Art. 37 vragen met betrekking tot de concept MER windmolens industrieterrein Moerdijk
Voorblad. De MER is uitgevoerd door de Antea Groep in opdracht van NUON. 1. In hoeverre is de slager hier zijn eigen vlees aan het keuren? Wie betaald, bepaalt tenslotte? 2. Waarom is er niet gekozen voor het inschakelen van een onderzoeksbureau wat niet de mogelijke schijn van belangenverstrengeling op zich laadt doordat er een financiële binding bestaat tussen het bureau en de opdrachtgever, waarbij de laatste er tegelijkertijd belang heeft bij een positieve uitkomst? 3. In hoeverre is de keuze van de locaties en de grootte van de windmolens gekleurd door de mogelijke exploitatieopbrengst voor de NUON?
Pagina 3. Over het algemeen leveren grotere (hogere turbines met een grotere rotor) meer energie op dan kleinere turbines. De beschouwde range moet het mogelijk maken een afgewogen keuze te maken, waarbij de opbrengst één van de aspecten is die wordt meegewogen. 4. Waarom is de beschouwde range dan zo beperkt? In de rapportage staat –en toegelicht is- dat de hoogte van de windmolens bepaald wordt door het windprofiel op deze locatie op het industrieterrein Moerdijk. Is dit windprofiel daar dan echt zo “uniek” slecht dat er dermate hoge molens geplaatst moeten worden om deze rendabel te kunnen laten zijn? Een hoogte die nog maar op 1 andere plaats –en dan slechts een enkele molen (status per januari 2016)- in Europa is opgesteld (Medemblik)? 5. Als bovenstaande klopt, is de westkant van het industrieterrein dan wel zo’n geschikte locatie?
Pagina 6. Werknemers in kantoren kunnen eveneens hinder ondervinden als gevolg van slagschaduw van windturbines. Er geldt geen juridisch kader voor slagschaduw op kantoren. Nuon Wind Development B.V. heeft met de omliggende bedrijven afgesproken, nadat de turbines in gebruik zijn genomen, op de ramen van kantoren waar slagschaduw als hinderlijk wordt ervaren, mitigerende maatregelen te treffen, zoals een stilstandvoorziening of zonnewering. 6. Met welke bedrijven is dat concreet afgesproken en met welke bedrijven zijn die afspraken niet gemaakt?
1
Pagina 27. Belangrijk onderdeel van het proces om te komen tot mogelijke locaties voor windturbines was de afstemming met de gemeente, het Havenschap Moerdijk, de omliggende bedrijven en de omgeving. In de periode oktober – december 2014 zijn eerst individuele gesprekken met de bedrijven, voornamelijk ten oosten van de Westelijke Randweg gevoerd die een direct effect van de windturbines kunnen hebben. Met de bedrijven is afgesproken dat Nuon slagschaduw op kantoren mitigeert en specifiek onderzoek uitvoert naar de veiligheidseffecten, effecten op de bedrijfsvoering en effecten op mogelijke uitbreidingen in de toekomst. Afgesproken is dat de bedrijfsvoering en toekomstplannen van bedrijven door plaatsing van de windturbines niet in geding komen. 7. Wederom: Met welke bedrijven is dat concreet afgesproken en met welke bedrijven zijn die afspraken niet gemaakt? Hoe garandeert men dat (over)last beperkt blijft en bedrijfsvoering en toekomstplannen niet in het geding komen? Wat als dit wel gebeurt, wat zijn eventuele consequenties? Bij wie ligt de bewijslast? Is dit vastgelegd?
Pagina 28. Gesprekken locatiestudie windturbines met nabijgelegen bedrijven Vervolgens zijn in september – oktober 2015 per nabijgelegen bedrijf de effecten van de turbines nader uitgewerkt, waarbij rekening is gehouden met de ruimtelijke functies, bedrijfsvoering en toekomstplannen en externe veiligheidsrisico’s. De onderzoeksresultaten per bedrijf zijn aan de betreffende bedrijven (circa 12 bedrijven ) toegezonden met de mogelijkheid de resultaten met elkaar te bespreken. In december 2015 – januari 2016 vonden gesprekken met de bedrijven plaats. Een kleine steekproef bij drie direct betrokken bedrijven leert dat met geen van deze drie gesprekken zijn gevoerd, noch de mogelijkheid tot overleg is geboden . 8. Als men alleen al hierover in de M.E.R. onjuiste informatie verstrekt, hoe kunnen we er dan van 8. uitgaan dat de rest wel klopt? 9. Waarom is niet met alle bedrijven (en dat zijn behoorlijk veel meer dan 12) gesproken?
