Ars Reconstructiae Een onderzoek naar de constructie en reconstructie van het Hellenistisch huis
Masterscriptie Archeologie – Rijksuniversiteit Groningen Jaime van der Heul 1607995 Docent: mw. dr. E. van ‘t Lindenhout
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 2 2. De Hellenistische Steden ..................................................................................................................... 5 3. Hellenistische huizenbouw, een introductie ....................................................................................... 8 4. Fundamenten ..................................................................................................................................... 9 4.1 De Sokkelmuur ............................................................................................................................ 10 4.2 De muurdikte ............................................................................................................................... 13 4.3 De binding van de muren ............................................................................................................ 14 5. Plattegrond ........................................................................................................................................ 16 5.1 Nieuw Halos................................................................................................................................. 16 5.2 Priene .......................................................................................................................................... 18 5.3 Eretria .......................................................................................................................................... 19 5.4 Kassope en Orraon ...................................................................................................................... 20 5.5 Abdera, Kallipolis en Leukas ........................................................................................................ 21 5.6 Analyse van de plattegronden..................................................................................................... 23 6. Opstand ............................................................................................................................................. 26 7. Dak ..................................................................................................................................................... 30 7.1 Vorm ............................................................................................................................................ 31 7.2 Constructie .................................................................................................................................. 32 7.3 Materiaal ..................................................................................................................................... 34 8. Vloeren .............................................................................................................................................. 36 9. Verlichting ......................................................................................................................................... 38 10. Conclusie ......................................................................................................................................... 40 10.1 Model en reconstructie ............................................................................................................. 42 10.2 Discussie en verder onderzoek.................................................................................................. 45 11. Literatuur ......................................................................................................................................... 46 12. Figuur verantwoording .................................................................................................................... 49 13. Bijlagen ............................................................................................................................................ 50
1
1. Inleiding Het begin van deze masterscriptie valt terug te voeren op de opgraving waaraan ik heb meegewerkt tijdens mijn tweede jaar van de bachelorstudie archeologie. Mijn interesses binnen de archeologie gingen altijd richting de klassieke Griekse en Romeinse perioden. Deze perioden kenmerkten zich door grote historische gebeurtenissen en haar monumentale architectuur. Het was echter de opgraving van een gewoon woonhuis in Nieuw Halos die mij een andere kant van deze periode liet zien. Het onderzoek naar de ‘gewone’ mensen uit de oudheid heeft een lange tijd een minder prominente plaats in de archeologie ingenomen, pas sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw is een tendens ontstaan om ook dit aspect van de klassieke perioden te onderzoeken. Het grotere wordende aantal opgravingen van antieke steden en woonhuizen bracht het alledaagse leven van onze voorouders binnen handbereik van de archeologen. De opgraving waaraan ik meedeed in Nieuw Halos legde de fundamenten van het House of the Tub bloot. Staande in de ruimte die geïdentificeerd werd als de hof, probeerde ik mij het leven voor te stellen in het huis. Samen met enkele medewerkers van de opgraving werd er van het huis een komisch filmpje gemaakt die het huis liet zien in de manier van de MTV tv-show Cribs.1 Dit deed mij beseffen dat er altijd mensen zijn die nieuwsgierig zijn maar het wonen en leven van anderen. Dit geldt ook voor archeologen. Nieuwsgierig naar het wonen in Nieuw Halos maakte ik de in gedachte opgetrokken muren in een reconstructie van LEGO. Hoewel elke wetenschappelijke verantwoording afwezig was, hielp het mij in te zien hoe donker en gesloten het huis zou zijn geweest. Een feit dat gemakkelijk kan worden vergeten wanneer je in het volle zonlicht op de opgraving staat omringd door twintig centimeter hoge fundamenten. Het riep echter ook vragen op. Want was het werkelijk wel zo donker? Waren alle kamers wel overdekt? Zouden er niet ergens ramen zijn geweest? Vragen die in 2010 door een presentatie van Research Master studente Archeologie T. Dijkstra over het House of Tub, in het kader van een college over architectuur als primaire archeologische bron, weer tevoorschijn kwamen. Het waren deze colleges die mij deden nadenken over antieke architectuur, en met name het weergeven ervan in de moderne archeologie. Er bestaan grote verschillen in het gebruik van reconstructies in de archeologie. Soms vindt men het voldoende om alleen de plattegrond in dikke zwartgedrukte lijnen te geven en dit al een reconstructie te noemen. Vaak wordt er een reconstructie gemaakt in de vorm van een schets. Het maken van miniatuur modellen is vooral in veel musea een populaire vorm van een reconstructie. Een trend van de laatste jaren is dat men een digitale (3-dimensionele) reconstructie maakt. Hoewel er dus verschillende manieren zijn om 1
Een populaire televisie show die de huizen van bekende sterren laat zien.
2
architectuur weer te geven, is er één gemene deler die van belang is voor een reconstructie, ongeacht de manier van weergeven, en dat is de verantwoording die de maker geeft aan zijn creatie. Een reconstructie moet worden gemaakt aan de hand van de archeologische feiten en niet op de fantasie van de maker. Waar de primaire archeologische bronnen van een opgraving niet voldoende zijn kunnen andere bronnen worden gebruikt ter aanvulling. Het gebruik van secundaire bronnen moet echter altijd worden verantwoord door de maker. Hoe dan kunnen archeologen met de incomplete gegevens van opgravingen een betrouwbare reconstructie maken? In vele gevallen staan alleen de fundamenten van de huizen nog overeind. Ik ben van mening dat het mogelijk is om de archeologische gegevens aan te vullen met een model, bestaande uit een aantal algemene regels van de constructie van huizen, om zo tot een betrouwbare reconstructie te kunnen komen. Het doel van deze scriptie is om tot een model te komen dat het mogelijk maakt om Griekse huizen uit de Hellenistische periode te reconstrueren. Deze periode begon met de dood van Alexander de Grote in 323 voor Chr. en duurde tot de Romeinse overheersing van Griekenland in de 2e eeuw voor Chr. De tot standkoming van het model wordt bereikt door de constructie van Griekse huizen in deze periode te onderzoeken. De huizen die onderzocht worden zijn verspreid over een aantal steden in Griekenland, deze steden worden verder toegelicht in hoofdstuk 2. De kern van deze scriptie is het onderzoek omtrent de constructie van de huizen. Dit wordt weer verspreid in zes afzonderlijke onderdelen. Allereerst wordt de bouw van de fundamenten bestudeerd. De fundamenten van de huizen worden vrijwel altijd door archeologen aangetroffen. De in situ fundamenten dienen dan ook altijd als basis van de reconstructie. In het volgende hoofstuk worden de plattegronden van de huizen onderzocht. Hierbij wordt gelet op het formaat van de huizen, de oriëntatie en de toegankelijkheid. Het derde onderdeel van de constructie gaat over de opbouw van de muren. Deze konden worden gemaakt van verschillende materialen. Huizen die waren opgebouwd uit duurzame materialen, zoals steen, geven ons veel informatie omtrent de hoogte en bouw van de muren die van belang zijn in de reconstructie. Voor het hoofstuk over het dak wordt deels uitgeweken naar monumentale architectuur om de constructie hiervan te achterhalen. De informatie over het dak bij de bestudeerde huizen beperkt zich over het algemeen tot de aanwezigheid van dakpannen. Het volgende hoofdstuk onderzoekt de verschillende type vloeren die in de huizen kon worden aangetroffen. Het laatste hoofdstuk omtrent de constructie richt zich op de verlichting van het huis. Onderzocht wordt hoe de ramen in de huizen eruit zagen en hoe het huis op andere manieren werd verlicht. De informatie die deze zes hoofdstukken opleveren eindigt in de conclusie waarin het algemene model voor de reconstructie van een Hellenistisch huis wordt gepresenteerd.
3
De conclusie van dit onderzoek bevat een reconstructie van een Hellenistisch huis om het model direct te toetsen. Omdat ik zelf heb meegewerkt aan de opgraving van het House of the Tub in Nieuw Halos zullen de resten van dit huis dienen als de testcase van dit onderzoek. De basis van de reconstructie zijn de archeologische gegevens van het huis, Dit onderzoek tracht aan te tonen dat een algemeen model samen met de lokale archeologische gegevens tot een verantwoorde en betrouwbare reconstructie van een huis kunnen leiden. De scriptie zal eindigen met een discussie over het model enaanbevelingen voor verder onderzoek.
4
2. De Hellenistische Steden De Hellenistische wereld strekte zich uit van Zuid-Italië tot aan de grens met India. In dit omvangrijke gebied werden door Alexander de Grote en zijn opvolgers talloze steden gesticht. Denk bijvoorbeeld aan het beroemde Alexandrië in Egypte en de vele andere Alexandriëen verspreid over het oosten. Maar de vele oorlogen in de Hellenistische periode zorgden ervoor dat er ook vele al bestaande steden werden verplaatst of herbouwd. Een aantal steden hebben vanwege deze oorlogen, of vanwege natuurlijke omstandigheden, een korte bewoningsperiode. Dit onderzoek beperkt zich echter tot steden verspreid over Griekenland en de westkust van Turkije. De huizen van deze steden die in dit onderzoek worden besproken dateren tussen de 4e en 2e eeuw voor Chr.
Fig. 1: De steden van dit onderzoek
5
De allereerste Hellenistische stad waarvan de huizen voor dit onderzoek worden bestudeerd is Nieuw Halos. Nieuw Halos is een stad gelegen in Thessalië, een regio in midden Griekenland. Zoals uit de naam is op te maken werd de stad opnieuw gesticht. Het oude of klassieke Halos was twee kilometer verwijderd van de nieuwe stad en lag direct aan de kust.2 De stichting door Demetrios Poliorketes of Kassander wordt geplaatst ergens in het jaar 302 voor Chr. Door nog onduidelijke redenen, wellicht een aardbeving, werd de stad in 265 voor Chr. verlaten. 3 Deze korte bewoningsgeschiedenis geeft ons echter een goede mogelijkheid om het Hellenistisch huis te bestuderen zonder een complexe stratigrafie. Archeologisch onderzoek in Nieuwe Halos begon in 1976 met het in kaart brengen van de stad. Twee jaar later werd er begonnen met het opgraven van het eerste huis. Systematisch onderzoek naar de huizen volgde vanaf 1984 met het opgraven van nog meer huizen. Het laatste, achtste huis is in de zomer van 2011 opgegraven. Priene, gelegen in Noordwest Turkije, had net als Nieuw Halos een tweede stichting. De excacte locatie van de oude stad is niet bekend. Het nieuwe Priene werd rond 353 voor Chr. gesticht. De eerste opgravingen in Priene begonnen in 1894 en sindsdien zijn zeventig huizen uit de Hellenistische periode opgegraven. De stad bloeide in de 2e eeuw voor Chr., maar kende daarna een langzaam verval tot het uiteindelijk werd verlaten in de Byzantijnse periode.4 Het grote aantal opgegraven huizen zijn een architectonische schat aan informatie. Omdat de huizen grotendeels waren opgebouwd uit stenen muren, verkeren de resten van de huizen in een betere staat dan vele andere antieke steden. Eretria was één van de
belangrijke steden op het Griekse eiland Euboea. De
bewoningsgeschiedenis van de stad begon in de 9e eeuw voor Chr. Het belang van Eretria liep echter in de loop van de eeuwen af en de stad werd uiteindelijk vernietigd en verlaten tijdens de Mithridatische Oorlogen in 87 voor Chr. Het archeologisch onderzoek in de stad begon al in de 19e eeuw. Het duurde pas tot 1966 voordat men begon met het blootleggen van de huizen. De eerste bouwfase van deze huizen is terug te leiden tot de 4e eeuw voor Chr. met daaropvolgende fasen in de Hellenistische en Laat-Hellenistische periode. 5 De fundamenten van deze huizen zijn nog in goede staat en vertellen ons het een en ander over de constructietechnieken die zijn toegepast. In Epirus in het westen van Griekenland liggen twee steden, Kassope en Orraon, die een belangrijke bijdrage leveren aan dit onderzoek. De stichting van beide steden is terug te voeren naar de Klassieke periode. De onderzochte huizen dateren echter uit de laatste helft van de 4e eeuw voor Chr., dit plaatst de constructie enkele decennia voor het historische begin van de Hellenistische periode. Tijdens de opgraving van een huis in Orraon bleek het mogelijk om de muren gelijktijdig te 2
Reinders, 2003, 19 Reinders, 2003, 240ff 4 Hoepfner en Schwandner, 1994, 188f 5 Reber 1980, 13ff 3
6
restaureren waardoor de opstand van het huis zichtbaar werd. In Kassope treffen we de resten aan van een deur in situ. Dit soort informatie is voor het maken van een reconstructie van enorme grote waarde.6 Verspreid over Griekenland zijn nog vele steden waar opgravingen zijn verricht aan huizen. Naast de al bovengenoemde steden zullen er nog een aantal steden bij dit onderzoek worden betrokken. De huisplattegronden op Delos en Rhodos bestuderen we voor de eerste herkenbare peristillia. Meerdere huisplattegronden die bestudeerd worden treffen we aan in Abdera, Kallipolis, Goritsa en in Leukas. Het streven van dit onderzoek naar de constructie van Hellenistische huizen kan in mijn optiek niet gebonden zijn aan een excact vastgelegde periode. De dood van Alexander de Grote in 323 voor Chr. is weliswaar het officiële begin van de Hellenistische periode, maar geenszins heeft dit tot een radicale verandering in de bouwtraditie geleid. De basis van de huisconstructie in de Hellenistische periode vindt haar oorsprong in de 4e eeuw voor Chr., gedurende de 3e en 2e eeuw treden er langzaam veranderingen op. Tegenwoordig is het in Nederland en vele andere landen niet vreemd om in huizen te wonen die decennia en sommige gevallen wel honderden jaren geleden waren gebouwd. De nodige aanpassingen en verbouwingen vinden we niet vreemd in dit soort huizen. Waarom zou dit niet voor de Hellenistische huizen gelden? Daarom worden in dit onderzoek ook huizen behandeld die stammen uit de 4e eeuw voor Chr.. In het vervolg van dit onderzoek naar de verschillende constructie elementen van de huizen is alle informatie afkomstig uit de steden die hier kort zijn geïntroduceerd. Indien dit niet het geval is zal duidelijke de bron worden aangegeven. In verband met de omvang van het onderzoek zal de bestudering van de plattegronden zich in de meeste gevallen beperken tot een enkel aantal plattegronden uit een stad. Hierdoor kan de nadruk blijven op de verschillen en overeenkomsten tussen de huisplattegronden. Hierdoor wordt voorkomen dat de zeventig opgegraven huizen van Priene een te groot overwicht krijgen op ons beeld van het Hellenistische huis.
