Diaconessenhuis, 1940
Lifestyle Onderzoeken Inhoudsopgave Medisch
jaargang 40 - nummer 2 – 2011 68
Editorial Vroeger of later, Medisch Journaal, jaargang 18, nummer 1, 1989, H.A.M. de Rooij Veertig jaar, M.J.K. de Kleine
71
Column Over 40 jaar, S.G. Oei
72
Terugkijken met “oudere” specialisten Een experiment wordt een goede traditie, M. Knape Delen van kennis is het hoogste doel, M.C. Huige Springplank voor onderzoekers in huis, H.L. Vader Mensen maken het verschil, M.A.H.M. Wiegerinck
78
Uit de oude doos De eerste stappen van Medisch Journaal, een bloemlezing uit de “Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis-Eindhoven” in de jaren 1972-1982; M.J.K. de Kleine
85
De “Sentinel - Node” procedure. Medisch Journaal artikel uit 1996; R.M.H. Roumen, L.M. Geuskens en J.G.M. Valkenburg De “Sentinel - Node”procedure anno 2011; R.M.H. Roumen
92
Bovenbeensklachten bij wielrenners. Medisch Journaal artikel uit 1994; G. Schep, H.A.G.M. Sala en C.M.A. Bruyninckx Bovenbeensklachten bij wielrenners anno 2011; G. Schep en M.H.M. Bender
97
Een nieuwe mogelijkheid in de schildklierfunctiediagnostiek. Medisch Journaal artikel uit 1984; H.L. Vader Een nieuwe mogelijkheid in de schildklierfunctiediagnostiek anno 2011; H.L. Vader
101
Echoscopisch onderzoek in de zwangerschap. Medisch Journaal artikel uit 1986; H. Bal Een terugblik op 40 jaar Medisch Journaal en Gynaecologie; M.A.H.M. Wiegerinck
106
Het gebruik van lasers in de geneeskunde. Medisch Journaal artikel uit 1986; M.J.C. van Gemert Het gebruik van lasers in de geneeskunde anno 2011; M.J.K. de Kleine
112
Plotse dood bij twee jonge wielrenners. Medisch Journaal artikel uit 1994; J. Hoogsteen, A.E. Becker, M.I.H. El Gamal en M.C. Huige Plotse dood bij twee jonge wielrenners anno 2011; J. Hoogsteen en M.C. Huige
117
Hemodialyse. Medisch Journaal artikel uit 1982; C.L.J. Vink Hemodialyse anno 2011; C.L.J. Vink en H.P.J. Willems
122
Vooruitkijken met “jongere” specialisten Chirurgie anno 2051, F.M.H. van Dielen Neonatologie anno 2051, J. van der Sluijs-Bens Nucleaire Geneeskunde anno 2051, E.J. Postema Ziekenhuisapotheek anno 2051, M.E.C. van de Poll Neonatologie anno 2051, K.P. Dijkman Microbiologie anno 2051, N.L.A. Arents
126
Interview R. Vullings en C.H.L. Peters Op zoek naar een nieuwe techniek voor het voorspellen van het foetale ECG en hartritmevariabiliteit
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
66
Onze topvrouw
Marlies Bongers, gynaecoloog MEDnet Toparts 2010
Máxima medisch centrum
Marlies Bongers is een rolmodel voor artsen in opleiding en op wetenschappelijk gebied zoekt ze de grenzen van het operatieve op en evalueert en publiceert ze meteen. Bongers heeft een nieuwe methode in Nederland geïntroduceerd waarbij de patiënt minder pijn heeft tijdens een hysteroscopie (een operatie waarbij een kijkbuis via de vagina in de baarmoeder gebracht wordt).
www.mmc.nl 67
Editorial
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
68
Editorial
Dr. H.A.M. de Rooij, internist † Hoofdredacteur van Medisch Journaal: 1984 - 1997
Colofon hoofdredacteur dr. M.J.K. de Kleine, kinderarts-neonatoloog eindredacteur dr. P.H.M. Kuijper, klinisch chemicus redactievoorzitter mw. dr. S. Houterman, epidemioloog redactie mw. dr. J. Emmen, klinisch chemicus i.o. | mw. dr. P. Geomini, gynaecoloog | mw. M. Slotboom | dr. L.M.C.L. Fossion, uroloog | dr. O.J. Repelaer van Driel, chirurg | dr. R.M.H. Roumen, chirurg | dr. R.J.A.M. Verbunt, cardioloog | dr. H. P.J. Willems, internist-immunoloog-allergoloog Redactiebureau Medisch Journaal mw. Loes Teunissen | Máxima Medisch Centrum | Postbus 7777, 5500 MB Veldhoven | 040 - 8889715 | Fax - 040 8889709 | e-mail:
[email protected] | Uitgever Media Advies Eindhoven | Ekkersrijt 4406, 5692 DK Son | 0499 - 475326 | 06-20710675 | www.mediaadvieseindhoven.nl |
[email protected] | Creatie en opmaak Publik grafische vormgeving | Ekkersrijt 4406, 5692 DK Son | 0499 - 490069 | www.publik.nl
69
Editorial
Veertig jaar Hoe lang is veertig jaar? Heel erg lang, een half mensenleven, een moment in de eeuwigheid? U hebt het tweede nummer van de veertigste jaargang van Medisch Journaal in handen, waarin de redactie een poging doet om de tijd tastbaar te maken. Veertig jaar geleden bedachten drie stafleden van het Sint Joseph Ziekenhuis aan de Aalsterweg te Eindhoven, Guus de Jonge, Marius Knape en Hans de Rooij, dat het jammer was dat de klinische voordrachten, die de leden van de medische staf elke woensdag aan het eind van de werkdag hielden voor huisartsen en elkaar, vervlogen op het moment dat ze waren uitgesproken. Zij besloten ze te laten uittypen, van spreektaal schrijftaal te maken en ze te bundelen tot ‘Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis - Eindhoven’. Bescheiden noemde het drietal zichzelf de Grote Coördinatie Commissie. De voordrachten uit 1971 verschenen op 1 februari 1972 en een nieuw tijdschrift was geboren. De redactie is er dus vroeg bij om te gedenken; dat past bij de overtuiging dat niet het journaal maar de voordrachten de kern van de boodschap bevatten. De latere hoofdredacteur de Rooij werd niet moe om steeds maar weer te benadrukken dat het eigen werk en de eigen patiënten van de specialisten van het Sint Joseph Ziekenhuis de moeite waard waren: de moeite waard om over te vertellen, om naar te luisteren en om nog eens na te lezen. Deze formule heeft het veertig jaar vol gehouden en dat is uniek in Nederland. Hoe lang is veertig jaar? We laten u terugkijken met ‘oudere’ specialisten en u mag zich verbazen over wat er in die tijd allemaal is veranderd. We schotelen u een bloemlezing voor uit de Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis - Eindhoven van de jaren 1972 - 1982. In de rubriek ‘Uit de oude doos’ hebben wij in facsimile een aantal cardinale artikelen uit de oude tijd geplaatst en wij hebben aan stafleden van nu gevraagd hoe belangrijk deze artikelen zijn geweest voor de ontwikkeling van het vak en voor de ontwikkeling van het Sint Joseph Ziekenhuis, c.q. Máxima Medisch Centrum. Als u dat leest dan realiseert u zich dat vooruitgang is gebracht door enkelingen die visie hadden én die de gave hadden om anderen enthousiast te maken. Ik vond het een eye-opener om te lezen hoe vaak dat stafleden waren uit de ondersteunende en aanpalende vakken. In een tijd dat alles draait om productie en het primaire proces, en ondersteuning soms als ballast wordt ervaren, vormen de lessen uit de geschiedenis een waarschuwing.
Martin de Kleine, hoofdredacteur
specialisten’. Hoe ziet hun vak, hoe ziet uw vak er over veertig jaar uit? Boeiend. Ook de decaan van de MMC Academie blikt in zijn column vooruit en komt tot de conclusie dat de tijd zo snel gaat dat veertig jaar waarschijnlijk geen veertig jaar meer duurt. Wie jarig is trakteert De inhoud van Medisch Journaal is een doos met allerlei gebak en er is genoeg voor iedereen. Er is zelfs een extraatje: Rik Vullings en Chris Peters promoveerden en Saskia Houterman interviewde hen. Vullings en Peters promoveerden op nietinvasieve methoden om het foetale hartritme te meten en op analysetechnieken om hiermee de foetale conditie te bewaken. Weer twee briljante jonge mensen die in MMC de mogelijkheid kregen om belangrijk werk te doen, eigen werk. De toepassing ligt binnen handbereik. Over een paar jaar is de analyse van het foetale hartritme weggewerkt in een positiejurkje en verbergt een T- shirt de monitor van de oudere patiënt. Medisch Journaal zal erover publiceren. Eigen werk en eigen patiënten, het houdt niet op.
Veertig jaar terugkijken lukt nog wel, maar veertig jaar vooruitkijken? De redactie vroeg alle veertigjarige specialisten van MMC om veertig jaar vooruit te kijken. Zes collega’s gingen de uitdaging aan in de rubriek ‘Vooruitkijken met ‘jongere‘
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
70
Column
Over 40 jaar “Bij het 50-jarig bestaan van het ziekenhuis kreeg het Sint Joseph Ziekenhuis (SJZ) bijzonder cachet door de start van een medisch tijdschrift dat het wetenschappelijk niveau van het ziekenhuis onderstreepte. Het was niet zo zeer bedoeld voor publicaties van specialisten, maar vooral voor werk van assistenten en co-assistenten. Alleen eigen werk werd geaccepteerd en dat maakte het tijdschrift uniek.” Zo schetst dr. Jan Meuwissen in zijn boek ‘de Kroniek van 75 jaar Verloskunde en Gynaecologie’ de totstandkoming van het medisch journaal1. De voormalige gynaecoloog van het Sint Joseph Ziekenhuis beschrijft ook uitgebreid hoe de opleiding tot arts en medisch specialist 40 jaar geleden vorm gegeven werd. Natuurlijk waren er grote verschillen met de huidige opleiding. Werktijdbesluiten bestonden bijvoorbeeld niet en het meester-gezel principe was leidend. Maar er waren ook zeer moderne opvattingen. Eén daarvan was het ‘nabootsspreekuur’ waarin de gynaecoloog voor patiënt speelde en de co-assistent de dokter was die een gerichte anamnese moest afnemen. Simulatie-onderwijs staat tegenwoordig weer prominent in de moderne opleidingsplannen door de voortdurende behoefte aan kwaliteitsverbetering, terwijl het aantal patiëntencontacten en mogelijke opleidingsmomenten afneemt. De nieuwe opleidingsplannen worden momenteel uitgerold in de opleidingsklinieken, maar intussen wordt er al weer gedacht over de toekomst. Hoe zou de medische opleiding er over 40 jaar uit zien? Als er inderdaad tegen die tijd nog maar 30 grote ziekenhuizen over zijn, zullen er in al die ziekenhuizen opleidingen zijn met honderden AIOS. Opleiding zal een centrale plaats innemen doordat algemeen erkend wordt dat hierdoor de kwaliteit van de patiëntenzorg gestimuleerd wordt. Het opleidingsklimaat voor co-assistenten en arts-assistenten vormt een continuüm met de doelstellingen van ‘lifelong learning’ en ‘good clinical practice’, waartoe de wetenschappelijke verenigingen hun leden verplicht hebben gesteld. De opleiding stopt niet bij de uitreiking van het diploma, maar gaat door tot aan het pensioen. Terugkoppeling over het functioneren van zowel arts-assistenten als opleiders vindt voortdurend plaats door echte patiënten en simulatiepatiënten, die tussen de echte ‘verstopt’ zitten. Verbeterpunten worden aan het eind van de dag openlijk besproken en de volgende dag in praktijk gebracht. Doelmatige patiëntenzorg en opleiding staan niet meer op gespannen voet met elkaar, maar sluiten naadloos op elkaar aan. Tegen die tijd hebben talrijke wetenschappelijke onderzoeken op alle vakgebieden aangetoond dat training van gecompliceerde medische handelingen op patiëntsimulatoren kosteneffectief is, doordat het leidt tot minder fouten en kortere operatietijd. Alvorens de arts-assistenten in de kliniek komen werken moeten zij daarom eerst een jaar gewerkt hebben in een simulatieziekenhuis. In het simulatieziekenhuis kost tijd geen geld en mogen alle fouten worden gemaakt zonder dat dit de patiëntveiligheid in gevaar brengt. Alle ingrepen, inclusief open buikoperaties, kunnen van te voren
71
Prof.dr. S.G. Oei, decaan MMC academie tot in details worden geoefend. Niet alleen de arts-assistenten werken in de simulatieziekenhuizen. In het simulatieziekenhuis werken verpleegkundigen, medici en managers in harmonie met elkaar. Medische en verpleegkundige professionals hebben zich er toe verplicht om twee keer per jaar één week in een simulatieziekenhuis te werken. Tijdens die week worden zij geconfronteerd met complexe klinische situaties en krijgen zij onderricht in het effectief gebruik van nieuwe technieken. Tevens zorgen zij voor een geloofwaardige setting voor de opleiding van beginnende arts-assistenten. Naast medisch handelen vormen samenwerking en communicatie de leerdoelen van het simulatieziekenhuis. Een dergelijk toekomstperspectief lijkt nog heel ver weg. Toch zou de toekomst dichterbij kunnen zijn dan u denkt. Wellicht niet in kilometers, maar wel in tijd. De Australische regering heeft 70 miljoen dollar beschikbaar gesteld voor de training van professionals in de gezondheidszorg 2 en 3. Het tekort aan opleidingsplaatsen met voldoende leermomenten voor artsen en verpleegkundigen en het grote aantal fouten in de gezondheidszorg heeft de Australische regering er van overtuigd dat er iets moet gebeuren. Het oprichten van complete simulatieziekenhuizen wordt daar als een reële optie genoemd.
Literatuur 1. Meuwissen JHJM. Kroniek van 75 jaar Verloskunde en Gynaecologie. Uitgeverij Tilia Levis, Den Dungen. 2. Media Release - $429m boost to training of health professionals. http://www.hwa.gov.au mediarelease/14-05-2010/ media-release-429m-boost-training-health-professionals. 3. Clinical training funding for student growth and expanding clinical training capacity. Health workforce Australia. http:/ www.hwa.gov.au/sites/uploads/CTFRFPInfoSessions%20 final_19052010_0.pdf.
Terugkijken
Terugkijken met “oudere” specialisten
Een experiment wordt een goede traditie
daarvan was afhankelijk van het slagen van mijn opdracht.” Voor een goede opleiding heb je goede opleiders nodig. Opleiders die het vak beheersen, goed samenwerken, kennis uitwisselen en bijhouden en die artsen in opleiding kennis en vaardigheden kunnen bijbrengen en ze leren hetzelfde te doen als van hen werd verwacht.
Het volgen van ontwikkelingen in andere delen van de geneeskunde is nuttig
Dr. Marius Knape, chirurg n.p. Aan MMC verbonden: 1969 tot 1979 Redacteur Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis: 1972 tot 1982 “Hierbij ontvangt u het eerste nummer. De beoordeling wordt aan de lezer overgelaten. Men wordt wel verzocht te bedenken, dat het hier het eerste product van een experiment betreft. Misschien zal de toekomst leren dat het tevens het begin van een goede traditie is geweest”, aldus hoofdredacteur Knape in 1972.
Knape trof zaken aan die niet houdbaar zijn in een opleidingssituatie. “Veel specialisten werkten als individualisten. Ze hadden hun eigen winkeltje in het winkelcentrum. Bij de bestaande opleidingsafdelingen was dat al veranderd. Nu moesten de overige specialismen ook meer openheid en samenwerking gaan betrachten om een goed opleidingsklimaat te scheppen.” Maar er waren ook activiteiten die juist al heel goed pasten bij een goed opleidingsklimaat. “Gelukkig was er wekelijks de klinische bespreking, georganiseerd door de Grote Coördinatie Commissie,” vertelt Knape. “In een klein zaaltje boven in het poortgebouw aan de Aalsterweg en later in de aula boven het restaurant aan de Floralaan bespraken we een bijzondere casus. Er waren dikwijls voordrachten van opmerkelijke kwaliteit. Een aantal specialisten was bijna altijd aanwezig en een aantal nooit. Jammer, want voor goede geneeskunde in een ziekenhuis is het nuttig en nodig dat de verschillende specialisten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de andere delen van de geneeskunde.”Deze klinische besprekingen vormden het begin van de Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis. “De Grote Coördinatie Commissie besloot om interessante klinische besprekingen schriftelijk te doen verschijnen in dit periodiek. De eerste Mededelingen dateren van februari 1972. Ik heb zelf voor de klinische bespreking en voor de mededelingen geijverd. Het was en is voor de opleiding van jonge artsen van belang dat zij een voordracht kunnen houden en hun gedachten ordelijk in tekst leren opschrijven. Toen wij begonnen met systematischer een aantal ziekten volgens de modernste opvattingen te behandelen, hebben opleiders en assistenten voordrachten gehouden over nieuwe richtlijnen. Dit zijn belangrijke bijdragen in de eerste nummers geworden.”
