Voor sc hrif ten
A r t ike l 0. B e gripp e n, al ge me ne e n s p e c i f ie ke b e p alin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
TOELICHTEND toelichting en visie
1. Begrippen 1.1. Eéngezinswoning Gebouw geschikt voor de huisvesting van één gezin of alleenstaande.
1.2. Nevenbestemming De nevenbestemming mag niet meer dan 30% bedragen van de totaal gerealiseerde vloeroppervlakte, met een max. vloeroppervlakte van 150 m².
1.3. Tuinzone Onder de term tuinzone dient verstaan de oppervlakte van het perceel dat overblijft na aftrek van de effectief bebouwde oppervlakte.
De effectief bebouwde oppervlakte is gelijk aan de bruto bebouwde oppervlakte (inclusief bijgebouwen, garages, overdekte zwembaden, exclusief verhardingen en open lucht zwembaden)
1.4. Netto - vloeroppervlakte Met de netto-vloeroppervlakte wordt de beloopbare ruimte bedoeld (gemeten op een minimale hoogte van 1,50 meter boven het vloerpeil) zonder de buitenmuren, kokers, gemeenschappelijke trappen en liften, open terassen en garages. De binnenmuren worden niet afgetrokken, maar meegerekend in de netto-vloeroppervlakte.
1.5. Bruto bebouwde oppervlakte Met de bruto bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte bedoeld die de bebouwing inneemt, gemeten langs de buitenzijde van het gebouw.
1.6. Bijgebouw Onder de term bijgebouw wordt een gebouw voor de berging of opslag van goederen, voorwerpen of zaken bedoeld die gerelateerd is aan de hoofdbestemming.
Bijgebouw zoals garage, fietsberging, opslag voor materialen,...
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
3
A r t ike l 0. B e gripp e n, al ge me ne e n s p e c i f ie ke b e p alin ge n TOELICHTEND
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
toelichting en visie
1.7. Referentiepeil
deze definitie dient samen gelezen en toegepast te worden met de bepalingen onder punt : 0.2.5 (bouwhoogte en referentiepeil).
Is het peil gelijkvloers gemeten ter hoogte van de inkomdorpel.
2. Algemene bepalingen 2.1. Vorm en inhoud van het plan Het volledige plangebied valt als gebiedsaanduiding binnen de categorie wonen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen.
2.2. Ruimtelijke kwaliteit De ruimtelijke kwaliteit en vrijwaring van de goede plaatstelijke ordening dient gegarandeerd te worden. Voor zover hieraan voldaan is, moeten verder de numerieke voorschriften gerespecteerd worden.
Onderhavige stedenbouwkundige voorschriften kunnen verstrengd worden afhankelijk van de plaatselijke toestand en omgevingsfactoren.
2.3. Nutsvoorzieningen Kleinschalige nutsvoorzieningen kunnen in elke zone ingeplant worden.
4
Kleinschalige nutsvoorzieningen = zoals electriciteitscabine, bushalte,...
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i
A r t ike l 0. B e gripp e n, al ge me ne e n s p e c i f ie ke b e p alin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
TOELICHTEND toelichting en visie
2.4. Bestaande constructies Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen en andere elementen die regelmatig werden vergund, kunnen wat betreft de bestemming, inplanting, bezetting en numerieke voorschriften gehandhaafd blijven, verbouwd en in geval van overmacht herbouwd worden met behoud van deze bestaande bestemming, afmetingen, inplanting of bezettingsgraad, voor zover ze geen hinder genereren t.o.v. de omgeving. Bij herbouw, behoudens bij overmacht, dienen de voorschriften van onderhavig grup te worden nageleefd.
andere elementen die regelmatig vergund werden zoals : bijgebouwen, verhardingen,...
overmacht = structurele schade n.a.v. calamiteiten buiten de wil van de eigenaar, zoals brand of storm.
