NOTA ECONOMISCH BELEID
Amstelveen, juli 2003
INHOUD Samenvatting
4
Inleiding 1.1: 1.2: 1.3:
Aanleiding en achtergronden Totstandkoming van de Nota Economisch Beleid Opbouw van de Nota Economisch Beleid
9 10 11
Hoofdstuk 2: Economische Beleidscontext 2.1: 2.2: 2.3: 2.4:
Inleiding Algemene economische trends en ontwikkelingen Algemeen gemeentelijk beleidskader Rol en positie van de gemeentelijke overheid in de stedelijke economie
12 12 12 14
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de economische structuur 3.1: 3.2: 3.3: 3.4: 3.5: 3.6:
Inleiding Bedrijvigheid Bedrijfsontwikkeling Beschrijving van specifieke sectoren Bedrijventerreinen en kantoorlocaties Conclusies ten aanzien van de economische structuur
17 17 19 20 24 25
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het vestigingsklimaat 4.1: 4.2: 4.3: 4.4: 4.5: 4.5:
Inleiding Bevolking, werkgelegenheid en arbeidsmarkt Toekomstige ontwikkelingen Bedrijvenomnibus Atlas voor gemeenten Conclusies ten aanzien van het vestigingsklimaat
31 31 34 34 35 35
Hoofdstuk 5: Landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders 5.1: 5.2: 5.3: 5.4: 5.5:
Inleiding Economie Ruimtelijke ordening Toerisme Verkeer
37 37 38 39 40
Hoofdstuk 6:Trends en ontwikkelingen 6.1: 6.2: 6.3:
Algemene trends en ontwikkelingen Specifieke trends en ontwikkelingen Conclusies ten aanzien van trends en ontwikkelingen
Hoofdstuk 7: SWOT-analyse
41 42 46 47
2
Hoofdstuk 8: Beleid en beleidsuitwerking 8.1: 8.2: 8.3: 8.4: 8.5: 8.6: 8.7: 8.8: 8.9: 8.10: 8.11:
Inleiding Missie van het economisch beleid Doelstellingen van het economisch beleid Ruimte voor bedrijvigheid Kwaliteitsverbetering van bestaande locaties Verbetering van de bereikbaarheid Evenwichtige arbeidsmarkt Verbetering van de dienstverlening aan ondernemers Bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen Versterking en verbetering van de regionale samenwerking Specifieke beleidsonderwerpen
51 51 53 54 58 60 62 64 65 67 67
Hoofdstuk 9: Beleidsuitvoering en –evaluatie 9.1: 9.2: 9.3: 9.4:
Inleiding Actieprogramma Organisatie en middelen Evaluatie
68 68 69 70
Actieprogramma 2003-2007 Bijlagen Overzicht van de tabellen: 1. Toekomstvisie Amstelveen 2020+ en uitwerkingsrichting voor economisch beleid (pagina 15) 2. Groei aantal arbeidsplaatsen bij buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio (pagina 19) 3. Herkomst buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio (pagina 20) 4. Aantal nieuwe buitenlandse bedrijven per vestigingsplaats (pagina 20) 5. Reële omzetontwikkeling 2002 (pagina 21) 6. Aanbod detailhandel in Amstelveen (pagina 22) 7. Branchering weekmarkt in Amstelveen en in vergelijkbare gemeenten (pagina 22) 8. Grondgebruik tuinbouwgewassen onder glas (pagina 24) 9. Hotelaanbod in Amstelveen (pagina 24) 10. Aantal restaurants, cafés en snackbars in Amstelveen en de verdeling ervan (pagina 25) 11. Aantal en oppervlakte van horecabedrijven in Amstelveen en Nederland per 10.000 inwoners (pagina 25) 12. Aanbod aan en opname van kantoorruimte in Amstelveen in de periode 1992-2002 (pagina 26) 13. Ontwikkelingen in de kantorenmarkt in de Amsterdamse regio (pagina 26) 14. Voorzienbare, toekomstige ontwikkelingen op de kantorenmarkt, de bedrijfsterreinenmarkt en in de detailhandel (pagina 29) 15. Werkgelegenheid per sector (pagina 34) 16. Vacatures naar sectoren 1-7-2001 tot 1-7-2002 (pagina 34)
3
SAMENVATTING Aanleiding en achtergronden De Nota Economisch Beleid beoogt een raamwerk te geven voor de uitgangspunten van het ruimtelijk- en sociaal-economisch beleid van de gemeente tot het jaar 2013. Tot op heden kende de gemeente Amstelveen geen algemeen beleidsdocument waarin deze uitgangspunten omschreven en uiteengezet zijn. De Nota Economisch Beleid is een beleidskader voor de middellange termijn. De hierin vastgelegde uitgangspunten zullen in de komende periode verder worden uitgewerkt in beleidsstukken (nota Recreatie en Toerisme) en actieprogramma’s. Deze actieprogramma’s bevatten een vertaling van de algemene beleidsuitgangspunten in concrete acties en/of projecten. De Nota Economisch Beleid is opgesteld in overleg met belangenorganisaties, het Regionaal Overlegorgaan Amsterdam (ROA), de provincie en de omliggende gemeenten (Uithoorn en Aalsmeer). Voor de onderbouwing is onder meer gebruik gemaakt van de “Economische bouwsteen voor de Toekomstvisie van de gemeente Amstelveen” opgesteld door Buck Consultants (2001) en het rapport “Werken” opgesteld door Kolpron (1999). Verder zijn veel gegevens uit rapporten, visies en nota’s van het Rijk, de provincie NoordHolland, het ROA en de Kamer van Koophandel Amsterdam. Economisch beleidscontext Ontwikkelingen in de economie voltrekken zich in een rap tempo. Al deze ontwikkelingen – zelfs op wereldniveau – hebben direct invloed op het regionale en lokale bedrijfsleven en raken daarmee de sociale en fysieke omgeving van de gemeente (afname of toename van de werkgelegenheid, tekort of overschot aan beschikbare ruimte). De reikwijdte van de “economie” gaat ver. Direct of indirect wordt het geld, dat de economie