaling Artikel 8, lid 4 van de Regeling eist dat de informatie die het gemeentebestuur op grond van het eerste lid aan de minister moet verstrekken is voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 8, lid 6 van de Regeling eist dat het gemeentebestuur er zorg voor draagt dat de door hem ingeschakelde accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte controlewerkzaamheden door die accountant. Artikel 8, lid 5 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 8, lid 4 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. Artikel 7, lid 4 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. Het zesde lid verplicht het college of het bestuur er zorg voor te dragen dat de ingeschakelde accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte controlewerkzaamheden door die accountant. Artikel 2 vereist dat de formulieren als bedoeld in art. 1 (ex art. 4 Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers en art. 15 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid) moeten zijn gewaarmerkt door een accountant en vergezeld dienen te gaan van diens verklaring mbt de juistheid van de gegevens. Art. 3 bepaalt dat het controleprotocol t.b.v. de verklaring omtrent getrouwheid en rechtmatigheid wordt vastgesteld conform bijlage 2.
Screenende # instantie 467 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)
468 VROM
Wet milieubeheer
Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)
469 VROM
Wet milieubeheer
Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)
470 VROM
Wet milieubeheer
Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A)
Naam regelgeving
Bepaling/artikel Artikel 1 sub f en 4 lid 2
Inhoud bepaling
Artikel 1 sub f en 4 lid 2: Inzamelklaar maken van halonen mag alleen geschieden door een CFK-installateur die beschikt over een erkenning van de Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf (STEK) danwel aantoonbaar voldoet aan eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de eisen die gelden voor die erkenning. (zie ook nr. 1.53A) Art. 1 sub g en art. 4, lid Art. 1 sub g en art. 4, lid 2: inzamelklaar maken door 2 halonen-installateur die moet beschikken over geldig certificaat afgegeven door het NCP (Nationaal Centrum voor Preventie) in het kader van de Regeling voor de Erkenning van de Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen (REOB). Art. 4, art. 5, art. 6 en art. Art. 4, art. 5, art. 6 en art. 7 bevatten bepalingen voor de 7 inzameling en verwerking van CFK's en halonen, zoals het inzamelen van de stoffen, de wijze (techniek) van verwerken, de termijn waarbinnen dat dient te gebeuren, de manier van aanbieden, vastgestelde tarieven, acceptatieplicht, etc.) Artikel 4, lid 4 Artikel 4, lid 4: handelingen inzake de terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gereguleerde stoffen mogen enkel worden uitgevoerd door een natuurlijk persoon die beschikt over een diploma dat is afgegeven door een instelling die is erkend door de Min van OC&W. Diploma-eisen zijn op grond van het derde lid gesteld in de Inzamelingsregeling CFK en Halonen (nr. 1.53).
Screenende # instantie 471 VROM
Naam wetgevingscomplex Wet milieubeheer
Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A)
Art. 5, lid 4:
472 VROM
Wet milieubeheer
Regeling verwijdering PCB's
Art. 5.1
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 5, lid 4: het tijdens onderhouds - of installatiewerkzaamheden aan apparatuur bedrijfsmatig toepassen van gereguleerde stoffen is uitsluitend toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door Onze Minister of door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is erkend.Omdat er nog geen opleidingseisen zijn vastgesteld is in art. 7 als overgangsregeling bepaald dat de Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling waarvan de opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is de Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van diploma's (erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen gepubliceerd die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en te behouden en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure). Art. 5.1 verplicht degene die bedrijfsmatig PCB's verwijdert of laat verwijderen om een voor de toezichthouder toegankelijk register te houden waarin worden vermeld: de hoeveelheid, aard en oorsprong van de verwijderde PCB's en de oorsprong en aard van een verwijderd PCB's bevattend apparaat, alsmede het gehalte aan PCB's dat in het apparaat is toegepast.
