Analyse van universitaire jaarverslagen 2009 Achtergrondstudie voor Rathenau Instituut
Harry de Boer Ben Jongbloed
CHEPS Universiteit Twente C10HdB168
December 2010
Inleiding Ten behoeve van de SciSA publicaties van het Rathenau Instituut is CHEPS gevraagd een nadere analyse te maken van de jaarverslagen van de dertien Nederlandse universiteiten. Het betreft een kwalitatieve analyse waarin per universiteit een inventarisatie wordt gemaakt op een zestal door het Rathenau geïdentificeerde thema‟s: a. Hoe is het onderzoek georganiseerd? b. Op welke focusgebieden richt men zich? c. Wat zijn de belangrijkste elementen van het personeelsbeleid (talentbeleid, loopbaanbeginsel, tenure track)? d. Hoe gaat men om met de resultaten van onderzoekvisitaties? e. Welke samenwerkingsverbanden kent men (nationaal, internationaal)? f. Hoe geeft men valorisatie vorm? Het onderzoek waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan is volledig op desk research gebaseerd. De informatie is vergaard op basis van de jaarverslagen. Waar nodig is deze aangevuld met materiaal uit strategische plannen of van de website van de universiteit. In het navolgende zijn ten aanzien van bovenstaande vragen de jaarverslagen voor het jaar 2009 van alle dertien Nederlandse universiteiten doorgenomen. Per universiteit is aan de hand van de zes dimensies een verslag gemaakt. Hierbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de letterlijke tekst uit de jaarverslagen. Voor de goede orde, deze analyse spreekt geen oordeel uit over de kwaliteit van de jaarverslagen, maar rapporteert uitsluitend over wat ten aanzien van de zes dimensies is beschreven. Hoewel het format van de jaarverslagen grote overeenkomsten vertoont, verschillen de jaarverslagen qua karakter en omvang. Enerzijds zijn er jaarverslagen die vooral een beschrijvend karakter hebben, terwijl in andere ook uitvoerig het strategisch beleid wordt beschreven. De toon van de jaarverslagen verschilt daardoor. Zo wordt bijvoorbeeld in bepaalde jaarverslagen in het kader van het talentbeleid melding gemaakt van actief beleid om het aantal honoreringen in de NWO Vernieuwingsimpuls te stimuleren, terwijl andere jaarverslagen uitsluitend het resultaat wordt vermeld (het aantal honoreringen). Dit laatste wil natuurlijk niet zeggen dat er geen actief beleid wordt gevoerd; het wordt alleen niet vermeld. De zes dimensies sluiten elkaar niet uit. Zo wordt bij de dimensie „kennisvalorisatie‟ vaak gewezen op allerlei samenwerkingsverbanden, een van de andere dimensies. Er is met andere woorden zo nu en dan sprake van overlap. Een ander probleem is dat in het kader van internationalisering de aandacht voor onderwijs en onderzoek door elkaar heen loopt. Samenwerkingsverbanden of beurzenprogramma‟s richten zich bijvoorbeeld op uitwisseling van bachelor, master en/of PhD studenten. Voor deze laatste groep zou dus in onze ogen sprake zijn van onderzoekssamenwerking. Er is over de gehele linie genomen in de jaarverslagen weinig expliciete aandacht voor de dimensies „organisatie van onderzoek‟ en „focusgebieden‟. Bij de organisatie van onderzoek wordt, als er al over wordt bericht, in de meeste gevallen ingegaan op lokale en nationale onderzoeksscholen. Focusgebieden worden bij een aantal instellingen met naam en toenaam genoemd; in andere gevallen wordt alleen vermeld dat er focusgebieden zijn (zonder ze te noemen); in andere gevallen wordt een beperkt aantal onderzoeksgebieden genoemd zonder dat
2
duidelijk wordt of het hier om focusgebieden gaat; soms wordt in het geheel niet gesproken van focusgebieden. We presenteren allereerst de verslagen per universiteit. In de laatste tien pagina‟s vatten we een en ander per thema in tabelvorm samen.
3
Erasmus Universiteit Rotterdam Inleiding De missie van de EUR luidt als volgt: “Voor mens, bedrijf en samenleving, internationaal, nationaal en regionaal kweken we talent en produceren we kennis op academisch niveau. Het bijbehorende profiel wordt als volgt weergegeven: Op basis van een uitstekende reputatie op de terreinen Economie, Bedrijfskunde en Gezondheid, versterkt met Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen, Historische en Kunstwetenschappen en Wijsbegeerte, vaart de EUR in de komende jaren haar eigen koers als: smeltkroes voor talent met uitstekende Nederlands- en Engelstalige bacheloropleidingen als basis voor internationaal trendsettende masterspecialisaties op het snijvlak van economie, gezondheid en maatschappij, geënt op uitstekend fundamenteel en toegepast onderzoek, met een stevige verankering in Rotterdam, voor studenten in alle levensfasen en van diverse culturele achtergronden, in een open en inspirerende leer- en werkomgeving. Organisatie van onderzoek Het onderzoek van de EUR is voor 80 procent ondergebracht in erkende onderzoekscholen. Daarmee is aan de streefwaarde voldaan. De EUR is penvoerder van twee facultaire onderzoeksscholen, een interfacultaire onderzoekschool en van vier interuniversitaire onderzoekscholen. Daarnaast participeert de EUR in acht interuniversitaire onderzoekscholen. In 2009 is het besluit genomen om de alfa/gamma-middelen die vanaf 2008 vanuit het ministerie van OCW beschikbaar zijn gekomen, te besteden aan een selectie van de beste onderzoeksgroepen met als doel de impact van die groepen verder te versterken. De onderzoeksschool ERIM heeft een prestigieuze NWO-subsidie binnengehaald voor verdere verbeteringen van haar graduate programme. Voor de verdere vorming van graduate schools aan de EUR is een commissie ingesteld. In het jaarverslag wordt tevens een overzicht gepresenteerd van de twaalf research masters. Ook wordt vermeld dat in 2009 is toestemming verkregen voor de start van de nieuwe research master. De EUR wil beter beleid ontwikkelen ter vergroting van de “dubbele” impact van het onderzoek: wereldwijd onder “peers” (citaties in toonaangevende tijdschriften etc.) en maatschappelijk (valorisatie). Uitgangspunt van het beleid is dat beiden verweven zijn: geen valorisatie zonder wetenschappelijke excellentie. Er wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn met betrekking totde samenhang tussen de researchmaster en het promotietraject. Focusgebieden Deze worden niet vermeld in het jaarverslag. Wel wordt aangegeven dat de EUR in de internationale top van de wetenschappelijke wereld wil meespelen. De universiteit streeft daarbij naar stijging op de CWTS-rankings (Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies) en zichtbaarheid van onderzoeksresultaten. Talentbeleid Het College van Bestuur heeft in juli 2009 het Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend. Het Charter beoogt een hogere toestroom, doorstroom en behoud van vrouwen in topfuncties. Door ondertekening van het Charter geeft de EUR een duidelijk signaal af over het voortdurende belang van diversiteit. Zij committeert zich aan het ontwikkelen of continueren van een heldere
4
strategie voor de toename van vrouwen in topfuncties en initieert instrumenten gericht op carrièrebegeleiding. Onderdeel van het Charter is de nulmeting gebaseerd op kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en het formuleren van een streefcijfer. Het streven is om op 31 december 2012 het aantal van 22 vrouwelijke gewoon hoogleraren te bereiken. In procenten vertaald komt de EUR uit op een aandeel van 16% vrouwen in de functie van gewoon hoogleraar op 31 december 2012. Een ruime verdubbeling ten opzichte van 2008.Op basis van de nulmeting, vastgesteld op peildatum 31 december 2008, rapporteert de EUR tot 2013 jaarlijks de voortgang aan de daartoe ingestelde Monitoring Commissie. Naar aanleiding van het geringe aantal vrouwelijke hoogleraren is in het najaar van 2009 een start gemaakt met de Masterclass Career Development voor vrouwelijke UHD‟s. Centraal thema is strategisch leiderschap en het versterken van de academische loopbaan. De masterclass bestaat uit intensieve training, coaching en mentoring door hoogleraren. Acht talentvolle UHD‟s nemen deel aan de masterclass welke tot medio 2010 duurt. De EUR biedt sinds 2004 een leergang Academisch Leiderschap aan ten behoeve van de wetenschappelijke staf. Deelname aan deze leergang geldt in het kader van het wetenschappelijk loopbaanbeleid als de managementkwalificatie die behoort bij de profielen UHD en HL. De leergang is daarom bij voorkeur geschikt voor UD‟s (universitair docent) en UHD‟s. Tot en met 2009 hebben in totaal ruim negentig deelnemers de leergang gevolgd. Uit de evaluaties van de afgelopen drie jaar blijkt dat deelnemers de leergang gemiddeld met een ruime 8 waarderen. Vooral het volgen van een intensieve leergang samen met EUR collega‟s, de persoonlijke coaches en de confrontatie met acteurs in praktijkcases scoorden zeer hoog. Op verzoek van diverse organisatieonderdelen wordt de leergang vanaf 2010 ook in het Engels aangeboden. Visitaties Eind 2009 is het nieuwe Standard Evaluation Protocol (SEP 2009-2015) uitgebracht als gezamenlijk initiatief van KNAW, NWO en VSNU. In het kader van Kwaliteitszorg Onderzoek heeft de EUR een uitwerking vastgesteld van dit SEP naar de realiteit en praktijk van de EUR, dat dient als richtlijn voor de SEP onderzoeksbeoordelingen aan de EUR. Hierin staat een tijdschema onderzoeksbeoordelingen volgens het SEP per onderzoekseenheid van de EUR voor de periode 2010-2015. In 2009 is een aantal onderzoeksvisitaties uitgevoerd en afgerond. De Erasmus School of Economics (ESE) heeft in 2008 een onderzoeksvisitatie door een Internationale Peer Review Committee laten uitvoeren voor al hun onderzoeksactiviteiten (op basis van het SEP-protocol). De onderzoeksprogramma‟s van ESE zijn zeer goed tot excellent beoordeeld. De evaluatiecommissie was erg onder de indruk van de verdrievoudiging van de onderzoeksoutput per fte gedurende de beoordeelde periode. Verder behoort het merendeel van de onderzoeksgroepen tot de wereldklasse, en de onderzoeksgroep marketing zelfs tot de wereldtop. De Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft in 2009 tevens een externe onderzoeksbeoordeling ondergaan door een Internationale Peer Review Committee. Het evaluatierapport wordt in het eerste kwartaal 2010 verwacht. Samenwerkingsverbanden Een belangrijk strategisch doel van de EUR is het versterken van de relaties tussen de EUR en de omgeving. Tijdens de opening van het Academisch Jaar 2009-2010 werd samen met burgemeester Aboutaleb een verklaring ondertekend, die in 2010 moet leiden tot een samenwerkingsovereenkomst met de lokale relatie, de gemeente Rotterdam. De universiteit nam
5
in 2009 met gemeente en bedrijfsleven ook deel aan een territorial review van de OESO waarbij de economische kracht van de samenwerking in de regio werd onderzocht. De bevindingen van de OESO volgen begin 2010. Door de opening van de kantoren in Brussel en Beijing, alsmede door de studiereis naar China, zijn de internationale relaties geïntensiveerd. Een bijzondere rol is daarbij weggelegd voor het College van Bestuur: het stimuleren van interdisciplinaire samenwerking tussen de faculteiten en nieuwe buitenlandse instituten. De reis in oktober 2009 naar Beijing en Shanghai is hier een voorbeeld van. De EUR-delegatie, bestaande uit 26 onderzoekers afkomstig uit allerlei disciplines, heeft een basis gelegd voor wetenschappelijke uitwisseling. Voor het onderhouden van de contacten is Erasmus University Center in Beijing opgericht, met een lokale medewerker als intermediair. Een belangrijk resultaat van het bezoek aan China is het sluiten van een memorandum of understanding (MOU) geweest met de China Scholarship Council voor PhD-beurzen. De vertegenwoordiger van de EUR in Beijing en de vertegenwoordiger van CHERC (China-Holland Education & Research Centre) aan de EUR werken nauw samen om dit een succes te laten zijn. Valorisatie-instrumenten Er wordt in het jaarverslag gesproken van een grote behoefte bij EUR stakeholders aan een bijdrage van de wetenschap aan de grote maatschappelijke opgaven van deze tijd (valorisatie). De EUR wil beter beleid ontwikkelen ter vergroting van de “dubbele” impact van het onderzoek: wereldwijd onder “peers” (citaties in toonaangevende tijdschriften etc.) en maatschappelijk (valorisatie). Uitgangspunt van het beleid is dat beiden verweven zijn: geen valorisatie zonder wetenschappelijke excellentie. Kennisvalorisatie gebeurt enerzijds door het commercialiseren van producten en diensten; deze activiteiten zijn ondergebracht in de verschillende BV‟s van de EUR-holding. Anderzijds door de inzet van medewerkers in onderzoeken van bijvoorbeeld de overheid. De ingebrachte deskundigheid draagt bij aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Als voorbeeld wordt de valorisatie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid genoemd. Een specifiek onderzoek van de sectie Strafrecht heeft in belangrijke mate de opmaat gevormd voor de in 2006 door het parlement aangenomen Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening, Stb. 2006, 330). Gevolg van de wetswijziging is dat de huidige buitengerechtelijke afdoening in strafzaken in de komende jaren in fasen wordt omgevormd tot een meer inzichtelijk en beter genormeerd stelsel van zelfstandige sanctieoplegging, waarin doelmatige rechtshandhaving en rechtsbescherming voor de verdachte adequater zijn vormgegeven, afhankelijk van wat er voor de verdachte op het spel staat. Onder valorisatie verstaat de EUR ook het verwerven van Europese (internationale) subsidies, zoals die van het EU kaderprogramma 7(KP7). Het openen van een werkplaats voor onderzoekers in het gebouw van Neth-ER (Netherlands house for Education and Research) in Brussel begin 2009 speelt hierbij een belangrijke rol. In het verslagjaar zijn drie „consultation meetings‟ belegd. Dit heeft ertoe geleid dat nu ook andere fondsen kunnen worden aangesproken dan KP7. De werkplaats in de Belgische hoofdstad heeft als bijkomend effect de bewustwording van het belang van Brussel voor de ontwikkeling van het onderzoek aan de EUR. Onontbeerlijk hierbij is de steun van het College van Bestuur. De Regiegroep Europa, waarin de vertegenwoordigers van de faculteiten zitting hebben, draagt in belangrijke mate bij van het versterken van kennis over Europa. Het SSC Onderwijs, Onderzoek & Studentenzaken organiseert bijeenkomsten over belangrijke oproepen voor onderzoek uit KP7. Het aantal aanvragen is daardoor flink toegenomen. In 2009 hebben 286 onderzoekers een aanvraag ingediend in KP7; de meesten van hen afkomstig uit het expertisegebied Geneeskunde en Gezondheid.
6
Door het College van Bestuur is in 2009 het kaderstellend beleid voor de internationalisatie vastgesteld. Het kader is een strategie met als doel het aanboren van toegangen tot nieuwe bronnen van buitenlandse kennis. Dit uitgangspunt leidt tot het benoemen van research als primaire aanjager voor de internationalisatie. Door deze focus is kennisvalorisatie een integraal onderdeel van dit beleid geworden.
7
Radboud Universiteit Inleiding De Radboud Universiteit Nijmegen is een klassieke, brede universiteit waar kwaliteit volgens internationale standaarden voorop staat. Binnen deze universiteit zijn vier wetenschapsdomeinen vertegenwoordigd: alfa, bèta, gamma en medisch. Alle vier zijn ze verankerd in en betrokken bij de samenleving. Medewerkers onderhouden banden met docenten, onderzoekers en studenten van andere universiteiten en met maatschappelijke organisaties in binnen- en buitenland. Organisatie van onderzoek Al het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen is ondergebracht in onderzoeksinstituten. Er zijn 21 onderzoeksinstituten. In 2009 hebben twee instituten hun organisatie gewijzigd. De onderzoeksgroep Communicatiewetenschap van het Nijmegen Instituut voor Sociaal Cultureel Onderzoek (NISCO) is per 2010 overgegaan naar het Behavioural Science Institute. Daarnaast is het oorspronkelijk zelfstandige Centrum voor Ethiek per 2010 ondergebracht bij het Onderzoeksinstituut voor Filosofie. Met deze aanpassingen is enerzijds de organisatie doelmatiger geworden, en zijn anderzijds kleine verwante groepen dichter bij elkaar gebracht, waardoor de onderlinge samenwerking, efficiëntie en samenhang zijn vergroot. De Radboud Universiteit rapporteert jaarlijks over de meest recente ontwikkelingen op het gebied van onderzoek in het onderzoeksjaarverslag, het Research Report, dat sinds 2005 wordt uitgebracht. Hierin worden ook globale plannen voor toekomstig onderzoek beschreven. De Radboud Universiteit Nijmegen kent vijf door de KNAW erkende lokale onderzoekscholen. Naast de hierboven genoemde onderzoekscholen participeren Nijmeegse onderzoeksgroepen in 27 onderzoekscholen waarvan andere universiteiten penvoerder zijn. De omvang van deze participaties varieert van één stafmedewerker en één promovendus tot meer dan tien stafleden en tien tot twintig promovendi. Het is beleid van de Radboud Universiteit dat door de inrichting van de hierboven genoemde onderzoeksinstituten het primaat van de onderzoeksprogrammering en aansturing nadrukkelijk binnen de eigen universiteit komt te liggen. Het UMC St Radboud wil met zijn onderzoek bij de beste drie Nederlandse UMC‟s behoren. Als basis voor de te kiezen strategie is in 2009 het Research Status Report opgesteld. Het rapport bevat een beschrijving van de zes onderzoeksinstituten en een samenvatting van het beleid, gericht op verbetering van de onderzoekskwaliteit. Op basis van het rapport wordt thans een analyse van de kracht van de onderzoeksthema‟s gemaakt. De eigen kracht wordt hierbij nadrukkelijk beschouwd in het perspectief van de onderzoeksontwikkeling in Nederland en daarbuiten. Deze fase is in het vroege voorjaar van 2010 afgerond. Hierna bepaalt het UMC St Radboud zijn strategische keuzen. In 2009 zijn de contouren geschetst voor het vernieuwde Nijmegen Instituut voor Sociaal Cultureel Onderzoek (NISCO). Er zal een proces van thematische clustering en profilering van sterke NISCO-onderzoeksterreinen plaatsvinden. Focusgebieden Om de geesteswetenschappelijke onderzoeksagenda verder te dynamiseren, worden in het jaarverslag drie samenwerkingsprogramma‟s benoemd: „Europe‟s Identities, Past and Present‟, „Language Diversity, Multilingualism and Multiculturality‟ en „Text, Transmission and Reception‟.
8
In 2007 is het Sectorplan natuur- en scheikunde tot stand gekomen. Voor de Radboud Universiteit – meer in het bijzonder de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica – betekent dit dat met ingang van 2011 de onderzoeksinstituten in de natuur- en scheikunde kunnen worden versterkt met wetenschappelijk personeel. De Radboud Universiteit heeft een aanvraag ingediend voor de vakgebieden chemical biology, advanced spectroscopy en particle physics. Talentbeleid Om vernieuwend onderzoek een extra impuls te geven, kent NWO jaarlijks de Veni-, Vidi- en Vici-premies toe. Met dertien Veni‟s, acht Vidi‟s en drie Vici‟s waren onderzoekers van de Radboud Universiteit in 2009 succesvol in het binnenhalen van deze premies. Het loopbaanbeleid kreeg in 2009 veel aandacht. Internationalisering en flexibilisering zijn kernpunten in het loopbaanbeleid. Er is een opleidingenaanbod ontwikkeld en medewerkers kunnen gebruikmaken van loopbaanbegeleiding middels coaching, supervisie of trainingen. Voor leidinggevenden zijn speciale opleidingstrajecten ontwikkeld. In het kader van het loopbaanbeleid zijn in 2009 onder andere de volgende activiteiten ondernomen: Ondersteuning van leidinggevenden met een aanbod van interne en externe trainers en adviseurs, Coaching en supervisie, intervisie, training, advies en teamtrajecten middels individuele of groepsgewijze begeleiding. 160 medewerkers hebben een individueel loopbaantraject gevolgd. Vier groepen van voornamelijk promovendi en postdocs hebben samengewerkt aan arbeidsmarktoriëntatie, solliciteren en netwerken. Het college van bestuur hanteert het uitgangspunt dat 1 op de 4 nieuw benoemde hoogleraren vrouw moet zijn. In 2009 waren 11 van de 37 benoemde hoogleraren vrouw. En hoewel de Radboud Universiteit in 2009 de universiteit in Nederland met het hoogste percentage vrouwelijke hoogleraren is, loopt internationaal gezien ons land, en ook de Radboud Universiteit, flink achter. De Donders Graduate School for Cognitive Neuroscience van de Radboud Universiteit Nijmegen ontving in 2009 een subsidie van 800.000 euro voor de vorming van een excellente onderwijs- en onderzoeksomgeving voor zeer talentvolle jonge onderzoekers. In 2005 richtte De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen De Jonge Akademie op. De Jonge Akademie (DJA) heeft tot doel jonge onderzoekers actief in aanraking te brengen met vakgebieden buiten het eigen specialisme en met de mogelijkheden van interdisciplinair onderzoek; aan te moedigen visies te ontwikkelen op de toekomst van het eigen vakgebied en aangrenzende vakgebieden, en op het te voeren wetenschapsbeleid; te stimuleren hun wetenschappelijke inzichten in de maatschappij uit te dragen; en te steunen in hun eigen ontwikkeling als wetenschapsbeoefenaar. Twee van de tien nieuwe leden van De Jonge Akademie zijn onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen. In totaal kent De Jonge Akademie elf leden die afkomstig zijn van de Radboud Universiteit. Tien jonge Radboud-onderzoekers ontvangen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Rubicon-subsidie om onderzoek te gaan doen in het buitenland. Universitair loopbaanbeleid van de Radboud Universiteit betekent dat promovendi en postdocs eerlijk, helder en tijdig inzicht krijgen in hun toekomstperspectief, aldus het jaarverslag. Als dat er niet is, zet de universiteit zich in voor begeleiding naar een werkkring buiten de universiteit.
9
In 2009 is verder invulling gegeven aan de door het college van bestuur vastgestelde „Notitie Taalbeleid Engels aan de Radboud Universiteit Nijmegen‟. Een groot gedeelte van het wetenschappelijk personeel dat Engelstalig onderwijs geeft, heeft zich in het afgelopen jaar laten toetsen en zich eventueel laten bijscholen. Visitaties Al het onderzoek van de Radboud Universiteit wordt periodiek beoordeeld door een internationaal samengestelde commissie van vooraanstaande wetenschappers. Voor een onderzoeksprogramma dat niet minimaal als „zeer goed‟ wordt beoordeeld, wordt een plan van aanpak opgesteld om deze kwalificatie te bereiken. Wanneer bij de daaropvolgende beoordeling geen beter resultaat is bereikt, wordt het onderzoek afgebouwd. In 2009 werden 2 van de 21 onderzoeksinstituten gevisiteerd door een internationale jury (volgens het SEP-protocol). Het Institute for Water and Wetland Research, IWWR, kreeg in de rapportage veel waardering voor de gekozen focus en de kwaliteit van onderzoek en management. Wel kwamen enige verbeterpunten naar voren op terreinen als internationale zichtbaarheid en coherentie van de deelnemende onderzoeksgroepen. In relatie hiermee heeft het IWWR reeds maatregelen getroffen om bestaande groepen te bundelen, waardoor meer focus ontstaat. Tegelijkertijd is de invulling van twee nieuwe leerstoelen ingezet. Het Institute for Computing and Information Sciences, ICIS, nam in 2009 deel aan de landelijke onderzoeksvisitatie informatica. Het voorlopige rapport, dat eind december 2009 verscheen, maakt melding van topscores. Het definitieve rapport wordt in 2010 verwacht. Eind 2009 heeft een internationale commissie al het wiskundeonderzoek aan Nederlandse universiteiten beoordeeld. Ook het wiskundeonderzoek van de Radboud Universiteit dat onderdeel uitmaakt van het Institute for Mathematics, Astrophysics and Particle Physics (IMAPP) werd beoordeeld. Het definitieve rapport wordt in het voorjaar van 2010 verwacht. De voorlopige indruk van de commissie was positief, met complimenten voor de gemaakte keuzen in het onderzoek. In 2009 is het onderzoek van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (Institute for Law) in landelijk verband beoordeeld. In oktober van dat jaar heeft het gesprek plaatsgevonden tussen de landelijke Commissie Visitatie Onderzoek Rechtsgeleerdheid 2009 en een delegatie van de Nijmeegse faculteit. De voorlopige conclusies zijn positief. Het definitieve oordeel van deze commissie wordt in het voorjaar van 2010 verwacht. De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS), ingesteld door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht (OO&R) in 2009 beoordeeld en opnieuw een erkenning verleend voor de komende zes jaar. Daardoor blijft het OO&R het enige door de KNAW erkende onderzoeksinstituut in Nederland dat praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek verricht op het terrein van onderneming en recht. In het voorjaar van 2009 hebben de onderzoeksdirecteuren van de Faculteit der Letteren de onderzoeksresultaten van individuele onderzoekers uit de periode 2006-2008 beoordeeld aan de hand van de prestatie-indicatoren voor de toekenning van onderzoekstijd. Uit die beoordeling bleek dat de meeste onderzoekers goed gepresteerd hebben en dat hun structurele onderzoekstijd voor de periode van 1 september 2009 tot 1 september 2012 gehandhaafd blijft. Met de onderzoekers die niet hebben voldaan aan de eisen, hebben de betreffende onderzoeksdirecteur en leidinggevende gesprekken gevoerd en zijn er verbetertrajecten opgesteld. De volgende beoordeling voor alle onderzoekers met structurele onderzoekstijd zal in het voorjaar van 2012 plaatsvinden.
10
In 2009 heeft het college van bestuur opdracht gegeven aan het Centrum voor Wetenschap en Technologie Studies (CWTS) te Leiden om een bibliometrische analyse uit te voeren bij vier onderzoeksinstituten van de bètafaculteit en het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour. Deze analyse is uitgevoerd naar aanleiding van de te lage positie (gelet op de uitstekende prestaties) van de Radboud Universiteit in diverse rankings. Onjuiste affiliaties op het niveau van de onderzoekers en de instelling en het niet meetellen van alle publicaties kunnen leiden tot een lagere positie op diverse rankings. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de aantallen citaties en impactscores van de onderzochte publicaties van de Radboud Universiteit ruim boven het wereldgemiddelde liggen. Tevens is deze analyse gebruikt om onderzoekers te wijzen op het belang van juiste naamsvermelding op alle publicaties. In juni 2009 werd de tussentijdse evaluatie van het Centre for Language Studies (CLS) afgerond. De uitkomst van deze evaluatie geeft aanleiding om de komende tijd kritisch te kijken naar de programmastructuur, de infrastructuur en het publicatiebeleid. Samenwerkingsverbanden De wereld is het speelveld van de onderzoekers. Een sprekend voorbeeld hiervan is het samenwerkingsverband van achttien Europese partners dat tot doel heeft nieuwe materialen voor snellere computers te ontwikkelen. Vanuit de onderzoekscholen waarin de Radboud Universiteit participeert wordt samengewerkt met onderzoekers van vele universiteiten uit het buitenland. De medische faculteit van de Radboud Universiteit Nijmegen en het St Radboud Ziekenhuis vormen samen het UMC St Radboud. De eindverantwoordelijkheid voor het onderzoek en onderwijs in het UMC St Radboud ligt bij het college van bestuur van de universiteit. Voor de patiëntenzorg en de bedrijfsvoering in het UMC is de raad van bestuur van het UMC verantwoordelijk. Via het College voor Bestuurlijke Samenwerking (CBS) stemmen het college van bestuur van de universiteit en de raad van bestuur van het UMC St Radboud hun strategisch beleid en hun bedrijfsvoering op elkaar af. In samenwerking met de gemeente en het UMC St Radboud is in het verslagjaar gewerkt aan het zogeheten Rondje Heyendaal. De aanleg van busbanen, rotondes en gescheiden fietspaden moet de bereikbaarheid en veiligheid van de campus vergroten. De Radboud Universiteit werkt in dit project samen met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en ArtEZ hogeschool voor de kunsten Arnhem. Go! is door het ministerie van Economische Zaken uitgeroepen tot het beste initiatief voor ondernemende studenten in Nederland. Valorisatie-instrumenten De wetenschappers van de Radboud Universiteit dragen met de kennis die ze op basis van wetenschappelijk onderzoek verwerven, bij aan de samenleving. Zo gaf de econome mevrouw prof. dr. E.M. Sent veelvuldig haar visie in de media op de financiële en economische crisis. Zij won in 2009 de Duynstee Trofee, die is ingesteld voor die Radboudwetenschapper die het meest in de media optreedt. Fundamenteel onderzoek leidt soms tot vernieuwende bedrijvigheid. Zo is de zonnecelgroep van de Radboud Universiteit er in geslaagd de efficiëntste zonnecel ter wereld te ontwikkelen. Deze Nijmeegse zonnecel zet 26 procent van het zonlicht om in elektriciteit. Deze wetenschappelijke vinding bleek zo interessant dat het Britse bedrijf Circadian Solar, specialist in zonnecellen met
11
gebruik van geconcentreerd licht, met de universiteit een joint venture is aangegaan. De Radboud Universiteit en Circadian Solar zullen deze techniek samen verder ontwikkelen en de zonnecellen op de markt brengen. In het kader van het project „Go!, Gelderland Onderneemt‟, is in maart 2009 het Informatiepunt Ondernemerschap Radboud Universiteit officieel geopend. Het doel is meer studenten en docenten te stimuleren ondernemer te worden en de kwaliteit van startende ondernemers te verbeteren. De Radboud Universiteit werkt in dit project samen met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en ArtEZ hogeschool voor de kunsten Arnhem. Go! is door het ministerie van Economische Zaken uitgeroepen tot het beste initiatief voor ondernemende studenten in Nederland. In 2009 is ook een ander nieuw initiatief van start gegaan: het Science to Business Café: een ontmoetingsplaats op de campus voor ondernemende studenten en onderzoekers, (startende) ondernemers en beleidsmakers uit de regio. In 2009 zijn vijf thematisch opgezette Science to Business Café‟s georganiseerd.
12
Rijksuniversiteit Groningen Inleiding De Rijksuniversiteit Groningen is een brede klassieke universiteit. De missie is in het jaarverslag als volgt verwoord: De Rijksuniversiteit Groningen verzorgt kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek in een internationale context. Hierbij worden verschillen in ambities en talenten gehonoreerd. Ook wordt er nadrukkelijk samengewerkt met bedrijven, overheden en burgers. De RUG behoort tot de top van de Europese universiteiten. De RUG heeft drie ambities: investeren in topkwaliteit, honoreren van verschil in talent and ambitie en het stimuleren van grensoverschrijdend onderwijs en onderzoek. In 2009 had de RUG de volgende bestuurlijke doelstellingen voor onderzoek: 1) stimuleren individuele kwaliteit/investeren in talent, 2) versterken strategische groepen en instituten en het stimuleren van valorisatie, 3) kwaliteitszorg en 4) Graduate Schools. Organisatie van onderzoek De RUG streeft naar de versterking van de kwaliteit van het onderzoek om de aansluiting te behouden met het internationale toponderzoek op de door haar aangewezen gebieden. Dit gebeurt door sterke bundeling van krachten, met behulp van focus op excellentie, de toewijzing van middelen en ondersteuning voor kwalitatief goed onderzoek en met behoud van ruimte voor individuele onderzoekers. De RUG heeft de ambitie zich op Europees niveau te profileren als een kwalitatief hoogstaande onderzoeksuniversiteit. De RUG kiest voor stimulering van het internationale toponderzoek. Het beleid is erop gericht goede onderzoeksgroepen te versterken. Hiertoe biedt de universiteit gerichte steun in de vorm van fondsen zoals de Smart-Mixmiddelen van de RUG. In 2009 is de ontwikkeling en implementatie van de 16 in 2006 opgerichte Groningen Graduate Schools vervolgd. Een betere kwaliteit van de opleiding van promovendi en het vergroten van het aantal promoties door een betere begeleiding van de promovendi moet op termijn leiden tot een toename in het aantal promoties (500 in 2015). Na 306 promoties in 2008 is het aantal promoties licht gestegen naar 343 promoties in 2009. In 2009 is de huidige status van 9 facultaire Graduate Schools bereikt. Elke Graduate School omvat een of meer research- of topmasteropleidingen en promotieopleidingen. Wanneer deze volledig operationeel zijn, zien de Graduate Schools toe op: verhoging van de aantrekkelijkheid van het promotietraject en de instroom en kwaliteit van promovendi verkorting van de gemiddelde duur en verhoging van het rendement van de promotieopleiding (met behoud van kwaliteit) verbetering van het carrièreperspectief na het behalen van de doctorsbul, ook buiten academia terugdringing van de kosten van het promotietraject betere aansluiting op het bachelor- en masteronderwijs betere afstemming op de sterk toenemende internationalisering van het wetenschappelijk onderwijs Op 1 april 2009 heeft het College van Bestuur de eerste Dean of Graduate Schools benoemd. Met de benoeming van de dean wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling en implementatie van de faculteitsoverschrijdende aspecten van de Graduate School.