Chirurg Marius Knape richt zich bij zijn aantreden in 1969 op het laten ontstaan van een gezond opleidingsklimaat. De wekelijkse klinische besprekingen vormen in 1972 het allereerste begin van het Medisch Journaal, dat toen ‘Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis’ heette. Het experiment wordt een goede traditie De organisatie was heel eenvoudig in dat allereerste begin. Voor een goede opleiding heb je goede opleiders nodig Het driemanschap De Jonge, De Rooij en Knape drongen Knape werd in 1969 benoemd tot chirurg in het Sint Joseph bij sprekers aan hun verhaal op schrift te stellen, zodat hun Ziekenhuis. “Ik kreeg bij mijn aanstelling een duidelijke opdracht kennis bewaard zou blijven. Ze bespraken de manuscripten mee: het opnieuw verwerven van de opleidingsbevoegdheid in en verdeelden ze voor nader onderzoek of correcties. De tekst de chirurgie. Bij de laatste visitatie was die ingetrokken omdat werd door mevrouw Wiegel en later jarenlang door mejuffrouw niet aan de minimumeisen werd voldaan. Het ziekenhuis had Rockx uitgetypt op het secretariaat van de chirurgie. Knape nog drie opleidingen binnen de muren: interne geneeskunde, stelde het nummer samen en de stencilkamer van het kindergeneeskunde en gynaecologie. Het blijven bestaan ziekenhuis verzorgde het drukken en eenvoudig binden. De
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
72
Terugkijken
Jonge vertrok vrij snel na de start, waarna De Rooij en Knape versterking kregen van klinisch chemicus dr. Vink. “Na mijn vertrek is de redactie met weer nieuwe krachten uitgebreid’, memoreert Knape. “Wat begon als een experiment is na 40 jaar een goede traditie gebleken. De mededelingen hebben het uitgehouden. Het hoogtepunt voor mij was het verschijnen van het jubileumnummer voor het 50-jarig bestaan van het Sint Joseph Ziekenhuis in 1982. Dit nummer van ruim 300 bladzijden was een krachtproef van formaat en toonde tegelijk de kwetsbaarheid van de toch wat amateuristische organisatie. Het is dus alleszins begrijpelijk dat daarna naar een nieuwe structuur is gezocht. En nu is de toekomst open voor het Medisch Journaal. Mijn allerbeste wensen!”
Delen van kennis is het hoogste doel
Een nieuwe aanpak door hoofdredacteur De Rooij “Met het aantreden van nieuwe redactieleden zijn ook nieuwe ideeën binnengekomen voor een andere opzet van de Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis. De oude formule functioneerde ruim 10 jaar, maar leek aan aantrekkingskracht te hebben ingeboet. De Mededelingen werden minder gelezen dan in de beginjaren en de aangeboden kopij was schaars. Wellicht was de krachtsinspanning voor het jubileumnummer ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van ons ziekenhuis hiervan de oorzaak. Zéker is dat met het vertrek van collega Knape de inspirerende gangmaker van de oude redactie was verdwenen. Genoeg redenen dus voor een nieuwe aanpak.”
Mededelingen wordt Medisch Journaal Nieuwe redactie, nieuwe outfit. Deze nieuwe aanpak startte in 1984. Het inzicht dat een nieuwe vorm nodig was, liep voor Huige synchroon met het leren kennen van Daad van Turnhout. Daad werd patiënt en vriend van Huige. “Deze man was altijd heel actief geweest bij het Eindhovens Dagblad. Hij raakte invalide door een groot hartinfarct. Hij wist de weg in uitgeversland en is de initiator van het andere jasje van Mededelingen: Medisch Journaal”. Het Medisch Journaal kreeg een nieuwe outfit, werd modieuzer van snit en speelser. Het werd een leuk tijdschrift met een strakke organisatie. “Daad kon omgaan met de stress van een deadline, hij bewaakte dat als een enorme tijger. Hij heeft hier jaren rondgelopen, zat specialisten achter de broek om kopij aan te leveren”, herinnert Huige zich. “Hij legde ze het vuur na aan de schenen. Het was ook voor hem een heilig iets dat het Medisch Journaal gevuld werd.”
Een hokjesgeest bestond niet De redactieleden Huige, Wiegerinck, De Rooij, Bruyninckx, Keuning en Vader vormden een hecht team. “Er was veel wederzijds respect. Voor het zoeken naar wat goed is, voor het creatief zijn. We werden vrienden, gingen houden van onze collega’s en dat is zo belangrijk. Een hokjesgeest bestond niet. We voelden een bindende factor.” Om aan kopij te komen was de redactieraad belangrijk. Die genereerde kopij van fascinerende casussen van de wekelijkse klinische bespreking van huisartsen en specialisten of uit het overleg binnen de verschillende specialismen. “Het aanleveren van kopij was drempelloos. Als specialisten het lastig vonden om hun verhaal te verwoorden, hielp De Rooij daarbij.” In die tijd (1984-1989), zat ons ziekenhuis Dr. Rien Huige, cardioloog n.p. in de verdrukking. Volgens Huige heeft dat gevoel bijgedragen Aan MMC verbonden: 1979 tot 2009 aan het succes van het Medisch Journaal. “De Aalsterweg was Redactielid van Medisch Journaal: 1984 tot 2004 te klein en te krap en leverde enorme overlast op voor de buurt. Cardioloog Huige start in 1979 in het Sint Joseph Ziekenhuis. Het was maar de vraag of de nieuwbouw door zou gaan. En er was frustratie ten opzichte van het Catharina-ziekenhuis. Voor “Bij mijn start in het Sint Joseph Ziekenhuis bestonden de ‘Mededelingen’ al een aantal jaren. Maar ze leden uiteindelijk ons gevoel moesten we duidelijk laten zien wat we in huis hadden en daar verantwoording over afleggen. Dat was nieuw in een zieltogend bestaan. Dat het principe is blijven bestaan die tijd.” is naar mijn idee echt te danken aan de geweldige drive van internist De Rooij. Hij was echt de spirituele vader. Hij ging door het vuur om het principe van verantwoording afleggen Blijf de kwaliteit van de medische zorg delen over ons medisch specialistisch werk in stand te houden. De ‘Verantwoording afleggen’ doet Huige denken aan de gastformule van verslaglegging van eigen onderzoek en eigen editorial van prof.dr. A.J. Dunning, in 1989 hoofdredacteur van patiëntenzorg was voor hem heilig.” het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. “Contact met en wellicht een gasteditorial van hem stonden hoog op ons
73
Terugkijken
verlanglijstje. Het stomme toeval wilde dat ik op een vlucht naar een congres in San Francisco in de stoel naast Dunning belandde. We raakten aan de praat. Daarna was het contact makkelijk gelegd. Tijdens zijn hoofdredacteurschap was het geen probleem als artikelen eerst in het Medisch Journaal verschenen en daarna in het NTvG en hij schreef een gasteditorial.” In de editorial geeft Dunning aan dat er sprake is van een derde revolutie in de gezondheidszorg. Na de eerste (spectaculaire ontwikkeling van geneesmiddelen, heelkunde en anesthesiologie) en de tweede (uitbreiding van kostbare gezondheidszorg in het rijke Westen) is dat er een van rekenschap. “De derde revolutie is er dan ook een van rekenschap, gevergd van de geneeskunde, wil ze het vertrouwen en de bekostiging door de samenleving behouden. Die rekenschap zal moeten worden verstrekt door aantoonbare doelmatigheid, bereidheid tot onderlinge toetsing, handelen naar protocol of consensus en bij groeiende vraag, zorgvuldig handelen met beperkte middelen.Een van de vele vormen van rekenschap is verslaglegging van klinisch handelen in een publicatie die daarmee aan een oordeel wordt onderworpen, door redactie en lezers. De waarde van een dergelijke publicatie hangt daarbij niet uitsluitend of in hoofdzaak af van de citatie-index of impactfactor, maar van de rol die de publicatie voor de lezer en de schrijver vervult. Het Medisch Journaal is daarbij ongetwijfeld een leerschool voor de auteur maar het geeft ook de lezers in en om de ziekenhuisgemeenschap inzicht in klinische activiteiten. Daarmee wordt de samenwerking gestimuleerd en ontstaat een belangstellende en kritische gemeenschap. De derde revolutie betekent niet dat artsen hun professionele autonomie verliezen, wel dat ze bereid moeten zijn deze te laten toetsen, ook in ons toekomstig veranderend bestel van gezondheidszorg.”
Springplank voor onderzoekers in huis
Prof. dr. ir. Huib Vader, klinisch chemicus Aan MMC verbonden sinds: 1972 Redactielid van Medisch Journaal: 1986 tot 1997 Eindredacteur van Medisch Journaal: 1997 tot 2004
“Ter bemoediging kan ik u vertellen dat mijn voorganger, Hans de Rooij, enkele jaren geleden, op onnavolgbare wijze, heeft berekend dat de lage a-priori kans dat uw artikelen Dat blijft volgens Huige ook belangrijk voor MMC: het stimule- in de internationale wetenschappelijke literatuur worden ren van samenwerking en het blijven bestaan van een belang- geaccepteerd met sprongen verbetert wanneer u eerst uw stellende en kritische gemeenschap. voorlopige bevindingen publiceert in Medisch Journaal. Het ziet er dus goed uit voor u en voor Máxima Medisch “Mijn wens voor jullie is: blijf de kwaliteit van de medische Centrum”, aldus hoofdredacteur De Kleine in 2007. zorg delen en schroom daarbij niet de vorm te veranderen van bijvoorbeeld papier naar digitaal. Als dat het doel maar dient. Het Medisch Journaal was niet ‘alleen’ het Medisch Journaal. Misschien is het Medisch Journaal binnenkort wel een app Er zat veel meer aan vast. Klinisch chemicus Vader heeft de ontwikkeling en professionalisering van het Medisch Journaal voor de smartphone.” van zeer nabij meegemaakt, eerst als redactielid en daarna jarenlang als eindredacteur. Het blad en de spin-off die eruit voortkwam gaan hem aan het hart. Hij schetst een beeld van (vaak jonge) onderzoekers die, onder leiding van ervaren wetenschappers in huis, in het Medisch Journaal de springplank vonden naar het grotere wetenschappelijke werk.
Bijschaven en verbeteren Tijdens de wekelijkse klinische besprekingen, waar ook huisartsen naartoe kwamen, werd eigen onderzoek gepresenteerd. Deze presentaties lagen vaak aan de wieg van artikelen in het Medisch Journaal. “In de redactie zaten collega’s met veel ervaring in het publiceren en beoordelen van wetenschappelijke artikelen, die de artikelen hielpen bijschaven, adviezen
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
74
Terugkijken
gaven. Veel artikelen uit het Medisch Journaal zijn daarna in wetenschappelijke tijdschriften met peer review verschenen, en ze stonden ook geregeld aan de basis van promoties”, zegt Vader. “Het tijdschrift had in de jaren tachtig en negentig een steeds grotere oplage en ook de status nam sterk toe. Na verloop van tijd was er zoveel aanbod dat er weleens artikelen op de plank werden gelegd.” Dat het tijdschrift goed gelezen werd, zelfs beter dan vergelijkbare betaalde bladen, bleek in 1990 uit lezersonderzoek uitgevoerd door communicatiestudenten van de universiteit van Tilburg. Collega ziekenhuizen keken er afgunstig naar. “Het Catharina-ziekenhuis heeft bijvoorbeeld herhaaldelijk gevraagd of ze het tijdschrift niet sámen met het ons konden maken, maar dat wilden we natuurlijk niet”, zegt Vader.
Grote ontwikkelingen in de klinische chemie
Vader werkt al 40 jaar in het klinisch laboratorium van MMC, waarvan vele jaren als hoofd. “Ik heb een hele afwisselende baan, met een leuke combinatie van professioneel inhoudelijk werk, toegepast wetenschappelijk onderzoek en managementtaken.” Sinds 1997 is Vader ook (deeltijd)hoogleraar aan de TU/e. Eén dag per week geeft hij er onder meer colleges aan de faculteit Biomedische Technologie. “De klinische chemie heeft de afgelopen 40 jaar gigantische ontwikkelingen doorgemaakt, vooral door de toegenomen technische mogelijkheden. Alles is gemechaniseerd, geautomatiseerd en gerobotiseerd. Daardoor is een explosieve stijging in het aantal labbepalingen te zien, een enorme toename van de ‘menukaart’ van het klinisch laboratorium. De immense verkorting 40 jaar? van de turnaround tijd heeft eraan bijgedragen dat het aantal Het Medisch Journaal had nog meer spin-off. Vader: “Jaarlijks ligdagen van patiënten beperkt kon worden.” organiseerden we een symposium, waar we de Medisch Journaal Award uitreikten voor het beste artikel van dat jaar. Het blad speelde een rol bij visitatierondes en uit de behoefte aan betere plaatjes heeft het indirect ook gezorgd voor de komst van de afdeling visuele presentatie.” Hij vertelt met een kwinkslag: “Dat het Medisch Journaal als zodanig 40 jaar bestaat is trouwens nep. In 1984 zijn de ‘Mededelingen’ omgedoopt tot Medisch Journaal en als je goed kijkt staat er in het colofon: Jaargang I (13). Ze hebben het toen dus als 1e én als 13e jaargang geteld!”
Mensen maken het verschil
Hecht redactieteam Vader kijkt met groot genoegen terug op zijn tijd in de redactie. “Mijn voorganger en leermeester Vink was redactielid van het eerste uur, samen met chirurg Knape en internist De Rooij. Ik ben er in 1986 als vanzelf ingerold.” In die jaren kwamen er ook andere (toen nog) jonge redactieleden bij, waaronder cardioloog Huige, een man met bijzonder creatieve ideeën. Het werd een hechte club die elke vrijdagmiddag samen lunchte en jaarlijks een inmiddels legendarische najaarsredactievergadering hield in een goed restaurant, waar ook de partners voor werden uitgenodigd. “Hennie de Beer regelde dat allemaal, al het regelwerk, het uittypen van de artikelen, alles. Ze was ván het Medisch Journaal, ze heeft altijd een heel belangrijke rol gespeeld.”
Eigen identiteit bewaken Hoofdredacteur De Rooij bewaakte de identiteit van het Medisch Journaal met straffe hand. “In het Medisch Journaal werd alleen gepubliceerd over éigen (Sint Joseph) onderzoek, bij éigen patiënten. Dus geen onderzoek dat een arts al eens elders had gedaan. Daar was hij heel strikt in, want het was het enige bestaansrecht van het blad.” De laatste jaren is er veel veranderd bij het Medisch Journaal, vindt Vader. Door economisch moeilijker tijden verslechterde de financiële positie van het tijdschrift, de farmaceutische industrie plaatste minder snel advertenties. De strenge redactieformule is losgelaten, er verschijnen nu bijvoorbeeld ook achtergrondverhalen en nieuwsberichten in het blad. “Het krijgt daarmee een ander karakter, je raakt een stukje identiteit kwijt.” En dat spijt hem. “Het Medisch Journaal is uniek in zijn soort, het is een blad om te koesteren”, zegt hij.
75
Dr. Maarten Wiegerinck, gynaecoloog Aan MMC verbonden sinds: 1981 Redactielid van Medisch Journaal: 1982 - 1996 “Nog steeds is er voldoende kopij. Nog steeds worden de eerste resultaten van eigen klinisch onderzoek bij voorkeur in Medisch Journaal gepubliceerd. Nog steeds schrijven assistenten en co-assistenten hun eerste medisch-literaire schreden in dit blad. Nog steeds vormen de klinische besprekingen en de protocollen een kader voor naslag èn praktisch handelen van huisarts en specialist. De nieuwe aanpak werkt. Medisch Journaal is een blijvertje”, aldus hoofdredacteur De Rooij in 1986.
Terugkijken
Een blijvertje werd het! En een unicum in Nederland. Nergens heeft een vergelijkbaar tijdschrift, waarin de medische staf volgens een strikte redactieformule de eigen medisch wetenschappelijke bevindingen deelt, de tand des tijds overleefd. Vele ziekenhuizen probeerden het, zonder succes, te kopiëren. Het succes van het Medisch Journaal draait en draaide om mensen en hun talenten en inspanningen. Op de kracht van een hecht team, korte lijnen en werkplezier. Gynaecoloog Wiegerinck, jarenlang redactielid, blikt terug.
Keerpunt
nen korter. Er was veel direct, persoonlijk contact, ook met de huisartsen. Men kende elkaar.”
Uniek tijdschrift De nieuwe aanpak is in meerdere opzichten succesvol gebleken. De lezers waardeerden het vernieuwde tijdschrift, zo werd duidelijk uit lezersonderzoek. “Financieel heeft het Medisch Journaal jarenlang op de advertentie-inkomsten kunnen draaien, zonder verdere steun - ook niet van het ziekenhuis. En inhoudelijk is het blad in deze vorm toch wel heel uniek”, zegt Wiegerinck. “Als je terugkijkt in het Medisch Journaal is het fantastisch om te zien hoe ongelooflijk veel goede artikelen er zijn neergezet. Je ziet de sportgeneeskunde opkomen, de hele ontwikkeling van de NICU en de OHC. Je ziet de methodologische kwaliteit van de onderzoeken toenemen. Er is bijzonder origineel onderzoek gedaan, en ook heikele kwesties werden in het blad aangesneden zoals in een artikel over medische fouten. In 1984 al! We waren op een aantal gebieden onze tijd ver vooruit.”