heeft gegenereerd, aangewend voor functies zoals wonen en voorzieningen. Voor een schets van het algemeen gemeentelijk beleidskader zijn twee (beleids)stukken van belang: a. het collegeprogramma 2002-2006 b. de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ De onder b genoemde toekomstvisie is een lange termijnvisie; het onder a genoemde collegeprogramma geldt slechts voor de aangegeven vier jaar. Hoewel het collegeprogramma geen duidelijke uitspraken over de economie bevat, hebben de daarin opgenomen uitgangspunten wel degelijk implicaties voor de regionale en lokale economie. In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is ten aanzien van economie een aantal kernuitspraken gedaan. Deze zogenaamde kernuitspraken moeten ertoe leiden dat in 2020+: de bedrijventerreinen duurzamer zijn ingericht; de bestaande en nieuwe economische impulsen zijn benut (zoals bijvoorbeeld de groei van WTC, Schiphol en Bloemenveiling Aalsmeer); ruimte is geboden aan detailhandel voor ontwikkeling op wijk-, lokaal en regionaal niveau. De invloed, die de gemeente op het economisch krachtenveld kan uitoefenen, is beperkt. Trends en ontwikkelingen op wereldschaal (11 september 2001) werken in het algemeen sneller dan de effecten van het gemeentelijk – of zelfs het provinciaal of landelijk – economisch beleid.
4
Toch kan de gemeente wel een bijdrage leveren aan het creëren van een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven. In het algemeen is de rol van de gemeente met betrekking tot de lokale economie als volgt te omschrijven: a. voorwaardenscheppend (voldoende vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, goede ontsluiting en bereikbaarheid, goed beheer van de openbare ruimte); b. faciliterend (informatievoorziening, dienstverlening, actief stimuleren van startende ondernemers); c. initiërend (het aangaan van samenwerkingsverbanden met het plaatselijke bedrijfsleven of omliggende gemeenten); d. (bij)sturend: toepassing van een selectief vestigingsbeleid door een bepaald type bedrijven in de gemeente te laten vestigen, activering en toeleiding van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. Voor het welslagen van gemeentelijk economisch beleid is het voorts van belang dat het gevestigde bedrijfsleven wil meewerken aan de uitwerking en uitvoering ervan. Het bedrijfsleven zal dus de bereidheid moeten hebben zich actief in te spannen om de uitgangspunten van het economisch beleid mede te bewerkstelligen. Economische structuur Amstelveen kent een eenzijdige economische structuur die vooral gericht is op de zakelijke dienstverlening, handel en vervoer. De industrie is ondervertegenwoordigd. Veel van de in Amstelveen gevestigde bedrijven zijn onderdeel van internationale netwerken. Het aantal startende ondernemers in Amstelveen is ten opzichte van de Amsterdamse regio als geheel redelijk stabiel te noemen. Wel zijn er in Amstelveen meer starters in de zakelijke en commerciële dienstverlening. De economie van de Amsterdamse regio heeft in 2002 beter gepresteerd dan de nationale economie. Binnen deze regio doet Amstelland en De Meerlanden het relatief beter dan de overige subregio’s (Zaanstreek, Zuid-Kennemerland, IJmond en Amsterdam). De ontwikkelingen in de detailhandel zijn redelijk solide te noemen. Niettemin zal de teruglopende economie invloed hebben op de consumptieve bestedingen. De verwachting is dat deze bestedingen zullen terugvallen. Deze afname zal met name gevolgen hebben voor het Stadshart waar veel winkels in luxueuze goederen zijn gevestigd. Het aantal horecabedrijven in Amstelveen is lager dan in de rest van Nederland maar de omvang van deze bedrijven (in m²) ligt hoger. Het hotelwezen neemt daarop een uitzonderingspositie in. Gelet op de cijfers en het aantal in Amstelveen gevestigde internationale bedrijven zou er voldoende marktruimte moeten zijn voor één of meer hotel(s). Nader onderzoek is noodzakelijk om deze veronderstelling te staven. Het aanbod aan kantoorlocaties en bedrijventerreinen loopt in de pas met de vraag naar dergelijke locaties. In de toekomst kan frictie ontstaan als nieuwe ontwikkelingen niet of niet tijdig totstandkomen. Overigens is hierbij geen rekening gehouden met de opvang van een eventuele, regionale vraag bedrijventerreinen. Indien ook deze vraag binnen Amstelveen geaccommodeerd zou moeten worden, is in ieder geval het voorzienbare toekomstige aanbod van bedrijventerreinen niet toereikend. Een grootschalige uitbreiding van winkelruimte is vooralsnog niet voorzien. Wel worden in het kader van de uitbreiding van de woningbouw in/nabij de Westwijk plannen ontwikkeld voor de realisering van (aanvullende) winkelvoorzieningen. Verder zijn kleinschalige uitbreidingen van wijk- en buurtwinkelcentra niet uitgesloten. Voor dergelijke uitbreidingen dient echter wel voldoende economisch draagvlak aanwezig te zijn. Het huidige (door)starterscentrum voor kantoorhoudende functies is te klein. Voor een nieuw centrum zijn plannen ontwikkeld. Er is in Amstelveen geen (door)starterscentrum voor nietkantoorhoudende functies.