13
De Dean of Graduate Schools (DGS) bevordert, als algemene doelstelling, de nationale en internationale zichtbaarheid van de Groningse Graduate Schools (GGS) als belangrijk onderdeel van het researchprofiel van de RUG. Groningen is penvoerder van de landelijke toponderzoekschool Zernike Institute for Advanced Materials. Groningse onderzoekers zijn ook actief in nog twee van de zes landelijke toponderzoeksscholen, namelijk NOVA (astronomie) en de National Research School Combination-Catalysis - NRSCCatalysis. De FWN heeft voor het landelijke sectorplan natuur- en scheikunde een ambitieus en vooruitstrevend plan geformuleerd voor het onderzoek en het onderwijs met daarin zes onderzoeksthema‟s. De beoordeling daarvan door de landelijke adviescommissie is in 2009 nog niet afgerond. Focusgebieden Op meerdere plaatsen in het jaarverslag wordt gesproken over de thema‟s „gezond ouder worden‟, energie, levenswetenschappen en sociale cohesie. De RUG versterkt daarmee landelijke en regionale thema‟s. De RUG behoort volgenshet jaarverslag op een aantal gebieden zoals Chemistry, Material Science en biologie tot het internationale toponderzoek maar wil deze positie verbreden, onder andere door specifieke programma‟s (genoemd worden het „coryfeeënprogramma‟ en het Rosalind Franklin programma ter bevordering van het aantal vrouwelijke wetenschappers). In 2009 is het Groningse onderzoek in diverse speerpunten aanzienlijk versterkt mede met financiële steun van het College van Bestuur. Nieuw is een bijdrage voor HAPS (Healthy Ageing Population Studies) en het juridische instituut Centre for Law and Governance, dat samenwerkt met de VU. Andere programma‟s of instituten waarin de Groningse sterktes naar voren komen en die met centrale middelen mede vorm krijgen zijn bijvoorbeeld EDReC (Energie), ERIBA (gezond ouder worden), het Groningse Genomics Centrum, Centrum voor Systeem Biologie en het Willem Barentsz Poolinstituut. Talentbeleid De RUG geeft te kennen extra aandacht aan de ontwikkeling van de talenten van haar medewerkers door een werkomgeving waarin direct verband bestaat tussen prestaties, loopbaanperspectieven en beloning. In dat kader wordt het systeem van de „tenure tracks‟ genoemd. De RUG investeerde in 2009 in talent door het geven van een kwaliteitsimpuls aan de onderzoekersopleiding binnen de Graduate School en door het creëren van transparante loopbaanmogelijkheden voor (aankomend) onderzoekstalent bij de RUG. Tevens door toponderzoekers (in spe) naar Groningen te halen en hun de mogelijkheden en omgeving te bieden om hun talenten ten volle tot ontplooiing te brengen. Hiervoor is in 2009 een nieuw programma (Endowed Chairs) gestart. De beoogde onderzoekers dienen het onderzoek binnen de faculteit te versterken en in nationaal en internationaal verband op de kaart te zetten en ontvangen daartoe voor een periode van 5 jaar een „Endowed Chair‟ (leerstoel). Samen met een bijbehorend exploitatiebudget stelt hen dat in staat hun succesvolle onderzoekslijn voort te zetten onder de vlag van de Rijksuniversiteit Groningen. Inmiddels zijn 2 Endowed Chair-posities ingevuld, bij de faculteiten Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap en Ruimtelijke Wetenschappen. In individueel onderzoekstalent werd in 2009 geïnvesteerd door middel van scholarships voor researchmasterstudenten (Praediniusbeurzen), scholarships voor promovendi (Bernoullien Ubbo Emmiusbeurzen), scholarships voor vrouwelijke toponderzoekers (Rosalind Franklin Fellowships), matching van Vernieuwingsimpulsprogramma (Veni-, Vidi-, Vici-subsidies) en Honorary Scholarships voor externe VI-aanvragers en voor alle ERC-aanvragers.
14
De RUG is van mening dat zij landelijk gezien te weinig toponderzoekers in huis heeft. In 2007 zijn voor het eerst extra middelen gereserveerd die specifiek gericht zijn op het aantrekken en behoud van reeds bewezen toptalent. In het persoonsgebonden Vernieuwingsimpulsprogramma van NWO, gericht op jonger talent, behaalde de RUG in 2009 haar streefcijfer van 10% van het totaal aantal aan universiteiten en UMC‟s toegekende subsidies bijna voor zowel de Veni- (9,6%) als de Vici-subsidies (9,7%). Voor de Vidi-subsidies lag de score daar ruim onder (7,4%). Er is in 2008 en 2009 beleid geformuleerd om het aandeel van de RUG in de Veni-, Vidi- en Vicisubsidies op termijn aanzienlijk te verhogen, waaronder het starten, dan wel uitbreiden van presentatietrainingen en schrijfworkshops. Van door de ERC toegekende persoonsgebonden subsidies gingen in 2009 vier naar Groningse onderzoekers (23,6%). In 2009 heeft het College van Bestuur het Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend, samen met het Universitair Medisch Centrum Groningen. Een externe monitoringcommissie zal jaarlijks de vorderingen volgen. In 2009 is de pilot van het project „Mentoring voor vrouwelijk wetenschappelijk personeel‟ geëvalueerd. Aan de pilot namen 42 vrouwen deel. In de pilot werd een vrouwelijke wetenschapper met ambitie gekoppeld aan een hoogleraar (man of vrouw) uit de eigen of uit een andere faculteit met als doel om gedurende een half jaar gesprekken te voeren over haar wetenschappelijke loopbaan. Het project wordt in 2010 RUG-breed voor de vrouwelijke doelgroep aangeboden. Het College van Bestuur heeft in 2009 het voornemen geformuleerd om 17 vrouwelijke universitair hoofddocenten tot hoogleraar te benoemen. Daartoe zal het de faculteitsbesturen vragen 17 vrouwelijke universitair hoofddocenten voor te dragen voor benoeming tot hoogleraar 2. Het College van Bestuur neemt gedurende 5 jaar de bijkomende salarislasten voor zijn rekening. Dit plan zal in 2010 uitgevoerd worden. Om de kwaliteit te bewaken wordt een universiteitsbrede commissie ingesteld die de voordrachten van advies zal voorzien. Daarnaast is er een budget gereserveerd voor aanvullende maatregelen, zoals ondersteuning van netwerken, ontwikkelingsassessments en bijeenkomsten over genderbewustzijn en selecteren van talent. In 2009 is het percentage vrouwelijke hoogleraren ten opzichte van 2008 gestegen van 13% naar 14%. De doelstelling voor 2010 is een aandeel van 17% vrouwelijke hoogleraren. Ook het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten is met een procent gestegen tot 22%. Dit blijft nog achter bij de raming van 30% voor 2010 uit de notitie „Evaluatie aanbevelingen commissie Sekseneutrale Selectie- en beoordelingscriteria voor WP‟ van 2005. Het gevoerde tenure track-beleid heeft inmiddels het aantal adjunct-hoogleraren laten groeien van 48 naar 75 eind 2009. Ruim 28% is vrouw. Op verzoek van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen is met alle faculteiten gediscussieerd over wijzigingen van het tenuretrackbeleid. Deze voorgestelde wijzigingen zijn per 1 januari 2010 ingevoerd. De benoemingsperiode van de adjunct-hoogleraar is verlengd van 5 jaar naar 7 jaar in totaal, zonder verlengingsmogelijkheid. De betreffende adjunct-hoogleraar kan zelf vanaf een benoemingsperiode van 4 jaar het beoordelingsmoment kiezen voor de benoeming tot hoogleraar. In 2009 is een pilot gestart (Triumf-project) om 16 jonge talentvolle wetenschappers van verschillende faculteiten een gezamenlijk traject te laten doorlopen voor het doen van een onderzoeksaanvraag bij een externe partij. Het programma bestaat uit vijf modules, met telkens ongeveer een maand tussen cursusdagen
15
Visitaties Het onderzoek wordt eens in de zes jaar beoordeeld door een externe commissie (PRC). Tussentijds vinden interne zelfevaluaties plaats die de basis vormen voor de zogenoemde midterm-reviews van het onderzoek. In 2009 is het landelijk protocol geactualiseerd, waarmee het SEP 2003-2009 met ingang van 2010 vervangen is door het Standaard Evaluatie Proctocol kwaliteitszorg onderzoek 2009-2015. Het RUG-protocol kwaliteitszorg onderzoek zal daaraan worden aangepast. De kwaliteit van het onderzoek aan de RUG blijkt uit de resultaten van externe beoordelingen, erkenningen en toekenning van subsidies. Van de inmiddels 123 volgens het SEP beoordeelde RUG-programma‟s hebben er 80 een gemiddelde score van ten minste 4 (zeer goed) gehaald in de externe beoordeling van het onderzoek. Daarvan hebben acht groepen de hoogste score, namelijk vier maal een 5 (excellent). Met haar kwaliteitszorg streeft de RUG eveneens naar verbetering van onderzoeksmanagement en leiderschap. In 2009 zijn de resultaten verschenen van de externe, landelijke beoordeling van sociologisch onderzoek (inclusief de promotieopleiding) en van het onderzoek in de economie en bedrijfskunde. Het onderzoek in de sociologie, het Sociologisch Instituut en de promotieopleiding werden positief beoordeeld. Het Groningse programma behoort tot de beste drie van Nederland en het onderzoek werd weer beter beoordeeld dan in de voorgaande visitatie. De beoordeling van de promotieopleiding volgens het SEP is waardevol en gelijkwaardig aan een beoordeling in het kader van het ECOS. In de bestuurlijke reactie is aangegeven hoe men de kwaliteit wil waarborgen en waar mogelijk versterken, bijvoorbeeld door tenure track-posities en postdocs. Het rapport van de PRC economie en bedrijfskunde is eind 2009 vastgesteld. De vijf Groningse onderzoeksgroepen worden daarin goed beoordeeld. Op de parameter relevance scoorde de Groningse programma‟s allemaal excellent (een 5). De bestuurlijke follow-up is in 2010 aan de orde. De PRC beoordeelt de strategie en organisatie van de onderzoekschool SOM ook positief. Lokaal vond in 2009 de externe beoordeling van het onderzoek binnen het UMCG-O&O en farmacie plaats. De resultaten worden in 2010 verwacht. In 2009 zijn voor diverse externe landelijke beoordelingen zelfstudies opgesteld en aan de PRC‟s aangeboden. Het betreft het onderzoek in de rechtsgeleerdheid, technische wiskunde, wiskunde, informatica en het onderzoek gerelateerd aan de universitaire lerarenopleidingen. Geen van die visitaties is in 2009 afgerond. In 2009 zijn in de faculteiten Wiskunde en Natuurwetenschappen, Letteren en Gedrags- en Maatschappijwetenschappen en bij het KVI midterm-evaluaties van het onderzoek opgesteld. Deze evaluaties bestaan uit een zelfstudie en een bestuurlijke reactie. Het College van Bestuur heeft ingestemd met de midterms van het KVI, het Nieuwenhuis instituut, en de FWN-instituten ZIAM en CEES. De overige midterms zijn nog niet formeel vastgesteld, omdat het College van Bestuur heeft verzocht de zelfstudies te verduidelijken. De kwaliteit van het personeel is de belangrijkste factor om de strategie en missie van de RUG te realiseren. De aandacht voor de kwaliteit is van belang bij alle P&O-processen: talentscouting, werving en selectie, ontwikkeling, beoordeling, waarderen, belonen. Al enige jaren stuurt het College van Bestuur samen met de faculteitsbesturen aan op het voeren van ontwikkelingsgesprekken met alle medewerkers. In de ontwikkelingsgesprekken is aandacht voor de prestaties van het afgelopen jaar en kijken medewerker en leidinggevende naar de toekomst. Bovendien geeft de medewerker zijn of haar wensen voor persoonlijke ontwikkeling aan. Ongeveer 74% van de medewerkers heeft in de afgelopen twee jaar minstens één
16
ontwikkelingsgesprek gehad, bij 9% was dat ruim twee jaar geleden en 17% heeft nog nooit een ontwikkelingsgesprek gehad, volgens de personeelsenquête. Samenwerkingsverbanden Op verschillende plaatsen wordt in het jaarverslag gesproken over samenwerkingsverbanden met een reeks bedrijven en overheden (in het kader van de thema‟s gezond ouder worden en energie). Op basis van het Akkoord van Groningen zet de universiteit zich samen met de Hanzehogeschool Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen en de Gemeente Groningen in voor de promotie van Groningen. Het gezamenlijke doel is de positie van Groningen als dé kennis- en innovatiestad van Noord-Nederland te ontwikkelen en te versterken. De belangrijkste speerpunten uit het meest recente akkoord zijn energie en healthy ageing. Verder investeren de Akkoordpartners samen met externe partijen onder meer in huisvesting voor jongeren (onder wie internationale studenten), ICT-voorzieningen, verkeersmaatregelen, de ontwikkeling van Zernike Science Parc en de campagne van Groningen als City of Talent. Met de Hanzehogeschool Groningen deelt de RUG niet alleen de Zernikecampus, maar eveneens een intensief patroon van samenwerking in het verband van Universiteit en Hogeschool Groningen (UHG). De samenwerking krijgt meerwaarde vanuit de eigen identiteit van universiteit en hogeschool. Er zijn afspraken over schakelprogramma‟s, specifieke samenwerking in sommige disciplines, promotietrajecten van medewerkers van de UHG en gezamenlijke faciliteiten. Ook zijn er plannen voor gezamenlijke (internationale) marketing en het initiatief voor een instituut voor Chinese taal en cultuur. Met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, met de Hogeschool Van Hall Larenstein en met de Stenden Hogeschool bestaan eveneens nauwe relaties. Het ministerie van OCW heeft met ingang van 2007 middelen ter beschikking gesteld voor promotievouchers voor docenten afkomstig uit het HBO. De RUG heeft voor de besteding van door MOCW ter beschikking gestelde middelen voor promotievouchers voor HBO-docenten een promotieovereenkomst gesloten met de Hanzehogeschool. De RUG heeft een breed netwerk van samenwerking met regionale, nationale en internationale partijen, zoals het (inter)nationale bedrijfsleven, de Provincies, het Samenwerkingsverband Noord Nederland, het Akkoord van Groningen, de NOM, Energy Valley, EZ-Noord, Ministeries en de Europese Commissie. Dankzij de afdeling Alumnirelaties en Fondswerving van de RUG worden belangrijke industriële partners benut voor advisering over kennisvalorisatie. Per 1 januari 2005 zijn RUG en AZG overgegaan tot de vorming van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waarin de Medische Faculteit en het AZG zijn ondergebracht. Binnen de kaders van het UMCG wordt een geïntegreerd beleid gevoerd ten aanzien van onderwijs, onderzoek, patiëntenzorg en specialistenopleiding. In het kader van internationalisering maakt de RUG deel uit van vele netwerken, in en buiten Europa, vaak betrekking hebbend om het onderwijs (studentuitwisseling en gezamenlijke onderwijsprogramma‟s). Het U4-netwerk, Erasmus Mundusprogramma‟s, de Coimbra-groep zijn hier voorbeelden van. Buiten Europa wordt onder andere samenwerkt met universiteiten in Japan, China, Indonesië, Mexico, Brazilië, Ethiopië, Ghana en Nigeria. In het onderzoek wordt de totstandkoming van samenwerkingsverbanden over de facultaire grenzen heen gestimuleerd. De samenwerking tussen de medische en natuurwetenschappen wordt bevorderd door duoprojecten binnen het Ubbo Emmius-programma. Ook neemt de RUG deel aan (inter)nationale strategische onderzoeksconsortia, waaronder de Topinstituten (TIPharma, BMM, CTMM, Groene Genetica), FES-gefinancierde projecten als Bsik en het Europese
17
Kaderprogramma. Voor diverse projecten zijn Groningse groepen of onderzoekers penvoerder of principal investigator, zoals het Energy Delta Gas Research (EDGaR, voorheen GrASp voor duurzaam gas), het consortium Carbohydrate Competence Center (CCC) en het Drugtargetingprogramma. Het onderzoek op het terrein van gas en energie heeft met de start van het EDGaR-consortium een grote impuls gekregen. In EDGaR wordt met nationale partners onderzoek gedaan naar duurzame energie, gecombineerd met de kennis op het gebied van gas en de bestaande gasinfrastructuur. Daarnaast is er in 2009 een belangrijke overeenkomst met RWE gesloten. In die samenwerking worden economische en juridische aspecten van het afvangen, transporteren en opslaan van CO2 onderzocht. De RUG heeft een belangrijke stap gezet in het versterken van de internationale samenwerking op het terrein van energie. Met de Prince Mohammad bin Fahd University, gelegen boven de enorme olievelden van Saoedi-Arabië, is een overeenkomst gesloten om gezamenlijk de daar bestaande leerstoel Energy in te vullen. Ook andere universiteiten hebben grote belangstelling voor samenwerking met de RUG op het terrein van onderzoek naar de transitie van olie en gas naar duurzame energie. Regionaal is het Healthy Ageing Network Noord-Nederland (HANNN) opgericht waarin bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en intermediaire organisaties gezamenlijk voortbouwen op bestaande initiatieven en programma‟s over healthy ageing. Ook in 2009 is het onderzoeksspeerpunt „healthy ageing‟ versterkt. Het consortium TARGET wil in Noord-Nederland een kenniscluster vormen, en nationaal en international trendsettend zijn voor de uitbouw en exploitatie zowel in de wereld van de escience, als in die van de e-commerce en e-governance. TARGET werkt aan een van de grote uitdagingen van de toepassing van grootschalige sensorsystemen en dataverwerking, namelijk het op een efficiënte manier kennis en informatie uit grote hoeveelheden data halen. Het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid is een multidisciplinair, interuniversitair onderzoeksinstituut dat door wetenschappelijk onderzoek inzicht wil verschaffen in een sociaal weerbare samenleving. Op het gebied van buurten, scholen en geloofsgemeenschappen wordt onder meer onderzoek gedaan voor en met het Oranjefonds, de politie en andere instellingen. Valorisatie-instrumenten De RUG spreekt in het jaarverslag van een groeiende aandacht voor de valorisatie van onderzoek. Het screenen van de RUG op economische en maatschappelijke valoriseerbare ideeën en het scouten van partijen die daarin geïnteresseerd zijn is dagelijkse werkelijkheid. Wetenschappers worden gestimuleerd om hun werk niet alleen te publiceren, maar ook in de markt te zetten, en krijgen ondersteuning bij het vinden van investeerders. Kennisvalorisatie gebeurt op diverse fronten, zoals contractonderzoek, verkoop of verlenen van licenties op patenten en het starten van bedrijven. De universiteit staat met de RUG Houdstermaatschappij (RHM), de Transfer & Liaison Groep (TLG) en de Stichting Business Generator Groningen (SBGG) midden in een cyclisch en open proces van kennistransfer, waarbij het contact tussen partijen inspiratie geeft en nieuwe kansen creëert voor excellentie in onderzoek en innovatie. De RUG Houdstermaatschappij BV is voor 100% een dochter van de RUG en initieert, acquireert en financiert bedrijvigheid, die ontstaat vanuit de RUG en UMCG. De RUG Houdstermaatschappij BV brengt naast kapitaal ook kennis, ervaring, ondernemerschap en een
18
veelzijdig bedrijvennetwerk binnen het bereik van kansrijke jonge bedrijven. In veel gevallen is de participatie van de RUG Houdstermaatschappij BV voorwaarde voor de start van het bedrijf, omdat de markt deze jonge en veelal risicovolle bedrijven niet financiert. Bovenal is de kracht van de RUG Houdstermaatschappij BV de jonge ondernemers in contact te brengen met het uitgebreide netwerk van ervaren ondernemers die graag bereid zijn deze startende groep ondernemers te ondersteunen. De SBGG is opgezet om samen met partners nieuwe business te creëren en stimuleert wetenschappelijke uitvindingen met commerciële potentie om uit te groeien tot een nieuwe StartUp, waarbij vooral gericht wordt op levenswetenschappen. De benutting van kennis is vastgelegd in de brochure „De waarde van kennis‟, die een cruciale rol speelt in de informatie voor alle onderzoekers van RUG en UMCG. De RUG begeleidt de volledige indieningprocedure van octrooien en heeft een Patent Management Systeem (PMS) ingericht voor ontwikkeling en beheer. Voor de financiering van octrooien hebben UMCG en RUG een gezamenlijk octrooifonds ingesteld. Daarnaast beschikt ook SBGG over een octrooibudget. In totaal zijn er in 2009 60 projecten uit het screeningsproces naar voren gekomen. In 13 gevallen heeft dit tot een octrooiaanvraag geleid. In totaal zijn in 2009 € 662.500 aan licentie-inkomsten ontvangen. De wetenschapswinkels van de RUG anticiperen op maatschappelijke kennisvragen. Bij de vorming van kenniseconomische projecten worden regionale (sensor, energie, water, agro) en (inter)nationale thema‟s (energie en gezond ouder worden) geadresseerd via het Koers Noord Programma en Pieken in de Delta. Ook neemt de RUG deel aan (inter)nationale strategische consortia, waaronder de Topinstituten (TIPharma, BMM, CTMM, Groene Genetica), FESgefinancierde projecten als Bsik en het Europese Kaderprogramma. Een belangrijk voorbeeld van maatschappelijke valorisatie is het multidisciplinaire, interuniversitaire instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid (ISW), dat door wetenschappelijk onderzoek inzicht wil verkrijgen in de wijze waarop een sociaal weerbare samenleving gecreëerd kan worden. Het onderzoek bij het instituut ISW concentreert zich rondom verschillende thema‟s, zoals buurten, scholen, organisaties en geloofsgemeenschappen.
19
Technische Universiteit Eindhoven Inleiding De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) wil een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte technologie-universiteit van internationale allure zijn, die zich vooral tot doel stelt jonge mensen een academische opleiding te geven binnen het domein „engineering science & technology‟. Op basis van deze missie profileert de TU/e zich als een internationaal vooraanstaande, in engineering science & technology gespecialiseerde universiteit, die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan de vooruitgang van de technische wetenschappen, aan de ontwikkeling van technologische innovaties en daarmee aan de groei van welvaart en welzijn. Als zodanig is zij dé motor van de regionale kenniseconomie. Organisatie van onderzoek In het jaarverslag 2009 wordt de organisatie van het onderzoek niet beschreven. Wel worden de onderzoekscholen, enkele instituten en programma‟s en de centres of excellence 3TU-verband aangegeven. De TU/e was in 2009 penvoerder van zes door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) erkende onderzoekscholen. Voor de onderzoekschool „Eindhoven Polymer Laboratories‟ werd in 2009 hererkenning aangevraagd. De TU/e participeerde in 2009 in twaalf door de KNAW erkende onderzoekscholen waarvan het penvoerderschap elders is belegd. De TU/e bleef penvoerder van twee toponderzoekscholen, te weten de „National Research School Combination Catalysis‟ (NRSC-Catalysis) en het „Inter-University Research Institute on Communication Technology Basic Research and Applications‟ (COBRA). De publiek-private instituten „Dutch Polymer Institute‟ (DPI) en „Embedded Systems Institute‟ (ESI) bleven op de TU/e-campus gevestigd. De TU/e is preferred partner voor beide instituten. De TU/e participeerde in 2009 in c.q. was actief betrokken bij vele instituten c.q. programma‟s op het terrein van onderzoek, innovatie en economische structuurversterking. Met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente participeerde de TU/e in zes gezamenlijke Centres of Excellence op onderzoeksgebied. Focusgebieden Hierover worden in het jaarverslag geen mededelingen gedaan. Talentbeleid Er worden initiatieven genomen om medewerkers te stimuleren tot en ondersteunen bij het indienen van voorstellen bij NWO. Om welke initiatieven het gaat wordt niet vermeld in het jaarverslag 2009. Er werden in 2009 door TU/e-onderzoekers 1 Veni-, 5 Vidi- en 2 Vici-laureaten verworven in het kader van de Vernieuwingsimpuls van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Er werd in 2009 een Advanced Grant verworven in het kader van het prestigieuze programma van de European Research Council. De TU/e vindt het belangrijk om op instellingsniveau ruimte te bieden aan vernieuwend multidisciplinair onderzoek. Met het oog daarop is in 2008 een stimuleringsregeling opgezet, die voorziet in het tijdelijk toekennen van centrale middelen aan veelbelovende initiatieven van vooral jonge hoogleraren of universitair hoofddocenten voor risicovolle, vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksprogramma‟s. Uitgangspunt is dat deze programma‟s goede mogelijkheden bieden voor wetenschappelijke vernieuwing en op termijn goede kansen voor het verwerven van externe fondsen en voor participatie in externe onderzoeks- en
20
innovatieprogramma‟s. Na een startperiode van enkele jaren moeten ze in belangrijke mate op basis van externe financiering kunnen worden verwezenlijkt. Begin 2009 werden 13 programmastimuleringen bij het College van Bestuur ingediend, waarvan vijf zijn gehonoreerd door middel van een stimuleringssubsidie toe van 1 miljoen euro, gespreid over vier jaren. Eind 2009 ontving het College van Bestuur voor de aanvraagronde 2010 in totaal 7 aanvragen. In 2010 wordt bekend gemaakt welke van deze aanvragen gehonoreerd zijn. In 2009 is aan drie wetenschappelijk medewerkers van de universiteit een onderzoeksstipendium van € 50.000 toegekend uit het TU/e Excellentiefonds. Aanvragen voor persoonlijke research grants van de betrokken medewerkers bij externe onderzoeksfondsen bleken te voldoen aan alle criteria maar werden uiteindelijk niet gehonoreerd vanwege overtekening van de desbetreffende subsidieprogramma‟s. Een belangrijk element van het personeelsbeleid van de TU/e is het stimuleren van de ontwikkeling van haar medewerkers. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het aanbieden van loopbaangesprekken met professionele loopbaanadviseurs. Alle medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om op eigen verzoek en vrijblijvend drie loopbaangesprekken te voeren met een professionele loopbaanadviseur. Van deze mogelijkheid is ook in 2009 intensief gebruik gemaakt. De TU/e bevordert verder actief de deelname van promovendi en jonge universitaire (hoofd)docenten en hoogleraren aan persoonlijke ontwikkelings- en managementontwikkelingsprogramma‟s. In 2009 is het cursusaanbod binnen het persoonlijke ontwikkelingsprogramma verder uitgebreid. Tot slot bevordert de TU/e gericht de mobiliteit van bepaalde categorieën medewerkers. In dit kader is er in 2009 een TU/e Employabilityfonds in het leven geroepen waarmee extra ondersteuning aan externe mobiliteit gegeven wordt. In 2009 zette de TU/e haar streven om meer vrouwelijke wetenschappers in topfuncties te benoemen kracht bij door het ondertekenen van het Charter „Talent naar de Top‟. De doelstelling van het charter is het bereiken van een verhoogde toestroom, doorstroom en behoud van vrouwelijk talent in Nederlandse (sub)topposities. Naast de ondertekening van het charter heeft de TU/e ook een aantal doelstellingen voor 2013 geformuleerd. De TU/e streeft in 2013 naar 10% vrouwelijke hoogleraren en 10% vrouwelijke UHD‟s. De afspraken in het kader van het Charter „Talent naar de Top‟ zijn ook gericht op vrouwen in de niet-wetenschappelijke topfuncties. Op dit moment wordt 30% van deze functies binnen de TU/e bezet door een vrouw. Het streven van de TU/e is om dit aantal te handhaven. Visitaties In 2009 zijn de resultaten beschikbaar gekomen van een onderzoeksvisitatie in 3TU-verband voor het domein „Chemical Engineering‟ (Scheikundige Technologie). Twee groepen behaalden het maximale resultaat van vier vijven. Door de hoge scores bij de onderzoeksvisitatie Scheikundige Technologie stegen in 2009 vanzelfsprekend ook de voortschrijdende (fte-gewogen) gemiddelde visitatiescores over alle TU/e-disciplines. De onderzoeksvisitaties van de faculteiten „Werktuigbouwkunde‟ en „Scheikundige Technologie‟ werden in 2009 afgerond met de publicatie van de desbetreffende visitatierapporten door de QANU (Quality Assurance Netherlands Universities). Het College van Bestuur heeft de beide faculteitsbesturen gevraagd om rekening houdend met de visitatieresultaten een geactualiseerd onderzoeksbeleidsplan op te leveren. Ter voorbereiding op de onderzoeksvisitaties van de faculteiten „Biomedische Technologie‟, „Wiskunde en Informatica‟ en „Industrial Design‟ zijn in 2009 zelfevaluatierapporten opgesteld.
21
Bij „Wiskunde en Informatica‟ hebben inmiddels visitatiebezoeken plaatsgevonden en zijn door de QANU conceptrapportages opgeleverd. De drie technische universiteiten in ons land hebben er zowel in het kader van onderzoeksvisitaties als bij het in competitie verwerven van tweedegeldstroommiddelen hinder van dat er geen goede beoordelingscriteria en -procedures zijn voor de construerende en ontwerpende wetenschappen, waardoor deze niet correct beoordeeld en als gevolg daarvan ondergewaardeerd worden. Daarom zetten de drie TU‟s zich er gezamenlijk voor in verandering in deze situatie te brengen. Samenwerkingsverbanden In het jaarverslag wordt vermeld dat het TU/e-beleid nauw aansluit bij belangrijke beleidsprioriteiten van de overheid zoals meer en beter samenwerken met vwo-scholen en hboinstellingen, het intensiveren van de samenwerking met het bedrijfsleven op voor de Nederlandse economie relevante terreinen, onder meer door actief te participeren in publiek-private onderzoeksinitiatieven, en het intensiveren en versnellen van de afstemming en samenwerking tussen de drie technische Universiteiten. Er zijn in 2009 op instellingsniveau geen nieuwe formele partnerships aangegaan met andere instellingen voor hoger onderwijs in Nederland. De TU/e vormt samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente de „Federatie 3 Technische Universiteiten‟, kortweg aangeduid als „3TU.Federatie‟. De onderlinge afstemming en samenwerking beogen de concurrentiepositie en reputatie van de Nederlandse TU‟s in de wereld te versterken. Binnen de federatie heeft elke TU haar eigen identiteit en profiel, zo ook de TU/e. De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) werkt samen met de Fontys Hogescholen in het gemeenschappelijk instituut „de Eindhoven School of Education (ESoE)‟. Het was de bedoeling in 2009 een tussentijdse evaluatie uit te voeren van de samenwerking met Fontys Hogescholen in de „Eindhoven School of Education‟. Besloten is echter dit punt in 2010 mee te nemen in een bredere bezinning op de samenwerking tussen TU/e en Fontys. In het jaarverslag wordt gewezen om de samenwerking van de TU/e met het bedrijfsleven op basis van gezamenlijke publicaties. Uit een onafhankelijk onderzoek van het Center for Science and Technology Studies (CWTS) onder de 350 beste onderzoeksuniversiteiten in de wereld is de TU/e als beste uit de bus gekomen waar het gaat om het percentage gezamenlijke onderzoekspublicaties met onderzoekers uit het bedrijfsleven van het totale aantal onderzoekspublicaties. Volgens plan is in 2009 samen met enkele relevante bedrijven gestart met het opzetten van een „Topinstitute Intelligent Lighting‟. Binnen dit multidisciplinaire technologische topinstituut zullen onderzoekers uit uiteenlopende gebieden werken aan de ontwikkeling van geheel nieuwe concepten van interactieve verlichting en daarvoor benodigde technologie. Het instituut zal de gehele kennisketen omvatten van fundamenteel onderzoek tot en met concrete toepassingsprojecten in de industrie en uiteenlopende maatschappelijke domeinen. De basis voor het instituut is gelegd door middel van een multidisciplinair onderzoeksprogramma „I-lighting the world‟, waaraan door het College van Bestuur één miljoen euro centrale stimuleringsgelden werd toegekend, gespreid over vier jaren. In het kader daarvan zijn enkele promovendi aangesteld. Verder kon tijdelijke inzet van kenniswerkers bij het instituut in oprichting worden gerealiseerd via het project „Ensure‟ in het kader van de landelijke Kenniswerkersregeling.