6
Hoepfner et al., 1999, Kassope 375ff, Orraon 395ff
7
3. Hellenistische huizenbouw, een introductie Voor de constructie van een huis, een tempel of een ander gebouw is een zekere mate van voorbereiding en planning nodig. Een terrein moet bouwklaar gemaakt worden, materiaal moet worden aangeleverd en er moet een algemeen plan zijn voor het bouwen. Voor het maken van een reconstructie geldt hetzelfde. Zonder voorbereidend onderzoek is het niet mogelijk om een reconstructie te maken. Om ten einde van deze scriptie een reconstructie te kunnen presenteren van een Hellenistisch huis, worden de verschillende elementen van de bouw van Hellenistische huizen uiteengezet. De primaire bronnen voor deze informatie zijn de onderzochte huizen afkomstig uit een selectie van steden die al geïntroduceerd zijn. In dit deel zal in de komende hoofdstukken de constructie van de Hellenistische huizen worden onderzocht door zes belangrijke constructie elementen te bestuderen. Net als bij de bouw zelf begint dit onderzoek ook met de fundamenten om vervolgens na de plattegronden de opbouw van de muren te behandelen. De constructie van het dak zal de nodige aandacht verreisen, omdat dit altijd één van de meest speculatieve delen van een reconstructie is. Tevens zal in dit hoofdstuk aandacht worden geschonken aan de afvoer van (regen)water, gezien het logische verband tussen de vorm en constructie van het dak met de afvoerrichting van het water. De verschillende type vloeren worden als vijfde element besproken. Het laatste element dat onderzocht wordt is de verlichting van de huizen en dan met name hoe dit bouwtechnisch werd gedaan, door middel van ramen en oriëntatie op de zon. Na de bestudering van al deze elementen worden de bevindingen uiteengezet in een samenvattend hoofdstuk. Hierin wordt een model gemaakt naar aanleiding van algemene constructie regels die we kunnen concluderen. Dit model wordt vervolgens gebruikt om Hellenistische huizen te reconstrueren. Het is niet de bedoeling om te beweren dat dit model een Hellenistisch standaard huis is. Het model dient als een handig terugvalsbasis wanneer het niet mogelijk is om vanuit de lokale archeologische gegevens een huis te reconstrueren. De directe gegevens van een archeologische opgraving dienen altijd de primaire bron te zijn van een reconstructie.
8
4. Fundamenten De bouw van een huis begint met een solide basis, het fundament. Dit bestaat uit een natuurlijk fundament, dat wil zeggen de samenstelling van de bodem.7 Afhankelijk van de stevigheid hiervan kan het kunstmatige fundament aangepast worden. Doorgaans bestaat dit fundament uit twee delen. Het onderste gedeelte bevindt zich onder de grond en is daardoor niet zichtbaar voor de buitenwereld. Een greppel wordt gegraven waar dit fundament in wordt gebouwd. Het bestaat voornamelijk uit puin, brokstukken, aardewerken scherven en kleine stenen.8 Dit wordt vlak gemaakt om het tweede gedeelte van het fundament te ondersteunen, de muursokkel. De sokkel is het zichtbare element van de fundering van het huis. Het bestond uit een stenen muur van een variabele hoogte. De functie van de sokkel was om de verdere opstand van de muur te beschermen tegen opspattend water. Dit was nodig omdat de muren in veel gevallen van vergankelijke materialen waren gebouwd. Deze sokkelmuren zijn doorgaans datgene wat door archeologen wordt gevonden. Een verschil tussen de dikte van de muren geven belangrijke informatie voor een eventuele reconstructie. Dikkere muren kunnen een zwaardere last dragen, en kunnen dus niet alleen een indicatie zijn van een tweede verdieping maar ook van het soort dak van het huis. Een hellend dak met dakpannen is zwaarder dan een dak dat bestond uit stro of een vlak dak. De fundamenten kunnen ons nog één ding vertellen. De muren zijn in verschillende fases gebouwd, wanneer kruisende muren duidelijk in elkaar overlopen spreken we van bindende muren, wanner dit niet het geval is zijn de muren tegen elkaar aangebouwd. Deze binding van de muren onderling vertelt ons iets over de constructie volgorde van de muren in het huis. Dr bouwvolgorde van het huis en de huizen in een woonblok kunnen ons vertellen of er sprake was van een planning van hogerhand in de constructie, of van een individuele bouw van de huizen? Deze drie elementen, de sokkelmuur, de dikte en de binding van de muren zullen allen worden behandeld in dit hoofdstuk over de fundamenten. Hiervoor zullen we een aantal voorbeelden in detail bestuderen van sites die genoemd zijn in hoofdstuk 2.
7 8
Wright, 2009, Vol. 3, 194 Malacrino, 2010, 94
9
4.1 De Sokkelmuur De fundamenten van de huizen van Nieuw Halos zijn in greppels in de grond aangelegd. In de constructie van de muursokkel, zijn in de acht opgegraven huizen twee verschillende methoden waargenomen. Beide methoden worden tevens in één en hetzelfde huis waargenomen. De eerste methode (fig. 2), die ook het meeste voorkomt, bestaat uit twee rijen van voornamelijk langwerpige blokken van lokale kalksteen. De ruimte tussen deze rijen werd opgevuld met aarde en kleinere steenbrokken. De buitenzijde van deze rijen bestaat op sommige plaatsen uit opvallend grotere stenen. Dit lijkt te suggeren dat er een zwaardere last op het buitenste gedeelte van de muur drukt. Om te voorkomen dat de muur instort dienen deze grotere stenen ter versteviging. Dit is onder meer
Fig. 2: Noordmuur en aansluitende binnenmuur in de House of the Tub, Nieuw Halos. De twee kalksteen rijen zijn duidelijk zichtbaar.
het geval bij de achterste muren van het House of the Ptolemaic Coins en het House of Agathon die grenzen aan de hof van het House of the Snakes.9 De tweede methode (fig. 3), bestaat uit grote kalkstenen blokken die kopsgewijs gelegd zijn en de hele breedte van de muur beslaan. Deze methode lijkt zich voornamelijk voor te doen in de voorste en de achterste muur van de huizen. In de House of the Tub, is deze methode waargenomen in het oostelijke
Fig. 3: Zuidmuur House of the Tub, Nieuw Halos. Muur brede fundament stenen.
gedeelte van de noordelijke muur en in het westelijke gedeelte van de zuidelijke muur. Vooralsnog is deze methode alleen in de voorste en achterste muren aangetroffen. Opvallend is dus dat deze methode maar bij een gedeelte van de muur is aangetroffen. Wat in de huizen van Halos wordt blootgelegd is voornamelijk de eerste laag van de sokkelmuur. Deze eerste laag behaalt een hoogte van 15 cm boven het huidige vloerniveau. Op enkele plaatsen in de fundamenten van de House of Agathon en de House of the Coroplast is echter een tweede laag aangetroffen. Ook omgevallen steenblokken waarvan uitgegaan wordt dat ze tot de fundament muur hebben behoord wijzen in de richting van een hogere sokkelmuur. De hoogte zal dan minimaal op 40
9
Haagsma, 2010, 29
10
cm boven vloerniveau uitkomen. Om de opbouw grondig te beschermen tegen water hebben de sokkelmuren van de moderne huizen in de omgeving van Halos een hoogte tussen de 40 en 100 cm.10 Mede door het feit dat de huizen van Halos vlak aan het oppervlak liggen en er de laatste decennia een intensivering van de landbouw in het gebied heeft plaatsgevonden zijn vele archeologische en architectonische sporen van de huizen vernietigd. 11 De exacte hoogte van de sokkelmuren in Nieuwe Halos blijft dan ook giswerk. De stad Goritsa is hemelsbreed ongeveer 25 km van Nieuw Halos verwijderd. Het is dan ook niet vreemd om dezelfde constructie methoden van de sokkelmuren aan te treffen als in Halos. De muren zijn in Goritsa echter tot een grotere hoogte bewaard gebleven, namelijke tussen de 0,34 m en 1,12 m. Omdat de eerste laag aan de bovenzijde is bewerkt is er een sterk vermoeden dat er een tweede laag stenen op rustte. Hiermee zou de hoogte van de sokkelmuur dus kunnen oplopen tot 1,12 m. 12 In Eretria zijn de sokkelmuren ook gebouwd van lokaal verkregen kalksteen. De resten van de muren bereiken een hoogte van 0,5 m. Voor de periode tussen de 4e eeuw en 2e eeuwe voor Chr. zijn drie verschillende technieken waar te nemen voor de constructie van de sokkelmuur. In het onderzoek van Eretria staan deze bekend als sokkeltype 2b, 2c en type 3. Waarbij type 2b werd gebruikt in de 4e eeuw, type 2c zijn intrede deed tegen het einde van de 4e eeuw en type 3 valt toe te kennen aan de verbouwing in de 2e eeuw. 13 Type 2
(fig. 4 en 5) kenmerkt zich door een
afwisseling van grote polygonale blokken en kleinere vulstenen. Type 2c onderscheidt zich van het voorgaande type 2b in de manier waarop de Fig. 4: Sokkeltype 2b, Eretria
vulstenen zijn ingelegd in de muur. De polygonale blokken zijn van een kleinere variant dan voorheen. Beide typen lijken echter bewerkt te zijn, vanwege de nauwe aansluiting op de polygonale stenen. In sterk contrast staat type 3. Deze bestaat uit twee tot drie lagen van grof gelegde stenen van afwisselend formaat. Hierin verschilt de sokkel niet
Fig. 5: Sokkeltype 2c, Eretria. Vergelijk de duidelijk minder nette afwerking en precisie van de stenen met type 2b.
van het in de grond gelegen fundament. Kassope was een stad die is gebouwd op een helling. Om dit te compenseren werden de
10
Haagsma, 2010, 29ff Haagsma, 2010, 27 12 Boersma, 1983, 74 13 Reber, 1998, 22f 11
11
sokkelmuren van de huizen gebouwd in een trapvorm (fig. 6). Deze bestond uit nauwkeurig gelegde polygonale kalksteenblokken die de gehele breedte van de buitenmuur konden beslaan. De binnenmuren zijn gebouwd uit een mix van grote polygonale blokken die ook de gehele breedte van de muur kunnen overspannen en van twee rijen van kleinere stenen met een aarde en stenen vulling daartussen. De sokkelmuur werd horizontaal afgevlakt voor een vergankelijker opbouw. Door de trapvormige constructie varieerde de hoogte van de sokkelmuur tussen de 1 en 2 m.14 Voor de meeste huizen in Priene gold dat de muren in hun volledigheid waren opgebouwd uit marmerenblokken, dit werd verkregen door de lokale marmergroeve in Priene. Een sokkelmuur om een vergankelijke opbouw te beschermen was niet nodig, Er zijn echter een aantal huizen aangetroffen waar wel sprake is van een sokkelmuur. Deze loopt hier op
Fig. 6: Kassope, vanwege de helling van het landschap werd er een trapvormige sokkelmuur aangelegd.
tot een hoogte van 1,20 m. De muur werd op deze hoogte afgevlakt voor een meer vergankelijkere opbouw.15 De marmerblokken zijn gelegd in twee rijen in een haaientandenpatroon. De ruimte tussen de stenen werd gevuld met stenen brokstukken en aarde. De grote rechthoekige blokken zijn naar de buiten gericht. De binnenzijde van de muren bestaan uit relatief kleinere blokken steen. Uit het bestuderen van de bovenstaande steden valt op dat er twee verschillende technieken voor het maken van de sokkelmuur werd toegepast. De eerste methode bestond uit twee rijen van stenen parallel gelegd waarbij de lege ruimte bestond uit een vulling van aarde en kleinere stenen. De tweede methode bestond uit grote stenen die in hun volledigheid de breedte van de muur konden beslaan. Opvallend is dat beide methodes in een zelfde huis worden aangetroffen. Het lijkt erop dat er niet een specifieke voorkeur voor een bouwmethode was, maar dat dit afhing van het aanwezige materiaal. Priene is hiervoor een uitstekend voorbeeld, omdat de muren van de meeste huizen volledig van het lokaal verkregen marmer werden gebouwd. De hoogte van de sokkelmuren wisselt sterk tussen de verschillende steden. De mate van conservering is van groot belang in het behoud van deze muren. De laagste sokkelmuren in Halos en Goritsa zijn naar alle waarschijnlijkheid niet de complete muren. Om een absoluut minimale hoogte aan de sokkelmuur te geven lijkt mij ook niet de beste oplossing. Het is duidelijk dat er lokale variatie was in de constructie afhankelijk van de aanwezige materialen, maar zoals in Kassope blijkt, speelt ook de natuurlijke helling van de stad mee bij de bouw van de sokkelmuur. We zien in deze stad dat men er voor kiest om de sokkelmuur op het lagere punt van de helling 1 m hoog te maken. Deze 14 15
Hoepfner en Schwandner, 1994, 145f Hoepfner en Schwandner, 1994, 220
12
minimale hoogte was ruim voldoende om de opbouw van de muren te beschermen. Ook in Goritsa en Priene ligt de hoogte van de muur boven de 1 m. Een minimale hoogte van de sokkelmuur zo rond de 1 m is wellicht dan ook niet een vreemde gedachte. De maximale hoogte van de sokkelmuur wordt alleen gelimiteerd door de lokale aanwezigheid van bruikbaar materiaal of diepte van de geldbuidel van de eigenaar.
