Informatiebron ‘Arbo-aspecten bij het gebruiken van biomassa voor energie-opwekking’
arbo-regelgeving Arbowet De regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbobesluit, de Arboregeling en de Arbobeleidsregels. De relaties tussen deze regels zijn schematisch weergegeven in tabel 1. De Arbowet bevat in hoofdzaak voorschriften van algemene aard. Deze voorschriften vormen een kader waarbinnen het arbeidsomstandighedenbeleid wordt vormgegeven. De Arbowet dient als basis voor nadere regels in de vorm van het Arbobesluit en de Arboregeling. De Arbobeleidsregels geven houvast bij de nadere invulling van de meer globale doelvoorschriften van het Arbobesluit en de Arboregeling. Zij zijn afgestemd op de structuur van dat besluit en die regeling. De Arbo-beleidsregels zijn in tegenstelling tot het besluit en de regeling niet bindend. Wel geldt dat wanneer conform de beleidsregels wordt gehandeld, de desbetreffende wettelijke regels in voldoende mate worden nageleefd. In “beleidsregels” wordt aangegeven op welke wijze de Arbeidsinspectie toetst of aan de wet wordt voldaan.
Tabel 1 Arbowetgeving 1998
arboregelgeving arbowet arbobesluit arboregeling arbobeleidsregels
status wettelijke verplichting ↑ ↓ richtlijnen voor handhaving
In de Arbowet is de verantwoordelijkheid van de werkgevers en werknemers voor het arbo- en verzuimbeleid in ondernemingen vastgelegd. De wet bevat vooral algemene spelregels, zoals de verplichte risicoinventarisatie en –evaluatie, het opstellen en actueel houden van een plan van aanpak en de verplichte ondersteuning daarbij door arbodiensten. De Arbo-wet zelf bevat geen specifieke regels met betrekking tot biomassa.
informatiebron ‘arbo-aspecten bij het gebruik van biomassa voor energie-opwekking’ – arbo-regelgeving 1
Een belangrijke doelstellingen van de Arbowet (art. 3) is dat het werk zodanig moet worden georganiseerd en werkplekken zodanig moeten worden ingericht, dat de veiligheid en gezondheid van werknemers niet nadelig worden beïnvloed. De arbeidshygiënische strategie is hier van belang, zie tabel 2. Het gaat om een algemeen erkende hiërarchische volgorde van maatregelen om gevaren voor veiligheid en gezondheid weg te nemen. De risico’s moeten zoveel mogelijk aan de bron worden aangepakt. Lukt dit niet dan moeten maatregelen genomen worden die “collectieve bescherming” (aan meerdere werknemers) bieden zoals omkasting of afzuiging, vervolgens dienen maatregelen gericht te zijn op bescherming van de individuele werknemer (bijvoorbeeld roulatie) en tenslotte op het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen om restrisico’s af te dekken. Een maatregel van lagere orde wordt pas genomen voorzover één van hogere orde niet mogelijk is of redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
Tabel 2 Arbeidshygiënische strategie
niveau 1
maatregel bron
2
afscherming bron
3
scheiding mens een bron
4
persoonlijke beschermingsmiddelen
Toelichting − toepassen schonere technologie − wijzigen productieproces − wijzigen werkmethoden − plaatselijke afzuiging − ruimte ventilatie − verminderen aantal blootgestelde weknemers − beperken duur individuele blootstelling − cabines, meet- en regelkamers − organisatorische maatregelen − bescherming van huid, ogen, ademhalings-organen
