JEZELF VOORSTELLEN
Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.
Wat moet je doen? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lees de dialoog op blad 2. Maak de oefeningen op blad 3. Doe de spreekoefening op blad 4 per 2 of 3 cursisten. Lees de tekst nog eens op blad 2 en zoek de fout in de tekst op blad 4. Doe de spreekoefening op blad 5. Maak de correctie. Kijk naar blad 6.
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student
Taak – blad 2 Hallo, Ik ben Anna. Hoe heet jij?
Ik heet Noah. De les is interessant, hé!
Ja, maar wel moeilijk. Ik spreek nog niet zo goed Nederlands. Ik kom uit Polen. Uit welk land kom jij? Ik kom uit Frankrijk maar mijn moeder is Belgische. Ik spreek Nederlands met haar. Hoe lang ben jij al in België?
Ik woon hier al 2 jaar. En jij?
Ik woon hier nog maar 3 maanden. Ik ben getrouwd met een Belgische vrouw. Waar woon jij?
Ik woon in Mortsel. En jij?
Wij wonen in Edegem. Werk jij?
Ja, ik werk nu als verkoopster. Wat doe jij?
Ik ben werkloos. Ik zoek werk. Oh, ik denk dat we terug naar de klas moeten.
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student
Taak – blad 3 Wie is X? Zet een kruisje in de juiste kolom. Anna X heet Anna.
Noah
x
X komt uit Frankrijk. X spreekt Pools. X is werkloos. X is al 2 jaar in België. X is getrouwd met een Belgische. X is verkoopster. X vindt de les moeilijk. X spreekt Nederlands met zijn moeder.
Verbind de vraag met het juiste antwoord. 1. Wie ben jij?
a. Ik ben dokter.
2. Waar woon jij?
b. Ik kom uit China.
3. Uit welk land kom jij?
c. Ik heet Paolo.
4. Werk jij?
d. Nee, ik ben werkloos.
5. Welke taal / talen spreek jij?
e. Ik ben Catalina.
6. Hoe heet jij?
f.
7. Wat doe jij?
g. Ik woon al 4 jaar in België.
8. Hoe lang ben jij al in België?
h. Ik woon in Brugge.
1 e
2
3
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
4
5
Ik spreek Arabisch.
6
7
8
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student
Taak – blad 4 Werk per twee of per drie. Geef informatie over jezelf. Luister naar de informatie van je collega (‘s). Je mag ook extra vragen stellen. Vind je vragen en antwoorden moeilijk? Gebruik dan de informatie in het kadertje. Vragen Hoe heet je? Wie ben je? Uit welk land kom je? Hoe lang ben je al in België? Waar woon je? Werk je? Wat doe je? Welke taal / talen spreek jij?
Antwoorden Ik heet... Ik ben ... Ik kom uit... Ik ben al / nog maar ... in België. Ik woon in ... Ja, ik ben ... / Nee, ik ben werkloos / student. Ik ben werkloos / student / leraar / ... Ik spreek ...
Anna stelt Noah voor aan een andere student van hun groep. Anna maakt 4 fouten. Zoek de fout. Markeer de fout in de tekst en schrijf het juiste antwoord op. Zeg Anna, wie is die student daar? Weet jij hoe hij heet?
Ja, hij heet Noah. Hij komt uit Nederland. Hij is getrouwd met een Belgische vrouw. Zijn moeder is ook Belgisch denk ik. Hij woont al 3 jaar in België. Hij werkt niet op dit moment. Hij woont in Mortsel. Hij vindt de les moeilijk.
De juiste informatie: Hij komt uit Frankrijk. ..................................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................................... .....................................................................................................................................................................
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student
Taak – blad 5 Stel een collega voor aan een andere collega. Je mag 3 fouten maken. Luister goed en zoek de fouten. Vind je een collega voorstellen moeilijk? Gebruik dan de informatie in het kadertje. Vragen Hoe heet hij / zij? Wie is hij / zij?
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
Antwoorden Hij / zij heet... Hij / zij is... Hij / zij komt uit... Hij / zij is al / nog maar ... in België. Hij / zij woont in ... Ja, hij / zij is... / Nee, hij / zij is werkloos / student. Hij / zij is werkloos / student / leraar / ... Hij / zij spreekt ...
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student
Correctie – blad 6 Wie is X? Zet een kruisje in de juiste kolom. Anna x
X heet Anna. X komt uit Frankrijk. X spreekt Pools. X is werkloos. X is al 2 jaar in België. X is getrouwd met een Belgische. X is verkoopster. X vindt de les moeilijk. X spreekt Nederlands met zijn moeder.
Noah x
x x x x x x x
Verbind de vraag met het juiste antwoord. 1. Wie ben jij?
a. Ik ben dokter.
2. Waar woon jij?
b. Ik kom uit China.
3. Uit welk land kom jij?
c. Ik heet Paolo.
4. Werk jij?
d. Nee, ik ben werkloos.
5. Welke taal / talen spreek jij?
e. Ik ben Catalina.
6. Hoe heet jij?
f.
7. Wat doe jij?
g. Ik woon al 4 jaar in België.
8. Hoe lang ben jij al in België?
h. Ik woon in Brugge.
1 e
2 h
3 b
4 d
5 f
Ik spreek Arabisch.
6 c
7 a
8 g
Anna stelt Noah voor aan een andere student van hun groep. Anna maakt 4 fouten. Zoek de fout. Markeer de fout in de tekst en schrijf het juiste antwoord op. De juiste informatie: Hij komt uit Frankrijk. Hij woont nog maar 3 maanden in België. Hij woont in Edegem. Hij vindt de les interessant. www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
JEZELF VOORSTELLEN – lezen / spreken 1.1, student