4.2 De muurdikte De sokkelmuren van het huis dragen de zwaarste lasten. Een vergankelijke opbouw, een eventuele tweede verdieping en het dak, dit alles steunt op de muur. De dikte van de sokkelmuur kan ons dan ook iets vertellen over de verdere bouw van het huis. Berekend is dat de criteria voor het ondersteunen van een tweede verdieping de muren een een minimale dikte van 0,45 m moeten bezitten. 16 In tabel 4.1 staan de diktes van de sokkelmuren van een aantal steden die in dit onderzoek worden
Stad Eretria Goritsa Kallipolis Kassope Nieuw Halos Orraon Priene Gemiddelde
Dikte in meters 0,40 0,50 – 0,52 0,50 0,50 0,45 – 0,50 0,45 – 0,55 0,60 – 0,67 0,50
Tabel 4.1: Muurdiktes
behandeld. Van de steden in tabel 4.1 geldt alleen bij Priene en Orraon er met 100% zekerheid kan worden gezegd dat er sprake was van een tweede verdieping. De zeer dikke muren in Priene duiden al op een zeer zware last op de muren, maar het zijn de resten van een stenen trap in één van de huizen waardoor de aanwezigheid van een extra verdieping onbetwist is.17 In Orraon is weliswaar geen stenen trap aangetroffen, maar de muren konden tijdens het opgegraven gelijktijdig worden gerestaureerd. Losse blokken van steen konden weer terug in de muur gezet worden. De hoogte van enkele muren was meer dan zeven meter. Echter een nog groter bewijs voor een verdieping werd ook ontdekt, in de muren bevonden op dezelfde hoogte een rij van gaten die bedoeld waren voor de balken van het plafond en de vloer van de eerste verdieping.18 De zeer dikke muren van Priene houden ons nog skeptisch omtrent de criteria van 0,45 m voor een tweede verdieping. Orraon laat ons echter zien dat deze afmetingen wel degelijk voldoende zijn om een tweede verdieping te ondersteunen. Bovendien valt nog op te merken dat de volledige opbouw van de muren van Orraon bestond uit steen. Met een opbouw van meer vergankelijke materialen zou het gewicht op de muren veel minder zijn, vergangelijke materialen zijn minder zwaar dan stenen, waardoor de muren eventueel minder dik hoeven te zijn. 16
Jameson, 1990, 101 Hoepfner en Schwandner, 1994, 221 18 Hoepfner, 1999, Orraon 395ff 17
13
De dikte van de muur geeft echter alleen maar een indicatie van de mogelijkheid van een extra verdieping. Zolang er verder geen duidelijk bewijs is kan men niet de dikte van de muren gebruiken als argument om een extra verdieping te reconstrueren. Voor Goritsa, Kallipolis en Nieuw Halos is vooralsnog geen bewijs gevonden voor de aanwezigheid van een tweede verdieping. Ongeacht de aanwezigheid van een tweede verdieping, blijkt de gemiddelde dikte van de sokkelmuren zo rond de 0,50 m te liggen.
4.3 De binding van de muren De bouw van de huizen begint bij het neerleggen van de sokkelmuren. Bij het bestuderen van deze muren kunnen we achterhalen in welke volgorde deze muren werden aangelegd. Op de plaatsen waar de muren op elkaar aansluiten vertelt de binding ons of de muren min of meer gelijktijdig zijn aangelegd of dat elke muur los werd gebouwd. De externe muren van de opgegraven huizen in Halos binden op enkele plaatsen met elkaar. Bij de aan de straat gelegen noordelijke buitenmuur van zowel de House of the Tub als de House of Agnostos is de scheidingsmuur tussen beide huizen gebonden aan deze buitenmuur (fig. 7). Het grootste gedeelte van de interne muren bindt niet met de buitenmuren of de verdelingsmuren. Alleen de zuidmuur van kamer 8 heeft een duidelijke binding met de oostelijke verdelingsmuur. De verdelingsmuur tussen het House of the Ptolemaic Coins en het House of Agathon is gebonden met de noordelijke buitenmuur van beide huizen. Opvallend Fig. 7: Noordwesthoek van House of the Tub, Nieuw Halos. Binding tussen de muren.
aan deze huizen is dat de interne muur die het woongedeelte van de hof scheidt op een excacte lijn
ligt. Uit de binding van de muren is op te maken dat de omlijning van de huizen als eerste werden aangelegd. Vervolgens werden de interne muren en indeling van het huis aangelegd.19 Hieruit is af te leiden dat de constructie van de woonblokken planmatig werd uitgevoerd. De variatie omtrent de interne indeling van de huizen suggereert echter een verdere individuele bouw van de huizen. Het feit dat een aantal interne muren op één en dezelfde lijn zijn aangelegd, toont echter aan dat de bouwers op de hoogte waren van de interne verdeling van de aangrenzende huizen en duidt op een gelijktijdige bouw.
19
Haagsma, 2010, 81
14
Ondanks de helling in Kassope en de trapvormige constructie lopen de buitenmuren van de huizen wel in een onafgebroken lijn door. Een individuele bouw van deze trapvormige buitenmuur zou de stabiliteit van de muren aantasten. Een klein aantal van de binnenmuren zijn gebonden aan de buitenmuren. Het grootste gedeelte van de binnenmuren in Huis 1 en 3 zijn echter duidelijk ongebonden. De buitenste muren van de woonblokken werden dus waarschijnlijk als eerste aangelegd waarbij er rekening gehouden werd met een nauwe steeg tussen de oostelijke en westelijke huizen van het woonblok. Een goed voorbeeld waar de huizen niet in een isometrisch woonblok zijn gebouwd zijn de huizen van Kallipolis. Een aantal aangrenzende huizen zijn in deze stad opgegraven, waarbij elk huis duidelijk een individuele bouw kent. Een steeg tussen de huizen scheidt de verschillende huizen. Maar ook hier vertonen de interne muren geen binding met de buitenmuren. De binding van interne muren aan de buitenmuren komt maar zelden voor. De externe muren werden als eerste aangelegd ongeacht of de de huizen individueel werden aangelegd of planmatig in isometrische woonblokken. Hoewel de interne verdelingen van de huizen sterk kunnen variëren, gaan we in het volgende hoofdtuk de plattegronden van de huizen bestuderen om toch het idee van het Hellenistische concept van een huis te achterhalen.
15
5. Plattegrond Het maken van een reconstructie vereist een grondplan. Voor dit onderzoek worden er 25 plattegronden van huizen uit de inmiddels bekende steden van dit onderzoek bestudeerd. Door de verschillenden plattegronden met elkaar te vergelijken kan er gekeken worden naar overeenkomsten en verschillen. Wederom wordt is het doel een algemeen beeld van de plattegronden te schetsen die voor de Hellenistische periode van toepassing kan zijn. De desbetreffende plattegronden zijn terug te vinden in bijlagen (1 tot 4). Elke plattegrond is op schaal getekend en georiënteerd naar het noorden. In bijlage 5 zijn de gegevens van de plattegronden te vinden in tabelvorm. In dit hoofdstuk bespreken we aantal kenmerken omtrent de huisplattegronden. Dit zijn de afmetingen, de oppervlaktes, de oriëntatie en de indeling van het huis. Om tot een algemeen beeld van de huisplattegronden te komen worden deze kenmerken geanalyseerd om bepaalde trends te ontdekken. Om het overzichtelijk te houden worden de plattegronden nu eerst per stad besproken.
5.1 Nieuw Halos Van de acht opgegraven huizen in Nieuw Halos zijn de zes meest volledige opgegraven en gedocumenteerde huizen opgenomen in dit onderzoek. Op het eerste gezicht lijkt er geen uniform beeld te ontstaan van de huizen van Halos. De ingang bevindt zich afhankelijk van de straatkant aan de noord of zuidzijde van het huis. Deze opent in vrijwel alle huizen rechtstreeks in de hof, alleen in het House of the Snakes betreed men eerst een corridor die toegang geeft tot de rest van het huis.20 In drie van de zes huizen is de ingang gemaakt als één van het prothyra type, een brede doorgang met een overkapping. De afmetingen van de huizen worden in grote mate beïnvloedt door de afmetingen van de woonblokken in de stad. Deze hebben een breedte van 30 meter en hebben drie verschillende lengtes: 80, 180 en 210 meter.21 Zoals in de bijlage 5 is te lezen is het verschil tussen de breedtes van de huizen nog geen meter, van 14,80 m tot 15,75 m. De breedte van het woonblok beperkt dus de breedte van de huizen tot een uniforme breedte rond de 15 m. De lengte van de huizen wisselt echter van 12,50 m tot 17,40 m. Zoals al in hoofdstuk 4 is benoemt lijken de buitenmuren van de huizen in Halos in één strekking gebouwd te zijn. Het woonblok werd eerst verdeeld in een noord en zuidzijde, vervolgens werden de huislengtes bepaald. Omdat de lengtes van de woonblokken vaststonden moesten de huislengtes vooraf zijn bepaald om deze in te passen in de woonblokken. 20
Het niet compleet opgegraven House of Agnostos heeft wellicht eenzelfde soort ingang. Zie T.D Dijkstra en J.S. van der Heul, 2011, Halos: House of Agnostos Excavation Report 21 Haagsma, 2010, 24
16
De oppervlaktes van de huispercelen variëerden tussen het kleinste huis, het House of the Ptolemaic Coins met een oppervakte van 187,96 m² en het grootste huis, het House of the Tub met een oppervlakte van 266,22 m². Gemiddeld genomen is het oppervlak van de huizen in Halos 216 m². Ongeacht de afmetingen van het huis en de oppervlakte zien we een redelijk uniform beeld in het aantal kamers van de huizen. Het gemiddelde aantal kamers in de zes huizen ligt op negen, hiervan wijken alleen het House of the Geometric Krater en het House of the Tub af met respectievelijk acht en tien ruimtes. Bij alle huizen is de hof gericht op het zuiden, in het House of Agathon, House of the Geometric Krater en House of the Ptolemaic Coins, komt dit overeen met de ingang van het huis die ook aan de zuidzijde van het huis ligt. Vanuit de hof kon men het noordelijk gelegen woongedeelte van het huis betreden. Ondanks dat in het House of the Snakes de ingang van het huis aan de noordzijde ligt, is de hof ook hier rechtstreeks op het zuiden gericht. De overige twee huizen, House of the Coroplast en House of the Tub, betreedt men ook vanuit een noordelijk gelegen ingang. Voor deze huizen geldt echter dat de hof over de hele breedte liep. Het House of the Coroplast kent echter een later verbouwing waarbij het zuidelijke gedeelte van de hof werd overdekt en tot een werkplaats werd gemaakt.22 Het woongedeelte bevondt zich in het oosten van het huis en werd na de verbouwing afgesloten van de hof. Het woongedeelte van het House of the Tub besloeg de hele westzijde van het huis. Het naastgelegen huis, het House of Agnostos, werd In 2011 opgegraven en opvallend is dat dit in dit huis het woongedeelte in het oostelijke gedeelte van het huis lag en een vergelijkbare indeling laat zien met het House of the Tub. 23 In hoofdstuk 2.1 hebben we ook al geconstateerd dat het woongedeelte van het House of the Ptolemaic Coins en het House of Agathon op dezelfde hoogte ligt. De locatie van het woongedeelte lijkt dus deels afhankelijke te zijn van de naast gelegen huizen. In de oostzijde van House of the Tub zijn nog drie kamers gevonden, de hof is dan ook de grootste verbindingsruimte van het huis. In het House of the Snakes is de corridor de grootste verbindingsruimte, deze geeft toegang tot de oikos, drie kamers aan de oostzijde van het huis de hof in het zuiden. Voor de overige huizen was telkens de oikos de grootste verbindingsruimte. Uit de gegevens komen twee verschillende type huizen naar voren in Nieuw Halos. Ten eerste zijn er de huizen met een hof gericht op het zuiden en een noordelijk woongedeelte. Een tweede type onderscheidt zich door een langwerpige noord-zuid georiënteerde hof zoals in het House of the Coroplast en het House of the Tub.
22 23
Haagsma, 2010, 43 T.D Dijkstra en J.S. van der Heul, 2011, Halos: House of Agnostos Excavation Report
17
5.2 Priene De huizen in Priene zijn gebouwd met het concept van gelijkheid in gedachte. Hierom was de stad verdeeld in woonblokken die 35,30 m lang en 47,05 m diep waren. In deze blokken was ruimte voor een achttal ‘Typenhäusern’ van gelijke grote. Deze huizen hadden een lengte van ongeveer 23,50 m en een breedte van 8,8 m. 24 Deze Typenhäusern bestaan uit een zevental kamers op de begane grond. Het aantal kamers op de tweede verdieping is niet met zekerheid vast te stellen, maar zou kunnen worden geschat op vier kamers. De centrale hof werd betreden door de ingang die rechtstreeks aan de straat lag of aan een nauwe steeg die naar de straat liep. Het woongedeelte bevindt zich in het noorden van het huis. Aan de zuidzijde van de hof bevindt zich nog een tweetal kamers. De hof was in deze huizen de grootste verbindingsruimte. Het is van belang om te vermelden dat veel plattegronden van deze Typenhäusern nog één of twee extra kamers tonen die als winkels of werkplaatsen dienden. Deze kamers stonden niet in een directe verbinding met het bijbehorende huis en het is dan ook niet zeker of de bewoners van de huizen ook de eigenaar waren van deze winkels of werkplaatsen. Om deze reden worden deze ruimtes buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek. In de loop van de Hellenistische periode verdwijnt echter het concept van gelijkheid en krijgen deze Typenhäusern een heel ander aanzicht. Allereerst is er sprake van vergroting van de huizen, maar ook het tegenovergestelde verkleining van de huizen komt voor. In beide gevallen zijn de afmetingen van de voorgaande Typenhäusern nog van belang. Het vergrote Haus 33 is circa tweemaal de breedte van een Typenhaus, 17,4 m. Men heeft het huis echter ook in de lengte uitgebreid met zo’n zeven meter tot 30,8 m. In dezelfde lijn als de afmetingen zijn ook het oppervlak en het aantal kamers toegenomen. Het aantal kamers is 14, hiervoor geldt echter dat alleen de kamers van de begane grond bekend zijn. De nieuwe hof, met twee voorportalen, bevindt zich nog steeds centraal in het huis en blijft nog steeds de grootste verbindingsruimte van het huis. Een voorbeeld van verkleinde huizen zijn Haus 15,17,17a,18 en 18a. Deze vijf huizen zijn verdeeld over twee Typenhäusern percelen, namelijk 18,4 m bij 24 m. Opmerkelijke is dat de grote van deze vijf verkleinde huizen ook nog sterk variëerd. Het kleinste huis heeft een oppervlak van 53,64 m² en het grootste huis 124,23 m². Ondanks alle verschillen in de grote van de huizen blijft de hof het centrale punt in ieder huis en is telkens het woongedeelte te vinden in het noordelijk gedeelte van het huis.
24
Hoepfner & Schwandner, 1994, 210f
18
De vraag die nu natuurlijk gesteld zou moeten worden is hoe deze grote verschillen te verklaren zijn. Een toenemende rijkdom van een selecte groep inwoners van de stad gaf deze groep de mogelijkheid om de woningen groter te maken. Echter daar waar een kleine groep rijker wordt, wordt een grote groep vaak armer. Het is deze groep die waarschijnlijk kleiner moest gaan wonen. Ook de toename van de bevolking is een oorzaak voor het kleiner wonen. Huishoudens werden groter en de directe familie breide zich uit. De oplossing voor het onderbrengen van deze grotere huishoudens zijn wellicht de oorzaak voor de verbouwingen in de Hellenistische periode. Voor de rijkere was het mogelijk om de aanliggende percelen te kopen en hun huis te vergroten om genoeg ruimte te bieden voor het hele huishouden. De minder rijke huishoudens konden hun eigen perceel verbouwen voor meerdere huizen waarmee het huishouden werd opgesplitst en verdeeld. Hoewel er een zekere inkrimping aan woonoppervlak het gevolg is, zou het vergrote privacy een welkom voordeel kunnen zijn. We zien bijvoorbeeld dat de bewoners van de huizen 15, 18 en 18a door één en dezelfde voordeur moesten om hun eigen huis te betreden. Voor men huis 18 kon betreden moest men zelfs door de hof van huis 18a lopen. Een goede verstandshouding tussen de bewoners van deze huizen dus zeker prettig zijn, een familiale band zou zelfs een verklaring kunnen zijn voor deze gedeelde toegang.
