Amsterdam-Zuid,
luchtfoto
1940
I
Henk Engel en Endry van Velzen
De vorm van de stad, Nederland na 1945 De grondeenheid van de stedebouw is de bouwplaats van het enkele huis. Uit de vereniging van bouwplaatsen ontstaat het blok, uit de samenstelling en groepering van bebouwde blokken door middel van een verkeerstechnisch en kunstzinnig weldoordacht stratennet en de nodige groenvoorzieningen ontstaat de stad. En toch moet de stedebouw in omgekeerde volgorde te werk gaan. Eerst de tracés van de hoofdstraten en de grotere groenvoorzieningen, dan de blokverdeling en de kleinere groenvoorzieningen, tenslotte de parcellering in bouwplaatsen,1 Planning Het j u r i d i s c h i n s t r u m e n t a r i u m voor de beheersing van de f y s i e k e ontwikkeling van de stad zijn het b e b o u w i n g s p l a n en de bouwverorde ning. De eerste opgave waar de klassieke burgerlijke s t e d e b o u w zich voor gesteld ziet is het mogelijk maken van de private toeëigening c.q. exploitatie van de grond. De parcellering van het s t a d s g e b i ed vormt de basis van al het s t e d e b o u w k u n d i g e handelen en de g r o n d s l a g van de privatisering van de stad. Het o n d e r s c h e i d t u s s e n het private en openbare domein is f u n d a m e n t e e l . Dit is op allerlei niveaus van belang: openbaar zijn de straten en privé is de b e b o u w i n g ; openbaar zijn de publieke g e b o u w e n en privé is het w o o n g e b o u w ; openbaar zijn de parken en groenvoorzieningen, privé zijn de tuinen; openbaar zijn de pleinen en privé zijn de (binnen)hoven. Deze o n d e r s c h e i d i n g is in het kader van de stedelijke groei van veel groter belang dan bijvoorbeeld de o n d e r s c h e i d i n g naar het gebruik van een g e b o u w . De openbare interventies van de s t e d e b o u w s t o p p e n op de grenzen van de percelen. Vervolgens wordt de bouwvrijheid, een van de g r o n d r e c h t e n van de burger, alleen ingeperkt door de bouwverordening . De bepalingen met betrekking tot de brandveiligheid, de veiligheid van de cons t r u c t i e s en de hygiëne zijn w e l i s w a a r een ingreep in de individuele vrijheid, maar in f e i t e is de b o u w v e r o r d e n i n g een g a r a n t i e voor correcte marktvoorwaarden in een s i t u a t i e waarin producent en consument niet meer samenvallen. Daarnaast is het hoofddoel van het b e b o u w i n g s p l a n de maximalisering en de gelijkmatige verdeling van de waardevermeerderin g als gevolg van de o m z e t t i n g van a g r a r i s c h e grond in stedelijke b o u w p l a a t s e n . Het is m i s s c h i e n vreemd een verhandeling over s t e d e b o u w en a r c h i t e c t u u r na de Tweede Wereldoorlo g te beginnen met een samenvatting van enkele g r o n d b e g i n s e l e n van de klassieke burgerlijke s t e d e b o u w van het eind van de negentiende eeuw. De g e s c h i e d schrijving b e s c h o u w t de s t e d e b o u w k u n d i g e praktijk van na de Tweede Wereldoorlog als de voltooiin g van de breuk met die van de negentiende-eeuwse s t a d s u i t b r e i d i n g e n . J u i s t daarom kan deze samenvatting verhelderend zijn. Het kan duidelijk maken w a t de breuk met de negentiende-eeuwse praktijk betekent, niet alleen voor de
1 J. S t ü b b e n , ' U b e r den Zusammenhang zwischen B e b a u u n g s p l a n und B a u o r d nung', Stadtebauliche V o r t r a g e , 1909; g e c i t e e r d in G i o r g i o P i c c i n a t o , Stadtebau in Deutschland 1871-1914: Genese einer wissenschaftlichen Disziplin, Braunzweig/ W i e s b a d e n , 1983, p. 92.
