Analyse scope 3 KAM Oktober 2011
versie 5
Analyse Scope 3 Schreuder Beheer B.V. De bedrijven die onder C. Schreuder Beheer vallen en zodoende in aanmerking komen voor het behaald niveau van de CO2 prestatieladder staan in onderstaand organisatie schema: Schreuder bouwen langs water en wegen; Ingenieursbureau en Adviesburau COS bv; Schreuder Materieel bv Special Trees. Schreuder Beheer B.V. wordt verder in de tekst als Schreuder genoemd. 1. INLEIDING Het doel om de scope 3 emissies van Schreuder Beheer te analyseren is niet alleen om de uitstoot van de CO2 te achterhalen maar eerder bedoeld om inzicht te krijgen in mogelijkheden tot reductie. Het reduceren van CO2 past in de visie van duurzaam maatschappelijk ondernemen en is onderdeel van de dagelijkse praktijk. Scope 3 emissies of overige indirecte emissies zijn een gevolg van de activiteiten van het bedrijf (de organisatie) maar komen voort uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn noch beheerd worden door het bedrijf. Voorbeelden zijn emissies voortkomende uit de productie van ingekochte materialen, de verwerking van het afval en het gebruik van het door het bedrijf aangeboden/verkochte werk, dienst of levering. SKAO rekent “Business air Travel” en “Personal Cars for business travel” tot scope 2.
1
Scope 3, een analyse zoals bedoeld voor het behalen van niveau 4(N4), (invalhoeken 4.A.1/4.A.3, 4.B.1/4.B.2, 5.B.1/5.B.2) van de CO2 prestatieladder gebeurt aan de hand van: - De 4 algemene stappen uit het Green House Gas (GHG) Protocol (blz. 30-31) De herkenbare structuur van de analyse is als volgt: 1. het beschrijven van de waardeketen 2. het bepalen van de voor Schreuder relevante categorieën scope 3 emissies 3. het identificeren van partners in de waardeketen betrekking hebbend op de analyse 4. het kwantificeren van de emissies - Het dient te gaan om een belangrijk deel van de emissies; - Indien het bedrijf werken en of leveringen aanbiedt, bijvoorbeeld een aannemer, dan dient de analyse tenminste een activiteit of keten uit de categorie “extraction and production of purchased materials and fuels” en uit een andere categorie te omvatten; - Het resultaat van de analyse dient een aanvulling te zijn op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten, oftewel dient bij te dragen aan voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Hieronder worden de eerste twee stappen uit het GHG beschreven en worden zo de belangrijkste (significante) emissies beschreven. De rest van de analyse is opgedeeld in 2 delen, deel A en deel B. In deel A worden stap 3 en stap 4 uitgevoerd voor de belangrijkste categorie scope 3 emissie. In deel B gebeurt het zelfde voor een tweede keten.
2
2. BESCHRIJVING SCOPE 3 Schreuder is een opdrachtnemer in de grond, weg en waterbouw en levert aan haar opdrachtgevers complete civiele kunstwerken. Hierbij valt te denken aan onder andere bruggen, geluidsschermen, oeverbescherming en onderhoud en reparatie van deze werken. Deze kan Schreuder ontwerpen, engineeren, voorbereiden en uitvoeren. Schreuder realiseert deze werken vanuit haar kantoor en werkplaats te Amsterdam of op de projectlocaties verspreid over Nederland. Voor het kunnen indelen van activiteiten waarbij scope 3 emissies vrijkomen hanteren wij de indeling uit het GHGprotocol blz 29. Extraction and production of purchased materials and fuels De producten en diensten die Schreuder levert aan de opdrachtgever zijn vastgelegd in contracten of bestekken. Deze eisen veelal een resultaatsverplichting, bijvoorbeeld: een geluidsscherm. Een geluidsscherm bestaat uit meer dan alleen glas of beton. Al deze materialen worden ingekocht en gemonteerd door ons, conform de randvoorwaarden uit het contract. Wanneer we kijken naar volume van de ingekochte materialen, zijn er enkele materialen die eruit springen. Beton, staal en