12 mei 2010 – Rerum Novarum in Zuid-Oost-Vlaanderen
Anders kan ook! De wind moet voor iedereen waaien. 1 1 2 3 4
Leeswijzer Leeswijzer ...................................................................................................... 1 Inleiding ........................................................................................................ 1 Het kader ....................................................................................................... 3 En toch. Anders kan ook! ..................................................................................... 4
Nieuw afwegingskader windturbines ............................................................................... 5 5 Inleiding ........................................................................................................ 5 6 Achterstand windenergie ..................................................................................... 5 7 Wettelijk kader................................................................................................. 6 ACW-elementen in het debat ........................................................................................ 9 8 Knelpunten ..................................................................................................... 9 Regionaal standpunt ACW Zuid-Oost-Vlaanderen ................................................................ 9 Economisch – meerwaarde creëren voor de mensen en de samenleving ............................... 10 Ideologisch – overheidsinitiatief in energievoorziening ................................................... 11 Politiek – opbouw van een draagvlak ...................................................................... 12 Maatschappelijk – zorg voor gemeenschapsopbouw en betrokkenheid ................................ 13 Concrete beleidsvoorstellen ................................................................................ 14 Rol van ACW ................................................................................................. 15 Contact .......................................................................................................
2
10 10 10 10 10 11 12 12
Inleiding Rerum Novarum 2010 profileert op rechtvaardige duurzaamheid in de regio Zuid-OostVlaanderen. Centraal staat ‘Anders kan ook’. Die baseline staat voor duurzame ontwikkeling, maar gezien vanuit onze bril als sociale beweging. Als vrijwilligersorganisatie vinden we participatie en samenwerkingsverbanden essentieel in alles wat we doen. Voortdurend streven we naar sociale rechtvaardigheid en democratie. Daarom hanteren we ook duidelijke werkprincipes: 1. De acties die we opzetten zijn in eerste instantie gericht op groepen. Met, voor en door mensen die dat spontaan niet (kunnen) doen. 2. Waar mogelijk en zinvol, werken we zeker samen met middenveldorganisaties van specifieke doelgroepen die we anders moeilijker bereiken. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen Keizersplein 20 - 9300 Aalst Tel. 053 76 16 02 – fax 053 76 16 10 –
[email protected] – www.acw.be/verbond/zuidoostvlaanderen DEXIA 780-5913750-61 – VDK 891-6040269-89 (ACW-projectfonds duurzame windenergie)
3. We hebben bij al onze initiatieven extra aandacht voor mensen in armoede, alleenstaanden, allochtonen, eenoudergezinnen, jongeren en senioren. ACW is geen milieuorganisatie en pretendeert ook niet dat te zijn. We willen werken aan een rechtvaardige duurzame ontwikkeling vanuit onze specificiteit en we willen dat zo authentiek mogelijk doen. Daarom stelden we volgende toetsingscriteria voorop bij de opmaak van dit dossier: Wij kiezen voor collectieve initiatieven waarbij participatie essentieel is. Zoveel mogelijk van onderuit, op maat van een lokale afdeling. Onze milieuvriendelijke initiatieven moeten tegelijk toegankelijk èn betaalbaar zijn voor iedereen. Prioritaire aandacht voor specifieke doelgroepen die met dit thema moeilijk bereikt worden. Het is vooral onze opdracht zaken in gang te steken en processen op te zetten. We willen wegen op het beleid van een gemeente of hogere overheid. We willen authentiek zijn en kijken dus naar wat we zelf kunnen doen.