Amsterdam-Slotermeer,
luchtfoto
1965
stedebouw en de a r c h i t e c t u u r , maar ook voor het f u n c t i o n e r e n van het stedelijk gebied. Volgens de gangbare o p v a t t i n g heeft de breuk met de negentiende-eeuwse praktijk zich in Nederland in t w e e stappen voltrokken. Eerst werd met de a r c h i t e c t o n i s c h e , monumentale s t e d e b o u w van Berlage de controle van de s t e d e b o u w k u n d i g e p l a n v o r m i n g uitgebreid tot die van de e s t h e t i s c h e v e r s c h i j n i n g van de stedelijke ruimte, het stadsbeeld. Dit was een zeer ingrijpende stap, maar afgezien van de s t a d s e s t h e t i s c h e dimensie is de B e r l a g i a a n s e s t e d e b o u w in alle opzichten nog verwant aan die van de negentiende eeuw. Dat geldt ook voor het t o e p a s s i n g s g e b i e d van de s t e d e b o u w , dat beperkt bleef tot de stad. De t e r r i t o r i a l e oorzaken van de verstedelijking bleven buiten b e s c h o u w i n g . De stad was vanzelfsprekend m o n o c e n t r i s c h ; haar groei in principe o n g e l i m i t e e r d . U i t b r e i d i n g in alle r i c h t i n g en werd als evenwichti g aangemerkt; de vraag naar de begrenzing van de groei werd niet gesteld. Van meer f u n d a m e n t e e l belang voor de o n t w i k k e l i n g van de moderne s t e d e b o u w was de tweede stap, de i n t r o d u c t i e van het wetenschappelijk s t e d e b o u w k u n d i g onderzoek. Dit s t e d e b o u w k u n d i g onderzoek analyseerde de stedelijke groei in het kader van haar regionale o n t w i k k e l i n g . Dat gebeurde voor het eerst bij het opstellen van het A l g e m e e n U i t b r e i d i n g s p l a n voor A m s t e r d a m van 1935 (AUP). Van Lohuizen en Van Eesteren introduceerden een vergaande p r o g r a m m a t i s c h e controle op de stedelijke u i t b r e i d i n g . In de Berlagiaanse s t e d e b o u w werd de stad gezien als een p l a s t i s c h / r u i m t e l i j k e c o m p o s i t i e en moest het s t e d e b o u w k u n d i g plan een h a r m o n i s c h stadsbeeld tot stand brengen, bestaande uit een r i t m i s c h e opeenvolging van straat- en pleinruimtes. Voor het A U P was de stad allereerst een s a m e n s t el van gebruikselementen die in een f u n c t i o n e l e relatie met elkaar een produktief geheel moesten vormen. Het stedebouwkundig plan m o e s t een evenwicht tot stand brengen in de dynam i s c h e o n t w i k k e l i ng van de verschillende stedelijke elementen. De vorm was r e s u l t a n t e van uit het s t e d e b o u w k u n d i g onderzoek gebleken eisen: survey before plan. Wagenaar wijst in zijn s t u d i e van de plannen voor de wederopbouw van R o t t e r d a m op een derde stap in de o n t w i k k e l i n g van de hedendaagse stedebouw. 2 Het B a s i s p l a n voor de w e d e r o p b o u w van R o t t e r d a m van 1946 introduceerde een nieuwe relatie t u s s e n het vooronderzoek en de bestaande stad en, als gevolg daarvan, t u s s e n onderzoek en ontwerp. Het A m s t e r d a m s e A U P volgde een observerende benadering waarbij de d e m o g r a f i s c he en s o c i a a l - e c o n o m i s c h e ontwikkelingen als natuurlijke tendensen werden b e s c h o u w d . De belangrijkste conclusie van het survey van A m s t e r d a m was, dat er een eind aan de groei van de bevolking werd voorzien rond het jaar 2000. Het a n g s t b e e l d van de ongebreidelde expansie van de grote stad, door Berlage gepareerd met een v e r s t e r k i ng van de interne a r c h i t e c t o n i s c h e a r t i c u l a t i e van het stadslichaam , was daarmee met een rekensom de wereld uit geholpen. Het A U P kon o n t w o r p e n worden als het eindplan voor een afgeronde stad. Het legde de omvang en hoofdvorm van de stad vast, de omvang en plaats van de te bebouwen gebieden voor wonen en werken, en de s t r u c t u u r b e p a lende elementen. T ot deze laatste behoort allereerst het hoofdwegenstelsel, dat in de vorm van parkways de nieuwe u i t b r e i d i n g en met de
