Het gebruik van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens door uitvoerders van de sociale zekerheidswetten
Het gebruik van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens door uitvoerders van de sociale zekerheidswetten Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Silvia Bunt Peter Plooij Rixt Schambach Mechelien van der Aalst B2574 Leiden, 10 september 2002
Voorwoord Nederland kent een decentraal onderhouden administratie van persoonsgegevens, de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). De GBA-gegevens worden onder meer gebruikt bij de uitvoering van sociale zekerheidswetten door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeentelijke sociale diensten. Het belang van de GBA-gegevens is groot en neemt in de toekomst alleen maar toe. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft Research voor Beleid opdracht gegeven te onderzoeken hoe de uitkeringsinstanties (UWV, SVB en sociale diensten) omgaan met het vastleggen van gegevens die afkomstig zijn van de GBA, in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Ook was het ministerie geïnteresseerd in de mogelijkheden om de werkingssfeer van de Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA uit te breiden met andere wetten op het gebied van de sociale zekerheid, of met meer gegevenselementen naast het adresgegeven. Het onderzoek is uitgevoerd door Silvia Bunt, Rixt Schambach en Peter Plooij, onder begeleiding van ondergetekende. Research voor Beleid wil hierbij de klankbordgroep die het onderzoek heeft begeleid bedanken. Deze klankbordgroep bestond uit medewerkers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het UWV, de SVB, het Agentschap BPR en de VNG.
Mechelien van der Aalst Projectleider
3
4
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies
7
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Vraagstelling en opzet van het onderzoek Opbouw van het rapport
23 23 24 26
2 2.1 2.2 2.3
De Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens Inschrijving gemeentelijke basisadministratie Gegevensverstrekking van de GBA naar afnemers Kwaliteit van het adresgegeven in de GBA
27 27 28 28
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Het adresgegeven bij Sociale Diensten 31 Informatie vanuit GBA 31 Het adresgegeven 33 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 35 Terugmeldingen naar de GBA 36
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Het adresgegeven bij het UWV 39 Informatie vanuit de GBA 39 Het adresgegeven 41 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 45 Terugmeldingen aan de GBA 46
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Het adresgegeven bij de SVB 47 Informatie vanuit de GBA 47 Het adresgegeven 48 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 51 Terugmeldingen aan de GBA 52
6 6.1 6.2
Verwerking van terugmeldingen door GBA’s Reactie Burgerzaken op terugmeldingen Terugkoppeling Burgerzaken op terugmelding
53 53 53
7 7.1 7.2 7.3
Mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te optimaliseren Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevens-elementen Alternatieven voor uitbreiding Wet Koppeling
55 55 56 57
Literatuur
61
Bijlage 1 Wet GBA: Algemene gegevens
63
Bijlage 2 Bestandsvergelijking GBA- en sociale dienstsysteem in twee gemeenten
67
Bijlage 3 Verificatieprocedures UWV bij GBA en fiscus
69
Bijlage 4 Externe deelnemers expertmeeting
71
5
6
Samenvatting en conclusies Inleiding Achtergrond De GBA dient als leidraad voor derden, waaronder de uitvoerders van de sociale zekerheidswetten, om persoonsgegevens te controleren. Vanuit de uitvoering van sociale zekerheidswetten wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de GBA. Dit gebeurt op twee manieren: · de Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA · de terugmeldingsplicht. Wet Koppeling De ‘Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA’1, voortaan ‘Wet Koppeling' genoemd, is 1 juli 2001 in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de adresgegevens in de GBA als basis voor het verkrijgen van bepaalde rechten. Het doel van de Wet Koppeling is een bijdrage te leveren aan de fraudebestrijding door de betrouwbaarheid van het adresgegeven in de GBA te vergroten. Dit wordt bereikt door het belang van de burger bij een correcte inschrijving in de basisadministratie te vergroten: een onjuiste inschrijving kan gevolgen hebben voor de betreffende overheidsprestatie2. De wet heeft betrekking op de volgende wetten op het gebied van de sociale zekerheid: · sociale diensten: Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) · Sociale Verzekeringsbank: Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) · UWV: de Toeslagenwet (TW). De Wet Koppeling stelt het recht op deze uitkeringen afhankelijk van de juiste inschrijving in GBA. Als de betreffende instantie een discrepantie constateert tussen de door de aanvrager verstrekte adresgegevens en hetgeen in de GBA vermeld is, moet de cliënt zorgen dat de inschrijving in de GBA correct is. Pas als de adresgegevens met elkaar in overeenstemming zijn, kan tot toekenning of voortzetting van een uitkering worden overgegaan. Hierop bestaan in de Wet Koppeling een aantal uitzonderingen: indien het juiste woonadres niet relevant is voor de vraag of er recht op een uitkering bestaat, indien belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van de afwijking of op grond van dringende redenen, kan worden afgezien van opschorting van de uitkering. Terugmeldingsplicht Verder is in het Besluit GBA vastgelegd dat een aantal instanties de plicht heeft om afwijkingen te melden aan de GBA tussen GBA-gegevens en gegevens die men uit andere bronnen ontvangt. Deze plicht geldt voor drie landelijke afnemers, waaronder de Sociale Verzekeringsbank. Gemeentebesturen kunnen zelf de verplichtingen regelen van binnengemeentelijke afnemers van de ______________ 1
Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 943, nr.3, Stb. 2001 nr.67. 2 Zie de Memorie van Toelichting bij de ‘Wet Koppeling” en de Circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, betreffende de koppeling overheidsprestaties aan inschrijving GBA, gericht aan Burgemeester en Wethouders.
7
GBA (waaronder sociale diensten) om inlichtingen aan de afdeling Burgerzaken te verschaffen die van belang zijn voor het bijhouden van de basisadministratie. Gemeenten mogen dus zelf bepalen op welke wijze sociale diensten rapporteren aan de afdeling Burgerzaken over afwijkende gegevens. Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. Vraagstelling Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond behoefte aan inzicht in de wijze waarop de uitkeringsinstanties omgaan met de registratie van adresgegevens. Dit betrof onder meer de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen de GBA en de uitkeringsinstanties en het beheer van het adresgegeven door de uitkeringsinstanties. Verder moest het onderzoek een verdere bezinning op de ‘Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA’ mogelijk maken. Daarbij was het ministerie vooral geïnteresseerd in de praktische mogelijkheden van het uitbreiden van de werkingssfeer van de wet met bepaalde wetten (bv. WW, WAO, WAZ, Wajong, WIK) of met bepaalde gegevenselementen (bv. sofi-nummer, geboortedatum, tenaamstelling, huwelijkse staat). Het Ministerie van SZW heeft aan Research voor Beleid gevraagd hiernaar een onderzoek uit te voeren. Onderzoeksopzet Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie kolommen die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van sociale zekerheidswetgeving: SVB, UWV en sociale diensten. Daarnaast is gesproken met afdelingen Burgerzaken van gemeenten (verantwoordelijk voor het beheer van de GBA). Door een combinatie van telefonische en persoonlijke interviews is een beeld verkregen van de relevante processen. · Er zijn 18 gemeenten benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Bij elke gemeente is gesproken met twee personen: een leidinggevende bij de afdeling Burgerzaken die verantwoordelijk is voor de communicatie met de sociale dienst en een medewerker van de gemeentelijke sociale dienst die verantwoordelijk is voor de verificatie van adresgegevens bij de claimbeoordeling en/of heronderzoeken en de communicatie met de GBA-beheerder. In vijf gemeenten zijn persoonlijke interviews gehouden met deze personen, in dertien gemeenten hebben telefonische interviews plaatsgevonden. · Er zijn twee persoonlijke interviews uitgevoerd met de sectie Architectuur & inrichting, onderdeel van de afdeling Procesinrichting van het hoofdkantoor van de SVB. Verder zijn twee telefonische interviews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren van de SVB die belast zijn met respectievelijk de uitvoering van de AKW en de AOW / Anw. · Bij alle vijf de UWV-onderdelen (de voormalige uvi’s) heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn per UWV-onderdeel twee telefonische interviews gehouden met medewerkers uit de uitvoering op de regiokantoren. Hierbij is per UWV-onderdeel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de WW en de Toeslagenwet en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van WAO en WAZ. De interviews zijn gevoerd met mensen die verantwoordelijk zijn voor de claimbeoordeling of met mensen die zich bezig houden met het ontwikkelen van werkprocessen en het schrijven van werkinstructies. Voor een bezinning op de mogelijkheden voor een uitbreiding van de Wet Koppeling is er een expertmeeting georganiseerd. Voor deze meeting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners en het Agentschap BPR, uitgenodigd. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreide samenvatting van de resultaten van het onderzoek. Daarna wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste conclusies.
8
Samenvatting Gegevensuitwisseling tussen GBA en uitkerings-instanties UWV en SVB Zowel het UWV als de SVB zijn aangesloten op het GBA-netwerk. Zij ontvangen via een systeem van afnemersindicaties van al hun cliënten de GBA-gegevens waarvoor men is geautoriseerd. Dit houdt in dat men automatisch ook alle relevante mutaties in de GBA op de betreffende persoonslijsten binnenkrijgt, en dat deze mutaties volledig automatisch in de eigen registraties worden verwerkt. Sociale Diensten Bij sociale diensten bestaan er in praktijk twee verschillende werkwijzen. · In bijna eenderde van de gemeenten uit het onderzoek (5) is er sprake van een automatische koppeling tussen het GBA-systeem en het registratiesysteem dat de sociale dienst gebruikt. Dit houdt in dat het sociale dienstsysteem wordt gevuld vanuit de GBA en dat ook mutaties in de GBA automatisch worden verwerkt in de bestanden van de sociale dienst. Dit systeem is vergelijkbaar met de afnemersindicaties van het UWV en de SVB. In gemeenten met een automatische koppeling is het adresveld in het systeem van de sociale dienst dus automatisch identiek aan het GBA-adres; met uitzondering van mutaties die (binnen) een paar dagen nog moeten worden verwacht. Uit een bestandsvergelijking door twee gemeenten tussen het GBA- en sociale dienstsysteem blijkt dat die koppeling ook nagenoeg ‘waterdicht’ is: minder dan 1% van de adressen van de sociale dienst week af van het GBA-adres (zie bijlage 2). · In tweederde van de geïnterviewde gemeenten (13) is er geen sprake van een automatische koppeling tussen het systeem van de GBA en dat van de sociale dienst. Het zijn feitelijk twee volledig gescheiden systemen. Wel hebben deze sociale diensten inzage in de GBA. Op deze wijze kan men de actuele gegevens van cliënten bekijken, en vergelijken met de eigen adresgegevens. · Deze sociale diensten zijn door het ontbreken van zo’n koppeling over het algemeen niet automatisch op de hoogte van mutaties in de GBA. Men moet immers de GBA raadplegen om te zien of er gegevens van klanten zijn veranderd. In veel gemeenten gebeurt dit alleen op de vaste controlemomenten (in ieder geval bij de intake en het heronderzoek). In de zeer kleine gemeenten (met minder dan 20.000 inwoners) informeren medewerkers van Burgerzaken hun collega’s van de sociale dienst vaak mondeling over mutaties, omdat de lijnen kort zijn. Enkele gemeenten ontvangen periodiek een overzicht van alle mutaties in de GBA (dus zowel van cliënten als niet -cliënten).
Het beheer van adresgegevens door uitkeringsinstanties Adresbeheer UWV Bij alle UWV-onderdelen is er een centrale basisregistratie verzekerden. Dit is een bestand van alle verzekerde werknemers met alle gegevens die van belang zijn voor de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving. Een deel van deze gegevens is afkomstig van de GBA. Daarnaast beschikken alle UWV-onderdelen over systemen die ingericht zijn op het verstrekken van uitkeringen. Hierbij maken zij ofwel gebruik van een onlineverbinding (inzagefunctie) met de basisregistratie verzekerden, ofwel de uitkeringssystemen zijn direct gekoppeld aan de basisregi-
9
stratie verzekerden. In dit laatste geval worden wijzigingen in de basisregistratie verzekerden via een systeem van afnemersindicaties automatisch verwerkt in de relevante uitkeringssystemen. Het GBA-adres Bij alle UWV-onderdelen wordt in de basisregistratie verzekerden een adresveld opgenomen dat specifiek betrekking heeft op het GBA-adres (het domicilieadres genoemd). Dit adres wordt na vulling vanuit de GBA niet meer handmatig gemuteerd. Extra adressen Naast het GBA-adres hebben alle UWV-onderdelen echter ook de mogelijkheid om extra adressen op te nemen in de eigen basisregistratie verzekerden. Opname van deze adressen gebeurt volgens het UWV handmatig, meestal op verzoek van de klant. De mogelijkheid voor de opname van extra adressen in de basisregistratie verzekerden loopt uiteen van één extra adres (UWV Cadans en Gak) tot vier extra adressen (GUO). Deze worden volgens het UWV opgenomen in de volgende situaties: · adressen die in principe zijn bedoeld voor correspondentie (bijv. een postbus of iemand die als zaakwaarnemer optreedt) · tijdelijke adressen (bijv. verpleeghuizen, of ivm echtscheiding) · gemelde adreswijzigingen. Wanneer blijkt dat het nieuwe adres van een klant nog niet via de GBA is binnengekomen bij het UWV-onderdeel, wijzigt men zelf vast in de basisregistratie verzekerden het extra adresveld. Bij een adreswijziging zal nooit het domicilieadres worden gewijzigd. Dit adresveld is immers gereserveerd voor het GBA-adres. Bij twee UWV-onderdelen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG) bestaat ook de mogelijkheid om extra adressen in de uitkeringssystemen op te nemen. Deze adressen staan geheel los van de adressen in de basisregistratie verzekerden en in de GBA. De situaties waarin van deze adressen gebruik wordt gemaakt zijn: · Wanneer het domicilieadres in de basisregistratie verzekerden afwijkt van het adres dat de klant opgeeft · Bij adreswijzigingen van klanten die nog niet via een mutatie van de GBA zijn verwerkt in de basisregistratie verzekerden. De opname van eigen adressen in de uitkeringsystemen wordt door de uitvoerders niet altijd gemeld aan de basisregistratie verzekerden. Hierdoor is het mogelijk dat de adressen in de eigen uitkeringsbestanden afwijkingen vertonen van de adressen in de basisregistratie verzekerden. De overige UWV-onderdelen (UWV USZO, UWV GUO en UWV Bouwnijverheiden en Cadans: sector Detam) kennen geen mogelijkheid om eigen adressen op te nemen in de uitkeringssystemen. Deze UWV-onderdelen kunnen alleen adresgegevens vastleggen in de basisregistratie verzekerden. Adressen in plaats van het GBA-adres Het UWV neemt in de basisregistratie verzekerden nooit adressen op in plaats van het domicilieadres (GBA-adres). Dit adresveld is bij alle UWV-onderdelen, met uitzondering van het UWV Bouwnijverheid, ook niet meer handmatig muteerbaar nádat verificatie hiervan heeft plaatsgevonden bij de GBA.
10
Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres De volgende groepen beschikken volgens het UWV niet over een GBA-adres: · Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd): Bij deze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk, omdat men niet meer verplicht is aangifte te doen van adreswijzigingen in de GBA1. · Mensen waarbij geen GBA-verificatie mogelijk blijkt. Deze groep is te verdelen in twee subgroepen: · Dak- en thuislozen: Slechts bij een deel van deze groep is geen GBA-verificatie mogelijk. Een deel van de groep staat wel ingeschreven bij de GBA (soms op een postadres). · Mensen met een uitkering van wie de persoonsgegevens (waaronder het GBA-adres) niet zijn geverifieerd bij de GBA, omdat de verificatie is mislukt. Het UWV Gak heeft cijfers aangeleverd over het aantal personen dat niet beschikt over een GBAadres. Opvallend is het relatief hoge percentage personen (circa 8% van alle TW -uitkeringen = 4.111 personen) met een TW -uitkering dat verblijft in het buitenland. Voor de WAO en de WAZ ligt het percentage mensen dat geregistreerd in het buitenland verblijft lager, op respectievelijk 4% en 3 % (dit betreft respectievelijk 17.999 en 781 personen). Het percentage personen met een WW- of Wajong-uitkering in het buitenland ligt laag. Bij beide uitkeringen ligt dit percentage op 0,7% van het totaal aantal uitkeringen (dit betreft 907 personen met een WW-uitkering en 987 personen met een Wajong-uitkering). Overigens is het ook bij personen die zich in het buitenland bevinden mogelijk controle uit te oefenen op de rechtmatigheid van de uitkeringen (o.a. op grond van verdragen die hierover in het kader van de Wet BEU zijn afgesloten). Deze controle betreft onder meer de vaststelling van de identiteit, leefvorm, het inkomen van de betrokkene of van de partner, samenloop van uitkeringen, arbeidsongeschiktheid en het hebben en de leeftijd van kinderen. Het percentage personen met een uitkering waarbij verificatie bij de GBA niet is gelukt (waaronder de groep dak- en thuislozen) ligt bij alle genoemde uitkeringen lager dan 0,1%. Adresbeheer SVB De SVB gebruikt twee verschillende uitkeringssystemen: één voor de AKW en één voor de AOW/Anw. Het GBA-adres Ook de SVB reserveert een apart adresveld voor het GBA-adres. Dit adresveld kan in het AKWsysteem handmatig worden gemuteerd. In het systeem van de AOW/Anw kan dit adresveld in principe niet worden gemuteerd. Extra adressen Net als het UWV heeft de SVB heeft de mogelijkheid om naast het GBA-adres, extra adressen op te nemen. Bij de uitvoering van de AKW maakt men gebruik van één extra adresveld. Van álle klanten wordt naast het GBA -adres een correspondentieadres vastgelegd. Dit is bij nieuwe klanten altijd het GBA-adres van de rechthebbende ouder(s). Hiervan wordt volgens de SVB alleen afgeweken wanneer de klant een goede reden aangeeft waarom hij of zij de post op een ander adres dan het GBA-adres wil ontvangen. ______________ 1
De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, is verplicht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving binnen vijf dagen voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek te doen. Hij doet in die aangifte mededeling van dat vertrek, van het volgende land van verblijf en van het eerste adres van verblijf in dat land.
11
In het systeem van de AOW/Anw kunnen volgens de SVB, naast het GBA-adres, twee extra adressen worden vastgelegd. 1. Het verblijfadres 2. Het correspondentieadres Beide adressen worden gevuld door de regiokantoren. Deze adresvelden worden niet standaard gebruikt. Deze worden alleen toegevoegd wanneer er sprake is van een afwijkend adres voor de post, of een tijdelijk ander verblijfadres. Gebruik van een verblijfadres en/of correspondentieadres, naast het GBA-adres, komt vooral voor bij personen die worden opgenomen in een verpleeghuis. Adressen in plaats van het GBA-adres In het systeem van de AOW/Anw kan het adresveld dat bedoeld is voor het GBA-adres in principe niet worden gemuteerd. Bij de uitvoering van de AOW/Anw komt daarom volgens de SVB het adresveld dat gereserveerd is voor het GBA-adres altijd overeen met de daadwerkelijke GBAinschrijving. Bij de AKW kan het adresveld dat bedoeld is voor het GBA-adres wel handmatig worden gemuteerd. Men muteert dit alleen wanneer er sprake is van een tijdelijk adres waarbij de persoon een deel van de tijd ergens anders woont, maar hierdoor op grond van GBA-wetgeving zijn GBAadres niet hoeft aan te passen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf bij internaat, instelling, of familie. In deze gevallen staat de gemeentecode nog steeds vermeld bij het adres, zodat men kan zien in welke gemeente de persoon staat ingeschreven in de GBA. In de vrije tekst staat de reden van afwijking van het GBA-adres. Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres De SVB noemt dezelfde groepen die niet beschikken over een GBA-adres als het UWV: mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd) en een deel van de dak- en thuislozen. Uit de cijfers van het Kwartaalbericht SVB AOW/ Anw/ AKW, 4e kwartaal 2001, is af te leiden dat zowel het percentage personen met een AOW -pensioen als het percentage personen met een Anw-uitkering dat geregistreerd in het buitenland verblijft ligt op 7% (dit betreft 167.939 personen met een AOW -pensioen en 11.005 personen met een Anw-uitkering). Het percentage kinderbijslagkinderen in het buitenland ligt relatief veel lager, op 1% van het totaal aantal kinderbijslagkinderen (dit betreft 32.037 kinderen). Het percentage dak- en thuislozen (met een uitkering van de SVB) dat niet is ingeschreven in de GBA ligt volgens de SVB, analoog aan het UWV, heel laag1. Het precieze percentage is niet bekend. Adresbeheer Sociale Diensten Extra adressen Bijna de helft van de respondenten van de sociale diensten zegt dat er geen adres naast het GBA-adres kan worden ingevoerd: per cliënt is er maar één adres. Ruim de helft van de geïnterviewden van de sociale diensten geeft aan dat het wel mogelijk is om naast het GBA-adres andere adressen in te voeren in het systeem. ______________ 1
In een recente publicatie van het CBS staat vermeld dat dak- en thuislozen over het algemeen wel staan ingeschreven op een adres in de gemeente waar zij gewoonlijk verblijven.