5
Vestigingsklimaat Amstelveen kent weinig werklozen en weinig uitkeringsgerechtigden, een hoge arbeidsparticipatie voor mannen en vrouwen en (nog) voldoende werkgelegenheid voor de hogere opgeleiden (met name in de zakelijke dienstverlening). De zakelijke dienstverlening, de gezondheidszorg, de groot- en detailhandel zijn de grootste werkgevers in Amstelveen. Het woon- en leefklimaat in Amstelveen is goed. Er zijn voldoende voorzieningen in de gezondheidszorg en het onderwijs met een redelijke tot hoge kwaliteit. De druk op de woningbouw is groot. Als gevolg van de hoge koop- en huurprijzen kunnen vooral de lager opgeleiden geen woning in Amstelveen vinden. De ligging en bereikbaarheid van Amstelveen zijn gunstig. Toch is er sprake van congestie in de spits en een mager openbaar vervoersnetwerk, met name oost-west. Verder zijn er parkeerproblemen op en nabij de werklocaties en levert de lokale infrastructuur op bepaalde punten problemen op. Uit de in 2002 gehouden bedrijvenomnibus blijkt dat bedrijven deze conclusies onderschrijven. Amstelveense bedrijven beoordelen de bereikbaarheid met de eigen vervoermiddelen als overwegend goed maar zijn minder te spreken over de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Eén of de vijf bedrijven heeft interesse in een gezamenlijke aanpak om het woon-werkverkeer te regelen. Voor het opstellen van vervoersplannen bestaat minder belangstelling. Ondanks de hiervoor omschreven knelpunten in het vestigingsklimaat van Amstelveen, heeft NYFER Amstelveen in 2003 als de aantrekkelijkste gemeente van Nederland aangewezen. Deze aanwijzing is gebaseerd op een analyse van sociaal-economische factoren en zogenaamde “aantrekkelijkheidsfactoren” (veiligheid, culturele aanbod e.d.). Landelijke, provinciale en regionale beleidskaders Het ROA heeft voor de periode 2003-2006 een regionale agenda opgesteld. In deze agenda is een aantal hoofdopgaven omschreven en globaal uitgewerkt. Aangegeven is dat het ROA de Economische Ontwikkelingsvisie (RES) wil actualiseren. In de RES en de uitvoeringsprogramma’s zullen zeker de volgende onderwerpen/thema’s zijn opgenomen: · afstemming en coordinatie met betrekking tot de ontwikkeling van bedrijvenlocaties; het vaststellen van de hoofdlijnen van het regionaal acquisitie- en promotiebeleid · gericht op bedrijfsvestiging en toerisme; · regionaal toeristisch beleid, via de uitvoering van het Masterplan Toerisme; versterking van de regionale kennisinfrastructuur; · verder versterken van de gedifferentieerde structuur, waarbij onder meer aandacht · voor de economie van de landelijke gebieden en het havenindustrieel complex. Verder heeft het ROA een Masterplan Toerisme en een regionale detailhandelsvisie vastgesteld. De Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is een nota van het Rijk waarin de principes voor de ruimtelijke ordening van Nederland voor de komende jaren zullen worden aangegeven. Thans is (nog) niet geheel duidelijk of en zo, ja wanneer deze Vijfde Nota definitief zal worden vastgesteld. Provinciale Staten hebben begin 2003 het ontwerp-streekplan Noord-Holland-Zuid vastgesteld. In dit streekplan zijn zeven hoofdopgaven geformuleerd. Twee van deze hoofdopgaven zijn in dit kader van betekenis: “Ruimte voor werken” en “Een economische bestaansbasis voor de landbouw”.