Met het vertrek van chirurg Knape, die 10 jaar hoofdredacteur was geweest, kwamen de toenmalige ‘Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis’ in 1982 in moeilijk vaarwater. “De regelmaat in de edities ging eruit, het had een kleine oplage en zag er, ook voor die tijd, wat oubollig uit”, zegt Wiegerinck. Een aantal mensen hebben het blad toen nieuw lezen ingeblazen. “Er kwam een gouden constructie: cardioloog Huige als organisator en internist De Rooij als hoofdredacteur, omringd door een aantal enthousiaste redactieleden.” Wiegerinck was een van die redactieleden en vond dat zo leuk dat hij het van 1982 Schrijf! tot 1996 is gebleven. De redactieleden zaten actief achter artikelen aan. Wiegerinck: “Als er wetenschappelijke voordrachten gehouden werden, zetNieuwe aanpak, nieuwe naam ten we mensen ertoe aan om er een artikel van te maken. De De stand van zaken werd grondig geïnventariseerd, blijkt uit Medisch Journaal Award, onze jaarlijkse prijs voor het beste een stuk van Huige dat Wiegerinck heeft bewaard. Mededelin- artikel, was niet voor niets een prachtige vulpen met inscriptie. gen miste een ‘eigen gezicht’, nodigde niet uit tot lezen, had We wilden het schrijven stimuleren. Er was en is in MMC een geen budget en geen inkomsten. Het was echter óók duidelijk goed klimaat voor het doen van onderzoek. Er is bijvoorbeeld dat er voldoende interessant en kwalitatief goed (onderzoeks) in onze maatschap gynaecologie altijd een urge geweest om materiaal voorhanden was, en dat daarvoor binnen en buiten te publiceren. Ook de assistenten worden begeleid en geholhet ziekenhuis belangstelling bestond. pen bij onderzoek en publicaties.” Hij verwijst ook naar het succes van de wetenschapsavond. “In het begin van de fusie Het roer ging om. Het blad kreeg een duidelijk profiel. “In- is er veel spanning geweest. De afgelopen wetenschapsavond houdelijk moest het gaan over éigen onderzoek, daar hield De op 3 maart jl. liet één gezamenlijke input zien. Je ziet één Rooij keihard aan vast”, zegt Wiegerinck. “Dat is ook het mooie MMC staan, met dezelfde filosofie. Aangevuld, verrijkt met van het geheel geworden.” Het marketinginzicht van Huige en nieuwe mensen.” Daarom denkt hij ook dat de formule van het zijn organisatorische talent was daarnaast ook van groot be- Medisch Journaal nog steeds werkt. “Als medische staf en als lang. “Hij vond dat de nieuwe uitgave er mooi uit moest zien ziekenhuis mag je best trots zijn op zo’n tijdschrift.” en dat er advertentie-inkomsten moesten komen.” Huige bedacht daar een mooi systeem voor. Hij vroeg specialisten de visitekaartjes van artsenbezoekers die langskwamen bij hem in te leveren. Vervolgens benaderde hij die farmaceutische bedrijven dan voor het plaatsen van een advertentie. “Je had daar wel iemand voor nodig die het goed kon brengen, die overtuigingskracht had. Huige kon dat als geen ander.” De redactie vond dat bij een vernieuwd tijdschrift ook een nieuwe naam hoorde. Wiegerinck: “Het blad kwam elk kwartaal uit. We wilden het daarom eerst ‘Sint Joseph kwartaal’ noemen, maar bedachten toen dat anderen daar al snel ‘Sint Joseph wartaal’ van zou maken. Toen is gekozen voor de naam Medisch Journaal.” Deze anekdote is tekenend voor de goede sfeer in de redactieraad. “Het was een hecht team, met leuke vergaderingen. We zagen elkaar élke week, tijdens de vrijdagmiddaglunch. Er was waardering voor de verschillende talenten in het team. Het was een goede combinatie”, zegt Wiegerinck. “De medische staf was toen ook kleiner en de lij-
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
76
Onze topman
Gerrit Slooter, chirurg MEDnet Toparts 2010
Máxima medisch centrum
Gerrit Slooter is een rolmodel in de omgang met patiënten en een autoriteit op het gebied van kijkoperaties aan de dikke darm, lever, galblaas en liesbreuken. Zijn kennis houdt hij niet alleen voor zichzelf. Chirurgen uit andere ziekenhuizen begeleidt hij om ervaring op te doen in kijkoperaties voor aandoeningen aan de dikke darm.
Tel. (040) 888 80 00 77
Uit de oude doos
De eerste stappen van Medisch Journaal, een bloemlezing uit de “Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis-Eindhoven” in de jaren 1972 - 1982 Auteur M.J.K. de Kleine, kinderarts
Ten Geleide 1 (1972)
Van verschillende zijden zijn bij de Grote Coördinatie Commissie (GCC) verzoeken en suggesties binnen gekomen om de voordrachten op onze klinische besprekingen op één of andere manier vast te leggen, zodat het besprokene een meer blijvende waarde kan behouden. Binnen de Commissie is verder overwogen, dat aan niet besproken interessante ziektegeschiedenissen, onderzoek- en behandelingsmethoden meer bekendheid kan worden gegeven, zodat ook anderen dan de direct betrokkenen kunnen profiteren van opgedane ervaringen. De GCC heeft in zijn laatste vergadering besloten aan wensen en overwegingen tegemoet te komen door het doen verschijnen van gedrukte “Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis”. Ondergetekenden hebben zich met de uitvoering belast. Hierbij ontvangt U het eerste nummer. De beoordeling wordt aan de lezer overgelaten. Wel wordt men verzocht te bedenken, dat het hier het eerste product van een experiment betreft. Misschien zal de toekomst leren, dat het tevens het begin van een goede traditie is geweest. De Jonge, Knape en De Rooij Bovenstaande tekst werd geplaatst “ter geleide van“ de gebundelde getypte en gestencilde verslagen van de ‘klinische besprekingen’ die in 1971 wekelijks door de staf van het Sint Joseph Ziekenhuis (SJZ) waren gehouden. De artikelen van jaargang 1971 werden in februari 1972 gebundeld en uitgebracht als ‘Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis - Eindhoven. Het allereerste artikel ging over “De benadering van de patiënt met carcinoma mammae. Deel 1: De chirurgische behandeling” en was geschreven door Bruyninckx (over de TNM classificatie), gevolgd door “Deel 2: De behandeling van het gemetastaseerd mammacarcinoom” door Van Dam en Pauw en “Deel 3: De behandeling met ioniserende straling” door Werz. De eerste jaargangen bevatten veel chirurgie en orthopedie met mooie tekeningen van Van Straaten (figuren 1-2), veel interne geneeskunde met uitgebreide literatuurlijsten en neurologie van Kortbeek en Op de Coul. De fysiotherapeute Mej. M. Meurs schreef artikelen over de dekenbeugel, een home-made vinding, waar patiënten en verpleegkundigen veel enthousiaster over waren dan over de gebruikelijke dekenboog of dekenkist, en over de waarde van zwangerschapsgymnastiek. Het eerste artikel van een assistent (Marta Sobotka) verscheen ook al in 1972.
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
Ten Geleide 2 (1973)
De “Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis” bestaan één jaar. Een verjaardag is belangrijker naarmate hij vroeger valt in het leven van de jarige. En de mortaliteit van het eerste levensjaar is groter dan in de eerstvolgende jaren. Mogen wij hieruit een zeker optimisme putten voor de toekomst? De redactie wil dit wel doen. Moeilijkheden in het eerste jaar door tekort aan kopie, wijzigingen van drukker, problemen met binden en distribueren zijn overwonnen. Vanaf dit nummer worden “De mededelingen” geheel in ons ziekenhuis verzorgd. Misschien zal ook dit weer kinderziekten met zich meebrengen. Maar met aller medewerking kan ons blad een goede toekomst tegemoet gaan. De Jonge, Knape en De Rooij
Ten Geleide 5 (1976)
Aan het begin van het vijfde jaar van het bestaan van onze Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis past een terugblik en een zicht op de toekomst. In de afgelopen vier jaren zijn 68 artikelen verschenen in 15 nummers. De redactie streeft naar vier nummers per jaar. Een oordeel over de kwaliteit van de inhoud is altijd aan de lezer overgelaten. Wel wil de redactie iets kwijt over het gebruik van de Nederlandse schrijftaal. Sommige sprekers denken hun aantekeningen voor een gesproken voordracht zonder meer te kunnen inleveren om ze ongewijzigd af te laten drukken in ons blad. Als dit werkelijk zou gebeuren dan was ons blad onleesbaar. Want onze spreektaal is totaal anders dan de schrijftaal. Een verspreking tijdens een voordracht kan ook gemakkelijk gecorrigeerd worden, maar een verschrijving blijkt tot in lengte van dagen zwart op wit afgedrukt. De redactie leest alle kopij door en brengt waar nodig verbeteringen aan. Soms is de schrijftaal echter zo slecht dat het artikel geheel moet worden omgewerkt. Dit kost zeer veel tijd. Wellicht kunnen toekomstige auteurs wat meer zorg aan het taalgebruik besteden. Het is echter beslist niet de bedoeling dat zwakke stylisten voortaan afzien van het inzenden van kopij. De redactie heeft nu vier jaar bestaan uit De Jonge, Knape en De Rooij. De Jonge is vertrokken en de andere redactieleden prijzen zich gelukkig met de versterking die zij nu hebben gekregen van Dr. C. Vink en Drs. C. Maier. Een woord van bijzondere waardering voor de technische medewerkers is verder zeker op zijn plaats. Het secretariaat van de afdeling chirurgie, in het bijzonder Mevrouw M. Wiegel-Silvius, heeft de afgelopen vier jaar alle speciale typewerk verricht. De redactie en onze lezers zijn haar dank
78
Uit de oude doos
Figuur 1 Tekeningen van dr. Th.J. van Straaten bij het artikel: Mogelijkheden bij de fraktuurbehandeling
79
Uit de oude doos
Figuur 2 Tekeningen van dr. Th.J. van Straaten bij het artikel: De behandeling van het aneurysma aortae abdominalis, beter vroeg dan te laat
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
80
Uit de oude doos
verschuldigd voor de accurate wijze waarop zij dit heeft gedaan. Wij hopen nog lang op haar hulp te mogen rekenen. De eerste jaargang van ons blad is buitenshuis gedrukt. Sindsdien wordt het drukwerk door de afdeling reproductie van ons ziekenhuis (Mevrouw v.d. Heuvel) verzorgd. Voor de keurige uitvoering past een woord van dank. Voor de nieuwe jaargang spreken wij de hoop uit dat de kwaliteit met aller medewerking nog verder verbeterd zal worden. Knape, De Rooij, Vink en Maier
Dr. G. de Jonge, kinderarts n.p.
en van proefschriften van jonge, in het Sint Joseph opgeleide specialisten en uit het geroepen worden van enkele stafleden tot het hoogleraarsambt. De “Mededelingen” uit het Sint Joseph Ziekenhuis werden tien jaar geleden geboren uit de behoefte belangrijk onderzoek, voordrachten en interessante ziektegevallen vast te leggen en te bewaren. Niet indrukwekkend groots maar eenvoudig registrerend, wat in de medische staf werd gepresteerd. Het blad groeide niet uit tot een nationaal gezaghebbend periodiek, maar het bleef voortgaan met publiceren, soms ook belangrijke zaken, belangrijk tot buiten de grenzen van het ziekenhuis. De “Mededelingen” vieren dus thans ook een lustrum (het tweede) en dat doen zij met dit jubileum nummer, dat zoals de traditie wil, registreert wat de medische staf presteert. Als dat de moeite waard wordt gevonden zal het blad wellicht bij het 60-jarig bestaan van het Sint Joseph Ziekenhuis nog present zijn. Bij de inhoud past een enkele toelichting. Op de medische dag konden niet alle bijdragen via voordrachten worden gebracht. Er moest een keuze worden gemaakt en die keuze viel op vier maal vier voordrachten, telkens samengevoegd tot een micro-symposion. De andere mededelingen verschijnen als artikel en in dit boekwerk zijn de teksten gebundeld. Eerst de lezingen behorend tot de symposia en daaraan toegevoegd de artikelen, die evident bij het onderwerp passen. Dat geeft dus vier groepen artikelen over resp.: Spoedeisende neonatologie, Methoden van bloedzuivering, Ontwikkelingen in de cardiologie en Veneuze insufficiëntie van het been.
Daarna volgen nog artikelen over diverse onderwerpen. Samen vormen zij een overzicht over de gebieden van klinische zorg waarnaar de belangstelling in ons ziekenhuis onder meer uitgaat en waarin de medische staf in de voorste gelederen tracht mee te komen. De redactie heeft zich tot taak gesteld ook dit nummer “het Sint Joseph waardig” af te leveren. Vele medewerkers hebben daaraan hun steen(tje) bijgedragen. Het oordeel is Ten Geleide 10 (1982) aan de lezer. Het Sint Joseph Ziekenhuis viert zijn tiende lustrum. Het Bruyninckx, Knape, De Rooij en Vink werd 50 jaar geleden gebouwd aan de rand van de stad, verscholen in het groen. Niet indrukwekkend groot of Overmoedig geworden door het succes van het lustrum werd hoog, wel zich openstellend voor hulpbehoevende zieken. in 1984 besloten de “Mededelingen” in fraaie druk uit te Er zo is het 50 jaar gebleven. Er is steeds hard gewerkt brengen onder de naam Medisch Journaal, vier keer per jaar, om te kunnen blijven voldoen aan moderne eisen. Er met een redactie, een hoofdredacteur De Rooij, een managing werd verbouwd, aangebouwd en bijgebouwd. Er werd director Huige, een vaste secretaresse, mevr. van de Heuvel, en gewerkt aan verbetering en modernisering van medische een eigen fondsenwerver, meneer van Turnhout. en verpleegkundige patiëntenzorg. Het ziekenhuis heeft nooit de publiciteit gezocht, maar het bleef trouw aan zijn opdracht: zorgen voor hen die hulpbehoevend zijn. Zo werkte het Sint Joseph en zo werkte zijn medische staf. Degelijk, toegewijd, niet spectaculair, maar wel intensief en op hoog niveau, zoals blijkt uit het inrichten van zeer gespecialiseerde afdelingen, het verschijnen van publicaties De eerste helft van de 6e jaargang was gewijd aan het dialysesymposium dat werd gehouden op 5 februari 1977. En in 1979 volgde een hommage aan Knape bij zijn afscheid met een voorwoord van de medisch directeur Hirdes. In 1982 werd het 10e lustrum van het Sint Joseph Ziekenhuis gevierd met een medische dag en een extra dik nummer van 310 bladzijden.
81
Uit de oude doos
Meneer Daad van Turnhout, fondsenwerver †
per dag bezoek van Moeder per rijdend bed, zodra dit voor haar enigszins verantwoord is; - indien dit voor de verpleegkundige staf van de kraamafdeling te veel tijd zou kosten, dienen daarvoor andere hulpkrachten (ziekenverzorgster, vrijwilligster) te worden ingeschakeld; - ruime bezoektijden; hierbij kunnen wel voorkeurstijden worden aangegeven, die voortvloeien uit de organisatie van de afdeling; - het ziekenhuis dient te beschikken over een crèche, tenminste gedurende 1 of 2 uur per dag. Foto: zeer gewenst is een foto van de pasgeborene, welke van ziekenhuiswege wordt gemaakt, in de eerste plaats voor M, eventueel ook ter wille van één of meer oudere kinderen in het gezin; vermoedelijk is het beste een foto op de leeftijd van 24 à 48 uur, gemaakt door een functionaris van de afdeling of door een hulpkracht, met behulp van een polaroid camera, zo mogelijk in kleur. Contact met de wijkverpleegster: - de wijkverpleegster is de aangewezenfunctionaris om in de eerste tijd na thuiskomst de verzorgingsproblemen te helpen oplossen; als regel brengt zij een bezoek aan M voordat het kind thuis komt. - om deze redenen is het goed dat de hoofd verpleegkundige haar enige dagen vóór het verwachte ontslag informeert over de medische en verpleegkundige aspecten van het kind en met haar overlegt over de beste ontslagregeling. Bouwkundige consequenties: - kraamafdeling en prematurenafdeling behoren ruimtelijk dicht bijeen gesitueerd te zijn. - de prematuren en dysmaturen liggen het best zichtbaar (achter glas) langs de loopruimte van de afdeling. - per afdeling zijn twee babykamers zeker gewenst.