12
Het gaat daarbij om: · personen die zelf hun zaken niet meer kunnen regelen en die belangenbehartigers hebben · personen die tijdelijk zijn opgenomen in bijvoorbeeld een psychiatrische inrichting · crisissituaties, waarbij iemand een geheim adres heeft (zoals bij bedreiging of mishandeling van cliënten).1 Adressen in plaats van het GBA-adres Ruim tweederde van de respondenten van sociale diensten zegt dat ze soms bewust een adres opnemen in hun registratie dat afwijkt van het GBA-adres. Het gaat dan om bijv. crisissituaties, psychiatrische opnames, of vrouwen die in een Blijf-van-mijn-lijfhuis wonen. Soms overschrijft dit adres het GBA-adres. Meestal wordt dit als aanvullend adres in het systeem ingebracht. Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres Het komt volgens de respondenten nauwelijks voor dat cliënten van de sociale dienst niet zijn ingeschreven in de GBA; mensen die in het buitenland wonen of niet woonachtig zijn in de gemeente hebben –in principe- geen recht op een uitkering in die gemeente. Een aantal sociale diensten geeft aan dat het soms voorkomt dat dak - en thuislozen, en nieuwkomers (nog) niet ingeschreven blijken te zijn in de GBA. Dak - en thuislozen worden in principe altijd doorverwezen naar een centrumgemeente. In deze gemeente krijgen ze een adres (vaak een fictief woonadres, zoals het adres van de sociale dienst of het gemeentehuis). Ze worden dan onder dit adres in de GBA ingeschreven, met (formele) toestemming van de GSD.
Uitvoering van de Wet Koppeling UWV De Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagenwet. Uit het onderzoek blijkt dat de uitvoering van deze wet in praktijk te wensen over laat. Ongeveer de helft van de geinterviewde medewerkers van regiokantoren (die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van de Toeslagenwet) blijkt niet op de hoogte te zijn van de wet, of geeft aan dat de wet op het regiokantoor niet wordt uitgevoerd. Op deze kantoren voert men überhaupt geen systematische vergelijking uit tussen het adres dat de klant meldt en de GBA-inschrijving. Slechts twee geïnterviewden van verschillende UWV-onderdelen gaven aan dat er recentelijk werkinstructies zijn opgesteld. In de praktijk blijkt dus dat de uitvoering van de wet beperkt is. Dit heeft volgens het UWV een combinatie van oorzaken: · De Toeslagenwet is voor het UWV een ‘stiefkindje’: De wet heeft een beperkte groep rechthebbenden (in vergelijking met WAO en WW) en wordt bovendien altijd verstrekt in aanvulling op andere wetten (wanneer een uitkeringsgerechtigde anders onder het sociaal minimum uitkomt). · De Toeslagenwet is voor de UWV-onderdelen een ingewikkelde wet (hij lijkt niet op andere materiewetten die het UWV moet uitvoeren). Het adresgegeven speelt een beperkte rol in de vaststelling van recht op en hoogte van een uitkering op basis van de toeslagenwet. Andere gegevens zijn veel belangrijker bij de uitvoering va n de Toeslagenwet. Het adresgegeven kan ______________ 1
Er is vaak sprake van een woonadres, een postadres (contact-, verzend-, of correspondentieadres), of een puntadres. Het woonadres is het feitelijke woonadres van de inwoner. Het postadres is het adres waarnaar post van de feitelijke bewoner moet worden gestuurd. Een puntadres is een fictief woonadres van bijvoorbeeld een gemeentelijke instantie, zoals de gemeentelijke sociale dienst, GBA, of stadshuis. Dit adres wordt eveneens gebruikt voor de inschrijving van dak- en thuislozen.
13
hooguit indirect een aanwijzing geven voor de leefvorm, en daarmee voor een wijziging in (rechtop of hoogte van) de uitkering. SVB De Wet Koppeling heeft voor de uitvoeringspraktijk van de Sociale Verzekeringsbank strikt genomen geen gevolgen gehad. Reeds voor de inwerkingtreding van de wet ( 1 juli 2001) had de Sociale verzekeringsbank op grond van artikelen in de AKW, AOW en Anw de mogelijkheid om de betaling van deze uitkeringen op te schorten wanneer men op grond van duidelijke aanwijzingen het gegronde vermoeden heeft dat het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat, of recht op een lagere uitkering bestaat. De werkinstructies van de SVB met betrekking tot opschorting en de controle op GBA-gegevens zijn vanwege deze reden dan ook niet aangepast. Mensen in de uitvoering blijken op de hoogte te zijn van de Wet Koppeling. In praktijk verschilt de werkwijze met betrekking tot opschorting van de uitkering tussen regiokantoren. Sommige kant oren schorten op zodra er twijfel bestaat aan het feitelijke woonadres van de klant (bij elke afwijking met het GBA-adres). Vervolgens onderzoekt men op welk adres de klant daadwerkelijk woont. Andere kantoren bepalen eerst in hoeverre de afwijking van invloed zou kunnen zijn op het recht en/of de hoogte van de uitkering. Pas wanneer dit het geval lijkt, schort men de uitkering op. Sociale Diensten Er zijn meerdere momenten waarop sociale diensten het adres dat de klant opgeeft vergelijken met de GBA-inschrijving: standaard bij de intake, het heronderzoek en bij tussentijdse adreswijzigingen van klanten (bijv. via het inlichtingenformulier). Alle gemeenten uit het onderzoek zeggen de Wet Koppeling uit te voeren. Wel blijkt dat sommige gemeenten altijd direct opschorten bij iedere afwijking met de GBA, terwijl andere gemeenten eerst een afweging maken of wel of niet direct wordt opgeschort. Eenderde van de sociale diensten geeft aan bij een afwijking altijd direct op te schorten, en werkt dus conform de wet. Men wijst daarbij op de Algemene Bijstandswet, artikel 69, die stelt dat als de cliënt informatie niet, niet tijdig of geheel volledig verstrekt, het recht op bijstand dient te worden opgeschort. Tweederde van de sociale diensten geeft echter vaak éérst een termijn waarbinnen de afwijking kan worden hersteld, en schorten de uitkering pas op wanneer de klant in deze termijn niet of niet adequaat heeft gereageerd. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer de sociale dienst geen twijfel heeft over het juiste adres. Wanneer men wel een frauderisico aanwezig acht, schorten deze sociale diensten wel direct op. In deze gevallen wordt de klant ook opgeroepen voor een gesprek over de woonsituatie of wordt een huisbezoek afgelegd. Een ruime meerderheid van de sociale diensten volgt dus niet de letter van de wet.
Terugmeldingen door uitkeringsinstanties aan de GBA UWV Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. In praktijk vinden er volgens het UWV vrijwel geen terugmeldingen aan de GBA’s plaats. Dit geldt zowel voor de medewerkers van de basisregistratie verzekerden, als voor de uitkeringsregistraties. Er vinden hooguit op incidentele basis wel eens terugmeldingen plaats. Dit betreft individuele initiatieven van medewerkers.
14
SVB De SVB heeft een terugmeldingsplicht. In de landelijke Handleiding Operationele Procedures, bedoeld voor de buitengemeentelijke afnemers van de GBA met een terugmeldingsplicht, staat beschreven welke procedures de SVB moet volgen ten aanzien van de uitvoering van deze terugmeldingen. Hierin staat onder meer dat: · De afnemer de terugmelding pas doet als deze overtuigd is dat zijn gegevens juist zijn · Voor afwijkingen die worden veroorzaakt door verhuizingen, wordt aangeraden een termijn van vier weken aan te houden. Wanneer de afwijking na deze periode nog steeds bestaat, is een terugmelding zinvol. Volgens de eigen werkinstructies van de SVB hoeven echter alleen afwijkingen die van invloed zijn op de uitkering (recht en/of hoogte), of die een ander SVB-kantoor bevoegd maken, te worden teruggemeld. In andere gevallen behoeft men alleen de klant te verwijzen naar de afdeling Burgerzaken van de gemeente. Gebleken is dat niet alle regiokantoren deze instructie volgen. Soms meldt men ook andere afwijkingen terug. Het ene kantoor is hier strikter in dan het andere. Eén van de geïnterviewden gaf aan dat men bewust afwijkt van de instructie en álle afwijkingen terugmeldt. Omdat het aantal terugmeldingen door de SVB niet eenduidig wordt geregistreerd, zijn hierover geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Sociale Diensten Door alle sociale diensten worden (wel eens) afwijkingen teruggemeld aan de GBA. Veel sociale diensten zeggen echter dat terugmeldingen meestal niet nodig zijn, omdat de klant in veel gevallen zelf regelt dat zijn GBA-inschrijving wordt aangepast. Anders heeft deze geen recht op een uitkering. In de praktijk is het vaak afhankelijk van de kennis en houding van de medewerker of wel of niet wordt teruggemeld. Medewerkers hebben weinig kennis over de officiële procedures die gevolgd moeten worden. Verwerking terugmeldingen door GBA Alle afdelingen Burgerzaken geven aan dat elke terugmelding in onderzoek wordt genomen. De werkwijze bij een GBA-onderzoek is om eerst de betreffende persoon aan te schrijven op het GBA-adres. Verschijnt de inwoner, dan wordt alsnog het juiste adres ingebracht. Verschijnt de inwoner niet, dan kan het adres van de inwoner door de afdeling Burgerzaken eventueel ambt shalve worden gemuteerd. Volgens de geïnterviewden bij de Sociale Verzekeringsbank reageren de meeste GBA’s binnen de gestelde termijn van acht weken op een terugmelding. Voor het UWV is deze vraag niet gesteld, omdat men nauwelijks terugmeldingen uitvoert. In de gemeenten waarin de sociale dienst wel terugmeldt, koppelt de afdeling Burgerzaken in de helft van de gevallen binnen de termijn terug wat de uitkomst van het onderzoek is geweest. De wijze waarop deze uitkomst wordt meegedeeld aan de uitkeringsinstantie verschilt. In praktijk gebeurt dit zowel mondeling, schriftelijk als via de automatische mutatieberichtgeving (bij afnemers).
15
Uitbreidingen van de Wet Koppeling Een uitbreiding van de huidige Wet Koppeling naar andere materiewetten of meerdere gegevenselementen zou een bijdrage kunnen leveren aan fraudebestrijding in brede zin doordat hiermee de kwaliteit van de GBA kan worden verhoogd. Het onderzoek had niet tot doel om in beeld te brengen hoe groot deze bijdrage zou zijn. Wel is geïnventariseerd hoe de betrokken instanties staan ten opzichte van dergelijke uitbreidingen. Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten Afgaande op de reacties van de geraadpleegde uitkeringsinstanties is er weinig draagvlak voor uitbreiding van de Wet Koppeling met andere materiewetten. De uitkeringsinstanties vinden dit alleen zinvol wanneer het adresgegeven relevant is voor het recht op of de omvang van de uitkering. Wanneer het adresgegeven niet van belang is, brengt een koppeling volgens de uitkeringsinstanties onredelijke lasten voor burgers en uitkeringsinstanties met zich mee. Aan burgers is het moeilijk uit te leggen dat de uitkering wordt opgeschort, terwijl het adresgegeven niet van belang is voor het recht op of de omvang van de uitkering. Men vraagt zich ook af of dit juridisch is hard te maken. Voor de uitkeringsinstanties betekent de verplichting tot opschorting bovendien een flinke extra belasting. Ten eerste dient een systematische vergelijking plaats te vinden tussen het adres dat de klant meldt en het GBA-adres. Dit is nu bij de uitvoering van de WAO en WW niet nodig. Bij afwijkingen dient bovendien, naast het opschorten van de uitkering, contact te worden gelegd met de klant. Vervolgens moet worden gevolgd of de klant de afwijking herstelt. Zo ja, dan moet de opschorting worden beëindigd. Zo niet, dan moet worden beoordeeld of de uitkering kan worden beëindigd. De uitkeringsinstanties zijn daarom van mening dat de nadelen van een dergelijke koppeling (de lasten voor burgers en uitkeringsinstanties) niet opwegen tegen de voordelen (een hogere betrouwbaarheid van GBA-gegevens, waardoor fraudebestrijding in brede zin wordt gefaciliteerd). Dit geldt zeker omdat men van mening is dat de betrouwbaarheid van de GBA reeds vrij hoog is. Of dit terecht is, is in het kader van dit onderzoek niet te beoordelen. Bovengenoemde argumentatie betekent concreet dat het door de uitkeringsinstanties niet wenselijk wordt geacht de werkingssfeer van de huidige Wet Koppeling uit te breiden naar WW, WAO, WAZ en Wajong en Ziektewet. Uitbreiding van de wet naar de Wet Inkomensvoorziening Kustenaars en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou wel passen binnen de genoemde uitgangspunten. Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevenselementen Ook hierbij geldt op grond van dezelfde argumenten dat de uitkeringsinstanties willen vasthouden aan het criterium dat koppeling alleen zinvol is wanneer het betreffende gegeven relevant is voor het recht op of de omvang van de overheidsprestatie. Welke gegevens dit zijn, kan per wet verschillen. Verder geeft men aan dat koppeling alleen zinvol is wanneer afwijkingen op het betreffende gegeven meestal het gevolg zijn van verwijtbaarheid van de klant.
16
Door het geringe draagvlak bij de uitkeringsinstanties voor uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet Koppeling bestaat er een groot risico dat dergelijke uitbreidingen slecht zouden worden uitgevoerd. De huidige wet biedt voldoende ontsnappingsmogelijkheden om de uitkering niet te hoeven opschorten (dringende reden, verwijtbaarheid). De inschatting is dat uitvoerenden daar in de praktijk regelmatig gebruik van zullen maken.
Alternatieven voor de Wet Koppeling Uitbreiding terugmeldingsplicht Een mogelijk alternatief voor uitbreiding van de werkingssfeer van de wet is een uitbreiding van de terugmeldingsplicht naar alle uitkeringsinstanties. Nu geldt deze plicht alleen voor de SVB, niet voor sociale diensten en het UWV. Ook op dit punt zal het draagvlak bij de uitkeringsinstanties echter niet groot zijn, zo is gebleken uit de expertmeeting. Onder sociale diensten voelt men weinig voor een terugmeldingsplicht. De afdeling Burgerzaken en de soc iale dienst kunnen op lokaal niveau afspraken maken over terugmeldingen. Men vindt dat de huidige praktijk voldoet. Terugmeldingen zijn volgens sociale diensten bovendien niet altijd nodig. Meestal geeft de klant zelf de afwijking door aan de GBA, omdat men anders geen recht heeft op een uitkering. Het UWV is in ieder geval geen voorstander van een algemene terugmeldingsplicht voor alle afwijkingen. Een aantal GBA-gegevens, zoals het adresgegeven, zijn bij de uitvoering van de WW en de WAO immers niet van belang bij het vaststellen van het recht en/of de hoogte van de uitkering. In deze gevallen is het moeilijk om uitvoerders te motiveren tot het uitvoeren van een systematische vergelijking tussen gegevens die de klant meldt (bijvoorbeeld het adres) en de GBAgegevens en tot het uitvoeren van terugmeldingen. Dit betekent veel extra werk waar men zelf geen belang bij heeft. Een terugmeldingsplicht met betrekking tot afwijkingen in gegevens die men nu reeds controleert op grond van de GBA kent minder praktische bezwaren. GBA als primaire bron Een ander alternatief voor de Wet Koppeling is het aanwijzen van de GBA als primaire gegevensbron. Deze suggestie is reeds eerder gedaan door de Sociale Verzekeringsbank. Het voorstel van de SVB was destijds om de GBA niet alleen als verificatiebron te gebruiken, maar voor bepaalde gegevens de GBA als primaire bron aan te wijzen. Dit betekent dat het recht op en de hoogte van de uitkering altijd wordt bepaald op basis van het GBA-adres. Op dit moment is bij een afwijking tussen de feitelijke situatie en de GBA-gegevens, de feitelijke situatie bepalend voor de uitkering. De feitelijke situatie moet dan natuurlijk wel onomstotelijk vaststaan op basis van bewijsstukken en/of onderzoek door de buitendienst. Het aanwijzen van de GBA als primaire bron is in lijn met het programma Stroomlijning Basisgegevens. Dit programma geeft een impuls aan de totstandkoming van authentieke registraties: ‘kwalitatief hoogwaardige bestanden van veelvuldig en om uiteenlopende redenen benodigde gegevens, die door de overheid formeel als de enige officieel erkende registers voor de betreffende gegevens zijn aangemerkt en die in het gehele land verplicht op dezelfde wijze worden bijgehouden ten dienste van meerdere daartoe geautoriseerde personen of instanties’. Het voert in het kader van dit onderzoek te ver om een definitieve uitspraak te doen over de wenselijkheid van het aanwijzen van de GBA als primaire bron. Wel wordt een aantal mogelijke voordelen genoemd, met een aantal nuanceringen.
17
De verwachte voordelen hiervan met betrekking tot het adresgegeven zijn: · Een betere kwaliteit van het GBA-adresgegeven. De klant heeft er immers direct belang bij het GBA-adres goed bij te houden. Een nuancering is dat dit alleen geldt voor klanten met een uitkering, waarbij het adresgegeven van invloed is op het recht of de hoogte van de uitkering. · Het is voor de burger makkelijker, want deze hoeft maar bij één instantie een adreswijziging door te geven. Een potentieel risico hiervan is dat het wellicht makkelijker wordt voor mensen om te frauderen, omdat de fraude slechts bij één organisatie hoeft plaats te vinden. · Een verlichting van de werklast van de uitkeringsinstanties, omdat de onderzoeksplicht gedeeltelijk zou kunnen komen te vervallen. Tijdens de expertmeeting waren de uitkeringsinstanties het er over eens dat de onderzoeksplicht bij het gebruik van de GBA als primaire bron gedeeltelijk zou kunnen worden afgeschaft. De onderzoeksplicht zou echter in ieder geval moeten worden gehandhaafd voor gegevens die van invloed zijn op het recht of de hoogte van de uitkering, en dus fraudegevoelig zijn. Welke gegevens dit zijn, verschilt per wet/regeling. Uitkomsten van dergelijk onderzoek zouden moeten worden teruggemeld naar de GBA op grond van een terugmeldingsplicht. Naast het adresgegeven zouden ook andere gegevens uit de GBA als authentiek gegeven kunnen worden aangemerkt (bv. geboortedata afkomstig uit Nederlandse akte). De GBA heeft immers zijn volwassenheid wel getoond: de kwaliteit is (zeer) goed. De oplossing lijkt om per wet op het gebied van de sociale zekerheid aan te geven wat de kritische gegevens zijn in verband met het recht en de hoogte van de uitkering, en voor deze gegevens de GBA aan te wijzen als authentieke bron. Dit kan niet worden geregeld in één kaderwet voor alle materiewetten. Aandachtspunten · Bij het aanwijzen van de GBA als primaire bron moet goed bekeken worden op welke wijze voldoende controle op het adresgegeven kan worden ingebouwd, en welke instanties zouden moeten beschikken over sanctiemogelijkheden wanneer de GBA-inschrijving niet overeen blijkt te komen met de feitelijke situatie. · Verder is het van groot belang om bij het aanwijzen van GBA-gegevens als primaire bron voor bepaalde wetten, nauwkeurig te kijken naar de definities van de GBA-gegevens zoals die door de verschillende uitkeringsinstanties worden gehanteerd. · Tot slot kunnen zich in praktijk situaties voordoen waarbij de persoon slechts tijdelijk op een ander adres verblijft, maar op grond van de GBA-wetgeving niet verplicht is zijn GBAinschrijving aan te passen. In deze gevallen is het mogelijk dat de GBA-inschrijving (die immers dient ter vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering) nadelig uitwerkt voor de persoon. Overigens moet het mogelijk blijven voor de uitkeringsinstanties om extra adressen aan te houden, naast het GBA-adres, zodat post kan worden verstuurd naar zaakwaarnemers of correspondentieadressen.