22
Het „Eindhoven Energy Institute‟ zal een belangrijke rol gaan spelen in de zogenaamde Knowledge and Innovation Community (KIC) „InnoEnergy‟ binnen het „European Institute of Innovation and Technology‟ (EIT). Het KIC „InnoEnergy‟ is een door het EIT erkend Europees consortium van universiteiten, onderzoeksinstituten en bedrijven, georganiseerd in zes thematische clusters met elk een eigen co-locatiecentrum. De TU/e is een van de leidende participanten in het co-locatie-centrum Benelux, dat gevestigd zal worden op de High Tech Campus in Eindhoven en binnen het KIC het thema „Intelligent energyefficient buildings and cities‟ zal coördineren. De TU/e werkt samen met het midden- en kleinbedrijf. Via United Brains, de gezamenlijke kennistransferorganisatie van de TU/e, Fontys Hogescholen en ROC Eindhoven, is in 2009 continu gewerkt aan het versterken van de banden met het midden- en kleinbedrijf en het ontwikkelen van gezamenlijke activiteiten. Het in kunnen zetten van door de overheid gesubsidieerde kennisvouchers werkte hierbij stimulerend. Middelgrote en kleine ondernemers werden via onder meer lezingen, workshops en de bladen Vector en Matrix op de hoogte gehouden van voor hen interessante wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de TU/e. Verder heeft United Brains een „innovatiecoördinator mkb‟ aangesteld, die door middel van een proactieve aanpak de samenwerking met middelgrote hightechbedrijven zal bevorderen. De TU/e ontwikkelde in 2009 samen met andere regionale partijen in de Brainport Eindhovenregio initiatieven voor het behoud van technologische kenniswerkers en belangrijke technologische R&D-projecten. De rijksoverheid gaf gehoor aan de in de Brainportregio ontwikkelde ideeën en lanceerde een Kenniswerkersregeling en een Regeling High Tech Topprojecten. De TU/e was vervolgens actief betrokken bij het voorbereiden van ruim 100 projectvoorstellen van bedrijven voor het tijdelijk detacheren van kenniswerkers uit het bedrijfsleven in gezamenlijke R&D-activiteiten. Van de ingediende projectvoorstellen met betrokkenheid van de TU/e werden er 54 gehonoreerd. In totaal accommodeert de TU/e via de Kenniswerkersregeling 877 kenniswerkers uit de industrie. Daarnaast kan zij op basis van de gehonoreerde projecten tijdelijk een 60-tal jonge onderzoekers aanstellen. De universiteit ontvangt voor een en ander in totaal ruim 13 miljoen euro. De Kenniswerkersregeling heeft een sterke impuls gegeven aan de samenwerking tussen bedrijven en de TU/e, waaronder de samenwerking met het midden- en kleinbedrijf. Vanuit het TU/e Innovation Lab is in 2009 geïnvesteerd in het opbouwen van een meer structurele dialoog met grote hightechondernemingen en -organisaties. Inzet is door middel van geregelde informatie-uitwisseling een goed beeld te krijgen van lopende gezamenlijke activiteiten en van wederzijds profijtelijke samenwerkingsmogelijkheden op R&D-gebied en op die manier concrete gezamenlijke R&D-activiteiten te entameren. De samenwerking met de Universiteit Maastricht en het Universitair Medisch Centrum Maastricht op het terrein van de biomedische en medische technologie werd in 2009 voortgezet. Onder leiding van de decaan van de faculteit „Biomedische Technologie‟ is in 2009 gestart met een verkenning van de mogelijkheden om de TU/e-activiteiten op het terrein van gezondheid en technologie universiteitsbreed te bundelen in één instituut. Mede in het kader van de beoogde instituutsvorming wordt nagegaan in hoeverre op bepaalde subgebieden van de biomedische en medische wetenschappen en van de levenswetenschappen in het algemeen samenwerking met andere universiteiten en universitaire medische centra in de toekomst opportuun is. Los daarvan troffen de Universiteit Maastricht, Maastricht Universitair Medisch Centrum en de TU/e voorbereidingen voor het vernieuwen van hun samenwerkingsovereenkomst.
23
De TU/e bleef in 2009 participeren in de Brabant Medical School, waarin de Brabantse ziekenhuizen, opleidingsinstituten, de Universiteit van Tilburg, de TU/e, de gemeenten Eindhoven en Tilburg en de provincie Noord-Brabant samenwerken op het terrein van vernieuwende opleidingen in de medische en zorgsector. Vanuit de TU/e worden vanuit de faculteit „Industrial Engineering & Innovation Sciences‟, de faculteit „Biomedische Technologie‟ en de „School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMP/e)‟ bijdragen verleend. Daarnaast was de TU/e in 2009 nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Sectorplan Gezondheidszorg Brabant dat de Brabant Medical School in coöperatie met de provincie NoordBrabant initieerde. Naar verwachting zal deze studie naar „toekomstbestendige zorg in Brabant‟ in het voorjaar van 2010 afgerond worden. In het jaarverslag wordt melding gemaakt van vele partnerrelaties met buitenlandse technologieuniversiteiten – in Europa en daarbuiten. Zo is binnen de „European University Alliance in Science and Technology‟ met de „Technische Universität München‟ en de „Danmarks Tekniske Universitet‟ is overeenstemming bereikt over de financiering per TU van vijf promotie- en twee postdocplaatsen binnen een samen op te zetten „European Graduate School for Sustainable Energy Technology‟. Ook worden universiteitsnetwerken genoemd (Cluster, Cesaer). Er wordt verder een inventarisatie gemaakt van de bestaande en beoogde partnerrelaties op facultair niveau. Dat gebeurt vooral met het oog op partnerrelaties ten behoeve van de rekrutering en selectie van masterstudenten. Bezien wordt daarna nog of op basis van de inventarisatieresultaten nadere afspraken met de faculteiten zinvol zijn. Tot slot worden verschillende Erasmus Mundus programma‟s genoemd waarin de TU/e participeert, samen met Europese en niet-Europese universiteiten. Deze progamma‟s zijn onder ander gericht op de uitwisseling van promovendi, postdocs, en wetenschappelijke staf. Valorisatie-instrumenten In het jaarverslag wordt vermeld dat het TU/e-beleid nauw aansluit bij belangrijke beleidsprioriteiten van de overheid zoals bevorderen van actieve kennisvalorisatie in samenwerking zowel met grote ondernemingen als met het midden- en kleinbedrijf en starters. Doordat de nieuwe subsidieregeling van de overheid voor kennisvalorisatie op zich liet wachten, was het niet mogelijk de kennisvalorisatiefunctie aan de TU/e in 2009 op de geplande wijze te consolideren. De coördinatie van zaken op het terrein van kennisvalorisatie en stimulering en ondersteuning van startende ondernemingen bleef in 2009 in handen van het TU/e Innovation Lab. In de paragraaf over kennisvalorisatie wordt ondermeer ingegaan op de omvang van de derdegeldstroom (vormde in 2009 ruim 21% van de totale baten), het aantal start-ups (in 2009 in totaal 15 start-ups en spin-offs), octrooiaanvragen (in 2009 10) en licenties (in 2009 werden 16 nieuwe licenties verstrekt). Van de 31 in 2009 vanuit de TU/e bij Technologiestichting STW ingediende aanvragen voor Valorisaton Grants werden er 17 gehonoreerd. Het STW Valorisation Grant-programma staat open voor onderzoekers die technologische onderzoeksresultaten willen vermarkten. De opzet lijkt op het Amerikaanse Small Business Innovation Research-programma. Een Fase 1 Grant (max. € 25.000) ondersteunt het uitvoeren van een onderzoek naar de technologische en commerciële haalbaarheid van een vermarktingsvoorstel. Een Fase 2 Grant (max. € 200.000) ondersteunt de uitvoering van een voorstel tot aan het punt waarop private financiers de verdere commerciële ontwikkeling voor hun rekening willen nemen.
24
In 2009 is het „Brabant Center of Entrepreneurship‟ van de TU/e en de Universiteit van Tilburg (UvT) van start gegaan. Het centrum stimuleert onderwijs en onderzoek op het terrein van ondernemerschap aan de TU/e en de UvT en bevordert samenwerking op dit terrein tussen de beide Brabantse universiteiten. Het Project Office „Werken voor derden‟ ter ondersteuning van het verwerven van middelen voor onderzoeksprojecten via de tweede- en derdegeldstroom heeft zijn meerwaarde in 2009 bewezen. Het speelde een cruciale rol bij het ontwikkelen en implementeren van regionale initiatieven voor het behoud van kenniswerkers en belangrijke R&D-projecten in tijden van economische crisis. Eind 2009 is een uitgewerkt plan opgeleverd voor de ontwikkeling van een bedrijvenpark voor kleine onderzoeksgedreven ondernemingen op het noordoostelijke deel van de universiteitscampus. Dit wordt betrokken bij de verdere planvorming voor de ontwikkeling van de campus tot een „TU/e Science Park‟. In 2009 is een ontwikkelingsvisie „TU/e Science Park‟ gerealiseerd in het kader van de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor de universiteitscampus. Er is in 2009 goede voortgang geboekt met het treffen van voorbereidingen voor de bouw op de universiteitscampus van een starters-/bedrijfsverzamelgebouw met technische faciliteiten en laboratoria. Dit gebouw,‟Catalyst‟, moet circa 40 technostarters gaan herbergen uit de hoek van de faculteiten „Scheikundige Technologie‟, „Technische Natuurkunde‟ en „Werktuigbouwkunde‟. Met de verwezenlijking is een investering gemoeid van circa 14 miljoen euro. Dit bedrag wordt door diverse partijen opgebracht, waaronder de gemeente Eindhoven, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en de provincie Noord-Brabant. Verder is een subsidie verworven van het Operationeel Programma Zuid-Nederland. Naar verwachting kan in 2010 met de bouw worden begonnen en zal het complex in het najaar van 2011 opgeleverd worden. Het voormalige TEMA-gebouw op de universiteitscampus is medio 2009 in gebruik genomen als bedrijfsverzamelgebouw voor starters. De capaciteit voor het huisvesten van starters op de universiteitscampus is met de bestemming van dit gebouw flink uitgebreid. De plannen voor het samenstellen van een voor een breed publiek toegankelijke en informatieve „Staalkaart‟-publicatie (inclusief online-versie) over spraakmakend TU/e-onderzoek en de toepassingsmogelijkheden daarvan zijn in 2009 voorlopig in de ijskast gezet. Besloten is om lopende initiatieven voor thematische clustering van onderzoek in een aantal instituten (zoals rond „energy‟, „health‟ en „light‟) eerst even af te wachten. Vervolgens zal opnieuw worden nagedacht over de opzet van de publicatie. De TUE Holding en haar dochterbedrijven hebben in 2009 gezamenlijk een nettowinst behaald van 1,7 miljoen euro. De winst was 0,1 miljoen euro hoger dan in 2008. De geconsolideerde omzet bedroeg 14,2 miljoen euro over het verslagjaar.
25
Universiteit Leiden Inleiding De missie van de Universiteit is als volg verwoord. De Universiteit Leiden profileert zich als Europese researchuniversiteit. Ons academisch onderwijs is verweven met hoogwaardig onderzoek, in een uitdagende studieomgeving met een internationaal karakter. Het onderzoek van onze universiteit kan zich meten met de hoogste internationale standaarden. Onze studenten bereiden zich voor op wetenschappelijke en andere posities op de arbeidsmarkt, waarbij zij hun academische kennis en vaardigheden zullen benutten. Het onderzoek richt zich op kennisvermeerdering en innovatie en draagt bij aan welvaart, welzijn en cultuur in een duurzame samenleving. We laten ons inspireren door de wetenschappelijke en maatschappelijke vragen van de toekomst. Organisatie van onderzoek In het jaarverslag 2009 wordt niet expliciet gerefereerd aan de organisatie van het Leidse onderzoek. Wel is er opnieuw veel aandacht voor de verdere ontwikkeling van graduate schools en daarbinnen naar de PhD-fase. In het najaar heeft het College van Bestuur de faculteitsbesturen in een quick scan bevraagd over de ontwikkeling van de graduate schools in de faculteiten. In het bijzonder wilde het College weten welke verbeteringen de faculteiten doorvoeren in de promotiefase (vooral promotierendementen en –duur). De graduate schools en instituten vormen de dagelijkse omgeving voor de opleiding en begeleiding van promovendi. Het landelijke cursusaanbod kan in het aanbod van de PhD programmes van de graduate schools worden verdisconteerd. Zo ontstaat een matrixverband tussen de activiteiten van de landelijke onderzoekschool en de lokale graduate school, waarbij de landelijke expertise die in de onderzoekschool is samengebracht in de PhD programmes kan worden betrokken. Daar waar dit wenselijk is, kunnen onderzoekers blijven bijdragen aan de samenwerking in landelijke onderzoekscholen. Focusgebieden De universiteit heeft elf profileringgebieden aangewezen. Dit zijn gebieden waar de universiteit bij uitstek de kwaliteit en massa heeft om zich mee te profileren, om substantieel mee te dingen naar externe subsidies en om aantrekkelijk te zijn voor excellente wetenschappers. De gebieden zijn richtinggevend voor de inzet van stimuleringsgelden, het benoemingenbeleid met betrekking tot hoogleraren en het aantrekken van andere onderzoekers. De thema‟s van de elf profileringgebieden variëren van fundamentele natuurwetenschap tot onderzoek naar taaldiversiteit. De profileringgebieden zijn: Asian modernities and traditions Bioscience: the science base of health Brain function and dysfunction over the lifespan Fundamentals of science Global interaction of people, culture and power through the ages Health, prevention and the human life cycle Interaction between legal systems Language diversity in the world Political legitimacy: institutions and identities Translational drug discovery and development Vascular and regenerative medicine
26
Criteria voor de selectie van de gebieden waren: Zichtbaarheid van excellent onderzoek, samenwerking over disciplinaire grenzen heen, maatschappelijke relevantie, kans op vergroten van succes bij concurrentie om externe geldstromen. Het College van Bestuur heeft in december besloten elk profileringgebied een subsidie van een miljoen euro toe te kennen over de periode 2010 tot en met 2014. Het Leids Universitair Medisch Centrum draagt bij aan de subsidies voor de gebieden waarin zij zelf participeert. De subsidies zijn bestemd voor het creëren van promotieplaatsen, de aanschaf van kostbare infrastructuur en het organiseren van conferenties en seminars om onderzoekers bijeen te brengen. Door de investering zullen ongeveer 35 promotieplaatsen beschikbaar komen. De subsidietoekenning is gebaseerd op de plannen van aanpak die de betrokken wetenschappers voor elk profileringgebied ontwikkeld hebben. Talentbeleid Met financiële steun van OCW wordt in het kader van de vernieuwing van promotietrajecten binnen de instituten gewerkt aan de verdere invulling van PhD programmes en de (Engelstalige) informatievoorziening over promoveren in Leiden. Ook worden initiatieven ondersteund die erop gericht zijn om begeleidingskwaliteiten van (co) promotoren te vergroten, en om cursussen aan te bieden ter stimulering van de zogenoemde transferable skills van promovendi voor een toekomstige loopbaan. In de HR-strategie voor de komende vijf jaar (2010-2014) zijn vijf hoofdthema‟s benoemd: Klimaat voor excellentie, Personele planning, waarbij de komende jaren een zwaarder accent komt te liggen op de sturing op gewenste en gerealiseerde aantallen medewerkers, Aantrekken en ontwikkelen van talent, Prestatienormen, beoordelen en belonen, waarbij beleidsmatig de koppeling versterkt wordt tussen gewenste prestaties, beoordelen en belonen, en een efficiënte support structuur, waarbij de personele functie in de ondersteunende rol centraal staat. De universiteit onderkent het belang van uitbreiding van het aantal vrouwen in topfuncties. Hoewel de Universiteit Leiden met 16% vrouwelijke hoogleraren vergeleken met andere universiteiten niet slecht scoort, worden noodzaak en wenselijkheid van een aanmerkelijke stijging van het aantal vrouwen breed onderschreven. Dit geldt niet alleen ten aanzien van de hoogleraarfunctie, maar voor alle topfuncties. Om dit streven concreet vorm te geven heeft de universiteit in 2009 het landelijke charter Talent naar de Top ondertekend en is afgesproken dat het aandeel vrouwen in topfuncties per 2014 met 25% moet zijn toegenomen. De Spinozapremie is de belangrijkste wetenschappelijke prijs in Nederland – de premie bedraagt 2,5 miljoen euro. In 2009 werden drie premies toegekend, waarvan één aan een Leidse onderzoeker. In 2009 zijn een groot aantal Leidse onderzoekers erin geslaagd een subsidie uit de NWO Vernieuwingsimpuls te verkrijgen. Met deze subsidie krijgen creatieve, excellente onderzoekers de mogelijkheid een aantal jaren vernieuwend onderzoek naar keuze uit te voeren. Vier Vici subsidies gingen in 2009 naar Leiden (13% van het landelijk totaal). Bij de Vidi subsdies gingen zestien toekenningen naar Leiden (17%). De Universiteit Leiden heeft in 2009 achttien Veni subsidies gekregen (bijna 13% van het landelijk totaal). Pas gepromoveerde onderzoekers kunnen met de Rubiconsubsidie onderzoekservaring opdoen in het buitenland. Veertien Rubiconsubsidies gingen in 2009 naar Leiden. Vier Mozaïeksubsidies voor jonge talentvolle allochtone afgestudeerden gingen naar Leidse aanvragers (20%).
27
Het Aspasia-programma is gekoppeld aan de Vernieuwingsimpuls en heeft tot doel het aantal vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren te vergroten. In 2009 ontvingen twee Leidse vrouwelijke laureaten een Aspasiapremie van NWO. De ERC Starting Grants worden toegekend aan excellente gepromoveerde onderzoekers die minimaal twee en maximaal negen jaar geleden zijn gepromoveerd. In 2009 kregen drie Leidse onderzoekers deze grant. Voor de ERC Advanced Grants komen excellente gepromoveerde onderzoekers in aanmerking die minimaal negen jaar geleden zijn gepromoveerd en die met een subsidie vernieuwend onder zoek willen uitvoeren. In 2009 hebben 3 Leidse onderzoekers deze grant in de wacht gesleept. In totaal werden in 2009 81 Leidse aanvragen voor een Europese subsidie (o.a. KP7) ingediend. Hiervan werden 23 aanvragen gehonoreerd en zijn dertig aanvragen nog in behandeling. Deze gehonoreerde aanvragen vertegenwoordigen voor de Universiteit Leiden een bedrag van 7,5 miljoen euro en de aanvragen die nog in behandeling zijn een waarde van vijftien miljoen euro. Visitaties Sinds 2003 hanteert de Universiteit Leiden het Protocol Onderzoeksbeoordelingen Leiden, gebaseerd op het Standaard Evaluatie Protocol (SEP) 2003-2009, voor de bewaking van de kwaliteit van het onderzoek. Om de zes jaar wordt elk universitair onderzoeksinstituut beoordeeld door een internationaal samengestelde commissie van onafhankelijke deskundigen. Drie jaar na de externe onderzoeksbeoordeling volgens het SEP protocol vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Daarbij wordt aan de hand van een interne zelfevaluatie vastgesteld of het onderzoek zich volgens plan ontwikkelt. Voor deze evaluatie is het betrokken faculteitsbestuur primair verantwoordelijk. In 2009 hebben zes externe onderzoeksbeoordelingen plaatsgevonden en een aantal (interne) zelfevaluaties. De onderzoeksvisitaties van de instituten Bestuurskunde en Politieke Wetenschappen zijn vastgesteld. Over de resultaten van deze visitaties werd al gerapporteerd in het jaarverslag 2008. Bij de bestuurlijke hantering is met name gesproken over de manier waarop deze twee instituten hun goede kwaliteit in de toekomst kunnen behouden. De externe onderzoeksbeoordeling van het instituut Culturele Antropologie/Ontwikkelingssociologie (CA/OS) heeft plaatsgevonden. De commissie beoordeelde het instituut in zijn geheel als excellent. Het instituut heeft één onderzoeksprogramma (Global Connections) en dit werd ook als excellent beoordeeld. De commissie doet de aanbeveling om meer aandacht te geven aan de PhD-training en de mogelijkheden tot samenwerking met andere disciplines binnen de Sociale Wetenschappen te onderzoeken, dit om een „academische omgeving‟ te creëren en een „intellectueel cohort‟. De bestuurlijke uitwerking zal plaatsvinden in 2010. Binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen is het ICLON in 2009 landelijk gevisiteerd. De resultaten worden in 2010 verwacht. In 2009 is het onderzoeksinstituut Pedagogische Wetenschappen gestart met de interne zelfevaluatie. De resultaten hiervan worden ook in 2010 verwacht.
28
Eind 2008 heeft de Faculteit Archeologie een interne zelfevaluatie uitgevoerd met daarbij een beoordeling door een door de faculteit ingestelde externe commissie. De resultaten zijn in 2009 bekend geworden. De commissie is van mening dat de faculteit zich goed ontwikkeld heeft en steeds meer samenhang laat zien tussen onderzoek en onderwijs. De commissie is onder de indruk van de enorme breedte aan onderzoeksonderwerpen binnen de faculteit en deed een aantal aanbevelingen om de goede (internationale) positie van de faculteit verder te versterken. De externe onderzoeksvisitatie van het Leiden/Amsterdam Institute for Drug Research (LACDR) heeft plaatsgevonden. De commissie gaf het instituut in zijn geheel een beoordeling tussen „zeer goed‟ en „excellent‟. Van de zeven Leidse onderzoeksprogramma‟s werden er zes als excellent beoordeeld en een als zeer goed. De commissie is onder de indruk van de kwaliteit van het PhDprogramma. Zij benadrukt dat de kwaliteit van de begeleiding niet mag gaan lijden onder de grote toename van promovendi in de afgelopen jaren. De bestuurlijke uitwerking zal plaatsvinden in 2010. Binnen de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen zijn de onderzoeksinstituten Leiden Institute for Advanced Computer Sciences (LIACS) en het Mathematisch Instituut (MI) extern gevisiteerd. De resultaten van deze (landelijke) visitaties worden in 2010 verwacht. De onderzoeksinstituten Instituut Biologie Leiden (IBL) en Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) zijn gestart met de interne zelfevaluatie. De resultaten hiervan worden ook in 2010 verwacht. De externe landelijke onderzoeksvisitatie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft plaatsgevonden. De resultaten worden in 2010 verwacht. Deze externe visitatie stond eigenlijk pas voor 2012 gepland. In 2009 is echter besloten vervroegd deel te nemen aan de landelijke visitatie, aangezien dat de mogelijkheid biedt tot een landelijke vergelijking. Het LUMC is gestart met de interne zelfevaluatie. De resultaten worden in 2010 verwacht. Samenwerkingsverbanden Binnen de regio beschouwt de Universiteit Leiden de stad Den Haag als een tweede vestigingsplaats. De samenwerking met Den Haag bieden de universiteit meer mogelijkheden om nieuwe doelgroepen met een grotere culturele diversiteit en nieuwe afzetmarkten aan te boren voor het onderwijs en het onderzoek en te experimenteren met onderwijsvernieuwingen, waaronder het University College. De wetenschap is ermee gediend dat wetenschappers en ondernemers kennis ontwikkelen en uitwisselen in innovatieve netwerken, strategische allianties, onderzoeksconsortia en andere professionele samenwerkingsvormen. In het jaarverslag wordt melding gemaakt van samenwerking met het hoger beroepsonderwijs (aansluiting). In 2009 is uitvoering gegeven aan het beleid om efficiënte doorstroomroutes te creëren vanuit het hbo naar een universitaire masteropleiding. Uit een inventarisatie van doorstroommogelijkheden van eind 2008 bleek dat Leiden nog onvoldoende mogelijkheden heeft om de doorstroom vanuit het hbo naar het wo te bevorderen. Het Leidse aandeel in het aantal hbo-studenten dat doorstroomt naar een master is 3%. Op het gebied van onderzoeksamenwerking vermeldt het jaarverslag dat in 2009 het Leiden University Centre for the Study of Islam and Society (LUCIS) van start is gegaan. LUCIS heeft twee doelstellingen. Ten eerste is het een interdisciplinair en interfacultair kenniscentrum van de Universiteit Leiden op het terrein van de islam en moslimsamenlevingen, dat met een financiële
29
impuls van het College van Bestuur de samenwerking tussen Leidse wetenschappers beoogt te intensiveren en te structureren. Daarnaast wil het nieuwe centrum voorzien in de toenemende maatschappelijke behoefte aan betrouwbare wetenschappelijke kennis over moslims en islam. Het uitgangspunt is interdisciplinaire empirische studie van de islam en moslims. De League of European Research Universities (LERU) werd mede op initiatief van de Universiteit Leiden in 2002 door twaalf Europese topuniversiteiten opgericht en telt inmiddels 22 leden. De LERU stelt zich ten doel de overheid en het publiek te overtuigen van het belang van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, onder meer als bron van innovatie. De betrekkingen met de Europese Commissie en het Europees Parlement worden intensiever en de LERU bevordert de onderlinge samenwerking van de leden. Ze werken meer samen in de verschillende LERU-commissies, onder meer bij Europese subsidieaanvragen. In 1985 werd het oudste universitaire netwerk van Europa, de Coimbra-groep, opgericht, mede door de Universiteit Leiden. De universiteit is binnen de Coimbra-groep onder meer actief in de Latin American Task Force. De samenwerking met Latijns-Amerikaanse universiteiten wordt steeds beter en resulteert in promoties en publicaties. De Universiteit Leiden heeft samen met Naturalis en de Universiteit van Amsterdam (UvA) en Wageningen UR een centrum voor biodiversiteit opgericht: het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB) Naturalis. Het ministerie van OCW heeft in september dertig miljoen euro uit de aardgasbaten beschikbaar gesteld voor dit initiatief. In maart is aan de Leidse Sterrewacht de ALMA Local Expertisegroup (Allegro) gevestigd. NWO heeft hiertoe besloten. Met dit besluit is een bedrag gemoeid van een half miljoen euro per jaar. ALMA (Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array) is een uniek mondiaal astronomisch samenwerkingsproject gericht op de bouw van een observatorium met 66 telescopen in de Chileense Andes op 5000 meter hoogte. Met de realisatie is een bedrag van een miljard euro gemoeid. In 2012 is dit observatorium volledig operationeel. In 2009 heeft het kabinet besloten over een budget van 25 miljoen euro voor het onderzoeksprogramma „Towards Biosolar Cells‟. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft het programma voorgedragen omdat het een bijdrage gaat leveren aan duurzame energie, verbetering van de voedselvoorziening en duurzame biomassa. Bij het programma zijn zes universiteiten, drie topinstituten, dertig bedrijven, een hbo-instelling en NWO betrokken. Het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL) nam in 2008 het initatief om met een internationaal team en met steun van NWO het themavoorstel EuroBABEL in te dienen als onderzoeksthema van de European Science Foundation (ESF). In mei 2009 werd het themavoorstel gehonoreerd. ESF-projecten vereisen Europese samenwerking en worden internationaal geselecteerd maar nationaal gefinancierd. De universiteit werkt samen met het LUMC, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Leiden, Centocor, de Vereniging van Ondernemingen en Instellingen op het Bio Science Park en TNO in de Leiden Bio Science Park Foundation, voorheen Leiden – life meets science. De belangrijkste taken van de Leiden Bio Science Park Foundation zijn marketing en communicatie met het oog op het vergroten van de bedrijvigheid in het Bio Science Park. Leiden Bio Science Park foundation heeft in 2009 wederom een groot aantal delegaties ontvangen van bedrijven en/of
30
overheden uit het buitenland. Vanuit programma‟s als Pieken in de Delta en het Platform Bèta Techniek is ruim twee miljoen euro verworven voor nieuwe projecten. Een onderzoeksproject naar de sociale integratie van Turkse kinderen in Nederland, Duitsland en Noorwegen heeft een grote subsidie gekregen van NORFACE (New Opportunities for Research Funding Agency Co-operation in Europe). De financiële bijdrage van NORFACE voor het project bestaat uit een bedrag van 3,4 miljoen euro voor het hele project, waarvan ruim 950.000 euro voor het Nederlandse deel. Het project heeft een duur van vier jaar. Het Leids Universitair Medisch Centrum is betrokken bij vier samenwerkingsprojecten waarvoor grote subsidies zijn verworven. In deze consortia wordt onder andere samengewerkt met de Universiteit Twente, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), de Technische Universiteit Delft, de Erasmus Universiteit Rotterdam (Medical Delta) en enkele industriële partners. Valorisatie-instrumenten Academisch ondernemerschap moet ertoe leiden dat de universiteit haar positie in de externe geldstromen kan behouden en zo mogelijk verder kan uitbouwen op deelterreinen. Academisch ondernemerschap houdt in dat de wetenschappelijke staf van een instituut een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de versterking van de marktpositie van het instituut (zowel in onderwijs als onderzoek), en daarmee bijdraagt aan de positie van de universiteit als geheel. De Universiteit Leiden ziet universitaire kennis in het hart staan van actuele en toekomstige vraagstukken op het gebied van welzijn, welvaart, cultuur, economie en ondernemerschap. Het doel is om die kennis beter te benutten. Voor de valorisatie van kennis (licenties en nieuwe bedrijvigheid op basis van intellectueel eigendom) en het bieden van contractondersteuning voor derdegeldstroomprojecten functioneert binnen de universiteit het Leiden University Research and Innovation Services (LURIS). Binnen LURIS wordt nauw samengewerkt tussen de universiteit en het LUMC. Sinds 2007 is de dienstverlening van LURIS uitgebreid met subsidieadvies en ondersteuning van projectaanvragen voor Europese programma‟s, en sinds 2009 ook voor nationale tweede- en derdegeldstroomprojecten. Naast ondersteuning van aanvragen voor de NWO Vernieuwingsimpuls, worden ook aanvragen voor andere subsidies vanuit de overheid – zoals de structuurgelden FES, EFRO en Pieken in Delta en andere subsidiemogelijkheden – voor publiek-private samenwerkingen, in de aanvraagfase ondersteund. Ook besteedt LURIS aandacht aan de randvoorwaarden voor subsidies, onder andere door thematisch gerichte bijeenkomsten en de External Research Funding Newsletter (in 2009 uitgebreid met subsidie-informatie voor nationale subsidies), met een alfa/gamma en een bèta-medische variant. LURIS heeft in 2009 haar werkzaamheden verder uitgebouwd: een groeiend aantal onderzoekers van de Universiteit Leiden en het LUMC heeft voor het valoriseren van wetenschappelijke kennis de weg naar LURIS gevonden. Een plan van aanpak voor de communicatie over subsidies en ondersteuning bij aanvragen zal in 2010 geïmplementeerd worden. Op het gebied van de kennisbescherming en kennisexploitatie heeft LURIS nieuwe vindingen en reeds lopende trajecten naar commercialisering actief ondersteund. Vanuit de Universiteit Leiden en LUMC werden 85 nieuwe uitvindingen gemeld, waarvan 34 vanuit de Universiteit Leiden en 51 vanuit het LUMC. Daarmee is het totale aantal nieuwe vindingen gelijk aan dat van 2008. Een toename aan activiteit ten opzichte van 2008 werd waargenomen in de octrooiportefeuille. Voor 29 nieuwe vindingen werd octrooi aangevraagd, waarvan acht vanuit het centrale budget van Libertatis Ergo Holding. Eind 2009 bedroeg de totale actieve octrooiportefeuille voor de
31
Universiteit Leiden 92 en voor het LUMC 109. Vier jaar na implementatie van het kennisvalorisatiebeleid wordt een stratificatie in de octrooiportefeuille zichtbaar. De sterke valorisatiegebieden van de Universiteit Leiden zijn medicinale chemie (nieuwe chemische verbindingen als potentiële geneesmiddelen), het ontwikkelen van innovatieve technologieplatforms voor geneesmiddelenontdekking, en chemisch en biologisch onderzoek. Ook in de fysica zijn vindingen gedaan voor de ontwikkeling van technologieën voor de volgende generatie. Deze technologieën zullen nieuw onderzoek in de ruimte mogelijk maken. Tot slot zijn een aantal interessante licentieovereenkomsten gesloten op het gebied van potentiële geneesmiddelen, katalyse in de chemie en methoden voor screening van nieuwe geneesmiddelen. Voor subsidieverwerving specifiek gericht op het vermarkten van kennis, zoals de ZonMw Life Sciences Pre-seed grants en STW valorisation grants, is binnen LURIS extra capaciteit beschikbaar gemaakt. Dit om ervoor te zorgen dat onderzoekers die door middel van een spin-out bedrijf hun kennis willen vermarkten beter ondersteund worden. Het Bio Science Park neemt een vijfde plaats in in een Europese ranking van science-parken. BioPartner Center Leiden gaf het startsein voor de bouw van de nieuwe BioPartner Accelerator. De universiteit was succesvol in de FES-ronde van 2009; ook in het Zevende Kaderprogramma van de EU heeft de universiteit in de Starting en Advanced Grants en het Marie Curie-programma goede resultaten kunnen boeken. De rol van de bescherming van het intellectueel eigendom in samenwerkingscontracten met externe partijen wordt steeds groter. LURIS ondersteunde in 2009 40% meer overeenkomsten. In het kader van het stroomlijnen en standaardiseren van dergelijke samenwerkingsovereenkomsten heeft LURIS intensiever samengewerkt met andere universiteiten in VSNU- en NFU-verband. De huidige praktijk heeft daarnaast geleid tot de wens gezamenlijk tot een vereenvoudiging van de overeenkomsten te komen. In 2008 is het Business to Science Portal (B2SP) opgericht met het doel een loket te creëren voor kennisgerelateerde vragen van het midden- en kleinbedrijf in de life sciences en de medischetechnologiebedrijven in Zuid-Holland. Het initiatief voor het Business to Science Portal kwam van de Universiteit Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum, de Technische Universiteit Delft en het Erasmus Medisch Centrum, als partners verenigd in Medical Delta en TNO. Om de zichtbaarheid van het Business to Science Portal te vergroten, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de life sciences sector en de medische technologie- en zorgsector, werd in 2009 deelgenomen aan netwerkbijeenkomsten. In Leiden is er ook volop aandacht voor de opdrachten die binnenkomen via het Business to Science Portal in de vorm van consultancyprojecten. In september 2009 heeft het BioPartner Center Leiden het startsein gegeven voor de bouw van de nieuwe BioPartner Accelerator, dat ruimte biedt kantoor- en laboratoriumruimte aan startende ondernemers in de life sciences bedrijven. Er zullen ongeveer 250 hitech, flexibele werkplekken worden gerealiseerd die een kans bieden aan bedrijven die zich bezighouden met het onderzoek naar medicijnen en vaccins. Het Netherlands Center for Electron Nanoscopy (NeCEN) is een samenwerkingsverband geïnitieerd door zes universitaire partners en elektrononenmicroscoopontwikkelaar FEI company. Om dit breed gedragen landelijke initiatief te realiseren, is in 2009 een NWO-grootaanvraag ingediend en is met de steun van de gemeenten Leiden, Rotterdam en Delft, de provincie ZuidHolland en het ministerie van Economische Zaken een EFRO-aanvraag voorbereid. Zowel het Cell Observatory, gevestigd op het Bio Science Park, als NeCEN zijn faciliteiten die ook toegankelijk zijn voor het MKB en andere bedrijven, wat een vruchtbare interactie tussen onderzoekers van universiteit en bedrijfsleven zal bewerkstelligen. Deze internationale
32
wetenschappelijke hotspot zal de aantrekkelijkheid van het Bio Science Park verder verhogen, met name voor vestiging van grote multinationals op het gebied van de life sciences. De Universiteit Leiden en het Leids Universitair Medisch Centrum nemen deel aan een groot aantal projecten binnen drie technologische topinstituten. Dit zijn grote samenwerkingsverbanden van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen waarin zij een gezamenlijk onderzoeksprogramma gericht op een specifiek thema uitvoeren dat van fundamenteel-strategisch belang is voor het bedrijfsleven. HOPE (Holland Program on Entrepreneurship) is een gezamenlijk project van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de TechnischeUniversiteit Delft en de Universiteit Leiden. Doel van het project is ondernemerschap te stimuleren door hieraan meer aandacht te besteden in het onderwijs en in extracurriculaire activiteiten. De deelname van de Universiteit Leiden richt zich in de eerste plaats op onderzoeksgedreven ondernemerschap: het realiseren van nieuwe bedrijvigheid op basis van mogelijkheden die voortvloeien uit onderzoek, met name in de natuurwetenschappen.