Screenende # instantie 473 VROM
474 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Wet milieubeheer
Asbestverwijderingsbesluit 2005 art. 6, eerste lid (18.02)
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties op schepen
Inhoud bepaling In art. 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit wordt bepaald dat indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3, een aantal handelingen slechts mag worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in art. 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De handelingen betreffen het (deels) afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten waarin asbest of houdende producten zijn verwerkt, het verwijderen van asbest of -houdende producten uit bouwwerken of objecten en het opruimen van asbest of -houdende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen. Het Asbestverwijderingsbesluit eist slechts een certificaat ingevolge het Arbeidsomstandighedenbesluit en stelt geen aanvullende eisen. Een gelijkstellingsbepaling met vergelijkbare certificaten uit andere lidstaten ontbreekt echter. Hierin zal alsnog worden voorzien.
Artt. 1 t/m 3 en de bijlage Artt. 1 t/m 3 en de bijlage bevatten een veelheid aan technische eisen en voorschriften met betrekking tot onderhouds - en installatiewerkzaamheden en de controle na ingebruikstelling van een koelinstallatie. De technische eisen zien op materialen en onderdelen, het ontwerp, de installatie, de machinekamer, 'beheer, controle, onderhoud en toezicht' en de installatiecontrole. Naast eisen aan de werkwijze (zoals registratie van de uitkomsten van een controle in een logboek) en de te gebruiken materialen en apparatuur, wordt ook verwezen naar normenstelsels: NEN-EN 10025, SAE-norm J51 van mei 1985 en NEN 1010. Controle en onderhoud van de installatie moet ingevolge 6.1.3. plaatsvinden door een persoon met een erkenningsbewijs ex art. 13, lid 1, Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten (die bepaling is al in 2003 ingetrokken; men doelt hiermee op de z.g.n. STEK erkenning). Hetzelfde in 6.4.7 t.a.v. periodieke controle. Controle van detectieapparatuur moet door fabrikant, leverancier, installateur of door een gespecialiseerd ijk- of controle-instituut plaatsvinden.
Screenende # instantie 475 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)
artt. 3.1, 3.2, 3.6 en 5.1
In artt. 3.1, 3.2, 3.6 en 5.1 wordt bepaald dat koelinstallaties en de daarin aanwezige lekdetectieapparatuur periodiek dienen te worden gecontroleerd door een gediplomeerd persoon. Artikel 1.1, aanhef en onder e definieert 'gediplomeerd persoon' als een natuurlijk persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in art. 5, vierde lid, van het Besluit ozonafbrekende stoffen Wms 2003 of art. 1, vierde lid, van het Besluit broeikasgassen Wms 2003 (zie ook de formulieren die voor deze bepalingen zijn gemaakt)
476 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)
artt. 3.1, 3.2 en 3.6
477 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)
Artikel 3.3, lid 2
De artt. 3.1, 3.2 en 3.6 stellen eisen aan de controle en het onderhoud van koelinstallaties. Ingevolge art. 3.2 dient een controle in elk geval te omvatten een controle op de aanwezigheid van de gebruiksaanwijzing, controle van de vereiste apparatuur voor drukbeveiliging en controle van de lekdichtheid van de gehele koelinstallatie. De controle dient te worden uitgevoerd met behulp van lekdetectieapparatuur met een detectiegrens van ten minste vijf p.p.m. De gediplomeerde persoon verstrekt de eigenaar van de koelinstallatie een schriftelijk bewijs van de toegepaste procedure en de resultaten daarvan. Tevens dient de gediplomeerde persoon in het bij de koelinstallatie behorende logboek een aantal gegevens in te vullen. Artikel 3.3, lid 2, van de Regeling verplicht een gediplomeerd persoon om op verzoek van de eigenaar van een defecte koelinstallatie onverwijld dit defect te herstellen. Op grond van art. 3.3, derde lid is de gediplomeerd persoon verplicht om na herstel van het defect een controle uit te voeren. De gediplomeerde persoon dient op grond van art. 3.4 voorafgaand aan controle- en herstelwerkzaamheden de druk in het desbetreffende deel van de installatie op 1,05 bar of lager te brengen. Voorafgaand aan het ontmantelen van een koelinstallatie moet de gediplomeerde de druk op 0,3 bar brengen. Het derde lid van art. 3.4 verplicht de gediplomeerde om aan de eigenaar van de koelinstallatie een schriftelijk bewijs te verstrekken van de toegepaste techniek bij het verrichten van de onderhouds - of herstelwerkzaamheden.