De artikelen waren lang, in de eerste tien jaar gemiddeld meer dan negen pagina’s. Witte raven, zoals Erythroleucaemie van Diguglielmo, diafragmaruptuur, kraamhoofd en oorlogschirurgie in Eindhoven, werden afgewisseld door gewone ziektebeelden, zoals luchtweginfecties, appendicitis, M. Crohn en maagzuurbepaling en maagzuurremming. Veel werd gepubliceerd over de patiënten van de grote dialyseafdeling van het SJZ. Sporadisch werd ruimte gegeven aan leden van de directie, maar ook hun artikelen moesten onderbouwd zijn. Hirdes mocht bijvoorbeeld spreken en schrijven over “De behoefte aan ziekenhuisbedden in de agglomeratie Eindhoven”. Het artikel “Over euthanasie” van de neuroloog Op de Coul en geschreven in 1974, is ook nu nog zeer lezenswaardig door Enkele artikelen verdienen wat meer aandacht de nadruk die hij legt op de plicht om ook in gevallen van ‘Hersendood zonder hartdood ” is een bijzonder tijdsbeeld van levensbeëindiging zorg te dragen voor “een menswaardige Kortbeek. Hij beschrijft in 1972 in 13 pagina’s de casus van een verzorging zoals pijnbestrijding, hulp bij honger- en dorstgevoel, 2-jarig meisje na een auto-ongeluk. Ze kreeg op de afdeling bij ademnood, en lichaamshygiëne”. In die tijd werd onder een ademstilstand, waarop ze door de verpleegkundige in de euthanasie nog verstaan het staken van de behandeling. Het nacht werd geresusciteerd door mond-op-mond beademing artikel is indrukwekkend door de eerlijkheid waarmee hij de en 65 minuten later door de dienstdoend anesthesist van een ambivalente gevoelens van de behandelaars beschrijft: naburig ziekenhuis werd geïntubeerd en beademd. Het liep niet goed af. “Een belangrijk punt betreft een stoornis in de relatie Feenstra-Sijpkes, Ponten, de Jonge en Uijen-Timmermans tussen de patiënt en zijn verzorgers. De chronisch zieke schreven een artikel over “De relatie tussen ouders en mens herinnert ons voortdurend aan de beperktheid van hun opgenomen kind”. Hierin pleitten zij voor een aantal onze vermogens om hem te helpen. Dit kan leiden tot voorzieningen rond de opname van jonge zuigelingen die een onbewuste agressie van de verpleegkundige en van destijds revolutionair waren. Een deel werd gerealiseerd, een de arts ten opzichte van deze patiënt. Schreuder vindt een ander deel staat ook nu nog op het wensenlijstje van de voorbeeld van deze agressieve houding in de geschiedenis kinderartsen: van Job: Hoe beroerder het Job gaat, hoe meer zijn vrienden zeggen dat hij wel erg goddeloos geweest moet zijn om het Wenselijke voorzieningen zo slecht voor elkaar te krijgen. Het kan echt moeilijk zijn Bezoek kan worden gestimuleerd en uitgebreid: te weten waar de liefde voor de patiënt ophoudt en waar - indien Moeder op de kraamafdeling ligt dan zeker 2x de agressie begint. Het is duidelijk dat spanningen bij
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
82
Uit de oude doos
verpleegkundigen en medici bij het omgaan met chronisch Na omzetten van de fenobarbital in een ander anti-epilepticum zieken en stervende patiënten kunnen optreden die hun verdween ook zijn buikpijn. oordeelsvorming beïnvloeden.” Ook bij de tweede patiënt, een 23-jarige man, werden in de donkerrode urine geen erytrocyten aangetoond. Hij was De voordracht eindigt met: vanwege acute buik opgenomen. Drie maanden eerder was hij vanwege dezelfde klachten geopereerd, maar de appendix ”De zinloosheid van menselijk leven en van menselijk was normaal geweest. Bij verder onderzoek werd een sterk leed wordt sterk bepaald door overwegingen van algemeen verhoogde uitscheiding van porfyrines in de urine aangetoond. levensbeschouwelijke aard die men een ander niet mag opdringen, noch ontnemen, waarbij het oordeel hierover “Opmerkelijk was dat beide aanvallen van acute buik vaak wordt gegeven door anderen dan de patiënt zelf! ontstonden in aansluiting aan overmatig alcoholgebruik bij Hoe meer en beter de betrokken mens zelf, dat wil zeggen respectievelijk de dorpskermis en het inwijdingsritueel in de patiënt zelf, zal kunnen deelnemen aan het overleg militaire dienst, terwijl hij normaal geen alcohol dronk”. over zijn “menszijn” hoe dichter de beantwoording van bovengestelde fundamentele vragen naderbij zal komen.” Een artikel van De Raat, “De iatrogene rugpatiënt”, gaat over zijn ervaring als vaste deskundige voor de Raad van Beroep. “Over iatrogenese is nauwelijks literatuur te vinden” schrijft hij in 1974. Daarom beschrijft hij bij zeven mensen de verwoestende werking op het (arbeids)leven van onjuiste interpretatie van soms toevallige röntgenbevindingen.
Dr. A.A.W. Op de Coul, neuroloog † In “De geschiedenis van de Koninklijke Ziekte” (dominant erfelijke, acute, intermitterende porfyrie) beschrijven De Pauw en Huige de ziektegeschiedenis en medische behandeling van koning George III van Engeland én van twee eigen patiënten uit de Kempen. Hun eerste patiënt, een 42-jarige man met epilepsie werd behandeld met fenobarbital. Toen hij vervolgens heftige buikpijnaanvallen kreeg werd dat geweten aan een darmpoliep. Bij het verwijderen van deze poliep moest een anus praeter worden aangelegd. De diagnose porfyrie werd gesteld toen tijdens een heropname vanwege sluiten van de anus praeter een verpleegster opmerkte dat zijn urine “die een hele dag aan het zonlicht was blootgesteld geweest donkerrood van kleur was en er in het urinesediment geen erytrocyten werden gezien. Bij een grootvader was in 1920 “lood” in de urine aangetoond: In die tijd werd aangenomen dat een positieve porfyrinereactie in de urine bewijzend was voor loodvergiftiging”.
83
Dr. P.A.F.H. Holtzer, psychiater † (rechts) In 1979 kijkt de psychiater Holtzer terug op een veertigjarige praktijk in een voordracht en een artikel “Beschouwingen over depressies en suicide” en hij signaleert de volgende veranderingen: “Terugkijkend op mijn leven van psychiatrisch werken is het plezierig om een overzicht te kunnen geven van een van de belangrijkste problemen van de huidige tijd, namelijk de depressie. In de tijd dat ik gelegenheid heb gehad om actief bezig te zijn met de psychiatrische problemen is er een duidelijke verschuiving opgetreden in de kleur van de problematiek en in de aard van de psychiatrische
Uit de oude doos
ziektebeelden. In mijn jonge jaren waren er nog talloze conversie-hysterische klachten. De sex-problematiek bloeide en de dementia paralytica en ook andere ziektebeelden gingen gepaard met megalomane wanen. Geleidelijk aan is het hysterisch coloriet verminderd en zien we steeds meer dat de angst en de depressie op voorgrond treden. Dit is door talloze enquêtes bevestigd en ook het gros van mijn patiënten van het huidige moment reageren óf met een door angst gekleurde depressie, óf met een angstneurotische depressie. Kortelings deelde Kielholz mede dat uit cijfers verstrekt door de WHO blijkt dat 3-5% van de wereldbevolking lijdt aan depressies, m.a.w. 120-200.000.000 mensen. Het is verder een merkwaardig feit dat onze materialistische maatschappij affectieve stoornissen niet tolereert en lichamelijk ziek zijn acceptabel vindt. Dit heeft er toe bijgedragen dat zowel de angstneurotische depressie als de depressie sec in toenemende mate somatisering toont: zelfs zó, dat men depressies mee maakt, die alleen lichamelijke verschijnselen lijken te hebben en waarbij de psychische verschijnselen volkomen op de achtergrond zijn geraakt. Dit wordt in de
Angelsaksische literatuur wel de ‘masked depression’ en in de Duitse literatuur de ‘Larvierte Depression’ genoemd en in de extreme gevallen is het inderdaad een: ‘Depressio sine depressione’.” In 1980 deed voor het eerst de computer zijn intrede: “Evaluatie van 500 in vitro allergie onderzoeken in het Sint Joseph Ziekenhuis”, met als subtitel: “Gebruik van een computer bij het opstellen van een diagnose strategie door Bijster en Vader. “De verwerking van de gegevens verloopt via een computer en de resultaten werden op een door de computer leesbaar medium (in dit geval een zgn. ‘floppy disk’, een soort klein grammofoonplaatje) vastgelegd”. We kunnen ons pas voorstellen hoe bijzonder dit was, als we ons realiseren dat het eigen besturingsysteem van IBM, MSDOS, pas in 1981 op de markt kwam. Veertig jaar terugkijken is leuk, misschien wel net zo leuk als veertig jaar vooruitkijken.
Redactievergadering in de jaren tachtig
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
84
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 25, nummer 2, 1996
85
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
86
Uit de oude doos
87
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
88
Uit de oude doos
89
Aansluitend
De “Sentinel - Node” procedure anno 2011 Auteur dr. R.M.H. Roumen, chirurg Hoewel wij in 1995 wel vermoedden dat wij met dit concept ik werd gevraagd om de eerste “richtlijn schildwachtklier en een belangrijke stap in de juiste richting zouden zetten, hadden mammacarcinoom in Nederland” mee op te stellen. we niet kunnen bevroeden dat dit 15 jaar later gemeengoed zou zijn en zulke vergaande implicaties zou hebben. Nadat een en ander ook was toegelicht in de mammawerkgroep van het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ), werden in In Medisch Journaal van 1988, pag. 208, onder de titel: “Het regionaal verband diverse workshops georganiseerd, waarbij okselkliertoilet ter discussie” vraagt mijn voorganger chirurg- we chirurgen uit de regio uitnodigden om het concept te oncoloog Kluck zich af waar het heen zou moeten met de komen leren. Ook werd het documentatieproject van het okselklierdissectie bij patiënten met een mammacarcinoom. IKZ, dat al beroemd was vanwege de ver voortgeschreden Deze operatie gaat immers met veel morbiditeit gepaard. Hij mammadocumentatie, aangevuld met gegevens uit de suggereerde om eventueel de oksel in geselecteerde gevallen sentinel-node procedure. Mede hierdoor beschikt het IKZ over dan maar niet meer te opereren of uitsluitend te bestralen. de meest uitgebreide en oudste data met betrekking tot deze In 1996 doen wij in Medisch Journaal verslag van onze eerste procedure. ervaringen met de zogenaamde “sentinel-node procedure” Het schildwachtklierconcept bij mammacarcinoom heeft een ofwel de schildwachtklier(SWK)-procedure bij patiënten met ongekende vlucht genomen en werd binnen enkele jaren een mammacarcinoom en melanoom. verheven tot “state of art” bij de behandeling van patiënten Bij het mammacarcinoom was over de sentinel-node procedure met een mammacarcinoom. Als je in PubMed “sentinelop dat moment nog heel weinig bekend. Er was één studie node”en “breast cancer” intypt, vind je voor 1995 slechts in 1993 verschenen waarin dit concept bij 18 patiënten werd zes artikelen; zoek je tot eind maart 2011 dan vind je 4.265 beschreven. publicaties. In 1994 kwam ik in aanraking met het “sentinel-node concept” Het schildwachtklier concept heeft inmiddels bij vele door een voordracht van professor S. Meijer, gehouden op tienduizenden vrouwen geleid tot het achterwege laten van de chirurgendagen van de Nederlandse Vereniging voor een onnodige complete okselklierdissectie en derhalve ook Heelkunde. Het leek mij toen een belangrijke ontwikkeling. tot een enorme reductie van pijnklachten en functionele Ik heb toen contact gezocht met onze toenmalige nucleair stoornissen. Uiteraard is dit ook een vorm van broodroof geneeskundige, collega Geuskens en zijn hoofdanalist Jan gebleken voor de fysiotherapeuten, die vroeger veel werk Valkenburg, nu hoofd van de afdeling 2C, de Obstetrische hadden aan deze specifieke operatie-gerelateerde klachten. High Care. Tot dan toe was overleg tussen een chirurg en Daarnaast heeft dit concept enorm veel nieuwe vragen nucleair geneeskundige uiterst sporadisch. We hadden immers opgeworpen en diverse collegae in ons land zijn inmiddels nauwelijks met elkaars vakgebied te maken. De sentinel-node op dit onderwerp gepromoveerd. In ons huis heeft collega procedure heeft geleid tot een zeer vruchtbare samenwerking Kuijt diverse studies in deze richting uitgevoerd, waarop hij tussen de beide afdelingen. waarschijnlijk het volgende jaar zal promoveren. Het concept van de sentinel-node is verder doorgevoerd en heeft Niet gehinderd door kennis of ervaringen over hoe een nieuw inmiddels geleid, mede op ons initiatief, tot implementatie bij instrument of nieuwe procedure via allerlei aanvragen en patiënten met een recidief mammacarcinoom. Dat was tot commissies zou moeten verlopen, ben ik bij de toenmalig voor kort nog een “lymfeklierdiagnostiek braakliggend terrein”. medisch directeur binnengestapt en heb in al mijn naïviteit In dit verband loopt momenteel de landelijke, zogenaamde een aanvraag gedaan voor een gammaprobe. Deze kostte in “SNARB trial”, die de mogelijkheden van het SWK concept die tijd rond de 25.000 tot 30.000 gulden. Collega Nederlof bestudeert bij patiënten met een recidief mammacarcinoom. zag wel wat in mijn toelichting en binnen drie weken was met Vrij recent zijn de gegevens van de Amerikaanse Z0011 geld uit een speciaal wetenschaps-innovatie-potje (dat had je trial bekend geworden, waarbij patiënten na een positieve toen nog!) dit apparaat aangeschaft. schildwachtklier werden gerandomiseerd in een arm waarbij Nadat we dus een langdurig bureaucratische procedure geen aanvullende chirurgie plaatsvond en een arm waarbij hadden weten te omzeilen, konden we snel starten met de wel een aanvullende okseldissectie werd uitgevoerd. Het pilot welke in Medisch Journaal is beschreven. We waren betrof hier, voor de duidelijkheid, wel patiënten, die voor een hiermee in onze regio, maar ook in heel Nederland, pioniers. klein mammacarcinoom borstsparend (inclusief radiotherapie) Er werd samengewerkt met de afdeling heelkunde van de VU, behandeld werden en systemisch adjuvante therapie kregen. waarbij we de combinatie Patent Blauw en lymfoscintigrafie Het blijkt dat het locale axillaire recidiefpercentage in deze invoerden. Er volgde een aantal studies vanuit ons huis, groep zodanig laag is, dat we in de zeer nabije toekomst de gepubliceerd in het European Journal of Surgical Oncology en noodzaak om in dergelijke situaties nog een aanvullende
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
90
Aansluitend
okseldissectie te verrichten, ter discussie zullen gaan stellen. Dit alles overziend, is het sentinel-node concept een logische stap op de weg van de steeds minder destructieve en minder invasieve behandeling van patiënten met een mammacarcinoom. Hoewel wij in 1995 wel vermoedden dat wij met dit concept een belangrijke stap in de juiste richting zouden zetten, hadden we niet kunnen bevroeden dat dit 15
Dr. R.M.H. Roumen, chirurg (links)
91
jaar later gemeengoed zou zijn en zulke vergaande implicaties zou hebben. Het verslag in Medisch Journaal is een fraai voorbeeld van de gemakkelijke multidisciplinaire samenwerking in ons huis en van goed pionierswerk.
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 23, nummer 1, 1994
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
92
Uit de oude doos
93
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
94
Aansluitend
Bovenbeensklachten bij wielrenners anno 2011 Auteurs dr. G. Schep, sportarts en M.H.M. Bender, chirurg “Het artikel ‘bovenbeensklachten bij wielrenners. Casuïstiek van een onbekende beroepsziekte’ is daadwerkelijk een startpunt geweest van veel ontwikkelingen die we in 1994 nog niet konden voorspellen.”
Meer patiënten met deze klachten In dit artikel wordt een 37-jarige, sportieve patiënte beschreven met klachten die typisch zijn voor een vaatprobleem, terwijl er geen enkele risicofactor voor een vaatprobleem lijkt te zijn. Na veel omzwervingen en behandelingen door acht artsen waren de klachten dermate verergerd dat zij uiteindelijk al bij wandelen klachten had. In het Sint Joseph Ziekenhuis wisten we aan te tonen dat een vaatprobleem toch de oorzaak van de klachten was. Dergelijke problemen waren al eerder door een Franse arts, Chevalier, beschreven in de ‘wielrenliteratuur’ die we toevallig hadden gelezen. Als gevolg van dit artikel werden we ‘als experts’ beschouwd voor deze klachten. Vier nieuwe patiënten werden verwezen ofwel wisten zelf de weg naar ons te vinden. Alle vier waren dit wedstrijdwielrenners op internationaal of nationaal nivo. De klachten van pijn en machteloos verzurend gevoel in één been traden bij hen niet op bij wandelen, maar bij fietsen boven een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur. Toch waren ook bij deze patiënten de klachten binnen enkele minuten verdwenen bij rustiger fietsen en weer opwekbaar bij hard fietsen. Kortom, ze waren typisch voor een vaatprobleem, maar dan wel een vaatprobleem dat alleen bij hoge inspanningsintensiteit klachten gaf. Alle gangbare vaatonderzoeken, zoals loopwandeltest, echo-Duplex en digitale subtractie angiografie bleken normaal te zijn.
