APRIL
SmTUUR
2002
JAARGANG
91
H I S T O R I S C H Ä A N D B L A D NATUURHISTORISCH G E N O O T S C H A P IN LIMBURG
PADDESTOELENONDERZOEK IN LIMBURG EN DE BETEKENISVOOR HET
THEMANUMMER NAAR AANLEIDING V A N HET SYMPOSIUM GEORGANISEERD V O O R HET 25 JARIG JUBILEUM V A N DE P A D D E S T O E L E N STUDIEGROEP U M B U R G , DECEMBER 2000
NATUURBEHEER
/ is om haar
genoemd te worden. Gedurende 25 jaar heeft de Paddestoelen Studiegroep
rijlidom en bijzondere soortensamenstelling van hogere planten, wos het
Umburg van het Natuurhistorisch Genootschap in Umburg de provincie my-
met de kennis van de paddestoelen in Umburg minder gunstig gestemd.
cologisch onderzocht Het verjaardagsfeestje naar aanleiding van dit jubi-
Wellicht had dit te maken met het feit dat het optreden van paddestoelen
leum werd gebruikt voor een symposium in Roermond in december 2000.
minder voorspelbaarwas dan dat van hogere planten. Om de bijzonderhe-
De voordrachten van dit symposium zijn in dit nummer van het Natuurhis-
den te ontdekken was blijkbaar meer geduld of geluk vereist. En bij sommi-
torisch Maandblad bijeengebracht Bijdragen van de Paddestoelen Studie-
ge Hollandse mycologen, die zoals ikzelf even op een dag Umburg wilden
groep ontbraken tijdens het symposium. De leden van de studiegroep ga-
aandoen, ontbrak het aan geduld of geluk. In 1981 ontdekten wij een laan-
ven er de voorkeur aan de rol als gastheer te spelen en anderen de myco-
tje door een beukenbos op de Riesenberg bij Gronsveld dat prompt het
logische rijkdom van Limburg te laten bezingen. Ook werd er aandacht be-
laantje van de grote verpachtingen werd genoemd, omdat we dachten daar
steed aan de mogelijkheden voor een op paddestoelen gericht beheer, opdat
wel snel even allerlei zeldzame gordijnzwammen
de mycologische kroonjuwelen niet aan waarde inboeten.
voor Nederland te kun-
nen vinden. Het resultaat viel nogal tegen. In de lijst van de bijzondere gebieden voor 1986 staat de Riesenberg dan ook niet in de top vijftien ver-
Op deze plaats wil ik de Paddestoelen Studiegroep Limburg van harte ge-
meld. Meer geduld was blijkbaar nodig, want nu staat hetzelfde gebied in
lukwensen met hun jubileum. Ik wil daarbij de wens uitspreken dat de ko-
de lijst van Limburgs bijzondere gebieden op plaats zes (zie het artikel van
mende 25 jaar niet alleen een periode zal zijn waarin met hetzelfde en-
L jalink in dit nummer).
thousiasme de mycologische inventarisatie van de provincie wordt voortge-
Geluk hadden we wel bij de èemelerberg. In een periode van 4 jaar (vanaf
zet, maar ook een periode waarin de bescherming en het beheer van de
1980 tot en met 1983) vonden we daar in totaal 20 soorten wasplaten,
Umburgse natuurgebieden
waarmee het terrein de meest bijzondere wasplatenweide van Umburg
succesvol is.
ten behoeve van de mycologische
waarden
wos, en mogelijk nog steeds is (zie het artikel P.j. Keizer in dit nummer).
Thomas W.
Waar geduld en geluk zulke belangrijke faaoren zijn, dient ook de vasthoudendheid en doorzettingsvermogen van de Umburgse mycologen apart
Voorzitter Nederlandse
De Paddestoelen Studiegroep Limburg op excursie. Van links naar rechts: Tonny jetten. Piet de Vree, Margriet Frijns, Piet Ron Bronckers, Irmgard Zilverstand,
Hans Crutzen, Henk Henczijk, jo Bollen, Martin Zilverstand en Giel Jetten.
Provincie
Het uitgeven van dit themanummer van het Natuurhistorisch Maandblad is mede mogelijk gemaakt door een extra financiële bijdrage van de provincie Umburg. Umburg
Mycologische
Keldenrian,
Kuyper
Vereniging
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAARGANG
M A A N D B L A D
53
INDICATIEVE WAARDE VAN BEDREIGDE PADDESTOELEN OP DE ZANDGRONDEN £ Brouwer,
Van Slingelandtstraat
49, 6828
VC
Arnhem
Het afbreken van een radio kan bijzonder leerzaam zijn. Dat geldt ook voor de natuur; de recente vermesting, verzuring en verdroging hebben
genoemd, maar "humusspecialisten" is w e l licht een betere benaming daar de meeste van deze soorten o o k op strooiselarme plekken
ons veel geleerd over de ecologie van paddestoelen. Toch is de sluier van geheimzinnigheid waarmee paddestoelen zijn omgeven nog lang niet helemaal opgetrokken. In d i t artikel w o r d t geprobeerd o m de effecten van verzuring en vermesting op de bodembewonende paddestoelen op zandgronden aan te geven. Verder worden enkele indicatieve groepen van herkenbare paddestoelen gepresenteerd die gebruikt kunnen worden als leidraad voor een gunstig paddestoelenbeheer.
in het bos blijken v o o r te komen. Slechts enkele van deze s o o r t e n zijn kenmerkend v o o r gestoorde grazige vegetaties met een snelle humusafbraak, b i j v o o r b e e l d Reuzenbovist {Langermannio
gigantea),
Weidekringzwam
(Marasmius oreades) en Geschubde inktzwam (Coprinuscomatus).
D e meeste overige soor-
ten vestigen zich pas na een periode van stabilisatie waarin de omstandigheden v o o r humusafbraak minder gunstig w o r d e n . D e afbraak v e r l o o p t dan meer in fasen waarbij in elke fase andere, gespecialiseerde humusafbrekers bij d e afbraak b e t r o k k e n zijn ( A R -
BIOTOOP
taties komen alleen paddestoelen v o o r die
N O L D S , 1994).
zijn gespecialiseerd in het afbreken van klei-
W a n n e e r zich bomen vestigen w o r d e n hu-
Paddestoelen zijn v o o r hun koolstof afhanke-
ne hoeveelheden strooisel o p en in de b o -
musspecialisten deels verdrongen d o o r af-
lijk van organisch materiaal. In grazige vege-
dem. Deze w o r d e n vaak graslandsoorten
brekers van bladeren en naalden. In de b o d e m o n d e r de strooisellaag vestigen zich s o o r t e n die e c t o m y c o r r h i z a v o r m e n m e t b o m e n . H e t v o o r k o m e n van m y c o r r h i z a v o r m e r s en humusspecialisten op strooiselarme bodem w o r d t mede bepaald d o o r de bodemsamenstelling. Met het o u d e r w o r d e n van het bos vindt plaatselijk verdere s t r o o i selophoping plaats. Enkele soorten die gespecialiseerd zijn in h e t afbreken van d i k k e strooiselpaketten, zoals de Nevelzwam (Clitocybe nebularis)
(figuur I ) , krijgen dan de
overhand en mycorrhiza-soorten gaan achteruit. O o k neemt de hoeveelheid staand en liggend d o o d h o u t t o e . D e samenstelling van de m y c o f l o r a o p d o o d h o u t w o r d t v o o r a l bepaald d o o r de h o u t s o o r t en g r o o t t e .
RECENTE VERANDERING Veranderingen in de paddestoelenflora zijn vooral het gevolg van een veranderd bosbeheer en van verzuring, vermesting en v e r d r o ging. In het begin van de twintigste eeuw w e r d FIGUUR I De Nevelzwam
zowel het strooisel als het dode hout uit de
(Clitocybe nebularis)
toen nog jonge bossen op zandgronden ver-
vormt meestal
wijderd en onder andere gebruikt als s t r o o i -
heksenkringer} in dikke
sel in veestallen en als b r a n d s t o f ( B U R N Y ,
strooisellagen op allerlei bodemtypen
1999). Sinds het wegvallen van dit gebruik is
(foto: R. Knol).
de hoeveelheid d o o d hout en het aantal hier-
54
APRIL
2002 J A A R G A N G 9 !
NATUURHISTORISCH
MAANDBLAD
op levende paddestoelen toegenomen. Helaas
hebben hier hard toegeslagen (zie kader I ) .
TABEL I
geldt dit niet v o o r naaldhoutafbrekende soor-
B o v e n d i e n heeft een s t e r k e s t r o o i s e l o p -
Enkele strooisettolerante mycorrhiza-vormende
ten; op naaldhout voorden naar verhouding
hoping plaatsgevonden d o o r h e t o u d e r w o r -
steeds meer weinig kieskeurige s o o r t e n en
den van het bos, d o o r het wegvallen van het
zelfs l o o f h o u t b e w o n e r s aangetroffen ( A R -
gebruik van strooisel en d o o r een v e r h o o g -
NOLDS & V E E R K A M P , 1999).
De reden hiervoor
de strooisel productie als gevolg van stikstof-
is onduidelijk, maar het lijkt aannemelijk dat de
aanvoer. Stikstofaanvoer en s t r o o i s e l o p -
veranderingen in de bodemsamenstelling als
hoping hebben geleid t o t een sterke achter-
gevolg van stikstofophoping en verzuring in-
uitgang van humusspecialisten en m y c o r r h i -
vloed hebben op de opname en inbouw van
za-vormers. Slechts een beperkt aantal zeer
mineralen d o o r levende bomen en dus op de
algemene paddestoelen p r o f i t e e r t juist van
samenstelling van dood hout.
strooiselophoping (tabel I).
ten. Strooiseltolerante soorten zijn soorten die bij strooiselophoping niet afnemen. Mycorrhiza-vormers Amethistzwam Geelwitte russula
Botercollybia
Gewoon elfenschermpje
Mycena pura
Bundelcollybia
Nevelzwam
INDICATIEVE GROEPEN
ging o f de inlaat van w a t e r m e t een andere
Collybia butyracea Megacollybia platyphylla
Knolparasolzwam
Bovendien is in veel natte bossen een sterke
Russula ochroleuca
Breed plaatstreephoed
Kleine stinkzwam
zijn sterk achteruit gegaan d o o r verdroging.
Lacearla amethystina
Strooiselafbrekers
Grote stinkzwam
Bodembewonende soorten van natte bossen
verruigingopgetreden als gevolg van v e r d r o -
paddestoelen en afbrekers van dikke strooiselpakket-
Paarse schijnridder
Collybia confluens Phallus tmpudicus Mutinus caninas Macrolepiota rhacodes Clitocybe nebularis Lepista nuda
Roodbruine trechterzwam Lepista flaccida Collybia peronata _^ Scherpe ctsllybia ^
w a t e r k w a l i t e i t H e t behoud van voedselarme
In vrijwel alle bossen op de Limburgse zand-
broekbossen is o o k van g r o o t belang v o o r
gronden waar menselijke activiteiten t o t een
Struikheide (Calluna vulgaris). Fijn schapegras
paddestoelen. M e t name in Midden-Limburg
m i n i m u m zijn b e p e r k t
(Festuca oVina), Dalkruid (Maianthemum
is nog een aantal intacte broekbossen aanwe-
strooiselpakket gevormd. O p plekken waar
lium), Dubbelloof (6/echnum spicant). Kussen-
zig in oude Maasmeanders en dichtgegroei-
s t r o o i s e l p a k k e t t e n o n t b r e k e n w o r d t de
tjesmos (Leucobryum glaucum) en korstmos-
de vennen. Bedreigde indicatorsoorten die
paddestoelenflora vooral bepaald d o o r de
sen. Tenslotte is er nog een groep stikstof-
daar zijn aangetroffen zijn onder andere de
mate waarin de b o d e m gebufferd is tegen
tolerante s o o r t e n die zelfs nog v o o r k o m e n
Kleine en Kleinste Elzegordijnzwam (Cortina-
verzuring en hiermee samenhangende stik-
op sterk verzuurde bodems met stikstofop-
rius bibulus en Cortinarius lilacinopusillus), K o -
stofophoping (zie kader I). Helaas ontbreken
p e r r o d e gordijnzwam {CortJnarius uliginosus)
hoping(tabel Ill,figuur4). D e vegetatie w o r d t
o p d i t g e b i e d nog veel stukjes van de ecologi-
hier vaak gedomineerd d o o r stikstofminnen-
sche puzzel. In tabel II is daarom op basis van
de planten als Pijpenstrootje (Molinia caeru-
veldwaarnemingen van paddestoelen, bege-
lea). Bochtige smele (Deschampsia
leidende vegetatie en vermoedelijke verschil-
bramen en stekelvarens. D e s o o r t e n r i j k d o m
len in bodemkarakteristieken een praktische
van de zeer stikstofgevoelige g r o e p is vele
(figuur 6)en Z w a r t r o d e russula (Russula olivaceoviolascens). In het volgende zal ik mij beperken t o t bodembewonende paddestoelen van bossen op droge zandgronden. Verzuring en vermesting alsgevolg van stikstofaanvoer uit de lucht
KADER I Verzuring en stikstofaanvoer via de lucht
heeft zich een dik
ponent van luchtvervuiling in Nederland. Deze stik-
stof bereikt de bodem in de vorm van ammonium en
in mindere mate nitraat. Op niet te zure bodems
wordt ammonium omgezet in nitraat. Hierbij komt
zuur vrij en kan de bodem verzuren. Op sterk zure of verzuurde bodems vindt deze omzetting niet plaats
en kan ammonium zich steeds verder ophopen. Ni-
traat spoelt makkelijk uit naar diepere bodemlagen en hoopt zich niet op in de bovenste bodemlaag.
Het resultaat van atmosferische depositie is dus af-
hankelijk van het bodemtype. Op zwak en matig zure
bodems worden door de depositie vooral hogere ni-
traatconcentraties aangetroffen en kan ook verdere verzuring optreden. Deze verzuring gaat vaak gepaard met een afname van kalium- en magnesiumcon-
centraties en een toename van aluminium en even-
tueel ijzerconcentraties. Op zure bodems en in zure humuslagen op zure tot neutrale bodems kan een
sterke ophoping van ammonium plaatsvinden.
De directe reden waarom veel paddestoelen achter-
uitgaan door atmosferische depositie is niet geheel
duidelijk. Zeer waarschijnlijk speelt sdkstofophoping
een grote rol, maar ook veranderingen in kalium-, magnesium- en aluminiumconcentraties en de verzuring zelf kunnen een rol spelen.
Het hier beschreven proces wordt in dit artikel aan-
geduid met "verzuring".
flexuosa),
indeling gemaakt in drie groepen, namelijk:
malen g r o t e r dan die van de stikstoftoleran-
zeer stikstofgevoelige, stikstofgevoelige en
te groep. Stikstofaanvoer heeft in bossen ge-
matig stikstofgevoelige s o o r t e n .
leid t o t een s t e r k e afname van het aantal
Zeer stikstofgevoelige paddestoelen komen
paddestoelensoorten van voedselarme bo-
vrijwel alleen v o o r op lemige, humeuze of
dem.
zavelige, maar voedselarme zandgronden, De laatste decennia is stil<stof de voornaamste com-
bifo-
waar stikstofaanvoer niet leidt t o t verzuring. D i t zijn tevens de groeiplaatsen van planten van niet verzuurde zandbodems, zoals Grasklokje (Campartula rotundifolia). Stijve ogent r o o s t (Euphrasia stricta) en diverse haviksk r u i d e n . Stikstofgevoelige s o o r t e n k o m e n o o k v o o r o p kalkloze, zwak zure bodems indien deze niet of slechts oppervlakkig verder verzuurd zijn, bijvoorbeeld vers (stuif-)zand en zure leem (zie o o k figuur 2 en 3). Begeleidende plantensoorten zijn daar bijvoorbeeld Hengel (Melampyrum
pratense). W i t t e kla-
verzuring (Oxalis acetosella). Mannetjes-ereprijs (Veronica officinalis) en T o r m e n t i l (Potentilla
erecta).
Matig
stikstofgevoelige
paddestoelensoorten kunnen behalve o p de e e r d e r g e n o e m d e standplaatsen o o k nog v o o r k o m e n op uitgeloogde, grove zandbodems waar zich van nature of d o o r stikstofaanvoer enige stikstof heeft opgehoopt. Hier w o r d e n ze vergezeld d o o r b i j v o o r b e e l d
Een complicerende factor is het o p t r e d e n van stratificatie: de oppervlakkige strooisellaag verzuurt eerder dan de dieper gelegen bodemlagen. H i e r d o o r kunnen op nog niet geheel verzuurde bodems s o o r t e n van verz u u r d e strooisellagen samen v o o r k o m e n met stikstofgevoelige mycorrhiza-vormers. Verder kunnen sommige bedreigde s o o r t e n o o k v o o r k o m e n op plekken waar buffering samengaat m e t een lichte vermesting, bijvoorbeeld langs schelpenpaadjes of op vers t o o r d e plaatsen. V o o r a l kluifjeszwammen (Helvella spp.), bekerzwammen (Peziza spp.), truffels en vezelkoppen (Inocybe spp.) hebben een v o o r k e u r v o o r dergelijke bodems (DE VRIES,
2000).
In de tabellen I, II en III is v o o r zover mogelijk gebruikgemaakt van relatiefalgemeneengoed herkenbare soorten. Vooral v o o r de soorten uit de groepen "stikstofgevoelig" en "zeer stikstofgevoelig" geldt uiteraard dat deze vrijwel
N A T U U R H I S T O R I S C H
APRIL
M A A N D B L A D
2 0 0 2 JAARGANG
55
TABEL II Indeling van de paddestoelenflora van droge, kalkarme en voedselarme zandgronden in drie groepen. Tevens is bij benadering de gevoeligheid voor verzuring en stikstofophoping weergegeven (stippellijnen). Voor de indeling is gebruik gemaakt van onder andere Arnolds (1981), Jansen (1981) en Keizer (1993).
Zeer stikstof gevoelig
Stikstof gevoelig
- Nooit stikstofophoping - Relatief veel nitraat - Geen vrij aluminium - Veel kationen, met name kalium, calcium, magnesium -Zwak zuur(pH 4,5-6)
Matig stikstof gevoelig
- Enige stikstofophoping - Relatief veel ammonium -Vrij aluminium - Weinig kationen - Zuur (pH 3,5-4.5)
Matig stikstof gevoelig Paardehaartaatling Veenvlamhoed Franjezv/am Vliegenzwam Braakrussula Grofplaatrussula Gele knolamaniet Koeieboleet Bruine ringboleet Eekhoorntjesbrood Zandkaalkopje
Marosmjus androsaceus Gymnopilus fuigens Thelepbora terrrestris Amanita muscaria Russula emética Russula nigricans Amanita citrina Suillus bovinas Suillus luteus Boletus edulis Psilocybe montana Cystoderma amiantbemum Russula caerutea Boletus erythropus Russuía drim&Q _ , —
Okergele korrelhoed Papilrussula Heksenboleet Duivelsbroodrussula Stikstofgevoelig Heideknotszwam
Hanekam Vuurzv/ammetje Narcisamantet Trechtercantharet Zwavelmelkzwam Zwartwordende v^asplaat Oorlepelzwam Oranje melkzwammen Denneslijnnkop Tolzwam Truffelknotszwammen Gele ridderzwam Zeepzwam S n eeu v^wam m etj e Groene glibberzwam Schaapje Narcisridderzwam Overige stekelzwammen
Clavaria argillacea Cantharellus cibarius Hygrocybe miniata Amanita gemmata Canthareilus tubaeformis Lactarius chrysorrheus Hygrocybe canica Auriscalpium vulgare Lactarius deliciosus si. Hygrophorus hypothejus Coltricia perennis Cordyceps spp. Tricholoma équestre Tricholoma saponaceum Hygrocybe virgíneo Leotia lubrica Lactarius vellereus Tricholoma sulphureum Hydnum/SarcodonlPh ellodon
Z e e r stikstofgevoelig Aard tongen Koraalzwammen (bodem) Gele knotszvs^ammen Grote gordijnzwammen Wormvormige knotswam Staal steeltjes Overige wasplaten Overige slijmkoppen Koperrode spijkerzwam
Geoglossum spp. Ramaria (excl. R. stricta) Clavulinopsis spp. Phiegmacium/Myxacium Clavaria fragilis Entalama sg. Leptonia Hygrocybe spp. Hygrophorus spp. Chroogomphus rutiius
allemaal zeldzaam zijn g e w o r d e n . D o o r m i d del van deze groepen en de begeleidende ve-
volgens o n d e r h e t dak s c h o o n r e g e n w a t e r
BEHEER
t o e te dienen ( B O X M A N et o/., 1994). D i t bos
getatie kunnen die terreindelen w o r d e n o p g e s p o o r d die voedselarm en niet v e r z u u r d zijn, dat w i I zeggen waar geen stikstofophoping
was zeer zwaar aangetast; van de g r o e p van
STIKSTOFOPHOPING
BESTRIJDEN
m y c o r r h i z a - v o r m e n d e paddestoelen k w a men alleen de s t i k s t o f t o l e r a n t e s o o r t e n G e -
heeft plaatsgevonden. Deze zijn z o w e l kans-
Is e r n o g h o o p v o o r de p a d d e s t o e l e n o p
r i j k v o o r bedreigde paddestoelen als v o o r an-
zandgronden? In de R o u w k u i l e n , een bos in
m e l k z w a m {Lactarius hepaticus) nog v o o r . N a
d e r e groepen organismen die afhankelijk zijn
de Peel bij IJsselsteyn, is een kijkje in een scho-
tien jaar is de v o o r r a a d stikstof in de humus-
nere t o e k o m s t g e n o m e n d o o r een stuk d e n -
laag weliswaar afgenomen, maar nog steeds
van dit bedreigde milieu. Paddestoelen zijn in bossen op arme zandgronden goede indicatoren d o o r hun makkelijke verspreiding en schaduv^olerantie.
w o n e k r u l z o o m {Paxillus invotutus) en Lever-
nenbos t e overkappen m e t een d o o r z i c h t i g
hoog. D e g r o e p s t i k s t o f t o l e r a n t e m y c o r r h i -
dak dat het r e g e n w a t e r afvangt en d o o r ver-
za-paddestoelen w e r d uitgebreid m e t Parel-
APRIL
56
2002
N A T U U H H I S T O R I S C H
lAAllGUNG 91
M A A N D B L A D
FIGUUR 2
Hanekam (Cantharellus cibarius}, een stikstofmijdende mycorrhiza-vormer, verschilt vooral van de Valse hanekam door de dikke, onregelmatige plaatjes, de korte dikke steel en meer golvende hoedrand (foto: R. Knol).
K U Y P E R , 1994).
De combinatie van strooisel-
verwijdering en lichte bekalking biedt mogelijk de meeste kansen v o o r de terugkeer van bedreigde paddestoelen en planten. A l met al zijn er behoorlijk w a t ingrepen nodig, iets w a t in een bos juist ongewenst is en alleen te overwegen na een sterke afname van de stikstofdepositie.
KANSRIJKE
LOCATIES
T o t nu t o e is het verhaal van paddestoelen op zandgronden nogal triest en dat past niet bij het 25-jarig bestaan van de Paddestoelen veranderingen in de regenwatersamenstel-
Studiegroep Limburg. H e t goede nieuws is
ling, zoals een hogere p H en een lagere zwa-
dat paddestoelen zich via hun sporen over
velconcentratie ( A R N O L D S , 2001). Enig her-
hetalgemeen goed kunnen verspreiden en dit
stel is dus op termijn wel te verwachten, maar
stelt ze in staat o m geschikte locaties o o k in
ten. Dus vooral in:
de dikke strooisellaag beperkt dit herstel in
onze versnipperde natuur snel t e kolonise-
a. ongestoorde voedselarme wegbermen:
de meeste bossen.
ren. Alternatieven v o o r het voedselarme bos
V e r w i j d e r e n van de strooisellaag in bossen
zijn alle plekken waar:
heeft binnen enkele jaren een duidelijk posi-
a) een voedselarme bodem aanwezig is,
t i e f effect o p
b) strooiselophoping niet plaatsvindt,
KADER 2
Paddestoelenbescherming op de Limburgse zand-
gronden: de kansen liggen vooral in natuurterreinen die nog stikstofgevoelige paddestoelensoorten bezit-
b. voormalige groeven;
c. bossen en graslanden op lemige of kleiige zandbodems; d. intacte broekbossen.
mycorrhiza-paddestoelen
( B A A R & K U Y P E R , 1998).
Vooral indien de stik-
c) geen verzuring o p t r e e d t
amaniet (Amanita rubescens) en Kastanjebo-
stofdepositie in voldoende mate afneemt kan
leet (Bo/etus badius). Zelfs het O o r l e p e l -
strooiselverwijdering van nog niet verzuur-
D e meest v o o r k o m e n d e wijkplaatsen zijn
zwammetje (Aunscalpium vulgare) d o o k w e e r
de bodems leiden t o t terugkeer van zeer stik-
wegbermen (inclusief lanen, fietspaden, bos-
op (mondelinge mededeling D. Boxman). D i t
stofgevoelige s o o r t e n . Echter, het wegne-
paden), greppelwanden, zandverstuivingen,
is een s o o r t die gevoelig is v o o r sterk zure
men van de humus maakt de bodem tegelij-
groeven en begraafplaatsen (zie l
bodems en kennelijk o o k v o o r hoge concen-
kertijd gevoeliger v o o r verzuring. H e t b e k a l -
W e g b e r m e n en begraafplaatsen zijn vooral
traties stikstof in de v o r m van a m m o n i u m .
ken van verzuurde bossen leidt t o t mobilisa-
w a a r d e v o l v o o r p a d d e s t o e l e n indien het
O o k de opleving van mycorrhiza-paddestoe-
tie van opgehoopt stikstof uit de humuslaag
strooisel kan wegwaaien o f w o r d t v e r w i j -
len in wegbermen in het v o o r paddestoelen
en t o t verdere achteruitgang van stikstofge-
d e r d . V e r d e r kan het ontsluiten van verse
gunstige jaar 2000 is mogelijk een gevolg van
voelige p a d d e s t o e l e n s o o r t e n ( D E
b o d e m of het gebruik van bufferende mate-
VRIES
&
rialen zoals leem of schelpen leiden t o t het v o o r k o m e n van verzuring. Een goed v o o r beeld is de G r o o t e heide bij V e n l o , waar aanvoer van g r o n d uit het Maasdal heeft geleid t o t h e t o n t s t a a n van een g e b u f f e r d , voedselarm b i o t o o p m e t stikstofgevoelige paddestoelensoorten. Heel k e n m e r k e n d is hier het v o o r k o m e n van veel wasplaten en satijnzwammen, w a a r o n d e r zeldzaamheden als Puntmutswasplaat {Hygrocybe
acutoconi-
ca) en Blauwplaatstaalsteeltje (Entoloma cha-
FIGUUR 3
Het Schaapje (Lactarius vellereus), een stikstofmijdende mycorrhiza-vormer. Evenals de Nevelzwam een tot 25 cm grote, witte paddestoel met apopende plaatjes. Gemakkelijk te herkennen aan het harde, brokkelige vlees, de scherpe smaak van het vlees en de witte melk na beschadiging (foto: R. Knol).
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG
M A A N D B L A D
57
FIGUUR 4 Valse hanekam (Hygrophoropsis aurantlaca), een stikstafiolerante suooiselafbreker (foto: R. Knol).
TABEL III Enkele algemene, stikstoftolerante paddestoelensoorten. Stikstoftolerante soorten zijn soorten die bij verhoogde aanvoer van stikstof niet afnemen. Mycorrhiza-vormers , Aardappelbovist Berijpte russula Gewone fopzwam Kaneelkleurige melkzwam Kastanjeboleet Krulzoom Levermei kzwam Parelamaniet Schubbige fopzwam
Sc/erodermo citrinum Russula parazurea Lacearla iaccato Lactarius quietus Boletus badius Paxillus involutus Lactarius hepaticus Amanita rubescens Lacearla proximo
Strooiselafbrekers Eikebladzwammetje Valse hanekam Weidekringzwam
Coilybia dryophila Hygrophoropsis aurantiaca Marasmius oreades
KADER 3 Hoe zoek je naar waardevolle paddestoelenterreinen op de Limburgse zandgronden! Door te zoeken naar gebieden waar bijvoorbeeld één van de volgende sdkstofgevoelige paddestoelensoorten (zie tabel II) voorkomt: a. Aardtongen;
b. c. d. e. f. g.
Koraalzwammen; Knotszwammen (figuur 5); Grote gordijnzwammen; Staalsteeltjes; Wasplaten; Slijmkoppen;
h. Koperrode spijkerzwam (figuur 7).
nen zich o o k bijzondere graslandpaddestoe-
ker bewezen. Letterlijk op de puinhopen van
Eén van de stellingen van de lezing w a a r o p
de Mijnstreek is o n v e r w a c h t een zeer select
dit verhaal is gebaseerd luidde dat de kan-
gezelschap aan paddestoelen neergestre-
sen v o o r bedreigde paddestoelen van v o e d -
ken, met name A a r d s t e r r e n {Geastrum spp.)
selarme zandgronden beter zijn in v o o r m a -
en Parasolzwammen {Lepiota spp.). O o k is
lige zand- en grindwinningen dan in de be-
het niet toevallig dat de bosaanplanten op
staande bossen op zandgrond. Uiteraard is
zandige delen van de voormalige Zuiderzee-
d i t w a t o v e r d r e v e n , al is het alleen maar
b o d e m binnen enkele tientallen jaren zijn
o m d a t er slechts snippers g r o n d zijn achter-
uitgegroeid t o t enkele van de meest bijzon-
gebleven w a a r b o m e n zich w e e r m o e t e n
d e r e paddestoelgebieden van N e d e r l a n d
vestigen en w a a r d e v o l l e graslanden zich
(VAN
slechts geleidelijk o n t w i k k e l e n . N i e t t e m i n is
ge z a n d - en g r i n d w i n n i n g e n op de juiste
de uitgangssituatie buiten het b e r e i k van
m a n i p r w r t r r l p n i n o p r i r h t vair hipr rlii^ hppl KADER 4 Een goede indicatie voor de effectiviteit van het gevoerde beheer is het bijhouden van de ontwikkeling van het aantal vruchtlichamen op de lange termijn. U kunt hierbij ondersteuning krijgen. Zie hiervoor de uitgave van Arnolds & Veerkamp (1999). verkrijgbaar via de Nederlandse Mycologische Vereniging (NMV).
maaien en afvoeren en het aanplanten (en bij
legde v o e d s e l a r m e b o d e m t y p e n ( z u u r o f
hoge o u d e r d o m tijdig vervangen) van ec-
kalkrijk zand, leem) en de gradiënt van nat
t o m y c o r r h i z a - v o r m e n d e b o m e n volstaan
naar d r o o g . Bovendien hebben paddestoe-
bevorderen
van
een
rijke
paddestoelenflora. In zand-, leem-, en kalkg r o e v e n en o p v o e d s e l a r m e plekken m e t gebufferde bodem is de spontane vestiging of (In groeven) aanplant van e c t o m y c o r r h i za-vormende b o m e n zeer gunstig v o o r de p a d d e s t o e l e n f l o r a . D e meest b i j z o n d e r e boombegeleiders k o m e n v o o r in zeer v o e d selarme zandverstuivingen, o n d e r andere veel r i d d e r z w a m m e n en s t e k e l z w a m m e n . O p h o p i n g van strooisel en stikstof kan w o r den tegengegaan d o o r verstuiving of vergraving t e s t i m u l e r e n . O o k begrazing e n / o f maaien en afvoeren w e r k t gunstig; indien dit beheer langere t i j d w o r d t uitgevoerd kun-
FIGUUR5 Heideknotszwam (Clavaria argillacea) (foto: C. Dings).
et al., 2000). Indien v o o r m a l i -
n i e t alleen v o o r p a d d e s t o e l e n . D i t k o m t vooral d o o r de g r o t e variatie aan blootge-
het
ZANEN
voedselrijk Maaswater echter kansrijk, en
lybaeum) ( S P O O R M A K E R S , 1998). Regelmatig
voor
len hun neus v o o r geschikte locaties al va-
len vestigen.
