Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118 Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle projectnr. 183803 revisie 00 13 januari 2009
Auteur(s) J.A.M. Oude Rengerink J. Tolsma
Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus 70 5120 AB RIJEN
datum vrijgave 13 januari 2009
beschrijving revisie 00 concept
goedkeuring J. Tolsma
vrijgave J.A.M. Oude Rengerink
Colofon Titel:
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118. Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle Auteur(s): J.A.M. Oude Rengerink, J. Tolsma ISSN: 1570-6273 NUR: 682 - Archeologie © Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Inhoud
Blz.
Samenvatting
4
Administratieve gegevens
5
1
Inleiding
7
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
Bureauonderzoek Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Landschappelijke situatie Bewoningsgeschiedenis Historische situatie en mogelijke verstoringen Huidig en toekomstig gebruik Bekende archeologische waarden Archeologische verwachting IKAW en CHW Noord-Brabant Gespecificeerde archeologische verwachting Advies voor vervolgonderzoek
9 9 9 10 12 12 14 15 16 16 17 18
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2
Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Onderzoeksopzet en werkwijze Resultaten Bodemopbouw Archeologie
21 21 21 21 21 22
4 4.1
Conclusies en advies Conclusie en advies voor vervolgonderzoek
23 23
Literatuur en geraadpleegde bronnen
25
Bijlagen 1 2 3a 3b 4 5
Archeologische perioden AMZ-cyclus ARCHIS: terreinen met archeologisch status ARCHIS: archeologische waarnemingen Boorprofielen Kwaliteitsaspecten Kaarten 183803-RACM Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden met geregistreerde archeologische terreinen(AMK) en waarnemingen (CAA) 183803-S1 Situatietekening met boringen
blad 3 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
blad 4 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Samenvatting In november 2008 is in opdracht van Woonstichting Leyakkers te Rijen door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied, omsloten door de Wermenbossestraat, de Venneweg, de Papenweg en de Kromakkerstraat te Goirle (gemeente Goirle). Het plangebied is genaamd "Vennerode". De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van het gebied. Woningstichting Leyakkers is voornemens om patiowoningen, 2-onder-één-kap woningen en rijtjeshuizen te ontwikkelen (zie afbeelding 3). In het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet toegestaan. Om deze strijdigheid weg te nemen, zal een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) doorlopen moeten worden. Ten behoeve van deze procedure dient een ruimtelijke onderbouwing opgesteld te worden. Bij de ruimtelijke onderbouwing dienen ook de eventuele archeologische waarden in het gebied te worden onderzocht-aanleiding Op basis van het bureauonderzoek kan geconcludeerd worden dat er, mits sprake is van een intact bodemprofiel en een dekzandrug, sporen verwacht kunnen worden van het Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen. Om de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting te toetsen, is inventariserend veldwerk (IVO), in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bodem is opgebouwd uit een bouwvoor, een esdek en mogelijk een oude akkerlaag. Daaronder bevindt zich het gele zand van de C-horizont. In geen enkele boring is in het dekzand een compleet podzolprofiel waargenomen, maar de aanwezigheid van een oude akkerlaag is vaak een aanwijzing voor voormalige bewoningsplaatsen uit de periode vanaf de Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen. Er zijn binnen het plangebied geen grote hoogteverschillen geconstateerd. In de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft echter een verkennend booronderzoek met een kleine boordiameter. Gezien de aanwezigheid van waarschijnlijk een oude akkerlaag en mede in acht genomen dat in de directe omgeving van het plangebied diverse vindplaatsen onder een esdek zijn aangetroffen, wordt geadviseerd over te gaan op het uitvoeren van een proefsleufonderzoek in het plangebied. Het doel van een proefsleufonderzoek is het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen en een waardering van eventueel aangetroffen vindplaatsen. Voor de uitvoering van het proefsleuven onderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen opgesteld, hetgeen ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.
blad 5 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Administratieve gegevens OW Projectnummer OM-nummer Provincie Gemeente Plaats Toponiem
183803 32182 Noord-Brabant Goirle Goirle Vennerode
Kaartblad 50 O Coördinaten nw: x = 132.091, y=393.358, no: x=132.207, y=393.345, zo: x= 132.161, y=393.234, zw, x=132.050, y = 393.262
Opdrachtgever Uitvoerder Datum uitvoering Projectteam
Woonstichting Leyakkers Oranjewoud november 2008 J.A.M. Oude Rengerink (senior KNA-archeoloog) J. Tolsma (archeoloog)
Bevoegd gezag gemeente Goirle Beheer documentatie Oranjewoud Heerenveen Vondstdepot n.v.t.
Plangebied
Afbeelding 1 Locatie plangebied (Topografische Kaart 1:25.000 (hier vergroot weergegeven), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
blad 6 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Inleiding In november 2008 is in opdracht van Woonstichting Leyakkers te Rijen door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied, omsloten door de Wermenbossestraat, de Venneweg, de Papenweg en de Kromakkerstraat te Goirle (gemeente Goirle). Het plangebied is genaamd "Vennerode". De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van het gebied. Woningstichting Leyakkers is voornemens om patiowoningen, 2-onder-één-kap woningen en rijtjeshuizen te ontwikkelen (zie afbeelding 3). In het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet toegestaan. Om deze strijdigheid weg te nemen, zal een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) doorlopen moeten worden. Ten behoeve van deze procedure dient een ruimtelijke onderbouwing opgesteld te worden. Bij de ruimtelijke onderbouwing dienen ook de eventuele archeologische waarden in het gebied te worden onderzocht. Een archeologisch onderzoek dat in het kader van ruimtelijke onderbouwing plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Doel van het onderhavige onderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel en het formuleren van aanbevelingen voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Het gespecificeerde verwachtingsmodel zal vervolgens worden getoetst door middel van een verkennend veldonderzoek. Het bureauonderzoek en het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1.
blad 7 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
blad 8 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van al bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, geologische kaarten, bodemkaarten, luchtfoto's, relevante literatuur en internetsites. Op basis van bovenstaande bevindingen kan een beredeneerde inschatting worden gemaakt of er in het onderzoeksgebied archeologische waarden zijn te verwachten. Een gespecificeerd verwachtingsmodel gaat in op de aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en verstoring van archeologische waarden. Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel kan een beredeneerde inschatting worden gemaakt van een eventueel vervolgtraject door middel van veldwerk.
2.1 2.1.1
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Goirle. Het heeft een oppervlakte van ca. 1,5 ha, en wordt in het noorden begrensd door een aantal bomenrijen, waarachter de Rilaerse-Baan ligt. In de overige richtingen wordt het begrensd door woningen met tuinen. Het plangebied wordt omsloten door de Wermenbossestraat, de Venneweg, de Papenweg en de Kromakkerstraat (zie afbeelding 2).