Het eigen artikel klopte niet meer, een intrigerend probleem! Het probleem intrigeerde. Wij vermoedden dat er een vaatprobleem aanwezig zou zijn, maar dat moest dan toch een relatie met de sportbeoefening hebben. Om dit op te sporen zouden wij technieken moeten gebruiken die de sportsituatie zo dicht mogelijk benaderden. Dit betekende zwaardere inspanning en ook buiging van de heup. Een loopwandeltest gevolgd door bloeddrukmeting aan zowel de armen als de enkels met de heup gestrekt werd ingewisseld voor een maximale fietstest, gevolgd door bloeddrukmeting aan armen en enkels maar nu met de heup gebogen. Bij drie patiënten bleek dat de bloeddruk van het aangedane been met deze test wel lager was dan de bloeddruk van het been zonder klachten. Het vermoeden van een vaatprobleem werd hiermee bevestigd. Nog steeds hadden we echter geen idee wat voor soort afwijking hiervoor verantwoordelijk zou kunnen zijn, want zelfs ‘de gouden standaard’ in de beeldvorming, ‘digitale subtractie-angiografie’, werd als normaal afgegeven.
95
Eén patiënt was zeer gemotiveerd. Hij was weliswaar woonachtig in Groningen, maar als student ook in het bezit van een OV-jaarkaart. Vijf keer kwam hij uit Groningen en bekeken wij met echo-Duplex zijn bloedvaten. Nog steeds zagen wij geen duidelijke intravasculaire afwijking. Na inspanning in een houding met gebogen been ontdekten wij tijdens het vijfde onderzoek echter dat de arteria iliaca externa bleek ‘af te knikken’ en een stroomsnelheidsverhoging toonde die paste bij een vaatvernauwing. Een nieuw ziektebeeld was ontdekt. Zou het ook behandeld kunnen worden? In België was er een vaatchirurg die een operatieve behandeling had bedacht bestaande uit een release van fixaties van het bloedvat die bij heupbuiging afknikking in de hand zouden kunnen werken.
Een promotie onderzoek met afronding in 2001 Al snel bleek dat de reguliere vaatgeneeskunde sceptisch was over het bestaan van dergelijke functionele vaatproblemen en nog meer sceptisch was over eventuele chirurgische behandeling. Dit kwam omdat in het verleden vaker aannemelijke theorieën over dergelijke afknikkingen, bijvoorbeeld door costo-claviculaire compressie, waren opgesteld, de resultaten van operaties zoals resectie van de eerste rib in aanvang heel mooi leken, maar op langere termijn de effecten erg tegen vielen. De diagnose ‘costo-claviculaire compressie’ bleek helemaal niet zo eenduidig te stellen en de ingreep bleek niet zonder risico. Het was dus nodig om een betere objectivering van de afwijking te krijgen en ook een exactere bepaling van waar wat voor soort afwijking aanwezig was om te bepalen of en wat voor operatieve of conservatieve behandeling geïndiceerd zou zijn. Aanvullende beeldvormende technieken waren nodig en gelukkig bleek de afdeling klinische fysica zich juist toe te gaan leggen op het afbeelden van bloedvaten met MRI. Wij konden gebruik maken van de expertise die werd ontwikkeld en wij werden als Sint Joseph Ziekenhuis internationaal en nationaal koploper in het afbeelden van bloedvaten. Wij waren op zoek naar heel subtiele vaatafwijkingen zowel bij gestrekte heup, alsook bij gebogen heup. Met MRA bij gebogen heup zagen wij bij de vierde wielrenner, bij wie de fietstest nog normaal was, de afwijking die de oorzaak van zijn klachten was. Bij gebogen heup had hij een ernstige afknikking van de arteria iliaca communis, een afwijking die met geen enkele andere techniek goed op te sporen was. Om deze letsels enerzijds objectiever te kunnen diagnosticeren en anderzijds verantwoord te kunnen opereren was inbedding in goed prospectief onderzoek nodig. Behalve bij de TU/e vonden wij ook aansluiting bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Stapsgewijs durfden wij steeds verder te gaan in onze
Aansluitend
operatieve behandeling. Na publicatie in de Lancet kwam de chirurgisch behandelen. Er is op vrij natuurlijke manier een definitieve erkenning van ons werk en onze inzichten. In 2001 soort superspecialisatie in sportgerelateerde vaatproblemen werd dit onderzoek afgerond met een promotie. ontstaan, waarbij de benodigde onderzoekstechnieken zo specialistisch zijn dat een nationale centrumfunctie logisch Anno 2011 is. Door intensieve samenwerking tussen sportgeneeskunde In 2011 zijn de diagnostiek en behandeling goed ingebed in en vaatchirurgie en door zorgvuldig nacontrole hebben wij een samenwerking tussen sportgeneeskunde en vaatchirurgie een hele leercurve doorlopen. Niet iedere patiënt is tevreden (Schep en Bender). Meer dan 1000 patiënten met deze klachten en niet iedereen is in staat tot de gewenste topprestaties. zijn geanalyseerd en meer dan 250 operatief behandeld in een Afhankelijk van de aard van de afwijkingen en de operatieve prospectief onderzoek. interventies is het succespercentage toch 70-80% en ernstige De patiënten zijn afkomstig uit 15 landen. Meer dan 20 bijwerkingen hebben zich nog niet of nauwelijks voor gedaan. nationale kampioenschappen zijn gewonnen door deze patiënten. Het record aantal kilometers is 900 000 en is De toekomst niet door een beroepswielrenner gefietst, maar door een Deze populatie patiënten blijft intrigeren. De patiënten hebben gepensioneerd directeur van een bekende Nederlandse bank veel baat bij ons onderzoek, onze verklaring voor de klachten, die ‘altijd met de fiets naar het werk ging’. ons passend sportadvies of onze operatieve behandeling. Wij De differentiaaldiagnose is omvangrijk en varieert van denken dat de diagnostiek nog beter kan. Met verbeterde spierziekte, de diagnose die de hierboven genoemde diagnostiek kan ook het individuele sportadvies en het bankdirecteur elders gekregen had, tot Hernia Nuclei Pulposi individuele behandelplan worden geoptimaliseerd. (HNP), en van heupslijtage tot meer functionele beelden. Deze Het is essentieel dat we de lange- termijneffecten van onze laatste hangen samen met de biomechanica van het fietsen interventies in kaart krijgen. Hiervoor is verder onderzoek en zijn moeilijker te benoemen en te kwantificeren. Kortom, bij nodig. Inmiddels zitten we in een luxe situatie dat we veel sommige patiënten is en blijft het een complexe diagnostische gegevens goed hebben verzameld. Met beperkte middelen puzzel. Een nieuwe techniek, pedaalkrachtmeting op de fiets, willen en kunnen we deze goed uitwerken. helpt ons inmiddels ook verder. Internationaal krijgen we meer erkenning en komen we op In het begin hadden de meeste patiënten al meer dan drie korte termijn waarschijnlijk tot samenwerking met twee artsen gezien voordat zij onze polikliniek bezochten en hadden topklinieken voor sportgeneeskunde en vaatchirurgie in zij veel onderzoeken en behandelingen achter de rug. Nu respectievelijk Engeland en Duitsland. Dit opent perspectief worden de patiënten gelukkig sneller verwezen. voor structurele financiering van ons onderzoek. Het geeft ons daarnaast ook meer mogelijkheid om een goede werkwijze voor Het meest opvallend voor ons is nog steeds de diversiteit van diagnostiek en behandeling in andere landen te stimuleren de vaatafwijkingen die oorzaak kunnen zijn van de klachten: en het stimuleert onze afdelingen en ons ziekenhuis ook op afknikking bij normale vaatlengte, toegenomen vaatlengte andere werkterreinen. en afknikking en intravasculaire afwijkingen. Diagnostiek en We verwachten dat de inzichten die we verkrijgen bij de operatieve behandeling zijn en blijven daarom maatwerk. Wij zijn niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten de wielrenners ook voor ‘gewone vaatpatiënten’ met iliacale enigen die met de door ons ontwikkelde technieken deze vaatproblemen relevant kunnen zijn. Wij hopen bovenstaande patiënten onderzoeken en gedifferentieerd en op maat verwachtingen in de komende jaren waar te maken.
Oude Diaconessenhuis aan de Parklaan
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
96
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 13, nummer 2, 1984
97
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
98
Uit de oude doos
99
Aansluitend
Een nieuwe mogelijkheid in de schildklierfunctiediagnostiek anno 2011 Auteur prof.dr.ir. H.L. Vader, klinisch chemicus “Een perfecte illustratie van de Medisch Journaal formule.” Wie had kunnen vermoeden dat een naar aanleiding van een klinische bespreking in 1984 geschreven artikel voor Medisch Journaal de eerste aanzet zou zijn tot een onderzoekslijn die anno 2011 nog steeds ‘productief’ is? Terugkijkend zie ik een perfecte illustratie van wat er werd en wordt beoogd met de Medisch Journaal formule. De toenmalig hoofdredacteur, Hans de Rooij, kon er bijna fundamentalistisch op wijzen:
resultaat van externe versie bij stuitligging (promotieonderzoek gynaecologe Simone Kuppens)4. De jongste loot aan deze vanuit de zo bescheiden Medisch Journaal publicatie gegroeide wetenschappelijke boom heeft de maternale seleniumstatus tijdens de vroege zwangerschap en het risico op vroeggeboorte als onderwerp. Langzaam raakt de schildklier nu wat uit het zicht, hoewel selenium een rol lijkt te spelen bij de vorming van anti-schildklierantilichamen5.
Ter gelegenheid van dit jubileum terugkijkend, overvalt me een “In Medisch Journaal is slechts plaats voor eigen werk, aan beetje het gevoel, dat we in 1984 wat gespeeld hebben met eigen patiënten in het eigen ziekenhuis. Slechts daaraan een stukje plakband en een grafietstiftje. ontleent Medisch Journaal zijn bestaansrecht.” ‘Een nieuwe mogelijkheid in de schildklierfunctiediagnostiek’ beschrijft de resultaten van een onderzoek bij 150 patiënten van het Sint Joseph Ziekenhuis. Een onderzoek dat aanleiding was tot de aanpassing van de schildklierfunctiediagnostiek in ons ziekenhuis. Deze publicatie vormde mede de basis voor een langdurige samenwerking tussen Hans de Rooij en mij op schildkliergebied en resulteerde in enkele vervolgpublicaties. Huisarts Victor Pop vindt ons en de basis wordt gelegd voor een onderzoek dat tot zijn promotie leidt. De interesse richt zich nu in het bijzonder op de postpartale schildklierfunctie. Er verschijnen nu ook publicaties in vooraanstaande internationale tijdschriften1. Ook dit is weer helemaal in lijn met de Medisch Journaal formule: Het bieden van een springplank naar de internationale peer-reviewed literatuur. Na de promotie van Pop wordt de onderzoekslijn voortgezet. Dit leidt nog tot vier promoties en (status eind februari 2011) tot 32 publicaties. Interessant is te zien hoe het onderzoeksgebied zich met nog steeds de schildklierfunctie als middelpunt verder uitbreidt en hoe de resultaten van de ene studie steeds weer aanleiding zijn tot het opzetten van een nieuwe studie. Was in eerste instantie de zwangere en ontzwangerende vrouw het studieobject, al snel gaat de belangstelling uit naar de ontwikkeling van de uit de gemonitorde zwangerschappen geboren kinderen2. De maternale schildklierfunctie tijdens de zwangerschap blijkt gerelateerd aan de psychomotore ontwikkeling van het kind. Deze laatste wordt in followup studies nauwkeurig gemeten. De omvang van de studiepopulatie neemt steeds toe, waarbij dankbaar gebruik gemaakt wordt van de honkvastheid van de Brabantse moeders. In vervolgstudies (o.a. van verloskundige Hennie Wijnen) wordt in eerste instantie het verband gelegd tussen de maternale schildklierfunctie tijdens de zwangerschap en de ligging van het kind direct voorafgaande aan de baring3 en in tweede instantie tussen de maternale schildklierfunctie en het
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
Literatuur 1. Postpartum thyroid dysfunction and depression in an unselected population. Pop VJM, de Rooij HAM, Vader HL et al. N Engl J Med 1991;324:1815-1816. 2. Maternal thyroid peroxidase antibodies during pregnancy: a marker of impaired child development? Pop VJM, de Vries E, van Baar AL, Waelkens JJ, de Rooij HAM, Horsten M, Donkers MM, Komproe IH, van Son MM, Vader HL. J Clin Endocrinol Metab 1995;80:3561-3566. 3. Maternal thyroid hormone concentration during late gestation is associated with foetal position at birth. Wijnen HA, Kooistra L, Vader HL, Essed GG, Mol BW, Pop VJ. Clin Endocrinol (Oxf) 2009;71:746-751. 4. Maternal thyroid function and the outcome of external cephalic version: a prospective cohort study. Kuppens SM, Kooistra L, Hasaart TH, van der Donk MW, Vader HL, Oei GS, Pop VJ. BMC Pregnancy and childbirth 2011;11:10. 5. Maternal selenium status during early gestation and risk for preterm birth. Rayman MP, Wijnen HA, Vader HL, Kooistra L, Pop VJ. CMAJ 2011; Feb 14. [Epub ahead of print].
100
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 15, nummer 2, 1986
101
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
102
Uit de oude doos
Dr. H. Bal, gynaecoloog †
103
Aansluitend
Een terugblik op 40 jaar Medisch Journaal en Gynaecologie Auteur dr. M.A.H.M. Wiegerinck, gynaecoloog “Medisch Journaal, een kraamkamer voor pennen-vruchten en de volgende. Hans Brölmann en Marlies Bongers hebben er verlossende woorden.” met hun onderzoek en publicaties wezenlijk aan bijgedragen dat een groot aantal vrouwen geen uterusextirpatie hoefden Voor de afdeling verloskunde en gynaecologie was en is Me- te ondergaan door het kunnen aanbieden van nieuwe mindisch Journaal van grote waarde. De omgeving krijgt een beeld der ingrijpende behandelingsmogelijkheden. In deze reeks van onze activiteiten. Voor ons is het boeiend om te zien wat er artikelen zie je de opkomst van laparoscopisch opereren en door collega’s in het ziekenhuis wordt gedaan. hysteroscopie. De rol van endoscopisch pionieren komt in de Bij 40 jaar Medisch Journaal kijken we even terug. In de oud- vroege artikelen tot uiting, en heeft de basis gelegd voor een heid kon omkijken, bij Medusa, tot gevolg hebben dat je ver- reputatie van MMC in deze technieken. Hans Brölmann werd anderde in steen. Bij een terugblik in Medisch Journaal komt de eerste hoogleraar in Nederland met de leerstoel gynaecoloalles juist tot leven. gische endoscopie.
De rol van Medisch Journaal Ik mag vaststellen dat het adagium ‘eigen werk’ een vertaling heeft gekregen in vele vormen. Het in een artikel afleggen van verantwoording voor de resultaten van ons medisch handelen, de eerste proeve van vernieuwing zowel medisch als organisatorisch, opstapjes naar proefschriften en internationale publicaties en ook spannende casuïstiek. Dat biedt een Medisch Journaal van eigen bodem. Assistenten werden begeleid in het eerste geworstel met schrijverschap. Zij leerden schaven, slijpen en poetsen. Ieder artikel werd een vehikel voor kritisch leren denken, bezinning en persoonlijke ontwikkeling. Alle assistenten hebben tenminste eenmaal in Medisch Journaal gepubliceerd. Waarschijnlijk is de belangrijkste betekenis van het Medisch Journaal het scheppen, vasthouden en koesteren van een wetenschappelijk klimaat in het hele ziekenhuis. Dat vormt een krachtige basis voor goede zorg. Een uiting van de wetenschappelijke ambiance in MMC is het hoogleraarschap van Huib Vader, Pieter Wijn, Guid Oei en Sidarto Bambang Oetomo. De eerste twee stimuleerden en ondersteunden onderzoek vanuit Klinisch Laboratorium en Klinische Fysica met als illustere voorgangers Kees Vink en Martin van Gemert. De laatste twee, die als clinici voor verloskunde & gynaecologie en kindergeneeskunde een brug wisten te slaan naar de Technische Universiteit Eindhoven. Vanuit de verloskunde en gynaecologie is een vruchtbare stroom artikelen in Medisch Journaal verschenen. Vanaf de tachtiger jaren toont Jan Meuwissen in verschillende artikelen zijn fascinatie voor de biologische reactie van baarmoederslijmvlies onder invloed van behandeling met hormonen. Hij deed, met de hulp van biometriste Eveline Moret, transvaginale echometingen van endometriumdikte. Hiermee werd een expertise opgebouwd die goed van pas kwam in latere onderzoeken bij vrouwen met abnormaal bloedverlies. In Medisch Journaal is het spoor te volgen van originele onderzoeken waarin de baarmoederholte de hoofdrol speelt. Gynaecologen en assistenten geven steeds het stokje door aan
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
Dr. J.H.J.M. Meuwissen, gynaecoloog n.p.