18
Conclusies In deze paragraaf worden kort de belangrijkste conclusies uit het onderzoek op een rij gezet. Belang GBA-adres Voor de uitvoering van sociale zekerheidswetten door SVB, UWV en sociale diensten is het voor de uitkeringsinstanties van groot belang op welk adres een cliënt bij de Gemeentelijke Basisadministratie is ingeschreven. Dit adres is in twee opzichten van belang: · Om relatief gemakkelijk te beschikken over een foutloze adresvermelding, die in de overgrote meerderheid ook de juiste is. De uitkeringsinstanties hebben immers behoefte aan een adres waarnaar correspondentie kan worden ges tuurd en waar de cliënt bereikbaar is. · Bij een aantal uitkeringen is het adres bovendien van belang voor de bepaling van het recht op en/of de hoogte van de uitkering (Abw, IOAW, IOAZ, TW, AKW, AOW en Anw) omdat het informatie verschaft over de leefsituatie. Om te bewerkstelligen dat de uitkeringsinstanties kunnen beschikken over het GBA-adres zijn de volgende voorzieningen getroffen: · Geautomatiseerde gegevensverstrekking via een systeem van afnemersindicaties (UWV, SVB, deel sociale diensten), · Inzage, soms aangevuld door mutatielijsten of informele signalen (deel sociale diensten). De geautomatiseerde gegevensverstrekking vormt in principe een sluitend systeem, waarbij het adresveld van de uitkeringsinstanties hooguit een paar dagen achterloopt op het GBA-adres. Wanneer de GBA-gegevens alleen ter inzage beschikbaar zijn, kunnen er (tijdelijke) afwijkingen ontstaan tussen het GBA-adres en het adres dat de sociale dienst registreert. Deze afwijkingen worden gecorrigeerd op de vaste momenten waarop de sociale dienst de GBA-gegevens inziet. Dit betreft bij alle sociale diensten in ieder geval de intake, het heronderzoek en bij tussentijdse adreswijzigingen die klanten melden. Alle uitkeringsinstanties geven aan dat er in praktijk situaties bestaan waarin men bewust afwijkt van het GBA-adres. De meest voorkomende situaties zijn tijdelijke adressen (waaronder crisissituaties) , correspondentieadressen, adressen van zaakwaarnemers en verhuizingen. Zowel de SVB als het UWV maken daarbij gebruik van extra adresvelden naast het GBA-adres. Sociale diensten voegen in de bovengenoemde gevallen hetzij een extra adres toe, of men muteert het ingebrachte GBA-adres handmatig. Dit hangt af van de mogelijkheden die het systeem biedt. Terugmeldingen Terugmeldingen (van de SVB en sociale diensten) hebben volgens geraadpleegde respondenten bij Burgerzaken duidelijk een toegevoegde waarde. Het biedt de mogelijkheid de kwaliteit van de GBA op peil te houden door gericht onderzoek uit te voeren op signalen van uitkeringsinstanties. Uitvoering Wet Koppeling De Wet Koppeling wordt door de SVB, het UWV en sociale diensten verschillend uitgevoerd. Het UWV lijkt de Wet Koppeling bij de Toeslagenwet niet of nauwelijks uit te voeren. Er vindt bij een aantal UWV-onderdelen geen structurele vergelijking van het adresgegeven plaats en dus ook geen opschorting.
19
Sociale diensten voeren de Wet Koppeling wel uit, maar een meerderheid volgt niet de letter van de wet (er wordt immers niet in alle gevallen waarin een afwijking wordt geconstateerd direct opgeschort). Een deel van de sociale diensten doet dit wel. De SVB voert de wet uit conform de voorschriften. De toegevoegde waarde van de Wet Koppeling lijkt echter, afgaande op het oordeel van de geraadpleegde uitkeringsinstanties, beperkt. Zowel sociale diensten als de SVB geven aan dat ze ook voor de komst van de wet al konden opschorten bij twijfel over het adresgegeven. Dat neemt overigens niet weg dat de huidige praktijk, waarbij de verantwoordelijkheid voor een juiste GBAinschrijving bij de cliënt wordt gelegd, goed lijkt te werken. Zowel vertegenwoordigers van Burgerzaken, als uitkeringsinstanties zijn van mening dat de huidige kwaliteit van het adresgegeven in de GBA goed (tot zeer goed) is. Het afhankelijk stellen van het recht op uitkering van een juiste inschrijving bij de GBA lijkt richting cliënt goed te werken (hetzij door daadwerkelijk op te schorten bij afwijkingen, hetzij door de dreiging van een opschorting). De Wet Koppeling biedt in dit verband alleen weinig nieuws. Uitbreiding Wet Koppeling Er lijkt onder de uitkeringsinstanties hooguit draagvlak voor een zeer beperkte uitbreiding van de Wet Koppeling: alleen wanneer er een verband is met het recht op en/of de hoogte van de uitkering en voor gegevens waarbij mogelijke afwijkingen meestal veroorzaakt worden door de cliënt. Het uitbreiden van de werkingssfeer van de Wet Koppeling naar materiewetten en/of gegevenselementen die geen directe relatie hebben met het recht op uitkering zou een te hoge belasting voor de uitkeringsinstanties betekenen (o.a. structurele controle op het adresgegeven, opschorting, controle op wijzigingen). Verder zou opschorten van de uitkering een te zware sanctie zijn voor de cliënt wanneer het (adres-)gegeven geen relatie heeft met het recht op/de hoogte van de uitkering. Concreet betekent dit dat uitbreiding van de wet naar de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou passen binnen dit uitgangspunt. Ook is het denkbaar het sofi-nummer, naast het adresgegeven, in de Wet Koppeling op te nemen. Het wordt echter door de uitkeringsinstanties niet wenselijk geacht de werkingssfeer van de huidige Wet Koppeling uit te breiden naar WW, WAO, WAZ en Wajong en Ziektewet. Wanneer hiertoe zou worden besloten, voorspellen uitkeringsinstanties dat de Wet in praktijk in veel gevallen niet correct zal worden uitgevoerd, er zijn immers genoeg ontsnappingsmogelijkheden. Alternatieven voor de Wet Koppeling Uitbreiding terugmeldingsplicht Een uitbreiding van de terugmeldingsplicht naar sociale diensten en/of het UWV lijkt evenmin op een groot draagvlak te kunnen rekenen. Daarbij speelt vooral dat de belasting die dit meebrengt voor de uitkerende instanties (o.a. het checken van GBA-gegevens en het uitvoeren terugmeldingen) niet opweegt tegen het nut dat deze instanties hier zelf van hebben. Vanuit soc iale diensten wordt bovendien de toegevoegde waarde betwijfeld: in de huidige situatie, waarbij de verantwoordelijkheid voor een juiste GBA-inschrijving bij de cliënt ligt, loopt het in hun ogen ook al goed.
20
GBA als primaire bron Tijdens het onderzoek is als alternatieve mogelijkheid geopperd de GBA-gegevens als primaire bron te hanteren. Dit betekent dat het recht op en de hoogte van de uitkering altijd wordt bepaald op basis van het GBA-adres. Op dit moment is bij een afwijking tussen de feitelijke situatie en de GBA-gegevens, de feitelijke situatie bepalend voor de uitkering. De feitelijke situatie moet dan natuurlijk wel onomstotelijk vaststaan op basis van bewijsstukken en/of onderzoek door de buitendienst. Voordelen van het hanteren van de GBA als primaire bron lijken te zitten in de klantvriendelijkheid (de klant hoeft slechts bij één instantie zijn adres te wijzigen) en het verkleinen van de onderzoeksplicht voor uitkeringsinstanties. Ook deze optie zal echter weinig toegevoegde waarde hebben bij cliënten waarvan de uitkering niet afhankelijk is van het GBA-gegeven (zoals nu het adresgegeven bij WW, WAO, etc.). Bovendien zal een deel van het onderzoek door uitkeringsinstanties noodzakelijk blijven. Er lijkt bovendien een risico te bestaan voor de fraudebestrijding: uitkeringsinstanties verliezen hiermee mogelijke fraudesignalen (afwijkingen tussen adres dat klant opgeeft en het GBA-adres). Om een afgerond oordeel over de optie te kunnen formuleren zouden de mogelijkheden en consequenties verder moeten worden uitgewerkt.
21
22
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
In de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) liggen persoonsgegevens over burgers in elektronische vorm vast. Burgers zijn verplicht wijzigingen in deze persoonsgegevens, zoals huwelijk, overlijden of verhuizingen, door te geven aan de gemeente van inschrijving1. De GBA dient als leidraad voor derden, waaronder de uitvoerders van de sociale zekerheidswetten, om persoonsgegevens te controleren. Om de kwaliteit van gegevens in de GBA te waarborgen gelden voor alle gemeenten bepaalde kwaliteitsnormen. Daarnaast is geregeld dat vanuit de uitvoering van sociale zekerheidswetten een bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van de GBA. Dit gebeurt op twee manieren: · de Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA · de terugmeldingsplicht. Wet Koppeling De ‘Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA’2, voortaan ‘Wet Koppeling' genoemd, is 1 juli 2001 in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de adresgegevens in de GBA als basis voor het verkrijgen van bepaalde rechten. Het doel van de Wet Koppeling is een bijdrage te leveren aan de fraudebestrijding door de betrouwbaarheid van het adresgegeven in de GBA te vergroten. Dit wordt bereikt door het belang van de burger bij een correcte inschrijving in de basisadministratie te vergroten: een onjuiste inschrijving kan gevolgen hebben voor de betreffende overheidsprestatie3. De Wet Koppeling heeft betrekking op de volgende wetten op het gebied van de sociale zekerheid: · sociale diensten: Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) · Sociale Verzekeringsbank: Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) · UWV: de Toeslagenwet (TW). De wet stelt het recht op deze uitkeringen afhankelijk van de juiste inschrijving in GBA. Als de betreffende instantie een discrepantie constateert tussen de door de aanvrager verstrekte adresgegevens en hetgeen in de GBA vermeld is, moet de cliënt zorgen dat de inschrijving in de GBA correct is. Pas als de adresgegevens met elkaar in overeenstemming zijn, kan tot toekenning of voortzetting van een uitkering worden overgegaan. Hierop bestaan in de Wet Koppeling een aantal uitzonderingen: indien het juiste woonadres niet relevant is voor de vraag of er recht op een ______________ 1
De gemeente van inschrijving is die gemeente waar de burger woont cq. staat ingeschreven in de bevolkingsadministratie. De burger is verplicht de gemeente waar hij of zij naar toe verhuisd binnen 5 dagen op de hoogte te stellen van de verhuizing. 2 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 943, nr.3, Stb. 2001 nr.67. 3 Zie de Memorie van Toelichting bij de ‘Wet Koppeling” en de Circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, betreffende de koppeling overheidsprestaties aan inschrijving GBA, gericht aan Burgemeester en Wethouders.
23
uitkering bestaat, indien belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van de afwijking of op grond van dringende redenen, kan worden afgezien van opschorting van de uitkering. Terugmeldingsplicht Verder is in het Besluit GBA vastgelegd dat een aantal instanties de plicht heeft om afwijkingen te melden aan de GBA tussen GBA-gegevens en gegevens die men uit andere bronnen ontvangt. Deze plicht geldt voor drie landelijke afnemers, waaronder de Sociale Verzekeringsbank. Gemeentebesturen kunnen zelf de verplichtingen regelen van binnengemeentelijke afnemers van de GBA (waaronder sociale diensten) om de inlichtingen aan de afdeling Burgerzaken te verschaffen die van belang zijn voor het bijhouden van de basisadministratie. Gemeenten mogen dus zelf bepalen op welke wijze sociale diensten rapporteren aan de afdeling Burgerzaken over afwijkende gegevens. Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond behoefte aan inzicht in de wijze waarop de uitkeringsinstanties omgaan met de registratie van adresgegevens. Dit betrof onder meer de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen de GBA en de uitkeringsinstanties en het beheer van het adresgegeven door de uitkeringsinstanties. Verder moest het onderzoek een verdere bezinning op de ‘Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA’ mogelijk maken. Daarbij was het ministerie vooral geïnteresseerd in de praktische mogelijkheden van het uitbreiden van de werkingssfeer van de wet met bepaalde wetten (bv. WW, WAO, WAZ, Wajong, WIK) of met bepaalde gegevenselementen (bv. sofi-nummer, geboortedatum, tenaamstelling, huwelijkse staat). Relevant is te weten of uitbreiding kan bijdragen aan de kwaliteit van de GBA, en zo ja, onder welke voorwaarden dit zou moeten gebeuren.
1.2
Vraagstelling en opzet van het onderzoek
Vraagstelling Het onderzoek bestond uit de volgende elementen: I. Een procesanalyse: Hierbij stonden de volgende vragen centraal: · Hoe vindt de gegevensuitwisseling tussen de GBA’s en de uitkeringsinstanties plaats? · Worden er in de registratie van uitkeringsinstanties bewust adressen opgenomen die afwijken van het GBA-adres? Zo ja, op welke manier worden deze adressen opgenomen (naast of in plaats van het GBA-adres). · In hoeverre hebben uitkeringsinstanties te maken met cliënten die niet zijn ingeschreven in de GBA? · Wordt uitvoering gegeven aan de Wet Koppeling? Zo niet, waarom niet? · In welke mate en hoe vinden er terugmeldingen aan de GBA plaats? II. Een getalsmatige analyse: In welke mate wijken de adresgegevens van de uitkeringsinstanties af van het in de GBA geregistreerde adres? Hoe groot zijn de groepen waarbij er geen GBA-verificatie plaats kan vinden? In het onderzoek is nagegaan of deze zaken te kwantificeren zijn. III. Het verkennen van de mogelijkheden en waarschijnlijke consequenties van uitbreiding van de werkingssfeer van de ‘Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA’ (met andere materiewetten of meerdere gegevenselementen) cq. het opleggen van een terugmeldingsverplichting aan gemeenten en UWV.
24
Uitvoering van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie kolommen die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van sociale zekerheidswetgeving: SVB, UWV en sociale diensten. Daarnaast is gesproken met afdelingen Burgerzaken van gemeenten (verantwoordelijk voor het beheer van de GBA). Procesanalyse Door een combinatie van telefonische en persoonlijke interviews is een beeld verkregen van de relevante processen. · Er zijn 18 gemeenten benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Bij elke gemeente is gesproken met twee personen: een leidinggevende bij de afdeling Burgerzaken die verantwoordelijk is voor de communicatie met de sociale dienst en een medewerker van de gemeentelijke sociale dienst die verantwoordelijk is voor de verificatie van adresgegevens bij de claimbeoordeling en/of heronderzoeken en de communicatie met de GBA-beheerder. In vijf gemeenten zijn persoonlijke interviews gehouden met deze personen, in dertien gemeenten hebben telefonische interviews plaatsgevonden. · Er zijn twee persoonlijke interviews uitgevoerd met de sectie Architectuur & inrichting, onderdeel van de afdeling Procesinrichting van het hoofdkantoor van de SVB. Verder zijn twee telefonische intervi ews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren van de SVB die belast zijn met respectievelijk de uitvoering van de AKW en de AOW / Anw. · Bij alle vijf de UWV-onderdelen (de voormalige uvi’s) heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn per UWV-onderdeel twee telefonische interviews gehouden met medewerkers uit de uitvoering op de regiokantoren. Hierbij is per UWVonderdeel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de WW en de Toeslagenwet en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van WAO en WAZ. De interviews zijn gevoerd met mensen die verantwoordelijk zijn voor de claimbeoordeling of met mensen die zich bezig houden met het ontwikkelen van werkprocessen en het schrijven van werkinstructies. Voor een bezinning op de mogelijkheden voor een uitbreiding van de Wet Koppeling is er een expertmeeting georganiseerd. Voor deze meeting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners en het Agentschap BPR, uitgenodigd. Kwantitatieve analyse Op basis van de eerste interviews is met de opdrachtgever afgestemd welke kwantificering per kolom zinvol en uitvoerbaar zou zijn. Uiteindelijk is gekozen voor de onderstaande wijze van kwantificering. Voor de kwantitatieve analyse is alle 18 gemeenten gevraagd of ze aan de hand van een bestandsvergelijking konden aangeven in hoeveel gevallen het woonadres dat de sociale dienst opneemt in het eigen registratiesysteem afwijkt van het GBA-adres. Van hen waren twee gemeenten bereid en in staat om binnen de gestelde termijn een automatische bestandsvergelijking uit te voeren op bestanden van GBA en de sociale dienst. Deze informatie is opgenomen in hoofdstuk 3. Het UWV heeft voor de kwantitatieve analyse cijfermatig materiaal aangeleverd over het aantal gevallen waarbij GBA-verificatie niet mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de Sociale Verzekeringsbank. Meer informatie hierover is te vinden in de paragrafen 4.2 en 5.2.
25
Uitbreiding Wet Koppeling en terugmeldingsplicht Voor een bezinning op de mogelijkheden voor uitbreiding van de Wet Koppeling en uitbreiding van de terugmeldingsplicht is er een expertmeeting georganiseerd op 28 mei j.l. Voor deze meeting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners (een onafhankelijk Nederlands adviesbureau voor vraagstukken op het gebied van strategie, bestuur en management van ICT) en het Agentschap BPR, uitgenodigd. De resultaten zijn verwerkt in hoofdstuk 7.
1.3
Opbouw van het rapport
Het rapport begint met een beschrijving van de werkwijze van de Gemeentelijke Basisadministratie (hoofdstuk 1). Hierin wordt beschreven hoe de inschrijving tot stand komt, hoe de gegevensverstrekking naar afnemers verloopt en wat er bekend is over de kwaliteit van het adresgegeven in de GBA. Vervolgens komt aan de orde hoe sociale diensten, het UWV, en de SVB in hun bestanden omgaan met het adresgegeven (hoofdstuk 3, 4, 5). Deze drie hoofdstukken hebben eenzelfde opbouw. Hoe verkrijgen de uitkeringsinstanties informatie uit de GBA (de eerste paragraaf), hoe gaan ze om met het adresgegeven in hun eigen registratiesystemen (de tweede paragraaf), hoe voeren zij de Wet Koppeling uit (derde paragraaf), en in hoeverre melden zij terug aan de GBA (vierde en laatste paragraaf). De verwerking van de terugmeldingen door de afdeling Burgerzaken van de gemeente wordt vervolgens in hoofdstuk 6 behandeld. Hierin staat beschreven hoe men op terugmeldingen reageert (paragraaf 1) en hoe men de resultaten van het onderzoek terugkoppelt naar de instanties (paragraaf 2). Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te verbeteren door een uitbreiding van de huidige instrumenten.
26
2
De Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
2.1
Inschrijving gemeentelijke basisadministratie
In de wet GBA is vastgelegd welke gegevens moeten worden opgenomen over ingeschrevenen (zie bijlage 1). Sommige van deze gegevens zijn afkomstig van andere instanties. Zo is bijvoorbeeld het sociaal-fiscaal nummer van ingeschreven in de GBA afkomstig van de Belastingdienst (verklaring van de Minister van Financiën). Veel gegevens in de GBA worden opgenomen op grond van akten die een burger moet laten zien bij zijn inschrijving in de GBA. In de wet is omschreven wie verplicht is zich in te schrijven in de GBA. Dit geldt voor iedereen die gedurende een half jaar ten minste tweederde van zijn tijd in Nederland verblijft. Uitzonderingen zijn: · In Nederland dienst uitoefenende militairen van een krijgsmacht van een vreemde mogendheid, aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, en hun echtgenoten en hun inwonende minderjarige kinderen (enkele uitzonderingen daargelaten)1 · In Nederland hun dienst uitoefenende leden van het burgerpersoneel die in dienst zijn bij een vreemde mogendheid, aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, en hun echtgenoten en hun inwonende minderjarige kinderen (enkele uitzonderingen daargelaten)2 · Vreemdelingen (die niet zijn ingeschreven in een basisadministratie) en geen rechtmatig verblijf genieten als bedoeld in art. 8 van de Vreemdelingenwet3 · Vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland, en verblijven in een opvangcentrum komen gedurende de eerste zes maanden van het verblijf in Nederland niet voor inschrijving in aanmerking, tenzij men in Nederland is geboren en door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland een geboorteakte is opgemaakt4 Adresgegeven GBA Iedereen die gedurende een half jaar ten minste tweederde van zijn tijd in Nederland verblijft, is verplicht zich binnen vijf dagen na de aanvang van zijn verblijf te melden bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om schriftelijk aangifte van zijn verblijf en adres te doen. Wanneer hij geen woonadres heeft is hij verplicht een briefadres te kiezen. Bij een verhuizing binnen Nederland moet iedereen binnen vijf dagen na de verhuizing schriftelijke aangifte van de adreswijziging doen bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waarin hij gaat wonen. Een aangifte van verblijf en adres moet schriftelijk gebeuren. Van het woonadres hoeft geen bewijsstuk te worden ingeleverd 5. De schriftelijke aangifte fungeert voor de GBA zelf als bron voor het adresgegeven, tenzij men het gegronde vermoeden heeft dat de persoon het vermelde adres niet heeft (art. 47 Wet GBA). ______________ 1
Artikel 54, Besluit GBA. Artikel 54, Besluit GBA. 3 Artikel 65, lid 7, Wet GBA. 4 Artikel 55, Besluit GBA. 5 Wanneer men zich voor de eerste maal in de GBA laat inschrijven moet men echter wel bewijsmateriaal overhandigen van het woonadres, zoals een huurcontract, akkoord van de hoofdbewoner etc. 2
27
Wanneer een burger niet voldoet aan de bovengenoemde verplichtingen mag het bestuur van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft ambtshalve zorgdragen voor opneming van de adresgegevens. Dit moet wel met de nodige zorgvuldigheid gebeuren. Zo moet de persoon bijvoorbeeld op de hoogte worden gesteld van het voornemen van de gemeente, zodat de persoon alsnog in staat wordt gesteld aangifte te doen.