2
3
Het kader Het actuele regionale debat rond alternatieve windenergie verloopt niet zonder slag of stoot: onduidelijkheid over vergunningsaanvragen, voorzichtige keuzes voor minimale inspraak en informatieverstrekking, beleidsmensen die hun nek niet durven uitsteken. En vooral: de vaststelling dat enkele investeerders klaarblijkelijk niet omzien naar maatschappelijke meerwaarde, rijken worden rijker, de lusten voor een beperkt aantal grondeigenaars, die de Lotto lijken gewonnen te hebben, de lasten voor de omgeving. Zorg voor een draagvlak, participatie en betrokkenheid van gewone mensen … het is ver te zoeken. DS HN 21/10/09 – Defensie keldert plannen windmolenproject langs E17 HB 23/11/09 – Protest tegen windturbines HN 24/11/09 – Zeven windturbines voor Kattenbos HB 27/11/09 – 10 windturbines in Vlierzele en Vlekkem HN 05/12/09 – Electrawinds trekt aanvraag windmolenpark in HB 19/12/09 – Ook Electrabel wil windturbines in Vlierzele HLN 28/12/09 – Nog meer windturbines HLN 31/12/09 – Geen plaats voor windmolens DB 08/01/10 - Windturbines nog niet voor morgen HLN 08/01/10 – Massa volk voor windmolenvergadering HB 20/01/10 – VZW tegen windturbines HB 28/01/10 – Windturbines: Openbaar onderzoek en infovergadering HLN 28/01/10 – Openbaar onderzoek voor tien windturbines HLN 04/02/10 – Onduidelijkheid over onderzoek windturbines HB 10/02/10 – Onrust over windturbines blijft HN 10/02/10 – Onrust over komst van windturbines HLN 10/02/10 – Vrees voor lawaai windmolens HLN 11/02/10 – Opbrengsten uit windturbines HB 11/02/10 – Verwacht protest tegen windmolens HB 11/02/10 – Windmolens brengen niet alleen energie op DB 12/02/10 – Omwonenden uiten hun bezorgdheid HB 22/02/10 – Nog 3 windturbines erbij HLN 24/02/10 – Aspiravi wil windturbines op plaats Electrabel HN 27/02/10 – Duizend bezwaarschriften tegen windmolenpark HN 27/02/10 – Aanvraag voor drie extra windmolens HLN 27-28/02/10 – Bijna 1000 bezwaren tegen windmolens HB 11/03/10 – Nieuwe aanvragen voor windturbines HLN 12/03/10 – Molenslag strijdt tegen extra windturbines HLN 12/03/10 – Zes windturbines voor de hele stad HN 12/03/10 – Bedrijven voor onze neus, windmolens in onze achtertuin DS 12/03/10 – Protest tegen windmolens in ‘groen’ Ronse HN 18/03/10 – ‘Windturbines belasten landschap en wonen’ HLN 18/03/10 – Gecoro zegt neen tegen windturbines HB 18/03/10 – Gecoro tegen windturbines DSK 18/03/10 – Plannen voor zes megaturbines 3
DSK 18/03/10 – Heisa rond windturbines HLN 26/03/10 – Nee tegen windturbines HN 27/03/10 – Ook Houtem wil geen windturbines HB 27/03/10 – Windturbines: Gemeente geeft ook negatief advies HN 29/03/10 – Protest tegen windmolens groeit HLN 29/03/10 – Protest kan molens stoppen HN 07/04/10 – Aanvragers windturbines ruziën HN 10/04/10 – Milieuvereniging countert comité tegen windmolens HLN 10/04/10 – Bezwaren tegen windmolenpark HN 12/04/10 – Ronse geeft groen licht voor vier windturbines DSK 14/04/10 – Verzet tegen windturbines groeit HN 14/04/10 – Commissie buigt zich over windmolens HLN 21/04/10 – Verplaats molens 30 meter HLN 05/05/10 – Naar Raad van State tegen windturbines HLN 08/05/10 – Protest tegen windturbines van over taalgrens (…) De berichtgeving is eenzijdig: enkel ‘protest’ en ‘contra’ komen aan bod in het zogenaamde maatschappelijke debat. En het escaleert. Het gaat niet meer over ‘wij zijn tegen die windmolen’, maar de tonaliteit evolueert naar ‘wij zijn tegen windmolens’. Het lijkt wel alsof Don Quichote opnieuw een slag van de molen heeft gekregen … Jammer, maar een ongenuanceerd debat zorgt niet voor toekomst. 4
