‘Kansen voor financiering van realisatie van het Groene Valleilint
door duurzame energieopwekking’
Eindrapport Juni 2011, Utrecht (MM4-100611)
Student: Heleen ter Brugge, 890830001 Opdrachtgever: Natuur- en Milieufederatie Utrecht Begeleider: Ieke Benschop Opleidingsinstituut: Van Hall Larenstein Leeuwarden Begeleiders: Wim Hilbrants en Astrid Valent
Kansen voor financiering van realisatie van het Groene Valleilint door duurzame energieopwekking Eindrapport
Heleen ter Brugge Utrecht, januari 2011
Voorwoord Voor u ligt het eindrapport van het afstudeeronderzoek naar kansen voor financiering van realisatie van het Groene Valleilint door duurzame energieopwekking. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de opleiding Milieumanagement aan Hogeschool Van Hall Larenstein Leeuwarden in opdracht van de Natuur- en Milieufederatie Utrecht (NMU). Hierbij wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken Ieke Benschop en iedereen van de NMU te bedanken voor hun kennis en ondersteuning die zij mij hebben gegeven tijdens het onderzoek. Daarnaast wil ik bij deze Wim Hilbrants en Astrid Valent van het Van Hall Larenstein bedanken voor hun begeleiding. Heleen ter Brugge Juni 2011
Samenvatting Door bezuinigingen op de aanleg van de ecologische hoofdstructuur (EHS) kan het Groene Valleilint, een nog aan te leggen ecologische verbinding tussen de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug, niet worden gerealiseerd. Van de 2000 ha geplande nieuwe natuur wordt nog maar 100 ha gerealiseerd. Er is een tekort van €125 miljoen. Om de realisatie toch door te kunnen laten gaan moet de financiering uit andere bronnen komen. In dit onderzoek is gekeken naar de mogelijkheden die het gebied zelf biedt om opbrengsten uit duurzame energieopwekking te genereren. Er is gefocust op opbrengsten door energieopwekking met behulp van biomassa, zon en wind. De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: ‘Welke kansen biedt het Groene Valleilint om de realisatie van de robuuste verbindingszone te financieren met opbrengsten uit lokale duurzame energieopwekking?’ Mogelijkheden Houtsnippers afkomstig uit beheer kunnen worden verkocht aan particulieren en/of bedrijven met een houtgestookte CV. Het stijgen van de prijzen voor houtsnippers, actiever en/of intensiever beheer, en het versnipperen van een groter percentage draagt bij aan een hogere opbrengst in euro’s. Een andere optie is dat snoeihout afkomstig uit particuliere tuinen gratis afgeleverd kan worden bij de plaatselijke groenverwerker. Deze versnippert het hout, een deel ervan gaat naar de verwerker zelf en de rest wordt teruggegeven aan de omgeving. De snippers kunnen gebruikt worden voor de verwarming van gemeenschapsgebouwen. De energierekening valt daardoor lager uit, dit verschil betalen de exploitanten van de gemeenschapsgebouwen aan het gebiedsfonds. Voor natte biomassa zijn de mogelijkheden het (co-)vergisten van bermgras en GFT. Opbrengsten van zowel co-vergisting met bermgras en vergisting van bermgras alleen zijn onbekend. Wel is duidelijk dat het bermgras dat op dit moment door beheer vrijkomt uit het gebied wordt gecomposteerd. Dit is nuttig maar wellicht kan het meer opbrengen wanneer het voor energiedoeleinden gebruikt wordt. Bermgras kan dan worden verkocht aan verwerkers. Bij de mogelijkheid om GFT-afval te vergisten kunnen in het geval van het Groene Valleilint grote vraagtekens worden geplaatst. Op dit moment wordt het GFT-afval van Gelderland, Overijssel en Utrecht verwerkt en vergist door de VAR. Wanneer de contracten afgelopen zijn kunnen de provincie Gelderland en Utrecht ervoor kunnen kiezen een eigen vergistinginstallatie te bouwen. Dit kan (deels) gefinancierd worden met compensatiegelden afkomstig van bedrijven die iets willen betekenen voor het gebied. De mogelijkheden voor zon liggen bij het plaatsen van zonnepanelen op boerderijdaken. De zonnepanelen worden gefinancierd door bedrijven en andere betrokkenen uit het gebied, deels worden de zonnepanelen betaald door de eigenaar van het dak. De opbrengst wordt verdeeld onder het gebiedsfonds en de eigenaar. Daarnaast is verhuren aan bedrijven en particulieren ook een optie.
In de gemeentelijke bestemmingsplannen is opgenomen dat er geen windmolens in het Groene Valleilint geplaatst mogen worden. Wanneer in de toekomst wordt besloten dat energie uit wind wel op deze manier mag worden toegepast kan het best worden gekozen voor locaties langs de A1 en de A30. Een 3MW molen levert ongeveer 490.000 euro per jaar op. Gedacht kan worden aan een constructie waarin de winst verdeeld wordt onder investeerders en het gebiedsfonds. De opbrengsten worden ondergebracht in een gebiedsfonds. Bij dit fonds komen ook donaties en andere gelden binnen. Het gebiedsfonds zorgt ervoor dat er geld binnenkomt en regelt aan welk project het aan uitgegeven wordt. Conclusie Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er in de toekomst, mits er aanpassingen aan bestemmingsplannen en regels omtrent teruglevering worden gedaan, jaarlijks €674.500 in het gebiedsfonds terecht kan komen. Op basis van dit gegeven kan worden aangenomen dat duurzame energieopwekking een rol kan spelen bij de realisatie van het Groene Valleilint. Maar er zijn, om het totale bedrag van €125 miljoen binnen enkele tientallen jaren te verkrijgen, meerdere geldbronnen nodig.
Uit vervolgonderzoeken moet blijken wat de precieze opbrengst in de toekomst kan zijn.
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................... 11
1.1 Doelstelling en onderzoeksvragen ..................................................... 15 1.2 Methode ................................................................................... 15 1.3 Leeswijzer ................................................................................ 16 2. Biomassa .............................................................................................. 17
2.1 Voorbeeldprojecten ..................................................................... 20 2.2 Kansen biomassa ......................................................................... 21 2.2.1 Droge biomassa...................................................................... 21 2.2.2 Natte biomassa ...................................................................... 28 3. Zon ..................................................................................................... 31
3.1 Voorbeeldprojecten ..................................................................... 32 3.2 Mogelijkheden en opbrengst voor het Groene Valleilint ........................... 33 4. Wind ................................................................................................... 37
4.1 Voorbeeldproject ........................................................................ 38 4.2 Mogelijkheden Groene Valleilint....................................................... 38 5. Gebiedsfonds ......................................................................................... 43
5.1 Takenpakket .............................................................................. 43 5.2 Deelnemers ............................................................................... 44 5.3 Opzetten van een gebiedsfonds ....................................................... 44 6. Conclusies en discussiepunten.................................................................... 47
6.1 Kansen ..................................................................................... 47 6.2 Opbrengst ................................................................................. 48 6.3 Overblijvende vragen.................................................................... 49 7. Literatuurlijst ........................................................................................ 51
Bijlage I: Natuurdoel zoals beschreven in Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost Bijlage II: Natuurkaart Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost
1. Inleiding Het Groene Valleilint ligt in de Gelderse Vallei. Deze vallei bevindt zich zowel in de provincie Utrecht als in de provincie Gelderland, tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug in (afbeelding 1).
Afbeelding 1. Luchtfoto (Bron: Satellietfoto)
Het Groene Valleilint loopt grofweg van de Heuvelrug naar Leusden via Achterveld, Terschuur en Voorthuizen naar de Veluwe. Er zijn 5 gemeenten aanwezig: Leusden, Woudenberg, Barneveld, Nijkerk en Putten. Het lint is op dit moment een kleinschalig landschap met voornamelijk boerderijen en talrijke landgoederen, kleine bossen, houtwallen en een rijke flora en fauna. Een groot deel van het grondgebied is in handen van grondgebonden agrarische bedrijven en van particuliere landgoederen (Provincie Gelderland en provincie Utrecht, 2005).
- 11 -
Onderstaande foto’s (gemaakt door Heleen ter Brugge, 17-03-2011) geven een impressie van het gebied:
Foto 1. Landgoed Den Treek
Foto 2. Agrarisch bedrijf
Foto 3. Maïsakkers
Foto 4. De Modderbeek
Foto 5. Typerende afwisseling tussen bos en open landschap
Foto 6. Vlakbij de Veluwe, ander landschap: heide en naaldbomen
Het lint moet in de toekomst een robuuste ecologische verbinding vormen tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug bovengenoemde natuurgebieden. Een robuuste verbinding is minimaal 1 kilometer breed en is opgebouwd uit natuur, landschapselementen (houtwallen, poelen, singels etc.) Het streefbeeld is in de vorm van een poster als bijlage I weergegeven. Het Groene Valleilint maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost staat dat voor de robuuste verbinding 2000 ha nieuwe natuur in het jaar 2018 gerealiseerd moet zijn. De kosten hiervoor bedragen 125 miljoen euro. - 12 -
De realisatie van de verbinding is van groot belang voor de natuurontwikkeling omdat er één groot natuurgebied ontstaat waardoor de flora en fauna in het gebied een groter leefgebied krijgen. Hierdoor kunnen soorten en habitattypen zich beter in stand houden en ontwikkelen. Het is ondertussen duidelijk geworden dat het nieuwe kabinet gaat bezuinigingen op onder andere natuur. Een voorbeeld hiervan is het financieel korten op de aanleg van de EHS (Plan Bureau voor de Leefomgeving). Het aankopen van nieuwe gebieden en (daarmee) de aanleg van robuuste verbindingszones is, in sommige gevallen gedeeltelijk, stopgezet. Voor het Groene Valleilint betekenen de bezuinigingen dat van de 2000 ha geplande nieuwe natuur nog maar 100 ha gerealiseerd gaat worden, deze hectares worden voornamelijk gerealiseerd rondom de beken. Dit betekent dat het realiseren van het grote aaneengesloten gebied dat ecosystemen met elkaar moest verbinden niet door kan gaan. Om in de toekomst de verbinding van de Heuvelrug en de Veluwe toch te kunnen realiseren zal het geld uit andere bronnen moeten worden gehaald. De meest logische manier hiervoor is om de financiering uit het gebied zelf te laten komen. Het idee hierachter is dat het gebied zijn eigen ontwikkeling financiert. De NMU zou graag zien dat de financiering wordt gehaald uit duurzame en natuurvriendelijke projecten zodat de kwaliteit van het landschap en de natuur in het gebied gewaarborgd wordt. Er zijn een aantal van deze projecten te bedenken (tabel 1) die financieel kunnen bijdragen aan ontwikkeling van het gebied (Mondelinge communicatie NMU, 01-032011): Tabel 1. Duurzame financieringsbronnen
Project
Betekenis
Duurzame energieopwekking
Energie uit zon, wind, biomassa en water. Bedrijven die vervuilen en dit willen compenseren door middel van donaties aan natuurontwikkeling.
Compensatiegelden
Duurzame recreatie
Groene campings e.d. recreatie waarbij rekening wordt gehouden met de omgeving.
Groene begraafplaatsen
Begraafplaatsen in de natuur, betalingen voor de graven worden geïnvesteerd in ontwikkeling van het gebied.
- 13 -
Uitzichtgarantie
Voor een paar procent van de wozwaarde kopen huizenbezitters een gegarandeerd vrij uitzicht. Het geld gaat in een groenfonds, waaruit bijvoorbeeld boeren worden betaald om het landschap te onderhouden. De investeerders praten mee over de besteding van hun geld.
Ruimte voor ruimte regeling
Hierbij gaat het om de sloop van oude agrarische gebouwen zodat er huizen kunnen worden gebouwd zonder dat daarvoor (natuur-) grond hoeft te worden ingenomen.
Rood voor groen
Opbrengst van huizenbouw gaat naar de ontwikkeling van natuur.
Kader Richtlijn Water en natuurontwikkeling combineren
Natuurontwikkeling combineren met water. Volgens de Kader Richtlijn Water moet de kwaliteit van oppervlaktewater verbeteren. Dit kan goed samengaan met het ontwikkelen van groen. Groen wordt dan automatisch ontwikkelt wanneer de waterkwaliteit verbeterd, dit zorgt ervoor dat er minder/geen geld nodig is voor natuurontwikkeling.
Nieuwe functies vrijkomende stallen
Oude stallen kunnen nieuwe functies krijgen waardoor ergens anders geen grond hoeft worden te bebouwd.
Functiecombinaties
Wanneer natuur aan bijvoorbeeld klimaatadaptatie wordt gekoppeld kan de financiering van de adaptatie bijdragen aan natuurontwikkeling.
In het onderzoek ligt de focus op opbrengsten uit duurzame energieopwekking, Er wordt op drie duurzame energiebronnen ingegaan namelijk, wind, zon en biomassa. Water wordt niet meegenomen omdat in het gebied alleen kleinschalige beken aanwezig zijn. Naast duurzame energieopwekking komen compensatiegelden zijdelings ook aan bod.
- 14 -
1.1 Doelstelling en onderzoeksvragen Het doel is om de kansen die het Groene Valleilint biedt om de gebiedsdoelen met opbrengsten uit duurzame energieopwekking te financieren in kaart te brengen. Hoofdvraag: ‘Welke kansen biedt het Groene Valleilint om de realisatie van de robuuste verbindingszone te financieren met opbrengsten uit lokale duurzame energieopwekking?’ Deelvragen: Duurzame energieopwekking • Wat is de mogelijke opbrengst van duurzame energieopwekking in het Groene Valleilint? - Wat is de opbrengst van energie uit biomassa? - Wat is de opbrengst van zonne-energie? - Wat is de opbrengst van windenergie? Duurzame energieopwekking in het onderzoeksgebied • Welke goede voorbeelden van financiering van ontwikkelingen uit duurzame energieopwekking zijn elders gerealiseerd? • Welke vormen van duurzame energieopwekking zijn voor dit gebied aantrekkelijk? - En hoe brengt deze vorm van energieopwekking geld op? • Welke actoren spelen hierbij een rol? • Hoe kan duurzame energieopwekking in dit gebied zorgen voor realisatie van de gebiedsdoelen? - Hoe wordt ervoor gezorgd dat de opbrengst in het gebied gestopt wordt? • Welke rol zou de overheid kunnen spelen? Inventariseren van draagvlak • Hoe kan draagvlak voor duurzame energieopwekking worden gecreëerd? - Hoe kunnen verschillende actoren effectief worden benaderd? - Wat zijn de kansen en knelpunten? 1.2 Methode In het voorgaande is te lezen welke vragen worden behandeld in het onderzoek. De gebruikte methodes voor het komen tot antwoorden op deze onderzoeksvragen zijn: • Literatuuronderzoek • Gebiedsverkenning • Interviews en e-mailcontact, zowel intern als extern • Internet Literatuuronderzoek Het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost is voornamelijk gebruikt in de verkennende fase van het onderzoek. Het document gaf veel achtergrondinformatie. Daarnaast zijn er een groot aantal rapporten gebruikt die gaan over de potentie en de wenselijkheid van energie uit zon, biomassa en wind. Welke bronnen er precies zijn gebruikt staat in de literatuurlijst.
