Analyserapport Boerderij educatie
Oktober 2006
Vrienden van het Platteland Project: Plattelandimpuls Onderdeel: Analyse
Inhoudopgave
Management samenvatting __________________________________________________ 4 1. Beschrijving Boerderijeducatie als fenomeen _________________________________ 5 2. Beschrijving Aanbod ____________________________________________________ 7 2.1 De Educatieboer(in) __________________________________________________ 7 2.1.1 Motivatie voor ontvangst educatieve groepen ________________________ 7 2.1.2 Motieven “beperkte” educatieve groepsontvangst_____________________ 9 2.2 De Educatieboerderij _________________________________________________ 9 2.2.1 Doelgroepen voor educatieve groepsontvangst: gezien vanuit de boer_____ 9 2.2.2 Organisatie & uitvoering educatieve groepsontvangst _________________ 10 2.2.3 Regelgeving _________________________________________________ 12 2.3 Aanbodsoverzicht van Boerderijeducatie _________________________________ 12 2.3.1 Individuele agrarische educatiebedrijven:___________________________ 13 2.3.2 Collectieve van educatiebedrijven: ________________________________ 14 2.4 Boerderijeducatie in de klas of elders____________________________________ 14 3. Beschrijving Vraag & Markt ______________________________________________ 15 3.1 Basisonderwijs _____________________________________________________ 3.1.1 Acht tot tienjarigen ____________________________________________ 3.1.2 Tien tot twaalfjarigen___________________________________________ 3.1.3 Kerndoelen basisonderwijs______________________________________ 3.1.4 Financiering vanuit de school ____________________________________ 3.1.5 Lumpsum regeling ____________________________________________ 3.1.6 Overige financiering ___________________________________________
15 16 16 16 16 17 17
3.2 Voortgezet onderwijs ________________________________________________ 3.2.1 Vmbo ______________________________________________________ 3.2.2 Havo en VWO________________________________________________ 3.2.3 De regeling onderbouw VO vanaf 2006 ____________________________ 3.2.4 Kerndoelen & eindtermen _______________________________________
18 18 19 19 20
3.3 Buitenschoolse groepen ______________________________________________ 20 3.4 Criteria Boerderij-educatie marktzijde ___________________________________ 3.4.1 De educatieboerderij___________________________________________ 3.4.2 De educatieboer ______________________________________________ 3.4.3 De onderwijsleersituatie ________________________________________ 3.4.4 Educatieve werkbladen_________________________________________
20 21 21 21 22
3.5 Kwaliteitssysteem boerderij-educatie ____________________________________ 22 3.6 Overige relevante marktontwikkelingen __________________________________ 23
2
4. Product-markt combinaties ______________________________________________ 24 4.1 De boerderijexcursie_________________________________________________ 24 4.2 De boerderijweek: leren, beleven en verblijven ____________________________ 25 4.3 De Boerderij- of Levende school _______________________________________ 25 4.4 Zorg & Educatie ____________________________________________________ 26 4.5 Schoolreisjes ______________________________________________________ 28 4.6 Overige doelgroepen & PMC’s ________________________________________ 30 5. Succes- & Faalfactoren voor Professionele Boerderijeducatie ___________________ 31 6. Naar een steunpunt Boerderijeducatie _____________________________________ 32 7. Conclusie ____________________________________________________________ 33 Bijlage 1: overzicht van projecten & organisaties _______________________________ 34 Bijlage 2: literatuurlijst ____________________________________________________ 37
3
MANAGEMENT SAMENVATTING Vanuit scholen en de maatschappij in de brede zin is een toenemende vraag naar (her)verbinding met de natuur en het leven en werken op de boerderij. Boerderijeducatie is een activiteit die veel boeren aanspreekt om de dialoog met de burger over hun rol als voedselproducent open en positief te houden. Daar zijn in de laatste jaren verschillende vormen en concepten voor ontwikkeld. Voor het bezoek van een school aan een boerderij is een structureel financieringsprobleem om het voor de boer/tuinder rendabel te maken kwaliteit te leveren. Momenteel wordt op veel plekken in Nederland en daarbuiten gewerkt aan de kwaliteit en de onderbouwing van de meerwaarde van een regelmatig schoolbezoek aan een boerderij. De voorlopers verenigen zich vooralsnog in aparte landelijke en regionale netwerken maar zoeken naar een landelijke noemer ten behoeve van zaken als kennisuitwisseling, materiaalontwikkeling en financiering. In het project Plattelandimpuls werken Vrienden van het Platteland, Stichting Educatief Platteland en Coöperatie Stadteland samen om deze landelijke noemer, onder de koepel Steunpunt Boerderijeducatie, vorm te geven. Vanuit deze beweging zal ook actief gewerkt worden aan een structurele plek voor Boerderijeducatie in het onderwijs. Er liggen nog zat kansen in de markt richting zowel bestaande als nieuwe doelgroepen en op basis van bestaande en nieuwe product-marktcombinaties.
4
1. BESCHRIJVING BOERDERIJEDUCATIE ALS FENOMEEN Sinds eind jaren ’80 van de vorige eeuw vond in de Nederlandse landbouw een omslag plaats. Opbrengsten uit de primaire productie stagneerden en kosten namen toe (o.a. milieu-eisen, eisen aan dierwelzijn en stijgende arbeidskosten). Dit leidde ertoe dat de agrarische sector meer en meer marktgericht moest gaan opereren en opbrengsten ging genereren uit nieuwe producten, nieuwe diensten en nieuwe markten. Ingrijpende ontwikkelingen in het landbouwbeleid hebben geleid tot herstructurering en heroriëntering van de agrarische sector. Enerzijds neemt het aantal agrarische bedrijven drastisch af, anderzijds staan de overige boeren voor grote keuzen ten aanzien van hun bedrijfsvoering; schaalvergroting, verbreding. De landbouwsector vandaag de dag heeft een bredere maatschappelijke functie dan alleen die van voedselproducent. Het platteland wordt beschouwd als een ruimte met een rijkdom aan ecologische, cultuurhistorische, educatieve en recreatieve waarden, met een woon- leef en werkklimaat voor rust, ruimte, plezier, zorg en nog veel meer. Als gevolg van de toegenomen mobiliteit is de samenstelling van de plattelandsbevolking aan het veranderen. Nieuwe bewoners komen op het platteland wonen, daarnaast neemt de druk op het platteland toe door voortschrijdende bebouwing uit omringend gebied. Ondanks het feit dat de burger steeds meer in en rondom het landelijk gebied komt te wonen, heeft de burger weinig kennis en binding met de authentieke waarden en functies van de landbouw. Echter juist bewustwording van de (belevings)waarden van het platteland voor onze samenleving kan ertoe leiden dat het platteland het waard blijft om behouden te worden. En wie kan die waarden beter overdragen aan de burger dan de boer zelf? Vanuit de agrarische sector is er een behoefte om het verhaal van de boerderij, van voedselproductie, van dierwelzijn, natuur op en rond de boerderij, historische elementen, op een belevende wijze te over te dragen aan de burger. De vraag aan een willekeurige boer(in) of hij/zij wel eens groepen ontvangen en rondgeleid heeft, kan vrijwel elke boer(in) positief beantwoorden. Middels deze educatieve groepsontvangst ontmoeten boer en burger, stad en platteland elkaar, ontstaat er kennis over en waardering voor elkaar. Vanuit het (basis)onderwijs blijkt een toenemende behoefte te zijn naar "educatie” op de boerderij". De boerderij biedt het onderwijs een natuurlijke leeromgeving waar lesonderwerpen van allerhande vakgebieden in de praktijk gezien, geproefd en beleefd kunnen worden. En niet alleen het onderwijs, maar ook buitenschoolse groepen en organisaties vinden het interessant om “ het verhaal van de boer” te horen. De groei van vraag alswel aanbod voor educatie op de boerderij hebben geleid tot het ontstaan van de zogenoemde educatieboerderijen. Dit zijn eenvoudig gezegd boerderijen die naast de agrarische tak hun bedrijf openstellen voor educatieve groepsontvangst.
5
• • • • • •
55 % van de jeugd komt nooit aanraking met natuur 88% mist aandacht aan natuur in het onderwijs Veel scholen hebben interesse 10% van de Nederlandse bevolking zit op de basisschool (7.350 scholen) Veel burgers hebben behoefte om weer in contact te komen met het leven en werken op een boerderij Veel boeren vertellen graag over de boerderij en de omgeving
6
2. BESCHRIJVING AANBOD De Educatieboer(in) Bijna elke boer(in) in Nederland heeft wel eens groepen op zijn of haar bedrijf ontvangen en rondgeleid. Maar ben je daarmee ook per definitie educatieboer(in)? Uit de agrarische sector hoor je verschillende geluiden ten aanzien van deze vraag. De één zegt dat elke boer(in) die wel eens groepen rondleidt zichzelf educatieboer(in) mag noemen, de ander zegt dat je jezelf deze naam pas toe mag eigenen als je jaarlijks meerdere groepen ontvangt, een vorm van kwaliteit levert en daarmee een waardige neveninkomst genereert. Bij beide standpunten geldt dat het ontvangen van educatieve groepen door de boer(in) idealisme gedreven is, echter vanuit het tweede standpunt wordt aangenomen dat boerderij-educatie niet alleen een idealismegedreven functie blijft maar doorontwikkeld tot een economisch “interessante” functie die door de markt / maatschappij financieel gewaardeerd en gedragen wordt. Wanneer een “educatieboer(in)” groepen ontvangt is dit in de eerste plaats iets wat bij hem/haar past en wat men leuk vindt om te doen. Belangrijk is dan ook dat wanneer een boer(in) educatieve diensten aanbiedt het duidelijk moet zijn wat zijn/haar passie hiervoor is. Vervolgens is het belangrijk te bepalen wat zijn/haar persoonlijke kwaliteiten hiervoor zijn, wat de educatieve waarden en mogelijkheden van het bedrijf en de omgeving zijn en wat een reële doelgroep is om je “ product” op te richten. Ondanks het feit dat juist de boerin vaak een belangrijke rol speelt in de organisatie van educatieve groepsontvangst, wordt omwille van de leesbaarheid het wordt “educatieboer” gebruikt.