glas. Wanneer het nodig is, door drukte of juist door vakantie, worden diensten ten behoeve van berekenen van de constructie, tekenwerk en dergelijke ingekocht bij derden. Transport-related activities Vrijwel alle ingekochte goederen en materialen worden op de bouwplaats afgeleverd. Deze worden per as aangevoerd. Al ons eigen materieel en materiaal wordt door onze eigen vrachtwagens op de bouwplaats afgeleverd. Waar mogelijk rijden de medewerkers met elkaar mee op weg naar de projecten. Er wordt ook gekeken naar de woonplaats van de medewerkers en de inzetbaarheid op de projecten. Al het vrijkomende afval wordt afgevoerd naar een erkende verwerker of naar een in het bestek opgenomen verwerker of wanneer in de omgeving Amsterdam Union recycling. Sommige materialen worden via de werkplaatsen afgevoerd. Dan worden de afvalmaterialen in de busjes meegenomen en afgeleverd in de daarvoor bestemde bakken cq container. Electricity-related activities not includes in scope 2 Productie en transport van ingekochte brandstoffen voor de aggregaten om elektriciteit op te wekken. De brandstoffen voor de aggregaten op de bouwplaatsen wordt per as afgeleverd in de externe brandstoftanks op de bouwplaatsen. Het verbruik van de brandstof voor aggregaten is opgenomen in scope 1. Leased assets, franchises and outsourced activities emissions from contractual arrangements Niet van toepassing, er is geen sprake van huur/huurkoop binnen het bedrijf.
3
Use of sold products and services Binnen deze categorie vallen voor Schreuder bijvoorbeeld de verlichting of pompen t.b.v. afvoer van grond- en regenwater die we leveren indien dit ons gevraagd wordt. Waste disposal Bij het uitvoeren van de projecten komt er afval vrij. Vaak is het sloopafval (beton, staal, en overige materialen) en (bekistings)hout. Het afval wordt afgevoerd naar een erkende verwerker, al dan niet via de werkplaats in Amsterdam. Zoals bij de transport-related activities vermeldt, wordt het afval per as afgevoerd. Bekistingshout gaat na gebruik op de projecten retour naar de werkplaats om geschikt te worden gemaakt voor hergebruik,. Dit hergebruik vindt meerdere malen totdat het hout dusdanig klein is gezaagd, dat het voor geen enkele doelstelling meer bruikbaar is. Op dat moment verdwijnt het hout in de daarvoor bestemde bak voor bouw en sloopafval. Significante scope 3 analyses Er is voor het basisjaar 2009 met terugwerkende kracht onderzoek verricht naar de facetten die een onderdeel vormen in scope 3. Schreuder is in november 2010 gestart met de CO2 prestatieladder en is per mei 2011 gestart met de gegevens uit 2010 welk betrekking hebben op scope 3. Er is voor 2010 een onderzoek verricht naar de materialen/producten die invloed hebben op scope 3, er wordt onderzocht in hoeverre Schreuder hier invloed op kan uitoefenen. Dit in het belang van het milieu en onze scope 3. Er is uitgegaan van koop en verwerking in 2010. Afweging van de relevante scope 3 CO2-emissiebronnen De gekozen emissie inventarisatie moet conform het GHG protocol voldoen aan de volgende criteria: • Relevantie; • Mogelijkheid voor kostenbesparing; • Het voorhanden zijn van betrouwbare informatie; • Potentiële reductiebronnen; • Beïnvloedingsmogelijkheden.
1
Materiaal Beton
2 3
Staal Wapening
4
Hout
5
Woon-werkverkeer
werknummer P04, P05, Q10 P05, Q01 P04, P05 P04, P05, Q01, Q04 inzake scope 3
In situ en prefab prefab In situ en prefab In situ en prefab Van en naar het werk
Gelet op de bovenstaande overzichten en verbruik, is beton het meest voor de hand liggende onderdeel om te onderzoeken.
4
Het produceren van cement en dus beton staat bekend als een activiteit met een hoge CO2 uitstoot.
In het ondergelegen figuur is de energie inhoud van gewapend beton uiteen gesplitst. Het geeft een globaal beeld van de onderdelen die gezamenlijk leiden tot de uitstoot van CO2.