6
Ruimte voor werken zou via vier sporen moeten worden bereikt: a. verbetering van de benutting van bestaande bedrijventerreinen; b. planologisch mogelijk maken van nieuwe bedrijventerreinen; c. accommodatie van bedrijven in stedelijk gebied; d. overloop naar andere regio’s. Ten aanzien van de land- en tuinbouw streeft de provincie naar structuurversterking, verbreding (recreatie en natuurbeheer) en handhaving van voldoende ruimte. Trends en ontwikkelingen Steeds minder is sprake van een traditionele indeling van de economische structuur: landbouw, industrie en diensten. Mengvormen komen vaker voor en stellen andere – en nieuwe – eisen aan bedrijfshuisvesting. Het belang dat bedrijven hechten aan woon- en leefklimaat – en zeker aan hun directe bedrijfsomgeving – neemt toe. De verwachting voor de commerciële dienstverlening blijft gunstig. Wel zal de ingezette groei enige afvlakking vertonen. De toekomstverwachting voor de groot- en detailhandel zijn daarentegen minder rooskleurig. Belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de teruglopende particuliere consumptie en de afname in de uitvoer van producten. De detailhandel zal volgens het CPB (Centraal Planbureau) ook te maken krijgen met structurele veranderingen. De toekomst van de glastuinbouw is onzeker. De kosten zijn in het afgelopen jaar gestegen (met name voor energie) maar houden nog gelijke tred met de opbrengsten uit bloemen en planten. SWOT-analyse Op basis van alle beschikbare gegevens zijn de sterke en zwakke punten van de Amstelveense economie alsmede de kansen en bedreigingen samengevoegd in een zogenaamde SWOT-analyse (strengths, weaknesses, opportunities en threats). Deze analyse is in een schema vervat. Dit schema is in hoofdstuk 7 opgenomen. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. Beleid en beleidsuitwerking De missie van het economisch beleid is als volgt geformuleerd: “ Ontwikkel Amstelveen verder in de regio tot een dynamische, kennisintensieve en kwaliteitsvolle stad waarbij de aandacht specifiek gericht is op: a. behoud en verdere uitbouw van sterk vertegenwoordigde sectoren (zakelijke dienstverlening); b. behoud en versterking van de overige plaatselijke bedrijvigheid; c. instandhouding van de bestaande detailhandelsstructuur (verzorgingseconomie); d. herstructurering van het glastuinbouwgebied”. Ad a: Amstelveen heeft in de regio Amsterdam een sterke positie op het gebied van de zakelijke dienstverlening. Deze positie is van belang voor de differentiatie in de gehele regio. Immers, in andere delen van de regio is de zakelijke dienstverlening minder sterk vertegenwoordigd. De verwachting is dat Amstelveen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de zakelijke dienstverlening blijft. De gemeente dient hierop in te spelen. Ad b: Voor de plaatselijke economie is de lokale bedrijvigheid evenzeer van belang. Deze bedrijvigheid bestaat voor een groot deel uit de zogenaamde “bevolkingsvolgzame” sectoren (loodgieters, schilders, drukkerijen, garagebedrijven e.d.). Gebleken is dat in de regio Amstelland en De Meerlanden een tekort is aan voldoende bedrijfslocaties. Amstelveen heeft als deel van de Amsterdamse regio de taak en verantwoordelijkheid zorg te dragen voor bedrijven die momenteel in de gemeente gevestigd zijn. Ad c: In het belang van een goed functionerende detailhandel is het noodzakelijk voorzieningen te handhaven en ervoor zorg te dragen dat het (economisch) draagvlak van het Stadshart en de wijk- en buurtwinkelcentra gegarandeerd blijft.
7
Ad d: De bestaande woonwijk “Westwijk” zal in zuidelijke richting worden uitgebreid. Deze uitbreiding heeft direct gevolgen voor de aldaar aanwezige glastuinbouw. Aangezien deze sector van groot belang is voor het agribusinesscomplex rondom de Bloemenveiling Aalsmeer (Flower Mainport), is het zaak dat de gevestigde glastuinbouwbedrijven in de regio blijven. Het gemeentelijk economisch beleid 2003-2013 heeft als hoofddoel “een evenwichtige en duurzame economische groei te bevorderen en diversiteit in de Amstelveense bedrijvigheid en/of bedrijvigheid in de directe regio te bewerkstelligen door het inzetten van een aantal sociaal- en ruimtelijk-economische instrumenten en via nauwe samenwerking met in- en externe partners”. De hoofddoelstelling is vertaald in een zevental subdoelstellingen: 1. zorgdragen voor voldoende vestigingslocaties voor kantoor, bedrijven en winkels door realisering van nieuwe en herstructurering van bestaande locaties (ruimte voor bedrijven); 2. kwaliteitsverbetering van bestaande vestigingslocaties; 3. verbetering van de bereikbaarheid van en naar Amstelveen en van en naar de werklocaties/Stadshart; 4. zorgdragen voor een evenwichtige arbeidsmarkt; 5. verbetering van de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers; 6. bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen; 7. versterking en verbetering van de regionale samenwerking. De hierboven onder 1 tot en met 8 omschreven subdoelstellingen zijn vertaald in een aantal acties. Deze acties vormen gezamenlijk een actieprogramma. Het actieprogramma voor de komende jaren is als bijlage aan deze nota toegevoegd. Verder is het de bedoeling een aantal onderwerpen nader uit te werken. Het kan dan gaan om onderwerpen of thema’s die te specifiek zijn (bijvoorbeeld het ondernemersrisico of de nadeelcompensatie) of delen van beleid die een aparte benadering vergen (horeca, detailhandel en landbouw). Zo zal in de komende jaren onder meer worden gewerkt aan het opstellen van een horecanota. Ook zal het beleidsveld “Economische Zaken” pro-actief betrokken worden bij overig gemeentelijk beleid zoals de parkeernota en de nota wonen. Beleidsuitvoering en –evaluatie Het actieprogramma van het economisch beleid zal om de vier jaar worden herzien. Een jaarlijkse aanpassing is mogelijk als: a. de economische omstandigheden daartoe aanleiding geven; b. in de praktijk blijkt dat er bij de gemeente en/of derden onvoldoende draagvlak is voor de uitwerking en/of uitvoering van de betreffende acties. Jaarlijks zal aan burgemeester en wethouders en de gemeenteraad verslag worden gedaan van de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking en/of uitvoering van het actieprogramma. In dit jaarverslag zal ook de (sociaal-)economische omstandigheden aan de orde komen. Het merendeel van de acties, die in het actieprogramma zijn opgenomen, zal worden uitgevoerd en gecoördineerd door de medewerkers van het taakveld economische zaken. De uitvoering en coördinatie van grote(re) projecten (bijvoorbeeld revitalisering Bovenkerk en Legmeer) is neergelegd bij projectmanagers. De medewerkers van het taakveld economische zaken participeren echter wel in de daarvoor opgerichte project- en werkgroepen. In de begroting 2003 is voor economische zaken een budget ad € 527.000,-- opgenomen. Voor projecten zoals “Bovenkerk-Legmeer” en “Westwijk 11” zijn specifieke kredieten beschikbaar.
