MAART
2003
JAARGANG
92
U UlïHISTORISCH M
A A N D B L A D
NATUURHISTORISCH G E N O O T S C H A P IN LIMBURG
Ik krijg zo regelmatig
van die vraagjes:
sche hoofdstructuur,
soortbeschermingsplannen,
werk, rode Grrrmpfff...
een Natura
ook wel eens een tikje neerbuigend.
schermingsplannen,
De Ecologische
hoofdstructuur.
rode lijsten,
VEN.
weerspiegelde
Bij de afbakening bouw,- landbouw,-
Vandaar,
hoor,
uitgewerkt.
wij
Deze tweede
struauur
fase zou afgerond
uit 1994
die enkel
worden
ha ver^evingsgebied
750.000 moeten
afgebakend.
ha vastgelegd zijn in
structuur
dan nog eens
voor
In
landbouw.
2007.
binnen
Ecologisch
de wensen timing
opvolger vanuit
net
de
samenviel
Plan.
van het VEN werd ruimer recreatie,-
Vlaams
gekeken
en werden
en eigenaarsverenigingen de Vlaamse
ook
betrokken,
administraties.
bosnaast
Het resultaat
is
afbakenen
ren aan gedacht! zogenaamde in totaal
is één, maar
natuurrichtplannen
gaan om zo'n
met lokale
betrokkenen
overheden,
natuurrichtplannen
onderzoek
de ingediende
hierover
ha VEN voorlopig liep in het najaar
bezwaarschriften
behandeld
dat in mei dit jaar deze eerste fase definitief
wordt
werden
vastgelegd.
van 2002.
Momenteel
en de ven^/achting
Nu gaat het in die eerste fase in feite alleen over gebieden hadden
discussie over bestond.
in de gewestplannen
Dat wordt in de tweede
is
goedgekeurd. die al een
en waar dus nauwelijks
En dan? Tja, eigenlijk
gebruikers,
"groe-
liggen er in
Vlaande-
van gebieden
worden
Voor heel Vlaanderen
een gebiedsvisie
eigenaars
zal het
Op basis van een
in het gebiedencluster,
wordt
opgesteld
te realiseren.
en een openbaar
klaar zijn om te worden
goedgekeurd.
inventaris in
overleg
samen Na
met
overleg
onderzoek De eerste
2004.
begint het dan pas
Er wordt dus hard gewerkt de realisatie
opgemaakt
die nodig zijn om die gebiedsvisie
moet het notuurrichtplan
dat in een eerste fase zo'n 87.000
geheel
150 tot 200 plannen.
natuurwaarden
met een brede waaier de maatregelen
dan? En ja hoor, ook daar is in
Voor een samenhangend
van de aanwezige
ne" bestemming
150.000
worden
structuur
en
Gebieden
worden
en ook van de agrarische
soortbe-
in de tijd, een
en door een ongelukkige
Mest Actie
afdelingen
Het openbaar
struauur
In de natuurlijke
ha VEN samen met
de agrarische
grmpf, ja, ook
van de natuurlijke
verder worden
maar
lange termijnvisies
heet in Vlaanderen
D i t V E N is, tenminste
Hoofdstruauur
met het (eerste)
gesteld
En ja, wij hebben
ecosysteemvisies,
Hoofdstructuur
van de Groene
afbakening
2000.
of kortweg
de analoge
net-
38.000
ja hoor, ook Natura
natuursector
ecologi-
2000
lijsten?
ook een ecologische
Netwerk
jullie ook ... een
Die vragen zijn vaak heel geïnteresseerd
heel eerlijk, hebben
"Hebben
natuurlijk.
aan een ecologische
ervan. En net als in Nederland
hoofdstruauur
en ook
aan
is er nog veel werk aan de win-
kel!
nog
fase wel anders. Dan zal de
j^MjEmidiumät^^
Martine
Lejeune
NyVTUUl'HISTORISCH
MAART 2 0 0 3 l A A H G A N G 9 2
M A A N D B L A D
41
VLAKDEKKENDE PROVINCIALE BR0EDV06ELKARTERING 2001 RESULTATEN VAN DE ACTUALISERING IN MIDDEN-UMBURG Frank
Engelen.
Boena
van Noorden
& Roel
Modderman,
Provincie Limburg, afdeling Groen, Postbus 5700. 6200 MA
Vanaf 1990 w o r d e n dooi- de provincie L i m b u r g broedvogels in h e t b u i t e n g e b i e d g e k a r t e e r d . D i t resulteerde in 1997 in een v l a k d e k k e n d o v e r z i c h t v a n de avifauna in de provincie. De v e r z a m e l d e gegevens w o r d e n zeer f r e q u e n t g e b r u i k t voor de o n d e r s t e u n i n g van h e t p r o v i n ciale n a t u u r b e l e i d . Door o n t w i k k e l i n g e n in de vogelstand verliezen na ongeveer t i e n jaar de gegevens de gewenste a c t u a l i t e i t . O m v o o r t d u r e n d over actuele i n f o r m a t i e t e beschikken w o r d t vanaf 1 9 9 8 h e t o n d e r z o e k h e r h a a l d , w a a r b i j elk j a a r een deel v a n de provincie w o r d t
Maastricht
van belang o m de gegevens actueel te h o u den. D a a r o m werd in 1998 besloten o m het vlakdekkende provinciale natuuronderzoek (vegetatie- en broedvogelkartering) te herhalen. Inmiddels is een g r o o t deel van M i d den-Limburg v o o r de tweede maal o n d e r zocht. D e resultaten van de eerste drie jaren zijn gepubliceerd in het tijdschrift Limburgse Vogels
ONGENAE,
1999;
2000; O N G E N A E
et ai,
(KOOPMANS
KOOPMANS
et ai,
&
2001).
o n d e r z o c h t . In 2 0 0 1 zijn t w e e gebieden in M i d d e n - L i m b u r g b e k e k e n . WIJZE VAN ONDERZOEK In d i t a r t i k e l w o r d e n de r e s u l t a t e n v a n deze i n v e n t a r i s a t i e w e e r g e g e ven, alsmede een vergelijking g e m a a k t m e t de in 1991 en 1992 in
Het studiegebied is verdeeld in 34 karteereenheden, v a r i ë r e n d van 73 tot 552 ha. D e
hetzelfde gebied v e r z a m e l d e gegevens.
kleinere gebieden omvatten de terreinen met hoge vogeldichtheden zoals de G r o o t e Peel. D e grootte van deze eenheden is aan-
PROVINCIALE BROEDVOGELKARTERING
leg van wegen en andere infrastructuur en de
gepast aan hetgeen é é n karteerder in é é n
ontwikkelingen uitbreidingvan natuurgebie-
ochtend kan onderzoeken. G e d u r e n d e de
den. O m de effecten van deze ingrepen op de
periode 13 maart tot en met 3 juli 2001 zijn
Als gevolg van de groeiende bevolking en de
natuurwaarden te beoordelen, is de aanwe-
alle telgebieden tenminste drie maal bezocht
sterk gestegen welvaart w o r d e n meer dan
zigheid van een actueel beeld van deze waar-
vanaf een half uur v ó ó r zonsopgang tot zes
ooit te voren plannen gemaakt die (kunnen)
den van g r o o t belang. T o e n in 1997 de avi-
uur erna. Met uitzondering van de rallen en
leiden t o t een functieverandering van het
fauna in Limburg in kaart was gebracht, wa-
de N a c h t z w a l u w ( C a p r i m u l g u s e u r o p a e u s ) zijn
buitengebied. Hierbij moet gedacht w o r d e n
ren de oudste gegevens al weer acht jaar oud.
aan de uitbreiding van d o r p e n en steden,
Gezien de snelheid waarmee de veranderin-
ontwikkeling van bedrijventerreinen, de aan-
gen in het buitengebied zich voltrekken, is het
nachtvogels niet systematisch gekarteerd. V o o r de inventarisatie van deze nachtactieve s o o r t e n zijn twee extra bezoeken gebracht en is gebruik gemaakt van een casset-
bos veen/heide I water I dorp akker/weide/overig I
terecorder. Een 32-tal algemene of moeilijk te karteren soorten zijn alleen o p aanwezigheid per kilometerhok gekarteerd. D e m e thodiek is afgeleid van de uitgebreide territoriumkartering en w o r d t sedert het begin van de vlakdekkende provinciale broedvogelkartering toegepast (SCHOLS & SCHEPERS, 1991). D o o r de MKZ-crisis kon eind april en begin mei 2001 niet geteld w o r d e n . D o o r d a t de
*
lengte van deze periode meeviel, konden de hiaten opgevuld w o r d e n . In totaal zijn 779
FIGUUR I
Overzichtskaart
van het studiegebied.
MAART 2 0 0 3 l A Í D C A N G 9 2
42
NATUUUHISTORISCH
M A A N D B L A D
uren aan het veldwerk besteed, waarvan 3 2
TABEL I
uur in de nacht. D e gemiddelde inventarisatie-
Hel aantal vastgestelde territoria in het studiegebied Midden-Limburg (figuur I) in de jaren 1991-1992
intensiteit v o o r de ochtendbezoeken komt
vetgedrukte soorten zijn de Rode Lijstsoorten. Legenda trend: -20% tot + 30% = 0; +30% tot +90% = +; > +90% = ++; -20% tot -80% = -; > -80% = —;
hierdoor op 4 , 4 9 min./ha. In 1 9 9 1 en 1 9 9 2
# = bepaling trend onmogelijk.
bedroeg de inventarisatie-intensiteit overdag
Legenda habitat: & - bos; C = cultuurland; M = moeras; H = heide of kapvlakte.
3 , 8 5 min./ha en werd 's nachts in totaal 2 5 uur
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Appelvinl< Bergeend Blauwborst
Luscinia svecica
Bonte vliegenvanger
ficedula hypoleuca
Boom klever
Sitto europaea
M
Boomkruiper
Certhia brachydoctyla
M
resultaten uit de twee perioden is, gezien de
Boomleeuv/erik
Lullula arbórea
''M
aard van het materiaal, niet v e r a n t w o o r d .
Boompieper
Anthus trivialis
'"M
Boomvalk
Falco subbuteo
V
en 1 5 minuten aan het veldwerk besteed. D e onderzoeksinspanning was daardoor in 2 0 0 1 14%
hoger dan in 1 9 9 1 en 1 9 9 2 .
Het z o maar vergelijken van de onderzoeks-
Aan de meeste cijfers liggen slechts drie veld-
-1992
2001
Coccothroustes coccothraustes
6
Tadorna tadorno
3
5
Bosrietzanger
Acrocephalus palustris
bezoeken ten grondslag, terwijl v o o r een
Bosuil
St™ aluco
goed en consistent beeld ten minste vijf be-
Braamsluiper
Sylvia curruca
Bruine kiekendief
Circus aerug¡ínosus
Buizerd
Buteo buteo
zoeken noodzakelijk zijn. D e vlakdekkende
160
103
12
18
B
B/H B/C/H/M
7
0
|gfe248
V i 6
MÊÊm
B M M
229
34
Habitat
-
6
13
B B H
|
32
96
++
M
JL
2
4
'Wk
24
12
# -
C
V
12
37
++ ++
B/C
0
M
1
3
Dodaars
Fachybaptus ruficollis
M
13
16
Fluiter
Phylloscopus sibitatrix
M
10
volking nauwkeurig vast te stellen. H e t uit-
Fuut
Podiceps cristatus
J |
Geelgors
32
5
57
Emberizo citrine/to
V
157
188
Gekraagde roodstaart
Phoenicurus phoenicurus
9
54
75
Gele kwikstaart
Motacilta flava
9
Geoorde fuut
147
199
Podiceps nigricollis
len, w o r d t ervan uitgegaan dat deze discre-
Goudvink
Pyrrhula pyrrhula
Grasmus
Sylvia communis
panties niet een methodologische grondslag
Graspieper
Anthus pratensis
hebben maar werkelijke verschillen zijn. Van-
Grauwe gans
Anser anser
G r a u w e klauwier
grote verschillen ( 3 0 % tot 4 0 % ) in de aantal-
0
++
+ ++ + + +
oogmerk o m veranderingen in de vogelbe-
van een gebied te bepalen. Echter bij zeer
Trend
5
kartering is dan o o k niet opgezet met het
gangspunt is o m de ornithologische waarden
en 2001. De
4
5
e 2 1289
3
589
'
.fl •iUiíi
B M
. +
M
0
C/H
B
+ +
C
B
0
M
+ +
C/H
0
C/H
B
154
141
I H
0
17
Lonius collurio
fl
1
Grauwe vliegenvanger
Muscícapa striata
S
0
1 9 9 1 en 1 9 9 2 en d o o r de slechtere weers-
Groene specht
80
58
Picus viridis
^ 1
14
34
omstandigheden in 1 9 9 1 kunnen de gevon-
Grote bonte specht
Dendrocopos major
66
91
Grote gele kwikstaart
Motacilla cinerea
0
1
++
C/M
0
C
35
wege de lagere inventarisatie-intensiteit in
den cijfers toen lager zijn uitgevallen. Gezien
H
84
++ ++ . ++ 0
102
Grote lijster
Tardus viscivorus
het voorgaande dienttabell dus met enige ge-
Grutto
Limosa limosa
reserveerdheid gelezen te worden.
Havik
Accipiter gentilis
Holenduif
Columba oenas
' M
272
438
++ +
Houtsnip
Sco/opox rustico/o
| H
Ijsvogel
0
1
#
A/cedo otthis
1
9
WEERSOMSTANDIGHEDEN In 2 0 0 1 w a r e n de weersomstandigheden over het algemeen gunstig ( K N M I , 2 0 0 1 ) . In 1 9 9 1 t o e n het noordelijke deel v o o r het
I M
97 2
Kleine bonte specht
Dendrocopos minor
Kleine karekiet
Acrocephalus scirpoceus
Kleine plevier
Charadrius dubius
Knobbelzwaan
Cygnus olor
Koekoek
Cuculus canoros
Kokmeeuw
Lorus ridibundus
Krakeend
Mareca strepera
5
9
JMIÍ
|
86
6
10
6
10
25
56 1905
•
0
II
119
É.950
Ü B
++ -
+ + ++ ++ ++
16
7
M H B B/H B
C B/H B/C B M B M C/M C/M B/C/H/M C/M M
eerst werd onderzocht, waren de w e e r s o m standigheden v o o r vogelinventarisaties vrijwel het gehele seizoen niet optimaal ( V A N D E R C O E L E N & V A N S E G G E L E N , 1 9 9 3 ) . D e re-
BESCHRIJVING STUDIEGEBIED
sultaten zijn h i e r d o o r zeker negatief beïn-
BOS
E N DROGE
HEIDE
vloed. In 1 9 9 2 waren de karteeromstandig-
Het studiegebied 2 0 0 1 bestaat uit twee de-
Bos k o m t spaarzaam verspreid in het onder-
heden gunstig, zodat de resultaten van dat
len (figuur 1). Het noordelijke deel ligt tussen
zoeksgebied
jaar beter met die van 2 0 0 1 kunnen w o r d e n
N e d e r w e e r t en Grashoek en heeft een o m -
G r o o t e Peel liggen enkele m o n o t o n e perce-
vergeleken ( V A N N O O R D E N ,
1994). Tenge-
vang van circa 7 2 0 0 ha. Hiervan is ruim 6 9 0 0
len met Z o m e r e i k (Quercus
volge van de natte winter in 2 0 0 0 - 2 0 0 1 was
ha onderzocht. H e t niet onderzochte deel
D e n (Pinus sylvestris)
de waterstand aan het begin van het b r o e d -
omvat woonkernen, industriegebieden, cen-
tot 4 0 jaar. Daarnaast staat hier spontane
seizoen hoog, hetgeen een gunstige uitwer-
tra v o o r verblijfsrecreatie en s p o r t c o m -
opslag van berken ( ß e t u / o spec.) van enkele
king had op een aantal water- en moerasvo-
plexen. Binnen het noordelijke deelgebied
jaren t o t maximaal 4 0 jaar oud. H e t totale
gels. D e winter was zacht, zodat de standvo-
liggen belangrijke natuurgebieden als de
bosareaal in het Limburgse deel van de
gels en korte afstandtrekkers met geringe
G r o o t e Peel en de Kwakvors. Het zuidelijke
G r o o t e peel bedraagt 3 0 ha. Bij Meijel liggen de naaldbossen het Simonshoeksche Bosch
v o o r . A a n de rand van de
robur)
en G r o v e
met een leeftijd van 3 0
winterverliezen hetbroedseizoen in konden
deel heeft een omvang van ongeveer 3 3 0 0 ha,
gaan. Een dergelijke situatie deed zich o o k
waarvan circa 3 0 5 0 ha is onderzocht. Het is
en het Startersbos. D e z e bossen hebben een
v o o r bij het begin van de broedseizoenen van
gelegen tussen Heel en Keipen. Een belang-
gezamenlijke oppervlakte van 1 4 0 ha. D o o r
rijk natuurgebied is de Tuspeel.
het dichte padennet en de nabijheid van ver-
1991
en 1 9 9 2 .