- 15 -
Gebiedsverkenning Er is een bezoek gebracht aan het gebied zodat duidelijk werd hoe het eruit ziet en wat de huidige situatie is. Tijdens deze velddag op 17 maart 2011 is vooral gekeken naar de verschillende landschapstypen die opvallen door de grote afwisseling tussen bos, heide, landgoederen en agrarisch gebied. Ook de afwisseling tussen kleinschalige gave landschappen en kale landschappen waar intensief geboerd wordt viel op. Er zijn foto’s genomen die in paragraaf 1.3 zijn opgenomen. Interviews Om tot projectspecifieke informatie te komen over voorbeeldprojecten zijn interviews gehouden. Het voordeel van interviews is dat er op het moment zelf doorgevraagd kan worden. Aan Duurzaam Dorp Hoonhorst is tevens een bezoek gebracht, andere interviews zijn telefonisch afgenomen. In de interviews kwamen vragen aan bod over hoe hun project eruit ziet, wat het oplevert, hoe draagvlak is gecreëerd etc. Uiteraard werd ook gevraagd naar tips. In andere gevallen konden vragen ook via e-mail gesteld worden en waren interviews niet nodig. Dit omdat het om een klein aantal vragen ging of de vraag niet ingewikkeld was. Er is e-mailcontact geweest met o.a. Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei(SVGV), het Utrechts Landschap en provincie Utrecht. Internet Ook internet werd gebruikt voor het vinden van informatie over voorbeeldprojecten, onder andere over ADEM Houten en Stoken op Streekhout. Daarnaast is, om een goed beeld van alle duurzame energiebronnen en gebiedsfondsen te krijgen, veel informatie op internet opgezocht.
1.3 Leeswijzer Dit rapport beschrijft de vormen van duurzame energieopwekking en de mogelijkheden daarvan om tot financiering van ontwikkeling van het Groene Valleilint te komen. Hoofdstuk 2, 3 en 4 behandelen de verschillende duurzame energievormen en de mogelijkheden die het gebied daarvoor biedt. Hoofdstuk 5 gaat over de realisatie en de functies van een gebiedsfonds. Hoofdstuk 6 is gewijd aan de conclusie en discussie. Als laatste is de literatuurlijst opgenomen met daarin een overzicht van de gebruikte bronnen.
- 16 -
2. Biomassa Biomassa is momenteel de belangrijkste duurzame energiebron in Nederland. In 2009 was 3,95% van het totale energieverbruik in Nederland duurzaam. Biomassa zorgde voor meer dan 60% van deze duurzame energie (CBS 2010) en is daarmee de belangrijkste bron voor duurzame energie. Het doel is dat in 2020 14% van alle energie duurzame energie is. Dit kan niet worden gehaald met energie uit alleen zon en wind. De komende jaren blijft biomassa, en met name hout, de belangrijkste bron voor duurzame energie (Spijker en Boosten, 2010). Een belangrijk deel van de biomassa die wordt geproduceerd in het landschap (bos, natuur, landschappelijke beplantingen, stedelijk groen) blijft nog onbenut. Uit landschappelijke beplantingen en stedelijk groen komt wel energiehout vrij. Dit gaat vaak om (snoei)hout uit stedelijk groen en wegbeplantingen dat verwijderd moet worden, omdat het uit beheersoogpunt niet kan blijven liggen. In sommige gevallen wordt het afvalhout verbrand. Er bestaat een grote potentie van houtstromen die momenteel niet worden benut in landschappelijke beplantingen en bossen (Spijker et al., 2008). In Duitsland en in België levert 1 ton droge houtsnippers 80 euro op. In Nederland ligt de prijs momenteel rond de 30 en 50 euro per ton (Probos). Dit verschil komt doordat België en Duitsland verder zijn met de ontwikkeling van technieken en in Duitsland is het zogenaamde feed-in principe van kracht, ook wel terugleververgoeding genoemd. De regionale of nationale elektrische energieleveranciers en nutsbedrijven zijn daarbij verplicht om groene stroom in te kopen tegen opwekkingskosten. Omdat de kosten van het opwekken van energie uit duurzame bronnen hoger ligt dan die uit fossiele brandstoffen, ligt het feed-intarief hoger dan de marktprijs van grijze energie. Het kopen van groene stroom wordt in Duitsland rendabel gemaakt door grijze stroom iets duurder te maken dan het was, dit levert extra geld op voor de energieleveranciers waarmee de duurdere groene stroom gekocht kan worden (Stichting Milieunet, 2010). Het verschil in prijs voor houtsnippers heeft als gevolg dat het aantrekkelijker is om biomassa vanuit Nederland te vervoeren naar Duitsland of België omdat het daar meer geld oplevert en het kostendekkend is. Het transport dat daarvoor nodig is zorgt ervoor dat deze vorm van duurzame energieopwekking minder duurzaam wordt. Om de doelstellingen voor duurzame energie te halen, is het wenselijk dat, ook in Nederland, de prijs per ton biomassa omhoog gaat. Zo wordt het aantrekkelijker voor bedrijven om biomassa voor energie te gaan produceren of voor beheerders om actiever beheer toe te passen. Technieken Biomassa op zichzelf is niet bruikbaar als energie, het is een bron waaruit en waarmee energie kan worden opgewekt. Het opwekken van die energie wordt conversie genoemd. Hiervoor zijn verschillende technieken beschikbaar: verbranding, vergisting, vergassing, pyrolyse, verestering, fermentatie en torrefactie. Sommige vormen van biomassa lenen zich voor slechts een van de conversietechnieken. Uit andere vormen van biomassa kan op meerdere manieren energie worden opgewekt - 17 -
(Milieucentraal). Conversie kan op zowel kleine schaal (zoals op een boerenbedrijf) als op grote schaal worden toegepast (zoals in een afvalverbrandingsinstallatie). Bij de verbranding van biomassa komt warmte vrij. Met behulp van een stoomturbine kan elektriciteit worden opgewekt. De restwarmte kan voor verwarmingsdoeleinden worden gebruikt. Het bijstoken van hout in kolencentrales en afvalverbrandinginstallaties wordt reeds toegepast. Het is een relatief makkelijke techniek en wordt daarom van de technieken het meest gebruikt. Daarnaast kan houtige biomassa in huishoudens, bedrijven en/of instellingen worden gebruikt in verwarmingsketels die werken op bijvoorbeeld houtsnippers. Natte biomassa zoals mest, GFT-afval en resten uit rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen door bacteriën in een zuurstofloze omgeving en lage temperaturen worden omgezet in biogas, ook wel vergisting genoemd. Ook op stortplaatsen ontstaat biogas, het zogenaamde stortgas. In Nederland wordt dit op tal van plaatsen opgevangen en gebruikt. Na zuivering heeft het stortgas praktisch dezelfde kwaliteit als aardgas en kan er dus energie van gemaakt worden. In Nederland wordt deze methode niet veel op grote schaal toegepast maar wel op lokaal niveau, zoals binnen een bedrijf. Vergassing treedt op bij de verbranding van biomassa zonder zuurstof. Hierbij komt gas vrij. Bij vergassing gaat het erom gas op te wekken en niet om rechtstreeks elektriciteit op te wekken. Vergassing wordt in Nederland zeer weinig toegepast. Dat komt onder andere doordat de technieken in de fase van eerste commerciële praktijktests verkeren. Daarnaast is voor het operationeel houden van de installatie gespecialiseerd personeel nodig (Greeve en Linnemans, 2009). Bij pyrolyse wordt biomassa snel opgewarmd zonder de aanwezigheid van zuurstof. Door deze snelle opwarming “verdampt” de biomassa. Na condensatie ontstaan olie, gas en kool. Ongeveer 60-70% van de energie in de vaste biomassa komt terecht in de olie. Een groot deel van de overige energie kan bij de productie worden gebruikt voor het produceren van elektriciteit en warmte. Deze techniek is nog in ontwikkeling en wordt daarom nog zeer weinig toegepast. Verestering is een chemisch proces dat op oliën wordt toegepast. Moderne dieselmotoren kunnen namelijk niet zonder meer allerlei vetten en oliën als brandstof gebruiken. Sommige soorten moeten eerst worden omgezet voordat het als biodiesel kan worden toegepast (met behulp van alcohol) (BTG World). Deze techniek wordt in Europa toegepast voor het produceren van biodiesel en wordt nog verder ontwikkeld. Met behulp van fermentatie kunnen alcoholen (zoals bio-ethanol) uit biomassastromen geproduceerd worden. Voorbeelden van gewassen die hiervoor in aanmerking komen zijn suikerriet, maïs en houtachtige gewassen. In Nederland is in Zuidvelde (Drenthe) een ethanolproductie-installatie in gebruik. Hier wordt jaarlijks 5,8 miljoen liter bio-ethanol geproduceerd uit aardappelen, bietenresten en graan. In Hardenberg (Overijssel) wordt een installatie gebouwd waar bio-ethanol wordt geproduceerd uit houtachtig materiaal (DWA). Torrefactie is een voorbehandelingsmethode voor biomassa om het geschikt te maken als bijstook in een kolencentrale. Torrefactie geeft biomassa dezelfde - 18 -
eigenschappen als steenkolen waardoor het geschikt wordt als bijstook. Op dit moment zijn er in Nederland vier partijen die biokolen (gaan) produceren (ClubGreen). Welke van de bovenstaande technieken het meest geschikt is hangt ondermeer af van het vochtgehalte van de biomassasoort. Droge biomassa leent zich voor vergassing en verbranding en nattere leent zich meer voor vergisting. In onderstaande tabel worden de verschillende soorten biomassa, de daarvoor geschikte conversietechnieken en de resterende producten weergegeven (H. Alsemgeest, H. de Boer et. al. 2010). Tabel 2 Overzicht conversietechnieken biomassavormen
Bronnen
Geschikte conversie
Product na proces
Afvalfrituurvetten en oliën
Verestering
Biodiesel
Algen op land
Persen en veresteren
Biodiesel
Bermgras
Vergisting
Biosyngas
Diermeel
Verbranding
-
GFT
Vergisting
Biosyngas
Hennep
Verbranding, vergassing
Bij vergassing ontstaan koolmonoxide en waterstofgas
Mest
Vergisting
Biosyngas
Oud papier en karton
Verbranding
Overige stromen uit de Vergisting voedingsmiddelenindustrie
Biosyngas
papierslib
Vergisting
Biosyngas
Hout
Verbranding, vergassing
Bij vergassing ontstaan koolmonoxide en waterstofgas
Pyrolyse
Bio-olie
Riet
Geen informatie
Rioolzuiveringsslib
Vergisting
Biosyngas
- 19 -
2.1 Voorbeeldprojecten In deze paragraaf wordt een aantal projecten met betrekking tot duurzame energie uit biomassa genoemd. Er is specifiek gekeken naar lokale projecten die bijdragen aan de lokale ontwikkelingen omdat zij een voorbeeldfunctie kunnen hebben voor het Groene Valleilint: • Stoken op Streekhout • Duurzaam Dorp Hoonhorst • Beetsterzwaag Stoken op streekhout De drie Achterhoekse agrarische natuurverenigingen ‘t Onderholt, PAN Winterswijk en VAN Berkel & Slinge en vijf Duitse districten werken samen om Stoken op Streekhout te realiseren. Doel van het project is om onderhoud van landschapselementen in de Achterhoek en grensgebieden met Duitsland economisch aantrekkelijk te maken. Dit zorgt voor een actiever beheer wat weer positief is voor het landschap en het behoud van de landschapelementen. In het gebied gaat het om onderhoud van kleinschalige bospercelen en streekeigen cultuurlandschap in de grensregio. Om het economisch aantrekkelijk te maken is het van belang snoeihout niet als afval te zien maar als een alternatieve energiebron. Het hout kan dan voor een redelijke prijs worden verkocht. Wanneer beheerders en (landgoed-)eigenaren een betere prijs krijgen voor hun hak- en snoeihout, investeren zij meer in het landschapsonderhoud. Ook wordt dan aanleg van nieuwe landschapselementen niet alleen ecologisch maar ook economisch aantrekkelijk. Door het beheer gaat de ecologische waarde van deze elementen omhoog waardoor de biodiversiteit in de regio toeneemt. Het hout wordt gestookt in milieuvriendelijke stookinstallaties in verband met luchtkwaliteit. Dit alles draagt bij aan de lokale economie omdat een lokale afzet wordt gecreëerd voor hak- en snoeihout (Stoken op Streekhout). Om Stoken op Streekhout te realiseren wordt 181.608 euro subsidie beschikbaar gesteld. Daarvan is 50% afkomstig van de EU en 30% van de provincie Gelderland. Gemeente Berkelland draagt ook bij in dit project (Van Berkel en Slinge). Duurzaam dorp Hoonhorst De 3 initiatiefnemers van Stichting Duurzaam Hoonhorst 2050, allen inwoners van het dorp, hebben verschillende plannen uitgewerkt die bijdragen aan een duurzaam dorp. De plannen hebben betrekking op groen, gezond en gemeenschappelijk en gaan dus verder dan alleen duurzame energie. Een fijne leefomgeving staat voorop (Mondelinge mededeling Timo Veen, Duurzaam Hoonhorst 2050). In 2010 heeft de stichting de titel “Duurzaamste dorp van Overijssel” ontvangen en daarmee een geldbedrag van 1,5 miljoen euro gewonnen. Dit geld is bedoeld om verschillende projecten mee te op te zetten. Een deel van de projecten heeft betrekking op energie uit biomassa. Op dit moment wordt elk jaar enorm veel hout, afkomstig van tuinen, landgoederen en boerderijen, op locatie (de plaats waar gesnoeid is) verbrand. Voordeel van het verbranden is dat er geen transportkosten en afvoerkosten gemaakt worden. Nadeel is dat het slecht is voor het milieu. Duurzaam Hoonhorst heeft bedacht dat het gratis afleveren van het afvalhout bij de plaatselijke groenverwerker de oplossing is. Daar - 20 -