8
INLEIDING Voorliggende Nota Economisch Beleid schetst het gemeentelijk economisch beleid tot het jaar 2013 en is in grote lijnen een uitwerking van de ruimtelijk- en sociaaleconomische uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in de Toekomstvisie Amstelveen 2020+. In deze inleiding wordt nader ingegaan op de achtergronden van de Nota Economisch Beleid, de totstandkoming ervan evenals de opbouw. 1.1: Aanleiding en achtergronden De Nota Economisch Beleid beoogt een raamwerk te geven voor de uitgangspunten van het ruimtelijk- en sociaal-economisch beleid van de gemeente tot het jaar 2013. Tot op heden kent de gemeente Amstelveen geen algemeen beleidsdocument waarin deze uitgangspunten omschreven en uiteengezet zijn. Aangezien de regionale en daarmee ook de stedelijke economie voortdurend in beweging zijn, hebben ondernemers maar zeker ook de gemeente en de hogere overheden behoefte aan duidelijkheid over de inhoud van het gemeentelijk economisch beleid op de middellange termijn. Op basis daarvan kunnen zij onder meer beslissingen nemen over hun toekomstige investeringen op de huidige locatie(s) en hun deelname aan projecten die gezamenlijk met de overheid zijn of worden opgepakt. Voorbeelden hiervan zijn de projecten “Duurzame Revitalisering Bovenkerk-Legmeer” en kantorencentrum Nieuwer-Amstel. Tevens is de Nota Economisch Beleid een kader waarmee de gemeente initiatieven van ondernemers kan beoordelen en kan bepalen of hieraan zal worden meegewerkt. Zoals hierboven reeds is aangegeven, geeft deze beleidsnota inzicht in de hoofdlijnen van het beleid. Het is de bedoeling deze hoofdlijnen om de vier jaar uit te werken in een meer concreet actieprogramma. In dit actieprogramma kan dan eveneens rekening worden gehouden met de uitgangspunten van het collegeprogramma. Het is van belang de uitvoering van de geformuleerde acties te monitoren en de stand van zaken jaarlijks te melden in een jaarverslag zodat deze acties tijdig kunnen worden bijgestuurd of bijgesteld. In de komende jaren zal de gemeente te maken krijgen met een aantal (beleids)ontwikkelingen maar ook met een aantal grote en gecompliceerde projecten waarbij de betrokkenheid van het plaatselijke bedrijfsleven wenselijk en zelfs noodzakelijk is. Te denken valt aan de vertaling van het locatiebeleid (“het juiste bedrijf op de juiste plaats”), initiatieven op het gebied van vervoermanagement, het opzetten en toepassen van parkmanagement op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties, het verbeteren van de leefbaarheid (reductie van energieverbruik, vermindering van de hoeveelheid afval) en het effectief en efficiënt inzetten van de beschikbare ruimte (intensivering van het ruimtegebruik). Grote projecten, waarmee al een start is gemaakt, zijn bijvoorbeeld het inrichten van een nieuw bedrijventerrein langs de N201 (opstellen structuurplan), de inrichting van het gebied Langerhuize en de herstructurering van de kantoorlocatie Kronenburg. Daarnaast is in de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ een aantal nieuwe projecten omschreven zoals de inrichting van de A9-zone, de herstructurering van het glastuinbouwgebied in de Legmeerpolder en het ontwikkelen van een beleid voor de land- en tuinbouw.