5.3 Eretria In Eretria bestuderen we drie verschillende huizen. Voor deze huizen geldt dat deze een veel natuurlijkere groei hebben gehad dan de huizen die we al hebben besproken in Nieuw Halos en Priene. Dit houdt in dat er niet sprake was van Typenhäusern, maar dat de vorm van de huizen sterk kon variëeren. Twee van de huizen, Haus I en Haus II, zijn een aantal keer verbouwd wat de plattegrond vele malen complexer maakt. Van Haus I dateert de eerste fase uit het begin van de 4e eeuw voor Chr.25 Het huis ligt in het westen van de stad en is tegen de stadsmuur aangebouwd. In deze fase heeft het huis een langwerpig woongedeelte aan de westzijde die betreden wordt door een driehoekvormige hof. De lengte van het huis is 26,7 m en op het breedste punt meet het 31,7 m. Rekening houdend met de afwijkende vorm van de hof is het oppervlak van het huis ongeveer 635 m². Voor een huis met zo´n groot oppervlak lijk het aantal kamers, tien, relatief weinig. In het begin van de 3e eeuw voor Chr. werd het huis een eerste keer verbouwd, voor deze tweede fase is het echter niet mogelijk om een volledige plattegrond te geven. De derde bouwfase dateert uit het midden van de 2 e eeuw voor Chr. We zien dat het huis nu veel groter is geworden. Het oppervlak is bijna verdriedubbeld tot 25
Reber, 1998, 37
19
ongeveer 1800 m². Het huis heeft meerdere open hoven, twee daarvan bestaan uit een peristilium. Het aantal kamers dat dit huis telt is 44. Een voorbeeld van hoe een relatief klein huis in een periode van 200 jaar kan uitgroeien tot een klein paleis. Het tegenovergestelde treffen we aan in Haus II. Dit huis heeft een lengte van 36 m en een breedte van 37,50 m. De oppervlakte van dit huis is 1225 m². De ingang van het huis bevond zich aan de oostzijde en kwam via een voorportaal uit op een groot peristilium hof. Dit gaf toegang tot de rest van het huis. De datering van deze eerste fase ligt in het begin van de 4 e eeuw voor Chr. Bijzonder voor dit huis is het noordelijk gedeelte. Hier bevindt zich een voorportaal dat toegang geeft tot twee eetkamers. Dit gedeelte was niet toegankelijk vanuit het westelijk gelegen woongedeelte. Circa honderd jaar later werd het huis verbouwd. Het belangrijkste verandering is het dichtmetselen van de oost en zuidzijde van het peristilium en de creatie van een extra voorportaal bij de ingang van de hof. Hoewel de afmetingen van het huis hierdoor niet afnamen, werd het huis in feite in twee onafhankelijke woningen gesplits. Het westelijk en zuidelijke gedeelte vormen één woning en het noordelijke en oostelijk gedeelte besloeg de tweede woning.26 Het Huis van de Mozaïeken is zo genoemd vanwege de mozaïeken die er gevonden zijn in de eetkamers. Het huis is 26 m lang en 27,5 m breed. Qua oppervlak is het groter dan de eerste fase van Haus I, namelijk 679,25 m². Dit huis had echter al een luxere uitstraling vanaf het begin. De ingang gaf toegang tot een peristilium hof, waaraan in het noorden maar liefst drie eetkamers lagen. Het privé woongedeelte lag in het oosten van het huis. Net als Priene tonen de huizen van Eretria een aantal verschillende gezichten. Ten eerste zijn de bestudeerde huizen al een stuk groter dan de overige huizen die in dit onderzoek worden behandeld. Ook de peristiliumhof is hier al in de eerste fases, circa begin 4e eeuw voor Chr. aanwezig. Belangrijk om op te merken is dat de huizen in de Hellenistische periode werden verbouwd waarbij Haus I het huis vele malen groter werd, en Haus II juist in twee afzonderlijke huizen werd verdeeld.
5.4 Kassope en Orraon De huizen in Kassope zijn net als in Priene in gelijke woonblokken gebouwd. Het gevolg is dat de huizen gelijke afmetingen hebben. In dit onderzoek worden Haus 1 en Haus 3 in meer detail bestudeerd. De lengte van de huizen is 14,4 m en de breedte is 15,6 m. Dit gaf een oppervlakte van 224,64 m². De ingang van de huizen lag aan de straatkant, dit kon aan de oost of westzijde van het huis zijn. Ongeacht de oriëntatie van de ingang, gaf deze rechtstreeks toegang tot de hof. Hiervanuit
26
Reber, 1998, 105f
20
kon men de eetkamer en het woongedeelte betreden. Vanuit de oikos kon men via een houten trap de tweede verdieping bereiken. De huizen van Kassope hebben enkele overeenkomsten met het Haus 1 in Orraon. Dit huis was echter groter met een oppervlakte van 292,3 m². Vergelijkbaar is dat men ook in dit huis de hof direct kon betreden en deze direct toegang gaf tot de eetkamer en via een voorportaal tot het woongedeelte. De tweede verdieping werd via een houten trap in de oikos bereikt. De trap liep langs de muren en vormde een balkon langs de muren en gaf toegang tot extra kamers. Aan de noordwestzijde van de hof bevond zich een aantal kamers die niet verbonden waren met het woongedeelte. Deze kamers worden als stal en slavenverblijven geïnterpreteerd. 27 Wellicht het meest opvallende aan het huis in Orraon is dat de hof in het noordelijke gedeelte ligt. Vooralsnog is de hof telkens in het zuiden of centraal in het huis aangetroffen. De huizen van Kassope en Orraon worden door Hoepfner Herdraumhäuser genoemd. Dit vanwege de haard die een prominente centrale plaats inneemt in de oikos. Het woongedeelte in deze huizen bestond niet alleen uit de 3-5 kamers op grondniveau, maar ook uit de extra kamers van de tweede verdieping die via de trap en balkon in de oikos konden worden bereikt.28
5.5 Abdera, Kallipolis en Leukas De huizen van Abdera zijn vergelijkbaar met de huizen van Priene. Abdera is een stad die ook in gelijke woonblokken is verdeeld. De huizen zijn 10,15 m lang en 20,40 m breed. De indeling van de huizen lijkt sterk op de Typenhäusern in Priene. De ingang leidt tot een centrale rechthoekige hof. Ten noorden van de hof ligt de prostas, de eetkamer en de oikos. Aan de zuidzijde van de hof bevonden zich nog een aantal kamers die waarschijnlijk dienst deden als werkplaatsen of opslagruimtes. Vanuit de oikos kon men waarschijnlijk ook de tweede verdieping van het huis bereiken. In Leukas zijn twee huizen opgegraven uit de Hellenistische periode. Hoewel beide huizen sterk verschillen qua indeling is het verschil in oppervlak minimaal. House AII 6 heef een oppervlak van 184 m² en de oppervlakte van House BII 3 is 185,25 m². De ingang van House AII 6 bevindt zich in het noorden en gaf toegang tot een voorhof. Hiervandaan kon men een aantal kamers betreden, maar aan de zuidzijde bevond zich nog een hof die toegang gaf tot het woongedeelte dat zich aan de oost en westzijde hiervan bevonden.29
27
Hoepfner, 1999, 405 Hoepfner & Schwandner, 1994, 146f 29 Hoepfner, 1999, 418 28
21
Voordat men de hof van House BII 3 bereikt moet men eerst door een voorkamer aan de noorzijde van het huis. De hof lag hier ten zuiden van, centraal in het huis en gaf de verdere toegang tot het woongedeelte van het huis. Hoewel beide huizen een verschillende indeling hebben, geldt
voor beide dat men het
woongedeelte diep in het huis plaatst. In House AII 6 is het een voorhof en in House BII 3 is het een voorkamer, in beiden is de centrale hof niet rechtstreeks toegankelijk vanuit de straat. Een viertal huizen zijn in Kallipolis opgegraven. Voor dit onderzoek betrek ik echter alleen Haus IV omdat deze een volledige plattegrond geeft en vrij is van later bebouwing. Het huis heeft een lengte van 15,40 m en een breedte van 18 m, hiermee wordt een oppervlakte van 277,2 m² bereikt. De ingang ligt aan de oostzijde van het huis en geeft rechtstreeks toegang tot de hof. Hoewel het huis iets groter is dan het House of the Tub in Nieuw Halos, vertoont een aantal overeenkomsten met dit huis. De hof heeft eenzelfde langwerpige vorm en aan beide zijde van de hof bevinden zich kamers die direct konden worden betreden. Het verschil zit echter in het aantal kamers, 8 in Kallipolis en 10 in Halos. Ook de oriëntatie van de hof die oost-west is in Kallipolis verschilt met de noord-zuid oriëntatie in Halos.
22
5.6 Analyse van de plattegronden Alle huisplattegronden van dit onderzoek zijn nu besproken, extra gegevens van de huizen die niet in bovenstaande tekst zijn vermeld zijn te vinden in de bijlage 5. Wat nog rest is een analyse van deze plattegronden waarbij wordt gekeken naar het groter geheel en de overeenkomsten worden besproken die van waarde zijn voor het maken van een algemeen model voor het Hellenistisch huis. Ten eerste bekijken we de oriëntatie van de ingang voor ieder huis. In bijlage 5 wordt voor
24%
28%
ieder huis vermeld in welke windrichting de ingang zich bevindt. De gegevens van alle huizen zijn weergegeven in grafiek 1. Hieruit is een zeer lichte
16%
32%
voorkeur op te maken voor een zuidelijke oriëntatie van de ingang. Een vaste oriëntatie van de ingang is uit deze gegevens niet hard te maken.
Noord
Zuid
Oost
West
Grafiek 1: Oriëntatie ingang
De hof kan in een aantal vormen worden ondergebracht. Allereerst is er de grote open hof 8%
die in Nieuw Halos erg sterk aanwezig is. Deze hof is doorgaans op het zuiden gericht maar komt ook een enkele keer voor in het oosten en westen. Het
8% 4%
36% 12%
tweede type hof is een centrale hof. Deze bevond zich centraal in het huis en is vaak direct
4%
toegankelijk vanaf de straat of vanuit een
20%
4% 4%
voorportaal. Dit type kenmerkt zich doordat het aan twee of meer zijden toegang geeft tot meerdere Open Zuidelijk
Open Oostelijk
peristilium hof. In grafiek 2 zijn de verschillende
Open Westelijk
Centraal Peristilium
typen van de hof weergegeven. Als we de oriëntatie
Centraal Noord-Zuid
Centraal Oost-West
Centraal Noord
Centraal West
kamers. Een luxe variant op de centrale hof is een
nog even buiten beschouwing laten is de verdeling tussen een open hof en een centrale hof respectievelijke 44% en 56%. Er lijkt geen specifieke voorkeur te zijn voor een van deze vormen. Nemen we de oriëntatie van de hof mee, dan zien we echter dat een zuidelijk gelegen hof wel een groot percentage (36%) bezet. We zien ook dat de
23
Centraal Grafiek 2: Type en Oriëntatie van de hof
14 12
Centraal Centraal West
10
Centraal Noord 8
Centraal Oost-West Centraal Noord-Zuid
6
Centraal Peristilium Open Westelijk
4
Open Oostelijk 2
Open Zuidelijk
0 Noordelijk
Zuidelijk
Oostelijk
Westelijk
Grafiek 3: Oriëntatie van het woongedeelte naar hof type
peristilium hof een groot deel (20%) in beslag neemt. De andere typen en oriëntatie komen in mindere mate voor. Wat nu van belang is om te weten is hoe het woongedeelte van het huis zich verhoudt tot de vorm en oriëntatie van het huis. In grafiek 3 is de oriëntatie van het woongedeelte gerelateerd aan het type hof. We kunnen uit deze gegevens twee dingen opmaken. Ten eerste is snel te zien waar het woongedeelte van het huis lag. We zien een zeer grote voorkeur voor een noordelijk ligging van het woongedeelte. Een oostelijke en westelijke ligging komt in gelijke mate voor. Een zuidelijke ligging komt maar één keer voor in het hele onderzoek. Bij alle huizen met een open zuidelijke hof ligt het woongedeelte in het noorden, hetzelfde geldt voor de huizen met een centrale oost-west hof. Verder valt op te merken dat daar waar de hof zich aan één zijde van het huis ligt, het woongedeelte doorgaans aan de tegenovergestelde zijde is te vinden. De laatste analyse van de plattegronden betreft het aantal kamers van de huizen in verhouding tot de oppervlakte van het huis. In grafiek 4 is het aantal kamers in verhouding gezet tot de huizen die in toenemende oppervlakte zijn geordend (bijlage 5 voor bijbehorende oppervlaktes). Hoewel het kleinste huis (Haus 18a, Priene) een relatief hoog aantal kamers bezit, is er wel een stijgende lijn in het aantal kamers waar te nemen tot aan het House BII 3 in Leukas. Vanaf dit punt zien we een vrij stabiele lijn in het aantal kamers tot aan het Haus 1 in Orraon. De stijging van het huisoppervlak wordt in alle tussenliggende huizen niet gevolgd door een stijging van het aantal kamers. We zien echter dat vanaf het verbouwde Haus 33 in Priene er weer een stijgende lijn in het aantal kamers val waar te nemen, met uitzondering van de eerste fase van Haus 1 in Eretria.