58
APRIL
2002
JAARGANG
9!
N A T U U R H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
FIGUUR6 Koperrode gordijnzwam (Cortinarius uliginosus) een kenmerkende soort van broekbossen (foto; G. Dings).
tocene soils in Limburg has decreased as a consequenceof litter accumulation and atmospheric nitrogen deposition, especially in utility forests. Remnants o f a rich fungal flora can still be found on sites w h e r e acidification and accumulation o f nitrogen and litter has n o t y e t o c c u r r e d , such as road verges planted w i t h trees. This article discusses groups of fungi that indicate n i t r o gen accumulation, litter accumulation and the presence of nitrogen-poor, non-acidified soils. T h e presence of these groups can be used as a guide f o r habitat management and especially as aguide t o potential g r o w t h (zeer) stikstofgevoelige paddestoelen op ont-
sites o f rare and threatened fungi.
wikkelingskansen voor andere groepen orga-
CONCLUSIES
nismen van niet verzuurde, voedselarme bo-
LITERATUUR
dems, bijvoorbeeld heischrale vegetaties. Beheer dat gericht is op paddestoelen is op de
D o o r opgoed herkenbare indicatorsoorten te
zandgronden vooral zinvol op relatief schaar-
letten is e r v o o r paddestoelen veel winst t e
se, maar vaak onverwachte locaties. O m deze
behalen. O p de Limburgse zandgronden liggen
locaties op te sporen kan gebruik worden ge-
deze kansen vooral in ongestoorde, voedselar-
maakt van de in tabel II weergegeven indicatie-
me wegbermen, (voormalige) groeven, bossen
ve groepen (zie o o k kader 3 en 4). Vooral het
en graslanden op lemige of kleiige zandbodems
voorkomen van (zeer) stikstofgevoelige soor-
en in intacte broekbossen.
A R N O L D S . E., 1981. Ecology and coenology of macRDfungi n grasslands and moist heathlands in Drenthe, the Netherlands. Proefschrift, Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht, ARNOLS. E „ 1994. Paddestoelen en graslandbeheer In: Th. Kuypen 1994. Paddestoelen en Natuuriseheen V^etenschappelijke mededeling KNNV nn 212. Stichting Uitgeverij KNNV. Utrecht: 75-89. ARNOLDS, E., 2 0 0 1 , Hoop voor de Hanel
ten kan als gids dienen en o o k w o r d e n gebruikt
A R N O L D S . E. & M.T. VEERKAMP, 1999, Gids voor de
o m de effecten van het beheer te evalueren.
paddestoelen in het meetnet. Uitgave NMV. Schuyt & Co, Haarlem,
Hiervoor is het vinden van minstens twee stikstofgevoelige en/of minstens één zeer stikstof-
SUMMARY
gevoelige soort voldoende indicatie. D e ontwikkelingvan hetaantal vruchdichamen is alleen
INDICATIVE VALUE OF THREAT-
op de lange termijn een goede indicatie v o o r de
ENED FUNGI O N PLEISTOCENE
effectiviteit van het gevoerde beheer omdat de
SOILS
weersomstandigheden leiden t o t g r o t e jaarlijkse fluctuaties. Verder wijst het optreden van
T h e biodiversity o f m u s h r o o m s on Pleis-
BAAR, J , & T H . W . KUYPER.
1998. Restoration
of
aboveground ectomycorrhizal flora in stands of Pinus sylvestris (Scots pine) in The NetheHands by removal of litter and humus. Restoration Ecology 6 (3): 227-237, B O X M A N . A . W . , H . F . G . V A N DIJK & J . G . M . ROELOFS, 1994.
Soil and vegetation responses to decreased atmospheric nitrogen and sulphur inputs into a Scots pine stand in The Netherlands. Forest Ecology and Management 68: 39-45. BURNY, J . , 1999. Bijdrage tot de histonsche ecologie van de Limburgse Kempen (1910-1950). Tweehonderd gesprekken samengevat. Stichting Natuurpublicaties Limburg. Publicatie 42 (1), Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Maastncht. JANSEN, A.E., 1981. The vegetation and macrofungi of acid oakwoods in the North East Netheriands. Proefschrift Landbouw Universiteit Wageningen, Wageningen. KEIZER, P.J., 1993, The ecology of macromycetes in roadside verges planted with trees. Proefschrift Landbouwuniversiteit Wageningen, Wageningen, SPOORMAKERS, L.D,H., 1998. Paddestoelen van de Groote
heide, Natuurtiistorisch Maandblad 87 ( I ) : 15-21. VRIES, B. DE & T H . KUYPER, 1994. Paddestoelen en bos-
bemesting. In: Th. Kuyper 1994, Paddestoelen en Natuurbeheer Wetenschappelijke mededeling KNNV nr 212, Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht: 66-73. VRIES, G.A. DE, 2000, Ecologie van paddestoelen en schimmels 3. Ecologie van toiffels, Coolia 43 (4): 194-200, Z A N E N , G , V A N , P, BREMER & H . V A N DER AA., 2000.
Paddestoelen in Flevoland. Stichting KNNV Uitgeverij, Utrecht, FIGUUR 7
Koperrode spijkerzwam (Chroogomphus rutilus) nog aanwezig in Limburg? (foto: G. Dings).
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAAIlGANG
MAANDBLAD
59
PADDESTOELEN VAN NATUURTERREINEN IN ZUID-LIMBURG EN HUN INDICATIEWAARDE VOOR HET B E H E E R P.j. Keizer, Kruisweg
23. 3513
CS
Utrecht
Tot de meest aansprekende natuurterreinen van Zuid-Limburg behoren zonder meer de kalkbossen en de kalkgraslanden. De eerste is een informele benaming voor bossen die op kalkrijke bodem liggen, de tweede is een benaming voor de schraalgraslandvegetaties op kalkrijke bodem. Het aansprekende van deze vegetaties is dat ze zo opvallend verschillen van andere vegetaties in ons land. Ze herbergen diverse planten- en diersoorten die overwegend voorkomen in of beperkt zijn t o t deze vegetaties
(SCHAMINÉE
etal., 1 9 9 6 , STORTELDER etal., 1 9 9 9 ; W E E D A et
al., 1994 ). Deze plekken hebben ook al jarenlang natuurminnaars en -onderzoekers aangelokt en geïnspireerd t o t natuurstudie, waaronder de
deze omstandigheden de benodigde nutriënten t e bemachtigen MINÉE
(WILLEMS,
1987; S C H A -
et al., 1996). Opvallend is dat de vege-
tatie in de graslanden d o o r de lage nutriëntenbeschikbaarheid een lage p r o d u c t i v i t e i t heeft. Daar k o m t bij dat m e t name de op het zuiden en westen gerichte hellingen een relatief w a r m en d r o o g microklimaat hebben. Veel kalkplanten zijn dan o o k thermofiel en goed bestand tegen d r o o g t e en hebben een o v e r w e g e n d zuidelijke verspreiding
(CEN-
TRAAL
1997).
BUREAU VOOR
DE STATISTIEK,
Deze combinatie van omstandigheden biedt o o k plaats aan een gespecialiseerde fauna, die op haar b e u r t w e e r de bodem beïnvloedt.
Limburgse mycologen van de Paddestoelenstudiegroep die tijdens het symposium hun 25-jarig jubileum vierden. Van harte proficiat! In het navolgende wordt de waarde van de kalkbossen en -graslanden in
BOSSEN
Zuid-Limburg voor paddestoelen nagegaan, en w o r d t bekeken in hoeVeel van de bossen in Zuid-Limburg liggen op
verre beheer hierin een rol speelt. Bij de graslanden zal ook een vergelij-
de plateaus, waar de kalk is afgedekt d o o r an-
king met andere graslandtypen worden gemaakt.
der materiaal. O p hellingen liggen o o k wel bossen. Deze zijn dikwijls relatief jong (HlLLEGERS; citaat in W I L L E M S , 1987) omdat ze zijn ontstaan op verlaten graslanden. W e kunnen
KALKPLANTEN
beïnvloedt - versimpeld gesteld - de zuur-
ons afvragen v o o r welke paddestoelen deze
graad van de bodem. Deze bepaalt de oplos-
bossen van belang zijn en welke beheersmaat-
H e t v o o r N e d e r l a n d unieke k a r a k t e r van
baarheid en daarmee de beschikbaarheid van
regelen toegepast zouden kunnen w o r d e n o m
Zuid-Limburg v / o r d t v o o r een belangrijk deel
m e t name fosfaten en ijzerverbindingen in het
deze waarden te verhogen. T w e e groepen van
bepaald d o o r de aanwezigheid van kalkge-
w o r t e l m i l i e u . Kalkplanten zijn beter dan de
paddestoelen zijn hierbij gekozen, en er w o r d t
steente aan het b o d e m o p p e r v l a k . D e kalk
meeste andere s o o r t e n in staat o m o n d e r
een vergelijking met buitenlandse bossen ge-
FIGUUR I
Verspreidingskaan (naar N£D£RMNDS£ MfCOLOaSCHE VERENIGING, 2 0 0 0 ) van
de Ringloze stinkparasolzwam fLepiota hymenoderma), als voorbeeld van een tot de ZuidLimburgse bossen beperkte soort.
FIGUUR 2
Ring/oze stinkparasolzwam (Lepiota hymenoderma) (foto: H. Huyser).
APRIL
60
2002
JAARGANG
N A T U U H H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
TABEL II
TABEL I Mycologische waarde-indeling van graslandterreinen volgens R a l d (1985)
voor Denemorken, op f rond van
het aantal soorten wasplaten in een terrein.
Terreinen waar vrijwel geen gegevens van beli.end zijn. Beheerders: ENCI = Eerste Neder/ondse Cement Industrie: LL = Stichting Limburgs Landschap; NM = Natuurmonumenten; NS = Nederlandse Spoorwegen; RWS = Rijkswoterstaat; SBB = Staatsbosbeheer Vegetatietypen volgens Schaminée et al. (/ 996).
Aantal
soorten 17-32 9- 16 4- 8 1-
3
Waardering
volgens RALD
Waardering voor Limburg
Nationale betekenis
hoog
Regionale betekenis
hoog
Lokale betekenis
matig laag
Geen/geringe betekenis
Terreinen
slacht Lepiota (parasolzwammen) en het o n -
Beheerder kwaliteit
(meeste
Cortiriarius
( g o r d i j n z w a m m e n ) . Parasolzwammen zijn
SBB
Mesobromion
maaien, vroeger
Dalhelling Sinselbeek
193-313
j
Cynosurion
agrarisch
Schiepersberg
182-3 IS
LL
Mesobromion,
(Gulpen)
gebruik? laag
(Cadieren Keer)
SpoorweginsnijdingCartils
branden
verruigd
verwaarloosd terrein, ondanks
en ten dele dichtge-
huidig schapenbeheer beperkt
groeid.
herstel
NS
Mesobromion
incidenteel struiken
176-314
ENCI
grazig MelilotionI
196-313
particulier/
191-315
Maag
(Wyire)
ranke, lichtgekleurde bospaddestoeltjes met gekleurde schubjes op de hoedoppervlakte. Z e leven van verteerde plantenresten, humus. D e klompvoet-gordijnzwammen zijn stoere, stevige paddestoelen met opvallende gele, bruingele of violette kleuren. Vele hebben een t o t een knol verdikte steelvoet Ze leven in een
Beheer
grasland
190-313
Berghemmerweg
dergeslacht Ph/egmodum (klompvoet-gordijnzwammen) binnen het geslacht
Vegetatietype
opp.)
plaats)
(Wahiwiller)
maakt. D e beschouv\'de groepen zijn het ge-
km-hok
(naam + nabijgelegen
St.-Pietersberg ingericht deel groeve (Maastricht)
Zuidrand Platte bosschen (Nijswiller)
Zure Dries
180-312
laag
(Gronsveld)
verwijderen schapenbe-
Arrhenatherion
grazing
verruigd
vrijwilligers
Mesobromion
verwaarloosd terrein/
SBB
Mesobromion
erg klein schapenbegra-
overgang naar
zing/erg klein
Vioiion
wederzijds voordelige samenleving m e t bomen (symbiose). O n d e r g r o n d s is de zwam
de voorwaarden v o o r zo'n situatie. Het is dan
studie van de ecologie van de standplaats van
met de wortels van de b o o m vergroeid. Deze
wel van belang dat zo'n situatie gedurende lan-
klompvoeten (en andere aan bomen gebon-
organen w o r d e n ectomycorrhiza's genoemd;
gere tijd, minstens enige tientallen jaren, blijft
den soorten) blijkt dat deze In de buitenland-
hier w o r d e n voedingsstoffen uitgewisseld.
bestaan. Bij het nu hier en daar als beheersmaat-
se kalkbossen, bijvoorbeeld in België of Duits-
Beide groepen staan bekend als kalkminnaars
regel toegepaste hakhoutbeheer kan het zijn
land, vooral op kale, strooiselloze of enigszins
en kunnen wellicht model staan v o o r andere
dat bodem te sterk w o r d t omgewoeld, terwijl
grazige bodem groeien (JAHN, 1986). In de
soorten met een vergelijkbare ecologie.
ook het strooisel versneld verteert. Dat heeft
ondergrond ligt harde kalksteen. Hierin zit een
verruiging t o t gevolg met opslag van bramen,
verschil met de Limburgse situatie, waarzach-
Bosrank {Clematis v'itaiba) en andere planten. O f
te poreuze mergelsteen de kalkrijkdom ver-
PARASOLZWAMMEN V o o r de Nederlandse parasolzwammen geldt dat de Zuid-Limburgse bossen een waar basti-
op deze plaatsen de parasolzwammen na ver-
oorzaakt. D e paddestoelen staan bij bomen
loop van tijd weer terugkeren, is nog niet be-
zoals eiken en beuken, vaak meer naarmate
kend. Wellicht keren ze terug langs de randen
deze o u d e r zijn ( K E I Z E R , 1993). D i t stand-
van de hakhoutpercelen. Anderzijds zou hele-
plaatstype ontbreekt grotendeels in Limburg.
maal niets doen kunnen leiden t o t een ophoping
Veel bossen zijn jong en bestaan dan o o k dik-
van strooisel, met name op weinig hellende
wijls uit bomen die geen associatie met pad-
bodem en onder beuken. D a t kan leiden t o t
destoelen vormen, ofwel er ligt een dik strooi-
oppervlakkige bodemverzuring, wat leidt t o t
selpakket ofwel er is een dichte Klimop- of
men bekendgeworden d o o r het werk van KEL-
een weinig specifieke mycoflora van bladstrooi-
bramenbegroeiing. Bovendien k o m t niet
DERMAN (1994). O o k in vergelijking met buiten-
sel verterende soorten. H e t v o o r k o m e n van
overal kalk aan de oppervlakte. In principe is
bijzondere parasolzwammen is vaak beperkt is
het wel mogelijk o m deze soorten te bevor-
t o t smalle stroken of relatief kleine oppervlak-
deren d o o r bovengenoemde factoren te rea-
ten van het bos. Daarom is het in eerste instan-
liseren. D i t kan d o o r op kansrijke plaatsen de
tie belangrijk o m de rijke vindplaatsen in kaart
opslag van struiken en hoge kruiden te verwij-
te brengen en zich te richten op het instandhou-
deren, en dit vooral op hellingen eventueel te
den van de bestaande situatie.
c o m b i n e r e n met strooiselwinning. In feite
on vormen. Negen van de 40 inheemse soorten komen alleen in Zuid-Limburg voor en van 14 soorten ligt minstens 50% van de bekende uurhokken in Zuid-Limburg (zie figuur I en 2). Er is veel van de Zuid-Limburgse parasolzwam-
landse bossen is Zuid-Limburg opvallend rijk aan parasolzwammen. Deze bossen zijn dan o o k van grote betekenis v o o r deze groep van zwammen. De standplaats is moeilijk éénduidig algemeen te omschrijven. Daardoor is het o o k moeilijk o m deze plaatsen d o o r middel van ge-
k o m t het beheer neer op streven naar lokale
richte maatregelen te optimaliseren. Parasolzwammen groeien vaak op heel licht verruigde of " v e r r o m m e l d e " standplaatsen, maar vaak
GORDIJNZWAMMEN
D i t raakt wel aan een breed milieuprobleem
o o k langs paden waarbuiten niet te veel gelo-
In tegenstelling t o t de parasolzwammen zijn de
pen w o r d t . D e standplaats w o r d t gekenmerkt
Zuid-Limburgse bossen opvallend a r m aan
d o o r een zeker evenwicht tussen de aanwezig-
klompvoet-gordijnzwammen. O o k in de rest
heid van strooisel en ruwe humus enerzijds en
van Nederland komen deze zwammen nau-
kalkhoudende bodemdeeltjes anderzijds. Een
welijks v o o r , w a t wel t e maken heeft met de
lichte verstoring van de bodem kan zorgen voor
bodemverschraling, w a t vervolgens lang volgehouden moet w o r d e n .
weinige plaatsen waar de bodem kalkrijk is. U i t
in de Limburgse (en overige Nederlandse) bossen, namelijk de atmosferische stikstofdepositie. Deze veroorzaakt een sterke toename van bramen, brandnetels en Klimop {Hederá helix). Tegelijkertijd doet zich een aan-
N A T U U R H I S T O R I S C H
merkelijke
A P R I L 2 0 0 2 lAARGANG 91
M A A N D B L A D
achteruitgang
van
61
de
symbiose met bomen levende paddestoelen.
graslandbewonende
paddestoelenflora (en van de v o o r standplaats
Mogelijk speelt de jonge leeftijd van een deel
schouwd, namelijk wasplaten {Camarophyllop-
specifieke vaatplanten) voor. W a t overblijft is
der bossen en stikstofdepositie een rol. Deze
sis- en Hygrocybesoorten, zie figuur 3), barst-
een triviale, overal aanwezige combinatie van
groep kan op kansrijke plekken wellicht bevor-
hoedsoorten {Dermoloma),
s o o r t e n , overwegend bestaand uit bladver-
derd w o r d e n d o o r verschralingsbeheer d o o r
(Ento/omosoorten) en knotsvormige zwam-
teerders. De genoemde maatregelen kunnen
middel van strooiselafvoer.
paddestoelen
be-
satijnzwammen
men (Clavulinopsis-, Clavaria- en Geoglossumsoorten, zie figuur 4 en 5). Er is v o o r deze se-
de effecten van de stikstofdepositie slechts gedeeltelijk opheffen. Structurele maatregelen
lectie van soorten gekozen omdat ze veel aan-
moeten bestaan uit het terugdringen van stik-
dacht t r e k k e n van mycologen en dus het
stofverontreinigingen. Voorlopigzou het ont-
vaakst werden gemeld. D e prachtig gekleur-
GRASLANDEN
wikkelen van bufferzones rond natuurgebieden een mogelijkheid kunnen zijn, gecombineerd met het - eventueel handmatig - verwijderen van bramen. Klimop en struiken op mycologische en botanische toplokaties. Deze v o r m van symptoombestrijding dient dan o m soorten t e behouden t o t de algehele milieukwaliteit verbeterd is.
de wasplaten w o r d e n wel de orchideeën o n Een g r o o t deel van de faam van Zuid-Limburg
der de paddestoelen genoemd. O n d e r deze
onder biologen is terug te voeren op de aan-
soorten en bij de satijnzwammen zijn echte
wezigheid van kalkgraslanden. V o o r mycolo-
kalkminnaars, b i j v o o r b e e l d het Kalkvuur-
gen geldt dat evenzeer v o o r de niet kalkrijke
zwammetje {Hygrocybe calciphila), de Blauwe
maar w e l schrale graslanden. W e g e n s het
molenaarssatijnzwam {Entoloma bloxami) en
v o o r k o m e n van orchideeën en andere bijzon-
soorten van neutrale standplaatsen, bijvoor-
dere planten hebben natuurbeschermers tij-
beeld de Sombere wasplaat (Hygrocybe ovina),
Ondanks deze w a t sombere t o o n is het ech-
dig enige reservaten veiliggesteld. Toen reeds
de Grijsblauwe satijnzwam (Entoloma griseo-
ter nog altijd goed mogelijk o m in de Limburg-
waren er al veel schraalgraslanden verdwenen
cyaneum, zie figuur 6) en soorten van graslan-
se bossen verrassende mycologische ontdek-
doordat ze economisch niet langer rendeer-
den op zwak zure bodem, bijvoorbeeld het
kingen te doen!
den. Mede dankzij een succesvol aankoopbe-
V u u r z w a m m e t j e (Hygrocybe miniata) en de
leid zijn er nu ruim 30 schraallanden bewaard,
T r e c h t e r w a s p l a a t (Hygrocybe
CONCLUSIES BOSSEN
waarvan een aantal echter een zeer gering
(ARNOLDS,
oppervlak heeft.
schraalgraslandbewonende soorten die in al-
bospaddestoelen bekend zijn. Daardoor is het niet eenvoudig o m gemakkelijk uitvoerbare
cantharellus)
Daarnaast bestaan er
lerlei verschillende (niet bemeste) graslandty-
U i t het bovenstaande is wel duidelijk dat nog lang niet alle aspecten van de ecologie van deze
1994).
HOE DE G E G E V E N S W E R D E N EN B E W E R K T
VERKREGEN
beheersmaatregelen te geven. De maatrege-
Er is gebruik gemaakt van de paddestoelen-
len bestaan uit het versterken van de bestaan-
waarnemingen die w o r d e n bewaard bij de
de kwaliteiten v o o r de parasolzwammen (en
Nederlandse Mycologische Vereniging, aange-
daarmee o o k andere humusbewoners) en het
vuld met recente eigen waarnemingen. Met
toepassen van verschraling ten behoeve van
behulp van deze lijst is een o v e r z i c h t van
m e t bomen samenlevende soorten, w a t geba-
schraalgraslanden gemaakt, die o o k w e e r zijn
seerd is op waarnemingen van elders. Beheer
aangevuld met eigen waarnemingen. Deze lijst
dat gericht is op parasolzwammen en andere
is aangevuld m e t gegevens in SCHAMINÉE &
bodemsaprofyten bestaat uit zorgvuldig in
W I L L E M S (in prep.); de terreinnamen zijn o o k
pen kunnen groeien, zoals het Sneeuwzwammetje (Hygrocybe virgínea, zie figuur 7). D e terreinen in Zuid-Limburg waarvan gegevens van graslandpaddestoelen voorhanden waren, zijn gerangschikt volgens de mycologische rijkdom (zie tabel lila t/m Va). Van een aantal terreinen bleken in het geheel geen gegevens te bestaan. Deze terreinen zijn apart genomen. Vervolgens zijn de overige terreinen op basis het aantal soorten wasplaten dat in die terreinen zijn aangetroffen, verdeeld in drie categorieën:
standhouden van goede plekken en elke in-
hiermee in overeenstemming gebracht Aan
1. mycologische waarde laag;
greep vermijden. Lokaliseren en handhaven
deze terreinen zijn enkele kenmerken toege-
2. mycologische waarde matig;
van bestaande vindplaatsen is van g r o o t belang.
voegd, zoals het type beheer (Tabel II t/m Vb).
3. mycologische waarde hoog.
Limburgse kalkbossen zijn relatiefarm aan in
V o o r dit artikel is alleen een beperkt aantal
Hierbij is gebruik gemaakt van de classificatie
FIGUUR 3 Gewoon vuurzwammetje (Hygrocybe miniata) (foto: G. Dings).
FIGUUR 4 Sil
APRIL
62
2 0 0 2 JAARGANG 91
N A T U U R H I S T O R I S C H
nen verwaarloosd of afwezig is, of pas recent
TABEL lila Terreinen met één tot drie soorten wasplaten vanaf 1986: mycologische betekenis laag.
X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden aan. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria, Clavulinopsis, Geoglossum; satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten. Terreinen/ aantal soorten paddestoelen
Voor 1986 Knotsvormige paddestoelen
Satijnzwammen
Gulperberg
X
X
Put- en Keverberg (Ubachsberg)
0
0
Kannerberg (Kanne) Langs Sousberg (Schin op Geul)
4 X
Vanaf 1986 Wasplaten Knotsvormige Satijnen verwanten paddestoelen zwammen
3 X
0
0
2
1 1
2
0
3 1 1
1
0
3
Ten zuiden van Berg (bij Maastricht)
X
X
X
Wylre-akkers (Stokhem)
X
X
X
X
Vosgrub
X
X
0 0
0
o p n i e u w is ingesteld. Tweemaal was schapenbegrazing aanwezig. Meermalen zijn de gebiedjes erg klein of jong.
LAGE M Y C O L O G I S C H E Wasplaten en verwanten
4
12 X
M A A N D B L A D
1
2 1
1
4
2
WAARDE
D e terreinen van tabel lila en lllb hebben een lage mycologische waarde. T e n dele zijn deze terreinen sterk achteruit gegaan d o o r d a t het o o r s p r o n k e l i j k extensief agrarisch gebruik w e r d gestopt (Gulperberg, Kannerberg) en w e r d vervangen d o o r verwaarlozing ("niets doen") of juist een intensivering van het gebruik. H i e r d o o r moeten enige vindplaatsen van zeer zeldzame s o o r t e n als v e r l o r e n ge-
TABEL lllb
gaan w o r d e n beschouwd, zoals de Vezelige
Terreinen met een lage mycologische kwaliteit Verklaring van beheerders: zie bijschrift bij tabel li
wasplaat (Hygrocybe intermedia) op de Kan-
Terreinen
km-hok
Beheerder
Vegetatietype grasland
Mycologische
(meeste oppervlakte)
kwaliteit
Gulperberg
191-314
Gem.
Cynosurion, Arrhenatherion;
laag (vroeger
na grotendeels verruigd,
beweiden, deels
hoog)
niets doen;
Gulpen
bebost en in recreauegroen omgezet
Kannerberg
174-315
pardculier
(Kanne)
vroeger wellicht Cynosurion, nu verarmd
hoog—>laag
tot "Poó-Lolietum"
Langs Sousberg
187-313
SBB?
soortenarm Cynosurion
laag
(Schin op Geul)
Huidig beheer
klein en/of al langere tijd niet meer beheerd.
195-318
SBB
berg
verruigd Mesobromion
laag
(Ubachsberg) Ten zuiden van
180-315
SBB
ruige Arrhenatherion
Berg (bij
laag
D e Wylre-akkers zijn botanisch zeer soorten-
aanplant struiken
rijk. O o r s p r o n k e l i j k waren het regulier ge-
en bomen
bruikte en bemeste akkers. H e t maaibeheer
agrarisch
is in I966gestart, en sinds 1986 vindt een com-
gebruik (bemesting)
binatie van maaien en begrazing plaats
bos verwijderd
MINÉE & W I L L E M S ,
+ maaien: klein terrein
Put-en Kever-
nerberg. Een aantal andere t e r r e i n e n heeft dezelfde eigenschappen als die van tabel II:
verruigd,
(SCHA-
in prep.). D e mycologische
waarde is gering, wat zou kunnen samenhangen m e t de relatief jonge leeftijd van het ter-
thans hooien
rein. Bovendien bestaat de vegetatie meer uit
en beweiden
opgaande kruiden dan uitgrasachtigen, waar-
?/maaien
d o o r de verdeling van w o r t e l s in de bodem wellicht anders is dan in " e c h t e " graslanden.
Maastricht) Vosgrub
187-313
SBB
soortenarm Cynosurion
laag(- matig)
Wylre-akkers
189-315
SBB
ruig, soortenrijk
laag
(Stokhem)
Arrhenatherion
schapenbeweiding; klein terrein maaien, beweiden
MIDDENMOOT In tabel IVa en IVb staan de vier terreinen met een matige mycologische waarde. D e Kunder-
RALD
(1985) v o o r Deense graslan-
zeggen v o o r 1986, en " n i e u w " , vanaf 1986,
berg en de W r a k e l b e r g behoren t o t de "klas-
den, waarin de twee hoogste categorieën zijn
o m eventuele veranderingen in de mycoflo-
sieke" kalkgraslanden. D e K u n d e r b e r g lijkt
samengevoegd (zie tabel I).
ra van de terreinen te kunnen registreren.
v o o r graslandpaddestoelen nogal te zijn ach-
volgens
teruit gegaan. D i t zou met het beheer samen D e volgende stap was o m t e zien o f arme
DE U I T K O M S T E N
kunnen hangen (zie o o k bij de discussie). Evenals de Wylre-akkers is o o k de Wrakelberg een
respectievelijk rijke terreinen bepaalde kenONBEKEND MAAKT
d o o r kan misschien begrepen w o r d e n welke
Van de in tabel II genoemde t e r r e i n e n zijn
v o o r w a a r d e n vervuld moeten w o r d e n v o o r
zeer weinig gegevens beschikbaar. Ten dele
mycologisch rijke terreinen. Tevens kan mis-
zijn de terreinen wel bezocht, maar zijn er
MINÉE & W I L L E M S ,
schien verklaard w o r d e n w a a r o m andere
geen (grasland-)paddestoelen aangetroffen,
dat de 3 2 jaar die sindsdien verstreken zijn nog
terreinen minder rijk zijn. D e gepresenteer-
en hebben ze dus een lage waarde. V o o r een
niet langgenoeg zijn v o o r de ontwikkeling van
de cijfers zijn v o o r l o p i g omdat:
ander deel zijn de terreinen n o o i t d o o r my-
een zeer rijke mycoflora, alhoewel t o c h al
1. wellicht nog niet alle bestaande gegevens
cologen b e z o c h t In een aantal gevallen was
enige bijzondere soorten aanwezig zijn, zoals
dat natuurlijk omdat de verwachting o m er
de Blauwe molenaarssatijnzwam
2. sommige als graslandpaddestoelen gety-
paddestoelen aan te treffen laag gespannen
bloxami). H e t valt daarom t e betreuren dat
gevonden zijn;
ONBEMIND
voormalig akkergebied, dat sinds 1968 als na-
m e r k e n gemeenschappelijk hebben. H i e r -
tuurreservaat w o r d t beheerd d o o r middel van maaien plus afvoeren laat in het jaar ( S C H A in prep.). H e t zou kunnen
(Entoloma
peerde soorten in een nabijgelegen bos ge-
was. U i t de tabel blijkt dat het hier veelal gaat
belangrijke delen van het t e r r e i n verwaar-
vonden kunnen zijn (de karteringsgege-
o m kleine, verwaarloosde tereinen. O m d a t
loosd w o r d e n ten behoeve van insecten. Een
vens zijn namelijk per vierkante kilometer
er zowel van v o o r als van na 1986 gegevens
sinds 1981 bij het reservaat gevoegd gedeelte
en geven deze informatie vaak niet);
o n t b r e k e n , zijn geen uitspraken over even-
is langer als bemeste weide in gebruikgeweest.