NATUURHISTORISCH
MAART 2 0 0 3 UARGANG » 2
M A A N D B L A D
43
oppervlakte van ongeveer 450 ha. Het is o n derdeel van het Nationale Park dat zich in N o o r d - B r a b a n t v o o r a e t e n in totaal 1340 ha g r o o t is. H e t Limburgse deel bestaat v o o r ongeveer tweederde deel uit vennen, veenNederlandse naam
Wetenschappelijke naam
1991-1992
2001
Trend
Turdus piloris
4
Kruisbek Kuifeend
Loxia curvirostra
1 8
27
++
92 9
0 0
102 128 9
92 255 7
0
Meerkoet Nachtegaal
Coturnix coturnix Parus montanus Fúlica otra Luscinia megarhynchos
80 9
Nijlgans
Alopochen aegyptiacus
2
Oeverzwaluw
Riparia riparia Perdix perdix Carduelis carduelis
Kuifmees Kwartel Matkop
Patrijs Putter Ransuil Rietgors Roerdomp Roodborsttapuit Scholekster
Aythya fuligula Parus cristatus
Asia otus Emberiza schoeniclus Botaurus stellaris Saxicola rubicota hiaematopus ostrolegus
Slechtvalk
Falco peregririus
Slobeend Sperwer
Anas clypeata Acop/ter nisus hlippotais icterina Locustella naevia Athene noctua
Spotvogel Sprinkhaanzanger Steenuil Tafeleend
-
13 74
++
C/M
-
1 45
144 1 8 134 3 154
37
56
1
0
37 12 182 8 17
20 20 145
Aythya ferina
10
Falco tinnunculus
24
Tureluur Veldleeuwerik
Tringa totanus Alauda arvensis
Vuurgoudhaan Waterhoen Waterral Wespendief Wielewaal Wintertaling
Regulus ignicapillus Gallinula chloropus Rallus aquaticus Pernis apivorus Oriolus oriolus Anas crecca
Zwarte specht Z w a r t e stern Zwartkopmeeuw
0 278 7 71 13 1
Numenius arquato Anas querquedula Streptopelia turtur Parus ater Phoenicurus ochruros Dryocopus martius Chlidonias niger
C/M
#
+ ++ ++ +
C C
effusus)
en plaatselijk wat wilgen-
vooral Pijpenstrootje(/Vlo//n/o caerulea),
maar
hier staat ook Adelaarsvaren (Pteridium
aqui-
linum) en berkenopslag. Langs de zuidrand ligt droge heide, loof en naaldbos. Een ander nat gebied is de Scherliet en het aangrenzende natuurontwikkelingsproject de Kwakvors ten westen van Grashoek. D e
B/C M M
veenputten, schraal hooiland, vochtige heide
C/H
en bosopslag. In 1991 was de Kwakvors nog
C
een agrarisch gebied met weide en akkers. In
Scherliet is een hoogveenrestant met enkele
C/M M
+
B/C C
18 28
++
M C
16 29
+
M
0
C
++
D e z e hebben een vrij rijke riet- en lisdod-
M/C C B
debegroeiing. D e Zuid-Willemsvaart en het
1 165 7 86 65 0 33 25
50 1
142 9
33 5 46 24 108 9
8
0
1
4
5333 79
6937
Larus melanocephalus
-
rus (juncus
struweel. O p de d r o g e r e plekken groeit
—
53 64
93 63
TOTAAL Aantal soorten
B M B C
++
Torenvalk
Wulp Zomertaling Zomertortel Zwarte mees Zwarte roodstaart
C
B M B
200 292 2 9 87
putten en vochtige pijpenstrootjesvegetaties. O p de moerassige plekken groeit vooral Pit-
— —
Kramsvogel
0 0
Habitat
-
#
0 0
++
—
M M B
1994 is hier de b o u w v o o r afgevoerd en is er een vochtig moerasgebied met een dominante pitrusvegetatie ontstaan. T e n zuiden van Ospeldijk liggen langs de Noordervaart de visvijvers van Stokershorst.
Kanaal van W e s s e m - N e d e r w e e r t zijn drukke scheepvaartroutes die zijn voorzien van beschoeiingen. H i e r d o o r kunnen zich nauwelijks
oeverbegroeiingen
ontwikkelen
-
B M
-
C M C B C B
v o o r vogelsoorten die hieraan gebonden zijn.
M
Hetzuidelijke deel van het onderzoeksgebied
-
0
—
++
M
79
waardoor er dus weinig mogelijkheden zijn
D e N o o r d e r v a a r t is reeds in 2000 gekarteerd en daarom in 2001 niet meegenomen in het onderzoek.
maakt deel uit van het Midden-Limburgse Maasplassengebied. D e grote plas bij Panheel (250 ha) heeft weinig goed ontwikkelde oevervegetaties. D e kleinere plassen, zoals de Sint Annabeemd, hebben wel gedeeltelijk
die naar het noorden toe geleidelijk overgaat
een weelderige oeverbegroeiing. Ten westen
rustig. Bij Grashoek liggen de bossen van de
in vochtige heide en pijpenstrootjesvegeta-
van Grathem ligt langs de Napoleonsbaan de
Marisberg (circa 120 ha). O o k dit bos is een-
ties, heeft een oppervlakte van ongeveer 30
Tuspeel. D i t is een 29 ha groot vochtig hei-
vormig en bestaat uit 60 tot 100 jaar oude
blijfsrecreatie is er veel recreatie en dus o n -
ha.
degebied met een goed ontwikkelde hoog-
naaldbomen. D e Marisberg kent echter een
In het zuidelijk deel van het studiegebied lig-
veenvegetatie. Aan de overzijde van dit ge-
veel geringere recreatiedruk. H e t best ont-
gen de uitlopers van de bossen van de Beeg-
bied ligt de Heelderpeel, dat d o o r de aanwe-
wikkelde bos in het studiegebied is het loof-
derheide. Het gaat hierbij o m circa 200 ha vrij
zigheid van intensieve recreatie nauwelijks
bos op de landtong tussen de Helenavaart en
m o n o t o o n naaldbos. N e t ten n o o r d e n van
van betekenis is v o o r water- en moerasvo-
het kanaal van D e u r n e . Deze bosstrook is
Grathem langs de Baexemerweg ligt een 60
gels.
ruim 100 m breed en 5 km lang en bestaat uit
tot 100 jaar oud structuurrijk gemengd bos
een structuurrijk eiken-berkenbos met plaat-
met een omvang van ongeveer 20 ha.
selijk eiken van meer dan 100 jaar oud. Er is vrij veel dood hout aanwezig en de struiklaag isgoed ontwikkeld. D r o g e heide bevindt zich
MOERAS
EN WATER
CULTUURGEBIED Het grootste deel van het studiegebied bestaat uit landbouwgronden. Direct ten zui-
alleen in het zuidelijke deel van de G r o o t e
H e t Limburgse deel van het voormalige
den en zuidwesten van de G r o o t e Peel is het
Peel op enkele zandkoppen. D e droge heide,
hoogveengebied de G r o o t e Peel heeft een
grondgebruik het meest grootschalig. Er l o -
n a t u u i ; h i s t o r i s c h
MAART 2 0 0 3 l A A R G A N G 9 2
44
FIGUUR 2 Aantal Rode Lijstsoorten per hok van SOO bij 500 m in 2001.
•'•-«gia^ • • • « • • •
m • • « •
itm m
m a a n d b l a d
II
1 • • *
ne bosjes en houtwallen. Ten zuiden van G r a them stroomt de genormaliseerde Uffelsche beek, die ten noorden van deze plaats overgaat in de Haelensche Beek. In dit beekdal overheerst het grasland. O p de akkers d o m i neert maïs.
RESULTATEN
LEGENDA •
I Rode lijstsoort
• 2 Rode lijstsoorten • 3 Rode lijstsoorten 0 4 Rode lijstsoorten
I n tabel I w o r d t een overzicht gegeven van het aantal vastgestelde territoria in de periode 1991 en 1992 en in 2 0 0 1 . In 2001 zijn I I I soorten broedvogels vastgesteld, waaronder
pen hier lange wegen waarlangs eiken staan.
aal. H e t reservaatsgebied grenzend aan de
14 s o o r t e n van de Nationale R o d e Lijst
D e intensieve veehoucJerij is overal nadruk-
zuidwestzijde van het Nationale Park w o r d t
(OSIECK & HUSTINGS, 1994). Een concentra-
kelijk aanwezig. Grasland en akkers wisselen
beheerd als weidevogelreservaat. Het gebied
tie van Rode Lijstsoorten w o r d t niet alleen
elkaar in het gebied af, waarvan ongeveer
tussen Keipen en Grathem bestaat v o o r het
in de G r o o t e Peel aangetroffen, maar o o k in
eenvierde deel uit grasland bestaat. Ten wes-
grootste deel uit akkers met hier en daar
delen van het agrarische gebied (figuur2). Z o
ten van de G r o o t e Peel en in de omgeving van
enkele weilanden. Het grootschalige karak-
liggen in de weidevogelgebieden ten westen
de Kruisvennen ligt hetgrootstegraslandare-
ter w o r d t onderbroken d o o r een aantal klei-
van het Nationale Park bij de Kruisvennen en bij het Schepersbergpeelke hokken van 500 X 500 m waarin vier Rode Lijstsoorten v o o r komen. Het gaat hierbij vaak o m een combinatie van G r u t t o (Limosa dix perdix),
limosa).
Patrijs (Per-
Roodborsttapuit (Saxicola
la) en Geelgors (Emberiza
rublcoIn het
dtrinella).
zuidelijke deelgebied werd slechts in é é n hok vier Rode Lijstsoorten aangetroffen. Het betreft het hok waarin een deel van de Heelderpeel is gelegen. Hier werden G r o e n e specht Geelgors, Dodaars
(Picus viridis), tus ruficollis)
(Tachybap-
en Roodborsttapuit vastgesteld.
Van de 79 soorten die kwantitatief werden gekarteerd zijn in totaal 6937 territoria gelokaliseerd. In 1991 en 1992 werden in hetzelfde gebied ook I 11 soorten aangetroffen. Van de 79 kwantitatief geïnventariseerde vogelsoorten werden in totaal 5333 territoria gevonden. Hieronder zaten 14 soorten van de Nationale Rode lijst. Nieuwkomers in 2001 waren Grauwe gans (Anser anser), G r a u we klauwier (Laniuscollurio), staart (Motacilla
cineria).
G r o t e gele kwikHoutsnip
(Scolopax
en Tureluur (Tringa totanus).
rusticola)
vogel (Turdus
pilaris).
Krams-
Kruisbek (Loxia
Slechtvalk (Faico peregrinus).
rostra).
De Groene specht (Picus
dief (Pern/s opivorusj en Zwarte stern
viridis) is vooral door een
hogere dichtheid in de
nias niger)
curvi-
Wespen-
FIGUUR 3
(Chlido-
werden niet meer aangetroffen.
reeds bezette bosgebieden
Het aantal territoria was in 2001 hoger dan
sterk toegenomen
in 1991 en 1992. V o o r een deel zijn deze h o -
(foto: K. LemmenslRANA).
. n a 7 u u i ; h i s t o r i s c h
m a a n d b l a d
MAART 2003 l A A I G A N G 9 2
45
FIGUUR 4
De goed ontwikkelde bosstrook tussen het kanaal van Deurne en de Helenavaart is een ideale broedplaats voor de Boomklever (Sitta europaea) (foto: K. Lemmens/RANAj.
gere cijfers toe te schrijven aan de betere k a r t e e r o m s t a n d i g h e d e n in 2 0 0 1 . V e r d e r w o r d t het getal sterk beïnvloed d o o r het feit dat in het Limburgse deel van de G r o o t e Peel bijna 1 0 0 0 paar Kokmeeuwen (Larus
ridibun-
dus) m é é r werden vastgesteld. Bovendien lag de onderzoeksintensiteit in 2 0 0 1 hoger dan in 1 9 9 1 en 1 9 9 2 . D e resultaten zullen aan de hand van de verschillende habitattypen nader w o r d e n toegelicht.
BOS EN DROGE HEIDE D e relatief kleine m o n o t o n e bossen munten niet uit in ornithologische waarden. O n d e r
breiding in het agrarisch gebied plaats, waar-
zijn van deze teloorgang (Bijlsma et ai,
roofvogels valt vooral het nagenoeg ontbre-
bij kleine bosjes of houtwallen als broedplaats
ken van de Havik (Acápiter
D e G r o e n e specht (figuur 3) kwam in 1 9 9 1
werden gebruikt.
en 1 9 9 2 met 1 4 territoria vooral r o n d o m
gentilis)
op. Hier-
van werden vijf territoria genoteerd, waarbij van drie het horst werd gevonden. D e h o r sten werden gelokaliseerd op de Marisberg, in de G r o o t e Peel en in het Spaanse bos ten n o o r d e n van Grathem. D e overige territoria bevonden zich in een bosje ten zuidoosten van Grashoek en ten westen van Panheel. Ten opzichte 1 9 9 1 en 1 9 9 2 nam de stand met drie territoria toe. D e Sperwer (Accipiter sus)
ni-
k o m t v o o r a l v o o r r o n d o m Meijel en
Grashoek, waar nestgelegenheid en voedsel-
D e stand van de Z o m e r t o r t e l
(Streptopelia
2001).
Meijel en in de bossen aansluitend o p de
is in tien jaar tijd gehalveerd van 9 3 naar
Beegderheide voor. In 2 0 0 1 is met 3 4 terri-
4 6 territoria. D e verspreiding blijft vrijwel
toria sprake van een sterke toename die zich
constant, maar qua dichtheid is sprake van
vooral uit in een hogere dichtheid van de
een fikse aderlating. D e z e afnemende trend
reeds bezette bosgebieden.
turtur)
is sedert het begin van de herhaling van de
Het aantal Boomleeuweriken (Lulula
broedvogelkartering in 1 9 9 8 jaarlijks gecon-
steeg van negen naar 16 territoria. D e soort
stateerd ( O N G E N A E et al., 2 0 0 1 ) . In alle Euro-
werd in het noordelijke deel voornamelijk in
arborea)
pese landen met een sterk geïndustrialiseer-
akkers aangetroffen. V o o r a l op de akkers
de landbouw is de Zomertortel sterk afgeno-
grenzend aan de bossen van de Marisberg
men. V e r m o e d w o r d t dat de hiermee samen-
w e r d de soort veel opgemerkt. D e zes terri-
hangende achteruitgang van ruigtekruiden,
toria in de zuidelijke deel b e v o n d e n zich
2 0 territoria van deze soort aangetroffen. Dit
de inzet van e f f i c i ë n t e r e oogstmethoden en
vooral op kapvlakten en heideterreintjes.
is een toename van 6 7 % ten opzichte van
de vergrassing van bos en heide de oorzaken
D e Gekraagde roodstaart (Phoenicurus
gebied direct voorhanden is. In totaal werden
phoe-
1 9 9 1 en 1 9 9 2 . D e z e t o e n a m e heeft zich vooral gemanifesteerd d o o r uitbreiding van de populatie in de reeds bezette bosgebieden.
D e Buizerd (Buteo
buteo)
is het meest
spectaculair toegenomen. In tien jaartijd verdrievoudigde zich de broedpopulatie zich van 1 2 naar 3 7 territoria. D e z e trend loopt parallel met de landelijke. Naast een toename van de dichtheid in bossen vond vooral uit-
FIGUUR 5
Verspreiding van de Boomlilever (Sitta europaea) in 1991
^'"'1
landeijke trend
en 1992 (n = / 3 ) en in 2001 (n = 34). Tevens is de landelijke broedvogelindex 1984-2000
(bron: SOVON
&
CBS) weergegeven. De broedvogelindex is een maat om de verandering op populatieniveau van een broedvogelsoort van jaar tot jaar aan te geven. Hierbij is / 9 8 4 als basisjaar gekozen, waarbij de index van een volgend jaar steeds ten opzichte van 1984 wordt berekend. Het aantal van een soort in het basisjaar 1984 is hierbij op 100 gesteld.
aantalen studiegebied
46
MAART 2 0 0 3 J A A R G A N G 9 2
Ny^TUUI'HISTORISCH
M A A N D B L A D
mijdt het open grootschalige cultuur-
(figuur 4) maakte in beide deelgebieden een
water- en moerasvogelgemeenschap. Van
landschap. D e soort lijkt met een stijging van
spectaculaire groei d o o r (van 1 3 naar 3 4 ter-
de fuutachtigen is de Fuut (Podiceps
naar 7 5 territoria, sterk te zijn toegeno-
ritoria). In de goed ontwikkelde bosstrook
(figuur 7) met in totaal 5 7 territoria de tal-
nicurus)
54
cristatus)
In werkelijkheid zal dit minder zijn ge-
tussen het kanaal van D e u r n e en de H e -
rijkste s o o r t . D e belangrijkste gebieden
weest, o m d a t d e verschillen vooral met de in
lenavaart steeg het aantal territoria van drie
v o o r deze s o o r t zijn de grote plassen r o n d -
men.