Afbeelding 2: luchtfoto van huidige situatie van het plangebied (in rood) (bron: Google Maps)
blad 9 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Afbeelding 3: overzicht nieuwe situatie (plangebied in rood)
2.1.2
Landschappelijke situatie Het onderzoeksgebied is gelegen in een gebied dat reeds vanaf het Carboon (periode in de geologische tijdschaal die duurde van ongeveer 359 tot 299 miljoen jaar geleden) door breuktektoniek wordt beïnvloed. Vanaf die tijd wordt het zuidoosten van Nederland doorsneden door een stelsel van zuidoost-noordwest gerichte breuken, die het gebied in lage en hoge schollen, slenken en horsten verdelen. De belangrijkste slenk is de zogenaamde Centrale Slenk, waarbinnen ook nog net het onderzoekgebied ligt. Dit is een gedaalde slenk, met daarachter gerezen de Peelhorst (in het noordoosten) en de Feldbissstoring (in het zuidwesten). Goirle grenst aan deze Feldbissstoring. Deze tektoniek is van invloed geweest op de latere sedimentaties. (Stiboka, 1985). Aan het eind van het Vroeg Pleistoceen en begin Midden Pleistoceen (800.000 tot 500.000 jaar geleden) stroomde de Rijn door deze Centrale Slenk, waarbij de zandige, soms grindige of kleiige, afzettingen van de Formatie van Sterksel zijn gevormd. Als gevolg van de tektoniek wordt de Rijn aan het eind van het Vroeg Pleistoceen tot een andere loop gedwongen, waardoor de Maas, die eerder in de Rijn uitmondde, alleen door de Centrale Slenk stroomt. Afzettingen van de Maas (Formatie van Beegden) zijn echter niet in het gebied aantroffen. (Stiboka, 1985) Ook de Maas wordt aan het begin van het Midden Pleistoceen (circa 300.000 jaar geleden) langzaam door de tektoniek naar het oosten afgebogen waardoor de invloed van de grote rivieren stopt.
blad 10 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Tijdens de laatste glaciale periode, het Weichselien (70.000–10.000 jaar geleden), wordt de Centrale Slenk langzaam opgevuld met periglaciale- en windafzettingen waarbij de opvulling ongeveer gelijke tred houdt met het dalen van de Slenk. De gevormde zandafzettingen worden gerekend tot het Oude Dekzand. Doordat het niet goed mogelijk is gebleken binnen het gebied een duidelijke stratigrafie van de afzettingen in de tijd te maken zijn alle afzettingen vanaf het Midden Pleistoceen samengevat onder de naam Formatie van Boxtel. De Formatie van Boxtel, in de Centrale Slenk plaatselijk 25 m dik, is opgebouwd uit fijnzandige sedimenten afgewisseld met leemlagen (löss) en lokale veenlagen. Aan het eind van het Weichselien wordt het klimaat milder waardoor vlechtende waterstromen overgaan in meanderende beken en door toenemende vegetatie wordt de verplaatsing van zand door de wind steeds minder. In deze periode worden de Jonge Dekzanden gevormd uit stuivende Oude Dekzanden. In het hierop volgende Holoceen (8100 voor Chr. – heden) is in de beekdalen klei afgezet en zijn plaatselijk onder invloed van de mens nog stuifzanden ontstaan. In afgesloten laagten, oude meanders van rivieren en verschillende beekdalen heeft zich in deze periode ook veen gevormd. Op de Bodemkaart van Nederland is de bebouwde kom van Goirle niet gekarteerd. De bodembeschrijving is gebaseerd op buiten de bebouwing van Goirle voorkomende wel gekarteerde bodemeenheden. De gekarteerde gedeelten grenzen aan het plangebied. Ten noorden van het plangebied komen over een groot gebied hoge zwarte enkeerdgronden voor met lemig fijn zand (zEZ23). De gronden strekken zich in noordelijke richting uit tot de bebouwde kom van Tilburg.
plangebied
Afbeelding 4: ligging van de enkeerdgronden op het AHN. (www.ahn.nl)
Deze gronden zijn over het algemeen geconcentreerd rondom dorpen. Kenmerkend voor de hoge enkeerdgronden is dat de boerderijen steeds aan de randen van het complex liggen. Op basis van de historische ontwikkeling van de dorpskern Goirle lijkt het waarschijnlijk dat de bodem die in het plangebied voorkomt uit hoge zwarte enkeerdgrond bestaat, aangezien dergelijke bodems met plaggenmest zijn opgebouwd als akkerareaal, meestal direct rondom bewoningskernen. Daarbij komt dat, gezien het feit dat de Rilaerse-Baan
blad 11 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
geen historische weg is, het zeer waarschijnlijk is dat het voormalige essencomplex zich ten zuiden van de Rilaerse-Baan uitstrekte en dus ook het plangebied hierin ligt.
2.1.3
Bewoningsgeschiedenis Op basis van de gegevens uit het omliggende gebied van Goirle mag worden aangenomen dat het gebied al vanaf het Paleolithicum (vanaf 8800 voor Chr.) is bezocht door rondtrekkende groepen mensen. In het Neolithicum (5400-2000 voor Chr.) werd dit deel van Brabant al intensief bewoond door middel van kleinschalige nederzettingen, waarvan resten onder meer in Breda, Tilburg Oosterhout en Goirle en Dongen zijn aangetroffen. (Van Gijn & Louwe Kooijmans, 2005). De nederzettingen concentreerden zich vooral op de goed ontwaterde, hoger gelegen gedeelten van het landschap, zoals de dekzandruggen. De lager gelegen gedeelten van het landschap, zoals de beekdalen vormden vaak een focus van religieuze en/of spirituele activiteit. In deze context worden vanaf het Laat Neolithicum bijzondere datasets aangetroffen, zoals votiefdepots (Fontijn, 2004; Huijbers, 2004). De bewoning uit het Neolithicum zal zijn gecontinueerd in de Bronstijd (2000 – 800 voor Chr.) en de IJzertijd (800 v. Chr. -12 v. Chr.). (Schinkel, 2005) Ook in de Vroege Middeleeuwen (450-1050 na Chr.) was dit gebied bewoond.