2.1.1
Motivatie voor ontvangst educatieve groepen
Als de motivatie om met educatieve groepsontvangst te beginnen is “om er veel geld mee te verdienen” kan iedere boer afgeraden worden om deze functie op te pakken. Niet dat financieel gewin niet mogelijk is, maar voor de educatieve functie moeten andere drijfveren aan de basis liggen. Uit een onderzoek van het LEI [Ham en Ypma, 2000] blijkt dat “verbreders” vanuit twee verschillende motieven het proces van verbreding ingaan. Geïnspireerde verbreders komen vanuit hun eigen overtuiging en visie tot verbreding. Rationele verbreders daarentegen reageren op kritiek uit de samenleving en vanuit de constatering dat in hun gebied meer functies dan alleen voedselproductie hun plaats vragen. Uit diverse interviews met boeren is gebleken dat bovengenoemde motieven ook bij “educatieboeren” een rol hebben gespeeld. Een samenvatting van genoemde motieven in willekeurige volgorde is: • • •
Het is leuk om te doen: leuk om groepen te ontvangen en hen mee te nemen in je verhaal PR voor je bedrijf, je product, en voor de landbouwsector in het geheel Middels kennisoverdracht creëer je begripsvorming
7
• • • • • •
‘Ergernis over onjuiste visie op de landbouw’ ; middels voorlichting kun je op positieve wijze de negatieve of onjuiste beeldvorming uit de wereld helpen. Kinderen weer in aanraking laten komen met boerderij-dieren Kinderen / mensen weer laten zien waar het voedsel vandaan komt / hoe dit geproduceerd wordt Mensen laten genieten van alles wat er op het platteland te beleven valt Laten zien dat de boerderij een zeer waardevolle praktijkleeromgeving voor jong en oud is. Bron van neveninkomsten
8
2.1.2
Motieven “beperkte” educatieve groepsontvangst
Als agrarisch ondernemer moet je bij het aanbieden van een educatief functie rekening houden met de mogelijkheden en randvoorwaarden die je als persoon en als bedrijf hebt. Argumenten om de educatieve functie niet verder uit te breiden zijn: • • • • • •
Personele voorwaarden; niet altijd iemand aanwezig / inzetbaar om groepen rond te leiden Tijdgebrek; vrees dat de bedrijfsvoering eronder kan gaan leiden / seizoensdrukte Te lage inkomsten in verhouding tot de tijdsinzet Bedrijf ligt op een te grote afstand van de scholen; te weinig potentiële groepen Te risicovol in verband met besmettingsgevaar Te grote inbreuk op de privacy
De Educatieboerderij In principe vindt bij alle agrarische sectoren educatieve groepsontvangst plaats. Echter over het algemeen vindt boerderij-educatie het meeste plaats op veehouderijbedrijven en dan met name op de melkveehouderijbedrijven. De voorkeur voor de veehouderijsector komt voort uit het feit dat boerderijen met dieren over het algemeen meer aanspreken dan boerderijen zonder dieren. Voor veel “burgers” wordt onder een boerderij dan ook verstaan: “ een plek waar landbouwhuisdieren wonen”. Getwijfeld wordt of een boerderij zonder dieren wel echt een boerderij is. Dat vanuit de veehouderijsector de melkveehouderijbedrijven het meest opengesteld zijn voor excursies, komt voort uit het feit dat de intensievere veehouderijtakken als de pluimveehouderij en de varkenshouderij, meer gevoelig zijn voor dierziekten, de hygiëne eisen hoger liggen etc. Het risico voor de “intensievere” ondernemers om je bedrijf open te stellen is hoger dan voor de extensiever boeren. Voortbordurend uit deze constatering blijkt over het algemeen dat biologische boeren hun bedrijven eerder openstellen voor educatieve groepsontvangst dan gangbare boeren. Gelet op de veehouderijtakken zijn de bedrijven extensiever, lopen dieren vaak buiten of in grotere stalruimtes , waardoor dieren meer in contact staan met de “buitenwereld”. De bedrijven zijn over het algemeen toegankelijk voor bezoekers en de ondernemers staan er meestal open voor om hun biologische bedrijf en de sector te promoten. Een educatieboerderij is een boerderij in bedrijf waar educatieve groepen ontvangen worden. Over het algemeen is een educatieboerderij van zichzelf al een perfecte praktijkleeromgeving, echter deze praktijkleeromgeving kan aangepast worden aan de wensen en eisen van de doelgroepen. De mate waarin het bedrijf aangepast wordt aan de wensen van de doelgroep varieert, echter er zijn enkel basisvoorwaarden waaraan elke educatieboerderij moet voldoen: - het is een veilige omgeving - er zijn parkeerfaciliteiten - er is een toilet beschikbaar - er is een ruimte aanwezig waar de groep ontvangen wordt (kan gewoon de stal zijn)
2.1.3
Doelgroepen voor educatieve groepsontvangst: gezien vanuit de boer
De Educatieboer ontvangt een variëteit aan doelgroepen voor educatieve groepsontvangst. Echter het blijkt dat de meeste boeren zich het meest focussen op doelgroep “ basisschoolleerlingen”, enerzijds omdat boerderij-educatie bij deze doelgroep al een meer bekend fenomeen is, anderzijds omdat deze
9
doelgroep over het algemeen heel erg geïnteresseerd is in alles wat er op de boerderij te zien en te doen is. Echter langzaam aan wordt de markt verbreed qua doelgroepen, in hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op mogelijke doelgroepen ten aanzien van boerderij-educatie. Basisonderwijs De belangrijkste doelgroep voor educatieve groepsontvangst is het basisonderwijs en dan met name groep 3 tot en met groep 8. Veel educatieboeren vinden het moeilijk om met kleutergroepen te werken, gezien het feit dat aan hen weinig kennis overgebracht kan worden. Betreft groep 8, veel educatieboeren vinden deze jongeren minder geïnteresseerd en daardoor moeilijker te binden je verhaal. Voortgezet onderwijs Sommige educatieboeren ontvangen ook voortgezet onderwijsgroepen op hun bedrijf, echter de meeste boeren beperken zich toch tot het basisonderwijs. De voortgezet onderwijs groepen zijn volgens veel boeren te mondig, puberaal, en ongeïnteresseerd, waardoor het een lastige doelgroep is. Buitenschoolse groepen Ook buitenschoolse groepen worden dikwijls ontvangen voor een rondleiding over het boerenbedrijf; te denken valt aan families, bedrijven, verenigingen, studiegroepen etc. Hierbij wordt meestal een recreatieve belevingscomponent aangeboden in arrangementvorm (spelltjes, poldersporten, activiteiten in de omgeving, etc.). Anders Als laatste ontvangen educatieboeren ook doelgroepen voor educatief gerelateerde activiteiten, te denken valt aan kinderfeestjes, schoolreisjes etc.
2.1.4
Organisatie & uitvoering educatieve groepsontvangst
Voorafgaande aan educatieve rondleiding moet je als boer weten wat het doel van de betreffende rondleiding is; wat wil je tijdens de rondleiding overdragen? Heeft de rondleiding ten doel om cognitieve, psychomotorische of affectieve vaardigheden over te dragen? Nadat het doel van de excursie bepaald is moet bepaald worden onder welke omstandigheden en voorwaarden de rondleiding zal worden uitgevoerd; wat is de doelgroep, wat is hun achtergrond, tijdsduur etc. Vervolgens moet bepaald worden welke elementen er nodig zijn voor de rondleiding om je doelen te kunnen behalen; wat wordt de inhoud, hoe ga je die inhoud overdragen (doceren, demonstreren, gespreksvormen, practicum, een rollenspel, opdrachtvormen) en welke hulpmiddelen of materialen heb je daarvoor nodig? Tenslotte moet een vorm bedacht worden om te bepalen of de doelen behaald zijn of niet, ofwel er moet een evaluatie-instrument ingezet worden. Onderstaande beschrijvingen geven aan hoe educatieve excursies er in de praktijk uitzien, hoe deze georganiseerd zijn, welke middelen en materialen ingezet worden en hoe financiële vergoeding ten aanzien van de geleverde diensten is. Voorbereiding & uitvoering Afhankelijk per ondernemer en het type doelgroep zal de voorbereidings- en uitvoeringstijd van de educatieve excursie variëren. Uitgaande van de doorsnee educatieve boekingen hebben deze een gemiddelde tijdsduur van 1,5 uur. Over het algemeen bestaat educatieve excursie uit een ontvangst met inleiding, de rondleiding en een afsluiting. Wanneer een educatieboer meer ervaringen heeft opgebouwd in het ontvangen van educatieve groepen, zal de voorbereidingstijd minder worden. In principe hoeft de voorbereidingstijd op de
10
boerderij niet langer dan een half uur te duren, hetzelfde geldt voor de tijd om een en ander op te ruimen. Echter veel boeren die net beginnen met groepsontvangst zijn wel twee tot drie uur kwijt aan voorbereidingstijd, bijvoorbeeld om het bedrijf extra schoon te maken etc. , hetgeen teveel is in verhouding tot de vergoeding die ontvangen wordt. Naast de voorbereidingen die direct betrekking hebben op het in orde maken van je bedrijf voor ontvangst, zit er ook voorbereidingstijd in afstemming met de doelgroep. Met iedere doelgroep zal afgestemd moeten worden wat de wensen en verwachtingen zijn ten aanzien van de educatieve excursie. Begeleiding Op de meeste boerderijen worden educatieve groepen door 2 begeleiders vanuit de boerderij ontvangen en rondgeleid. dit zijn meestal de boer en boerin zelf. Daarnaast wordt dit ook wel eens in samenwerking met een bedrijfsmedewerker of vrijwilliger gedaan. Tevens wordt in geval van schoolgroepen ook vaak teruggevallen op de docent als zijnde tweede begeleider, met eventuele ondersteuning van hulpouders. Educatieve middelen en materialen & didactische werkvormen De meeste educatieboeren geven rondleidingen waarbij weinig tot geen gebruik wordt gemaakt van educatieve middelen en materialen. Echter met betrekking tot schoolgroepen wordt voor de bovenbouw basisonderwijs (groep 5t/m 8) dikwijls gewerkt met werkbladen. Over het algemeen worden werkbladen in samenwerking met de school ontwikkeld, of in samenwerking met andere partijen, bijvoorbeeld met Natuur en Milieu Educatiecentra. In principe bevat de boerderij en haar omgeving alle educatieve elementen die nodig zijn voor excursies. Echter om een en ander begrijpelijker te kunnen overdragen aan de bezoekers zorgen veel boeren ervoor dat “ educatieve boerderij elementen” gedemonstreerd worden. Zo zijn er bijvoorbeeld veel boeren die een opstellingen hebben gemaakt van voersoorten, van mestsoorten, van miniatuur landbouwwerktuigen, van akkerbouwproducten, of boeren die middels een demonstratie melkkoe / melkgeit bezoekers kunnen laten melken etc. Tijdens boerderij-excursies worden diverse didactische werkvormen toegepast. Didactische werkvormen zijn werkvormen die de educatieboer en de doelgroep gezamenlijk ondernemen om bepaalde doelen te bereiken (doceren, demonstreren, gespreksvormen, practicum, een rollenspel, projectonderwijs, opdrachtvormen, samenwerkingsvormen). Om het plezier- en belevingsaspect te verhogen wordt gewerkt met eenvoudige zintuigelijke proefopdrachten, onderzoeks- of verwerkingsopdrachten, verzorgingsopdrachten en spel- of quizopdrachten. Afspraken financiële vergoeding Veel boeren zien boerderij-educatie meer en meer als zijnde een product waar gewoon geld voor betaald moet worden, net zoals je voor een recreatief arrangement ook geld betaalt. Weinig boeren geven nog een gratis rondleiding of nemen genoegen met een reep chocola. De reden waarom boeren nog wel eens een gratis rondleiding geven is bijvoorbeeld wanneer de doelgroep directe familie of vrienden betreft, of omdat ze vinden dat het ter promotie van hun sector is. Uit diverse onderzoeken is gebleken wat boeren gemiddeld per excursie ontvangen. In onderstaande tabel is uitgegaan van de hoofddoelgroep; basisonderwijs. De gemiddelde basisschoolgroep bestaat uit 25 leerlingen en wordt vaak door 2 personen op de boerderij begeleid. Het tijdsbestek qua uitvoering is 1,5 uur. Onderstaande tabel geeft aan dat er diverse financieringsvormen worden toegepast.