Pagina 34. De Compartimentenstrook is een relatief kleinschalig gemengd bedrijventerrein waar met name groothandelsbedrijven en dienstverleners aanwezig zijn. Anders dan bij bedrijven in de zware (productie)industrie, hebben juist dit soort bedrijven last van een overdosis aan van buitenaf komend geluid. 10. Hoe gaat men ervoor zorgen dat deze bedrijven nu en in de toekomst op geen enkele wijze belemmerd en/of beperkt worden in de bedrijfsvoering?
2
Pagina 43. Windturbinegeluid. De maximale geluidsbelasting wordt berekend op basis van de jaargemiddelde windsnelheid op de zogenaamde masthoogte van de windturbine, de piekbelasting van de geluidsoverlast is dus vele malen hoger dan de norm van 47 dB. 3 dB geeft een verdubbeling van de geluidsbelasting. Piekbelastingen tot 54 dB zijn bij dit soort turbines niet ondenkbaar.? Er van uitgaande dat het plaatje met de geluidcontouren juist is, betekent zelfs dit dat er aan de grens met Klundert al een geluidsbelasting kan optreden van 47 dB. Aangezien geluid bij een puntbron met 6 dB af- en toeneemt als de afstand verdubbelt cq. halveert, dan betekent dit dat de geluidsbelasting ter plaatse van de bedrijfsactiviteiten (bijv. patrijsweg) minstens zo’n 60 db zal bedragen. Een normale conversatie valt dan niet meer te houden. Voor een aantal bedrijven zal dit een groot effect hebben op de bedrijfsvoering. 11. Hoe gaat men ervoor zorgen dat deze bedrijven nu en in de toekomst op geen enkele wijze belemmerd en/of beperkt worden in de bedrijfsvoering?
Pagina 29. In een M.E.R. is het verplicht alle ‘redelijkerwijs te beschouwen alternatieven’ te onderzoeken. Met alternatieven wordt gedoeld op grote verschillen in de wijze waarop de voorgenomen activiteiten gerealiseerd kan worden. Dit betreft bijvoorbeeld het meenemen van andere locaties waar de voorgenomen activiteit gerealiseerd kan worden of het beschouwen van een significant groter of kleiner programma. De meegenomen locatie(s) lijken vooral gekozen te zijn op basis van de potentiële financiële opbrengsten voor NUON. 12. Op welke wijze zou het mogelijk zijn om op andere mogelijke locaties (Chemieweg, de noordwestelijke rand langs het Hollands Diep, LPM locatie, enz.) of in combinatie een rendabele exploitatie te realiseren met kleinere windmolens? Pagina 35 en 36. De situatie t.a.v. het LPM en het A16 windpark is inmiddels gewijzigd. 13. Is dit eventueel aanleiding om m.n. plaatsing op de beoogde LPM locatie te herzien?
Pagina 53. Externe veiligheid http://www.nu.nl/binnenland/3962016/windmolen-bij-medemblik-verliest-beide-wieken.html http://www.rtvnh.nl/nieuws/164627/blikseminslag-verwoest-windmolen-medemblik 14. Hoe verhoudt het “worst case” scenario zich tot deze gebeurtenissen in Medemblik?
Pagina 59. Er liggen vele bedrijven in het risico gebied “werpafstand”. 15. Hoe denken deze bedrijven erover dat zij in een risicogebied liggen?
3
Pagina 89. Landschap. 16. Waarom zijn de molens in de foto’s getekend in een situatie alsof het mistig weer is. Dit levert een vertekend beeld van de werkelijkheid en geeft een onjuist impressie. 17. Worden er nog(maals) animaties o.i.d. gemaakt waardoor men wel een juist beeld krijgt van wat men te zien krijgt?