3. taxonomische indeling kan zijn gewijzigd.
tuele v o o r - o f achteruitgang mogelijk.
Dat heeft nu het karakter van een Glanshaver-
D e gegevens zijn gesplitst in " o u d " , dat wil
H e t valt o p dat het beheer van deze t e r r e i -
verbond (Arrhenatherion elatioris). Bijzondere
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG 9!
M A A N D B L A D
paddestoelen zijn er nog nauwelijks aanwezig, maar de Z w a r t w o r d e n d e wasplaat (Hygrocybe conica) en Groensteelsatijnzwam (Entoloma
incanum) geven misschien al het begin van een ontwikkeling naar meer soorten aan. Aan de onderkant van de heuvel is sinds circa vijfjaar
TABEL IVa Terreinen met vier tot acht soorten wasplaten vanaf 1986: mycologische waarde matig. X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria, Clavulinopsis, Geoglossum; satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten. Terreinen/aantal soorten paddestoelen
een stuk grasland bij het reservaat gevoegd. Dat heeft nog het karakter van een zwaar bemest produktiegrasland. Bijzondere graslandpaddestoelen ontbreken geheel. H e t gebied "Nijswiller O o s t (Kerrisgracht)" w o r d t zonder bemesting d o o r koeien beweid. Er lijkt
63
Kunderberg (Voerendaal) Nijswiller Oost (Kerrisgracht) Vrakelberg (Etenaken) Sint Pietersberg - westhelling noord en zuid (Maastricht - Kanne)
Voor 1986 Knotsvormige paddestoelen
Satijnzwammen
0 X X X
5 X X X
Vanaf 1986 Wasplaten Knotsvormige Satijnen verwanten paddestoelen z w a m m e n
Wasplaten e n verwanten
12 X X x
echter een sterke invloed van de nabijgelegen intensief bewerkte landbouwgebieden aanwe-
TABEL IVb Terreinen met een matige mycologische kwaliteit Verklaring van beheeerders: zie bijschrift bij tabel II.
zig. H i e r d o o r ontstaat verruiging en een veranderingvan de vegetatie. O p de westflank van
Mycologische kwaliteit
Terreinen
km-hok
Beheerder
Kunderberg (Voerendaal)
194-319
SBB
Mesobromion
Nijsv/iller Oost (Kerrisgracht)
195-313
SBB
Cynosurion
was hoog. nu matig
Sint Pietersberg noord (Kanne) Sint Pietersberg zuid Popelnnondedal (Kanne) Sint Pietersberg, ingericht deel groeve
175-314
NM
matig
175-314
NM
Laag. open Arrhenatherion Mesobromion
176-314
ENCI
de Sint Pietersberg liggen enkele kalkgraslanden (hier samen genomen) die na een periode van verwaarlozing w e e r actief beheerd w o r den. Er komen enkele bijzondere paddestoelen voor, zoals de Kleine spechtinktzwam (Co-
prinus stanglianus) en het nieuw v o o r de w e tenschap beschreven trechtertje
Omphalina
praticola.
D E E C H T E PARELS D e mycologisch rijkste terreinen staan ver-
matig
matig
?
Huidig beheer schapen begrazing, tot circa 20 jaar geleden branden koeienbegrazing. bemestingsinvloed schapenbegrazing schapenbegrazing
schapenbegrazing
meld in tabel Va en Vb. H e t is opvallend dat d i t n i e t allemaal " e c h t e " kalkgraslanden
erecti) zijn, Glanshaverhooi-
lerberg (Limburgs Landschap), w o r d t m e t
land en schrale graslanden van neutrale t o t
(Mesobromion
schapen beheerd. Jaren achtereen w e r d ge-
soms lastiger t e d e t e r m i n e r e n zijn. Goede
zwak zure bodem zijn eveneens vertegen-
constateerd dat de begrazingsintensiteit van
wasplaatterreinen zijn vaak o o k botanisch
w o o r d i g d . H e t lijkt dat t e r r e i n e n m e t een
het gebied zo laag is, dat er een dichte viltlaag
waardevolle t e r r e i n e n , zodat de wasplaten
overgangszone tussen k a l k m i n n e n d e en
van d o o d gras achterblijft. Ondanks dat de
o o k goede indicatoren zijn v o o r bepaalde
acidofiele vegetatie de hoogste mycologische
beheerder hierop w e r d gewezen, is de situa-
vegetatietypen in de gevallen d a t die niet
potenties hebben. O o k vegetaties die beho-
tie nog onveranderd. H e t is mogelijk dat de
rechtstreeks te bepalen zijn. Sommige t e r r e i -
ren t o t de associatie Galio-Trifolietum van het
lagere aantallen wasplaten vanaf 1986 d o o r
nen hebben een niet opvallende vegetatie,
Kamgrasverbond (Cynosurion cristatus)
de lage begrazingsintensiteitte verklaren zijn.
maar kunnen t o c h rijk aan schraalgrasland-
nen rijk aan bijzondere paddestoelen zijn.
D e graslandgebieden in het Gerendal zijn sa-
paddestoelen zijn, bijvoorbeeld de Gouds-
D e t w e e beste t e r r e i n e n w o r d e n t e g e n -
mengenomen, o m d a t ze alle in één kilome-
berg, de H o u t h e m e r h e i d e en N i j s w i l l e r
w o o r d i g gemaaid en t o t circa drie jaar gele-
t e r h o k liggen. Elk deelgebied afzonderlijk
W e s t . D a t zijn t e r r e i n e n waar kennis van
den w e r d het rijkste gedeelte van de dijk van
heeft niet een hoge mycologische waarde,
mycologen extra van pas k o m t bij het bepa-
het Julianakanaal m e t schapen beweid. In de
maar gezamenlijk zijn er IO s o o r t e n waspla-
len van het optimale beheer.
Berghofweide (Staatsbosbeheer) is al jaren-
ten gezien. Van deze terreinen is de O r c h i -
lang i n s t r o o m van m e t meststoffen vervuild
deeëntuin het rijkst aan graslandpaddestoe-
w a t e r uit de bovengelegen maisakker een
len. Hier w o r d t gemaaid als beheersvorm.
kun-
d o m van andere groepen paddestoelen, die
CONCLUSIES
probleem. Thans is al ongeveer de helft van
Bij de overige terreinen van deze groep be-
Llit de bovenstaande overzichtjes kunnen de
dit uiterst waardevolle grasland bedorven.
staat het beheer steeds uit beweiding, meest-
volgende gevolgtrekkingen w o r d e n afgeleid;
Maatregelen o m deze i n s t r o o m te keren zijn
al met schapen, maar soms o o k m e t koeien.
I. D e gebieden die a r m aan paddestoelen
dringend gewenst. D e b e h e e r d e r van h e t Julianakanaal, Rijkswaterstaat, is bij meerdere gelegenheden op de hoogte gebracht van de bijzondere waarden van de dijken. Helaas heeft dat n o g niet geleid t o t een optimaal beheer. Met het Instellen van een nieuw beheersplan zal hier hopelijk m e e r aandacht v o o r kunnen k o m e n . H e t derde zeer belangrijke t e r r e i n , de Beme-
zijn, hebben dikwijls een klein oppervlak, D e terreinen van tabel Va en Vb zijn gerang-
w a a r d o o r er een sterk effect van randin-
schikt volgens afnemende s o o r t e n r i j k d o m
vloeden aanwezig is. Zulke terreinen zijn
aan wasplaten. H e t valt direct op dat de aan-
als groeiplaatsen van bijzondere s o o r t e n
tallen s o o r t e n knotsvormige paddestoelen
vaatplanten w e l degelijk van waarde. H e t
en s a t i j n z w a m m e n een o v e r e e n k o m s t i g
beheer is vaak verwaarloosd of pas recent
beeld v e r t o n e n . H i e r u i t volgt dat wasplaten,
w e e r ingesteld. Enkele terreinen zijn In de
die relatief gemakkelijk zijn te herkennen,
afgelopen circa 20 jaar als groeiplaats van
goede indicatoren zijn v o o r de soortenrijk-
graslandpaddestoelen geheel verdwenen.
A P R I L 2002 J A A K G A N G 9 !
64
NATUUimiSTORISCH
MAANDBLAD
gebruik zijn, zien w e steeds een zeer k o r t e , gesloten grasmat, met weinig struikgroei. H e t gebruik bestond veelal uit schapenbegrazing d o o r langstrekkende schaapskudden. D a t waren de omstandigheden waaronder de flora (en fauna) van deze gebieden t o t ontwikkeling zijn gekomen. D e beheersmaatregelen moeten dan o o k een zogoed mogelijke imitatie v o r m e n van het historisch landgebruik.
S c h a p e n b e g r a z i n g w o r d t - o m het effect van langstrekkende kuddes te imiteren - t e genwoordig in de herfst gedurende k o r t e tijd met g r o t e intensiteit toegepast, onder andere op de Kunderberg. H e t effect is dat de vegetatie w o r d t weggegraasd, maar o o k w o r den de bovenste centimeters van de bodem kapotgetrapt en vermengd m e t de mest van de schapen. V o o r diepwortelende plantenFIGUUR 6
s o o r t e n , zoals orchideeën zou deze m e t h o -
Wormvormige icnotszwam (Clavaria fragtlis)
Grijsblauwe satijnzwam (Entoloma griseocyaneum)
de afdoende kunnen zijn. Echter v o o r tal van
(foto: P.j. Keizer).
(foto: P.J. Keizer).
organismen lijkt deze methode ongunstig:
FIGUUR 5
2. D e mycologisch rijke gebieden w o r d e n dikwijls beweid met schapen, o o k wel met
delijk zijn dat ze de maximale aandacht verdienen van de beheerder.
koeien, en sommige terreinen w o r d e n ge-
4. N i e t alleen kalkgraslanden zijn m y c o l o -
hooid. V o o r het instandhouden van de rijk-
gisch van belang, maar dit geldt evenzeer
d o m aan paddestoelen lijken deze m e t h o -
v o o r andere typen schrale graslanden. Elk
den gelijkwaardig. O m vanuit een bemes-
type kent zijn eigen kenmerkende s o o r t e n
te vegetatie een schrale vegetatie te o n t -
paddestoelen.
schraald t e w o r d e n , b i j v o o r b e e l d d o o r
lia van kleine paddestoelen die kunnen w o r d e n beschadigd; 2. op de bodem levende, langzaam groeiende mossen w o r d e n vertrapt; 3. op kleine kalkbrokjes levende k o r s t m o s sen w o r d e n vertrapt; 4. laatbloeiende plantensoorten krijgen geen
wikkelen v o l d o e t alleen beweiding waarschijnlijk niet. H i e r dient maximaal ver-
L i n d e bovenste bodemlagen levende myce-
DISCUSSIE
kans zaad t e zetten; 5. larven en eieren van op en in de bovenste
t w e e maal per jaar te maaien met afvoe-
Ondanks dat er van veel t e r r e i n e n van de
bodemlaag levende insecten kunnen inten-
ren van het maalsel, eventueel gevolgd
p e r i o d e v o o r 1986 v r i j w e l geen mycologi-
sieve vertrapping wellicht niet overleven.
d o o r nabeweiding.
sche gegevens beschikbaar zijn, lijkt bij enige
Een k o r t e r e , minder intensieve, periodieke
3. D e v o o r paddestoelen waardevolste ge-
terreinen het aantal s o o r t e n wasplaten afge-
schapenbegrazing, waarbij de dieren 's nachts
bieden zijn steeds (eeuwen-)oude gebie-
nomen te zijn. Voorbeelden hiervan zijn de
buiten het terrein verblijven, lijkt aan boven-
den. Deze zijn o o k vrijwel steeds botanisch
Kunderberg, de Bemelerberg en de Dijken
staande bezwaren tegemoet te kunnen komen.
belangrijk, o n d e r meer omdat er vaak gra-
Julianakanaal. D i t is g e b e u r d ondanks de
Een alternatief kan bestaan uit het geduren-
diënten van kalkrijke naar minder kalkrij-
v o o r t z e t t i n g van het reguliere beheer. D e
ke b o d e m aanwezig zijn. O m d a t de o n t -
vraag rijst dan o o k of het huidige beheer wel
wikkelingsduur van dergelijke waardevol-
voldoet o m de waarden in de terreinen op de
le terreinen zo lang is (minstens tientallen
lange duur te behouden.
jaren), m o e t er zeer zuinig en uiterst zorg-
O p oude foto's van kalkgraslanden en o o k in
vuldig mee omgegaan w o r d e n . H e t zal dui-
huidige situaties waar deze nog traditioneel in
FIGUUR? Gewoon sneeuwzwammetje (Hygrocybe virgínea) (foto; P.J. Keizer).
FIGUUR 8 Maaisporen op Wijlre-aki¡.ers (foto: P.j. Keizer).
NATUUimiSTORISCH
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG 9 !
MAANDBLAD
de langere tijd begrazen m e t minder schapen in het t e r r e i n , zoals o p de Bemelerberg gebeurt. Nadeel van deze m e t h o d e is dat de schapen vooral bloeiende planten eten, en bij een lage dichtheid het t e r r e i n niet genoeg k o r t houden. H i e r d o o r w o r d t de gewenste verschraling en het ontstaan van open plek-
TABEL VA Terreinen met meer dan acht saarten wasplaten vanaf 1986: mycologische waarde hoog. X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria. Clavulinopsis, Geoglossum; satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten. Terreinen/ aantal soorten paddestoelen
Voor 1986 Knotsvormige paddestoelen
jes in de vegetatie onvoldoendegerealiseerd.
M a a i e n p l u s a f v o e r e n van het maalsel gebeurt dikwijls met relatief zware machines, zoals onder andere in de W i j l e akkers en graslanden in het Gerendal. Daarbij w o r d t de bovenste bodemlaag al snel kapotgereden, waarbij een aanzienlijke insporing te zien is (figuur 8). D i t t r e e d t sterker op naarmate er meer regen is gevallen. Het effect is enigszins verge-
65
Berghofweide + Dikkersweide (Stokhem)
1
Dijken Julianakanaal (Elsloo. Bunde) Cottessergroeve, Cottesserbeek Bemelerberg O + W (Bemelen; Nijswiller West Houthemerheide (Vilt) Dalhelling Gulp (Slenaken) Gerendal alle terreinen Goudsberg Hoefijzer (Bemelen)
Vanaf 1986 SatijnWasplaten Knotsvormige zwammen en verwanten paddestoelen
SatijnWasplaten zwammen en verwanten
2
6
5
16
19
X
X
X
10
11
19
X 5 X X X X X 0
1 2 x X X X X 1
X 20 X X X X X 1
8 1 2 4 4 3 6 1
7 10 3 5 2 2 7 3
14 13 13 11 10 10 10 9
lijkbaar m e t het vertrappen van de bodem d o o r dieren zoals hierboven beschreven. Bovendien blijkt in de praktijk dat een deel van het maalsel achter blijft op het terrein, waar
TABEL VB Terreinen met een hoge mycologische l<waliteit Verklaring van beheerders: zie bijschrift bij tabel II. Terreinen
km-hok
Beheerder
nalaten van, of laat in het jaar maaien van het terrein is o o k zeer ongunstig (Dijken Julianakanaal), omdat er dan snel verruiging van de
Mycologische kwaliteit
Huiilig beheer
Vioiion en Plantaginif-estucion, overgang naar Mesobromion Vioiion overgang naar Mesobromion
hoog
schapenbegrazing
hoog
maaien, sterke invloed maisakker, gefaseerd beheer beweiding
(meeste oppervlakte)
het v e r r o t en een bodembemestend effect heeft (Wylre-akkers). H e t in sommige jaren
Vegetatietype grasland
Bemelerberg
181-317
Oost en west (Bemelen) Berghof- en Dikkersweide (Stokhem)
LL
189-316
SBBenNM
Cottessergroeve, Cottesserbeek Dalhelling Gulp
193-307, 194-307 188-309
LL
vegetatie o p t r e e d t . Kenmerkende s o o r t e n planten en paddestoelen v e r d w i j n e n dan. Hooibeheer is op kalkgraslanden een goede beheersvorm, mits hetzorgvuldigwordtuitgevoerd, bij voorkeur met lichtgewicht machines.
(Slenaken) Dijken julianakanaal (Elsloo, Bunde)
In sommige terreinen w o r d t het zogenaamde g e f a s e e r d m a a i b e h e e r toegepast, m e t het o o g m e r k (zeldzame) insecten te begunstigen. D i t w o r d t uitgevoerd o n d e r andere op de Vrakelberg. H e t bestaat eruit dat terreindelen niet jaarlijks w o r d e n gemaaid. In de niet-gemaaide t e r r e i n g e d e e l t e n v i n d t een zekere vervilting en verruiging plaats, omdat verschraling achterwege blijft. De beschaduwing van de bodem neemt t o e d o o r de g r o t e hoeveelheid d o o d gras en later o o k de t o e genomen struiklaag. D e bedekking van alledaagse slaapmossoorten neemt o o k toe. H e t effect o p de soortendiversiteit van de vegetatie en mycoflora m o e t ongunstig zijn. Veel s o o r t e n zijn immers gebaat bij een lage, open vegetatiestructuur, bijvoorbeeld omdat daar w o r d t voldaan aan de vereiste kiemingsomstandigheden. Kleine s o o r t e n van open plekken kunnen verdwijnen. D e gewenste nectarplanten verschijnen ten dele w e l tijdelijk, maar een aantal voedselplanten van rupsen neemt af Deze ontwikkeling heeft helaas een e n o r m areaal aan kalkgraslanden in het buitenland doorgemaakt, w a a r o n d e r kalkgraslanden in België en Frankrijk.
Gerendal Grachterberg (Schin op Geul) Gerendal Laamhei Gerendal Orchideeëntuin Goudsberg
(Valkenburg) Hoefijzer (Bemelen) Houthemerheide (Vilt) Nijswiller west
7
Droge delen Cynosurion, deels Vioiion Cynosurion
178-323, 179-325, 180-326, 180-327
RWS
Arrhenatherion
hoog (lager/ (matig)
187-316
SBB
Arrhenatherion
laag
187-316
SBB
Mesobromion
matig
187-316
SBB
Mesobromion
matig
zing maaien
188-319
NM
Cynosurion
hoog
beweiding
182-317
LL
hoog
beweiding
184-319
LL
Vioiion overgang naar Mesobromion Cynosurion
hoog
194-313, 194-314
SBB
Cynosurion
hoog
schapenbegrazing koeienbeweiding
hoog hoog
koeienbeweiding maaien, thans onregelmatig en onvoldoende: delen met schapenbegrazing maaien en schapenbegrazing maaien en schapenbegra-
Ruige plekken kunnen het beste in de randen
maaibeheer vooralsnog onvoldoende d o o r
of net buiten het reservaat w o r d e n o n t w i k -
onderzoek zijn o n d e r b o u w d (KEIZER, 2000).
keld. O p de Vrakelberg is te zien hoe een belangrijk deel van het t e r r e i n sterk vervilt is
Een deel van de schraalgraslandreservaten is
d o o r toepassing van deze methode. W e kun-
e r n s t i g aangetast d o o r de t o e v o e r v a n
nen echter aannemen datde vlinder Bruin dik-
m e s t s t o f f e n vanuit naastliggende land-
kopje (Erynnis tages), w a a r v o o r dit beheer is
b o u w p e r c e l e n , t e r w i j l maatregelen o m d i t
ingesteld (mond. med. C. v.d. Heuvel, Staats-
tegen te gaan zijn uitgebleven. Voorbeelden
bosbeheer), allang v ó ó r de start van het gefa-
zijn de Berghofweide en Nijswiller o o s t (Ker-
seerd beheer in het terrein aanwezig was. Er
risgracht). H e t instellen van bufferzones, aan-
kan vastgesteld w o r d e n dat de veronderstel-
kopen van strategisch gelegen percelen en
degunstige effecten o p insecten van gefaseerd
eventueel zelfs het inzetten van technische
A P R I L 2 0 0 2 lAAIlGANG 9 !
66
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
oplossingen o m de mestinvoer tegen t e gaan,
trients compared w i t h other soil types. This
is een moeilijl<e problematiek. Deze m o e t
paper discusses t w o mycologically interest-
niettemin hoge p r i o r i t e i t krijgen.
ing habitats, forests and grasslands. T h e volume of mycological data f r o m forests is
D e ontwikkelingsperiode van een m y c o l o -
limited, but they seem t o be important sites
gisch waardevol terrein van minstens circa 50
f o r s o m e s a p r o t r o p h i c fungi, especially
jaar is erg lang ten opzichte van de looptijd
those of the genus Lepiota. Forests on lime-
van beheersplannen, de standplaats van be-
stone in the neighbouring countries are of-
heerders en hun bazen en besturen van ge-
ten richer in ectomycorrhiza-forming fun-
meenten. H e t is daarom erg belangrijk o m de
gi, such as Cortinarius
species, a difference
c o n t i n u ï t e i t in het beheer zo goed moge-
which may stem f r o m differences in forest
M A A N D B L A D
Wetenschappelijke Mededeling KNNV 212. Stichting Uitgeverij KNNV. Utrecht. C E N T R A A L B U R E A U V O O R DE STATISTIEK, 1997. BioBase,
Register biodiversiteit. Centraal Bureau voor Statistiek Voorburg/Heerlen, J A H N , H., 1986. D e r "Satanspilzhang" bei Glesse (Ottenstein), Süd-Niedersachsen, Zur Pilzvegetation des Seggen-Hangbuchenwaldes im Weserbergland und außedialb. Westfälische Pilzbriefe X-Xl Band Heft 8b. Uitgever D r H. Jahn, Detmold, KEIZER, P.J., 1993, The ecology of macromycetes in roadside verges planted with trees. Proefschrift Landbouw Universiteit Wageningen, Wageningen, KEIZER, P,J., 2000, Een kanttekening bij gefaseerd maaibeheer De Levende Natuur IOI(2):4l-42.
lijk vast t e leggen in de beheersplannen en
management methods.
-overeenkomsten. Alleen een zeer lang vol-
The high botanical value of the (calcareous)
KELDERMAN, P.H., 1994. Parasolzwammen van Zuid-Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht.
g e h o u d e n b e h e e r kan de v o o r w a a r d e n
grassland reserves has been maintained by
NEDERLANDSE
scheppen w a a r o n d e r de waardevolle myco-
prolonged suitable grassland management.
flora zich kan o n t p l o o i e n .
These grasslands are also importantforfungi. Thegradients from alkaline t o acidic soil types, which are mainly present in the oldest r e serves, are most valuable f r o m a mycological
SUMMARY FUNGI OF LIMBURG
CONSERVA-
T I O N AREAS A N D THEIR
INDICA-
2000,
RALD, E. 1985. Vokshatte som indikaterarterformykologisk vaerdifulde overdrevslokaliteter Svampe I 1:1-9. SCHAMINÉE, J , H . J . & J . H . W I L L E M S , in prep. Schrale helling-
graslanden in Zuid-Limburg. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht
reserves suffer f r o m eutrophication f r o m
SCHAMINÉE,J.H.J., A H . F . S T O R T E L D E R & E . J . W E E D A , 1996,
adjacent agricultural fields and inadequate
Vegetatie van Nederiand 3, Graslanden, Zomen, Droge Heiden, Opulus Press, Uppsala/Leiden,
vulnerable and valuable grassland fungi.
T h e southern part o f the province o f Lim-
w h e r e limestone comes near the surface.
LITERATUUR
This implies high soil p H values and consid-
ARNOLDS, E „ 1994. Paddestoelen en graslandbeheer In:
erable differences in the availability of nu-
Kuyper Th.W, (ed.) Paddestoelen en natuurbeheer
CLAWm
STORTELDER, A . F . H „ J , H . J . SCHAMINÉE, & P . W , F , M , H O M -
MEL. 1999. De Vegetatie van Nederiand 5, Ruigten, Struwelen, Bossen, Opulus Press, Uppsala/Leiden, WILLEMS, J , H . , 1987, Ons Krijtland Zuid-Limburg VI. Kalkgrasland in Zuid-Limburg. Wetenschappelijke Mededeling KNNV 212. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht.
burg is t h e only place in the Netherlands
DE INKTVISZWAM,
VERENIGING,
point of view. Several important grassland
management, causing a decline in the most
TIVE V A L U E FOR M A N A G E M E N T
MYCOLOGISCHE
Verspreidingsatlas Agaricales. Kaartenbijlage Overzicht van de Paddestoelen in Nederland. Nederiandse Mycololgische Vereneniging, Baam.
W E E D A , E.J., R. W E S T R A , C H . W E S T R A & T . W E S T R A , 1994.
Nederiandse Oecologische Flora 5. IVN, VARA, VEWIN en Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht,
ARCHERI
AL 20 JAAR E E N T R O U W E GAST IN L I M B U R G jAG.
Bollen, Het Einde 39, 6181 jS Elsloo
Als a m a t e u r m y c o l o o g hoop je a l t i j d op b i j z o n -
in een hellingbos tussen Elsloo en Bunde. Vanaf
dere v o n d s t e n t i j d e n s i n v e n t a r i s a t i e -
1980 t o t en m e t 2000 w e r d de v i n d p l a a t s
w e r k z a a m h e d e n , liefst s o o r t e n die v o o r Neder-
j a a r l i j k s vele malen bezocht en w e r d e n de
land nieuw o f (zeer) zeldzaam z i j n . Eén van de
v r u c h t l i c h a m e n zo n a u w k e u r i g m o g e l i j k g e t e l d .
spectaculaire o n t d e k k i n g e n was zeker de v o n d s t
Het r e s u l t a a t en de b e v i n d i n g e n w o r d e n i n d i t
van de I n k t v i s z w a m (Clathrus
a r t i k e l nader t o e g e l i c h t .
archeri)
BESCHRIJVING VAN DE SOORT C L A W m ARCHERI ( m u m ) DRINGS 1980 (AHTHURUS ARCHERI ( m i ) FISCHER 1886) D e Inktviszwam o n t w i k k e l t z i c h , gedeeltelijk
i n 1980
o n d e r de g r o n d , in relatief kleine k o g e l - t o t
l i c h t b r u i n , niet zelden m e t een v i o l e t t e
enigszins p e e r v o r m i g e , w i t a c h t i g e e i e r e n .
zweem. Aan de basis zijn de eieren v e r b o n -
Deze eieren lijken op kleine "duivelseieren"
den m e t h e t m y c e l i u m d o o r relatief dikke my-
van de G r o t e stinkzwam (Phallus
celiumstrengen. Bij rijpheid gaat het o m h u l -
impudicus);
ze zijn 3,5 t o t 4(5) cm breed, 2,5 t o t 3(5) c m
sel ( e x o p e r i d i u m ) onregelmatige v o u w e n
h o o g en w o r d e n snel grijsachtigbruin t o t
vertonen en scheurt het uiteindelijk aan de
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAARGANG 91
M A A N D B L A D
67
FIGUUR I
FIGUUR 2
Zich openende eieren van de Intkviszwam (Clathrus archeri) {foto:}. Bollen).
