DNZ Ik kan mij voorstellen dat sommigen van u hier verwachten of hopen dat ik een heldere, afgebakende definitie ga geven van DNZ. Rond DNZ bestaat de nodige onduidelijkheid en onzekerheid, en een dergelijke definitie zou die kunnen terugdringen. Ik zal dat niet gaan doen, en dat is geen kwestie van niet willen. Het is een onmogelijkheid. Het geven van een dergelijke definitie past in wat ik hier het 1.0 denken zal noemen. Wel bevat deze bijdrage een verwijzing naar een internetlink een belangrijke bron van denken voor DNZ: het proefschrift Dick Allewijn: Tussen partijen is in geschil... , de bestuursrechter als geschilbeslechter. Het is gratis te downloaden op https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/17875. U vindt die in de handout die u aan het einde kunt ophalen. 1.0 Is een term die is ontleend aan het internet, en die staat tegenover de eveneens aan het internet ontleende term 2.0. Staat internet 1.0 voor een model van aanbieders (providers) die de inhoud aanleveren waaruit de gebruikers vervolgens kunnen kiezen; internet 2.0 staat voor een netwerk van deelnemers die zelf continu inhoud aanleveren; die invloed hebben op hetgeen zij communiceren en de omgeving waarin ze dat doen. Horizontaal meerrichtingverkeer in plaats van het verticale top-downsysteem zoals in internet 1.0. 1.0 en 2.0 zijn termen geworden met een bredere gelding dan internet. In de voorbereiding voor deze bijdrage kwam ik bij mijn zoektocht op het internet de ambtenaar 2.0 tegen. Ik stuitte ook op de advocaat 2.0. De ambtenaar 2.0 is op internet onder meer gekoppeld aan het project Prettig contact met de overheid. En -als hij in Amsterdam werkt- belt hij met de burger. Daar gaat het om conflictoplossing op zo informeel mogelijke wijze. In het jonge baliecongres van vorig jaar ging het over de advocaat 2.0. In 2010 is er onder die naam ook een leergang in de advocatuur gelanceerd. Daar is aandacht voor andere wijzen dan de technisch juridische om conflicten op te lossen. Er wordt ook benadrukt dat advocaten niet alleen moeten reageren op hetgeen hen van bovenaf wordt aangereikt
door de overheid, maar ook pro-actief bezig dienen te zijn. De term ¨rechter 2.0¨ ben ik nog niet tegengekomen, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van tijd. Volgens mij zou het een passende benaming zijn voor de DNZ-rechter. De door mij zojuist geschetste elementen zien we immers ook terug in DNZ. Anders gezegd: DNZ past in een bredere trend, en de 2.0-pet past ons allemaal. Ook al zit die pet soms nog onwennig, dat hij ons allemaal past zou ons als bestuursrechtjuristen eigenlijk niet moeten verbazen. Wij werken allemaal al sinds 1994 met de Awb. Een Awb die een trendbreuk markeerde in het bestuursrechtelijk denken. Niet langer stond de eenzijdige rechtshandeling van de overheid centraal, maar de wederkerige rechtsbetrekking tussen overheid en burger. Niet langer verticaal, maar horizontaal georiënteerd Als bestuursrechtjuristen hebben wij deze koersverandering van de wetgever destijds maar matig opgepikt. Voor alle duidelijkheid: dat is een understatement. Ik vermoed dat dat verband hield met het feit dat ook de Awb bleef uitgaan van het besluitbegrip. Dat maakte het mogelijk om te blijven doorgaan op de oude verticale 1.0 voet. Wij konden zo onder de nieuwe wet oud blijven denken. We vergaten dat het oude, 1.0 besluitbegrip niet om principiële, maar alleen om pragmatische redenen werd gehandhaafd door de wetgever. Uitgaande van een principieel belang van het besluitbegrip waren rechters streng voor het bestuur en klaagden zij over de gebrekkige Awb-kennis daar. Maar het bestuur begreep de bestuursrechter niet meer. Dat mondde uit in het rapport van de Commissie van Kemenade. Wij dachten dat we goed luisterden naar burgers en rechtsbescherming boden als wij besluiten vernietigden wegens schending van de Awb (standaard artikel 3:2 en/of artikel 7:12). Dat deden we in feite echter niet. Vernietigingen waren formeel van karakter. Ze leidden tot telefoontjes van burgers die, nadat hun beroep gegrond was verklaard met een
opdracht aan het bestuur om opnieuw te beslissen, ons (of aan hun advocaat) vroegen: heb ik nu gewonnen of verloren? Andere burgers dachten: ik heb gewonnen, om vervolgens teleurgesteld te worden met een nieuw besluit met eenzelfde uitkomst. Wij deden dus als bestuursrechters naar twee kanten iets niet goed. En we waren vooral bezig met de vraag hoe het niet moest, en niet met de vraag hoe dan wel. Maar de samenleving verwacht uiteindelijk van een rechter in een geschil uiteindelijk juist dat hij zegt hoe het wel moet, en dan graag ook binnen een redelijke termijn. Dat is het ECHT bieden van rechtsbescherming. Wij zijn ons dat gaandeweg steeds meer gaan realiseren. Dat ging eerst in technisch juridische vorm, stapje voor stapje. Zo werd de norm: als wordt vernietigd met een terugverwijzing, dan mag niet worden volstaan met de bespreking van één beroepsgrond, maar moeten alle beroepsgronden worden besproken. Daarna moest de bestuursrechter een boodschappenlijstje mee gaan geven voor het bestuur. En de bestuursrechter wordt steeds meer geacht de zaak zelf definitief af te doen, al dan niet door zelf in de zaak te voorzien. Als hij dat niet doet, moet hij ten minste motiveren waarom niet. Het geschil bij de bestuursrechter ontwikkelde zich zo steeds meer van een ¨recours objectif¨, waarin de toetsing van een besluit aan de wet centraal stond, naar een ¨recours subjectif¨, waarin de belangen en wensen van partijen centraal kwamen te staan. Ook een ontwikkeling die door de Awb-wetgever was voorzien. DNZ is een manier om de rol van partijen in de geschillen bij de rechter zo groot mogelijk te laten zijn. Daarbij haakt DNZ ook aan bij een andere maatschappelijke ontwikkeling: die van afbrokkeling van het automatische gezag van de overheid zoals we die kenden uit de tijd van de verzuiling. Een verticale gezagsrelatie maakt plaats voor een meer horizontale. Gezag moet voortdurend worden waargemaakt. Overleg is essentieel. Van een overheid 1.0 naar een overheid 2.0. Overigens: ook dat was al door de Awbwetgever voorzien, nog voordat u en ik over een internetaansluiting beschikten.