2 Cor W a g e n a a r , Welvaartsstad in wording: de wederopbouw van Rotterdam 1940-1952, R o t t e r d a m , 1992.
Rotterdam-Pendrecht
en Zuidwijk,
luchtfoto
1965
bestaande stad tot een geheel verbindt. M i n s t e n s zo belangrijk is echter een aantal grote open ruimten die de u i t b r e i d i n g e n van een eigen ruimtelijk centrum voorzagen: het parkgebied rond de Sloterplas in de westelijke u i t b r e i d i n g (gerealiseerd in de jaren vijftig) en het Gijsbrecht van A e m s t e l Park in de zuidelijke u i t b r e i d i n g, Buitenveldert (gerealiseerd in de jaren vijftig) . Evenals in het u i t b r e i d i n g s plan voor Frankfurt am Main (1927) geven deze recreatieve stadsparken aan de perifere woongebieden een eigen g e s t a l t e ten o p z i c h te van het bestuurlijke en zakelijke centrum, dat de h i s t o r i s c h e kern in bezit neemt. Bij de voorbereiding van de w e d e r o p b o u w p l a n n en voor R o t t e r d a m kwam men tot de conclusie dat de beoogde evenwichtig e u i t k o m s t van het A U P niet het resultaat zou kunnen zijn van een natuurlijke ontwikkeling, maar alleen tot stand gebracht kon worden met behulp van sociale, e c o n o m i s c h e en t e r r i t o r i a l e planning. Evenwicht werd daarbij ook niet gezien als een s i t u a t i e die in een afgerond eindstadium bereikt moest worden, maar als een d o e l s t e l l i n g die in alle fasen van de stedelijke o n t w i k k e l i n g moest worden nagestreefd. Een afgerond eindbeeld had men in R o t t e r d a m niet. De i n t r o d u c t i e van de wijkgedachte was in di t verband van eminent belang. Het maakte een dynamische en additieve planning mogelijk. De w i j k g e d a c h t e is de projectie van een ideaal model voor de omvang en p r o g r a m m a t i s c h e samenstelling van een woongebied. Het regelt de gelijkmatige spreiding van voorzieningen en een sociale menging van verschillende bewonerscategorieën. De w i j k g e d a c h t e breekt het onbegrensde lichaam van de grote stad in overzichtelijke, beheersbare delen. Het probleem van de vorm van de onbegrensde moderne metropool wordt zo in één klap opgelost door de aaneenrijging van eenheden, ieder niet groter dan een kleine stad of een groot dorp, met een eigen voorzieningencentrum en een duidelijke begrenzing door middel van groenstroken. Zo vormt het Zuiderpark in R o t t e r d a m niet het ruimtelijk centrum van de zuidelijke u i t b r e i d i n g , maar een groene buffer tussen de nieuwe woonwijken en de bestaande stad. Wagenaar b e s c h o u w t deze s t e d e b o u w k u n d i g e werkwijze, die in Rotterdam voor de w e d e r o p b o u w o n t w i k k e l d werd, als het prototype van de s t e d e b o u w in de w e l v a a r t s s t a a t zoals die later in de jaren zestig, met de W e t op de Ruimtelijke Ordening, in de vlekkenplannen tot algemene praktijk werd verheven. T o c h was voor de d i s c u s s i e over a r c h i t e c t u u r en s t e d e b o u w in de periode na de Tweede W e r e l d o o r l og echter de uitvoering van het A U P m i n s t e n s zo belangrijk als de wederopbouw van R o t t e r d a m . En de erfenis van de B e r l a g i a a n se stedebouw was evenmin uit de d i s c u s s i e weg te denken. Deze stadsesthetische benadering behield aanvankelijk met haar meer dorpse en kleinstedelijke karakter de overhand in de vele s t e d e b o u w k u n d i g e plannen van de D e l f t s e School, maar ook, a a n s l u i t e n d bij de grootstedelijke benadering van Berlage, in de plannen van Dudok voor de wederopbouw van Den Haag en in de kritieken van J.J.P. Oud op het A U P en het R o t t e r d a m s e B a s i s p l a n . Berlage won vervolgens in de jaren zeventig o p n i e u w aan a c t u a l i t e i t toen het model van de 'welvaartsstad' in een crisis raakte, de aandacht verschoof van s t a d s u i t breidingen naar stedelijke v e r n i e u w i n g en de vormgeving van de openbare ruimte weer als nummer één op de agenda verscheen. Nu er bovendien in de jaren negentig alom sprake is van privatisering,
Rotterdam-Ommoord,
luchtfoto
1973