In figuur 2 zijn het minimale en het maximale klinkergehalte per cementsoort aangegeven. Hoe minder klinker in cement, hoe minder kalksteen in principe behoeft te worden ontleed, des te minder CO2 in de lucht.
5
Gezien het feit dat het verwerken van beton de kernactiviteit van ons werk is, het een proces is waar wij als bedrijf invloed op kunnen uitoefenen en beton een van de grootste ingekochte goederen is, zijn dit de redenen om hiervan een analyse te maken. Deze analyse valt in de GHG categorie Extraction and production of purchased materials. In het onderzoek naar het verbruik van beton in de werken is gekeken naar zowel prefab en in situ beton. De ervaringen die we opdoen bij het in-situ beton kunnen we gebruiken bij het inkopen van prefab beton. Overige significante ketens bevinden zich met name in transport related activities (bijvoorbeeld het vervoer van brandstoffen voor de aggregaten) of use of sold products and services (bijvoorbeeld de installaties zoals pompen en verlichting die in het werk meegeleverd worden). Schreuder ziet het vergroten van inzicht door het uitvoeren van analyses en het bereiken van reductie binnen scope 3 als een continu proces door de jaren heen waarin bedrijfsoverschrijdend sectoraal denken en het initiëren van innovaties centraal staan. Gelet op de top-5, is het zinvol om de toepassing van stalen stijlen ten behoeve van geluidsschermen te onderzoeken, maar we zijn tot de conclusie gekomen dat het op dit moment niet zinvol wordt geacht voor Schreuder om op basis van de beschikbare data doelstellingen te formuleren voor CO2 reductie. Op dit moment is ervoor gekozen de tweede analyse uit te voeren over het woonwerk verkeer in de categorie Transport related activities. In het scopediagram van ProRail/SKAO is dit tevens een gedefinieerde categorie. Schreuder wil haar inzicht in dit onderdeel verdiepen en samen met medewerkers reductie bewerkstellingen. Daarnaast kan een 6e item, glas, worden geanalyseerd om het inzicht te vergroten en hierin doelstellingen stellen. Ook glas ten behoeve van de realisatie van de geluidsschermen vertegenwoordigt een behoorlijk aandeel van onze inkoop en wordt op de projecten waar geluidsschermen worden gerealiseerd toegepast. -
3 DEEL A BETON 3.1 KETEN EN PARTNER ANALYSE IN SITU BETON Nu beton als een relevantie emissiebron geïdentificeerd is kan de scope 3 emissie hiervan berekend worden. Om deze berekening te kunnen maken is het nodig om de verschillende ketenschakels in kaart te brengen zodat relevante partijen geïdentificeerd kunnen worden. Na deze identificatie kunnen de partners benaderd worden om beschikking te krijgen over betrouwbare informatie en mogelijkheden tot keteninitiatieven te verkennen.
6
Levenscyclus De levenscyclus van beton is als volgt weer te geven: a. b. c. d. e. f.
Winning van de grondstoffen als cement, zand, grind en toeslagmaterialen Fabricage; transport van de grondstoffen en fabricage van beton Verwerking; op locatie Gebruiksfase; onderhoud, herstel Afbraak; in de eindfase en Hergebruik; als grondstof, als menggranulaat, als ballast
7
Grondstoffen Beton is een bouwmateriaal, bestaande uit een samenvoeging van cement en toeslagmaterialen (zoals zand, grind of steenslag) dat de eigenschap heeft om na toevoeging van water te verharden. Cement is een snelhardend bindmiddel. In Nederland zijn de gebruikelijke soorten: portlandcement (CEM I), vliegascement (CEM II) en hoogovencement (CEM III). Daarnaast bevat beton toeslagmateriaal, ongeveer driekwart van het totale volume. De meest voorkomende toeslagmaterialen in Nederland zijn zand, grind en granulaten. Zand en grind zijn vaak afkomstig uit ons eigen land, granulaten is fijngemalen bouw- en sloopafval. Daarnaast worden in beton verschillende hulpstoffen gebruikt om de eigenschappen te verbeteren zoals luchtbelvormers en bindingsvertragers. Schreuder koopt haar beton in bij verschillende betonproducenten. Vaak wordt de keuze onder behoud van