9
Voor het beleidsterrein “Economische Zaken” zijn er dus voldoende uitdagingen. Het verdient echter aanbeveling alle genoemde ontwikkelingen en projecten met elkaar in verband te brengen, (meer) inzicht te verschaffen in de planning en deze planning af te stemmen met overige beleidsdisciplines c.q. het bedrijfsleven. De gemeentelijke overheid heeft een beperkte invloed op het functioneren van de stedelijke economie maar kan hieraan wel enige sturing geven. Een belangrijke vraag in dit verband is hoe en onder welke voorwaarden de gemeente kan meewerken aan het accommoderen van het bedrijfsleven in Amstelveen. Deze voorwaarden worden mede bepaald door andere beleidsvelden zoals ruimtelijke ordening, milieu, sociale zaken (arbeidsmarktbeleid) en verkeer en vervoer. Voor zover mogelijk en wenselijk, zal hiermee in het gemeentelijk economisch beleid rekening worden gehouden. 1.2: Totstandkoming van de Nota Economisch Beleid De Nota Economisch Beleid is opgesteld in overleg met belangenorganisaties, het Regionaal Overlegorgaan Amsterdam (ROA), de provincie en de omliggende gemeenten (Aalsmeer, Uithoorn en Haarlemmermeer). Voor de onderbouwing is onder meer gebruik gemaakt van de “Economisch bouwsteen voor de Toekomstvisie van de gemeente Amstelveen” opgesteld door Buck Consultants (2001) en het rapport “Werken” opgesteld door Kolpron (1999). Zowel intern (binnengemeentelijk) als extern (organisaties buiten de gemeente) is (mee)gewerkt aan de inhoud van de voorliggende Nota Economisch Beleid. Binnen de gemeente gaat het naast “economie” om de beleidsdisciplines “verkeer en vervoer”, “ruimtelijke ordening/stedenbouw”, “arbeidsmarktbeleid”, “milieu”, “veiligheid”, “emancipatie”, “wijk- en buurtbeheer” en “onderwijs”. De inbreng van externe partijen is vooral geleverd in de vergaderingen van de klankbordgroep. Deze klankbordgroep heeft bestaan uit vertegenwoordigers van: · de Ondernemersvereniging Amstelveen; · de Vereniging van Amstelveense Detailhandelsorganisaties; · de Koninklijke Horeca Nederland; · de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV), Hollands Midden; · het Regionaal Overlegorgaan Amsterdam (ROA); · de Westelijke Land- en Tuinbouworganisatie (WLTO); · de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam (KvK); · het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). De bijdragen van de provincie en de omliggende gemeenten Aalsmeer, Uithoorn en Haarlemmermeer zijn verkregen na mondeling overleg of door schriftelijke reacties op concepten van de Nota Economisch Beleid. Voor de onderbouwing van de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens met betrekking tot de economische structuur en het vestigingsklimaat is veelal uitgegaan van recente rapportages, zoals: · de Economische bouwsteen voor de Toekomstvisie van de gemeente Amstelveen opgesteld door Buck Consultants in 2001: · het Ontwikkelingsperspectief functie Werken Amstelveen 2010 opgesteld door Kolpron in 1999; · het Statistisch Jaarboek van de gemeente Amstelveen (2001-2002).
10
Verder zijn veel gegevens afkomstig uit rapporten, nota’s en visies van het Rijk, de provincie Noord-Holland, het ROA en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam. Een compleet overzicht van alle geraadpleegde literatuur is opgenomen in bijlage 4 van deze nota. Ook is in voetnoten aangegeven hoe de specifieke gegevens zijn verkregen. 1.3: Opbouw van de Nota Economisch Beleid In onderstaand schema is aangegeven hoe de Nota Economisch Beleid is opgebouwd. Kader
Economische Beleidscontext Rol en positie van de gemeente
Huidige situatie
Beschrijving van de economische structuur Beschrijving van het vestigingsklimaat Omschrijving van beleidsvoornemens op het gebied van RO, milieu, verkeer en vervoer e.d. Trends en ontwikkelingen
hoofdstuk 2
hoofdstuk 3 hoofdstuk 4
hoofdstuk 5 hoofdstuk 6
Conclusies, SWOT-analyse
hoofdstuk 7
Uitwerking
Beleid en beleidsuitwerking gemeentelijk economisch beleid tot 2013
hoofdstuk 8
Uitvoering
Uitvoering en evaluatie
hoofdstuk 9
LEESWIJZER: 1. De beschrijvingen van de economische structuur en het vestigingsklimaat van de gemeente Amstelveen zijn voor een deel kwantitatief en voor een deel kwalitatief. De conclusies, die deze beschrijvingen opleveren, leiden uiteindelijk tot een SWOT-analyse. 2. Bij de formulering van de doelstellingen voor het gemeentelijk economisch beleid tot 2010 is grotendeels uitgegaan van de uitgangspunten zoals deze in de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ zijn opgenomen. 3. Het actieprogramma Economisch Beleid is een apart stuk dat om de vier jaar zal worden aangepast. In hoofdstuk 9 wordt hiervoor de eerste aanzet gegeven.