de overheid haar investeringen uit de b o u w t e r u g t r e k t en zij de financiering niet alleen voor de bouw van w o n i n g e n maar zelfs van overheidsgebouwen steeds meer naar de private sector v e r s c h u i f t , lijkt de geschiedenis van de t w i n t i g s t e eeuw zich als een cirkel te sluiten. De in deze situati e door de overheid geïnitieerde d i s c u s s i e over a r c h i t e c t o n i s c h e k w a l i t e i t toont dilemma's die ook inherent waren aan de burgerlijke s t e d e b o u w van een eeuw geleden. Met de introductie van ' b e e l d k w a l i t e i t s p l a n n e n ' word t de a r c h i t e c t u u r o p n i e u w geconfronteerd met de bij u i t s t e k i d e o l o g i s c he problematiek van bemiddeling t u s s e n privaat en openbaar domein. Architectuur De klassieke s t e d e b o u w k u n d i g e eenheid voor het reguleren van de stedelijke groei is het door straten omlijnde bouwblok. Het bouwblok vormt de basis voor de begrenzing van de openbare stedelijke ruimte van straten en pleinen ten opzicht e van de private terreinen. Voor zover het particuliere bouw betreft, is de a r c h i t e c t o n i s c h e eenheid het perceel, het huis. De a r c h i t e c t u u r p r e s e n t e e r t zich in de openbare ruimte als een aaneenschakeling van particulier e gevels. Met de economische rationalisatie van de huurwoninge n enerzijds en de vest i g i n g van het vrijstaande w o o n h u i s als het d o m i n a n t e type voor de particuliere w o n i n g anderzijds, wordt de t r a d i t i o n e l e typologie van het individuele s t a d s h u i s (het herenhuis), zoals we die bijvoorbeeld in de A m s t e r d a m s e g r a c h t e n g o r d e l nog aantreffen, vernietigd. Berlage accepteerde deze o n t w i k k e l i n g als een gegeven en trok daaruit in zekere zin een radicale consequentie. In navolging van de Duitse t h e o r e t i c i A.E. Brinckmann en W.C. B e h r e n d t g i n g Berlage bij de m a s s a w o n i n g b o u w uit van een bloksgewijze b e b o u w i n g . Hij beschouwde het gehele bouwblok als een a r c h i t e c t o n i s c h e eenheid. A l s voorbeeld wees hij daarbij naar de antipode van de burgerlijke stedebouw, de barok. Das einheitliche Blockfront werd aldus het beeldbepalende element van de stedelijke ruimte. Het kunstzinnige karakter van de a r c h i t e c t u u r lag voor Berlage besloten in haar vermogen tot representatie. Met dien verstande dat in de vorm van de gevel nu niet langer de grondeenheid van de burgerlijke stad, namelijk het enkelvoudige s t a d s h u i s werd gesymboliseerd, maar de idee van de stad zelf, de stad als 'huis' van de gemeenschap. Deze manifesteerde zich in het beeld van de stedelijke ruimte, de straat, het plein. Terwij l op het niveau van de w o n i n g het proces van metropolit i s c h e o n t h e c h t i n g werd geaccepteerd, werd dit op het niveau van de stad bestreden door een intensivering van de a r c h i t e c t o n i s c h e bepaling van de stedelijke ruimte. Deze werd het voorwerp van 'stadsbouwkunst', die Berlage b e s c h o u w d e als bij uitstek een kunst van de overheid. In de door Berlage beoogde s t a d s b o u w k u n s t werd het onderscheid t u s s e n a r c h i t e c t u u r en s t e d e b o u w opgeheven. De bemiddeling tussen a r c h i t e c t u u r en s t e d e b o u w verliep niet meer alleen via een b e b o u w i n g s t y p o l o g i e die als a b s t r a c t e v e r w i j z i n g s g r o n d voor het b e b o u w i n g s p l a n en de b o u w v o o r s c h r i f t e n diende. A r c h i t e c t u u r en stedebouw werden aaneengesmeed door een gemeenschappelijke uitdrukkingsvorm, een a r c h i t e c t o n i s c h e stijl. A l s medium van stadsbouwkunst moest deze nieuwe s t i j l zakelijk zijn. Zij werd niet gekenmerkt door de creatie van nieuwe vormen van ornamentiek en versie-
Amsterdam-Bijlmermeer,
luchtfoto
1975