2.5. Bouwhoogte en referentiepeil De hoogte van de gebouwen wordt gemeten vanaf het referentiepeil tot aan de snijlijn van de gevel met het dakvlak (= kroonlijsthoogte). Het referentiepeil ligt tussen 0,00 meter en maximum 0,40 meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn. Dit geldt niet voor afwijkende bestaande referentiepeilen en in het geval moet worden aangesloten op een bestaand gebouw. Een bouwlaag heeft een maximale bruto hoogte van 3,20 meter, waarvan in functie van de woonkwaliteit, de bestaande toestand (meerbepaald de aansluiting met het aanpalende gebouw) kan afgeweken worden. De minimum inwendige bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt 2,50 meter.
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
5
A r t ike l 1 : Z one vo or é é nge z in s wonin ge n TOELICHTEND
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
toelichting en visie
1. Bestemmingsvoorschriften 1.1. Hoofdbestemming De gronden zijn bestemd i.f.v. gebouwen, voor de huisvesting van één gezin of alleenstaande. Het integreren van een zorgwoning in een ééngezinswoning is toegelaten.
Zorgwonen : hieronder worden de woningen bedoeld zoals gedefinieerd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
2. Inrichting- en beheersvoorschriften 2.1. Specifieke bepalingen t.h.v. fragment 4
De bestaande woning kan verbouwd en gerenoveerd worden binnen het bestaande bouwvolume. Nieuwbouw dient te voldoen aan de volgende modaliteiten : plaatsing van de hoofdgebouwen : t.a.v. de rooilijn : minimum 2 meter; t.a.v. de zijperceelsgrenzen : ofwel minimum 0,00 meter ofwel minimum 3,00 meter. het aantal woningen wordt beperkt tot maximaal 4, deze zijn grondontsloten en dienen ontwikkeld te worden als één architecturaal geheel; de totale maximale bruto bebouwde oppervlakte van de hoofdgebouwen bedraagt in totaal 300 m²; maximum bouwhoogte : 2 bouwlagen, de dakvorm is hellend; Dakuitbouwen zijn toegelaten op voorwaarde dat deze ondergeschikt zijn. bijgebouwen : bijgebouwen i.f.v. garages en berging dienen maximaal geclusterd te worden, met een maximum bruto bebouwde oppervlakte van 150 m²;
Hiermee wordt de ééngezinswoning in open typologie bedoeld, omschreven in de toelichtingsnota als fragment 4, t.h.v. Molendreef - West.
6
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i
A r t ike l 1 : Z one vo or é é n ge z in s wonin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften maximum 1 bouwlaag, de toegelaten dakvorm is vrij; maximaal één ontsluiting i.f.v. motorisch verkeer naar deze geclusterde bijgebouwen; ten opzichte van de perceelsgrenzen moet een afstand van ofwel 0,00 meter, ofwel minimum 2 meter vrijgehouden worden; de positie van de bijgebouwen dient in die mate geconcipieerd te worden zodat een tuinzone van minimum 8 meter t.a.v. de hoofdgebouwen wordt gegarandeerd. het bestaande, naar achteren georiënteerde clubhuisje, symbolisch aangeduid op het bestemmingsplan met ●-aanduiding, dient afgebroken te worden. De afbraak dient minstens te gebeuren voor de aanvang van de nieuwbouwwerken i.f.v. de grondontsloten woningen. de bestaande, recent gerenoveerde woning, symbolisch aangeduid op het bestemmingsplan met ▲-aanduiding, kan behouden blijven en herbouwd worden, cf het bestaande volume. Bij nieuwbouw dient echter een reservatiezone van minimaal 3 meter t.o.v. de ingebuisde waterloop (noordelijke perceelsgrens) gehandhaafd te worden. Inrichtingsvoorschriften van de tuinzone : zie 2.3.