wordt het hout versnipperd. De helft van de snippers gaat naar het bedrijf, de andere helft naar het dorp. Dit is voor beide partijen voordelig omdat de verwerker niet voor de snippers hoeft te betalen en voor het dorp omdat de snippers worden gebruikt in 2 houtgestookte CV-installaties waarmee de school, het café, de kerk, gymzaal e.d. verwarmd worden. De exploitatiekosten van deze gebouwen gaat daardoor omlaag, er is immers een lagere energierekening. Met het bedrag dat bespaard wordt, worden de gebouwen verbeterd en de molen in het dorp gerenoveerd. Op deze manier worden de inspanningen van de gemeenschap beloond. Dit is een van de plannen voor Hoonhorst die er nu liggen, in de toekomst zal dit gerealiseerd worden. Biomassa-installatie in Beetsterzwaag Een houtsnipperoven in Beetsterzwaag voorziet de gebouwen van Revalidatie Friesland en school Lyndensteyn in Beesterzwaag volledig van duurzame energie. Dit project is opgezet door Dienst Landelijk Gebied (DLG). De totale investering voor de houtgestookte verbrandingsinstallatie, die wordt onderhouden door Agrarische Natuurvereniging De Alde Dêlte, van 1 megawatt met bouwwerk en warmteleiding naar de objecten bedraagt circa 800.000 euro. Om de financiering rond te krijgen zijn naast de eigen bijdrage van de boeren, subsidies verstrekt vanuit het Interreg IIIB North Sea Bio Energy-project, de provincie Friesland, het A7-Zone Landstad Fryslân fonds, de gemeente Opsterland en het LTOprojectenfonds. De financiering is ondergebracht bij de Triodos Bank (VROM). Het snoeihout dat voor de houtsnipperoven gebruikt wordt is afkomstig uit beheer van de houtwallen en houtsingels in de directe omgeving. Dit geeft behalve een forse besparing op het aardgasverbruik ook een forse besparing op de CO2-uitstoot (circa 640 ton per jaar). Het geld dat met dit project wordt bespaard, wordt gestoken in onderhoud van de houtwallen en landschapselementen. Er wordt op deze manier betaald voor het onderhoud waardoor het ook vaker uitgevoerd kan worden (DLG). 2.2 Kansen biomassa Per soort biomassa zijn in de volgende paragrafen de mogelijkheden en de bijbehorende opbrengsten weergegeven. In 2.2.1 komt droge biomassa aan bod, in het geval van het Groene Valleilint gaat het voornamelijk om hout afkomstig uit beheer van bos en houtwallen. In 2.2.2. wordt gekeken naar mogelijkheden met betrekking tot natte biomassa zoals mest en GFT-afval. Er zijn uiteraard meer mogelijkheden te bedenken dan hieronder worden genoemd, in dit onderzoek is alleen uitgegaan van kleinschalige projecten die bij het gebied passen. 2.2.1 Droge biomassa Droge biomassa die gebruikt kan worden voor energiedoeleinden bestaat in het Groene Valleilint voornamelijk hout dat vrijkomt uit beheer van landgoederen, natuurgebieden en tuinen. Droge biomassa wordt ook wel houtige biomassa genoemd, hierbij kan worden gedacht aan gerooide bomen, takken en ander snoeiafval. In het Groene Valleilint zijn verschillende beherende organisaties actief die allemaal hun eigen beheersgebied hebben. Daarnaast is er een groot aantal landgoedeigenaren die verantwoordelijk zijn voor het beheer van hun landgoed. - 21 -
Hierdoor is het lastig een inschatting te maken van de hoeveelheid hout die jaarlijks uit het gebied komt. Een deel van het (afval)hout kan worden gebruikt voor hoogwaardige toepassingen in de bestaande houtverwerkende industrie, inclusief de papier en platenindustrie (het zogenaamde industriehout). Het versnipperen voor energiedoeleinden komt alleen in beeld als de prijsstelling voor de bestemming energie concurrerend wordt met de prijsstelling voor bestemmingen in de houtverwerkende industrie. Dit wordt ook wel cascadering genoemd. Het gaat erom een optimum te vinden tussen alle gebruiksvormen (Ecofys, 2008). Wanneer de prijs van houtsnippers hoger wordt, is het waarschijnlijk dat het percentage hout dat versnipperd wordt ook hoger uitvalt. Daarnaast kan tijdens beheer ook worden gekozen voor ecologische cascadering. Het snoeihout wordt dan deels in het gebied achtergelaten ten goede van de natuurontwikkeling. Mogelijkheid 1. Verkopen van houtsnippers afkomstig uit beheer Om uit het beheer van het Groene Valleilint opbrengsten te genereren die in ontwikkeling van het gebied gestopt kunnen worden moeten de houtsnippers worden verkocht voor energiedoeleinden. Opbrengsten hiervan kunnen worden verzameld in een gebiedsfonds. Hoofdstuk 5 gaat in op dit begrip. De houtsnippers moeten op één vaste plek worden verzameld. Op deze plek worden de snippers gedroogd en klaargemaakt voor gebruik. De houtsnippers kunnen daarna worden verkocht aan afnemers. Afnemers worden gecreëerd door de aanschaf en het gebruik van houtgestookte CV-ketels te stimuleren. Dit kan onder andere door subsidies te verlenen aan geïnteresseerden en het promoten van duurzame energie. De subsidies kunnen worden verleend door gemeenten en provincies. Hiermee wordt bijgedragen aan de Europese duurzame energierichtlijn waarin voor Nederland staat dat in 2020 14% van alle energie moet worden gehaald uit duurzame energiebronnen. Om landgoedeigenaren en beherende organisaties tegemoet te komen, energie uit biomassa is ten slotte mogelijk door hout dat zij aanleveren, kan een regeling worden bedacht waarbij zij niet meer hoeven te betalen voor het afleveren van hout. Daarnaast zou een deel van de opbrengst van de verkoop van houtsnippers aan hen ten goede kunnen komen. Ondernemers kunnen een beroep doen op de energie-investeringsaftrek-regeling (EIA) van de overheid. Met deze investeringsaftrek is de terugverdientijd zo'n 7 tot 10 jaar voor houtgestookte HR CV-ketels (Schrijver en Oosterkamp, 2011). Investeringssubsidies zijn lang niet altijd nodig om houtgestookte installaties rendabel te maken. Bij vele bedrijven met een grote en continue warmtevraag (denk aan de agrarische sector en zwembaden) geeft de besparing op het gasverbruik de doorslag en niet zozeer de investeringssubsidie (Boosten en Oldenburger, 2010). Voorwaarde voor afnemers is dat zij het hout voor hun eigen ketel gebruiken op locatie in het Groene Valleilint. De genoemde voorwaarde is van belang omdat het duurzaamheidaspect hiermee gewaarborgd wordt. Wanneer de houtsnippers naar bijvoorbeeld Groningen worden vervoerd levert dat meer vervuiling op waardoor de groene energie als het ware minder groen is. Om een afzetmarkt te creëren en deze te behouden is het van belang dat er contracten worden afgesloten tussen de leverancier van de snippers en de eigenaren van nieuw geplaatste houtgestookte CV-ketels. Een voorbeeld van een afspraak die in het contract moet worden opgenomen is dat de eigenaren van een gesubsidieerde - 22 -
ketel, woonachtig in het Groene Valleilint, snippers kopen van de leverancier die hout levert uit het Groene Valleilint en niet van een leverancier buiten het gebied. Een constructie die hiervoor kan worden bedacht is dat de snippers via het gebiedsfonds geleverd worden aan de afnemers. Alleen dan kan een afzetmarkt worden gecreëerd voor de snippers en er ook echt iets mee worden opgebracht. De afnemers kunnen boerenbedrijven, huishoudens, bedrijven, overheidsinstellingen, zwembaden, zorginstellingen etc. zijn. Hoeveel huishoudens in het Groene Valleilint geschikt zijn voor dergelijke CV-ketels is nog onbekend. Daarnaast moet nog worden begonnen met het inventariseren van draagvlak, het is dus nog onduidelijk hoeveel huishoudens en instellingen mee willen en kunnen doen. Wel kan berekend worden hoeveel houtsnippers er op dit moment uit het gebied komen en wat het financieel gezien kan opleveren wanneer alle houtsnippers verkocht worden. Opbrengst In deze paragraaf wordt los van elkaar gekeken naar de opbrengst van houtwallen en bossen, overige landschapselementen worden niet meegenomen wegens de kleinschaligheid van deze elementen en het gebrek aan gebiedsspecifieke gegevens. Elke boomsoort heeft een eigen gemiddelde jaarlijkse opbrengst per hectare (Mondelinge communicatie Jeroen Oorschot, Borgman Beheer Advies, 5 april 2011). Naaldbomen hebben een andere opbrengst dan loofbomen. Daarnaast hangt de opbrengst af van de grondsoort, het vochtgehalte van de bodem en de toegankelijkheid van het bos. In tabel 3 zijn alleen de voor dit gebied nodige gegevens met betrekking tot de houtopbrengst gebruikt, de gegevens (Borgman Beheer Advies) gaan uit van een gemiddelde en er kan dus alleen informatie uit worden afgeleid, het geeft niet de exacte situatie van het Groene Valleilint weer. Tabel 3. Opbrengst verschillende boomsoorten
Bostype:
Opbrengst per ha:*
Oogst percentage van de bijgroei:**
Ton droge stof*** per hectare:
Grove den > 25 jaar
7,1 m3 vers/ha/jaar
55%
3 ton/ha/jaar
Loofbos, eik en beuk
5,29 m3 vers/ha/jaar
55%
3,1 ton/ha/jaar
4,81 m3 vers/ha/jaar
55%
2,45 ton/ha/jaar
> 25 jaar Es en els > 25 jaar
*Het gaat hierbij om opbrengsten uit monoculturen **Er wordt uitgegaan van opbrengst door oogsten van een gemiddeld en verantwoord percentage van de bijgroei, daarnaast blijft een deel van het hout achter in het bos ten behoeve van de natuur. *** Met droge stof worden houtsnippers bedoeld.
Er wordt in bovenstaande tabel uitgegaan van 55% oogst van de bijgroei, voor het Groene Valleilint is op dit moment niet bekend welk percentage er precies geoogst - 23 -
wordt vandaar dat van een landelijk gemiddelde uit wordt gegaan. In sommige bosgebieden wordt 70 tot 80% geoogst, dit zorgt vanzelfsprekend voor een hogere opbrengst waardoor het aantal ton snippers ook toeneemt. Er kan worden aangenomen dat wanneer het financieel interessant wordt er ook meer geoogst zal en kan worden. In het Groene Valleilint is 1314 ha bos aanwezig. Het overgrote deel bestaat uit loofbomen (totaal: 1220,9ha), de rest is naaldbos (51,2ha) en gemengd bos (41,9ha)1. Uit het Natuurbeheerplan Provincie Utrecht 2009 blijkt dat in het Utrechtse deel van het gebied de loofbomen voornamelijk bestaan uit de volgende soorten: eik, beuk, es en els. Wanneer het gemiddelde van deze soorten wordt genomen komt de gemiddelde opbrengst van loofboomsoorten in het Groene Valleilint uit op 2,8 ton droge stof per hectare. Voor het Gelderse deel is de precieze soortenverdeling niet bekend. Voor naaldbos wordt aangenomen dat het overgrote deel bestaat uit Grove den. Gemengd bos is in de gegevens van Borgman Beheer Advies niet opgenomen. Dit maakt het lastig over dit bostype een uitspraak te doen. Aangezien het ook maar om een klein percentage van het totale bosoppervlak gaat wordt gemengd bos niet meegenomen in de berekening van de opbrengst voor het Groene Valleilint (tabel 4). Tabel 4. Opbrengst verschillende boomsoorten; Groene Valleilint
Bostype:
Opbrengst droge stof/ha/jaar bij een oogst van 55% van de bijgroei
Oppervlakte Groene Valleilint in ha
Opbrengst Groene Valleilint in ton/ha/jaar
Naaldbos (Grove den)
3
51,2
153,6
Loofbomen (eik, beuk, els en es)
2,8
1220,9
3418,52
Totaal
±3572 ton
In bovenstaande tabellen is geen rekening gehouden met het uiteindelijke percentage dat wordt versnipperd. Er wordt in het rekenmodel van uitgegaan dat alles wat wordt geoogst versnipperd wordt. Geen enkele (beherende) instantie durft op dit moment een uitspraak te doen over welk percentage van de oogst op dit moment versnipperd wordt. Wel werd al snel duidelijk dat het om een klein percentage gaat. Om toch met een berekening te kunnen komen waarmee in de toekomst wanneer de gegevens wel bekend zijn verder gerekend kan worden is aangenomen dat 10% versnipperd wordt. Dit komt neer op 357 ton droge snippers.