prijs en afstand tot het werk bepaald. Het soort beton wordt dan weer bepaald door de ontwerpende partij en/of de opdrachtgever. Het soort beton is in de meeste gevallen dan ook afhankelijk van het project, bestek. Transport De betonproducenten zijn verantwoordelijk voor de aanvoer van de primaire grondstoffen en de afvoer van het restproduct (teveel bestelde of afgekeurde beton) van en naar de betoncentrale. Schreuder heeft invloed op deze afstand door de keus van de centrale. Er is nauwelijks tot geen retour beton, dit is nihil op het totaal. In de meeste gevallen wordt om te veel levering van beton te voorkomen gewerkt met een sluitvracht. Betonverwerking Alle beton komt in mixers kant-en-klaar aan op de bouwplaats. Beton wordt aan de hand van een bekisting of mal, voorzien van wapening, in de gewenste vorm gegoten. CO2 emissies die ontstaan bij de betonverwerking door gebruik materieel en aggregaten zijn al meegenomen in scope 1 en 2 van de footprint van Schreuder. Gebruik In de gebruiksfase wordt verwacht dat het beton zijn werk doet, namelijk de belasting op de constructie dragen. Een voordeel in de gebruiksfase van beton is de opname van CO2. Als het beton eenmaal is uitgehard vindt er carbonatatie plaats. Dit is een chemisch proces waarbij de bij het uitharden ontstane calciumhydroxide met CO2 reageert tot calciumcarbonaat. CO2 wordt dus langzaam opgenomen door beton. Dit proces wordt versneld wanneer het contact met de lucht groter is. Dit is zelfs nog het geval wanneer het beton aan het eind van de gebruiksfase wordt gesloopt en vergruist. 60% tot 80% van de in eerste instantie uitgestoten CO2 wordt dan in een termijn van 20 tot 35 dagen weer opgenomen door het beton. Dit chemische proces is een positief effect van beton. De uitgestoten CO2 tijdens het productieproces kan gedeeltelijk opgenomen worden tijdens de gebruik en sloopfase. Dit proces is niet meegenomen in de berekening omdat de betrouwbaarheid van de cijfers nog erg klein is vanwege de korte duur van onderzoek naar dit proces.
8
Afvalfase Indien beton gesloopt moet worden kan dit worden verwerkt tot puin en zo ontstaat de weer herbruikbare bouwstof granulaat. Dit kan worden gebruikt als funderingsonderlaag bij de aanleg van wegen of als grindvervanger in beton. Indien er in het contract sprake is van het slopen van een bestaande constructie, zal het vrijkomende puin naar een erkende verwerker afgevoerd worden. Deze zal het puin op een verantwoorde manier verwerken zodat het puin weer gebruikt kan worden. De ketenpartners Onderstaande tabel bevat de ketenpartners voor de levenscyclusanalyse van beton voor Schreuder. Grotendeels wordt beton door de producent ter plekke geleverd. In verband met de ISO 9001 is er gekozen voor een beperkt aantal leveranciers waar na inventarisatie is gebleken dat zij een constante kwaliteit leveren en afspraken nakomen. In een enkel geval wordt er gekozen voor een producent/leverancier ter plekke of in de directe nabijheid van een werk.
Opdrachtgevers van werken Leveranciers van beton/producten
Gemeenten, ProRail, particulieren, In situ: Post beton(Harderwijk), Jansen beton(Amsterdam), Mebin(o.a. Amsterdam), Cugla, Prefab: Romein beton(Dodewaart), Betonson(Son),
Koppensnellers cq slopers van beton of bewerkers
T. Bond(Volendam) Blijleven(Wadenoijen) De Jong betonboringen(Wormerveer)
Afsluitend willen we opmerken dat voor de berekening van de CO2 footprint beton is doorgerekend vanaf de grondstofwinning tot en met verwerking op de bouwplaats. Dit omdat Schreuder hier duidelijk invloed heeft en hier haar reductiemogelijkheden in wil onderzoeken. Haar invloed in de gebruiks- en afvalfase is nihil. De analyse heeft als doel om Schreuder inzicht te geven in de milieubelasting van de verschillende ingekochte betonsoorten. Er is gewerkt met een aantal kengetallen, maar de studie is voldoende nauwkeurig om Schreuder inzicht te geven haar CO2 reductiebeleid voor scope 3 verder in te vullen.