Noor buiten schuivend receptaculunt van de lnl
t o p open (figuur I ) . Meestal schuift 's nachts
w a a r d o o r de glebaresten aan hun poten blij-
o n d e r andere in h e t Schwarzwald (DÄHN-
een banaanvormig, b l o e d r o o d lichaam naar
ven hangen. Z e dragen zo bij aan de versprei-
C K E , 1 9 8 9 ; K R E I S E L , 1987; H E N N I G & K R E I S E L ,
buiten (het receptaculum) (figuur 2). Is de
ding van de Inktviszwam. H e t gehele vrucht-
1986) hier t o t 7 8 0 m e t e r hoogte. In de Alpen
lichaam is tamelijk bros. D e sporen zijn kleur-
is de Inktviszwam zelfs t o t circa 1 0 0 0 meter
in vier t o t acht, spits uitlopende tongen van 5
loos en smal elliptisch, glad, ( 5 , 5 ) 6-7 x 2-2,5
gevonden (mondelinge mededeling P. Kel-
t o t 1 0 ( 1 5 ) cm lengte. Deze buigen zich lang-
jj.m. Basidiën in de gleba zijn knotsvormig met
d e r m a n ) . D e s o o r t k o m t v e r d e r v o o r in
zaam convex uit, zodat een m o o i e vleesrode
zes sterigmen (steeltjes waarop de sporen
Noord-Spanje, België, Tsjechië en O o s t e n -
s t e r v o r m ontstaat (figuur 3). In het beginsta-
rijpen).
rijk. D e Inktviszwam w e r d v o o r het eerst in
volle lengte bereikt dan deelt dit lichaam zich
dium kunnen de slippen nog m e t elkaar ver-
1973
b o n d e n zijn (figuur 4). H e t r e c e p t a c u l u m
1995).
in Nederland gevonden ( A R N O L D S et o/.,
k o m t dan meestal los van het omhulsel t e zitten. D e binnenzijde van de uitgroeisels zijn aan de b o v e n k a n t bij volle r i j p h e i d m o o i
OORSPRONG EN VERSPREIDING
vleeskleurig r o o d t o t k a r m i j n r o o d en vlekkig
1
t o t netvormig bedekt met kleverige donke-
D e I n k t v i s z w a m is inheems in A u s t r a l i ë ,
GEOLOGIE EN ECOLOGIE VAN DE VINDPLAATS
re olijfkleurige glebaresten (sporendragende
Nieuw-Zeeland, Zuidoost-Azië, Zuid-Afrika
laag). Deze verspreiden een zeer sterke aas-
en Indonesië ( A R N O L D S et al., 1 9 9 5 ) . Volgens
D e groeiplaats tussen Elsloo en Bunde be-
geur. Aasvliegen aangelokt d o o r deze geur en
B R E I T E N B A C H & K R A N Z L I N ( 1 9 8 6 ) z o u de
v i n d t zich o p een helling van een naar h e t
kleur, zuigen de kleverige substantie op met
Inktviszwam vanuit Australië of N i e u w - Z e e -
n o o r d w e s t e n geëxponeerd hellingbos. H e t
de hier aanwezige sporen ( D Ö R F E L T , 1 9 8 9 ) .
land, waarschijnlijk via w o l i m p o r t of v o o r mi-
bovendeel bestaat uit deels weg geërodeer-
Via hun uitwerpselen w o r d e n de sporen ver-
litaire verpleging, in Europa zijn terechtgeko-
de pleistocene lössafzettingen, direct gelegen
volgens verspreid. D i e r e n kunnen o o k het
men. D e eerste meldingen dateren uit 1 9 1 4
op pleistocene Maasafzettingen (grind, zand
vervoer op zich nemen ( M E I J E R , 1 9 7 6 ) . H o e
van de Vogezen ( F r a n k r i j k ) . Vanaf 1 9 3 4
en klei) behorende t o t de f o r m a d e van Kref-
gemakkelijk t r a p t een Das, Eekhoorn, Konijn,
neemt het aantal meldingen t o e en vindt een
tenheye ( F E L D E R et al., 1 9 7 7 ) . In de lagere re-
Ree, muis o f Vos niet op een vruchtlichaam.
geleidelijke uitbreiding over Duitsland plaats,
gionen is er sprake van dagzomend Tertiair
FIGUUR 3 Typische ster/orm van de Inktviszwam (Clathrus archeri) (foto: j. Bollen).
FIGUUR 4 Beginstadium stervorm van de Inktviszwam (Clathrus archeri) (foto:}. Bollen).
A P R I L 2 0 0 2 l A A K G A N G 91
68
FIGUUR 5 Fruaificatie Inktviszwam (Clathrus archeri) periode 1980-2000.
I rijpe vrucht
1980
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
onrijpe vruchtlichaam| • rijpe vruchtllchaam
FIGUUR 6 Fructificatie Inktviszwam (Clathrus archeri) per maand.
1998
M A A N D B L A D
juni
juli
augustus september oktober
zand (lemige zanden van de formatie Breda
Scherpe collybia (Col/ybio peronatum) en de Es-
en zelfs een indrogingseffect veroorzaken.
en H e k s e n b e r g ) . A a n de basis d a g z o o m t
d o o r n h o u t k n o t s z w a m (Xylaria
In 1984 heeft het mycelium zich dermate uitge-
longipes).
plaatselijk de f o r m a t i e van Rupel: klei m e t
breid dat er op dat moment al 59 wel of niet
glauconiet-houdende fijne zanden. Daar de
geopende vruchdichamen w o r d e n gevonden. Er dient rekening te worden gehouden met het
aanwezige lössafzettingen niet kalkhoudend zijn, bevat de humusrijke vindplaats o o k g e e n kalk (FELDERet o/., 1977). Metingen van de p H
METHODE VAN HET ONDERZOEK
feit dat een klein percentage als "zoekfout" ingecalculeerd moet worden, daar niet steeds alle vruchtlichamen d o o r de bodembegroeiing
op de vindplaats lieten waarden zien die varieerden van 5,7 in het hoogste gedeelte van
Bij de tellingen van 1980 t o t en met 2000 w e r d
de helling t o t 4,8 in de lagere delen. De p H -
zichtbaar waren. Niet onvermeld mag blijven
de vindplaats acht t o t twaalf keer per maand
dat bij de observaties in eerste instantie sprake
metingen w e r d e n zowel in het voorjaar als in
bezocht steeds over de periode vanaf mei-juni
was van fructificatie in het bovenste deel van de
het najaar v e r r i c h t
totoktober-november. Bij de tellingen werden
helling. Pas in de latere jaren vond een duidelij-
D e flora w o r d t g e k e n m e r k t d o o r Bosane-
niet alleen de rijpe (geopende) vruchtlichamen
ke verspreiding plaats, aanvankelijkalleen op de
Grootbloem-
geteld maar o o k de exemplaren die dit stadium
eerste helling, later naar andere hellingen ter-
holostea) Gevlekte aronskelk
nog niet hadden bereikt, namelijk de "duivelse-
wijl zelfs nabij woonhuizen de Inktviszwam is
ieren". Tevens w e r d er op gelet dat dubbeltel-
aangetroffen (meldingen van diverse informan-
m o o n (Anemone muur (Stellaha
(Arum maculatum)
nemorosa),
en Dagkoekoeksbloem (Si-
lene dioica). D e begeleidende zwammenflora
ling t o t een minimum w e r d b e p e r k t
zwam een tamelijke vroege soort is, die soms
op de vindplaats bestaat uit mycorrhizapaddestoelen waaronder Goudplaatzwam (Pliyllopo-
rus pelletieri), G e w o n e heksenboleet (Boletus
reeds in juni kan verschijnen. De top bereikt de
DE T E L L I N G E N
Inktviszwam in juli, waarna een geleidelijke da-
erythropus), Roodsteelfluweelboleet (Boletus
H o e w e l de eerste vondst in 1980 w e r d ge-
chr/senteron),
(Russula
daan, is het niet onmogelijk dat de Inktviszwam
Regenboogrussula (Russula cya-
reeds eerder aanwezig was, bijvoorbeeld in de
amoenolens),
Scherpe kamrussula
noxantha), Grofplaatrussula (Russula nigricans),
Paarsstelige pastelrussula (Russula
v o r m van een mycelium. W i j moeten de pe-
violeipes).
riode t o t 1983 beschouwen als een vestigings-
Gele knolamaniet (Amanita citrina) en Parela-
fase gezien de w e l zeer geringe aantallen die
maniet (Amanita
Als saprofiet
toen werden waargenomen. In figuur 5 is de
groeien er voornamelijk Knolparasolzwam
som van de tellingen gescheiden weergegeven.
(Macrolepiota
H e t is niet reëel o m vruchdichamen als ei of
rubescens).
rachodes). G e w o n e hertezwam
(Pluteus cervinus). Paarse schijnridder (Lepista
t o t rijpheid gekomen (geopende) vruchdicha-
nuda). Roodbruine schijnridderzwam (Lepista
men apart te behandelen. Weersveranderin-
flacdda), Nevelzwam (Clitocybe nebularis), Bo-
gen zoals plotselinge droogte kunnen de ont-
t e r c o l l y b i a (Collybia
butyracea
var.
asmea),
ten). Figuur 6 laat duidelijk zien dat de Inktvis-
wikkeling t o t volle wasdom sterk afremmen
ling in zet t o t in oktober. Topjaren waren 1987 en 2000 met respectievelijk 169 en 243 geopende vruchdichamen. Het zoeken van de duivelseieren vereist heel wat speurwerken voorzichtigheid, daar ze in het grove strooisel nauwelijks opvallen. In 20 jaar onderzoek zijn ruim 2500 vruchdichamen waargenomen, waaronder I 167 geopende vruchdichamen. Uiteraard rijst de vraag; waarom er, over een lange reeks van jaren gezien, zo'n duidelijke verschillen aanwezig zijn. H e t is van belang de klimatologische omstandigheden met bovenstaande fructificades eens te vergelijken.
I neerslag in m m
• neerslag in m m FIGUUR 7 Temperatuur en neerslag in 1987.
temperatuur in °C
FIGUUR 8 Temperatuur en neerslag in 1989.
temperatuur in ° C
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAARGANG 91
M A A N D B L A D
69
TABEL I
Temperatuur en neerslag in april en mei 1987 en 1989. 1987
temperatuur neerslag
1989
temperatuur neerslag
april
ll,2°C
mei
I0,2°C
april
22,8 mm
mei
66,1 mm
april
7,4 ° C
mei
IS,0'>C
april
106 mm
mei
18,8 mm
(gemiddeld I 0 , 7 ° C ) (gemiddeld 44,45 mm)
(gemiddeld I l , 3 ° C ) (gemiddeld 62,4 mm)
KLIMATOLOGISCHE INVLOEDEN OP DE FRUCTIFICATIE
I neerslag in m m FIGUUR 9 Temperatuur en neerslag in 1990.
temperatuur in " C
licht extremer; april was koel en opvallend nat,
sel. D e bekende vondsten uit de Vogezen,
terwijl mei juist warm en droog was. Figuur 7
Schwarzwald en de Alpen wijzen echter wel
geeftaan dat de maand juni in 1987, waarin geen
in die richting.
vruchtlichamen werden gevormd, vooral in het Interessant is natuurlijk de vergelijking tussen
begin uitzonderlijk nat was. Hoewel het voor-
DANKWOORD
eengoed en een slecht jaar. Z o was 1987 v o o r
jaar van 1989 gemiddeld w a r m e r was, is het
Dank gaat uit naar het Staatsbosbeheer
de Inktviszwam een uitzonderlijkgoed jaar en
hoger gemiddelde aantal vruchdichamen toch
verleende
1989 bijvoorbeeld slecht Jaren m e t duidelij-
te wijten aan de invloed van een warme mei-
Kelderman,
ke verschillen, dicht bij elkaar zijn ideaal v o o r
maand, want april was koel en nat en opvallend
het op de rails zetten van dit artikel.
een vergelijking. Alhoewel 1996 eveneens een
kouder dan in 1987 (figuur 9).
slecht jaar was, is nietduidelijkof d i t t e wijten
Als derde jaar in de vergelijking is 1990 van
vergunningen.
voor de
Verder dank aan Piet
Yvanka Pfeifer en jan l-lermans voor
is geweest aan uitputting van het mycelium o f
belang (figuur 5 en 9). Geen uitstekend maar
aan andere oorzaken.
wel een goed jaar. D e gemiddelde tempera-
In figuur 7 w o r d e n de temperaturen en neer-
t u u r over april en mei is vergelijkbaar met die
slaggemiddelden per maand (april t o t en met
van 1989 namelijk I 1,4 °C. De neerslag was in
CLATHRUS ARCHERI A T THE
oktober) over het jaar 1987 aangegeven en in
1990 minder dan in 1989 namelijk 33,3 m m ,
B U N D E R B O S FOREST
figuur 8 over 1989. D e verschillen zijn duidelijk.
maar o o k I 1,1 m m minder dan in 1987.
SUMMARY
,
Over de periode april t o t en met oktober bleek
The Bunderbos, a n a r r o w deciduous forest
1987 wat vochtiger dan het langjarig gemeten
situated between the villages of Bunde and
gemiddelde op en nabij gelegen vliegveld Beek, namelijk 452,3 mm in 1987 tegen 434 mm ge-
Elsloo, has a length of 5 km. It has been reg-
CONCLUSIE
,
middeld in 1989. Het verschil lijkt echter klein,
ularly surveyed f o r fruiting bodies o f t h e fungus Clathrus archeri over the past 20 years
terwijl o o k de temperatuur niet veel afweek
W a a r o m de Inktviszwam juist op deze lokatie
van het langjarig gemiddelde van 13,76 ° C te-
(1980-2000). The best year was 2000, when
aanwezig is en bijvoorbeeld niet honderd me-
243 fruiting bodies w e r e found. Clathrus
gen 13,45 °C. W o r d e n hier tegenover de cij-
ter naar links of naar rechts, is nog niet duide-
archeri is a "red-list" species, which is very
fers van 1989 geplaatst; neerslag 380,7 mm (ge-
lijk. W e l is duidelijk dat de s o o r t een zuur mi-
rare in Europe and is native t o Australia,
middeld 434 mm) en de temperatuur 14,71 ° C
lieu prefereert en een v o o r k e u r heeft v o o r
N e w Zealand, Southeast Asia, South Africa
(gemiddeld 13,45 °C) dan is te zien dat 1989
een dikke, rulle humeuze bodem. Hoge t e m -
and Indonesia. It was first discovered in Europe in 1914, in France (Vosges).
over de genoemde periode ongeveer I ° C
peraturen in combinatie met erg natte perio-
w a r m e r was en dat er circa 70 m m minder
des zijn ongunstig en werken remmend op een
neerslagviel dan in 1987. Ditgeeft mogelijk wel
optimale fructificatie. In hoeverre het myce-
een indicatie over een eventuele slechte totale
lium zelfs op dergelijke weersomstandigheden
fructificatie bij warmer en/of droger weer. Blijft
reageert is niet bekend. Bij plotselinge droog-
de vraag waarom er in het topjaar 1987 in de
te gepaard gaande m e t hoge t e m p e r a t u r e n
maand juni geen vruchtlichamen zijn gevonden
komen de reeds ontwikkelde eieren niet ver-
en in het slechte jaar 1989 wel? Hoogstwaar-
der t o t rijping. Uit de tellingen bleek dat slechts
schijnlijk is een v o o r de soort uitstekend voor-
de helft van alle vruchtlichamen zich uiteinde-
jaar van essentieel belang v o o r een optimale
lijk t o t fertiele organismen ontwikkelde. Sa-
o n t w i k k e l i n g van h e t mycelium. Derhalve
mengevat maggeconcludeerd w o r d e n dat een
w o r d t degemiddelde neerslag en temperatuur
matige neerslag samen met gematigde tempe-
over de maanden april en mei van de jaren 1987
raturen garant staan v o o r een goede fructifi-
en 1989 vergeleken. Tabel I geeft aan dat april
catie. H e t gegeven dat de Inkviszwam o o k in
en mei samen in 1987 samen gemiddeld een
tropische en subtropische regio v o o r k o m t ,
halve graad koeler waren en niet erg nat ten
doet de vraag rijzen of de s o o r t aldaar niet in
opzichte van dezelfde periode in 1989. Maar in
bergachtige, koele streken w o r d t aangetrof-
dat jaar waren de weersomstandigheden wel-
fen? D e literatuur geeft hierover geen uitsluit-
LITERATUUR A R N O L D S . E., T H . KUYPER & W . M . E . N O O R D E L O O S (red.),
1995. Overzicht van de paddestoelen in Nederland, NedeHandse Mycologische Vereniging, Wijster BREITENBACH.J. & F. KRÄNZLIN. 1986. Pilze der Schweiz, Band. 2, Nichtblätteipilze. Verlag Mycologia, Luzem: 398-399. DÖRFELT, H., 1989. Lexikon der Mykologie. Gustav Fisher Veriag, Stuttgart: tafel 48, 224-225,
DÄHNCKE, R., 1993, 1200 Pilze in Farbfotos. AT Veriag, Arau/Schweiz, FELDER, W , et al., 1977, Geologisch kaart van Zuid-Limburg en omgeving. Opper^laktekaart, Rijks Geologische Dienst. Heerien Haariem, KREISEL, H , 1987, Pilzflora der Deutschen Demokratischen Republik. VEB. Gustav Fischer Veriag, Jena. MEIJER, P. 1976. Paddestoelen. Kosmos. Amsterdam/Antwerpen. H E N N I G M . & H . KREISEL, 1986. Handbuch fur Pilzkunde,
Band 2. Gustav Fischen Veriag Jena.
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAAKGANG 91
70
M A A N D B L A D
een paddestoel is het maken en verspreiden
INDELING VAN DE PADDESTOELEN
van sporen. D a a r o m bestaan de meeste en belangrijkste determinatiekenmerken uit de s p o r e n v o r m e n d e weefsels van de padde-
S.M.M.P.
Verheesen, P. de Beaufortstraat
I, 6231
EB
Meerssen
stoel. Ondanks de g r o t e v o r m e n - e n kleurenr i j k d o m van de paddestoelen zijn v o r m en kleur niet de belangrijkste constante deter-
De taxonomie van paddestoelen w o r d t vaak om de vele soorten als moeilijk bestempeld; meer dan
4000
in Nederland, tegenover circa
1 4 5 0 hogere plantensoorten en 5 0 0 gewervelde diersoorten. Bovendien
minatiekenmerken. Een paddestoel leeft vaak niet langer dan een week en maakt daardoor in zeer k o r t e djd alle v o r m - en kleurveranderingen d o o r van jong t o t o u d . Vandaar dat v o o r een determinatie die niet meteen in het
zijn veel determinatiekenmerken van paddestoelen alleen goed met een microscoop te zien, omdat veel kenmerken terug te vinden zijn in de
veld lukt, het vaak noodzakelijk is een collectie van een jong, een volwassen en een oud exemplaar te verzamelen o m alle kenmerken
sporenvormende delen van paddestoelen. Toch blijkt uit d i t thema-
bij nader o n d e r z o e k waar t e kunnen nemen.
nummer dat het juist zeer effectief is om te monitoren met een beperkt aantal soorten die goed in het veld herkenbaar zijn én indicatief zijn voor het milieu en het beheer van de vindplaats. Van de
4000
soorten zijn zeker enkele honderden soorten met het blote oog of
SPOREN EN HYMENIUM Het hymenium, hetsporenvormend weefsel, is dus hét kenmerk waar in eerste instantie naar gekeken m o e t w o r d e n . Bij de taxonomische
eventueel met een loep goed herkenbaar in het veld. Op deze soorten
indeling is dan o o k te zien dat er meteen een
richten zich ook recente paddestoelencursussen ( D A M etal., 2 0 0 1 ) en
verschil w o r d t gemaakt tussen de " s o o r t " spo-
determinatiesleutels met veldkenmerken in de recente mycologische
stoelspore is circa 0,01 mm g r o o t en is dus qua
literatuur
(KEIZER, 2001; VERMEULEN,
COURTECUISSE,
1994; K i B B Y , 2000).
1999; TRÖGER & H Ü B S C H ,
1990;
Ook het "paddestoelenmeetnet", het
nationale monitoringsproject, richt zich op "goed in het veld herkenbare en indicatieve soorten"
(ARNOLDS
re: steeltjes-spore of zakjes-spore. Een padde-
v o r m en grootte niet in het veld waar te nemen. D e kleur van een spore is wel in het veld waarneembaar indien de vele sporen een poeder vormen. De kleur van de spore is dan te zien aan de kleur van het sporenpoeder (figuur 2).
& VEERKAMP, 1999).
S T E E L T J E S S P O R E N UIT B A S I D I O F U N G I INDELING VAN PADDESTOELEN IN GROEPEN
TAXONOMISCHE INDELING
laag cellen die uitwendig sporen vormen. Die
In Nederland is de recente stand van zaken betreffende de taxonomie van paddestoelen te vinden in het boek Overzicht van de Paddestoelen in Nederland ( A R N O L D S et ai. 1995). Hierin
GROTE PADDESTOELEN (MACROFUNGI) EN S C H I M M E L S ( M I C R O F U N G I )
staan alle soorten, die in Nederland zijn gevon-
In de praktijk k o m t het niet v o o r dat één per-
den beschreven, inclusief verwijzingen naar li-
soon alle paddestoelen van Nederland o o i t in
teratuur en afbeeldingen. Per jaar w o r d e n en-
zijn leven ziet of k e n t Een praktische indeling in
kele tientallen nieuwe soorten gevonden en
t w e e groepen is die in " g r o t e paddestoelen
beschreven. Vandaar dat er o m de zoveel jaar
(macrofungi)" en "kleine paddestoelen (micro-
een nieuwe uitgave verschijnt In detussentijd
fungi)". O m d a t de macrofungi vruchtlichamen
w o r d t de laatste stand van zaken bijgehouden
vormen die m e t het blote o o g zichtbaar zijn
op de internetpagina www-m/f!sc/./cun.n//nmv.
(groter dan I mm) houdt de veldbiologie zich
H e t boekgeefteen taxonomische indeling, die
alleen bezig met deze groep van paddestoelen.
o o k hier w o r d t aangehouden (zie tabel I). H e -
D e microfungi die altijd vruchdichamen vor-
laas is er niet één flora van paddestoelen, één
men die kleinerzijn dan I mm en die in de volks-
zogenaamd determinatieboek waar alle soor-
mond o o k wel schimmels w o r d e n genoemd
ten van Nederland in staan. Een serie deter-
(zie figuur I ) , zijn meer het terrein van de bio-
minatieboeken van alle Nederlandse soorten
chemie, voeding- en medische technologie.
( B A S et
ai,
1 9 8 8 ; 1 9 9 0 ; 1 9 9 5 ; 1 9 9 9 , N O O R D E L O O S et
ai,
is w e l bezig t e verschijnen
2 0 0 1 ) . De taxonomische indeling staat aangegeven in tabel II.
Allereerst w o r d t het hymenium van de Basidiofungi bekeken. H e t hymenium bestaat uit één
i
VRUCHTEN D I E SPOREN MAKEN
FIGUUR I
Paddestoelen zijn vruchten en het doel van
Een lagere schimmel op beschimmeld brood (foto: H. Henczyk).
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAARGAHG
M A A N D B L A D
7!
TABEL I
TABEL II Enkele voort}eelden van veel voorkomende groepen en geslachten.
Planten - Schimmels - Dieren - Protoctisten - Bacteriën (MARGULIS et al., 1994) Schimmels (Fungi) (ARNOLDS el al., 1995) Steeltjeszwammen (Basidlofungi)
Plaatjeszwam Agaricales
Taxonomische indeling van paddestoelen (macrofungi) (Arnolds, et al.. 1995).
Vlieszwammen (Hymenofungi) Helesteeltjeszwammen (Holobasidiofungi) Plaatjeszwammen en boleten (Agaricales) Plaatjesloze vlieszwammen (Aphyllophorales) Gedeelde steeltjescelzwammen (Phragmobasidiofungj) Buikzwammen (Gasterofungi) Zakjeszwammen (Ascofungi)
FIGUUR 2 De Ecfite honingzwam (Armillaria mellea), een zogenaomde w/tspoorder, herkenbaar aan zijn witte sporenpoeder (foto: H. Henczyk).
Plaatjesloze vlies- Gedeelde steelzwam tjes celzwam Aphyllophorales Phragmobos/drofungi
Zwartspoorders Cantharellen - champignon • inktzwam - franjehoed Bruinspoorders Stekelzwammen - gordijnzwam Hydnoide fungi - vezelkop
Trilzwammen (Tremella)
Buikzwam : Gosterofungf '
Schijfzakjeszwam - bekerzwammen - morielies - kluifzwammen Kernzakjeszwam - knotszwammen
Aardappelbovisten (Sderodernra)
Judasoren (Auricuhriaj
Geel-roze spoor- Knotszwammen ders en koraalzwam- hertezwam men - melkzwam Clavarioide fungi - russula Korstzwammen Witspoorders Corticoide fungi - amaniet - russula Boleten Poriezwammen - boleten (houtzwammen) (Bo/etus) Poroide fungi - berkeboleten (Leccinum) - ringboleten (Suillus)
Zakjeszwam Ascofungi
Stuifzwammen (Lycoperdon) Aardsterren (Geastrum) Stinkzwammen Echte truffels I - Photos (Tuber) j - Clathrus
Nestzwammen (Cyathus)
LITERATUUR
cellen heten basidiumcellen of steeltjescellen en
v o r m d . Het hymenium kan voorkomen in de
de sporen basidiosporen of steeltjessporen. O p
v o r m van een schijf bij schijfzakjeszwammen, in
een basidiumcel w o r d t op viersteeltjes o o k vier
de v o r m van een beker bij bekerzwammen en
A R N O L D S , E. & M.T. VEERKAMP, 1999. Gids voor de
steeltjessporen gevormd (soms t w e e per cel).
in de v o r m van een harde kern bij kernzakjes-
paddestoelen in het meetnet. Nederlandse Mycologische Vereniging, Baam
H e t hymenium is het kenmerkend verschil tus-
zwammen. Een andere groep zijn de truffels,
sen v l i e s z w a m m e n (Hymeno-fungi) en
waar het sporenvormend weefsel één bolvor-
b u i k z w a m m e n (Gastero-fungi).
mig geheel v o r m t dat ondergronds g r o e i t
Bij de v l i e s z w a m m e n w o r d e n sporen ge-
(Metales),
buisjes bij boleten
SUMMARY
op ribbels bij cantharellen, op stekels
bij stekelzwammen, op knotsen bij knotszwam-
CLASSIFICATION OF FUNGI
r i e z w a m m e n , o o k w e l h o u t z w a m m e n genoemd. Bij de b u i k z w a m m e n worden sporen gemaakt op, aan en in een heel weefsel dat omhuld is d o o r een bolle buikvormige schil. Er is nu nog één groep binnen de basidlofungi over, waar het kenmerkende verschil met alle voorgaand behandelde groepen de v o r m van de basidiumcel is (de steeltjescel waaraan steeltjessporen worden gevormd). De basidiumcel bij alle vooraf behandelde groepen is een héle cel. D e basidiumcel bij de laatste groep, de P h r a g m o b a s i d i o f u n g i , is een cel met t u s s e n w a n d e n , waardoor het lijkt alsof de cel opgesplitst is.
1999. Handleiding
A R N O L D S , E., T . W . K U Y P E R & M.E. N O O R D E L O O S . 1995.
BAS, C . T . W . KUYPER, M.E. N O O R D E L O O S & E . C . VELLINGA.
1988. Flora Agaricina Neerlandica. Volume Fntolomataceae. Balkema, Rotterdam.
I.
BAS, C . T . W . KUYPER, M.E. N O O R D E L O O S & E.C. VELUNGA.
Because o f the many species, the t a x o n o -
1990. Flora Agaricina Neerlandica. Volume 2. Pleurotaceae, Plutaceae.Tricholomataceae (I), Balkema, Rotterdam,
my of fungi is often regarded as difficult.
BAS, C T . W . KUYPER, M.E. N O O R D E L O O S & E.C. V E U I N G A .
A l s o , many characteristics used t o identify
1995. Flora Agaricina Neerlandica. Volume 3. Tncholomataceae (2). Balkema, Rotterdam,
fungi can only be seen p r o p e r l y w i t h a m i -
BAS. C , T . W , KUYPER, M.E. N O O R D E L O O S & E.C. VELUNGA.
men, op koralen bij koraalzwammen, op korsten bij korstzwammen en op de poriën bij po-
E. & M . T . V E E R K A M P ,
paddestoelenmonitonng. Nederlandse Mycologische Vereniging, Baam. Overwicht van de Paddestoelen in Nederland. Nederlandse Mycologische Vereniging, Wijster
maakt aan een vlies dat op plaatjes zit bij plaatjeszwammen {Agaricaks),op
ARNOLDS,
croscope. Nevertheless, m o n i t o r i n g a lim-
l999.FloraAgancina Neeriandica.Volume4.Stn3phanaceae,
ited number o f species that can be easily
Tncholomataceae (3). Balkema, Rotterdam. COURTECUISSE, R. 1994. Guide des champignons de France et d'Europe. Delachaux & Niestié, Pans.
recognized in the field and are indicative o f the environment and management of a site
D A M , N.J., M.J. D A M & S.B.R. HELLEMAN, 2001. Basiscursus
can be very effective. T h e r e are a few hun-
Paddestoelen. Versie l . l . Nijmegen, KEIZER, G.J., 2001. De interactieve paddestoelengids. ETI
dred species which can be recognized by the naked eye o r just w i t h a magnifyingglass. Recent fungi courses, identification keys w i t h field characteristics and mycological literature have focussed on these species. A practical classification of fungi is that dis-
biodiversiteit centrum. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. KiBBY, G . 2000. A user-fnendly key t o the genus Leccinum in Great Britain. Field Mycology I (I): 20 - 29. MARGUUS, L , K. S C H W A R T Z & M . D O L A N . 1994. The
Illustrated Five Kingdoms; A Guide to the diversity of Life on Earth. HarperCollins, New York. N O O R D E L O O S , M.E., T . W . KUYPER & E . C . VELLINGA.
ZAKJESSPOREN UIT ASCOFUNGI
tinguishing a group of "small fungi" ( m i c r o fungi) and a group of "large fungi" (macro-
2001. Flora Agaricina Neeriandica. Volume 5. Agaricaceae. Balkema, Lisse.
H e t hymenium van de ascofungi bestaat uitéén
fungi). Because the macrofungi are those
T R Ö G E R , R. & P. H Ü B S C H . 1990. Einheimische Grospiize;
laag cellen waarbinnen de sporen worden ge-
which can be seen w i t h the naked eye, field
v o r m d . Die cellen heten ascuscellen en de spo-
biology only concerns Itself w i t h this group.
ren ascosporen of zakjessporen. In een zakje
This article t h e r e f o r e surveys t h e t a x o -
(ascus) w o r d e n meestal acht zakjessporen ge-
nomie classification o f t h e macrofungi.
Bestimmungstafein fur Pilzfreunde. Fischer Stuttgart. VERMEULEN, H . 1999. Paddestoelen, Schimmels en Slijmzwammen van Vlaanderen; determinatiesleutels aan de hand van veldkenmerken. De Wielewaal, Turnhout
72
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG 91
F O T O C O L ^ G E VAN DE PADDESTOELENGROEPEN
NyVTUUIÏHISTORISCH
MAANDBLAD
B U I S J E S Z W A M M E N OF BOLETEN
(AGARICALES)
Buisjeszwammen o f boleten zijn paddestoe-
De v o r m e n r i j k d o m van de paddestoelen b l i j k t goed u i t de fotocollage op de volgende bladzijden. Vergelijk de foto's eens met de
len m e t een hoedje en een steel. D e s p o r e n v o r m e n d e laag heeft de v o r m van buisjes o n d e r de h o e d . V o o r b e e l d e n van geslachten
paddestoelengroepen u i t de taxonomische indeling
(Tabel I I ) .
buisjeszwammen zijn Boletus, Leccinum, Suil-
lus en Phylloporus.
PLAATJESZWAMMEN
(AGARICALES)
D e Plaatjeszwammen bestaan u i t paddestoelen m e t een hoedje en een steel. D e s p o r e n v o r m e n d e laag heeft de v o r m van plaatjes die zitten o n d e r de hoed. D e v e r d e r e indeling is gebaseerd o p de kleur van h e t s p o r e n p o e d e r en v e r d e r bijvoorbeeld o p basis van de aanhechting van de plaatjes aan de steel (of vrij ervan).