11
Hoofdstuk 2: Economische beleidscontext 2.1: Inleiding In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op enige algemene economische trends en ontwikkelingen, het algemeen gemeentelijk beleidskader (collegeprogramma) en de rol c.q. positie van de gemeente in de stedelijke economie. 2.2: Algemene economische trends en ontwikkelingen Ontwikkelingen in de economie voltrekken zich in een steeds sneller en hoger tempo. In de afgelopen jaren gaat het daarbij vooral om informatisering en globalisering van de samenleving. Deze ontwikkelingen zijn stuwende maar ook sturende factoren in de economie. Schaalvergrotingen, overnames van bedrijven en afsplitsingen van niet tot de kernactiviteiten behorende bedrijfsonderdelen doen zich op wereldschaal voor maar hebben direct invloed op regionaal en lokaal niveau. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan bedrijfsverplaatsingen, -uitbreidingen of –inkrimpingen. Dergelijke ontwikkelingen raken dan ook de fysieke en sociale omgeving van de gemeente (toename of afname van de werkgelegenheid, tekort of overschot aan beschikbare ruimte). Het is zaak oog te hebben voor deze gevolgen en een vertaling te geven in het gemeentelijk beleid dan wel specifieke acties te ondernemen. De economische sectoren genereren geld en vragen hiervoor de kaders te scheppen. In het algemeen wordt dit geld aangewend om andere functies zoals wonen en voorzieningen direct of indirect (mede) te bekostigen. De mate waarin deze bekostiging plaatsvindt, hangt in sterke mate af van de conjunctuur. Tot 11 september 2001 was sprake van een hoogconjunctuur. Amstelveen heeft van deze hoogconjunctuur geprofiteerd. Tal van grote (internationale) ondernemingen hebben in de afgelopen jaren besloten zich in Amstelveen te vestigen en daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het vestigingsklimaat. In hoeverre deze trend zich zal doorzetten, valt moeilijk te voorspellen. De resultaten van de laatste ERBOenquête van de Kamer van Koophandel zijn verontrustend. Uit deze resultaten blijkt onder meer dat de investeringsbereidheid van de ondernemers afneemt en het regionale bedrijfsleven weinig vertrouwen heeft in een opleving van de economie. Vooralsnog zijn de gevolgen hiervan niet verder te kwantificeren. Het blijft dan ook belangrijk de stedelijke economie geregeld te monitoren en na te gaan of aanpassing van het beleid en de daaruit voortvloeiende acties nodig is. In hoofdstuk 6 zullen de trends en ontwikkelingen meer uitvoerig aan de orde komen. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. 2.3: Algemeen gemeentelijk beleidskader Voor een schets van het algemeen gemeentelijk beleidskader zijn twee (beleids) stukken van belang, te weten: a. de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ b. het collegeprogramma 2002-2006.
12
De onder a genoemde toekomstvisie is een lange termijnvisie; het onder b genoemde collegeprogramma geldt slechts voor de aangegeven vier jaar. Hoewel in dit collegeprogramma geen expliciete uitspraken zijn gedaan over de economie, zijn de hierin uitgangspunten wel van belang voor de formulering van het gemeentelijk economisch beleid. Het gaat dan onder meer om uitgangspunten op het gebied van werkgelegenheid, milieu en ruimtelijke ordening. Voorts heeft de commissie Bestuurlijke Vernieuwing aan de gemeenteraad geadviseerd in het kader van de programmabegroting expliciet sociaal-economische uitgangspunten voor 2004 en volgende jaren te formuleren. In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is ten aanzien van de economie een aantal kernuitspraken gedaan. Deze kernuitspraken luiden als volgt: 1. Amstelveen wil bijdragen aan een duurzame welvaartsontwikkeling van de regio. Bij economische ontwikkeling gaat het niet alleen om primaire ontwikkelingscondities (voldoende bereikbaarheid, goede infrastructuur, geschikt en voldoende arbeidspotentieel en een ondernemend vestigingsklimaat) maar ook om bijvoorbeeld de beschikbaarheid van de juiste mix aan woonmilieus: omvang en kwaliteit van de woningvoorraad, kwaliteit van de directe woonomgeving, kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen (groen, recreatie, winkels, uitgaan, zorg)1. 2. Het beoogde economische profiel is complementair aan de (eenzijdiger, grootschaliger) ontwikkelingen op Schiphol, Zuidas: de “menselijke maat aan bedrijvigheid” en de toeleverende/bijbehorende bedrijvigheid bij/achter dit soort bedrijvigheid die de kansen grijpt voortkomend uit de “economie van de 21e eeuw”. Veilinggerelateerde hoogwaardige bedrijvigheid ook binnen de glastuinbouw krijgt een plaats aan de zuidwestkant van Amstelveen. 3. De bestaande bedrijvigheid passend binnen het economisch profiel dient mogelijkheden te krijgen voor groei en ontwikkeling. In 2020+ - zijn bedrijventerreinen duurzamer ingericht; - zijn bestaande en nieuwe economische impulsen benut (zoals bijvoorbeeld de groei van WTC, Schiphol en de Bloemenveiling Aalsmeer); - is ruimte geboden aan de detailhandel voor ontwikkeling op wijk-, lokaal en regionaal niveau. De bovenomschreven doelstellingen zijn niet verder gekwantificeerd. Wel is aangegeven dat het economisch beleid zich hoofdzakelijk zou moeten richten op het bieden van ruimte aan nieuwe en bestaande zakelijke dienstverlening in het zogenaamde “middensegment”, uitgaande van de strategische ligging in de regio tussen de luchthaven Schiphol, de ontwikkelingen in de Zuidas/WTC/(hoog)internationaalsegment en de bloemenveiling Aalsmeer. In onderstaande tabel zijn nog enkele – meer specifieke – uitgangspunten uit de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ genoemd. Het is de bedoeling deze uitgangspunten in de periode 2003-2020 verder uit te werken en uit te voeren. Ten behoeve hiervan heeft het gemeentebestuur een “uitvoeringsschema” vastgesteld. Dit schema zal leidraad zijn bij de uitwerking van de Nota Economisch Beleid 2003-2013. Deze uitwerking komt aan de orde in hoofdstuk 8.