1
Gegevens verkregen via het provincieloket van de provincie Gelderland
- 24 -
Ter indicatie: voor het verwarmen van een woonhuis van 1.250 m³ is jaarlijks ongeveer 20 ton nodig (Jeroen Nuisl in vakblad De Landeigenaar van februari 2009). In totaal zouden met de houtsnippers afkomstig uit het huidige bosbeheer dan per jaar ongeveer 17 huishoudens voorzien kunnen worden. Financieel gezien levert de hoeveelheid houtsnippers die jaarlijks uit het gebied komen 14.284,80 euro op. Er wordt dan vanuit gegaan dat 1 ton droge snippers 30-50 euro oplevert (Probos). Elk huishouden heeft, gebaseerd op bovenstaande gegevens, per jaar voor 820 euro aan houtsnippers nodig. Voor een gemiddeld huishouden ligt de huidige gasrekening op 1100 euro (Milieucentraal). Er is bij de huidige prijs voor houtsnippers dus een financieel voordeel voor de huishoudens van ongeveer 300 euro per jaar. Wanneer alvast naar de toekomstige situatie wordt gekeken, wanneer houtsnippers meer opleveren en wanneer vaker voor het versnipperen van hout wordt gekozen, wordt uitgegaan van de Duitse prijs van 80 euro per ton (Probos) voor droge snippers. In tabel 5 is een overzicht weergegeven voor de eventuele toekomstige situatie. Per percentage dat versnipperd wordt is het aantal houtsnippers in tonnen, het aantal huishoudens dat er mee verwarmd kan worden en de opbrengst bij de huidige Nederlandse en de huidige Duitse prijs voor houtsnippers in opgenomen. Tabel 5. Overzicht jaarlijkse opbrengst houtsnippers uit bosbeheer
Percentage Houtsnippers Aantal Opbrengst versnipperen in ton huishoudens bij prijs NL
Opbrengst bij prijs DU
10%
357,12
17
€14.284
€28.569
20%
714,24
34
€28.569
€57.139
30%
1071,36
51
€42.854
€85.708
40%
1428,48
68
€57.139
€114.278
50%
1785,60
85
€71.424
€142.848
De in paragraaf 2.0 genoemde productiekosten voor biomassa zijn in het Groene Valleilint minder van toepassing omdat het beheer toch moet gebeuren, of de biomassa nou wel of niet als energiebron wordt gebruikt er moet toch gesnoeid en versnipperd worden en het afvalhout moet worden afgevoerd. Het afvoeren gebeurt nu nog tegen betaling. In het Groene Valleilint zijn houtwallen (afbeelding 2, volgende pagina) een typerend landschapselement. Houtwallen zijn smalle stroken loofbomen, vaak langs weilanden of wegen. De lengte van houtwallen wordt uitgedrukt in kilometers.
- 25 -
Afbeelding 2. Houtwal Bron: gebied de Oeffeltseraam)
Er is op dit moment van het Groene Valleilint niet bekend hoeveel houtwallen er zijn en hoeveel kilometer zij beslaan (provincie Gelderland)2. Wel kan een schatting worden gedaan voor de gemiddelde opbrengst per houtwal. Als ervan uit wordt gegaan dat houtwallen gemiddeld 8 meter breed zijn, beslaat elke kilometer houtwal zo’n 0,8 ha (De Vries en De Jong et al. 2008). De houtwallen bestaan vrijwel volledig uit loofbomen. Net als voor bos bleek gedurende dit onderzoek dat het ook voor houtwallen lastig is om een percentage te vinden dat versnipperd wordt. Wel is duidelijk dat houtwallen per ha meer opleveren dan bossen omdat bomen in bossen in principe niet gesnoeid worden en takken lenen zich juist prima voor versnippering omdat daar geen planken van gemaakt kunnen worden. Volgens Agrarische Natuurvereniging ’t Onderholt kan worden uitgegaan dat 50% van de oogst versnipperd wordt (Mondelinge communicatie Wilfried Berendsen). 1 kilometer houtwal levert dan 1,12 ton snippers op. Voor de berekening zijn de gegevens uit tabel 4 gebruikt. In tabel 5 wordt een overzicht gegeven voor jaarlijkse opbrengst uit beheer van houtwallen. Tabel 6. Overzicht jaarlijkse opbrengst uit beheer van houtwallen
Houtwal in kilometers
Houtsnippers in ton
Opbrengst bij prijs NL
Opbrengst bij prijs DU
1 km
1,12
€44,80
€89,60
10 km
11,2
€448
€896
50 km
56
€2240
€4480
100 km
112
€4440
€8880
2
In de zomer van 2011 wordt door een aantal beherende organisaties de hoeveelheid houtwallen geïnventariseerd. Daarnaast wordt gekeken naar het huidige beheer en wat dit kan betekenen voor de energieproductie. Voor informatie over de inventarisatie kan contact op worden genomen met Edgar van Groningen (CAH Dronten).
- 26 -
Hieruit kan worden afgeleid dat er erg veel houtwallen moeten zijn wil er een groot bedrag mee opgebracht worden. Daarnaast is het onderhoud arbeidsintensief, de kosten hiervoor zijn nog niet meegenomen in bovenstaande tabel waardoor de uiteindelijke opbrengst lager uitvalt dan de bedragen die genoemd worden. Mogelijkheid 2. Snoeiafval gratis afleveren Zoals in paragraaf 2.1 al genoemd is heeft Duurzaam Hoonhorst het plan om inwoners hun tuinafval te laten brengen naar de plaatselijke groenverwerker. Dit is iets wat in het Groene Valleilint ook een mogelijkheid is. Het snoeiafval afkomstig uit tuinen, landgoederen en andere bronnen kunnen worden gebracht naar de plaatselijke groenverwerker. Deze versnippert het hout, houtsnippers blijven dan over. De helft daarvan gaat naar het verwerkingsbedrijf zelf en de andere helft gaat terug naar het gebied. Er zijn verschillende vervolgstappen mogelijk, de snippers kunnen worden verkocht aan particulieren en/of bedrijven (zoals genoemd bij mogelijkheid 1) of ze kunnen gebruikt worden als brandstof in de houtgestookte installatie waarmee gemeenschapsgebouwen worden verwarmd (zoals in Hoonhorst het geval is). Het geld dat dit als het ware oplevert door verminderde exploitatiekosten, komt ten goede aan het gebied. Bij deze mogelijkheid wordt eigenlijk aan exploitanten van de gebouwen gevraagd om het bedrag dat ze nu kwijt zijn aan hun gasrekening in een fonds te stoppen terwijl ze eigenlijk met gebruik van de houtgestookte ketel helemaal geen kosten meer maken. Daar tegenover staat dan dat ze niks hoeven te betalen voor de realisatie van de ketel. Toch is het van groot belang de betrokken exploitanten de voordelen in te laten zien en zo draagvlak te creëren. Een installatie zoals in Hoonhorst wordt gerealiseerd kost ongeveer 125.000 euro (Timo Veen, Duurzaam Hoonhorst 2050), hiermee worden de school, het café, de bibliotheek en de kerk verwarmd. In het Groene Valleilint kan een dergelijke installatie worden ingezet op verschillende locaties. Het is vanzelfsprekend om van locaties uit te gaan waar een aantal gemeenschapsgebouwen zich in de buurt bevinden, op deze manier kan een installatie zoveel mogelijk gebouwen voorzien van warmte. Voor de lokale overheden is hier een voorbeeldfunctie weggelegd: hun gebouwen laten verwarmen met een dergelijke installatie, een eenmalige investering in het apparaat doen en de rest, wanneer het bedrag bijvoorbeeld terug is verdiend in ontwikkeling van gebied steken. Een andere mogelijkheid is dat met dit bedrag andere houtgestookte CV-ketels worden gefinancieerd die worden ingezet voor verwarming van gemeenschapsgebouwen. De opbrengst is op dit moment nog niet te berekenen omdat de hoeveelheid tuinafval onbekend is en de hoeveelheid en de grootte van de nodige ketels afhangt van de uiteindelijk te kiezen locatie. Hoe groter de gebouwen zijn die verwarmd moeten worden hoe groter de houtgestookte CV-ketel moet zijn. De ketel is dan automatisch ook duurder. Er moet nog worden gezocht naar geschikte locaties en geïnteresseerde bedrijven en instellingen. Investeringen bij houtgestookte installaties zijn vaak vele malen hoger dan investeringen bij gasgestookte installaties. Daarnaast is het bij dit soort nieuwe initiatieven nog lastig om investeerders over de streep te trekken. Het is dan ook van groot belang om bestaande succesvolle projecten te gebruiken als voorbeeld richting investeerders, zodat zij vertrouwen krijgen in dergelijke initiatieven (Spijker en Boosten, 2010).
- 27 -
2.2.2 Natte biomassa Natte biomassa is biomassa met een hoog vochtigheidsgehalte. Voorbeelden hiervan zijn mest, GFT-afval en resten uit rioolwaterzuiveringsinstallaties. Mogelijkheid 1. Covergisting met bermmaaisel De meeste bermen in Nederland worden twee keer per jaar gemaaid. Vanwege het ecologische bermbeheer dient het gras afgevoerd te worden. Het bermgras wordt na het maaien nu nog gecomposteerd. Het gras is echter geschikt om in energie om te zetten door het te vergisten, vergassen of (mee-)verbranden3. In Nederland is alleen ervaring met het co-vergisten van bermgras. In het buitenland zijn reeds installaties draaiende die uitsluitend bermgras vergisten. Met het verbranden en vergassen van bermgras is nog niet veel ervaring, met name omdat het nogal wat eisen stelt aan de installaties. Mogelijkheid voor de toekomst zou kunnen zijn, wanneer de techniek en de ervaring in Nederland geavanceerder worden, om een bermgras-vergistingsinstallatie in het Groene Valleilint toe te passen. Het biogas dat tijdens de vergisting ontstaat kan worden benut in een gasmotor waardoor elektriciteit opgewekt wordt. Wat overblijft in de vergister (het digestaat) kan worden omgezet tot compost (D. van den Berg en B. Meuleman, 2003). Dit kan worden verkocht zodat er geld mee verdiend wordt. De kosten voor een dergelijke installatie en de arbeidskosten moeten dan wel enigszins opwegen tegen de opbrengst. Wellicht dat het op grotere schaal dan het Groene Valleilint toegepast moet worden om het rendabel te maken, bijvoorbeeld dat een hele provincie meedoet. Het probleem dat dan optreedt is dat er vervoerskosten bijkomen en dat het gras van verder weg naar de installatie getransporteerd moet worden waardoor het duurzaamheidaspect in het geding komt. Een dergelijke installatie kan worden betaald door de overheid. Zij hebben hier zelf ook profijt van omdat het bijdraagt aan het halen van de doelstellingen voor duurzaamheid. Een deel van de investering kan worden ingevuld met donaties van bedrijven. Deze donaties worden gedaan aan het gebiedsfonds. Dit fonds zorgt ervoor dat het geld in de installatie wordt gestoken. Bij het verkrijgen van donaties moet worden gefocust op bedrijven die klimaatneutraal willen zijn. Dit kan zijn om een betere naam te verkrijgen of doordat ze begaan zijn met de natuur. Voor de hand liggende bedrijven zijn bedrijven waarvan medewerkers voor hun werk vaak in het vliegtuig stappen of fabrieken die milieubelastende activiteiten uitvoeren. Deze financiële constructie kan ook toegepast worden op pure mestvergisting. De boerderijen in het gebied kunnen een mestvergister laten financieren door donaties, subsidies e.d. Zijzelf leveren de mest aan, de opbrengst wordt dan verdeeld onder de boeren die de eigenaar zijn van een vergister en het gebiedsfonds. Covergisting met bermgras als co-vergistingsmateriaal is al wel een bekende techniek in Nederland. (agrarische-)Ondernemers die geïnteresseerd zijn in het duurzaam
3
Bij co-vergisting moet goed worden nagedacht over het volgende: gemaaid gras uit weilanden e.d. heeft de functie van veevoer. Het is van groot belang dat dit gras niet wordt gebruikt als co-vergistingsmateriaal. Wanneer gras de functie van veevoer verliest zal het voer ergens anders geproduceerd moeten worden, dit is verplaatsing van het probleem. Vanuit het oogpunt effectief klimaatbeleid is het dus zaak om concurrentie met andere sectoren te vermijden en alleen (berm)gras te gebruiken voor vergisting als het niet al de functie van veevoer heeft (Willem Wiskerke, 2011).
- 28 -
maken van hun bedrijf kunnen hun mest vergisten en dan bermgras in plaats van maïs als co-vergistingsmateriaal gebruiken bij vergisting van mest. Voor koeien- en varkensmest is dit al een bekende techniek, voor kippenmest ligt dit anders. Kippenmest kan ook worden vergist alleen is de mest erg droog waardoor er veel covergistingsmateriaal (bermgras) nodig is om de vergisting optimaal te laten verlopen. Het vergisten van kippenmest staat nog erg in de kinderschoenen. Er is tot nu toe nog erg weinig over bekend (HOST). Boeren in het gebied die co-vergisting willen doen kopen het bermgras, dit heeft als voordeel voor de boer dat de opbrengst van het vergisten voor zijn eigen portemonnee is en daarnaast hoeft hij geen maïs te verbouwen of te kopen. Omdat het afleveren van bermgras de overheid nu nog geld kost (het wordt ten slotte als afval gezien) kan het maaisel voor een kleine prijs aan de boeren worden aangeboden. Daarnaast kan de overheid het bedrag dat normaal opging aan aflevering van het maaisel doneren aan het gebiedsfonds. Een andere constructie zou kunnen zijn dat de overheden het maaisel tegen een lagere prijs (dan nu het geval is) mogen afleveren bij het gebiedsfonds en dat het gebiedsfonds het maaisel doorverkoopt aan de boeren. Hierdoor komen voor het gebiedsfonds de opbrengsten zowel bij de overheid als bij de boeren vandaan. Voor opbrengsten moet eerst in kaart worden gebracht hoeveel bermgras er jaarlijks uit het gebied komt. En wat de prijs wordt voor bermgras wanneer het op de markt wordt gebracht. Daarnaast moet er, omdat er relatief veel kippenboerderijen in het gebied aanwezig zijn, duidelijk worden hoeveel bermgras er nodig is voor vergisting van kippenmest. Daarnaast moet de complete hoeveelheid mest die vergist kan worden in kaart worden gebracht, dit hangt ook af van het draagvlak onder boeren voor co-vergisting. Mogelijkheid 2. GFT-afval vergisten Het GFT-afval afkomstig van alle huishoudens in de provincies Utrecht, Overijssel en Gelderland wordt verwerkt door de VAR (Veluwse Afvalverwerking en Recycling) in de Achterhoek. Dit afvalverwerkingsbedrijf heeft in 2009 een vergistinginstallatie gebouwd speciaal voor GFT-afval. Er wordt biogas geproduceerd en er vindt compostering plaats. Compost is ook een van de eindproducten. Het is niet bekend hoelang de contracten nog lopen tussen de gemeenten, provincies en de VAR. Wanneer de contracten aflopen kunnen provincies en individuele gemeenten binnen de provincies ervoor kiezen om een dergelijk contract niet te verlengen. Dit omdat er redenen zijn om het bijvoorbeeld zelf te gaan verwerken in samenwerking met andere gemeenten of provincies. Per persoon wordt jaarlijks zo’n 153 kg GFT-afval geproduceerd (Milieucentraal), een gemiddeld huishouden bestaat uit 2,5 persoon wat neer komt op- 382,5 kg afval per huishouden per jaar. In het Groene Valleilint zijn ruwweg 60.000 huishoudens4, dit komt neer op 22950 ton GFT-afval. 1 ton GFT-afval levert 100 tot 120 m3 biogas op (presentatie Bioenergy,
4
Dan zijn alle huishoudens uit de 5 gemeenten meegerekend, sommige gemeenten liggen maar gedeeltelijk in het Groene Valleilint. Dit betekent dat er minder dan 60.000 huishoudens echt in het lint liggen. Maar omdat het ophalen van GFT per gemeente gebeurd is dit geen obstakel voor het berekenen van de opbrengst.