24
Het aantal kamers van een huis wordt tussen een oppervlakte van ongeveer 185 m² en 292 m² niet beïnvloed door de grote van het huis. Een kleiner oppervlak of een grote oppervlak hebben wel een negatief of positief resultaat op het aantal kamers. 20 18 16
Aantal kamers
14 12 10 8 6 4 2 0
Grafiek 4: Aantal kamers naar huis oppervlak
25
6. Opstand De opstand van het huis betreft de volledige muren, vanaf het fundament tot het dak. In veel huizen bestond het onderste gedeelte van de muren uit een stenen sokkelmuren, de verdere opbouw van deze muren werd gebouwd uit vergankelijke materialen. Er zijn echter ook een aantal huizen waar dit niet het geval is. De muren van deze huizen zijn volledig uit steen opgebouwd. Een aantal van deze huizen zijn door archeologen gevonden en en hebben vaak nog meters hoge muren. Vanzelfsprekend kunnen we uit deze huizen een grote schat aan informatie halen. Alvorens we deze huizen bestuderen gaan we eerst onderzoeken waaruit de opbouw van de vergankelijke muren bestond. Sinds de eerste beschavingen was het voornaamste bouwmateriaal al klei. 30 Dit was in de Hellenistische periode nog steeds een veel gebruikt bouwmateriaal. landen
De
bezitten
afzettingen,
mediterrane
alle
rijke
waardoor
kleidit
bouwmateriaal relatief makkelijk en goedkoop kon worden verkregen.31 Fig. 8: Twee methoden voor de opstand van de muren, links trellis techniek en rechts een mudbrick constructie.
De
twee
meest
voorkomende
manieren om de opbouw van een muur uit klei te bouwen worden nu besproken. Ongeacht de methode, de klei werd altijd eerst gemengd met water en plantenresten en mineralen om de klei sterker te maken.32 De eerste en wellicht oudste methode om van een kleimengsel een muur op te bouwen ging door middel van een raamwerk van gevlochten takken. Hieromheen werd het verstevigde kleimengsel aangebracht. Deze techniek staat ook wel bekend als de trellis techniek vanwege de gevlochten takken (fig 8, links). 33 In hoofdstuk 4 hebben we vaak een sokkelmuur aangetroffen die bestaat uit twee rijen stenen met een vulling van aarde en puin, hier konden de takken van zo’n raamwerk eventueel in worden bevestigt. De vergankelijkheid van het materiaal heeft er echter voor gezorgd dat er geen sporen vand eze techniek bewaard zijn gebleven. De tweede opbouw methode bestaat uit gedroogde mudbricks of kleitiggels. Deze methode vereist echter wel meer voorbereidend werk. Net als bij de trellis methode werd de klei eerst vermagerd. De mudbricks werden vervolgens op maat gemaakt met behulp van een houten mal 30
Hoepfner, 1999, 18 Malacrino, 2010, 42 32 Malacrino, 2010, 45 33 Trellis (Eng.): latwerk (Ned.), ook wel bekend als wattle and daub (Eng.): Vitsen en lemen (Ned.) 31
26
waarna ze te drogen werden gelegd in de zon tot ze hard genoeg waren. Voor de afmetingen van de mudbricks vertelt Vitruvius ons dat voor de pariculiere gebouwen de Grieken mudbricks gebruikten die vier handpalmen breed en lang waren, de tetradoron. 34 Omgerekend is dit een lengte en breedtemaat voor de mudbrick van 29,6 cm.35 De vorm van de mudbricks hoeft echter niet beperkt te zijn tot een vierkant, rechthoekige vormen zoals iedereen die kent van de
Fig. 9: Grotendeels intacte mudbrick. Gevonden in de House of the Tub, Nieuw Halos
hedendaagse bakstenen zouden ook een zeer gangbare vorm zijn geweest. Verschillen in afmetingen van mudbricks en andere constructiematerialen verspreid over de Hellenistische wereld zijn een logisch gevolg van het ontbreken van een uniform meetsysteem. 36 Een metrologisch reliëf met daarin verschillende maten afgebeeld in arm, hand en voetlengtes gevonden in Salamis zorgde ervoor dat de werklieden, ongeacht de plaats waar ze vandaan kwamen, op een bouwplaats toch dezelfde afmetingen gebruikten. 37 De vorm en afmetingen van de mudbricks kan veel zeggen over de manier waarop ze gelegd zijn. Als we de mudbricks op de sokkelmuren plaatsen van de in hoofdstuk 4 genoemde huizen en afgaande op de afmetingen van Vitruvius van 29,6 bij 29,6 cm dan sluit dit niet goed op elkaar aan.38 Het is waarschijnlijker dat de lokale mudbricks op maat werden gemaakt die passend waren voor de breedte van de muren. Eén van de weinige intacte mudbricks heb ik zelf mogen aanschouwen tijdens de zomercampagne van 2008 in Nieuw Halos (fig. 9). Tijdens de opgraving van het House of the Tub werd deze gevonden. De afmetingen van deze mudbrick waren 45 cm in de lengte en breedte en de hoogte is 8 cm. Met de breedte van de sokkelmuur die varieerde van 45 tot 50 cm lijkt het erop dat de mudbricks in
Fig. 10: Opbouw van mudbrick in Kassope
Halos de gehele breedte van de muur besloegen. De opbouw van de huizen in Kassope bestond weliswaar ook uit mudbrick, maar deze werden op twee manieren extra verstevigd. Ten eerste is de bovenzijde van de sokkelmuur bewerkt en afgevlakt om langwerpige houten balken op te leggen. Deze werden vervolgens weer met dwarsbalken verder aan elkaar getimmerd (fig. 10). Deze balken dienden als extra versteviging voor de mudbrick constructie. Een gebruik dat ook in latere Byzantijnse kerken en hedendaagse mudbrick muren in het 34
Vitruvius (2.3.3) Malacrino, 2010, 50 36 Afmetingen van de Attische voet was 29,4 cm, de Dorische voet 32,6 cm en de Ionische voet 34,8 cm 37 Malacrino, 2010, 100 38 Zie tabel 1 voor de muurdiktes 35
27
Middellandse Zee gebied wordt toegepast (fig.11). Ten tweede werden de hoekpunten en plaatsen nabij deuren en vensters door verbrande ‘bakstenen’ verstevigd. Opmerkelijk gezien het
gebruik
van
dit
soort
bakstenen
vooralsnog verder niet is aangetroffen in Hellenistisch Griekenland. 39 De sokkelmuur diende ervoor om de onderzijde van de kleimuur te beschermen, ongeacht of deze uit de trellis methode of uit
Fig. 11: Modern gebouw bestaande uit mudbricks, Thracië Griekenland
mudbricks is samengesteld. Er was echter nog een beschermingsmiddel voor de muur. De gehele muur werd bedekt met een laag pleister. Naast de bescherming die een pleisterlaag bood aan de hogere delen van de kleimuur tegen de elementen, bood het ook bescherming tegen insecten en andere dieren die zich in de voegen van de sokkelmuur konden nestelen. Het gebruik van pleister kent al een lange geschiedenis en is in Griekenland al bekend sinds de Minoïsche periode. Vanaf de Archaïsche periode voegden de Grieken nog een laag stucco toe aan de pleisterwand. Het verschil tussen pleister en stucco lag in de ingrediënten van de mengsels. De pleisterspecie bestond voornamelijk uit een mengsel met als basis kalk en zand. De specie van stucco bestond uit een mix van kalk, gecalcineerd
gips
en
marmer
stof.
Vanuit
de
oorspronkelijke beschermingsfunctie is het gebruik van pleister en stucco door de eeuwen heen uitgegroeid tot een decoratief element in de architectuur. 40 Huizen in Nieuw Halos, Priene, Eretria en Kassope vertonen alle sporen van pleisterwerk (fig. 12). Dit werd voornamelijk
Fig. 12: Witte pleisterresten in de House of the Tub, Nieuw Halos.
aangetroffen aan de binnenmuren waar de elementen het minder hebben kunnen aantasten. Er zijn ook huizen waar de complete muur werd gebouwd uit steen. In enkele gevallen kunnen we hier de hoogtes van de muren bepalen. In de laat-Hellenistische huizen van Delos staan nog zuilen en delen van de muren overeind tot een hoogte van 2,30 m.41 In Priene staan grote delen van de muren vandaag de dag nog overeind en 39
Hoepfner, 1999, 529f Malacrino, 2010, 73 41 Hoepfner, 1999, 521 40
28
Fig. 4: Stenen trap in Priene
is het mogelijk om de hoogte van de huizen te bepalen tussen 5,50 en 6 meter.42 Deze hoogte suggereert tevens de aanwezigheid van een tweede verdieping. De bevestiging hiervoor werd gevonden door de resten van een stene trap (fig. 13).43 Of de verdere opbouw van steen of hout was is niet met zekerheid te zeggen. Hout lijkt de goedkopere en voor de hand liggende optie. Maar gezien het grote gebruik van steen ook voor de opbouw van de muren in Priene, is het ook mogelijk dat de trap volledig uit steen was gebouwd. In Kassope zijn ook in de Oikos sokkelstenen gevonden die als basis dienden voor een trap naar een tweede verdieping. Er was in deze huizen sprake van een houten opbouw van de trap. Tijdens de opgraving in Orraon was het mogelijk om gelijktijdig een groot deel van de muren te restaureren. De muren bestonden uit grote blokken van steen die een hoogte van 0,30 m hadden en tussen de 1,20 m en 1,60 m lang waren. De breedte was circa 0,50 m en was genoeg om de volledige breedte van de muur te beslaan. Het niveau van de vloer van het huis varieerde per kamer en dit had gevolgen voor de hoogte van de muren en daarmee de kamers. Een deel van het huis had een duidelijke tweede verdieping, zoals op te maken is uit gaten in delen van de muur voor balken die het plafond hebben gedragen. Deze gaten plaatsten de hoogte van het plafond tussen de 3,60 m en 3,80 m. De pilaren van de voorhal van het woongedeelte hadden een hoogte van 2,95 m en in de Oikos bereikte de muur een onafgebroken hoogte van 7,30 m. De laagste kamer in het huis was daarentegen maar 1,90 m hoog.44 Omdat de hoogtes binnen dit ene specifieke huis zo variëren is het niet de moeite waard om hier een gemiddelde van te bereken. Er waren in de oudheid verschillenden manieren om muren op te trekken. De voorbeelden van de huizen met een complete opbouw uit steen geven een indicatie van de hoogtes van de muren. Iets wat de vergankelijke mudbrick of trellis opbouw niet kan geven. We hebben gezien dat, hoewel de muren grotendeels intact zijn in Orraon, het nog steeds moeilijk is om een algemene hoogte vast te stellen. Verschil in vloerniveau van de kamers zorgen ervoor dat de hoogtes sterk kunnen variëren. Afgaande op de bekende muurhoogtes zou de hoogte van een kamer tussen de 1,90 m en circa 3,70 m liggen, gemiddeld genomen ligt de hoogte dan op ongevee 2,80 m. De hoogtes uit Priene en Delos liggen dan ook nog ruim binnen deze marge.
42
Schede, 1934, 98 Hoepfner & Schwandner, 1994, 221 44 Hoepfner, 1999, 395ff 43
29
7. Dak Op de open hoven na waren de kamers van de Hellenististische huizen overdekt. Dit kon worden bewerkstelligd op verschillende manieren. Het grootste gedeelte van een dak is echter vaak verloren gegaan aan de tijd. Wat archeologen doorgaans nog vinden zijn de resten van gebroken dakpannen. Hoewel de informatie schaars is, is de reconstructie van het dak wel een belangrijk deel van de reconstructie van het huis. Het onderzoek naar de daken van de huizen zal zich op drie aspecten van een dak concentreren. Allereerst worden de verschillende vormen van een dak besproken. Hierin zullen er drie voornaamste vormen van een dak bekeken worden. De aanwezigheid van dakpannen betekent dat er een hellend dak op een deel van het huis was gebouwd. Deze hellende daken kunnen ook weer onderscheiden worden tussen een lessenaar dak, een naar één zijde hellend dak, en een zadeldak, een naar twee zijden hellend dak. De afwezigheid van dakpannen wijst ons juist in de richting van een plat dak. Om de zaak nog complexer te maken is het niet uit te sluiten dat beide vormen in hetzelfde huis konden worden toegepast. Daarnaast is de vorm van het dak belangrijk voor het regelen van de water afvoer. Vervolgens bestuderen we de constructie van de daken. Omdat een plat dak een andere constructie vereist dan een hellend dak is de vorm een belangrijke factor voor de constructie van het dak. Als laatste bekijken we het materiaal waarmee de daken werden gebouwd. Dakpannen zijn al genoemd, maar hoe werden deze neergelegd? Waar bestond de rest van het dak uit? De materialen waren van groot belang voor de vorm en constructie van het dak, maar andersom was de vorm van het dak ook weer afhankelijk van de bruikbare materialen om de juiste constructie te bouwen. De drie aspecten van een dak hebben een onderlinge samenhang waardoor het mogelijk is om een beeld te reconstrueren van de Hellenistische daken. In combinatie met de relevante archeologische gegevens van een huisopgraving zou het mogelijk moeten maken om het huis met dak en al te reconstrueren.
30
7.1 Vorm De oudste en simpelste vorm is een plat dak. De huizen van de eerste nederzettingen in het MiddenOosten (circa 7000 voor Chr.) hadden platte daken. 45 Sindsdien heeft deze vorm zich verspreid over het hele Mediterrane gebied. In grote delen van het Midden-Oosten worden nog steeds huizen gebouwd met een plat dak, die in essentie niet vel verschillen in vorm, constructie en materiaal ten opzichte van de platte daken die duizenden jaren geleden werden gebouwd. Een groot voordeel van een plat dak lag in de relatieve simpele constructie. Voor de bouw van een plat dak had men niet veel bouwkundige kennis nodig. De relatief simpele constructie van het dak gaf de bewoners de mogelijkheid om het dak zelf te repareren wanneer er schade aan was ontstaan.46 Een ander praktisch voordeel van een plat dak is de mogelijkheid dat het kon dienen als een tweede verdieping. Van de Neolithische huizen uit Çatal Hüyük is bekend dat de ingang van de huizen via het dak en ladders ging.47 Een nadeel van het gebruik van een plat dak als tweede verdieping is echter de schade die er kan optreden aan het dak bij frequent gebruik. Hoewel we deze daken plat noemen is vrijwel zeker dat ook deze daken een licht helling hadden. Hierdoor kon het regenwater van het dak worden afgevoerd.48 Hellende daken kunnen we onderscheiden in twee typen, een lessenaars dak en een zadeldak. Vanuit een plat dak is het maar een kleine stap naar een lessenaars dak. Een lessenaars dak is namelijk een plat dak dat aan één kant veel hoger is waardoor het dak een sterke helling maakt. Omdat regenwater hierdoor maar naar één kant van het dak kan afstromen moet men bij de constructie van dit dak rekening houden naar welke zijde men dit wil afvoeren. Zonder een geschikte afwatering, zoals bijvoorbeeld een goot aan de onderste zijde van het dak, kan het afspoelende water aanzienlijk veel schade toebrengen aan de fundamenten van het huis. De daken ongeacht de vorm zullen dan ook naar de binnenhof zijn gericht waar dit water kon worden opgevangen in reservoirs. Dit water kon vervolgens worden gebruikt voor huishoudelijke zaken.49 Een zadeldak bestaat uit twee hellende zijden die in het hoogste punt samenkomen. Deze vorm is al bekend in Griekenland sinds de Late Bronstijd en was de standaard vorm van daken voor Myceense huizen.50 Nog steeds is het zadeldak één van de populairdere dakvormen in de wereld. Omdat de vorm van een zadeldak bestaat uit twee gespiegelde lessenaarsdaken, is er de
45
Zie Çatal Hüyük, Hoepfner, 1999, 19 Wright, 2009, 128 47 Hoepfner, 1999, 18-19 48 Wright, 2009, 129 49 Crouch, 1993, 246f 50 Jakovides, 1998, 147-160 46
31
mogelijkheid dat er voor twee individuele huizen gespiegelde lessenaarsdaken zijn gebouwd, waardoor er een zadeldak ontstaat die twee huizen overspant.