33
Universiteit Utrecht Inleiding De Universiteit Utrecht is een groot en veelzijdig kenniscentrum dat onderwijs en onderzoek van internationale kwaliteit biedt. Haar doelen: jonge mensen academisch vormen, nieuwe generaties onderzoekers opleiden, academici opleiden die kennis combineren met professionele vaardigheden, grensverleggend onderzoek doen, en bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Betrokkenheid, inspiratie, ambitie en onafhankelijkheid zijn de kernwaarden die centraal staan bij de Universiteit Utrecht. De universiteit vormt haar academische gemeenschap door te investeren in medewerkers en studenten. Organisatie van onderzoek In het jaarverslag wordt niet expliciet ingegaan op de organisatie van het Utrechtse onderzoek. Wel worden op basis van het strategisch plan de uitgangspunten voor het onderzoek beschreven. Zo is het voornemen het schaarse onderzoekgeld wordt geconcentreerd ingezet zodat het beste rendement wordt gehaald. Externe partners investeren meer in het onderzoek van de universiteit op basis van het gegeven dat het van internationaal wetenschappelijk niveau en grote relevantie is. De samenwerking met (internationale) bedrijven en organisaties is intensiever om meer toegevoegde waarde te leveren en tevens meer onderzoek financiering te verwerven via contractonderzoek. Daarnaast wordt in het jaarverslag ingegaan op de Utrechtse graduate schools. Alle promovendi horen sinds 2005 tot één van de zes graduate schools. Vijf daarvan zijn facultair en één (Life Sciences) is interfacultair. In eerste instantie zijn de onderzoeksmasters en de promotieopleiding in de graduate schools ondergebracht. Vanaf 2008 wordt gewerkt aan de integratie van alle masters in de graduate schools waardoor een duidelijk onderscheid undergraduate/graduate ontstaat. Als dit proces op 1 september 2010 is afgerond en zijn beslag heeft gekregen in een aanpassing van het model faculteitsreglement zal duidelijk zijn hoe de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de graduate schools zijn georganiseerd. Iedere graduate school heeft in ieder geval een Board of Studies die verantwoordelijk is voor de borging van de kwaliteit van de opleiding (zowel van de in de graduate school ondergebrachte masters als van de promotieopleiding). De BoS formuleert de kaders waaraan de opleiding van promovendi moet voldoen en monitort de voortgang van de trajecten. Focusgebieden De uitvoering van de onderzoeksprogramma‟s van de vijftien universitaire focusgebieden is van start gegaan. Deze samenwerkingsverbanden, waarin onderzoek van bewezen, hoge kwaliteit uit verschillende onderzoeksdisciplines thematisch bijeen is gebracht, vormen een inspirerend vertrekpunt voor een sterke positionering van het Utrechtse onderzoek en voor samenwerking met (internationale) partners. De sterke uitgangspositie op onderzoeksgebied bleek uit de goede prestaties bij de verwerving van tweede en derde geldstroom onderzoeksmiddelen. De universiteit heeft haar zwaartepunten in het onderzoek gebundeld in vijftien universitaire focusgebieden. Zij vormen het onderzoeksprofiel van de universiteit. Focusgebieden zijn multidisciplinaire samenwerkingsverbanden waarin onderzoek van bewezen en zeer goede kwaliteit thematisch bijeen is gebracht. In het kader van de herpositionering van de lerarenopleiding, verkent de UU de mogelijkheid voor de inrichting van een zestiende focusgebied Educatie. Besluitvorming vindt in 2010 plaats. Door concentratie op de focusgebieden wil de universiteit excellentie in het onderzoek bevorderen en bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In 2009 is de
34
uitvoering van de onderzoeksprogramma‟s van de focusgebieden daadwerkelijk begonnen. Zij maken daarvoor gebruik van universitaire subsidie van maximaal één miljoen euro per gebied, facultaire matching en extern verworven middelen. De vijftien Utrechtse focusgebieden zijn: 1. Brain, Cognition and Behaviour 2. Cardiovascular Research 3. Conflicts and Human Rights 4. Coordinating Societal Change 5. Cultures and Identities 6. Drug Innovation 7. Earth and Sustainability 8. Epidemiology 9. Foundation of Natural Science 10. Growth and Differentiation 11. History and Philosophy of the Sciences and Humanities 12 Infection and Immunity 13. Information Technologies in Science and Society 14. Life Sciences and Biocomplexity 15. Origins and Impacts of Institutions Talentbeleid Vijf Utrechtse wetenschappers ontvingen in 2009 een Starting Grant van de ERC. Deze subsidie voor vijf jaar wordt toegekend aan veelbelovende onderzoekers die bewezen hebben dat ze onafhankelijke onderzoeksleiders kunnen worden. De vijf wetenschappers hebben allen deelgenomen aan het UU ondersteuningsprogramma voor de ERC Starting Grant. Dit programma bestaat onder meer uit trainingen schrijfvaardigheid en presentatietechnieken en een interne peer review. Twee Utrechtse onderzoekers ontvingen in 2009 een Advanced Grant van de ERC. Deze subsidie is bedoeld voor ervaren onderzoekers die innovatief en excellent onderzoek doen. Begin 2009 is de pilot ondersteuning ERC geëvalueerd. Conclusie van de evaluatie was dat men over het algemeen tevreden is met de manier waarop de ondersteuning vormgegeven is en dat de ondersteuning van onderzoekers die een aanvraag doen voor een ERC Starting Grant voortgezet zal worden. Het percentage in de persoonsgebonden subsidie de Vernieuwingsimpuls ligt met 16% van alle toekenningen ruim boven het aandeel van (13,9%) dat de Universiteit Utrecht ontvangt uit de rijksbijdrage voor universiteiten. Vier Utrechtse vrouwelijke VIDI-laureaten hebben in 2009 een Aspasia-premie (á honderdduizend euro) ontvangen. Het Aspasia-programma richt zich primair op het bevorderen van een grotere doorstroming van vrouwen in de hogere wetenschappelijke rangen en is gekoppeld aan de Vernieuwingsimpuls. In 2009 hebben twintig Utrechtse kandidaten een Mozaïekvoorstel ingediend bij NWO. De universiteit heeft de studenten een intern coachingstraject aangeboden om hun voorstellen kansrijker te maken in de competitie om NWO-subsidies. De universiteit heeft twee van de twintig toekenningen door NWO in de wacht gesleept. Pasgepromoveerde Nederlandse onderzoekers krijgen met deze subsidie de kans om onderzoekservaring op te doen in het buitenland. Veertien wetenschappers van de universiteit kregen van NWO een Rubicon-subsidie toegekend.
35
In 2009 zijn 17 projecten van start gegaan met middelen uit de Vrije Competitie van NWO (verschillende deelgebieden). Om het aantal vrouwen in hogere wetenschappelijke functies te vergroten, zet de Universiteit Utrecht een breed en gevarieerd instrumentarium in. In 2009 werden 42 gepromoveerde vrouwelijke wetenschappers door hun hoogleraar voorgedragen voor een universiteitsbreed mentorings-en coachingstraject als ondersteuning van hun ambitie om universitair hoofddocent of hoogleraar te worden. Uit een effectmeting van eerdere projecten is gebleken dat deze loopbaanondersteuning de doorstroommogelijkheden van de deelneemsters inderdaad verbetert. Bovendien biedt het traject hoogleraren die zich als mentor beschikbaar stellen, inzicht in de verschillende knelpunten die deze doelgroep tegenkomt en effectieve oplossingen hiervoor. De universiteit hecht groot belang aan een optimale ondersteuning van onderzoekers die van deze subsidies gebruik willen maken. Hiervoor is het universiteitsbrede EU-Expertise Netwerk opgericht, met onder andere financiële en juridische specialisten en specialisten op het gebied van human resources. In 2009 verzorgde het netwerk goedbezochte bijeenkomsten over onder meer het schrijven van een competitief voorstel, de financiële en juridische aspecten van een aanvraag, en trainingen voor ondersteuners van EU-aanvragen over de juridische en financiële aspecten van de EU-projecten. In het jaarverslag wordt in het hoofdstuk „bedrijfsvoering‟ als een van de strategieën vermeld dat de UU een springplank voor talent wil zijn – talent aantrekken, talent stimuleren en mobiliseren. De universiteit blijft aandacht besteden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van haar medewerkers, zowel aan het wetenschappelijke personeel als het ondersteunend en beheerspersoneel. Het programma daarvoor is nog in ontwikkeling. Het aanbieden van een tenure track kan helpen om internationaal toptalent aan te trekken. Aan jong toptalent wordt een positie als „profiel hoogleraar‟ in het vooruitzicht gesteld, maar wie niet aan de hoge verwachtingen kan voldoen zal vertrekken. In 2009 is het universitair kader besproken en vastgesteld, waarin is vastgelegd waaraan een “Utrecht University Tenure Track” moet voldoen. Enkele faculteiten gaan dit kader voor de eigen faculteit uitwerken en implementeren, te beginnen de faculteit Bètawetenschappen. In jaarlijkse resultaat-en ontwikkelingsgesprekken (R&O-gesprekken) bekijken de leidinggevende en de medewerker of de afgesproken resultaten zijn behaald. Ook worden er afspraken gemaakt over taken en persoonlijke ontwikkeling. Met circa 55 procent van de medewerkers is in 2009 een resultaat- en ontwikkelingsgesprek gevoerd. Dat is een toename ten opzichte van 2008 (51 procent) en 2007 (35 procent). Het college van bestuur streeft ernaar dat deze gesprekken met minimaal 80 procent van de medewerkers worden gevoerd. Door trainingen voor leidinggevenden, een actieve rol van P&O en een strakkere planning van de gesprekken wordt getracht de situatie te verbeteren. In overleg met het programmabestuur van het Center of Excellence in Academic Leadership is voorrang gegeven aan het ontwerpen van een programma voor hoofden van departementen. Hierin zijn onderdelen verwerkt die ingaan op bestuurlijke context, financiële vraagstukken, leiderschapskwaliteiten en talentbeleid. In oktober 2009 is een groep van tien hoofden van departementen gestart. Het programma loopt tot mei 2010 en zal aansluitend worden geëvalueerd. In 2009 heeft de universiteit het Charter Talent naar de Top getekend, met als doel om het aantal vrouwen op topposities binnen de universiteit te verhogen. Organisaties die het Charter ondertekenen stellen streefdoelen vast en een plan van aanpak. Bijna alle Nederlandse
36
universiteiten doen mee aan het Charter. De streefcijfers per ultimo 2014 zijn: Aandeel vrouwelijke hoogleraren (fte) 20%, aandeel vrouwelijke UHD‟s (fte) 30% en aandeel vrouwelijk OBP in schaal 14 en hoger (fte) 40%. Visitaties In 2009 hebben de visitaties van de volgende vakgebieden plaatsgevonden: Wiskunde, Informatica, Didactiek, Rechtsgeleerdheid, Fysische Geografie, Aardwetenschappen. Al het Utrechtse onderzoek wordt beoordeeld op basis van het Standard Evaluation Protocol (SEP). In 2009 is het aangescherpte protocol (SEP 2009-2015 protocol for research assessment in the Netherlands) in gebruik genomen. De rapporten van de peer review committees worden openbaar gemaakt via de website van de universiteit. In 2009 verschenen twee rapporten: Sociologie en Bestuurswetenschappen. Het Utrechtse sociologie programma heeft de hoogst haalbare beoordeling van vier keer een vijf ontvangen. Het onderzoek van de Utrecht School of Governance (USG) wordt beoordeeld als internationally at the European forefront. De definitieve rapporten van de beoordelingen, die in 2009 hebben plaatsgevonden, verschijnen in 2010. De faculteit Bètawetenschappen en Diergeneeskunde en het UMC Utrecht hebben in 2009 een bibliometrische analyse laten doen van hun publicaties. Een bibliometrische analyse van de faculteit Geowetenschappen en van een deel van de faculteit Sociale Wetenschappen loopt en zal begin 2010 afgerond worden. Samenwerkingsverbanden In het jaarverslag wordt ingegaan op de onderzoeksstrategie voor de komende jaren. Hierover wordt opgemerkt dat de UU innovatief wil zijn in samenwerken - excellentie in focusgebieden, met externe partners. Het schaarse onderzoekgeld wordt geconcentreerd ingezet, zodat het beste rendement wordt gehaald. Externe partners investeren meer in het onderzoek van de universiteit op basis van het gegeven dat het van internationaal wetenschappelijk niveau en grote relevantie is. De samenwerking met (internationale) bedrijven en organisaties is intensiever om meer toegevoegde waarde te leveren en tevens meer onderzoek financiering te verwerven via contractonderzoek. De veelzijdigheid van het onderzoek van de UU vormt een inspirerende basis voor multidisciplinair onderzoek met samenwerkingspartners binnen én buiten de universiteit. Regionaal, nationaal en wereldwijd werkt de Universiteit Utrecht samen met universiteiten. Er is een overzicht opgesteld van de strategische samenwerkingen van de Universiteit Utrecht met (internationale) bedrijven. De Universiteit Utrecht streeft ernaar de samenwerking met bedrijven en organisaties verder te intensiveren om meer toegevoegde waarde te leveren en meer onderzoeksfinanciering te verwerven via contractonderzoek. In de toekomst zal gekeken worden of een nog vollediger beeld verkregen kan worden door centraal alle contracten te registeren. Intensieve internationale contacten dragen bij aan de ambitie om een van de beste universiteiten in Europa te blijven. De universiteit richt zich op internationale onderzoekssamenwerking, waaronder de opleiding van onderzoekers; onderwijs, uitwisseling van studenten en de instroom van buitenlandse studenten; en capaciteitsopbouw vanuit de maatschappelijke betrokkenheid van de universiteit. De universiteit heeft gekozen voor een focus op bepaalde regio‟s en speerpunten binnen die regio‟s. Het belang van de drie aspecten kan per regio verschillen.
37
De faculteiten van de universiteit werken samen met veel partners in binnen- en buitenland. Als aanvulling op deze facultaire samenwerkingsverbanden worden ook universiteitsbrede overeenkomsten gesloten met een klein aantal buitenlandse universiteiten in geselecteerde regio‟s in de wereld. In elke regio zoekt de universiteit samenwerking met vooraanstaande universiteiten, de zogenaamde Utrecht University Partners (UUP). In 2009 zijn in de regio‟s Noord-Amerika en Latijns-Amerika overeenkomsten aangegaan met nieuwe Utrecht University Partners. Er wordt in het jaarverslag tevens aangegeven dat er overeenkomsten zijn met Indiase en Chinese instellingen op het gebied van onderwijs en onderzoek. In 2009 is bezien of bij diverse partneruniversiteiten in Zuid-Afrika mogelijkheden tot samenwerking zijn. In Noord-Amerika had de universiteit reeds negen universiteiten geselecteerd als Utrecht University Partner. In 2009 is Vanderbilt University daaraan toegevoegd.
De universiteit is lid van de League of European Research Universities (LERU). De LERU bestaat in 2009 uit twintig van Europa‟s beste onderzoeksuniversiteiten, die met elkaar samenwerken waar het gaat om het bevorderen en ondersteunen van onderwijs en onderzoek op hoog niveau. Het Utrecht Network is een mobiliteitsnetwerk van dertig universiteiten in 28 Europese landen. Het heeft als doel de uitwisseling van studenten en staf te stimuleren, zowel tussen de leden onderling, als met universitaire netwerken buiten Europa (USA en Australië). De Universiteit Utrecht voert het secretariaat van het Utrecht Network. In 2009 organiseerde de Universiteit Utrecht een „Erasmus Staff Training Programme for nonacademic staff‟ van HO instellingen in Europa (EST 2010). Het programma was onderdeel van het Erasmus Mobiliteits Programma van de EU. Dit EU programma stelt medewerkers in staat om, met subsidie van de EU, een studiebezoek aan een partner instelling te brengen. In 2009 werd het Utrecht University Summer Seminar (UUSS) georganiseerd waaraan vertegenwoordigers van 21 Utrecht University Partners uit China, India, de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en Brazilië deelnamen. De focus lag dit jaar op onderzoeksamenwerking. De deelnemers waren allen binnen hun instelling betrokken bij het universitaire onderzoeksbeleid. Hoofddoel van het seminar 2009 was om een platform te bieden voor het initiëren of versterken van (onderzoeks)samenwerking op facultair niveau. Daarnaast dienden ook de banden en de contacten op centraal niveau te worden verstevigd. Kennismaken met het Nederlandse O&O systeem en de Europese context daarvan en zijdelings ook met de stad en de regio was onderdeel aan het programma. Verschillende topambtenaren van ministeries en delegaties uit het bedrijfsleven, waaronder de top van Philips Nederland, brachten op uitnodiging van het college van bestuur een uitgebreid bezoek aan de universiteit. Dit ter nadere kennismaking of ter versterking van de samenwerking. Ook is met de gemeenteraden van Bunnik, Zeist en Houten uitgebreid stilgestaan bij de verdere ontwikkeling van het Utrecht Science Park. Tevens bezochten enkele internationale gezelschappen de Universiteit Utrecht, o.a. de University of California, Kopenhagen en Nanjing. De Universiteit Utrecht is een belangrijke actor in de stad Utrecht en de provincie Utrecht. Regionale verankering dient het belang van de universiteit als geheel en in het bijzonder dat van studenten. De universiteit participeert in tal van overleggremia en organisaties in de regio, waaronder Utrecht Science Park, Taskforce Innovatie, en Pieken in de Delta Randstad Noordvleugel.
38
Tussen Universiteit Utrecht, UMC Utrecht, Hogeschool Utrecht, gemeente Utrecht en provincie Utrecht is in 2009 overlegd over een gemeenschappelijk Convenant. Dit convenant bevat een gemeenschappelijke agenda voor de komende periode in het kader van „Utrecht, knooppunt van kennis en cultuur‟ (begrip uit de Structuurvisie 2040, Ministerie van VROM, maart 2009). Deze agenda richt zich vooral op samenwerking op het vlak van de kenniseconomie, de leefomgeving, cultuur en verdere betrokkenheid bij stad en regio. Het inhoudelijke proces is eind 2009 afgerond, de formele ondertekening wordt begin januari verwacht. Dezelfde vijf partners (Universiteit Utrecht, UMC Utrecht, Hogeschool Utrecht, de provincie Utrecht en de gemeente Utrecht) hebben zich verenigd in Utrecht Science Park (USP). Het is een ontmoetingsplaats voor het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Zo zijn naast de hiervoor genoemde kennisinstellingen onder meer het Hubrecht instuut, TNO en Genmab te vinden op het USP. Het Science Park biedt ruimte aan kennisintensieve ondernemingen en helpt studenten, onderzoekers, medewerkers en (startende) ondernemers bij vragen over ondernemerschap, innovatie en bedrijfshuisvesting. Ook de businessincubator UtrechtInc en het MKB-loket maken deel uit van het Science Park Utrecht. De Taskforce Innovatie Regio Utrecht (TFI) werd in 2005 opgericht en startte in 2009 met de tweede fase van haar bestaan. TFI richt zich op het bijeenbrengen van kennisinstellingen, overheden en bedrijfsleven en het stimuleren van ondernemers, in het bijzonder het MKB, in het vernieuwen van hun product, proces of dienst. De Universiteit Utrecht is sinds de oprichting een actieve partner in TFI. In de regio Randstad Noordvleugel is de universiteit actief betrokken bij het subsidieprogramma Pieken in de Delta van het ministerie van Economische Zaken. Pieken in de Delta heeft als doel de economische pieken van Nederland uit te bouwen en daarmee de internationale concurrentiekracht van Nederland te versterken. Het programma richt zich op zes verschillende gebieden, waaronder de Noordvleugel Randstad met onder meer de gemeenten Utrecht, Amsterdam, Hilversum en Amersfoort. De Universiteit Utrecht is betrokken bij de lopende Pieken in de Delta projecten Level Up!, Smart Experience Actuator, Immuno Valley en de Dutch Game Garden. Daarnaast participeert het UMC Utrecht onder andere in de BioBusiness Summer School, gezondheidsportaal PAZIO en het medisch technologisch innovatie centrum Pontes Medical. Valorisatie-instrumenten In 2009 werkten onderzoekers van de universiteit intensief samen met bedrijven, maatschappelijke instellingen en onderzoeksorganisaties. Deze samenwerking leidde tot innovatief onderzoek en droeg bij aan de economische ontwikkeling. De inbreng van de universiteit varieert van participatie aan het maatschappelijke debat en bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken tot het bijdragen aan de ontwikkeling van kunst en cultuur. De universiteit heeft daarbij te maken met een dynamische omgeving en onderhoudt relaties met tal van stakeholders. De universiteit staat midden in de samenleving en vindt het belangrijk om wetenschappelijke kennis toepasbaar en zichtbaar te maken voor de maatschappij en een significante bijdrage te leveren aan de economische vitaliteit van de regio. Alle faculteiten hebben een contactpersoon die onderzoekers ondersteunt bij het verwerven van onderzoeksprojecten uit de tweede en derde geldstroom. Een aantal faculteiten heeft hiervoor een bureau ofwel „grant office‟ opgericht.
39
Een universitaire werkgroep heeft in 2009 bekeken op welke wijze deze ondersteuning bij het verwerven van externe financiering het beste op maat gericht zou kunnen worden. Hierbij dient naast eerstelijns-ondersteuning binnen de faculteiten ook generieke of specialistische ondersteuning beschikbaar te zijn op universitair niveau. Het advies van de werkgroep was eind 2009 gereed. In 2010 zal uitwerking gegeven worden aan het advies. De ministeries van EZ en OC&W stelden in het kader van de economische crisis in 2009 180 miljoen euro beschikbaar om kenniswerkers (R&D-onderzoekers) vanuit het bedrijfsleven tijdelijk te detacheren bij universiteiten en technologische instituten. Hiermee kunnen kenniswerkers behouden blijven en vindt kennisontwikkeling op maatschappelijke thema‟s plaats. De Universiteit Utrecht participeert in het kader van deze regeling in een drietal detacheringsprojecten met het bedrijfsleven. De universiteit besteedt steeds meer aandacht aan ondernemerschap. Medewerkers en studenten die zich willen richten op ondernemerschap krijgen daartoe volop de ruimte. Veel studenten zijn geïnteresseerd in ondernemerschap en willen zich tijdens hun studie verdiepen in het ondernemen, bijvoorbeeld door een eigen bedrijfje op te starten. Bij de Utrecht University School of Economics van de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie is het Centrum voor Ondernemerschap (CfE) opgezet. De missie van het CfE is om ondernemerschapsonderwijs aan te bieden aan alle studenten van de Universiteit Utrecht om op deze wijze een ondernemende houding te stimuleren. Tevens wordt door het CfE academisch ondernemerschap in de praktijk ondersteund en wordt er onderzoek naar gedaan. In het voorjaar van 2009 werd in dit kader ook de Honours Class Corporate Entrepreneurship aangeboden in samenwerking met de Rabobank en het Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie. De businessincubator UtrechtInc ondersteunt en versnelt innovatieve startende ondernemers in de regio. Dit doen ze onder meer door het bieden van faciliteiten als huisvesting, financiering en een uitgebreid aanbod van coaching, training en professional services. Sinds de fusie in 2009 bundelt UtrechtInc de startersactiviteiten van het Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie, Centrum voor Utrecht Bedrijven Expertise (CUBE) en het TechnoPartner SKE project StartImpuls Utrecht. UtrechtInc is een gezamenlijk initiatief van enkele grote Utrechtse kennisinstellingen (Universiteit Utrecht, Hogeschool Utrecht en UMC Utrecht), bedrijven (o.a. Rabobank Utrecht) en overheden. De Universiteit Utrecht heeft recent samen met TNO, KNMI, Deltares en KWR het Utrecht Centrum voor Aarde en Duurzaamheid (UCAD) opgericht. Dit centrum bundelt en ontwikkelt kennis die bijdraagt aan een duurzame maatschappelijke ontwikkeling en zal projecten initiëren op het brede terrein van Aarde en Duurzaamheid. Hierbij gaat het om zowel de fysieke staat van onze aarde (klimaat, ecosysteem) als om socio-economische factoren die leiden tot (over)exploitatie van grondstoffen, milieu en ruimte. December 2009 is bekend geworden dat de bij de European Institute of Innovation and Technology (EIT) ingediende „Climate KIC‟ aanvraag gehonoreerd is. Dit Europese Climate KIC programma bundelt de expertise van een aantal partners van wereldklasse (kennisinstellingen, bedrijven en overheden) op het gebied van klimaatverandering. Het EIT is gevraagd 120 miljoen euro bij te dragen. De partners zullen gezamenlijk ongeveer het vijfvoudige bijdragen, zodat de komende vier jaar ongeveer 750 miljoen euro kan worden besteed aan een range van innovatieen onderwijsprogramma‟s. De Universiteit Utrecht heeft een belangrijke rol in het consortium en coördineert het initiatief. In Climate KIC werken voor Nederland de Universiteit Utrecht, TU Delft en Wageningen UR samen met TNO en Deltares. Verder nemen ook de Stadhavens Rotterdam, de Provincie Utrecht,
40
Shell, DSM en Schiphol deel. De buitenlandse co-locaties worden eveneens aangevoerd door topuniversiteiten, zoals ETH in Zürich, ParisTech in Parijs, Imperial College in Londen, en Potsdam Institute for Climate Research in Berlijn. De private partners zijn: Bayer, Beluga Shipping GmbH, Cisco, DSM, EDF, SAP, Schiphol, Shell, Solar Valley and Thales. Voor het ontsluiten van de kennis van de universiteit voor het midden- en kleinbedrijf is samen met Hogeschool Utrecht en het UMC Utrecht een MKB-loket opgezet als onderdeel van het Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie. Het MKB-loket vormt een laagdrempelig, duidelijk herkenbaar toegangspunt voor ondernemers uit de regio en studenten of medewerkers van de kennisinstellingen. Het MKB-loket richt zich op ondernemers met informatievragen, kennisbehoefte en/of (onderzoeks)opdrachten. Ook ondernemers met een Innovatievoucher kunnen zich richten tot het MKB-loket. Daarnaast spelen de facultaire kennispunten een belangrijke rol bij het mogelijk maken van kennisoverdracht van de universiteit naar overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven (MKB). Ook bieden de kennispunten studenten de mogelijkheid theoretische kennis van hun vakgebied in de praktijk te brengen. De Universiteit Utrecht Holding bv, een honderd procent dochteronderneming van de universiteit, beheert de aandelenbelangen in werkmaatschappijen en investeert in spin-off bedrijven van de universiteit. Daarnaast beheert en exploiteert zij octrooien namens de universiteit. Ook adviseert zij het college van bestuur over intellectueel eigendom, bedrijvigheid en ondernemerschap. Een andere belangrijke taak van de holding is het begeleiden en ondersteunen van ondernemende medewerkers en/of initiatiefnemers van nieuwe spin-off bedrijven. De Universiteit Utrecht Holding BV deelt haar directie en staf met UMC Utrecht Participaties en de Stichting Incubator Utrecht. Universiteit Utrecht Holding BV en UMC Utrecht Participaties hadden eind 2009 samen zeventig octrooien of aanvragen in beheer. Hiervan zijn er 42 afkomstig van het UMC Utrecht. Tot deze zeventig octrooien of aanvragen behoren acht nieuwe aanvragen (waarvan vier UMC Utrecht) die in 2009 tot stand zijn gekomen, terwijl tien aanvragen zijn gestopt (waarvan zes UMC Utrecht). Naast de door de Holdings beheerde octrooien of aanvragen bestaan er nog circa dertig octrooien of aanvragen van de kennisinstellingen uit het verleden waarvan het beheer aan derden is overgedragen of in een enkel geval nog bij divisies of faculteiten ligt. Het Utrecht Science Park houdt zich onder andere bezig met het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen in het bijzonder op het gebied van life sciences en duurzaamheid. Daarnaast wordt de promotie en marketing van USP geprofessionaliseerd en opgeschaald en worden de mogelijkheden van een nieuwe Life Sciences Incubator onderzocht. UtrechtInc en het Alexander Numan life sciences bedrijfsverzamelgebouw bieden momenteel al huisvestingsmogelijkheden aan startende ondernemingen. Daarnaast worden momenteel de mogelijkheden voor het bieden van meer ruimte aan (startende) life sciences bedrijven in het Kruyt gebouw bekeken en wordt door het Utrecht Science Park een voorstel uitgewerkt voor een nieuwe life sciences incubator op de Uithof. In 2009 werd bekend dat Danone een nieuw innovatiecentrum voor gespecialiseerde voeding zal vestigen in De Uithof. En ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is van plan de komende jaren te verhuizen naar De Uithof. De komst van beide organisaties betekent een krachtige impuls voor het Utrecht Science Park.
