ANALYSIS van interviews met dak- en thuisloze jongeren NEDERLAND Samenvatting van belangrijkste uitkomsten 1. 17 interviews 2. Leeftijd van 16 tot 25 3. 59% was jongen en 41% meisje 4. 41% noemen als etniciteit Nederlands, 17% een dubbel etniciteit, 6% was Marokkaans, 6% Curacao, 6% Thailand, 6% Dominican Republic, 6% Noord Afrikaans, 6% Italiaans en 6% wilde het niet zeggen. 5. 47% verbleven in een vorm van ondersteunde zorg, zoals jeugdzorg, sociale steunvoorzieningen of een opvang. 17% waren thuisloos, 6% sofa surfing, 6% leefden bij ouders en 12 % in een apartment. 6. 100% studeren of hebben lagere school, middelbare school of vervolgopleiding afgemaakt. 7. 71% spijbelden vroeger van school. . 8. 12% zeggen leerproblemen te hebben.. 9. 71% hadden in jeugd- of pleegzorg, of in jeugddetentie gezeten. 10. 6% zei een handicap te hebben 11. 88% rookt. 12. 53% gebruikt drugs. . 13. 18% drinkt regelmatig alcohol 14. Redenen om uit huis te gaan waren: a. Problemen op school b. Ruzies thuis c.
Uit huis gegooid
d. Psychische problemen in familie e. Niet in staat rekeningen te betalen f.
Aggressief gedrag waar hulp voor werd ingeroepen
g. Stiefouder die kind uit huis gooide h. Plaatsing in gevangenis i.
Familie niet langer in staat kind financieel te ondersteunen
j.
Dood ouder
k.
Gewelddadige relaties met bijvoorbeeld vriend
15. Het hoogste percentage zwerfjongeren moisten uit huis toen ze 18 waren [23%], 15 [18%] en 14 [17%]. 16. Voor ze thuisloos werden werd 12% verzorgd door twee ouders, en 56% door een alleenstaande moeder 17. Voorz e thuisloos werden bestond familieleven uit: a. Misverstanden tussen ouders en kidneren b. Verwaarlozing van kind door ouders c.
Drugsverslaving
1|Page
d. Veel verhuizingen e. Spanningen, ruzies f.
Verbale aggressie
g. Scheiding ouders h. Veel kinderen, maar weinig ondersteuning i.
Psychische problemen
18. Zwerfjongeren zeiden tot de volgende personen zich te kunnen richten voor steun: a. Leerkrachten b. Jeugdzorg instantie c.
Help van vrienden
d. Sociale dienst e. Vader, broer f.
Pleegmoeder
19. Eerste ervaringen met weglopen/uit huis gezet zijn waren: a. De hele nacht over straat lopen b. S Nachts met anderen op straat rondhangen c.
Bij mensen aanbellen voor een slaapplek
d. Een gevoel van vrijheid e. In onveielige plekken verblijven, bijv. bij drugsdealer f.
In parken slapen of waar niemand je kan vinden
g. Verlaten voelen h. Geisoleerd voelen, niet weten wara je heen kunt i.
Op straat overleven met groep vrienden
j.
Alleen in bos leven
k.
Niet kunnen slapen vanwege koude
20. Op straat hant 70% rond met vrienden [bijv. straatvrienden, of vrienden van school)], 6% hing roind met een straatbende en 6% met een vriendje. 21. Gevaren van leven op straat: a. Verlies van waarden b. Niet bang zijn en voor jezelf opkomen c.
Crimineel gedrag en gedwongen dingen te doen
d. Drugs en alcohold gebruik e. Verkeerde keuzes maken op straat f.
Verlies van ambities
g. Politie is gevaar, helpen je niet h. Prostitutie i.
Gewond raken
j.
Geen geld of eten
k.
Het weer- koud
l.
Als meisje alleen
22. 24% zei in een straatbeden te hebben gezeten, maar bende zorgde ook voor beveieliging.