2.2
Gegevensverstrekking van de GBA naar afnemers
Organisaties die stelselmatig persoonsgegevens willen ontvangen uit de Gemeentelijke Basisadministraties kunnen onder de Wet GBA worden geautoriseerd voor geautomatiseerde gegevensverstrekking, mits de gegevensverstrekking voor de uitvoering van hun publiekrechtelijke taken noodzakelijk is. Zulke organisaties worden aangesloten op het GBA-netwerk. De Wet GBA omschrijft welke organisaties op welke gronden in principe gegevens mogen ontvangen. Omdat het niet wenselijk is dat deze organisaties zonder meer alle beschikbare gegevens over een persoon verstrekt krijgen, wordt per organisatie vastgesteld welke gegevens precies worden verstrekt, over welke personen, op welke gronden en op welke wijze. De gegevensverstrekking aan afnemers via het GBA-netwerk is volledig geautomatiseerd. Er wordt een indeling gemaakt in de volgende typen gegevensverstrekkingen: 1. Spontane gegevensverstrekking. Meestal wil een afnemer automatisch op de hoogte worden gehouden van voor hem relevante veranderingen in persoonsgegevens, bijvoorbeeld van de klanten van een uitkeringsinstantie. In dit geval moet de betreffende afnemer een ‘afnemerindicatie’ plaatsen op de betreffende persoonslijsten in het gemeentelijke GBA-systeem, als teken dat deze afnemer belang heeft bij wijzigingen in de gegevens over deze personen. Dit type gegevensverstrekking wordt ‘spontaan’ genoemd, omdat niet voorspelbaar is wanneer zich een wijziging voordoet op een persoonslijst, zodat het moment van gegevensverstrekking vooraf niet vastligt. 2. Ad-hoc verstrekkingen: de afnemer stelt een specifieke vraag aan de GBA. Deze vraag betreft meestal gegevens over een specifieke persoon. Daarnaast bestaat een speciale ad-hoc adres-vraag. Deze vraag wordt door het gemeentelijk GBA-systeem beantwoord met een opgave van de A-nummers (unieke GBA-nummering) van alle ingeschrevenen op het aangegeven adres. 3. Selectieverstrekkingen. Hierbij geeft de afnemer aan gegevens te willen ontvangen over alle personen die op een bepaald moment een aantal gemeenschappelijke eigenschappen hebben, bijv. alle mannen met de leeftijd van 17 jaar. Hierbij wordt dus een selectie gemaakt van alle persoonlijsten die aan de genoemde voorwaarden voldoen.
2.3
Kwaliteit van het adresgegeven in de GBA
Alle geïnterviewden van de afdeling Burgerzaken vinden dat hun GBA-gegevens kwalitatief goed en betrouwbaar zijn. De helft van hen noemt in dat verband de resultaten van de audits en het lage aantal oproepkaarten voor de verkiezingen dat retour komt. Ook alle respondenten bij sociale diensten, de UWV en de SVB zijn van mening dat de kwaliteit van het adresgegeven hoog is, en daardoor ten opzichte van de huidige situatie ook moeilijk substantieel verbeterd kan worden.
28
TNO heeft in opdracht van de beheerorganisatie GBA tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van het adresgegeven in de GBA1. Er is gekozen voor een koppeling van het onderzoek aan de gemeenteraadsverkiezingen omdat dit de representativiteit van het onderzoek ten goede komt. In tegenstelling tot de landelijke verkiezingen, zijn vreemdelingen als kiesgerechtigden bij het onderzoek betrokken. Aan het onderzoek hebben 23 a-select geselecteerde gemeenten meegewerkt. De juistheid van het adresgegeven is bepaald door per gemeente a-select 100 oproepingskaarten te trekken en deze persoonlijk aan de kiesgerechtigde te overhandigen. Voor de persoonlijke bezorging van de kaarten is een uniform protocol gehanteerd. De resultaten van het onderzoek geven aan dat in totaal 98.5% van deze GBAadressen geconstateerd juist of vermoedelijk juist was. In totaal 1,5 % van de GBA-adressen bleken onjuist of vermoedelijk onjuist te zijn. In 0,1% van de gevallen kon de (on)juistheid van een adres niet worden bepaald.
______________ 1
De kwaliteit van het adresgegeven in de GBA, TNO, ’s-Gravenhage, augustus 1998.
29
30
3
Het adresgegeven bij Sociale Diensten
De sociale dienst en de afdeling Burgerzaken vallen onder dezelfde gemeentelijke organisatie. Gemeenten hebben de vrijheid de onderlinge informatie-uitwisseling tussen interne organisaties in te richten naar eigen inzicht. Het wettelijk kader hiervoor wordt gevormd door de wet GBA, de Algemene Bijstandswet en de Wet Koppeling. De GBA’s en de sociale diensten gebruiken het adresgegeven ten behoeve van hun correspondentie met de cliënten en ter controle van de gegevens die de cliënt aanlevert omtrent de leefsituatie, die bepalend is voor het recht op een uitkering en de hoogte ervan. Voor het onderzoek zijn 18 gemeenten uitgezocht die gespreid zijn naar omvang en regio. Er is zowel gesproken met sociale diensten als met de afdeling Burgerzaken van de betreffende gemeenten. Het bleek niet in alle gevallen mogelijk om een persoon te spreken die een totaalbeeld had van de werkwijze. In deze gevallen is soms navraag gedaan bij andere personen. Dit bleek evenwel niet in alle gevallen mogelijk, waardoor sommige vragen niet beantwoord konden worden vanwege onvoldoende kennis van bepaalde deelaspecten bij de respondenten. Bij de sociale diensten spraken we bijv. met een speciaal bijstandsambtenaar (belast met fraudeonderzoek), een intaker en een teamleider. Bij de afdeling Burgerzaken met het hoofd van de afdeling Burgerzaken, of het hoofd van de afdeling kwaliteitscontrole en applicatiebeheer, of een applicatiebeheerder. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde hoe de GBA-gegevens beschikbaar zijn voor de sociale diensten (3.1). Daarna komt de vraag aan de orde hoe de sociale diensten omgaan met adresgegevens in hun eigen registratiesysteem (3.2). De uitvoering van de Wet Koppeling wordt daarna behandeld (3.3). Tenslotte wordt aandacht besteedt aan de terugmeldingen van afwijkingen in de adresgegevens door de sociale diensten aan de GBA (3.4).
3.1
Informatie vanuit GBA
Sociale diensten maken gebruik van de GBA voor verificatie van adresgegevens. Volgens de sociale diensten is het GBA-adres leidend: het door de cliënt opgegeven adres moet in principe overeenstemmen met het GBA-adres om het recht op een uitkering toe te kunnen kennen. Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering hebben sociale diensten informatie nodig omtrent de burgerlijke staat, het hebben van kinderen, en de woonsituatie. Automatische koppeling In bijna eenderde van de gemeenten uit het onderzoek (5) is er sprake van een automatische koppeling tussen het GBA-systeem en het registratiesysteem dat de sociale dienst gebruikt. Dit houdt in dat het sociale dienstsysteem wordt gevuld vanuit de GBA en dat relevante mutaties via afnemersindicaties automatisch worden verwerkt in de bestanden van de sociale dienst binnen een bepaalde periode (variërend van 1 dag tot 5 dagen). De sociale dienst neemt daarbij de volgende gegevens rechtstreeks over vanuit de GBA: · Naam en adres · Burgerlijke staat · Sofi-nummer · Aantal kinderen · Verblijfsstatus.
31
De geautomatiseerde informatiestroom is altijd éénrichtingsverkeer: vanuit GBA naar sociale dienst, nooit andersom. Een directe automatische aanpassing van GBA-gegevens op basis van terugmeldingen is ook niet mogelijk. In de GBA mogen alleen ambtshalve gegevens worden gewijzigd nadat eigen onderzoek is uitgevoerd naar de juistheid van het adresgegeven en de persoon zelf van het voornemen tot wijziging op de hoogte is gesteld. In één van de gemeenten met een automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst bestaat deze pas sinds 1 februari 2002. Adresgegevens van cliënten die na dit tijdstip in het systeem van de GSD worden ingevoerd, worden door de koppeling met GBA automatisch verwerkt. Voor de “oude” cliënten, die al voor het tijdstip van koppeling in het systeem van de sociale dienst aanwezig waren, vindt een check op het adresgegeven plaats door middel van inzage in de gegevens van GBA (en het maken van een print). In de helft van de gemeenten (3) waarin er sprake is van een automatische koppeling van de GBA naar de sociale dienst, verstuurt de GBA periodiek ook nog mutatieberichten aan de sociale diensten die hun cliënten betreffen. Dit gebeurt om de sociale diensten te attenderen op mutaties die automatisch verwerkt zijn in hun systeem. In gemeenten met een automatische koppeling is het adresveld in het systeem van de sociale dienst dus automatisch identiek aan het GBA-adres; met uitzondering van mutaties die (binnen) een paar dagen nog moeten worden verwerkt. Uit een bestandsvergelijking door twee gemeenten tussen het GBA- en sociale dienstsysteem blijkt dat die koppeling ook nagenoeg ‘waterdicht’ is: minder dan 1% van de adressen van de sociale dienst week af van het GBA-adres (zie bijlage 2). Geen automatische koppeling In tweederde van de geïnterviewde gemeenten (13) is er geen sprake van een automatische koppeling tussen het systeem van de GBA en dat van de sociale dienst. Het zijn feitelijk twee volledig gescheiden systemen. Wel hebben deze sociale diensten inzage in de GBA. Op deze wijze kan men de actuele gegevens van cliënten bekijken, en vergelijken met de eigen adresgegevens. Deze sociale diensten zijn door het ontbreken van zo’n koppeling over het algemeen niet automatisch op de hoogte van mutaties in de GBA. Eenderde van de sociale diensten die geen geautomatiseerde gegevensuitwisseling hebben met de GBA ontvangt wel mutatieberichten van de GBA, maar deze mutaties betreffen alle inwoners (niet alleen de cliënten van de GSD). Met name in de grote gemeenten is het zeer bewerkelijk om deze mutaties door te voeren in het eigen systeem. Bij echt kleine gemeenten (met minder dan 20.000 inwoners) worden nog wel eens mutaties vanuit de afdeling Burgerzaken mondeling doorgegeven, vooral wanneer de sociale dienst en GBA in één gebouw gehuisvest zijn. Burgerzaken weet in deze gemeenten vaak wie klanten van de GSD zijn en houdt de GSD dan ook op de hoogte van de wijzigingen die aan de GBA worden doorgegeven. Dit gebeurt echter niet gestandaardiseerd, maar is afhankelijk van de medewerkers. Sociale Diensten die mutaties in de GBA niet doorkrijgen vanuit de afdeling Burgerzaken, signaleren deze wijzigingen daardoor pas op het moment dat het adresgegeven van de klant wordt gecontroleerd (door raadpleging van de GBA). Deze controle wordt bij een uitkeringsaanvraag gedaan, na de melding van een adreswijziging door de cliënt via het maandelijkse inkomstenformulier, en bij elk heronderzoek.
32
Er is geen directe relatie tussen de grootte van de geïnterviewde gemeenten en de mate van automatisering van de gegevensstroom (of er al dan niet een automatische gegevensuitwisseling bestaat vanuit de GBA naar de sociale dienst). Eén gemeente merkt op dat zo’n vorm van automatisering veel tijd en veel geld vergt. Niet alle gemeenten beschikken hierover, of hebben er vanwege de omvang van het cliëntenbestand behoefte aan.
3.2
Het adresgegeven
Uit het onderzoek blijkt dat sociale diensten op verschillende manieren omgaan met het adresgegeven van de cliënten. Een en ander hangt onder andere samen met het GSD-registratiesysteem; sommigen daarvan hebben één adresveld, in andere systemen kunnen meer adresvelden worden opgenomen. Adresvelden naast het GBA-adres Bijna de helft van de respondenten van de sociale diensten zegt dat er geen adres naast het GBA-adres kan worden ingevoerd: per cliënt is er maar één adres. In enkele van deze gemeenten kunnen respondenten hierover echter geen zekerheid geven (“we maken er in elk geval geen gebruik van”). Van de sociale diensten waar er maar één adresveld beschikbaar is, heeft de helft de mogelijkheid om het adresveld handmatig te muteren, de andere helft heeft die mogelijkheid niet. Deze laatstgenoemde sociale diensten zeggen dat het adresveld automatisch altijd het GBAadres is. Er kunnen daar dus geen adressen worden ingevoerd die afwijken van het GBA-adres. Het gaat hier echter maar om een enkele gemeente. Ruim de helft van de geïnterviewden van de sociale diensten geeft aan dat het wel mogelijk is om, naast het GBA-adres, andere adressen in te voeren in het systeem. Het gaat daarbij om: · personen die zelf hun zaken niet meer kunnen regelen en die belangenbehartigers hebben · personen die tijdelijk zijn opgenomen in bijvoorbeeld een psychiatrische inrichting · crisissituaties, waarbij iemand een geheim adres heeft (zoals bij bedreiging of mishandeling van cliënten).1 Adresgegevens in plaats van het GBA-adres Ruim tweederde van alle respondenten van sociale diensten zeggen dat ze soms bewust een adres van een cliënt opnemen in hun registratie dat afwijkt van het GBA-adres. Het gaat dan om bijv. crisissituaties, psychiatrische opnames, of vrouwen die in een Blijf-van-mijn-lijfhuis wonen. Soms overschrijft dit adres het GBA-adres. Meestal wordt dit als aanvullend adres in het systeem ingebracht. Werkwijze bij adreswijzigingen Bij een melding van een verhuizing door een cliënt (al dan niet via het inlichtingenformulier gemeld) verzoekt de sociale dienst de cliënt het adres in de GBA te wijzigen (door een aangifte bij de GBA). Doorgaans wordt het adres bij de sociale dienst alvast gemuteerd (voor zover dit handmatig mogelijk is). In deze gevallen wordt het nieuwe adres geregistreerd in plaats van het GBAadres. ______________ 1
Er is vaak sprake van een woonadres, een postadres (contact-, verzend-, of correspondentieadres), of een puntadres. Het woonadres is het feitelijke woonadres van de inwoner. Het postadres is het adres waarnaar post van de feitelijke bewoner moet worden gestuurd. Een puntadres is een fictief woonadres van bijvoorbeeld een gemeentelijke instantie, zoals de gemeentelijke sociale dienst, GBA, of stadshuis. Dit adres wordt eveneens gebruikt voor de inschrijving van dak- en thuislozen.
33
De gemeenten uit het onderzoek die geen geautomatiseerde koppeling hebben zeggen het handmatig in de gaten te houden of deze personen hun GBA-inschrijving ook wel gewijzigd hebben. Bij de gemeenten die wel een koppeling hebben worden de mutaties in de gaten gehouden via inzage en/of via de mutatieberichtgeving. Vooral de sociale diensten in de grotere gemeenten blijken wat minder pro-actief te zijn in het bijhouden of de klant zijn adres in de GBA heeft gewijzigd. Daar wordt de verantwoordelijkheid bij de cliënt gelegd. Overigens plannen de meeste medewerkers van de sociale diensten een vervolgafspraak met de cliënt voor controle op de inschrijving (eventueel door opvraag van het bewijs van inschrijving in de GBA). De verstrekking van de uitkering of continuering ervan wordt evenwel vrijwel altijd gebaseerd op het adres in de GBA, dat als leidend wordt beschouwd. Uitzonderingen zijn de al eerder genoemde crisissituaties; deze personen houden het recht op uitkering ondanks een afwijking in het adresgegeven. Adresgegevens bij afwezigheid van een GBA-adres Het komt volgens de respondenten nauwelijks voor dat cliënten van de sociale dienst niet zijn ingeschreven in de GBA; mensen die in het buitenland wonen of niet woonachtig zijn in de gemeente hebben –in principe- geen recht op een uitkering in die gemeente. Het opnemen van adresgegevens bij afwezigheid van een GBA-adres komt daarom dan ook nauwelijks voor. Een aantal sociale diensten noemt dak- en thuislozen1, en statushouders als voorbeelden van nietingeschrevenen. Dak- en thuislozen worden doorve rwezen naar een centrumgemeente. In deze gemeente krijgen ze een adres (vaak een fictief woonadres, zoals het adres van de sociale dienst of het gemeentehuis). Ze worden dan onder dit adres in de GBA ingeschreven, met (formele) toestemming van de GSD. Deze werkwijze is algemeen onder de benaderde gemeenten. Eén sociale dienst schrijft een dak- of thuisloze niet in het registratiesysteem in, maar verleent bijstand in de vorm van een gemeentelijke gift: de zogenaamde broodnoders. Een enkele gemeente meldt dat nieuwkomers in Nederland af en toe niet zijn ingeschreven in de GBA. Wanneer bijvoorbeeld vrouw en kinderen in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen, zijn ze nog niet altijd in de GBA ingeschreven (hier gaat in de regel een half jaar overheen). 2
______________ 1
In een recente publicatie van het CBS staat vermeld dat dak- en thuislozen over het algemeen wel staan ingeschreven op een adres in de gemeente waar zij gewoonlijk verblijven. Verder wijst het CBS op de groep vreemdelingen die zonder geldige verblijfsvergunning gedurende langere tijd in Nederland verblijven. Deze staan niet ingeschreven in de GBA. Omdat deze groep zich echter niet meldt bij de uitkeringsinstanties, valt deze groep buiten de opzet van dit onderzoek. Bron: Raming van het aantal niet in de GBA-geregistreerden, CBS, E.M.J. Hoogteijling, april 2002. 2 Bij asielzoekers kunnen zich ook andere problemen voordoen rond de inschrijving in de GBA die niet specifiek te maken hebben met het adresgegeven. Zo is er meermalen door sociale diensten op gewezen dat de verblijfsstatus (die de Vreemdelingendienst moet doorgeven aan de GBA) niet altijd overeenkomt met de status volgens het verblijfsdocument. Dit kan voortkomen uit het feit dat de vreemdeling verlenging heeft gevraagd van zijn status, dat deze verlenging is geregeld maar het nieuwe document nog niet is aangemaakt. Ook kan het voorkomen dat de vreemdeling nog in bezit is van een document terwijl zijn status is ingetrokken. De GBA geeft in deze gevallen in principe de meest actuele titel weer. Ook komt het voor dat asielzoekers nog helemaal niet zijn ingeschreven in de GBA, zodat de sociale dienst niet de status van de persoon kan opvragen via de GBA. Asielzoekers die verblijven in een opvangcentrum komen namelijk gedurende de eerste zes maanden van het verblijf in Nederland niet voor inschrijving in aanmerking, tenzij men in Nederland is geboren en door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland een geboorteakte is opgemaakt.