2.1.4
Historische situatie en mogelijke verstoringen De naam Goirle is samengesteld uit de woorden 'goer' (goir) en 'loo'. Het eerste betekent moeras of drassige grond, het tweede bos of open plek in het bos. Als familienaam komt Goirle reeds in 1214 voor in de persoon van ridder Gerhard van Gorle, die behoorde tot de vazallen van Hendrik I, hertog van Brabant. Opgravingen, gedaan bij de afbraak van de oude parochiekerk in 1896, toonden de aanwezigheid aan van een kerkje in de 12e eeuw, maar in die tijd maakte het kleine kerkdorpje deel uit van de heerlijkheid Tilburg. Pas in 1803 werd het dorp een zelfstandige gemeente. (Van Gils en Peeters, 1992) Van Gils en Peters stellen dat medewerkers van het zogenaamde Kempenproject (meerjarig archeologisch onderzoeksproject van de UvA) ontdekten dat in de periode 1000-1300 veel nederzettingen abrupt verlaten werden om verplaatst te worden naar lager gelegen gebieden, in de richting van de beekdalen. Eén van de oorzaken van de verplaatsing kan de extreme droogte geweest zijn, waarmee het gebied vanaf de 10e eeuw te kampen had, maar het lijkt ook te passen is een tendens die zich overal op de Zuid- , Midden- en Oostnederlandse zandgronden laat waarnemen. (Van Doesburg en Oude Rengerink, 2007) In Goirle ontstaan door de verschuiving in de richting van de Leij de buurtschappen Abcoven en Kerk, en ten westen van de Grote Akkers Dorp en Ven. Van oudsher vindt de bebouwing voornamelijk plaats in het noordoosten langs de Leij en ten noorden en noordwesten van Kerk. In dit gebied vinden we de cultuurgronden, maar ook tussen de wijken lagen nog grote stukken niet in cultuur gebrachte grond: moerassen langs de Leij op Abcoven, zandverstuivingen in 'de Bergen' en heide in uiterste noordwesten en ook nog wel tussen de buurtschappen. Ten zuiden van deze woonkernen was het omgekeerde het geval. Daar was voornamelijk sprake van heidevelden met wat cultuurgronden langs de Rovertse Leij, een kleine woonkern bij de Nieuwe Hoef en in het
blad 12 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
uiterste zuidwesten de buurtschap Nieuwkerk en het landbouwgebied de Lamenakker. Nog in 1875 bestond tweederde van het oppervlakte van Goirle uit woeste grond. Eeuwen eerder, in 1329, werden de woeste gronden van Tilburg en Goirle door de hertog van Brabant, in vruchtgebruik gegeven aan de plaatselijke bevolking. De bevolking gebruikte de gronden om er vee te hoeden, turf en plaggen te steken, wit zand te winnen en, waar leem aanwezig was, stenen te bakken in veldovens. (Van Gils en Peeters, 1992) Historische kaarten Historische informatie over het plangebied zelf is ontleend aan historisch kaartmateriaal. Op de kadasterkaart van Goirle (verzamelplan) d.d. 1811-1832 is te zien dat het plangebied in cultuur is gebracht en bestaat verschillende percelen. De omgeving is genaamd "de kleine akker" Afbeelding 5: ligging plangebied op kadasterkaart 1811-1832 (www.watwaswaar.nl)
Het gebied is onbebouwd. De Venneweg en de Oude Baan, die nog steeds bestaan, liggen respectievelijk ten oosten en westen van het plangebied (noordzuid gericht). De ligging van genoemde wegen is goed te zien op de Grote Historische topografische Atlas van Noord-Brabant (kaartblad 646, 1893). Hierop is het plangebied tevens weergegeven (zie afbeelding 6). Het is in gebruik als bouw- of grasland. (Stiboka, 1985)
ligging plangebied bij benadering
Afbeelding 6: Ligging plangebied rond 1893 (Grote Historische topografische Atlas van Noord-Brabant) Ook de Atlas van topografische kaarten Nederland (1955-1965) laat een onbebouwd plangebied zien. In de periode tussen 1955-1965 en 1989 is het terrein bebouwd geraakt. Op de luchtfoto van 1989 (Robas) is het terrein bebouwd. Deze bebouwing is op
blad 13 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
luchtfoto's van 2008 nog steeds te zien (zie afbeelding 2 en zie ook foto tijdens veldwerk, afbeelding 7)
Afbeelding 7: Huidige bebouwing plangebied Op het AHN (afbeelding 8) is duidelijk zichtbaar dat het gebied even ten noorden van het plangebied in verhouding tot het overige gebied lager ligt. Gezien de rechte structuur is het waarschijnlijk dat dit deel is afgegraven. Gezien de nabije ligging ten opzichte van het plangebied zou dit mogelijk ook kunnen gelden voor het plangebied.
Afbeelding 8: hoogteligging omgeving plangebied met globale ligging plangebied in rood (www.ahn.nl)
2.1.5
Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied De huidige situatie is afgeleid uit recente topografische kaarten en uit luchtfoto's (1989, 2008). De luchtfoto's tonen een deels bebouwd en deels onverhard gebied waarbij de bebouwing bestaat uit een bejaardencomplex, bestaande uit één, groter, hoofdgebouw, 7 kleinere gebouwen (wooneenheden) en voor het overige grasperken, bomen en verharding.
blad 14 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Consequenties toekomstig gebruik In de toekomst zal het plangebied worden heringericht. Hierbij zullen de huidige panden worden gesloopt. Op dezelfde locatie worden woningen ontwikkeld. Bij de graafwerkzaamheden in het kader van de sloop van de huidige panden en de bouw van de woningen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord.
2.2
Bekende archeologische waarden In de omgeving van het plangebied heeft eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Vrijwel het hele gebied gelegen ten noorden van de Rilaerse-Baan is onderzocht. Veel onderzoek heeft betrekking op een grafveld (AMK nr. 2110) en een essencomplex (AMK.nr. 2108) die hier zijn aangetroffen. 300 meter ten zuidoosten van het plangebied is tevens een onderzoek uitgevoerd door RAAP (RAAP-notitie 2409, M. Janssens, 2007). Op basis van dit bureauonderzoek bestond een middelhoge verwachting voor vindplaatsen van jager-verzamelaars. Voor grafvelden van landbouwende gemeenschappen (Bronstijd tot Vroege Middeleeuwen) gold tevens een middelhoge verwachting, vanwege de reeds bekende vindplaats aan het Hoogeind. De vindplaats van een urn aan 'het Ven' zou betrekking kunnen hebben op (de onmiddellijke omgeving van) dat plangebied. Nederzettingsresten vanaf de Late Middeleeuwen worden aan weerszijden van de Dries verwacht. Het terrein bleek grotendeels verstoord. Een belangrijke informatiebron is het landelijke Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) dat beheerd wordt door de Rijksdienst Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). In dit systeem worden alle vondst- en onderzoeksmeldingen verzameld en via internet voor bevoegden ter beschikking gesteld. Er zijn twee archieven digitaal beschikbaar: het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA; in kaartvorm: Archeologische Monumentenkaart, AMK). In het CAA zijn eerder gedane archeologische vondsten en waarnemingen opgenomen, in de AMK staan terreinen die op basis van de archeologische kennis op dit moment van archeologisch belang worden geacht en waaraan een bepaalde status is toegekend. We kennen terreinen van 'archeologische betekenis', 'archeologische waarde', 'hoge archeologische waarde' en 'zeer hoge archeologische waarde'. Deze laatste categorie omvat de terreinen die een beschermde status hebben. In de nabije omgeving van het plangebied zijn terreinen met een archeologische status geregistreerd. In de omgeving zijn tevens een aantal waarnemingen geregistreerd. Een overzicht van deze monumenten en waarnemingen is weergeven in bijlage 3a en 3b. In onderstaande tabel zijn de relevante waarnemingen (gedaan binnen straal van 500 m van het plangebied) nader toegelicht. (zie ook tekening 183803-RACM voor de locaties). Wat betreft de monumenten het volgende. Op 110 meter ten noordwesten van het plangebied ligt een terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nr. 2110). Het heeft het toponiem Bremakker. Het is een terrein met sporen van begraving (grafveld) uit de Vroege Middeleeuwen (Merovingische periode). Het grafveld bevindt zich onder een esdek. In 1940 werden hier 6 potten in een brandkuil gevonden. Mogelijk is er later nog meer zijn gevonden. Het oorspronkelijke monument, gelegen binnen de huidige begrenzing, was kleiner. Gezien de verwachte voortzetting ervan in noordelijke richting werd het uitgebreid. Op 900 meter ten noordoosten van het plangebied ligt tevens een terrein van hoge archeologische waarde (toponiem de Groote Akker) (AMK nr. 2108). Het is een groot
blad 15 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
essencomplex met bewoningssporen uit de Vroege- en Late Middeleeuwen. Bij een onderzoek in 1985 in het wegtracé van de Rilaerse-Baan zijn 8 waterputten, paalgaten en een haard uit de 6e tot 13e eeuw aangetroffen. De Rilaerse-Baan begrenst de zuidzijde van het monument. De nederzetting zet zich vrijwel zeker in noordelijke richting (= binnen het onderhavige monument) voort. Tenslotte ligt vanaf 400 meter ten zuidoosten van het plangebied de oude dorpskern van Goirle (middeleeuwse bewoning voor 1250) (AMK nr. 16851). Ook dit is een terrein van hoge archeologische waarde, op grond van het belang van oude dorpskernen, waar de wortels van de huidige dorpen kunnen liggen. Binnen de contouren van het gebied kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Tabel 1 Waarnemingen uit ARCHIS Waarnemingsnr 37419 403895
Object/complextype diverse vondsten, gerelateerd aan grafveld divers aardewerk
vuursteen paalgaten 36511
Pottenbakkersoven
Begin periode Vroege Middeleeuwen B
Eind periode Vroege Middeleeuwen B
Bronstijd Late Bronstijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Nieuwe Tijd Romeinse tijd IJzertijd Paleolithicum Paleolithicum Late Bronstijd Nieuwe Tijd Late Bronstijd
Bronstijd IJzertijd Late Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd Romeinse tijd Romeinse tijd IJzertijd Neolithicum IJzertijd Nieuwe Tijd IJzertijd
De waarnemingen in de verdere omgeving dateren voornamelijk uit de Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen.