ring, maar richtte zich primair op de r i t m i s c h e geleding van de b o u w massa met het oog op haar belangrijkste taak, het 'verzinnebeelden' van ' r u i m t e - o m s l u i t i n g ' . 3 Bij de overheid, als bundelin g van maatschappelijke macht, lag volgens Berlage de a r t i s t i e k e v e r p l i c h t i n g het ontstaan van een dergelijke s t i j l te bevorderen, van s t e d e b o u w kunst te maken, s t a d s b o u w k u n s t , 'overheidskunst'. Van Eesteren, een van de o p s t e l l e rs van het A U P , karakteriseerde het Plan-Zuid van Berlage als een Kulissenstadtebau, een leerschool der leugen,4 Hij a c h t t e het principieel onjuist dat m o n u m e n t a l e stedebouwers zoals Berlage de w o n i n g en haar programma o n d e r g e s c h i k t maakten aan een e s t h e t i s c h e theorie over de rol van straat- en pleingevels in het stadsbeeld. Van Eesteren verwierp elke vorm van representatie. In het A U P is elke rest van Gesamtkunstwerk, van s t i j l als middel om eenheid te scheppen, uitgebannen. Het s t a d s p l an bracht de elementen van de stad (de woningen, de fabrieken, de pakhuizen, de wegen, de parken, enzovoort) samen in een c o m p o s i t i e die ervoor zorgde dat de elementen zelf naar hun eigen aard o n t w i k k e ld konden worden. Er was geen totaliserende idee die in hun vorm ingreep. De b e b o u w i n g s v o r m van het A U P is open gedacht, zonder enige prefiguratie. Het belangrijkst e probleem waarvoor Van Eesteren zich vervolgens bij de uitwerking van het A U P gesteld zag, was het vinden van een alternatief voor de verkaveling in gesloten bouwblokken. A a n v a n kelijk werd geëxperimenteerd met verschillende vormen van strokenverkaveling. In de b e b o u w i n g s p l a n n en die na de oorlog zijn uitgevoerd, is uiteindelijk veelvuldig gebruik gemaakt van een hakenhovenverkaveling, die voor het eerst in Frankendael ( A m s t e r d a m Oost, 1951) werd gerealiseerd. De primaire taak van de verkavelingen was niet langer de begrenzing en afbakening van het private en het openbare domein. De nieuwe b e b o u w i n g s v o r m e n r i c h t t en zich puur en alleen naar de eisen van het wonen. Het w o n i n g m a t e r i a a l , dat bij Berlage in c o n t i n u e s t r a a t w a n d e n was ondergebracht, werd opgedeeld in verschillende w o n i n g s o o r t e n . Deze kregen in de open verkavelingen telkens, als los blok of rij, een zelfstandige a r c h i t e c t o n i s c h e bepaling: eengezinsrijenwoningen in t w e e lagen, etagewoningen in drie of vier lagen en op enkele s t r a t e g i s c h e plaatsen hoge woongebouwen van tien tot t w a a l f lagen. In een advies uit 1943 van Van Eesteren en de a r c h i t e c t Merkelbach werd gesteld: Men eische geen duidelijker karakterverschil tusschen de verschillende zijden, dan bij verwerken (...) van de wooneischen ontstaat.5 De openbare ruimte als zinnebeeldige figuur die in de a r c h i t e c t u u r g e s t a l t e moest krijgen, was als obstakel voor de o n t p l o o i i n g van het bevrijde wonen terzijde geschoven. De a r c h i t e c t u u r van de stad werd in het kader van het A U P t e r u g g e b r a c h t tot een a r c h i t e c t u u r van w o n i n g en w o o n o m g e v i n g . De R o t t e r d a m s e experimenten in het kader van de w i j k g e d a c h t e gingen daarin nog een stap verder. In R o t t e r d a m werd de differentiatie van het w o n i n g a a n b o d als u i t g a n g s p u n t genomen voor een s t r u c turele geleding van het stadslichaam. Het b e l a n g r i j k s te verschil met A m s t e r d a m is de s t r i n g e n t e verbinding van de b e b o u w i n g s v o r m e n met een s o c i o l o g i s c h g e d e t e r m i n e e r d e laag van betekenissen. Er werd bewust gekozen voor een gemengde b e b o u w i n g , dat wil zeggen voor een gelijkmatige spreiding en een v e r m e n g i n g van verschillende bewonerscategorieën. In een t o e l i c h t i n g van L. S t a m - B e e s e bij de
3 V i n c e n t van R o s s e m , 'Berlage: b e s c h o u w i n g en over s t e d e b o u w 1892-1914', p. 59, en J a n de H e e r , ' S t i j l en w o n i n g t y p e : B e r l a g e s w o n i n g b o u w ' , p. 70; beide b i j d r a g e n o p g e n o m e n in S e r g i o P o l a n o , Hendrik Petrus Berlage, het complete werk, A l p h e n aan den Rijn, 1988. 4 V i n c e n t van R o s s e m , Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam. Geschiedenis en ontwerp, Den Haag, 1993.