34
3.3
Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA
Alle respondenten van de sociale diensten geven aan dat het voorkomt dat het adres dat de cliënt opgeeft afwijkt van het GBA-adres, waarbij meer dan de helft aangeeft dat dit slechts sporadisch het geval is (veelal geschat op minder dan 5% van de aanvragen, soms zelf op minder dan 1%). Het gaat daarbij vaak om echtscheidingen, mensen die vergeten zijn hun GBA-inschrijving aan te passen en om dak- en thuislozen. In een enkel geval zijn er vermoedens van fraude (bijvoorbeeld medebewoners die niet bij de sociale dienst zijn opgegeven). Enkele respondenten van de sociale diensten uit met name de wat grotere gemeenten, komen op een hogere schatting van het aantal afwijkingen uit (rond de 10% van de bijstandsaanvragen). Werkwijze bij afwijkingen in adresgegevens Er zijn meerdere momenten waarop sociale diensten het adres dat de klant opgeeft vergelijken met de GBA-inschrijving. Deze vergelijking wordt volgens alle sociale diensten standaard uitgevoerd bij de intake, bij het heronderzoek en bij tussentijdse adreswijzigingen van klanten (bijv. via het inlichtingenformulier). Bij een intake wordt nagegaan of het door de cliënt opgegeven adres overeenstemt met het woonadres zoals dat bij de GBA bekend is. Als dat overeenstemt dan wordt dat adres in de registratie van de sociale dienst opgenomen. Wanneer een cliënt bij een aanvraag of tijdens de uitkeringsperiode (via een inkomstenformulier) een adres opgeeft dat niet overeenkomt met het GBAadres, dan voeren alle ondervraagde sociale diensten een controle uit (waarbij meestal de sociale diensten van de kleinere gemeenten -minder dan 20.000 inwoners- ook de GBA hiervan op de hoogte stellen). De klant wordt verwezen naar de GBA. Daarna wordt door een periodieke inzage in de GBA gecontroleerd of het GBA-adres inderdaad gewijzigd is. Er wordt eventueel een vervolgafspraak met de cliënt gemaakt voor afgifte van het bewijs van inschrijving. Tijdens ieder heronderzoek wordt ook gecheckt of er een tussentijdse adreswijziging heeft plaatsgevonden. De sociale diensten geven aan dat voor hen het GBA-adres altijd leidend is. Wet Koppeling Alle gemeenten uit het onderzoek zeggen de Wet Koppeling uit te voeren. Wel blijkt dat sommige gemeenten altijd direct opschorten bij iedere afwijking met de GBA, terwijl andere gemeenten eerst een afweging maken of wel of niet direct wordt opgeschort. Volgens de wet (art. 69a Algemene bijstandswet) zou de uitkering direct moeten worden opgeschort bij iedere afwijking met de GBA. Dit houdt in dat een opdracht in het systeem moet worden gezet waarmee de uitbetaling van de uitkering wordt geblokkeerd. Tegelijkertijd moet dit aan de cliënt officieel worden meegedeeld (op schrift) met een termijn waarbinnen de afwijking moet worden gecorrigeerd. Wanneer de cliënt de afwijking herstelt binnen de gestelde termijn, kan de uitkering gewoon worden hervat.
35
Eenderde van de sociale diensten geeft aan bij een afwijking altijd direct op te schorten, en werkt dus conform de wet. Men wijst daarbij op de Algemene Bijstandswet, artikel 69, die stelt dat als de cliënt informatie niet, niet tijdig of geheel volledig verstrekt, het recht op bijstand dient te worden opgeschort.1 Tweederde van de sociale diensten geeft echter vaak éérst een termijn waarbinnen de afwijking kan worden hersteld, en schorten de uitkering pas op wanneer de klant in deze termijn niet of niet adequaat heeft gereageerd. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer de sociale dienst over het juiste adres geen twijfel heeft. Het dreigen met opschorting van de uitkering blijkt in deze gevallen vaak een effectief middel, zodat meestal niet hoeft te worden opgeschort. Wanneer men wel een frauderisico aanwezig acht, schorten deze sociale diensten wel direct op. In deze gevallen wordt de klant ook opgeroepen voor een gesprek over de woonsituatie of wordt een huisbezoek afgelegd. Een ruime meerderheid van de sociale diensten volgt dus niet de letter van de wet. Er is geen verband te vinden tussen de grootte van de gemeente en de striktheid van de uitvoering van de Wet Koppeling. Het valt evenwel op dat de meeste van de sociale diensten in de kleine gemeenten (minder dan 20.000 inwoners) weliswaar zeggen altijd direct op te zullen schorten, maar dat een afwijking in de adresgegevens van cliënten in de praktijk volgens hen (bijna) niet voorkomt. Sociale diensten geven aan dat de Wet Koppeling geen toegevoegde waarde heeft. De Algemene bijstandswet (art. 69) bood immers de mogelijkheid al om de uitkering op te schorten.
3.4
Terugmeldingen naar de GBA
In de wet GBA (art. 62)2 is vastgelegd dat de gemeente zelf regelt op welke wijze binnengemeentelijke afnemers van de GBA (waaronder sociale diensten) gegevens verstrekken aan de GBA. Met andere woorden: gemeenten zijn autonoom in de uitvoering van terugmeldingen. Per gemeente kan de terugmelding dan ook verschillend worden uitgevoerd. In alle gemeenten wordt de verantwoordelijkheid voor een juiste inschrijving in de GBA in eerste instantie bij de klant zelf gelegd. De algemene regel is: de cliënt heeft, zolang het adres dat de klant meldt aan de sociale dienst niet overeenkomt met het GBA-adres, geen recht op een uitkering. Afwijkingen in adresgegevens tijdens de intakefase worden daarom door de respondenten van de sociale diensten meestal niet teruggemeld. De uitkering wordt niet in behandeling genomen zolang er onduidelijkheid bestaat over het juiste adres. Omdat de klant hiervan de dupe is, is het aan de klant om zijn juiste adres aan te tonen, en ervoor te zorgen dat hij ook op dit adres staat ingeschreven in de GBA. Veelal is een verwijzing van de klant naar de GBA voldoende. Als controle vindt dan door de sociale dienst nogmaals een check plaats op het GBA–adres en soms ook een vervolggesprek met de cliënt. ______________ 1
ABW. art. 69, lid 1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, schorten burgemeester en wethouders het recht op bijstand op: a. v anaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft. Lid 2. Burgemeester en wethouders doen mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.Burgemeester en wethouders doen mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen. 2 Artikel 62, lid 2. Het college van burgemeester en wethouders regelt de verplichtingen van binnengemeentelijke afnemers om de inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de bijhouding van de basisadministratie.
36
Vrijwel alle respondenten van de afdeling Burgerzaken zeggen dat men terugmeldingen ontvangt vanuit de sociale dienst. De frequentie van terugmeldingen varieert daarbij: tweevijfde (7) ontvangt maandelijks terugmeldingen, meer dan een kwart (5) ontvangt ze wekelijks en een kwart (4) ontvangt sporadisch een terugmelding. Iets meer dan de helft van de respondenten van sociale diensten beaamt dat afwijkingen worden teruggemeld. Een deel van de diensten meldt alleen terug wanneer men zeker is dat het GBAadres niet klopt, bijvoorbeeld doordat dit is gebleken op basis van fraudeonderzoek of na een check op de door de cliënt aangeleverde gegevens. De rest bericht in principe van alle afwijkingen. Bijna de helft van de sociale diensten uit het onderzoek (8) zegt echter zelf geen contact op te nemen met de afdeling Burgerzaken om afwijkingen tussen de eigen gegevens en de GBA te melden. Het komt wel voor dat afwijkingen worden teruggemeld aan de afdeling Burgerzaken, maar dat is dan niet structureel en vooral afhankelijk van individuele medewerkers. Terugmeldingen hoeven niet, zeggen deze sociale diensten, omdat in veel gevallen de klant zelf regelt dat zijn GBA-inschrijving wordt aangepast, omdat deze anders geen recht heeft op een uitkering. In de praktijk is het vaak afhankelijk is van de kennis en houding van de medewerker of wel of niet wordt teruggemeld. Medewerkers hebben weinig kennis over de officiële procedures die gevolgd moeten worden.
37
38
4
Het adresgegeven bij het UWV
Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Dit zijn de WW, de WAO, de Toeslagenwet, de WAZ, de Wajong, en de Ziektewet. Verder is het UWV betrokken bij de inning van de premies voor de Ziekenfondswet. De controle op inschrijving in de GBA op grond van de Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagenwet. Dit komt omdat besloten is de Wet Koppeling af te bakenen tot die wetten waarbij het adresgegeven relevant is voor het recht op of de hoogte van de uitkering. Voor de overige UWVuitkeringen heeft het adresgegeven geen invloed op het recht op een uitkering. Bij deze wetten dient het adresgegeven puur om de klant (zowel fysiek als via post) te bereiken. Het UWV is (nog) opgedeeld in een aantal onderdelen, de voormalige Uvi’s. Bij alle UWVonderdelen heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn per UWV-onderdeel twee telefonische interviews gehouden met medewerkers uit de uitvoering. Hierbij is per UWV-onderdeel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de WW en de Toeslagenwet en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van de WAO en de WAZ. De interviews zijn gevoerd met mensen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de claimbeoordeling of met mensen die zich bezig houden met het ontwikkelen van werkprocessen en het schrijven van werkinstructies. De interviews met medewerkers van de hoofdkantoren geven inzicht in de inrichting van de werkprocessen. De interviews met de regiokantoren geven een indicatie van de betekenis hiervan in de dagelijkse werkpraktijk. De interviews met de regiokantoren geven geen representatief beeld per UWV-onderdeel, omdat per wet slechts met één regiokantoor is gesproken. In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke wijze binnen het UWV gebruik wordt gemaakt van GBA-gegevens, hoe het adressenbeheer er uit ziet, hoe men omgaat met terugmeldingen en uitvoering geeft aan de Wet Koppeling.
4.1
Informatie vanuit de GBA
De basisregistratie verzekerden van het UWV Bij alle UWV-onderdelen is er een centrale basisregistratie verzekerden. Dit bestand bevat de gegevens van werknemers die van belang zijn voor de uitvoering van de wettelijke taken van het UWV. Een deel van deze gegevens is afkomstig van de GBA. De precieze term die gebruikt wordt voor de basisregistratie verzekerden verschilt per UWV-onderdeel. Daarnaast beschikken alle UWV-onderdelen over systemen die ingericht zijn op het verstrekken van uitkeringen. Over het algemeen beschikt men per wet over een systeem. Soms is de uitvoering van bepaalde wetten gecombineerd (bijv. combinatie WW/TW of combinatie WAO/WAZ). Geautomatiseerde gegevensverstrekking Het UWV is geautoriseerd voor geautomatiseerde gegevensverstrekking vanuit de GBA. De wijze waarop het UWV gegevens vanuit de GBA ontvangt, is voor alle UWV-onderdelen gelijk. De basisregistraties verzekerden van het UWV zijn aangesloten op het GBA-netwerk. Via het systeem van afnemersindicaties worden relevante mutaties in de GBA van klanten van het UWV automatisch opgenomen in de basisregistratie verzekerden.
39
Startpunt voor de opname van een nieuwe werknemer in de basisregistratie is een Melding Sociale Verzekering (MSV) van een nieuw dienstverband door een werkgever. Op dat moment vindt een check plaats of de persoon reeds is opgenomen in de basisregistratie verzekerden. Zo niet, dan wordt een verzoek gedaan aan het betreffende GBA om toezending van de GBA-gegevens (waarvoor men is geautoriseerd) van de betreffende persoon. Vervolgens worden deze GBAgegevens volledig geautomatiseerd opgenomen in de basisregistratie verzekerden. Er vindt geen systematische vergelijking plaats tussen het adres dat de werkgever opgeeft (via MSV) en het adres waarop de werknemer staat ingeschreven bij de GBA. Het GBA-adres is immers leidend en wordt dan ook in eerste instantie gebruikt. Tegelijkertijd met het opvragen van de GBA-gegevens wordt bij de betreffende GBA een afnemersindicatie geplaatst bij de persoon. Dit houdt in dat bij wijzigingen in de betreffende persoonslijst van de GBA , het gemeentelijk GBA-systeem automatisch controleert welke afnemers zijn geautoriseerd voor dat gegeven. Op dat moment maakt het gemeentelijk GBA-systeem automatisch een bericht aan waarin de wijziging wordt doorgegeven. Dit spontane mutatiebericht wordt automatisch verzonden naar het betreffende UWV-onderdeel en daar automatisch verwerkt in de basisregistratie verzekerden. Op deze wijze beschikt het UWV altijd over de recente GBAgegevens van hun klanten. Dit proces van geautomatiseerde gegevensverstrekking door middel van het plaatsen van een afnemersindicatie heet in GBA-jargon spontane gegevensverstrekking. Verificatie sofinummer Naast de GBA-verificatie, is het UWV verplicht om het sofinummer van de klant te verifiëren bij de Belastingdienst. Deze aparte verificatie wordt uitgevoerd door alle UWV-onderdelen, met uitzondering van de UWV-Bouwnijverheid. Deze voert slechts één verificatieprocedure uit, namelijk alleen bij de GBA waarbij ook het sofinummer wordt opgevraagd. Een aantal geïnterviewden van het UWV ziet het nut niet in van deze aparte verificatieprocedure, omdat het sofinummer in de GBA volgens de wettelijke richtlijnen ook direct afkomstig is van de Belastingdienst. Gevraagd is in welke volgorde de UWV-onderdelen de verificatie van gegevens bij de GBA en de fiscus uitvoeren, en óf en welk sofi-nummer wordt verstuurd aan de GBA om de persoon te ident ificeren. Het UWV Gak geeft aan dat men altijd eerst de fiscus -verificatie uitvoert en pas daarna de GBAverificatie. De andere UWV-onderdelen geven aan dat de frequentie waarmee de GBA-gegevens worden opgevraagd veel hoger ligt dan de frequentie van de fiscus -verificatie. In praktijk houdt dit dus in dat meestal eerst de GBA-verificatie en pas daarna de fiscus -verificatie plaatsvindt. Het UWV Gak stuurt het reeds bij de fiscus geverifieerde sofi-nummer naar de GBA ter identificatie van een bepaald persoon. Het UWV Cadans stuurt het ongeverifieerde sofi-nummer (afkomstig van de werkgever) naar de GBA. Het UWV GUO stuurt alleen bij handmatige verzoeken het ongeverifieerde sofi-nummer mee, bij de geautomatiseerde verzoeken maakt men gebruik van andere identificerende gegevens. Het UWV USZO maakt standaard gebruik van andere identificerende gegevens. De bovenstaande gegevens zijn schematisch weergegeven in bijlage 3. Aan de UWV-onderdelen die een sofi-nummer versturen naar de GBA, is gevraagd hoe vaak dit afwijkt van het sofi-nummer dat men terugkrijgt van de GBA. Dit betreft slechts een zeer klein percentage. Precieze cijfers zijn niet bekend.
40
De uitkeringssystemen De wijze waarop de informatieuitwisseling tussen de basisregistratie verzekerden van het UWVonderdeel, en de eigen rechtensystemen voor de uitkeringen is geregeld verschilt per UWVonderdeel. In praktijk komen de volgende twee mogelijkheden voor: 1. De uitvoerders van de sociale zekerheidswetten maken via een onlineverbinding gebruik van de gegevens uit de basisregistratie verzekerden. Men kan de meest recente stand van zaken betreffende een klant inzien. Dit geldt voor het UWV Gak, UWV GUO, UWV Bouwnijverheid, UWV Cadans en UWV USZO (WW) 2. Het uitkeringssysteem is gekoppeld aan de basisregistratie verzekerden. Via een systeem van afnemersindicaties (vergelijkbaar met die in de GBA) worden wijzigingen in de basisregistratie verzekerden automatisch verwerkt in de relevante uitkeringssystemen. Dit houdt in dat in de basisregistratie verzekerden per persoon wordt geregistreerd welke uitkeringen men ontvangt. Dit geldt voor het uitkeringssysteem voor de WAO van UWV USZO. In praktijk maakt het voor de uitvoerders weinig uit op welke wijze men toegang heeft tot de gegevens uit de basisregistratie verzekerden. In beide gevallen heeft men op eenvoudige wijze de beschikking over de gegevens in de basisregistratie verzekerden (en dus het GBA-adres). Rol van uitvoerders bij opvragen informatie bij de GBA De medewerkers van de regiokantoren die zich bezig houden met het beoordelen van het recht op uitkeringen nemen nooit zelf contact op met de afdeling Burgerzaken van gemeenten om GBAgegevens op te vragen. De GBA-gegevens zijn beschikbaar via de basisregistratie verzekerden van het UWV. Uitzondering hierop is een regiokantoor van de USZO (afdeling WAO/WAZ). De ad1 ministratie op dit districtskantoor vraagt zelf een enkele keer ook wel gegevens op bij de GBA .
4.2
Het adresgegeven
In het onderzoek is uitvoerig ingegaan op de wijze waarop het UWV omgaat met adresgegevens, waaronder het GBA-adres. Hierbij is gevraagd of er adressen worden gebruikt naast en/of in plaats van het GBA-adres. Verder is gevraagd of bij alle klanten een GBA-adres aanwezig is. Tot slot is specifiek gevraagd naar de werkwijze bij adreswijzigingen. Adresvelden naast het GBA-adres Adressen in de basisregistratie verzekerden Bij alle UWV-onderdelen wordt in de basisregistratie verzekerden een adresveld opgenomen dat specifiek betrekking heeft op het GBA-adres. Dit wordt het domicilieadres genoemd. Dit adres kan bij de meeste UWV-onderdelen na vulling vanuit de GBA niet meer handmatig gemuteerd worden. Uitzondering hierop is de UWV Bouwnijverheid, maar de polisadministratie (verantwoordelijk voor het beheer van de basisregistratie verzekerden) geeft aan van deze mogelijkheid geen gebruik te maken.
______________ 1
Hiervoor is een speciaal formulier ontwikkeld dat opgestuurd wordt naar de GBA met de vraag om een reactie. Dit wordt gebruikt wanneer bijvoorbeeld uit post die retour komt, blijkt dat de persoon niet woont op het adres waar hij staat ingeschreven in de GBA. In dit geval wordt nogmaals een GBA -check uitgevoerd om zeker te weten dat er niets is misgegaan met het verwerken of binnenkomen van spontane mutaties. Het is dan sneller zelf de GBAgegevens op te vragen, dan dit via het hoofdkantoor te laten lopen. Het resultaat van de GBA -check wordt doorgegeven aan het hoofdkantoor, die eventueel adreswijzigingen kan doorvoeren.
41
Alle UWV-onderdelen kennen verder de mogelijkheid naast het domicilieadres (GBA-adres) extra adressen in de eigen basisregistratie verzekerden op te nemen. Opname van deze adressen gebeurt volgens het UWV handmatig, meestal op verzoek van de klant. De mogelijkheid voor de opname van extra adressen in de basisregistratie verzekerden loopt uiteen van één extra adres (UWV Cadans en Gak) tot vier extra adressen (GUO). Tabel 4.1
Aantal extra adresvelden in basisregistratie verzekerden per klant1
UWV-onderdeel UWV Cadans UWV Gak UWV Bouwnijverheid UWV USZO UWV GUO
Aantal extra adresvelden in basisregistratie verzekerden per klant2 1 extra adres 1 extra adres 2 extra adressen 2 extra adressen 4 extra adressen
De extra adressen betreffen volgens het UW V: · adressen die in principe zijn bedoeld voor correspondentie (bijv. een postbus of iemand die als zaakwaarnemer optreedt) · tijdelijke adressen (bijv. verpleeghuizen, of ivm echtscheiding) · Adreswijzigingen van klanten aan het UWV. Wanneer blijkt dat het nieuwe adres van een klant nog niet via de GBA is binnengekomen bij het UWV-onderdeel (en dus verwerkt in het domicilieadres), wijzigt men zelf in de basisregistratie verzekerden het extra adresveld. Bij een adreswijziging zal nooit het domicilieadres worden gewijzigd. Dit adresveld is immers gereserveerd voor het GBA-adres. Er vindt bij geen van de UWV-onderdelen een systematische check plaats of de klant de adreswijziging ook doorgeeft aan de afdeling Burgerzaken van de gemeente. De opname van een extra adres betekent niet per definitie dat de GBA-inschrijving onjuist is. In de meeste van deze situaties is er volgens het UWV sprake van een juiste inschrijving in de GBA. Dit geldt in ieder geval voor de opname van postbusadressen en van zaakwaarnemers. Bij de opname van tijdelijke adressen hangt het af van de duur van dit verblijf, of het adres ook in de GBA zou moeten worden aangepast. Op grond van de GBA-wetgeving moet iemand zich inschrijven op het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten. Wanneer iemand op twee adressen verblijft (bijv. door de week in een instelling en in het weekend thuis) moet hij zich inschrijven op het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Probleem hierbij is dat dit niet altijd vooraf is in te schatten en bovendien kan dit sterk variëren in de tijd. Het beheer van de adresvelden in de basisregistratie verzekerden vindt bij alle UWV-onderdelen op een centrale afdeling binnen de organisatie plaats. De uitvoerders van de regiokantoren hebben geen mogelijkheid om zelf wijzigingen aan te brengen in de basisregistratie. Wanneer men gegevens wil wijzigingen, moet men hiertoe een verzoek indienen bij de afdeling die verantwoordelijk is voor het beheer van de basisregistratie verzekerden. Adressen in de uitkeringssystemen Naast de mogelijkheid om adressen op te nemen in de basisregistratie verzekerden, is ook gevraagd in hoeverre de eigen uitkeringssystemen (voor WAO, WW, WAZ en Toeslagenwet) nog de mogelijkheid bieden om adressen op te nemen. Dit verschilt per UWV-onderdeel. ______________ 1 2
Niet alle mogelijke adresvelden worden ook daadwerkelijk bij alle klanten gebruikt. Niet alle mogelijke adresvelden worden ook daadwerkelijk bij alle klanten gebruikt.