2.3 2.3.1
Archeologische verwachting IKAW en CHW Noord-Brabant De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is een door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) opgestelde kaart waarop aan de hand van eerder gedane archeologische waarnemingen en de bodemkundige gegevens is aangegeven wat de kans is in een bepaald gebied archeologie aan te treffen: laag, middelhoog of hoog. Zoals de naam al aangeeft gaat het hier - vanwege schaal en extrapolatie - slechts om een ruwe indicatie. Het plangebied zelf is niet gewaardeerd, dit omdat het in de bebouwde kom van Goirle ligt. Het gebied ten noorden van de RilaerseBaan heeft een hoge archeologische verwachting (zie ook tekening RACM-183803). De CHW-Noord Brabant geeft eenzelfde beeld (zie afbeelding 8).
blad 16 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Afbeelding 8: uitsnede van de CHW van Noord-Brabant, in rood het plangebied (http://brabant.esrinl.com/chw) De gemeente Goirle beschikt niet over een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.
2.3.2
Gespecificeerde archeologische verwachting Het plangebied ligt in een hoger gelegen zandgebied, dat grotendeels is gevormd in het Pleistoceen. In het Holoceen zijn de zandgronden rondom de dorpen door de mens verder opgehoogd door plaggen. Op basis van het bureauonderzoek is geen nader onderscheid in archeologische verwachting te maken binnen delen van het plangebied. Wel is geconstateerd dat voor het gebied direct ten noorden van het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt. Deze verwachting is gerelateerd aan de aanwezigheid van een intact bodemprofiel. datering In het plangebied kunnen in ieder geval resten verwacht worden van het Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen. complextype Uit het Paleolithicum en Mesolithicum kunnen resten worden aangetroffen die wijzen op een mobiele leefwijze, zoals kort bewoonde kampjes. Uit het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen kunnen op de dekzandruggen/koppen permanent bewoonde nederzettingen worden aangetroffen, evenals resten van agrarische activiteit. Daarnaast kunnen uit deze perioden grafvelden worden aangetroffen, in het bijzonder urnenvelden uit de IJzertijd. omvang Er wordt een ruime variatie aan omvang van de vindplaatsen verwacht, variërend tussen 1 m² en 2000 m². diepteligging De archeologische resten worden vanaf het maaiveld tot een diepte van 1,2 m -mv verwacht. Resten vanaf de Middeleeuwen worden in het esdek verwacht. Onder het esdek (> 50 cm -mv) zijn resten uit eerdere perioden mogelijk goed bewaard gebleven.
blad 17 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
locatie De archeologische resten kunnen verspreid over het gehele plangebied worden aangetroffen. Wel zullen ter plaatse van de huidige bebouwing eventuele resten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn verstoord. uiterlijke kenmerken Paleolithicum en Mesolithicum: vuursteenverspreidingen en haardkuilen. Neolithicum tot en met Romeinse tijd: paalkuilen (huizen, spiekers), haardplaatsen, erfafscheidingen, greppels, ploegsporen. (extra voor de Romeinse tijd: geïmporteerde objecten binnen een inheemse context (terra sigillata, terra nigra, fibulae)), menselijke begravingen, afhankelijk van de periode inhumatiegraven of crematiegraven, al dan niet onder/in een grafheuvel en/of grafgiften. Middeleeuwen: huisplaatsen (paalkuilen), funderingen, essen, erfafscheidingen, ploegsporen. mogelijke verstoringen Het plangebied is bebouwd. Als gevolg daarvan zal de bodem gedeeltelijk tot op enige diepte verstoord zijn. Als sprake blijkt te zijn van een esdek, is het is ook mogelijk dat bij de eerste ontginning in de Middeleeuwen door egalisatie en het ontstaan van de ontginningsbouwvoor (oude akkerlaag) er reeds aantasting van archeologische sporen en vondstverspreidingen in de laag onder het esdek heeft plaatsgevonden.
2.4
Advies voor vervolgonderzoek Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem van het plangebied vooral tijdens het Weichselien en het Holoceen is gevormd. In het Weichselien heeft de Centrale Slenk, waarbinnen het plangebied ligt, zich opgevuld met periglacialeen windafzettingen: Oud en Jong Dekzand. Omdat ten noorden van het plangebied over een groot gebied hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen (zEZ23), lijkt het waarschijnlijk dat op het dekzand deze gronden ook binnen het plangebied voorkomen. Deze essen zijn ontstaan door plaggenbemesting door de mens vanaf de Late Middeleeuwen. Op basis van historisch materiaal is af te leiden dat het plangebied in ieder geval vanaf 1810 tot ongeveer 1965 onbebouwd is geweest en in gebruik is geweest als akkerland. Vanwege een (mogelijk) afgegraven perceel direct ten noorden van de Rilaerse-Baan en bebouwing binnen het plangebied, kan de bodem (deels) niet meer intact zijn. Uit de landschaps- en historische analyse, alsmede uit onderzoek en waarnemingen blijkt dat in het plangebied resten verwacht worden van het Paleolithicum (mits sprake is van een dekzandrug of -kop) tot en met de Middeleeuwen. Als de bodem intact is, is het mogelijk is dat archeologische sporen in de overgang tussen het cultuurdek en de C-horizont bewaard zijn gebleven. Als sprake is van een intact esdek, zal de conservering van (oudere) archeologische resten daarbij waarschijnlijk nog beter beschermd zijn. De resten kunnen variëren van kort bewoonde kampjes tot permanent bewoonde nederzettingen, evenals resten van agrarische activiteit. Daarnaast kunnen grafvelden worden aangetroffen.