Huisarts en specialist De samenwerking van huisartsen en specialisten is door Hans Bal in 1986 loepzuiver neergezet met een artikel over het bieden van service aan huisartsen met echo-onderzoek. In 1987 is een heel nummer van Medisch Journaal gewijd aan ‘integratie van eerste en tweede lijn’. De oogst hiervan is een reeks van praktische werkafspraken, protocollen en een fotoreportage in Medisch Journaal die het nauwe contact tussen huisartsen en specialisten fraai in beeld brengt. Toch ging de deur naar integratie niet ver open, ondubbelzinnig tot uiting gebracht met de term ‘poortwachter’ voor de huisarts.
Van proeve naar proefschrift Publicatie in Medisch Journaal was een opstap naar dissertaties. Willem de Laat promoveerde in 1986 op het transport van zaadcellen naar de buikholte en overleving in het peritoneale vocht waarbij het buikvocht werd verkregen met het Cupido systeem, een in het Sint Joseph ziekenhuis ontwikkeld punctieinstrument. Guus Vermeulen schreef in 1990 als assistent in Medisch Journaal over schouderdystocie, werd door het onderwerp gegre-
104
Aansluitend
pen en promoveerde op dit onderwerp. De dissertatie van Paul Dijkhuizen in 2000 over diagnostiek van het endometriumcarcinoom vormde het sluitstuk van onderzoek waarvan lezers van Medisch Journaal de primeur hadden. Marlies Bongers presenteerde na een reeks van publicaties in 2003 een proefschrift over een nieuwe ablatie technieken van endometrium als behandeling van hevig menstrueel bloedverlies. Peggy Geomini bekroonde haar onderzoek naar de waarde van 3-D echo van ovaria voor het risico op maligniteit met een promotie in 2009
IVC fraude Soms is het goed dat een artikel geen vervolg krijgt in een internationaal tijdschrift. In 1989 w publiceerde ik met enige trots de resultaten van een nieuwe fertiliteitsbehandeling, de Intravaginal Culture (IVC). In Parijs hadden wij met een klein gezelschap van gynaecologen van Sint Joseph, Catharina en Diaconessenhuis met het hoofd van het IVF laboratorium en de biometriste een daar ontwikkelde techniek bestudeerd en in een onderzoek geïntroduceerd. Het bijzondere was dat eicellen na punctie samen werden gebracht met spermatozoa in een afgesloten capsule gevuld met een medium. De capsule, als een mini IVF kweeklaboratorium, werd gedurende drie dagen door de vrouw in de vagina bewaard, waarna de capsule werd geopend, de inhoud onderzocht op bevruchte eicellen, embryo’s werden teruggeplaatst in de baarmoederholte en zwangerschap werd afgewacht. De vreugde over de bereikte zwangerschappen was groot maar van korte duur. Het bleek dat de bioloog de methode niet vertrouwde en zonder medeweten van anderen de eicellen met zaadcellen niet in de capsule had geplaatst maar in de kweekschaaltjes van het IVF laboratorium. De capsules hadden alleen kweekmedium bevat. Alle paren werden individueel geïnformeerd, er kwam een persbericht en de bioloog werd ontslagen. IVC is nooit meer van de grond gekomen.
Onderzoek in verschillende smaken
Deze toont met de invoering van dit concept een spectaculaire vermindering van perinatale sterfte en afname van Intensive Care gebruik voor zieke zwangeren. Dit model werd vervolgens door alle Nederlandse centra overgenomen. Organisatorische vernieuwing zien wij ook in de artikelen over de opzet van ambulant themapoliklinieken en meer recent veiligheidsbevordering door teamtraining.
Vernieuwing in opleiding is een bijna vast thema De andere onderzoeklijn van Evidence Based Medicine werd in MMC gynaecologie stevig neergezet door Ben Willem Mol, gynaecoloog én klinisch epidemioloog. In 2004 publiceerde hij in Medisch Journaal over kansschatting. Daarna volgden een reeks goed opgezette evaluatie onderzoeken, gerandomiseerde clinical trials waarbij gynaecologen, assistenten en verloskundigen aan de hand werden genomen op het pad van de methodologie. Grotendeels door zijn betrokkenheid en deskundigheid verschenen er naast artikelen in Medisch Journaal een 35 tot 50-tal peer-reviewed publicaties per jaar in internationale tijdschriften. Meest recent kan door consortia van samenwerkende Nederlandse ziekenhuizen onder leiding van Ben Willem Mol, nu hoogleraar AMC en parttime MMC, een aantal klinische vragen worden beantwoord met intensieve participatie van de afdeling gynaecologie van MMC. Naast begeleiding van assistenten en semi-artsen werden ook verloskundigen opgeleid tot Master in Science.
Kruisbestuiving Bijzonder bij het terugkijken is het samen publiceren met andere specialisten in het ziekenhuis, een prachtige kruisbestuiving. Ik vond als medeauteurs neonatoloog, kinderarts, radioloog, anesthesist, klinisch chemicus, klinisch fysicus, chirurg, uroloog, longarts, cardioloog, ziekenhuisapotheker, instrumentmaker, kwaliteitsmedewerker en ook met collega’s van AMC, MUMC en Catharina-ziekenhuis. Goed voor de dwarsverbanden in MMC en daarmee goed voor de zorg.
In Medisch Journaal komen twee soorten onderzoek van de afdeling gynaecologie in beeld, artikelen met als kenmerk in- Laat Medisch Journaal zich in dit tijdperk van veranderende novatie en artikelen in de categorie ‘evidence based medicine’. communicatie blijven vernieuwen en daarbij de spirit en kern Innovatie betreft eigen medische ontwikkelingen als het CU- vasthouden. PIDO punctiesysteem, een inbrengnaald voor oestrogeen suppletie voor een gemakkelijkere toediening overgenomen door Organon, ontwikkelen van een nieuwe operatietechniek ter voorkoming van vroeggeboorte door een laparoscopische cerclage, een laparoscopische reconstructie van afgesloten eileiders zonder hechtingen, en recent de tocopleister samen met ingenieurs van de TU Eindhoven. Ook het onderzoeken en invoeren van nieuwe patiëntvriendelijke methodes als thermoablatie van baarmoederslijmvlies, laparoscopische baarmoederverwijdering, laparoscopische prolapsbehandeling, ambulante hysteroscopische sterilisatie, ambulante visualisatie van tubae en ovaria met THL (transvaginale laparoscopie) tonen de ambitie om continu de zorg te vernieuwen en verbeteren. Op organisatorisch gebied verschijnt in 1999 in Medisch Journaal een publicatie van Guid Oei over een innovatieve inrichting van de Obstetrische High Care en in 2002 de evaluatie.
105
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 15, nummer 1, 1986
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
106
Uit de oude doos
107
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
108
Uit de oude doos
109
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
110
Aansluitend
Het gebruik van lasers in de geneeskunde anno 2011 Auteur dr. M.J.K. de Kleine, kinderarts-neonatoloog “In het verleden ligt het heden, in het nu wat komen zal.”
terug op het spreekuur met een nog altijd ‘droge retina’. In 1991 schrijft Dan Box over de Yag-laser capsulotomie bij nastaar. In 1992 schrijven Willemien Korten en Martin de Kleine over ‘Screening op prematuren retinopathie in het Sint Joseph Ziekenhuis’. In die tijd werd de retinopathie nog behandeld met cryocoagulatie, maar na de komst van Frank Kerkhoff en Marjolein Kooijman werd in 2006 overgegaan op lasercoagulatie. In 2005 had Frank Kerkhoff van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Vereniging van Kinderoogartsen toestemming gekregen om intra-oculaire ingrepen aan de retina bij prematuur geborenen met eindstadium retinopathie te verrichten. Dit leidde tot aanwijzen van het MMC als het landelijk centrum voor dit type oogoperaties.
Martin van Gemert, de tweede klinisch fysicus in het Sint Joseph Ziekenhuis, onderkende al heel vroeg de mogelijkheden van laserlicht en hij maakte clinici enthousiast om nieuwe toepassingen te ontwikkelen. De eerste laser werd tijdens een woensdagavondvoordracht “laser op tumor” eind 1978 geïntroduceerd. De blauwgroene Argonlaser kon worden geleend van de Amerikaanse firma Spectra-Physics (met een Nederlandse vestiging in Eindhoven), had krachtstroom en waterkoeling nodig, en werd toen gebruikt om een tumor in een levende rat, geïnjecteerd met een porfyrinederivaat, te laten fluoresceren. Samen met de huidartsen werd de laser in de dermatologie geïntroduceerd in juni 1979 en door Hulsbergen Henning in Medisch Jour- Het gebruik van lasers in de geneeskunde is nu zo gewoon dat naal 1986 beschreven in: ‘De behandeling van haemangioma we vergeten om erover te schrijven. planum (wijnvlek) met de Argon laser’. In een nog steeds goed leesbaar artikel ‘Het gebruik van lasers in de geneeskunde’ (Med. Journaal 1986: 24-28) legt Van Gemert in klare taal de principes en mogelijkheden van lasers uit. Met de kinderarts Nedzad Beganovic probeerde hij een instrumentje te ontwikkelen om vroegtijdig en zonder röntgenstralen een beginnende pneumothorax te detecteren, maar praktische bezwaren stonden in de weg. In ‘Diagnostische en bewakingsmethoden bij pasgeborenen’ werden de pogingen beschreven door Bosman, Beganovic en Van Gemert (Med. Journaal 1987: 45-48). In 1991 volgde er een laser symposium over lasers in de dermatologie (weer Hulsbergen Henning), in de inwendige geneeskunde (Willem Driessen en de verpleegkundigen Akkermans, Schellekens en Snellens), in de oogheelkunde door Dan Box en in de keel-, neus en oogheelkunde door Bert Wouters en Harm Kahman ( Med. Journaal 1992: 47-58). Het gebruik van lasers in de oogheelkunde is een MMC succes story. De behandelingsmodaliteiten in de regio zelf waren in 1980 nihil. De systematische dagelijkse toepassing van laserchirurgie in de oogheelkunde in het toenmalige Sint Joseph Ziekenhuis aan de Aalsterweg startte in de loop van 1981 met de aanschaf een luchtgekoelde Cavitron blauwe Argon lasermachine met een 20 cm doorsnede uitlaatpijp naar de buitenlucht. Deze machine had qua decibels en omvang veel weg van een Harley Davidson, maar de oogartsen waren in de Dr.ir. M.J.C. van Gemert, klinisch fysicus n.p. wolken. Er was een grote hoeveelheid retinapathologie, vooral diabetische retinopathie met letsels die de oogartsen volgens Dan Box anno 2011 nog maar zelden zien. Al in 1984 werden deze ingrepen door Dan Box in Medisch Journaal beschreven in een ‘Bondig overzicht van retinale Argon Lasertoepassingen”. Anno 2011 ziet hij zo nu en dan een dergelijke patiënt
111
Uit de oude doos
Uit: Medisch Journaal, jaargang 23, nummer 1, 1994
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
112
Uit de oude doos
113
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
114
Uit de oude doos
115
Aansluitend
Plotse dood bij twee jonge wielrenners anno 2011 Auteurs dr. J. Hoogsteen, cardioloog en dr. M.C. Huige, gepensioneerd cardioloog
To An Athlete Dying Young The time you won your town the race We chaired you through the market-place; Man and boy stood cheering by, And home we brought you shoulder-high. To-day, the road all runners come, Shoulder-high we bring you home, And set you at your threshold down, Townsman of a stiller town. A.E. Housman, 1859 Plotse dood bij jonge atleten was in het verleden, maar is ook nu nog, een dramatische ervaring voor familie, vrienden en artsen. Uit ervaring weten wij dat de plotse dood niet vaak echt een donderslag bij heldere hemel is, maar dat deze vaak wordt voorafgegaan door subtiele en soms zelfs duidelijke voortekenen. Veel is daar niet aan veranderd. Omdat men van een aantal ziektebeelden niets wist, zag men ze ook niet en verdween veel waardevolle informatie over het fenomeen van plotse dood. De lijst met oorzaken van plotse dood was tot ruim 40 jaar geleden overzichtelijk en betrekkelijk eenvoudig. Het waren vrij zeldzame ziektebeelden die in de dagelijkse praktijk van de cardioloog niet of nauwelijks voorkwamen. Belangrijke, toen al bekende ziektebeelden op de lijst waren hypertrofische cardiomyopathie, anomalie van de coronairarterie, coronairlijden (atherosclerose), virale myocarditis, hartkleplijden met name de aortastenose, rechterkamercardiomyopathie en vormen van pre-exitatie en meer recent het lange QT syndroom. Plotse dood bij atleten was 40 jaar geleden in de academischcardiologische biotoop geen issue en kwam al helemaal weinig voor in periferie. Het sporthart was iets bijzonders, maar niet een fenomeen om je erg druk om te maken; wat het precies inhield wist men eigenlijk niet. Dat bepaalde ventriculaire ritmestoornissen bij duursportatleten wel eens een belangrijk symptoom zou kunnen zijn, niet van een direct overerfbare vorm, maar van een verkregen vorm van rechterkamercardiomyopathie werd nauwelijks geaccepteerd. De plotse dood van twee jonge wielrenners in onze regio vormde voor ons een enorme uitdaging en was het startpunt van een blijvende betrokkenheid bij het fenomeen van de plotse dood van jonge mensen en in het bijzonder van hen die hun lichaam onderwierpen aan herhaalde, langdurige, extreme inspanningen. De casussen van deze twee wielrenners zijn uitvoerig bestudeerd en gepubliceerd o.a. in ons eigen Medisch Journaal in 1994. De snelheden die de huidige atleten bereiken en de belasting in hun sport zijn ten opzichte van 40 jaar geleden enorm toegenomen. Als voorbeeld: de gemiddelde snelheid tijdens de Tour de France was 40 jaar geleden 38 km/uur en is gestegen naar 40
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
km/uur. Er is natuurlijk in de techniek en het materiaal veel verbetering gekomen, maar men moet niet vergeten dat het huidige niveau van presteren veel vraagt van de fysieke eigenschappen van een atleet. Mede door het gebruik van herstel- en prestatiebevorderende middelen zal dat laatste alleen maar toenemen. Wat het hart zelf betreft; dat is de motor voor al deze prestaties. De linkerkamer is door de dikte van de spier voldoende beschermd tegen de hoogvolume belasting, de rechterkamer daarentegen met zijn dunne wanden kan deze vorm van volumebelasting soms moeilijk verdragen. De laatste jaren is ook duidelijk geworden dat bepaalde atleten tijdens inspanning reageren met het ontwikkelen van een pulmonale hypertensie. Sedert de fatale dood van onze twee sportmensen is er in de cardiologie in Nederland maar vooral ook binnen Máxima Medisch Centrum (MMC) veel bereikt. Binnen de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie is een actieve werkgroep cardiologie en sport ontstaan. Deze werkgroep heeft studies opgezet naar o.a. de fysiologische adaptatie van het hart bij jonge duursporters. Er zijn protocollen voor keuring en screening van sportmensen ontwikkeld. Er is verder onderzoek gedaan naar de betekenis van ritmestoornissen en duursport. Het fenomeen atriumfibrillatie dat toch zo veel voorkomt bij sportmensen is in een lange follow-upstudie vervolgd. Het is haast teveel om in deze column te noemen. We noemden het cardiosport en vooral Jan Hoogsteen is hier de grote stuwende kracht in geweest; hij heeft er later een prachtig proefschrift over geschreven. Hij mag met recht sportcardioloog worden genoemd. Daarnaast ontstond er binnen MMC een sportafdeling waaruit drie promoties voortkwamen, allen sport- en inspanningsfysiologie gerelateerd. Het waren de proefschriften van Goof Schep, Adwin Hoogeveen en Harald Kemps. Terugkerend naar de plotse dood is er ook veel bereikt. Het is een heel specialistisch cardiologisch aandachtsgebied geworden. Er is vooral veel meer inzicht ontstaan in tal van ziektebeelden. Ziektebeelden als rechterkamerdysplasie kwamen bij atleten zeldzaam voor en afgaande op de literatuur zou de prognose goed zijn. Door de snelle ontwikkeling in de klinische genetica in de afgelopen jaren is het inzicht in de cardiomyopathieën en in andere overerfbare cardiale ziekten sterk verbeterd. Nieuwe elektrische hartziekten zijn beschreven. Van de Ion Channel-pathieën zoals het Lange QT syndroom zijn inmiddels tien varianten beschreven, waarvan het Brugada Syndroom, het Catecholaminerge Polymorfe Ventriculaire Tachycardie syndroom, het Short QT syndroom enkele voorbeelden zijn. Anders dan de genetic counseling is de behandeling vrij basaal gebleven. Naast de brady- en tachy-defibrillatie-therapie met een intracardiaal device (ICD) en de ablatie is de medicamenteuze behandeling met een bètablokker is nog steeds een belangrijke pijler in de behandeling. De medische ontwikkelingen gaan door en op het gebied van de sportcardiologie gaat de groei van kennis en inzicht gelukkig wel heel snel.