7.2 Constructie De constructie van een plat dak bestaat uit een aantal houten dwarsbalken die de gehele ruimte overspannen. De afstand die deze balken konden overbruggen was echter beperkt, maar het gebruik van steunpilaren kon de afstand vergroten. Spanten werden over deze balken gelegd en vormden de basis van een plat dak. Hierop
werd
een
breed
assortiment
van
opeenvolgende lagen gelegd die het dak waterdicht moesten maken. Een mogelijke
Fig. 5: Traditioneel plat dak. 1: Houten dwarsbalken. 2: Spanten. 3: Riet en latten. 4: Matwerk. 5: Aarden laag. 6. Klei of pleisterlaag.
constructie van een plat dak is te zien in figuur 14. Op de spanten werd een sluitende laag van
riet gelegd en/of een matwerk van riet en takken. Een laag klei maakte het dak waterdicht. Als laatste werd deze afgewerkt met een dunne laag aarde. 51 Een lessenaarsdak kent voor het grootste gedeelte een vergelijkbare constructie als een plat dak. De muur aan één zijde van het dak werd echter hoger gebouwd zodat er een helling voor het dak ontstond. Het gevaar van een hellend dak is echter dat de bovenste lagen van aarde en klei makkelijk wegspoelen bij regen. Om dit te voorkomen werden er waterbestendige dakpannen op het dak gelegd. Dakpannen werden in de laag klei gezet zodat deze beter op hun positie bleven liggen.52 Een zadeldak is niets meer dan twee lessenaarsdaken die bij elkaar komen in de nokbalk. Om dit type dak te ondersteunen is echter wel een goede constructie nodig. Twee constructiesystemen voor een zadeldak uit de oudheid zijn bekend, een stut-en-dorpelconstructie en een vakwerk dak. De stut-en-dorpelconstructie (fig. 15) berust op het afvoeren van de verticale krachten van het dak naar de muren via verticale steunbalken (stutten) en horizontale dwarsbalken (dorpel). De dorpels overspannen de gehele ruimte.53 Een voordeel van deze methode is dat men de dwarsbalken op
51
Wright, 2009, 129 Hodge, 1960, 65-67 53 Hodge, 1960, 35-36 52
32
iedere hoogte kon aanbrengen door langere of kortere stutten te gebruiken.54 Hierdoor kon ook een vliering worden gecreërd. Een vakwerk dak (fig. 16) berust op de onbuigzaamheid van een driekhoek, hierbij worden alle krachten in de hoekpunten verzameld. Geen van de zijden kan hierdoor buigen onder een zware last. De last wordt via de hoekpunten naar de muur verplaatst. Hierdoor zijn geen extra stutten nodig om het gewicht van het dak te dragen. Een extra centrale stut eventueel gecombineerd met diagonale steunbalken kan worden aangebracht voor het overbrugging van een grotere ruimte. 55
Fig. 6: Stut-en-dorpeldak. In rood de afvoerrichting van de last.
Fig. 7: Vakwerkdak. In rood de afvoerrichting van de last.
54 55
Hodge, 1960, 43 Wright, 2009, 132
33
7.3 Materiaal Voor de constructie van de daken werd een breed scala aan materialen gebruikt. Allereerst bestond de constructie van het frame, ongeacht de vorm van het dak, uit houten balken. Een indicatie van het formaat balken dat werd gebrukt is in de muren van Orraon te ontdekken. Een rij van gaten in de muren met afmetingen van 26 cm breed en 30 cm hoog diende voor de balken van het plafond.56 Op het framewerk bestaande uit houten balken werd doorgaans een matwerk gelegd van kleinere takken of rietstengels. De keuze hiervan zal liggen in de lokale beschikbaarheid van de materialen. Een laag van klei en aarde werd bovenop het matwerk aangebracht. Hiermee werd een plat dak gecreëerd. De hellende daken hadden nog een laatste afwerking van dakpannen. Archeologisch zijn dakpannen het meest tastbare van een dak. Tijdens opgravingen van Klassieke en Hellenistische huizen worden er doorgaans kilo’s aan aardewerken dakpannen en fragmenten daarvan verzameld. Een goede documentatie omtrent de ligging en hoeveelheid van dakpannen ontbreekt in veel gevallen echter. 57 Een statistische behandeling waarbij eerst het totale gewicht van een met dakpannen belegd dak wordt berekend kan veel informatie kunnen geven over welke kamers overdekt waren met dakpannen. Een onderzoek naar de verspreiding van de dakpanresten over de vloer zou tot een instortingsmodel van het dak kunnen leiden. In de oudheid waren er twee typen dakpannen. Allereerst waren er de platte dakpannen (Lat. Tegulae, Gr. Keramides) zoals de dakpan uit Nieuw Halos. Over de voegen tussen de platte dakpannen werd het andere type, de gebogen dakpannen of dektegels (Lat. Imbrices, Gr. Kalypteres) gelegd.58 Bij de opgravingen in Nieuw Halos was het mogelijk om aantal dakpannen te reconstrueren. Een platte dakpan was 51 cm breed en had een incomplete lengte van 87 cm (fig. 17). De dakpan was ligt gebogen en de dikte liep op van 2 cm aan de zijkanten to 2,9 cm in het centrum. Het totale gewicht ervan lag op 9,5 kg. Een dektegel bleek 17 cm breed te zijn en 7 cm hoog, de lengte was echter niet compleet en ook het gewicht was niet bekend. 59 Deze licht gebogen dakpannen staan bekend als Lakonische dakpannen. Een
Fig. 8: Bijna complete dakpan uit Nieuw Halos
56
Hoepfner, 1999, 408 Distributie van dakpannen naar gewicht en aantal is in Nieuw Halos pas gedaan in het begin van de jaren negentig sinds de opgraving van het vijfde huis, House of the Amphorae. Zie Haagsma, 2010, 135-140 58 Malacrino, 2010, 85ff 59 T.D Dijkstra en J.S. van der Heul, 2011, Halos: House of Agnostos Excavation Report 57
34
Fig. 18: Dakpan types, links Lakonisch, rechts Korintisch
andere stijl van dakpannen is de Korintische stijl. Korintische dakpannen waren zo’n 3 cm. dikker en waren plat met opstaande randen aan de buitenzijden. Over deze randen werden driehoekige dektegels gelegd. Ondanks de regionale benaming van deze stijlen waren beide stijlen wijdverspreid in Griekenland. 60 Het maken van dakpannen was een moeizaam proces. Individuele dakpannen moesten in een mal worden gebakken. Een delicate procedure waarbij veel mis kan gaan. Het maken van dakpannen werd dan ook op grote schaal door ambachtslieden gedaan.61 Dakpannen behoorden dan ook niet tot het huis, maar waren onderdeel van het meubilair.62 Dakpannen werden ofwel los, of in grote partijen verkocht. De kosten van één Lakonische dakpan was ongeveer 1 Obool en de prijs van één Korintische dakpan lag tussen de 1 en 6 Obolen. Het gemiddelde dagloon van een huishouden lag op 6 Obolen of 1 Drachme. Een compleet dak was dus al een klein fortuin waard. 63 Bij het verlaten van een stad of huis, om wat voor redenen dan ook, is het dan ook niet vreemd dat de bewoners de nog intacte dakpannen meenamen.
60
Hoepfner, 1999, 535f Rostoker, 1981, 226 62 Hoepfner, 1999, 535 63 Hoepfner & Schwandner, 1994, 263 61
35
8. Vloeren Het materiaal van de vloer kon bestaan uit vergankelijke en niet vergankelijke materialen. De meest simpele en goedkoopste vorm van een vloer bestond uit aangestampte aarde of klei. De dikte van een vloer bestaande uit dit soort lagen kon variëren van 3 tot 8 cm. Als de vloer beschadigd raakte of verweerd was, dan werd er doorgaans een nieuwe kleilaag aangebracht. Om het verweren en scheuren van de kleivloer tegen te gaan werd de kleivloer nog regelmatig verder verstevigd met kafresten en scherven van aardewerk. 64 Het vloerniveau kon op deze manier langzaam oplopen. Verbouwingen in Eretria zijn de voornaamste reden voor de ophoging van de kleilaag met 10 tot 20 cm.65 Een simpele vorm van een stenen vloer bestaat uit kleinere stenen gelegd in een bodem van klei of een andere vorm van specie (fig. 19). Een kiezelsteenvloer had een grotere waterdicht dan een aarden of kleivloer. Een waterdichte vloer was gewenst voor ruimtes die snel nat konden worden, bewust zoals in de eetkamer waar men de ruimte schoonspoelde na het eten, of onbewust in de badkamer door spatwater. Een andere vorm van een stenen vloer is er één die bestaat uit platte stenen platen aansluitend aan elkaar gelegd. Hierbinnen is nog weer een onderscheid te maken tussen rechthoekige platen die bijna perfect op elkaar aansluiten of een vloer bestaande uit grote polygonale afgevlakte stenen die minder op elkaar aansluiten en waarbij de ruimte tussen de stenen werd opgevuld met een soort specie. De stenen platen konden ook worden vervangen door aardewerken platen, waarbij groeven werden aangebracht als anti-sliplaag. 66 De verfijnste vorm van een vloer is wel de mozaïekvloer. Mozaïeken komen in beperkte mate voor in Hellenistische huizen. Voor veel huishoudens was een mozaïekvloer een te dure aankoop, daar waar deze vorm wel wordt aangetroffen is dit doorgaans in de kamer die te identificeren is als de andron. In Fig. 19: Kiezelstenenvloer in het House of the Ptolemaic Coins, Nieuw Halos.
deze
publieke
ruimte
konden
de
bewoners pronken met hun vloer. Een mozaïekvloer bestond uit een collectie van
kleine steentjes, waarbij een aantal typen kunnen worden geconstateerd. In Eretria zijn twee type
64
Hoepfner, 1999, 528 Reber, 1998, 113 66 Westgate, 2000, 393 65
36
vloeren waar te nemen met een onderscheidende rol voor de afmetingen van de steentjes. Er zijn mozaïekvloeren waar te nemen bestaande uit steentjes die variëren in grote van 1 tot 2 cm en vloeren met steentjes tussen de 3 en 4 cm. 67 Vanaf de 3e eeuw voor Chr. werden de mozaïeken die bestonden uit kiezelsteentjes vervangen door op maat gemaakt en gekleurde steentjes. Deze betegelde vormen van mozaïeken vinden we voornamelijk terug in latere perioden. Door een relatieve groei in rijkdom, wordt de mozaïekvloer in de Late Hellenistische periode niet meer beperkt tot alleen de andron. Andere, ook niet publieke ruimtes werden met een mozaïekvloer gedecoreerd, in enkele gevallen zelfs ruimtes in hoger gelegen verdiepingen. Een laatste onderscheid in mozaïekvloeren is te maken in de decoratie. Geometrische patronen zijn makkelijker en goedkoper aan te leggen dan figuratieve scenes. 68 Hoewel de onvergankelijke stenen- en mozaïekvloeren archeologische goed traceerbaar zijn en ook aangetroffen zijn in een aantal steden, blijkt dat toch voor het merendeel van de onderzochte sites de vloeren bestonden uit vergankelijke materialen.
67 68
Reber, 1998, 114 Westgate, 2000, 392ff
37
9. Verlichting Tegenwoordig zijn onze huizen uitgerust met glazen ramen die voor een natuurlijke verlichting zorgen. Lang voor het gebruik van glas in de architectuur waren er ook al manieren om het natuurlijke zonlicht te gebruiken om huizen en publieke gebouwen te verlichten. De eenvoudigste manier om een kamer te verlichten in de Hellenistische periode was om een raam in de buitenmuren aan te brengen. Op afbeeldingen van Griekse vazen zijn twee soorten ramen te herkennen. Allereerst zijn er de ramen die in muren van de straatkant werden aangebracht. Deze bestonden uit een dunne gleuf die in meerdere richtingen naar binnen groter werd. Door deze constructie kon de kamer beter verlicht worden dan wanneer het aan de binnenzijde dezelfde richtingen had. In de muren van Orraon waren twee dergelijke ramen waar te nemen. Allereerst waren er horizontale gleuven die aan de buitenzijde 9 cm hoog waren en 51 cm breed en aan de binnenzijde 16 cm hoog en 79 cm breed waren. Verticale gleuven waren aan de buitenzijde 10 cm breed en aan de binnenzijde 35 cm breed. De hoogte bleef gelijk op 32 cm. Een andere vorm die men aantrof bestond uit ramen die 30 cm hoog en 68 cm breed waren. Deze ramen konden door houten luiken open en dicht gedaan worden.69 Omdat de Grieken gesteld waren op hun privacy bevonden deze ramen zich doorgaans hoog in de muren zodat voorbijgangers niet zomaar naar binnen konden kijken.70 Nog een andere soort raam is veel groter dan de gleuven aan de straatkant. Het bestaat uit twee openingen gescheiden door een kleine zuil waardoor een grotere opening kon worden gecreëerd zonder de muur teveel te verzwakken. De ramen worden vaak met de verlichting van de andron in verband gebracht. Opgravingen in Klassieke en Hellenistische steden in Piraeus, Olynthos en Kassope hebben kapitelen van deze mini-zuilen opgeleverd.71 De lengte van zo’n raam was volgens een reconstructie in Piraeus meer dan 1 meter. Ramen van deze afmetingen kijken uit op de binnenhof en treffen we alleen aan binnen de grenzen van het huis waar ze doorgaans op het zuiden gericht zijn.72 Het raam van de andron in Orraon bestond uit twee openingen die ieder 51 cm breed waren en 60 cm hoog.73 Met de plattegronden in ogenschouw te nemen kan men opmerken dat in een aantal huizen de kamers zo diep in het huis liggen dat deze noch door kleine ramen aan de straatkant noch door eventuele ramen die openen op de hof verlicht konden worden. Deze kamers moesten dus wel
69
Hoepfner, 1999, 533 Lӧhr, 1990, 11f 71 Hoepfner & Schwandner, 1994, 41f, 106f, 156 72 Lӧhr, 1990, 11 en Westgate, 2007, 236 73 Hoepfner, 1999, 403 70
38
verlicht worden op een kunstmatige manier, bijvoorbeeld door olielampjes. Bij opgravingen van de huizen vinden we dan ook vaak resten van olielampjes tussen de aardewerk scherven. Naast de ramen en olielampjes was er nog een laatste methode om de kamers te verlichten. De deuren van de kamers aan de hof konden opengezet worden en brachten een grote hoeveelheid licht de kamers in. De oriëntatie van het huis en de hof waren hiervoor van belang. De zon beweegt over het zuiden, opvallend is dan ook dat in de meeste gevallen het woongedeelte van de huizen zich aan de noordzijde bevindt.74 Deze kamers konden dus overdag verlicht worden door de zon, mits er open ramen en deuren in de zuidmuur aan de hof aanwezig waren. Het is ook om deze reden dat de deuren naar binnen openden. Een deur die naar buiten opent blokkeerde een deel van het zonlicht wanneer de zon niet op de deuropening stond gericht. De aanname dat het wonen in deze Hellenistische huizen een donkere aangelegenheid was zoals Hoepfner en Schwandner stellen lijkt met zulke beperkte methodes om licht te creëren te kloppen. 75 Echter één van de voornaamste redenen om dit onderzoek te verrichten was om erachter te komen hoe het wonen in een Hellenistisch huis was. Met dien verstande is de reconstructie van een huis ook niet een einddoel op zich, maar wil ik aantonen dat deze ook een middel kan zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Het zou namelijk mogelijk moeten zijn om in de reconstructie van een huis te achterhalen hoe deze op natuurlijke wijze werd verlicht. Dit zal verder worden behandeld in het laatste deel van dit onderzoek.