blad 18 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Teneinde het specifieke archeologische verwachtingsmodel te toetsen, wordt ter plaatse van het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd. Het doel van een verkennend booronderzoek is het vaststellen van de mate waarin de bodem intact is en het onderscheiden van kansrijke- en kansarme zones. In het onderhavige plangebied dient vooral te worden gelet op de aanwezigheid van een intact esdek en de aard van de onderliggende bodem. Voor een verkennend onderzoek dienen de boringen representatief over het plangebied te worden verdeeld. Uitgegaan wordt van 6 boringen per hectare, hetgeen voor het plangebied in totaal 9 boringen betekent.
blad 19 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
blad 20 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
3 3.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek. Tijdens het booronderzoek wordt de bodemgesteldheid in het plangebied bepaald. Daarnaast wordt vastgesteld in hoeverre archeologische resten aan- of afwezig zijn. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: − Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? − Zijn er vindplaatsen aanwezig?
3.2
Onderzoeksopzet en werkwijze Om de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting te toetsen, is inventariserend veldwerk (IVO), in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het gekozen booronderzoek is een methode om de mate van antropogene verstoring en/of bodemerosie van het te onderzoeken gebied te kunnen bepalen, de verwachte bodemopbouw te toetsen en kansrijke- en kansarme zones te onderscheiden. Het booronderzoek is uitgevoerd in week 47 van 2008. Om de mate van bodemverstoring vast te stellen en de bodemopbouw vast te stellen zijn binnen het plangebied 9 archeologische boringen geplaatst. De boringen 1 t/m 9 zijn met Edelmanboor met een diameter van 10 cm gezet (verkennend onderzoek). De maximaal geboorde diepte in het plangebied is 1,50 m -mv en de minimaal geboorde diepte is 1,00 m -mv. De boorkernen zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (bijvoorbeeld vuurstenen artefacten, aardewerk, huttenleem, bot en houtskoolfragmenten). Daarnaast zijn de textuur en bodemkundige horizonten digitaal beschreven (conform NEN 5104, zie bijlage 4 voor boorprofielen). Tevens is de X/Y positie van de boringen ingemeten ten opzichte van bestaande bebouwing en verharding. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (VS03).
3.3 3.3.1
Resultaten Bodemopbouw De bodemopbouw binnen het plangebied kenmerkt zich door een 0,2 tot 0,3 m dikke bouwvoor (matig fijn, zwak siltig, matig wortelhoudend, donker grijsbruin). In boring 9 is de bouwvoor geroerd.
blad 21 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Onder de bouwvoor ligt in alle boringen een esdek van 0,35 tot 0,65 m dik (zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin). In boring 2 en 9 is het esdek verstoord. Onder het esdek ligt op een diepte van 0,6 - 0,95 m-mv een zandlaag (zeer fijn zand, zwak siltig, grijs tot bruingrijs). Deze dekzandlaag is 0,1 tot 0,30 m dik. Het betreft waarschijnlijk een oude akkerlaag tussen het esdek en de onderliggende C-horizont. Het ongestoorde moedermateriaal (C-horizont) bevindt zich in het plangebied op een diepte van 0,7 tot 1,2 m-mv en bestaat uit zeer fijn, zwak siltig, geel dekzand. In geen enkele boring is in het dekzand een horizont van een podzolprofiel waargenomen. Op basis van de relatieve hoogtemetingen van het maaiveld, in combinatie met diepte van de C-horizont, zijn geen grote hoogteverschillen geconstateerd. De bodemopbouw voldoet aan de verwachting uit het bureauonderzoek.
3.3.2
Archeologie In de boorkernen van het verkennend onderzoek (10 cm Edelmanboor) zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Nadrukkelijk vermelden wij hierbij echter dat het in de verkennende fase boringen betreft die primair tot doel hadden om de bodemopbouw vast te stellen ter onderbouwing van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Voor het karteren van vindplaatsen zijn de diameter en de dichtheid van boringen onvoldoende en dienen aangepaste methoden ingezet te worden.
blad 22 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
4 4.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Conclusies en advies Conclusie en advies voor vervolgonderzoek Tijdens het onderzoek is in het plangebied Vennerode te Goirle een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een bouwvoor op een esdek, op dekzand ligt. Zowel het esdek, met uitzondering van het esdek in boring 2 en 9, als de onderliggende bodem is intact. Onder het esdek is geen sprake van bodemvorming in de vorm van een podzolprofiel. De verwachting dat het terrein mogelijk verstoord zou kunnen zijn vanwege de (waarschijnlijke) afgraving van het noordelijk liggende perceel, kan niet worden gehandhaafd. Aangezien niet is geboord ter plaatse van de huidige bebouwing, blijft de verwachting op verstoring ter plaatse daarvan wel gehandhaafd. Op basis van het verwachtingsmodel bestond er kans op vindplaatsen uit het Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen, mits er sprake zou zijn van een intacte dekzandrug/kop. Bij de aanwezigheid van een esdek is de kans op conservering van eventuele vindplaatsen groot. Het esdek blijkt inderdaad aanwezig te zijn en is grotendeels intact. De bodemhorizonten van de podzolbodem die aanwezig geweest moet zijn, zijn waarschijnlijk in een oude akkerlaag omgewerkt. De gespecificeerde archeologische verwachting kan grotendeels worden gehandhaafd, ondanks het feit dat in de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Aangezien er onder een (deels) intact esdek een oude akkerlaag aanwezig is, wordt de verwachting versterkt dat er ook sporen van bewoning uit de Late Prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aanwezig kunnen zijn. Gezien de in de nabijheid voorkomende vindplaatsen is deze verwachting daarom gerechtvaardigd en wordt geadviseerd over te gaan op het uitvoeren van een proefsleufonderzoek. Het doel van een proefsleufonderzoek is het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen. Voor de uitvoering van het proefsleuven onderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen opgesteld, hetgeen ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.
blad 23 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
blad 24 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
Literatuur en geraadpleegde bronnen Berendsen, H.J.A. 2004 (4e druk). De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Assen, Van Gorcum. Deeben, J. en Arts, N., 2005. From tundra hunting to forest hunting. Late Upper Palaeolithic en Early Mesolithic. In: Louwe Kooijmans et al (red.), 2005. The Prehistory of the Netherlands. Amsterdam University Press, pp. 139-156 Fontijn, D., 2004. 'Schatvondsten' uit de Beekdalen. De interpretatie van metaaldeposities uit de Bronstijd. In: Gerritsen, F. en Rensink, E. (red.).