- 29 -
VAR). De huishoudens in de gemeenten gelegen in het Groene Valleilint leveren dan 2.524.500 m3 biogas op jaarbasis. Met dit biogas kan elektriciteit worden opgewekt. Gemiddeld genomen levert 1 m3 biogas 6 kWh (GGB). Uitgaande van de genoemde gegevens kan met het GFT-afval uit de vijf gemeenten (Leusden, Woudenberg, Barneveld, Nijkerk, Putten) 15.147.000 kWh opgewekt worden. Uit onderzoek blijkt dat het opwekken van elektriciteit met behulp van biogas een relatief lage vermeden fossiele CO2-uitstoot heeft. Dat wil zeggen dat er met biogas beter voor een andere optie dan het opwekken van elektriciteit gekozen kan worden (Willem Wiskerke, 2011). Het meest duurzaam is het gebruiken van een warmtekrachtkoppeling (een WKK). Hierin wordt met biogas elektriciteit opgewekt en de warmte wordt ook opgevangen (GBB). Dit levert een hoge vermeden fossiele CO2-uitstoot. Deze warmte kan niet ver worden vervoerd en daarom wordt aangeraden om dichtstbijzijnde gebouwen hiermee te verwarmen. De elektriciteit kan worden geleverd aan het net waarmee weer geld verdiend wordt. Om een dergelijke installatie rendabel te maken is een groot draagvlak nodig. Meerdere gemeenten of een gehele provincie moeten meedoen om het rendabel te maken. Een ander belangrijk punt is dat de contracten met de VAR nog lopen en dat hun installatie pas sinds 2009 in gebruik is, er kan van worden uitgegaan dat de contracten nog een groot aantal jaren lopen. Bovenstaande punten zorgen ervoor dat het een eventuele oplossing op de lange termijn is.
- 30 -
3. Zon Zonnepanelen produceren elektriciteit uit zonlicht. Ook op bewolkte dagen leveren zonnepanelen elektriciteit, maar hoe meer licht des te meer er wordt opgewekt. De zonnepanelen worden toegepast op daken van huizen, boerderijen, bedrijven, lantaarnpalen e.d. Een zonnepaneel van 1,5 bij 0,8 meter levert gemiddeld 120 kWh per jaar op (Universiteit Utrecht). Bij drie zonnepanelen wordt dan meer dan 10% van het totale verbruik van een gemiddeld huishouden gedekt. Een gemiddeld huishouden verbruikt per jaar 3600 kWh(Wattcher). Om een huishouden volledig van elektriciteit uit zon te voorzien zijn ongeveer 30 zonnepanelen nodig. Meestal is de oppervlakte van het dak van particulieren daarvoor te klein en de investering te groot. Voor bedrijven met grote daken kunnen zonnepanelen winst opleveren. De elektriciteit die wordt opgewekt kan worden gebruikt voor het bedrijf zelf en de rest wordt getransporteerd via het elektriciteitsnet. Op deze manier kan de elektriciteit worden teruggeleverd aan het net. Op dit moment betaald de overheid voor tot 5000 kWh teveel opgewekte stroom die teruggeleverd wordt aan het net aan de leverancier. Per kWh levert dit 23 eurocent op. Dit kost de overheid als het ware geld in de vorm van gederfde belastingsinkomsten. Een groot deel van de 23 cent bestaat namelijk uit belasting en BTW. Veel partijen, waaronder energiebedrijf Greenchoice, lobbyen momenteel om de limiet op teruglevering af te schaffen, voordeel voor de overheid is dat er dan geen subsidie nodig meer is voor de aanschaf van zonnepanelen (Jan Hein Strop in dagblad de Pers van 2 mei 2011). De zonnepanelen maken alleen gebruik van het licht. De warmte die bij zonnig weer vrijkomt wordt niet benut. Om de warmte ook te gebruiken kan een zonneboiler geïnstalleerd worden. Deze boiler wordt aangesloten op zonnecollectoren die warmte uit het zonlicht haalt. Via de aansluiting gaat warmte naar deze boiler en vanaf daar naar de kraan. Wanneer het niet zonnig is wordt water verwarmd via een naverwarmer. Een zonneboiler kost gemiddeld genomen 2500 euro (Agentschap NL). Dit wordt gecompenseerd met lagere kosten voor het gasverbruik. Deze kosten dalen met 45%. Een gemiddeld huishouden van 2 tot 3 personen speelt met zonneboiler quitte. Het kost een gemiddeld huishouden met een zonneboiler en warmwatertoestel op gas als naverwarmer 5,45 euro om een m3 kraanwater op te warmen (berekend bij gemiddeld verbruik van 48 m3 warm water per jaar). Zonder zonneboiler betaalt een gezin van deze grootte met eenzelfde gastoestel 5,40 euro, dit is gebaseerd op het feit dat een zonneboiler 20 jaar meegaat. Bij een groter huishouden pakt de berekening gunstiger uit. Met vier personen in huis levert het over de hele levensduur van de zonneboiler gemeten voor dit huishouden een winst van bijna duizend euro op. Met subsidies ligt de winst uiteraard hoger en voor gemiddelde gezinnen wordt het dan ook mogelijk winst te maken ten opzichte van voorgaande jaren waarin nog geen zonneboiler werd gebruikt (Milieucentraal). Door subsidieregelingen, onderdeel van Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE), zijn voornamelijk zonnepanelen voorgaande jaren erg populair geworden bij particulieren. - 31 -
De landelijke subsidieregeling voor particulieren die een vergoeding gaf voor stroom geproduceerd uit zonnepanelen, is november 2010 geschrapt uit de SDE. De nieuwe SDE wordt ook wel de SDE+ genoemd, deze regeling gaat per 1 juli 2011 van start. Kleinschalige zon-PV-installaties, met een vermogen van minder dan 15 kilowatt piek (kWp) komen in de SDE+ niet langer in aanmerking voor subsidie. Voor particulieren is er geen landelijk vastgestelde subsidie meer zoals deze in voorgaande jaren van toepassing is geweest. Particulieren krijgen geen geld voor het terugleveren van elektriciteit. De focus ligt bij de SDE+ regeling op het stimuleren van grootschalige energieprojecten. Op lokaal niveau zijn er nog wel regelingen om gebruik van zonnepanelen en zonneboilers te stimuleren, voor elke gemeente is dit een ander bedrag. Voor gegevens per gemeente kan worden gekeken op de site van de energiesubsidiewijzer. Deze subsidies gaan niet per kWh maar de aanschaf wordt gesubsidieerd. In het geval van Leusden (gelegen in het Groene Valleilint) gaat het om een maximum bedrag van 750 euro. De bovengrens van 100 kWp komt in 2011 te vervallen, waardoor meer mogelijkheden ontstaan voor grootschalige zon-PV-projecten (Duurzaam nieuws). De vergoeding voor teruglevering is bij deze grootschalige projecten 15 cent per kWh, daarbij komt nog 8 cent die sowieso werd uitgekeerd wanneer aan het net teruggeleverd wordt. In totaal levert 1 teruggeleverde kWh 23 cent op. Voor bedrijven is dit een aantrekkelijke opbrengst. 3.1 Voorbeeldprojecten In deze paragraaf wordt een aantal projecten met betrekking op energie uit zon genoemd die inspiratie kunnen geven voor het opzetten van projecten in het Groene Valleilint. ADEM Houten (Alles Duurzaam Energie Maatschappij) De gemeenteraad van Houten stelde in 2009 vast dat Houten ‘de stilste, schoonste en groenste gemeente’ van Nederland moet worden. In 2040 moet Houten geheel klimaatneutraal zijn. Het particulier initiatief ADEM streeft ernaar zoveel mogelijk groene energie lokaal te produceren, dus binnen de gemeentegrenzen en richt zich daarbij op zon, wind en biogas. Voor zon zijn in de gemeente Houten met name de grootschalige projecten interessant. Daarvoor is een flink dakoppervlak nodig, het buitengebied van Houten biedt die kansen. Er kan worden gedacht aan daken van grote boerenstallen, opslagloodsen, en bedrijfsgebouwen. Bedrijven en particulieren kunnen hun dak ook beschikbaar stellen voor het plaatsen van zonnepanelen. Het dak moet wel minimaal 150 m2 groot zijn en geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. Indien dit het geval is, investeert en plaatst ADEM Houten de zonnepanelen op het dak en de bedoeling is dan dat de eigenaar van het dak de stroom van ADEM afneemt. Door lokale investeringen in groene energievoorzieningen worden banen en werk gecreëerd, waardoor de lokale economie wordt gestimuleerd. Bewoners kunnen in hun eigen omgeving zien en ervaren hoe de energie op schone wijze wordt geproduceerd, zonder het open en groene karakter van het landschap te schaden. Voordelen van het project zijn het stimuleren van gebruik van groene energie en het creëren van nieuwe banen in en in de omgeving van Houten. Daarnaast kan het een - 32 -
voorbeeldfunctie krijgen voor andere gemeenten en/of (lokale) energiebedrijven (ADEM Houten). Duurzaam dorp Hoonhorst In Hoonhorst worden, zoals eerder aan bod kwam, verschillende duurzame projecten opgezet. Eén van deze projecten heeft betrekking op zonne-energie. De stichting Duurzaam Hoonhorst 2050 schaft in de toekomst zonnepanelen aan, deze panelen kunnen gehuurd worden door inwoners van het dorp. Dit zorgt ervoor dat het gebruik van groene energie toegankelijker wordt gemaakt. Er hoeft immers geen grote investering ineens te worden gedaan. Voor de verhuur moeten dan contracten worden afgesloten tussen bewoners en de stichting. Pas na een aantal jaar levert het geld op voor de stichting omdat dan de aanschafkosten eruit zijn. Hiermee worden dan weer projecten in het dorp gerealiseerd. Daarnaast draagt het bij aan een duurzaam dorp (Mondelinge communicatie Timo Veen, Duurzaam Hoonhorst 2050, 15 april 2011). 3.2 Mogelijkheden en opbrengst voor het Groene Valleilint In onderstaande tekst wordt ingegaan op de mogelijkheden die zonnepanelen en zonneboilers bieden als het gaat om financiering van de robuuste verbindingszone. Mogelijkheid 1. Bedrijven investeren in zonnepanelen Daken van stallen zijn uitermate geschikt voor zonnepanelen. Door de grootte van het dak kunnen er veel panelen op worden geplaatst (afbeelding 3). Wel moet er, gezien het gewicht van de panelen, rekening worden gehouden met de draagkracht van het dak. In het Groene Valleilint zijn 1224 agrarische bedrijven gevestigd (CBS). Bij benadering bedraagt het voor zonnepanelen geschikte dakoppervlak per boerderij 500 m2. Dit gegeven is gebaseerd op de gemiddelde dakoppervlakte in het Groene Valleilint (gemeten in Google Earth). Daarnaast is rekening gehouden met het feit dat maar één kant van het dak geschikt is in verband met de stand van de zon. Ook is de draagkracht van het dak meegenomen, er is geschat dat de helft van het oppervlak geschikt is voor zonnepanelen. Op basis van deze gegevens kunnen gezien de geschikte oppervlakte 489600 zonnepanelen geplaatst worden op daken van schuren.
Afbeelding 3. Impressie van zonnepanelen op het dak van een stal Bron: (Zonne-energiespecialist)
- 33 -
De SDE+ regeling is zoals eerder gezegd alleen van toepassing op projecten van 15kWp of meer. Eén zonnepaneel levert gemiddeld 120 kWh per jaar en heeft een wattpiek van 140. Bij benadering: er zijn minimaal 125 zonnepanelen nodig om in aanmerking te komen voor de SDE+ regeling. Dit staat gelijk aan een oppervlakte van 150 m2. De daken in het Groene Valleilint zijn daarvoor meer dan groot genoeg. Om zonnepanelen op daken van boerenstallen en instellingen (gedacht kan worden aan scholen) te plaatsen is geld nodig. Dit geld kan komen van bedrijven die begaan zijn met het milieu en klimaatneutraal te werk willen gaan. Er kan worden gedacht aan bedrijven waarvan de activiteiten vervuilend zijn zoals fabrieken maar ook aan adviesbureaus waarvan de werknemers vaak moeten vliegen. Omdat het niet aannemelijk is dat 489600 panelen gefinancierd kunnen worden door de overheid en de bedrijven wordt aangenomen dat maximaal €2.000.000 beschikbaar wordt gesteld. De helft van dit bedrag is afkomstig van bedrijven en de andere helft van de 5 gemeenten. De prijs per zonnepaneel daalt wanneer er grotere aantallen zonnepanelen geplaatst worden. In de berekening is ervan uitgegaan dat 6500 panelen aangeschaft en geïnstalleerd kunnen worden met €2.000.000. Dit is gebaseerd op gegevens van Wijwillenzon, 16 panelen kosten volgens hen inclusief installatie €6439,11. Eén paneel kost dan ongeveer 400 euro, voor grotere aantallen is voor de zekerheid uitgegaan van 300 euro per paneel. Dat komt neer op 6500 zonnepanelen. De zonnepanelen worden op daken van verschillende boerderijen geplaatst. De opbrengst komt ten goede aan de boer en aan het gebiedsfonds. De boer kan zelf kiezen of hij ook in een deel van de panelen investeert waardoor zijn aandeel in de opbrengst ook groter wordt. Wanneer bedrijven investeren in zonnepanelen, doen zij dit bijvoorbeeld in het kader van het compenseren van hun uitstoot. Om toch een beeld van de eventuele opbrengst te kunnen geven wordt in onderstaande tabel berekend hoeveel zonnepanelen op kunnen leveren als uitgegaan wordt van een verdeling van de opbrengst waarin 25% naar de boer gaat en 75% naar het gebiedsfonds. Dit is een voorbeeld en hier puur gebruikt om een beeld te schetsen. Er is in de berekening uitgegaan dat wanneer meer dan 5000kWh wordt geproduceerd dit toch allemaal teruggeleverd kan worden aan het net voor 23 eurocent per kWh. Dit is de situatie zoals deze in de Pers werd beschreven (zie 3.0) Op het moment van schrijven is nog niet bekend of meer dan 5000kWh geleverd kan worden tegen 23 eurocent. In de tabel op de volgende pagina staan gegevens waarmee in de toekomst verder gerekend kan worden.