41
Vrije Universiteit Amsterdam Inleiding In het jaarverslag 2009 wordt de missie als volgt verwoord. De Vrije Universiteit (VU), het VU medisch centrum (met GGZ inGeest) en de Christelijke Hogeschool Windesheim vormen samen de vereniging VU-Windesheim. Christelijke waarden, en de daarin gewortelde levensbeschouwelijke overtuigingen en maatschappelijke opdracht, inspireren en verbinden de instellingen. De vereniging waarborgt de aansluiting van de VU bij de samenleving. De bovengenoemde onderdelen van de vereniging VU-Windesheim werken samen om optimaal gebruik te kunnen maken van kwaliteiten. Aansluitend wordt er vernieuwend aanbod van onderwijs en onderzoek gecreëerd. Organisatie van onderzoek De VU kent per 2009 elf interfacultaire onderzoeksinstituten waarin alle faculteiten in meer of mindere mate participeren. Een oprichtingsbesluit voor een twaalfde instituut is in 2009 genomen, en er zijn nog twee instituten in voorbereiding.1 Daarmee zal dan ongeveer driekwart van het onderzoek in deze iOZI‟s zijn ondergebracht. De omvang van de instituten varieert van twee tot zes deelnemende faculteiten. De decanen van de faculteiten vormen samen het bestuur van het instituut. Het bestuur wijst een directeur aan. De instituten worden maximaal vier jaar door het College van Bestuur gefinancierd, daarna moet fondsenwerving hun financiële onafhankelijkheid garanderen. Niet al het onderzoek dient in iOZI‟s te worden ondergebracht omdat er ook alternatieven zijn om de doelstelling focus & massa te benaderen, en de iOZI‟s zijn niet per se eenvormig. Focusgebieden De VU kiest voor een beperkt aantal onderzoekszwaartepunten van zeer hoog niveau – deze worden verder niet genoemd. De zwaartepunten moeten een internationale topreputatie hebben. De beoordelingen in de externe evaluaties en de aantrekkingskracht op tweede en derde geldstroom zijn belangrijke criteria bij het ontwikkelen van de zwaartepunten. Talentbeleid Talentbeleid is een onderdeel van onderzoeksbeleid en richt zich op het vergroten van externe onderzoeksmiddelen en persoongebonden subsidies in het bijzonder. Succes van de universiteit in deze talentprogramma‟s wordt gezien als een indicator van de kwaliteit van het onderzoek en bekostigingsbron. Talentbeleid richt zich op het optimaliseren van subsidieaanvragen met het doel om deze kansrijker te maken in de externe competitie en om daarmee de reputatie van de VU als excellente onderzoeksuniversiteit hoger op de ladder te plaatsen. Het talentbeleid is in 2009 vertaald in begeleidingstrajecten voor de drie prestigieuze persoonsgebonden talentprogramma‟s: ERC Ideas, NWOVernieuwingsimpuls en NWO-Mozaïek. Het begeleidingstraject houdt in dat potentiële subsidieaanvragers tijdig worden geïdentificeerd en gemobiliseerd om een aanvraag in te dienen. Vervolgens volgt een intensieve ondersteuning en begeleiding bij het uitwerken van een aanvraag. Deze begint met een workshop “successful grant writing” en intensieve begeleiding op facultair niveau bij het uitwerken van een idee tot aan 1
Per 1 januari 2010 is opgericht het instituut Phoolan Devi (Maatschappelijke veiligheid), een samenwerkingsverband van de faculteiten Rechtsgeleerdheid, Psychologie en Pedagogiek en Sociale Wetenschappen, en met ook het NWO-instituut NSCR. In 2009 werden de voorbereidingen afgerond voor nog twee nieuwe iOZI‟s: het Amsterdam Institute for Molecules, Medicins and Systems (AIMMS) en het Amsterdam Institute for Laser Science & Biophotonics, (AILSB). Een –voorlopig– laatste instituut (Global Change) wordt nog overwogen.
42
gesprekken met universitaire adviescommissies met het doel om de uitgewerkte aanvraag te optimaliseren en te perfectioneren. Aan het einde van het begeleidingstraject volgen de aanvragers een presentatietraining en participeren in een simulatie van NWO selectie-interview. Deze laatste stap is voorbereiding op het verdedigen van het voorgestelde onderzoek bij de externe financier dat vaak wordt gezien als een cruciaal selectiemoment. In de Vernieuwingsimpulssubsidierondes 2009 heeft de VU acht Veni-, negen Vidi- en twee Vicibeurzen ontvangen. Daarnaast heeft de VU één ERC Starting Grant en twee ERC Advanced Grants verworven, en zijn vier Mozaïek-beurzen aan de VU toegekend. In 2009 is voortgegaan met beleidsontwikkeling op het gebied van (academisch) leiderschap. Een eerste intensieve pilot Leergang Leiderschapsontwikkeling is uitgerold. De deelnemers aan de leergang zijn door de decanen en directeuren geselecteerd op leiderschapstalent en ambitie om onderwijs en onderzoek aan de VU naar de top te brengen. Het beleidsvoornemen om meer vrouwen naar hogere wetenschappelijke posities te laten doorstromen heeft in juni 2009 geresulteerd in het ondertekenen van de Charter Talent naar de Top. Als streefcijfer voor vrouwelijke hoogleraren in 2010 heeft het College van Bestuur in overleg met het College van Decanen 12,5 procent vastgesteld. Eind 2009 is dat percentage nog elf procent. In 2009 is een aantal verbeterpunten geformuleerd voor zowel de gespreksinhoud (beoordeling en begeleiding) als het administratieve proces rond het voeren van jaargesprekken. Tot slot wordt in het jaarverslag melding gemaakt van de “Societal Impact Awards”, bedoeld voor een uitstekende senior researcher van de VU, die zich al jaren bijzonder verdienstelijk maakt met het verrichten van research met een grote maatschappelijke impact en voor een uitmuntende promovendus van de VU, die een proefschrift heeft geschreven met een grote maatschappelijke impact. Visitaties De kwaliteit van het onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam wordt periodiek beoordeeld, conform het Standard Evaluation Protocol (SEP). Alle onderzoeksinstituten en eenheden van de Vrije Universiteit Amsterdam voeren eens per drie jaar een zelfevaluatie uit. Elke zes jaar wordt het onderzoek tevens beoordeeld door een externe commissie. De faculteit Aard- en Levenswetenschappen heeft in 2009 het onderzoek van de afdelingen Aardwetenschappen, Moleculaire Celbiologie en Neurowetenschappen extern laten beoordelen. Externe onderzoeksvisitaties afgerond voor afdelingen Neurowetenschappen, Moleculaire Celbiologie, Aardwetenschappen en voor de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde; oordeel goed tot excellent. De visitatiecommissie van de afdeling Neurowetenschappen was zeer positief over het onderzoek aan de VU. Vrijwel alle groepen ontvingen de beoordeling excellent voor de kwaliteit van het onderzoek. De commissie liet zich tevens zeer positief uit over de maatschappelijke relevantie van het instituut, mede door de grote samenwerking met het medische veld en de spin-offs. Inmiddels is de afdeling Neurowetenschappen ondergebracht bij het interdisciplinaire onderzoeksinstituut Neuroscience Campus Amsterdam. Hierdoor kan nog meer focus worden aangebracht in het onderzoek, wat aansluit bij het advies van de commissie. De kwaliteit van het onderzoek van de afdeling Moleculaire Celbiologie werd door de visitatiecommissie als zeer goed beoordeeld. De commissie adviseerde om meer samenhang in het onderzoek te creëren en het onderzoek meer richting het medische veld te positioneren. Deze
43
adviezen passen goed in de al bestaande toekomstplannen van de afdeling om zich aan te sluiten bij het interdisciplinaire onderzoeksinstituut in oprichting op het gebied van molecules, medicins & systems (AIMMS i.o.). De visitatiecommissie Aardwetenschappen beoordeelde het onderzoek van de VU als zeer goed tot excellent. De commissie merkte op dat het aardwetenschappelijk onderzoek aan de VU goed is gepositioneerd om onderzoek te doen naar de huidige vraagstukken in de aardwetenschappen. De commissie roemt de academische reputatie van de onderzoekers en de lange traditie van onderzoek van hoge kwaliteit. De commissie plaatste kanttekeningen bij de middelen t.b.v. de onderzoekinfrastructuur. De faculteit herkent dit signaal en zal dit meenemen in zijn toekomstplannen. Binnen de faculteit Exacte Wetenschappen is in 2009 de facultaire bijdrage in het LACDR (Leiden Amsterdam Center for Drug Research) extern beoordeeld. Het oordeel was unaniem en zeer positief. De behaalde scores voor het LACDR als geheel zijn hoog tot zeer hoog. De VU scoort voor alle programma‟s het eindcijfer vijf (“excellent”). Een punt van kritiek op de VUonderzoeksgroepen is de zwakke link met klinische toepassingen. De verwachting is dat de participatie in het interdisciplinaire onderzoeksinstituut op het gebied van molecules, medicins & systems (AIMMS i.o.), deze link zal versterken. Eind 2009 is het evaluatierapport van de landelijke onderzoeksvisitatie “Economics and Business Sciences” 2009 beschikbaar gekomen waarin ook het onderzoek van de faculteit der Economische wetenschappen en Bedrijfskunde werd beoordeeld. Binnen de FEWEBprogramma‟s valt een tweedeling te constateren tussen de waardering van het economische en het bedrijfskundige onderzoek. Het economisch onderzoek scoort zonder uitzondering goed. Opvallende uitschieter binnen deze groep is “Applied Labour Economics” die met drie vijven en een 4.5 (op productiviteit) tot de drie best geëvalueerde programma‟s in Nederland behoort. De bedrijfskundige programma‟s hebben wat lagere scores gekregen, maar hier valt in veel gevallen op dat er een duidelijk positieve trend is ten opzichte van de vorige evaluatie in 2002. De faculteit beraadt zich nog op de benodigde stappen om het bedrijfskundige onderzoek nog verder te versterken. De onlangs gestarte Amsterdam Business Research Institute VU (ABRI-VU) zal hier naar verwachting een positieve bijdrage aan leveren. In 2009 hebben tevens drie tussentijdse zelfevaluaties plaatsgevonden. De Universitaire Toetsingscommissie heeft deze bestudeerd en het College van Bestuur hierover geadviseerd. De faculteit der Godgeleerdheid (FGG) heeft een zelfstudie uitgevoerd met betrekking tot het onderzoek van over de periode 2004-2006. De belangrijkste conclusies hieruit zijn dat de kwaliteit van het onderzoek zich de afgelopen jaren positief heeft ontwikkeld en dat de faculteit zich de komende jaren moet richten op de verdere inbedding van het onderzoek in het onderzoeksinstituut VISOR, en het vergroten van de wervingskracht van tweede en derde geldstroom. De tussentijdse evaluatie 2005-2007 van de faculteit Wijsbegeerte liet zien dat de faculteit een goede output heeft, gezien het relatief lage aantal fte‟s dat beschikbaar is voor onderzoek. De faculteit voert een actief beleid om de externe financiering te verhogen en de daaraan gekoppelde groei in aantal promoties. Een aandachtspunt is het beleid van de faculteit ten aanzien van interdisciplinaire onderzoeksinstituten. De faculteit der Psychologie en Pedagogiek heeft in 2009 een tussentijdse evaluatie afgerond van het Psychologische onderzoek in de periode 2005-2007. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van het onderzoek over het algemeen goed is. Mede naar aanleiding van het vorige visitatierapport zijn voor vier onderzoeksgroepen nieuwe programmaleiders aangetrokken. De onderzoeksgroep Arbeids- en organisatiepsychologie zal fuseren met de onderzoeksgroep Sociale Psychologie. De faculteit stimuleert participatie in interfacultaire onderzoeksinstituten sterk; inmiddels participeren de meeste onderzoeksgroepen in een VU-onderzoeksinstituut (CAMeRA, EMGO+, NCA, AZIRE).
44
In 2009 heeft de Vrije Universiteit Amsterdam als penvoerder hererkenning aangevraagd bij de Erkenningscommissie Onderzoekscholen van de KNAW voor de onderzoekscholen NSG (Nederlandse Onderzoekschool voor Sedimentaire Geologie), ONWA (Onderzoekschool Neurowetenschappen Amsterdam), en OOA (Onderzoekschool Oncologie Amsterdam) en SIKS (School voor Informatie- en Kennissystemen). De aanvragen voor hererkenning van ONWA, OOA en SIKS zijn alle gehonoreerd voor een periode van zes jaar. De aanvraag voor hererkenning van NSG wordt in 2010 door de ECOS behandeld. Samenwerkingsverbanden In juli 2009 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente Amsterdam, die de weg vrijmaakt voor de ontwikkeling van een nieuwe, eigentijdse VU Campus, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor de verwachte groei van de VU. In 2009 opende het Amsterdam University College, een samenwerkingsverband van VU en UvA, haar deuren en verwelkomde 200 studenten. Naast het AUC werkten VU en UvA op velerlei terrein nauw samen, zoals bij de ontwikkeling van de Amsterdam Graduate School of Science, in contacten met de gemeente Amsterdam en bij de opdracht aan de OECD voor een onderzoek naar de samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven in de regio Amsterdam (Partners waren de UvA, Hogeschool van Amsterdam, INHolland, gemeente Amsterdam, ING en Kamer van Koophandel). Andere prioriteiten waren samenwerking met de Universiteit van Amsterdam in het kader van Amsterdam, participatie in Amsterdam Bright City, de al eerder genoemde opzet van het Amsterdam University College, en intensivering van de samenwerking met INHolland. De VU werkt verder samen met UvA en gemeente aan voorstel voor de instelling van een beurzenfonds om talentvolle studenten naar Amsterdam te halen. Tevens is er aandacht voor de huisvesting (“studeren in de topstad”), met bijdragen van HBO en woningbouwcorporaties. Met de UvA, EUR, TU, Tinbergen Instituut, ING, Aegon, Fortis, Algemene Pensioengroep, NYSE Euronext, SNS Reaal en De Nederlandsche Bank heeft de VU de Duysenberg School of Finance opgezet (in 2008). In 2008 is tevens van start gegaan het Centrum van Amsterdamse Scholen voor Entrepreneurship – een samenwerkingsverband tussen VU, UvA, HvA, en INHolland. Samen met EMGO+ werkt de faculteit der bewegingswetenschappen van de VU aan de realisatie van een spotwetenschappelijk instituut. VU, VUmc en Windesheim willen de Vereniging nieuw leven inblazen en haar maatschappelijke verankering versterken. Hiertoe werd voor 2009 prioriteit gegeven aan de opzet van een nieuwe werkeenheid onder de naam VUConnected. Prioriteit was voorts verdere intensivering van de samenwerking met VUmc op de terreinen onderzoek en onderzoeksondersteuning, onderwijs, talentbeleid en financiën. Op basis van de samenwerkingsagenda tussen VU en Windesheim zijn in 2009 vijf kenniscetra van start gegaan, waarin het toegepast onderzoek van Windesheim is ondergebracht. Tevens de mogelijkheden voor het promoveren van Windesheim-medewerkers uitgewerkt en om VUpromovendi in deeltijd als Windesheim-dcoent aan te stellen. De samenwerking met INHolland heeft zich toegespitst op drie punten: Verdere verbering van de doorstroommogelijkheden van bachelors van INHolland naar masters van de VU,
45
onderzoeksamenwerking op het gebied van onderwijs en het vinden van mogelijkheden voor huisvesting van INHolland op of dicht bij de VU campus. Het beroep op de voucherregeling voor HBO-promovendi is (ook) in 2009 gering. Valorisatie-instrumenten Via onderzoek dat bij de VU dat plaatsvindt in opdracht van het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties, het zogenaamde contractonderzoek, wordt er voor gezorgd dat de samenleving direct profiteert van de wetenschappelijke kennis en ervaring van de VU. En niet alleen binnen de Nederlandse grenzen, maar ook daar buiten, zoals met ontwikkelingslanden, via het Centrum voor Internationale Samenwerking. Met het ontwikkelen van „technology transferactiviteiten‟ en het opzetten van spin-off bedrijven is het nodig om een structuur van holdings op te zetten waarbinnen de belangen van VU en VUmc worden ondergebracht. Binnen VUmc bestond al een holding, binnen VU is medio 2007 een aanvang gemaakt met het opzetten van een holding. In 2009 heeft de afronding plaatsgevonden van het opzetten van deze holdingstructuur voor VU-VUmc. Deze holdings zijn zó georganiseerd dat zicht en grip ontstaat op de onderliggende BV‟s. De spin-offs van de VU zijn ondergebracht in de Ooievaar B.V. In 2009 werd voorts nog een regeling “Kennis, Intellectueel Eigendom en Participatie VU en VUmc” geïmplementeerd. Het Technology Transfer Office VU&VUmc (TTO) voorziet in toenemende mate in de sterk veranderende rol van universiteiten in de huidige maatschappij. De VU en het VU medisch centrum zijn gecommitteerd om hun onderzoeksresultaten om te zetten in nieuwe producten en diensten die resulteren in innovatie voor de industrie en de maatschappij. Het kan gezien worden als de vierde taak van de VU en het VUmc: naast het verrichten van onderzoek en het geven van onderwijs en (voor het VUmc) het bieden van excellente zorg, zorgen VU en VUmc er voor dat de kennis en expertise en technologie van hun wetenschappers en dokters, hun weg vinden naar de maatschappij en de industrie. De taak van het TTO is om dat proces met alle benodigde professionele expertise te begeleiden. Het TTO functioneert dan ook als een institutionele entrepreneur die unieke kennis en technologie omzet in marktkansen. Dat gebeurt op vele manieren, waaronder het beschermen en uit-licenseren van intellectuele eigendommen aan het bedrijfsleven, en door spin-off bedrijven op te richten en te ontwikkelen. Het TTO heeft in 2009 een aantal belangrijke mijlpalen van haar ontwikkeling doorgemaakt. De holdingstructuur is opgezet, de intellectuele eigendomsregeling is afgerond, en bij alle onderzoeksinstituten is inmiddels een marketingstrategie in gang gezet. Ook wordt door TTO medewerkers structureel meegewerkt aan business en entrepreneurshipcursussen in het onderwijs van diverse faculteiten. Een ander belangrijk “knowledge transfer awareness” instrument is de door TTO georganiseerde “Marketing your Research”-cursus die tweemaal per jaar wordt gegeven om onderzoekers uit zowel de life sciences, ICT en duurzaamheid, als fysica en alfa- en gamma-wetenschappen, te leren hoe hun kennis optimaal te vermarkten. Belangrijker nog dan deze activiteiten, die vooral de entrepreneurshipcultuur van VU en VUmc sterk hebben neergezet, zijn de resultaten op het gebied van daadwerkelijke technologie- en knowhowtransfer. Die blijven groeien. Er zijn weer een aantal deelnemingen in spin-offs gerealiseerd, onder andere in Griffin Discoveries, een bedrijf dat innovatieve geneesmiddelen gaat ontwikkelen. Daarnaast zijn zowel nieuwe als vervolgpatentaanvragen ingediend, en vele samenwerkingscontracten met het bedrijfsleven opgesteld. Jaarlijks neemt het aantal spinoffs,
46
patenten en contracten nog steeds toe, en opvallend is dat strategische samenwerkingen met het bedrijfsleven een groeiend instrument zijn in technology transfer voor VU en VUmc. Zo zijn recent diverse raamwerkovereenkomsten getekend tussen VUmc en grote bedrijven, onder andere met Philips, Roche en Novartis. Voor wat betreft de regionale en nationale samenwerking, is het van belang te noemen dat TTO een belangrijke rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het landelijk netwerk van TTO managers. Ook speelde het TTO een essentiële rol bij het verwerven van een grote subsidie van het European Fund for Regional Development voor het Life Sciences Center Amsterdam (LSCA). Met het LSCA als rolmodel voor de synergie die uit de kritische massa vergroting zal volgen, worden nu ook voor de niet-life sciences sector grote samenwerkingsprojecten opgezet met de andere academische en publiek en private partners in de regio. In 2009 is in samenwerking tussen HRM en TTO (Technology Transfer Office) de regeling Kennis, Intellectueel Eigendom en Participatie tot stand gekomen. Met deze nieuwe regeling hebben VU, VUmc en de wetenschapper-“uitvinder” een juridisch kader voor het beschermen en commercialiseren van kennis en intellectuele eigendomsrechten door het verlenen van licenties aan het bedrijfsleven en het participeren in spin-off bedrijven. Het belangrijkste doel van de regeling is de versterking van één van de primaire taken van de universiteit: kennisvalorisatie, dat wil zeggen het brengen van kennis naar de maatschappij.
47
Universiteit van Amsterdam Inleiding De missie van de Universiteit van Amsterdam (UvA) luidt als volgt: “De UvA wil een inspirerende, breed georiënteerde, internationale academische omgeving bieden, waarin de talenten van staf en studenten zich optimaal kunnen ontwikkelen. De UvA kenmerkt zich door een kritisch, creatief en internationaal klimaat, een open sfeer en een sterke betrokkenheid bij stad en samenleving.” Organisatie van onderzoek Faculteiten zorgen voor de aansturing van de eenheden voor onderwijs en onderzoek, geclusterd in schools (undergraduate schools/colleges voor de bacheloropleidingen; graduate schools voor de master-/researchmaster- en promovendi-opleidingen) en onderzoeksinstituten. In 2007 zijn de eerste Colleges en Graduate Schools opgericht. Al het onderzoek is ondergebracht in onderzoeksinstituten. Er zijn bijna 30 onderzoeksinstituten. De UvA streeft ernaar universitaire instituten zoveel mogelijk in te bedden in faculteiten om onderwijs en onderzoek efficiënter te maken en te optimaliseren. De eerste verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderzoek ligt bij de decanen van de (zeven) faculteiten. In 2009 brengt de UvA vier universitaire instituten onder bij een faculteit. Het gaat om het onderzoek van het SCO Kohnstamm instituut, het Instituut voor de Lerarenopleiding en het nieuw opgerichte Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR). Dit AISSR is een samenvoeging van de onderzoeksinstituten ASSR (Amsterdam School for Social Science Research), IMES (Institute for Migration and Ethnic Studies) en AMIDSt (Amsterdam Institute for Metropolitan and International Development Studies). Daarnaast is een begin gemaakt om het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (IIS) onder te brengen bij de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit (VU) treffen voorbereidingen om de Amsterdam Graduate School of Science (AGSS) op te richten. Met de AGSS willen de UvA en de VU hun bèta-opleidingen op masterniveau bundelen en etaleren. De AGSS wordt ook verantwoordelijk voor het opleidingsdeel van de bètapromovendi op beide instellingen. Focusgebieden Gegeven de beperkte middelen streeft de UvA naar focus en excellentie in haar onderzoek. Ter uitwerking van de focus op excellentie in het Instellingsplan hebben alle faculteiten in 2008 hun onderzoekszwaartepunten benoemd. In 2008 stelde de UvA 15 onderzoekszwaartepunten vast. De onderzoeksinstituten die deze programma‟s voeren zijn succesvol, verwerven externe subsidies en trekken gerenommeerde onderzoekers en de betere studenten uit binnen- en buitenland aan. De 15 onderzoeksgebieden kunnen rekenen op extra steun van de universiteit om de toonaangevende internationale positie te verstevigen. Het gaat om Oral Inflammation and Infection; Bioengineering; Behavioral Economics; Corporate Governance; Cultural Heritage and Identity; Cultural Transformations and Globalisation; Urban Studies; E-Science; Astroparticle Physics; The International Rule of Law; Private and Public European Law; Information Law; Brain and Cognitive Sciences; Global Health and Development; Systems Biology. De zwaartepunten zijn deels van interdisciplinaire of interfacultaire aard. Gedurende de convenantperiode zullen zij deze van extra middelen voorzien door interne herallocatie; ook zal
48
het College van Bestuur een zekere toespitsing van de middelentoewijzing aan deze zwaartepunten bewerkstelligen. Het College besluit de focus in 2009 te leggen op het programma Cognitiewetenschappen en in 2010 op Systems Biology en op The Architecture of Postnational Public Power. Talentbeleid Om het aantal promoties op peil te houden en te vergroten is het belangrijk dat meer promovendi instromen en het promotierendement verbetert. Verhoging van het promotierendement wordt onder andere bereikt door een uitstekende aansluiting van de PhD-trajecten op de (onderzoeks)masters. De verantwoordelijkheid voor deze aansluiting ligt bij de Graduate Schools Aandacht gaat uit naar kandidatenselectie, promovendionderwijs, monitoring van de voortgang en een intensieve begeleiding. Het aantal promovendi is de afgelopen jaren gestaag toegenomen en is in 2009 gegroeid met ruim 30% ten opzichte van 2005. Daarbij is het aandeel vrouwen en het aandeel buitenlandse promovendi geleidelijk groter geworden. In 2009 bedraagt het aandeel vrouwelijke promovendi aan de UvA voor het eerst 50%. In 2009 ondertekent de Universiteit van Amsterdam het Charter Talent naar de Top. Het doel van de Charter is een hogere toestroom, doorstroom en behoud van vooral vrouwelijk talent in topfuncties, bij zowel overheden als bedrijfsleven. De UvA streeft naar een percentage van 25% vrouwelijke hoogleraren binnen de komende vijf jaar. Op dit moment is 16% van de hoogleraren vrouw. Hiermee zit de UvA reeds boven landelijke streefnorm van 15% die is vastgesteld door de minister van OCW. Het programma Akademie-assistenten is een initiatief van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen en het Interstedelijk Studenten Overleg en wordt gefinancierd door het ministerie van OCW. Het doel van het programma is om talentvolle studenten in de masterfase in een vroeg stadium te interesseren voor het wetenschappelijk onderzoek en een wetenschappelijke loopbaan. In 2009 worden twee aanvragen gehonoreerd. Tien Akademie-assistenten van de FGw (gedragswetenschappen) verrichten technologisch en methodologisch vernieuwend onderzoek rond de databank „The Cultural Industry in Amsterdam‟s Golden Age‟. Twee Akademie-assistenten van de FdR (rechtsgeleerdheid) werken mee aan het wereldwijde onderzoeksproject International Law in Domestic Courts (ILDC). In de afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die hebben geleid tot een actualisering van het hooglerarenbeleid. In juli 2009 stelt het CvB de notitie „Hooglerarenbeleid‟ vast. In 2009 komen het College van Bestuur en de vakorganisaties tot een akkoord over de besteding van de zogenoemde arbeidsvoorwaardengelden. Het akkoord loopt tot en met 2012. Een aanzienlijk deel van de gelden wordt besteed aan het stimuleren van de ontwikkeling en de loopbaanvorming van de medewerkers. Zo kunnen bepaalde groepen medewerkers een sabbatical leave opnemen. In 2009 nemen 30 nieuwe hoogleraren deel aan het UvA-programma Academisch leiderschap, een programma dat nieuwe hoogleraren begeleidt bij het uitvoeren van hun verschillende taken.
49
Aan het Veni-Vidi programma dat NWO-prijswinnaars ondersteunt bij het leiden van onderzoeksprojecten en het leidinggeven van professionals, nemen 25 NWO-laureaten deel. Het Veni-Vidiprogramma wordt in 2009 voor de vierde maal aangeboden. In september 2009 start een groep medewerkers met het vrijwillig aanbieden van coaching aan collega‟s. Het tweede Professional Management Development programma wordt in 2009 afgerond met de certificering van de deelnemers. Vanaf medio 2008 namen 21 stafmedewerkers en leidinggevenden uit verschillende faculteiten en diensten deel aan dit programma. Het AMC-UvA reikt jaarlijks zes AMC PhD Scholarships uit voor promotieonderzoek van studenten uit eigen huis, plus een AMC Fellowship voor aankomende toponderzoekers met een eigen onderzoekslijn. Vanaf 2009 komen hier op aanraden van de Researchcouncil extra beurzen bij, die vooral bedoeld zijn om onderzoekstalenten van buiten het AMC-UvA aan te trekken. Het gaat om nog eens zes PhD Scholarships, twee AMC Postdocs en een extra AMC Fellow. Wanneer hun projecten goed verlopen krijgen deze onderzoekers na afloop van hun beurs een vaste aanstelling, die wordt gefinancierd vanuit de reguliere begroting van het AMC-UvA. Uit de NWO Vernieuwingsimpuls hebben in 2009 vijftien onderzoekers van de UvA een Venisubsidie ontvangen. Negen onderzoekers van de UvA krijgen een Vidi subsidie. Drie UvAonderzoekers ontvingen een Vici subsidie. In 2009 ontvingen eenentwintig onderzoekers van de UvA een subsidie in het kader van de NWO Vrije Competitie. Visitaties De UvA bewaakt de kwaliteit van haar onderzoek via het UvA-protocol Onderzoeksevaluaties, een aanscherping van het landelijk vastgestelde SEP protocol. Uitgangspunt hierbij is dat een externe evaluatie in landelijk verband de voorkeur heeft. In 2009 verschijnt het rapport van de landelijke onderzoekbeoordeling Sociology 2000-2006. De commissie beoordeelt onder andere het onderzoek en het PhD-programma van de Amsterdam School for Social Science Research (ASSR). Het rapport van de landelijke onderzoekbeoordeling Economics and Business Science 2001-2007 beoordeelt onder andere de Amsterdam Business School - Research Institute (ABS-RI) en The Research Institute Economics & Econometrics (RESAM). Zowel de onderzoeksgroepen van de Amsterdam Business School (ABS) als die van de Amsterdam School of Economics (ASE) scoren goed. Vier onderzoeksgroepen, drie bij ASE en één bij ABS-RI, steken er met een totaalscore van 18,5 bovenuit. Een aantal (landelijke) onderzoekbeoordelingen start in 2009: Informatica, Universitaire Lerarenopleidingen; Rechten en Wiskunde.
Samenwerkingsverbanden De UvA werkt samen met het stadsbestuur van Amsterdam, het AMC en de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Met de Hogeschool van Amsterdam wordt samengewerkt op het gebied van onderwijs en onderzoek. Er is een gezamenlijk Instellingsplan van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam voor de periode 2007-2010. Zo maken UvA en HvA onder meer schakelen tussen HvA en UvA mogelijk voor studenten. Daarnaast bestaat samenwerking met andere hogescholen (o.a. INHOLLAND – in de opleiding mondhygiëne).