Beekdallandschappen in Archeologisch Perspectief: Een Kwestie van Onderzoek en Monumentenzorg. Nederlandse Archeologische Rapporten 28. Amersfoort, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, pp. 69-84 Huijbers, T., 2004. De vele dimensies van natte gebieden in de Middeleeuwen: 'ZandBrabant' met de micro-regio Laarbeek-Helmond centraal. In: Gerritsen, F. en Rensink, E. (red.). Beekdallandschappen in Archeologisch Perspectief: Een Kwestie van Onderzoek en Monumentenzorg. Nederlandse Archeologische Rapporten 28. Amersfoort, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, pp. 103-120 Gils, J. van & R. Peeters, 1992. Een eeuw Goirle 1870-1970'. Boekhandel Soeters. Doesburg, J. van & Oude Rengerink, J.A.M.,2007. Plaggendekken en het essenlandschap in het Midden-Nederlands zandgebied. In: Essen in zicht : essen en plaggendekken in Nederland : onderzoek en beleid. RACM, Amersfoort Schinkel, K. 2005. Hamlets on the move. Settlements in the southern and central parts of the Netherlands. In: Louwe Kooijmans et al (red.), 2005. The Prehistory of the Netherlands. Amsterdam University Press, pp. 519-542 STIBOKA, 1985. Bodemkaart van Nederland, blad 50 Oost Tilburg. Tol, A. & P. Verhagen. 2004. Optimale en standaard boormethoden in: A. Tol e.a. Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. Amsterdam, RAAP (RAAP-rapport 1000) 63-81.
Kaarten Topografische kaart 1:25000 (http://kadata.kadaster.nl) Bodemkaart van Nederland, 1:50000, kaartblad 50 Oost Tilburg Grote Historische Atlas 1894-1914, schaal 1:25.000, Uitgeverij Nieuwland, kaartblad 646, verkend in 1893.
blad 25 van 26
projectnr. 183803 januari 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan Vennerode te Goirle
ROBAS/Topografische Dienst/ 1989. Foto-Atlas van Drenthe, schaal 1:14.000. Den Ilp/Emmen. Uitgeverij 12 Provinciën/2006/2007. Atlas van Topografische kaarten Nederland 19551965). Landsmeer
Internet ARCHIS: www.archis.nl IKAW: www.archis.nl Luchtfoto: maps.google.nl CHW Noord-Brabant: www. http://brabant.esrinl.com/chw
blad 26 van 26
Bijlage 1 :
Archeologische perioden
Bijlage 1 :
Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jagerverzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd. e
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in de meeste gevallen uitgevoerd binnen het kader van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. In de procedure wordt volgens een trechtermodel gewerkt. Het startpunt ligt eigenlijk al bij het bepalen van de onderzoeksplicht. Op diverse provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten kan namelijk worden ingezien of het plangebied ligt in een zone met een archeologische verwachting. Indien dit het geval blijkt te zijn, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyslus (zie afb. 1 en 2)
Afb. 1: de AMZ-cyclus
De eerste fase: bureauonderzoek Uitgangspunt voor het bureauonderzoek is het vaststellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel dat op detailniveau voor het plangebied aangeeft wat er aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of er een veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode voor dit veldonderzoek zou moeten zijn om deze mogelijk aanwezige archeologische resten te kunnen aantonen.
Afb. 2: proces van de AMZ
De tweede fase: inventariserend veldonderzoek (IVO) Het inventariserend veldonderzoek kan worden opgesplitst in drie subfases. Fase 1. verkennend onderzoek In sommige gevallen wordt er gestart met een verkennend onderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en word feitelijk uitgevoerd omdat er bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om dit voldoende te kunnen onderbouwen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er te weinig bodemkundige of geologische gegevens zijn om binnen het plangebied de verwachtingswaarden te kunnen onderbouwen of zelfs überhaupt tot een verwachtingswaarde te komen. Met een verkennend onderzoek kan tot in detail de verwachtingswaarde worden aangebracht. Zodoende kan door terugkoppeling een aangescherpt verwachtingsmodel worden gemaakt en kan karterend veldonderzoek in een vervolgfase gerichter en daarmee ook kostenefficiënter worden ingezet. Fase 2. karterend onderzoek In de regel wordt er gestart met een karterend onderzoek. Dit veldonderzoek dient om het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen. Het onderzoek wordt vrijwel altijd vlakdekkend uitgevoerd door middel van boringen en/of oppervlaktekarteringen of proefsleuven. Het resultaat is in de regel een overzichtskaart met de resultaten van het onderzoek. Eventueel aangetoonde vindplaatsen worden daarbij aangegeven. Indien er geen archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of wanneer bijvoorbeeld al blijkt dat deze geheel zijn
verstoord, dan wel van geen waarde zijn, is dit meestal ook het eindstadium van de AMZcyclus. Als er wel archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of het blijkt uit de onderzoeksgegevens dat deze met zeer grote zekerheid kunnen worden verwacht, dan dient er een waardestellend onderzoek te worden uitgevoerd. Meestal is van de vindplaatsen die bij een karterend onderzoek zijn aangetroffen nog slechts in beperkte mate bekend wat de waarde ervan is. Fase 3. waarderend onderzoek Een waarderend onderzoek dient de fysieke kwaliteiten van een eerder aangetoonde of reeds bekende archeologische vindplaats vast te stellen en dient te leiden tot een waardestelling. Voor een waardestelling is het van belang om in elk geval de aard van de vindplaats, de exacte begrenzing in omvang en diepteligging, de datering en de mate van conservering en intactheid te weten. Een waarderend onderzoek kan worden uitgevoerd door middel van boringen of proefsleuven. Wat de beste methode is hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. In de meeste gevallen worden er voor een waardestelling proefsleuven of proefputten gegraven. omdat met deze methode meer en betere informatie over de vindplaats kan worden verkregen dan met aanvullende booronderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De derde fase: Selectie en waardering Het eindresultaat van een waardestellend onderzoek is een selectieadvies waarin op basis van de waardestelling van de vindplaats(en) wordt aangegeven of een vindplaats behoudenswaardig is. Deze waardestelling geschiedt op basis van verschillende waarderingscriteria. De term behoudenswaardig is sterk gerelateerd aan de essentie van het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. In eerste instantie gaat dit namelijk uit van het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem). Alleen wanneer dit binnen een belangenafweging niet kan zal het stuk waardevol bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd. Wanneer behoud niet gewenst is vanwege een relatief gering waarde van de vindplaats(en) kan nog worden besloten om de bodemingrepen onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren. Ook is het natuurlijk nog mogelijk dat er helemaal geen archeologisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden en kan het terrein worden 'vrij gegeven'. Het bevoegd gezag zal op basis van het selectieadvies uiteindelijk aangeven welke maatregelen er dienen te worden genomen. Deze beslissing wordt het selectiebesluit genoemd. Plaats van de AMZ-cyclus in de planvorming Net als met andere omgevingsfactoren waarmee binnen de planvorming rekening gehouden dient te worden, is het ook voor de archeologie van belang om dit in een zo vroeg mogelijk stadium in te steken. Niet alleen is dit voor een aantal onderzoeksfasen vanwege provinciaal of gemeentelijk beleid al een vereiste, het geeft bovendien al vroeg inzicht in eventuele risico's qua exploitatie en potentiële vertragingen in een project. Indien er een middelhoge of hoge kans op de aanwezigheid van archeologische resten bestaat, zal het bevoegd gezag een inventariserend onderzoek verplicht stellen ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. Dit onderzoek is gebaseerd op het specifieke verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek dat daaraan vooraf dient te gaan. In praktijk worden deze onderzoeken gecombineerd uitgevoerd en in één verslag gerapporteerd.