116
Uit de oude doos
Uit: Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis, Eindhoven, jaargang 11, nummer 1, 1982
117
Uit de oude doos
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
118
Uit de oude doos
119
Aansluitend
Hemodialyse anno 2011 Auteurs dr. H.P.J. Willems, internist/immunoloog/allergoloog en dr. C.L.J. Vink, gepensioneerd klinisch chemicus Hemodialyse en peritoneaaldialyse zijn vormen van niervervangende therapie die heden ten dage overal in Nederland tot onze beschikking staan. Dit was 50 jaar geleden niet het geval. Hoewel Willem Kolff al in 1944 zijn eerste dialyse heeft uitgevoerd in Kampen, hebben de ontwikkelingen nadien langere tijd stilgestaan, wellicht mede door het vertrek van Kolff naar de Verenigde Staten. Dr. C.L.J. (Kees) Vink is klinisch chemicus geweest is het Sint Joseph Ziekenhuis (SJZ). Hij is in 1960 begonnen en heeft zich vanaf zijn begintijd ingespannen om in het SJZ niervervangende therapie op te starten. Dit bleek geen gemakkelijke zaak doch werd ondersteund door zijn kennis van de wateren zouthuishouding en toepassing van het molaire systeem. Er was geen steun verkregen vanuit het land of de regio. De apparatuur moest zelf worden gemaakt. Na vele experimenten met runderbloed, vergaard in slachthuizen, werd een dialyseapparaat gemaakt. Dit apparaat werd volledig door het SJZ gemaakt. De totale kosten destijds waren 2000 gulden. In 1963 werd de eerste dialyse uitgevoerd bij een patiënt met een acute anurie na een prostatectomie. De dialyse bleek succesvol. Hierna zijn nog meerdere dialyses uitgevoerd met als gevolg dat in het SJZ het eerste dialysecentrum van Nederland werd geopend. Om zijn belangrijke bijdrage aan het tot stand brengen van het dialysecentrum te onderstrepen, wordt een artikel herdrukt uit het Medisch Journaal van 1982. Hierin gaat Vink in op de totstandkoming van het dialysecentrum en de technieken die destijds werden gebruikt bij de dialyse. In het artikel staan prachtige foto’s en tekeningen die het experimentele karakter van de niervervangende therapie duidelijk maken. Kees Vink is inmiddels 89 jaar, in leven en welzijn. Ter gelegenheid van deze lustrumeditie is hij benaderd om nog eens te memoreren aan de begintijd van de hemodialyse. Een bezoek aan huis door ondergetekende en vele uren van verhalen leerden mij dat het opzetten van de dialyse destijds inderdaad pionierswerk is geweest. Hieronder publiceren wij zijn ‘historische herinneringen’ waarin hij terugblikt op vergane tijden.
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
Dr. C.L.J. Vink, klinisch chemicus n.p. Herinneringen aan het Sint Joseph Ziekenhuis te Eindhoven in de jaren 1960 - 1970, dr. C.L.J. Vink, klinisch chemicus Naarmate men ouder wordt, stapelen herinneringen zich op. Op verzoek van de redactie maak ik graag van de gelegenheid gebruik om een aantal van mijn herinneringen en archiefgegevens over bovengenoemde periode in het Sint Joseph Ziekenhuis (SJZ) op schrift te stellen. In 1960 kwam ik in het SJZ werken als hoofd van het klinisch chemisch laboratorium. Ik werkte in de jaren vijftig als wetenschappelijk hoofdambtenaar aan het academisch ziekenhuis in Leiden, vandaag het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) geheten. Eén van de eerste zaken die mij opviel in het SJZ na mijn komst, was de geringe samenwerking tussen de verschillende specialisten. Incidenteel werd door één van de medici een verhaal gehouden in de kamer van de directeur geneesheer. Het betrof meestal een casus die iemand onder de aandacht wilde brengen, al dan niet ter aanvulling van een curriculum. Een goede onderlinge samenwerking leek mij van het grootste belang, onder andere met het oog op wetenschappelijk onderzoek, zoals ik dat in Leiden gewend was. Aangezien ik niet de enige was met deze wens tot nadere structurering, werd al spoedig de Medische Staf opgericht, toentertijd nog een zeldzaam fenomeen in Nederland. Het eerste (gekozen)
120
Aansluitend
Stafbestuur met een zittingsduur van drie jaar bestond uit de volgende leden: L. Kortbeek, voorzitter; C. Vink, secretaris; H. Damen, assessor; A. Stox, tijdelijk adviserend jurist. Al snel bleek dat een dergelijke organisatie niet mocht worden opgericht zonder statuten die door de Landelijke Specialisten Vereniging (LSV) moesten zijn goedgekeurd. Het volledige stafbestuur vergaderde hierover in Amsterdam in februari 1962 en goedkeuring volgde. Een stafreglement leidde tot het oprichten van de stafvergadering en de klinische bespreking. Ondergetekende stelde in 1961 de ontwikkeling van een kunstnier voor, gezien zijn interesse en ervaring op het gebied van de water- en zouthuishouding en zijn nationale en internationale betrokkenheid bij het introduceren van het molaire systeem van eenheden, het Système International d’Unité’s, S.I.. Hierbij worden concentraties van moleculen gestandaardiseerd in mol /l in plaats van bijvoorbeeld mg %. Dit is namelijk van belang in ionogrammen, dus in osmotische drukken, die aan de basis liggen van vloeistof verplaatsingen in het lichaam.
In de toekomst zal niertransplantatie ‘the method of choice’ blijven. P. Gerlag heeft aan de optimalisering hiervan veel aandacht besteed. Parallel aan de haemodialyse werd in 1963 ook begonnen met peritoneaaldialyse bij patiëntjes met hemolytisch uremisch syndroom (HUS), een lijden, ontvankelijk voor een acuut nierlijden. Het eerste patiëntje werd extracorporaal behandeld met de kunstnier en overleed. Tussen 1963 en 1982 werden met medewerking van de kinderartsen 16 patiëntjes gedialyseerd met peritoneaaldialyse. Bij dit type dialyse overleed geen enkele patiënt in tegenstelling tot de literatuurgegevens (zie Medisch Journaal). In 1965 werd het plan geïntroduceerd om een isotopenlaboratorium in huis te halen. Dit plan werd ondersteund door een verzoek van de afdeling Gynaecologie en Obstetrie. Bij een foetus in stuitligging zou een isotopenonderzoek namelijk veiliger zijn dan röntgenstraling. Echo-onderzoek was in die tijd nog niet beschikbaar. Het verkrijgen van een isotopenvergunning stuitte aanvankelijk op de problemen dat het Binnenziekenhuis al beschikte over een isotopenlaboratorium en bovendien de maatschappij zich in toenemende mate verzette tegen de gevaren van nucleaire stralen. Desondanks lukte het in 1969 om met L. Geuskens, nucleair-geneeskundige, deze vergunning te verkrijgen. Er ontstonden twee afdelingen: een ‘in vivo’ afdeling voor isotopenonderzoek en een chemische ‘in vitro’ afdeling. Voor de lezers is deze tijd geschiedenis, maar voor ondergetekende was het een drukke en mooie tijd. Ik kijk terug met dank aan alle patiënten en collega’s, met name aan P. Deckers en mw. J. Reijnders, die mij hun vertrouwen hebben geschonken om dit te mogen realiseren.
De instemming van bijna alle betrokkenen was gebaseerd op het feit dat alle patiënten met een terminale nierinsufficiëntie overleden. De enige internist op dat moment in het SJZ, G. Jordans, voelde niet veel voor een dergelijk onderzoek, evenals de vermaarde Amsterdamse hoogleraar J. Borst. Deze ‘primus inter pares’ van de internisten toentertijd, voerde de volgende tegenargumenten aan: 1. Infectiegevaar bij extracorporaal bloed; 2. W. Kolff concludeerde in zijn proefschrift (Groningen, 1946) dat voor acute nierproblemen wel, maar ‘chronische nephritis’ geen indicatie is voor behandeling met de kunstnier; 3. Alle 15 patiënten die Kolff behandelde met haemodialyse overleden in korte tijd. Toch vonden wij in Groningen in 1962 een internist bereid om de medische leiding van de dialyse op zich te nemen: Variabele kosten: P. Deckers, leerling van prof. dr. E. Mandema. De praktische Lab.onderzoek f. 125,00 f. 95,00 en maatschappelijke ondersteuning werd geleverd door mw. Kunstnier Concentraat f. 20,00 J. Reijnders, medisch analiste. Toen de constructie van de eerste Diverse f. 75,00 kunstnier een feit was, richtten Deckers en ondergetekende --------------de Eindhovense Nierenclub op om deze ontwikkelingen op het f. 315,00 gebied van de nefrologie een regionaal karakter te geven. De eerste haemodialyse d.d. 12 maart 1963 betrof een Salariskosten verpleegkundigen f. 125,00 Sociale lasten ± 50% f. 60,00 patiënt met een acute anurie. Na twee geslaagde dialyses --------------kon de patiënt weer naar huis. In ons verdere onderzoek toon- f. 185,00 --------------den wij aan dat het ook mogelijk was om patiënten met een f. 500,00 terminale nierinsufficiëntie nog jaren in leven te houden (zie Afschrijving apparatuur f. 30,00 artikelen in: Mededelingen uit het Sint Joseph Ziekenhuis en --------------het Medisch Journaal). f. 530,00 f. 665,00 In deze beginperiode werd nog veel last ondervonden van Tarief --------------bloedstolling, beperkte toegankelijkheid tot de bloedbaan Over voor dekking: f. 135,00 en vooral van de slechte doorlaatbaarheid van de cellofaan Huisvestingskosten membranen. Dit weerhield ons ervan om in het begin teveel Schoonmaakkosten Overhead kosten patiënten op te nemen voor dialyse. Onderhoud apparatuur Dialyse werd geleidelijk een routinebehandeling. In 1971 leek voor dialysepatiënten een reis naar Lourdes een schijnbaar onmogelijke vakantie, maar in werkelijkheid werd het een gewel- Figuur. Een overzicht van de kosten in guldens per hemodig succes. dialyse in 1977.
121
Vooruitkijken
Vooruitkijken met “jongere” specialisten Chirurgie anno 2051
zal ik me waarschijnlijk toespitsen op de laparoscopische gastro-enterologische chirurgie, met vooral bariatrie als aandachtsgebied. Tenminste, totdat de obesitas pil is uitgevonden. Als we dan al zo ver doorgedifferentieerd zijn dan zal ik waarschijnlijk achter de geraniums moeten gaan zitten. Misschien wil ik dat dan ook wel. De tijd zal het leren.
Neonatologie anno 2051
François van Dielen Chirurg, 7 april 1972 Bijna 40 en pas sinds 2,5 jaar chirurg. De weg is lang maar wel de moeite waard. Gedurende de opleiding ben ik in aanraking gekomen met veel facetten van het vak. Één daarvan was de bariatrie, oftewel de chirurgie van zwaarlijvigen, die mijn interesse had. Waarschijnlijk zal ik dit de komende 25 jaar met veel plezier doen. Door een enorme toename in zwaarlijvige patiënten worden er tenslotte steeds meer bariatrische procedures uitgevoerd. Om deze operaties zo goed mogelijk uit te kunnen voeren, met zo’n laag mogelijk complicatiepercentage, wordt op dit moment gewerkt aan het creëren van meerdere ‘centers of excellence’, die in de toekomst zullen instaan voor alle bariatrische ingrepen in Nederland. Ons ziekenhuis zal één van deze ‘centers of excellence’ zijn. Deze ontwikkelingen tot centralisatie vindt binnen de chirurgie niet alleen bij de bariatrie plaats. Waren we 20-30 jaar geleden nog een volledig algemeen chirurg, nu worden we steeds meer gedifferentieerde chirurgen, met daarbij horende gedifferentieerde diensten. De vraag is: willen we dit wel? Het antwoord op de vraag is afhankelijk vanuit welk perspectief je dit beoordeelt. Vanuit de patiënt is dit een goede ontwikkeling, maar voor de chirurg betekent dit aanpassingen. Dit zal invloed hebben op zowel de chirurgische opleiding als op mijn eigen toekomst. Had ik vijf jaar geleden nog het idee alles te blijven doen, nu wordt het toch verregaande differentiatie. Mijn komende 25 jaar
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
Jacqueline van der Sluijs-Bens Kinderarts - Neonatoloog, 18 december 1970 In de afgelopen 40 jaar is de zwangerschapsduur van patiënten die op neonatale intensive care afdelingen (NICU’s) in Nederland zijn opgenomen continu gedaald. Momenteel zit er geen ruimte meer tussen wat in de wetgeving nietlevensvatbaar wordt genoemd en wat neonatologen nog behandelbaar vinden. Kinderen die rond deze grens worden geboren zijn kwetsbaar voor allerlei schadelijke invloeden, moeten zeer intensief worden behandeld, krijgen veel complicaties van hun behandeling en liggen lang opgenomen op de NICU’s. Als we deze kinderen de komende jaren beter willen behandelen dan vroeger, is enige reflectie op ons handelen op zijn plaats. Kinderen die opgenomen zijn op de NICU hebben een grote kans op infecties. Dit heeft twee redenen. De eerste is dat bij te vroeg geboren kinderen de ontwikkeling van het immuunsysteem nog in volle gang is, waardoor vatbaarheid
122
Vooruitkijken
voor infecties groot is. De tweede reden is dat de blootstelling aan micro-organismen zeer groot is. Omdat modulatie van het immuunsysteem vooralsnog een utopie is, zal deze grote kans op infecties ook de komende jaren een uitdaging vormen. Infecties kunnen zowel ‘verticaal’, vanuit de moeder, als ‘horizontaal’, vanuit de omgeving, worden verworven. Een groot deel van de horizontale infecties zijn gerelateerd aan intraveneuze katheters. Centraalveneuze katheters zijn nodig om deze kinderen adequaat te voeden, opdat er een zo optimale ontwikkeling van onder andere de hersenen plaatsvindt. Een alternatief voor deze lijnen is niet voorhanden. Maximale aandacht voor steriel werken en modern materiaal om deze lijnen gemakkelijk en weinig traumatisch in te brengen zijn al gemeengoed. Toch zijn in de komende jaren nog ontwikkelingen te verwachten. Zo loopt er bijvoorbeeld nu klinisch onderzoek met lijnen die gecoat zijn met antibiotica en komen er markers die infecties eerder signaleren dan tot nu toe het geval was. Tegenover de maatregelen om de kans op infecties te verminderen of om ze eerder op te sporen, speelt de dreiging van resistentie. Meticilline resistente staphylococcus aureus (MRSA) en Extended Spectrum Beta Lactamase (ESBL) producerende bacteriën rukken verder op en gaan mogelijk ook op de NICU’s een belangrijke rol spelen? Hoe zal het zijn over 20 jaar: Komen er meer resistente stammen die ons parten gaan spelen? Zijn we straks aangewezen op meer toxische antibiotica met mogelijk schadelijke gevolgen op de lange termijn? We weten het niet. Samen maken al die kleine micro-organismen maar 2½ procent van ons lichaamsgewicht uit, maar het zou een blunder zijn om ze te onderschatten. Het is fascinerend dat wat Pasteur (1822-1895) zei nog steeds geldt en ook de komende 20 jaar nog steeds zal gelden: “het zijn de kleine dingen (bacteriën) die het doen”.
de radioactief jodiumtherapie, werden door internisten of radiotherapeuten gegeven. Niet alleen de beoefenaars wijzigden in die 40 jaar, ook het vak zelf veranderde geleidelijk. Sommige procedures verdwenen, sommige nieuwe werden geïntroduceerd. Maar het bleef een relatief klein vak, dat niet in ieder ziekenhuis beschikbaar was. Volgens sommigen kwam de echte doorbraak van het vak dan ook niet met de erkenning van het specialisme, maar met de introductie van positron emissie tomografie, kortweg PET. Menigeen denkt dat PET een nieuwe techniek is, maar u raadt het al: de eerste PET scan werd eveneens 40 jaar geleden gemaakt. Maar het duurde ruim drie decennia voordat de PET op grote schaal doorbrak. Juist de PET, en de integratie daarvan met de CT, luidt mogelijk ook het einde in van de nucleaire geneeskunde als zelfstandig specialisme. De roep tot samenvoeging van afdelingen, opleidingen en specialismen radiologie en nucleaire geneeskunde wordt steeds luider. Mijn vak zal dus de komende veertig jaar zeker niet hetzelfde blijven. In welke mate de nucleaire geneeskunde de komende 40 jaar verandert: u zult het kunnen blijven lezen in het Medisch Journaal.