TOELICHTEND toelichting en visie
2.2. Specifieke bepalingen t.h.v. fragment 5
Hiermee worden de grondontsloten woningen op het perceel tegenaan de straatzijde van de Molendreef bedoeld.
Het betreft de cluster van gekoppelde woningen, omgeschreven in de toelichtingsnota als fragment 5, t.h.v. Molendreef - Oost.
Plaatsing van de hoofdgebouwen : plaatsing t.o.v. de rooilijn : 0,00 meter; plaatsing t.o.v. de zijperceelsgrenzen : minimum 3,00 meter t.h.v. de niet-bebouwde zijperceelsgrens, 0,00 meter bij koppeling; plaatsing t.o.v. de achterperceelsgrens : minimum 5,00 meter; maximum bouwdiepte : op het gelijkvloers : maximum 15 meter; op de verdieping : maximum 12 meter.
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
7
A r t ike l 1 : Z one vo or é é nge z in s wonin ge n TOELICHTEND
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
toelichting en visie
In de voor- en zijgevel zijn uitbouwen van het gesloten type toegelaten met een maximale bouwdiepte van 0,80 meter, voor zover de uitbouw niet binnen de 0,75 meter van de stoeprand komt. Uitbouwen ten opzichte van het gevelvlak zijn enkel toegelaten vanaf een te vrijwaren bouwvrije zone van minimum 2,50 meter hoog boven het voorliggend voetpad. De uitbouwconstructies mogen maar worden uitgevoerd vanaf 0,60 meter t.a.v. de uiterste hoeken van de gevel, binnen een hoek van 45°, vertrekkende vanuit het hoekpunt van de gevel en over maximum 2/3 van de betrokken gevel. Deze uitbouwen hebben betrekking op de gevels t.h.v. de rooilijn van de niet-gelijkvloerse verdieping, deze uitbouwen worden niet meegerekend bij de maximale bouwdiepte. Bouwhoogte, dakvorm en functie Maximum 2 bouwlagen. De dakvorm is vrij te bepalen.De kroonlijsthoogte, nokhoogte en de dakvorm dient maximaal aan te sluiten met de aanpalende bebouwing. Dakuitbouwen zijn toegelaten op voorwaarde dat deze ondergeschikt zijn. Inrichtingsvoorschriften van de tuinzone : zie 2.3
Hiermee wordt de zijgevel t.h.v. de rooilijn bedoeld, t.h.v. hoekgebouw Molendreef - Ernest Claeslaan.
2.3. Inrichtingsvoorschriften van de tuinzone
8
bijgebouwen (niet van toepassing voor 2.1) Afzonderlijke bijgebouwen met een maximum van 20 m² zijn toegelaten, bestaande uit maximum 1 bouwlaag. De toegelaten dakvorm is vrij. Ten opzichte van de perceelsgrenzen moet een afstand van ofwel 0,00 meter (indien koppeling mogelijk is), ofwel minimum 3 meter vrijgehouden worden. Kleinere bijgebouwen van maximum 12 m² zijn toegelaten tot op minimum 1 meter van de perceelsgrenzen.
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i
A r t ike l 1 : Z one vo or é é n ge z in s wonin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
Minimum 60% van de tuinzone dient aangelegd te worden met in hoofdzaak streekeigen groen en/of gazon. Op de zijkavelgrenzen zijn enkel streekeigen hagen toegelaten, eventueel versterkt met paaltjes en draad. Ter hoogte van de gemeenschappelijke muur bij halfopen of gesloten bebouwing zijn vaste afsluitingen toegelaten, over een bijkomende diepte van maximum 5,00 meter. De afsluitingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn.
TOELICHTEND toelichting en visie streekeigen groen = laag - en hoogstammige beplanting
vaste afsluitingen = vervaardigd uit esthetisch kwalitatief materiaal, zoals in volsteens metselwerk, hout,...