Een belangrijk instrument om risico's in kaart te brengen, zodat het arbobeleid hierop kan worden afgestemd, is de "Risicoinventarisatie en -evaluatie" (RI&E), art. 5 Arbowet. Een RI&E omvat een inventarisatie van de risico’s die zich kunnen voordoen en een evaluatie van die risico’s, Doel van de evaluatie is het beoordelen van de aangetroffen situaties en het aanbrengen van een rangorde in de risico’s. De risicoscore R is het product van drie parameters: R = E x B x W, waarbij E: ernst van het mogelijk effect B: blootstellingfrequentie W: waarschijnlijkheid dat effect optreedt, als blootstelling plaatsvindt. Het plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de risico’s, en binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden getroffen, is onderdeel van de RI&E. Bij het opstellen van de RI&E is toetsing door een gecertificeerde Arbodienst verplicht. Een instrument om de gezondheid van werknemers te monitoren is het "Periodiek Arbeidsgezondheidskundig onderzoek" (PAGO), art. 18 Arbowet. Mede op basis van de uitkomsten van de RI&E moeten werknemers in de gelegenheid gesteld worden een risicogericht medisch onderzoek te ondergaan. De werkgever is verplicht een onderzoek aan te bieden, maar de werknemers zijn niet verplicht aan het onderzoek mee te werken. In art. 8 is bepaald dat de werkgever verplicht is zijn werknemers voor te lichten en te onderrichten inzake hun taken en de daaraan verbonden risico’s. Een werkgever
informatiebron ‘arbo-aspecten bij het gebruik van biomassa voor energie-opwekking’ – arbo-regelgeving 2
moet voorlichting en onderricht geven bij de eerste keer dat een werknemer zijn taak aanvangt en vervolgens wanneer er veranderingen optreden of er op andere wijze blijkt dat voorlichting of onderricht noodzakelijk is. De RI&E kan hierbij ondersteuning bieden en dient regelmatig uitgevoerd te worden. Uit jurisprudentie blijkt dat ook de wetshandhaver grote waarde hecht aan goede voorlichting. Eisen met betrekking tot een operationele bedrijfshulpverlening (BHV) zijn vastgelegd in art. 15. Deze dienen afgestemd te zijn op de risico's in het bedrijf. Taken van de BHV zijn: het bestrijden van een beginnende brand, de eerste hulpverlening bij ongevallen, ontruiming van gebouwen en alarmering van en communicatie met professionele hulpverleners.
Arbobesluit Het Arbobesluit legt de minimale veiligheidsvoorschriften vast waar de werkgever en werknemer zich aan moeten houden. Aanwijzingen worden gegeven over de manier waarop gestalte moet worden gegeven aan bedrijfshulpverlening (hoofdstuk 2, afdeling 4) en brandveiligheid (hoofdstuk 3, afdeling 1). Zo wordt voorgeschreven welke noodvoorzieningen er moeten zijn bij de inrichting van arbeidsplaatsen. Hierin worden onder meer eisen gesteld aan: • vluchtwegen en nooduitgangen (artikel 3.6) • veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen (artikel 3.7) • brandmelding en brandbestrijding (artikel 3.8) • noodverlichting (artikel 3.9). Belangrijk is hierbij ook rekening te houden met de voorwaarden die de verzekeringsmaatschappijen stellen. Voor de ontwerp- en bouwfase is het Arbobesluit hoofdstuk 2 afdeling 5 van belang. De opdrachtgever is verplicht een "coördinator ontwerpfase" aan te wijzen indien meer dan een werkgever of zelfstandig werkende daar arbeid verrichten. Deze coördinator dient te zorgen voor een "Veiligheids- en Gezondheidsplan" (V&G-plan). Onderdelen van het V&G-plan zijn: gegevens van de betrokken partijen en de wijze waarop zij samenwerken en een RI&E. Voor de uitvoeringsfase wordt een "coördinator uitvoeringsfase" aangewezen. De opdrachtgever dient een "kennisgeving" te sturen aan de Arbeidsinspectie. In het Arbobesluit (hoofdstuk 4) worden algemene voorschriften gegeven betreffende het omgaan met stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Dit hoofdstuk biedt een algemeen kader voor het werken met of het op de werkplek aanwezig zijn van stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid of hinder veroorzaken.