Ziekenhuisapotheek anno 2051
Nucleaire Geneeskunde anno 2051 Ernst Postema Nucleair geneeskundige, 13 augustus 1971 Het Medisch Journaal bestaat 40 jaar. Gefeliciteerd met het behalen van dit resultaat, hetgeen in tijdschriftenland een respectabele leeftijd is. Ook ik word dit jaar 40 jaar. Net als het specialisme dat ik beoefen. In 1971 erkende de American Medical Association het specialisme nucleaire geneeskunde, een vakgebied dat voor zowel diagnostiek als therapie gebruik maakt van radioactieve isotopen. In Nederland duurde het nog ruim tien jaar langer voordat de nucleaire geneeskunde als zelfstandig specialisme werd erkend. Dat betekent niet dat de scans die gebruik maken van isotopen niet werden gemaakt, of dat de behandelingen met radioactieve stoffen niet werden gegeven. Tot de formele erkenning in Nederland was de beoefening van dit vak relatief vrij: de scans die werden gemaakt, werden door radiologen, radiotherapeuten, fysici, chemici, apothekers en internisten verslagen. Ook de therapieën met radioactieve stoffen, zoals
123
Matthijs van de Poll Ziekenhuisapotheker, 19 december 1971 Sinds 2000 werk ik in Máxima Medisch Centrum. In die periode heb ik veel veranderingen mogen meemaken. Het meest opvallende is eigenlijk dat de snelheid waarmee de ene verandering de andere opvolgt, exponentieel toeneemt. Alleen innovatie houdt je hoofd boven water. Je moet dus tijd besteden aan de ontwikkeling van nieuwe creatieve oplossingen. Mijn vak maakt al jaren een beweging van de klassieke
Vooruitkijken
backoffice (productie, laboratorium en distributie) naar de patiënt. Zo hebben wij de productie van geneesmiddelen, de bereiding van nucleaire geneesmiddelen en de gerobotiseerde geneesmiddelenvoorziening van verpleeghuispatiënten uitbesteed. Als ziekenhuisapotheker moet ik zorgen voor goede medicatiebegeleiding. In mijn beginjaren werd ieder recept (ca. 800 per dag) handmatig nagekeken. Gezien de enorme aantallen patiënten die dagelijks op de poli, dagbehandeling of afdeling komen, moesten wij op een slimmere manier op zoek naar onze “risico-patiënt”. Zo zijn wij in 2006 als eerste ziekenhuisapotheek in Nederland begonnen met het maken van slimme “queries” op onze eigen database in combinatie met klinisch chemische data. Op dit moment gebruikt vrijwel iedereen deze methode en zijn wij verder aan het denken over de volgende stap hoe deze “clinical rules” de voorschrijver kunnen ondersteunen bij zijn beslissingen. De laatste jaren bereiden wij steeds meer geneesmiddelen als ready-to-use injectiespuit. Hiermee voorkomen wij microbiologische besmettingen, foutieve verdunningen en tijdverlies in acute situaties. Sinds 1990 doen wij dat voor de kinderen die op de neonatale intensive care liggen en binnenkort voor alle patiënten van het Vrouw Moeder Kind centrum. Het is voorstelbaar dat bepaalde bereidingen voor het hele huis door de ziekenhuisapotheek gaan plaatsvinden. Denk hierbij aan geneesmiddelen voor epidurale toediening, maar ook aan middelen voor microbiologisch vatbare patiënten, zoals pasgeborenen, oncologische- en IC patiënten. Met de toevoeging van de twee openbare apotheken houdt de dienstverlening van Farmaceutisch Centrum Máxima niet op zodra een patiënt het ziekenhuis verlaat. Specialistische farmaceutische dienstverlening, zoals bijzondere orale cytostatica, liggen gewoon op de plank van onze openbare apotheken.
Neonatologie anno 2051
Koen Dijkman Kinderarts - Neonatoloog, 3 december 1971
Zoals het Medisch Journaal zich in de afgelopen 40 jaar heeft ontwikkeld tot het tijdschrift zoals wij het nu kennen, zo heeft ook de neonatologie in de afgelopen 40 jaar een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Beademen van pasgeborenen, centralisatie van intensive care afdelingen voor pasgeborenen, ontwikkeling van surfactant, Extra Corporele Membraan Oxygenatie en behandeling met stikstofmonoxide hebben in de afgelopen decennia hun nut in de pasgeborenenzorg bewezen en ons vakgebied gemaakt tot wat het nu is. Vanuit Al met al heb ik een ontzettend leuk en zeer breed vak, waarvan dit perspectief is vooruitkijken naar de komende jaren een het einde aan veranderingen nog lang niet in zicht is. Tot de interessante opgave. Een zeer recente ontwikkeling is neuroprotectie met milde volgende 40 jaar! hypothermie van de asfyctische pasgeborene. Hiermee hebben wij voor het eerst een therapie in handen om neurologische schade en daarmee lange-termijn-morbiditeit te beperken en in sommige gevallen te voorkomen. Helaas is bij sommige kinderen de primaire schade door de asfyxie zo ernstig dat neurologisch schade niet kan worden voorkomen. Ik hoop en verwacht dat wij in de komende decennia meer mogelijkheden krijgen om deze schade enerzijds te voorkomen en anderzijds waar deze toch optreedt, te behandelen. Belangrijke kansen liggen er door hypothermie te combineren met medicatie met neuroprotectieve eigenschappen zoals bijvoorbeeld 2-iminobiotin en Xenon. Beide stoffen verminderen de schade na hypoxie en ischemie in het dierexperiment. Recente ontwikkelingen op dit gebied zijn veelbelovend en worden ongetwijfeld in de komende jaren in multi-center studies geëvalueerd. Op het gebied van neuroregeneratie zijn de ontwikkelingen nog veel interessanter. Met behulp van stamcellen lukt het op dit moment om in dierexperimenten anatomisch én functioneel
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
124
Vooruitkijken
herstel van beschadigd hersenweefsel te verkrijgen. Het verder ontwikkelen van deze techniek vraagt zeker nog een aantal jaren en misschien wel decennia, maar het zou fantastisch zijn als we over 40 jaar terug kunnen kijken en zeggen dat de gecombineerde strategie van neuroprotectie enerzijds en neuroregeneratie anderzijds de neonatologie drastisch heeft veranderd en lange-termijn neurologische morbiditeit zoals cerebrale parese nagenoeg heeft uitgebannen.
Paradoxaal genoeg is dit grote arsenaal steeds minder toereikend. Natuurlijk was er in 1961 de eerste methicilline resistente Staphylococcus aureus (MRSA), maar die stammen zijn vaak nog wel gevoelig voor alternatieve antibiotica. De recente beschrijving van “super-bugs” baart echter grotere zorgen. Deze “super-bugs” zijn Gram-negatieve staven met een metallo-betalactamase gen aan boord, dat wordt gecombineerd met andere resistentiegenen, waardoor alle gangbare antibiotica geen effect meer hebben. Voeg hier Of wacht ons nog veel interessantere ontwikkelingen die op dit de opkomst van onbehandelbare XDR-tbc (Extensively Drug moment nog niet te voorzien zijn? Hoe dan ook, onze afdeling Resistant Tuberculosis) en de toename van virale resistentie bij Neonatologie zal in het evalueren en implementeren van deze influenza, HIV en Hepatis B aan toe en het is duidelijk dat het ontwikkelingen een rol van betekenis spelen. postantibiotische tijdperk is aangebroken. De enige beschikbare middelen om deze micro-organismen nog om zeep te helpen doen dit min of meer ook met de gastheer. Ironisch genoeg zit in dit “om zeep helpen” de oplossing verborgen. Waar nieuwe antibiotica alleen zullen leiden tot nieuwe resistenties, kan met het snel vangen van een “superbug” en de bron daarvan de verspreiding met “water en zeep” in de kiem gesmoord worden. De infectiepreventie van vroeger wordt de behandeling van de toekomst.
Microbiologie anno 2051
Niek Arents Arts microbioloog, 20 augustus 1971 Veertig jaar! Een mijlpaal voor Medisch Journaal en de Medische Microbiologie Medisch Journaal viert dit jaar haar 40-jarig jubileum. Een hele prestatie en een goed moment om eens voor- en achteruit te kijken. De microbiologie, bijna 400 jaar geleden onbewust ontstaan tijdens de beschrijving van de “Ontleding en ontdekkingen van de levende dierkens” door Antoni van Leeuwenhoek (1679), heeft 40 jaar geleden ook een belangrijke periode doorgemaakt. Met de ontwikkeling van de eerste antibiotica werd het antibiotische tijdperk ingeluid. De euforie was groot en bracht de Amerikaanse “Surgeon General” William Stewart ertoe in 1967 te claimen dat “het boek over infectieziekten in de VS gesloten kon worden”. Sinds 1971 is het arsenaal aan antibiotica explosief toegenomen. Cefalosporines, tetracyclines, quinolonen, macroliden en carbapenems stammen allemaal van na 1971.
125
Interview
Op zoek naar een nieuwe techniek voor het voorspellen van het foetale ECG en hartritmevariabiliteit
Vroegtijdige detectie van complicaties: kwaliteit huidige technologie onvoldoende Hoog-risico zwangerschappen komen steeds vaker voor, omdat vrouwen op steeds latere leeftijd zwanger worden. Bij ongeveer 20 procent van de zwangerschappen treden complicaties op zoals vroeggeboorte, zuurstoftekort voor de foetus, foetale groeivertraging of een hoge bloeddruk. Een vroegtijdige detectie van deze complicaties is van groot belang om tijdig medisch ingrijpen mogelijk te maken. De huidige bewakingstechnologie is van onvoldoende kwaliteit om deze vroegtijdige detectie mogelijk te maken. De technologie is alleen toepasbaar in het ziekenhuis, belastend voor de patiënt en niet goed in staat om op een betrouwbare manier informatie te geven over de foetale conditie. Rik Vullings en Chris Peters zijn in hun proefschriften op zoek gegaan naar methoden om het foetale ECG te registreren en de foetale hartritmevariabiliteit nauwkeurig te bepalen. Rik Vullings promoveerde op 14 december 2010 aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) op zijn proefschrift getiteld “Noninvasive fetal electrocardiogram: analysis and interpretation”. Chris Peters promoveerde op 30 maart 2011 aan de TU/e op zijn proefschrift getiteld “Time-scale analysis of antepartum fetal heart rate variability”. Beide heren vertellen wat de belangrijkste bevindingen zijn uit hun onderzoek.
gecombineerd met de beoordeling van de weeënactiviteit, de zogenaamde cardiotocografie (CTG). Het foetale hartritme kan op twee manieren worden bepaald. Op niet-belastende, uitwendige manier met behulp van een Doppler op de buik van de moeder of op wél-belastende wijze met een inwendige elektrode die in het hoofd van de foetus wordt bevestigd. Beide methoden hebben hun beperkingen. De eerste methode is relatief onnauwkeurig maar kan in alle stadia van de zwangerschap worden toegepast. De tweede methode is veel nauwkeuriger dan de uitwendige, maar kent risico’s voor moeder en kind en kan bovendien alleen worden toegepast nadat de vliezen zijn gebroken en er voldoende ontsluiting is. Een bijkomend probleem is dat het CTG een lage specificiteit heeft: het laat vrijwel altijd specifieke patronen in hartritme variabiliteit zien als er foetale nood is, maar deze patronen kunnen ook optreden als er geen foetale nood is. Om onnodig ingrijpen in de zwangerschap, alleen gebaseerd op CTG, te voorkomen moet aanvullende informatie worden gebruikt in de diagnostiek.” Het was de uitdaging voor zowel Rik als Chris om daar hun steentje aan bij te dragen.
De TOCO-patch: patiëntvriendelijke voorspeller vroeggeboorte
Inmiddels hebben Rik en Chris samen met, onder anderen prof.dr. Guid Oei, hoogleraar bij de TU/e en gynaecoloog in MMC, het bedrijf Nemo Healthcare opgericht om deze nieuwe Aanvulling op CTG kan onnodig ingrijpen voorkomen technieken door te ontwikkelen tot klinische toepassingen. De Rik begint gelijk enthousiast te vertellen. “De meest gebruikte eerste producten, die bijna klaar zijn voor productie, richten methode om de foetale conditie te bewaken is de interpretatie zich echter op het meten van weeënactiviteit door middel van van veranderingen die optreden in het hartritme van de foetus, een elektrodepleister die op de buik van de zwangere vrouw
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
126
Interview
verder, “is dat de abdominale metingen ECG-signalen opleveren waarvan de morfologie sterk afhangt van de oriëntatie van de foetus in de baarmoeder.” Rik heeft in zijn onderzoek een goede methode ontwikkeld om het foetaal ECG te detecteren waarbij hij rekening gehouden heeft met bovenstaande problemen. Chris heeft in zijn onderzoek gewerkt aan het verkrijgen van het slag-op-slag foetale hartritme uit de foetale ECGsignalen die worden verkregen met de door Rik ontwikkelde methode. Daarnaast heeft hij een analysetechniek ontwikkeld om aanvullende informatie over de foetale conditie te verkrijgen uit de slag-op-slag variabiliteit van dit foetale hartritme. Momenteel wordt de pleister in MMC in de praktijk getest. Ook Beide methoden kunnen worden ingebouwd in de TOCO-patch andere ziekenhuizen hebben interesse getoond. De techniek zodat deze nog bruikbaarder wordt. kan namelijk gemakkelijk op de huidige infrastructuur van de ziekenhuizen worden aangesloten. Continue monitoring zwangeren geplakt wordt, de zogenaamde TOCO-patch. Deze technologie is gebaseerd op het werk van Chiara Rabotti die in april 2010 is gepromoveerd bij prof. dr. Oei aan de TU/e. Zij wist in haar promotieonderzoek een nauwkeurige maat voor weeënactiviteit te verkrijgen uit de elektrische activiteit van samentrekkingen van de baarmoeder. “Zij heeft in haar proefschrift aangetoond dat het een nauwkeurige en veilige manier is voor moeder en kind”, vertelt Chris. “Bovendien heeft de techniek de potentie om dreigende vroeggeboorte te detecteren, waarvoor nu geen adequate mogelijkheden bestaan.”
Pleister uitgebreid met monitoren voor foetale harttonen
ver vóór de geboorte van het kind
Nemo Healthcare gaat samen met MMC en TU/e door met de ontwikkeling van de technologie. Chris, nu werkzaam als klinisch fysicus in het Jeroen Bosch ziekenhuis, geeft aan dat dit jaar de techniek om foetaal ECG te meten en het foetale hartritme te detecteren verder wordt verbeterd. Volgens Chris en Rik zijn er tal van toepassingsmogelijkheden voor de technologie. “In de toekomst gaan wij zwangere vrouwen 24 uur per dag in de gaten houden ver vóór de geboorte van het kind. De gemeten signalen kunnen op afstand door de specialist worden uitgelezen en beoordeeld. Is er iets mis, dan zijn we er meteen bij. De droom voor de toekomst is het ontwikkelen van textiel-sensoren die de zwangere vrouw gewoon in haar kleding kan dragen.”
Rik vertelt dat de literatuur suggereert dat golfvormanalyse van het foetale electrocardiogram (ECG), in combinatie met CTG-interpretatie, een toegevoegde waarde heeft voor het bewaken van de foetale gezondheidstoestand. “Het meten van het foetale ECG is een invasieve methode waarbij een scalpelektrode in het hoofdje van het kindje gedraaid wordt Je wilt veel liever het foetale ECG op een uitwendige wijze vanaf de buik van de moeder meten; bovendien zou je dan al veel eerder in de zwangerschap metingen kunnen verrichten”, aldus Rik. Hij heeft onderzoek gedaan naar de problemen die zijn gerelateerd aan uitwendige metingen van het foetale ECG. “Eén van de moeilijkheden bij het meten van het uitwendige ECG is het feit dat de signaal-ruis verhouding van de ECG-meting relatief Met al deze ontwikkelingen in de verloskundige zorg ziet het er laag is. Maar wat misschien nog wel belangrijker is”, vertelt Rik voor een zwangere vrouw over 40 jaar heel anders uit dan nu.
127
Aantekeningen
Medisch Journaal - jaargang 40 - nummer 2 - 2011
128
Aantekeningen
129
Sint Joseph Ziekenhuis, 1946
Wij begrijpen uw wereld en bieden passende oplossingen. U werkt hard voor een doel: uw patiënt proberen beter te maken en daarin succes te hebben. Maar ook naast uw werk wilt u succes hebben. Weet u wat u uiteindelijk overhoudt aan al uw inspanningen? Is uw financiële planning wel net zo gezond als uzelf? Onze adviseur van de Medicidesk begrijpt hoe belangrijk het is om op het gebied van de gezondheidszorg met u mee te denken. Maar ook hoe de hypotheek geregeld moet worden of de inkoop van een maatschap. Hoe uw betalingsverkeer zowel privé als zakelijk kan worden geregeld en hoe u het beste de financiële planning voor het eerder stoppen met werken kunt organiseren. Kortom, hij begrijpt uw wereld en biedt u passende oplossingen.
De Medicidesk. Advies op maat! Rabobank. Een bank met ideeën.
Voor meer informatie bel naar (040) 293 65 95. Of mail naar
[email protected]
www.rabobank.nl/medicidesk