En toch. Anders kan ook! ACW Zuid-Oost-Vlaanderen verkocht de voorbije weken bijna 1000 coöperatieve aandelen voor een duurzaam fonds ter financiering van projecten inzake hernieuwbare energie. Tientallen organisaties, afdelingen van deelorganisaties, verenigingen, financiële partnerorganisaties en particulieren werden aandeelhouder door de aankoop van een aandeel ter waarde van 1 €. De aandelen werden aangeboden via Visie, via het bewegingsnetwerk van vrijwilligers en beroepskrachten van de christelijke arbeidersbeweging en via de kantoren van CM in de regio. In ruil voor dat aandeel krijgen de aandeelhouders een ACW-windmolentje. Dat ludieke molentje staat symbool voor het geloof in dit windmolendossier. 1000 windmolentjes staan garant voor 1000 keer applaus voor een rechtvaardige en duurzame energievoorziening. En de opbrengst? Die wordt vanzelfsprekend door ACW geïnvesteerd in echte coöperatieve duurzame energie. ACW neemt daarvoor initiatief na Rerum Novarum. Het dividend dat dat zal opbrengen, zal ten goede komen van het sociale bewegingsleven in de regio. Opbrengsten worden dus opnieuw in de samenleving geïnvesteerd. Zeg maar dat dit een mini-projectje is om grootse projecten uit te leggen. Een leuke oefening met een hoger doel. Spielerei om dingen in gang te steken … Maar wordt het niet eens tijd om het geweer van schouder te veranderen in de regio? Wij doen mee. ACW wil niet langer speelgoed windmolentjes verkopen, maar meewerken aan echte rechtvaardige duurzaamheid. 4
Nieuw afwegingskader windturbines 5
Inleiding De Europese Unie legt België op om tegen 2020 13 % van haar elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen zoals zon, wind, water en biomassa te halen. De Vlaamse regering nam dit streefcijfer over. De vroegere doelstelling bedroeg 6 % tegen 2010. Voor 2008 bedroeg het aandeel groene stroom 5,25 %. De windmolens op de Noordzee (‘Belgisch’ grondgebied) tellen niet mee om die Vlaamse doelstelling te halen. Het grootste deel (68,5 %) van de Vlaamse groene stroom komt uit biomassa en biogas. Daarnaast komt nog een belangrijk deel uit afvalverbranding met energierecuperatie (12,4 %) en uit windenergie (18,6 %). Het aandeel van zonne-elektriciteit (0,4 %) en van elektriciteit uit waterkracht (0,2 %) is minimaal. Ook in de komende jaren zullen biomassa en wind instaan voor het leeuwendeel van de groene stroom. De doorbraak van zonne-energie wordt pas na 2030 verwacht.
6
Achterstand windenergie België is met 563 MW geïnstalleerd vermogen in 2009 de rode lantaarn in Europa inzake windenergie. In mei 2009 publiceerde de Europese Commissie een rapport over onder andere de toestand en de ontwikkeling van groene stroom in de 27 lidstaten van de Europese Unie. België bekleedt de vijfde plaats op het vlak van afstand tot de doelstelling en de zevende plaats op het gebied van de tussen 2004 en 2006 geboekte vooruitgang. Daarbij moet wel gezegd dat België de 4de laagste doelstelling heeft voor 2010. Opvallend is ook dat België de 2de hoogste afwijzingsgraad heeft van vergunningaanvragen voor de installatie van groene stroomproductie: 70 % van de aanvragen wordt geweigerd. Ondanks een groei met 35 procent van het vermogen in 2009, loopt ons land die achterstand niet in. Recent kwamen hernieuwbare energiefederaties ODE en EDORA met een nieuwe inschatting van het potentieel aan hernieuwbare energie in België. Zij voorspellen voor windenergie een centrale rol. Tegen 2020 zou het volgens de federaties mogelijk moeten zijn om in België 3500 MW aan windenergie op land op te stellen. 1500 MW daarvan zou in Vlaanderen moeten kunnen, wat een verviervoudiging is van het huidige vermogen op het land. Maar ook op het vlak van offshore productie heeft ons land veel potentieel. De bouw van de windturbines voor de Belgische kust kent echter vertraging. Er zijn nog maar zes turbines in werking met een gezamenlijk vermogen van 30MW, terwijl er potentieel is voor 3800 MW. Op het vlak van offshore productie werd in december 2009 een belangrijk akkoord ondertekend. Door windmolenparken in de Noordzee met een kabelnetwerk te verbinden kan een coördinatie van het potentieel aan hernieuwbare energieproductie van België en acht andere Europese landen die grenzen aan de Noordzee, maar ook aan de Baltische en Ierse Zee tot stand gebracht worden. Tegen 2020 moet volgens de Europese Unie in de Noordzee een capaciteit van 150 gigawatt windenergie gerealiseerd zijn, vandaag is dat nog maar 7 gigawatt.