1 9 9 1 o n d e r z o c h t e deelgebied het grootst
naar 1 8 ! In het westelijke bosarme deel heeft
o m Heel en de G r o o t e Peel, met respectie-
zijn. D e slechte weersomstandigheden van
de soort zich nog steeds niet gevestigd. In het
velijk 3 2 en zeven territoria. T e n opzichte van de kartering 1 9 9 1 en 1 9 9 2 nam deze
1 9 9 1 zijn waarschijnlijk de oorzaak van de
zuidelijke deelgebied werd de verspreiding
lage aantallen in dat jaar. Opmerkelijk is even-
ruimer (figuur 5). Het aangrenzende studie-
s o o r t m e t 7 8 % toe. D e z e t o e n a m e k o m t
wel de toename van vier naar 2 1 territoria in
gebied van 2 0 0 0 leverde o o k een sterke toe-
geheel v o o r rekening van de Maasplassen,
de G r o o t e Peel. D e soort is in dit gebied pas
name op ( O N G E N A E et al., 2 0 0 1 ) . D e groei van
waarbij opvalt dat de s o o r t zich sedert 1 9 9 2
sinds 1 9 8 7 een regelmatige broedvogel. In de
deze soort is waarschijnlijk het gevolg van het
heeft weten te vestigen langs de oevers van
periode van 1 9 9 2 en 1 9 9 3 trof VAN SEGGE-
ouder en daarmee structuurrijker w o r d e n
de grootschalige Panheelplassen. Landelijk
LEN ( 1 9 9 9 ) in het Limburgse deel van de
van de loofbossen in het studiegebied.
is de Fuut gedurende het laatste decennium
G r o o t e Peel vijf territoria aan, waarbij w o r d t
D e Wielewaal (Oriolus
is over de hele
nauwelijks t o e g e n o m e n (figuur 8 ) . In de
oriolus)
aangegeven dat de Gekraagde roodstaart
linie in aantal afgenomen, waarbij het zuide-
G r o o t e Peel was zelfs sprake van een afna-
waarschijnlijk d o o r het ouder worden van de
lijke deelgebied de sterkste terugval kende;
me van het aantal van elf naar zeven t e r r i t o -
bossen langzaam in aantal toeneemt. Dat als
van I I naar geen territoria. Duidelijke kern-
ria.
gevolg van lokale omstandigheden de trend
gebieden zijn de G r o o t e Peel (I I territoria)
w e r d alleen in de G r o o t e Peel aangetroffen.
D e G e o o r d e fuut (Podiceps
nigricollis)
in het studiegebied stijgende is, blijkt ook uit
en het bos langs het kanaal van D e u r n e ( 1 3
D e vogels hielden zich met vijf territoria o p
het feit dat de landelijke trend vrij stabiel is
territoria), samen goed v o o r tweederde van
te midden van b r o e d e n d e
gebleven.
het totaal (figuur 6). In de meeste kleinere
Mettwaalf territoria was de G r o o t e Peel het
bosjes is de Wielewaal verdwenen. Het ziet
beste broedgebied v o o r de Dodaars. O p -
er naar uit dat de Peelrestanten en de goed
merkelijk w a r e n de drie t e r r i t o r i a o p de
Het aantal Kuifmezen (Parus cnstatus)
bleef in
tegenstelling t o t het aantal Z w a r t e mezen (Parus ater) nagenoeg stabiel. N e t als in v o o r gaande jaren maakt de stand van de Zwarte mees een dramatische afname mee; het aantal territoria daalde van 6 3 naar 2 4 . In het noordelijke deel nam zowel de dichtheid als het aantal bezette bossen af (van vijf b r o e d gebieden naar twee). In het zuidelijke deel werd vooral de dichtheid lager. D i t lijkt in de N o o r d - en Midden-Limburgse naaldbossen
ontwikkelde loofbossen de beste habitats
recreatiepias van de Heelderpeel en é é n in
vormen en dat de populierenbosjes en naald-
een poel ten westen van Keipen.
bossen in het zuiden minder geschikt zijn.
Van de bedreigde R o e r d o m p (Botaurus
O p b e u r e n d was de ontdekking van een ter-
laris)
broedvogelindex
is stabiel. O p v a l l e n d is
hoorlijk is afgenomen (BijLSMA et al., 2 0 0 1 ) . D e stand van de Boomklever (Sitta
europaea)
stel-
werden in het Limburgse deel van de
ritorium van de Grauwe Klauwier op de Ma-
G r o o t e Peel maar liefst drie territoria vast-
nsberg. O p 4 juni 2 0 0 1 werd hier een foera-
gesteld. In het aangrenzende Brabantse deel
gerend mannetje gezien in een op het o o g g e -
bevonden zich er twee. D e meeste R o e r -
schikt b r o e d b i o t o o p .
Herhalingsbezoeken
dompen werden hier buiten het traditionele
op deze plek leverden evenwel niets meer op.
b r o e d b i o t o o p (rietmoeras) aangetroffen. Het " g e h o e m p " w e r d vanuit een vegetatie
een regionaal effect te zijn. D e landelijke
evenwel dat de landelijke winterstand be-
Kokmeeuwen.
bestaande uit Pitrus, vochtig Pijpenstrootje
MOERAS
EN WATER
en enkele wilgen ten gehore gebracht. D e Grauwe gans is een van de nieuwkomers
Naast de G r o o t e Peel zijn de Maasplassen rond Heel de belangrijkste gebieden v o o r de
in het studiegebied. In 2 0 0 1 werden van deze soort 1 7 territoria vastgesteld, waarvan vier in de G r o o t e Peel en zes in de in de Sint A n nabeemd te Heel. D e Bergeend (Tadorna dorna)
ta-
is een soort van het Maasplassenge-
bied en w e r d o p twee plassen bij Panheel en Pol met respectievelijk drie en twee t e r r i t o ria vastgesteld. D e stand van de Kuifeend (Ay2001 n = 33
thya fuligula)
maakte in de elf jaar tussen de
twee karteringen een flinke groei d o o r van acht naar 2 7 territoria. In de G r o o t e Peel bleven de aantallen van de soort nagenoeg stabiel. In de Maasplassen nam de stand van de soort spectaculair toe van é é n naar 1 9 terri-
landelijke trend
aantalen studiegebied
FIGUUR 6
Verspreiding van de Wielewaal (Oriolus oriolus) in 1991 en 1992 (n = 53) en in 2001 (n = 33). Tevens is de lliiiililiii
landelijke broedvogelindex 1984-2000 CBS) weergegeven.
(bron: SOVON &
NATUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
MAART 2 0 0 3 J A A R G A H G 9 2
47
FIGUUR 7
Von de fuutachtigen is de Fuut (Podiceps cristatus) de meest tahijkt soort (foto: K. Lemmens/RANA).
toria, waarbij de recreatiepias bij Panheel en de Heelderpeel m e t respectievelijk acht en vier territoria de grootste aantallen herbergden. D e Bruine kiekendief (Circus
aeruginosus)
w e r d alleen in de G r o o t e Peel als broedvogel vastgesteld. Van de drie territoria werd bij slechts é é n paar in het oosten van het gebied nestindicatief gedrag waargenomen. D e andere territoria strekten zich o o k uit over het Brabantse deel. V o o r de W a t e r r a l (Rallus
aquaticus)
was het
een goed seizoen. N o o i t eerder werden in het Limburgse deel van de G r o o t e Peel 59 territoria vastgesteld (VAN S E G G E L E N , 1999).
gebruikte kanalen, de N o o r d e r v a a r t en de
gebied groter. Een aanwijzing dat het gaat o m
In de Kwakvors bevonden zich vijf territoria.
Helenavaart, waren elk goed v o o r twee ter-
een lokaal effect w e r d versterkt d o o r het feit
D e natte en zachte winters van de laatste ja-
ritoria. In de G r o o t e Peel w e r d de s o o r t
dat deze s o o r t zich buiten de G r o o t e Peel
ren hebben de soort goed gedaan (BijLSMA et
eveneens vastgesteld. V A N S E G G E L E N (1999)
juist uitbreidde. Er w e r d e n zes t e r r i t o r i a
al., 2001). In 1991 werden slechts 13 territo-
geeft de Ijsvogel v o o r dit gebied nog de sta-
langs slootkanten midden in het agrarische
ria in de G r o o t e Peel gevonden. Naast de
tus van onregelmatige gast. Een vergelijkba-
gebied gevonden. Dit is een v o o r Limburg vrij
in de
re toename werd bij eerdere herhalingen van
recente bijzonderheid die in N o o r d - N e d e r -
G r o o t e Peel vier territoria van de Zwartkop-
Kokmeeuw
( 1 9 0 5 paar)
werden
de vlakdekkende provinciale broedvogelkar-
land al regelmatig w o r d t
meeuw (Larus melartocephalus)
teringgeconstateerd ( O N G E N A E etaL,
(BiJLSMA et ai.
aangetroffen.
2001).
geconstateerd
2001). In de Tuspeel en de
Van deze laatste soort werden geen nesten
D e zachte winters van afgelopen jaren heb-
Kwakvors vestigde de soort zich met respec-
gevonden. D e territoria zijn gebaseerd o p
ben zeker aan dit succes bijgedragen.
tievelijk é é n en vier territoria.
waarnemingen van paren in de k o k m e e u -
O p m e r k e l i j k is de afname van het aantal
D e Sprinkhaanzanger (Locustella
wenkolonies en foerageergebieden. O p m e r -
Blauwborsten (Luscinia
alleen in de G r o o t e Peel gevonden. D e stand
svecica)
in de G r o o t e
naevia)
werd
kelijk is het territorium van de Tureluur bij
Peel met43%(figuui 9). Waarschijnlijk speelt
steeg van acht naar I 7 territoria. In I 991
Pol. Het gaat hierbij o m é é n waarneming van
de verhoging van de waterstand een rol bij de
werden de meeste territoria gevonden in de
een baltsend paar in het broedseizoen. V o l -
afname van de soort. Bij een lagere water-
westhoek van het gebied, in 2001 was d e
gens de d o o r de provincie gehanteerde cri-
stand is de hoeveelheid geschikt foerageer-
spreiding vrij gelijkmatig. D e z e s o o r t kan
teria is een dergelijke waarneming voldoende v o o r een waarschijnlijk territorium. Het is echter niet uitgesloten dat het hierbij o m d o o r t r e k k e n d e o f zwervende vogels ging. Iets n o o r d e l i j k e r bij de m o n d i n g van de Sleijebeek w e r d het enige territorium van de in N o o r d - en Midden-Limburg schaarse G r o te gele kwikstaart aangetroffen. D e stand van de Ijsvogel (Alcedo
atthis)
maak-
te een spectaculaire stijging d o o r van é é n naar negen territoria. In het Maasplassengebied steeg het aantal territoria van é é n naar vier. D e niet of nauwelijks d o o r scheepvaart
FIGUUR 8
Verspreidmg var) de Füut (Podiceps cristatus) in 1991 en 1992 (n = 33) en in 2001 (n = 57). Tevens is de landelijke broedvogelindex 1984-2000 (bron: SOVON & CBS) weergegeven.
NATUUimiSTORISCH
MAART 2 0 0 3 l A A R G Í N G 9 !
48
M A A N D B L A D
FIGUUR 9
Verspreiding van de Blauwborst (Luscinia svecica) in 1991 en 1992 (n = 160) en in 2001 (n = 103). Tevens is de tandelijke broedvogelindex 1984-2000
(bron: SOVON &
CBS) weergegeven.
trijs speelt op Europees niveau al tientallen jaren ( H A G E M E I J E R & B L M R ,
1997).
Het aantal territoria van de Scholekster matopus
ostralegus)
(Hae-
nam toe van 3 7 naar 5 6 .
Deze toename werd zowel in het noordelijke als zuidelijke deelgebied vastgesteld. In de westelijke helft (circa 3 3 0 0 ha) van het n o o r delijke deelgebied werd de hoogste dichtheid van circa 0 , 7 6 territoria per 1 0 0 ha vastgesteld. D e stand van de G r u t t o daalde dramatisch van 9 6 naar 3 5 territoria. H e t enige t e r r i t o rium in het zuidelijke deel dat in 1 9 9 2 bij evenwel d o o r het slechte weer in 1 9 9 1 zijn
vinciale broedvogelkartering in 1 9 9 8 is te zien
Heel w e r d aangetroffen, kon in 2 0 0 1 niet
onderschat.
dat het aantal Patrijzen ten opzichte van de
meer w o r d e n bevestigd. Zowel de dichtheid
eerste r o n d e is gehalveerd. O o k in 2 0 0 1
als de verspreiding namen af (figuur 10). In
Van de Kleine karekiet (Acrocephalus
scirpa-
werden 8 6 territoria geteld. D e vier
werd een afname geconstateerd van 2 1 0 ter-
1 9 9 1 en 1 9 9 2 werden in elf telgebieden ter-
kilometer oever van de Zuid-Willemsvaart
ritoria in 1 9 9 1 en 1 9 9 2 naar I 1 2 territoria in
ritoria geteld. In de beste gebieden, het ge-
was goed v o o r 1 6 territoria. Plaatselijk bevin-
2001.
D e ruime verspreiding van 1 9 9 1 en
bied van de b o v e n l o o p van de A a en de
den zich langs de grote grindplas bij Panheel
1 9 9 2 blijft gehandhaafd. D e populatie is ech-
K r u i s v e n n e n , k w a m e n drie
rietvegetaties waar zich in totaal 2 5 territo-
ter flink uitgedund. D e sterkste terugval is
v o o r met meer dan tien territoria ( 3 1 , 2 3 en
ria van de Kleine Karekiet bevonden. Verder
geconstateerd bij de Kruisvennen en r o n d -
1 8 territoria). In 2 0 0 1 kwamen in zes telge-
werd de soort onder andere op de visvijvers
om Meijel. In 1 9 9 1 en 1 9 9 2 telden elftelge-
bieden nog G r u t t o ' s v o o r welke g r o t e n -
van Stokershorst (zes territoria) en bij Pol
bieden nog tien of meer territoria, waarbij
deels waren beperkt tot de twee g e n o e m -
(zes territoria) geconstateerd. In het Lim-
het maximum op 3 1 lag. Bemoedigend is dat
de kerngebieden. Bij de Aa lag een telgebied
burgse deel van de G r o o t e Peel kon slechts
r o n d o m Ospel in vier telgebieden van samen
met 1 6 territoria en bij de Kruisvennen é é n
é é n territorium w o r d e n vastgesteld.
ongeveer 2 0 0 0 ha, iiet aantal paren ongeveer
met tien territoria. D e ongemaaide perce-
ceus)
CULTUURGEBIED Vanaf de herhaling van de vlakdekkende p r o -
telgebieden
gelijk is gebleven (van 4 4 naar 3 8 paar). Met
len grasland in het reservaatsgebied de Mus-
een dichtheid van circa 1,9 territoria per 1 0 0
senbaan trokken meerdere paren met j o n -
ha behoort het gebied rond Ospel daarmee
gen aan. D e dramatische teruggang heeft te
tot de betere locaties. D e afname van de Pa-
maken met de verdere intensivering van het graslandgebruik, het scheuren van grasland en een geringe animo van de betrokken boeren o m in de aanwezige beheersgebieden (ten westen van de G r o o t e Peel, de Kalispeel en hetSchepersbergpeelke) beheersovereenkomsten te sluiten v o o r weidevogelbeheer. D e stand van de W u l p (Numenius
arquata)
nam af van 5 0 naar 3 3 territoria. Deze achteruitgangvan ruim 3 0 % werd ook tijdens de inventarisatie van 2 0 0 0 in het aangrenzende gebied geconstateerd ( O N G E N A E etol., 2001
n=O
2001).
landeliike trend
niet beschikbaar
aantalen studiegebied
FIGUUR
10
Verspreiding van de Grutto (Limosa limosa) in 1991 en 1992 (n = 97) en in 2001 (n = 35). Tevens is de landelijke broedvogelindex 1984-2000 (bron: SOVON & CBS) weergegeven.
MAART 2 0 0 3 l A A R G A N G 9 2
49
teerd ten westen van de G r o o t e Peel en in
2 0 0 1 betekenen een verdrievoudiging van de
gezocht w o r d e n in een kolonisatie vanuit
de Kruisvennen. V o o r het hele 3 3 0 0 ha tel-
aantallen ten opzichte van 1 9 9 1 en 1 9 9 2 . O o k
kerngebieden zoals de G r o o t e Peel, het fau-
lende cultuurland van het noordelijke deel-
deze s o o r t is de laatste jaren in het N o o r d -
navriendelijke wegbermbeheer (met name in
gebied is de dichtheid momenteel 1,48 terri-
en M i d d e n - L i m b u r g s e cultuurland
de gemeente Nederweert; zie o o k V O S S E N ,
toria per 1 0 0 ha. O p Europees niveau neemt
toegenomen ( H U S T I N G S & V A N N O O R D E N ,
1 9 9 4 ) en de uitbreiding van het aantal uitge-
d e soort al af sinds de jaren zestig ( H A G E M E -
1 9 9 9 ) . In 1 9 9 1 kwamen maar enkele t e r r i -
voerde natuurontwikkelingsprojecten. Bij dit
I J E R & B L A I R , 1 9 9 7 ) en deelt daarmee het lot
toria buiten de G r o o t e Peel v o o r (figuur 11).
laatste kan gedacht w o r d e n aan de Kwak-
van de Patrijs.
N u zijn alle telgebieden o p twee na bezet.
vors. In het zuidelijk deel is sprake van een
Er zijn drie kerngebieden aan te duiden. D e
waar herstel. In 1 9 9 1 werd de soort hier niet
NATUUUHISTORISCH
M A A N D B L A D
FIGUUR I I
Verspreiding van de Roodborsttopuit (Saxícola rubicola) in 1991 en 1992 (n = 4Sj en in 2001 (n = 154). Tevens is de landelijlie broedvogelindex 1984-2000
(bron: SOVON
& C&S) weergegeven.