5 Rapport richtlijnen voor woning-woningarchitectuur, Studiegroep Woningarchit e c t u u r , 1943. G e c i t e e r d in Roy B i j h o u w e r e.a., ' D e v o r m van de h e r h a l i n g , A m s t e r d a m , R o t t e r d a m , 1930-1960, de w o n i n g en haar verkavel i n g s v o r m ' , in: U m b e r t o B a r b i e r i (red.), Architectuur en planning. Nederland 1940-1980, R o t t e r d a m , 1983.
Schollevaar-Capelle
aan de IJssel, luchtfoto
1984
plannen voor de R o t t e r d a m s e wijk Pendrecht werd die verbinding van het sociale en de vorm expliciet aan de orde gesteld: In eerste instantie werd niet naar een incidentele aesthetische oplossing gestreefd, maar de structuur van een maatschappelijke constellatie zelf als vormgevend element gebruikt.6 Daartoe werd een nieuwe verkavelingsfiguur geïntroduceerd, de wooneenheid, ook wel s t e m p el genoemd. Hierin werden verschillende woonvormen (bejaardenwoningen, eengezinswoningen, etagewoningen ) gecombineerd tot een b a s i s e e n h e id die als het ware de kleinste gemene deler van de gehele wijk vormt. Het plan voor Pendrecht - zelf het resultaat van nauwe samenwerking tussen de Dienst S t a d s o n t w i k k e l i n g en de R o t t e r d a m s e a r c h i t e c t e n groep O p b o u w - was aanleiding tot een reeks s t u d i e s van O p b o u w die op de naoorlogse C l A M - c o n g r e s s e n werden gepresenteerd . O p b o u w zag in de herhaalbare wooneenheid de mogelijkheid om de verhouding t u s s e n a r c h i t e c t u u r en s t e d e b o u w o p n i e u w te definiëren. In de opeenvolgende s t u d i e p l a n n e n voor Pendrecht en Alexander polder werd de wooneenhei d vergroot en de mogelijkheden voor variatie van de basiseenheid uitgebreid. Daarnaast maakte de sociale s t r a t i f i c a t i e als b e l a n g r i j k s te b e t e k e n i s l a ag van het stedeb o u w k u n d i g plan plaats voor een e s t h e t i s c h e geleding, waarin ook andere betekenissen konden worden opgenomen. Dat was een radicale breuk met de keurige, d e t e r m i n i s t i s c h e stedelijkheid van de wijkgedachte. De kiem voor een andere stedelijkheid was gelegd in het programma voor 'Habitat', dat ter voorbereiding van het negende C I A M congres was opgesteld. Tegenover de a n a l y t i s c h e benadering van de f u n c t i o n e l e stad werd met Habitat de actieve w i s s e l w e r k i n g t u s s e n gebouwde omgeving en gebruikers gesteld. Stedelijkhei d werd niet gezien als stolling van een geprogrammeerd e sociale orde, maar als een voortdurende s t r o o m van spontane g e b e u r t e n i s s e n . De taak van de a r c h i t e c t was het dan om een ' g e o r g a n i s e e r d e s t r u c t u u r ' te creëren, waarin die g e b e u r t e n i s s en zich konden voltrekken of zelfs uitgelokt werden. Het programma voor Habitat vertoonde grote overeenkomsten met de ideeën van de I n t e r n a t i o n a al S i t u a t i o n i s t e n over het Unitair Urbanisme, dat ten g r o n d s l a g lag aan het u t o p i s c he project New Babyion (1960) van de kunstenaar C o n s t a n t Nieuwenhuis. Voor de a r c h i t e c t u u r werden deze ideeën uitgewerkt in het a r c h i t e c t u u r t i j d s c h r i f t Forum (1959-1963) en onder meer gerealiseer d in de wijk Buikslotermeer ( o n t w e r p 1963) in A m s t e r d a m . Deze wijk werd niet zoals Pendrecht o p g e b o u w d uit verschillende woonvormen voor verschillende bewonerscategorieën, maar bestaat uit één