Pagina 132 Energie opbrengst en vermeden emissies: Bij de twee turbines met een vermogen van 3,45 MW leidt de grotere rotordiameter van de V126 tot een wat grotere opbrengst per turbine dan de V117. De grootste turbines leveren per turbine max. 15 GWh/jaar het verbruik van circa 4.300huishoudens Een PV paneel van 90*160 cm (1,44 m²) levert bij de huidige stand der techniek minimaal 250 wp, wat effectief neerkomt op 200 tot 240 kWh per jaar. Vergelijkbaar derhalve met 68.000 zonnepanelen = 98.000 m² ofwel ongeveer 10 hectare. Dat is dus ongeveer ter grootte van het dak van 2 beoogde bedrijven op het LPM, of meerdere op het bestaande industrieterrein. 18. Wat heeft men ertoe doen besluiten om uitsluitend in te zetten op windenergie en niet een alternatief als zonne-energie (met een potentieel gelijke energie opbrengst) mede in de beschouwing te betrekken? Zeker daar waar deze vorm minder belastend is voor de omgeving.
Pagina 137. Er is bij beide varianten sprake van een aantal licht negatieve effecten op de leefomgeving als gevolg van de toename van het windturbinegeluid en de cumulatie van geluid. 19. “Licht negatief” is een nogal subjectieve beschrijving. Hoe zorgt men ervoor dat een begrip in de ogen/oren van de overlast gevende een gelijke betekenis krijgt als in de ogen/oren van de overlast ervarende en v.v.?
Pagina 141: Nuon heeft vanwege de (financiële) uitvoerbaarheid en hogere energieproductie een duidelijke voorkeur uitgesproken voor variant 2. 20. Wat ziet de gemeente hiervan terug, aangezien leges zijn gekoppeld aan bijvoorbeeld het aantal windmolens en de compensatie aan een woonfonds aan de opgewekte energie (die bij iedere variant dezelfde ca. 60 tot 100 GWh/jaar dient te zijn)?
Pagina 150, indekking: Bij de beschrijving van de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de optredende effecten is een aantal leemten in kennis en informatie naar voren gekomen. De daadwerkelijke optredende effecten kunnen anders blijken te zijn dan in het MER zijn omschreven Echter de uitspraken of aanbevelingen bevinden zich nog op een abstract niveau. Monitoring en evaluatie is alleen aan te bevelen indien mogelijk grote negatieve effecten zijn te verwachten 4
Hiermee wordt nu al vast ingedekt dat de feitelijke ervaring anders kan zijn als voorspeld wordt en worden eventuele (dwang)maatregelen op voorhand voorkomen, aangezien alle negatieve effecten (die deels zeer subjectief zijn) als “licht” worden aangemerkt. 21. Welke maatregelen worden geïmplementeerd, zodat men in de toekomst, mocht er toch sprake blijken te zijn van overlast, een stok achter de deur heeft om corrigerende acties dan wel sloop af te dwingen?
22. Waarom, als er een “windsafari” gehouden wordt, gaat deze naar Oudenbosch/Halsteren waar molens staan die >15% lager zijn en dus onvergelijkbaar? Waarom niet naar de enige vergelijkbare molen in Medemblik en daar gesproken met omwonenden?
23. Er zijn ons opmerkingen ter ore gekomen dat omwonenden, maar ook makelaars, verwachten dat de beoogde plaatsing een neerwaarts effect heeft op de woningwaarde in Klundert. Zou het niet raadzaam zijn deze vraag aan een aantal onafhankelijke makelaars voor te leggen?
24. Is het college het met ons eens dat het niet zo kan zijn, dat de initiatiefnemer en overlast gevende (NUON) vanuit een monopoliepositie z’n zakken vult , de concessiehouders (gemeente en havenschap) afscheept met een fooi en de overlast ontvangers (omwonenden en bedrijven) zoet gehouden worden met spiegels en kralen?
25. Als en indien de mate van overlast onaanvaardbare vormen aanneemt, wat gebeurt er dan? Het leed is dan al geschied, de windmolens staan er, en met “pleisters plakken” gaan we het niet redden. Fractie Burger Belangen Moerdijk Wim de Pijper Peter Stehouwer
5