Screenende # instantie 478 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)
art 2
Het nemen van monsters dient te geschieden volgens de de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057-81, art. 2.
479 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)
Art. 2 van bijlage B
Art. 2 van bijlage B "Indien na toevoeging van hexaan [...] geanalyseerd te worden (overeenkomstig NEN 6402)". Analyse van monster dient derhalve te gebeuren cfm. een methode die voldoet aan NEN norm. NEN-normen zijn niet openbaar toegankelijk.
480 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)
Art. 2 en bijlage B, onderdeel 2
Art. 2 en bijlage B, onderdeel 2: Het nemen van monsters dient te geschieden volgens de de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057-81. Analyse van monsters conform NEN 6402.
481 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Regeling bepalingsmethode cadmiumgehalte van producten Wms 2000 (27.40)
Art. 1 lid 2 jo. bijlage B, onderdeel III, artikel 2
Art. 1 lid 2 jo. bijlage B, onderdeel III, artikel 2: bepalen van cadmiumgehalte moet volgens bepaalde methoden plaatsvinden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar NEN normen. Er is een gelijkstellingsbepaling voor andere methoden opgenomen.
482 VROM
Wet Milieugevaarlijke stoffen
Productenregeling asbest
Art. 2
483 VROM
Kernenergiewet
Besluit detectie radioactief besmet schroot (3.03)
Art. 3 t/m 6
Art. 2 van de Regeling bepaalt in de leden 1 t/m 4 hoe de concentraties van serpentijnasbest in puin, in grond, in bagger/slib en in andere produkten moet worden bepaald: volgens de methoden aangegeven in Ontwerp-NEN 5897, NEN 5707, NTA 5727 respectievelijk NEN 5896. Art. 4 van de Regeling voorziet in een gelijkstelling met normen die worden vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie. Art. 3 t/m 6: degene die een inrichting drijft waar roestvrijstaalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet onverwijld de ioniserende straling meten van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht. De meetapparatuur en de meting moeten voldoen aan een aantal eisen (staan in regeling nr. 3.04). De meetresultaten moeten worden geregistreerd.
Screenende # instantie 484 VROM
Naam wetgevingscomplex Kernenergiewet
Besluit detectie radioactief besmet schroot (3.03)
Art. 7 t/m 9
485 VROM
Kernenergiewet
Regeling detectie radioactief besmet schroot (3.04)
Art. 2 en 3 en bijlage
486 VROM
Kernenergiewet
Regeling detectie radioactief besmet schroot (3.04)
Art. 4 en bijlage
Art. 4 en bijlage: een persoon die metingen en registraties uitvoert moet voldoen aan een aantal eisen m.b.t. vaardigheden en bekwaamheden. Deze persoon kan aantonen dat hij aan die eisen voldoet door een afgeronde opleiding van de Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding en advies.
487 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Artikel 7, lid 1 en 3
488 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Artikel 7, lid 2 en 4 en art. 132
Artikel 7, lid 1 en 3: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een stralingsarts. De stralingsarts moet aan een aantal eisen voldoen, o.a verplichte inschrijving in een register dat door de Minister van SZW is aangewezen. Eisen m.b.t. kennis en bekwaamheden zijn opgenomen in regeling 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Artikel 7, lid 2 en 4 en art. 132: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een deskundige. De deskundige moet aan een aantal eisen voldoen, o.a verplichte inschrijving in een register dat door de Minister van SZW is aangewezen. In artikel 132 is echter bepaald dat tot een bij ministeriële datum te bepalen datum een persoon, die in het bezit is van een diploma voor een in regeling nr. 3.16I genoemde opleiding wordt aangemerkt als een in het register ingeschreven deskundige. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 7 t/m 9: degene die een inrichting drijft waar roestvrijstaalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet financiële zekerheid s tellen waaruit de eventuele verwijdering van radioactief besmet schroot kan worden bekostigd. Art. 2 en 3 en bijlage: eisen waaraan metingen moeten voldoen (handdetector, kraandetector, poortdetector), eisen m.b.t. o.a. regelmatige testing en kalibratie van de meetapparatuur en eisen aan registraties.