50
Een toenemende samenwerking wordt gemeld met de Vrije Universiteit Amsterdam. Zo is het Amsterdam University College (AUC) een samenwerkingsverband van UvA en VU. Het opende in september 2009 voor de eerste 200 studenten zijn deuren. Via de Amsterdam Graduate School of Science, een samenwerkingsverband van UvA en VU, levert de Vrije Universiteit ook een bijdrage aan het Science Park. De UvA neemt met ruim 20 andere universiteiten deel aan de League of European Research Universities (LERU). Valorisatie-instrumenten In de bestuursconvenanten afgesloten met het CvB voor de periode tot en met 2012 zijn voor de faculteiten verschillende doelstellingen in het Instellingsplan via kritische prestatie indicatoren (kpi‟s) gedefinieerd. De Kritische prestatie indicatoren hebben onder andere betrekking op Kennisvalorisatie/kennistransfer. De drie kpi‟s zijn: Aantal populariserende publicaties; Aantal octrooien; en Inkomsten 3e geldstroom. De samenwerking tussen wetenschap en bedrijvigheid staat centraal binnen het Bètacluster op het Science Park. Het Science Park beoogt bij te dragen aan de ontwikkeling van de Amsterdamse kennisinfrastructuur en -economie. De universiteit, NWO-instituten, de private sector en de gemeente Amsterdam werken hier intensief samen. Dit heeft onder andere geleid tot een groot landelijk onderzoekscentrum op het gebied van Science, waaronder Life Science en ICT. Het Bureau Kennistransfer UvA AMC, het Amsterdam Centre for Entrepreneurship en Science Park Amsterdam zijn andere valorisatie-instrumenten. Begin 2009 vindt het startevenement van het Centrum voor Amsterdamse Scholen voor Entrepreneurship (CASE) plaats. CASE is een initiatief van UvA, VU, HvA, Inholland Amsterdam/Diemen, de gemeente Amsterdam, de Kamer van Koophandel, ondernemers en bedrijfsleven in de Amsterdamse regio. Het doel is om in vier jaar een hoogwaardig centrum op te zetten, dat ondernemerschap bij studenten stimuleert via een vernieuwend multidisciplinair onderwijsaanbod. Het onderzoek van het centrum richt zich op de factoren die succesvol ondernemerschap bepalen. Vanaf 1 januari 2010 gaat CASE verder onder de naam Amsterdam Center for Entrepreneurship (ACE). Bureau Kennistransfer UvA AMC (BKT UvA AMC) zorgt binnen de UvA voor expertise op het gebied van subsidies, transfer van kennis naar markt en maatschappij, en business development. Sinds 2009 is ook de HvA een samenwerkingspartner van BKT UvA AMC. BKT UvA AMC werkt verder samen met collegabureaus bij VU&VUmc, Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI), Sanquin Bloedbank, het Amsterdam Center of Entrepreneurship, het Life Sciences Center Amsterdam en het bedrijfsleven. Er zijn 31 Invention Disclosures gedaan, twee nieuwe bedrijven opgericht, vier nieuwe octrooien aangevraagde en vier octrooiposities verlaten. De totale UvA-portefeuille staat nu op 14 posities, alle FNWI. Door het AMC-UvA zijn 17 nieuwe octrooien aangevraagd en negen posities verlaten. Het totaal aantal AMC-octrooiposities bedraagt 66. In totaal zijn er voor de UvA en het AMC-UvA samen 80 octrooiposities. Het Life Science Center Amsterdam met aanhangend Life Science Fonds Amsterdam vestigt zich op het Science Park in de buurt van BKT UvA AMC. Met de vestiging is een begin gemaakt van een centrum waarin VU, VUmc, Sanquin Bloedbank, NKI, AMC-UvA en UvA samenwerken in het creëren van valorisatiemogelijkheden vanuit onderzoek in de medische en levenswetenschappen in de regio. Het centrum kent een aanhangend Life Science Fund
51
Amsterdam van waaruit vroege fase investeringen worden verricht in jonge bedrijven uit de medische en levenswetenschappen. Als maatschappelijk betrokken universiteit wil de UvA haar wetenschappelijke kennis inzetten voor de samenleving en de stad Amsterdam in het bijzonder. De UvA neemt actief deel aan diverse projecten van de Kenniskring Amsterdam. De Kenniskring Amsterdam is een netwerkorganisatie voor en door ondernemers, bestuurders, wetenschappers en beleidsmedewerkers uit het bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid. De externe belangstelling voor gesponsorde leerstoelen neemt toe. De UvA voert het beleid om haar niet-kerntaken, waaronder a fortiori eventuele niet-wettelijke („private‟) taken, onder te brengen in separate gelieerde ondernemingen, welke zonder subsidie vanuit de Universiteit dienen te opereren.
52
Tilburg University Inleiding De Universiteit van Tilburg (UvT, of Tilburg University) streeft er naar om op al haar wetenschapsgebieden, Economie en bedrijfswetenschappen Rechtsgeleerdheid Sociale wetenschappen Geesteswetenschappen Theologie een prominente positie in te nemen en op onderdelen te behoren tot de beste van Europa en deze positie waar mogelijk uit te bouwen. Tilburg University legt de hoofdlijnen van haar beleid iedere vier jaar vast in een strategisch plan. Hoofdthema‟s uit het strategisch plan 2010-2013 zijn: Versterking van de wetenschappelijke kwaliteit en maatschappelijke relevantie van onderzoek Versterking van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs met kwalitatief hoogwaardig onderzoek als fundament Uitbreiding van de internationale medewerkers- en studentenpopulatie en meer internationale samenwerking en uitwisseling Organisatie van onderzoek Het UvT-onderzoek speelt zich af binnen de graduate schools van de vijf faculteiten of binnen een van de vele onderzoeksinstituten. Kenmerkend voor het onderzoek van Tilburg University is de benadering vanuit meerdere disciplines. Er zijn ruim twintig centra waarin wetenschappers met uiteenlopende expertises samenwerken. Daarnaast zijn er nog zo‟n 30 instituten en netwerken. Elk centrum of instituut is gespecialiseerd in een of meer kennisgebieden; er zijn facultaire en multidisciplinaire instituten. In die laatste werken specialisten vanuit verschillende invalshoeken samen. De UvT kent 2 ECOS erkende onderzoekscholen. Daarnaast participeert de UvT in zo‟n 15 nationale onderzoekscholen en instituten. Focusgebieden De UvT heeft in de afgelopen periode rond een aantal van haar topwetenschappers onderzoekscentra ontwikkeld op wetenschappelijk of maatschappelijk aansprekende multidisciplinaire thema‟s. Deze ontwikkeling werd op universitair niveau ondersteund door subsidies uit het Fonds Beleidsinitiatieven. Om in de nationale en internationale competitie mee te kunnen doen wil de UvT de mogelijkheid scheppen om een aantal van de multidisciplinaire onderzoekscentra door te laten ontwikkelen tot een universitaire Centers of Excellence; internationale topinstituten met een bewezen excellente onderzoekskwaliteit van internationale faam. In 2010 wordt de bestuurlijke besluitvorming over dit onderwerp verwacht. Voor dergelijke centra gelden aangescherpte kwaliteitscriteria mede op basis van een advies van een door het College van Bestuur ingestelde externe, internationaal samengestelde beoordelingscommissie. Het Strategisch Plan 2010-2013 geeft de hoofdlijnen van de criteria. Het jaarverslag noemt de focusgebieden niet expliciet, maar geeft wel per onderzoekscentrum een overzicht van de belangrijkste activiteiten en prestaties.
53
Talentbeleid De UvT blijft in haar personeelsbeleid inzetten op het werven van topwetenschappers. Middelen worden gereserveerd voor het aantrekken van topwetenschappers van buiten en voor het steunen (en behouden) van zittende topwetenschappers. Aantoonbare individuele wetenschappelijke prestaties en succes in de verwerving van externe middelen voor toewijzing van middelen zijn doorslaggevend. De middelen voor de werving van topwetenschappers worden onttrokken aan het Fonds Beleidsinitiatieven. De omvang van dit begrotingsonderdeel en procedures en criteria voor toewijzing worden de komende tijd nader uitgewerkt. Ook het scouten van talent elders rekent de UvT tot hun taak. Op een aantal punten rond de voorbereiding van subsidieaanvragen wordt op instellingsniveau ondersteuning gegeven. Met het tenure track beleid voor het WP zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan. Alle faculteiten hebben het tenure track beleid ingevoerd. Kern van het beleid van de UvT om het succes op het gebied van persoonsgerichte subsidies te vergroten is dat faculteiten systematisch te werk gaan bij het identificeren van talent en het ondersteunen van talentontwikkeling. Bij de persoonsgebonden subsidies laat de UvT ten opzichte van 2008 een grote vooruitgang zien. In 2009 zijn er vier VIDI‟s, vijf VENI‟s en één Mozaïekbeurs toegekend. Met de faculteiten is afgesproken dat in 2013 minimaal 15 % van de hoogleraren vrouw is. Ook ten aanzien van leidinggevende posities in het OBP zullen streefwaarden voor de deelname van vrouwen worden bepaald. Visitaties De UvT heeft in de afgelopen jaren krachtig ingezet op versterking van wetenschappelijke kwaliteit en maatschappelijke relevantie van haar onderzoek. Het ambitieniveau van het enkele jaren geleden ingezette 4-uit-5 kwaliteitsbeleid wordt gehandhaafd. In 2009 zijn de onderzoeksprogramma‟s van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) door een externe evaluatiecommissie beoordeeld. Ook het onderzoeksprogramma van het departement Methodology and Statistics is beoordeeld. De commissie was zeer positief over de onderzoeksprogramma‟s. De Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen heeft in 2010 haar eigen onderzoeksranking gepubliceerd. Deze ranking geeft een overzicht van de 100 beste onderzoeksscholen in de economie ter wereld. De lijst wordt aangevoerd door Harvard University. Tilburg staat zelf op de 23e positie in deze ranking en neemt de derde positie wat betreft Europese universiteiten in. Samenwerkingsverbanden De samenwerking van de UvT met het HBO heeft zich in 2009 verder ontwikkeld. De faculteiten bieden, in samenwerking met het HBO, diverse verkorte programma‟s aan die de aansluiting op de universitaire masteropleidingen vergemakkelijken. De UvT neemt deel in Brainport, een samenwerkingsverband in de regio Zuidoost Brabant van internationaal bedrijfsleven en instellingen voor hoger onderwijs. De provincie Noord-Brabant, de Stichting Brainport, de gemeenten Tilburg en Eindhoven en het Operationeel Plan Zuid zijn de regionale partners in het BCE (Brabant Center of Entrepreneurship). Op het gebied van onderzoek zijn er vele samenwerkingsverbanden en netwerken. Als voorbeeld noemen we Netspar (Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement) en CoPRS (Center of Research on Psychology in Somatic Diseases). Netspar is een netwerk van personen en
54
organisaties uit de pensioenwetenschap en -praktijk. Bij het onderzoek van CoPRS zijn psychologen van het departement Medische en Neuropsychologie betrokken, onderzoekers van het departement Methoden en Technieken van Onderzoek, alsook artsen, medisch specialisten en psychologen vanuit de klinische praktijk. De UvT heeft in 2009 nieuwe regio‟s en landen benoemd voor samenwerking met institutionele preferred partners. Dit zijn geselecteerde universiteiten, waarmee gerichte vormen van duurzame samenwerking worden ontwikkeld. De samenwerking is gericht op zowel onderwijs als onderzoek en betreft meerdere faculteiten. Vanaf 2009 zijn de regio‟s Centraal-Europa, LatijnsAmerika en Oost-Europa geprioriteerd. Het Europese netwerk RISE (Raising the Impact of the Social Sciences and Economics) is in 2009 van start gegaan. Hierin participeren prominente Europese universiteiten op het gebied van de mens- en maatschappijwetenschappen ( Ook op het gebied van dual en joint (degree) programmes zijn er internationale samenwerkingsverbanden, o.a. in het kader van Erasmus Mundus. Valorisatie-instrumenten Vertrekpunt voor valorisatie is het motto: Understanding society. De UvT streeft ernaar om de maatschappelijke impact van haar onderzoek te versterken. Daarvoor is nodig dat de onderzoeksgroepen van de UvT een stevige maatschappelijke verankering hebben. In de afgelopen jaren is– bijv. in het verband van Tranzo – ervaring opgedaan met het model van de academische werkplaats, dat gekenmerkt wordt door de systematische toepassing van het scientist practitioner model. Een aantrekkelijke vorm hiervoor zijn duale promotietrajecten. Een andere succesvolle vorm van valorisatie zijn professionele netwerken waarin wetenschappers en topmensen uit het bedrijfsleven de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en de ervaringen met de toepassingen van wetenschappelijke inzichten in de praktijk uitwisselen. Het Centrum voor Kennistransfer (CvK) wordt gevormd door de Wetenschapswinkel, het Loket MKB, Loket Ondernemer en Recht en Tilburg Matchpoint (TMP). Het CvK heeft kennisvalorisatie als core business. Het Centrum voor Kennistransfer helpt bedrijven, maatschappelijke instellingen, overheden en starters door hun kennisvraag te koppelen aan studenten, wetenschappers en onderzoeksinstituten. Zo draagt het Loket MKB bij aan de regionale verankering van de universiteit. Studenten kunnen in het kader van hun opleiding voor ondernemers hier een opdracht uitvoeren. Ook kunnen MKB-ondernemers hier met hun innovatievouchers terecht. Het Loket Ondernemer & Recht geeft ondernemers kort laagdrempelig juridisch advies over uiteenlopende zaken in relatie tot de onderneming. In 2009 is het CvK nauw betrokken geweest bij de officiële start van het Brabant Center of Entrepreneurship (BCE). Het BCE verzorgt universiteitsbreed onderwijs en voorlichting over ondernemerschap aan de UvT en de TU/e. De hogeschool Avans, de Universiteit van Tilburg, ROC Tilburg en Fontys Hogescholen werken samen in United Brains Midden-Brabant en hebben de krachten gebundeld zodat het MKB en de maatschappelijke en publieke instellingen in Midden-Brabant optimaal toegang kunnen krijgen tot hun kennisaanbod. Tilburg Matchpoint (TMP) is de virtuele marktplaats voor stageplaatsen, afstudeeronderzoeken, werkopdrachten of (bij)banen van de UvT. Studenten kunnen een CV plaatsten op TMP.
55
Starterslift stimuleert potentiële ondernemers om een bedrijf te starten in West- en MiddenBrabant. Starterslift heeft in 2009 met 128 starters gesproken. Hiervan zijn 23 starters daadwerkelijk opgenomen binnen Starterslift. Door het stimuleren van ondernemerschap draagt Starterslift bij aan de valorisatie-ambities van de UvT. Naast technostarters en kennisintensieve starters richt zij zich nu ook op starters in de creatieve industrie. Het Ondernemerscentrum biedt ruimte en flexplekken aan (vooral student-) bedrijven en ondernemers vanuit de UvT die behoefte hebben aan flexplekken voor tijdelijk personeel of omdat ze gedurende de week slechts gedeeltelijk op de UvT aanwezig zijn.
56
Maastricht Universiteit Inleiding De koers van de UM is vastgelegd in het Strategisch Programma 2007-2010: ”In het teken van talent”. Het opstellen van het Strategisch Programma 2007-2010 heeft geleid tot een herijking van de missie van de Universiteit Maastricht: De Universiteit Maastricht is een internationaal georiënteerde universiteit die kiest voor: een onderscheidend onderwijsaanbod van Europese topkwaliteit hoogstaand onderzoek rond geselecteerde thema‟s actieve samenwerking met bedrijven en instellingen bijdrage aan de ontwikkeling van de(Eu)regio, waarvan Limburg deel uitmaakt. Organisatie van onderzoek Onderwijs en onderzoek van de UM is voornamelijk georganiseerd op basis van faculteiten en schools. Vrijwel al het onderzoek is ondergebracht in onderzoeksinstituten die een bepaald omschreven domein bestrijken. Dit is een organisatorische eenheid binnen één of meerdere faculteiten, met een zelfstandige bestuurs- en beheersstructuur. Specifiek ten behoeve van promotieonderzoek zijn locale graduate schools opgericht. Hierin ligt de nadruk op het opleidingsaspect van het promotietraject. Ook masteropleidingen die zich richten op het promotietraject, in het bijzonder de research masters, kunnen onder de paraplu van de graduate school vallen. Graduate schools (zo‟n 12 stuks momenteel) zijn daarnaast vaak verbonden aan nationale of internationale onderzoeksscholen. Het onderzoek aan de Universiteit Maastricht is ingericht rond interdisciplinaire, maatschappelijk relevante thema‟s. Het richt zich op (Eu)regionale en internationale vraagstukken die van belang zijn voor de samenleving. In totaal zijn er rond de 30 onderzoeksinstituten actief op een specifiek terrein. Deze instituten vallen onder de zeven faculteiten. Focusgebieden De Universiteit Maastricht streeft naar een beperkt aantal kwalitatief hoogstaande en maatschappelijk aansprekende speerpunten, die op onderdelen tot de top in Europa behoren. Doel is dat alle faculteiten vier tot vijf geprioriteerde onderzoekslijnen hebben. Deze lijnen passen binnen de UM-breed gedefinieerde invalshoeken: life sciences, governance en innovatie. In het Strategisch Programma 2007-2010 zijn hiervoor streefdoelen opgenomen, die zich uiten in een versterkte nadruk op focus en kwaliteit en op de werving van aanvullende onderzoeksmiddelen. Als instrument is hierbij het portfoliomanagement onderzoek in het leven geroepen om binnen faculteiten en over de facultaire grenzen heen focus en kwaliteit te bevorderen. Hiervoor zijn op centraal niveau voor elke faculteit geoormerkte middelen gereserveerd waarop faculteiten beargumenteerd een beroep konden doen. Er zijn inmiddels twee toewijzingsrondes geweest en middelen toegewezen middelen toegewezen aan een beperkt aantal eenheden (SBE, FPN en FHS). Deze middelen hebben onder meer tot om doel de kritische massa te verhogen en de focus van het onderzoek te accentueren door het aantrekken van hooggekwalificeerd wetenschappelijk personeel of het opzetten van een graduate school. Talentbeleid Een belangrijk instrument bij de opleiding van onderzoekers is de vorming en uitbouw van graduate schools. Daarbij hoort een verhoogde aandacht voor de begeleiding van promovendi, en meer aandacht voor het carrièreperspectief van onderzoekers en hun begeleiding bij de werving van subsidies.
57
Gemeld wordt dat twee Rubicon-subsidies (aan pasgepromoveerde onderzoekers) en een aantal NWO subsidies (Veni; Vidi; Vici) zijn toegekend. De resultaten worden aan het Strategisch Plan gespiegeld en daarbij worden een aantal opmerkingen geplaatst. De UM-HRM-filosofie heet Mobilising Minds en richt zich op het aantrekken, ontwikkelen en koesteren van talent. Het richt zich op nieuw talent, maar ook op oudere werknemers. Zo worden Faculteiten aangespoord om door middel van subsidiewervingsdraaiboeken talent te scouten en dit voor te bereiden op het schrijven en indienen van subsidieaanvragen bij relevante subsidiënten. Het verder aanscherpen van het HRM-beleid vormt een belangrijk onderdeel van het instrumentarium: het recruteren van talent, het omgaan met concurrentie om onderzoekers, het creëren van een evenwichtig opgebouwde onderzoeksgroep, CV-building, het „inbouwen‟ van succes bij subsidiewerving als voorwaarde voor de verdere carrière van onderzoekers, en differentiatie in carrièrepaden en beloning. Het College van Bestuur heeft de bestaande incentives opnieuw onder de aandacht van de faculteiten gebracht (zoals de A-statusregeling en de regeling lidmaatschap NWO-commissies). Ook heeft het College van Bestuur in het najaar van 2009 besloten, in afwachting van een nieuwe earning power regeling, eenmalig extra middelen vrij te maken voor de werving en het behoud van excellente wetenschappers (via het „recruitment and retention fund‟). Graduate schools zijn opgericht, onder andere met het doel om de promovendiopleiding te accommoderen en te verbeteren (begeleiding, carrièreperspectief, rendement). De graduate school van de FPN, „Cognitive and Clinical Neuroscience; Pilot Methods in Neuroimaging‟, ontving als één van de eerste scholen in Nederland een Graduate Programmesubsidie van NWO. In deze school valt met name op de keuzevrijheid die aankomende promovendi genieten bij de invulling van het onderzoek en de keuze van de promotor. UM-breed is nagedacht over verbetering van het promotiestelsel in de Nota Promovendibeleid Universiteit Maastricht. Het Academisch Leiderschap Programma (ALP) van de Universiteit Maastricht richt zich op het topmanagement, het middenkader en aankomend talent. Het biedt trainingen, coaching, assessment en themabijeenkomsten. Verder is er het Loopbaancentrum voor advies bij de loopbaanontwikkeling van individuele medewerkers. Visitaties Periodiek wordt het onderzoek beoordeeld door onafhankelijke vakgenoten. Basis hiervoor is het Standard Evaluation Protocol. In 2009 hebben externe beoordelingen plaatsgevonden bij MHeNS (School for Mental Heath and Neuroscience) en SBE (School of Business and Economics). Ook vonden er zelfevaluaties (bij GROW binnen Maastricht UMC+; en bij rechtsgeleerdheid.) en tussentijdse evaluaties (midterm reviews) plaats (bij NUTRIM binnen Maastricht UMC+, bij de FPN, en de onderzoekschool Rechten van de Mens). Daarnaast is een onderzoekschool voor (her) erkenning door de KNAW voorgedragen (de onderzoekschol Ius Commune waarvan de FdR de penvoerder is). Overall streeft de UM naar goede onderzoekskwaliteit binnen de geselecteerde thema‟s/terreinen. Doelstelling is dat het onderzoek van de Universiteit Maastricht in de breedte van goede kwaliteit is en dat het op geselecteerde terreinen tot de top-5 van Europa behoort. Samenwerkingsverbanden Er komt meer en meer samenwerking met buitenlandse instellingen om gezamenlijk promotietrajecten te begeleiden. Enkele overeenkomsten met buitenlandse universiteiten zijn inmiddels afgesloten. Dichter bij huis, met de Hogeschool Zuyd en Fontys Hogescholen zijn afspraken gemaakt om promoties van HBO-docenten mogelijk te maken. Daarnaast zijn vele
58
verbindingen in de (Eu)regio, onder andere in het kader van de “Versnellingsagenda Limburg op weg naar 2012”. Deze innovatieagenda poogt een impuls aan de innovatie in Limburg te geven en de UM speelt hierin een rol met o.a. haar Universiteit Maastricht Campus Venlo. De Universiteit Maastricht houdt zich actief bezig met de vorming van strategische allianties/consortia. In de (Eu)regio wordt samenwerking tot stand gebracht, veelal met als doel verbreding van het aanbod van onderwijs en versterking in complementariteit van onderzoek. In deze categorie vallen onder meer de samenwerking in het kader van de tUL, de TU/e en de samenwerking met de Universiteiten van Luik, Hasselt en Aachen. In samenwerking met DSM, de provincie Limburg, en academische partners zoals de Universiteit Hasselt en de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen (RWTH) wordt samengewerkt aan versterking van bestaande onderzoekslijnen en de start van nieuwe onderzoekslijnen en opleidingen. Het gaat hier onder meer om de ontwikkeling van de Campus Chemelot, een campus voor open innovatie op het gebied van (bio)materialen en chemie op de site Chemelot van DSM in Geleen-Sittard. Het is de bedoeling dat de Campus Chemelot gebruikt wordt als werk- en ontmoetingsplaats voor onderwijs, onderzoek, ontwikkeling en valorisatie. In de loop van het jaar zijn de eerste spin-off bedrijven vanuit de Universiteit Maastricht zich reeds op Chemelot gaan vestigen. Met het Maastricht UMC+, de Gemeente Maastricht, Industriebank LIOF en de Provincie Limburg is een overeenkomst gesloten met als doel de ontwikkeling van de Maastricht Life & Science Campus. Op internationaal vlak zoekt de Universiteit Maastricht samenwerking met partners geselecteerd uit een beperkt aantal - vooralsnog - Europese universiteiten met een overeenkomstig profiel. Tot het internationale consortium behoren behalve de Universiteit Maastricht universiteiten uit Toulouse, Mannheim, Dublin, Boedapest, Barcelona en Warwick. De samenwerking binnen dit zogenaamd Groupe Maastricht Consortium richt zich met name op het opzetten van joint programmes en joint degrees, uitwisseling van studenten en staf, partnerschap in onderzoek en gezamenlijk optrekken in internationale benchmarking en ranking. De nadruk ligt op het ontwikkelen van joint programmes en joint degrees op het terrein van economie en sociale wetenschappen. Binnen de transnationale Universiteit Limburg (tUL), het samenwerkingsverband van de Universiteit Maastricht en de Universiteit Hasselt (België), worden twee opleidingen aangeboden. Voor samenwerking met partnerinstellingen in ontwikkelingslanden heeft de Universiteit Maastricht de faciliteit Mundo gecreëerd. Via door Mundo georganiseerde projecten draagt de Universiteit Maastricht bij aan capaciteitsopbouw in hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek binnen partnerinstellingen in Afrika, Azië en Latijns Amerika. Enkele van deze projecten worden met Europese middelen gefinancierd, andere uit het NPT programma beheerd door de Nuffic. Valorisatie-instrumenten Door het afleveren van hoger opgeleiden, het bieden van arbeidsplaatsen, het ontwikkelen van nieuwe inzichten en het creëren van bedrijvigheid wil de Universiteit Maastricht bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse en Euregionale kenniseconomie, en aan de realisatie van werkgelegenheid in Limburg.
59
In het Strategisch Programma 2007-2010 is de ambitie opgenomen dat in 2010 het derde geldstroomonderzoek met 60 procent is gestegen. Het Kenniscentrum Contractonderzoek ondersteunt de werving in de tweede en derde geldstroom. Het bundelt specifieke expertise met betrekking tot de werving en het beheer van (subsidie)contracten voor onderzoek en adviseert op het gebied van subsidies, bedrijfsvoering, juridische zaken, intellectueel eigendom (IPR) en spin-off, financiën, belastingen en administratie. Het kenniscentrum biedt verder trainingen en coaching aan onderzoekers in het werven en beheren van onderzoek vanuit NWO, ZonMw, STW, Collectebusfondsen, SenterNovem, FES-middelen, Pieken in de Delta, OP Zuid en KP7. Rondom kennisvalorisatie en ondernemerschap zijn verder de volgende organisaties ingericht: - BioMedbooster: een in 2005 opgerichte organisatie voor kennisvalorisatie. Zij heeft als doel de identificatie van nieuwe vindingen te koppelen aan een analyse van de marktpotentie en de mogelijkheden tot kennisexploitatie en verdere ontwikkeling van producten en spin-offs. - Biopartner Center Maastricht: een incubator voor startende bedrijven op met name het gebied van de life sciences. UM Holding: in de UM Holding zijn bedrijven ondergebracht die voortvloeien uit het onderzoek en diensten van de Universiteit Maastricht. - Centre for Entrepreneurship: een expertisecentrum voor ondernemerschap op academisch niveau, gericht op het verzorgen van (post)initiële opleidingen en het doen van onderzoek. - MKB Loket: het MKB loket faciliteert de kennisoverdracht tussen de universiteit en ondernemers in de (Eu)regio. Het „portal‟ werkt als intermediair tussen bedrijfsleven en wetenschappelijke kennis. Het verslag meldt verder enkele nieuwe initiatieven: - de "Neuropartner" incubator, - Science parks: Life & Sciences Campus (Maastricht/Randwijck) en Chemelot Campus (Geleen-Sittard) - "R&D Support Table"
60
Technische Universiteit Delft Inleiding De missie van de Technische Universiteit Delft (TUD) luidt als volgt: “De TU Delft draagt met haar unieke technologische infrastructuur, brede kennisbasis, wereldwijde reputatie en succesvolle alumni significant bij aan verantwoorde oplossingen voor urgente maatschappelijke vraagstukken, zowel nationaal als internationaal.” De TU Delft wil haar missie uitvoeren door nieuwe, grensverleggende wetenschappelijke inzichten te ontwikkelen die leiden tot de noodzakelijke technologische doorbraken: kennis als product. Centraal hierbij staat – vanuit een perspectief op duurzaamheid – het op wereldniveau tot stand brengen van multidisciplinair onderzoek en ontwerpen. De TU Delft verspreidt haar kennis door hoog gekwalificeerde kenniswerkers op te leiden en kennistoepassingen te stimuleren: kennis als vermogen. Centraal in de visie staat het aantrekken en benutten van een zo divers mogelijke talentpool. Onderwijs en onderzoek zijn met elkaar verweven en nevengeschikt; beide zijn belangrijke randvoorwaarden voor kennisvalorisatie. Organisatie van onderzoek De TUD heeft acht faculteiten waarin onderwijs en onderzoek is ondergebracht. Daarnaast is er het Interfacultair Onderzoeksinstituut OTB. Als dwarsdoorsnede van de faculteiten bestaan er de Delft Research Initiatives (DRI‟s). Tevens neemt de TUD deel aan de nationale onderzoekscholen (als penvoerder in negen en als deelnemer in negen andere) en enkele ander onderzoeksnetwerken. Via de DRI‟s is onderzoek georganiseerd in een matrixstructuur. In 2009 zijn de DRI‟s op de maatschappelijke thema‟s energie, gezondheid, leefomgeving, infrastructuren & mobiliteit van start gegaan. Met deze initiatieven hoopt de TU Delft beter aan te sluiten op de maatschappelijke thema‟s en agenda‟s, een meer multidisciplinaire aanpak van het onderzoek te ontwikkelen en de toegankelijkheid van vakgebieden en onderzoeksgroepen voor geïnteresseerde partijen te verbeteren. De TU Delft ziet de Graduate Schools als een belangrijke en strategische organisatievorm om de promotietrajecten te versterken met als doel om deze succesvol, met behoud van een hoog kwaliteitsniveau, binnen de nominale promotieduur te kunnen realiseren. Binnen de TU Delft wordt er een pilot gestart met een drietal Graduate Schools bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen, de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica en bij de faculteit Bouwkunde. Naast de pilot met de eigen Graduate Schools is de TU Delft ook betrokken bij de Graduate schools die door NWO worden gesubsidieerd Focusgebieden De TUD wil ondermeer via de Delft Research Initiatives haar ambities met betrekking to onderzoeksprofilering realiseren. In 2009 zijn de meerjarenplannen van de Delft Research Initiatives (DRI‟s) op het gebied van Energy, Environment, Health en Infrastructures & Mobility – de DRI Strategic Perspectives 2009-2013 – gepresenteerd en van start gegaan. Uit de centrale middelen van de TUD worden op basis van ingediende begrotingen middelen toegekend ter compensatie van de inzet van wetenschappelijk personeel voor DRI-gerelateerde activiteiten en inhoudelijke initiatieven. Delft Energy Initiative (DEI) Delft Environment Initative (DEnvI) Delft Health Initiative (hi)
61
Delft Infrastructures & Mobility Initiative (DIMI)
Centraal in de DRI‟s staan focus, massa, interdisciplinariteit, valorisatie en samenwerking met maatschappelijke partners. Elke DRI heeft een meerjarenplan, waarin de inhoudelijke uitwerking is opgenomen, alsmede de externe profilering. De TUD is van mening dat onderzoekscholen de profilering van de TU Delft versterken. De TUD beziet de toekomst van de bestaande en mogelijke nieuwe onderzoekscholen in het licht van de discussie rond de Graduate School. De onderzoekscholen waarvan de TU Delft penvoerder is of waarin de TU Delft participeert, bieden een inbedding van het promotieonderzoek en dragen bij aan de nationale afstemming van onderzoeksprogramma‟s binnen specifieke disciplines. Als faculteits- en universiteitsoverstijgende onderzoeksverbanden in strategische gebieden versterken zij de profilering van de TU Delft. Talentbeleid De TU Delft zet in op het aantrekken van wetenschappelijk talent uit de wereldtop en het opleiden van talentvolle jonge onderzoekers. De TU Delft is een talent-driven organisatie. Het aantrekken en benutten van een zo divers mogelijke talentpool (ook qua gender) staat centraal in de visie en HR-strategie van de TU Delft. Het Charter Talent naar de Top, ook ondertekend door de TU Delft, richt zich op een evenwichtige gender diversiteit in (de top van) organisaties. De criteria voor aanstelling en bevordering in de wetenschappelijke loopbaan zijn TU-Delft breed beschikbaar en gemeengoed geworden. Tevens heeft invoeren van Tenure Track in 2009 bij een aantal faculteiten meer vorm gekregen. De TUD wil promotieopleidingen TU-breed inbedden binnen een Graduate Schoolstructuur. In 2010 is begonnen met de implementatie van de TU Delft Graduate School, waarbij wordt gewerkt aan de verbetering van de promotietrajecten, de kwaliteitsborging en het participeren binnen academische en maatschappelijke netwerken. Daarmee wordt tevens gewerkt aan de verbetering van de reputatie van de TU Delft. Voor PhD‟s worden activiteiten (PhD-start-up en PhD-event) georganiseerd ter ondersteuning van het promotietraject. NWO heeft twee Delftse aanvragen voor Graduate Programmes gehonoreerd en van een subsidie voorzien. In het kader van de Vernieuwingsimpuls, heeft NWO aan 17 Delftse onderzoekers een Venisubsidie toegekend, aan vijf een Vidi subsidie en aan één een Vici subsidie. Ook werd een ERC Advanced Grant van de European Research Council en een ERC Starting Grant toegekend aan een TUD onderzoeker. In het jaarverslag worden veel TU Delft medewerkers genoemd die bijzondere prestaties hebben geleverd. Visitaties De TU Delft wil internationaal erkende topkwaliteit blijven leveren op het gebied van technischwetenschappelijk onderzoek. In termen van het Standard Evaluation Protocol 2003-2009 streeft de TU Delft naar een gemiddelde score in het bereik 4-5. Faculteiten worden in de bilaterale overleggen op dit criterium aangesproken. De TU Delft wil het huidige Standard Evaluation Protocol handhaven. In 3TUverband is dat verder uitgewerkt in een zogenaamd 3TU.protocol. Alle disciplinegewijze beoordelingen vinden plaats in 3TU-verband plaats, waarbij een constante afstemming van onderzoek tussen de 3TU‟s wordt beoogd. Faculteiten zijn het aangrijpingspunt voor de evaluaties. Tot en met 2010 zullen in totaal elf externe onderzoeksbeoordelingen plaatsvinden waar de TU Delft bij betrokken is. Hierbij wordt tevens de
62
kwaliteit van de promotietrajecten meegewogen. Het pilotproject Evaluating Research in Context bij de faculteit Bouwkunde is in het voorjaar van 2008 van start gegaan. In 2009 hebben vier externe onderzoeksbeoordelingen aan de TU Delft plaatsgevonden (geotechnologie; wiskunde; informatica; Chemical Engineering). Ook zijn een tweetal mid-term reviews georganiseerd (technische natuurkunde; elektrotechniek) en twee externe onderzoeksbeoordelingen Bouwkunde Technology, Management, Policy and Industrial Engineering) voorbereid. Bestuurlijke hantering van uitkomsten van onderzoeksbeoordelingen is onderdeel van de integrale planning- en controlcyclus. Zo wordt systematisch bevorderd dat de bestuurlijk geaccepteerde uitkomsten van onderzoeksbeoordelingen ook worden gerealiseerd in verbeter- en veranderplannen. Samenwerkingsverbanden De TU Delft wil structurele samenwerkingsverbanden ontwikkelen met multinationals, grote technologische bedrijven en relevante overheidsorganisaties. Dit gebeurt door met deze partijen strategische en lange termijn afspraken te maken over onderzoek, maar bij voorkeur ook over training en opleiding, kennismanagement en het delen van faciliteiten. In 2009 is begonnen met de ontwikkeling van een Industrial Liaison Program. Dit programma, genaamd BUILD (Business Innovation Link Delft), zal in 2010 ingevoerd worden. Vele samenwerkingsverbanden vinden plaats in het kader van de valorisatieactiviteiten die de TU Delft onderneemt (zie hieronder). Zo is een incubator opgezet met de Hogeschool Rotterdam, Rabobank Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam, Rotterdam Climate Initiative en de Ministeries van VROM en Economische Zaken. Internationaal werkt de TU Delft samen op het gebied van onderwijs en onderzoek met een groot aantal instellingen en bedrijven in het buitenland (National University of Singapore, Maleisische Universiti Technologi; Institute of Technology Bandung in Indonesië; Keio University in Japan). Een andere academische alliantie is de IDEA-league, waarvan onder andere ETH-Zurich en Imperial College London deel uitmaken. Nationale samenwerking is er via de 3TU Federatie met de TU Eindhoven en de Universiteit Twente. Het betreft hier samenwerking op het gebeid van onderwijs (3TU.Onderwijs) en onderzoek. Met het hbo wordt samengewerkt in het kader van de doorstroom van hbo-studenten bij de masteropleidingen van de TU Delft. In 2009 is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen en de belangrijkste overheden, kennisinstellingen en bedrijven binnen de civiele sector (o.a. Ministerie van Verkeer en Waterstaat). Dit is een voorbeeld van nationale samenwerking en maatschappelijke inbedding van het onderzoek. Deze overeenkomst heeft een financiële omvang van M€ 13 voor vijf jaar. Ondersteund door het Ministerie van Economische Zaken en de Provincie Zuid-Holland is in het kader van „Pieken in de Delta‟ de Greenport Campus Zuid-Holland van start gegaan gericht op innovatie in de glastuinbouw. Verder zijn er initiatieven in de bouwsector, de zorg, de energiesector, waterzuivering, et cetera.