42
Drie UWV-onderdelen (UWV USZO, UWV GUO en UWV Bouwnijverheid) kennen helemaal geen mogelijkheid adressen op te nemen in de uitkeringssystemen. Deze UWV-onderdelen leggen alleen adresgegevens vast in de basisregistratie verzekerden. Alle wijzigingen van adresgegevens die men doorkrijgt van klanten, moeten dus door worden gegeven aan de centrale afdeling die de basisregistratie beheert. Deze bepaalt dan of en welke adressen worden aangepast. Bij twee UWV-onderdelen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG) bestaat wel de mogelijkheid adressen in de uitkeringssystemen op te nemen. Deze adressen staan geheel los van de adressen in de basisregistratie verzekerden en in de GBA. De situaties waarin van deze adressen gebruik wordt gemaakt zijn: 1. Wanneer het adres dat de klant opgeeft afwijkt van het adres in de basisregistratie verzekerden (het GBA-adres). In dit geval wordt het adres dat de klant noemt opgenomen in de eigen uitkeringssystemen. 2. Bij adreswijzigingen van klanten die nog niet via een mutatie van de GBA zijn verwerkt in de basisregistratie verzekerden. De opname van eigen adressen in de uitkeringsystemen wordt door de uitvoerders niet altijd gemeld aan de basisregistratie verzekerden. Hierdoor is het mogelijk dat de adressen in de eigen uitkeringsbestanden afwijken ten opzichte van de adressen in de basisregistratie verzekerden van het UWV. Opvallend is dat bij veel uitvoerders kennis ontbreekt over de wijze waarop de adresvelden door de basisregistratie verzekerden worden onderhouden. Vaak is men niet precies op de hoogte welk adres in de basisregistratie verzekerden feitelijk het adres is waarop de persoon staat ingeschreven in de GBA, en of dit altijd het actuele GBA-adres betreft. Voor de eigen uitvoering is dit ook niet van belang, zo lang men maar weet waar men de klant kan bereiken. Voor de uitvoering van de Wet Koppeling (alleen van toepassing op de Toeslagenwet) is het echter essentieel dat men goed op de hoogte is welk adres in de basisregistratie verzekerden feitelijk het adres is waarop de persoon staat ingeschreven in de GBA. Adresvelden in plaats van het GBA-adres Het UWV neemt in de basisregistratie verzekerden nooit adressen op in plaats van het domicilieadres (GBA-adres). Dit adresveld is bij alle UWV-onderdelen, met uitzondering van het UWV Bouwnijverheid, ook niet meer handmatig muteerbaar nádat verificatie hiervan heeft plaatsgevonden bij de GBA. Adresvelden bij afwezigheid van een GBA-adres In sommige gevallen is verificatie van het adresgegeven op grond van de GBA niet mogelijk. Dit betreft volgens het UWV in praktijk de volgende twee groepen: · Groep 1: Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd): Bij deze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk, omdat men niet (meer) verplicht is zich in te schrijven in de GBA. · Groep 2: Mensen waarbij geen GBA-verificatie mogelijk blijkt. Deze groep is te verdelen in twee subgroepen: · Dak- en thuislozen: Slechts bij een deel van deze groep is geen GBA-verificatie mogelijk. Een deel van de groep staat wel ingeschreven bij de GBA (soms op een postadres). · Mensen met een uitkering van wie de persoonsgegevens (waaronder het GBA-adres) niet zijn geverifieerd bij de GBA, omdat de verificatie is mislukt.
43
Aan het UWV is gevraagd aan te geven hoe groot deze groepen zijn in de uitkeringsbestanden. Onderverdeling van groep 2 is op basis van de gebruikte systeem niet mogelijk. De uitkomsten van de kwantitatieve analyse voor het UWV Gak zijn te vinden in onderstaand schema. Deze gegevens zijn afkomstig van het UWV Gak, die van het totale UWV zo’n 60% van de uitkeringen beheert. Schema 4.1 Personen met een uitkering van het UWV-Gak waarbij geen GBA-verificatie mogelijk is* Groep 1:
Groep 2:
Totaal aantal personen
Personen met een
Personen met een
met deze uitkering
uitkering die geregi-
uitkering waarbij verificatie
streerd verblijven in het
bij de GBA niet is gelukt*
buitenland** Aantal
Percentage
Aantal
Percentage
Aantal
Percentage
17.999
4.3%
267
0,06%
418.690
100%
WW-uitkeringen
907
0,7%
106
0,09%
123.320
100%
WAZ-uitkeringen
781
3,4%
18
0,08%
23.138
100%
4.111
8,2%
23
0,05%
50.039
100%
987
0,7%
13
0,01%
132.768
100%
WAO-uitkeringen
Uitkeringen Toeslagenwet Wajong- uitkeringen
* Bij mensen die naar het buitenland zijn verhuisd, heeft in het verleden wel GBA-verificatie plaatsgevonden. Ook heeft het UWV toegang tot alle gegevens in de GBA die zijn vastgelegd over de klant, toen deze nog in Nederland woonde. ** Deze gegevens zijn afkomstig van de Basisregistratie verzekerden. In praktijk blijkt uit nader onderzoek van het UWV Gak dat een klein deel van de personen in groep 1 (zo’n 7%-8%) toch in Nederland verblijft.
Groep 1 uit bovenstaande tabel bestaat uit grensarbeiders en mensen die hun uitkering mee hebben genomen naar het buitenland. Overigens kunnen niet alle uitkeringen worden geëxporteerd en is export ook niet mogelijk naar alle landen. Sinds 1 januari 2000 is de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) van kracht. De Wet BEU geldt voor het UWV voor de Ziektewet, de WAO, de WAZ, en de TW. Het doel van de wet is de controle te verbeteren op uitkeringen van personen die buiten Nederland wonen. Daarom mogen de genoemde uitkeringen alleen worden ontvangen in landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. In deze verdragen worden afspraken gemaakt over de controle op het recht op uitkeringen. Deze controle betreft onder meer de vaststelling van de identiteit, leefvorm, het inkomen van de betrokkene of van de partner, samenloop van uitkeringen, arbeidsongeschiktheid en het hebben en de leeftijd van kinderen. Opvallend is het relatief hoge percentage personen (8,2%) met een TW -uitkering dat verblijft in het buitenland. Mogelijk heeft dit als oorzaak dat allochtonen een groter risico lopen onder het sociaal minimum te komen, wanneer zij afhankelijk worden van een uitkering. Van deze groep zal wellicht een groter deel gebruik maken van de mogelijkheid de uitkering in het buitenland te ontvangen. Dit is volgens het UWV Gak een plausibele verklaring, die echter niet is getoetst. Voor de WAO en de WAZ ligt het percentage mensen dat geregistreerd in het buitenland verblijft lager, op respectievelijk 4,3% en 3,4 %.
44
Werkwijze bij adreswijzigingen Bij de UWV-onderdelen die adresgegevens alleen vastleggen in de basisregistratie verzekerden, worden adreswijzigingen gemeld aan de afdeling die de basisregistratie beheert. Deze kijkt of de adreswijziging via een spontane mutatie vanuit de GBA reeds is verwerkt. Zo niet, dan wordt het adres vast ingevoerd in één van de extra adressen (dus niet het domicilieadres), in de verwachting dat het domicilieadres automatisch wordt gemuteerd zodra de klant zijn nieuwe adres heeft doorgegeven aan de afdeling Burgerzaken van de gemeente. Er vindt geen check plaats of de klant dit daadwerkelijk doet. Bij die UWV-onderdelen waarbij het voor uitvoerders mogelijk is om ook in het uitkeringssysteem adressen vast te leggen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG), wordt het nieuwe adres door de uitvoerders zelf in dit uitkeringssysteem vastgelegd. In principe moet men vervolgens de adreswijziging ook doorgeven aan de basisregistratie verzekerden, maar dit gebeurt niet altijd. De bovenstaande werkwijze houdt in dat de extra adressen die binnen het UWV worden geregistreerd volgens het UWV vaak meer actualiteitswaarde hebben dan het GBA-adres. Daarom wordt dit adres door de uitvoerders gebruikt voor het versturen van de post.
4.3
Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA
De Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagenwet, niet op de Ziekenfondswet. De Wet Koppeling is wel van toepassing op de Ziekenfondswet , maar de controle op de inschrijving in de GBA voor de Ziekenfondswet ligt bij de ziekenfondsen. Uit de telefonische interviews met de regiokantoren blijkt dat de uitvoering van deze wet bij de Toeslagenwet in praktijk te wensen over laat. Ongeveer de helft van de geïnterviewde medewerkers van regiokantoren (die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van de Toeslagenwet) blijkt niet op de hoogte te zijn van de wet, en geeft dan ook aan dat de wet op het regiokantoor niet wordt uitgevoerd. Op deze kantoren voert men überhaupt geen systematische vergelijking uit tussen het adres dat de klant meldt en de GBA-inschrijving. Soms bestaat ook onduidelijkheid over de taakverdeling tussen het CWI en de medewerkers van het UWV over wie de controle uitvoert op de GBA-inschrijving. Verder is aan de landelijke kantoren gevraagd in hoeverre richtlijnen zijn opgesteld voor de uitvoering van de wet. Slechts twee geïnterviewden van verschillende UWV-onderdelen gaven aan dat er recent elijk werkinstructies zijn opgesteld. Beide personen zijn werkzaam op een afdeling die zich bezighoudt met het ontwikkelen van procedures voor de uitvoering van onder meer de Toeslagenwet. Gevraagd is naar eventuele knelpunten in de uitvoering van deze wet. Men beschikte echter niet over informatie over de uitvoering van de werkinstructies. In de praktijk blijkt dus dat de uitvoering van de Wet Koppeling bij het UWV beperkt is. Dit heeft volgens het UWV een combinatie van oorzaken: · De Toeslagenwet is voor het UWV een ‘stiefkindje’: De wet heeft een beperkte groep rechthebbenden (in vergelijking met de WAO en de WW) en wordt bovendien altijd verstrekt in aanvulling op andere wetten (wanneer een uitkeringsgerechtigde anders onder het sociaal minimum uitkomt). · De Toeslagenwet is voor de UWV-onderdelen een ingewikkelde wet (hij lijkt niet op andere materiewetten die het UWV moet uitvoeren). Het adresgegeven speelt een beperkte rol in de vaststelling van het recht op en/of de hoogte van een uitkering op basis van de toeslagenwet.
45
Het adresgegeven kan hooguit indirect een aanwijzing geven voor de leefvorm, en daarmee voor een wijziging in (rechtop of hoogte van) de uitkering. Andere gegevens zijn veel belangrijker bij de uitvoering van de Toeslagenwet.
4.4
Terugmeldingen aan de GBA
Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. In praktijk vinden er volgens het UWV vrijwel geen terugmeldingen aan de GBA’s plaats. Dit geldt zowel voor de beheerders van de basisregistratie, als voor de uitvoerders van de sociale zekerheidswetgeving. De communicatie met de afdeling Burgerzaken is vrijwel volledig éénrichtingsverkeer: Het UWV vraagt gegevens op over de GBA, maar meldt geconstateerde afwijkingen zelden terug. Alleen de UWV Bouwnijverheid geeft aan dat er op ad hoc basis sporadisch afwijkingen aan de GBA worden teruggemeld. Van de respondenten van Burgerzaken zeggen vier van de achttien dat men (wel eens) terugmeldingen ontvangt van het UWV.
46
5
Het adresgegeven bij de SVB
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van de volksverzekeringen. Dit betreft de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Wet Koppeling geldt voor zowel de AOW, de Anw als de AKW. Verder heeft de Sociale Verz ekeringsbank op grond van het Besluit GBA en de regeling GBA een terugmeldingsplicht met betrekking tot alle afwijkingen tussen gegevens uit de GBA en gegevens waarvan de SVB op een andere wijze kennis heeft gekregen. Bij de Sociale Verzekeringsbank heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofd van de sectie architectuur & inrichting, onderdeel van de afdeling procesinrichting. Verder zijn twee telefonische interviews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren die goed zicht hebben op het proces van uitkeringsverstrekking. Deze medewerkers zijn direct betrokken bij alle activiteiten met betrekking tot de aanvraag en het beheer van de uitkeringen. In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke wijze de SVB gebruik maakt van GBA-gegevens, hoe het adressenbeheer er uit ziet, en hoe men omgaat met terugmeldingen en de Wet Koppeling.
5.1
Informatie vanuit de GBA
Ook de Sociale Verzekeringsbank is, net als het UWV, aangesloten op het GBA-netwerk. De automatische gegevensverstrekking vanuit de GBA aan de SVB verloopt gelijk aan die van het UWV. Via het plaatsen van afnemersindicaties voor klanten van de SVB ontvangt de SVB aut omatisch alle relevante wijzigingen op de betreffende persoonlijsten van de GBA . Anders dan bij het UWV kent de Sociale Verzekeringsbank geen basisregistratie verzekerden. Er worden twee verschillende uitkeringssystemen gebruikt: één voor de AKW en één voor de AOW/Anw. Dit heeft te maken met de historie (het AKW-systeem is eerder gebouwd) en met de inhoud van de processen. De AOW en de Anw hebben dezelfde logica in de procesgang, zoals een bruto/netto traject. Voor de Sociale Verzekeringsbank vormen de meldingen vanuit de GBA het startpunt van het uitkeringsproces van de AOW en de AKW. Eén keer per jaar ontvangt de SVB van alle GBA’s een overzicht van alle personen die ouder zijn dan 64 jaar. Deze personen krijgen op hun GBA-adres een aanvraagformulier voor de AOW toegestuurd, dat is ingevuld met de op basis van de GBA bekend zijnde gegevens. Verder krijgt de SVB continu alle aangiftes van geboortes door van de GBA. Alle personen die een eerste kind hebben gekregen, krijgen op hun GBA-adres een aanvraagformulier toegestuurd dat is ingevuld met de op basis van de GBA bekend zijnde gegevens. Bij de geboorte van volgende kinderen wordt de AKW-uitkering in de meeste gevallen automatisch herzien op grond van de melding van de GBA, en wordt een aangepaste beschikking verstuurd. Bij de Anw moeten klanten een aanvraagformulier invullen, en wordt op basis daarvan een verzoek gedaan aan het betreffende GBA om het plaatsen van een afnemersindicatie en toezending van de GBA-gegevens. Vervolgens worden deze GBA-gegevens volledig geautomatiseerd opgenomen in de eigen systemen.
47
Door middel van afnemersindicaties worden de GBA-gegevens binnen de eigen systemen actueel gehouden. Op deze wijze beschikt de SVB altijd over de recente GBA-gegevens van hun klanten. Deze ‘vulling’ vanuit de GBA verloopt gelijk aan het proces bij de UWV-onderdelen. Het verschil is dat de gegevens bij de SVB niet worden verwerkt in een centrale basisregistratie verzekerden, maar direct binnen de uitkeringssystemen. Naast de hierboven beschreven structurele gegevensverstrekking met betrekking tot klanten, vraagt de SVB ook op ad hoc basis gegevens op bij de GBA. Dit betreft ad hoc adresvragen, dat wil zeggen een vraag aan de GBA om gegevens te sturen over welke personen op een bepaald adres staan ingeschreven. Deze verzoeken zijn van belang in verband met de controle op fraude. Deze informatie kan men niet afleiden uit de afnemersindicaties, omdat deze informatie betrekking heeft op personen en niet op adres sen. Verder heeft de SVB soms ad hoc informatie nodig over personen die in relatie staan tot rechthebbenden, maar dit zelf (nog) niet zijn. Voorbeelden zijn gegevens over een geadopteerd kind, of over een overledene. Eerst moet van geadopteerde kinderen bekeken worden of er voor het kind op basis van de AKW wel recht op kinderbijslag bestaat, voordat een afnemersindicatie wordt geplaatst. Van overledenen moet men beschikken over GBA-gegevens om te bepalen of de partner recht heeft op Anw.
5.2
Het adresgegeven
Adresvelden naast het GBA-adres De wijze waarop adresgegevens kunnen worden vastgelegd, verschilt per systeem. Situatie AKW In dit systeem worden volgens de SVB de volgende adressen vastgelegd: 1. de GBA-adressen van alle gezinsleden. Dit is het adres dat up to date wordt gehouden via spontante mutaties vanuit de GBA. Vaak woont het hele gezin op één adres, maar dit is niet altijd het geval. 2. Correspondentieadres. In vrijwel alle gevallen is het correspondentie adres gelijk aan het GBA-adres. Van álle klanten wordt, naast het GBA-adres het correspondentieadres vastgelegd. Dit is bij nieuwe klanten het GBA-adres van de rechthebbende ouder(s). Dit adresveld kan handmatig worden aangepast. Dit gebeurt alleen op verzoek van de klant. Verder moet de klant een goede reden aangeven waarom hij of zij de post op een ander adres dan het GBA-adres wil ontvangen. De meeste voorkomende redenen zijn: · gebruik van een postbus · adres van een curator of bewindvoerder. Alle post wordt verstuurd naar het correspondentieadres. In principe worden de GBA-adressen volgens de SVB bij de uitvoering van de AKW nooit handmatig gemuteerd. Uitzonderingen zijn situaties, waarbij de persoon een deel van de tijd ergens anders woont, maar hierdoor op grond van GBA-wetgeving zijn GBA-adres niet hoeft aan te passen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf in een internaat, instelling, of bij familie.
48
In deze gevallen staat de gemeentecode nog steeds vermeld bij het adres, zodat men kan zien waar de persoon staat ingeschreven in de GBA. In de vrije tekst staat de reden van afwijking van het GBA-adres. Situatie AOW/Anw In dit systeem kunnen volgens de SVB drie adressen worden vastgelegd. 1. Het woonadres: Het GBA-adres van de rechthebbende. Dit is het adres dat up to date wordt gehouden via spontante mutaties vanuit de GBA. 2. Het verblijfadres. Wordt door het regiokantoor zelf gevuld. 3. Het correspondentieadres: Dit adres wordt eveneens door het regiokantoor zelf gevuld. Alle klanten beschikken over een woonadres (het GBA-adres). De andere adressen worden alleen toegevoegd wanneer er sprake is van een afwijkend adres voor de post, of een tijdelijk ander verblijfadres. Gebruik van een verblijfadres en/of correspondentieadres, naast het GBA-adres, komt vooral voor bij personen die worden opgenomen in een verpleeghuis. Omdat vooraf nooit vaststaat hoe lang dit verblijf zal zijn, wordt in eerste instantie de GBA-inschrijving niet gewijzigd. In deze gevallen komt het voor dat de betrokkene aangeeft dat de post ook naar een ander adres moet worden gestuurd dan het GBA-adres. Het adres dat wordt gebruikt voor de post is: 1. Het correspondentieadres (indien aanwezig) 2. Het verblijfadres (indien aanwezig) 3. Het woonadres (GBA-adres). Adresvelden in plaats van het GBA-adres De mogelijkheid om het GBA-adres te vervangen door een ander adres verschilt per systeem. Situatie AOW/Anw Het GBA-adres kan in principe niet handmatig worden gemuteerd. Hiervoor moet een extra processtap worden gezet. Hiervan wordt gebruikt gemaakt wanneer gebleken is dat er iets mis is gegaan bij de verwerking van een spontane mutatie vanuit de GBA. Verder is er een beperkt aantal situaties waarin het GBA-adres niet volledig aansluit op het domicilieadres dat in het kader van de AOW/Anw wordt gehanteerd. Die situaties hebben betrekking op gegevens als kamernummers bij verzorgingstehuizen. Het gaat in deze gevallen om het toevoegen van informatie in het adres, niet om het wijzigen van een GBA-adres. Er worden dus in princ ipe nooit adressen ingevoerd in plaats van het GBA-adres. Situatie AKW In het systeem van de AKW kan het GBA-adres wel handmatig worden aangepast. Hiervan wordt alleen gebruik gemaakt wanneer iemand tijdelijk elders verblijft, maar niet lang genoeg om de GBA-inschrijving te wijzigen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf in een internaat, instelling of bij familie. Aanpassing van de GBA-inschrijving is immers alleen nodig wanneer iemand naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd elders zal overnachten. In deze gevallen staat in de vrije tekst van het systeem de reden van afwijking van de GBA vermeld. Verder blijft de gemeentecode van de betreffende gemeente waar men staat ingeschreven vermeld staan, zodat te zien is in welke gemeente de persoon staat ingeschreven.