D e verspreiding bleef ten opzichte van 1 9 9 1 en 1 9 9 2 in het noordelijke deelgebied ongewijzigd. Het enige territorium van de W u l p dat in 1 9 9 2 in het zuidelijke deelgebied bij Keipen w e r d aangetroffen kon niet meer w o r d e n teruggevonden. D e Kruisvennen en het cultuurland r o n d o m d e Peel bevatten de meeste territoria. D e Veldleeuwerik (Alauda
arvensis)
maakt
momenteel een dramatische aantalontwikkeling door. D e aantallen halveerden bijna van 2 7 8 in 1 9 9 1 en 1 9 9 2 naar 1 6 5 territoria in 2 0 0 1 . D e grootste afname w e r d geconsta-
D e Boompieper (Anthus
trivialis)
w o r d t be-
sterk
handeld in deze paragraaf aangezien de ge-
G r o o t e Peel, met een daling van 3 5 naar 2 8
aangetroffen, terwijl de soort in de zeventi-
constateerde toename van 1 2 4 naar 2 2 9 ter-
territoria, heeft een dichtheid van 6 , 2 t e r r i -
ger jaren nog present was ( T E I X E I R A ,
ritoria, vooral v o o r rekening van het in het
toria per 1 0 0 ha. D e twee andere kernge-
In 2 0 0 1 werden 1 4 territoria geconstateerd
1979).
noordelijk deelgebied gelegen cultuurland
bieden zijn de bovenloop van de Aa en de
met concentraties in het halfopen landschap
komt. In de G r o o t e Peel bleven de aantallen
Kruisvennen. V o o r het hele westelijke cul-
ten n o o r d e n van de Heelderpeel en in het
min of meer stabiel (van 7 0 naar 8 1 territo-
tuurland is een dichtheid gevonden van 2 , 2
Maasdal tussen Heel en Beegden. Deze uit-
ria). D e stijging daarbuiten bedraagt 9 4 terri-
territoria per 1 0 0 ha met daarbinnen uit-
breiding van de Roodborsttapuit in het stu-
toria (van 5 4 naar 1 4 8 ) . D e zanderige lanen
schieters t o t 4 , 5 territoria per 1 0 0 ha. D e
diegebied sluit geheel aan bij de nationale
in de Kruisvennen bevatten veel territoria.
oorzaken v o o r de toename kunnen wellicht
trend.
Alleen in de westhoek van het noordelijke deelgebied zijn geen Boompiepers aangetroffen. In het zuidelijke deelgebied nam de soort juist met name in de bossen toe (van 1 4 naar 3 6 territoria). D e z e v o o r het vierde achtereenvolgende jaar geconstateerde toename in Midden-Limburg lijkt een regionale ontwikkeling te zijn. Inde Nederlandse bosgebieden is gedurende de periode van 1 9 8 4 tot en met 1 9 9 7 de stand min of meer stabiel gebleven (BijLSMA et o/., 2 0 0 1 ) . D e 1 5 4 territoria van de Roodborsttapuit in
F I G U U R 12
De Zomertortel (Streptopelia turtur) is één van de vogelsoorten die duidelijl< in het agrarisch gebied in aantal is afgenomen (foto: K. Lemmens/RANA).
50
MAART 2 0 0 3
N A T U U R H I S T O R I S C H
lAAIlGANG 92
Met 188 territoria in 1991 en 1992 en 157
DANKWOORD
territoria in 2001 bleef de stand van de G e e l -
D e outeurs zijn veel dank verschuldigd
gors min of meer stabiel. D e verspreiding
legakarteerders
bleef ongewijzigd met als kerngebied het ge-
en jan-Erik
bied tussen de G r o o t e Peel en de N o o r d e r -
menten
vaart (Kruisvennen). O p v a l l e n d is dat de
lerlei technische
soort het westelijke deel van het noordelijke
de dataset
deelgebied niet koloniseert. Kennelijk is het
hard gewerkt
gebied hier te open v o o r deze soort. Frap-
tijd gereed
pant is dat de jaarlijkse sterke toename die
drift
sinds de start van de tweede ronde is gecon-
schreven.
per W a r b l e r (Locustella aan de col-
Kikken.
Zij sprongen
om de figuren
te krijgen.
Zonder
van deze mensen
( + 125%) ( + 400%)
had all increased. Declining numbers were
op cruciale mo-
observed for Bluethroat (Luscinia svecica) (-
wist ondanks
en organisatorische
in orde te maken.
naevia)
and W a t e r Rail (Rallus aquaticus)
Dongen
Theo Bakker, Ruud van
bij. Ruud van Dongen
M A A N D B L A D
al-
hindernissen
Bart Veenstra
heeft
voor dit artikel
op
de hulp en geest-
was dit artikel
noo'rt ge-
36%; figure 9 ) , N o r t h e r n Shoveler clYpeata)(-
(Anas
46%), C o m m o n Teal (Anas
crec-
ca) ( - 6 1 % ) and Black T e r n (Chlidonias
ni-
Increasingly intensified agricul-
ger)(-100%).
tural management methods have reduced the numbers of most ofthe farmland birds: Black-tailed G o d w i t (Limosa
Hmosa),
Grey
stateerd in 2001 niet bevestigd w e r d . H e t
Partridge (Perdix perdix).
ging hierbij vooral o m een toename van de
vensis)
and European Turtle D o v e (Strep-
topelia
turtur)
dichtheid in reeds bezette gebieden ( K O O P -
SUMMARY
M A N S & O N G E N A E , 1999). In drie telgebieden in de Kruisvennen steeg het aantal territoria
BREEDING
C E N T R A L LIMBURG:
BIRD C E N S U S O F
la rubicola),
D u r i n g the p e r i o d
1990-97, the entire
Met 59 kwantitatief gekarteerde soorten is
breeding birds. A repeat of this survey has
de G r o o t e Peel binnen het onderzoeksge-
started in 1998. In 2001, an area of 10,500
bied niet alleen het meest soortenrijk, maar
hectares in the central part of Limburg was
het gebied bezit o o k de hoogste vogeldicht-
surveyed (figure I), including every habitat
heid. Het meest waardevolle bosgebied is de
type except urban areas. The area surveyed
strook oud loofhout tussen de Helenavaart
includes n u t r i e n t - p o o r pine forests (470
en het Kanaal van Deurne. Het agrarisch ge-
hectares), deciduous forests (85 ha), pas-
bied ten zuiden en ten westen van de G r o o t e
tures, arable land and marshes. The south-
Peel heeft de meest complete weide- en ak-
ern part of the " G r o o t e Peel" national park
kervogelgemeenschap.
and wetland area (450 hectares of m o o r -
D e ontwikkelingen in de vogelstand geduren-
land) is the most important bird area. The
de de periode vanaf inventarisaties in 1991 en
32 most c o m m o n bird species were not
1992 tot die in 2001 verschillen per soort en
surveyed in detail; instead, only their pres-
habitattype. D e broedvogels van bossen zijn
ence in a 100 ha grid was recorded. T h e
in het algemeen in aantal toegenomen of sta-
article presents the results of the 2001
biel gebleven. Uitzonderingen hierop zijn
breeding bird census, and compares it with
Fluiter, Grauwe vliegenvanger. Wielewaal en
the data collected in the same area in 1991 /
Zwarte mees. D e meeste water- en moeras-
92.
van de Blauwborst, Slobeend, Wintertaling en Zwarte stern een afname worden geconstateerd.
T h e populations of most o f the f o r e s t dwelling species, like C o m m o n Buzzard (Buteo buteo; ( + 208%), Eurasian Nuthatch (Sitta europaea)
(+ 162 %; figure 5) and Tree.
Pipit (/AthustriV/o/isj (+85%) had increased o r
Het aantal aan ruigte gebonden soorten, z o -
remained stable, which can probably be
als Bosrietzanger, Grasmus en R o o d b o r s t -
explained by the increasing age o f t h e for-
tapuit, liet een duidelijke toename zien. D e
ests. Exceptions to this increasing trend for
Braamsluiper was binnen deze soortgroep de
woodland birds are the declining numbers
enige s o o r t met een negatieve trend. H e t
of Spotted Flycatcher (/Vlusc/cofjo striata)
beeld van de aan cultuurgebied gebonden
28%), W o o d W a r b l e r (Phylloscopus
vogelsoorten is niet eenduidig. Soorten als
tr/x)(-50%) and Eurasian G o l d e n O r i o l e
G r u t t o , Patrijs, Veldleeuwerik, W u l p en Z o -
(Oriolus
mertortel (figuur I 2) zijn duidelijk in aantal af-
W a t e r and marsh birds presented a mixed
oriolus)
(saxico-
whose population expanded by
242% (figure I I ) .
province of Limburg was surveyed f o r
nen deze soortgroep kon alleen in de stand
had declined by 64%, 5 1 % ,
ception is the European Stonechat
1991/92
V E R S U S 2001
soorten laten een positieve tendens zien. Bin-
ar-,-
41 % and 51 %, respectively. A positive ex-
van 39 naar 49 territoria.
CONCLUSIE
Skylark (Alauda
(-
sibila-
(-38%)(figure 6).
genomen, terwijl Gele Kwikstaart, Holenduif
picture. G r e a t C r e s t e d G r e b e
en Scholekster een duidelijke toename laten
cristatus)
zien. D e laatste drie soorten passen zich ken-
duck (Tatorna
nelijk nog goed aan de steeds verdergaande
G o o s e (Anser anser) (new), Gadwall
intensivering van de landbouw aan.
ca strepera)
(Podiceps
( + 78%; figure 8), C o m m o n Sheltadorna){+
67%), G r e y l a g (Mare-
( + 129%), C o m m o n Grasshop-
L I T E R A T U U R
BIJLSMA, R.G., F. H U S T I N G S & C . J . C A M P H U Y S E N , 2 0 0 1 .
Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haariem/Utrecht. C O E L E N , J . V A N DER & C . V A N SEGGELEN, 1993. Broedvo-
gels van het Zuidelijk Peelgebied, Avifaunakarterlng Limburg, deelgebied 2. Provincie Limburg, Maastricht. G L U T Z V O N BLOTZHEIM
U . N . & K . M . BAUER, 1982.
Handbuch der Vogel Mitteleuropas. Band 9. Akademische Verlagsgeselschaft, Frankfurt am Main. HAGEMEIJER. E.J.M. & M.J. BLAIR (EDITORS),
1997. The
EBCC atlas of European breeding birds: Theirdistnbution and abundance. J.& A.D.Poyser, London H U S T I N G S F. & B. V A N N O O R D E N ,
1999. De Roodborst-
tapuit laat zich niet uit het veld slaan. Limburgse Vogels 10; 62-67. K N M I , 2 0 0 1 . Maandoverzicht van het weer in Nederland (maart t/m juli). Jrg. 98 nrs. 3 t/m 7. KNMI, De Bilt, K O O P M A N S , M . & J . P . O N G E N A E , 1999. Resultaten eerste
actualisering provinciale broedvogelkartering in 1998. Limburgse vogels 10: I 15-125. K O O P M A N S , M.,J.P. O N G E N A E & B. V A N N O O R D E N , 2000.
Enkele resultaten van de broedvogelkartenng in MiddenUmburg-West in 1999. Limburgse Vogels I 1: 40-50. N O O R D E N B. VAN, 1994. De broedvogels van MiddenLimburg. Avifaunakartenng Limburg, Deelgebied ill, 1992, Provincie Limburg, Maastncht, O N G E N A E . J . P . , F. E N G E L E N & B. V A N N O O R D E N , 2 0 0 1 . De
provinciale broedvogelkartering van Midden-LimburgWest in 2000. Limburgse Vogels 12: I 3-25.
OSIECK E.R. & F. HUSTINGS, 1994. Rode lijst van bedreigde soorten en blauwe lijst van belangrijke soorten in Nederland (Technisch rapport Vogelbescherming Nederiand nr 12). Vogelbeschemling Nederiand, Zeist. SEGGELEN, C . VAN, 1999. Vogels van de Groote Peel. Een eeuw avifauna in een veranderend hoogveenlandschap. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastncht SCHOLS, R. & F. SCHEPERS. 1991. De broedvogels van het
Noordelijk Peelgebied. Avifaunakartenng Limburg, deelgebied I, Provincie Limburg, Maastricht. TEIXEIRA R.M.. 1979. Atlas van de Nederiandse broedvogels. Vereniging tot Behoud Natuurmonumenten in Nederiand in samenwerking met SOVON, 's Graveland/ Arnhem, VOSSEN, H., 1994. Roodborsttapuiten: het gouden randje van de Laarderheide (Neden/veert). Natuurhistorisch Maandblad 83 (7/8): 135-139.
NATUURHISTORISCH
MAART 2 0 0 3 l A A R G A N G 9 !
M A A N D B L A D
51
ZADEN UIT MAASTRICHTSE GROND EEN BIJDRAGE TER GELEGENHEID VAN DE TENTOONSTELLING ZWART ZAAD IN HET NATUURHISTORISCH MUSEUM MAASTRICHT ' " Corrie
Bakels,
Faculteit der Archeologie, Universiteit Leiden. Postbus 9515, 2300 RA Leiden
Tijdens opgravingen worden grondmonsters genomen voor archeobotanisch onderzoek. Het nemen van deze monsters gebeurde in Maastricht aanvankelijk, net zoals overal elders, alleen als het zo u i t k w a m . Sinds de opgravingen op het perceel van Hotel Derion in 1983 vond de monstername echter systematischer plaats. Het ene na het andere verslag verscheen, t o t d a t het tijd werd o m de resultaten bijeen te brengen in één publicatie (BAKELS & DIJKMAN, 2 0 0 0 ) . Deze publicatie leidde weer t o t de t e n toonstelling Z w a r t Zaad in het Natuurhistorisch Museum van Maastricht. W a t zijn wij via de plantenresten inmiddels te w e t e n gekomen? Zonder alle resultaten te willen o p n o e m e n , volgen hieronder enkele voorbeel-
zo kwetsbaar dat ze weiniggevonden worden. O o k hier geldt, hoe robuuster hoe beter. Bovendien blijft van zaden vaak alleen de buitenkant bewaard. D e melige inhoud van bijvoorbeeld graszaden, of de inhoud van de erwtjes van een vlinderbloemige, verdwijnen volledig. Planten van droge standplaats zijn ó ó k in het nadeel, tenzij de mens een handje heeft geholpen d o o r dit soort planten in het water te gooien. Een uiaondering vormen overigens plantendelen die via de lucht in een natte o m geving terecht kunnen komen, zoals stuifmeelkorrels. Maar over stuifmeelkorrels gaat dit verhaal niet. Als er veel kalk- en fosforhoudende stoffen in
den. Iets over m a t e r i a a l en m e t h o d e g a a t daaraan vooraf.
het waterzijn opgelost, kunnen zaden ook nog mineraliseren. Daarbij worden de weefsels vervangen door minerale zouten. Dit gebeurt
PLANTENRESTEN
op een levende plant en zijn dan ook niet met
dikwijls in een omgeving waarin ook dieren-
een gewone flora te determineren. O o k blijft
botten of mest terecht zijn gekomen. Het mi-
Onooglijk zijn ze, de plantenresten uit het
niet alles bewaard. Alleen compacte, droge
Maastrichtse verleden. Ze zijn bewaard geble-
neraliseren komt overigens de determineer-
onderdelen, zoals zaden, verkolen tot iets
ven omdat ze zijn verkoold en daardoor niet
baarheid van de resten niet ten goede. Zij zijn
herkenbaars. Van stengels, bladeren, wortels
meer zijn aangetast door b a c t e r i e ë n en schim-
meestal moeilijk op naam te brengen.
en knollen blijft niet veel over. D e meeste plan-
mels. O f ze zijn bewaard gebleven omdat ze in
ten raken v e r k o o l d d o o r t o e d o e n van de
een drijfnatte, zuurstofarme ondergrond te-
mens. Vroeger werd wel gedacht dat de plan-
recht zijngekomen. Hun kleuris zwart of bruin
ten d o o r een natuurlijk proces, namelijk inko-
en vaak zijn ze kapot. Kortom, ze lijken zelden
VAN
len, bewaard bleven. Inkolen is het proces waarbij steenkool is ontstaan. Voorgeologisch niet zo heel erg oude planten is dat echter niet het geval. Zij zijn verkoold door de directe of indirecte werking van vuur. Natuurlijke branden zijn in onze streken echterzeldzaam. Vuur is gewoonlijk verbonden met menselijke activiteiten. Dit maakt dat de zaden van planten waarvoor de mens belangstelling heeft een grotere kans hebben om verkoold te raken dan planten waar de mens niets mee had. Het is dan ook niet verwonderlijk dat graankorrels vaak en verkoolde zaden van bijvoorbeeld waterranonkel nooit gevonden worden. V o o r natte plantenresten ligt dat anders. Hierbij hoeft de mens geen rol gespeeld te hebben. Zeker als het moeras-of waterplanten betreft kunnen deze in hun natuurlijke milieu fossili-
FIGUUR I Wouw (foto: Stefan Craatsma).
DE M E T H O D E ONDERZOEK
seren. Er blijft meer bewaard dan bij het verkolen, al zijn bladeren en slappe stengels toch
Detentoonstellinggaatoverde plantenresten die tussen het jaar nul en het jaar duizend in de Maastrichtse grond terecht zijn gekomen. Zij komen uit opgravingen, maar er moet wel speciaal naar gezocht w o r d e n . In de grond vallen plantenresten meestal niet op. Zij w o r den pas zichtbaar als zij uit de grond worden uitgespoeld. Daartoe worden tijdens de o p gravinggrondmonsters genomen. Zorgvuldig zeven met water, waarbij de maaswijdte van de gebruikte serie zeven afloopt van 2 mm tot 0,25 mm, levert het gewenste resultaat o p . D e resten worden met een pincet uit het residu gepikt. Determinatie gebeurt met behulp van een vergelijkingscollectie recente zaden, die soms opzettelijk verkoold zijn. O o k zijn deze wel van stekels en andere uitsteeksels ontdaan, omdat die als eerste verdwijnen bij het fossiliseren. Een binoculaire microscoop met
NATUUUHISTORISCH
M A A N D B L A D
52
MAART 2 0 0 3 JAARGANG 92
vergrotingen tot 50 maal doet bij het deter-
meinse bezetting Romeinen, of mensen met
den zitten ze onvermijdelijk in het te malen
mineren goede dienst.