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
9
A r t ike l 2 : Z one vo or é é n - e n me e r ge z in s wonin ge n TOELICHTEND
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
toelichting en visie
1. Bestemmingsvoorschriften 1.1. Hoofdbestemming De gronden zijn bestemd i.f.v. gebouwen, voor de huisvesting van (een) gezin(nen) of een alleenstaande. Het integreren van een zorgwoning in een ééngezinswoning is toegelaten.
Zorgwonen : hieronder worden de woningen bedoeld zoals gedefinieerd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Om woonkwalitatieve redenen zijn de woongelegenheden gekenmerkt door de volgende minimumcriteria : de netto-vloeroppervlakte per woongelegenheid dient minimum 60 m² te bedragen. Het gemiddelde van de netto-vloeroppervlakte van de woongelegenheden per gebouw moet minimum 70 m² bedragen.
1.2. Nevenbestemming In nevenbestemming zijn detailhandel, horeca, diensten en kantoren toegelaten, met uitzondering van tank - en servicestations.
2. Inrichting- en beheersvoorschriften Hiermee worden de fragmenten 2 en 3 bedoeld : t.h.v. Baron van Caloenlaan : fragment 2; t.h.v. A. Rodenbachlaan : fragment 3.
2.1. Specifieke bepalingen t.h.v. fragment 2 en 3 2.1.1.
10
Plaatsing van de hoofdgebouwen
Plaatsing t.o.v. de rooilijn : t.h.v. fragment 3 : cf. de aanpalende bebouwing; t.h.v. fragment 2 : 0,00 meter. Afstand tot de zijperceelsgrenzen : ofwel 0,00 meter bij aaneengesloten bebouwing, ofwel minimum 3,00 meter. Afstand tot de achterperceelsgrens : ofwel 0,00 meter (indien koppeling mogelijk is), ofwel minimum 3,00 meter.
cf. de aanpalende bebouwing, d.w.z. ongeveer 4 meter t.a.v. de rooilijn.
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i
A r t ike l 2 : Z one vo or é é n - e n me e r ge z in s wonin ge n
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften 2.1.2.
TOELICHTEND toelichting en visie
Bouwdiepte
t.h.v. fragment 3 : op het gelijkvloers : maximum 16,00 meter; op de verdieping : maximum 16,00 meter.
2.1.3.
t.h.v. fragment 2
op het gelijkvloers : vrij i.f.v. de nevenbestemming,mits in acht name van de bepalingen binnen 2.1.1; i.f.v. wonen : maximum 15,00 meter. op de verdieping : maximum 12,00 meter.
2.1.4.
Bouwhoogte en dakvorm
t.h.v. fragment 2 : maximum 2 bouwlagen t.h.v. fragment 3 : maximum 3 bouwlagen
De dakvorm is plat.
2.2. Specfieke bepalingen t.h.v. fragment 1 Bij verbouwing kunnen de bestaande gebouwen beperkt uitbreiden met een maximum uitbreiding van 10% van de bruto bebouwde oppervlakte. Nieuwbouw binnen deze zone is enkel mogelijk in functie van een totaal bouwproject in een gesloten typologie en dient te voldoen aan de volgende modaliteiten : 2.2.1.
Hiermee worden de gebouwen bedoeld omschreven in de toelichtingsnota als fragment 1, t.h.v. het hoekpunt Albrecht Rodenbachlaan - Baron van Caloenlaan. totaal bouwproject : een bouwproject dat betrekking heeft op het volledige fragment, dus over de drie percelen.
Plaatsing van de hoofdgebouwen
Plaatsing t.o.v. de rooilijn : minimum 4 meter Plaatsing t.o.v. de zijperceelsgrenzen : 0,00 meter bij koppeling, minimum 5,00 meter ter hoogte van noorderlijke zonegrens.
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
11
A r t ike l 2 : Z one vo or é é n - e n me e r ge z in s wonin ge n TOELICHTEND
VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften 2.2.2.