49
Adresvelden bij afwezigheid van een GBA-adres In sommige gevallen is verificatie van het adresgegeven op grond van de GBA niet mogelijk. Dit betreft volgens de SVB in praktijk de volgende twee groepen: · Groep 1: Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd). Bij deze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk, omdat men niet verplicht is zich in te schrijven in de GBA. Overigens houdt dit niet in dat men geen controle op deze groep uitoefent. Tijdens de uitkering moet men één maal per jaar een aantal gegevens opsturen, zodat gecontroleerd kan worden of men nog steeds recht heeft op een uitkering. Men moet documenten tonen waaruit dit blijkt (goedgekeurd door de bevoegde lokale autoriteit). De belangrijkste bewijsstukken betreffen: het woonadres, het in leven zijn, de woonsituatie, en het geboortebewijs (voor kinderen die in het buitenland geboren worden). · Groep 2: Mensen met een uitkering waarbij geen GBA-verificatie van het adres mogelijk blijkt. Deze groep is volgens de SVB te verwaarlozen klein en bestaat alleen uit een deel van de dak- en thuislozen. De grootte van groep 1 is bekend op basis van de kwartaalberichten AOW/Anw/AKW die de SVB uitbrengt. Deze cijfers zijn weergegeven in onderstaand schema. De groep dak - en thuislozen zonder GBA-adres is door de SVB moeilijk uit het systeem te halen, maar is volgens de SVB zeer klein. Schema 5.1 Aantal lopende AOW -pensioenen, Anw -uitkeringen en kinderen waarvoor recht bestaat op kinderbijslag, naar woonland, stand 31 december 2001 Personen met een
Totaal aantal
uitkering die geregistreerd ver-
(Nederland en buitenland)
blijven in het buitenland Aantal
Percentage
Aantal
Percentage
167.939
7%
2.365.636
100%
Aantal lopende Anw -uitkeringen
11.005
7%
163.096
100%
Aantal kinderbijslagkinderen*
32.037
1%
3.475.628
100%
Aantal lopende AOW-pensioenen
* Deze cijfers hebben betrekking op het derde kwartaal 2001 Bron: Kwartaalbericht SVB AOW/ Anw/ AKW, 4e kwartaal 2001
De Wet beperking export uitkeringen is voor de SVB van toepassing op de Anw en de AKW. De AOW wordt in het buitenland uitbetaald tot maximaal het bedrag waarop een gehuwde pensioengerechtigde recht heeft. Voor het hogere bedrag waarop een alleenstaande AOW'er recht heeft of voor de partnertoeslag is het noodzakelijk dat een verdrag is gesloten over de controle op de verstrekking van de uitkeringen. Zowel het percentage personen met een AOW-pensioen als het percentage personen met een Anw-uitkering dat geregistreerd in het buitenland verblijft ligt op 7%. Het percentage kinderbijslagkinderen in het buitenland ligt relatief veel lager, op 1% van het totaal aantal kinderbijslagkinderen.
50
Werkwijze bij adreswijzigingen De SVB geeft aan dat klanten adreswijzigingen doorgaans niet hoeven door te geven aan de SVB, maar alleen aan de GBA. · Voor de AKW hoeven verhuizingen van het complete gezin binnen Nederland niet te worden gemeld aan SVB; Verhuizingen waarbij een deel van het gezin verhuist naar een ander adres binnen Nederland moeten wel gemeld worden. · Voor de AOW/Anw hoeven verhuizingen van de gerechtigde en diens partner binnen Nederland niet gemeld te worden aan de SVB. Deze instructie heeft tot gevolg dat klanten van de SVB over het algemeen hun nieuwe adres eerder melden bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente dan bij de SVB. Toch komt het voor dat klanten hun verhuizing melden aan de SVB, voordat men de verhuizing meldt bij de gemeente. In dit geval zet men een indicatie in het systeem dat er een mutatiebericht wordt verwacht van de GBA. Bij de AOW/Anw geeft men aan dat men tegelijkertijd het nieuwe adres vast invoert als verblijfadres. Bij de AKW geeft men aan dat men het nieuwe adres niet invoert in het eigen systeem, maar wacht op de mutatie van de GBA.
5.3
Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA
De Wet Koppeling heeft voor de uitvoeringspraktijk van de Sociale Verzekeringsbank strikt genomen geen gevolgen gehad. Reeds voor de inwerkingtreding van de wet (1 juli 2001)had de Sociale verzekeringsbank op grond van artikelen in de AKW, AOW en Anw (zie artikel 17, lid 5, AOW jo artikel 4, Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1985, artikel 46 Anw en artikel 19 AKW) de mogelijkheid de betaling van deze uitkeringen op te schorten wanneer men op grond van duidelijke aanwijzingen het gegronde vermoeden heeft dat: a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat; of b. recht op een lagere uitkering bestaat; Een afwijking van bij de SVB bekende gegevens met de gegevens uit de GBA wordt door de SVB gezien als zo’n aanwijzing, op grond waarvan het recht moet worden opgeschort. Omdat de Wet Koppeling aangeeft dat alleen sprake kan zijn van opschorting wanneer de afwijking van invloed is op het recht op of de hoogte van de uitkering, biedt de Wet Koppeling geen nieuwe mogelijkheden om over te gaan tot opschorten van een uitkering. De werkinstructies van de SVB met betrekking tot opschorting en de controle op GBA-gegevens zijn vanwege deze reden dan ook niet aangepast. De uitvoeringspraktijk Mensen in de uitvoering blijken op de hoogte te zijn van de Wet Koppeling. In praktijk blijkt de werkwijze met betrekking tot opschorting van de uitkering te verschillen tussen regiokantoren. Sommige kantoren schorten op zodra er twijfel bestaat aan het feitelijke woonadres van de klant. Vervolgens onderzoekt men op welk adres de klant daadwerkelijk woont. Andere kantoren bepalen eerst in hoeverre de afwijking van invloed zou kunnen zijn op het recht en/of de hoogte van de uitkering. Pas wanneer dit het geval lijkt, schort men de uitkering op.
51
5.4
Terugmeldingen aan de GBA
De Sociale Verzekeringsbank heeft een wettelijke terugmeldingsplicht. Dit betreft alle geconstateerde afwijkingen tussen gegevens uit de GBA en gegevens waarvan de SVB op andere wijze kennis heeft gekregen (artikel 62, tweede lid, van het Besluit GBA). In de landelijke Handleiding Operationele Procedures, bedoeld voor de buitengemeentelijke afnemers van de GBA met een terugmeldingsplicht, staat beschreven welke procedures de SVB moet volgen ten aanzien van de uitvoering van deze terugmeldingen. Hierin staat onder meer dat: · De afnemer de terugmelding pas doet als deze overtuigd is dat zijn gegevens juist zijn. · Voor afwijkingen die worden veroorzaakt door verhuizingen, wordt aangeraden een termijn van vier weken aan te houden. Wanneer de afwijking na deze periode nog steeds bestaat, is een terugmelding zinvol. Volgens de eigen werkinstructies van de SVB hoeven echter alleen afwijkingen die van invloed zijn op de uitkering (recht en/of hoogte), of die een ander SVB-kantoor bevoegd maken, te worden teruggemeld. In andere gevallen behoeft men alleen de klant te verwijzen naar de afdeling Burgerzaken van de gemeente. De vertegenwoordigers van de GBA’s tijdens de expertmeeting zouden liefst zien dat ook afwijkingen die niet van invloed zijn op het recht of de hoogte van de uitkering zouden worden teruggemeld. Dit zou de kwaliteit van de GBA ten goede komen. Nu tast de GBA soms in het duister over iemand verblijfplaats, terwijl de SVB daar wellicht van op de hoogte is. Het nut hiervan wordt door de SVB gerelativeerd. Een deel van de afwijkende adressen betreft gevallen die voor de GBA’s helemaal niet interessant zijn, bijvoorbeeld kamernummers in verzorgingstehuizen, gepensioneerden die een half jaar in Spanje verblijven, partners van overledenen die soms naar een tijdelijk adres verhuizen. De SVB doet verder de suggestie aan de GBA om in gevallen waarbij iemands verblijfplaats bij de GBA onbekend is, een gericht informatieverzoek te sturen aan alle organisaties die bij hen een afnemersindicatie op die persoon hebben. De uitvoeringspraktijk Gebleken is dat niet alle regiokantoren de werkinstructie van het hoofdkantoor volgen. Soms meldt men ook andere afwijkingen terug. Het ene kantoor is hier strikter in dan het andere. Eén van de geïnterviewden gaf aan dat men bewust afwijkt van de instructie en álle afwijkingen terugmeldt. De wijze waarop de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van terugmeldingen is georganiseerd, verschilt bij de SVB tussen regiokantoren. Sommige regiokantoren hebben de terugmeldingen gecentraliseerd. Binnen een regiokantoor zijn dan twee of drie mensen verantwoordelijk voor het doen van terugmeldingen. Bij andere kantoren wordt de terugmelding gedaan door de medewerker die tijdens zijn werkzaamheden de afwijking ontdekt. Ook de wijze waarop de terugmeldingen plaatsvinden verschilt per kantoor. Terugmeldingen vinden telefonisch plaats, via een standaard elektronisch formulier of via een vrij GBA-bericht. Omdat het aantal terugmeldingen door de SVB niet eenduidig wordt geregistreerd, zijn hierover geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Tijdens het onderzoek zijn vanuit verschillende bronnen bij de SVB verschillende aantallen terugmeldingen genoemd, maar die lopen sterk uiteen. Volgens de Sociale Verzekeringsbank zijn er geen indicaties dat er significante verschillen zouden bestaan in aantallen terugmeldingen over de afgelopen jaren (eventueel te verwachten als effect van de invoering van de Wet Koppeling).
52
6
Verwerking van terugmeldingen door GBA’s
6.1
Reactie Burgerzaken op terugmeldingen
Alle respondenten van Burgerzaken zeggen dat ze elke terugmelding vanuit de uitkeringsinstanties in onderzoek nemen. Na onderzoek kan het adresgegeven eventueel worden gewijzigd. De werkwijze bij een GBA-onderzoek is om eerst een aantal malen de betreffende persoon aan te schrijven op het GBA-adres. Verschijnt de inwoner, dan wordt alsnog het juiste adres ingebracht. Verschijnt de inwoner niet, dan kan het adres van de inwoner door de afdeling Burgerzaken ambtshalve worden gemuteerd. De inwoner moet vervolgens op de hoogte worden gesteld van het voornemen om zijn adres te wijzigen in een aangetekende brief, zodat hij of zij hier op kan reageren. 1 Overigens kan de afdeling Burgerzaken verschillende registers inzien, van bijvoorbeeld energiebedrijven en woningbouwbedrijven, om na te gaan of een inwoner zich elders heeft gevestigd dan geregistreerd in de GBA.
6.2
Terugkoppeling Burgerzaken op terugmelding
De afdeling Burgerzaken is verplicht afnemers (waaronder de sociale diensten die een automat ische koppeling hebben en de SVB) binnen acht weken op de hoogte te stellen van de uitkomsten van het GBA-onderzoek naar aanleiding van de terugmelding. Dan moet men aangeven of de gegevens in de GBA zijn verbeterd, aangevuld of verwijderd. Ook indien na zo’n onderzoek het adresgegeven niet is gewijzigd moet de gemeente dit terugkoppelen aan de betreffende instantie. De respondenten bij de afdeling Burgerzaken geven aan dat zij in alle gevallen waarin ze een terugmelding krijgen het resultaat terugkoppelen. Standaard gebeurt de terugkoppeling via het automatische berichtenverkeer waarin elke instantie inzage heeft. De SVB ontvangt eveneens een mutatieberichtgeving. Enkele GBA’s zeggen ook schriftelijk, en/of telefonisch de SVB te informeren. De vorm van terugkoppeling door de afdeling Burgerzaken varieert sterk en hangt samen met het feit of afnemers wel of spontane (automatische) mutaties ontvangen van de GBA. In het geval de terugmelding leidt tot een wijziging van het adresgegeven, ontvangen de afnemers die geautoriseerd zijn voor spontane (automatische) mutaties op dat gegeven, de mutatie automatisch. Dit geldt voor het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en voor eenderde deel van de sociale diensten. Aanvullend op deze automatische mutaties, stuurt de helft van deze GBA’s ook periodiek een papieren mutatieberichtgeving aan de sociale diensten die geautoriseerd zijn voor spontane (automatische) mutaties.
______________ 1
Als een wijziging van gegevens gebaseerd is op verklaringen van derden, moeten deze als bron worden vastgelegd.
53
De meeste onderzochte sociale diensten (tweederde) ontvangen geen spontane mutaties van GSD-klanten van de GBA, omdat men slechts inzage heeft in de GBA en geen automat ische koppeling. In deze gemeenten zegt iets meer dan driekwart van de afdelingen Burgerzaken dat ze de sociale dienst mondeling of schriftelijk op de hoogte stellen van het resultaat van het onderzoek. Een deel hiervan stuurt daarnaast periodieke mutatieberichtgevingen. De rest van de afdelingen Burgerzaken (ongeveer een kwart) koppelt niet expliciet terug. De sociale dienst kan zich op de hoogte stellen van een eventuele mutatie door de GBA te raadplegen. Terugkoppeling binnen de termijn Volgens de geïnterviewden bij de Sociale Verzekeringsbank reageren de meeste GBA’s binnen de gestelde termijn van acht weken op een terugmelding. Voor het UWV is deze vraag niet gesteld, omdat men nauwelijks terugmeldingen uitvoert. In de gevallen waarin de sociale dienst terugmeldt, iets meer dan de helft van de gemeenten, koppelt de GBA in de helft van deze gevallen binnen de termijn terug. Procedure van terugkoppeling Het merendeel van de afdelingen Burgerzaken zegt geen formele procedures te hebben voor de terugkoppeling naar de sociale diensten. Er zijn dan bijvoorbeeld mondelinge afspraken gemaakt of de handelswijze is in de loop van de tijd gegroeid. Eenvijfde van de respondenten bij Burgerz aken zegt een standaardprocedure te hebben voor de terugkoppeling aan de sociale diensten.
54
7
Mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te optimaliseren
Onderdeel van de onderzoeksopdracht was het verkennen van de potentiële opbrengst en waarschijnlijke consequenties van uitbreiding van de Wet Koppeling met andere mat eriewetten en/of meerdere gegevenselementen. In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre uitbreidingen van de Wet Koppeling wenselijk zijn. Ook is gekeken naar mogelijke alternatieven, bijvoorbeeld het uitbreiden van de terugmeldingsverplichting. De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de interviews die zijn gehouden bij de uitkeringsinstanties en op de expertmeeting die in het kader van dit onderzoek is georganiseerd op 28 mei. In bijlage 4 is een lijst van deelnemers aan deze expertmeeting opgenomen.
7.1
Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten
In het onderzoek is aan de uitkeringsinstanties gevraagd in hoeverre het zinvol zou zijn om de werkingssfeer van de Wet Koppeling uit te breiden naar andere materiewetten. Uit zowel de interviews als de expertmeeting blijkt dat de uitkeringsinstanties het volgende uitgangspunt willen hanteren, dat ook gehanteerd is door de interdepartementale projectgroep Koppeling prestaties overheid aan juiste inschrijving in GBA in haar eindrapport (1996): “Koppeling van het recht op een overheidsprestatie (bijv. een uitkering) aan een juiste inschrijving van het adres in de GBA is alleen zinvol wanneer het adresgegeven relevant is voor het recht op of de omvang van de overheidsprestatie”. Wanneer het GBA-adres in het kader van een bepaalde wet op het gebied van de sociale zekerheid relevant is voor het recht op of de omvang van de uitkering, kan de betreffende uitkeringsinstantie fraude opsporen op grond van een vergelijking met de GBA. Wanneer het adresgegeven echter geen invloed heeft op het recht op en/of de hoogte van de uitkering, levert een koppeling geen voordeel op voor de uitkeringsinstantie in verband met de eigen fraudebestrijding. Overigens levert een dergelijke koppeling mogelijk wel een bijdrage aan fraudebestrijding in bredere zin. Andere organisaties kunnen immers profiteren van de verhoogde betrouwbaarheid van het adresgegeven als gevolg van de koppeling, waardoor fraude mogelijk wordt voorkomen. De uitkeringsinstanties zijn echter van mening dat een dergelijke koppeling onredelijke lasten voor burgers en uitkeringsinstanties met zich meebrengt. Aan burgers is het moeilijk uit te leggen dat de uitkering wordt opgeschort, terwijl het adresgegeven niet van belang is voor het recht op of de omvang van de uitkering. Men vraagt zich ook af of dit juridisch is hard te maken. Voor de uitkeringsinstanties betekent uitbreiding van de wet bovendien een flinke extra belasting. Ten eerste dient een systematische vergelijking plaats te vinden tussen het adres dat de klant meldt en het GBA-adres. Dit is nu bij de uitvoering van de WAO en de WW niet nodig. Bij afwijkingen dient, naast het opschorten van de uitkering, contact te worden gelegd met de klant. Vervolgens moet worden gevolgd of de klant de afwijking herstelt. Zo ja, dan moet de opschorting worden beëindigd. Zo niet, dan moet worden beoordeeld of de uitkering kan worden beëindigd.
55
De uitkeringsinstanties zijn daarom van mening dat de nadelen van een dergelijke koppeling (de lasten voor burgers en uitkeringsinstanties) niet opwegen tegen de voordelen (een hogere betrouwbaarheid van GBA-gegevens, waardoor fraudebestrijding in brede zin wordt gefaciliteerd). Dit geldt zeker omdat men van mening is dat de betrouwbaarheid van de GBA reeds vrij hoog is. Het hanteren van bovengenoemd uitgangspunt betekent concreet dat het door de uitkeringsinstanties niet wenselijk wordt geacht de werkingssfeer van de huidige Wet Koppeling uit te breiden naar WW, WAO, WAZ en Wajong en Ziektewet. Uitbreiding van de wet naar de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou wel passen binnen dit uitgangspunt. In deze wetten is de hoogte van de periodieke uitkering afhankelijk van de leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder, of gehuwden/daarmee gelijkgestelden). De inschrijving van het adres in de GBA dient ter verificatie van dit gegeven. Bij de WIK zou dit wel inhouden dat de centrumgemeenten die deze regeling uitvoeren GBA-gegevens moeten opvragen bij de regiogemeenten.
7.2
Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevenselementen
In het onderzoek is gevraagd aan de uitkeringsinstanties in hoeverre het zinvol zou zijn de werkingssfeer van de Wet Koppeling uit te breiden naar meerdere gegevenselementen, zoals sofinummer, geboortedatum, tenaamstelling, huwelijkse staat, etc. Hierbij wil men hetzelfde uitgangspunt te hanteren. Vanuit het oogpunt van fraudebestrijding wil men de koppeling alleen laten gelden voor die gegevens die het recht op of de omvang van de overheidsprestaties kunnen beïnvloeden. Dit is conform de huidige Wet Koppeling. Of een gegeven in deze zin kritisch is, kan per regeling verschillen. Verder wijzen de uitkeringsinstanties er op dat een koppeling alleen zinvol is bij gegevens waarbij afwijkingen meestal worden veroorzaakt door verwijtbaarheid van de klant. In de huidige Wet Koppeling is het ontbreken van verwijtbaarheid als uitzonderingsgrond opgenomen. Gegevenselementen waarbij afwijkingen meestal worden veroorzaakt door zaken waar de klant (te) weinig invloed op heeft, lenen zich minder goed voor een koppeling. Bij deze gegevens ligt het uitvoeren van een terugmelding meer voor de hand. De consequenties van de bovengenoemde uitgangspunten zijn voor een aantal gegevenselementen op een rij gezet. Sofi-nummer Op grond van de GBA-wetgeving dient het sofi-nummer door de Belastingdienst te worden verstrekt aan de GBA. Het is mogelijk dat bij de verificatie van het sofi-nummer door de uitkeringsinstanties blijkt dat het sofi-nummer dat een klant heeft gemeld afwijkt van het sofi-nummer bij de GBA of de Belastingdienst. Het beschikken over meer sofi-nummers kan wijzen op fraude. Daarom zou uitbreiding van de Wet Koppeling met dit gegevenselement kunnen worden overwogen. Tenaamstelling De tenaamstelling in de GBA heeft betrekking op de precieze spelwijze van de naam. Het is mogelijk dat uitkeringsinstanties ontdekken dat de tenaamstelling in de GBA niet overeenkomt met brondocumenten die klanten verstrekken aan de uitvoeringsinstelling. Afwijkingen in tenaamstellingen komen met name voor bij vreemdelingen.