63
Valorisatie-instrumenten De TUD spreekt in haar instellingsplan uit dat benutting van eenmaal ontwikkelde wetenschappelijke kennis is essentieel om aan de oplossing van grote duurzaamheidsvraagstukken bij te dragen. De TUD ziet het toegankelijk maken van het TUD kennisreservoir en -potentieel voor de samenleving als een aspect van met name het onderzoek. Het beleid op intellectueel eigendom bij de TU Delft is gericht op het gebruik van vindingen en (nieuwe) technologieën. De TU Delft legt daarom het intellectueel eigendom vast zodat aan geïnteresseerde marktpartijen van industrie tot starters exploitatierechten gegund kunnen worden. Om het proces rondom kennisexploitatie te professionaliseren is in 2008 de Holding Delft Enterprises BV opgericht. De Holding participeert in een zestal BV‟s. Het jaarverslag noemt enkele voorbeelden van gebruik van vindingen. In 2009 had de TU Delft 190 octrooifamilies in portefeuille. De TU Delft wil ook een brug slaan tussen kennisontwikkeling en de toepassing van kennis in de praktijk van het midden- en kleinbedrijf (mkb). Zo wordt een mkb-platform ten behoeve van de bouwsector opgericht en wordt het platform ten behoeve van de glastuinbouw ingebracht in het Greenport Campus-netwerk (zie hierboven). Het Business to Science Portal is een initiatief van de TU Delft, Universiteit Leiden, Leids Universitair Medisch Centrum, Erasmus MC Rotterdam en TNO Preventie en Zorg Leiden om ondernemers en wetenschappers bij elkaar te brengen. Het uiteindelijke doel is om hiermee de innovatie in het bedrijfsleven te vergroten. Een bedrijf kan de portal benaderen met een vraag. De TU Delft wil de komende jaren haar inkomsten uit tweede en derde geldstroomsubsidies vergroten. In 2009 heeft het Valorisation Centre een groot aantal activiteiten ondernomen om de kans op het binnenhalen van subsidies te vergroten. Het Centre biedt onder andere trainingen. De TUD is betrokken bij twee door de het Europese Instituut voor Technologie (EIT) gesubsideerde Knowledge and Innovation Communities (KIC‟s), vele EU-Zevende Kaderprogrammaprojecten, en een zestal FES (Fonds Economische Structuurversterking) programma‟s. Via het Delft Center for Entrepreneurship, dat ondernemerschaponderwijs biedt aan studenten in de bachelor- en masterfase, wordt bedrijvigheid rond de campus van de universiteit gestimuleerd. De TU Delft wil uitgroeien tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven met een hoge R&D-component. Daarom realiseert de TU Delft – gesteund door de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Delft en Rotterdam – in haar directe omgeving een science park. De TU Delft heeft samen met de gemeenten Rotterdam en Delft, Science Port Holland (SPH) opgericht. Hier werken de TU Delft en de gemeente Delft samen aan de ontwikkeling van een science park, het Science Park Technopolis. Ook is een projectbureau opgericht om de plannen te ontwikkelen. Onder de Holding van de TU Delft is in 2009 een nieuw gebouw op de locatie Science Port Holland aangekocht voor startende bedrijven die nu nog in YES!Delft (het ondernemerscentrum incubator) van de TU Delft zijn gehuisvest. Bedrijven op SPH zijn vooral spin off‟s van de TU Delft en internationaal opererende high tech bedrijven. De TU Delft ontving een Europese bijdrage voor het project Technostarters – New Business Development YES!Delft dat technostarters ondersteunt bij de doorgroei van hun (jonge) bedrijf. Het project wordt geleid door het Valorisation Centre. Het Valorisation Centre biedt ondersteuning bij het aanvragen en uitvoeren van gesubsidieerde projecten. Hierbij horen het bijhouden van open calls en tenders, advies bij het schrijven van een projectvoorstel tot het
64
management van internationale projecten. YES!Delft staat voor Young Entrepreneurs Society Delft en is een zelfstandige organisatie, los van de TUD. YES!Delft ondersteunt studenten, professionals en wetenschappers in alle facetten van het succesvol oprichten van een eigen onderneming met een technologisch product of proces als basis. In 2009 is een nieuwe incubator Dnamo geopend om jonge ondernemers een plek te bieden om van hun duurzame uitvinding een schaalbaar en succesvol bedrijf te maken.
65
Wageningen Universiteit Inleiding Wageningen University maakt deel uit van Wageningen UR (University & Research centre). Daardoor werkt de universiteit samen met de researchinstituten en met Hogeschool Van Hall Larenstein die eveneens onderdeel zijn van Wageningen UR. De missie van Wageningen UR is: "To explore the potential of nature to improve the quality of life". Met de kennis van de natuur en van natuurlijke processen werkt de universiteit wereldwijd binnen het domein „gezonde voeding en leefomgeving‟ aan de verbetering van de kwaliteit van leven. Wageningen UR zet zich in om een bijdrage te leveren aan de grote vraagstukken van deze tijd, zoals de beschikbaarheid van voldoende en gezonde voeding, het omgaan met klimaatverandering en het ontwikkelen van duurzame energievoorziening. De ambitie van Wageningen UR is om zich nationaal en internationaal te onderscheiden door uitstekende kwaliteit van onderwijs en onderzoek en zich zo te ontwikkelen tot de Europese kennisinstelling op het gebied van gezonde voeding en leefomgeving. Organisatie van onderzoek Wageningen University doet onderzoek binnen het domein „gezonde voeding en leefomgeving‟. Binnen dit onderzoeksdomein zijn er drie samenhangende kerngebieden: (1) voeding en voedselproduktie, (2) leefomgeving, en (3) gezondheid, leefstijl en levensomstandigheden. Het onderzoek wordt gedaan door 92 leerstoel groepen, die elk onder leiding staan van een hoogleraar. Rond een dergelijke leerstoel vormt zich een groep medewerkers die samen met de hoogleraar invulling geven aan een bepaald wetenschapsgebied. De onderzoekssamenwerking tussen de drie onderdelen van WUR is vormgegeven in zes eenheden waarvan vijf Sciences Groups: 1. Agrotechnologie en voedingswetenschappen 2. Dierwetenschappen 3. Omgevingswetenschappen 4. Plantenwetenschappen 5. Maatschappijwetenschappen In elke Sciences Group is een departement van Wageningen University organisatorisch geïntegreerd met één of meerdere DLO-instituten in het WUR verband. Verder bestaan er dwarsverbanden tussen de Sciences Groups en de onderzoeksscholen en programmaleiders die Wageningen UR-breed functioneren. Al het universitair onderzoek en de PhD-programma‟s wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van onderzoekscholen, die de kwaliteit van het onderzoek garanderen. Wageningen University heeft het penvoerderschap over zes onderzoekscholen en heeft een dependance van een zevende onderzoekschool. De onderzoekscholen zijn samengebracht in een overkoepelend orgaan: Wageningen Graduate Schools. Wageningen participeert verder nog in negen andere onderzoekscholen. Onderzoekers, postdocs en PhD-candidates participeren in één van de onderzoekscholen.
66
Focusgebieden Binnen het onderzoeksdomein Gezonde voeding en leefomgeving wil Wageningen zich op een aantal wetenschapsgebieden profileren. In de planperiode 2007-2010 zijn er extra investeringen in een drietal maatschappelijke thema‟s: Biobased economy Klimaatbestendige kustzones Voeding, gezondheid en gedrag Tevens zijn er investeringen in drie expertises en technologieën: Systeembiologie Bionantechnologie Het koppelen van schaalniveaus en governance. Talentbeleid Het jaarverslag noemt de tweede geldstroom middelen die in het kader van de Veni-, Vidi- en Vici programma‟s van NWO zijn toegekend. De onderzoekscholen geven aandacht aan de loopbaanoriëntatie en carrièreperspectieven van promovendi via zogenaamde career assessments, uitstroomcursussen en loopbaanbegeleiding voor jonge excellente onderzoekers. Met deze begeleiding wordt een promovendus ook voorbereid op een mogelijke carrière buiten de wetenschap. Op initiatief van de Wageningen Graduate Schools is er aandacht voor het professionaliseren van de begeleiding van promovendi (de cursus Professional in Supervision). Het aantal promovendi met een Opleidings- en Begeleidingsplan is toegenomen. Dit heeft, naar verwachting, een positief effect op het aio-rendement. Visitaties De visitaties binnen Wageningen University vinden plaats volgens het Standaard Evaluatie Protocol (SEP). Wageningen voert haar visitaties uit met als leidende eenheid de onderzoekschool. Een aantal onderzoekscholen is in 2009 gevisiteerd door een internationale peer review commissie. De onderzoekschool WIMEK (Wageningen Institute for Environment and Climate Research) is in 2007 gevisiteerd. De overige onderzoekscholen EPS (Experimental Plant Sciences), MG3S (Mansholt Graduate School of Social Sciences; inclusief de leerstoelgroepen van CERES, Research School for Resource Studies for Development), PE&RC (de Graduate School Production Ecology & Resource Conservation), VLAG (Nutrition, Food Technology, Agrobiology and Health Sciences) en WIAS (Wageningen Institute of Animal Sciences) zijn medio 2009 alle gevisiteerd door een internationale peer review commissie van prominente wetenschappers op het domein van de onderzoekschool. De onderzoekscholen kwamen daar heel goed uit. Dit wordt onderbouwd door een uitgebreide citatieanalyse, van de wetenschappelijke output van de leerstoelgroepen. Het College van Bestuur neemt de uitkomsten en aanbevelingen van de peer review commissies mee in de in het overleg met het management van Sciences Groups en onderzoekscholen. Zo hebben de directies van de Sciences Groups hebben maandelijks een gesprek met de Raad van Bestuur over de prestatie indicatoren uit het Strategisch plan van WUR. Samenwerkingsverbanden Krachtenbundeling met buitenlandse organisaties. Het Franse INRA (in het Agreenium Consortium), Braziliaanse Embrapa en INIA uit Chili en de Faculty of Life Sciences van Kopenhagen University en de partners van het ELLS (European League for Life Sciences) netwerk. Met deze organisaties zijn Memoranda of Understanding (MoU) getekend.
67
Buiten Europa zijn nieuwe partnerships aangegaan met onder andere BECAS en INIA in Chili, diverse Chinese instellingen en is de voorbereiding gestart voor een MoU met Massey University (Nieuw Zeeland). Op het gebied van de werving van studenten bestaan er vele samenwerkingsverbanden met buitenlandse partners. Er is samenwerking met Ethiopië, Zuid Afrika en Zuid Korea. Wageningen International is het loket voor de aanpak van internationale activiteiten van WUR. Valorisatie-instrumenten Marktgerichtheid en ondernemerschap is een van de drie speerpunten uit het Strategisch plan van WUR. Het doel om € 17 mln uit de Brusselse programma‟s (o.a. FP7 Kaderprogramma) te genereren is in 2008 gehaald. Vanwege de afname van de financiering voor beleidsondersteunend onderzoek streven de DLO instituten ernaar meer opdrachten uit de markt te halen. Wageningen participeert in Food Valley, gericht op ontwikkelen van een cluster van onderzoek, onderwijs en innovatief bedrijfsleven in de regio rond WageningenUR. Er wordt samengewerkt met potentiële gebruikers in gezamenlijke onderzoeks- en valorisatieprojecten. Voorbeelden zijn de publiek-private co-innovatieprojecten en voucherprojecten voor innovaties in het MKB. Ook participeert WUR in Technologische Topinstituten (zoals Food & Nutrition Delta, Groene Genetica en Wetsus, waarin ook het bedrijfsleven participeert) en in t Ander valorisatie-initiatieven zijn het beschermen van onderzoeksresultaten door er intellectueel eigendom op te vestigen zodat deze vindingen in een commercieel traject met het bedrijfsleven ook hun commerciële waarde blijven behouden. WUR stimuleert en ondersteunt onderzoekers die op basis van hun expertise zelf een bedrijf willen starten en waarin WUR wil participeren (spin-outs). Wageningen University heeft een holding (WU Holding BV) die deelneemt in een aantal bedrijven. Via Wageningen Business School (een apart onderdeel van WUR) wordt kennis, kunde en expertise rond de Wageningse thema‟s ontsloten in het kader van leven-lang-leren. De WBS organiseert opleidingen, cursussen en executive courses voor overheden, bedrijven en instellingen waaraan vele professionals deelnemen.
68
Universiteit Twente Inleiding De missie is gedefinieerd als volgt: Universiteit Twente is een jonge, ondernemende researchuniversiteit, die toonaangevend is op het gebied van nieuwe technologie en haar betekenis voor mens en maatschappij. Wij werken aan dé technologieën van de toekomst: ICT, bio- en nanotechnologie. Op onderdelen hiervan horen we bij de absolute wereldtop. En natuurlijk doen we meer. Het unieke van Twente is dat we al deze gebieden met elkaar in verband brengen, juist omdat de meest interessante en relevante innovaties zullen plaatsvinden op de snijvlakken van deze technologieën. Wij benaderen nieuwe technologie bovendien niet geïsoleerd, maar in de context van mens-, management- en maatschappijwetenschappen. Met de combinatie van high tech en human touch willen we wetenschappelijk vernieuwen, willen we mensen opleiden die in de samenleving écht het verschil kunnen maken en willen we oplossingen bieden voor vraagstukken in de wereld om ons heen. Als moderne, ondernemende universiteit staan we bekend om onze ontwerpgerichte aanpak voor het bedrijfsleven en door de creatie van nieuwe, innovatieve ondernemingen. Daarnaast leveren we verrassende oplossingen voor grote maatschappelijke vragen op terreinen als energieschaarste en duurzaamheid, veiligheid en gezondheid. Wij geloven in de kracht van nieuwe technologie als driving force voor verandering, vernieuwing en vooruitgang, voor mens en maatschappij. Het Strategisch Plan (RoUTe‟14) beschrijft de hoofdlijnen van het UT beleid dat deze missie in de praktijk moet brengen. Organisatie van onderzoek De basis van de organisatie van het UT-onderzoek bestaat uit leerstoelen en disciplines, georganiseerd binnen vijf faculteiten. De leerstoelen en disciplines zijn binnen de UT gebundeld in zes grote en multidisciplinaire instituten. De instituten zijn de belangrijkste onderzoeksorganisatie van de UT en vormen samen het UT-onderzoeksprofiel. In 2009 kwam een nieuw instituut tot stand: MIRA, als samenvoeging van het reeds bestaande BMTI instituut en het onderzoek op het gebied van de Technische Geneeskunde. De faculteiten en de instituten vormen een matrixorganisatie. In de loop der jaren zijn, ten gevolge van de toegenomen verwevenheid tussen faculteiten en instituten en de toegenomen multidisciplinaire samenwerking binnen instituten, steeds meer cellen van deze matrix gevuld. Binnen en tussen de instituten bevinden zich 22 kleinere instituten, de kenniscentra, die zijn opgericht ter profilering van specifieke onderzoeksgebieden. In 2009 werden een aantal nieuwe kenniscentra opgericht. De UT is penvoerder van vier onderzoekscholen. Daarnaast participeert de UT in 21 onderzoekscholen waarvan een andere universiteit penvoerder is. In 2009 heeft de UT de opleiding van een deel van haar promovendi ondergebracht in de Twente Graduate School. Deze Graduate School zal fungeren naast de onderzoekscholen. Het International Institute voor Geo-Information Science and Earth Observation (ITC) was in 2009 nog een zelfstandige organisatie die opereerde onder penvoerderschap van de UT, maar is vanaf 1 januari 2010 integraal onderdeel van de Universiteit Twente.
69
Focusgebieden Profilering in het onderzoek vindt plaats via de zes onderzoeksinstituten en de toepassingsgebieden die deze beslaan. Het onderzoek van de UT sluit aan bij belangrijke maatschappelijke onderwerpen en problemen op gebieden zoals voedsel, water, gezondheid, energie, veiligheid, en mobiliteit. De programma‟s van de zes instituten bepalen het profiel van het UT-onderzoek in hoofdlijnen. Daarbinnen ligt de hoogste prioriteit bij het onderzoek in de biomedische technologie, nanotechnologie en ICT. Binnen de instituten bevindt zich zowel funderend, onderwijsgebonden, toepassingsgericht als strategisch onderzoek, waarmee de gehele keten van funderend onderzoek naar toepassingen en vice versa wordt afgedekt. De instituutsprogramma‟s als geheel zijn multidisciplinair. Elk instituut heeft zijn programma nader onderverdeeld in deelprogramma‟s, de Strategische Research Oriëntaties (SRO‟s). De SRO‟s zorgen voor een verdere focussering van het onderzoek binnen de instituten. Inmiddels hebben de UT onderzoeksinstituten een grote massa bereikt. CTIT is één van de grootste academische ICT-onderzoeksinstituten in Europa met ca. 445 onderzoekers en 251 fte. MESA+ is een van de grootste onderzoeksinstituten ter wereld op het gebied van nanotechnologie, met ruim 475 medewerkers, 249 fte en een jaarlijkse omzet van M€ 45. In 3TU-verband zijn, met financiële steun van OCW, in 2006 vijf Centres of Excellence (CoE‟s) opgericht, waarbinnen de drie technische universiteiten gezamenlijk onderzoek verrichten. De TU‟s hebben daar zelf een zesde CoE aan toegevoegd. Deze Centres zijn toponderzoeksinstituten. Omdat het UT-onderzoek in steeds grotere eenheden is georganiseerd in instituuts- en 3TUverband, kan vanuit deze grote eenheden steeds meer invloed worden uitgeoefend op de landelijke en internationale programmering van deze geldstromen. Talentbeleid In het UT talentbeleid draait het om het ontwikkelen en behouden van het menselijk kapitaal binnen de UT en van talenten in het bijzonder. Aantrekkelijk en stimulerend werkgeverschap staat centraal in de nieuwe Nota Personeelsbeleid. Mede in het belang van de individuele medewerker wordt gericht gestuurd op ontwikkeling en mobiliteit van medewerkers. Dit gebeurt onder meer door opleiding, training, promotie, functieroulatie, levensfasebewust personeelsbeleid (active aging) en gerichte ontwikkelingsgesprekken met individuele medewerkers. Speerpunten in het werving- en selectiebeleid zijn het aantrekken van internationaal talent, arbeidsmarktcommunicatie, faciliteiten voor buitenlandse medewerkers plus hun gezin, en het geven van internationale bekendheid aan de UT als werkgever. Binnen de tweede geldstroom wordt steeds meer ruimte ingeruimd voor persoonsgerichte subsidies (NWO-vernieuwingsimpuls; European Resarch Council). In 2009 hebben negen UTonderzoekers een NWO vernieuwingsimpuls-subsidie verkregen. Eén hoogleraar ontving de Spinozapremie. Twee onderzoekers ontvingen een Advanced Grant van de European Research Council en één een ERC Starting grant. In 2009 ging de Twente Graduate School (TGS) van start, die tot doel heeft om excellente onderzoekers op te leiden. Masteropleidingen met een duidelijke onderzoeksoriëntatie, evenals de opleidingscomponent van het traject leidend tot de academische promotie, worden in TGS ondergebracht. De toelating van programma‟s en studenten tot TGS is selectief. Voor gepromoveerde onderzoekers werd een tenure-track beleid ontwikkeld. Gepromoveerden vervolgen hun weg in de wetenschap veelal als postdoc. Onder meer voor deze groep is een
70
beleid ontwikkeld, dat er zorg voor moet gaan dragen dat de beste Postdocs versneld kunnen doorstromen naar een positie als vaste medewerker in de functie van UD met uitzicht op een UHD-functie. Om de doorstroom van vaste medewerkers te bevorderen kent de UT de „persoonlijk hoogleraar‟. Deze hoogleraren hebben dezelfde status en rechten als andere hoogleraren, maar opereren binnen een bestaande leerstoel. De UT zal overgaan tot het toekennen van een vervroegd promotierecht aan een deel van haar UHD‟s. In het kader van de toenemende internationalisering is het beleid om meer buitenlandse medewerkers (talenten) aan te trekken. Het beleid van de UT is ook sterk gericht op een toename van het aantal vrouwen in de hogere WP en OBP-functies (de UT heeft het landelijke Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend). Het UT-talentbeleid omvat een pakket aan maatregelen: actief scouten en werven van talent bieden van uitdagende wetenschappelijke en ondersteunende carrièrepaden aan talenten, waaronder Tenure Track flexibele arbeidsvoorwaarden voor talenten vaardigheden van leidinggevenden richten op het identificeren, binden en begeleiden van talenten selectief toepassen van formatiebeginsel en loopbaanbeginsel inrichten van een professionele en op talent toegesneden HR-infrastructuur. In de regeling Tenure Track staat beschreven op welke wijze talentvol wetenschappelijk personeel versneld kan doorgroeien naar een UHD-positie. Daarnaast levert dit voor potentiële Tenure Track-kandidaten de beoordelingscriteria waaraan de „tenure tracker‟ na vijf jaar moet voldoen om voor het UHDschap in aanmerking te komen. In 2009 is het instrument Tenure Track verder geïmplementeerd binnen de faculteiten. Dit heeft geresulteerd in uitgewerkte facultaire beoordelingscriteria voor de doorstroom van UD naar UHD en van UHD naar hoogleraar. In 2009 zijn, binnen de UT verdeeld over de vijf faculteiten, 60 medewerkers werkzaam, waarmee Tenure Track afspraken gemaakt zijn. Deze afspraken variëren van officiële Tenure Trackbenoemingen van externe talenten tot loopbaanafspraken met zittende talenten die leiden tot een UHD-schap. Visitaties Wetenschappelijk Directeuren voeren een kwaliteitszorgbeleid binnen hun instituut. Bij de beoordelingen van de onderzoeksinstituten wordt gebruik gemaakt van de resultaten van disciplinaire visitaties en citatieanalyses. MESA+ is in 2008 als eerste instituut beoordeeld, in 2009 gevolgd door het instituut IMPACT. De UT verricht onderzoeksvisitaties bij voorkeur in 3TU- of landelijk verband. In 3TU-verband zijn dan ook een 3TU-onderzoeksvisitatieprotocol en een gezamenlijke visitatieplanning opgesteld. In het verslagjaar kwamen „midterm reviews‟ voor Elektrotechniek en Technische bedrijfskunde beschikbaar. Er werd gewerkt aan een midterm review Werktuigbouwkunde, die tevens fungeert als pilot voor de nieuwe beoordelingsmethode „Evaluating Research in Context‟ (ERiC). In het verslagjaar kwamen de resultaten van drie externe onderzoeksvisitaties beschikbaar (scheikundige technologie; een drietal bestuurskundige programma‟s binnen het instituut IGS; wiskunde).
71
Binnen de UT worden jaarlijks onderzoekskengetallen per instituut en faculteit berekend (KernPrestatieIndicatoren - KPI‟s), die de prestaties van deze eenheden weergeven. Deze prestaties worden elk jaar door het College van Bestuur besproken met de eenheden. Wanneer de scores voor de dimensies „kwaliteit‟, „productiviteit‟ en „levensvatbaarheid‟ van alle UT-leerstoelen worden opgeteld en gemiddeld, resulteert dit in scores van 3.8 voor productiviteit, 3.9 voor levensvatbaarheid, 4 voor kwaliteit en 4.3 voor relevantie. Dat de relevantie het sterkste punt is van de UT, toont aan dat het streven naar benutting van kennis in de praktijk daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Samenwerkingsverbanden In Europees verband nemen UT-instituten deel in vele kaderprogramma-consortia, Networks of Excellence (b.v. Photonics4Life), Technology platforms (b.v. NanoMedicine, eMobility), en Joint Technology Initiatives (b.v. Clean Sky, Artemis). Sinds 2009 is het CTIT via het 3TU-CoC NIRICT betrokken bij een ICT-georiënteerde Kennis- en innovatie-gemeenschap (KIC) voor het nieuwe European Institute of Technology (EIT). Naast consortia is er uiteraard ook sprake van bilaterale strategische samenwerking van gelijksoortige organisaties zoals instituten. Met name MESA+ en CTIT hebben vele strategische samenwerkingen met counterparts in het buitenland. De UT heeft vele samenwerkingsrelaties met andere buitenlandse universiteiten, waaronder de universiteiten van Dortmund, Münster en Osnabrück. De 3TU.Federatie vormt een belangrijke samenwerkingsvorm voor de UT, die op het terrein van onderzoek met name is geconcretiseerd in eerdergenoemde CoE‟s en 3TU- Centers of Competence (CoC‟s). De 3TU.Federatie fungeert in toenemende mate ook als de eenheid die de contacten met partners daarbuiten vormgeeft. De TU‟s, de Grote Technologische Instituten (GTI‟s) en TNO vormen samen een „technologische driehoek‟. De UT participeert in vele landelijke onderzoeksprogramma‟s, zoals die zijn voortgekomen uit TTI‟s, Bsik, Smartmix, enzovoorts. De UT participeert in de Technologische Top Instituten (TTI‟s) M2i, Novay, DPI, BMM en TTI Watertechnologie (Wetsus). Naast de samenwerking met de andere technische universiteiten, wordt binnen het onderzoek het meest samengewerkt met de universiteiten van Wageningen, Groningen, en Nijmegen. Zeer vele bedrijven zijn op verschillende wijzen betrokken bij het UT-onderzoek. In 2009 heeft de UT samenwerkingsovereenkomsten ondertekend met een zevental universiteiten uit Azië en één uit Latijns Amerika. Daarnaast zijn 32 bilaterale overeenkomsten ondertekend binnen de EU. Alle overeenkomsten zijn erop gericht om kaders af te spreken over de uitwisseling van studenten en medewerkers. De UT neemt deel aan het European Consortium of Innovative Universities (ECIU), onder andere om daarmee de lobby- en positioneringsactiviteiten in Brussel uit te bouwen. Valorisatie-instrumenten De UT heeft verschillende programma‟s om ondernemerschap onder studenten, alumni en medewerkers te stimuleren, variërend van toegang tot kapitaal, voorzieningen en begeleiding tot en met netwerken.