5
7
Wettelijk kader 7.1 Nood aan duidelijke wetgeving Het wettelijk kader voor de inplanting van windturbines wordt grotendeels bepaald door de Omzendbrief van 12 mei 2006 “betreffende het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines”. Begin 2009 werd het decreet ruimtelijke ordening herzien, waardoor windmolens in landbouwzones niet langer zonevreemd zijn. Deze wetswijziging zorgde ervoor dat energieproducenten en projectontwikkelaars een hele resem aanvragen indienden voor windmolens in landbouwgebieden. Daarbij waren ook veel aanvragen die niet verantwoord zijn vanuit landschappelijk oogpunt of omwille van hinder voor omwonenden door slagschaduw of geluid. Bovendien is het meestal één persoon (de eigenaar van de grond) die de compensatie voor de concessie binnenrijft. Het gaat daarbij om grote bedragen. De buurtbewoners die een deel van de lasten moeten dragen ontvangen vandaag de dag geen compensatie. Hierdoor dreigt het draagvlak voor inplanting van windmolens volledig ondergraven te worden. Intussen blijft de inplanting in industriegebieden en zeehavengebieden sterk achter, terwijl de omzendbrieven net mikken op deze gebieden voor de realisatie van een belangrijk deel van het potentieel in Vlaanderen. Een andere onduidelijkheid komt van defensie. Dit ministerie geeft systematisch een negatief advies voor windmolens die in een straal van 15 kilometer van een radar gelegen zijn. Deze regels worden zeer strikt toegepast. Zo was er een aanvraag voor inplanting van vier windmolens op een bedrijventerrein langs de E17 in Zulte. Omdat drie van de vier windturbines zich op 14,8 km van een radar bevinden, werd door defensie negatief advies uitgebracht. Er zijn heel wat twijfels bij de noodzaak van die afstand, aangezien het leger in het buitenland afstanden van 10 of 5 kilometer hanteert. Door de versoepeling van het decreet is er dringend nood aan een aangepast afwegingskader voor de inplanting van windturbines. 7.2 Uitgangspunten huidige wetgeving De basisprincipes in deze omzendbrief zijn ‘planning en clustering’. 7.2.1. Planning Planning betekent dat het initiatief niet volledig overgelaten wordt aan de particuliere investeerder, maar dat de overheid zelf gebieden uitzoekt die geschikt zijn voor windenergie. Dat gaat gepaard met een publiek debat. “Het Vlaams gewest of de provincie kan in het kader van ruimtelijke uitvoeringsplannen overgaan tot onteigening van gronden met het oog op een optimale inplanting van de geplande windparken... De verworven gronden kunnen in concessie gegeven worden aan geïnteresseerde initiatiefnemers. Afhankelijk van de omvang van het project moet geval per geval bepaald worden welk bevoegdheidsniveau het planningsinitiatief neemt… Een voorbeeld van een provinciale planmatige aanpak is het Oost-Vlaams ‘Provinciaal beleidskader windturbines’. 7.2.2. Clustering De omzendbrief hecht veel belang aan clustering, om de beperkte open ruimte in het verstedelijkte Vlaanderen zoveel mogelijk te vrijwaren. Vanaf 3 windturbines wordt van een cluster gesproken. Het clusteringbeginsel betekent dat er moet gestreefd worden naar een ruimtelijke concentratie van windturbines in de nabijheid van of in de stedelijke gebieden/netwerken en de kernen van het buitengebied. Vermindering van de woonkwaliteit kan worden vermeden door te streven naar een bundeling van windturbines met grootschalige bedrijventerreinen, bepaalde gemeenschapsvoorzieningen, … Het is ook de 6