Screenende # instantie 489 VROM
Naam wetgevingscomplex Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Artikel 8
490 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 9 e.v
491 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 12:
492 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 20d-20f
493 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 23, 24, 25, 35, 37 en Art. 23, 24, 25, 35, 37 en 108: bepaalde handelingen 108 mogen alleen worden uitgevoerd met vergunning. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
494 VROM
Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 21, 22 en 103
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Artikel 8: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een erkende dosimetrische dienst. Een dergelijke dienst dient te voldoen aan een aantal eisen m.b.t. de kwaliteit van de dienstverlening, de werkwijze en de deskundigheid van de dienst. Deze eis en zijn opgenomen in regeling nr. 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Art. 9 e.v.: de ondernemer zorgt ervoor dat een handeling (verschillende activiteiten waarbij straling kan vrijkomen) door of onder toezicht van een deskundige wordt uitgevoerd (zie voor eisen deskundige formulier 2). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Art. 12: binnen een aantal bij ministeriële regeling aangewezen ondernemingen of locaties dient een stralingsbeschermingseenheid aanwezig te zijn. Deze moet voldoen aan een aantal eisen, zoals voldoende deskundig personeel en functioneel en organisatorische scheiding van productie- en technische eenheden. De aanwijzing en de eisen zijn opgenomen in de Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming (nr. 3.123). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Art. 20d-20f: de ondernemer moet financiële zekerheid stellen. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
Art. 21, 22 en 103: voor bepaalde handelingen moet vantevoren een melding worden gedaan. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
Screenende # instantie 495 VROM
Naam wetgevingscomplex Kernenergiewet
Besluit stralingsbescherming (3.12)
Art. 120:
496 VROM
Kernenergiewet
Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming (3.123)
Art. 3
497 VROM
Kernenergiewet
Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling (1.124)
Artikel 1 en 2 + bijlage
Artikel 1 en 2 + bijlage: opsomming van handelingen/werkzaamheden die wel en niet zijn toegestaan (gerechtvaardigd). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
498 VROM
Kernenergiewet
Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127)
Art. 2
499 VROM
Kernenergiewet
Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127)
Art. 4, 7 en bijlage 3
Art. 2: aanwijzing van een lijst met werkzaamheden overeenkomstig artikel 102 van het Besluit stralingsbescherming, die ondernemers moeten raadplegen om na te gaan of de werkzaamheden die ze verrichten meldings - of vergunningplichtig zijn. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Art. 4, 7 en bijlage 3: werkzaamheden waarvoor meldingsverplichting geldt en de opslag van radioactieve afvalstoffen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een aantal voorschriften. In bijlage 3 is o.a. bepaald dat de ondernemer ervoor moet zorgen dat de werkzaamheden plaatsvinden door of onder toezicht van een deskundige (als bedoeld in artikel 9 Besluit stralingsbescherming) die ten minste het diploma ioniserende straling niveau 3 of een gelijkwaardig diploma heeft behaald. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
500 VROM
Kernenergiewet
Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127)
Art. 5, lid 3 en bijlage 4
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 120: de ondernemer moet een administratie bijhouden van de handelingen die hij verricht waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen. In regeling 3.123 is een aantal aanvullende gegevens opgenomen dat in de administratie moet worden opgenomen. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is Art. 3: indien een stralingsbeschermingseenheid is voorgeschreven dan dient de ondernemer een interne regeling stralingshygiëne te hebben die voldoet aan een aantal eisen (moet o.a. een afvalplan en calamiteitenplan hebben). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
Art. 5, lid 3 en bijlage 4: het meten van de oppervlaktebesmeting van een materiaal moet met methode die is aangegeven in bijlage 4. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is
Screenende # instantie 501 VROM
Naam wetgevingscomplex Waterleidingwet
Waterleidingbesluit (23.01A)
Artikel 10, lid 1 en 2
Artikel 10, lid 1 en 2: monsters moeten worden genomen en analyses moeten worden uitgevoerd door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. Het nemen en analyseren van monsters kan ook geschieden door medisch microbiologische laboratoria, onder verantwoordelijkheid van een arts-microbioloog, die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op ISO 15189 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn.