11
Prijs in € / groep De school betaalt
Opm.
0-50
School betaalt, fonds legt bij
75
Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO)
70
Via NME-centrum (b.v. midden Delftland)
75
Zelf als NME-centrum (b.v. de Eemlandhoeve; jaarcontract)
75
+ onderhoud + leskisten
Als erkent ANE-centrum (b.v. Stadshoeve; jaarcontract op uurprijs) Helemaal uit een regionaal fonds (b.v. RABO)
125
wordt 225
Structureel landelijke ANE-budget (België, boerderijweken)
40
+ bus
60
In het project Belevend Leren is op basis van een kostenberekening in samenwerking met de Klasseboeren gesteld dat een realistische vergoeding voor een regulier boerderijbezoek € 100,- per groep is waarbij € 20,- wordt afgedragen aan het regionale collectief (10 voor promotie, 10 voor de boeking & administratie).
2.1.5
Regelgeving
Qua regelgeving is de situatie bij Educatieboerderij vergelijkbaar als bij Landbouw & Zorg en Dagrecreatie op agrarische bedrijven: zolang het zeer kleinschalig is, is er veelal geen spraken van een bijzondere vergunning. Indien er echter sprake is van ver- of nieuwbouw ten behoeve van ontvangstfaciliteiten of een vergroting van intensiteit van bezoek, is een vergunning of vrijstelling vaak nodig. Daarbij is helaas de procedure en de vereisten aan de vergunningsverlening sterk afhankelijk van personen en regelgeving op lokaal en provinciaal niveau. Meerdere professionele Educatieboerderijen hebben via Artikel 19 een vrijstelling voor “Educatieve ontvangst” tot stand gebracht als activiteit onder de agrarische bestemming. Een ander element wat hiermee relatie is, is de reactie van collega-agrariërs op het ontvangen van groepen op het erf. Hierin kan wrijving ontstaan op basis van zorgen over de bedrijfsuitbreiding van nabije ondernemers met het oog op stankcirkels; dit speelt momenteel niet als er alleen over schoolgroepen gesproken wordt – wel als er ook andere recreatieve groepen ontvangen worden en de vergunning daarop aangepast wordt. Tenslotte kan openstelling van het bedrijf voor groepen bij gesloten bedrijfssystemen zoals de varkenshouderij problemen in de afzet of ten opzichte van collega producenten ontstaan. Op dit vlak zijn maatoplossingen voorhanden maar moet er bij de keuze vaak wel duidelijk afstemming plaatsvinden.
Aanbodsoverzicht van Boerderijeducatie Er bestaat een behoorlijke verscheidenheid aanbodsinitiatieven en -collectieven op het vlak van Boerderijeducatie. Deze kunnen als volgt worden ingedeeld:
12
2.1.6
Individuele agrarische educatiebedrijven:
Soort bedrijf Gespecialiseerde Educatieboerderijen (vaak ook onderdeel van een collectief) zoals bijvoorbeeld de Stadsboerderij, de Stadshoeve, Agrarische Cultuurgoed, de Hamstermieden en de Eemlandhoeve. Deze boerderij ontvangen gemiddeld meer dan 30 educatieve groepen per jaar. Motivatie is de boodschap en een serieuze bedrijfstak. Educatieboerderij die tussen de 4 en 30 groepen gemiddeld per jaar ontvangen; motivatie is imago voor de sector en soms neveninkomst Gewone boerderij die incidenteel een groep uit de buurt ontvangt. Puur voor de lol en het imago van de agrarische sector.
Aantal ~ 25
200 8.000
Uitgaande van een schatting op basis van twee regionale groepen Educatieboerderijen kan worden gesteld dat de eerste groep gemiddeld tussen de € 50 en € 100 per groep rekent (totale omzet groep ≈ € 45.000,-), de tweede groep tussen de € 0 en € 30 rekent (totale omzet tweede groep ≈ € 60.000) en de derde groep geen geld rekent (geen omzet).
13
2.1.7 -
-
Collectieve van educatiebedrijven:
Regionale werkgroepen onder de vlag van Agrarische Natuurverenigingen: bijvoorbeeld ANV Vockestraert, ANV Ark & Eemlandschap, ANV Waterland, e.d. Regionale stichtingen die gezamenlijk promotie, materiaal- en projectontwikkeling en boekingen organiseren zoals de Klasseboeren, Schoolweek “Waar komt ons voedsel vandaan” en Bij de Pinken. Sectorale organisaties zoals de Nederlandse Zuivelorganisatie, Biologische Infocentra en ICTbiologische Landbouw Overkoepelende netwerken zoals het oude netwerk van “Met de Klas de Boer op”.
Onderstaand kaartje geeft een overzicht van hetgeen in bovenstaand overzicht omschreven is.
Aanbod boerderijeducatie Educatienetwerk Waterland Bij de pinken Boerderij in de kijker
www.bijdepinken.nl
Koe en Kaas www.koeenkaas.nl
Boerengids www.boerengids.nl
Midden Delfland
Boerderijschool
Klasseboeren www.klasseboeren.nl
Door heel Nederland:
Belevend Leren www.groenehoed.nl
• Biologische infocentra (BIC):www.biologischnetwerk.nl • Overige gespcialiseerde educatieboerderijen
• ICT Biologische landbouw (ww.educatiefplatteland.nl) • NZO-boeren (www.nzo.nl) • Bestaand netwerk Met de Klas de Boer op
Boerderijweek www.elshorst.nl
• Educatiewerkgroepen agrarische natuurverenigingen
Boerderijeducatie in de klas of elders Naast het bezoek aan de boerderij zelf wordt er vanuit verschillende landbouwsectoren en de sector als geheel ook gewerkt aan het verschaffen van educatief materiaal voor gebruik in de klas of bijvoorbeeld thuis (kinderboeken). Dit is in dit rapport verder buiten beschouwing gelaten.
14
3.
BESCHRIJVING VRAAG & MARKT
De markt naar boerderij-educatieve diensten is divers. Veel vraag komt uit het basisonderwijs gezien het feit dat boerderij-educatie binnen het onderwijs al een vrij bekend fenomeen is. Wellicht zal in elke klas wel een leerlingen zitten die van het platteland komt, via wie een excursie naar de boerderij georganiseerd kan worden. Echter ook voortgezet onderwijs en buitenschoolse groepen tonen steeds meer interesse om de boerderij en het platteland te gebruiken voor hun wensen. Elke partij echter heeft zijn eigen wensen en verwachtingen ten aanzien van inhoud, organisatie, kwaliteit en professionaliteit van de educatieve diensten, al is er ook zeker overlap.
Basisonderwijs Vanuit het basisonderwijs is veel behoefte aan excursiemogelijkheden die aansluiten op te behandelen lesstof uit methodes van de diverse vakgebieden, of geïntegreerd kunnen worden binnen projecten. Er wordt veel belang gehecht aan praktijkgericht- of contextgericht leren, waarbij veelal in projectvorm leerlingen zelf moeten leren ontdekken, onderzoeken etc. Uit methode-onderzoek is gebleken dat voor alle leerjaren boerderij gerelateerde thema’s behandeld worden; met name met betrekking tot de methodes voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en natuurkunde. Tevens zijn veel basisscholen geïnteresseerd om kampuitjes of schoolreisjes programma’s een meer educatieve karakter te geven in plaats van alleen recreatief. Gebleken is dat boeren die een programma aan te bieden hebben dat zowel leuk als leerzaam het goed doen op de schoolreisjes / schooluitjes markt. Uit het onderzoeksrapport “ Educatieboerderijen” (zie literatuurlijst), zijn 27 docenten van het basisonderwijs geïnterviewd, verspreid over heel Nederland, ondermeer om duidelijkheid te krijgen in welke boerderij-educatieve onderwerpen zij het meest geïnteresseerd zijn. Daaruit bleek dat de onderbouw van het basisonderwijs met name veel interesse toont in de onderwerpen boerderijdieren, productie en verwerking van agrarische producten, kassen en dierwelzijn. Deze onderwerpen sluiten goed aan bij de belevingswereld van deze kinderen en kan er veel aanspraak gemaakt worden op de zintuigen proeven, ruiken, horen, voelen, zien. Betreft de middenbouw bleek de voorkeur uit te gaan naar de onderwerpen kassen, verwerking van de agrarische producten en dierwelzijn. Voor deze leeftijdscategorie wordt het belangrijk gevonden dat naast zintuiglijke beleving de onderwerpen theoretisch onderbouw worden. Betreft de bovenbouw neemt de interesse voor verschillende onderwerpen toe en met name ook de samenhang tussen onderwerpen. Belangrijk gevonden wordt dat leerlingen zowel in theorie als praktijk leren waar en hoe ons voedsel geproduceerd wordt en op welke wijze landbouwhuisdieren gehouden worden, hetgeen ondergebracht kan worden bij vrijwel alle onderwerpen. Er zijn in Nederland ongeveer 7000 basisscholen en 350 basisscholen voor speciaal basisonderwijs, bedoeld voor alle kinderen vanaf vier jaar tot ongeveer twaalf jaar. Dagelijks gaan meer dan 1,5 miljoen kinderen oftewel tien procent van alle inwoners in Nederland naar basisonderwijs. Per leeftijdsfase verschilt de lichamelijke, verstandelijke en emotionele ontwikkeling van een kind. Met betrekking tot kinderen in de leeftijd van 8-12 zijn enkele aandachtsgebieden genoemd waarop bij een educatieve excursie ingespeeld dient te worden.