- 34 -
Tabel 7: Overzicht opbrengst zonnepanelen per jaar
Aantal zonnepanelen
Aantal kWh
Opbrengst
(120kWh per paneel)
(€0,23 per kWh)
Opbrengst voor de boeren (25%)
Opbrengst voor het gebiedsfonds (75%)
500
60.000
€13.800
€3.450
€10.350
1.000
120.000
€27.600
€6.900
€20.700
5.000
600.000
€138.000
€34.500
€103.500
6.500
780.000
€179.400
€44.850
€134.550
Voordeel van de beschreven financiële constructie is dat de zonnepanelen voor een langdurige inkomstenbron zorgen voor het gebied. Nadelen van de constructie is dat er goed moet worden nagedacht over wat er gebeurt met de zonnepanelen en de investeringen wanneer de boer verhuist. Als in het contract dat is afgesloten tussen de boer, de bedrijven en het gebiedsfonds, staat dat de zonnepanelen dakgebonden zijn kan dit een belemmering vormen voor het verkopen van de boerderij. Daarentegen kan het ook zijn dat de aanwezige zonnepanelen een positief effect hebben op de verkoop van de woning. Vaststaat dat hierover in het contract duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Een ander aandachtspunt is dat er bij deze mogelijkheid van wordt uitgegaan dat alle opgewekte energie wordt geleverd aan het net. Er wordt door de boerderijen en instellingen zelf geen gebruik gemaakt van de opgewekte stroom. Hiervoor is eventueel ook een constructie te bedenken, bijvoorbeeld dat een deel van de stroom door de eigenaren van het dak zelf gebruikt wordt en dat de rest naar het gebiedsfonds vloeit. De verdeling van de opbrengst valt dan eventueel anders uit. Wanneer er meer dan €2.000.000 beschikbaar komt kunnen meer panelen worden gefinancierd en valt de opbrengst automatisch hoger uit. Er zijn genoeg daken geschikt in het Groene Valleilint waardoor er genoeg mogelijkheden zijn om de zonnepanelen te plaatsen. Mogelijkheid 2. Zonnepanelen verhuren Om opbrengsten van zonnepanelen in het gebied terecht te laten komen kan ook worden gedacht aan het verhuren van zonnepanelen aan kleinere bedrijven en particulieren. Het gebiedsfonds koopt dan zelf de zonnepanelen van een leverancier. Deze panelen worden vervolgens op het dak van de geïnteresseerde partij geplaatst. De eigenaar van het dak hoeft niet voor de zonnepanelen te betalen. Wel worden kosten voor installatie en bijkomende andere kosten in rekening gebracht. Het voordeel voor de eigenaar is dat hij gratis groene energie ontvangt waardoor de energierekening lager uitvalt. In ruil voor het leveren van de zonnepanelen ontvangt het gebiedsfonds de subsidie, mits deze worden verstrekt door de lokale overheid in verband met de SDE+ regeling. De hoogte van deze subsidies hangt af van in welke gemeente de zonnepanelen - 35 -
geplaatst worden. Deze subsidie zorgt voor een eenmalige opbrengst en dekt niet de aanschafprijs. Daarom moet de huurder een bedrag betalen per bepaalde periode, dit kan per maand of per jaar zijn. De hoogte van de huur hangt af van de hoeveelheid zonnepanelen en binnen hoeveel tijd het gebiedsfonds de aanschafprijs wil hebben terugverdiend. Na deze terugverdientijd gaat de verhuur door totdat het contract afloopt. Ook bij deze optie moet goed worden nagedacht over wat er gebeurd met de zonnepanelen wanneer de eigenaar van het dak verhuist. Een mogelijkheid is dat een dergelijk contract voor bijvoorbeeld in ieder geval 10 jaar aangegaan wordt, wanneer de eigenaar dan verhuist moeten de zonnepanelen op het dak blijven en gaat het contract over op de nieuwe bewoners of wordt er een nieuw contract afgesloten.
- 36 -
4. Wind Windenergie is de laatste jaren de snelst groeiende energiebron ter wereld. Windmolens zetten windkracht om in een draaiende beweging. Deze beweging wordt in een turbine in groene elektriciteit omgezet. Er zijn grote en kleine windmolens. De kleinere molens gaan ongeveer 20 jaar mee. Ze zijn goedkoper in de aanschafprijs maar leveren ook minder energie op. Deze windmolens worden dan ook vaak gebruikt door particulieren en boeren om in hun eigen energiebehoefte te voorzien. Over de precieze opbrengst van kleine molens valt nog weinig te zeggen, de ontwikkeling ervan is nog in het beginstadium. Daarnaast zijn er een groot aantal soorten kleine molens die ieder een eigen opbrengst hebben. De grote windmolens variëren van 2MW tot 6MW en hebben een minimale ashoogte van 80 meter. Deze molens worden gebruikt in grootschalige projecten, vaak staan molens van deze grootte langs snelwegen of aan de kust. Een windmolen van de huidige generatie, van 3MW, levert per jaar 6.000.000 tot 7.500.000 kWh aan elektriciteit op. Met één turbine kan voor zo’n 1.800 tot 2.200 huishoudens elektriciteit worden opgewekt (AgentschapNL). De molens gaan gemiddeld genomen 35 tot 40 jaar mee. Binnen een halfjaar is de energie die nodig is voor het bouwen van een molen alweer opgewekt door de molen zelf. Voor de grote varianten gelden meer regels en moet een bouw- en een milieuvergunning worden aangevraagd. Hierin wordt beoordeeld of de bouw in het bestemmingsplan past. Door sommigen worden grote windmolens gezien als landschapsvervuiling. Andere vaak genoemde nadelen zijn de geluidsoverlast, schaduwvorming en het hinderen van vogels en vleermuizen. Deze nadelen zorgen ervoor dat er tegenstanders zijn. Er zijn verschillende algemene regels voor het plaatsen van windmolens (AgentschapNL). Deze regels zorgen voor optimale benutting van de wind en waarborgen een situatie waarin zo min mogelijk overlast wordt veroorzaakt door de windmolen. De algemene regel met betrekking tot geluid is dat een molen maximaal 47dB mag produceren. Daarnaast zijn er nog een aantal regels met betrekking tot afstand tussen molens en andere activiteiten. De afstand tussen windmolens zelf moet 4 keer de ashoogte zijn, dit is tevens de afstand waarop de molen van woningen af moet staan. De afstand tot snel- en vaarwegen en bedrijven moet even groot zijn als de wieklengte. De afstand tot het treinspoor moet minimaal 53 meter bedragen. Kwetsbare objecten mogen niet dichter bij de molen staan dan 150 meter. Ook moet rekening worden gehouden met aanvliegroutes, straalzones van telecommunicatie en ecologische structuren. Als laatste zijn er voor het inpassen van grote windmolens in het landschap strenge voorwaarden opgesteld. De belangrijkste voorwaarden zijn:
• • • •
lijnopstelling langs grote infrastructuur passend in het landschap geen solitaire molens, alleen mogelijk op bedrijventerrein voldoende draagvlak bij gemeentebestuur
- 37 -
4.1 Voorbeeldproject Windmolens in Lochem In Lochem wordt aan een plan gewerkt waarbij de opbrengst van windmolens die geplaatst worden in de gemeente ten goede komt aan de inwoners van Lochem. Om de weerstand tegen windmolens te verminderen wil de gemeente Lochem onder andere dorpsraden stimuleren tot aankoop van een windmolen. De opbrengst van de molen kan dan ten gunste komen van het dorp. Een financiële constructie is reeds in de maak. Eén van de ideeën die de gemeente op dit moment heeft is om met de opbrengsten van de windmolens voetbalveldjes aan te leggen. Om draagvlak te genereren voor windmolens moet worden gedacht aan locaties waar weinig te verliezen valt qua horizonvervuiling, een voorbeeld hiervan is een bedrijventerrein (Artikel in De Stentor, 2010). 4.2 Mogelijkheden Groene Valleilint De opbrengst van alle typen windmolens hangt naast grootte van de rotorbladen en de hoogte van de molen voornamelijk af van de windsnelheid. In kustgebieden waait het harder dan in het binnenland. Voormalig SenterNovem (het huidige AgentschapNL) heeft een kaart gemaakt (afbeelding 4) waarop duidelijk wordt hoe hard het waait op 100 meter hoogte, dit komt goed van pas bij het vinden van zones die geschikt zijn voor windenergie, het gaat hierbij dan om grote windmolens van minimaal 80 meter ashoogte.
Afbeelding 4. Windkaart Nederland 100 meter hoogte (Bron: SenterNovem, aangepast door Heleen ter Brugge)
- 38 -
De sterk rode gebieden geven een gemiddelde windsnelheid aan van 10 meter per seconde (m/s) en de licht gele gebieden een windsnelheid van 6 m/s. De rode gebieden zijn dus uitermate geschikt voor windmolens en de lichtgele minder (SenterNovem). Van de windsnelheden in de Gelderse Vallei (met blauw omcirkeld) kan worden gezegd dat het een voor Nederland gemiddeld gebied is. Het waait er niet zo hard als in Zeeland maar de locatie is vele malen beter dan in Limburg. Op basis van dit gegeven wordt aangenomen dat het Groene Valleilint geschikt is voor windmolens. In de bestemmingsplannen van de 5 gemeenten die in het Groene Valleilint liggen staat echter dat er geen windmolens geplaatst mogen worden. Dit in verband met overlast voor de natuur en de tegenstand binnen de regio (Mondelinge communicatie met medewerkers van deze gemeenten, 07-06-2011). Op dit moment kunnen er dus geen molens geplaatst worden. Omdat windmolens een grote inkomstenbron voor het Groene Valleilint kunnen zijn wordt in onderstaande tekst alsnog beschreven wat de mogelijkheden en opbrengsten zijn. Er moet bij het lezen goed in acht worden genomen dat het om een mogelijkheid gaat die alleen in de (verre) toekomst na aanpassing van de bestemmingsplannen uitgevoerd kan worden. De voorwaarden van de provincies Gelderland en Utrecht en de algemene regels die in paragraaf 4.0 werden genoemd in acht nemend kan worden geconcludeerd dat de zoekzones voor het Groene Valleilint langs de snelwegen (A1 en A30) liggen. Op onderstaande kaart zijn deze wegen zichtbaar.
Afbeelding 5. Wegenkaart Gelderse Vallei (Bron: Google Maps)
- 39 -
Op deze locaties moet, gezien de opbrengst, worden gedacht aan een 3MW molen. Dit zijn grote windmolens die elders in Nederland ook langs snelwegen geplaatst zijn en worden. Tegelijkertijd moet op deze locaties niet worden verwacht dat een windpark van tientallen molens kan worden gerealiseerd gezien de windsnelheid en de kleinschaligheid van het gebied. Om opbrengsten voor het gebied uit windmolens te genereren is financiering van de molens nodig. De ontwikkeling en de bouw van een 3MW windmolen kost 4,2 miljoen euro. Hier lijkt de mogelijkheid die bij zonne-energie ook is genoemd, namelijk het laten mee betalen door bedrijven, een goede oplossing. Bedrijven uit de omgeving zien zo wat er met hun geld gebeurt, dit kan motiverend werken voor andere bedrijven die ook aan klimaatcompensatie willen en kunnen doen. In het geval van windmolens moet worden gedacht aan grotere bedrijven omdat het ook om grotere bedragen gaat. Daarnaast kunnen overheden er ook bij betrokken worden, het draagt ten slotte bij aan de doelstellingen van Nederland en de EU om klimaatneutraal te worden. De opbrengst van de windmolens gaat naar het gebiedsfonds. Van deze opbrengst wordt ook de huur betaald voor de grond. Eventueel kunnen er ook andere afspraken worden gemaakt over de verdeling van het geld, er kan bijvoorbeeld worden bedacht dat een deel ook naar de overheid en andere investeerders gaat zodat het ook in andere projecten, die bijvoorbeeld niet met natuurontwikkeling maar met recreatie te maken hebben, gestoken kan worden. In onderstaande tabellen worden de jaarlijkse kosten en opbrengsten, overgenomen van Agentschap NL, van een dergelijke molen weergegeven. Tabel 8. Overzicht jaarlijkse kosten 3MW windmolens
Post
Kosten
Bedrag
Onderhoud
€0,011/ kWh/jaar
€66.000
Grondkosten
€14.000 voor particulier grond/jaar €15.000 voor rijksgrond/jaar
€14.500
Netkosten
€11-,/kW/jaar
€33.000
OZB
De gemiddelde OZB bedraagt 0,0936% van de waarde van het object.
€3.931
Totaal
€117.431*
* Onverwachte kosten zijn hierin niet meegenomen, ook de kosten voor afbraak van de windmolen na 20 jaar zijn niet meegenomen.