502 VROM
Waterleidingwet
Waterleidingbesluit (23.01A)
Artikel 10, lid 4
503 VROM
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 2 t/m 4
Artikel 10, lid 4: Het nemen en analyseren van monsters in het kader van legionella onderzoek moet plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NENEN-ISO/IEC 17025 en die daartoe zijn aangewezen door de minster. Artikel 2 t/m 4: houders van badinrichtingen moeten voldoen aan eisen die bij amvb worden gesteld (nr. 25.04) met betrekking tot veiligheid en hygiëne. In artikel 3 en 4 is aangegeven welke eisen bij amvb gesteld kunnen worden.
504 VROM
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 10
Artikel 10: degene die een badinrichting opricht, wijzigt of uitbreidt dient daarvan een kennisgeving te doen aan GS.
505 VROM
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 10a
Artikel 10a: de houder van de badinrichting is verplicht de hoedanigheid van het zwem- en badwater regelmatig te onderzoeken
506 VROM
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m 47: houders van badinrichtingen 47 moeten voldoen aan eisen met betrekking tot het uitvoeren van een risicoanalyse voor legionellabesmetting, het opstellen van een beheerplan, kwaliteit van het zwem- en badwater, de behandeling van het water, onderzoek naar de kwaliteit van het water, aanwezigheid van douches en toiletten, diepte van zwemwater en aanduidingen en toezicht.
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Screenende # instantie 507 VROM
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 10
Regeling kennisgeving badinrichtingen (25.05)
Artikel 1 en 2
509 VROM
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Woningwet
Besluit beheer socialehuursector (18.4)
Artikel 29
Artikel 29: Accountantsverklaring moet worden opgemaakt volgens de modellen die in bijlage III bij de regeling staan
510 VROM
Woningwet
Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7)
1.12 en 1.13
511 VROM
Woningwet
Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7)
1.14
1.12 en 1.13: Voor het verrichten van de taken, bedoeld in de artikelen 16 en 18 van de Richtlijn bouwproducten moeten certificatie-instellingen, inspectie-instellingen en testlaboratoria zijn aangewezen door de minster. De regeling geeft een nadere uitwerking van het bouwbesluit 2003. 1.14: een aangewezen instelling moet desgevraagd inlichtingen verstrekken aan de minister en moet jaarlijks een verslag indienen van uitgevoerde werkzaamheden
512 VROM
Woningwet
Besluit Centraal fonds voor de Volkshuisvesting (18.8)
Artikel 5, lid 2
508 VROM
Artikel 10: analyses moeten worden uitgevoerd door een laboratorium dat een kwaliteitsborgingssysteem hanteert dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 of een gelijkwaardige norm waarbij bepaalde aangewezen NEN normen of gelijkwaarwaardige normen moeten worden toegepast. Artikel 1 en 2: bij een kennisgeving van een oprichting, wijziging of uitbreiding van een badinrichting moeten de in deze artikelen genoemde gegevens worden gevoegd
Artikel 5, lid 2: een accountant moet een mededeling opstellen overeenkomstig bijlage III van het Besluit beheer sociale-huursector (zie regeling nr. 18.4)
Screenende # instantie 513 VROM
Woningwet
Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (18.9)
Art. 4 j.o. paragraaf 1.1 van de bijlage
514 VROM
Woningwet
Regeling accountantscontrole financiële verslag Centraal Fonds Volkshuisvesting (18.22)
Artikel 1 en de bijlage
515 VROM
Wet op het overleg huurders verhuurder
Wet op het overleg huurders verhuurder (43)
Artikelen 1 t/m 7
516 Productschap
Salomonellamonitoring varkenssector
Vo. Salomonellamonitoring varkenssector 2003 incl Besluit erkenningscriteria
art. 2.5 en 3.5
Vee en Vlees