9
CO2: van winning tot verbruik
10
3.2 BEREKENING CO2 FOOTPRINT BETON CO2 analyse van gemiddeld beton De CO2 footprint is gebaseerd op een gemiddelde CO2 uitstoot per m3 ingekocht beton, waarbij onderscheid is gemaakt tussen verschillende cementtypen. Door de gemiddelden van iedere stap in de levenscyclus bij elkaar op te tellen en te vermenigvuldigen met het aantal m 3 ingekocht beton is de ketenemissie berekend. Allereerst is een voorbeeld CO2 analyse gemaakt van een (gemiddeld) betonblok van grondstofwinning tot en met de productie. Voor de berekening is uitgegaan van de gegevens afkomstig van Cement-en-Beton: 750 kg CO2 per ton cement. Figuur 1 een footprint van “gemiddeld beton“ Uit de analyse blijkt dat de bijdrage van cement het grootst is, maar ook transport van zand, grind en cement heeft een relatief grote bijdrage. De gegevens zijn doorgerekend met CEM III (hoogovencement), het cementtype met de laagste CO2 impact. Voor de samenstelling van beton (verhouding zand, grind, cement) is uitgegaan van een standaard samenstelling. Voor Schreuder Beheer wordt de belangrijkste bijdrage gerealiseerd door inkoop van beton op basis van CEM III. Deze heeft in verhouding een relatief lage impact, maar omdat het grootste deel van de inkoop bestaat uit dit type is de bijdrage toch relatief hoog. Uit de bronnen van de directe leveranciers, werkmappen en/of aan de hand van het stortprogramma van beton/-producten in 2009 komen de volgende cijfers naar voren: 2009
Type
Romein Romein Post beton Post beton Post beton
CEM III CEM III CEM III CEM III CEM III
Totaal
Hoeveelheid/ Ton Locatie m3 7,2 17,3 P10 628,0 1570,2 P06 36,0 86,4 P06 304,5 730,1 P04 27,5 66 P07
1003,2
In situ/ prefab prefab prefab In situ In situ In situ
2407,6
Voor de berekening van het gewicht van beton is 2400kg per m3 aangehouden. Dit is een algemene richtlijn zoals die onder andere in diverse bronnen op internet wordt gemeld. Voor de totale inkoop van 1003,2 m3 beton in 2009 betekent dit een CO2 footprint van 2407,6 x 750 = 1805,8 ton CO2. Deze hoeveelheid CO2 eigent Schreuder zich toe binnen scope 3 met betrekking tot het verwerkte beton.
11
Uit de bronnen van de directe leveranciers, werkmappen en/of aan de hand van het stortprogramma van beton/-producten in 2010 komen de volgende cijfers naar voren: 2010 Type Hoeveelheid/ Ton Locatie In situ/ prefab m3 Post beton CEM III 87,75 210,6 P04 In situ Jansen beton CEM III 444,5 1066,8 P05 In situ Romein beton CEM III 68,0 170,0 P05 prefab Jansen/Korrelbeton CEM III 623,0 1495,2 P12 In situ Jansen CEM III 170,0 408,0 Q10 In situ
Totaal
1393,25
3343,8
In de sheets is geen rekening gehouden met beton wat droog, in zakken, geleverd wordt. Dit zijn geen aanzienlijke hoeveelheden. Voor de totale inkoop van 1393,25 m3 beton in 2010 betekent dit een CO2 footprint van 3343,8 x 750 = 2.513 ton CO2. Werknummer P04 P05 P06 P10 P12 Q10
Betreft werklocatie Aanleg 3 kunstwerken Almere Poort Scherm A10 Zeeburgereiland GS Velden DEF Vathorst Stad van de Zon Heerhugowaard De Buiging Zaandam Brug Frankfurthersingel nieuw-west
Conclusie CO2 analyse beton Schreuder. Uit de analyse blijkt dat er door Schreuder al in een vroeg stadium rekening werd gehouden met de CO2 emissie veroorzaakt door het gebruik van beton. Er worden nagenoeg geen andere type dan de CEM III gehanteerd voor de realisatie van voornamelijk bruggen of zoals in betonliggers in het werk P05, werkzaamheden langs de A10 boven de IJburglaan. 95% van de CO2 bijdrage werd veroorzaakt door CEM III in situ en 5% door de inkoop van prefab beton. Ter referentie, de directe uitstoot (scope 1 en 2) van heel Schreuder over 2010 bedroeg 383,2 ton CO2. Het is voor Schreuder voor de hand liggend te zoeken naar reductiemaatregelen binnen scope 3 die zich richten op het verminderen van CO2. De gedachte gaat dan ook voornamelijk uit naar brandstofbesparende, emissie reducerende maatregelen en door een nog strakkere planning van de leveranciers.