74 75
Zie hoofdstuk 5.6, grafiek 3 Hoepfner & Schwandner, 1994, 315
39
10. Conclusie
Het doel van deze scriptie is om een algemeen model te geven van een Hellenistisch huis. Hiervoor hebben we in de voorgaande hoofdstukken verschillende constructie elementen van de huizen onderzocht. Eerst bespreek ik de belangrijkste resultaten van het onderzoek naar de huizenconstructie. Hierna wordt het model en de reconstructie besproken. Dit onderzoek eindigt met een evaluatie en een aantal aanbevelingen voor verder onderzoek. In hoofdstuk 4 hebben we de fundamenten van de huizen onderzocht. Een vrij uniform beeld hiervan kwam in het onderzoek naar voren. Het grootste gedeelte van de huizen had een sokkelmuur, de stenen muur waarop de vergankelijke opstand van de muur werd gebouwd. Een aantal huizen in Priene en Orraon, hadden echter geen sokkelmuur. De muren waren hier volledig uit steen gebouwd. Het onderzoek toont aan dat de gemiddelde dikte van de sokkelmuur van de huizen ongeveer 0,50 m was. Afhankelijk van de staat van de huizen variëerden de hoogtes van de sokkelmuren. Van de plaatsen waar de sokkel maar enkele decimeters hoog was, kunnen we zeggen dat de bovenliggende delen verloren zijn gegaan. Huizen waar de sokkelmuur beter is bewaard gebleven tonen aan dat deze circa 1 meter hoog moet zijn geweest. De constructie van de sokkelmuren vertonen twee verschillende methodes. Allereerst kon de muur gebouwd zijn uit twee rijen stenen die parallel aan elkaar werden gelegd. De ruimte tussen deze stenen werd opgevuld met kleinere stenen of puin. De andere methode bestond uit grote stenen blokken die de hele muurbreedte konden beslaan. Opvallend was dat beide methoden in de constructie van hetzelfde huis konden worden gebruikt. Een groot deel van de huizen werd gebouwd in woonblokken waar de huizen min of meer dezelfde afmetingen hadden. Uit de aansluiting van de muren op elkaar blijkt dat er in de meeste gevallen geen binding is tussen de externe en interne muren. De buitenste muren werden als eerste aangelegd om de percelen van de huizen vast te leggen. Vervolgens werden de interne muren gebouwd waardoor de indeling van het huis vorm kreeg. In enkele gevallen kunnen we echter concluderen dat bij de aanleg van de interne muren er rekening werd gehouden met aangrenzende huizen. De interne verdeling werd verder onderzocht in hoofdstuk 5 waar de plattegronden van de huizen centraal stonden. We hebben gezien dat er een grote variatie was in de afmetingen van de huizen. Ondanks de verschillende afmetingen kunnen we, met uitzondering van de verbouwde huizen in Priene en Eretria, constateren dat het gemiddelde oppervlakte van de huizen rond de 200 m² was. Deze huizen hadden gemiddeld zo’n 8 à 9 kamers. Het aantal kamers werd pas meer of minder bij de zeer grotere en kleinere huizen van Eretria en Priene. In alle huizen was een hof aanwezig en ook kon overal een woongedeelte worden aangewezen, meestal bestaande uit één grote centrale kamer, 40
oikos, en een aantal zijkamers. De hof kunnen we onderscheiden in twee types, een open vorm, met in de meeste gevallen een zuidelijke oriëntatie, en een centrale vorm, een hof die toegang gaf tot kamers aan verschillende zijden. Beide types kwamen ongeveer evenveel voor in dit onderzoek. De relatie tussen de locatie en oriëntatie van de hof en het woongedeelte kwam duidelijk uit dit onderzoek naar voren. De hof en het woongedeelte bevinden zich in tegenovergestelde windrichtingen, wanneer de hof in het zuiden lag, dan lag het woongedeelte in het noorden van het huis. Hoofdstuk 6 ging verder met het onderzoek naar de opstand van de muren. Alleen in zeldzame gevallen bleek deze volledig uit steen te zijn gemaakt. Voor het merendeel van de huizen geldt dat de opstand bestond uit vergankelijke materialen. Hiervoor werden twee methoden naar voren geschoven. Ten eerste was er de trellis techniek, waarbij lagen van klei tegen een raamwerk van takken werden aangezet. De tweede methode bestond uit een opstand van kleitiggels, of mudbricks. Deze werden in de zon gehard en konden de hele muur overspannen, hierdoor kon een stevige opstand worden neergelegd. De muren werden verder beschermd door een laag pleister aan zowel de binnen als buitenzijde. Uit de stenen opstand van de huizen in Priene en Orraon kwamen meerdere kamerhoogtes, deze waren afhankelijk van het vloerniveau en de helling van de stad. Gemiddeld genomen bleek de kamerhoogte in Orraon echter 2,80 m te zijn. In hoofdstuk 7 hebben we de mogelijke vormen en constructie van het dak onderzocht. De huizen zelf leveren hiervoor maar weinig informatie, en daarom moesten we ook dan ook uitwijken naar meer algemene bronnen omtrent Griekse daken. De huizen konden worden gebouwd met drie verschillende dakvormen. Een vlak dak, een lessenaarsdak of een zadeldak. Deze laatste twee waren hellende daken en moesten bedekt worden met een dakpannen om de vergankelijke materialen van de dakconstructie te beschermen. Deze aardewerken dakpannen zijn het enigste tastbare van de daken die worden gevonden tijdens archeologische opgravingen. De constructie van het dak kon op twee manieren worden uitgevoerd, door een stut-en-dorpel constructie of een vakwerk dak. Voor beide methode waren echter grote houten balken nodig, en als we balkgaten in Orraon voor het plafond kunnen geloven, hadden deze balken een dikte tussen de 26 cm en 31 cm. Belangrijk voor de waterafvoer is de richting van de helling van het dak. Water dat buiten het huis niet werd opgevangen kon de fundatie van de buitenmuren aantasten. De vloeren van de huizen zijn in hoofdstuk 8 onderzocht. Deze bestaan uit vergankelijke materialen als aarde en klei, deze vloeren zijn archeologisch moeilijk te onderscheiden van de rest van de grond waarin men opgraaft. Vloeren die bestaan uit onvergankelijke materialen zijn doorgaans wel herkenbaar. Deze konden bestaan uit kiezelstenen of platen gemaakt van aardewerk of steen. Deze vloeren werden vooral aangetroffen in kamers waar nog wel eens water kon worden
41
verspild, zoals een badkamer. In de luxere kamers van het huis werd in veel van de huizen een mozaïekvloer aangetroffen. Hoe de huizen werden verlicht was het onderwerk van hoofdstuk 9. Een herkenbare manier van verlichten ging door middel van verschillende type ramen. De ramen in de buitenmuren waren vaak niets meer dan kleine gleuven van circa 10 cm bij 30 cm tot 40 cm. Deze konden zowel horizontaal als verticaal worden gepositioneerd en de afmetingen ervan liepen naar binnen toe in alle richtingen uit. Een ander type raam dat in de buitenmuren kon worden aangetroffen was ongeveer 30 cm bij 68 cm. Deze kon gesloten worden door houten luiken. Omdat de Grieken de privacy van hun huishouden in een hoog aanzien hadden, waren deze ramen vaak hoog in de muren aangebracht om het naar binnen gluren te minimaliseren. Hiertegenover stonden de ramen die binnen het huis op de hof uitkeken. Dit waren dubbele ramen die werden gescheiden door een centrale zuil, de complete lengte van deze ramen was ongeveer een 1 m, dus twee afzonderlijke ramen van ongeveer 0,50 m, de hoogte van deze ramen was ongeveer 0,60 m. We hadden al geconstateerd dat de oriëntatie van het woongedeelte van het huis zich vooral in het noorden bevond. Het gevolg was dat de zon, die over het zuiden beweegt, dit gedeelte kon verlichten door de openingen van de ramen en de open deuren. De oriëntatie van het woongedeelte in het noorden was dan ook een bewuste keus van de Hellenistische bewoners.
10.1 Model en reconstructie De resultaten van dit onderzoek naar de constructie van Hellenistische huizen vormen de kern van mijn zoektocht naar een algemeen model voor deze huizen. Een samenvatting van deze resultaten is al gegeven, wat nog rest is om dit in een praktisch model te presenteren. Ik heb de keuze gemaakt om dit model weer te geven in tabelvorm waarin de resultaten per onderzocht constructieonderdeel puntsgewijs worden uitgezet. Het model is te zien in tabel 10.1. Zoals al vaker is aangegeven dient dit model als toevoeging van de archeologische gegevens. Bij het maken van een reconstructie van een huis dient men als eerste de lokale informatie te gebruiken, wanneer bij het maken van de reconstructie deze geen antwoord geven op een aantal vragen biedt dit model uitkomst. Omdat dit onderzoek voort is gekomen uit mijn veldwerkervaring in Nieuw Halos en het doel om reconstructies betrouwbaarder te maken is in de bijlage 6 tot 9 een reconstructie te zien van het House of the Tub uit Nieuw Halos.76 De basis van deze reconstructie is de plattegrond en de architectonische resten die zijn opgegraven door de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking 76
Dijkstra, 2009 Voor de beschrijving van het House of the Tub
42
met de lokale Griekse autoriteiten tussen 2007 en 2010. De plattegrond van dit huis is ook te zien in bijlage 1. In bijlage 6 is het huis te zien vanuit het noorden. Het huis is overdekt met een hellend lessenaarsdak bestaande uit dakpannen. Deze dakpannen zijn reconstructies van de gevonden dakpannen in Halos.77 Onderaan het dak bevindt zich een goot die het regenwater naar de waterton moet leiden, dit om te voorkomen dat al het regenwater de open hof in zou stromen. De verlichting van het westelijk woongedeelte berust voornamelijk op de inval van het zonlicht in de deuropeningen (zie bijlage 7). Dit houdt echter al in de middag op. In bijlage 8 is te zien dat zon in het zuiden staat en de het woongedeelte niet meer kan verlichten. Ook de verschillende type ramen die te zien zijn in de reconstructie bieden maar weinig verlichting. De locatie en aanwezigheid van deze ramen is ook speculatief en dient in eerste instantie om de verschillende raam types te illustreren die in het model zijn te vinden. De vorm van de ramen zijn dan ook wetenschappelijk gefundeerd, alleen de locatie binnen het House of the Tub kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Een doorsnede van de muur is te zien in bijlage 9. De buitenzijde van de muren is bedekt met een laag pleister, aangeduid met de hoofdletter A in de bijlage. Het bewijs voor een pleisterlaag is afkomstig van meerdere bronnen, waaronder het House of Tub zelf.78 Met de letter B zijn de rijen stenen van de sokkelmuur aangegeven. De vulling tussen deze rijen stenen, bestaande uit kleinere stenen en puin is met de letter C aangegeven. De hoogte van sokkelmuur is reconstrueerd tot een hoogte van 1 m., vanaf hier bestond de verdere opstand van de muur uit mudbricks met een houten versteviging. Deze versteviging, aangeduid met de letter D, bestaat uit horizontale balken waarop dwarsbalken werden gespijkerd. De letter E wijst de mudbricks aan die conform aan de gevonden mudbrick in het House of the Tub 45 cm breed en 8 cm hoog zijn. Deze worden afgewisseld in de opstand door halve mudbricks. Een deel van een raam wordt in de bijlage ook doorsneden bij de letter F. Dit specifieke raam bestaat uit een horizontale gleuf. Duidelijk te zien is dat het raam naar binnen toe groter wordt. Een houten versteviging omlijst de openingen van het raam. De reconstructie van het House of the Tub in de bijlagen laat zien dat het mogelijk is, om op basis van de archeologische gegevens en het hier gepresenteerde model, een onderbouwde reconstructie te maken van een Hellenistisch huis. Echter een aantal kanttekeningen en aanbevelingen voor verder onderzoek moeten we nog plaatsen in de laatste paragraaf van deze scriptie.