ZWARTSPOORDERS
BRUINSPOORDERS
FIGUUR 7.1 Roodsteelfluweelboleet (Boletus chrysenteron)
(foto.-; Bollen).
FIGUUR 7b Gewone fieksenbo/eet (Boletus erythropus)
(foto.J. Bollen).
FIGUUR 3a Parelhoenchampignon (Agaricus
praeclaresquamosus) (foto; M. Zilvertand).
FIGUUR 3b G/immerinktzwom (Coprinus micaceus) (foto: G. Dings).
FIGUUR 4a Bruinschubb/ge gordijnzwam (Cortinarius pholideus) (foto; P. de Vree). FIGUUR 4b Zandpadveze/kop (Inocybe lacera) (foto; R de Vree). FIGUUR 5a Papilrussula (Russula coerulea) (foto; G. Dings). FIGUUR 5b Oranjerode hertezwam (Pluteus
aurantiorugosus) (foto:j. Bollen).
FIGUUR 6a Heksenkring van de Nevelzwam (Clitocybe nebularis) (foto; H. Henczyk).
FIGUUR 6b Zwartpurperen russula (Russula undulata)
(foto: M. Zilvertand).
N A T U U R H I S T O R I S C H
APRIL 2002
M A A N D B L A D
lAARGANG 91
PLAATJESLOZE VLIESZWAMMEN (APHYLLOPHORALES) Plaatjesloze vlieszwammen zijn paddestoelen met een hoedje met soms een steel. T o t de groep behoren cantharellen, stekelzwammen en sommige houtzwammen. Soms hebben deze paddestoelen een geheel andere vorm. Desporenvormende laag heeft de vorm van ribbels, stekels, knotsen, koralen, korsten of poriën.
FIGUUR 12 Gele stekelzwam (Hydnum repandum) (foto:j. Bollen). FIGUUR 13 Pjipknotszwam (Macrotyphula fistulosa) (foto; M. Zilvertand). FIGUUR HGroenwordende koroo/zwom (Ramaria abietina) (foto; M. ZiWenand).
FIGUUR 8 Gewone berkeboleet (Leccinum scabrum) (foto: P. De Vree). FIGUUR 9 Geleringboleet(Suillus grevillei) (foto: G Dings). FIGUUR 10 Gout^faotzwam {Phylloporus pelletieri) (foto:]. Bollen).
FIGUUR ISGetekorstzwom
(Stereum hirsutum) (foto;J. Wen). t
FIGUUR 16a Gesteelde lokzwam (Ganoderma lucidum) (foto:]. Bollen). FIGUUR 16b Dennevoetzwam (Phaeolus schweiniaii) (foto;J. Men).
GEDEELDE
STEELTJESCELZWAMMEN
(PHRAGMOBASIDIOfUNGI) Gedeelde steeltjeszwammen bestaan uit paddestoelen m e t een andere v o r m dan een "hoedje en een steel". D e s p o r e n v o r m e n d e laag bevat gedeeldesteeltjescellen (phragmobasidiumcellen), die alleen microscopisch zijn waar t e nemen.
FIGUUR 17 Gele trilzwam (Tremella mesenterica) (foto; P. de Vree). FIGUUR 18 Ecbt judasoor (Hirneola auricula-judae) (foto; P. de Vree).
73
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG 91
74
BUIKZWAMMEN
(GASTEROFUNGI)
D e g r o e p van buikzwammen bestaat uit paddestoelen m e t e e n bolle v o r m en een buikvormige schil o m het sporenvormende weefsel.
FIGUUR 19a Parektuifzwam (Lycoperdon perlatum) (foto: P. de Wee).
FIGUUR 19b Gekraagde aardster (Geastrum triplex) ffoto; P. de Vree). FIGUUR 20 Grote stinkzwam (Phallus impudicus) (foto: G. Dings). FIGUUR 21 Gestreefit nestzwammetje (Cyathus striatus) (foto: G. Jetten).
ZAKJESZWAMMEN {ASCOFUNGI) Zakjeszwammen hebben steeds een andere v o r m dan h e t " h o e d j e m e t een steel". D e spor e n v o r m e n d e laag kan de v o r m hebben van een beker ( b e k e r z w a m m e n ) , van een honingraat bestaande uit allemaal kleine bekertjes (morieljes), van lobben (kluifzwammen), van een k n o t s m e t harde k e r n ( k n o t s z w a m m e n ) o f van een o n d e r g r o n d s knolletje (truffel). FIGUUR 22a Grote oranje bekerzwam (Aleuria aurantia) (foto ]. Bollen). FIGUUR 22b Gewoon varkensoor (Otidea onotica) (foto: G. Dings). FIGUUR 23a Gewone morielje (Morchella esculenta) (foto:/ Bollen).
FIGUUR 23b Vingerhoedje (Verpa cónica) (foto: M.
Zilvertand).
FIGUUR 24a Truflë/knotszwom (Cordyceps ophioglossoides) (foto: G. jetten). FIGUUR 24b Houtknotszwom (Xylaria polymorpha) (foto: P. de Vree).
BEKERZWAMMEN
N A T U U R H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
N A T U U R H I S T O R I S C H
APRIL 2002
M A A N D B L A D
75
lAAKGANG 91
PADDESTOELENKARTERING IN BELGISCH LIMBURG DE LAATSTE 25 JAAR Luc Lenaerts,
Fonteinstraat
8, B-3560
Lummen,
België
Het doel van het karteren van paddestoelen kan samengevat worden
de Ten Haagdoorn Heide (Houthalen) en D e T e u t (Zonhoven) met heide en vennen; do-
als het verzamelen van gegevens over verspreiding, frequentie van
meinen als Kelchterhoef, Hengelhoef, Bok-
voorkomen, periodiciteit, ecologie en successie. Hiermee kan de
rijk; de k a s t e e l p a r k e n t e L u m m e n , e n z o -
mycologische waarde van natuurterreinen worden bepaald, de veranderingen in voorkomen en verspreiding worden nagegaan en beleidsen inrichtingsplannen kunnen worden beïnvloed.
voorts. Bovendien waren vele van de mycologen en niet in het minst Landewaldjanssen woonachtig in dat gebied. Daarnaast w e r d e n
|
Om de mycoflora van een gebied te leren kennen, is een systematische | kartering met maximale vlakdekking en met grondig onderzoek van de hokken noodzakelijk. Ook is maximale aandacht nodig voor alle aanwezige biotopen. Het onderzoek van het gebied moet in elk seizoen en gedurende het gehele jaar gebeuren. Hiernaast moet het onderzoek
steevast een aantal andere gebieden b e z o c h t zoals het Provinciaal Domein Nieuwenhoven te S t Truiden en de Lozerheide te Bocholt. In het voorjaar w e r d zeer vaak de Limburgse kalkstreek (Sint Pietersberg) te Riemst (Kanne) bezocht samen met de Koninklijke A n t w e r p s e Mycologische K r i n g , die daar hun voorjaarsweekends hielden. In 1982 publiceerde Landewaldjanssen een eerste overzicht van de belangrijkste t o t dan
vele jaren worden volgehouden en zal kennisoverdracht (en daardoor)
toe gevonden paddestoelen in Limburg in Bul-
vorming van nieuwe medewerkers) het rendement sterk vergroten. In
letin nummer 109 van Natura-Limburg, waar-
dit artikel w o r d t een overzicht gegeven van de resultaten van de paddestoelenkartering in Belgisch Limburg de laatste 25 jaar.
in 3 0 0 0 t o t 4 0 0 0 waarnemingen besproken
werden ( J A N S S E N , 1982). O o k werden de dagboeken van Landewaldjanssen en Frans Dielen gebruikt v o o r karteringswaarnemingen van v o o r 1985 in Belgisch Limburg.
KARTERING TOT 1985
met mossen, korstmossen, planten, vogels, enzovoorts. Als leraar schreef hij bovendien
D e e e r s t e e c h t e inventarisatie g e b e u r d e
verschillende handboeken Frans. H e t is pas
d o o r EP. Landewald Janssen, minderbroeder
jaren later dat ik besefte dat de " L . Janssen"
te Heusden-Zolder. Landewaldjanssen hield
van mijn Franse handboeken in het middel-
KARTERING NA 1985, MET NAME NA 1990
een dagboek bij, waarin minutieus alle waar-
baar onderwijs dezelfde Landewald Janssen
Na 1985 is geleidelijk aan gestart met een meer
nemingen, m e t plaats en datum g e n o t e e r d
was die mij de basiskennis van mycologie bij-
systematische kartering, hetgeen zal uitmon-
w e r d e n . Hij n o t e e r d e t r o u w e n s niet enkel
bracht
den in de publicatie van een atlas ( L E N A E R T S , in
paddestoelen, maar was evenzeer begaan
Mycologie in Limburg was evenmin denkbaar
prep.) Hier m o e t nogmaals vermeld w o r d e n
zonder de Koninklijke Antwerpse Mycologi-
dat het publiceren van een adas niet mogelijk
sche Kring. Vanaf de zestiger jaren w e r d e n
zou zijn zonder de medewerking van vele Ant-
regelmatig excursies georganiseerd samen
werpse specialisten (André de Haan, Jos Vol-
met de Antwerpse vrienden. Antwerpse spe-
ders en anderen) v o o r het bevestigen van de
cialisten als Louis Imler en Frans Dielen kon-
waarnemingen van vaak moeilijk determineer-
den, indien nodig na microscopisch onder-
bare soorten.
zoek, vele waarnemingen bevestigen. T o c h was er geen sprake van een echte inventarisatie van de hele provincie. D e kaart van de bezochte k i l o m e t e r h o k k e n t o t 1985
FIGUUR I De ligging van de bezochte liilometerhokken in Belgisch Umburg in de periode na 1985 (figuur: L. Crevecoeur).
AANPAK M A X I M A L E V L A K D E K K I N G , SYSTE-
t o o n t aan dat vooral Midden-Limburg w e r d
MATISCHE
bezocht. Daar waren verschillende redenen
Tijdens de kartering w e r d e n zoveel moge-
PLANNING
v o o r . D e voornaamste reden is dat in Mid-
lijk k i l o m e t e r h o k k e n bezocht, die gelijkma-
den-Limburg vele interessante natuurgebie-
tig lagen verdeeld o v e r de provincie (zie fi-
den liggen. W e noemen er enkele: het hele
guur I ) . leder jaar w e r d o p basis van staf-
vijvergebied in de driehoek L u m m e n - Z o n h o -
k a a r t e n e e n g e d e t a i l l e e r d e planning g e -
ven-Diepenbeek; staatsnatuurreservaten als
maakt, die afhankelijk was van het seizoen.
76
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG
N A T U U H H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
sen, "getuigenheuvels" (in de b u u r t van Lummen en D i e s t ) , holle wegen ( v o o r a l in de Leemstreek), spoorwegbeddingen (bijvoorbeeld de o u d e s p o o r w e g b e d d i n g van D e T e u t in Zonhoven), schrale graslanden (bijv o o r b e e l d in K e t t e n , V o e r e n en nabij het Veursbos), de Sint-Pietersberg (Kanne; het plateau van Caestert m e t het O v e r b o s ) en kasteelparken en domeinen. EXCURSIES H E T G E H E L E J A A R V o o r 1985 was er vanaf half november t o t eind april een periode van bijna volledige mycologische inactiviteit op het t e r r e i n . Sinds FIGUUR 2 (a, b & c) De verspreiding van de Vliegenzwam (Amanita muscaria) (a) komt zeer goed overeen met de verspreiding van de berk (b) (figuren: L Crevecoeur). Vliegenzwam (c) (foto: j. Hermans).
1985 w e r d gepoogd o m gedurende het gehele jaar de terreinen te bezoeken. D e periodieke verschijning (fenologie) van paddestoelen na 1985 laat d a a r d o o r een m o o i e r e glooiende curve over het gehele jaar zien.
KENNISOVERDRACHT Microscopische c o n t r o l e van de s o o r t e n gebeurde d o o r mij en d o o r leden van de K o ninklijke A n t w e r p s e Mycologische K r i n g . K e n n i s o v e r d r a c h t op m e d e w e r k e r s v o n d plaats via de samenwerking tussen Mycolim (Vereniging van de Limburgse m y c o l o g e n binnen Likona) en de Koninklijke A n t w e r p s e
Vervolgens w e r d e n de o p d r a c h t e n uitge-
b o d e m d i s t r i c t e n bestaan u i t de K e m p e n
Mycologische Kring. O o k tijdens excursies
deeld. D e planning w e r d tijdens het jaar bij-
(zand), de Zandleemstreek (zandleem), de
en determinatie-avonden w e r d getracht de
gesteld. Belangrijke h o k k e n w e r d e n tijdens
Leemstreek (leem), de Maasvallei (meerde-
kennis te verruimen. H e t kennisniveau van de
het jaar meermalen bezocht, gedurende een
re bodems) en V o e r e n (hoofdzakelijk leem
m e d e w e r k e r s speelt namelijk een cruciale
periode van m e e r d e r e jaren.
en kalk). D e Sint Pietersberg (kalk) w o r d t
r o l in de kartering.
meestal t o t de L e e m s t r e e k g e r e k e n d . D e
RESULTATEN
BIOTOPEN
"Ekologisch Belangrijke Gebieden" v o r m e n
Bij de planning w e r d rekening gehouden m e t
bovendien een " l a p p e n d e k e n " op de kaart
de geomorfologie, bodem en ecologisch be-
van Limburg. Deze gebieden bestaan uit hei-
M A X I M A L E V L A K D E K K I N G , SYSTE-
langrijke gebieden. D e belangrijkste gebieden
de en vennen, mijnterrils, wateringen ver-
MATISCHE
kregen voorrang, maar uiteindelijk w e r d e n
t r e k k e n d van het Albertkanaal, de Z u i d - W i l -
H e t aantal bezochte kilometerhokken is zeer
bijna alle gebieden bezocht. In dit verband
lemsvaart en het Kempens Kanaal, de uiter-
g r o o t . Een voorbeeld met aantallen; in 1997
m o e t de situatie in Belgisch L i m b u r g be-
waarden van de Maas, beekvalleien, vijverge-
w e r d e n er bijvoorbeeld circa 1000 s o o r t e n
schouwd w o r d e n als bijzonder complex. D e
bieden in Midden-Limburg, naald- en loofbos-
gevonden en w e r d er ongeveer 1000 vierkan-
FIGUUR 3
De Paardehaartaailing (Marasmius androsaceusj (foto: G. Dings).
FIGUUR 4
PLANNING
De Zadelzwam fPolyporus squamosus) (foto: G. Dings).
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
APRIL 2002
M A A N D B L A D
lAARGANG 91
77
FIGUUR 5 (a & b) Gezien zijn verspreiding (a) lijkt de Vuurmelkzwam (Lactarius hortensis) (b) te houden van zandleem en leem, maar niet van zand (foto: P. de Vreel figuur L Crevecoeur).
FIGUUR 6 (a & b) De Veenmosgrauwkop {Tephrocybe palustris) (a) wordt gevonden rond de Limburgse vennen (b) (foto: P. de Vreelfiguur: L Crevecoeur).
FIGUUR 7 (a & b) De Pijpknotszwam (Macrotyphula fistulosa) groeit in de late herfst tot in het voorjaar op (zwarte) els (foto: G. Dingslfiguur: L Crevecoeur).
t e kilometer afgelopen. D i t heeft geleid t o t
ding van de Paardehaartaailing (figuur 3) t o o n t
meer dan 30.000 waarnemingen. T o c h blij-
een duidelijke relatie aan met de verspreiding
rend resultaat van een b i o t o o p gericht o n -
ven sommige "gebieden" onvoldoende b e -
van naaldbomen in Limburg.
derzoek is dat van de Pijpknotszwam {Ma-
of r o n d de Limburgse vennen. Een schitte-
zocht. Hier w o r d t v o o r a l g e d a c h t a a n militai-
crotyphula
re en K o n i n k l i j k e D o m e i n e n ( O p g r i m b i e ,
BIOTOPEN
knotszwam g r o e i t vooral o p ( Z w a r t e ) eisen
Helchteren en Leopoldsburg). O o k wegber-
A a n de hand van de v e r s p r e i d i n g van een
verschijnt pas laat in de herfst. G e r i c h t o n -
men verdienen veel meer onze aandacht D e
aantal andere s o o r t e n kan zeer goed de ver-
derzoek o n d e r elzen in de late herfst en in
(bijna) maximale vlakdekkende kartering is
bondenheid m e t speciale bodems o f b i o t o -
het eerste deel van de w i n t e r heeft de o p -
zeer mooi te zien aan de verspreiding van een
pen w o r d e n aangetoond. D e verspreiding
mars van deze s o o r t duidelijk aangetoond.
aantal zeer algemene s o o r t e n zoals Vliegen-
van de Z a d e l z w a m (Polyporus squamosus)
V ó ó r 1993 was d i t in Vlaanderen nog een
zwam {Amanlta muscaria) en Paardehaartaailing (Marasmius
androsaceus).
D e versprei-
ding van de Vliegenzwam k o m t , alhoewel de
(fi-
guur 4) t o o n t zeer g o e d diens v o o r k e u r
fistulosa)
(figuur 7). D e Pijp-
zeldzame s o o r t .
v o o r leem en holle wegen. D e V u u r m e l k -
Niet alle biotopen zijn goed bezocht, zoals bij-
zwam {Lactarius
voorbeeld de rietkragen. Hier groeit het Riet-
hortertsis) (figuur 5) lijkt te
s o o r t niet s t r i k t aan de b e r k is gebonden,
houden van zandleem en leem, maar niet van
zeer goed overeen m e t de verspreiding van
zand. D e V e e n m o s g r a u w k o p
de berk in Limburg (zie figuur2). D e versprei-
palustris) (figuur 6) w o r d t teruggevonden in
{Tephrocybe
wieltje {Marasmius
limosus), een kleine, maar
gemakkelijkte determineren paddestoel die op Riet {Phragmites australis) g r o e i t In de Abeek-
N A T U U I Ï H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 HARGANG 91
78
M A A N D B L A D
F I G U U R 8 (a & b)
De Denneslijmkop (Hygrophorus hypothejus) groeit in de iate herfst in naaldbossen (foto: G. Dingsifiguur: L Crevecoeur}.
vallei k o m t deze soort voor, maar ook langs de
lijk de Steeljeszwammen (Basidiomyceten)
be-
Limburg lijkt mij desondanks onvoldoende o m
wateringen van de Loozerheide en in Zuten-
studeerd. Het belang van de kennis kan ver-
over het verdwijnen van soorten te oordelen.
daal. Alhoewel het Rietwieltje niet zeer alge-
moedelijkgeillustreerd worden aan de hand van
meen is, maar o o k niet zeer zeldzaam, is het
de verspreiding van de Gewone harpoenzwam
duidelijk dat er nog meer gezocht moet w o r -
(Ho/ienbuehe//o atrocoerulea). Het voorkomen
den in rietkragen.
in Tessenderio (Asdonk), Heusden-Zolder (Terlaemen) en o p de Sint Pietersberg t e
SUMMARY MAPPING FUNGI IN BELGIAN
EXCURSIES H E T GEHELE J A A R
Riemst (Kanne) doet het vermoeden rijzen dat
L I M B U R G OVER T H E LAST 2 5
O o k "verkeerde kaartbeelden" kunnen ont-
frequent bezoek d o o r leden van de Koninklij-
YEARS
staan. Wanneer bijvoorbeeld de verspreidings-
ke Antwerpse Mycologische Kring hier zeer be-
kaart van Pucdnia adoxae bekeken w o r d t , een
langrijk was.
Roest op Muskuskruid {Andoxa
This article presents an overview o f t h e re-
moschatellina),
sults of fungi mapping In the Belgian province of Limburg over the last 2 5 years. The pur-
lijkt deze s o o r t slechts v o o r te komen in de
BEÏNVLOEDING
kalkstreken van Belgisch en Nederlands Lim-
O p enkele plaatsen kon het beleid v o o r myco-
pose o f t h e mapping is t o collect data on the
burg en in Voeren. Wanneer de verspreidings-
logisch interessante natuurterreinen beïnvloed
dispersion of fungi, theirfrequency of occur-
kaartvan Muskuskruid bekeken w o r d t , rijst het
worden. Gedacht w o r d t aan Zammelen (Tong-
rence, periodicity, ecology and succession.
vermoeden dat de soort veel algemener is en
eren), Gelinden (St Truiden) en Gellik (Lana-
This data can be used t o assess the mycolog-
dat de kaart misschien eerder de verspreiding
ken). In Gellik konden twee beheersovereen-
ical value o f conservation areas, m o n i t o r
van de excursies in het voorjaar weergeeft.
komsten gesloten worden v o o r wasplatenwei-
changes in distribution and dispersion, and
H e t belang van onderzoek gedurende het ge-
den.
influence policymaking and management
BELEIDSPLANNEN
hele jaar kan ook geïllustreerd w o r d e n aan de
plans for conservation areas.
hand van de verspreiding van de Dennenslijm-
Surveying the mycoflora of a particular area
hypothejus) (figuur 8). D i t Is
requires careful and systematic mapping and
een mycorrizazwam kenmerkend v o o r den-
kop (Hygrophorus
ZIJN ER SOORTEN UITGESTORVEN?
thorough examination, paying close atten-
w e r d echter dat de soort regelmatig pas gevon-
be surveyed throughout the year, in all sea-
den w e r d na half november, op een ogenblik dat
Persoonlijk heb ik het moeilijk met de aandui-
sons, and the survey must be kept up f o r
er nog nauwelijks mycologische excursies
ding "uitgestorven s o o r t e n " . O p 2 o k t o b e r
many years. This means that any knowledge
nenbos, die erg achteruit zou gaan. Vastgesteld
tion t o all biotopes in the area. The area must
2 0 0 0 vond Ik in de Klewitdreef te Hasselt on-
acquired during the surveys must be trans-
de meest geliefde terreinen o m in rond te lo-
der eik de Avondroodstekelzwam (Sarcodon
ferred t o new collaborators, t o ensure max-
pen en naar paddestoelen te gaan kijken. V o o r
joeides). een zeer zeldzame zwam. D e enige
imum efficiency. The value of surveys is of-
Belgisch Limburg lijkt de Dennenslijmkop thans
vroegerewaarneminggebeurdeop IBseptem-
ten affected by a lack of observers and t h e
geen zeldzame soort te zijn. De vraag of ze vroe-
ber 1939 o o k i n . . . de Klewitdreef te Hasselt
large numbers of fungi, as plants and birds are
ger veel frequenter v o o r k w a m , kan echter niet
H e t Is o o k nuttig o m te kijken naar de "voor-
m o r e popular and easier t o identify.
beantwoord worden.
malige" verspreiding van uitgestorven soorten
KENNISOVERDRACHT
bedreigde en met uitsterven bedreigde soor-
H e t belang van de eigen kennis en die van de
ten in Vlaanderen
plaatsvonden. Bovendien zijn naaldbossen niet
in Vlaanderen en de "actuele" verspreiding van (WALLEYN &
VERBEKEN,
LITERATUUR
medewerkers is uiteraard cruciaal in een kar-
2 0 0 0 ) . H e t is duidelijk dat Limburg in Vlaande-
tering. Het behoeft geen betoog dat de kennis
ren een belangrijke positie inneemt met betrek-
van de verspreiding van een aantal moeilijk op
king t o t de "bedreigde en met uitsterven be-
naam t e brengen soorten, bijvoorbeeld uit de
dreigde soorten". Het t o o n t overtuigend aan,
W A L L E Y N , R. & A . VERBEKEN. 2000. Een gedocumen-
dat in Limburg recent intensief gekarteerd
teerde Rode Lijst van enkele groepen paddestoelen
genera Gaterina, Conocybe, Cortinarius, zeer be-
perkt blijft. O o k werden t o t nu toe hoofdzake-
werd. De jarenlange observatieduur in Belgisch
JANSSEN, L., 1982. Paddestoelenoverzicht in Belgisch Limburg. Natura-Limburg, 1982: bulletin 109, LENAERTS, L., in prep. Verspreidingsatlas van paddestoelen in Belgisch Limburg. Likona, Hasselt.
(macrofungi) van Vlaanderen. Mededeling Instituut voor Natuurbehoud, 7: 1-84.
N A T U U U H I S T O R I S C H
APRIL
M A A N D B L A D
2 0 0 2 lAJRGANG 91
79
DE MYCOLOGISCHE K R O O N J U W E L E N VAN LIMBURG E E N V E R K E N N I N G TEN B E H O E V E VAN B E S C H E R M I N G . B E H E E R EN O N D E R Z O E K Leo jalink, Nationaal
Herbarium
Nederland,
Universiteit Leiden, Einsteinweg
2, 2333
CC
De hellingbossen en de halfnatuurlijke graslanden van Limburg genieten landelijk een zekere faam vanwege hun uitzonderlijke paddestoelenrijkdom. Maar die faam op zich blijkt geen afdoende voorwaarde voor een
goede bescherming en een toereikend beheer van de mooiste
Limburgse paddestoelenterreinen. Het is eigenlijk nog helemaal niet zo duidelijk wat nu de mooiste en meest beschermingswaardige paddestoelengebieden van Limburg zijn. Om de beheerder de kans te geven een goede afweging te maken is het van belang dat bekend is wat in mycologisch opzicht de meest waardevolle terreinen zijn en ook welke beheersmaatregelen voor de betreffende mycoflora optimaal zijn.
Leiden
het achterwege laten van maaien o f het sterk uitstellen van de maaidatum ten behoeve van insecten (leidt t o t verruiging en vervilting en daarmee t o t achteruitgang van graslandmycoflora) en aan het toelaten van struweelvorming in van o o r s p r o n g kortgrazige vegetaties ten behoeve van reeën. O m t o t een betere bescherming en een goed beheer van de meest w a a r d e v o l l e paddes t o e l e n t e r r e i n e n in N e d e r l a n d t e k o m e n heeft de Commissie Paddestoelen en N a t u u r b e h o u d (C.P.N.) van de Nederlandse Mycologische
Vereniging
(N.M.V.)
een
speurtocht naar de mycologische k r o o n j u welen van Nederland opgezet (| ALINK, 1999). Deze bijdrage richt zich vooral op de myco-
HET OPSPOREN VAN DE MYCOLOGISCHE KROONJUWELEN
len en omgekeerd kunnen locaties met een
logische kroonjuwelen van de provincie Lim-
onbetekenende flora juist heel rijk zijn aan
burg. H e t landelijke p r o j e c t van de C.P.N.
paddestoelen. O o k v o o r het beheer geldt
steunt op drie peilers:
iets dergelijks; goed beheer v o o r hogere
• het opsporen van de mycologische k r o o n -
Ten onrechte w o r d t vaak gedacht dat gebie-
planten is meestal o o k goed beheer v o o r
den m e t een zeldzame flora van hogere plan-
waardevolle paddestoelen, maar dit gaat niet
• het pleiten v o o r bescherming (indien nodig);
ten o o k de meeste zeldzame paddestoelen
altijd op. Beheer gericht op fauna zoals vlin-
• het geven van adviezen v o o r beheer ge-
herbergen. D a t verband is echter veel min-
ders, sprinkhanen o f reeën laat zich minder
der eenduidig; gebieden m e t een zeer waar-
vaak verenigen m e t goed paddestoelenbe-
juwelen;
richt op de mycoflora.
devolle flora van hogere planten kunnen op
heer. Als voorbeelden van ongunstig beheer
V o o r het o p s p o r e n van de mycologische
zich heel arm zijn aan bijzondere paddestoe-
v o o r paddestoelen kan gedacht w o r d e n aan
k r o o n j u w e l e n w o r d t gebruik gemaakt van het bestand van de paddestoelenkartering van de Nederlandse Mycologische V e r e n i ging. D i t bestand bevat inmiddels al meer dan 1.000.000 meldingen. Elk melding staat v o o r de waarneming van een s o o r t paddestoel in een bepaald k i l o m e t e r h o k op de aangegeven d a t u m . H e t spreekt v o o r zich dat het o n doenlijk is o m zo'n g r o o t bestand in zijn geheel d o o r te lezen. O m de z o e k t o c h t naar de meest waardevolle terreinen te vergemakkelijken is daarom een aantal statistieken per vierkante kilometer bepaald: • het totaal aantal waarnemingen (meldingen).
D i t geeft een redelijke i n d r u k hoe
goed een bepaald k i l o m e t e r h o k geïnventariseerd is; • het totaal aantal aangetroffen s o o r t e n ; • het totaal aantal r o d e lijst s o o r t e n (gebaFIGUUR I De / 00 mycologisch meest waardevolle kilometerhok-
seerd op de nieuwe r o d e lijst van bedreig-
ken van Nederland gebaseerd op de karteringsgegevens
de paddestoelen ( A R N O L D S & V A N
sinds 1986.
RING, 1 9 9 6 ) ;
OMME-
A P R I L 2 0 0 2 lAAUGÍNG 91
80
TABEL I De mycologische inventarisatiegraad van Umburg: het aantal meldingen per kilometerhok in het karteringsbestand van de Nederlandse Mycologische Vereniging.