bebouw i n g s v o r m waarin verschillende w o n i n g t y p en zijn opgenomen en waarmee een neutrale s t e d e b o u w k u n d i g e s t r u c t u u r van h o f a c h t i g e ruimten is gevormd. Ook de oorspronkelijke c o n c e p t i e van de Bijlmermeer ging uit van een dergelijke stedelijkheid en n e u t r a l i t e i t van bebouwing. De w o n i n g b o u w in de s t a d s u i t b r e i d i n g e n bleef in de gehele periode van de jaren v i j f t i g en zestig bij u i t s t e k een t e r r e i n voor de projectie van een ideële s a m e n h a n g t u s s e n a r c h i t e c t u u r en stedebouw. Forum verwierp de s c h e i d i n g t u s s e n beide d i s c i p l i n e s en p l e i t t e voor de v e r v a n g i n g van zowel de ' a r c h i t e c t u u r ' als de 'stedebouw' door de beide o m v a t t e n d e disciplin e van de ' a r c h i t e c t - u r b a nist'. In deze w e l i s w a a r veranderde open b e b o u w i n g s v o r m e n is nog
6 Lotte Stam-Beese, 'Aanteken i n g e n bij het u i t b r e i d i n g s p l a n P e n d r e c h t ' , in: Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw 10 (1953), p. 122.
steeds de echo van Berlages s t a d s b o u w k u n s t te horen. In de praktijk was een dergelijk samengaan echte r een incidentele aangelegenheid binnen de grenzen van nieuwe vormen van p r o j e c t o n t w i k k e l i n g . In dit verband, en in opmerkelijk c o n t r a s t met het utopisch e gehalte van Forum, is de betekenis die J.H. van den Broek in 1946 toekende aan de i n t r o d u c t i e van de open bebouwingswijze , veelzeggend: Wij moeten Rotterdam veel meer gaan zien als een stad van gebouwen. Van den Broek deed deze uitspraak in het kader van de d i s c u s s i e s over de w e d e r o p b o u w van het gebombardeerde s t a d s c e n t r u m van Rotterdam. De open b e b o u w i n g s w i j z e was voor Van den Broek een middel om de betekenis van de afzonderlijke a r c h i t e c t o n i s c h e projecten in het stadsplan o p n i e u w te definiëren: In plaats van door straatwanden zal het stadsbeeld bepaald worden door plastische bouwmassa's. Daardoor zal het architectonisch scheppen een waardevoller uitgangspunt krijgen dan de behandeling van voorgevels. In de architectuuropvattingen zullen architecten vrijer kunnen zijn dan bij de vormgeving van aansluitende gevels, waarbij juist de noodzaak van 'aansluiting' de karaktervolle vormgeving belemmert. De duidelijker en reëler bouwopgave zal tot betere architectuur inspireren.1 Voor Van den Broek lijkt het s t i j l p l u r a l i s m e een gegeven dat inherent was aan de stedelijke o n t w i k k e l i n g . T e g e l i j k e r t i j d bewees het project van de Lijnbaan dat het o n d e r s c h e i d t u s s e n het openbare en het private domei n dat de negentiende-eeuws e s t e d e b o u w op alle niveaus reguleerde, niet meer effectief was. De Lijnbaan is het resultaat van wat wij sinds enkele jaren publiek-private samenwerking noemen. Het project omvat een veelheid aan stedelijke f u n c t i e s en heeft een omvang die de c a p a c i t e i t van een enkele private o p d r a c h t gever verre te boven ging. De b e b o u w i n g s s t u d i e s die Van den Broek voor het gebied van de Lijnbaan maakte, hadden niet alleen betrekking op de typologie van gebouwen. De verschillende alternatieve n hadden direct effect op de o r g a n i s a t i e van het g r o n d g e b r u i k en de s t a t u s van de open ruimte. De b e b o u w i n g s