2|Page
23. Gevaar van geweld op straat, zoals: a. Om reputatie op te bouwen op straat b. Betrokken raken in criminele activiteiten (zoals stelen) 24. Er zijn veel instanties in Nederland, maar ze helpen je niet altijd. Dat willen ze niet altijd of ze zijn heel langzaam. Te weinig geld door bezuinigingen. Het duurt wel twee maanden voor je uitkering krijgt, maar in die tijd moet je wel eten. 25. 53% geloven dat zij of andere zwerfjongeren hebben wapens nodig op straat (ter zelfverdediging, of om je gevoel van macht of veiligheid te geven] 26. 77% zeiden slachtoffer te zijn geweest van geweld (sexueel of anderszins) of bedreigd te zijn op straat . 27. Jongeren waren op straat gedurende verschillende periodes van een paar weken tot 4 jaar. 28. Ze zeiden zich veilig te voelen bij: a. Vrienden b. Familie c.
Vriendje
d. Nachtopvang e. Eigen huis f.
In eigen buurt
29. Ze overleefden op straat door a. Drugs verkopen b. Meisjes wedren afhankelijk van jongens/mannen c.
Niet verkeerde beslissingen te nemen
d. Goed budgetten van geld tot volgende uitkering e. Stelen zoals eten f.
Leren van fouten
g. Niet bang zijn h. Bij jezelf blijven 30. Sommige zeiden van de straat te zijn gekomen toen: a. Hulp vrienden bij vinden woonruimte b. Social dienst hielp c.
Slechte straatgewoontes achter je laten en jezelf distnatieren van beplaalde slechte vrienden en verandering van gedrag, omdat je echt wil van de straat komen
31. Gezondheidsproblemen op straat ondermeer: a. Depressie b. Bacterielel infectie c.
Hoesten
d. Hartritme stoornissen e. Stress f.
Pijn in ledematen door kou
g. Huid problemen 32. 59% zei schulden te hebben tussen 500 Euros en 12,000+ Euros 33. Voor ze op straat belandden hadden weinig adekwate hulp en steun ondervonden. De ervaringen met jeugdzorg waren negatief (vanaf 18 moet je je maar redden)
3|Page
34. Op straat was weinig hulp van politie of sociale dienst, hulp kwam vooral van: a. Vrienden b. Familie c.
School vrienden
35. Op de vraag wat hun kracht gaf/geeft om door te gaan de antwoorden waren ondermeer: a. Geloof in betere toekomst b. Liefde van familie en vrienden c.
Mensen op straat die elkaar steunen en info geven
d. Eigen plek om te wonen e. Dankbaar dat je elke dag in leven bent f.
Geloof
36. Op de vraag wat ze leuk vonden aan het leven op straat antwoorden waren ondermeer: a. Vrijdheid b. Vrienden als familie op straat c.
Vele verschillende mensen ontmoeten
d. Verbreding sociaal netwerk 37. Vaardigheden op straat geleerd waren ondermeer: a. Vooruit denken in situaties b. Leren hoe te leven op straat c.
Leren over mensen en de menselijke natuur
d. Slimmer worden e. Met vreemden praten f.
Beter sociale communicatie
g. Voor jezelf opkomen 38. Ambities voor toekomst ondermeer: a. Eigen huis b. Carriere opbouwen c.
Hebben van familie
d. Betaald werk e. Normaal sociaal leven f.
Naar buitenland reizen
g. Kleine stapjes en elke dag nemen zoals het is h. Naar school gaan, opleiding volgen 39. Belangrijkste persoon in hun leven was moeder of vrienden 40. Wat had thuisloosheid kunnen voorkomen: a. Luisteren naar ouders b. Ouders meer begrip c.
Geen problemen thuis
d. Goed huis/familie omgeving e. Iemand om hen te steunen tijdens opgroeien f.
Betere perevntieve steun en zorg, door school en andere organisaties
4|Page
g. Families die bijelkaar blijven, ouders die niet scheiden h. Geen drugs en alcohol verslaving thuis i.
Directe hulp en steun toen ze thuisloos werden en goeie slaapplekken
5|Page