N A T U U R H I S T O R I S C H
Een kilometerhok waarin zes ernstig bedreigde, I I bedreigde en zeven kwetsbare soorten zijn gevonden krijgt dus een rode lijst index van
Niet onderzocht
circa 1850 0 Slecht onderzocht 134 l-IO 27 11-25 26-50 51-100 Goed onderzocht
101-250 251-500
501-1000 >I000 Totaal
circa 1350
28 29
18 5
393 88 89 85 60
1 0
14 5 2
242
736
DE MYCOLOGISCHE KROONJUWELEN VAN LIMBURG
71 (namelijk 6x4+1 I x3+7x2). O p deze wijze zijn gebieden goed en vrij objectief met elkaar
Aantal meldingen Aantal kilometerhokken sinds 1986 voor 1986
M A A N D B L A D
DE T O P 5 0 S I N D S 1986
te vergelijken. Een probleem blijft natuurlijk dat er sterke verschillen in inventarisatiegraad
Tabel II geeft de 50 mooiste paddestoelenge-
zijn en het is uiterst lastig en niet altijd moge-
bieden van Limburg, gebaseerd op de gege-
lijk o m h i e r v o o r te compenseren. Meer en
vens sinds 1986. De gebieden zijn gesorteerd
vooral meer systematische inventarisaties zijn
op aflopende r o d e lijst index.
de enige echte oplossing. Uit tabel II blijkt dat Limburg een aantal uiterst Figuur I geeft de verspreiding van de 100
waardevolle paddestoelenterreinen herbergt.
meest w a a r d e v o l l e k i l o m e t e r h o k k e n van
Er zijn maar liefst 45 terreinen met IO of meer
heel Nederland sinds 1986. Eén van de eer-
rode lijst soorten bekend (vuistregel: (rode
ste dingen die opvalt is dat Limburg maar vijf
lijst i n d e x ) « ( 2 , 3 x aantal rode lijst soorten)).
stippen telt. D a t s t r o o k t niet echt met het
H e t Schaelsbergerbos en het bos bij Elsloo be-
beeld dat veel mycologen hebben van de p r o -
horen t o t de allerrijkste paddestoelenterrei-
vincie en w e r p t meteen de vraag op hoe goed
nen van Nederland. O o k een aantal van de
Limburg geïnventariseerd is. Laten w e stel-
graslanden zoals bijvoorbeeld Nijswiller Oost,
maat vi/aarmee de l
len dat een k i l o m e t e r h o k redelijk t o t goed
de Berghofweide en de Kunderberg zijn lan-
derling vergeleken kunnen w o r d e n ;
geïnventariseerd is als er meer dan 100 re-
delijk gezien uitermate waardevol. D e w a t la-
• het aantal s o o r t e n p e r rode lijst categorie.
cords van bekend zijn. H o k k e n met minder
gere rode lijst index van deze gebieden hangt
Bovendien zijn al deze statistieken apart be-
dan 100 records zijn echt onvoldoende o n -
samen met het feit dat graslanden over het al-
rekend v o o r de periode v o o r I januari 1986
derzocht. Tabel I geeft een overzicht van de
gemeen w a t soortenarmer zijn dan bossen.
( " o u d " ) e n d e periode sinds I januari 1986
scores van de Limburgse k i l o m e t e r h o k k e n .
Hieronder w o r d t k o r t in gegaan op de eerste
( " r e c e n t " ) , w a a r d o o r o o k uitspraken o v e r
D e conclusie is duidelijk: er m o e t nog heel
drie gebieden van de t o p 50.
v o o r - en achteruitgang mogelijk w o r d e n .
veel inventarisatiewerk verzet w o r d e n .
• he r o d e lijst index, dat is een waarderings-
Laten w e eerst even kijken naar de situatie sinds Een k o r t e uitieg van de r o d e lijst index is hier op zijn plaats (zie o o k j A U N K , 1999). N i e t alle s o o r t e n op de rode lijst zijn even sterk bedreigd en de r o d e lijst index van een kilomet e r h o k h o u d t daar rekening mee. Aan de categorieën van de r o d e lijst w o r d e n punten toegekend: 1.
punt v o o r een gevoelige s o o r t (GE);
2.
punten v o o r een kwetsbare s o o r t ( K W ) ;
3. punten v o o r een bedreigde s o o r t (BE); 4. punten v o o r een ernstig bedreigde (EB);
1986. Van maar liefst 1350 van de circa 2100 Limburgse hokken (ofwel 65%) zijn helemaal geen mycologische gegevens bekend en nog eens ruim 30% is onvoldoende bekeken. Sinds 1986 is slechts 4% (81 hokken) van alle Limburgse kilometerhokken redelijktot goed bekeken. D e cijfers van de periode v o o r 1986 zijn nog ernstiger: van 90% van alle hokken zijn geen gegevens bekend en slechts I % van alle hokken is redelijk t o t goed bekeken. Bij de interpretatie van de gegevens zal men hier zeker rekening mee moeten houden.
5. v o o r een verdwenen s o o r t .
FIGUUR 2
Scharlaken wasplaat (Hygrocybe coccinea) (foto: C. Dings).
FIGUUR 3
BOS B I J E L S L O O N u m m e r I van " r e c e n t " is het hok m e t de coördinaten 180/327 (ten zuiden van Elsloo: Bunderbos en dijkjulianakanaal). Van dit hok zijn sinds 1986 maar liefst 2732 meldingen bekend met in totaal 773 soorten. H e t gebied heeft een r o d e lijst index 351 en daarmee n e e m t het o o k de t w e e d e plaats van heel Nederland in. Alleen het hok met het landgoedbos N i j e n r o d e bij Breukelen ( U t r e c h t ) is nog rijker aan bijzondere paddestoelen. In het hok bij Elsloo zijn sinds 1986 183 rode
Slanke aardster (Geastrum lageniforme) (foto;). Bo//en).
N A T U U R H I S T O R I S C H
lijst soorten aangetroffen, waarvan circa I 1 0 karakteristiek voor loofbossen en circa 3 0 voor graslanden. Die graslandsoorten zijn vooral gevonden op de dijken langs het Julianakanaal. Deze dijken zijn bekend o m hun rijkdom aan wasplaten (Hygrocybe)
landen. Dat geldt o o k v o o r andere gedeelten van de dijken van dit kanaal gelegen ten zuiden van kilometerhok 180/237. Helaas is het met de
bescherming en het beheer van deze waardevolle dijkgraslanden slecht gesteld, maar daarv o o r w o r d t verwezen naar de bijdrage van P.J. elders in dit nummer.
In het hellingbos en langs de spoorweginsnijdingzijn maar liefst 3 0 soorten parasolzwammen (Lepiota, waarvan 1 7 op de r o d e lijst),
81
Top 50 van "recent" (sinds 1986). RLindex = rode lijst index (bereidend op de gegevens sinds 1986). Als hetrongnummervet en cursief is afgedrukt betekent dit dat het betreffende kilometerhok ook in de top 50 van voor 1986 voorkomt. Als bovendien de kilometercoördinaten en de naam vet en cursief zijn afgedrukt dan komt het zelfs voor in de top t O van voor 1986. Zonder te streven naar volledigheid is een aantal bekende graslanden aangeduid met een *.
Rang
x-km
y-km
Globale naamsaanduiding
/
180
327
Elsloo,
2
3 4 S 6 7 8 9
16
zes s o o r t e n poederparasollen
(Cystolepiota,
bos is o o k b e r o e m d o m zijn a a r d s t e r r e n , waaronder de uiterst zeldzame Slanke aardlageniforme)
(KELDERMAN,
1 9 9 7 ) . Van deze s o o r t (zie figuur 3) zijn
slechts 3 vindplaatsen in heel Nederland bekend (JALINK, 1995). O o k k o m t in dit hellingbos al jaren de zeldzame Inktviszwam (Clav o o r . Z i e h i e r v o o r BOLLEN
( 1 9 9 9 ) en zijn artikel elders in dit n u m m e r .
Tabel Hl geeft de aantallen soorten in hok 180/ 3 2 7 per rode lijst categorie. Daarbij m o e t wel bedacht w o r d e n dat het gebied v o o r 1 9 8 6 veel minder goed is bekeken. Van v o o r 1986 zijn maar 3 5 5 meldingen bekend.
Cadier en Keer, Örenberg/Riessenberg
127
189 180 195 191
315
Cottessen, Vijlenerbos/Zevenv^egen Bos
109 107
188
319
194
Gronsveld, Riesenberg/Savelsbos
88
Nijswiller, Grasland Oost *
84
77
Hoensbroek. Vaesrade
329
Vijlen, lialensbos. Holsetterbosch
198
61 59
188 194
351
Brunssum. Waubacher Weg Vlodrop, Roode Beek bij Vlodrop Station
309 319 307
Voerendaal. Kunderberg * Cottessen, Cottesserbeek (graslanden)
308
208
194
58
Slenaken, Gulpdal, Groote Bosch
57
56 50
17
187
317
Schin op Geul. Gerendal St.-Jansbosch
48
18
181
317
Bemelen, Bemelerberg *
47
(9
180
313
Gronsveld. Savelsbosch-Trichterberg Spekholzerheide. station en steenfabriek
47
21 22 23
180
310
Savelsbosch-ZO/Eijsderbosch
195
318 307
Ubachsberg, Putberg
46 46
Cottessen, Cottessergroeve (grasland) *
46
24
175
314
Maastricht, Pietersberg-Encibosch, Popelmondedal
25
190
43 43
198
412
Ottersum, Zelderse Driessen N W
40
194
Wahiwiller, Nijswiller-West. Grachtberg
39
28 29
199
314
195
Ottersum, Zelderse Driessen Z O Vijlen, Vijlenerbosch/Kerperbosch
39 36
30 31 32
187 197
411 308
189
316 327 319
Gerendal, Kalkgraslanden, Bossen Koffiepoel & Brunssumerheide Schin op Geul. Krekelbosch
33 32 31
20
26 27
199
318
193
327
47
Hoensbroek. Thull
33
182
317
Bemelen, Koelebos-Z, "Hoefijzer"
30
34
205
377
Blerick, Everlosche Beek. Koelbroek
30
35 36
180 199
31 1
29
388
Savelsbosch, Schone Grub, Eijsderbosch
180
326
Geulle, Snijdersberg
29
193
362
199
307
37
197
g r o t e beperkingen van het karteringsbestand
42
192
van de N.M.V. aan: de gegevens w o r d e n per
43
186
delijk o m welk terreindeel het precies gaat of
Akkers
68
40
waarde blijkt te hebben dan is het nog ondui-
326
StokhemlWylre
65
H e t bovenstaande geeft gelijk o o k één van de
slagen. Als een hok een hoge mycologische
313
van
Wijlre/Stokhem, Berghofweide *
196
namen van de verschillende terreinen opge-
314
Zuid
Schaelsbergerbos
316
38 39
k i l o m e t e r h o k ingevoerd en er w o r d e n geen
308
Valkenburg,
Valkenburg, Schaelsberg/Walem
196
coagaricus, zeven op rode lijst) en nog eens waarvan vier op de r o d e lijst) gevonden. H e t
314
1 1 12 14
305
319
181
189
13
RUndex
351
Bunderbos
187
10
IS
thrus archeri)
lAARGANG
TABEL II
tien s o o r t e n champignonparasollen (Leu-
s t e r (Geastrum
2002
(figuur 2) en andere
soorten paddestoelen van relatief schrale gras-
KEIZER
APRIL
M A A N D B L A D
41
Castenray, Vennen
29
313
Nijswiller, Platte Bosschen Heythuysen, St. Elizabeth & Tungelroysche Beek
29
351
St. Odiliënberg, Noordwest (Broekbos & Roerdal)
27
Vaals, Preusbos, Vaalserberg
27
29
361
Heythuysen, Leudal
25
Lomm, Ravenvennen Mheer, Hoogbosch
24 24
23 22
337
Born, Limbrichter Bosch
25
44 45
21 1 182
383 309
46 47
184 21 1
319 373
Vilt. Houthemerheide. Grindgroeve Venlo, Watertoren & Keulse Plein
Schin op Geul, Oombosch, Sousberg
22
49
202
401
Nieuw Bergen, Gemeenteheide
22
50
174
314
Kanne, Kannerbosch
21
48
188
318
zoals in dit geval o m welke terreindelen. Met
SCHAELSBERGERBOS
len ( 5 ) . In dit bos bevindt zich o o k de enige
schat o m w e l k e gebieden het gaat, maar in
N u m m e r 2 van " r e c e n t " is het hok met de
aardster (Geastrum
andere gevallen zal navraag bij de mycologen
c o ö r d i n a t e n 1 8 7 / 3 1 9 (Valkenburg: Schaels-
1 9 9 1 ; 1997). O o k
die het hok hebben geïnventariseerd de eni-
bergerbos). Van dit hok zijn sinds 1986 1 9 2 5
bekend o m zijn rijke mycoflora en op de t o p
ge mogelijkheid zijn.
meldingen bekend met in totaal 6 3 5 soorten.
5 0 van v o o r 1986 neemt het dan o o k eveneens
O o k de inventarisatiegraad laat zich goed gel-
Met een rode lijst index van 3 0 5 staat het op
de tweede plaats in. De grote rijkdom aan met
den. H e t is aannemelijk dat g r o t e delen van
de derde plaats in Nederland. Van de 143 rode
name parasolzwammen en verwanten van di-
het hellingbos tussen Elsloo en Bunde een
lijst soorten hebben er circa 8 0 een v o o r k e u r
verse terreinen in Limburg (waaronder het Schaelsbergerbos) is goed gedocumenteerd
de beschikbare ecologische kennis en goede stafkaarten kan vaak vrij goed w o r d e n inge-
Nederlandse vindplaats van de G r o t e r u w e berkeleyi)
(KELDERMAN,
v o o r 1 9 8 6 was dit bos
al
rijke mycoflora hebben, maar van de andere
v o o r loofbossen en circa 1 0 v o o r graslanden.
hokken zijn maar zeer weinig paddestoelen-
O o k dit bos is w e e r opvallend rijk aan para-
d o o r KELDERMAN ( 1 9 9 4 ) en is o o k in Europees
gegevens bekend zoals blijkt uitfiguur4 (BOL-
solzwammen (23, waarvan 11 op de rode lijst),
verband gezien zeer bijzonder en daarom ze-
LEN, in prep.).
poederparasollen ( 6 ) en Champignonparasol-
ker het behouden waard.
A P R I L 2 0 0 2 lAARGAHG
82
N/VTUUimiSTORISCH
TABEL III Rode lijst soorten in kilometerhok 1801327 (ten zuiden van Elsloo: Runderbos, julianakanaal).
TABEL IV Rode lijst soorten van kilometerhok 1871319 (Valkenburg: Schaelsbergerbos).
TABEL V
Voor 1986
Rode lijst status
O 3 16 23 5
Verdwenen Ernstig bedreigd Bedreigd Kwetsbaar Gevoelig
Voor 1986 1 2 15 28
Voor 1986 O 3
Sinds 1986 I 5 41 67 69 183
Totaal 47
8
Rode lijst status Verdwenen Ernstig bedreigd Bedreigd Kwetsbaar Gevoelig
MAANDBLAD
Rode lijst soorten van kilometerhok 1811314 (Cadier en Keer: Örenberg & R/essenbergj.
Sinds 1986 I 12 38 46
4
2 I
46^,
Rode lijst status Verdwenen Ernstig bedreigd Bedreigd
Sinds 1986 O 2 12
Kwetsbaar
21
Gevoelig
41
ÖRENBERG EN RIESSENBERG
inderdaad nog steeds een zeer rijk padde-
t u u r m o n u m e n t e n sinds enige jaren in d i t g e -
D e n u m m e r 3 van " r e c e n t " is het hok met de
schralegazons metveel mos en pinksterbloe-
bied voert. D i t beheer leidt t o t verstoring van
coördinaten 181/314 (Cadier en Keer: Ö r e n -
men, mosrijke laanbermen waar het afgeval-
de b o s b o d e m , het versneld v r i j k o m e n van
berg & Riessenberg). Van dit h o k zijn sinds
len blad verwijderd w o r d t zodat strooiselop-
nutriënten en in combinatie m e t de g r o t e r e
Binnen m y c o l o g i s c h e kringen h e e r s t bezorgdheid o v e r h e t hakhoutbeheer dat N a -
stoelengebied kan zijn. U i t g e s t r e k t e v r i j
1986 1082 records bekend m e t In totaal 442
hoping geen kans krijgt en vooral prachtige
lichtinval t o t verruiging. O p de Schaelsberg
s o o r t e n . D e r o d e lijst index bedraagt 127 en
oude b o m e n , waaronder o o k eiken en ande-
is in de gebieden m e t h a k h o u t b e h e e r een
het h o k t e l t 76 r o d e lijst s o o r t e n . Tabel V
re mycorrhiza-vormende s o o r t e n .
explosieve ontwikkeling van braam en Klim-
geeft de verdeling over de r o d e lijst catego-
H e t Beersdal bij Heerlen is nog wel toegan-
o p waarneembaar in de jaren volgend o p de
rieën. D e gegevens van v o o r 1986 zijn r o n d -
kelijk. Er ligt een w o o n w i j k , maar er zijn o o k
kap en deze o n t w i k k e l i n g kan t o t e x t r a
uit o n t o e r e i k e n d : ze hebben betrekking op
nog heel veel groene stukken. H e t Is echter
slechts 59 meldingen.
de vraag of het k i l o m e t e r h o k echt een my-
strooiselophoping leiden. D e vrees bestaat dat de uiterst waardevolle mycoflora van het
cologisch k r o o n j u w e e l h e r b e r g t o f alleen
Schaelsbergerbos h i e r d o o r schade zal o n -
maar heel erg veel variatie kent. H e t hok be-
dervinden. Tabel IV geeft de aantallen soor-
staat uit oude s p o o r d i j k e n m e t m i j n s t o r t ,
ten per r o d e lijst categorie. Daarbij m o e t wel bedacht w o r d e n dat het gebied v o o r 1986
DE MOOISTE TERREINEN VAN VOOR 1986
beekdalletjes, een g r o o t moerassig essenbos en veel plaatsen met kwel. T o c h kan hetgeen
veel minder goed is bekeken: van v o o r 1986 zijn maar 294 meldingen bekend.
relatief schrale graslanden, meerdere kleine
T o t z o v e r de b e s p r e k i n g van de r e c e n t e kroonjuweeltjes. Tabel VI geeft de 15 meest
kwaad o m d i t gebied nog eens w a t beter te bekijken.
O o k in d i t gebied spelen de starre grenzen
waardevolle gebieden volgens de gegevens
van het kilometerraster een r o l . Eén van de
van v o o r 1986 aan, een t o p 15 " o u d " dus. In
Ongeveer de helft van alle gebieden van de
mooiste stukken van h e t bos, de zuidooste-
de tabel is o o k de verandering aangegeven.
t o p 15 " o u d " is echt achteruit gegaan (cursief afgebeeld in de k o l o m verar)derlng in ta-
lijke hoek langs de spoorlijn, valt net buiten
bel VI). H e t betreft zowel bossen als graslan-
het hok. D e s o o r t e n die hier gevonden w o r -
Van maar liefst drie gebieden van de t o p 15
den tellen dus niet mee o m d a t ze in de data-
van v o o r 1986 zijn geen recente gegevens
den. D e graslanden in Limburg zijn over het
base van de N.M.V. niet als zodanig h e r k e n -
bekend (vet afgedrukt in tabel VI). O m h e t
algemeen klein van omvang en daardoor zeer
landgoed kasteel N e u b u r g bij Gulpen staat
kwetsbaar v o o r invloeden van buitenaf zoals
baar zijn.
FIGUUR 4 Inventarisatiegraad (aantal meldingen sinds 1986) van de kilometerhokken met het hellingbos tussen Elsloo en Bunde.
een g r o o t hek en tientallen bordjes laten er
de I n s t r o o m van mest vanuit nabij gelegen
geen twijfel over bestaan dat het t e r r e i n p r i -
akkers. O o k laat het beheer soms te wensen
v é - d o m e i n is. H e t landgoed ligt o p kleiige
over (zie o o k P.J. KEIZER elders in dit n u m -
bodem vlak langs de Gulp en een blik d o o r
mer). O o k veel hellingbossen hebben last van
het gaas van het hek d o e t vermoeden dat het
i n s t r o o m van mest van hogergelegen akkers.
FIGUUR 5 De Elfenwasplaat
Bunde
(Hygrobe ceracea) (foto:
G. Dings).
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG
M A A N D B L A D
maar hiervan hebben de lagergelegen gedeelten van het bos minder last. In bossen speelt mogelijk o o k een veranderd beheer en een sterke toename van bramen een r o l .
ENIGE ALGEMENE CONCLUSIES Als w e het voorgaande en vooral o o k de tabellen II en VI beschouwen, dan Is een aantal conclusies t e t r e k k e n en aanbevelingen t e doen. Z e w o r d e n hieronder beschreven en in het kader puntsgewijs samengevat. D e mycologische kroonjuwelen van Limburg zijn vooral te vinden in Zuid-Limburg: helling-
83
TABEL VI Top 15 oud (voor 1986). RUndex = rode lijst index berekend op basis van de gegevens van voor 1986. Verand. = verandering van de rode lijst index, ofwel RLIndex "recent" min RLindex "oud". Een negatieve score duidt dus op een achteruitgang, uiteraard alleen als in recente tijden minstens zo goed is geïnventariseerd ais voor 1986. De hokken die werkelijk zijn achteruitgegaan zijn cursief afgedrukt De hokken die niet meer geïnventariseerd zijn vet afgedrukt Rang
x-km
y-km
/
189
2
187
315 319
Valkenburg, Schaelsbergerbos
122
327 313 324 324
Elsloo. Bunderbos Gulpen, Kasteel Neuburg Heerlen, Zandgroeve Beersdal Bunde-Geulle, Bunderbosch/Geullerbosch
111 98 91 74
3 4 5 6 7
8 9
10 11 12 13 14 15
180 189 I9S 179
181 185 174 180
189 209 180 187 188
317 321 314 310
356
373 312 316 368
Globale naamsaanduiding
Bos Zuid van Stokhem/Wyire Akkers
Bemelen, Bemelerberg Valkenburg, Ravensbosch
Kanne. Kannerbosch St Geertrutd, Savelsbosch-ZO/Eijsderbosch G r a t h e m , Heelder Peel
Venlo. Tegelen. Jammerdaalse Heide Gronsveld. Savelsbosch/Zure Driesch Schin op Ceui, Gerendal, kalkgraslanden. bossen Meijel. Groote Moost
RLindex
Verand.
152
-45 151
216 -98 -91 -54
73 71
-26 -56
60 58 56 49
-62 -39 -38 -23 -37
68 63 62
-47 -17
bossen, wasplaatgraslanden, g r o e v e n en mijnsteenstorten. Hierbij m o e t w o r d e n o p g e m e r k t dat de zuidelijke helft van Limburg
verandering van het beheer met o n d e r ande-
o o k beter geïnventariseerd is dan de n o o r -
re struweelvorming t o t gevolg.
SUMMARY
delijke helft, maar dit inventarisatieverschil
Er is dringend behoefte aan meer inventari-
LIMBURG'S
kan niet de oorzaak zijn van het g r o t e aantal
satiegegevens, vooral van wasplaatgraslan-
C R O W N JEWELS: P R O T E C T I O N ,
kroonjuwelen in Zuid-Limburg.
den in Zuid-Limburg en van tal van natuurge-
TREATMENT A N D
In een deel van zowel de hellingbossen als de
bieden in N o o r d - en Midden-Limburg, maar
wasplaatgraslanden is een duidelijke achter-
o o k van hellingbossen in N o o r d - en in Z u i d -
uitgang van de m y c o f l o r a w a a r g e n o m e n .
Limburg. Een meer systematische inventari-
C o n s e r v a t i o n o f the D u t c h Mycological
Gezien de bijzondere betekenis van beide
satie bijvoorbeeld zoals beschreven in de bij-
A s s o c i a t i o n has s t a r t e d a statistical r e -
biotopen zowel op Nederlandse als Europe-
drage van
se schaal is betere bescherming en adequaat
zeer gewenst.
beheer zeer gewenst.
LENAERTS
(elders in dit nummer) is
MYCOLOGICAL RESEARCH
T h e C o m m i s s i o n f o r Fungi and N a t u r e
search project t o m o n i t o r the most valuable conservation areas in the Netherlands
Sommige zeer waardevolle terreinen zijn o n -
in terms of mycoflora, in o r d e r t o improve
voldoende beschermd, zoals bijvoorbeeld de
their p r o t e c t i o n and management O n e of
zicht uitermate bijzonder en waardevol. In de
dijken van het Julianakanaal en vele andere
the striking findings is the small number of
loop van de 20^ eeuw is het g r o o t s t e deel van
graslanden (en in mindere mate o o k bossen)
such " c r o w n jewels" in the province of Lim-
de wasplaatgraslanden in Limburg (en o o k in
tegen invloeden van buitenaf Met name v o o r
burg, which does not tally w i t h the opinions
de rest van Nederland) verloren gegaan d o o r
de vaak kleine graslandreservaten is het in-
of many mycologists. Closer examination
richten van een bufferzone aan de bovenrand
of the findings shows that Limburg does
Wasplaatgraslanden zijn in mycologisch op-
( o v e r ) b e m e s t i n g , v e r w a a r l o z i n g of s t e r k e
KADER
van het reservaat zeer gewenst.
have a few very valuable areas in terms of
H e t beheer laat soms t e wensen over, vaak
fungi. The Schaelsbergerbos and the w o o d s
vanwege g e b r e k aan m e n s k r a c h t of geld,
near Elsloo actually house the richest my-
maar soms o o k als gevolg van v r e e m d e be-
coflora in the Netherlands. T h e r e are also
1. De mycoflora van de v/aspiaatgraslanden (zie figuur 5) in Zuid-Limburg verdient meer aandacht van de terreinbeheerders en van mycologen. Het beheer (en de bescherming) van deze graslanden laat veel te wensen over en dat geldt ook voor de hoeveelheid recente inventarisatiegegevens van deze gebieden in het paddestoelenkarteringsbestand van de N.M.V.
heerskeuzen. H e t is onvoorstelbaar dat het
a number of very valuable grasslands. T h e
2. Veel van de (botanisch rijke) hellingbossen van Zuid-Limburg horen ook in mycologisch opzicht tot de kroonjuwelen van de provincie Limburg. Aandacht voor de paddestoelenflora bij (veranderingen in) het beheer is dus zeker gerechtvaardigd.
g e w o r d e n g r a s l a n d m y c o f l o r a w o r d t ge-
Some valuable sites are insufficiently p r o -
richt.
tected and have inadequate management,
STELLINGEN LEO JALINK
3. Op de mycologische top 200 lijst van Nederlands beste paddestoelengebieden neemt Limburg een zeer bescheiden plaats in. Dat is waarschijnlijk meer te wijten aan gebrek aan inventarisatiegegevens dan dat het de werkelijkheid weerspiegelt.
beheer van m e t name de meest w a a r d e v o l -
mycological c r o w n jewels in Limburg are
le w a s p l a a t g r a s l a n d e n , b i j v o o r b e e l d de
especially found in w o o d s and grasslands o n
Berghofweide, waarvan in heel Z u i d - L i m -
calcareous slopes, in quarries and mining
burg nog maar enkele hectaren o v e r zijn,
waste dumps. Some of these habitats d o
niet op het behoud van die uiterst zeldzaam
show an evident decline in their mycoflora.
H e t voortbestaan van enkele van de k r o o n j u w e l e n is d o o r bovenstaande o o r z a k e n sterk bedreigd. Speciaal v o o r beheerders van mycologisch waardevolle terreinen heeft de Nederlandse Mycologische Vereniging een aantal hand-outs opgesteld met tips v o o r een paddestoelvriendelijk beheer ( z i e j A L l N K et
ai, elders in dit nummer).
mostly due t o lack of manpower and m o n ey, but sometimes because of inadequate management choices. As a result, some of these valuable areas are u n d e r serious t h r e a t . In v i e w of t h e national, and even European i m p o r t a n c e of these habitats, better p r o t e c t i o n and management are r e quired, as well as improved m o n i t o r i n g .
84
A P R I L 2002 J A A R G A N G 9 !
LITERATUUR
JALINK. L M . , 1995. De aardsterren van Nederiand en België. Coolia 38: supplement.
A R N O L D S , E.J.M. & V A N O M M E R I N G , G., 1996. Bedreigde
JALINK, L.M., 1999. Op zoek naar de mycologische kroonjuwelen van Nederiand I. De 200 meest waardevolle kilometerhokken. Coolia 42: 143-162,
en kwetsbare paddestoelen van NedeHand. Toelichting op de Rode Lijst. IKC-Natuurbeheen Wageningen. BOLLEN, J., 1999. De Inktviszwam, Clathrus archeri. al jaren een trouwe gast in Limburg. PSL-Nieuws 6: 16-22. BOLLEN.J.. (in prep). Kroonjuwelen en andere mycologische snuistenjen 4. Het noordelijkgedeeltevan het Bunderijos.
N A T U U R H I S T O R I S C H
JALINK, L.M., P.J. KEIZER, E. B R O U W E R , R. D O U W E S , G . J .
Coolia.
IMMERZEEL. M . M . N A U T A , L.P. TOLSMA. & M . V A N T W E E L ,
2 0 0 1 . Oog voor paddestoelen: tips voor beheersmaatregelen gericht op behoud en herstel van mycologische waarden. Coolia 44 (4): 233-249,
M A A N D B L A D
KELDERMAN, P.H., 1991. De aardster (Geostnjm berkeleyi):
een bijzondere vondst. Natuurhistorisch Maandblad 80 (4): 72-73, KELDERMAN, P.H., 1994. Parasolzwammen van Zuid-Limburg, Nederiand. Lepiota s.l, excl. Macrolepiota. Natuurhistorisch Genootschap Limburg. Maastricht. KELDERMAN, P.H., 1997. Aardstemen en gesteelde stuifballen in Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 86 (10): 235-249.
" T O E N W E R D HET LANGZAAM W E E R TE MOOI . . . " Rob Chrispijn, joder^weg
1, 8385
GP
Vledderveen
D i t is een regel uit ' O n d e r de appelboom', een gedicht van Rutger
Wasplaten vertonen vaak een zekere v o o r k e u r v o o r hellingen. Z o ,
Kopland, waarin prachtig w o r d t v e r w o o r d hoe het is wanneer het
o o k hier. D e aardigste s o o r t e n vonden w e o p plekken waar het t e r -
even w a t stiller w o r d t in je h o o f d en je oog krijgt v o o r het bijzondere
rein net iets steiler w e r d . Zoals de Oranje wasplaat {Hygrocybe
alledaagse. Erzijn van die dagen, zo stralend en harmonieus datje hart
eens), de Honingwasplaat {Hygrocybe
flaves-
reidii) en de Geelvoetwasplaat
vanzelf opspringt en je v o o r een aantal uren volkomen vrede hebt met
{Hygrocybe flavipes). Laatstgenoemde is een karakteristieke s o o r t van
het leven en met jezelf Z o ' n zeldzame dag beleefde ik een jaar o f vijf
oude, schralegraslanden op droge, kalkrijke, lemige bodems en in ons
geleden t o e n ik met een paar mycologen naar Zuid-Limburg reed o m
land slechts van een handvol vindplaatsen bekend. N o g zeldzamer is i
naar wasplaten t e kijken. Onze eerste stop was het Gerendal waar
de Z w a r t w o r d e n d e ridderhoed {Porpoloma metopod/um), waarvan dit |
we, gezeten v o o r het huis van de boswachter, op koffie w e r d e n ge-
kalkgrasland bij Nijswiller de enige Nederlandse groeiplaats is.
tracteerd.