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling Art. 4 j.o. paragraaf 1.1 van de bijlage: een aanvrager om een bouwvergunning moet bij de aanvraag o.a. gegevens voegen over de ondernem ing(en) die het werk uitvoer(t)(en). Op grond van paragraaf 1.1 is het o.a. verplicht een door de desbetreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken gewaarmerkte kopie van de over die onderneming of ondernemingen in het register, bedoeld in art. 22a van de Vestigingswet bedrijven 1954 opgenomen gegevens te voegen. Op grond van laatstgenoemd artikel worden vestigingsvergunningen en ontheffingen ingeschreven. Hieruit volgt een impliciete verplichting om te beschikken over een vestigingsvergunning voor bedrijven die bouwwerkzaamheden (willen) uitvoeren. (NB1. de Vestigingswet bedrijven 1954 is per 18/7/2007 ingetrokken. Het Besluit indieningsvereisten is daarop niet aangepast zodat deze verplichting feitelijk geen werking meer heeft.) (NB2. in de Regeling tot vaststelling van het gewijzigde formulier voor de aanvraag om bouwvergunning (nr. 18.1) wordt een gewaarmerkte kopie van de inschrijving bij de KvK gevraagd en geen kopie van de inschrijving in het vestigingsvergunningenregister.) Artikel 1 en de bijlage: een accountantscontrole m.b.t. het financiële verslag van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting moet geschieden conform een in de bijlage opgenomen controleprotocol en worden opgesteld overeenkomstig een in de bijlage weergegeven modelverklaring Artikelen 1 t/m 7: informatie- en overlegplicht voor verhuurders van ten minste honderd voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland. De verplichtingen van verhuurder gelden jegens een huurdersorganisatie die, behoudens ingeval het een woningcorporatie betreft, ten minste 50% van de huurders vertegenwoordigt. De verhuurder moet ook bepaalde kosten aan de huurdersorganisatie vergoeden. Betreft erkenning laboratoria
Screenende # instantie 517 Productschap
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Bestrijding Vesiculaire varkensziekte
Vo. Bestrijding vesiculaire varkensziekte (PVV) 2004 incl. Besluit erkenningscriteria
art. 2.3
Betreft erkenning laboratoria
Bestrijding ziekte van Aujeszky
Vo. Ziekte van Aujeszky 2006
Art. 3.1
Betreft erkenning laboratoria
Registratie en verstrekking van gegevens (PVV) 2003
Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PVV) 2003
art. 2.1.
Betreft een registratieverplichting
Vee en Vlees
520 Productschap
Algemene bepalingen
Vo. Algemene bepalingen PVV 2003
art. 2.1.
Betreft een registratieverplichting
521 Productschap
Welzijnsnormen konijnen
Vo. Welzijnsnormen konijnen (PPE) 2006 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 10.1
Betreft erkenning laboratoria
Welzijnsnormen Vleeskuikenouderdieren
Vo. Welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 6a.1 en art. 6b.1 en 2
Betreft erkenning laboratoria
523 Productschap
Hygienevoorschriften eieren
Vo. Hygienevoorschriften eieren art. 2.2 en art. 2.4 (PPE) 2005
Betreft erkenning laboratoria
524 Productschap
Welzijnsnormen vleeskalkoenen
Vo. Welzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 12a.1 en 12b.1 en 2
Betreft erkenning laboratoria
art. 10a.1 en art. 10b.1 en 2
Betreft erkenning laboratoria
Vee en Vlees
518 Productschap Vee en Vlees
519 Productschap
Vee en Vlees
Pluimvee en Eieren
522 Productschap Vee en Vlees
Pluimvee en Eieren Pluimvee en Eieren
525 Productschap Pluimvee en Eieren
Welzijnsnormen nertsen Vo. Welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
Screenende # instantie 526 Productschap
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Monitoring Aviaire influenza
Vo. Monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005
art. 2.1, 2 en 3
Betreft erkenning laboratoria
Hygienevoorschriften pluimveehouderij
Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden
Art. 3.4, 5 en 6
Betreft erkenning laboratoria
Hygienevoorschriften pluimveehouderij
Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden
art. 3.3 en 6
Betreft erkenning laboratoria
529 Productschap
Hygienevoorschriften pluimveehouderij
Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden
art. 4.1 en 8
Betreft erkenning laboratoria