Wanneer eenmaal een planprocedure is voorgenomen zal met het archeologisch onderzoek al kunnen worden begonnen. In principe kan het gehele inventariserend veldonderzoek, inclusief een selectieadvies, voorafgaand aan een planprocedure worden afgerond. Dit heeft als voordeel dat binnen het toekomstige plan de omvang van de archeologische vindplaats(en) definitief kan worden afgebakend en er, bij behoud in situ, de bestemming 'archeologische waardevol' kan worden opgenomen. Ook kunnen dan in bijvoorbeeld een aanlegvergunning specifieke voorschriften worden opgenomen om aantasting te voorkomen. In dit kader en deze planfase kan ook een voorschot worden genomen op inrichtingsmaatregelen (aanpassing van een eventueel al beschikbaar stedenbouwkundig ontwerp of het voorschrijven van bijvoorbeeld een groenzone, speelveld, parkeerplaatsen etc.). Indien dit mogelijk is kan ook worden voorgeschreven dat er archeologievriendelijk gebouwd dient te worden door aanpassing van funderingswijze of ander technische maatregelen. Het nadeel van het uitvoeren van een waardestellend veldonderzoek na de een planprocedure is dat daarmee ook de consequenties ervan pas later in beeld komen, wat leidt tot een aantal risico's. Vaak blijkt dan behoud in situ veel lastiger te zijn en is dit dan alleen met technische maatregelen nog mogelijk. Soms is alleen behoud ex situ door middel van opgravingen de enige nog resterende kostbare optie.
Bijlage 3a:
Terreinen met archeologische status
projectnr. 183803 Archeologisch Rapporten Oranjewoud 2008/118
monumentnr. 2108 waarde Terrein van hoge archeologische waarde kaartblad + volgnr. 50F 007
complextype Nederzetting, onbepaald datering van datering tot
provincie Noord-Brabant Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC plaats gemeente toponiem coordinaten
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Goirle Tilburg De Groote Akker; Rillaersebaan 133331 393693
monumentnr. 2110 waarde Terrein van hoge archeologische waarde kaartblad + volgnr. 50F 009
complextype Grafveld, onbepaald datering van
datering tot
provincie Noord-Brabant Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC plaats gemeente toponiem coordinaten
Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
Goirle Goirle Bremakker 131954 393625
monumentnr. 9005 waarde Terrein van hoge archeologische waarde kaartblad + volgnr. 50F 015
complextype Graf, onbepaald datering van
datering tot
provincie Noord-Brabant IJzertijd: 800 - 12 vC plaats gemeente toponiem coordinaten
Tilburg Tilburg Stappegoor 133333 394770
Pagina 1 van 1 Bijlage 3a. ARCHIS: Terreinen met archeologische status
IJzertijd: 800 - 12 vC
Bijlage 3b:
Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
14043 ARCHIS Goirle Goirle TOBIAS ASSERSTR 22 132770 393030 Niet-archeologisch: onbepaald -1 1976
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
14760 ARCHIS Tilburg Tilburg STAPPEGOORWEG 133450 394800 Niet-archeologisch: onbepaald -1 1986
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
14761 ARCHIS Tilburg Tilburg HET LAAR 132350 394650 Niet-archeologisch: graafwerk -1 1986
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
14762 ARCHIS Goirle Goirle GROOTE AKKERS 133490 393410 Archeologisch: opgraving -1 10-1985
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
21621 ARCHIS Onbekend Tilburg STAPPEGOORWEG 133420 394760 Archeologisch: (veld)kartering -1 22-03-1990
type vindplaats Onbekend datering van IJzertijd: 800 - 12 vC
tot IJzertijd: 800 - 12 vC
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd midden: 500 - 250 vC
type vindplaats Nederzetting, onbepaald tot datering van IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Nieuwe tijd: 1500 - heden Nieuwe tijd: 1500 - heden
type vindplaats Akker/tuin datering van tot Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC IJzertijd midden: 500 - 250 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd vroeg B: 25 - 70 nC Romeinse tijd midden A: 70 - 150 nC Romeinse tijd midden B: 150 - 270 nC Middeleeuwen vroeg A: 450 - 525 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Bronstijd midden B: 1500 - 1100 vC Bronstijd midden B: 1500 - 1100 vC IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Nieuwe tijd: 1500 - heden Nieuwe tijd: 1500 - heden
Pagina 1 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
32878 ARCHIS Tilburg Tilburg STAPPEGOOR 133400 394800 Archeologisch: opgraving -1 14-03-1995
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
34011 ARCHIS Goirle Goirle HOOGEIND 131450 392600 Archeologisch: opgraving -1 26-04-1965
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
35408 ARCHIS Onbekend Tilburg 132000 395000 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
35468 ARCHIS Onbekend Goirle TICHELBERG 132000 392175 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
35473 ARCHIS Goirle Goirle GROBBENDONK 132900 393100 Onbekend -1 9999
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC
type vindplaats Grafheuvel, crematie datering van Bronstijd vroeg: 2000 - 1800 vC Bronstijd midden B: 1500 - 1100 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC type vindplaats Grafveld, crematies datering van Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC type vindplaats Onbekend datering van Neolithicum laat B: 2450 - 2000 vC
tot Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC Bronstijd midden B: 1500 - 1100 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC tot IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC tot Neolithicum laat B: 2450 - 2000 vC
type vindplaats Onbekend datering van Neolithicum vroeg B: 4900 - 4200 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
tot Neolithicum laat B: 2450 - 2000 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
type vindplaats Onbekend datering van Paleolithicum laat: 35000 C14 - 8800 Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
tot Neolithicum: 5300 - 2000 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
type vindplaats Onbekend datering van Neolithicum vroeg B: 4900 - 4200 vC
tot Bronstijd: 2000 - 800 vC
Pagina 2 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36508 ARCHIS Onbekend Goirle BOSCHKENS 132370 393830 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36511 ARCHIS Onbekend Goirle BOSCHKENS 132375 393825 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36638 ARCHIS Goirle Goirle RIELSCHEN DIJK 131000 392000 Niet-archeologisch: graafwerk -1 04-1932
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36756 ARCHIS Goirle Goirle MOLENWEG 132850 392750 Onbekend -1 1907
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36762 ARCHIS Goile Goirle
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
type vindplaats Grafheuvel, onbepaald datering van tot Bronstijd: 2000 - 800 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC
type vindplaats Pottenbakkerij datering van Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
tot IJzertijd: 800 - 12 vC
type vindplaats Urnenveld datering van Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
tot Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
type vindplaats Onbekend datering van IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
tot IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
type vindplaats Urnenveld datering van IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
tot IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
type vindplaats Crematiegraf datering van Bronstijd: 2000 - 800 vC
tot IJzertijd: 800 - 12 vC
133000 392000 Niet-archeologisch: graafwerk -1 05-1937 36783 ARCHIS Goile Goirle 133000 392000 Archeologisch: onbepaald -1 9999
Pagina 3 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36785 ARCHIS Maten Goirle 132000 392000 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
36787 ARCHIS Goirle Goirle HOOGEIND 131450 392600 Niet-archeologisch: graafwerk -1 11-1934
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
37419 ARCHIS Onbekend Goirle BREMAKKER; 131875 393375 Niet-archeologisch: graafwerk -1 1940
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
39750 ARCHIS Onbekend Goirle HOEVE ABKOVE 133800 393300 Indirect: literatuur -1 1838
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
39770 ARCHIS Goirle Goirle GOIRLE 132320 392780 Niet-archeologisch: graafwerk -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