72
TOP staat voor Tijdelijke Ondernemers Plaats en is een regeling waarin basisfinanciering en coaching voor start-ups geregeld is. In totaal hebben in 2009 27 personen een TOP-plaats gekregen. Aan deze personen is een lening van € 20.000 toegekend. Venturelab Twente is een businesss development support-programma waarin ambitieuze individuen en teams hun bedrijf kunnen starten of reorganiseren met als doel een high-tech, snelgroeiend bedrijf op te zetten. In 2009 is dit van start gegaan met ruim 40 ondernemers. Het UT business development-team heeft tot doel het vinden, ontwikkelen en overdragen van economisch aantrekkelijke proposities. Sinds half 2009 heeft het team zo‟n 70 vindingen in kaart gebracht. Dit heeft geresulteerd in het aantrekken van investeringen, bescherming door middel van patenten, subsidies zoals valorisation grants, en het maken van afspraken over overdracht van intellectueel eigendom. In 2009 hebben 59 organisaties/personen bij het “juridisch loket” ondersteuning aangevraagd. De partijen zijn startende student-ondernemers, startende ondernemers en overige deelnemers. Nieuw is de FAME-regeling. FAME is vergelijkbaar met de TOP-regeling, maar is bedoeld voor student-ondernemers in plaats van voor alumni. FAME is vergelijkbaar met een studieregeling voor topsporters. Binnen FAME kunnen student-ondernemers van de UT structureel gebruik maken van de ondersteuningsmaatregelen die de UT met Student Union en Rabobank kan bieden. De studenten krijgen bovendien structurele begeleiding ten behoeve van de studievoortgang. Via de Holding Technopolis Twente B.V. (HTT) kan de Universiteit Twente deelnemen in haar spin-off bedrijven, bijvoorbeeld in ruil voor het gebruik van octrooi dat eigendom is van de UT. In 2009 zijn 4 deelnemingen gerealiseerd en is de verwerving van 2 deelnemingen in gang gezet. De UT heeft een Octrooifonds dat beoogt de kennis die binnen de UT wordt ontwikkeld (tegen redelijke vergoedingen) meer, beter en sneller naar het bedrijfsleven te laten doorstromen. In 2009 zijn 30 octrooien aangevraagd. Daarvan hebben er 6 een bijdrage gehad vanuit het Octrooifonds. De Studenten Kennis Portal (SKP) koppelt vragen van MKB-bedrijven aan experts van de UT. Dit kunnen studenten zijn met stage- of afstudeeropdrachten, student-ondernemers, maar ook vakgroepen en hoogleraren. In 2009 zijn 115 vragen ontvangen. Slechts 7% daarvan kon niet gekoppeld worden aan spin-offs, vakgroepen of studenten van de UT. De High Tech Factory B.V. (HTF) is een gedeelde productiefaciliteit voor bedrijven die gebruik maken van nanotechnologie en microsystemen. De HTF heeft tot doel een pilot productieinfrastructuur en organisatie te ontwikkelen voor spin-off bedrijven rondom de UT. Kleine bedrijven in de micro- en nanotechnologie zijn zelf vaak niet in staat miljoeneninvesteringen te doen in productiefaciliteiten. De Universiteit Twente heeft, samen met de gemeente Enschede en de Provincie Overijssel het initiatief genomen tot de stichting Kennispark Twente. De doelstelling van Kennispark Twente is om 10.000 nieuwe, hoogwaardige arbeidsplaatsen te realiseren voor 2020. Kennispark werkt aan het creëren van een omgeving waarin alle randvoorwaarden voor kennisintensief ondernemerschap aanwezig zijn. De drie programmalijnen van Kennispark Twente zijn: starten en groeien, innovatief ondernemen en een inspirerend vestigingsklimaat ontwikkelen.
73
Samenvattend Overzicht
74
Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit Rijksuniversiteit Groningen Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Vrije Universiteit Amsterdam Universiteit van Amsterdam Universiteit Tilburg Universiteit Maastricht TU Delft Wageningen Universiteit
Universiteit Twente
Organisatie van onderzoek Voor 80% ondergebracht in erkende onderzoeksscholen; Selectie beste onderzoeksgroepen.
Al het onderzoek is ondergebracht in 21 onderzoeksinstituten; participatie in lokale en nationale onderzoeksscholen. Bundeling van krachten met focus op excellentie; vorming van Graduate Schools wordt genoemd; eerste Dean of Graduate Schools benoemd; toponderzoeksscholen genoemd. Organisatie wordt niet beschreven; wel weergave van onderzoeksscholen, instituten programma‟s and centres of excellence in 3TUverband. Organisatie wordt niet beschreven; wel aandacht voor Graduate Schools en PhD programma‟s. Organisatie wordt niet expliciet beschreven; onderzoeksgeld wordt geconcentreerd ingezet voor beste rendement; intensieve(re) samenwerking met bedrijfsleven; beschrijving van de zes graduate school waarin alle promovendi zijn ondergebracht. Elf interfacultaire onderzoeksinstituten en nog drie instituten in voorbereiding – driekwart van het onderzoek zal in deze instituten zijn ondergebracht. Onderzoek is ondergebracht in instituten die onder faculteiten ressorteren. Er zijn bijna 30 instituten. De UvA is bezig de (research-) masters en promovendi-opleidingen in graduate schools te organiseren. Onderzoek speelt zich af binnen de graduate schools van de vijf faculteiten of binnen een van de vele gespecialiseerde onderzoeksinstituten. UvT kent ruim twintig centra waarin wetenschappers samenwerken. Daarnaast nog zo‟n 30 instituten en netwerken. Onderzoek is gesitueerd in ongeveer 30 instituten die in de faculteiten zijn opgenomen. Elk van de instituten bestrijkt een specifiek domein. Verder heeft de UM zo‟n 12 graduate schools waarin het opleidingstraject van promovendi is georganiseerd. Als dwarsdoorsnede van acht faculteiten en maatschappelijke thema‟s bestaan zijn er de Delft Research Initiatives (DRI‟s). Graduate Schools om de promotietrajecten te versterken. TUD neemt deel aan nationale onderzoekscholen en onderzoeksnetwerken. Onderzoek door 92 leerstoel groepen in vijf Sciences Groups (=domeinen) georganiseerd. In elke Sciences Group is een departement van Wageningen University geïntegreerd met één of meerdere DLO-instituten in het WUR verband. Dwarsverbanden tussen de Sciences Groups en de onderzoeksscholen. De onderzoekscholen zijn samengebracht in een overkoepelend orgaan: Wageningen Graduate Schools. De faculteiten en instituten vormen een matrixorganisatie. Er zijn zes grote multidisciplinaire onderzoeksinstituten. In 2009 kwam een nieuw instituut tot stand (MIRA). Binnen en tussen de instituten bevinden zich 22 kleinere instituten, de kenniscentra. Opleiding van een deel van de promovendi ondergebracht in de Twente Graduate School. Het Internationale instituut ITC is vanaf 2010 integraal onderdeel van de Universiteit Twente.
75
Focusgebieden Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit Rijksuniversiteit Groningen Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Vrije Universiteit Amsterdam Universiteit van Amsterdam Universiteit Tilburg Universiteit Maastricht TU Delft
Wageningen Universiteit Universiteit Twente
Niet vermeld. Niet vermeld, wel worden drie samenwerkingsprogramma‟s genoemd om onderzoeksagenda geesteswetenschappen verder te dynamiseren Genoemde focusgebieden zijn „ gezond ouder worden‟, energie, levenswetenschappen en sociale cohesie; tevens versterken van chemistry, material science en biologie. Niet vermeld.
Elf profileringgebieden die richtinggevend zijn voor stimuleringsgelden, benoemingsbeleid en aantrekken van onderzoekers. Er zijn vijftien universitaire thematische focusgebieden. Beperkt aantal onderzoekszwaartepunten van zeer hoog niveau – worden verder niet genoemd. In 2008 hebben alle faculteiten vijftien onderzoekszwaartepunten benoemd die kunnen rekenen op extra financiële steun gedurende de convenantperiode. In 2009 ligt de focus op het programma Cognitiewetenschappen, en in 2010 op Systems Biology en op The Architecture of Postnational Public Power. Rond een aantal topwetenschappers zijn onderzoekscentra ontwikkeld op wetenschappelijk of maatschappelijk aansprekende multidisciplinaire thema‟s. Deze door laten ontwikkelen tot universitaire Centers of Excellence. Besluitvorming is nog gaande. Streven is vier tot vijf geprioriteerde onderzoekslijnen per faculteit. Het instrument is hierbij is het portfoliomanagement onderzoek. Doel is kritische massa en focus van het onderzoek door het aantrekken van hooggekwalificeerd wetenschappelijk personeel of het opzetten van een graduate school. In 2009 zijn de Delft Research Initiatives (DRI‟s) op de maatschappelijke thema‟s energie, gezondheid, leefomgeving, infrastructuren & mobiliteit van start gegaan om onderzoeksprofilering te bewerkstelligen: Delft Energy Initiative; Delft Environment Initative; Delft Health Initiative; Delft Infrastructures & Mobility Initiative. Elke DRI heeft een meerjarenplan. TUD ziet onderzoekscholen ook als profileringsinstrument. Profilering (met extra investeringen) op een drietal maatschappelijke thema‟s: Biobased economy; Klimaatbestendige kustzones; Voeding, gezondheid en gedrag. Tevens investeringen in drie expertises en technologieën (Systeembiologie; Bionantechnologie; Het koppelen van schaalniveaus en governance). Profilering in het onderzoek vindt plaats via de zes onderzoeksinstituten. Daarbinnen ligt de hoogste prioriteit bij het onderzoek in de biomedische technologie (in instituut MIRA), nanotechnologie (MESA+) en ICT (CTIT). Elk instituut heeft zijn programma nader onderverdeeld in deelprogramma‟s, de Strategische Research Oriëntaties.
76
Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit
Rijksuniversiteit Groningen
Technische Universiteit Eindhoven
Universiteit Leiden
Universiteit Utrecht
Vrije Universiteit Amsterdam Universiteit van Amsterdam
Universiteit Tilburg
Talentbeleid „Talent naar de top‟: meer vrouwen in (academische) topfuncties; Masterclass Career Development: training, coaching en mentoring van vrouwelijke UHDs door hoogelaren; Leergang academisch leiderschap: managementkwalificatie voor UDs en UHDs. Resultaat Vernieuwingsimpuls en Rubicon-subsidie genoemd; loopbaanbeleid (opleidingenaanbod, loopbaanbegeleiding); ondersteuning en begeleiding van leidinggevenden; uitgangspunt dat 1 op de 4 nieuw benoemde hoogleraren vrouw moet zijn; subsidie ontvangen voor vorming van excellente o&o-omgeving voor talentvolle jonge onderzoekers; deelname aan De Jonge Akademie van KNAW; Taalbeleid Engels. Tenure tracks; kwaliteitsimpuls onderzoekersopleiding in Graduate Schools; creëren transparante loopbaanmogelijkheden; extra middelen voor binnenhalen en behouden toponderzoekers: „endowed chairs‟; scholarships researchmaster studenten, promovendi en vrouwelijke toponderzoekers; matching Vernieuwingsimpuls; presentatietrainingen en schrijfworkshops voor projectvoorstellen; resultaat Vernieuwingsimpuls en persoonsgebonden ERC-subsidies genoemd; „talent naar de top‟, gericht op meer vrouwen in (academische) topfuncties; triumf-project. Stimuleren en ondersteunen van indienen NWO-voorstellen; resultaat Vernieuwingsimpuls en persoonsgebonden ERC-subsidies genoemd; stimuleringsregeling veelbelovende initiatieven; TU/e Excellentiefonds; loopbaangesprekken; persoonlijke ontwikkelings- en managementontwikkelingsprogramma‟s; TU/e Employabilityfonds; „talent naar de top‟, meer vrouwen in (academische) topfuncties; Verbeteren begeleiding promovendi; cursussen voor promovendi; „talent naar de top‟, gericht op meer vrouwen in (academische) topfuncties; Resultaat Vernieuwingsimpuls, Rubicon-subsidie, Mozaieksubsidies, Aspasia, ERC grants en aanvragen Europese subsidies genoemd; Ondersteuningsprogramma voor verkrijgen ERC-grants; Resultaat Vernieuwingsimpuls, Rubicon-subsidie, Mozaieksubsidies, Aspasia, Vrije Competitie, ERC grants en aanvragen Europese subsidies genoemd; intern coachingstraject voor NWO-subsidies; mentorings- en coachingstraject voor vrouwelijke wetenschappers; universiteitsbreed EU-Expertise Netwerk (ondersteuning aanvrager EU subsidies); tenure track; jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprekken; trainingen voor leidinggevende; „talent naar de top‟, gericht op meer vrouwen in (academische) topfuncties. Talentprogramma‟s gericht op optimaliseren subsidieaanvragen; begeleidingstrajecten persoongebonden programma‟s (ERC, Vernieuwingsimpuls, Mozaïek); leergang leiderschapsontwikkeling; „talent naar de top‟, gericht op meer vrouwen in (academische) topfuncties; jaargesprekken; societal impact awards; Verhogen aantal promoties. Meer vrouwen in topfuncties (Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend). Programma Akademieassistenten om researchtalent te identificeren. Actualisering van het hooglerarenbeleid (nota „Hooglerarenbeleid‟ vastgesteld). Veni-Vidi programma aangeboden om NWO-prijswinnaars te ondersteunen bij het leiden van onderzoeksprojecten en het leidinggeven. Professional Management Development programma. Resultaten van NWO-subsidies (Veni, Vidi, Vici, Open competitie) vermeld. AMC (Medisch centrum) heeft onderzoekstalent geselecteerd voor PhD Scholarships en Fellowships. Middelen gereserveerd voor aantrekken van topwetenschappers van buiten en voor het steunen (en behouden) van zittende topwetenschappers. Alle faculteiten hebben het tenure track beleid ingevoerd. Afspraken met faculteiten dat in 2013 minimaal
77
Universiteit Maastricht
TU Delft
Wageningen Universiteit Universiteit Twente
15 % van de hoogleraren vrouw is. Graduate schools om de opleiding van onderzoekers te optimaliseren (Nota Promovendibeleid). De UM-HRM-filosofie (Mobilising Minds) richt zich op het aantrekken, ontwikkelen en koesteren van talent. O.a. „recruitment and retention fund‟. Academisch Leiderschap Programma (ALP). Succes bij verwerving Rubicon- en NWO subsidies genoemd en gespiegeld aan Strategisch Programma. Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend. Invoeren van Tenure Track bij een aantal faculteiten. Promotieopleidingen ingebed in Graduate School-structuur. PhD-start-up en PhD-event t.b.v. ondersteuning promotietraject PhD‟s. Jaarverslag vermeldt succes bij Vernieuwingsimpuls en Europese subsidies/ERC grants. Wageningen Graduate Schools geeft aandacht aan professionaliseren van de begeleiding van promovendi (cursus Professional in Supervision). Career assessments, uitstroomcursussen en loopbaanbegeleiding voor jonge excellente onderzoekers/promovendi in onderzoekscholen. Jaarverslag noemt Veni-, Vidi- en Vici toekenningen. Aantrekkelijk en stimulerend werkgeverschap staat centraal in de nieuwe Nota Personeelsbeleid. Tenure track beleid voor gepromoveerde onderzoekers verder geïmplementeerd binnen de faculteiten (t.b.v. doorstroom van UD naar UHD en van UHD naar hoogleraar). Positie van „persoonlijk hoogleraar‟ ingesteld. Landelijke Charter „Talent naar de Top‟ ondertekend. Melding van succes bij NWO Vernieuwingsimpuls, ERC grants en Spinoza-premie.
78
Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit
Rijksuniversiteit Groningen
Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Leiden
Universiteit Utrecht
Vrije Universiteit Amsterdam
Universiteit van Amsterdam
Universiteit Tilburg Universiteit Maastricht
Onderzoeksvisitaties Aantal visitaties o.b.v. SEP-protocol uitgevoerd: Erasmus School of Economics, onderzoek van Faculteit der Rechtsgeleerdheid.
2 van de 21 onderzoeksinstituten gevisiteerd: Institute for Water and Wetland Research en Institute for Computing and Information Sciences; beoordeling wiskundeonderzoek; beoordeling onderzoek Faculteit der Rechtsgeleerdheid; ECOS-beoordeling Onderzoekscentrum Onderneming & Recht; beoordeling onderzoeksresultaten van individuele onderzoekers faculteit der Letteren door onderzoeksdirecteuren; bibliometrische analyse vier onderzoeksinstituten; tussentijdse evaluatie Centre for Language Studies. Externe, landelijke beoordeling van sociologisch onderzoek en economie en bedrijfskunde onderzoek; externe, lokale beoordeling van UMCG-O&O en farmacie; zelfstudies bij rechtsgeleerdheid, technische wiskunde, wiskunde, informatica, universitaire lerarenopleidingen; mid-term evaluaties bij faculteiten wiskunde en natuurwetenschappen, letterne en gedrags- en maatschappijwetenschappen en bij het KVI; ontwikkelingsgesprekken met medewerkers. Onderzoeksvisitatie bij „Chemical Engineering‟ in 3TU-verband, bij faculteit werktuigbouwkunde en bij wiskunde en informatica; elfevaluatierapporten faculteiten biomedische technologie, wiskunde en informatica, industrial design. Zes externe onderzoeksbeoordelingen en aantal zelfevaluaties; Onderzoeksvisitaties bij instituten Bestuurskunde en Politieke Wetenschappen, „Culturele Antropologie-Onwikkelingssociologie‟, ICLON (sociale wetenschappen), Leiden/Amsterdam Institute for Drug Research, Leiden Institute for Advanced Computer Sciences, Mathematisch Instituut, faculteit rechtsgeleerdheid; zelfevaluatie bij instituut Pedagogische Wetenschappen, faculteit Archeologie, instituut Biologie Leiden, Centrum voor Milieuwetenschappen, LUMC. Visitaties bij wiskunde, informatica, didactiek, rechtsgeleerdheid, fysieke geografie, aardwetenschappen; twee visitatierapporten gepubliceerd: sociologie en bestuurswetenschappen; bibliometrische analyse bij Bètawetenschappen en diergeneeskunde en UMCU, geowetenschappen en deel sociale wetenschappen volgen in 2010. Externe onderzoeksvisitaties bij afdeling Neurowetenschappen, moleculaire celbiologie en aardwetenschappen en faculteit economische wetenschappen en bedrijfskunde; externe beoordeling Leiden Amsterdam Center for Drug Research; tussentijdse zelfevaluaties bij faculteiten godgeleerdheid, wijsbegeerte, psychologie & pedagogiek; hererkenning bij ECOS voor onderzoekscholen (NSG, ONWA, OOA, SIKS) Onderzoekbeoordeling Sociology omvat visitatie van Amsterdam School for Social Science Research (ASSR). Visitatie Amsterdam Business School - Research Institute (ABS-RI) en The Research Institute Economics & Econometrics (RESAM) van de Amsterdam School of Economics (ASE). Een aantal (landelijke) onderzoekbeoordelingen start in 2009: Informatica, Universitaire Lerarenopleidingen; Rechten en Wiskunde. Onderzoeksprogramma‟s van faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) en departement Methodology and Statistics door een externe evaluatiecommissie beoordeeld. FEB heeft eigen wereldwijde onderzoeksranking gepubliceerd. Externe beoordelingen bij School for Mental Heath and Neuroscience en School of Business and Economics. Zelfevaluaties en tussentijdse evaluaties (midterm reviews). Eén onderzoekschool voorgedragen voor (her-) erkenning door de KNAW.
79
TU Delft
Wageningen Universiteit Universiteit Twente
Vier externe onderzoeksbeoordelingen (geotechnologie; wiskunde; informatica; Chemical Engineering) en twee mid-term reviews (technische natuurkunde; elektrotechniek). Alles volgens 3TU.protocol (gebaseerd op SEP). Pilotproject Evaluating Research in Context bij de faculteit Bouwkunde. Wageningen voert haar visitaties uit met als leidende eenheid de onderzoekschool. De onderzoekschool WIMEK is in 2007 gevisiteerd. De overige onderzoekscholen EPS, MG3S (inclusief de leerstoelgroepen van CERES), PE&RC, VLAG en WIAS zijn medio 2009 gevisiteerd. E.e.a. volgens het SEP protocol. Onderzoeksvisitaties in 3TU- of landelijk verband volgens 3TU-onderzoeksvisitatieprotocol. MESA+ is in 2008 als eerste instituut beoordeeld, in 2009 gevolgd door het instituut IMPACT. Drie externe onderzoeksvisitaties (scheikundige technologie; een drietal bestuurskundige programma‟s binnen het instituut IGS; en wiskunde). „Midterm reviews‟ voor Elektrotechniek, Technische bedrijfskunde en Werktuigbouwkunde.
80
Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit Rijksuniversiteit Groningen
Technische Universiteit Eindhoven
Universiteit Leiden
Universiteit Utrecht
Vrije Universiteit Amsterdam Universiteit van Amsterdam
Universiteit Tilburg
Universiteit Maastricht
Samenwerkingsverbanden Lokale overheid; bedrijfsleven; opening kantoren in Brussel en Beijing, stimuleren samenwerking faculteiten en nieuwe buitenlandse instituten. met Europese universiteiten; met St Radboud Ziekenhuis (UMC St Radboud); met lokale overheid; met „lokale‟ hogescholen (HAN en ArtEZ). Akkoord van Groningen: gemeente, Hanzehogeschool, Universitair Medisch Centrum Groningen; „regionale‟ hogescholen; provincie; (inter)nationale bedrijfsleven; ministeries, Europese Commissie; universitaire netwerken en onderzoeksconsortia; kennisinstellingen. Vwo-scholen en hogescholen; bedrijfsleven (o.a. gezamenlijke publicaties); publiek-private onderzoeksinitiatieven; 3TU; Fontys Hogescholen; multidisciplinair onderzoeksprogramma; kenniswerkersregeling; Knowledge and Innovation Community „InnoEnergy‟; universiteiten en kennisinstellingen; midden- en kleinbedrijf; ROC Eindhoven; Universiteit Maastricht en Univesitair Medisch Centrum Maastricht; gemeenten, provincie; Universiteit van Tilburg; buitenlandse technologie-universiteiten; Erasmus Mundusprogramma‟s. Den Haag (o.a. University College); innovatieve netwerken, strategische allianties, onderzoeksconsortia en andere professionele samenwerkingsvormen; hoger beroepsonderwijs; League of European Research Universities; Coimbra-groep; bedrijven; gemeente Leiden en Provincie; andere universiteiten. (internationale) bedrijven; regionale, nationale en internationale samenwerking universiteiten; Utrecht University Partners – in regio‟s over de hele wereld met vooraanstaande universiteiten; League of European Research Universities; Utrecht Network; Erasmus Mobiliteitsprogramma; ministeries; gemeenteraden, provincie; Hogeschool Utrecht; UMCU; Taskforce Innovatie Regio Utrecht; partners in regionale projecten (Randstad Noordvleugel, Pieken in de Delta); maatschappelijke instellingen; onderzoeksorganisaties. Gemeente Amsterdam; UvA (o.a. Amsterdam University College, Graduate School of Science); Hogeschool van Amsterdam; INHolland; andere Nederlandse universiteiten; bedrijven; VU Medisch Centrum en Windesheim („VUConnected‟). Met de Hogeschool van Amsterdam wordt samengewerkt op het gebied van onderwijs en onderzoek (er is gezamenlijk Instellingsplan). Samenwerking met stadsbestuur van Amsterdam, AMC, en de Vrije Universiteit Amsterdam (o.a. in Amsterdam University College). UvA is lid van de League of European Research Universities (LERU). Kenniskring Amsterdam. Samenwerking met het HBO in United Brains Midden-Brabant. Partner in Brainport (samenwerkingsverband in de regio Zuidoost Brabant van internationaal bedrijfsleven en instellingen voor hoger onderwijs). De provincie Noord-Brabant, de Stichting Brainport, de gemeenten Tilburg en Eindhoven en het Operationeel Plan Zuid zijn de regionale partners in het BCE (Brabant Center of Entrepreneurship). Vele samenwerkingsverbanden in onderzoek (o.a. Netspar en CoPRS). Deelname in Europese netwerk RISE (Raising the Impact of the Social Sciences and Economics). Met de Hogeschool Zuyd en Fontys Hogescholen afspraken t.b.v. promoties van HBO-docenten. Met (Eu)regio partners (gemeente, provincie, Industriebank LIOF) in kader van regionale innovatieagenda (o.a. Universiteit Maastricht Campus
81
TU Delft
Wageningen Universiteit
Universiteit Twente
Venlo, Maastricht Life & Science Campus). Met universiteiten: tUL (transnationale Universiteit Limburg), de TU/e en de universiteiten van Luik, Hasselt en Aachen. Samenwerking met DSM, provincie Limburg, Universiteit Hasselt en Technische Hochschule Aachen i.k.v. start nieuwe onderzoekslijnen en opleidingen (Campus Chemelot). Samenwerking binnen Groupe Maastricht Consortium van universiteiten. Samenwerking in 3TU Federatie met de TU Eindhoven en de Universiteit Twente. Industrial Liaison programma BUILD (Business Innovation Link Delft). Met buitenlandse universiteiten in IDEA-league (o.a. met ETH-Zurich en Imperial College London) en National University of Singapore, Maleisische Universiti Technologi; Institute of Technology Bandung in Indonesië; Keio University in Japan. I.k.v. valorisatieactiviteiten met Hogeschool Rotterdam, Rabobank Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam, Rotterdam Climate Initiative en Ministeries (o.a. Greenport Campus Zuid-Holland). Met hogescholen. „Memoranda of understanding‟/samenwerking met buitenlandse instellingen, zoals het Franse INRA (in het Agreenium Consortium), Embrapa (Brazilië), INIA (Chili), Kopenhagen University, Massey University (Nieuw Zeeland), diverse Chinese instellingen en in ELLS (European League for Life Sciences) netwerk. Samenwerking met de twee TU‟s in de 3TU.Federatie. Participatie in de Technologische Top Instituten M2i, Novay, DPI, BMM en TTI Watertechnologie (Wetsus). Partner in vele kaderprogramma-consortia, Networks of Excellence, Technology platforms, en Joint Technology Initiatives. Deelname aan European Consortium of Innovative Universities (ECIU). Bilaterale overeenkomsten en ander samenwerkingsovereenkomsten met binnen- en buitenlandse universiteiten.
82
Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit Rijksuniversiteit Groningen
Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Leiden
Universiteit Utrecht
Vrije Universiteit Amsterdam Universiteit van Amsterdam
Valorisatie-instrumenten EUR-holding; bijdragen oplossen maatschappelijke problemen; verwerven Europese subsidies; openen werkplaats voor onderzoekers bij Neth-ER; kennisvalorisatie als integraal onderdeel van internationaliseringsbeleid. Media-exposure; joint venture; Informatiepunt Ondernemerschap Radboud Universiteit (gericht op startende ondernemers); Science to Business Café. Screenen en scouten mogelijkheden valorisatie; contractonderzoek; licenties; starten van bedrijven; ondersteuning van wetenschappers; RUG Houdstermaatschappij; Transfer & Liaison Groep; Stichting Business Generator Groningen; inbrengen van kapitaal, kennis, ervaring, ondernemerschap en netwerk; brochure; ondersteuning indienen octrooien; patent management systeem; octrooifonds en –octrooibudget; wetenschapswinkels. Actieve samenwerking bedrijfsleven; stimulering en ondersteuning startende ondernemingen; STW Valorisation grants; Brabant Center of Entrepreneurship‟; Project office „werken voor derden‟ voor ondersteuning van verwerven van projectmiddelen; kenniswerkersregeling; TU/e science park, starters en bedrijvenverzamelgebouwen; TUE Holding. Academisch ondernemerschap; Leiden University Research and Innovation Services voor licenties (samenwerkingscontracten), nieuwe bedrijvigheid o.b.v. intellectueel eigendom, ondersteuning projecten in derdegeldstroom; thematisch gerichte bijeenkomsten; External Research Funding Newsletter; actieve ondersteuning commercialisering; octrooien; specifieke subsidieverwerving; Bio Science Park; Business to Science Portal met loket voor midden- en kleinbedrijf; netwerkbijeenkomsten; consultancy-projecten; BioPartner Center Leiden; deelname technologische topinstituten; Holland Program on Entrepreneurship (o.a. gericht op onderzoeksgedreven ondernemerschap). Participatie maatschappelijk debat; oplossen maatschappelijke problemen; ontwikkeling kunst en cultuur; contactpersoon per faculteit voor ondersteuning bij verwerven onderzoeksprojecten – „grant office‟; kenniswerkersregeling; meer aandacht voor ondernemerschap; businessincubator UtrechtInc – bieden van faciliteiten, financiering en coaching, training en professional services voor starters; Utrecht Centrum voor Aarde en Duurzaamheid; EC Knowledge and Innovation Community „Climate‟; MKB-loket; facultaire kennispunten; Utrecht University Holding – spin offs, octrooien, intellectueel eigendom en ondernemerschap; Utrecht Science Park – aantrekken kennisintensieve bedrijven. Contractonderzoek; technology transferactiviteiten; spin offs; Holding; Technology Transfer office; - begeleiding, beschermen intellectueel eigendom; marketingstrategie onderzoeksinstituten; cursussen ondernemerschap; patentaanvragen; samenwerkingscontracten bedrijfsleven. Via drie kritische prestatie indicatoren (aantal populariserende publicaties; aantal octrooien; en inkomsten 3e geldstroom) wordt valorisatie per faculteit gemonitord. Samenwerking tussen wetenschap, private sector en de gemeente Amsterdam binnen het Bètacluster vindt plaats op het Science Park Amsterdam. Het Bureau Kennistransfer (BKT) UvA AMC ondersteunt valorisatie. De Hogeschool van Amsterdam is een samenwerkingspartner van BKT UvA AMC. Begin 2009 start van het Centrum voor Amsterdamse Scholen voor Entrepreneurship (CASE) plaats (vanaf 1 januari 2010: Amsterdam Center for Entrepeneurship - ACE). Life Science Center Amsterdam (t.b.v. valorisatie in de medische en levenswetenschappen) met aanhangend Life Science Fonds Amsterdam vestigt zich op het Science Park. UvA Holding en ACTA Holding beheren de aandelen van de private ondernemingen waarin de UvA
83
Universiteit Tilburg
Universiteit Maastricht TU Delft
Wageningen Universiteit
Universiteit Twente
participeert. Onder motto Understanding society wordt model van de academische werkplaats (het scientist practitioner) en duale promotietrajecten ingevoerd. Centrum voor Kennistransfer (CvK) gevormd door de Wetenschapswinkel, het Loket MKB, Loket Ondernemer en Recht, Tilburg Matchpoint (TMP). Start van het Brabant Center of Entrepreneurship (BCE). Starterslift voor advies aan startende bedrijven. Ondernemerscentrum voor flexibele werkplekken. Kenniscentrum Contractonderzoek ondersteunt de werving in de tweede en derde geldstroom. BioMedbooster; Biopartner Center Maastricht (incubator); UM Holding Centre for Entrepreneurship; MKB Loket. Nieuwe initiatieven: Neuropartner" incubator; Life & Sciences Campus (Maastricht/Randwijck) en Chemelot Campus (Geleen-Sittard); "R&D Support Table". Holding Delft Enterprises BV opgericht (participeert in een zestal BV‟s). MKB-platform t.b.v. bouwsector opgericht en glastuinbouw (Greenport Campus-netwerk). Business to Science Portal met vele (academische) partners om vragen van bedrijven te addresseren. Valorisation Centre biedt o.a. trainingen. Delft Center for Entrepreneurship (ondernemerschaptrainingen). Science Park Technopolis en Science Port Holland (SPH) met Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Delft en Rotterdam. YES!Delft (ondernemerscentrum – incubator) en een nieuwe incubator: Dnamo. Valorisation Centre (hulp bij het aanvragen en uitvoeren van gesubsidieerde projecten) Participatie in Food Valley (een regionaal onderzoek/kennis-cluster) en Technologische Topinstituten (zoals Food & Nutrition Delta en Groene Genetica en Wetsus) en in Open Innovatieprojecten met het bedrijfsleven zoals Telen met Toekomst. WUR stimuleert en ondersteunt onderzoekers die op basis van hun expertise zelf een bedrijf willen starten en waarin WUR wil participeren (spin-outs). Wageningen University Holding BV heeft participaties in een aantal bedrijven. programma‟s om ondernemerschap onder studenten, alumni en medewerkers te stimuleren, zoals TOP (Tijdelijke Ondernemers Plaats), Venturelab Twente (een businesss development support-programma), en FAME (voor student-ondernemers). Holding Technopolis Twente B.V. beheert UT participaties. High Tech Factory B.V. (een gedeelde productiefaciliteit). Studenten Kennis Portal (beantwoorden vragen van MKB-bedrijven). Stichting Kennispark Twente (creëren omgeving voor kennisintensief ondernemerschap).
84