12
3.3 REDUCTIE Schreuder streeft er naar om in 2015 2% minder CO2 uitstoot per ingekochte m3 beton te realiseren. Hiertoe wil Schreuder Beheer de volgende reductiemaatregelen doorvoeren: Reductiemaatregel: keteninitiatief Actie: een project in samenwerking met diverse partners in de keten (opdrachtgever, betonproducent, cementleverancier) om onderzoek te doen naar CO2-reductie in de in situ beton. Als basis wordt het bestek genomen, waarmee wordt onderzocht welke optimalisaties er in de toepassing van het in situ beton nog te vinden zijn. Hiertoe is contact gelegd met de heer T. van den Nieuwenhuijzen Van Nieuwpoort Groep. Door: Schreuder Gereed: halverwege 2012 Reductiemaatregel: -Efficiëntere levering door bestelling op maat -Strakkere planning zodat wachten en stationair draaien van de vrachtwagen tot een minimum wordt beperkt Na de geleerde lessen in de diverse projecten in uitvoering -Actie: in samenwerking met de betreffende opdrachtgevers en toeleverende partijen de CO2 uitstoot blijven minimaliseren. Door: Schreuder Gereed: doorlopend, na de geleerde lessen in de diverse projecten. De reductie in 2015 van 2 % t.o.v. 2010 wil Schreuder realiseren door de volgende stappen te maken: Over 2011-2013: 1 % minder CO2 uitstoot per ingekochte m3 beton te realiseren 2014 – 2015: 0,5 % per jaar. Deze fluctuerende opbouw is gekozen, i.v.m. de opstart van de diverse projecten en het benodigde overleg om wijzigingen door te kunnen voeren t.o.v. de bestekken. Daarnaast zal het keteninitiatief in uitvoering zijn in het eerste helft van 2012. Wij gaan er van uit dat met het CO2 bewuste referentieproject ‘in de hand’ andere opdrachtgevers sneller zullen volgen, waardoor de grootste slag in reductie van de CO2 uitstoot per ingekochte m3 beton in 2012 te behalen zal zijn. Periode 2010 20112013 2014 2015
Reductiedoel in % tov 2010 2%
ton CO2
Omzet
2.515
6,8 miljoen
Behaald
0,5 0,5
13
4. DEEL B KETEN 2 Woon werk verkeer met privé auto’s is een tweede keten die geanalyseerd is volgens het Green House Gas Protocol. Dit deel van de rapportage zullen de partners in de keten geïdentificeerd worden en de emissies gekwalificeerd (stap 3 en 4 uit het GHG). Tevens worden reductiedoelstellingen vastgesteld en hier acties aan gekoppeld. 4.1 KETEN EN PARTNER ANALYSE WOON WERK VERKEER Stap 3 betreft het identificeren van partners in de waardeketen. Voor woonwerkverkeer is dit de medewerker die met privé auto van huis naar locatie reist de belangrijkste partner in deze keten. In 2009 reden er 9 medewerkers met privé auto naar locaties, en in 2010 eveneens 9 vaste medewerkers. Er zijn een aantal factoren van belang voor het brandstofverbruik per gereden kilometer: 1. Autotype. Het type voertuig bepaalt de emissie in sterke mate. Daarbij zijn brandstoftype en motorinhoud van belang. De uitstoot per brandstoftype is verschillend per voertuigkilometer en ook de verschillen in motorinhoud zorgen bij dieselvoertuigen voor variatie in de emissie (certificeringdocument Prorail). 