56
De tenaamstelling heeft geen directe relatie met het recht op en de hoogte van de uitkering. Vanuit dit uitgangspunt zijn de uitkeringsinstanties dus geen voorstander voor een koppeling. Desalniettemin is het voor de GBA van belang om dergelijke afwijkingen op het spoor te komen via een terugmelding of de Wet Koppeling. Afwijkingen in de tenaamstelling worden niet per definitie veroorzaakt door de klant. Het is daarom de vraag of de Wet Koppeling effectief zou zijn. Wanneer de afwijking de klant niet kan worden aangerekend, kan op grond van de Wet Koppeling de uitkering niet worden opgeschort (er is dan immers sprake van niet-verwijtbaarheid). In deze gevallen is een terugmelding effectiever. Geboortedatum/Huwelijkse staat Wanneer geboortedata en gegevens omtrent de huwelijkse staat zijn ontleend aan Nederlandse aktes zijn deze zeer betrouwbaar. Bij buitenlandse aktes is dit echter veel minder het geval. Soms zijn er zelfs geen aktes beschikbaar. Dit is met name aan de orde bij asielzoekers. Wanneer er op het moment van inschrijving geen akten aanwezig zijn, kunnen geboortedata en gegevens omtrent de huwelijkse staat in de GBA worden opgenomen op basis van bijvoorbeeld een verklaring onder eed of belofte Zodra deze akten wel aanwezig zijn, en de gegevens wijken af, kunnen de gegevens in de GBA worden gewijzigd.. Het is daarom van belang voor de GBA’s om te beschikken over informatie van uitkeringsinstanties over afwijkingen in de geboortedatum en huwelijkse staat ten opzichte van de GBA. De geboortedatum en is bij veel wetten op het gebied van de sociale zekerheid van invloed op het recht op en/of de hoogte van de uitkering. De huwelijkse staat is indirect van invloed, omdat dit een indicatie is of er sprake is van samenwoning. Vanuit dit oogpunt zou een koppeling bij deze wetten voor de hand liggen. De vraag is echter hoe vaak dergelijke afwijkingen het gevolg zijn van verwijtbaarheid van de klant. Omdat bij het ontbreken van verwijtbaarheid de uitkering niet hoeft te worden opgeschort, geldt dat dit in praktijk zou kunnen betekenen dat een koppeling weinig effectief is. Terugmeldingen zijn in dit geval effectiever. De bovengenoemde gegevenselementen zijn het meest belangrijk. Er is in het onderzoek niet ingegaan op andere gegevenselementen. Aandachtspunt bij een eventuele uitbreiding van de Wet Koppeling met meerdere gegevenselementen is verder dat alle uitkeringsinstanties gelijke definities moeten hanteren ten aanzien van bepaalde begrippen. Ook is specifieke aandacht nodig voor afspraken omtrent de registratie van de fictieve geboortedatum van mensen die in het buitenland zijn geboren.
7.3
Alternatieven voor uitbreiding Wet Koppeling
Tijdens de expertmeeting is ook ingegaan op twee alternatieven voor uitbreiding van de Wet Koppeling: · Het uitbreiden van de terugmeldingsverplichting naar het UWV en sociale diensten · Het aanwijzen van de GBA als authentieke bron.
57
Opleggen terugmeldingsverplichting aan sociale diensten en/of UWV Een mogelijk alternatief voor uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet Koppeling is een uitbreiding van de terugmeldingsplicht naar alle uitkeringsinstanties. Nu geldt deze plicht alleen voor de SVB, niet voor sociale diensten en het UWV. Ook op dit punt zal het draagvlak bij de uitkeringsinstanties echter niet groot zijn, zo is gebleken uit de expertmeeting. Onder sociale diensten voelt men weinig voor een terugmeldingsplicht. De afdeling Burgerzaken en de soc iale dienst kunnen op lokaal niveau afspraken maken over terugmeldingen. Men vindt dat de huidige praktijk voldoet. Terugmeldingen zijn volgens sociale diensten bovendien niet altijd nodig. Meestal geeft de klant zelf de afwijking door aan de GBA, omdat men anders geen recht heeft op een uitkering. Het UWV is in ieder geval geen voorstander van een algemene terugmeldingsplicht voor alle afwijkingen. Een aantal GBA-gegevens, zoals het adresgegeven, is bij de uitvoering van de WW en de WAO immers niet van belang bij het vaststellen van het recht en/of de hoogte van de uitkering. In deze gevallen is het moeilijk om uitvoerders te motiveren tot het uitvoeren van een systematische vergelijking tussen gegevens die de klant meldt (bijvoorbeeld het adres) en de GBAgegevens en tot het uitvoeren van terugmeldingen. Dit betekent veel extra werk waar men zelf geen belang bij heeft. Een terugmeldingsplicht met betrekking tot afwijkingen in gegevens die men nu reeds controleert op grond van de GBA kent minder praktische bezwaren. De GBA als authentieke bron Tijdens de expertmeeting is ook kort ingegaan op de optie de GBA aan te wijzen als primaire gegevensbron. Dit is een suggestie van de Sociale Verzekeringsbank, die de SVB reeds eerder heeft uitgewerkt in haar advies aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de mogelijkheden tot vergroting van de betekenis van de GBA als basisadministratie voor de sociale zekerheidswetten (d.d. 24 maart 1995). Daar is toen niet op ingegaan omdat het niet tot de opdracht van de interdepartementale projectgroep behoorde om deze mogelijkheid na te gaan. Het voorstel van de SVB was destijds om de GBA niet alleen als verificatiebron te gebruiken, maar voor bepaalde gegevens de GBA als primaire bron aan te wijzen. Dit betekent dat het recht op en de hoogte van de uitkering altijd wordt bepaald op basis van het GBA-adres. Op dit moment is bij een afwijking tussen de feitelijke situatie en de GBA-gegevens, de feitelijke situatie bepalend voor de uitkering. De feitelijke situatie moet dan natuurlijk wel onomstotelijk vaststaan op basis van bewijsstukken en/of onderzoek door de buitendienst. Hieronder wordt een aantal mogelijke voordelen en mogelijke risico’s van het aanwijzen van de GBA als primaire bron verkend. Mogelijke voordelen De verwachte voordelen hiervan met betrekking tot het adresgegeven zijn: · Een betere kwaliteit van het GBA-adresgegeven. De klant heeft er immers direct belang bij het GBA-adres goed bij te houden. Een nuancering is dat dit alleen geldt voor klanten met een uitkering, waarbij het adresgegeven van invloed is op het recht of de hoogte van de uitkering. De overige klanten, bijvoorbeeld met een WW of WAO-uitkering, hebben er in deze optie nog steeds geen direct belang bij om mutaties van hun adres door te geven aan de GBA. · Het is voor de burger makkelijker, want deze hoeft maar bij één instantie een adreswijziging door te geven. · Een verlichting van de werklast van de uitkeringsinstanties, omdat de onderzoeksplicht gedeeltelijk zou kunnen komen te vervallen. Tijdens de expertmeeting waren de uitkeringsinstanties het er over eens dat de onderzoeksplicht bij het gebruik van de GBA als primaire bron
58
gedeeltelijk zou kunnen worden afgeschaft. De onderzoeksplicht zou echter in ieder geval moeten worden gehandhaafd voor gegevens die van invloed zijn op het recht of de hoogte van de uitkering, en dus fraudegevoelig zijn. Welke gegevens dit zijn, verschilt per wet/regeling. Uitkomsten van dergelijk onderzoek zouden moeten worden teruggemeld naar de GBA op grond van een terugmeldingsplicht. De SVB voegt hieraan in het bovengenoemde advies toe dat de onderzoeksplicht ook zou kunnen vervallen voor GBA-gegevens die zeer betrouwbaar zijn. Een voorbeeld is volgens de SVB een geboortedatum afkomstig uit een Nederlandse akte. Dit gegeven is weliswaar van invloed op recht en/of hoogte van de uitkering, maar de betrouwbaarheid hiervan is volgens de SVB zo hoog dat de onderzoeksplicht van de SVB ten aanzien van dit gegeven zou kunnen worden afgeschaft. Daarentegen ziet men een geboortedatum afkomstig van een buitenlandse akte als een kritisch gegeven, waarop de onderzoeksplicht gehandhaafd moet blijven. Risico Een potentieel risico van deze optie is dat het wellicht makkelijker wordt voor mensen om te frauderen. Pogingen tot fraude kunnen op dit moment onder andere worden opgespoord door een vergelijking uit te voeren tussen gegevens die de klant meldt aan de uitkeringsinstantie en GBAgegevens. Er zijn voor de uitkeringsinstanties twee bronnen beschikbaar om hetzelfde feit te controleren. Bovendien is waarschijnlijk lang niet iedereen ervan op de hoogte dat uitkeringsinstanties gebruik maken van GBA-gegevens ter verificatie. Wanneer de GBA-gegevens gaan dienen als primaire bron, wordt waarschijnlijk breder bekend dat de GBA-inschrijving van belang is voor de hoogte van de uitkering. Dit heeft als risico dat wellicht meer mensen hun GBA-adres in hun eigen voordeel om gaan zetten. Daarom wordt de controle door de GBA op de juistheid van het adresgegeven van nog groter belang. Naast het adresgegeven zouden ook andere gegevens uit de GBA als authentiek gegeven kunnen worden aangemerkt (bv. geboortedata afkomstig uit Nederlandse akten). De GBA heeft immers zijn volwassenheid wel getoond: de kwaliteit is (zeer) goed. De oplossing lijkt om per wet op het gebied van de sociale zekerheid aan te geven wat de kritische gegevens zijn in verband met het recht en de hoogte van de uitkering, en voor deze gegevens de GBA aan te wijzen als authentieke bron. Aandachtspunten Bij het aanwijzen van de GBA als primaire bron moet goed bekeken worden op welke wijze voldoende controle op het adresgegeven kan worden ingebouwd, en welke instanties zouden moeten beschikken over sanctiemogelijkheden wanneer de GBA-inschrijving niet overeen blijkt te komen met de feitelijke situatie. Verder is het van groot belang om bij het aanwijzen van GBA-gegevens als primaire bron voor bepaalde wetten, nauwkeurig te kijken naar de definities van de gegevens zoals die door de verschillende uitkeringsinstanties worden gehanteerd. Tot slot kunnen zich in praktijk situaties voordoen waarbij de persoon slechts tijdelijk op een ander adres verblijft, maar op grond van de GBA-wetgeving niet verplicht is zijn GBA-inschrijving aan te passen. In deze gevallen is het mogelijk dat de GBA-inschrijving (die immers dient ter vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering) nadelig uitwerkt voor de persoon. Overigens moet het mogelijk blijven voor de uitkeringsinstanties om extra adressen aan te houden, naast het GBA-adres, zodat post kan worden verstuurd naar zaakwaarnemers of correspondentieadressen.
59
60
Literatuur Wet- en regelgeving · Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. · Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. · Regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. · Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene (Wet Koppeling). Overige literatuur · GBA in de toekomst, rapport van de tijdelijke Adviescommissie Modernisering GBA, Den Haag, maart 2001. · Terugmeldingsverplichting, Eindrapportage met voorstellen voor een verbeterde terugmelding, in opdracht van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten door M&I Partners, Amersfoort, 20 december 2001. · De kwaliteit van het adresgegeven, onderzoek in opdracht van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten door TNO, ’s-Gravenhage, augustus 1998. · Raming van het aantal niet in de GBA-geregistreerden, CBS, E.M.J. Hoogteijling, april 2002. · Koppeling van overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA, eindrapport van een interdepartementale projectgroep, 1996. · Advies van de Sociale Verzekeringsbank aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de mogelijkheden tot vergroting van de betekenis van de GBA als basisadministratie voor de sociale verzekeringswetten, 24 maart 1995.
61
62
Bijlage 1 Wet GBA: Algemene gegevens 1.
Gegevens over de burgerlijke staat a. Naam: · geslachtsnaam; · voornamen; · adellijke titel of predikaat. b. Geboorte: · geboortedatum; · geboorteplaats; · geboorteland en zo nodig gebiedsdeel. c. Geslacht. d. Ouders: · geslachtsnaam; · voornamen; · adellijke titel of predikaat; · geslacht; · geboortedatum; · geboorteplaats; · geboorteland en zo nodig gebiedsdeel. e. Huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerdere geregistreerde partnerschappen: · datum huwelijkssluiting of datum aangaan geregistreerd partnerschap; · plaats huwelijkssluiting of plaats aangaan geregistreerd partnerschap; · land en zo nodig gebiedsdeel huwelijkssluiting of aangaan geregistreerd partnerschap; · huwelijksontbinding of ontbinding geregistreerd partnerschap en reden daarvan, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; · datum ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; · plaats ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; · land en zo nodig gebiedsdeel ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap. f. Echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners; · geslachtsnaam; · voornamen; · adellijke titel of predikaat; · geslacht; · geboortedatum; · geboorteplaats; · geboorteland en zo nodig gebiedsdeel. g. Kinderen: · geslachtsnaam; · voornamen; · adellijke titel of predikaat; · geboortedatum; · geboorteplaats; · geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
63
h.
i.
Overlijden: · overlijdensdatum; · plaats overlijden; · land en zo nodig gebiedsdeel overlijden. Data ingang en beëindiging rechtsgeldigheid gegevens: · datum ingang rechtsgeldigheid; · datum beëindiging rechtsgeldigheid.
2.
Gegevens over curatele · curatele; · datum ingang rechtsgeldigheid curatele; · datum beëindiging rechtsgeldigheid curatele.
3.
Gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend · de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene uitsluitend door één ouder wordt uitgeoefend; · de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door beide ouders wordt uitgeoefend; · de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door een ouder en een derde wordt uitgeoefend; · de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door één derde of twee derden tezamen wordt uitgeoefend, dan wel dat over de ingeschrevene tijdelijke of voorlopige voogdij wordt uitgeoefend; · datum ingang rechtsgeldigheid gegeven; · datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.
4.
Gegevens over de nationaliteit · nationaliteit of nationaliteiten, dan wel een aanduiding dat de betrokkene geen nationaliteit bezit, of een aanduiding dat de nationaliteit van de betrokkene niet kan worden vastgesteld; · de aantekening dat op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit; · de aantekening dat de betrokkene op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander behandeld wordt; · datum ingang rechtsgeldigheid gegeven; · datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.
5.
Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling · de aantekening over het verblijfsrecht; · datum ingang verblijfsrecht; · datum beëindiging verblijfsrecht; · datum mededeling gegeven.
64
6.
Gegevens over de gemeente van inschrijving en het adres in die gemeente alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland a. Gemeente van inschrijving: · gemeente; · datum van vestiging in de gemeente. b. Adres: · functie van het adres; · straatnaam en zo nodig gemeentedeel; · huisnummer; · aanduiding bij huisnummer; · letter bij huisnummer; · toevoeging bij huisnummer; · lokatiebeschrijving en zonodig gemeentedeel; · postcode; · datum vestiging adres. c. Verblijf in Nederland: · datum aanvang verblijf; · vorig land van verblijf. d. Vertrek uit Nederland: · datum vertrek; · volgend land van verblijf; · eerste adres van verblijf in het volgend land van verblijf.
7.
Gegevens over de administratienummers van de ingeschrevene, de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde partners en de kinderen · administratienummer ingeschrevene; · administratienummer ouder; · administratienummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner; · administratienummer eerdere echtgenoot; · administratienummer eerdere geregistreerde partner; · administratienummer kind; · data van kracht worden van de administratienummers.
8.
Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer van de ingeschrevene · sociaal-fiscaal nummer ingeschrevene; · datum van kracht worden van het sociaal-fiscaal nummer.
9.
Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde · partners en de kinderen; · sociaal-fiscaal nummer ouder; · sociaal-fiscaal nummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner; · sociaal-fiscaal nummer eerdere echtgenoot; · sociaal-fiscaal nummer eerdere geregistreerde partner; · sociaal-fiscaal nummer kind; · data van kracht worden van de sociaal-fiscale nummers.
65
10. Gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de · echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner; · de aantekening dat de ingeschrevene de eigen geslachtsnaam voert; · de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner voert; · de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner Vooraf doet gaan aan de eigen geslachtsnaam; · de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner doet volgen op de eigen geslachtsnaam; · datum ingang van het gegeven over het naamgebruik; · datum beëindiging van het gegeven over het naamgebruik.
Bron: 08-03-2001, Stb. 128 Iwtr: 21-03-2001 met twk 01-02-2001 Kamerstukken: 27256
66
Bijlage 2 Bestandsvergelijking GBA- en sociale dienstsysteem in twee gemeenten Gemeente A, inwonertal tussen 50.000 en 100.000 Automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst
Aantal Abw -cliënten sociale dienst dat niet is teruggevonden in de GBA
….1 (a)
Aantal Abw -cliënten sociale dienst dat tevens voorkomt in de GBA
2497 (b)
Waarvan: adres GBA komt overeen met adres sociale dienst
2477 (I)
adres GBA wijkt af van adres sociale dienst
…20 (II) 2497 (I+II = b)
Totaal aantal cliënten sociale dienst
2498 (a+b)
Gemeente B, inwonertal tussen 50.000 en 100.000 Automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst Aantal Abw -cliënten sociale dienst dat niet is teruggevonden in de GBA Aantal Abw -cliënten sociale dienst dat tevens voorkomt in de GBA
…..0 (a) 962 (b)
Waarvan:
962 (I)
adres GBA komt overeen met adres sociale dienst
…0 (II)
adres GBA wijkt af van adres sociale dienst
962 (I+II = b)
Totaal aantal cliënten sociale dienst
962 (a+b)
67
68
Bijlage 3 Verificatieprocedures UWV bij GBA en fiscus
UWV Cadans
Volgorde verificatie-procedure GBA en
Welk sofi-nummer wordt door het UWV
verificatie-procedure sofi-nummer bij fiscus
verstuurd aan de GBA (ter identificatie van de juiste persoon)
Geen vaste volgorde: · GBA: dagelijks
Ongeverifieerde sofi-nummer Melding Sociale Verzekering door werkgever
· Fiscus: in toekomst eens per maand/ per twee maanden UWV Gak
Eerst fiscus, dan GBA
Het geverifieerde sofi- nummer na verificatie bij de fiscus
UWV GUO
Geen vaste volgorde:
Meestal wordt geen sofi-nummer verstuurd
· GBA: dagelijks (handmatig) en wekelijks (bulk) naar de GBA (alleen bij handmatige verzoeken) · Fiscus: maandelijks UWV USZO
Geen vaste volgorde: · GBA:dagelijks
Er wordt geen sofi-nummer verstuurd naar de GBA
· Fiscus: was maandelijks, wordt wekelijks UWV Bouwnijverheid Niet van toepassing: alleen verificatieprocedure Er wordt geen sofi-nummer verstuurd naar de bij GBA (inclusief sofi-nummer)
GBA
69
70
Bijlage 4 Externe deelnemers expertmeeting De volgende personen en instanties namen deel aan de expertmeeting gehouden op 28 mei 2002:
Gemeente Utrecht
: Dhr. H. van Dijkhuizen
Gemeente Den Haag
: Dhr. John Dieleman
Gemeente Hoorn
: Dhr. Van Barneveld
SVB
: Dhr. Koos de Wit
SVB
: Dhr. H. van der Most
UWV
: Dhr. John Kaandorp
UWV
: Mw. M. Lyre
UWV Gak
: Dhr. Albert van Beek
UWV Cadans
: Dhr. M. van Dijk
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
: Mw. K. Heijstek
M&I/Partners
: Drs. D. Schravendeel
Ministerie SZW, Expertisecentrum gegevensverkeer en informatiemanagement
: Dhr. P. Zeef
71
72
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail: rvb@ rvbh.nl www.researchvoorbeleid.nl
73