- 40 -
Tabel 9. Overzicht jaarlijkse opbrengst 3MW
Post
Opbrengst
Bedrag
Elektriciteit verkoop
€0,07/kWh/jaar
€420.000
Subsidie
€0,032/kWh/jaar
€192.000
Totaal
€612.000
Uit bovenstaande gegevens kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde jaarlijkse opbrengst hoger is dan de gemiddelde jaarlijkse kosten. Wanneer wordt uitgegaan van een toekomst waarin de bestemmingsplannen wat betreft wind zijn aangepast ligt de opbrengst per molen op €490.000 per jaar. Omdat in de provinciale plannen staat dat er geen solitaire windmolens geplaatst mogen worden kan ervan uit worden gegaan dat minstens twee molens geplaatst moeten worden. De opbrengst voor windmolens is dan €980.000 per jaar. Dit bedrag moet worden verdeeld onder investeerders en het gebiedsfonds. Hoe deze verdeling precies gaat kan pas worden gezegd wanneer de hoogte van de investeringen van verschillende bedrijven en overheden duidelijk is. Hoe hoger de investering is hoe groter het aandeel van de opbrengst voor deze partij zal zijn.
- 41 -
- 42 -
5. Gebiedsfonds In voorgaande hoofdstukken wordt regelmatig het begrip ‘gebiedsfonds’ genoemd. Er werd duidelijk dat de opbrengsten, die gegenereerd worden door duurzame energieopwekking, in een gebiedsfonds terechtkomen en dat het geld via het fonds in ontwikkeling van het Groene Valleilint gestoken wordt. Een gebiedsfonds wordt ook een wel een streekfonds genoemd. De definitie van een streekfonds is als volgt: ‘Een streekfonds heeft als doel een streek te ondersteunen bij de uitvoering van projecten (inrichting) en het beheer van het landschap door extra financiële middelen te genereren, zowel publiek als privaat.’ (VROM) Verschillende waardevolle gebieden in Nederland hebben al een dergelijk fonds. Een voorbeeld hiervan is de Drentsche Aa. De Stichting Gebiedsfonds Drentsche Aa is het initiatief van Het Drentse Landschap, Landschapsbeheer Drenthe, Rabobank, de 12 Landschappen en het Nationaal Landschap Drentsche Aa. Met dit fonds kunnen extra financiën gegenereerd worden om de inrichting en het beheer van het Drentsche Aa-gebied naar de toekomst toe een impuls te geven. Bedrijven en instellingen, maar ook particulieren kunnen hiermee laten zien dat zij zich verbonden voelen met het Drentsche Aa-gebied. Hiermee wordt de verdere ontwikkeling en het draagvlak voor het Nationaal Landschap Drentsche Aa uitgebouwd. Het gebiedsfonds ontvangt opbrengsten en stimuleert dat andere financieringsmogelijkheden worden ingezet en ontwikkeld. De vulling van het fonds kan op heel verschillende manieren worden vorm gegeven. Bijvoorbeeld door het organiseren van een landschapsveiling, sponsoring en het vragen van een vrijwillige bijdrage aan vakantiegangers. De Stichting Gebiedsfonds Drentsche Aa bepaalt voor welke projecten het geld wordt gebruikt (Gebiedsfonds Drentsche Aa). 5.1 Takenpakket De mogelijkheden, wat betreft opbrengsten uit duurzame energieopwekking en compensatiegelden, vragen om een gebiedsfonds dat zich richt op het stimuleren van bedrijven, particulieren en overige partijen als het gaat om het geven van donaties. Onderdeel hiervan is dat voor iedereen in het gebied duidelijk moet zijn dat er een gebiedsfonds bestaat. Wanneer bedrijven en particulieren niet weten dat er een fonds is weten zij ook niet dat er geld gegeven kan worden. De hoofdfunctie van het fonds is het beheren van het geld en het uitkiezen van projecten waaraan het geld besteed kan worden. Een andere belangrijke functie is erop toezien dat de donaties daadwerkelijk in duurzame energieopwekkingprojecten worden gestoken en dat de opbrengst van duurzame energieopwekking ook daadwerkelijk het gebied ingaat. Kort gezegd heeft fonds in het geval van het Groene Valleilint meerdere rollen: • stimuleren + communicatie • ontvangen en beheren van het geld • te financieren projecten uitkiezen en zorgen dat het geld daar terechtkomt • toezichthouden op inkomsten en uitgaven - 43 -
Naast het ontvangen van inkomsten uit projecten met betrekking op duurzame energieopwekking kan het fonds ook via andere wegen geld ontvangen. Hierbij kan worden gedacht aan donaties van overheden, bedrijven en particulieren. Het gebiedsfonds zorgt er dan voor dat het geld voor de aanleg van het Groene Valleilint gebruikt wordt of dat het in duurzame energieopwekking wordt gestoken zodat er een inkomstenbron bijkomt. 5.2 Deelnemers Een gebiedsfonds bestaat uit verschillende partijen. Voor het Groene Valleilint kan worden gedacht aan: • medewerlers van provincies Gelderland en Utrecht • medewerkers van gemeenten: Leusden, Nijkerk, Putten, Barneveld, Woudenberg • vertegenwoordiger(s) van het bedrijfsleven • vertegenwoordiger(s) van een natuurorganisatie • iemand met financiële achtergrond • medewerker communicatie Naast bovengenoemde deelnemers kan per project, in dit geval projecten met betrekking tot duurzame energieopwekking, een extra lokale partij benaderd worden voor deelneming aan het gebiedsfonds. Het gaat dan om een partij die in een specifiek project een rol kan spelen. Een voorbeeld hiervan is dat wanneer een project betrekking heeft op co-vergisting er een expert op dat gebied bij wordt gehaald die meer weet over de nodige investeringen. Voordeel hiervan is dat mensen met specifieke ervaringen erbij betrokken worden en dat kennis wordt gedeeld. 5.3 Opzetten van een gebiedsfonds Om een gebiedsfonds op te zetten moeten verschillende stappen worden ondernomen. Belangrijk is dat een bepaalde organisatie of groep het initiatief neemt. Dit kan een organisatie zijn die begaan is met natuurontwikkeling en duurzame energie. Door deze organisatie moeten andere partijen worden benaderd die onderdeel kunnen en willen worden van het gebiedsfonds. Wanneer de partijen die het gebiedsfonds gaan vormen gevonden zijn moeten de functies en verantwoordelijkheden worden verdeeld. Er kan gekozen worden voor een gebiedsspecifiek gebiedsfonds. Dat wil zeggen dat het fonds specifiek wordt opgericht om het Groene Valleilint te realiseren. Een andere mogelijkheid is om het fonds voor het Groene Valleilint te laten vallen onder een groter (bijvoorbeeld) provinciaal fonds. De NMU is op dit moment bezig met het opzetten van een gebiedsfonds voor de gehele provincie Utrecht. De NMU is de initiatiefnemer en zal zelf ook een rol spelen in het gebiedsfonds. Het Groene Valleilint ligt deels in de provincie Utrecht en deels in de provincie Gelderland. Dit biedt mogelijkheden om Gelderse partijen mee te laten doen aan het gebiedsfonds Utrecht voor het Groene Valleilint om zo de financiering van het lint te realiseren. Belangrijk punt hierbij is dat de opbrengsten uit lokale duurzame energieopwekking in het Groene Valleilint terecht komen en niet in andere gebieden in de provincie Utrecht.
- 44 -
Om de werkzaamheden van het gebiedsfonds te controleren is een Raad van Toezicht nodig. Het Klimaatfonds Haaglanden5 heeft een dergelijke raad. Deze Raad is ingesteld om het beleid en reglement van de stichting te controleren. De Raad bestaat uit één zetel voor de gemeente Den Haag, drie zetels voor vertegenwoordigers van andere overheden, maatschappelijke organisaties of het bedrijfsleven en één onafhankelijke deskundige (Het Klimaatfonds Haaglanden). Een gebiedsfonds is erg belangrijk. Door het fonds kan het overzicht over inkomsten en uitgaven gewaarborgd worden. Zonder een fonds is het lastiger ervoor te zorgen dat de opbrengsten in het gebied terecht komen.
5
Een klimaatfonds is vergelijkbaar met een gebiedsfonds alleen ligt de focus op het klimaat.
- 45 -
- 46 -
6. Conclusies en discussiepunten De belangrijkste vraag die in dit hoofdstuk aan bod komt is de hoofdvraag: ‘Welke kansen biedt het Groene Valleilint om de realisatie van de robuuste verbindingszone te financieren met opbrengsten uit lokale duurzame energieopwekking?’ In paragraaf 6.1 komen de kansen kort aan bod. Dit kan gezien worden als een samenvatting van de mogelijkheden die het Groene Valleilint biedt, toch is het belangrijk deze hier te noemen omdat het doel van dit verslag is de kansen in kaart te brengen. In paragraaf 6.2 wordt de opbrengst berekend aan de hand van de bekende gegevens. Tot slot komen in paragraaf 6.3 de vragen waarop nog antwoorden moeten worden gevonden aan bod. 6.1 Kansen Biomassa Houtsnippers afkomstig uit beheer worden verzameld op een vaste plek en verkocht aan particulieren of bedrijven met een houtgestookte CV. Jaarlijks komt, op basis van aannames en verschillende gegevens, 357 ton droge houtsnippers door bosbeheer uit het gebied. Met deze snippers kunnen 17 woonhuizen worden verwarmd. Ook houtwallen worden onderhouden. Hoeveel er in het gebied zijn is onbekend. Een andere optie is dat snoeihout gratis afgeleverd kan worden bij de plaatselijke groenverwerker, deze versnippert het hout. Een deel ervan gaat naar de verwerker zelf en de rest wordt teruggegeven. Er kan voor worden gekozen om de houtsnippers te gebruiken voor verwarmen van gemeenschapsgebouwen. De energierekening valt daardoor voor de gebouwen lager uit, dit verschil betalen de exploitanten van de gemeenschapsgebouwen aan het gebiedsfonds. Voor natte biomassa zijn de mogelijkheden het (co-)vergisten van bermgras en GFT. Opbrengsten van co-vergisting met bermgras zijn onbekend. Wel is duidelijk dat het bermgras dat op dit moment door beheer vrijkomt uit het gebied wordt gecomposteerd. Dit is nuttig maar wellicht kan het meer opbrengen wanneer het voor energiedoeleinden gebruikt wordt. Bermgras kan dan worden verkocht aan verwerkers. Er is niet bekend hoeveel bermgras er uit het Groene Valleilint komt en wat de prijs is voor bermgras waardoor de opbrengst niet bekend is. Het vergisten van GFT-afval is ook een mogelijkheid maar er kunnen in het geval van het Groene Valleilint grote vraagtekens bij deze kans worden geplaatst. Op dit moment wordt het GFT-afval van Gelderland, Overijssel en Utrecht verwerkt en vergist door de VAR. De contracten met de VAR lopen nog lang want deze zijn pas in 2009 afgesloten. Wanneer de contracten afgelopen zijn kunnen de provincie Gelderland en Utrecht ervoor kiezen een eigen vergistinginstallatie te bouwen. Dit kan (deels) gefinancierd worden met compensatiegelden afkomstig van bedrijven die iets willen betekenen voor het gebied. De opbrengst kan dan voor een deel in het gebied terugvloeien, het andere deel gaat naar de andere partijen zoals de investeerders e.d.
- 47 -
Zon De mogelijkheden voor zon liggen bij het plaatsen van zonnepanelen op boerderijdaken. De zonnepanelen worden gefinancierd door bedrijven en andere betrokkenen uit het gebied, deels worden de zonnepanelen betaald door de eigenaar van het dak. De opbrengst wordt verdeeld onder het gebiedsfonds en de eigenaar. Verhuren is ook een optie. Het gebiedsfonds koopt zonnepanelen in en verhuurt deze aan particulieren of bedrijven. Daarvoor ontvangt het fonds een vast bedrag. Wind Voor wind liggen de mogelijkheden bij het plaatsen van grote windmolens langs de A1 en de A30. In de huidige bestemmingsplannen staat dat er geen windmolens in het gebied geplaatst mogen worden. Wanneer dit aangepast wordt kan er geld met de molens worden opgebracht dat ten goede komt aan het gebied. Financiering van de molens gebeurt door overheden en bedrijven die aan klimaatcompensatie willen doen. Daarnaast zijn er (zeer waarschijnlijk) investeerders nodig om de financiering rond te krijgen. De opbrengst wordt dan verdeeld onder het gebiedsfonds en de investeerders. 6.2 Opbrengst Het is lastig om te zeggen wat de precieze jaarlijkse opbrengst uit de mogelijkheden zal zijn. Er zijn namelijk een groot aantal gegevens onbekend en om windmolens te plaatsen zijn aanpassingen van bestemmingsplannen nodig. Voor zonne-energie is nog een hoop onduidelijk wat betreft saldering en teruglevering aan het net, ook is de huurprijs onbekend. Hieronder is geprobeerd zo duidelijk mogelijk weer te geven wat de opbrengsten kunnen zijn, welke gegevens daarin wel of niet zijn meegenomen en van welke aanpassingen van regels en bestemmingsplannen is uitgegaan. Op basis van de gedane schattingen kan worden gezegd dat de opbrengst voor biomassa €14.284 per jaar bedraagt. Er is dan uitgegaan van versnippering van 10% van de oogst en de huidige marktprijs voor houtsnippers. De opbrengsten uit houtwallen, GFT-vergisting en co-vergisting zijn in dit bedrag niet meegenomen omdat voor het berekenen van de opbrengst teveel gegevens ontbreken. Voor zon is dit op basis van 6500 zonnepanelen, mits alle opgewekte elektriciteit teruggeleverd mag worden aan het net, €134.500 per jaar. Er is dan uitgegaan van €2 miljoen die door overheden en bedrijven gedoneerd wordt voor het plaatsen van zonnepanelen. Wanneer wordt uitgegaan van een toekomst waarin de bestemmingsplannen wat betreft wind zijn aangepast ligt de opbrengst per molen op €490.000 per jaar. Omdat in de provinciale plannen staat dat er geen solitaire windmolens geplaatst mogen worden en windmolens €4,2 miljoen per stuk kosten is in deze berekening uitgegaan van de plaatsing van twee 3MW windmolens. De opbrengst voor windmolens is dan €980.000 per jaar. Er kunnen vraagtekens bij dit getal worden geplaatst omdat €8,4 miljoen nodig is om de molens überhaupt te realiseren. Op basis van bovenstaande gegeven kan gezegd worden dat de huidige opbrengst in ieder geval €14.284 bedraagt. De uiteindelijke opbrengst ligt hoger omdat gegevens van houtwallen ontbreken. Daarnaast zijn de mogelijkheden wat betreft natte - 48 -
biomassa en het gebruiken van houtsnippers voor verwarming van gemeenschapsgebouwen ook niet meegenomen omdat de opbrengst hiervan onbekend is. Stel dat van de twee windmolens, die in de toekomst na aanpassing van bestemmingsplannen geplaatst mogen worden, de helft van de opbrengst naar het gebiedsfonds gaat, dan leveren de molens €490.000 voor het fonds op. De andere helft wordt verdeeld onder de investeerders. De zonnepanelen leveren €134.500 op en uit biomassa kan, op basis van de huidige bekende gegevens, worden gezegd dat de opbrengst rond €50.000 ligt. Dan is de toekomstige mogelijke opbrengst uit duurzame energieopwekking in het Groene Valleilint €674.500 per jaar.