15
3.1.1
3.1.2
Acht tot tienjarigen
Sluit aan bij de eigen beleving en de ontdekkingsdrang Biedt mogelijkheden om zelf te verkennen en te ontdekken Overvoer de kinderen niet met informatie Werk met korte concentratie momenten en plan rustpunten / ontspanningsmomenten in Zorg dat de kinderen het in eerste instantie leuk vinden; de excursie moet niet alleen gericht zijn op overdracht van feitenkennis Zorg voor duidelijkheid en structuur Biedt mogelijkheden voor het zelfstandig uitvoeren van (onderzoeks)opdrachten Biedt ruimte voor onderling “informeel” contact
Tien tot twaalfjarigen
Werk met groepsopdrachten Zorg voor activiteiten die voldoende uitdagend, spannend en interessant zijn Biedt mogelijkheden om zelf te verkennen en te ontdekken Zorg voor activiteiten met zelfstandig onderzoek- en/of proefopdrachten Zorg voor activiteiten waarbij naar een resultaat wordt toegewerkt Houdt rekening met eigen wensen en ideeën van de kinderen Laat activiteiten soms duidelijk aansluiten bij “meisjes-” of “jongensbehoeften”.
3.1.3
Kerndoelen basisonderwijs
Sinds maart 2006 zijn er voor het basisonderwijs nieuwe kerndoelen. Dit was nodig om der kerndoelen te laten blijven aansluiten op de voortdurend veranderende vakken en leergebieden. Gezien het feit dat de overheid scholen meer ruimte geeft bij het eigentijds vormgeven van het onderwijs is het aantal kerndoelen teruggebracht van 115 naar 58. Deze omvangen de leergebieden Nederlands, Engels, Friese taal, Rekenen / Wiskunde, Oriëntatie op jezelf en de wereld (hieronder val mens & samenleving, natuur & techniek, ruimte, tijd), Kunstzinnige oriëntatie en Bewegingsonderwijs. Kerndoelen dienen in het onderwijs als streefdoelen; ze geven aan wat een school in ieder geval moet nastreven. Echter kerndoelen omschrijven wat aan het eind van het leerproces bereikt dient te zijn, maar geven niet aan op welke wijze deze doelstelling bereikt dient te worden. Wel dienen lesinhouden en kerndoelen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te worden, in samenhang te worden aangeboden (samenhang in vakgebieden) en verbinding te hebben met het dagelijkse leven. Als laatste dient er aandacht besteed te worden aan de voorheen zogeheten leergebiedsoverstijgende kerndoelen, ofwel doelen die voor alle leergebieden van belang zijn; goede werkhouding, gebruik van leerstrategieën, reflectie op eigen handelen en leren, uitdrukken van eigen gedachtes en gevoelens, respectvol luisteren en kritiseren van anderen, verwerven en verwerken van informatie, ontwikkelend van zelfvertrouwen, respectvol en verantwoordelijk omgaan met elkaar en zorg en waardering van de leefomgeving.
3.1.4
Financiering vanuit de school
De ervaring leert dat een bedrag van € 1 – 1,50 voor een reguliere schoolexcursie (voor schoolreisjes gelden andere normen) aan een boerderij de limiet is. Er is echter wel sprake van grote verscheidenheid over dit bedrag. Veel scholen hebben wel eens gratis op een boerderij kunnen kijken, en men is dan ook vaak niet bereid om meer dan Є 30,-- te betalen voor een excursie. Slechts enkele scholen hebben een bedrag van Є 50,-- over voor een boerderij excursie. Op basis van onderzoek is gebleken dat het bedrag dat scholen willen betalen hangt af van de volgende factoren: - Het budget van de school: omdat scholen een laag of helemaal geen budget te besteden hebben zullen zij niet veel voor een boerderij excursie willen uitgeven.
16
-
-
-
-
Het vervoer kost grotendeels ook geld, te denken valt aan vervoer per bus of kilometer vergoeding voor de auto’s. Veel leerkrachten zijn wel bereid om een bedrag voor de excursie te betalen, maar vinden dat dit echter wel sterk afhankelijk is van hetgeen geboden wordt. “Wij betalen ergens voor maar willen dan ook waar voor ons geld”, aldus een leerkracht uit het basisonderwijs. Ongeveer 20 % van leerkrachten liet weten dat zij geen geld wilden uitgeven aan een excursie. De reden hiervan is dat zij alleen ervaring hebben met gratis excursies en geen financiële middelen ter beschikking hebben voor excursies. De meeste leerkrachten geven wel aan het eind van een excursie een aardigheidje aan de veehouder, als bedank voor het bedrijfsbezoek. Vaak vinden de bezoeken plaats bij veehouders die de leerkracht zelf benaderd heeft en betreft het geen specifieke educatie boeren die vaker groepen ontvangen. Voor een enkele school is het budget afhankelijk van het jaar. Zij werken namelijk met schoolreisjaren afgewisseld met excursie jaren. In het schoolreisjaar wordt een schoolreisje gepland waardoor minder geld beschikbaar is voor excursies, dit jaar zullen dus goedkope en kleine excursies gepland worden. In een excursiejaar heeft men geen schoolreisje waardoor een groter budget beschikbaar is voor excursies. Wanneer dit mogelijk is gaan veel klassen naar de boerderij van de leerkracht of naar kinderboerderijen, welke gratis zijn.
In sommige gevallen organiseren Gemeenten (bijvoorbeeld in Bunschoten en Amsterdam) financiering onder de noemer van Natuur- en Milieueducatie. Dit is sterk afhankelijk van de lokale positie of aanwezigheid van een bestaand NME-centrum. In de laatste plaats wordt vanuit de optiek van Maatschappelijk verantwoord ondernemen door bijvoorbeeld Lokale banken of andere bedrijven financiering geregeld voor bezoeken van basisscholen.
3.1.5
Lumpsum regeling
De lumpsum regeling die in 2004 van kracht is geworden heeft betrekking op de bestedingsvrijheid van de basisscholen. Voorheen bepaalde de overheid hoeveel aan elk onderdeel van de basisschool (methoden, materiaal, etc.) zou mogen worden besteed. Met de invoering van lumpsum geeft de overheid bestedingsvrijheid aan scholen. Schoolbesturen krijgen een bepaald bedrag en maken zelf uit hoe ze dat besteden. Zo kunnen scholen hun beleid en onderwijs beter afstemmen op de situatie op en rond de school. De invoering van lumpsum in het primair onderwijs maakt deel uit van een breed pakket maatregelen onder de noemer ‘autonomievergroting en deregulering’. Een adder onder het gras bij deze ontwikkeling voor Boerderijeducatie is dat het totale besteedbare budget per school met het invoeren van deze regeling is afgenomen terwijl de activiteiten van de scholen niet veranderd zijn. Dat vraagt dus extra inspanning en creativiteit die momenteel, door de extra belasting van de Lumpsumbenadering, niet overhoudt op scholen.
3.1.6
Overige financiering
Voor basisschoolbezoeken aan boerderijen is door enkele voorlopers en collectieven (ANV’s, Klasseboeren, e.d.) een brede oplossing gevonden voor de financiering. Afhankelijk van de locale situatie wordt daarbij meestal een mixvorm van de volgende bronnen ontsloten: - School betaald - Gemeente betaald rechtstreeks - Gemeente betaald via NME-centra - Ouders betalen - Agro-sector (productschap) betaald - Sponsoring vanuit maatschappelijk verantwoord ondernemen
17
Voortgezet onderwijs Vanuit het voortgezet onderwijs is er veel interesse in praktijkleeromgevingen waar leerlingen vakoverstijgende, contextgerichte en praktijkgerichte opdrachten en projecten kunnen uitvoeren. Te denken valt aan projecten rondom omgevingsonderwijs, duurzaamheid, waterkwaliteit, landschapsinrichting, beroepenoriëntatie etc. Er zijn ongeveer 700 voortgezet onderwijs scholen in Nederland met totaal ongeveer 900.000 scholieren. De afgelopen jaren is er nogal wat veranderd in het voortgezet onderwijs. De leerwegen van het vmbo komen geleidelijk in de plaats van het vbo en mavo, havo en vwo kennen inmiddels 4 profielen in plaats van de vrije keuze in examenvakken. Voor havo en vwo is ook het studiehuis nieuw. Er zijn drie soorten voortgezet onderwijs: vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) duurt vier jaar havo (hoger algemeen vormend onderwijs) duurt vijf jaar vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) duurt zes jaar. Daarnaast zijn er scholen voor speciaal voortgezet onderwijs. Die zijn er voor lichamelijk gehandicapte, slechthorende of slechtziende leerlingen of langdurig zieke leerlingen. Als laatste is er praktijkonderwijs; onderwijs voor jongeren die niet met een diploma van school kunnen komen,maar echter wel in staat zijn tot het behalen van deelcertificaten. Alle soorten voortgezet onderwijs beginnen met basisvorming (onderbouw). Die duurt meestal 2 of 3 schooljaren en biedt een breed vakkenpakket dat in principe voor iedereen hetzelfde is. Ook krijgen alle leerlingen een 'oriëntatie op studie en beroep'. Zo leren ze meer over beroepen en opleidingen die daarvoor nodig zijn. Veel aandacht is er voor praktische alledaagse situaties. In de basisvorming laten scholen zien hoe verschillende vakken samenhangen. Dit kan door onderwerpen bij verschillende vakken terug te laten komen. Of door vakken te bundelen. Bijvoorbeeld door les te geven over 'natuur', een combinatie van natuur-, scheikunde en biologie.
3.1.7
Vmbo
Het vmbo duurt vier schooljaren en kent vier leerwegen en vier beroepssectoren. techniek zorg en welzijn economie landbouw. Voor een sector met bijbehorende vaste vakkenpakketten kiezen leerlingen meestal aan het einde van het tweede leerjaar. Binnen de vier sectoren zijn er in totaal veertien afdelingen die elk een specialisatie bieden. Bijvoorbeeld bouwtechniek of verzorging. Binnen hun sector kunnen de leerlingen uit vier leerwegen kiezen: de theoretische leerweg. Deze leerweg wordt verzorgd door scholengemeenschappen met mavo en bereidt de leerlingen voor op de middenkader- en vakopleidingen in het mbo of op het havo; de gemengde leerweg wordt verzorgd door scholengemeenschappen met mavo en vbo die leerlingen voorbereidt op middenkader- en vakopleidingen in het mbo. de kaderberoepsgerichte leerweg wordt verzorgd door scholengemeenschappen met vbo die de leerlingen voorbereidt op de middenkader- en vakopleidingen in het mbo; de basisberoepsgerichte leerweg waarna leerlingen door kunnen stromen naar de basisberoepsopleidingen in het mbo;
18
Elke leerweg biedt andere doorstroommogelijkheden in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De eerste drie leerwegen liggen het dichtst bij elkaar. Ze sluiten aan op niveau 4 en niveau 3 in het mbo. De vierde leerweg is de basisberoepsgerichte. Die geeft toegang tot niveau 2 in het mbo. Per leerweg en per sector worden vakkenpakketten vastgesteld. Een vakkenpakket bestaat uit een gemeenschappelijk deel, een sectorgebonden deel en een vrij deel. Het gemeenschappelijk deel is verplicht voor alle leerlingen en bestaat uit Nederlands, Engels, Maatschappijleer, Lichamelijke opvoeding en Kunstvakken. Het sectorgebonden deel is verplicht voor alle leerlingen in één van de sectoren techniek, zorg en welzijn, economie en landbouw. Het vrije deel biedt de mogelijkheid te kiezen uit een aantal vakken en is afhankelijk van de gekozen leerweg.