Voor een goede rechtspraak is vandaag de dag dus overleg met partijen onontbeerlijk. Daarbij neemt de zitting een centrale plaats in. Niet voor niets nemen wij tegenwoordig standaard en vetgedrukt in onze zittingsuitnodigingen op dat het belangrijk is om ter zitting te verschijnen. Die zittingen zijn veel minder voorspelbaar dan vroeger, en dat brengt onzekerheid met zich. Men vraagt zich af: wat verwacht de rechtbank van mij als professionele procespartij? Mijn reactie zou zijn: dat klinkt mij nog te veel naar 1.0. Bepaal uw strategie en handel van daaruit. Wat let u dan om vooraf contact op te nemen met de rechtbank en de vraag voor te leggen of een pleitnota gewenst is? Of om een eventuele pleitnota al tijdig op schrift in te dienen? Of om, als de tijd daarvoor ontbreekt, contact op te nemen met de wederpartij en die al de pleitnota op voorhand toe te zenden, met ook vóór de zitting een kopie aan de rechtbank? De goede procesorde zal er dan in de regel niet aan in de weg staan dat die nota als ter zitting voorgedragen wordt beschouwd. En wat is er tegen als een medewerker van de afdeling bezwaar en beroep die bij het schrijven van een verweerschrift voor het eerst kennis neemt van een dossier, contact opneemt met de wederpartij om te proberen het echte probleem op te lossen? En wat is ertegen als de wederpartij dat doet na ontvangst van een verweerschrift dat het echte probleem niet tackelt? Ik weet dat dat vroeger (ook door de rechtbank) als ¨not done¨ werd beschouwd, maar de tijden zijn veranderd. DNZ gaat dus niet alleen om actief en pro-actief optreden van de rechter, maar ook om dergelijk optreden van partijen. Op die manier kunnen verwachtingen over en weer tijdig duidelijk worden, en dat helpt om de beste oplossing op maat te vinden. Ik wil hier afsluiten met het naar voren brengen van vragen die onder de rechters leven waar het betreft de rollen van de advocaten en de gemachtigden van het bestuur. Ik som ze op, om op die manier nog eens extra gespreksstof aan te leveren voor de workshops hierna. – ervaren verweerders en advocaten verschil met de behandeling vroeger en nu?
– heeft DNZ volgens u invloed op het aantal hoger beroepen? – waar komt het door dat het voor gemachtigden van verweerder nogal eens lastig is om aan te geven waar het voor het bestuur in niet-juridisch opzicht om gaat? Moet misschien een andere vraag worden gesteld? - voelen partijen zich inderdaad soms gedwongen om te schikken en hoe komt dat? Hoe kunnen we dat voorkomen? - aan advocaten: hoe ervaren hun cliënten de NZB? Voelen zij zich hierdoor meer gehoord? – bereiden advocaten hun cliënten voor op de belangenvraag? Wat vinden zij er zelf van (is er bijv. de angst om de controle op de zaak kwijt te raken?), heeft het invloed op het wel of niet meenemen van hun cliënt? - denken advocaten (met hun cliënten) wel voldoende na over de gevolgen van bepaalde beslissingen; wordt er doorgedacht wat een gegrondverklaring en vernietiging zou betekenen en hoe het dan verder moet? – wat zijn de grootste DNZ-ergernissen bij de verschillende partijen? – voelen professionele gemachtigden zich voldoende vrij om aan te geven als zij een probleem ervaren met de gang van zaken op zitting? Zo nee, hoe kan dat dan verbeteren? – kan DNZ in het vreemdelingenrecht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier dan? Is er onderscheid te maken tussen de verschillende soorten vreemdelingenzaken? Wij zullen verder voortdurend met elkaar in gesprek moeten blijven over onze wederzijdse verwachtingen. Op zitting, maar ook op bijeenkomsten als deze, en dan niet alleen vandaag, maar ook in de toekomst. Ik wens u allen geanimeerde en vruchtbare discussies toe in de workshops hierna.