informatiebron ‘arbo-aspecten bij het gebruik van biomassa voor energie-opwekking’ – arbo-regelgeving 3
In onderstaand schema worden de Arbowetverplichtingen ten aanzien van gevaarlijke stoffen weergegeven: 1 Algemene verplichtingen uit de arbowet - arbobeleid voeren - risico-inventarisatie en –evaluatie uitvoeren - toetsen aan MAC-waarden - voorlichting en onderricht geven - arbeidsgezondheidskundig onderzoek uitvoeren - beheersing van de risico’s zoveel mogelijk aan de bron (zie arbeidshygiënische strategie) 2 Aanvullende verplichtingen ten aan zien van gevaarlijke stoffen - registratie - verpakking en aanduiding - veiligheidsinformatie bladen (material safety data sheet) - verantwoorde opslag - afvoer van gevaarlijk afval Tabel 3 Arbowetverplichtingen ten aanzien van gevaarlijke stoffen
3 Specifieke voorschriften voor bijzondere categorieën stoffen, onder andere: - carcinogene stoffen - reprotoxische stoffen (voor de voortplanting giftig) - lood, asbest, benzeen, vinylchloridemonomeer
In het besluit worden bijzondere categorieën genoemd, met name reprotoxische stoffen (hoofdstuk 4, afdeling 1), de kankerverwekkende stoffen (hoofdstuk 4, afdeling 2) en de biologische agentia (hoofdstuk 4, afdeling 9). waarvoor aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Een kankerverwekkende stof kan bij de mens kanker veroorzaken of het vormingsproces van kanker bevorderen. Indien blootstelling aan reprotoxische stoffen op de werkplek te verwachten is dient de werkgever een aantal aanvullende maatregelen te treffen (SER, 1994). Dit betreft gegevens die moeten worden vastgelegd: de gegevens van de stof de gegevens van het werkproces de hoeveelheid van de stof per jaar gebruikt, vervaardigd of opgeslagen het aantal blootgestelde werknemers lijst van blootgestelde werknemers de werkzaamheden die met de stof worden uitgevoerd de wijze van blootstelling, en de kans hierop de maatregelen om blootstelling te voorkomen. Deze gegevens moeten ook voor kankerverwekkende stoffen worden vastgelegd. Daarnaast geldt voor kankerverwekkende stoffen dat een motivatie moet worden gegeven waarom de kanker-verwekkende stof niet kan worden vervangen. Het recht op een medisch onderzoek geldt voor die medewerkers waarvan uit de beoordeling van de blootstelling blijkt dat het werk een gevaar voor de gezondheid kan opleveren. Werknemers die in aanraking komen met kankerverwekkende stoffen worden in de gelegenheid gesteld om dit onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden te ondergaan. De werknemers kunnen op ieder moment een vervolgonderzoek aanvragen. Indien een vermoeden bestaat dat kanker bij een of meerdere werknemers een gevolg is van de blootstelling aan een kankerverwekkende stof of proces, moet dit terstond aan de Arbeidsinspectie worden gemeld. In de Arboregeling is in hoofdstuk 4 het verbod op recirculatie opgenomen en zijn wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen vastgelegd.
informatiebron ‘arbo-aspecten bij het gebruik van biomassa voor energie-opwekking’ – arbo-regelgeving 4
In AI-6 “Werken met kankerverwekkende stoffen en processen” (SDU, 1998) staan deze maatregelen beschreven. De informatie uit AI-blad 9 “Biologische agentia“ (SDU, 2000) is bruikbaar voor alle situaties waar sprake is van blootstelling aan biologische agentia maar is formeel niet vantoepassing. Biologische agentia zijn al dan niet genetisch gemodificeerde celculturen, menselijke endoparasieten en micro-organismen. In het blad worden maatregelen beschreven die voor alle werkplekken gelden waar een gerede kans is op blootstelling aan biologische agentia In de risico-inventarisatie en –evaluatie moet aandacht worden besteed aan de effecten van deze blootstelling. De maatregelen ter bescherming van de effecten moeten worden genomen volgens de arbeidshygiënische strategie. Een bijzondere maatregel is vaccinatie. De regelgeving specifiek voor arbeid gericht op het werken met biologische agentia is voor de meeste biomassaprojecten niet van toepassing. Een belangrijk criterium hierbij is namelijk het bewust werken met biologische agentia. De AI-bladen (Arbo-Informatiebladen) bevatten toegankelijke informatie over hoe werkgevers en werknemers in de praktijk kunnen omgaan met de wettelijke regels en beleidsregels. De AI-bladen zijn nadrukkelijk bedoeld als voorlichting en niet bindend als voorschrift. Wettelijke voorschriften die mede van belang kunnen zijn voor de arbo-aspecten met betrekking tot stofontploffingen zijn uitgewerkt in het Handboek Explosiebeveiliging (KLUWER, 1994) Dit blad geeft inzicht in de wijze waarop stofontploffingen ontstaan en behandelt de maatregelen die getroffen dienden te worden ter beheersing van de door stofontploffingen veroorzaakte gevaren. De gevaren van stofontploffingen moeten niet alleen tijdens het in werking zijn van de installatie, maar vooral ook bij het ontwerp, (de bouw) en het onderhoud in het oog worden gehouden.
informatiebron ‘arbo-aspecten bij het gebruik van biomassa voor energie-opwekking’ – arbo-regelgeving 5