530 Productschap
Hygienevoorschriften pluimveehouderij
Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden
art. 6.3. en 7
Betreft erkenning laboratoria
Hygienevoorschriften kalkoenhouderij
Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999
art. 2.3., 4 en 5
Betreft erkenning laboratoria
Hygienevoorschriften kalkoenhouderij
Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999
art. 4.1, 3 en 6
Betreft erkenning laboratoria
Pluimvee en Eieren
527 Productschap Pluimvee en Eieren
528 Productschap Pluimvee en Eieren
Pluimvee en Eieren
Pluimvee en Eieren
531 Productschap Pluimvee en Eieren
532 Productschap Pluimvee en Eieren
Screenende # instantie 533 Productschap
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Hygienevoorschriften pluimverwerkende industrie
Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999
art. 6a.1 en 2
Betreft erkenning laboratoria
Hygienevoorschriften pluimverwerkende industrie
Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999
art. 3.1 en 5
Betreft erkenning laboratoria
Registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004
Vo. Registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004
art. 2.
Betreft een registratieverplichting
536 Productschap
Registratie en verstrekking van gegevens (PPE) 2003
Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PPE) 2003
art. 2.1
Betreft een registratieverplichting
537 Productschap
Identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee
Vo. Identificatie en registratie art. 2.1. van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005
Betreft een registratieverplichting
PBO - verordening
Vo. Registratie
verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap Dranken / Cie gedestilleerd
PBO - verordening
Vo. Registratie
verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap Dranken / Cie gedestilleerd
Registratieverordening Hoofdbedrijfsschap Ambachten 2004
Betreft een registratieverplichting
Pluimvee en Eieren
534 Productschap Pluimvee en Eieren
535 Productschap Pluimvee en Eieren Pluimvee en Eieren Pluimvee en Eieren
538 Productschap Dranken
539 Productschap Dranken
540 Hoofdbedrijfschap Wet op de Ambachten
bedrijfsorganisatie
Screenende # instantie 541 Bedrijfschap
Naam wetgevingscomplex
Naam regelgeving
Bepaling/artikel
Inhoud bepaling
Wet op de bedrijfsorganisatie
Reglement voor het hotelclassificatieregister bedrijfschap Horeca en catering
Betreft een registratieverplichting
Wet op de bedrijfsorganisatie
Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2003
Betreft een registratieverplichting
Wet op de bedrijfsorganisatie
Registratiereglement Bedrijfschap Horeca en catering
Betreft een registratieverplichting
544 Hoofdbedrijfschap Verordening HBAG
HBAG registratie en Enqueteverordeing
Betreft een registratieverplichting
545 Hoofdbedrijfschap Wet op de
Verordening registratie en inzage van boeken en bescheiden Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud
Betreft een registratieverplichting
Verordening Bosschap Registratieverordening (bedrijfschap) ter Bosschap 2006 registratie van ondernemingen in de bosbouwsector Zuivelverordening 2000 Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk
Betreft een registratieverplichting
Horeca en Catering
542 Bedrijfschap Horeca en Catering
543 Bedrijfschap Horeca en Catering Agrarische Groothandel
Afbouw en Onderhoud
546 Bosschap
547 Productschap Zuivel
548 Productschap Zuivel
549 Productschap Zuivel
registratie, verstrekking van gegevens en controle 2007 bedrijfsorganisatie
artt. 4
De chauffeur-monsternemer dient te beschikken over een verklaring van het COKZ.
Zuivelverordening 2003 Zuivelverordening 2003, Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen
art. 2 lid 1
Ondernemer dient apparatuur te gebruiken die aan bepaalde eisen voldoet.
Zuivelverordening 1998 Zuivelverordening 1998, schoolmelk
art. 4
Eén op één implementatie van de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 2707/2000 (Pb EG 2000, nr. L 311).