3.1.8
Havo en VWO
Havo en VWO duurt respectievelijk vijf en zes jaar. Havo en vwo kennen een 'studiehuis'. Daarmee wordt begeleiding / coaching door docenten bedoeld om leerlingen te stimuleren zelfstandig te werken. In de bovenbouw van havo en vwo ligt steeds meer nadruk op een brede algemene vorming en samenhang tussen verschillende vakken. Zowel in het havo als in het vwo kunnen leerlingen kiezen uit vier profielen. Het zijn: natuur en techniek natuur en gezondheid economie en maatschappij cultuur en maatschappij. Een profiel is een samenhangend onderwijsprogramma dat voorbereidt op het hoger onderwijs. Alle profielen hebben een gemeenschappelijk deel. Dat is voor elk profiel hetzelfde. Daarnaast is er een profieldeel met vakken die aansluiten op het gekozen profiel. Tenslotte is er een vrije ruimte. Daarin kunnen leerlingen vakken volgen uit een ander profieldeel. Dat vergroot hun mogelijkheden om door te stromen naar het hoger onderwijs.
3.1.9
De regeling onderbouw VO vanaf 2006
Vanaf 1 augustus 2006 is de regeling onderbouw VO van kracht. De regeling onderbouw VO biedt scholen en leraren meer armslag om zelf invulling te geven aan de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Daardoor kan er meer maatwerk worden geboden aan de leerlingen. In plaats van een uniform basisvorming programma met 15 vakken die voor alle leerlingen verplicht zijn, schrijft de overheid met betrekking tot de onderbouw een richtinggevende, voor alle leerlingen op alle scholen verplichte set kerndoelen voor. De kerndoelen beschrijven wat alle leerlingen nodig hebben voor persoonlijk, maatschappelijk en beroepsmatig functioneren en bieden de basis voor het vervolgonderwijs, om te beginnen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het aantal
19
kerndoelen is beperkt: het zijn er 58. De kerndoelen zijn globaal geformuleerd. Daardoor kunnen onderwijsgevenden ze op elk niveau en voor elke leerstijl uitwerken: praktisch of theoretisch, abstract of concreet, op het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg of op dat van het vwo, disciplinair of vakoverstijgend. Op grond van eigen professionele inzichten kunnen scholen zelf werkvormen kiezen die bij de leerstof, de leerlingen en de school passen. De kerndoelen zijn gepresenteerd in zeven onderdelen (Nederlands, Engels, Rekenen & Wiskunde, Mens & Natuur, Mens & maatschappij, Kunst & Cultuur, Bewegen en Sport). Dat wil niet zeggen dat vakken worden 'afgeschaft' en andere organisatievormen worden 'ingevoerd'. Het wil wel zeggen dat de mogelijkheid wordt geboden aan scholen om zélf die keuzes te maken, om zodoende passende onderwijsprogramma's te bieden. Ook hier bepaalt de school de uitwerking: of het nou in de 15 'basisvormingvakken' wordt gedaan, in bredere leergebieden, projectmatig of nog anders. Het is ook mogelijk dat een school verschillende modellen tegelijkertijd hanteert, dus bijvoorbeeld zowel vakken als leergebieden en projecten. De overheid schrijft dus alleen het 'wat' (de kerndoelen) voor, niet het 'hoe'.
3.1.10 Kerndoelen & eindtermen Wat een leerling moet kennen en kunnen aan het einde van een opleiding staat in het primair onderwijs en in de basisvorming voortgezet onderwijs beschreven in de kerndoelen. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs staat dat beschreven in de eindtermen. Of een leerling daadwerkelijk het vereiste niveau heeft bereikt, wordt getoetst met examens. Kerndoelen zijn de inhoudelijke kaders die de overheid stelt voor het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren. Ze beschrijven welke kennis en welke vaardigheden in de eerste en tweede klas in ieder geval aan bod komen. Een eindterm is een beschrijving van kennis, vaardigheid of inzicht, als onderdeel van een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en inzichten dat in een opleiding verworven kan worden
Buitenschoolse groepen Buitenschoolse groepen als families, bedrijven, verenigingen, studiegroepen etc. hebben veel interesse in plattelandsarrangementen met een educatief gehalte. Men vind het leuk om via interactieve rondleidingen het verhaal van de boer te horen en meegenomen te worden langs de verschillende boerderij-onderdelen; boerderij, het weiland, de sloten, de dieren, de planten etc. De ene doelgroep prefereert een verhaal met meer technische bedrijfsgegevens (groepen afkomstig uit de landbouwsector, bijvoorbeeld studiegroepen), de meeste groepen (families, kinderfeestjes etc) prefereren echter een meer algemeen verhaal waarbij ze zelf direct in aanraking komen met hetgeen groeit en leeft op de boerderij.
Criteria Boerderij-educatie marktzijde De diverse doelgroepen die gebruik maken van het educatieve arrangementenaanbod op een boerderij stellen eisen aan het “ product” van de boer. Hoe hoger de prijs die staat voor het “product” hoe hoger de gestelde eisen worden. En een goede prijs-kwaliteitsverwachting is terecht; voor een gratis excursie is het niet reëel hoge eisen te stellen, het is een soort vriendendienstje wat tussen de bedrijven door gedaan wordt, maar voor een product waarop een prijs staat moet kwaliteit geboden worden.
20
Een boer is geen docent, desondanks moet de boer bij het verzorgen van educatieve excursies wel over didactische en pedagogische kwaliteiten beschikken. Tenslotte is hij degene die het verhaal vertelt aan de groep en de excursie organiseert. Criteria die door de markt aan boerderij-educatie gesteld worden hebben betrekking op de 1) educatieboerderij, 2) educatieboer(in), 3) de onderwijsleersituatie. De onderwijsleersituatie is het geheel aan componenten als leerinhoud, didactische werkvormen, media (onderwijsleer- en hulpmiddelen) en groeperingsvormen. Algemeen wordt er van een “professionele educatieboerderij” verwacht dat: de boerderij een veilige didactische omgeving is waar groepen in de praktijk kennis opdoen over landbouw, natuur, milieu en andere gerelateerde onderwerpen de educatieboer(in) en begeleiders beschikken over goede didactische vaardigheden er gewerkt wordt met didactisch kwalitatief hoogwaardig les- en ontvangstmateriaal er wordt verwacht dat er gewerkt wordt met praktische werkvormen met een hoge belevingswaarde de vakoverstijgende thema's die in de praktijklessen behandeld worden, aansluiten bij de specifieke eisen van de doelgroep (bijvoorbeeld bij het curriculum van het onderwijs) Gezien het feit dat het onderwijs de belangrijkste marktpartij is voor boerderij-educatie is een overzicht gemaakt van die criteria die door het onderwijs genoemd worden in relatie tot boerderij-educatie. Veel van deze criteria komen overeen met criteria die door buitenschoolse groepen aan boerdij-educatieve arrangementen gesteld worden. Hieronder is een opsomming gemaakt van veelgenoemde criteria uit diverse onderzoeksrapporten in relatie tot boerderij-edcuatie. Voor de duidelijkheid zijn ook deze criteria onderverdeeld naar criteria die gesteld worden aan de educatieboerderij, educatieboer(in), de onderwijsleersituatie.
3.1.11 De educatieboerderij
een veilige leeromgeving zijn moet een toiletvoorziening hebben moet parkeervoorzieningen hebben moet bereikbaar zijn
3.1.12 De educatieboer
de boer moet gemotiveerd, enthousiast en gedreven zijn de boer moet veiligheidsvoorschriften en maatregelen strikt in acht nemen de boer moet boeiend kunnen vertellen de boer moet een gestructureerd verhaal kunnen vertellen met aandacht voor de didactische lesopbouw de boer moet goed voorbereid zijn (vooroverleg gehad hebben)
3.1.13 De onderwijsleersituatie
De excursie moet aansluiten op hetgeen in de les is behandeld De excursie moet aansluiten op het niveau van de doelgroep De excursie moet aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep De excursie moet plezierig zijn, alswel een educatieve lading bevatten
21
De leerlingen moeten veel zien en beleven en actief bij de les worden betrokken. de excursie moet niet te lang duren. De leerinhoud van de excursie moet mogelijkheden bieden voor continuïteit
3.1.14 Educatieve werkbladen
moeten practisch zijn / snel te gebruiken zijn niet te ingewikkeld zijn uitnodigend / aansprekend zijn kleurrijk zijn beeldmateriaal bevatten niet teveel kosten verwijzen naar excursies en /of aanvullende informatie (websites)
Kwaliteitssysteem boerderij-educatie Stichting Educatief Platteland! heeft onderzoek gedaan naar de basisvoorwaarden waaraan een educatieboerderij en een educatieboer(in) zou moeten voldoen. Hierbij is gelet op criteria die vanuit de markt gesteld worden aan boerderij-educatie, zie ondermeer bovenstaand overzicht van veelgenoemde eisen. Stichting Educatief Platteland heeft geprobeerd om een zo volledig mogelijk overzicht te geven van kwaliteitscriteria die van toepassing zijn op boerderij-educatieve diensten. Dit alles is verwerkt in een zogenoemd kwaliteitssysteem. Met behulp van het kwaliteitssysteem kan een “(potentiële) Educatieboer” heel gericht zichzelf, zijn bedrijf, zijn educatieve middelen / materialen etc. toetsen op didactische kwaliteit en professionaliteit en daarmee bepalen of voldaan wordt aan de marktverwachting / markteisen. Hiermee wordt duidelijk wat de kwaliteit van de huidige educatieve functie op een bedrijf is en waar nog verbeteraanpassingsmogelijkheden zijn om een kwaliteitsslag te maken. Dit kwaliteitssysteem kan gezien als belangrijk handvat om `Boerderij-Educatie” tot een professionele en kwalitatief hoogwaardige tweede tak neer te zetten in de markt, met als doel dat Boerderij-Educatie niet alleen een idealismegedreven functie blijft maar doorontwikkeld tot een economisch interessante functie die door de markt / maatschappij financieel gewaardeerd en gedragen wordt. Binnen het kwaliteitssysteem is de boerderij-educatieve functie onderverdeeld in vijf aandachtsgebieden, namelijk: 1. De educatieboerderij 2. De educatieboer(in) en educatieve begeleider(s) 3. De educatieve producten / materialen 4. Scholing en ontwikkeling 5. Organisatie en beleid Elk van de vijf aandachtsgebieden is opgedeeld in basisvoorwaarden. Om deze basisvoorwaarden toetsbaar te maken, zijn hieraan toetsbare criteria gekoppeld. Binnen deze criteria is vervolgens onderscheid gemaakt in voorwaarden die vanuit de markt als basisminumum worden beschouwd en welke als aanvullende kwaliteit kunnen worden gezien.