Romeinse eetgewoonten, tot de inwoners of
graan en in het zaaigoed voor het volgend jaar.
geregelde passanten van Maastricht gerekend
Elk lokaal "land ras" graan heeft zijn eigen lokale
EEN MOERASJE O N D E R HET ONZE-LIEVE-VROUWEPLEIN
moeten worden. D e oorspronkelijke bevol-
Bolderik, aangepast aan strolengte en tijd van
king had immers nog nauwelijks tijd gehad om
rijping. Erzijn dan ook vele rassen Bolderik. Met
zich vreemde eetgewoonten eigen te maken.
moderne methoden lukt het om het graan wèl te schonen. Bolderik is tegenwoordig dan ook
Uit de gevonden plantenresten blijkt dat het terrein waar Hotel Derion en de Onze-LieveVrouwekerk op liggen, aan het begin van onze jaartelling een moerassig stuk land was. Het
een Rode Lijst categorie I (ernstig bedreigd)
EEN V A N DE STRAAT O N Z I C H T B A A R PLEKJE OF DE U I T M O N D I N G V A N EEN RIOOL?
was de piekwaar de Jeker in de Maas uitmond-
soort. D e Houtmaas leverde behalve Bolderik nog twee andere zeldzame onkruidsoorten op. Het zijn Straalscherm en W i l d e nigelle. Beide zijn thans in Nederland uitgestorven.
de. Ergroeide Grote waterweegbree, W a t e r -
Een tweede voorbeeld komt eveneens van
D e fruitresten verdienen eveneens bijzonder
torkruid en Mannagras, maar ook Tweerijige
een natte plek, nu de Houtmaas. Het monster
commentaar. Gekweekt fruit was v ó ó r de Ro-
zegge. Egelboterbloem en Waterpeper. Het
dateert uit de tweede helft van de eerste eeuw
meinse Tijd onbekend. Fruit en Hazelnoten
moeras was een stortplaats v o o r allerlei afval.
en is dus meerdere decennia jonger dan het
kwamen uit het bos, of beter de bosrand. D e
Vermoedelijkgebeurde dit ó ó k o m het terrein
hiervoor besprokene. D e plek was dan ook
Romeinen kenden daarentegen tientallen
op te hogen. Een deel van de rommel bestond
niet z ó moerassig. K e n m e r k e n d v o o r dit
soorten appels, peren, pruimen enz. Zij ver-
uit dors- en tuinafval. Drie van de aanwezige
Houtmaas-monster zijn pericarp-resten van
plantensoorten worden hier apart besproken.
stonden ook de kunst van het enten. Zij brach-
graan. D e dunne, bruine velletjes zijn aan flar-
D e eerste is W o u w , een plant die oorspron-
ten het verschijnsel "boomgaard" met zich
den (figuur 2). Deze toestand heeft niets te
kelijk uit het Middellandse-Zeegebied komt (fi-
mee. En behalve het fruit bovendien de W a l -
maken met processen in de grond of een ruwe
noot en de Tamme kastanje. Helaas is aan de
guur I). W o u w w o r d t gebruikt bij het geel
behandeling bij de opgraving, maar is het ge-
verven van textiel. D e plant is waarschijnlijk in
volg van malen of kauwen. Ze horen thuis in
de eeuwen v ó ó r het begin van de jaartelling
volkorenmeel of uitwerpselen. Samen met de
d o o r de mens naar onze streken gebracht.
velletjes zijn andere plantenresten gevonden,
Vanaf het begin van de jaartelling, dus vanaf het
waaronder een aanzienlijk aantal zaden van
begin van de Romeinse tijd, w o r d t zij echter
Bolderik, een onkruid van graanakkers. D e
pas regelmatig gevonden. Sindsdien is zij ver-
zaden zijn kennelijk met het graan meegema-
wilderd, ook in Maastricht en omgeving. Het
len of stukgekauwd. Het kan zijn dat er op deze
is mogelijk dat de zaden van wilde planten uit
plek brood is weggegooid. Waarschijnlijker is
de directe omgeving van het moerasje afkom-
echter dat de onverteerbare resten uit poep
stigzijn, maar de combinatie met tuinafval sug-
afkomstigzijn. Dat kan hondenpoep zijn, maar
gereert toch dat het om gekweekte exempla-
mensenpoep is zeker ook een mogelijkheid.
ren gaat. In dat geval werd W o u w verbouwd
D e vindplaats ligt achter de muur van het R o -
voor een lokale nijverheid.
meinse badhuis, uit het zicht van de straat. Het
D e andere twee planten zijn Koriander en
is een ideale plek om even iets "ongezien" kwijt
Biet. Beide zijn onlosmakelijk verbonden met
te raken. O o k is het mogelijk dat hier, aan de
Romeinse eetgewoonten. V ó ó r de Romeinse
oever van de toenmalige Maas, het riool van
tijd worden zij niet gevonden. Koriander komt
het badhuis eindigde. Monsters van deze plek
oorspronkelijk uit het Oost-Mediterrane ge-
leverden o o k kersen- en pruimenpitten en
bied. Het keukenkruid is een vertegenwoor-
resten van klokhuizen op. Er lag dus nog meer
diger van een hele reeks kruiden die d o o r de
troep gestort, of ó ó k afl
Romeinen naar onze streken zijn gebracht.
D e genoemde Bolderik was tot in de twintigste
Andere soorten zijn Selderij, Peterselie, Dille,
eeuw een lastig onkruid. D e plant hoort thuis
Bonenkruid, Venkel, Karwij en Anijs, maar
in wintergraanakkers. Meestal is dat tarwe of
deze zijn nog niet in Maastricht aangetoond.
rogge. D e zaden zijn giftig en teveel Bolderik in
D e wilde voorouder van de Biet, de Strand-
het meel maakt mensen behoorlijk ziek. D e
biet, groeit weliswaar ook in Nederland, maar
plant is een geval van ecologische "mimicry". Zij
de plant blijkt toch in het Middellandse zeege-
heeft zich totaal aangepast aan het graan. D e
bied tot de eetbare plant met vele gedaanten
stengels worden even lang. D e zaden hebben
ontwikkeld te zijn. In opgravingen worden al-
dezelfde afmeting als de doorsnede van een
leen de zaden gevonden. Die worden niet ge-
graankorrel en zij hebben ook hetzelfde ge-
geten, maar zijn te beschouwen als afval van
wicht. O o k worden zij op dezelfde djd rijp. Het
het schoonmaken van de groente of als zaai-
gevolg is dat de zaden van Bolderik aldjd met
goed. D e aanwezigheid van Koriander en Biet
het graan worden meegeoogst en niet d o o r
in de eerste decennia van onze jaartelling be-
zeven of wannen van de korrels zijn te schei-
tekent dat er al in een vroege fase van de R o -
den. Als ze niet met de hand verwijderd w o r -
klokhuizen niette zien of de aan de Houtmaas weggegooide afgekloven resten van wilde of gekweekte appels zijn, maar de pruimenpitten zijn onmiskenbaar van gekweekte pruimen.
M A A S T R I C H T ALS V E R S T E R K T E GRAANSCHUUR In de Laat-Romeinse Tijd, 300-500 na Chr., w e r d Maastricht o m m u u r d . D e versterkte rijksgrens langs de Rijn was z o lek als een mandje geworden en de militaire strategie stapte over op een nieuw concept: diepteverdediging. Dat betekende dat nederzettingen op strategische punten in het achterland, z o als het bruggenhoofd Maastricht, een militair karakter kregen. Maastricht werd een verdedigbaar depot waarin grote graanschuren een belangrijke plaats innamen. In de permanente expositie van het Natuurhistorisch Museum Maastricht bevindt zich een maquette die de situatie weergeeft. Opgravingen in de Pandhof van de Onze-Lieve-Vrouwekerk hebben resten opgeleverd van wat er in de schuren lag opgeslagen. Kennelijk hebben er meerdere malen kleinere of grotere branden gewoed, waarbij de opgeslagen producten verkoold raakten (figuur 3). Aangetoond zijn Tarwe, Spelttarwe, Gierst, Rogge, Haver, Erwten, Veldbonen, Walnoten, Hazelnoten, Koriander, Bietenzaden en hooi. D e grote verscheidenheid doet opslag in zakken of manden veronderstellen en niet graan in bulk, zoals vroeger v o o r deze grote schuren aangenomen werd. D e diverse soorten
NATUUUHISTORISCH
M A A N D B L A D
MAART 2 0 0 3 lAARGANG 92
53
FIGUUR 3
FIGUUR 2 Gemalen ofstukgekauwd graan blijft onder natte omstandigheden als bruine velletjes bewaard De langgerekte, naaldachtige elementen zijn de resten van de navel, die zich in de groef aan de buikzijde van graankorrels bevindt (foto: UF&IPhoto & Di^l en Corrie Bakels).
Verkoold graan uit de Romeinse graanschuur onder de Pondhof (foto: Stefan Graatsma).
kunnen namelijk nooit tegelijk aangevoerd zijn
door. Dat is o o k te zien aan de planten. Tar-
en bovendien niet als mengsel opgeslagen zijn.
we,
D e Rogge verdient een aparte vermelding.
meinse introducties zoals de keukenkruiden
SEEDS F R O M T H E
Deze graansoort w o r d t pas met ingang van de
en gekweekt fruit stonden nog steeds op het
Laat-Romeinse Tijd in Zuid-Nederland ge-
SUBSOIL
menu. Men bleef "geromaniseerd". Uit de
teeld. Daarvoor worden wel enkele korrels
A CONTRIBUTION O N THE
schaarse geschreven bronnen uit de vroege
gevonden, maar was Rogge nog onkruid. D e
OF THE
Middeleeuwen blijkt dat zeker de elite vast-
geschiedenis van Rogge is nog niet helemaal
EXHIBITION AT THE
hield aan de Romeinse kweekmethoden. Z o
bekend, maar vaststaat dat het een " o m h o o g -
was het al in de vroeg-middeleeuwse, in o o r -
MUSEUM OF NATURAL
SUMMARY
Spelttarwe, Rogge, maar juist o o k R o -
ZWART ZAAD
MAASTRICHT
OCCASION
(BLACK SEEDS) MAASTRICHT HISTORY
gevallen" onkruid is. O o k staat vast dat de
s p r o n g G e r m a a n s e , "Salische W e t "
ten
G e r m a n e n Rogge aten, maar Gallische (of
The exhibition shows seeds found during ex-
strengste verboden o m vruchtbomen te be-
Keltische) volken, zoals de oorspronkelijke
cavations in the town of Maastricht, A D 0-
schadigen, vooral de jonge, pas g e ë n t e . In een
inwoners van Maastricht, niet. D e Romeinen
1000,
iets latere periode liet Karei de G r o t e opte-
seeds have been preserved by carbonization
and the story they can tell us. These
vonden Rogge oneetbaar. Het is dan ook niet
kenen hoe hij zijn grote landerijen bestierd
verwonderlijk dat de oudste Maastrichtse
or waterlogging. The article presents three
wenste te zien. H e t betreffende stuk heet
vondst van Rogge als zelfstandige graansoort
examples ofthe type information which can
"Capitulare de villis vel curtis imperii". In de
gedaan werd in een bouwwerkje van een G e r -
be obtained by archaeobotany. The first ex-
"Capitulare" staan alle planten opgesomd die
ample concerns a marshy refuse dump with
maans type, een zogenaamde hutkom. Deze
er geteeld moesten worden. Daarbij zijn alle
stamt uit de vierde eeuw en lag op het D e r -
traces of Dyer's rocket. Coriander and Beet.
d o o r de Romeinen geïntroduceerde keuken-
lon-terrein. D e Rogge in de graanschuren
The presence of Dyer's rocket reflects the
kruiden, groenten en fruit- en notenbomen.
duidt dan ook mogelijk op de aanwezigheid
local dyeing of textiles. The other two are
Deze zijn sindsdien in onze streken ingebur-
van soldaten van Germaanse afkomst in de
plants introduced by the Romans. The sec-
gerd, al is een enkele soort wel eens tijdelijk
kleine vestingstad Maastricht.
ond example relates to some faecal matter,
uit de gratie geraakt. Ze zijn ook niet allemaal
which, apart from cereal bran and the re-
even gemakkelijk te telen. Dat neemt niet
mains of cultivated fruit, contained some
weg dat het verschijnsel groentetuin en fruit-
weed species that are nowadays nearly or
boomgaard uit de Romeinse Tijd stamt.
completely extinct in the Netherlands: C o r n
N ó g belangrijker dan de plantenresten uit de
DANKWOORD
orlaya. T h e third example concerns the
NA DE
ROMEINEN
cockle. Love-in-a-mist and Large-flowered
Romeinse Tijd zijn echter de resten uit de
Zoals in de introductie
vroege Middeleeuwen. Maastricht is, v o o r
verhaal
zover bekend, de enige plaats in Nederland
reeks rapporten
en zelfstandige
waar de geschiedenis g e w o o n d o o r l o o p t .
auteurs
worden
Overal elders zit er een zwartgat vlak na het
vermeld. Het zijn in alfabetische
ineenstorten van het Romeinse gezag over
zwaard,
onze streken. D e vijfde eeuw en een deel van
man, Th. Smit en W. von Zeist
de zesde zijn grotendeels onbekend, zeker
gie van de Taakgroep
op het gebied van plantenresten. In Maas-
Stadsontwikkelingen
tricht worden de sporen wel schaarser, maar dat heeft ook te maken met het feit dat v o o r al kerkelijke objecten en grafvelden zijn o p gegraven. Het burgerlijke leven ginggewoon
daarvan
berust
Maastricht
Roman granaries. They comprise Rye as a separate crop, a Germanic contribution to
dankbaar
the diet. The article concludes with c o m -
Goud-
ments on the early medieval remains, which
volgorde:].
zorgde
conservator
te Maastricht, cheologische
De Sectie
Cultureel Grondzaken
Archeolo-
Erfgoed van de
archeologie
van de
achtergrond
bij de
indicate that the Roman influence on plant foods in Maastricht was not lost.
Dienst Gemeen-
voor de monstername.
leverde de onmisbare
crops found in association with large late-
De
publicaties.
hier dan ook
het
op een
LI. Kooistra, G. Korff, W.J. Kuijper, M. See-
te Maastricht Dijkman,
werd vermeld,
van archeobotanisch
W.
Gemeen-
cukureel-ar-
plantenresten.
L I T E R A T U U R BAKELS.C. & W.DlJKMAN, 2000. Maastncht in the first millennium AD, the archaeological evidence. Archaeologica Mosana II. Maastncht.
MAART 2 0 0 3 lAARGANG 92
54
NATUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
OPMERKELI KE LUIKS-LIMBURGSE KRI TFOSSIELEN DEEL 7. WHODUNNIT? John
W.M.Jagt,
Wouter Rudi
Verhesen, W. Dortangs,
Natuurhistorisch Museum Maastricht, Postbus 882, 6200 AW Maastricht Op de Peelberg 61, 6049 EX hierten Hoofdstraat 36, 6436 CG Amstenrade
Nee, geen Murder
She Wrote,
Inspector
Morse of Dalziel and Pascoe.
Hoewel zich bij h e t g e b r u i k van de t e r m ' w h o d u n n i t ' w e l degelijk h e t beeld van een lijk in een flink o v e r h o o p g e z e t t e h o t e l k a m e r bij ons o p d r i n g t . H e t is w e l l i c h t niet o v e r d r e v e n t e stellen d a t paleontologie iets w e g h e e f t van d e t e c t i v e w e r k . M o e t e n niet beide beroepsgroepen
O p zich is deze vondst niet spectaculair, ware het niet dat er aan é é n zijde een setje krassen zichtbaar is dat wel de moeite waard is. Bij dit soort ichno- of sporenfossielen is de belichting tijdens fotografie zeer belangrijk; naast 'normaal' aanzicht illustreren we hier een ingekleurde versie (figuren 2 en 3).
h e t stellen m e t s u m m i e r e aanwijzingen die t o t h e t a c h t e r h a l e n van de d o o d s o o r z a a k z o u d e n m o e t e n ( k u n n e n ) leiden? Gelukkig heeft in d e paleontologie een mens n o o i t de hand gehad in de d o o d van een dier, z o d a t die als ' v e r o o r z a k e r ' a f v a l t . W e l m o e t e r , voor de goede o r d e , onderscheid g e m a a k t w o r d e n tussen sporen die v ó ó r de d o o d ( p r e d a t i e ) en die e r n a ( a a s e t e n ) zijn o n t s t a a n . Een c o m b i n a t i e in d i t geval van een ' b o d y fossil' en een s p o r e n - o f ichnofossiel, w a a r b i j w e slechts k u n n e n gissen w a t deze sporen heeft v e r o o r z a a k t . M e t r e c h t
KRASSEN EN M E E R In de paleontologische literatuur w o r d t o n derscheid gemaakt tussen 'echte' fossielen ('bodyfossils') en s p o r e n - o f ichnofossielen. O m die laatste groep toch fatsoenlijk te kunnen duiden en een 'werkconcept' te verkrijgen van de diverse soorten sporen, is v o o r deze o o k een naamgeving ingevoerd. D i t bev o r d e r t de communicatie tussen paleontologen en zal uiteindelijk moeten leiden t o t
een ' w h o d u n n i t ' .
algemeen aanvaarde reconstructies van leefwijzes en biotopen. Een ambitieus streven, dat zeker. Maar bij sporenfossielen is
GEKRAAKTE
BOTTEN
hierbij echter o m geïsoleerde onderdelen
het soms moeilijk een 'waterdichte' duiding
van het skelet, zoals ribben, wervels en tand-
te geven, als dat al mogelijk is. Bijvoorbeeld:
kronen. Z o o o k in dit geval. Een fragment
BROMLEY
ge skeletten van m o s a s a u r i ë r s in musea an-
van een rib (figuur I) van een m o s a s a u r i ë r ,
Gnathichnus
ders wil doen geloven, zijn resten van deze
126 m m lang, grotendeels hol en o m die r e -
Hoewel het handjevol min of meer volledi-
beduchte mariene roofhagedissen z e k e r
den o o k o p diverse plaatsen gebroken en
niet zeldzaam te noemen. Meestal gaat het
deels ingedrukt.