Behalve dat het vinden van zeldzaamheden een kick geeft, draagt het |
H e t was half o k t o b e r en de lucht was intens blauw. Een s o o r t blauw
o o k bij aan een gevoel van ontzag: er w o r d t je een blik gegund in de j
|
dat aangaf dat in de hogere luchdagen de temperatuur al behoorlijk
schatkamer van de natuur. H e t besef dat de getoonde juwelen zeld- j
aan het zakken was. Maar dicht bij het aardoppervlak koesterden wij
zamer zijn dan de robijnen en saffieren in de kluizen van rijke konings- | huizen maakt dat je je op zo'n dag waant in een t o o n k a m e r vol schat- ;
ons in een milde nazomerzon. Natuurlijk was het vrijwel windstil; o p zo'n dag is dat inclusief. Evenals de interessante gespreksstof en de
ten die niet o n d e r d o e n v o o r het duurste zestiende eeuwse zilver- ï
ontspannen stemming van het gezelschap. V o o r mycologen heeft het
smeedwerk.
l o t op een dergelijke dag vanzelfsprekend o o k w a t leuke paddestoe-
Als paddestoelenliefhebber k o m je in het hoogseizoen eigenlijk altijd
len in p e t t o . N i e t zo veel dat je helemaal van slag raakt en nog nach-
tijd te k o r t , maar aan deze middag in het heuvellandschap bij Nijswil-
tenlang zit t e d e t e r m i n e r e n , maar o o k w e e r niet zo weinig dat je gaat
ler leek haast geen einde te komen. Aandachtig rondlopen, fotografe-
twijfelen aan de zin o m m e t het zoeken naar paddestoelen je dag te
ren, nieuwe vondsten b e w o n d e r e n , deskundig commentaar aanho-
vullen. Nee, het was precies goed: elke vijf minuten vond iemand van
ren, maar ondanks deze activiteiten bleef een gevoel van tijdloosheid ;
ons groepje w e l iets dat de m o e i t e waard was.
overheersen. O o k t o e n de groene heuvels zich gingen baden in een | goudgeel lichten er zich hier en daar een zweem van nachtelijke nevel begon te v o r m e n .
H e t eerste t e r r e i n dat w e bezochten was een grasland bij C o t t e s sen. H i e r stonden o n d e r m e e r W o r t e l e n d breeksteeltje alboradicans),
H e l m s a t i j n z w a m {Entoloma
(Conocybe H e t w e r d tijd o m w e e r afscheid te nemen, leder ging zijn weegs. Ik i
ínfula) en een h e k s e n k r i n g
van de Vale schijnridderzwam {Lepista panaeolus).
|
Nauwelijks was- j
mompelde iets van nog een ander t e r r e i n bekijken en dat was ik o o k ]
platen, maar dat veranderde bij een bezoek aan een t e r r e i n bij N i j s - !
van plan, maar bij de auto veranderde ik van gedachte en k l o m w e e r j
l
o m h o o g . Vanaf een heuveltop heb ik zitten kijken naar de bomen in \
Hier ligt een golvend kalkgrasland met enkele verspreide m e i d o o r n - :
beginnende herfstkleuren, naar paarden in een wei en naar de mense- i
willer.
bosjes, dat extensief w o r d t beweid. H e t zal duidelijk zijn dat het ge-
lijke bedrijvigheid beneden mij. En t e r w i j l de zon langzaam onderging,
bruik van kunstmest er achterwege blijft, w a n t anders liepen w e hier j
w e r d het v o o r de zoveelste keer die dag allemaal w e e r te m o o i o m
niet naar wasplaten en andere kalkgraslandpaddestoelen te zoeken. '
waar te zijn!
NATUUimiSTORISCH
A P R I L Z 0 0 2 lAARGANG 91
MAANDBLAD
85
PADDESTOELEN IN SCHRALE GRASLANDEN B E H E E R S A D V I E S I N HET KORT L M . Jalink, Nationaal P.j. Keizer. Kruisweg
Herbarium 23. 3513
Nederland,
CS
£ Brouwer, van Slingelandtstraat
Universiteit Leiden, Einsteinweg
2. 2333
CC
Leiden
Utrecht 49. 6828
VC
Arnhem
Om het beheer van waardevolle kroonjuwelen voor paddestoelen te verbeteren, worden in Coolia, het
tijdschrift van de Neder-
landse Mycologische Vereniging, door
JALINK
et al. (2001) een
aantal praktische beheersadviezen gegeven. Deze adviezen zijn opgesteld voor een aantal voor paddestoelen belangrijke terreintypen. Hier in d i t artikel staan de adviezen vermeld die, tijdens het symposium zijn besproken en belangrijk zijn voor schrale graslanden.
ACHTERGRONDEN
FIGUUR I Gewone we/dewasp/oot (Hygrocybe pratensis) (foto; G. Dings).
tige beheersaanbevelingen v o o r mycologi-
terreintype k o r t en krachtig de meest belang-
sche waardevolle terreinen. D e C P N heeft
rijke aanbevelingen vermeld staan (jALINK et
daarom het initiatief genomen t o t het opstel-
o/., 2001). D e bedoeling van de beheersaan-
len van c o n c r e t e beheersadviezen per t e r -
bevelingen is dat ze g e b r u i k t gaan w o r d e n
relntype. D o o r een g r o o t aantal auteurs is
d o o r zoveel mogelijk terreinbeheerders. D i t
daarom g e w e r k t aan een artikel waarin per
betekent echter niet dat de aanbevelingen
Vaak w o r d t v e r o n d e r s t e l d dat een beheer gericht op vogels en hogere planten o o k wel geschikt is v o o r andere groepen van organismen, w a a r o n d e r paddestoelen (zie o o k J A LINK, elders in dit n u m m e r ) . H e t w o r d t echt e r steeds duidelijker dat dit berust o p een misverstand. O o k wanneer een selectie van de te beschermen en te beheren gebieden uitsluitend berust op inventarisatiegegevens van hogere planten en vogels, vallen een aantal waardevolle paddestoelengebieden buiten de boot. Daarom is d o o r de Commissie Paddestoelen en N a t u u r b e h o u d ( C P N ) enige jaren geleden gestart m e t een project dat
TABEL I Samenvatting van beheersmaatregelen in graslanden (jalink etal., W E L D O E N (gunstig)
N I E T D O E N (ongunstig)
Maaien plus afvoeren van het maalsel, of hooien met nabeweiding in vrijwel alle mycologisch belangrijke graslanden. Op kwetsbare bodem lichte machines gebruiken. Verzuurde vochtige graslanden licht bemesten (stalmest) of bekalken (in sommige gevallen). Kleinschalig reliëf handhaven of herstellen. Extensieve (jaarrond) beweiding; kortstondige intensieve (schapen) beweiding, alleen nauwkeurig gedoseerd.
Beheer achterwege laten of maaien zonder afvoeren van het maalsel of afbranden van het dode gras.
Verwijderen opslag van struweel en bomen.
gericht is op het in kaart brengen en beter beschermen van gebieden met hoge waarden v o o r paddestoelen, de zogenaamde m y c o l o gische k r o o n j u w e l e n . Naast het lokaliseren van deze k r o o n j u w e l e n is het p r o j e c t o o k gericht op het opstellen van k o r t e en krach-
2001).
Lichte betreding of betreding op paden. Afplaggen: soms in veraard veen met verruigd (schraal) grasland. Sloten uitbaggeren en bagger afvoeren.
Zeer zware machines gebruiken. Graszode scheuren, be(kunst)mesten, bestrijdingsmiddelen toepassen. Ploegen, egaliseren. Intensieve beweiding: dit leidt tot vertrapping van waardevolle terreindelen.
Gefaseerd maaibeheer in schraalgraslandreservaten, behalve in ruige overhoekjes, randen of in aangrenzende gebieden buiten het reservaat. Intensieve betreding buiten de paden. Alle betreding op slappe veengrond, Afplaggen: in kalkgraslanden blauwgraslanden en andere oude graslanden. Bagger of ander uit sloten opgehaalde ruigte in bermen achterlaten.
A P R I L 2002 j A A K G A N G 9 !
86
N A T U U R H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
z o n d e r m e e r m o e t e n w o r d e n overgenomen. H e t is i m m e r s aan de b e h e e r d e r o m een afweging te maken tussen de belangen van de verschillende groepen organismen (jALINK et
ai, 2001). In dit artikel zijn de aanbevelingen v o o r schralegraslanden opgenomen (zietabel I ) . In deze tabel staan de beheersmaatregelen aangegeven die gunstig en ongunstig zijn v o o r de bescherming van paddestoelen in schrale graslanden. Deze aanbevelingen zijn uitgedeeld tijdens het paddestoelensymposium in Roerm o n d op december 2 0 0 1 , evenals de in tabel II aangegeven kenmerken v o o r de herkenning van potentieel waardevolle graslanden v o o r paddestoelen. V o o r beheersmaatregelen v o o r andere t e r reintypen, w a a r o n d e r bossen, landgoederen en lanen en het stedelijk gebied, w o r d t verwezen naar het artikel in Cooiia van J A L I N K et
ai (2001). In dit artikel is o o k een o v e r z i c h t van enkele algemene maatregelen, een s o o r t
FIGUUR2 Zwartwordende wasplaat (Hygrocybe conica) (foto: G. Dings). TABEL II
g r o o t s t e algemene deler v o o r alle t e r r e i n t y Herkenning van potentieel waardevolle graslanden.
pen, o p g e n o m e n .
MYCOLOGISCH (ZEER) KANSRIJK
NADERE INFORMATIE O v e r e n i g e t i j d z u l l e n de p a m f l e t t e n o o k t e v i n d e n z i j n o p de i n t e r n e t p a g i n a van de N e d e r l a n d s e Mycologische V e r e n i g i n g (WWW.SCI.KUN.NL/MLF/NMV).
H i e r valt dan
steeds de nieuwste versie o p t e halen, w a n t het laatste w o o r d o v e r deze adviezen is nog n i e t g e r e p t . M e t o p m e r k i n g e n , vragen en v o o r adviezen kan men t e r e c h t bij de leden van de Commissie Paddestoelen en N a t u u r behoud. U k u n t deze richten aan de secretaris van het C P N m e v r o u w M. Nauta, Einsteinweg
2,
2300
RA
in
Nauta(5)nhn.Ieidenuniv.nl
Leiden. en
tel.
Email: 071-
5274731.
SUMMARY FUNGI IN
NUTRIENT-POOR
GRASSLANDS
JALINK
Het grasland is lange tijd (minstens dentallenjaren) ononderbroken als grasland op traditionele wijze in gebruik geweest (hooien of beweiden) zonder toepassing van "moderne" landbouwmethoden; geen kunstmest, hoogstens kleine hoeveelheden stalmest. Het grasland heeft gewoonlijk een lage productie (minder dan 5 ton droge stof/ha per jaar), dus kortgrazig en veel kruiden. Droge tot matig vochdge graslanden. Moslaag goed ontwikkeld, bedekking ongeveer tussen 25% en 50%. Positieve indicatie: Haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus). Bleek dikkopmos {Brachythecium albicans). Groot laddermos {Pseudoscleropodiumpurum) en eventueel andere soorten mossen. Planten: positieve indicatorsoorten: Bevertjes {Briza media). Borstelgras (Nardus striaa). Geelhartje (Linum catharticum), Kamgras {Cynosurus cristatus). Kleine bevernel {Pimpinella saxífraga), Muizeoor {Hieracium pilosella), Stijve ogentroost {Euphrasia stricta). G e woon reukgras {Anthoxanthum odoratum). Rood zwenkgras (Festuco rubra). Schapegras (festuca ovino), Tormentil {Potentilla erecta) en Voorjaarszegge (Carex caryophyllea). Kleine hellingen aanwezig. Bodem kalkrijk of lemig. soms zandig of venig-zandig. Grenzend aan oude goede terreinen (Glanshaverhooilanden, Kamgrasweiden, Dwerghavergemeenschap). In deze terreinen zouden relatief snel waardevolle paddestoelensoorten kunnen verschijnen. Onder de paddestoelen zijn posideve Indicatorsoorten, zoals aardtongen en knotszwammen, wasplaten (veelal felrode en felgele paddestoeltjes, zie figuur I en 2) en staalstelen (blauwe satijnzwantmen).
MYCOLOGISCH MINDER KANSRIJK Pas aangelegd en/of intensieve bewerkingen zoals egaliseren, scheuren, ploegen met herinzaai, zware be(kunst)-mesdng, drijfmestinjectie, vele maalgangen per jaar. Hoge productie (bijvoorbeeld 8-10 of meer ton droge stof/ha): dus grasvegetatie dicht en hoog. (Zeer) Natte graslanden en ruigtes.
Moslaag ontbrekend of bestaand uit de soorten Ge-
woon dikkopmos {Brachythecium rutabulum). Fijn laddermos {Eurhynchium praelongum) en Puntmos (Calliergonella cuspidata). Negatieve indicatoren: stikstof- en storingsindicatoren zoals Engels raaigras (Loilum perenne), Fluitenkruid {Anthriscus sylvestris). Gestreepte witbol (Holcus lanatus). Gewone paardenbloem {Taraxacum officinale). Grote vossenstaart {Aiopecurus pratensis). Kruipende boterbloem {Ranunculus repens). Kweek {EJytrigia repens), Ridderzuring (Rumexobtusifo//us), Ruw beemdgras (Poo trivialis). Vogelmuur (Ste//ana media) en Zachte dravik {Bromus hordeaceus). Terrein geheel vlak, geëgaliseerd. Bodem veraard veen, klei, kunstmatig vergraven mengsels van bijvoorbeeld klei/zand/veen. Grenzend aan intensief gebruikte graslanden of akkers (invloed van mest).
Deze soorten ontbreken. |
at ai r e c e n t l y published an a r t i c l e
in Coolia, p r o v i d i n g practical guidelines t o i m p r o v e t h e management o f m y c o l o g i c a l -
agement measures t h o u g h t t o be benefi-
ly valuable sites ( J A L I N K et ai, 2001). T h e i r
cial t o fungi and t h o s e t h o u g h t t o be h a r m -
guidelines c o v e r several habitats, b u t t h e
ful t o fungi. In a d d i t i o n , an o v e r v i e w is p r e -
p r e s e n t article c o n c e n t r a t e s o n t h e r e c -
sented o f characteristics t h a t can be used
ommendations for dry,
t o establish t h e p o t e n t i a l value o f grass-
nutrient-poor
grasslands. A n o v e r v i e w is given o f m a n -
lands f o r fungi.
LITERATUUR JALINK, L , M „ P.J, KEIZER, E. B R O U W E R , R. D O U W E S , G . J . IMMERZEEL, M . M . N A U T A , L . P . T O L S M A , & M . V A N T W E E L ,
2001. Oog voor paddestoelen: tips voor beheersmaatregelen gericht op behoud en herstel van mycologische waarden. Coolia 44 (4): 233-249,
N A T U U R H I S T O R I S C H
A P R I L 2 0 0 2 lAAHGANG 91
M A A N D B L A D
87
VAN DE H O E D E N DE RAND...
w e r d v o o r het eerst deze problematiek van-
MVCOLOGISCHE I N B R E N G BIJ HET B E H E E R VAN DE U M B U R G S E NATUUR
de achteruitgang van paddestoelen
uit beheer en o n d e r z o e k e r belicht. Van meerdere zijden w e r d melding gemaakt van
Leo D . H . Spoormakers,
Sint Teunisgang
62a, 621 I AR
1978;
(BAS,
J A N S E N & D E W I T , 1978).
KADER I
Maasthctit
In 1978 was een op paddestoelen gerichte "beheersmaatregel": "Handhaving van een streng plukverbod in boswachterijen en natuurreservaten".
Beheer van bos- en natuurterreinen wordt er niet eenvoudiger op. Sinds D e discussie concentreerde zich in die tijd in
het begrip "biodiversiteit" zijn intrede heeft gedaan in het beleid en
eerste instantie r o n d het plukken als moge-
beland is op de (internationale) politieke agenda's zullen ook beheerders zich voortdurend afvragen of hun
kennis en beheerspraktijken afdoende
zijn om de biodiversiteit in hun terreinen te behouden. Het was dan ook verheugend dat de Limburgse beheerders van bos-
en natuurterreinen
goed vertegenwoordigd waren bij het Symposium "Paddestoelenonderzoek in Limburg en de betekenis voor het natuurbeheer" op 2 december 2000. De bijdragen aan deze dag, zoals te lezen in d i t themanummer, hebben de paddestoelen in de beheerspraktijk voor het voetlicht willen brengen.
lijke oorzaak van de achteruitgang. Een o p paddestoelen gerichte "beheersmaatregel" w e r d d o o r een vertegenwoordiger van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie als v o l g t v e r w o o r d ( B O E R E ,
1978):
" H e t huidige beleid van Staatsbosbeheer ten aanzien van paddestoelen manifesteert zich d o o r het handhaven van een redelijk streng plukverbod in boswachterijen en natuurreservaten". H e t symposium in 1978 was aanleiding t o t de oprichting van de Commissie Paddestoelen
In d i t artikel w o r d t op basis van de vorige bijdragen, de discussie-
en N a t u u r b e h o u d (CPN) van de Nederland-
bijdragen van de deelnemers en aanvullende literatuur getracht de
se Mycologische Vereniging die zich sinds-
paddestoelen een plaats te geven bij de keuzen die beheerders voor hun
o v e r de r o l van paddestoelen in levensge-
dien v o o r a l bezig h o u d t m e t v o o r l i c h t i n g meenschappen en geven van adviezen over
terreinen dienen te maken.
een op paddestoelen gericht beheer. Bovendien is sinds 1978 het onderzoek naar de verspreiding van de mycoflora in Nederland en
DE CANTHAREL
op naam brengen van het g r o t e aantal in N e -
de veranderingen hierin, systematisch opge-
derland aan t e treffen s o o r t e n . In de jaren
pakt inde Paddestoelenkartering Nederland.
D e specifieke aandacht v o o r paddestoelen in
zeventig d r o n g pas goed d o o r
kringen van natuurbeschermingen natuurbe-
paddestoelenflora in Nederland verarmde. In
H e t boegbeeld in de beginjaren was de Cant-
heer is nog maar van recente datum. Bij my-
het symposium "Paddestoelen en Natuurbe-
harel o f Hanekam (Cantharellus
cologen (paddestoelendeskundigen) lag van
h o u d " dat in 1978 w e r d georganiseerd d o o r
guur I ) . Deze v o o r consumptie zeer geliefde
oudsher de interesse bij de taxonomie en het
de Nederlandse Mycologische Vereniging
paddestoel leende zich goed o m het v o o r k o -
d a t de
cibarius) (fi-
men en veranderingen in het v o o r k o m e n bij vast t e stellen. Aangezien de Cantharel al sinds jaar en dag verzameld w e r d , waren o o k betrekkelijk veel historische gegevens v o o r handen. Van de paddestoelen waarvan gedacht w e r d dat ze achteruitgingen, kwam de Cantharel het duidelijkst naar v o r e n . Bovendien lag een relatie met plukken v o o r de hand. O n d e r z o e k in het midden van de jaren zeventig ( J A N S E N & D E W I T , 1 9 7 8 ; J A N S E N et ai,
1985)
t o o n d e duidelijk aan dat de Cantharel
sterk was achteruitgegaan. Er w e r d echter geen verband vastgesteld tussen de achteruitgang en het plukken van Cantharellen. H e t
FIGUUR I De Cantharel of Hanekam (Cantharellus cibarius) heeft in plaats van plaatjes onder de hoed dikke lijstjes of ribbels (foto: G. Dings).
88
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG
N A T U U R H I S T O R I S C H
bleek namelijk dat o o k op plaatsen waar in
s o o r t e n maar daarnaast is een g r o o t aantal
gere planten kenmerkend v o o r matig v o e d -
het verleden niet of nauwelijks geplukt w e r d ,
klein en onopvallend of het v e r g t specialis-
selarme en schrale milieus, b i j v o o r b e e l d
de Cantharel was v e r d w e n e n . D e oorzaak
tische kennis en een uitgebreide bibliotheek
Kamgras {Cynosurus cristatus) of Kleine bever-
van de achteruitgang moest volgens het o n -
aan vakliteratuur o m ze o p naam t e brengen.
nel {Pimpinella
derzoek dan o o k meer gezocht w o r d e n in de
Daar staat tegenover dat het aantal padde-
op het v o o r k o m e n van bijzondere schraal-
veranderingen die in de b o s b o d e m w a r e n
s t o e l e n w a a r n e m e r s v r i j g e r i n g is. H e t in
graslandpaddestoelen, zoals wasplaten (Hy-
opgetreden tengevolge van successie, en de
kaart brengen van de verspreiding van alle
grocybe spp.) (zie figuur 2 en 3).
v e r z u r e n d e en v e r m e s t e n d e w e r k i n g van
s o o r t e n vergt dan vele jaren o n d e r z o e k t e
zure deposide uit de lucht.
MAANDBLAD
saxífraga), goede kans bieden
m e e r daar paddestoelen s t e r k afhankelijk zijn van het w e e r en daarmee het verschij-
KADER 2 Bij een l<artering voor de bepaling van de mycologische waarde van een natuurgebied is pral
In de bijdragen van Lenaerts, Jalink, B r o u w e r en Keizer tijdens het symposium en de daaro p volgende discussies kwamen, aan de hand van de Limburgse situatie, enkele belangrijke thema's van het paddestoelenonderzoek in de afgelopen decennia aan de o r d e . In het hierin volgende zullen deze thema's k o r t de revue passeren.
nen een o n v o o r s p e l b a a r k a r a k t e r h e e f t .
in 2000 t o e n de bijzonder natte julimaand
D e p a d d e s t o e l e n k a r t e r i n g in N e d e r l a n d
garant stond v o o r het plots w e e r verschij-
heeft de afgelopen decennia veel informatie
nen van een aantal bijzondere s o o r t e n waarvan enkele al vele j a r e n niet m e e r w a r e n waargenomen ( C R I S P I J N , 2001).
N i e t t e m i n t r a c h t men in Belgisch Limburg met de paddestoelenkartering een maximale vlakdekkende inventarisatie te bereiken van alle b i o t o p e n , liefst het gehele jaar r o n d ( L E N A E R T S , elders in dit n u m m e r ) . Een dergelijke ambitieuze aanpak vergt een zeer actieve groep waarnemers en een intensieve
paddestoelen die in 1996 is gepubliceerd ( A R NOLDS & V A N
OMMERING,
1996). Maar liefst
67% van de in Nederland v o o r k o m e n d e paddestoelen staat o p deze lijst Daarmee behoren paddestoelen samen m e t de dagvlinders t o t de m e e s t b e d r e i g d e s o o r t g r o e p e n in Nederland (RIVM, 2001). KADER 3 Paddestoelen behoren tot de meest bedreigde organismegroepen in Nederland. Uit de Rode Lijst van paddestoelen blijkt dat maar liefst 67% van de paddestoelensoorten waarvan het voorkomen voldoende bekend is, op de Rode Lijst staan.
m e t een evenwichtige benadering van alle
bare en milieu-indicatieve s o o r t e n in relatief k o r t e tijd een goede indruk w o r d e n v e r k r e -
bied. Juist v o o r het beheer is dit s o o r t informatie van belang.
O n d e r de paddestoelen zijn het de ectomycorrhizasymbionten (soorten die in contact staan m e t de w o r t e l van bomen en hiermee voedingsstoffen uitwisselen t o t wederzijds voordeel) die het meest bedreigd zijn.
tal s o o r t e n . A l l e e n u i t N e d e r l a n d al zijn meer dan 3500 s o o r t e n bekend ( A R N O L D S
informatie
kiezen v o o r een steekproefsgewijze aanpak
gen van de mycologische waarde van een gegrenzend België bestaat u i t een g r o o t aan-
daarin. Deze
v o r m t de basis van de officiële Rode Lijst van
len dan o o k praktischer bij een kartering t e
b i o t o p e n . Daarnaast kan d o o r een goede
D e paddestoelenflora in N e d e r l a n d en aan-
opgeleverd over de paddestoelenflora en de veranderingen
k e n n i s o v e r d r a c h t H e t is in de meeste geval-
selectie van een beperkt aantal goed herken-
EEN TEVEEL AAN SOORTEN
KROONJUWELEN
H o e onvoorspelbaar bleek maar w e e r eens
In een aantal gevallen zijn mycologische waar-
D e T o p 5 van habitats m e t de hoogste aan-
et ai, 1995). D i t aantal g r o e i t nog jaarlijks.
devolle terreinen o o k te herkennen aan de
tallen Rode lijstsoorten ziet er als volgt uit:
O n d e r p a d d e s t o e l e n b e v i n d e n zich vele
vegetatie van hogere planten. Met name v o o r
1. bossen op rijke g r o n d , waaronder de Z u i d -
goed en makkelijk in h e t veld h e r k e n b a r e
graslanden geldt dat het v o o r k o m e n van h o -
Limburgse hellingbossen (18% van de Rode lijstsoorten); 2. naaldbossen (10% van de Rode lijstsoorten); 3. schrale graslanden, w a a r o n d e r de kalkgraslanden (7% van de Rode lijstsoorten); 4. Ianen(6% van de Rode lijstsoorten); 5. overige loofbossen (4% van de Rode lijstsoorten).
O p m e r k e l i j k in de T o p 5 is het v o o r k o m e n van t w e e habitattypen die in het natuurbeheer weinig gekoesterd w o r d e n . V o o r naaldbossen geldt eerder het tegenovergestelde en heerst de t r e n d o m deze bossen o m t e v o r m e n t o t inheemse loofbossen o m d a t de
FIGUUR 2
Popegaoizwomme^e (Hygrocybe psittacina) (foto: G. Dings).
N A T U U R H I S T O R I S C H
APRIL
lAARGANG 91
89
algemene opvatting heerst dat naaldbossen
de bodem en de versnelde mineralisatie van
de paddestoelenflora het sterkst bedreigd
slechts een geringe natuurwaarde vertegen-
strooisel en humus (verhoogd aanbod van
d o o r verzuring en vermesting. O o k hier zijn
(KUYPER,
M A A N D B L A D
1998).
2002
de
stikstof) zouden hierbij belangrijke oorzaken
het de m y c o r r h i z a p a d d e s t o e l e n die s t e r k
paddestoelensoorten in Nederland k o m t cir-
kunnen zijn. Mycorrhizapaddestoelen w o r -
zijn achteruitgegaan en s t e r k w o r d e n b e -
ca 1 3 % uitsluitend in naaldbossen v o o r ( A R -
den negatief beïnvloed d o o r stikstof
dreigd. Met name de ophoping van stikstof-
NOLDS & D E V R I E S , 1989).
rijk strooisel is er de oorzaak van dat veel
woordigen
Van
De'lichte' naald-
Aan de andere kant t r e e d t juist de g r o o t s t e
bossen (den en larix) herbergen daarbij het
r i j k d o m aan parasolzwammen op in jongere
mycorrhizapaddestoelen uit de bossen zijn
hoogste aantal soorten. H e t hoge aandeel ka-
stadia van de b o s o n t w i k k e l i n g . H i e r i n z o u
v e r d w e n e n . Z i j kunnen zich alleen nog maar
rakteristieke s o o r t e n en het g r o t e aantal be-
middenbosbeheer positief kunnen w e r k e n
handhaven w a a r geen s t r o o i s e l o p h o p i n g
dreigde s o o r t e n betekent dat in het beheer
d o o r periodiek deze jonge stadia t o t stand t e
o p t r e e d t zoals in bosranden, bij geïsoleerd
o o k v o o r naaldbossen bewuste keuzen ge-
brengen. D e inbreng van mycologische gege-
staande b o m e n en de m e t b o m e n beplante
maakt dienen t e w o r d e n t e r behoud van de
vens bij beheersevaluatie van middenbosbe-
wegbermen.
m y c o f l o r a . D i t zou m o e t e n leiden t o t h e t
heer kan mogelijk meer helderheid geven. D e
D e m e t b o m e n beplante w e g b e r m e n , m e t
handhaven van een areaal naaldbos o p de
beheerders staan hier open v o o r .
name die met eik en beuk, blijken v o o r een
v o o r paddestoelen meest kansrijke plekken.
aantal s t e r k bedreigde m y c o r r h i z a p a d d e -
O p het belang van naaldbossen v o o r padde-
KADER 5
stoelen en keuzen v o o r het beheer is eerder
Hoe dienen hellingbossen te worden beheerd? Om
gewezen d o o r K E I Z E R ( 1 9 9 7 ) .
ze als mycologische kroonjuwelen te behouden?
KADER 4 Naaldbossen in Nederland zijn niet populair! Toch komt circa 1 3 % van de paddestoelensoorten in Nederland uitsluitend In naaldbossen voor. Ter behoud van deze mycoflora dient een areaal naaldbos,
Hakhoutbeheer lijkt ongunstig uit te pakken voor
s t o e l e n , w a a r o n d e r vele s t e k e l z w a m m e n (l-lydnellum
en v e r w a n t e n ) , de laatste t o e -
vluchtsoorden in Nederland (KEIZER, 1993).
mycorrhizasymbionten. Aan de andere kant treedt
In Limburg is evenwel in d i t milieu nog w e i -
juist de grootste rijkdom aan parasolzwammen, dit
nig gericht o n d e r z o e k gedaan en daarom is
zijn saprotrofe paddestoelen, op in jongere stadia van de bosontwikkeling. Hierin zou middenbosbeheer positief kunnen werken.
nagenoeg niets bekend over het v o o r k o m e n van mycologisch rijke w e g b e r m e n . D e zandgronden zijn o o k bij uitstek de ge-
op de voor paddestoelen meest kansrijke plekken, ge-
Vooralsnog Staan er geen gebieden in N o o r d -
bieden m e t de naaldbossen. H e t in stand-
en Midden-Limburg hoog op de lijst van my-
houden van een areaal naaldbossen, v o o r a l
O p basis van het v o o r k o m e n van het aantal
cologische k r o o n j u w e l e n . Een v e r h o o g d e
die met den en larix, v o o r het behoud van de k a r a k t e r i s t i e k e m y c o f l o r a zal dan o o k
handhaafd te worden.
Rode lijstsoorten kunnen de meest waarde-
Inventarisatie-intensiteit zal o o k hier myco-
volle natuurgebieden in beeld gebracht w o r -
logische kroonjuwelen aan het licht kunnen
m e t name op de zandgronden aan de o r d e
den, de zogenaamde mycologische k r o o n j u -
brengen. Hoge ogen gooien hierbij de gebie-
zijn. D e inbreng van mycologen is hier ge-
w e l e n (jALINK, elders in d i t n u m m e r ) . H e t
den op oude rivierklei op de oostoever van
w e n s t o m t o t een goede selectie t e k o m e n .
hoeft, gezien de bovengenoemde T o p 5, geen
de Maas, de Maasmeanders en de heide- en
verbazing te w e k k e n dat op de lijst van Lim-
stuifzandgebieden in de Maasduinen.