22
Bij een toetsing van het systeem bij groepen Educatieboerderijen in Gelderland en Noord-Brabant is gebleken dat het systeem als zeer behulpzaam wordt ervaren met de volgende toepassingen: - een kritische blik naar het eigen bedrijf - een argument voor financiering (gewaarborgde kwaliteit!) - een onderdeel van de ballotage voor regionale groepen Educatieboerderijen die gezamenlijk financiering regelen en naar buiten treden (wederom gewaarborgde kwaliteit). In het kader van het project “Belevend Leren” zal een proef gedaan worden naar een auditing ten behoeve van de toetreding van educatieboerderijen onder de noemer “Klasseboeren”. Vanuit de interesse van de ondernemers wordt in het kader van Plattelandimpuls een verscherping van het kwaliteitssysteem uitgevoerd en onderzocht in hoeverre er behoefte is aan een landelijke standaard en monitoring van bijvoorbeeld “erkende educatieboerderij” (sterk afhankelijk van toename in financieringskansen die daarmee gepaard gaan).
Overige relevante marktontwikkelingen Verder relevante ontwikkelingen vanuit de marktoptiek zijn - Onderwijs trend richting omgevings- en contextgericht onderwijs: daar kan een boerderij een uitstekende leeromgeving bieden. - Aangepaste kerndoelen voor het basisonderwijs (2006; www.minocenw.nl): nog breder en aansluitend met thema’s die op de boerderij belevend te leren zijn (zie elders in H 3). e - 2 kamerdiscussie omtrent het thema kinderen & natuur: Minister Veerman heeft hier ten dele op gereageerd maar het thema blijft zeer hot. - Smaaklessen: nu een sterke insteek op gezondheid en smaak; kan verrijkt worden met een verbinding met de voedselproducent. - Het uitwerken van een voucher-systeem (zoals bij cultuur: CKV-vouchers): voor ieder kind een boerderijeducaiebudget? - NME in de bezuiniging: veel gemeentes bezuinigen op Natuur- en Milieueducatie. Zij laten het thema echter niet los. Vanuit de aanvullende optiek van Stad-Platteland in het buitengebied van een gemeente kan Boerderijeducatie dit “bezuinigingsgat” soms opvullen.
23
4. PRODUCT-MARKT COMBINATIES Op het vlak van educatieve ontvangt op de boerderij zijn vele verschillende product-marktcombinaties mogelijk. De ervaring leert dat samenwerking binnen en/of buiten de sector de marktkansen van verschillende concepten zeer positief onderscheidend kan maken. Onderstaande combinaties zijn gebaseerd op enkele bestaande zaken; het is aan de ondernemer om hierop continue te innoveren.
De boerderijexcursie Een bezoek van een schoolklas aan een Boerderij / Tuinderij van gemiddeld 1,5 uur. Ontvangst door de ondernemer met inleiding, rondleiding en/of interactieve opdrachten op ent rond het erf. Meestal voorafgegaan door voorbereiding in normale schooltijd en/of opdrachten naar aanleiding van het bezoek. Dit is door een docent vaak goed te combineren met reguliere onderdelen van het curriculum en blijkt vooral laat in het voorjaar (april, mei, juni) en in mindere mate in het najaar (september, oktober) relevant. Dit is ook logisch gezien de gesteldheid van de natuur in die seizoenen. Boerderijlessen worden in regel zeer gewaardeerd door kinderen, leerkrachten en ouders, mits de kwaliteit goed is. Daarnaast spelen ook aspecten als didactische vaardigheden, locatie, soort boerderij, kosten, enthousiasme van de ondernemers, het weer en dergelijke een belangrijke rol. De belangrijkste concurrentie voor de Boerderijexcursie komt van collega agrariërs (die het vaak gratis aanbieden), Natuur- en Milieucentra (veelal financiering vanuit de gemeente), Natuurbeheerorganisaties (die voor € 1 – 1,50 een wandeling door de natuur kunnen bieden) of musea binnen de bebouwde kom. Daarbij moet worden vermeld dat de meest duurzame werkvormen voor Boerderijexcursies juist zijn voortgekomen uit samenwerking met NME-centra en/of boeren onderling. Marktpotentie: gezien maatschappelijke discussies omtrent Kinderen&Natuur, Kinderen&Gezondheid, herverbinding Stad-Platteland en “weet wat je eet” is er nu een kans om, zoals in Frankrijk, delen van Engeland & Noorwegen en België, boerderijexcursies een structurele plek in het onderwijs te geven. Voordat dit landelijke gestalte krijgt, zullen regionale initiatieven (met regionale of schoolgebonden financiering) op deze trends inspelen. In regio’s zoals de Klasseboeren kan dit uitgroeien tot een dekking van 40% van de scholen met minimaal 1 bezoek per kind per schoolperiode van het basisonderwijs. Vanuit een landelijke coördinatie (zie: “naar een Steunpunt Boerderijeducatie”) zou in 5-10 jaar kunnen worden toegegroeid naar een participatiegraad van 5.000 van de 7.000 basisscholen waarbij elk kind driemaal in het basisonderwijs (onder-, midden- en bovenbouw) naar de boerderij komt . Dit resulteert in 15.000 boerderijbezoeken en 330.000 kinderen op de boerderij per jaar (uitgaand van 22 kinderen gemiddeld per klas). Bij een vergoeding van € 80,- arbeidsbeloning per klas richting ondernemers en 300 ontvangende educatieboerderijen met 50 dagdelen ontvangst per jaar komt de extra arbeidsbeloning gemiddeld op € 4000,- per boer.
24
De boerderijweek: leren, beleven en verblijven Een projectweek is in Vlaanderen als vele jaren een vast onderdeel in het onderwijs. Daar is door de Belgische Plattelandsklassen op ingespeeld door een programma voor scholen te ontwikkelen waarbij zij een week lang leren en verblijven op het agrarisch platteland. Deze week is opgetuigd met een goed boerderij-netwerk, educatieve materialen en financiering vanuit scholen, gemeentes, provincie en EU. In Nederland is in ieder geval 1 zo’n programma ontwikkeld door enkele boeren in het Land van de Hilver onder de noemer “Waar komt ons voedsel vandaan?”. De midweek is gericht op scholen maar financiering blijkt vooralsnog lastig gezien het totale kostenplaatje van accommodatie (groepsaccommodatie op de boerderij), eten, vervoer (huifkarren) en excursies (naar verschillende bedrijven en plattelandsbestemmingen). Sinds de ontwikkeling van het concept is de Boerderijweek 3 maal geboekt door scholen. Vanuit het onderwijs wordt vrij nadrukkelijk aangegeven dat er de voorkeur wordt gegeven aan programma’s van een halve week. Marktpotentie: er lijkt een verschuiving van puur recreatieve (bijvoorbeeld een zeilweek) naar educatief-recreatieve invulling van meerdaagse schoolreisjes. Door een combinatie van het agrarische met gebiedsidentiteit (natuur, cultuurhistorie) en –vermaak (daguitjes, speurtochten, activiteiten, etc.), kan een totaalprogramma worden geboden dat uniek is en aansluit bij hetgeen gezocht wordt in het onderwijs. Aangezien docenten vaak zelf dergelijke weekprogramma’s samenstellen, is het goed een aanbod samen te stellen dat zonder lokale kennis of contacten niet te regelen is. Vrijwel alle scholen van basis- en voortgezet onderwijs gaan op meerdaagse schoolreisjes. De bestemming zijn vaak vrij standaard en men verandert niet snel. Actieve bespeling van de markt zal per regio in 2-5 jaar tot 5-15 groepen van 50 kinderen per groep kunnen ontsluiten (€ 2.500m- per groep gemiddeld voor het totaalpakket); mogelijk meer. Bovenregionale internetpromotie is belangrijk: scholen gaan graag naar een ander gebied in Nederland. Voor het voortgezet onderwijs zijn voorbeelden aanwezig waarbij meerdaagse programma’s van omgevingsonderwijs zonder verblijf worden aangeboden. Er is relatief weinig aanbod op dit vlak, zeker voor praktijkgericht onderwijs.
De Boerderij- of Levende school In Noorwegen is een concept ontwikkeld onder de naam “Levende School” (Levande Skule). Het idee is dat veelvuldig bezoek aan een boerderij verder gaat dan de kennisgerichte doelstelling en ook het gedrag, de normen & waarden, zelfvertrouwen en het respect voor elkaar en de natuur ten goede kan komen. In Zutphen is vanuit het initiatief van twee agrarische bedrijven (melkveehouder en tuinderij), enkele ouders en een vrije school een pilot gestart onder de naam “Boerderijschool”. Hierbij komt een klas (groep 6 van de basisschool) gedurende een jaar ong. 30 dagdelen naar de boerderij. Deze pilot is vooralsnog door de provincie in het kader van Leren voor Duurzaamheid gefinancierd. Er wordt beoogd om de veelzijdige meerwaarde van het concept in de komende twee jaren verder uit te werken en met overheidsfinanciering de pilot voort te zetten. Structurele financiering is nog niet in zicht; een structurele positie (en bijbehorende investering van tijd vanuit ondernemers en scholen) wel.
25
Door op de boerderij werk te verrichten kunnen kinderen zich op een praktische manier verdiepen in de meeste vakken die ze op school krijgen. Het gaat hierbij niet om eenmalige excursies naar de boerderij om dieren te aaien en te zien waar de melk en eieren vandaan komen, maar om de boerderij te gebruiken als een actief onderdeel van het leerproces. Bron: “Boerderijwerk is Leren”, Gro Elden, UMB Er is op dit vlak in principe geen concurrentie vanuit een vegelijkbaar concept. Qua financiering binnen bijvoorbeeld de Lumpsum-begroting zal nog voldoende objectieve onderbouwing moeten komen om het als substituut voor andere didactische/pedagosiche werkvormen binnen het onderwijs te kunnen aandragen. Marktpotentie: na de pilot met 1 klas van 1 school van 30 bezoeken in 1 jaar, hebben 5 scholen interesse getoond om het concept te willen proberen. Dit levert een intensief programma voor een beperkt aantal kinderen op met een structurele inkomensbron voor de betrokken ondernemers (€ 120 per dagdeel per ondernemer≈ € 4.000 per jaar). Gezien de financiële consequenties en benodigde onderbouwing, is het moeilijk in te schatten welke potenties dit concept voor de markt heeft. In Noorwegen wordt deze werkwijze in een pilotfase rond Oslo beproefd; ook daar is nog geen sprake van structurele financiering.