bedoeling om zowel voor aanvoer van materiaal als voor onderhoud zoveel mogelijk bestaande wegen te gebruiken. 7.2.3. Lokalisatienota De lokatiekeuze moet op basis van de hoger beschreven afwegingselementen worden gemotiveerd en onderbouwd in een lokalisatienota die bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning of milieuvergunning gevoegd wordt. Zo’n lokalisatienota bevat een technische beschrijving van het project (hoogte windturbine, wiekdiameter, brongeluid,...) en berekeningen van de mogelijke impact, uitgevoerd door internationaal erkende softwareprogramma’s (geluid, slagschaduw) of door erkende deskundigen (geluid, veiligheid). 7.2.4 Windwerkgroep De omzendbrief grootschalige windturbines voorziet ook in de oprichting van de zogenaamde Interdepartementale Windwerkgroep. Deze Windwerkgroep is samengesteld uit 17 vertegenwoordigers van kabinetten, administraties en deskundigen inzake o.a. milieuvoorwaarden (geluid, slagschaduw, veiligheid), ruimtelijke ordening, monumenten en landschappen, natuur, landbouw en energie. De Windwerkgroep beoordeelt op basis van een lokalisatienota of projectvoorstellen die voldoen aan de criteria uit de omzendbrieven. De vergunningverlenende overheden (de provinciale gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar voor de stedenbouwkundige vergunning en de bestendige deputatie van de provincie voor de milieuvergunning) kunnen over voorgestelde projecten het advies van de Windwerkgroep inwinnen. Naast projectadvies geeft de Windwerkgroep ook beleidsadviezen. 7.3 Vergunningsprocedure 7.3.1 Stedenbouwkundige vergunning Het bouwen van een windturbine is vergunningsplichtig. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen groot-, midden- of kleinschalige turbines. Bij het verlenen van vergunningen voor windturbines zijn twee verschillende procedures mogelijk waarbij onderscheid wordt gemaakt in turbines voor privé toepassing en turbines geplaatst als openbare nutsvoorziening. De stedenbouwkundige vergunning voor ‘turbines voor privé-gebruik’ moet aangevraagd worden bij het College van Burgemeester en Schepenen (beroepsprocedure bij de Bestendige Deputatie). De vergunning voor turbines die bestemd zijn om te leveren aan het openbare net wordt afgeleverd door de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar afgeleverd (beroepsprocedure bij de Raad van State). 7.3.2 Milieuvergunning In de meeste gevallen is naast een stedenbouwkundige vergunning ook een milieuvergunning noodzakelijk bij het uitbaten van een windturbinepark. Hierbij wordt volgend onderscheid gemaakt. - klasse 3 (melding aan gemeente): windpark met vermogen tussen 300 en 500 kW - klasse 2 (vergunning door College): windpark met vermogen tussen 500 en 5.000 kW - klasse 1 (vergunning door Deputatie): windpark met vermogen meer dan 5.000 kW 7.3.3 MER Windenergieprojecten zijn MER-plichtig wanneer: - ze bestaan uit 20 windturbines of meer;
7
-
ze bestaan uit 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.