(1975)
voerde
het
ichnogenus
in, en schreef letterlijk, 'Bioge-
nic sculpture consisting of grooves, pits, and scratches o n hard substrates'. D u s : een d o o r een (ander) organisme v e r o o r z a a k t
w FIGUUR I
Het fragment von een mosasauriërrib (NHMM 2002 050, leg. W. Verhesen), groeve Ankerpoort-Marnebel (Eben Emael, Luik), Formatie van Culpen, bovenste deel Lanaye Member. Het setje krassen bevindt zich op de onderrand. Ware lengte van het fragment is 126 mm (foto: R. Dortangs).
NATUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
MAART 2 0 0 3
lAAKGANG 92
55
FIGUUR 2 Detailopname van het setje krassen (mogelijk Gnathichnus sp.), met duidelijk twee aparte groepjes wat suggereert dat de boven- en onderkaak er tegelijkertijd werden ingezet De grootste breedte van het setje krassen bedraagt acht mm (foto: R Dortongs).
p a t r o o n bestaande uit g r o e v e n , putjes en l
pentax,
d u i d t dan
o o k o p het aanwezig zijn van vijf vergelijkbare of zelfs identieke krassen (vijf tanden!), al dan niet v o o r k o m e n d in verschillende, overlappende sets.
telranden 1982;
bezitten
NEUMANN,
(DEMÉRÉ
&
CERUTTI,
2 0 0 0 ) . Een v o o r b e e l d is
het haaiengeslacht Squalicorax
ren aan de bovenzijde en exemplaren die met name r o n d de rand ( = ambitus, o v e r -
dat o o k in de
gang tussen boven- en onderzijde) talrijke
voorkomt
gutsachtige sporen vertonen, mag w o r d e n
B R O M L E Y ( 1 9 7 5 ) liet zich over de aard van
omgeving
het substraat niet uit. D a t deden B R E T O N et
(SCHWIMMER et o/., 1 9 9 7 ; R E Y N D E R S ,
1998).
aangenomen dat niet é é n maar m e e r d e r e
al. ( 1 9 9 2 ) wel toen ze Cnathichnus
Bij beten van andere s o o r t e n is het vaak
s o o r t e n hiervoor verantwoordelijk waren
stellarum
van
Maastricht
beschreven. Z e waren van mening dat de
stukken lastiger te achterhalen welke soort
(SCHORMANN,
krassen die v o o r k w a m e n o p randplaten van
het precies was, hoewel o p basis van g r o o t -
Vertegenwoordigers
van de geslachten
fossiele zeesterren een ander type ' b i o e r o -
te en verdeling soms een gooi gedaan w o r d t
Enchodus en Cimolichthys
komen o o k v o o r in
sie' v o o r s t e l d e n , en dus van een andere
(BiGELOW, 1 9 9 4 ; BARDETeto/., 1 9 9 8 ) . O o k
het Luiks-Limburgse Krijt ( L A M B E R S , 1998),
naam m o e s t e n w o r d e n v o o r z i e n .
het type-exemplaar van Prognathodon
sotu-
zodat dergelijke sporen o p zee-egels o o k
Bèr v o o r intimi, v e r t o o n t dergelijke
hier verwacht konden w o r d e n ( D O R T A N G S ,
Waar-
schijnlijk hebben ze daarin gelijk.
rator,
N i e t alle krassen echter zijn te herleiden t o t
bijtsporen van haaien ( D O R T A N G S et al.,
het ichnogenus Gnathichnus,
2002).
ondanks het
feit dat deze naamgeving niet per s é moet samenvallen met biologische groepen. O r g a nismen die t o t heel verschillende groepen b e h o r e n kunnen vergelijkbare sporen ( é n sporenfossielen) p r o d u c e r e n , die dan t o t dezelfde ichnosoort gerekend moeten w o r den. Bovendien kan é é n s o o r t organisme tijdens zijn leven een g r o t e
hoeveelheid
sterk verschillende sporen produceren.
D e bijtsporen die T H I E S
houden ( B I S H O P ,
1972).
diverse putjes en hun verdeling o p de zee-
EEN
GOKJE
egel meent Thies dat beenvissen uit de familie Enchodontidae (geslachten o f Cimolichthys)
Enchodus
Zoals in figuren 2 en 3 te zien is, bestaat het
de veroorzakers zijn. O m -
spoor dat hier w o r d t voorgesteld uit een set
dat er zee-egels zijn met alleen sets van spo-
tandindrukken, die ruwweg onder en boven
(zie hierboven), maar
we hebben noggeen voorbeeld gevonden in de recente literatuur waar dit o o k daadwerkelijk z o w o r d t beschreven. Bijtsporen van vissen (beenvissen, haaien) o p botten en zee-egels zijn al meermaals in de literatuur beschreven en afgebeeld. Met name op w e r vels en ribben van m o s a s a u r i ë r s w o r d e n geregeld bijtsporen van haaien aangetroffen 1 9 9 3 ) . Als haaien hun
tanden in de spieren en pezen van een p r o o i
FIGUUR 3
zetten dringen ze d o o r t o t het bot en trek-
Hetzelfde setje krassen,
ken dan terug. H i e r d o o r ontstaat op het bot
beschrijft
zienerheelan-
ders uit. O p basis van het karakter van de
het gaat o m bi jtsporen van vissen en haaien.
& FARISH,
(1985)
v o o r de zee-egel Echinocorys
Puur formeel vallen deze o o k o n d e r de d e -
( W E L T O N
1998). O o k v o o r predatie o p krabben is deze groep van vissen verantwoordelijk ge-
D i t leidt soms t o t complicaties, zeker waar
finitie van Gnathichnus
1987a,b; GlESSLER, 1991).
maar nu ingekleurd, waarbij de verschillende
een spoor dat v o o r sommige soorten haaien
kleuren de mogelijke
karakteristiek is, omdat ze tanden met kar-
beten aanduiden (foto: R. Dortongs).
56
MAART 2 0 0 3
NATUURHISTORISCH
lAíüGANG 92
een opstaand randje van de rib gerangschil
D A N K W O O R D
zijn. D e bovenste reel<s telt 14-15 min of
W e donken de firma's
meer parallele indrukken, die tussen 2,5 en
Uxhe (Lixhe,
3,5 m m lang en vergelijkbaar in breedte en
en Ankerpoort
diepte zijn. Bijna haaks hierop staan twee
om in hun kalksteengroeves
op geregelde
andere, lange indrukken; bovendien zijn in
paleontologisch
te
BiGELOW, P.K., 1994. Occurrence of a squaloid shari< ENCI (Maastricht),
beide Heidelberg (Maastricht)
onderzoek
Cement voor
CßRGroup)
toestemming tijden
1992. Gnattiichnus steltanjm ichnosp. nov., trace de (France), Revue de Paléobiologie I I: 219-229,
SUMMARY
BROMLEY, R.G., 1975. Comparative analysis of fossil and recent echinoid bioerosion. Palaeontology 18(4): 725-
REMARKABLE
hier zijn er weer indrukken die uit de t o o n
FOSSILS F R O M
vallen en mogelijk een volgende beet v o o r -
P A R T 7.
739,
CRETACEOUS
DEMÉRÉ, T . A . & R.A. CERUTTI, 1982. A Pliocene shari<
LIEGE-LIMBURG
attack on a cethothenid whale, journal of Paleontology
WHODUNNIT?
56(6); 1480-1482.
stellen. Een ondiepe depressie (figuur!) veronderstelt dat een schilfertje b o t verloren
is daarmee
niet gezegd dat het d o o r regulaire zee-egels is g e p r o d u c e e r d . Uit de lagen waaruit dit ribfragment stamt is met name Gauthieria pseudoradiata
DORTANGS, R . W . , 1998. Sporenfossielen. In: Jagt. J.W.M., A fragmentary mosasaur rib collected r e cently f r o m the Lanaye M e m b e r (Gulpen
H o e w e l , objectief gezien, dit spoor valt binnen de definitie van Gnathichnus,
gr.
bekend; bij deze zee-egel is
het kauwapparaat g r o o t genoeg o m dit type en formaat spoor aangelegd te kunnen hebben. Echter, het ontbreken van een duidelijk vijfvoudige symmetrie, en het v o o r h a n den zijn van kruisende indrukken die o o k niet in vijfvoud zijn aangelegd, doet v e r m o e den dat het geen zee-egels waren. H e t ver-
F o r m a t i o n , l o w e r U p p e r Maastrichtian, Belemnitella
junior
Z o n e ) at the A n k e r -
poort-Marnebel quarry (Eben Emael, Belgium) shows a set of peculiar scratches, which might be assigned to the ichnofossll genus Gnathichnus.
W h e t h e r the lantern
movement of regular echinoids really did produce these marks cannot be d e m o n strated beyond doubt; the size, partial overlap and distribution of the scratches would rather suggest they were produced by a fish (teleost o r shark). M o r e finds of this kind are needed.
JAGT, H.H.G. PEETERS & D.T. DE GRAAF, 2002. A large new mosasaur from the Upper Cretaceous of The Netherlands. Netheriands Journal of Geosciences 81(1); -8, GlESSLER, M., 1991. Echinocorys mit Bißspuren. Aufschluss 42; I 17-120. LAMBERS, P., 1998. Beenvissen. In; Jagt. j.W,M., j. Leioux & A.V. Dhondt, (reds). Fossielen van de St. Pietersberg. Grondboor en Hamer 52; 142-143. N E U M A N N , C , 2000. Evidence of predation on Cretaceous sea stars from northwest Germany. Lethaia 33: 65-70. REYNDERS, J.P.H., 1998. Haaien en roggen. In: Jagt, J.W.M., J. Leioux & A,V, Dhondt, (reds). Fossielen van de St. Pietersberg, Grondboor en Hamer 52; 140-1 4 I, SCHORMANN.J., 1987a. Bißspuren an Seeigeln. Arbeitskreis Paläontologie Hannover I 5(4); 73-75.
Arbeitskreis Paläontologie Hannover 15(6); 124-125,
of-positie, en het v o o r k o m e n van zich krui-
SCHWIMMER, D.R., J . D . STEWART & G.D. WILLIAMS, 1997.
L I T E R A T U U R
Scavenging by shart<s of the genus Squalicorax in the Late Cretaceous of North America. Palaios I 2; 71 -83.
BARDET, N., J . W . M . JAGT,
M.M.M.
KUYPERS &
R.W.
o m sporen van vissen; een v o o r k e u r v o o r
DORTANGS, 1998. Sfiark tootfi marks on a vertebra of
beenvissen of haaien durven w e echter nu
the mosasaur Piioplatecarpus
n o g niet uit te s p r e k e n , maar w e zijn er
Pietersberg, Grondboor en Hamer 52: 150-151, D O R T A N G S , R . W . , A . S . SCHULP. E . W . A . MULDER, J . W . M .
"Bißspuren an Seeigeln" in Heft 4 (1987), S, 73-75,
gelt mogelijk het verschil in tandlengte e n /
nen betekenen. W e l l i c h t gaat het dus toch
J. Leioux & A,V, Dhondt, (reds). Fossielen van de St,
SCHORMANN, J . , 1987b. Literatumachtrag zum Artikel
schil in lengte van de indrukken weerspie-
sende indrukken z o u meerdere beten k u n -
Cretaceous Pierre Shale ofSouth Dakota. Bulletin of the
broutage d'un échinide du Campanien des Charentes
ste reeks lijkt veel regelmatiger; de 12 in-
ging tijdens é é n van de beten.
Journal of Paleontology 68(3): 680-684. BISHOP, G.A., 1972. Crab bitten by a fish from the Upper
B R E T O N , G., D . N É R A U D E A U & C . C U E N C A - B O U L A T ,
die o n d e r hoeken van circa 30 en 5 5 ° staan
drukken zijn zo goed als parallel. Maar o o k
(Chondrichthyes: Squaliformes) with the pinniped Aüodesmus from the Upper Miocene of Washington.
Geological Society of America 83: 3823-3826.
doen.
de linkerhoek nog twee indrukken te zien
ten opzichte van de 'hoofdreeks'. D e onder-
M A A N D B L A D
marshi from the Late
THIES, D., 1985. Bißspuren an Seeigel-Gehäusen der Gattung Echinocorys Leske, 1778 aus dem Maastrichtium von Hemmoor (NW-Deutschland). Mitteilungen aus dem
Maastrichtian of Belgium. In: BARDET, N, R.W. DORTANGS.
geologisch-paläontologischen
P.J. FELDER, D.TH. DE GRAAFJ.W.M.JAGT, M.M.M. KUYPERS
Hamburg 59: 71-82.
Institut der Universität
v o o r t d u r e n d mee bezig. In een later stadium
& H.H.G. PEETERS. Maashagedissen, Laat-kretaceische
W E L T O N , B.J. & PARISH, R.F., 1993. The collector's guide
komen w e o p de zaak terug.
Mosasauriers uit Luik en Limburg. Stichting Natuur-
to fossil sharks and rays from the Cretaceous of Texas.
publicaties Limburg, Maastricht.
Before Time, Lewisville, Texas,
E D£ DE L I N G KONIKS TIJDENS IN
HOOGWATER
DOORNENBURG
OMGANG STIJGENDE
M E T' W I L D E
KUDDES' B I J
WATERSTANDEN
Stichting A r k nalatig zou hebben gehandeld.
menselijk ingrijpen, met succes terugkeert.
Hoewel er in diezelfde media inmiddels geluk-
D e belangrijkste v o r m van beheer van deze
kig veel genuanceerdere berichten zijn ver-
gebieden is natuurlijke begrazing d o o r paar-
schenen, willen wij d o o r middel van deze ver-
den en r u n d e r e n . D e z e dieren verblijven,
klaring kort uiteenzetten wat er werkelijk aan
zonder menselijke inmenging, permanent in
de hand is in de Klompenwaard in D o o r n e n -
de natuurgebieden. Er w o r d t alleen actief in
"Konik-paarden op een klein eiland in de W a a l
burg, gelegen in Gelderland, op het splitsings-
deze kuddes ingegrepen als dat nodig is o p
'ingesloten' d o o r het hoge water en 'aan hun
punt van de Nederrijn en de Waal.
basis van wettelijke verplichtingen, bij s o m mige ziekten, bij onnodig lijden of bij calami-
lot overgelaten' d o o r hun eigenaar Sdchting Ark". Berichten van deze strekking versche-
In uiterwaarden zijn inmiddels vele honder-
teiten.
nen met het hoogwater van enkele weken
den hectaren natuurgebied
gerealiseerd
D e Konik-paarden (figuur I), een sterk, van
geleden in de media en wekten de indruk dat
waar oorspronkelijke riviernatuur z o n d e r
het wilde paard afstammend en van o o r -
NATUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
FIGUUR I Konik-paarden tijdens hoogwater (foto: F. Erhart/ Wildernisfoto.nij.