Zorg & Educatie
Voortbordurend op de Levende School zijn ook product-marktcombinatie mogelijk tussen Educatie & (Jeugd)Zorg. De heilzame werking van boerderijbezoeken door zorgbehoevenden is al tientallen jaren in beeld doch niet sterk georganiseerd qua gemeenschappelijke concepten. Ook door leer/werkstages voor reïntegrerende jongeren kan naast de elementen van leren en werken op de Boerderij ook
26
kleinschalige en intensieve zorg- en begeleidingskant zitten die complementair is aan meer industrieof stadsgerichte reïntegratieprogramma’s (arbeids-, justitie-, reguliere jeugdzorg, overig). Qua concurrentie is er vrij veelzijdig aanbod op dit vlak en ligt er behoorlijke macht bij instellingen en intermediaire organisaties in de zorg. Marktpotentie: op dit vlak is nog vrij weinig ontwikkeld, hoewel er vanuit individuele ondernemers en ondernemers in de Landbouw & Zorg al wel zaken worden aangeboden. Er kan juist op deze markt nog ingespeeld worden op actuele thema’s in de zorg (maatschappelijk oriëntatie, zorg dichterbij, kleinschalige zorg, mens & natuur, etc.).
27
Schoolreisjes Voor een boerderijexcursie is € 4 per kind al een moeilijk te financiering bedrag voor scholen. Voor schoolreisjes is € 10 per kind (exclusief vervoer) vaak een stuk goedkoper dan alternatieven (zie onderstaand artikel).
Een schoolreisje zonder overnachting wordt door meerdere agrarische ondernemers in Nederland aangeboden; er is geen coördinatie of afstemming van dit aanbod op landelijke schaal. Een programma voor een schoolreisje is meestal dagvullend en heeft naast educatieve elementen ook spel- (b.v. quizen of boerderijwerk) en recreatieve elementen (b.v. slootje springen, boerenspelen). Er kan bij grote groepen gewerkt worden met 1 of meer locaties. Catering is optioneel maar wordt vanuit kostenefficiëntie, op versnaperingen na, niet aangeboden. Qua concurrentie zijn er op het vlak van schoolreisjes veel alternatieven op alle elementen van educatie en vermaak. Het onderscheidend vermogen van boerderijeducatie ligt in: - de kleinschaligheid - de “echtheid” (productie in tegenstelling tot “museumlandbouw” (b.v. kinderboerderijen)) - de prijs (Dolfinarium is b.v. meer dan € 20,- per persoon) - het leerelement (t.o.v. de Efteling b.v.) - uniciteit (naast Ponypark Slagharen en dierenparken zijn er weinig vergelijkbare bestemmingen) Marktpotentie: hoewel de concurrentie op deze markt zeer intensief is, is het onderscheidende vermogen van het aanbod vanuit de Landbouw groot. Enkele voorlopers in deze markt hebben al aangetoond welke potentie er ligt; zij genieten in het hoogseizoen vaak en hoge bezettingsgraad. Groepen zijn vaak groter dan 1 klas alleen en lopen van 20 tot 200 kinderen per groep. Reacties van bezoekende groepen zij zeer positief en vooral de Belevende waarde van het educatieve aspect worden gewaardeerd. Dat het “iets anders” is, wordt ook veel genoemd. Eendaagse schoolreisjes zijn zeer gebruikelijk voor het basisonderwijs en scholen zijn -meer dan bij meerdaagse schoolreisjes-
28
open om te zoeken naar nieuwe alternatieven. Enige coördinatie van de promotie van het aanbod is nodig aangezien de lokale en mond-tot-mond promotie vaak tekort schiet: scholen gaan graag naar een ander gebied in Nederland.
29
Overige doelgroepen & PMC’s Naast bovenstaande initiatieven zijn er nog vele andere doelgroepen en product-marktcombinaties actief of mogelijk, de volgende bijvoorbeeld: - Kinderfeestjes, creatieve of actieve dagarrangementen met educatieve bonus: Edutainment (b.v. Agrarisch Cultuurgoed). - Families, Bedrijven, Studiegroepen, Verenigingen: een eigen programma in combinatie met een rondleiding - Scholen als invulling van een educatieve en interactieve sportdagsportdag. Dit wordt jaarlijks met groot succes in de Hoekse Waard door een LTO-afdeling georganiseerd. - Senioren groepsuitjes: op de markt van touringcar bedrijven is continue behoefte aan vernieuwing van het aanbod. Veel ouderen hebben van oudsher een band met de landbouw en brengen graag een bezoek aan de boerderij of maken een begeleide rit door een gebied. - Praktijk-leerbedrijven: voor AOC’s is in bijvoorbeeld Groningen een samenwerking ontwikkeld waarbij een bestaand en producerend landbouwbedrijf voor de lokale school als praktijkleerbedrijf fungeert.
30
5.
Succes- & Faalfactoren voor Professionele Boerderijeducatie
Onderstaande SWOT-analyse geeft aan wat de kracht en de mogelijkheden zijn om `BoerderijEducatie” tot een hoogwaardig professioneel en kwalitatief product en economisch interessante functie te maken die door de markt / maatschappij financieel gewaardeerd en gedragen wordt. Tevens geeft onderstaande analyse een overzicht van bottlenecks en reële bedreigingen.
SWOT- analyse Boerderij-Educatie Sterkte -
Onderscheidend product Speelt in op actuele maatschappelijke thema’s Groeiende vraag scholen Groeiende vraag buitenschoolse doelgroepen Toename professioneel aanbod Hoge belevingswaarde Praktijkgericht Vakoverstijgend
Zwakte -
Kansen -
-
-
Verbreding in doelgroepen Landelijke structurele financiering Landelijke standaard voor: • Boerderij educatieve materialen • Kwaliteitseisen voor boerderijeducatie Toename projecten en onderzoeken met betrekking tot boerderij-educatie Toename Pr-activiteiten Vernieuwing kerndoelen -> meer eigen invullingen scholen Lumpsum regeling -> meer bestedings vrijheid scholen
Gebrek aan financiering Grote afstand boerderijen ten opzichte van scholen Transportmogelijkheden voor school duur en moeilijk te organiseren Niet landelijk georganiseerd Weinig bekendheid / publiciteit” Boerderij- educatie Educatief materiaal teveel aanbodsgericht Gebrek aan professionaliteit Onvoldoende personeel Angst boeren dat de educatieve teveel beslag legt op de primaire tak Tijdsdruk op scholen Afhankelijkheid enthousiaste docenten Kennisgebrek docenten in relatie tot plattelandthema’s Weinig aandacht plattelands- & natuur thema’s in lerarenopleidingen
Bedreigingen -
Gebrek aan samenwerking Afnemende financieringskansen NME Hobby-boeren Hygiene richtlijnen / ziektes Onvoldoende garandering veiligheid Negatieve publiciteit
31
6.
Naar een steunpunt Boerderijeducatie
Er is momenteel maatschappelijk en politiek draagvlak om Boerderijeducatie in te zetten als middel om kinderen en andere groepen door middel van Boerderijexcursies omgevingsgericht te leren & beleven over thema’s als Natuur, Voeding, Landbouw, Cultuurhistorie, Omgeving, Techniek e.d. Door op het bovenstaande landelijk in te spelen kunnen meerdere zaken landelijk beter en efficiënter georganiseerd worden. Bijvoorbeeld: - een informatieve website voor kinderen, voor leerkrachten en voor ondernemers (materialen & overige informatie) - een loket voor matching van groep met educatieboerderij - centrale financiering o landelijke/europese prestatieafspraken met overheid & agro-bedrijfsleven o coördinatie / co-financiering regionale financiering - onderhoud van een ondernemersnetwerk (kennisuitwisselen) - uitbetalen van educatieve ontvangsten en vervoer vanuit landelijke financiering - informatieverspreiding (nieuwsbrief) - onderbouwend onderzoek naar meerwaarde t.b.v. het onderwijs - ontwikkeling & onderhoud van educatieve materialen (gestoeld in kerndoelen voor het onderwijs of overige maatschappelijke thema’s) - coördinatie / verwijzing bij ondersteuning & advisering ondernemers(clusters) Vanuit ondernemers komt duidelijk een vraag op dit vlak naar voren en is bereidheid om daarin tijd en kennis te investeren. Regionaal ontstaan initiatieven rond voorlopers of projecten maar zonder een landelijke backbone blijken deze projecten en initiatieven zeer instabiel. Parallel aan de Plattelandimpuls Educatie zullen de Vrienden van het Platteland, Educatief Platteland! en Coöperatie Stadteland eind 2006 werken aan een aanpak en opzet van een landelijk steunpunt Boerderijeducatie. In 2007 zal dit verder uitgebouwd worden in samenwerking met relevante partijen & regionale ondernemers en groepen daarvan. Vanuit de visie van bovenstaande partijen wordt vanuit de maatschappij vanuit verschillende thema’s gevraagd naar Boerderijeducatie als structureel onderdeel van het onderwijs en als productaanbod voor andere groepen. Een steunpunt kan daarin lijn, kwaliteit en continuïteit bieden. Bijvoorbeeld zoals in België. In België (Vlaanderen) wordt onder de noemer “Plattelandsklassen” structureel een aantal zaken omtrent Boerderijeducatie geregeld. Deze organisatie, als onderdeel van de Landelijke Gilden & Boerenbond, onderhoud een website voor kinderen, docenten en ondernemers en ontwikkeld regelmatig nieuwe educatieve materialen. Daarnaast factureert zij scholen, gemeentes en provincies voor de financiering van haar rol en de uitbetaling van Boerderijexcursies aan ondernemers. Ten slotte is zij ook initiërend in het opzetten van nationale en Europese projecten om extra ontwikkelingen en financiering mogelijk te maken. Mede door de facilitering van Plattelandsklassen is Boerderijeducatie een structureel onderdeel van onderwijsweken in België. Zie www.plattelandklassen.nl
32
7.