Kansrijk in d i t opzicht zijn open naaldbossen op stuifzand (OziNGA & BAAR, 1 9 9 7 ) en
burgse k r o o n j u w e l e n een g r o o t aantal Z u i d -
o p gebufferde l e e m r i j k e b o d e m s . D i t zijn
Limburgse hellingbossen prijken. Enkele hel-
namelijk de bossen waar weinig strooiselac-
lingsbossen kunnen zich zelf in W e s t - E u r o -
cumulatie heeft plaatsgevonden. In het eer-
pees verband meten v o o r w a t betreft het v o o r k o m e n van vele b i j z o n d e r e parasol-
DE ZORG VOOR DE ZANDGRONDEN
zwammen (Lepiota spp.). Hierbij dient evenwel te w o r d e n opgemerkt dat de hellingbossen van oudsher populair zijn bij mycologen uit het gehele land, en dat derhalve een waarnemerseffect hier een rol kan spelen. De vraag hoe de hellingbossen te beheren o m ze als mycologische kroonjuwelen te behouden stuit op de oude discussie r o n d de w e n selijkheid van het hakhout-en middenbosbeheer die eerder in d i t tijdschrift is gevoerd (onder andere D E K R O O N , 1986). Z o lijkt de herintroductie van het hakhoutbeheer zoals in het Schaelsbergerbosch vooralsnog o n gunstig uit te pakken v o o r paddestoelen. Er is met name een achteruitganggeconstateerd van mycorrhizasymbionten. V e r s t o r i n g van
FIGUUR 3 Gele wasplaat (Hygrocybe chlorophana) (foto; G. Dings).
O p de Limburgse droge zandgronden w o r d t
ste geval d o o r de w i n d w e r k i n g en in h e t t w e e d e geval d o o r d a t de relatief hoge p H van de bodem strooiselophoping v o o r k o m t ( B R O U W E R , elders d i t n u m m e r ) . Een goed
90
A P R I L 2 0 0 2 J A A R G A N G 91
v o o r b e e l d van naaldbossen op lemige b o -
b o u w p e r c e l e n een wissel t r e k k e n o p de
lands. In the 1970s, people started t o real-
dem m e t een rijke mycoflora zijn de stads-
mycologische kwaliteit van deze graslanden.
ise t h a t many fungal species had disap-
bossen bij V e n l o , waarin een aantal bijzon-
H e t probleem van versnippering en vermes-
peared. Since then, fungi mapping and p r o -
d e r e R i d d e r z w a m m e n (Thcholoma
ting speelt niet bij de duingraslanden.
fessional research i n t o changes in t h e
spp.)
v o o r k o m e n ( D o u W E S , 1997). KADER 6
Op de zandgronden is het in standhouden van een areaal naaldbossen (den en larix) op stuifzand en op gebufferde leemrijke bodem, zoals bijvoorbeeld de stadsbossen bij Venlo, van belang. Verwijdering van de strooisel- en humuslaag in naaldbossen is een effectgerichte maatregel. Ook de mycologisch rijke met bomen beplante wegbermen (eik en beuk) moeten opgespoord en meer onderzocht worden.
W a a r s t r o o i s e l o p h o p i n g is o p g e t r e d e n in naaldbossen kan overwogen w o r d e n als effectgerichte maatregel de strooisel- en h u muslaagte verwijderen. Experimenten in het
N A T U U R H I S T O R I S C H
M A A N D B L A D
Dutch mycoflora have provided a great deal Paddestoelen stellen deels echter andere ei-
of new information on these changes and
sen aan h e t beheer. D o o r Keizer (elders in
their underlying causes.
dit nummer) is in dit opzicht gewezen o p het
This article attempts t o indicate t h e role
belang van de o u d e r d o m van de graslanden
fungi could play in t h e decisions made by
als belangrijke factor v o o r een rijke mycoflo-
nature conservation organisations t o p r o -
ra z o n d e r d a t deze graslanden b i j z o n d e r
tect and manage their nature reserves. In
schraal hoeven t e zijn.
addition, it discusses some of the important issues of fungal research over the last f e w
KADER 7
decades which w e r e addressed in t h e con-
Bij de kalkgraslanden is de ouderdom van de gras-
tributions by Lenaerts, Jalink, B r o u w e r and
landen een belangrijke factor voor een rijke mycoflo-
ra, zonder dat deze graslanden bijzonder schraal hoe-
Keizer at a recent symposium.
ven te zijn. Negatief zijn versnippering en vermesting van de graslanden door aangrenzende landbouwgebieden.
kader van het Overlevingsplan Bos en N a t u u r ( O B N ) wijzen uit dat dit positieve resultaten
V o o r b e e l d e n van graslanden die botanisch
o p l e v e r t ( B A R T E L I N K , 2001).
niet bijzonder scoren maar w e l bijzonder r i j k aan p a d d e s t o e l e n zijn o f w a r e n : de
A R N O L D S , E , T H . W . KUYPER & M.E. N O O R D E L O O S , 1995.
G o u d s b e r g bij Valkenburg, de H o u t h e m e r -
Overzicht van de paddestoelen in Nederiand. Nederlandse Mycologische Vereniging, Baam.
heide b i j T e r b l i j t , de Kannerbergen G o t t e s -
A R N O L D S , E. & G . V A N O M M E R I N G , 1996. Bedreigde en
kwetsbare paddestoelen in Nederiand. Toelichting op de Rode Lijst. IKC NatuurtDeheer nr 24, IKC Natuurbeheer Wageningen,
DE KALKGRASLANDEN
A R N O L D S . E. & B. DE VRIES, 1989. Oecologische statistiek
H e t botanisch beheer van de kalkgraslanden
van de Nederiandse macrofungi. Coolia 32(4): 76-86
in Z u i d - L i m b u r g h e e f t van o u d s h e r o o k goed uitgewerkt v o o r paddestoelen. D e
LITERATUUR
SUMMARY
kalkgraslanden w a r e n decennia lang de absolute t o p in N e d e r l a n d v o o r schraalgras-
THE ROLE O F FUNGI I N N A T U R E
landpaddestoelen, zoals w a s p l a t e n , staal-
C O N S E R V A T I O N IN LIMBURG
steeltjes en aardtongen (figuur4). In recent e jaren zijn de duingraslanden in de N o o r d -
It is only recently that organisations f o r na-
en Zuid-Hollandse duinen evenwel de kalk-
t u r e conservation and habitat management
graslanden in k w a l i t e i t v o o r b i j g e s t r e e f d .
have started t o pay attention t o fungi. Fun-
H e t lijkt e r o p dat de versnipperde ligging van
gi experts w e r e traditionally mosdy inter-
de kalkgraslanden en de negatieve invloed
ested in t a x o n o m y and the identification o f
van v e r m e s t i n g van a a n g r e n z e n d e l a n d -
the large numbers of fungi in t h e N e t h e r -
BARTELINK, H.H., 2 0 0 1 . Effectgerichte maatregelen in dnoge bossen. Vakblad NatuurtDeheer 40(6): 115-118. BAS, C . 1978. Veranderingen in de Nederlandse paddestoelenflora. Coolia 2 I (4): 98-104, BOERE. G . C , 1978. Staatsbosbeheer en paddestoelen. Coolia 21 (4): 91-97. CRISPIJN, R., 2 0 0 1 . Het Bolansjaar. Coolia 44( I): 38-47.
D o u w E S , R., 1997. Bijzondere paddestoelen rond Venlo. Natuuriiistonsch Maandblad 86: 127 J A N S E N , E. & T . DE W I T , 1978. Veranderingen in de
verspreiding van de Cantharel in Nederiand. Coolia 21(4): I 17-123. J A N S E N , E., H . V A N D O B B E N & T . DE W I T , I 9 8 5 . Achteruit-
gang van de Cantharel in Nederiand. In: E. ARNOLDS (red,), 1985. Veranderingen in de paddestoelenflora (mycoflora). Wetenschappelijke mededeling KNNV nr 167. Stichting Uitgevenj KNNV, Utrecht: 59-64, KEIZER, 1993. The ecology of macromycetes in roadside verges planted with trees. Proefschrift L.U.W., Wageningen, KEIZER, P.J., 1997. Het belang van coniferenbossen voor de mycoflora in Nederiand. DLN 98(4): 122-128. K R O O N , H . DE, 1986. De vegetaties van Zuid-Limburgse hellingbossen in relatie tot het hakhoutbeheer Een rijke wilde flora met een onzekere toekomst. Natuurtiistorisch Maandblad 75(10): 167-192. KUYPER, TH., 1998. NatuurM'aarden van houtige exoten in bossen. Nederiands Bosbouw Tijdschrift 69(4): 173-177 NATUURPLANBUREAU, 2 0 0 1 . Natuurbalans 2001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, Alterra8( Landbouw-Economisch Instituut, Wageningen, O Z I N G A , W , & J . BAAR, 1997. Primaire Grove-dennen-
bossen in stuifzandgebieden als refugia voor zeldzame myconhizapaddestoelen. DLN 98(4): 129-133.
FIGUUR 4
Groene aardlong (Microglossum viride) (foto; G. Dings).
N A T U U R H I S T O R I S C H
ONDER
APRIL 2002
M A A N D B L A D
DE
lAAKGAKG 9 !
91
AANDACHT
INVENTARISTATIEWEEKEND ZUIDLIMBURG
Aanmelden bij het bureau van het Natuurhis-
ring nodig. O o k hiervan is het verslag gepu-
e-mail: [email protected].
bliceerd in juni 2001. 4. Vaststelling jaarverslag en jaarrekening
Na het succesvolle inventarisatieweekend in
2001.
de W e e r t e r Bossen in 2001 organiseert het Natuurhistorisch Genootschap haar tweede weekend van 31 mei t/m 2 juni 2002 in Z u i d -
ten was in 2001 een tweede ledenvergade-
torisch Genootschap, tel. 0475-386470 of via
OPROEP VOOR ALGEMENE LEDENVERGADERING 4 APRIL 2002
Limburg. W e verblijven In de kasteelhoeve in
H e t jaarverslag en de jaarrekening o v e r 2001 liggen v o o r t e r goedkeuring. Beide stukken w o r d e n ter vergadering uitgereikt,
Valkenbrug aan de Geul. Verspreid langs de
Voorafgaand aan de maandelijkse bijeenkomst
liggen v o o r a f t e r inzage in h e t G e n o o t -
Geul en in het Gerendal w o r d e n onder meer
van de kring Maastricht, met een lezing d o o r
schapskantoor in Roermond of kunnen op
de volgende terreinen van N a t u u r m o n u m e n -
Dhr. Moureau (Stichting O u d Sint Pieter) over
ten bezocht: het O o m b o s , het Leunderbos,
de Sint Pietersberg, vindt op donderdag4april
aanvraag w o r d e n toegezonden aan leden. 5. Herbenoeming bestuursleden.
het Biesbos en de bossen bij Schaelsberg. H e t
o m 20.00 uur de jaarlijkse algemene ledenver-
Aftredend volgens rooster zijn de bestuurs-
Gerendal bestaat uit landbouwgronden, hel-
gadering plaats in het Natuurhistorisch Mu-
leden W o u t e r Jansen en C o r r y Adams.
lingbossen en droogdalen. D e bossen bestaan
seum Maastricht. D e agenda van de ledenver-
Beiden zijn herkiesbaar en het bestuur stelt
hoofdzakelijk uit eiken en beuken. D e bossen
gadering is als volgt:
v o o r o m ze opnieuw aan t e stellen v o o r een
herbergen soorten als Das en Eikelmuis en in
1. Opening en mededelingen.
de ondergroei zijn orchideeën te vinden. In de
2. Verslag van de ledenvergadering op 6 april
omgeving kunnen diverse wateren w o r d e n bemonsterd. Tijdens het weekend zullen de studiegroepen hun activiteiten afstemmen op het inventarisatieweekend. De kosten bedragen € 35,00. De overnachtingen en maaltijden op zaterdag en zondag zijn hierbij inbegrepen.
BINNENWERK
periode van drie jaar. 6. Benoeming nieuwe bestuursleden.
2001.
Joep O r b o n s en Frans Mertens zijn kandi-
H e t verslag is gepubliceerd in het juninum-
daat v o o r een lidmaatschap van het alge-
mer van het Maandblad van 2001.
meen bestuur. H e t bestuur stelt v o o r o m
3. Verslag van de ledenvergadering op 20 april
beiden aan te stellen als nieuw bestuurslid. 7. Rondvraag.
2001. O m over te gaan t o t wijziging van de statu-
BUITENWERK
WOENSDAG 3 APRIL zal Frans Cupedo bij de
DINSDAG 9 APRIL is e r een vergadering van
./•isiKji r i i y u i t g r o t i: een lezing geven over
het i J a g e l i j k s b e s t u u r in het G r o e n H u i s in
( t r e k ) v o g e l e x c u r s i e o p de G r o o t e Heide.
het onderzoek w a t hij verricht heeft naar Ere-
Roermond.
V e r t r e k o m 8.00 u u r vanaf h e t Informatie
bia's en m e t name Erebla pluto. D e bijeenk o m s t vindt plaats in het Natuurhistorisch Museum Maastricht en begint o m 20.00 uur. DONDERDAG 4 APRIL w o r d t een A l g e m e n e
ZONDAG 14 APRIL h o u d t K r i n g V e n l o een
C e n t r u m G r o o t e Heide bij Venlo. WOENSDAG 10 APRIL verzorgt K r i n g V e n lo een natuurwandeling over de G r o o t e Hei-
DINSDAG ¡ 6 APRIL h o u d t de P l a n t e n s t u -
de te Venlo. V e r t r e k o m 1 3 . 3 0 u u r v a n u i t h e t
d i e g r o e p een streepexcursle. V e r t r e k o m
Informatie C e n t r u m G r o o t e Heide in Venlo.
10.00 uur bij de kerk van I t t e r v o o r t . VRIJDAG 19 APRIL verzorgt de L i b e l l e n s t u -
l e d e n v e r g a d e r i n g georganiseerd i.s.m. met K r i n g M a a s t r i c h t in het Natuurhistorisch
VRIJDAG 12 APRIL h o u d t Peter K o l z h o r n
Museum te M a a s t r i c h t D e ledenvergadering
v o o r de H e r p e t o l o g i s c h e S t u d i e g r o e p
o m 20.00 uur een bijeenkomst in
begint o m 20.00 uur en w o r d t gevolgt d o o r een
een lezing o v e r Heikikkers in aangrenzend
hecGroenHuis,Godsweerderstraat2te Roer-
ledenavond met als thema de Sint Pietersberg
Duitsland. Aanvang 20.00 uur in het G r o e n -
mond waarbij een aantal leden korte presen-
d o o r M. Moureau (Stichting O u d Sint Pieter).
Huis, Godsweerderstraat 2 t e R o e r m o n d .
taties geven over hun libellenwaarnemingen.
ZATERDAG 6 APRIL verzorgt de P l a n t e n s t u -
ZATERDAG 13 APRIL bezoeken leden van de
ZATERDAG 20 APRIL organiseert K r i n g V e n -
¿,1
i een excursie naar h e t Canner-
i iM.iu:.
: een voorjaarsbos t e n
r a y samen met de H e r p e t o l o g i s c h e s t u -
bosch en het Caestertbos. V e r t r e k o m 10.00
zuiden van Luik. V e r t r e k o m 10.00 u u r NS-
d i e g r o e p een inventarisatiedag in de omge-
uur vanaf NS-station Maastricht.
station Maastricht.
ving van H o r s t . V e r t r e k o m 10.00 u u r bij de k e r k van Melderslo.
ZONDAG 7 APRIL houdt de P l a n t e n s t u d l e •
ZON DAG 14 AP RIL bezoekt K r i n g H e e r i e n
een lentewandeling in het W o r m d a l .
de prehistorische vuursteenmijnen van Rijck-
ZATERDAG 20 APRIL h o u d t de P l a n t e n s t u -
Vertrek o m 10.00 uur vanaf NS-station Maast-
holt, V e r t r e k o m 13.15 uur vanaf de P-plaats
dieg
richt óf o m 10.45 uur op de parkeerplaats ach-
aan de Spoorstraat t e Heerien ó f o m 14.00
Lemiers en de Schneeberg. V e r t r e k o m 10.00
ter NS-station Kerkrade. Opgave bij Olaf O p
uur bij de kerk van Ryckholt. Verplichte op-
uur achter het NS-station Maastricht óf o m
den Kamp (teL 045- 5459213).
gave bij het secretariaat (tel. 045-53 10661).
10.30 bij de kerk van Lemiers.
een excursie in de omgeving van
NATUUIÏHISTORISCH
92
A P R I L 2 0 0 2 JAARGANG 9 1
ZONDAG 21 APRIL kunnen geïnteresseerden
ZONDAG 28 APRILorganiseertde P l a n t e n s t u -
de handen uit de m o u w e n steken o m leden van
d i e g i o e p i.s.m. de P i a n t e n w e r k g r o e p van
de W e r k g r o e p M e i n w e g mee te helpen m e t
L i k o n a een excursie in de Voerstreek (B). Ver-
beheersmaatregelen. Opgave bij W o u t e r j a n -
trek o m 8.15 uurvanaf NS-station Maastricht óf
sen (0475-326798).
o m 9.00 uur bij de kerk van Sint-Martensvoeren.
DINSDAG 23 APRIL w o r d t h e t P e r i o d i e k
DINSDAG 30 APRIL verzorgt de P l a n t e n s t u een Streepexcursie in de omgeving
„ , L I i i g gehouden in het Natuurhistorisch
uijg!
Museum Maastricht.
van I t t e r v o o r t . V e r t r e k o m 10.00 uur bij de k e r k van I t t e r v o o r t .
DINSDAG 23 APRIL verzorgt de P l a n t e n s t u de leden van de
d i e g r o e p een streepexcursie in de omgeving
WOENSDAG I MEI k o m e n
van I t t e r v o o r t vertrek o m 10.00 uur bij de kerk
V l i n d e r s t u d i e g r o e p o m 20.00 uur bij elkaar
van I t t e r v o o r t .
in het Natuurhistorisch Museum Maastricht
DONDERDAG 2 MEI o r g a n i s e e r t
DONDERDAG 25 APRIL h o u d t JefBoosten bij ,i
r.
een lezing over libellen. A a n -
_
Kring
een Mollusken practicum in h e t
vang o m 20.00 uur in het Gemeenschapshuis,
N a t u u r h i s t o r i s c h Museum Maastricht. A a n -
W a t e r m o l e n s t r a a t I te O o s t r u m .
vang 20.00 uur.
MAANDBLAD
HERPETOLOGISCHE STUDIEGROEP Contactpersoon: Y. Damstra, Bosstraat 15, 6071 X R Swalmen. [email protected] PLANTFNSTUDIFGROFP Secretaris: Olaf Op den Kamp, Maria Gorettistraat 72, 6462 XS Kerkrade, planten@nhgl,org SPINNENWERKGROEP LIMBURG Inlichtingen: J.H.G. Peeters, tel. 043-3505484(overdag), spinnen(5)nhgl.org STUDIEGROEP ONDERAARDSE KALKSTEENGROEVEN Secretaris: Joep Orbons, Holdaal 6, 6228 G H Maastricht, [email protected] VLINDERSTUDIEGROEP Secretaris: J. Queis. Spaanse singel 2, 6191 G K Beek, [email protected] ZOOGDIERENWERKGROEP Inlichtingen; bureau NHGL. Godsweerderstraat 2, 6041 G H Roermond, [email protected] PADDESTOELENSTUDIEGROEP Inlichtingen: P.H. Kelderman, Herkenbroekerweg 23, 6301 EG Valkenburg, paddestoelen@nh;l.ore VISSENWERKGROEP Inlichtingen: R. Akkermans, Wilhelminalaan 47, 6042 EL Roermond, [email protected] SPRINKHANENSTUDIEGROEP Contactpersoon: W . Jansen, Wilhelminalaan 85, 6042 EM Roermond, [email protected]
MATUUR HISTORISCH
M
A
A
N
D
B
L
#
REDACTIE G. Verschoor & H. Heijligers (hoofdredactie), D.Th. de Graaf.J.T. Hermans, M. Lejeune, A.J.W. Lenders & J.H. Willems (redactie), R. Steverink (redactie-assistent). Godsweerderstraat 2, 6041 G H Roermond, redactie(5inhgl.org. Met dank aan P e t e r Verheesen voor zijn inzet als gast-redacteur en zijn rol bij het tot stand komen van dit themanummer.
VOGELSTUDIEGROEP Contactpersoon; R. van der Laak, Bethlehemstraat 34, 6418 GK Heerlen, [email protected] WERKGROEP BEHOUD SCHINVELDSE BOSSEN EN BRUNSSUMMERHEIDE Secretaris: P. Spreuwenberg. Aan de Slagboom 2, 6372 K W Schaesberg, [email protected]
RICHTLIJNEN VOOR KOPIJ-INZENDING Diegenen die kopij willen inzenden, dienen zich te houden aan de richdijnen opgesteld door de redactie. Richtlijnen kunnen worden aangevraagd bij bovenstaand redactieadres of zijn te bekijken op de internetpagina van het Genootschap.
MOSSENSTUDIEGROEP Inlichtingen:). Hermans. Hertestraat 21, 6067 ER Linne, [email protected]
Basisontwerp typografie: Graatsma in vorm, Maastricht. Grafische verzorging: Van de Manakker, Grafische communicatie, Maastricht, [email protected]. Druk; SHD Grafimedia, Swalmen.
WERKGROEP MEINWEG
ISSN 0028-1107
S T U D I E G R O E P B L O E M E N E N BIJEN Contactpersoon: L. Hensels, Tramstraat 9, 6088 EA Roggel, [email protected]
COPYRIGHT Auteursrecht voorbehouden. Overname slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming
^ / ^ ' ^ i r i . H I S T O R I S C H GENOOTSCHAP IN LIMBURG DAGELIJKS BESTUUR F. Coolen (voorzitter). H. Schmitz (secreuris), H. van der Weijden (penningmeester). R. Akkermans (ondervoorzitter),). Teeuwen (bestuurslid). Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, BUREAU Henk Heijligers (bureaumanager) & Roel Steverink (bureaumedewerker), Godsweerderstraat 2, 6041 G H Roermond, tel. 0475-386470. bureaulS)nhgl.org. LEDENADMINISTRATIE N.A. van de Wal, Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, tel. 0475-386470 ledenadministratielSnhgl.org. giro: 1036366, voor België: 000-1507143-54. LIDMAATSCHAP € 25 p/j., jeugdleden t/m 23 j. & 65+-leden € 12,50; bedrijven, verenigingen, instellingen e.d, € 75. BESTELLINGEN van Publicaties, (oude) Maandbladen en andere uitgaven: uitsluitend schriftelijk bij het Publicatiebureau Natuurhistorisch Genootschap, Groenstraat 106,6074 EL Melick. LOSSE NUMMERS dit themanummer kost € 7,50 voor leden en € 6 voor niet leden (excl. porto). INTERNET http://www.nhgl.org STICHTING NATUURPUBLICATIES LIMBURG Uitgever van publicaties, boeken en rapporten van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. J . Hermans, Hertestraat 21,6067 ER Linne, tel. 0475-462440, [email protected]. STICHTING DE LIERELEI Projectbureau voor onderzoek op het gebied van natuur en landschap in de provincie Limburg. B. Op den Camp, Godsweerderstraat 2,6041 G H Roermond, tel. 0475-386470. [email protected]. S T I C H T I N G IR. D.C. V A N S C H A I K Stichting voor het beheer van onderaardse kalksteengroeven in Limburg. Secretariaat, Postbus 2235, 6201 HA Maastricht, tel. 043-3216506, fax 043-3672585, [email protected].
Inlichtingen: W . Jansen, Wilhelminalaan 85, 6042 EM Roermond, [email protected]
i IBEIJ ENSTUDIEGROEP Contactpersoon: J. Hermans, Hertestraat 21, 6067 ER Linne, libellen@nhgl,org MOLLUSKEN STUDIEGROEP LIMBURG Contactpersoon: S. Keulen. Mesweg 10, 6336 VT Hulsberg, [email protected]
KRING MAASTRICHT Voorzitter (a.i.): D.Th. de Graaf, Klokbekerstraat 20, 6216 TR Maastricht, [email protected] "Rif.\r,
LJPERLEN
Voorzitter: P. Thomas, L.T.M.-weg 26, 6412 BP Heerlen, [email protected] KRING VENLO Voorzitter: J. Eenshuistra, L. van Beierenstraat 1, 5913 VM Venlo, [email protected] KRING ROERMOND Voorzitter: M. de Ponti. Parklaan 10. 6045 BT Roermond, [email protected] KRING VENRAY Secretaris: H. Heijligers, Lottumseweg 27, 5872 AA Broekhuizen, [email protected]
ELENCURSUS.
Na het succes van het afgelopen jaar In N o o r d - L i m b u r g w o r d t er deze
U k u n t zich telefonisch aanmelden v o o r deze cursus op onderstaand
herfst een cursus determineren van paddestoelen georganiseerd in
adres en d o o r € 25,00 o v e r te maken op g i r o n u m m e r 1036366 ten
het G r o e n H u i s in R o e r m o n d .
name van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg te Roerm o n d , o n d e r vermelding van "Paddestoelencursus 2002".
Tijdens deze cursus komen o n d e r w e r p e n aan de o r d e als ecologie, indeling en determinatiekenmerken van paddestoelen. D e nadrukzal
D e cursus is mogelijk gemaakt d o o r een subsidie van de Provincie
liggen op de praktijk. D e meeste tijd zal besteed w o r d e n aan het de-
Limburg en biedt plaats aan maximaal 25 personen.
t e r m i n e r e n van de paddestoelen zelf, in eerste instantie t o t het geslacht en daarna verder t o t op de s o o r t .
Natuurhistorisch Genootschap in Limburg Godsweerderstraat 2
V o o r de cursus is een cursusmap samengesteld met een Inleiding en
6041 G H R o e r m o n d
determinatiesleutel t o t het geslacht en een determineertabel v o o r
0475-386470
houtzwammen. V e r d e r is v o o r de cursus een loep met I Ox v e r g r o -
bureau(5).nhgl.org
ting v e r e i s t
D e cursus v i n d t plaats op de dinsdagavonden van 3 s e p t e m b e r , I o k t o b e r , 15 o k t o b e r en 22 o k t o b e r 2002 van 20.00 t o t 22.00 uur en vindt plaats in het GroenHuis, Godsweerderstraat 2 in R o e r m o n d .
Gewone fieksenbo/eet (Boletus erythropus) (foto:J. Bo/ten). j
Dennevoetzwam (Phaeoius schweinitzii) (foto'.j. Bollen).
INHOUDSOPGAVE
N y V T U U R H I S T O R I S C H
M
A
A
N
D
B
L
A
D
INDICATIEVE WAARDE VAN BEDREIGDE PADDESTOELEN OP DE ZANDGRONDEN, E. Brouwer Bepaalde groepen paddestoelen van de Pleistocene zandgronden in Limburg kunnen goed worden gebruikt als gids voor natuurbeheer en voor het opsporen van potentiële groeiplaatsen van zeldzame en bedreigde paddestoelensoorten.
PADDESTOELEN VAN NATUURTERREINEN IN ZUID-LIMBURG EN HUN INDICATIEWAARDE VOOR HET BEHEER, P.J. Keizer Bossen en graslanden op kalkrijke bodem vormen belangrijke habitats voor paddestoelen in Nederland.Toch blijken vergelijkbare hellingbossen in de omgeving van Limburg over het algemeen rijker aan paddestoelsoorten en worden de meest waardevolle en zeldzame paddestoelen van schrale graslanden in Zuid-Limburg bedreigd. DE INKIVISZWAM, CLATHHUS AKHElil, J.A.G. Bollen Een spectaculaire ontdekking was de vondst van de Inktviszwam in 1980 in het Bunderbos. In de periode 1980-2000 werd de vindplaats jaariijks bezocht en werden de vruchdichamen geteld. Een matige neerslag en gematigde temperaturen blijken garant te staan voor een goede fructificatie bij de Inktviszwam.
INDELING VAN DE PADDESTOELEN, S.M.M.P. Verheesen Voor een beter inzicht in de taxonomie van paddestoelen w o r d t aan de hand van een fotocollage en een korte inleiding een indeling gegeven van de paddestoelen in Nederland.
PADDESTOELENKARTERING IN BELGISCH LIMBURG DE LAATSTE 25 JAAR, L Lenaerts Met behulp van een systematische kartering van paddestoelen kan de mycologische waarde van natuurgebieden worden bepaald, de verandering van de verspreiding in beeld worden gebracht en beleids- en inrichtingsplannen worden beïnvloed. In dit artikel w o r d t een overzicht gegeven van de resultaten van de kartering van paddestoelen in Belgisch Limburg in de afgelopen 25 jaar
79
DE MYCOLOGISCHE KROONJUWELEN VAN LIMBURG, L. Jalink O m te komen t o t een beter beheer van belangrijke natuurgebieden voor paddestoelen zijn de mycologische kroonjuwelen van Nederiand in beeld gebracht Opvallend is het lage aantal kroonjuwelen in Limburg. Uit nader onderzoek blijkt echter dat Limburg een aantal zeer belangrijke paddestoelengebieden herbergt
84
"TOEN WERD HET LANGZAAM WEER TE MOOI...", R. Chrispijn Een niet alledaags intermezzo. PADDESTOELEN IN SCHRALE GRASLANDEN, LM. Jalink, P.J. Keizer & £ Brouwer Een aantal praktische beheersadviezen gericht op paddestoelen worden overzichtelijk aangegeven voor de mycologisch belangrijke schrale graslanden.
VAN DE HOED EN DE RAND... Leo D.H. Spoormakers O p basis van de bijdragen aan het paddestoelensymposium, de discussies van de deelnemers en aanvullende literatuur w o r d t in dit afsluitende artikel paddestoelen een plaats gegeven bij de keuzen die gemaakt m o e t e n w o r d e n v o o r het beheer van natuurterreinen.
91
ONDER DE AANDACHT
91
BINNENWERK BUITENWERK
92
COLOFON
92
ADRESSEN STUDIEGROEPEN EN KRINGEN , BIJ DE VOORPLAAT
Geschubde inktzwam (Coprinus comatus) (foto:J. Bollen), Braakrussula (Russula emética) (foto: M. Zilverstand), Hazepootje (Coprinus lagopus) (foto: G. Dings) en Paarse schijnridder (Lepista nuda) (foto: G. Dings). Dit themanummer is samengesteld naar aanleiding van het symposium Paddestoelenonderzoek in Limburg en de betekenis voor het natuurbeheer.