MAART 2 0 0 3 JAARGANG 92
57
'wild' dier. Consequentie van dit 'verwilde-
degroep ook naar de overzijde te drijven. D e
ringsproces' is o o k dat de dieren zich minder
dieren hebben daarbij probleemloos forse
eenvoudig laten leiden. Ze zijn soms lastig te
afstanden in het stromende water gezwom-
vangen, dulden bij het krijgen van veulens
men,
geen mensen in hun buurt, kiezen zelf v o o r
naar het eiland. E é n jong konik-paard is tij-
maar keerden uiteindelijk toch terug
de plaats waar ze willen vertoeven, vechten
dens de hoogste waterstand, w é l
onderlinge ruzies o m leiderschap uit en kun-
overzijde gezwommen, maar bleek een dag
nen als ze willen allerlei barrières, waaronder
later toch weer zwemmend te zijn terugge-
naar de
afrasteringen, slechten.
keerd naar het eiland. D e dieren bleven het,
D e z e 'eigen-wijsheid' van de kudde heeft
steeds kleiner w o r d e n d e eiland, verkiezen
mede een rol gespeeld tijdens het afgelopen
boven het 'vasteland'. O m d a t de dieren be-
hoogwater. In tegenstelling tot de berichtge-
schikken over voldoende droge grond en het
ving in de media zijn noch de beheerders,
kleine eiland d o o r het destijds dalende water
noch de paarden 'overvallen' d o o r het hoog-
weer langzaam groter werd, is besloten niet
water. Stichting A r k werktvrijwel uitsluitend
verder in te grijpen. Temeer daar er absoluut
in het rivierengebied en is v o o r b e r e i d op
geen sprake was van onrust of lijden in de kud-
hoogwaters. W e beschikken over een grote
de,
hoeveelheid hoogwatervluchtplaatsen en
onnodige stress met zich meebrengt. D e die-
en het opjagen van de dieren alleen maar
sprong Pools ras, zijn in hoge mate zelfred-
evacueren waar nodig de terreinen systema-
ren stonden droog en kregen dagelijks hooi
zaam. D e Koniks zijn geboren en getogen in
tisch. O o k weten we precies wanneer welke
gevoerd. Ze werden permanent in de gaten
de natuurgebieden, zijn bestand tegen alle
delen van welke natuurgebieden onderstro-
gehouden en dagelijks bezocht d o o r onze be-
weersomstandigheden, w o r d e n niet bijge-
men,
kennis waar onze collega-beheerders
heerders. In het onwaarschijnlijke geval van
voerd, bouwen een grote kennis op van hun
overigens weer dankbaar gebruik van maken.
een calamiteit waren boten paraat om de eva-
eigen terrein en ontwikkelen hun eigen fami-
Gealarmeerd d o o r deze voorspellingen heb-
cuatie van de dieren te verzorgen.
liebanden en relaties. Uit ervaringen in N e -
ben onze beheerders tijdens het afgelopen
derland, Polen en Letland blijkt dat Koniks
hoog water, in drie dagen tijd 400 dieren in
uitstekend bestand zijn tegen extreme kou.
vele natuurgebieden naar veilige plaatsen ge-
In Nederland blijkt regelmatig dat Koniks uit-
dreven. Er is getracht o m dit ook in de K l o m -
stekende zwemmers zijn. O o k tijdens stren-
penwaard in een vroeg stadium te doen. Een
ge vorst leggen paardenkuddes regelmatig
deel van de paarden (de anderen waren en-
grote afstanden af d o o r sterk stromend wa-
kele dagen geleden zelf al weggezwommen)
ter o m soortgenoten, droge grond of v o e d -
bevond zich hier op een hoge, zandige oever-
selrijke plekken te bereiken. D e Konik is in
wal,
velerlei opzichten onvergelijkbaargeworden
ter van een eiland krijgt. O n z e beheerders
met 'huis'-paarden en heeft in verschillende
hebben in samenwerking met de brandweer
opzichten het karakter gekregen van een
kosten nog moeite gespaard o m de rest van
RECENT
die bij stijgende waterstanden het karak-
Met respectvoor alle oprechte bezorgdheid over de Konik paarden menen wij, in overleg met alle bevoegde instanties, hiermee de juiste beslissingen te hebben genomen. W e rekenen het nu vooral tot onze taak o m iedereen te informeren over betten onrechte ontstane beeld van 'nalatigheid' en desinteresse van de zijde van de beheerders.
Stichting
Ark
èeek-Ubbergen
VERSCHENEN
R. L E N S I N K , A . B A K , T . J . B O U D E W I J N ,
Effecten van verontreinigingen
in
2001.
Maas-
u i t e r w a a r d e n op dassen; literatuurstudie e n b o u w s t e n e n v o o r v e l d o n d e r z o e k . Rapport in het kader van het project "Ecologisch Herstel Maas". Rapportnr. 36-2001. RIZA, Lelystad/Rijkswaterstaat directie Limburg, Maastricht. 94 pp. Te bestellen bij Cabri mailservice, tel. 032028533 of e-mail:
[email protected]. Het ligt ook ter inzage in de bibliotheek van het Natuurhistorisch
gen in en langs de Maas
ten van verontreinigingen die voorkomen in het
op hogere organis-
winterbed. Met name PCB's en cadmium vormen
men.
Hierbij is de Das
een potentieel probleem. Naar verwachting zullen
als gidssoort gebruikt
de effecten niet resulteren in acute sterfte, maar
voorwormetendeor-
eerder in meer subtiele effecten, zoals een later
ganismen in Maas-
ujdstip van reproductie. Op welke manier deze
uiterwaarden.
effecten precies tot uitdrukking komen in overle-
Het
rapport beschrijft op
ving of reproductie is echter niet bekend.
basis van literatuur-
Museum Maastricht.
onderzoek de ecolo-
Wie zijn rapport,
gie van de Das, het
Uit modelonderzoek is naar voren gekomen dat
deze rubriek, kan een literatuurvemrijzing
met een
voorkomen van de
hogere organismen mogelijk een risico lopen van
korte inhoudsbeschrijving
opsturen
soort langs de Maas
verontreinigingen in de Maas. De effecten zijn
naar de redactie o.v.v. "recent verschenen".
en de beschikbare kennis over ecotoxicogische
echter nooit vastgesteld in de vorm van ecotoxico-
effecten op de Das. Vervolgens worden bouwste-
logisch veldonderzoek. Dit vormde de aanleiding
moeten betrekking hebben op voor Umburg
nen aangeleverd voor een onderzoeksplan voor
om een project te starten om inzicht te krijgen in
onderwerpen.
ecotoxicologisch veldonderzoek. De Das lijkt langs
de mogelijke negatieve effecten van verontreinigin-
de Maas grote risico's te lopen op negatieve effec-
boek, etc. opgenomen
wil zien in
en de bestelwijze
Onvolle-
dige opgaven worden niet opgenomen. De publicaties
Guido
relevante
Verschoor
MAART 2 0 0 3
58
ONDER
NATUURHISTORISCH
lAARGANG 92
M A A N D B L A D
DE AANDACHT
O P R O E P V O O R DE A L G E M E N E
ningmeester), JoofTeeuwen, Ed Gubbels
Aanmelding v o o r het weekend kan bij het
LEDENVERGADERING OP DONDERDAG
en Jan Hermans. Allen zijn herkiesbaar.
bureau van het Natuurhistorisch G e n o o t -
24 A P R I L 2003
Het bestuur stelt v o o r o m de aftredende
schap,
bestuursleden opnieuw te benoemen v o o r
bureau(§nhgl.org.
O p donderdag 24 april vindt de jaarlijkse algemene ledenvergadering plaats. D e leden-
tel.
0475-386470
of
e-mail:
een periode van drie jaar. 5. Rondvraag.
vergadering begint o m 20.00 uur in G e m e e n -
BOEKENMARKT
schapshuis van O o s t r u m voorafgaand aan de maandelijkse bijeenkomst van de kring V e n ray. O p het programma van de kringbijeen-
INVENTARISATIEWEEKEND NOORD-
komst staat een dialezing van Bert Bronswijk
LIMBURG
Tijdens de Genootschapsdag van 8 maart 2003 zullen wij weer een boekenmarkt o r -
over de flora van Brabant.
ganiseren. Leden die hun boeken afwillen In het weekend van vrijdag 20 juni t o t en
staan aan de boekenmarkt kunnen contact
1. Opening en mededelingen.
met zondag 22 juni organiseert het N a t u u r -
opnemen met onderstaand adres. H e t o n -
2. Verslag van de ledenvergadering op 4 april
historisch G e n o o t s c h a p in L i m b u r g haar
d e r w e r p van de boeken m o e t betrekking
2002.
derde inventarisatieweekend. Tijdens deze
hebben op natuur en milieu. D e boeken zul-
In 2002 vond de jaarlijkse ledenvergade-
inventarisatieweekenden zullen de studie-
len te koop w o r d e n aangeboden tijdens de
ring plaats op 4 april 2001. Het vast te stel-
groepen van het Genootschap hun activi-
G e n o o t s c h a p s d a g van zaterdag 8 maart
len verslag werd gepubliceerd in het n u m -
teiten afstemmen o p het inventarisatie-
2003. D e opbrengst zal ten goede komen
mer 2002/9 (septembernummer) van het
weekend.
aan middelen v o o r inventarisatiedoelein-
Natuurhistorisch Maandblad.
H e t o n d e r z o e k s g e b i e d is gelegen aan de
den.
oostzijde van de Maas tussen W e l l en Mook.
In overleg kunnen de boeken of publicaties
Het jaarverslag en de jaarrekening over
Gebieden die bezocht zullen w o r d e n zijn
worden opgehaald.
2002 liggen v o o r ter goedkeuring. Beide
onder andere de Bergerheide en de M o o k -
stukken w o r d e n ter vergadering uitge-
erheideen de vennencomplexen als het Q u i n
Natuurhistorisch Genootschap in Limburg
reikt en liggen vooraf ter inzage in het G e -
en de Duivelskuil.
t.a.v. H. Heijligers
3. Jaarverslag en jaarrekening 2002.
n o o t s c h a p s k a n t o o r te R o e r m o n d . O p
In de komende maandbladen zal meer infor-
Postbus 882
aanvraag kunnen ze w o r d e n toegezonden
matie verschijnen over dit weekend.
6 2 0 0 A W Maastricht
D e kosten v o o r het weekend bedragen €
tel. 043-3213671
35,00. In deze prijs zijn de overnachtingen en
e-mail: bureau(5)nhgl.org
aan leden. 4. Herbenoeming bestuursleden. A f t r e d e n d volgens r o o s t e r zijn de be-
maaltijden op zaterdag en zondag inbegre-
stuursleden Henk van der W e i j d e n (pen-
pen.
BINNENWERK
BUITENWERK
D I N S D A G 4 M A A R T gaat de practicummiddag
verdere
van de ; i o b s e n s t u d i e g r o e p vanwege car-
maandblad.
inlichtingen,
zie
binnenomslag
D I N S D A G 11 M A A R T houdt de M o s s e n s t u d i e g r o e p haar wekelijkse practicummiddag
naval n i e t door.
in het IVN-gebouw te Ransdaal. Belangstel1 0 M A A R T organiseert
Kring
lenden zijn welkom, maar dienen van tevo-
W O E N S D A G 5 M A A R T houdt de V l i n d e r s t u -
H e e r l e n een een lezing over Tenerife. T e -
ren contact op te nemen met Paul Spreuwen-
d i e g r o e p haar bijeenkomst in het Natuur-
nerife is het grootste van de zeven uit de
berg (tel. 045-5310661).
historisch Museum te Maastricht. Aanvang
oceaan oprijzende vulkaaneilanden. D o o r
MAANDAG
zijn ligging en milde klimaat is er een unieke
VRIJDAG 14 MAART heeft K r i n g R o e r m o n d
flora onstaan. Paul Spreuwenberg zal na een
Gerardjonkman (Staatsbosbeheer) uitgeno-
D O N D E R D A G 6 M A A R T verzorgt W o u t e r Jan-
inleiding over de ontstaansgeschiedenis, die-
digd v o o r een lezing over Nationaal Park D e
sen v o o r K r i n g M a a s t r i c h t een lezing over
per ingaan op de bijzondere soorten en hun
Meinweg. Men name het beheersplan zal aan
sprinkhanen. D e lezing vindt plaats in het
relatie tot de vaak barre groeiplaatsen en het
b o d k o m e n . D e lezing vindt plaats in het
Natuurhistorisch Museum Maastricht. A a n -
wel zeer bijzondere landschap. D e lezing
GroenHuis, Godsweerderstraat 2 te Roer-
vang 20.00 uur.
vindt plaats in de zaal van Stichting Botani-
mond. Aanvang 19.30 uur.
20.00 uur.
sche Tuin Kerkrade, St. Hubertuslaan 74 te ZATERDAG 8 MAART organiseert het G e n o o t -
T e r w i n s e l e n ( K e r k r a d e - W e s t ) . Aanvang
VRIJDAG 1 4 M A A R T h o u d t d e S t u d i e g r o e p
schap haar jaarlijkse genootschapsdag. V o o r
20.00 uur.
Onderaardse Kalksteengroeven
haar
NyVTUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
MAART 2 0 0 3 J A A R G A N G 9 2
59
ledenavond in het Natuurhistorisch Museum
D I N S D A G I APRIL gaat de wekelijkse practi-
Stinkend nieskruid en Voorjaarsganzerik zijn
Maastricht. Aanvang 19.30 uur.
cummiddag van de M o s s e n s t u d i e g r o e p
er weer te vinden. G e r Vrancken (tel. 0032-
n i e t door.
89731 195) vertrekt o m 10.00 uur met wan-
Z O N D A G 1 6 M A A R T houdt de P l a n t e n s t u -
delaars vanaf NS-station Maastricht (ooste-
d i e g r o e [ ; een winterwandeling in de omge-
W O E N S D A G 2 APRIL houdt de V i i n d e r s t u -
ving van Bilzen ( B e l g i ë ) . Bilzen is gelegen op
d i e g r o e p een bijeenkomst in het Natuurhis-
de grens van de Kempen, het Maasland en
torisch Museum te Maastricht. Aanvang 20.00
Z O N D A G 13 A P R I L verzorgt K r i n g V e n l o
Haspengouw. Bert O p den Camp (tel. 043-
uur.
een vogelexcursie d o o r de Romeinenweerd.
D O N D E R D A G 3 APRIL komt Bert Schaap bij
faunagroep vertrekt o m 8.00 uur vanaf de
ter NS-station Maastricht (oostelijke ingang
K r i n g M a a s t r i c h t een lezing houden over
ingang aan de D'Ohenweg.
aan de Meerssenerweg).
prehistorische rotstekeningen in N o o r w e -
3622808, e-mail: bodcamp{ghome.nl) ver-
lijke ingang aan de Meerssenerweg).
Deze excursie onder leiding van leden van de
wacht geïnteresseerden o m 10.00 uur ach-
gen. Tijdens deze lezing zal uitvoerig ingegaan
D I N S D A G 15 A P R I L gaat de wekelijkse prac-
D I N S D A G 18 M A A R T houdt de M o s s e n s t u -
worden op de verschillende vormen van arc-
ticummiddag van de M o s s e n s t u d i e g r o e p
d i e g r o e p haar wekelijkse pracdcummiddag
tische en subarctische rotskunst. O o k het
n i e t door.
in het IVN-gebouw te Ransdaal. Belangstel-
klimaat, de planten- en dierenwereld even-
lenden dienen van tevoren contact op te ne-
als de levenswijze van de arctische en subarc-
Z A T E R D A G 1 9 A P R I L verzorgt de P a d d e -
men met Paul S p r e u w e n b e r g (tel. 0 4 5 -
tische jagers-verzamelaars-vissers komen aan
s t o e l e n s t u d i e g r o e p een excursie naar de
5310661).
de orde. D e bijeenkomst vindt plaats in het
Örenberg/Riesenberg.
Natuurhistorisch Museum Maastricht. A a n -
parkeerplaats van de Ö r e n b e r g bij Cadier en
vang 20.00 uur.
Keer. Bij deelname w o r d t verzocht van tevo-
P l a n t e n s t u d i e g r o e p een lezing over het
Z O N D A G 6 APRIL verzorgt K r i n g H e e r l e n
(tel. 043-6016055).
Midden-Limburgse Vijvergebied in de Bel-
een excursie in de Koeleboschgroeve. Joep
VRIJDAG 2 1 M A A R T verzorgt Lily G o r a (voorzitter Plantenwerkgroep Likona) v o o r de
Samenkomst op de
ren contact op te nemen met Piet Kelderman
gische Kempen. D i t is een uitgestrekt gebied
O r b o n s ( S O K ) zal de vele cultuurhistorische
met plassen die in het verleden zijn gegraven
D I N S D A G 2 2 A P R I L houdt de M o s s e n s t u -
waarden, zoals sporen van kalksteenwinning
d i e g r o i ! haar wekelijkse practicummiddag
v o o r de viskweek. Veel plassen zijn op een
en opschriften van blokbekers, laten zien. Na
gegeven m o m e n t aan de natuur overgelaten,
in het I V N - g e b o u w te Ransdaal. Belangstel-
de middagpauze volgt een lentewandeling in
waardoor soorten als Kogelbies en Genade-
lenden dienen van tevoren contact op te ne-
de omgeving, speciaal o m de ontluikende
kruid er kunnen groeien. O o k de Boomkik-
m e n m e t Paul S p r e u w e n b e r g (tel. 0 4 5 -
voorjaarsflora te bewonderen. Stevige schoe-
5310661).
ker en de Kwak komen er voor. D e dialezing
nen, warme kleding en een zaklamp worden
begint o m 20.00 uur en vindt plaats in het
aanbevolen. Vertrek is o m 10.30 uur vanaf de
Natuurhistorisch Museum Maastricht.
D O N D E R D A G 2 4 A P R I L w o r d t bij K r i n g V e n -
kleine parkeerplaats bij het gemeenschaps-
r a y de a l g e m e n e l e d e n v e r g a d e r i n g ge-
huis te Bemelen (vlakbij de kerk). Geïnteres-
houden. Aansluitend is er een lezing over de
VRIJDAG 2 1 MAART organiseert K r i n g V e n l o
seerden kunnen zich opgeven bij Olaf O p den
"Flora van Brabant" die wordtgehouden d o o r
een lezing over het beheer van de Ravenven-
Kamp (tel. 045-5354560).
nen en het Vreewater. D e lezing w o r d t ver-
Bert Bronswijk. D e lezing begint o m 20.00 uur en vindt plaats in het Gemeenschapshuis,
zorgt d o o r R e n é G e r ä t s (Stichting het Lim-
D I N S D A G 8 APRIL gaat de wekelijkse practi-
burgs Landschap). Deze lezingvindt plaats in
cummiddag van de M o s s e n s t u d i e g r o e p
Kinderboerderij Hagerhof te Venlo. Aanvang
n i e t door.
20.00 uur.
Watermolenstraat I te O o s t r u m .