Conclusie
Er is een gewillig en ambitieus aanbod op het vlak van Boerderijeducatie die op meerdere markten kan inspelen. Sommige markten zijn qua financiering moeilijk toegankelijk en vereisen meerdere vormen van fondsenwerving. Andere markten zijn redelijk verzadigd en vereisen een actieve strategie om de onderscheidende waarde van hetgeen vanuit de Landbouw geboden kan worden te onderbouwen en vertalen. Op alle vlakken is een stap in kwaliteitsvergroting en –standaardisering nodig om een structurele financiering of marktpositie te vergaderen, zonder de authenticiteit en kleinschaligheid te verliezen. Voortbouwend op enkele bestaande PMC’s kan middels professionalisering en marketing een flinke slag gemaakt worden. De professionalisering start bij individueel ondernemerschap en loopt voor product- en arrangementontwikkeling vervolgens veelal via regionale samenwerkingsverbanden richting vermarkting en financiering. Landelijke facilitering van een aantal zaken omtrent kennis uitwisselen, materiaal ontwikkelen, promotie, onderzoek en landelijke financiering is nodig om bedreigingen van versnippering en non-professionaliteit het hoofd te kunnen bieden en nieuwe kansen & continuïteit te kunnen pakken & opzetten. Op deze manier kan ook eindelijk sterker worden ingezet op een structurele plek voor Boerderijeducatie in het onderwijs.
33
Bijlage 1: overzicht van projecten & organisaties Projecten: -
-
-
-
-
-
-
Met de Klas de Boer op: - Vroeger: het oorspronkelijke programma vanuit de LTO om informatie over de Landbouw in de klas te krijgen en klassen op boerderijen te ontvangen. Er werd een uitgebreide informatiemap voor scholen ontwikkeld en verspreid en via lokale LTO-afdelingen konden scholen afspraken maken met Boerderijen alwaar een boer een eigen rondleiding gaf. Er waren geen afspraken over vergoedingen. - Nu: in sommige regio’s (met name het westen) is het netwerk van boeren en de communicatie richting scholen opgehouden, in andere regio’s (zoals het noorden en oosten) vervullen LTO-afdelingen deze rol nog wel lokaal. In Brabant is het programma doorgestart in ondernemersgedragen initiatieven zoals de Klasseboeren. De educatieve map is enigszins verouderd en door de Vrienden van het Platteland vertaald naar een verzameling materialen die weergegeven worden op de website www.metdeklasdeboerop.nl. - Toekomst: samen met partners als Coöperatie Stadteland en Stichting Educatief Platteland en regionale clusters en contactpersonen zal gewerkt worden aan een nieuwe landelijke aanpak. ‘Educatieboerderijen; kansrijke ontmoetingen’ ; een initiatief van het Innovatie Steunpunt Wageningen, de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij (KNHM) en CAH Dronten/ Agrotransfer. Het verslag is het resultaat van de eerste fase van dit project: de inventarisatie en verkenning van het fenomeen en het aanbod. Meerdere educatieboerderijen zijn genomineerd en prijzen zijn uitgereikt tijdens een georganiseerd congres in Dronten City and Land go Hand in Hand: een initiatief van LNV, Natuurlijk Platteland, Provincie ZuidHolland en IVN/SME. Insteek was gebiedsgerichte plattelandseducatie. Het eindproduct van een concept-CD-rom met enkele interactieve spellen en quizzen. Als werkvorm is er bij SME/IVN nog ambitie om het verder op te tuigen richting Plattelandseducatie. Daar ligt ook een link naar een groter geheel binnen het FEE-Netwerk (internationale educatieve programma’s). Belevend Leren: een gezamenlijk initiatief van KNHM, van agrarische organisaties (Coöperatie Stadteland, Stichting Educatief Platteland, Vereniging Veluwe IJsselzoom, Overlegplatform Duinboeren, Agrarisch Cultuurgoed) en van educatieve organisaties (Eemlandhoeve, Veldwerk Nederland, IVN en SME Advies). Belevend leren biedt een integrale aanpak waarin product (educatiemateriaal en didactiek) en vermarkting (marketing, vinden van afnemers (scholen, IVN, gemeentes, andere groepen) en financiering (scholen, gemeentes, bedrijven (MVO), provincies, banken, e.d.)) in de vorm van een cursus worden opgepakt ter vergroting of opzet van een gedegen educatief programma op Boerderijen (die dat als serieus bedrijfsonderdeel kunnen exploiteren). Koe en Kaas: een initiatief van Gemeente Gouda, Govervelle, Slow Food, Struinen en Vorsen, Stromend Water (Michelle Poort) en Kunstenaar Ank Ligteringen; ontwikkeling, financiering en promotie van Educatieve programma’s rond Gouda; www.koeenkaas.nl Boerderij in de kijker: ondersteuning van ondernemers bij professionalisering en financiering van Boerderijeducatie. Onder leiding van Michelle Poort, Stromend Water. Boerderijeducatie midden-Delftland; een initiatief van ANV Vockestaert, Stromend Water en andere lokale partijen; ontwikkeling, financiering en promotie van Educatieve programma’s in MiddenDelftland. Samenwerking met NME-centrum bij betaling van lessen. Ook relatie met NZO. De Boerderijschool: een initiatief van ouders, school en agrariërs; een pilot voor 30 bezoeken (leren en werken) in een jaar van 1 klas aan 2 boerderijen. Bij de Pinken: 4 enthousiaste boerinnen die op 1 lokatie een pakket aan educatieve programma’s aanbieden aan scholen in Groningen en andere groepen. www.bijdepinken.nl Klasseboeren: een initiatief vanuit de ZLTO door 5 ondernemers die gezamenlijk een veelzijdig educatief aanbieden, financieren en boeken voor scholen in de stedendriehoek van Noord-
34
-
-
Brabant. www.klasseboeren.nl Plattelandimpuls; een initiatief van Vrienden van het Platteland, Wageningen UR en LTONederland, onderdeel Educatie tevens Coöperatie Stadteland, Educatief Platteland! en Veldwerk Nederland. Procesbegeleiding en marktversterking Boerderijeducatie. Zie www.plattelandimpuls.nl Boerengids: een initiatief van Veldwerk Nederland en AOC-Limburg; een abonnementensysteem met materiaaloverzichten voor Boerderijeducatie. www.boerengids.nl;
35
Organisaties op het vlak van Boerderijeducatie in Nederland: • •
• •
• • • • •
Individuele voorlopers b.v. www.agrarischcultuurgoed.nl, www.stadshoeve.nl, www.eemlandhoeve.nl. Stichting Het Kleine Loo; als onderdeel van PR-Landb- en Tuinbouw jarenlang een bron van informatie omtrent Boerderijeducatie. Op korte termijn onderdeel van Vrienden van het Platteland. www.hetkleineloo.nl De Boerderijweek; een initiatief van een groepsaccomodatie in samenwerking met 6 agrariërs in het Land van de Hilver voor de vermarkting van midweken voor scholen; www.elshorst.nl Regionale agrarische (natuur)verenigingen; b.v. • Waterland: netwerk van boeren in samenwerking met regionale partijen • Den Haneker: idem Vrienden van het Platteland: dé etalage voor de Nederlandse landbouw, zo ook voor scholen middels een website over Boerderijeducatie; www.metdeklasdeboerop.nl Stichting Educatief Platteland!: dé organisatie met expertise voor Educatie op boerderijen en platteland in brede zin (omgevingsonderwijs, duurzaamheid, e.d.). www.educatiefplatteland.nl Coöperatie Stadteland: dé coöperatie voor de verbrede landbouw, waaronder Educatie. www.stadteland.nl. LTO: de belangenorganisatie voor ondernemen op het platteland; initiatiefnemer programma Met de Klas de Boer op en uitvoeringsprojecten. www.lto.nl Experts Boerderijeducatie, zoals: • Wim Meijberg, stichting Veldwerk Nederland; projectuitvoering en expertise Veldwerk methode van leren van de natuur. www.veldwerknederland.nl • Michelle Poort, bureau Stromend Water; projectbegeleiding en expertise ontwikkeling en financiering Boerderijeducatie; www.stromendwater.nl • Marko Datema van bureau Strategio; projectbegeleiding en expertise onderwijsvernieuwing en boerderijeducatie. www.strategio.nl • Evelyne Schreurs: begeleidster van de Boerderijschool.
Overig aanbod - NME-centra: vaak actief in het aanbieden van educatieve programma’s in verschillende gemeentes. Mogelijk partner voor ontwikkeling, financiering en vermarkting van Boerderijeducatie. - Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO): promotie, ontwikkeling, matching en financiering van boerderijexcursies naar Melkveehouderijen (inclusief vervoer); www.zuivelonline.nl - IVN: als koepelorganisatie voor de NME-centra en voorvechter voor Natuur- en Milieueducatie. www.ivn.nl - Staatsbosbeheer als aanbieder van Natuurexcursies en als beheerder van Landbouwgronden en bedrijven met Educatieve doelstellingen. www.staatsbosbeheer.nl - Natuurmonumenten, idem; www.natuurmonumenten.nl - Stichting Kinderboerderijen: belangenbehartiging, ondersteuning, materiaalontwikkeling en promotie van kinderboerderijen in heel Nederland; www.stkinderboerderijen.nl Buitenland - Foodskool (regionaal voedsel), Ireland; www.foodskool.nl - Rural Education South Downs, Groot Brittanië; www.vic.org.uk/edu/welcome.htm - Levande Skule, Noorwegen - Plattelandsklassen, België; www.plattelandsklassen.be - Face, Groot Brittanië; www.face-online.org.uk
36
Bijlage 2: literatuurlijst Biologische Raad. Biologieonderwijs een vitaal belang. Advies van de Biologische Raad. Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), 2003. Droogh A.M. Plattelandsbeleving op de basisschool. Een kwalitatief onderzoek naar Het Kleine Loo. Wageningen, Wageningen Universiteit (WUR), 2004. Groningen, van E. Agrarische NatuurEducatie. ICT-project Biologische Landbouw. Dronten, 2002. Harkema M. Educatieboerderijen. Op zoek naar een geschikte onderwijsleersituatie voor een boerderijles. Wageningen, Wageningen Universiteit (WUR), 2004. Janssen P. De Educatieve Boerderij. Orvelte, Stichting Veldwerk Nederland & Stichting Bion, 2002. Rijke, de W. e.a., Educatieboerderijen. Kansrijke ontmoetingen. Dronten, Innovatiegroep educatieboerderijen, 2003. Schoorlemmer H.B. e.a., Verbreding onder de loep. Potenties van multifunctionele landbouw. Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V., 2006. Tijsseling B. De weg naar professionalisering, certificering & kwaliteitsgarandering van boerderijeducatie. Bunschoten, De Eemlandhoeve, 2005. Verboom J. Teenagers and biodiversity – worlds apart. Wageningen, Alterra, 2004. Vos, de R. Buiten, dat moet je ontdekken. Driebergen, Staatbosbeheer, 2004. Wilgenburg N. van. Handleiding Agrarische Natuureducatie. Bunschoten, De Eemlandhoeve, 2004. www.agrarischcultuurgoed.nl , Marente Hupkes, Beleef het Platteland
37