7.4 Nieuw ruimtelijk afwegingskader 7.4.1 Nood aan een planmatige aanpak De inplanting van windturbines in Vlaanderen werd in het verleden niet altijd planmatig aangepakt. In 2001 werd er een windplan opgemaakt door ODE in samenwerking met de VUB. Daarop werd een inschatting gemaakt van de ruimte die beschikbaar is voor windenergie in Vlaanderen, op basis van gewestplanbestemmingen en de op dat ogenblik geldende afwegingscriteria. Het resultaat was een gedetailleerde kaart van Vlaanderen, waarop de gebieden zijn aangeduid die niet in aanmerking komen voor de inplanting van windturbines, en de gebieden die hiervoor wel in aanmerking komen. De kaarten van het Windplan Vlaanderen vind je op www.energiesparen.be/node/917. Het windplan Vlaanderen uit 2001 kreeg geen verdere regelgevende basis. Er werden een aantal principes verder uitgewerkt in de omzendbrieven, maar de ruimtelijke afbakening werd niet vastgelegd. Binnen het departement Ruimtelijke Ordening werd in december 2009 een werkgroep opgestart om een nieuw Vlaams afwegingskader voor windmolens op te stellen. Dat kader zal de huidige omzendbrief vervangen. Tegen de zomer zou het nieuwe afwegingskader rond moeten zijn. Het moet een transparante set van regels worden om het inplanten van windmolens te ondersteunen, daar waar het landschappelijk verantwoord is. Ondertussen ontwikkelen verschillende provincies en intercommunales al wel hun eigen streekvisie voor inplanting van windmolens (West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen in opmaak). Bij de opmaak van het afwegingskader zal daarmee rekening gehouden worden.
8
ACW-elementen in het debat 8
Knelpunten 8.1 Participatie van de bevolking Er zijn plannen voor een Vlaams decreet om de initiatiefnemers van een windmolenpark, de projectontwikkelaars, ertoe te verplichten de betrokken bedrijven, landbouwers en omwonenden te laten participeren in windenergieprojecten. Dat kan door coöperaties op te richten waarin omwonenden aandelen nemen. Het idee komt uit Denemarken, waar het bij wet verplicht is om de omwonenden te laten participeren in windmolenparken. Ook in België is het niet nieuw. In Eeklo zijn de inwoners van de stad mede-eigenaren van de windmolens. Ook in Limburg werden enkele initiatieven opgezet. Participatie is voor het ACW de sleutel om te komen tot betere en meer gedragen projecten. Door de bevolking de kans te geven mede-eigenaar te worden van windmolens kunnen twee doelstellingen bereikt worden: - het draagvlak vergroot; - de winsten stromen terug naar de gemeenschap. Ook het probleem van de compensaties voor concessies kunnen meer evenredig verdeeld worden over omwonenden. Ook minister Van den Bossche erkent de nood aan andere modellen om het draagvlak te vergroten. Ook de Boerenbond denkt na over een andere aanpak, bijvoorbeeld door van het hele gebied een concessie te maken.
8.2 De lokale aanpak De gemeente is een belangrijke actor bij de plaatsing van windmolens. Niet alleen omdat die rechtstreeks betrokken wordt bij de vergunningsprocedure, maar ook omdat de gemeente het eerst geconfronteerd wordt met vragen en opmerkingen van omwonenden. Gemeenten zijn ook het meest aangewezen bestuurlijke niveau om draagvlak te creëren voor een op hun grondgebied gepland windproject. Grosso modo kunnen we twee scenario’s onderscheiden: -
-
de gemeente neemt een afwachtende houding aan, en laten het initiatief over aan projectontwikkelaars. Zij selecteren geschikte locaties, sluiten opstalovereenkomsten af met perceeleigenaars en starten een vergunningsprocedure op. De gemeente en de omwonenden worden dan met al gevorderde projecten geconfronteerd en kunnen het gevoel krijgen voor voldongen feiten geplaatst te worden; de gemeente voert een pro-actief beleid. Ze zoekt en selecteert geschikte locaties voor windprojecten. De gemeente kan dan, los van een voorliggend project, met verenigingen, burgers en bedrijven communiceren over de voor- en nadelen van een project. Ze kan de meest optimale zones afbakenen, met het gunstigste windaanbod, met de geringste hinder en in overeenstemming met toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Ze kan zelf projectontwikkelaars benaderen en daarbij eigen accen-
9
ten, zoals de mogelijkheid tot participatie, leggen. Via concessies en aandelen kan de gemeente en/of de bevolking er ook nog aan verdienen.