s t u d i e s waren niet bedoeld als voorbereiding van een t r a d i t i o n e e l b e b o u w i n g s p l a n , maar dienden om de mogelijkheden van p r o j e c t o n t w i k k e l i ng te onderzoeken. De uiteindelijke keuze van een model werd bepaald door de a f w e g i n g van de e c o n o m i s c h e risico's voor de verschillende partijen. De overheid staat in dergelijke processen van publiek-private samenwerking niet meer boven de partijen, maar is een van de belanghebbenden. Het o n d e r s c h e i d t u s s e n de d i s c i p l i n e s s t e d e b o u w en a r c h i t e c t u u r heeft in de projectgewijze benadering zijn i n s t r u m e n tele waarde verloren. Vanuit de hier g e s c h e t s t e o n t w i k k e l i n g doet het huidige overheidsbelei d zich t e g e n s t r i j d i g voor. Enerzijds word t in de nota Ruimte voor Architectuur* een belangrijke waard e toegekend aan het pluralisme van de a r c h i t e c t o n i s c h e c u l t u u r , zoals dat zich in de afgelopen t w i n t i g jaar via een projectgewijze benadering heeft ontwikkeld en lijkt aan te sluiten bij het s t i m u l e r e n van n i e u w e vormen van publiek-private samenwerking. A n d e r z i j d s word t met de Beeldk w a l i t e i t s p l a n n e n o p n i e u w het i n s t r u m e n t a r i u m van de s t a d s e s t h e tiek geïntroduceerd, hetgeen een andere rol van de overheid veronderstelt, namelijk een van kracht en onafhankelijkheid . Deze tekst werd geschreven voor E. Taverne en I. Visser (red.), S t e d e b o u w . De g e s c h i e d e n i s van de stad in de N e d e r l a n d e n van 1500 t ot heden, Nijmegen/Heerlen, 1993.
7 J.H. van den Broek, Bouwvormen in de Binnenstad, R o t t e r d a m , 1946. G e c i t e e r d in W a g e n a a r , Welvaartsstad, a.w., p. 279. 8 Ruimte voor architectuur, N o t a A r c h i t e c t u u r b e l e i d van de m i n i s t e r i e s van W V C en V R O M , Den Haag, 1991.
Overige geraadpleegde literatuur B a r b i e r i , U m b e r t o , (red.), Architectuur en planning. Nederland 1940-1980, Rotter d a m , 1983; m e t n a m e de b i j d r a g e n van Ed Taverne, ' A r c h i t e c t u u r d i s c u s s i e in N e d e r l a n d na 1940', Jan de Heer, ' A r c h i t e c t u u r en serie, stroken - stempels plekken', en Roy B i j h o u w e r e.a., ' D e v o r m van de herhaling, A m s t e r d a m , R o t t e r d a m , 1930-1960, de w o n i n g en haar verkavelingsvorm'. Cacciari, Massimo, Architecture and Nihilism. On the Philosophy of Modern Architecture, New H a v e n / L o n d e n , 1993, met n a m e deel 1, The dialectics of the Negative and the Metropolis. Castex, Jean, Jean-Charles D e p a u l e en P h i l i p p e Panerai, De rationele stad. Van bouwblok tot wooneenheid, N i j m e g e n , 1990 2 . Engel, Henk, en Endry van Velzen (red.), Architectuur van de stadsrand, Frankfurt a.M. 1925-1930, D e l f t , 1987. Engel, Henk, ' D e K i e f h o e k , m o n u m e n t voor g e m i s t e k a n s e n ? ' , in; S j o e r d Cusveller (red.), De Kiefhoek, een woonwijk in Rotterdam, Laren, 1990. I t s i n g a , T o n , en J e r o e n S c h i l t , W. van Tijen, architect 1894-1974, A m s t e r d a m , 1990. OASE, D e l f t , 1990, nr. 26/27, s p e c i a a l n u m m e r over A l d o van Eyck; m e t n a m e de b i j d r a g e n van Erik T e r l o u w , 'Le musée i m a g i n a i r e ' , Henk Engel, ' H e t v e r l a n g e n naar s t i j l ' en Endry van Velzen, ' D e p a r a l l e l l e s t a d ' .