Wanneer uitgegaan wordt van deze opbrengst duurt het 185 jaar voordat het totale bedrag dat nodig is voor de realisatie van het Groene Valleilint te verkrijgen. Op basis van de gegevens die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen kan worden geconcludeerd dat de opbrengsten uit duurzame energieopwekking niet genoeg zijn om de gehele natuuropgave van het Groene Valleilint te financieren. Duurzame energieopwekking kan zeker een rol spelen bij de realisatie van het Groene Valleilint. Maar er zijn om het totale bedrag van €125 miljoen binnen enkele tientallen jaren te verkrijgen meerdere geldbronnen nodig. Deze bronnen kunnen andere duurzame projecten zijn die via een financiële constructie ervoor zorgen dat er opbrengsten worden gegenereerd. 6.3 Overblijvende vragen Er is nog redelijk veel onduidelijk omtrent de mogelijkheden en de opbrengst. In deze paragraaf wordt beschreven welke vragen nog antwoorden behoeven.
Biomassa • Hoeveel houtwallen er zijn • Hoeveel biomassa er door beheer jaarlijks vrijkomt of zou kunnen vrijkomen met gewijzigd beheer • Hoeveel procent ervan versnipperd wordt • Hoelang de contracten met de VAR nog lopen en hoe ingewikkeld deze in elkaar zitten Zon • •
Hoeveel zonnepanelen er geplaatst kunnen worden Welke mogelijkheden er zijn wat betreft teruglevering aan het net op grote schaal
Wind • Hoeveel windmolens er geplaatst kunnen en mogen worden in de toekomst Algemeen • Hoe groot het draagvlak voor de mogelijkheden is • Welke financiële constructies er nog meer te bedenken zijn • Welke bedrijven geïnteresseerd zijn in compensatie • Welke partijen onderdeel willen en kunnen worden van het gebiedsfonds
- 49 -
- 50 -
7. Literatuurlijst Onderzoeksrapporten Alsemgeest, H., R. de Boer et. al (studenten van Universiteit Utrecht), 2010. Bioenergie: Mogelijkheden tot duurzame energieopwekking uit biomassa in de provincie Utrecht Berg, Ir. D. van den, Drs. Ing. B. Meuleman, 2003. Verkennend onderzoek naar mogelijkheden voor de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking. Bio-energie Noord, 2010. Bio-energie uit snoeihout Boosten, M., J. Oldenburger et. al., 2009. De logistieke keten van houtige biomassa uit bos, natuur en landschap in Nederland: stand van zaken, knelpunten en kansen Ecofys, 2004. Kansen voor bio-energie in de provincie Utrecht Greeve, J., F. Linnemans, 2009. Haalbaarheid van kleinschalige vergassing van biomassa tot groen gas in het kader van Transitiepad GroenGas Interreg, België 2010. Hout: Meer dan Energie alleen! Kuiper, L., Lint S. de, 2008. Binnenlands Biomassapotentieel NWEA, 2008. Windenergie: de feiten OKRA Landschapsarchitecten BV, 2010. Kwaliteitseis Utrechtse Landschappen, Gelderse Vallei Pilgrims, 2010. Biomassa: Feiten, Cijfers, Observaties, stand van zaken 2010 Provincie Gelderland, 2006. Grenzen- Gebieden Provinciaal Meer Jaren Programma Provincie Gelderland en Provincie Utrecht, 2005. Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost Provincie Utrecht, 2009. Natuurbeheerplan provincie Utrecht Schrijver, R.A.M., Oosterkamp, E.B., 2011. Het Landschap: Bron voor energie (Alterra rapport 2164, Alterra Wageningen) Spijker, J., M. Boosten, 2010. Inzet van hout voor energie in de provincie Gelderland Vries, B. de, A. de Jong, R. Rovers et al., 2008. Energie à la carte (Alterra rapport 1679, Alterra Wageningen) Wiskerke, W., 2011. Heldergroen gas, een visie op de duurzaamheid van groen gas
- 51 -
Internet Adem Houten www.ADEMHouten.nl (10-04-2011) Bezuiniging Ecologische Hoofdstructuur: Internationale natuurdoelen buiten bereik www.pbl.nl/nl/nieuws/nieuwsberichten/2011/Bezuiniging-EcologischeHoofdstructuur-Internationale-natuurdoelen-buiten-bereik (22-03-2011) Biodiesel www.btgworld.com/uploads/documents/BTG-Factsheet%20Biodiesel_16-022007.pdf (14-04-2011) Biomassa http://www.borgmanbeheer.nl/index.php/102/biomassa.html (12-03-2011) Biomassa installatie Beesterzwaag www.project.vrom.nl/doclib/203_Beesterzwaag.pdf (14-04-2011) Biomassa-project Beetsterzwaag genomineerd voor P-NUTS Awards www.dienstlandelijkgebied.nl/actueel/nieuwsitem/nieuwsbericht/2002600/biomassa -project-beetsterzwaag-genomineerd-voor-p-nuts-awards (26-02-2011) De energie zit in de regio www.netwerkplatteland.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=855&Ite mid=65 (03-02-2011) De raam in vogelvlucht http://www.oeffeltseraam.nl/pages/vogelvlucht (13-032011) Drentsche Aa het sparen waard www.gebiedsfondsdrentscheaa.nl/ (16-05-2011) Duurzame energie; beter voor het milieu en uw portemonnee www.zonneenergiespecialist.nl/305/Stallen%20en%20schuren (24-04-2011) Eerste gebiedsfonds in het Noorden www.ctrlmice1.nl/boer/news_view.asp?id=330 (12-03-2011) Energiesubsidiewijzer: De wegwijzer voor energiebesparing! http://www.energiesubsidiewijzer.nl/Default.aspx?p=8 (31-05-2011) Gemiddeld energiegebruik in huis www.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Gemiddeld%20energiegebruik%20huis houden#Is_mijn_gasverbruik_hoog? (17-04-2011) Groen Gas Boek www.gppeurope.net/UserFiles/File/Hoofdstuk%201%20Afkortingen%20begrippen%20en%20eenh eden%20PDF%20versie%203-13.pdf (03-05-2011) Houtgestookte CV-Ketels; iets voor u? www.hout-cv.nl/hcv-frameset.php (09-04-2011) Invulling SDE+ 2011 steeds concreter http://www.duurzaamnieuws.nl/bericht.rxml?id=64766 (31-05-2011)
- 52 -
Kansen voor boeren in Leusden http://www.leusden.nl/589/kansen-voor-boeren-inleusden/ (07-06-2011) Kosten en bater www.windenergie.nl/99/onderwerpen/financien/kosten-en-baten (23-02-2011) Laboratoriumfacaliteiten www.host.nl/nl/vergisting/laboratoriumfaciliteiten/ (30-03-2011) Lochem laat dorp profiteren van windmolen www.destentor.nl/regio/lochem/7180497/Lochem-laat-dorp-profiteren-vanwindmolen.ece (25-03-2011) Mestvergister www.fibronot.nl/mestvergister.php (15-02-2011) Nederland steeds verder achterop, Nederland wil een feed-in tarief voor duurzame energie http://www.stichtingmilieunet.nl/andersbekekenblog/energie/open-briefaan-de-regering-nederland-wil-een-feed-in-tarief-voor-duurzame-energie.html (08-05-2011) Onderzoek naar biomassa als energiebron www.opdekaartvanutrecht.nl/artikel/onderzoek-naar-biomassa-als-energiebron (28-03-2011) Organisatie www.klimaatfondsdenhaag.nl/index.php?id=175&L=1%20%20%2F...odules%2FCOPYME. TXT%3F%3F%20%20%2Fcomponents%2Fcom_extcalendar%2Fadmin_events.php%3FCON FIG_EXT%5BLANGUAGES_DIR%5D%3D (13-05-2011) Over Duurzaam Hoonhorst http://duurzaamhoonhorst.blogspot.com/p/overduurzaam-hoonhorst-2050.html (17-03-2011) Plaatsing windmolens niet mogelijk in Barneveld http://www.barneveldsekrant.nl/page/Lokaal/Regionaal/Lokaalnieuws/.419405.news (07-06-2011) Praktijkvoorbeeld: business case biomassavergister www.bioenergy.nl/Flex/Site/Page.aspx?PageID=8503 (01-04-2011) Satellietfoto www.satellietfoto.nl (12-03-2011) Stoken op Streekhout www.stokenopstreekhout.nl (07-03-2011) Stoken op Streekhout van start in de Achterhoek www.vanberkelenslinge.nl/Archief/2009/streekhout/Stoken%20met%20streekhout%2 0start.html (18-04-2011) Streekfondsen https://kennispleinmooinederland.vrom.nl/themas/financiering/streekfondsen (21-05-2011) Streekfonds West-Vlaanderen www.streekfonds.be/web/home.htm (14-04-2011) - 53 -
Subsidies Utrecht www.energiesubsidiewijzer.nl/ZoekRegeling.aspx (18-04-2011) Torrefactie http://www.clubgreen.nl/vraag/Torrefactie.html (08-06-2011) Wat kost een zonnepaneel www.energiezuinighuis.nl/subsidies/subsidiezonnepanelen/watkosteenzonnepaneel/ (28-04-2011) Wat verbruikt een huishouden http://www.wattcher.nl/mijn-verbruik/wat-verbruikteen-huishouden/ (27-04-2011) Windenergie: de voor- en nadelen http://dier-en-natuur.infonu.nl/milieu/57628windenergie-de-voor-en-nadelen.html (01-06-2011) Windenergie op land www.windenergie.nl/homepage (23-02-2011) Zonnepanelen www.zonnepanelen-info.nl/ (20-03-2011) Zonnepanelen op dak ligboxstal www.boerderij.nl/1078155/Rundveehouderij/fotorundveehouderij/Zonnepanelen-op-dak-ligboxenstal.htm(02-05-2011)
- 54 -
Bijlagen
Bijlage I: Natuurdoel zoals beschreven in Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost Bijlage II: Natuurkaart Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost
Bijlage I Natuurdoel zoals beschreven in Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost (pagina 66 en 93)
Realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en robuuste verbindingen ‘Onze ambitie voor het thema natuur is het volledig realiseren van de EHS inclusief de ecologische verbindingszones in 2018. Daarnaast willen wij een robuuste verbinding realiseren tussen de Heuvelrug en de Veluwe. De zogenaamde “zwevende hectares”, ruim 400 ha nieuwe natuur, bos en landschappelijk raamwerk die tot nu in de provinciale natuurgebiedplannen nog niet begrensd zijn krijgen in dit plan een plaats. Daarbij sluiten wij zo veel mogelijk aan bij de bestaande plannen en versterken wij de ecologische verbindingen. Naast de ‘gewone’ ecologische verbindingszones, ingericht op de doelsoorten, komt er tussen de Heuvelrug en de Veluwe een ‘Robuuste Verbinding’ door het gebied te liggen. Deze verbinding betreft een zone van gemiddeld één kilometer breed om hele ecosystemen met elkaar te verbinden. De tracés moeten gevrijwaard worden van onomkeerbare ontwikkelingen zoals nieuwvestiging van functies (geen spijt toets). Uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven blijft binnen de bestaande beleidskaders mogelijk. We kiezen voor een noordelijk tracé waarmee we de bestaande natuurgebieden en landgoederenzones van Den Treek, de Boom, Groot Zandbrink, Erica/Kallenbroek, De Appel, Gerven en de Veluwe met elkaar verbinden. Daarnaast is er een zuidelijk tracé door de uiterwaarden van Wageningen naar Rhenen. Delen van de noordelijke robuuste verbinding kunnen worden versterkt door nieuwe landgoederen, wel met de rode functies aan de buitenzijde van de zone en in principe op bestaande bebouwingslocaties. Dit zijn de gebieden ter overbrugging van de A1, de aansluiting Kallenbroek via Achterveld naar De Glind, de verbinding Voskuilen–De Boom en de aansluiting De Boom–Heuvelrug. Er is ook nog discussie gaande over een mogelijke robuuste verbinding Veluwe-Flevoland. De provincie Gelderland kiest vooralsnog voor het tracé langs de Hierdense Beek ten noorden van Harderwijk. De provincie Flevoland heeft informeel aangeven dat als er een verbinding komt, voorkeur te hebben voor een verbinding aansluitend op het Horsterwold. De stuurgroep BOVAR/IIVR geeft in zijn ‘Inrichtingsplan Veluwerandmeren’ (juni 2001) aan dat ze in het Nuldernauw een groen/blauw kruispunt wil aanleggen met een aantal eilandjes als stapstenen voor passage van de fauna. Als deze beide zaken tot uitvoer komen is het logisch een Robuuste Verbinding te realiseren aan de noordzijde van de Volenbeek bij Putten langs het tracé van de droge ecologische verbinding model Das zoals beschreven in het natuurgebiedplan Gelderse Vallei van de provincie Gelderland. Deze zone van 500 meter breed is in het reconstructieplan al aangegeven als verwevingsgebied. Het mogelijke tracé en met name de aansluiting van deze zone op de bossen van de Veluwe (Groene Wig) moeten in afwachting van definitieve besluitvorming gevrijwaard worden van grootschalige nieuwe bouwactiviteiten en nieuwe conflicterende functies (geen spijt toets).’ Indicatie van de kosten Voor de robuuste zone is 2.000 ha nieuwe natuur nodig, waarvan een deel wellicht via agrarisch natuurbeheer kan worden gerealiseerd. D totale aanlegkosten inclusief ecoducten voor de noordelijke robuuste zone zijn geraamd op € 125 miljoen. Deze gelden komen uit de reguliere gelden van het ministerie van LNV.
Bijlage II Natuurkaart Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost 2005