2. Type weg. Het type weg bepaalt in sterke mate de efficiëntie waarmee een voertuig rijdt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijke wegen, provinciale of buitenwegen en snelwegen. Het grootste verschil zit tussen de stadswegen en de buitenwegen. Bijvoorbeeld voor benzine varieert de uitstoot van 259 g/km tot 162 g/km (STREAM document CE Delft). De invloed van deze factor is meegenomen in de gemiddelde emissiefactor en nader specificeren van deze factor is niet mogelijk. 3. Vertraging. Het rijden in een file zorgt voor een hogere emissie. Stop and go verkeer geeft een CO2 emissie die tot een factor 2,5 hoger zijn dan bij normale doorstroming (CE Delft, 2006). De mate van congestie zal ook afhankelijk zijn van de route en het tijdstip (voor woon werkverkeer vaak in de spits). 4. Rijgedrag. Onder rijgedrag valt het gedrag van de bestuurder (doorschakelen, anticiperen enz), of de bandenspanning hoog genoeg is en welk bandentype gebruikt wordt. Het rijgedrag kan gemiddeld 3% besparing opleveren, de bandenspanning op peil houden levert 2-3 % besparing op. Het exacte rijgedrag van de medewerkers wordt tussentijds aan de hand van de kilometerstanden en tanken geïnventariseerd. 5. Weer. De temperatuur bepaalt voor een deel hoe efficiënt de motor de brandstof benut. In de winter duurt het langer voordat de motor warm is en leveren de eerste kilometers dus een hogere emissie. In de winter en in de regen zullen ook meer mensen de auto nemen in plaats van een alternatief. De weersomstandigheden zijn echter niet te beïnvloeden en worden ook niet verder meegenomen. 6. Onderhoud. De onderhoudsstaat van een voertuig zorgt voor een hogere of lagere emissie. De APK keuring zorgt dat voertuigen aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Aangezien dit geregeld is en de verdere onderhoudsstaat van voertuigen niet makkelijk is te achterhalen wordt hier verder niet op ingegaan.
14
Bovenstaande factoren overleggen met de partners (de medewerkers) biedt Schreuder kansen voor reductie. 4.2 BEREKENING CO2 FOOTPRINT WOON WERK VERKEER Schreuder beschikt over een overzicht van gereden kilometers woon werkverkeer per medewerker, afgeleid uit de gegevens van het personeelsbestand. Als definitie van woon-werkverkeer hanteren we de definitie van de belastingdienst: woon-werkverkeer: De reizen die een werknemer maakt tussen zijn huis en een vaste werkplek. Met de vaste werkplek wordt hier(Schreuder Beheer B.V.) bedoeld de plek van waar uit het personeelslid meerijdt met een collega(carpoolt) of de werkplek het bedrijf Schreuder aan de tt Vasumweg te Amsterdam. Voor de vestiging Special Trees te Someren zijn drie medewerkers in dienst. Zij maken gebruik van de voertuigen van het bedrijf Special Trees om te komen en te gaan naar de werkplek aan de Ploegstraat te Someren, het leveren van (sub)tropische planten aan klanten en rijden met deze transportmiddelen naar huis. Hierdoor valt de CO2 emissie die in dit bedrijf wordt uitgestoten toe aan scope 1 / 2. Schreuder heeft één personenauto die gebruikt wordt voor woon-werkverkeer. Deze is zichtbaar in de onderstaande sheet.
15
SCOPE 3
Woonwerkverkeer / 1033SG Betreft: vaste medewerkers
250 werkdagen per jaar
type
km
auto auto auto auto auto auto auto brommer (Lease)auto
19,9 11 18,5 33,8 6,9 10,7 21,4 4,8
Totaal verreden km
Opm.