44904 ARCHIS Onbekend Goirle
type vindplaats Onbekend datering van Bronstijd: 2000 - 800 vC
tot Bronstijd: 2000 - 800 vC
type vindplaats Urnenveld datering van Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
tot IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
type vindplaats Grafveld, onbepaald datering van Middeleeuwen vroeg B: 525 - 725 nC Onbekend
tot Middeleeuwen vroeg B: 525 - 725 nC Middeleeuwen vroeg B: 525 - 725 nC
type vindplaats Depot datering van Romeinse tijd laat A: 270 - 350 nC
tot Romeinse tijd laat A: 270 - 350 nC
type vindplaats Onbekend datering van Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
tot Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
type vindplaats Depot datering van Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
tot Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
133000 393000 Onbekend -1 1943
Pagina 4 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
46238 ARCHIS Tilburg Tilburg Stappengoorweg 133400 394800 Archeologisch: (veld)kartering -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
401157 ARCHIS Goirle Goirle Huzarenwei 133100 393720 Archeologisch: opgraving 6844 20-12-2004
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC
type vindplaats Crematiegraf datering van tot IJzertijd laat: 250 - 12 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Paleolithicum: tot 8800 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC IJzertijd laat: 250 - 12 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Romeinse tijd vroeg A: 12 vC - 25 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC type vindplaats Onbekend datering van tot Neolithicum: 5300 - 2000 vC Neolithicum: 5300 - 2000 vC Neolithicum: 5300 - 2000 vC Neolithicum laat B: 2450 - 2000 vC Neolithicum midden: 4200 - 2850 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Neolithicum: 5300 - 2000 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd midden: 500 - 250 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC type vindplaats Wegdorp tot datering van Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC
Pagina 5 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr. 183803 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/118
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
403879 ARCHIS Goirle Goirle Boschkens-Bakertand 132615 394231 Archeologisch: 3916 03-2003
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
403895 ARCHIS Tilburg Tilburg Surfplas Zuid 131650 393575 Archeologisch: 4432 01-2004
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
406705 ARCHIS Tilburg Tilburg Surfplas Zuid 131650 393575 Archeologisch: 5728 01-2004
type vindplaats Grafveld, crematies datering van tot IJzertijd laat: 250 - 12 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Paleolithicum: tot 8800 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Paleolithicum: tot 8800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Mesolithicum: 8800 - 4900 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Mesolithicum laat: 6450 -4900 vC Neolithicum laat B: 2450 - 2000 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Middeleeuwen: 450 - 1500 nC Middeleeuwen: 450 - 1500 nC
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Paleolithicum: tot 8800 vC Neolithicum: 5300 - 2000 vC Paleolithicum: tot 8800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Paleolithicum: tot 8800 vC Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC Mesolithicum: 8800 - 4900 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Bronstijd: 2000 - 800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Paleolithicum: tot 8800 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Paleolithicum: tot 8800 vC Neolithicum: 5300 - 2000 vC Mesolithicum: 8800 - 4900 vC Nieuwe tijd C: 1850 - heden Neolithicum: 5300 - 2000 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC Bronstijd vroeg: 2000 - 1800 vC Bronstijd: 2000 - 800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Middeleeuwen: 450 - 1500 nC Nieuwe tijd: 1500 - heden type vindplaats Onbekend datering van tot Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Nieuwe tijd: 1500 - heden Nieuwe tijd: 1500 - heden type vindplaats Weg datering van tot Middeleeuwen: 450 - 1500 nC Nieuwe tijd: 1500 - heden
Pagina 6 van 6 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
Bijlage 4:
Boorbeschrijvingen
Bijlage 5:
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën
Bijlage 5:
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Certificatie / accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Voor het uitvoeren van veldwerk bij bodemonderzoek is Ingenieursbureau Oranjewoud gecertificeerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKBprocescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Als het veldwerk conform deze BRL is uitgevoerd, is het rapport voorzien van het volgende logo: De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een STERLAB geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Normen en richtlijnen De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de VKB-protocollen 2001 t/m 2017 en eventuele aanvullende NPR/NEN-normen. Deze protocollen en richtlijnen zijn opgenomen en uitgewerkt in het ‘Handboek Veldwerk Bodem’ van Oranjewoud. Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht verkennend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de NEN 5740 'Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek' (NNI, oktober 1999). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht oriënterend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het 'Protocol voor Oriënterend onderzoek' (Sdu Uitgeverij, maart 1994). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht nader bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het Protocol voor het Nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, maart 1994) of op de 'Richtlijn nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, september 1995). Veldwerk- en onderzoeksprogramma in het kader van door 'Oranjewoud' verricht archeologisch onderzoek wordt, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1 (SIKB, 1 augustus 2006 ). Oranjewoud is gecertificeerd door het CvAK voor het uitvoeren van alle voorkomende archeologische werkzaamheden. Toepassing grond en asbest Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek niet. Grond is in dat geval een (secundaire) bouwstof. Voor toepassing van een bouwstof dient formeel een bouwstoffenonderzoek te worden verricht conform het Bouwstoffenbesluit. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op het gebruik en/of de bestemming van de grond (bouwstof).
Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt van onderzoek dat door Oranjewoud volgens bovengenoemde normen en richtlijnen wordt uitgevoerd. Als tijdens het veldwerk in de bodem vermoedelijk asbesthoudende materialen worden opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren. Overigens wordt opgemerkt dat in de bodem aanwezig puin zeer vaak enig asbest bevat. Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de concept NEN 5707 ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem’ (NNI, maart 2000) te worden uitgevoerd. Betrouwbaarheid / garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het bodemonderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de (verontreinigings)situatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van bodemonderzoek. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie.
Kaartenbijlage
Bureau- en inventariserend veldonderzoek plan vennerode te Goirle
183803
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden met geregistreerde archeologische terreinen (AMK) en waarnemingen (CAA) 133988 / 395110 35408
Legenda 32878 46238 14760 9005 21621
WAARNEMINGEN
MONUMENTEN
14761
archeologische betekenis archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
403879
TOP10 ((c)TDN)
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans
36508 36511
hoge trefkans
401157
lage trefkans (water)
2108
middelhoge trefkans (water)
2110 406705 403895
hoge trefkans (water) water niet gekarteerd
14762
37419
PROVINCIES
39750
35473 14043 44904
39770
36756
36787 34011 16851
35468
Schaal 1:15000 36638
36785
36783 36762
0
1 km N
130343 / 391465
Archis2