Bouwdiepte
op het gelijkvloers + verdieping : maximum 12,00 meter
2.2.3.
toelichting en visie
Bouwhoogte en dakvorm
Maximum 3 bouwlagen, behoudens ter hoogte van het noordelijke perceel waar maximum 2 bouwlagen zijn toegelaten. de toegelaten dakvorm is plat.
2.3. Uitbouwen t.a.v. voor- en achtergevel In de voorgevel zijn uitbouwen van zowel het open type (zoals balkons) als van het gesloten type toegelaten met een maximale bouwdiepte van 0,50 meter (wordt niet meegerekend in de maximale bouwdiepte), voor zover de uitbouw niet binnen de 0,75 meter van de stoeprand komt. Uitbouwen ten opzichte van het gevelvlak zijn enkel toegelaten vanaf een te vrijwaren bouwvrije zone van minimum 2,50 meter hoog boven het voorliggend voetpad. In de achtergevel zijn uitbouwen van het open type toegelaten met een maximale bouwdiepte van 1,20 meter. T.h.v. fragment 3 zijn deze uitbouwen enkel toegelaten binnen de toegelaten bouwzone. De uitbouwconstructies mogen maar worden uitgevoerd vanaf 0,60 meter t.a.v. de uiterste hoeken van de gevel.
12
Binnen de toegelaten bouwzone : d.w.z. dat uitbouwen enkel mogelijk zijn voor zover zij niet buiten de 16 meter bouwzone reiken.
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i
A r t ike l 2 : Z one vo or é é n - e n me e r ge z in s wonin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
TOELICHTEND toelichting en visie
2.4. Plaatsing en toegelaten gabariet voor bijgebouwen
Afzonderlijke bijgebouwen bestaan uit maximum 1 bouwlaag. Een maximale bruto bebouwde oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw van : 100 m² t.h.v. fragment 3 20 m² t.h.v. fragment 2 Een maximale totale bruto bebouwde oppervlakte van bijgebouwen van 20 m² voor het fragment 1, in geval van nieuwbouw (totaal bouwproject).
De toegelaten dakvorm is vrij. Ten opzichte van de perceelsgrenzen moet een afstand van ofwel 0,00 meter (indien koppeling mogelijk is), ofwel minimum 3 meter vrijgehouden worden. Kleinere bijgebouwen van maximum 12 m² zijn toegelaten tot op minimum 1 meter van de perceelsgrenzen.
2.5. Inrichtingsvoorschriften van de tuinzone
Minimum 40% van de tuinzone dient aangelegd te worden met in hoofdzaak streekeigen groen en/of gazon. Op de zijkavelgrenzen zijn enkel streekeigen hagen toegelaten, eventueel versterkt met paaltjes en draad. Enkel ter hoogte van de gemeenschappelijke muur bij halfopen of gesloten bebouwing zijn vaste afsluitingen toegelaten, over een bijkomende diepte van maximum 5,00 meter. De afsluitingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. In de tuinzone gelegen tussen de rooilijn en de voorbouwlijn zijn enkel beperkte verhardingen toegelaten ter ontsluiting van de woningen. Er zijn geen parkeerplaatsen in deze voortuinzone toegelaten. Deze tuinzone dient aangelegd te worden met een lage beplanting, bestaande uit streekeigen groen of gazon. De afsluitingen (streekeigen hagen) mogen maximaal 1,20 meter hoog zijn.
Dit is van toepassing voor fragment 1 in geval van nieuwbouw en fragment 3.
w v i | m a a r t ‘ 1 3 | R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e
13
A r t ike l 2 : Z one vo or é é n - e n me e r ge z in s wonin ge n VERORDENEND
Stedenbouwkundige voorschriften
14
TOELICHTEND toelichting en visie
R u p G e d e e l t e l i j k e w i j z i g i n g B P A D e H a a n - c e n t r u m O o s t - 2 de f a s e | m a a r t ‘ 1 3 | w v i