2009 Woonachtig in postcode 1102 ZJ 1056 RP 1531 BG 1715 EG 1443 DC 1506 VW 1445 NE 1102 ZJ 1082 HC
Totaalverbruik in scope 3 vervoer
1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009 1/1/2009-31/12/2009
8756 5500 9250 16900 3394,8 5350 10700 2342,4 9250 71443,2 X 210 15ton/CO2
De berekening is als volgt: aantal km van woning naar locatie x 2, x aantal werkdagen = totaal verreden km
16
SCOPE 3
Woonwerkverkeer / 1033SG Betreft: vaste medewerkers
250 werkdagen per jaar
type
km
auto auto auto auto auto auto auto bromfiets (Lease)auto
19,9 11 18,5 33,8 6,9 10,7 21,4 4,8 18,5
Totaal verreden km
Opm.
2010 Woonachtig in postcode 1102 ZJ 1056 RP 1531 BG 1715 EG 1443 DC 1506 VW 1445 NE 1021 NE 1082 HC
Totaalverbruik in scope 3 vervoer
4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010 4-1-2010 t/m 17-12-2010
1353,2 4840,0 9250,0 16900,0 3395 5350 10700 451,2 9250 61489,4 X 210 12,9ton/CO2
210 G / voertuigkilometer is de conversiefactor zoals die door de CO2 prestatieladder wordt gehanteerd Conclusie CO2 analyse woon werk verkeer Schreuder Beheer BV Uit de analyse blijkt dat het woonwerk verkeer slechts een kleine bijdrage levert in vergelijk met scope 1 en 2. Ondanks dat wordt er getracht het inzicht te verbeteren en reductie te bewerkstelligen.
17
4.4 REDUCTIE Schreuder streeft ernaar om in 2015 een 2% lagere CO2 uitstoot in het woonwerkverkeer te realiseren t.o.v. 2010. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat veel afhankelijk is van de locatie van de werken. Hier is niet veel invloed op uit te oefenen. De volgende reductiemaatregelen doorvoeren: Reductiemaatregel: Het nieuwe rijden Actie: Iedereen op de hoogte brengen van Het Nieuwe Rijden. Deze actie is in 2010 behandeld en zal in 2011 worden herhaald. De handleiding is als toolbox onder het personeel verspreid. Reductiemaatregel: Carpoolen Actie: Daar waar mogelijk carpoolen, bij elkaar in de bus/auto op weg naar het werk. Door: alle medewerkers Gereed: Wordt al gedaan, doorlopende actie Reductiemaatregel: File vermijden Actie: Het vermijden van files, door vroeg te beginnen. Door: alle medewerkers. Gereed: Door de medewerkers uit Vriezenveen wordt dit al gedaan in verband met de filevorming op de A1. Zij starten om 6.00 uur. Kantoorpersoneel van ver, Hoofddorp en Hoorn, ontwijkt de spits door na 9.00 uur te beginnen resp. voor 7.00 uur. Reductiemaatregel: Fietsgebruik Actie: het motiveren van het gebruik maken van de fiets Door: voor de medewerkers binnen een straal van 7km, (afhankelijk van de werklocatie) Gereed: Uitvoering en lopende aktie Reductiemaatregel: Inzicht verkrijgen Actie: Het verkrijgen van inzicht in de CO2 productie van de privé-voertuigen die gebruikt worden voor het woonwerk verkeer, zodat de CO2-productie beter in kaart wordt gebracht. Door: Erik Luiken Gereed: de CO2 emissie voor de scope 1 en 2 zijn in november 2010 in kaart gebracht. Scope 3: De CO2 emissie met betrekking tot het woonwerk verkeer is voor 2009 en voor 2010 geanalyseerd. Omzet Doel Periode Reductiedoel CO2 in % tov behaald 2009 2009 15,0 ton € 5,8 miljoen Ja/nee 2010 Niet gesteld 12,9 ton € 6,8 miljoen Ja/nee 20112% Ja/nee 2015
18
Bijlagen: Bronvermelding: Cement, beton en CO2: feiten en trends CO2 reductie in /met beton
19
Met dank aan: -ing P. Bleijenberg voor zijn steun en aanleveren van documentatie -de heer M. Kuijs van Interskill in verband met het ziekteverzuim -de heer S. van den Berg van Romein voor de prefab beton details -Jansen beton voor telefonische informatie en verstrekken van leveringen -gietbouwnieuws 4/2009 mbt CO2 opslag -Cement-en-Beton -informatieblad duurzaamheidverklaring VOBN
20