77 78
Zie pag. 34 Zie pag. 27
43
Fundamenten
Sokkelmuur -
1 meter hoog
-
0,50 meter breed
-
Opeenvolgende lagen bestaande uit: - Muuroverspannende stenen - Twee rijen stenen met opvulling
Plattegrond
Oppervlakte ca. 200 m² -
8 a 9 kamers
Woongedeelte noordelijk oriëntatie Hof tegenovergestelde oriëntatie van woongedeelte
Opbouw
-
Open type
-
Centraal type
Complete stenen opbouw of, Mudbrick opbouw -
Vierkante mudbricks
-
Lengte/breedte: 45 cm, hoogte: 8 cm
Bedekt met witte pleisterlaag. Hoogte ongeveer 2,80 meter Dak
Concentratie dakpannen -
Hellend dak, lessenaars of zadeldak
-
Gedeeld dak met aangrenzende huizen
-
Naar binnen vallende helling
Afwezigheid van dakpannen
Vloer
Verlichting
-
Plat dak
-
Aarde/klei
-
Kiezelstenen of stenen platen
-
Mozaïeken
Ramen in buitenmuren -
Gleuven, zowel horizontaal als verticaal, ca. 10 cm hoog, naar binnen toe oplopend, breedte 30-50 cm
-
Ramen met luiken, ca. 30 cm bij 68 cm
Ramen in binnenmuren -
Dubbele ramen, uitkijkend op de hof, 100 (50) cm bij 60 cm, verdeeld door een centrale zuil
Noordelijke oriëntatie van woongedeelte Tabel 10.1: Algemeen model Hellenistisch huis
44
10.2 Discussie en verder onderzoek Het doel van deze scriptie om een model te ontwikkelen die een aanvulling moet zijn bij de reconstructie van een Hellenistische huis, is in zekere mate geslaagd. Met behulp van dit model en de archeologische gegevens heb ik een reconstructie kunnen maken van het House of the Tub in Nieuw Halos. Ik wil er echter wel een aantal kanttekeningen bij plaatsen. Ik ben erachter gekomen dat het model een grote hulp is in de grote lijnen van de reconstructie. Ondanks dat er nog veel aan de reconstructie speculatief is, zoals de ramen en de vorm van het dak, zijn deze door het model wel gebaseerd op gegevens uit een groot aantal bronnen omtrent Hellenistische huizen en dus niet geheel ongefundeerd. In mijn ogen vervangt dit model dan ook een langdurig vergelijkingsonderzoek naar Hellenistische huizen die zou moeten worden uitgevoerd alvorens men een reconstructie gaat maken. Voor de makers van historische reconstructies zou het ideaal zijn als er voor meerdere tijdsperioden en soorten gebouwen een model zoals deze beschikbaar zou zijn. Wat het gemis van dit model is, is echter het oog voor detail. Zaken als versiering van bijvoorbeeld het dak of de deuren en de constructie van een schoorsteen en de toegangspoort, zijn niet opgenomen in het model. In deze opzichten kan dit model dan ook nog zeker worden aangevuld met meer details. Naast het aanvullen van het model met meer details kan het onderzoek ook altijd worden uitgebreid met de toevoeging van meer huizen. Immers ieder huis dat wordt opgegraven kan net dat beetje meer informatie geven waardoor we weer een stap dichterbij zijn van het visualiseren van het Hellenistisch huis.
45
11. Literatuur Ault, B., & Nevett, L. (Eds.). (2005). Ancient Greek Houses and Households. Philadelphia: University of Pennsylvania Press. Boersma, J. (1983). Goritsa: the residential district. Bulletin Antieke Beschaving, 58, 61-82. Cahill, N. (2000). Olynthus and Greek Town Planning. The Classical World, 93(5), 497-515. Cahill, N. (2002). Household and City Organization at Olynthus. New Haven: Yale University Press. Camp, J. (1984). Ancient Athenian Building Methods. Athene: American School of Classical Studies at Athens. Crouch, C.P. (1993). Water Management in Ancient Greek Cities. Oxford: University Press DIJKSTRA, T.M. (2009). Veldwerk en stageverslag Halos 2009. Studentverslag Rijksuniversiteit Groningen Dontas, N. (2005). Priene. Athene: Foundation of the Hellenic World. Ducrey, P. (1993). La Maison aux Mosaïques. In P. Ducrey, I. Metzger, & K. Reber, Eretria VIII: Le Quartier de la Maison aux mosaïques (pp. 31-51). Lausanne: Editions Payot. Haagsma, M. (2010). Domestic Economy and Social Organisation in New Halos. Groningen: www.proefschriftmaken.nl. Herwijnen, F. v. (1999). Constructief ontwerpen: Van Pantheon tot Millenium Dome. Intreerede TU Enschede. Hoepfner, W. (1979). Wohnungsbau im Altertum. Berlijn: Diskussionen zur archäologischen Bauforschung 3. Hoepfner, W. (1999). Geschichte des Wohnens: Band 1 5000 v.Chr. - 500 n.CHr. Vorgeschichte, Frühgeschichte, Antike. Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt. Hoepfner, W., & Schwandner, E. (1994). Haus und Stadt im Klassischen Griechenland. München: Deutscher Kunstverlag. Jameson, M. (1990). Domestic Space in the Greek city-state. In S. Kent, Domestic architecture and the use of space (pp. 92-113). Cambridge: University Press. Klein, N. (1998). Evidence for West Greek Influence on Mainland Greek Roof Construction and the Creation of. Hesperia: The Journal of the American School of Classical Studies at Athens, 67(4), 335-374.
46
Lindenhout, E. v. (2010). Bouwen in Latium in de archaïsche periode. Groningen: Barkhuis. Lӧhr, C. (1990). Griechische Hӓuser nach 348 v. Chr.: Hof, Fenster, Türen. In W. Heilmeyer & W. Hoepfner, Licht und Architektur (pp. 10-19). Tübingen: Ernst Wasmuth Verlag Malacrino, C. (2010). Constructing the Ancient World: Architectural Techniques of the Greeks and Romans. Los Angeles: The J. Paul Getty Museum. Mylonas, G. (1940). The Olynthian House of the Classical Period. The Classical Journal, 35(7), 389402. Nevett, L. (1999). House and Society in the Ancient Greek World. Cambridge: University Press. Nevett, L. (2010). Domestic Space in Classical Antiquity. Cambridge: University Press. Rapoport, A. (1980). Vernacular architecture and the cultaral determinants of form. In A. King, Buildings and society (pp. 283-305). Londen: Routledge & Kegan Paul. Reber, K. (1993). Die Architekturelemente. In P. Ducrey, I. Metzger, & K. Reber, Eretria VIII: Le Quartier de la Maison aux mosaïques (pp. 55-70). Lausanne: Editions Payot. Reber, K. (1998). Eretria X: Die klassischen und hellenistischen Wohnäuser im Westquartier. Lausanne: Editions Payot. Reinders, H., & Prummel, W. (Eds.). (2003). Housing in New Halos: A Hellenistic Town in Thessaly, Greece. Lisse: A.A. Balkema Publishers. Rider, B. (1964). Ancient Greek Houses. Chicago: Argonaut Inc. Publishers. Rostoker, W., & Gebhard, E. (1981). The Reproduction of Rooftiles for the Archaic Temple of Poseidon at Isthmia, Greece. Journal of Field Archaeology, 8, 211-227. Schede, M. (1934). Die Ruinen von Priene. Berlijn: Walter de Gruyter & CO. Scranton, R. (1949). Group Design in Greek Architecture. The Art Bulletin, 31(4), 247-268. Steele, J. (1992). Hellenistic Architecture in Asia Minor. Londen: Academy Editions. Stevens, G. (1950). A Tile Standard in the Agora of Ancient Athens. Hesperia: The Journal of the American School of Classical Studies at Athens, 19(3), 174-188. Trümper, M. (2002). Review: Eretria X: De klassischen und hellenistischen Häuser im Westquartier. Gnomon, 74(7), 627-638. Vitruvius. (1970). On Architecture I. (F. Granger, Trans.) Londen: William Heinemann Ltd. Vitruvius. (1970). On Architecture II. (F. Granger, Trans.) Londen: William Heinemann Ltd.
47
Walter Graham, J. (1972). Notes on Houses and Housing-Districts at Abdera and Himera. American Journal of Archaeology, 76(3), 295-301. Westgate, R. (2000). Space and Decoration in Hellenistic Houses. The Annual of the British School at Athens, 95, 391-426. Westgate, R. (2007). The Greek House and the Ideology of Citizenship. The Archaeology of Equality, 39(2), 229-245. Winter, F. (1984). The Study of Greek Architecture. American Journal of Archaeology, 88(2), 103-106. Wright, G. (2000). Ancient Building Technology Volume 1: Historical Background. Leiden: Brill. Wright, G. (2005). Ancient Building Technology Volume 2: Materials. Leiden: Brill. Wright, G. (2009). Ancient Building Technology Volume 3: Construction. Leiden: Brill. Wycherley, R. (1951). Hellenistic Cities. The Town Planning Review, 22(3), 177-205.
48
12. Figuur verantwoording
Figuur 1: Eigen productie Figuur 2: Halos Project, foto’s campagne 2008 Figuur 3: Eigen foto, veldwerk Halos 2011 Figuur 4: Reber, 1980, p. 22, Abb. 9 Figuur 5: Reber, 1980, p. 22, Abb.10 Figuur 6: Hoepfner & Schwandner, 1994, p. 154, Abb. 145 Figuur 7: Halos Project, foto’s campagne 2011 Figuur 8: Malacrino, 2010, p. 45, bewerkt naar het Nederlands Figuur 9: Halos Project, foto’s campagne 2008 Figuur 10: Hoepfner, 1999, p. 530 Figuur 11: Malacrino, 2010, p 48 Figuur 12: Halos Project, foto’s campagne 2008 Figuur 13: Hoepfner & Schwandner, 1994, p. 221, Abb. 214 Figuur 14: Hodge, 1960, p. 66 Figuur 15: Eigen productie Figuur 16: Eigen productie Figuur 17: Eigen foto, veldwerk Halos 2011 Figuur 18: Eigen productie Figuur 19: Haagsma, 2010, p.68, Fig. 2.38 Bijlage 1 t/m 9: Eigen productie
49
13. Bijlagen
Bijlage 1: Huisplattegronden deel 1
50
Bijlage 2: Huisplattegronden deel 2
51
Bijlage 3: Huisplattegronden deel 3
52
Bijlage 4: Huisplattegronden deel 4
53
Site
Huis
Afmetingen (m)¹
Oppervlakte (m²)¹
Kamers
Verbindingsruimte
Ingang
Hof
Woongedeelte
Ligging Hof
a.
Nieuw Halos
House of Agathon
13,50 x 15,20
205,20
9
Oikos
Z
Open
N
Z
b.
Nieuw Halos
House of the Coroplast
13,75 x 15,00
206,25
9
Hof
N
Langwerpig
O
W
c.
Nieuw Halos
House of the Geometric Krater
12,50 x 15,75
196,88
8
Oikos
Z
Open
N
Z
d.
Nieuw Halos
e.
Nieuw Halos
House of the Ptolemais Coins
12,70 x 14,80
187,96
9
Oikos
Z
Open
N
Z
House of the Snakes
15,45 x 15,10
233,30
9
Corridor
N
Open
N
Z
f.
Nieuw Halos
House of the Tub
17,40 x 15,30
266,22
10
Hof
N
Langwerpig
W
Centraal N-Z
g.
Priene
Haus 15
18,40 x 24,00²
108,36
6
Pastas
Z
Open
N
Z
h.
Priene
Haus 17
18,40 x 24,00²
73,03
4
Hof/Pastas/Oikos
W
Open
N
Z
i.
Priene
Haus 17a
18,40 x 24,00²
124,23
7
Hof
W
Centraal
N
Z
j.
Priene
Haus 18
18,40 x 24,00²
77,5
4
Hof
Z
Centraal
N
Z
k.
Priene
Haus 18a
18,40 x 24,00²
53,64
5
Pastas
Z
Open
N
Z
l.
Priene
Typenhaus
8,88 x 23,80
211,34
7
Hof
W
Centraal
N
Centraal O-W
m.
Priene
Haus 33 (verbouwing)
17,40 x 30,80
535,92
14
Hof
Z
Peristilium
N
n.
Eretria
Haus I fase 1
26,70 x 31,70
634,79
10
Oikos
N
Open
W
Centraal Peristilium O
o.
Eretria
Haus I fase 3
41,00 x 73,30
1803,18
44
Hof
O
Peristilium/Open
W
p.
Eretria
Haus II fase 1
36,00 x 37,50
1225,00
19
Hof
O
Peristilium
W
q.
Eretria
Haus II fase 2
36,00 x 37,50
1225,00
Corridor
O
Peristilium
W
r.
Eretria
Huis van de Mozaïeken
26,00 x 27,50
679,25
24 (13/8)³ 17
Hof
Z
Peristilium
O
s.
Kassope
Haus 1
14,40 x 15,60
224,64
8
Oikos
W
Centraal
O
Centraal Peristilium Centraal Peristilium Centraal Peristilium Centraal Peristilium Centraal W
t.
Kassope
Haus 3
14,40 x 15,60
224,64
8
Hof
W
Centraal
O
Centraal W
u.
Abdera
Typenhaus
10,15 x 20,40
207,06
8
Hof
W
Centraal
N
Centraal O-W
v.
Leukas
House AII 6
11,50 x 16,00
184,00
11
Voorportaal/Hof
N
Centraal
O
Centraal
w.
Leukas
House BII 3
13,00 x 14,25
185,25
9
Hof
N
Centraal
O
Centraal
x.
Kallipolis
Haus 4
15,40 x 18,00
277,2
8
Hof
O
Langwerpig
N
Centraal O-W
y.
Orraon
Haus 1
14,80 x 19,75
292,3
9
Pastas/Oikos
W
Centraal
Z
Centraal N
¹ Buitenmaten en en oppervlakte van het volledige huisperceel. ² Deze vijf huizen zijn gebouwd op een plot waar voorheen twee huizen waren gebouwd. Dit zijn de afmetingen van deze twee huisgebieden. ³ In deze fase is het huis verbouwd en bevat het twee onafhankelijke woningen. Deze hebben respectiefelijk 13 en 8 kamers en 3 gedeelde ruimtes. Bijlage 5: De huizen die in dit onderzoek worden besproken
54
Bijlage 6: House of the Tub, Nieuw Halos. Gezien vanuit het noorden, 8 uur in de ochtend.
55
Bijlage 7: House of the Tub, Nieuw Halos. Uitzicht op het westelijk woongedeelte, 8 uur in de ochtend.
56
Bijlage 8: House of the Tub, Nieuw Halos. Uitzicht op het westelijk woongedeelte, 12 uur in de middag.
57
A: Dunne pleister laag B: Rijen stenen van de sokkelmuur C: Vulling van de sokkelmuur, bestaande uit kleine stenen en puin D: Houten verstevigingen van de muur E: Mudbrick opstand F: Doorsnede van een gleuf raam
Bijlage 9: House of the Tub, Nieuw Halos. Doorsnede van een een deel van de muur.
58