D O N D E R D A G 2 4 A P R I L is er een prakticumavond van de P a d d e s t o e l e n s t u d i e g r o e p
D I N S D A G 8 APRIL is er een vergadering van
in het IVN-zaaltje onder de bibliotheek van
D I N S D A G 2 5 M A A R T houdt de M o s s e n s t u -
het D a g e l i j k s b e s t u u r in het G r o e n H u i s te
Ransdaal. Tijdens deze avonden w o r d e n
d i e g r o e j i haar wekelijkse practicummiddag
Roermond.
vondsten bekeken, bediscussieerd en gede-
in het IVN-gebouw te Ransdaal. Belangstel-
termineerd. Aanvang o m 19.30 uur.
lenden dienen van tevoren contact op te ne-
VRIJDAG 11 APRILhoudtWouterJansenvoor
men met Paul S p r e u w e n b e r g (tel. 0 4 5 -
K r i n g R o e r m o n d een lezingoversprinkha-
Z O N D A G 2 7 A P R I L organiseert K r i n g V e n -
5310661).
nen. W o u t e r zal ingaan op de bouw, de le-
lo een excursie d o o r de Ravenvennen onder
venswijze en het gedrag van deze boeiende
leiding van R e n é G e r ä t s . Vertrek is o m 9.00
D O N D E R D A G 2 7 M A A R T komt Jan Kersten bij
diergroep. D e bijeenkomst w o r d t gehouden
uur vanaf Huize Ex, Hanikerweg 52 te Lomm.
K r i n g V e n r a y een lezing houden over mos-
in het GroenHuis, Godsweerderstraat 2 te
Parkeren kan hier tegenover.
sen. D e lezing begint o m 20.00 uur en vindt
R o e r m o n d . Aanvang 19.30 uur.
plaats in het Gemeenschapshuis, W a t e r m o lenstraat I te O o s t r u m .
D I N S D A G 2 9 A P R I L houdt de M o s s e n s t u ] I
Z O N D A G 13 APRIL organiseert de P l a n t e n -
d i e g r o e p haar wekelijkse practicummiddag
s t u d i e g r o e p een voorjaarswandeling in het
in het I V N - g e b o u w te Ransdaal. Belangstel-
D O N D E R D A G 2 7 M A A R T is er een vergade-
Ourthe-dal tussen Esneux en TilIf ( B e l g i ë ) . D e
lenden dienen van tevoren contact op te ne-
ring van h e t A l g e m e e n b e s t u u r in het
eerste voorjaarsbloeiers in de hellingbossen
m e n m e t Paul S p r e u w e n b e r g (tel. 0 4 5 -
en op rotsen zoals G e w o n e bosanemoon.
5310661).
G r o e n H u i s te R o e r m o n d .
i
NATUURHISTORISCH
60
MAART 2 0 0 3 J A Í f l G A N G 9 2
ZATERDAG 3 MEI organiseert de Paddestoe-
WOENSDAG 7 MEI houdt de V l l n d e r s t u d i e -
lenstudiegroep een excursie naar de Putberg
g r o e p haar bijeenkomst in het Natuurhisto-
bij Ubachsberg. Samenkomst is voor de ingang
risch Museum te Maastricht. Aanvang 20.00
van het ziekenhuis te Heerlen. Bij deelname
uur.
w o r d t verzocht van tevoren contact op te nemen
met
Piet
Kelderman
(tel.
043-
DONDERDAG 8 MEI is ereen prakticumavond
6016055).
van de P a d d e s t o e l e n s t u d i e g r o e p
in het
DINSDAG 6 MEI houdt de M o s s e n s t u d i e -
daal. Tijdens deze avonden worden vondsten
IVN-zaaltje onder de bibliotheek van Rans-
g r o e p haar wekelijkse practicummiddag in
bekeken, bediscussieerd en gedetermineerd.
het IVN-gebouw te Ransdaal. Belangstellen-
Aanvang o m 19.30 uur.
den dienen van tevoren contact op te nemen met Paul Spreuwenberg (tel. 045-53 10661).
VRIJDAG 9 MEI houdt de S t u d i e g r o e p O n -
DINSDAG 6 MEI is er een vergadering van het
avond. D e bijeenkomst heeft plaats in het
d e r a a r d s e K a l k s t e e n g r o e v e n haar leden-
D a g e l i j k s b e s t u u r in het G r o e n H u i s te
Natuurhistorisch Museum Maastricht. A a n -
Roermond.
vang 19.30 uur.
NATUURHISTORISCH
HERPETOLOGISCHE STUDIEGROEP Contactpersoon: Y. Damstra, Bosstraat 15. 6071 XR Swalmen. herpetofauna(g)nhgl.org PLANTENSTUDIEGROEP Secretaris: Olaf Op den Kamp, Maria Gorettistraat 72, 6462 XS Kerkrade, plantemJé&nhgl.or; SPINNENWERKGROEP LIMBURG Inlichtingen: J.H.G. Peeters. tel. 043-3505484(overdag), spinnen(5)nhgl.org STUDIEGROEP ONDERAARDSE KALKSTEENGROEVEN Secretaris: Joep Orbons, Holdaal 6, 6228 GH Maastricht, sok@nh;l,org VLINDERSTUDIEGROEP Secretaris:). Queis, Spaanse singel 2. 6191 GK Beek. vlindersiSnhel.org ZOOGDIERENWERKGROEP Secretaris: Ludy Verheggen. Lijsterbeslaan 22, 6241 A N Bunde. zoogdieren(S)nhgl.org PADDESTOELENSTUDIEGROEP Inlichtingen: P.H. Kelderman. Herkenbroekerweg 23, 6301 EG Valkenburg. paddestoelen(a)nhgl.or{
M
A
A
N
D
B
L
A
D
REDACTIE G. Verschoor & H. Heijligers (hoofdredactie), D.Th. de Graaf.J.T. Hermans, M. Lejeune. A.J.W. Lenders & J.H. Willems (redactie), R. Steverink (redactie-assistent). Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, red3ctie@nhgl,org. RICHTLIJNEN VOOR KOPIJ-INZENDING Diegenen die kopij willen inzenden, dienen zich te houden aan de richtlijnen opgesteld door de redactie. Richtlijnen kunnen worden aangevraagd bij bovenstaand redactieadres of zijn te bekijken op de internetpagina van het Genootschap. Basisontwerp typografie: Graatsma in vorm, Maastricht. Grafische verzorging: Van de Manakker, Grafische communicatie, Maastricht, vdmanakker{S)bvdm.nl. Druk: SHD Grafimedia, Swalmen. ISSN 0028-1 107 COPYRIGHT Auteursrecht voorbehouden. Overname slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.
NATUURHISTORISCH
M A A N D B L A D
G E N O O T S C H A P
IN
L I M B U R G
DAGELIJKS BESTUUR F. Coolen (voorzitter), H. Schmitz (secretaris), H. van der Weijden (penningmeester), R. Akkermans (ondervoorzitter),). Teeuwen (bestuurslid). Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, bestuurf5)nhgl.org. BUREAU Henk Heijligers (bureaumanager) & Roel Steverink (bureaumedewerker). Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, tel. 0475-386470,
[email protected]. LEDENADMINISTRATIE N.A. van de Wal. Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, tel. 0475-386470 ledenadministratielSnhgl.org. giro: 1036366, voor België: 000-1507143-54. LIDMAATSCHAP € 25 p/j., jeugdleden t/m 23 j. & 65+-leden € 12.50; bedrijven, verenigingen, instellingen e.d. € 75. BESTELLINGEN van publicaties, (oude) maandbladen en andere uitgaven: uitsluitend schriftelijk bij het Publicatiebureau Natuurhistorisch Genootschap, Groenstraat 106. 6074 EL Melick. LOSSE NUMMERS € 3; leden € 2,50 m.u.v. extra dikke en themanummers (excl. porto). INTERNET hup://www.nh8l.ore S T I C H T I N G NATUURPUBLICATIES LIMBURG Uitgever van publicaties, boeken en rapporten van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. J.T. Hermans. Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, tel. 0475-386470, snKSinhgl.org. S T I C H T I N G DE LIERELEI Projectbureau voor onderzoek op het gebied van natuur en landschap in de provincie Limburg. B. op den Camp. Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond, tel. 0475-386470, lierelei(Snhgl.org. S T I C H T I N G N A T U U R B A N K LIMBURG Stichting voor het beheer van de waarnemingsgegevens van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. F. Coolen. Godsweerderstraat 2.6041 GH Roermond, tel. 0475-386470. S T I C H T I N G IR. D.C. V A N S C H A I K Stichting voor het beheer van onderaardse kalksteengroeven in Limburg. Secretariaat, Postbus 2235, 6201 HA Maastricht, tel. 043-3216506, fax 043-3672585, vanschaikstichtinglSinhgl.org.
VISSENWERKGROEP Inlichtingen: R. Akkermans, Wilhelminalaan 47, 6042 EL Roermond,
[email protected] SPRINKHANENSTUDIEGROEP Contactpersoon: W . Jansen. Wilhelminalaan 85, 6042 EM Roermond, sprinkhaneniSnhgl.org VOGELSTUDIEGROEP Contactpersoon: R. van der Laak, Bethlehemstraat 34, 6418 GK Heerlen,
[email protected] WERKGROEP BEHOUD SCHINVELDSE BOSSEN EN BRUNSSUMMERHEIDE Secretaris: P. Spreuwenberg, Aan de Slagboom 2, 6372 KW Schaesberg,
[email protected] MOSSENSTUDIEGROEP Contactpersoon: P. Spreuwenberg, Aan de Slagboom 2, 6372 K W Landgraaf,
[email protected] WERKGROEP MEINWEG Inlichtingen: W . Jansen, Wilhelminalaan 85, 6042 EM Roermond,
[email protected] S T U D I E G R O E P B L O E M E N E N BIJEN Contactpersoon: L. Hensels, Tramstraat 9, 6088 EA Roggel, bijen(ainh;l.org LIBELLENSTUDIEGROEP Contactpersoon: J.T. Hermans, Hertestraat 21. 6067 ER Linne, libellen(ainhgl.org MOLLUSKEN STUDIEGROEP LIMBURG Contactpersoon; S. Keulen, Mesweg I O, 6336 VT Hulsberg,
[email protected]
KRING MAASTRICHT Voorzitter (a.i.); D.Th. de Graaf, Klokbekerstraat 20. 6216 TR Maastricht,
[email protected] KRING HEERLEN Voorzitter; P. Thomas, L.T.M.-weg 26, 6412 BP Heerlen,
[email protected] KRING V E N L O Voorzitter: J. Eenshuistra, L. van Beierenstraat I, 5913 VM Venlo, venlo@nhgl,org KRING R O E R M O N D Voorzitter: M. de Ponti, Parklaan 10. 6045 BT Roermond,
[email protected]
Het uitgeven van het Natuurhistorisch Maandblad wordt mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de provincie Limburg. Limburg
KRING VENRAY Secretaris; H. Heijligers, Lottumseweg27, 5872 AA Broekhuizen,
[email protected]
:j
VOORLOPIG PROGRAMMA GENOOTSCHAPSDAG 200 NATUURHISTORISCH GENOOTSCHAP IN LIMBURG Op zaterdag
8 m a a r t 2 0 0 3 organiseert het Natuurhistorisch
landsejeugdbond voor Natuurstudie, Stichting VELT-Leudal, Vrienden
Genootschap in Limburg haar jaarlijl<se G e n o o t s c h a p s d a g v o o r
van de Beegderheide, R A V O N , Stichting Instandhouding Kleine Land-
leden en andere geïnteresseerden. D e z e dag vindt plaats in het B i s -
schapselementen, Vogelwacht Limburg, Biologische Station Kricken-
schoppelijk College " B r o e k h i n " , Bob B o u m a n s t r a a t
becker Seen, Herpetologische Studiegroep, NaBu, Biebrza reizen Po-
30/32
len. Stichting A r k Stichting het Limburgs Landschap, Vereniging van
te Roermond.
Zoogdierkunde, Zoogdierbescherming en Animal, afdeling Natuur. D o e l van deze dag is de contacten tussen de leden van het G e n o o t schap onderling, maar ook tussen de Genootschapsleden en andere
M e d e d e l i n g e n In h e t
groene organisaties te stimuleren. Deze dag is v o o r iedereen toegan-
13.30-14.30 uur
kelijk. Het programma begint o m 10.00 uur (zaal open vanaf 9.30 uur)
middagprogramma
• A d d e r h i b e r n a c u l a ( H e r p e t o l o g i s c h e Studiegroep, T o n Lenders)
en ziet er als volgt uit.
• Slijmzwammen (Paddestoelenstudiegroep, Hans Oversteegen)
10.00 uur
Opening d o o r Frans Coolen, voorzitter van het
10.10-1 1.00 uur
Korte voordrachten uit de verschillende studie-
Natuurhistorisch Genootschap in Limburg
groep en kringen:
14.30-15.00 uur
15.00-16.00 uur
• Impressie van het Geuldal (Plantenstudiegroep,
PAUZE
Vervolg
middagprogramma
• D e nieuwe Mosasaurusvondst (Natuurhistorisch
Johan den Boer & Olaf O p den Kamp)
Museum, John Jagt)
• Verspreidingsadassen (Stichting Natuurpublica-
• Libellen in het Roerdal (Libellenstudiegroep, Rob
des Limburg, Frans C o o l e n )
Geraeds)
• Paddestoelen van het Broekhuizer Broek (Paddestoelenstudiegroep, Bart Reintjes)
16.00 uur
• D e Spaanse vlag (Vlinderstudiegroep, Olaf O p
Terugblik van de Genootschapsdag d o o r de v o o r zitter van het N H G L .
den Kamp) • Grenspark Maas Swalm Nette (Leo Reijrink)
16.05 uur
Afsluiting onder het genot van een drankje.
• W e r k g r o e p Meinweg ( W o u t e r j a n s e n ) • Beschermingsplan Sprinkhanen Limburg (Sprinkhanenstudiegroep, W o u t e r j a n s e n & Roy Kleukers) • NaBu (Michael Straube)
DEELNAME EN A A N M E L D I N G Deelname aan deze dag is v o o r iedereen gratis. Aanmelden kan tot I maart 2003 bij voorkeur telefonisch bij Mevr. C. Adams, tel 0455723169 of via e-mail j.b.adamstg! 12move.nl
• D e Nauwe korfslak (Mollusken Studiegroep Limburg, Stef Keulen) • Muizen op de Meinweg (Zoogdierenwerkgroep, Henk van Kuijk & W i l c o van de Berg)
Indien men gebruik wil maken van de uitgebreide lunch verzoeken wij u € 12,- over te maken op postgiro 429851 t.n.v. Publicatiebureau N a tuurhistorisch Genootschap in Limburg te Melick onder vermelding van "lunch Genootschapsdag 2003".
I 1.00-11.30 uur
PAUZE
I 1.30 uur
Presentatie van het manuscript " D e flora van de
H . Heijligers, Godsweerderstraat 2,6041 G H R o e r m o n d , tel. 0475-
omstreken van Maastricht in de 19" eeuw".
386470, e-mail: bureau(S)nhgl.org.
V e r d e r e i n l i c h t i n g e n over deze dag kunt u inwinnen bij de heer
12.00 uur
LUNCHPAUZE
Tijdens de pauze is er naast de mogelijkheid tot het nuttigen van een volledig verzorgde warme lunch, volop gelegenheid voor het bekijken van diverse stands. In de pauze zal de film "Walvissen in de Peel" van Peter Keijsers vertoont worden. D e film geeft een beeld van de fossielen die gevonden zijn tijdens grondboringen in de omgeving van Liessel.
D e volgende organisades zijn aanwezig: Publicatiebureau Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Staatsbosbeheer Limburg - Oost-Brabant, Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei, Zuiveringschap Limburg, Likona, 2e hands boekenmarkt Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Vereniging Natuurmonumenten, het I.V.N., Meijs Publishers, de Neder- j
NATUURHISTORISCH
INHOUDSOPGAVE
M
A
A
N
D
B
L
A
D
VUKDEKKENDE PROVINCIALE BROEDVOGELKARTERING 2001 KESULTATEN VAN DE ACTUALISERING IN MIDDEN-LIMBURG
F. E n g e / e n , B. van
Noorden
<& R.
Modderman
Vanaf 1990 worden d o o r de provincie Limburg broedvogels in het buitengebied gekarteerd. In 2001 zijn de G r o o t e peel en omgeving en het gebied r o n d o m Panheel voor de tweede maal bezocht. H e t artikel beschrijft de resultaten en vergelijkt deze met de eerder verzamelde gegevens.
Z A D E N U I T MAASTRICHTSE G R O N D EEN BIJDRAGE TER GELEGENHEID VAN DE TENTOONSTELLING ZWART ZAAD IN HET NATUURHISTORISCH MUSEUM MAASTRICHT C.
Bakels
O n d e r z o e k naar plantenresten in de ondergrond van Maastricht levert veel informatie op over de manier waarop de Maastrichtenaren vroeger leefden. Met behulp van enkele voorbeelden worden resultaten afkomstig van het archeobotanisch onderzoek in Maastricht beschreven.
54
OPMERKELIJKE LUIKS-LIMBURGSE
KRIJTFOSSIELEN
DEEL 7.WH0DUNNIT?
].W.M.Jagt,W.Verheien
<S R . W .
Dortongs
Paleontologie heeft vaak iets weg van detectievewerk omdat veelal met summiere aanwijzingen gewerkt moet worden. Z o o o k bij een spectaculaire vondst van een setje krassen op een rib van een m o s a s a u r i ë r Het blijft echter moeilijk met zekerheid de mogelijke veroorzaker ervan te achterhalen.
56
MEDEDELING
57
RECENT VERSCHENEN
58
O N D E R D E AANDACHT
58
BINNENWERK
60
COLOFON
60
ADRESSEN STUDIEGROEPEN E N KRINGEN
BUITENWERK
BIJ DE VOORPLAAT Opgraving van plantenresten, bijvoorbeeld in de v o r m van verkoolde zaden (foto: S. Graatsma), geven ons een beeld van het Maastrichtse verleden. O p de voorkant een opgravingslocatie in de Wolfstraat (inzet) en een blik op het Maastrichtse verleden; een castellum uit de Romeinse tijd (foto's: Gemeente Maastricht).