Regionaal standpunt ACW Zuid-Oost-Vlaanderen
Wind waait voor iedereen - geen windmolens zonder aandelen ACW wil een alternatief verhaal brengen, dat niet alleen zorgt voor geldgewin en opbrengsten voor kapitaalkrachtige investeerders. Dat niet alleen de inplanting van een molen geruisloos wil laten passeren zonder veel inspraak. Dat niet alleen onze energievoorziening overlaat aan mensen die er goed geld mee verdienen. ACW heeft een aantal alternatieve voorstellen, met verschillende invalshoeken … 9
Economisch – meerwaarde creëren voor de mensen en de samenleving Vandaag is het zo dat de eerste exploitant die vergunningsklaar is, in de prijzen valt. Maar dat is niet altijd het beste, meest onderbouwde en meest overlegde project. Nochtans kunnen we ons organiseren dat de graad van participatie een rol gaat spelen bij het afleveren van een vergunning voor windmolenprojecten. Windenergie produceren is rendabel en wij zijn ervan overtuigd dat een aandeel in een windmolen bij een gemiddeld windjaar een aantrekkelijk dividend kan opleveren. Dit bedraagt maximaal 6%, omdat dit het maximum is dat een erkende coöperatieve vennootschap kan uitkeren. Hiertegenover staat dat in de Algemene Vergadering elke aandeelhouder gelijk stemrecht heeft. De rest van de winst kan dan geïnvesteerd worden in andere sociale projecten die ten goede komen aan iedereen.
10 Ideologisch – overheidsinitiatief in energievoorziening Het is een taak van een overheid, ook lokaal, om nutsvoorzieningen als kerntaak te organiseren. Het is ideologisch goed dat enkele lokale besturen de handen in elkaar slaan om samen te werken rond alternatieve energie in de regio. Ook lokale besturen kunnen economische modellen uitwerken in functie van duurzame inkomstenstromen. Want ze hebben meer centen nodig voor meer kinderopvang, meer ouderenopvang, beter onderhoud van de wegen, meer sociale tewerkstellingsprojecten … In crisistijd moeten nieuwe inkomsten fiscaal niet gezocht worden bij werknemersgezinnen of bij de zwaksten in de samenleving. Ze kunnen wel creatief gezocht worden in duurzame en rechtvaardige energieprojecten. 11 Politiek – opbouw van een draagvlak Een windmolen, die we op de meest optimale manier willen realiseren met de minste hinder voor omwonenden en leefomgeving? Dat kan alleen met inspraak, met betrokkenheid (vooraf, tijdens en achteraf) en een assertieve informatiepolitiek. Draagvlak is een vage, algemene term. Dat betekent zorgen voor een representativiteit van argumenten en voor een representativiteit van groepen. Anderzijds betekent dat ook zorg voor het algemeen belang, dat gedragen wordt door groepen die het algemeen belang nastreven. 12 Maatschappelijk – zorg voor gemeenschapsopbouw en betrokkenheid Geen verhaal van ‘die’ windmolen. Maar wel een verhaal van ‘onze’ windmolen. Mensen slaan de handen in elkaar om samen te investeren, samen een dossier op te bouwen, samen na te denken wat/welke/hoe/waar het beste is, … En die in verenigingen en sociale organisaties op 10
een betrokken en democratische manier dat draagvlak verzilveren in een leefkwaliteit voor de hele buurt: “samen verantwoordelijkheid nemen voor het klimaat”. 13 Concrete beleidsvoorstellen ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil een nieuw Vlaams ruimtelijk afwegingskader dat ook rekening houdt met de bredere, maatschappelijke lokale gedragenheid en participatie in projecten. Dat kader moet ook betekenen: eenvoudiger en snellere procedures voor maatschappelijke infrastructuurprojecten. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat lokale besturen en GECORO’s de mogelijkheid krijgen om de graad van participatie als toetsingscriterium te kunnen hanteren bij de advisering van ruimtelijke vergunningen voor windmolenprojecten. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat de milieuraad en de GECORO een belangrijke rol kunnen spelen bij de uitwerking van een pro-actief gemeentelijk windmolenbeleid. Ze kunnen energiebesparing en windenergie op de gemeentelijke agenda zetten en mee zoeken naar de meest geschikte inplantingzones. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat de inplanting van nieuwe windmolens ook rekening houdt met de maatschappelijke draagkracht van de leefomgeving. Een aantal beter onderbouwde objectieve wettelijke normen voor geluidsemissie of impact van slagschaduw zijn nodig om de rechtszekerheid van de betrokkenen te verhogen. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat lokale besturen zorg besteden aan een draagvlak door een werkelijke inspraak en betrokkenheid bij alle besluitvormingsprocessen inzake windmolenprojecten. We denken aan hoorzittingen, adviesraden, buurtoverleg, verenigingsoverleg, … ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat lokale besturen initiatief nemen om zelf pro-actief lokaties te selecteren voor windmolenprojecten, waardoor lang genoeg op voorhand zorg kan besteed worden aan overleg en betrokkenheid van de buurt en het middenveld. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat lokale besturen zelf bijkomende inkomsten gaan genereren door als bestuur te participeren in windmolenprojecten. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat lokale besturen zelf coöperatieve windmolenprojecten faciliteren of meedoen met mede-eigenaarschap van lokale coöperatieven in een exploitatiemaatschappij. Op die manier combineren we de rechtstreekse participatie van inwoners met participatie van overheid en van middenveld in windmolenprojecten. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat iedereen aandelen moet kunnen kopen van de windmolens die zijn of haar elektriciteit produceren. Door aandelen van onze windmolens te kopen, worden we er ook eigenaar van en kunnen we mee beslissen over de winsten. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat iedereen die dat wenst, moet kunnen meedoen, ook mensen met een laag inkomen. Daarom moeten aandelen kunnen worden aangeschaft door vormen van sparen of voorfinanciering of aanbetalingen, zoals nu al bestaat voor bestaande verzekeringsproducten. De financieringslast wordt dan aangezuiverd via het kapitaliseren van het dividend.
11
ACW Zuid-Oost-Vlaanderen meent dat ook verenigingen aandelen moeten kunnen kopen. Dit kan het best geregeld worden door een coöperatieve vennootschap op te richten met als aandeelhouders de inwoners zelf. ACW Zuid-Oost-Vlaanderen wil dat de aandeelhouders ook de groene stroom kunnen kopen geproduceerd door hun eigen windmolens. Dat groene stroom niet duurder is, en vaak zelfs goedkoper dan gewone grijze stroom, bewijzen de tarieven van bepaalde leveranciers van groene stroom. 14 Rol van ACW ACW is als sociale beweging in de eerste plaats signaalgever. We roepen de lokale besturen en alle levende krachten in de regio op om werk te maken van een andere aanpak van de windmolendossiers op hun grondgebied. We pleiten voor een beleid van inspraak en participatie, in velerlei vormen. We willen hierbij authentiek zijn en zelf onze maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen. ACW is bereid om samen met verenigingen, gemeentebesturen, organisaties, maatschappijen of instellingen mee na te denken en initiatief te nemen voor dergelijke goede praktijken in Zuid-Oost-Vlaanderen. We bieden onszelf en onze Beweging dan ook aan als partner in de regio. 15 Contact ACW Zuid-Oost-Vlaanderen Keizersplein 20 9300 Aalst Klaus Van Hoecke Verbondssecretaris Tel.: 053 76 16 02 Fax : 053 76 16 10 Mail :
[email protected] URL : www.acw.be/verbond/zuidoostvlaanderen
DEXIA 780-5913750-61 VDK 891-6040269-89
12