1
Onderwijs is in de formulering van deze kernuitspraak niet expliciet genoemd. Toch is het wel degelijk één van de voorzieningen die voor de economische ontwikkeling van belang is.
13
Tabel 1: Toekomstvisie Amstelveen 2020+ en uitwerkingsrichting voor het gemeentelijk economisch beleid
Thema/onderwerp Kwaliteit van de werkgebieden
Amstelveense maat Concentratie op knooppunten Duurzaamheid Regio
Vestigingsklimaat Stadshart Instellingen Land- en tuinbouw
Uitwerkingsrichting 1. 2.
benutten van de intensiveringsmogelijkheden van het stedelijk gebied; ruimte voor kleinschalige en schone werkfuncties (starters en doorstromers) in woon-wijken; 3. parkmanagement voor werk- en winkellocaties; 4. uitbreiding mogelijkheden voor bedrijven door ontwikkeling locaties langs de N201 tussen de Zijdelweg en de Legmeerdijk; 5. hoogwaardige kantorenontwikkeling langs de Beneluxbaan en de A9-zone. Intensief grondgebruik. Economische activiteiten worden versterkt geconcentreerd op zeer goed bereikbare economische knooppunten. Omgevingsvriendelijke, dienstverlenende bedrijven. In het gemeentelijk vestigingsbeleid wordt de mogelijkheid gecreëerd tot het accommoderen van de ruimtevraag in zowel het hoogwaardige dienstensegment als van reeds in Amstelveen gevestigde kleinschalige en middelgrote bedrijven. De kwaliteit van het woon- en leefmilieu is een belangrijke vestigingsplaatsfactor. Huidige positie behouden en verder versterken. Instellingen hebben veelal soortgelijke vestigingseisen als ondernemingen. Problemen t.a.v. veeteelt in Bovenkerkerpolder. Verplaatsing glastuinbouw naar Rijsenhout. Behoud van kennisintensieve bedrijvigheid rondom de veiling.
In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is behalve aan de bedrijven en instellingen ook aandacht besteedt aan wonen, bereikbaarheid, ruimte en voorzieningen. Deze thema´s komen globaal aan de orde in hoofdstuk 5 (beschrijving van beleidsvoornemens op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, verkeer en vervoer en arbeidsmarkt). De uitwerking van deze thema´s wordt daar, waar gewenst, meegenomen bij de formulering van de uitgangspunten van het economisch beleid. 2.4: Rol c.q. positie van de gemeente in de stedelijke economie Tot voor kort concentreerde het gemeentelijk economisch beleid zich vooral op het “koesteren” van het bestaande bedrijfsleven en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. De aandacht lag (of ligt misschien nog steeds) op het creëren van optimale vestigingscondities voor het locale bedrijfsleven zoals het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen c.q. kantoorlocaties en de planning van infrastructurele werken (ter verbetering van de bereikbaarheid). Het economisch beleid krijgt meer en meer een bredere opzet. De gemeente tracht steeds vaker in dit beleid ook niet-fysieke aspecten zoals milieu, innovatie, arbeidsmarkt en veiligheid te integreren. Een dergelijke integrale aanpak vereist in ieder geval nauwere samenwerking en afstemming tussen beleidsvelden op ambtelijk en bestuurlijk niveau. In een aantal gevallen heeft het taakveld Economische Zaken hierin een belangrijke trekkersrol. Te denken valt aan de revitalisering van bedrijventerreinen, het bevorderen van maatschappelijk (en duurzaam) ondernemen, vervoermanagement e.d. De instrumenten, die de gemeente heeft om de stedelijke economie te bevorderen, vallen dikwijls niet onder aansturing van het taakveld Economische Zaken. Toch dient ernaar te worden gestreefd deze instrumenten doelgericht en geïntegreerd in te zetten. Dit streven is op twee wijzen te bewerkstelligen door:
14
a. in de Nota Economisch Beleid beleidsvoornemens van andere relevante beleidssectoren op te nemen en gezamenlijk uit te werken en uit te voeren; b. het beleidsterrein “Economische Zaken” in de fase van beleidsontwikkeling op andere terreinen pro-actief te betrekken (milieuactieprogramma, energiebeleidsplan e.d.). De invloed, die de gemeente op het economisch krachtenveld kan uitoefenen, is beperkt. Trends en ontwikkelingen op wereldschaal (bijvoorbeeld de gevolgen van de ramp in de VS op 11 september 2001) werken sneller door in het locale bedrijfsleven dan de uitgangspunten van het gemeentelijk – of zelfs het provinciaal of landelijk – beleid. Wel kan de gemeente een bijdrage leveren aan het realiseren van gunstige voorwaarden op basis waarvan ondernemers besluiten tot een (blijvende) vestiging in Amstelveen. In het algemeen is de rol van de gemeente met betrekking tot de stedelijke economie als volgt te omschrijven: a. voorwaardenscheppend (voldoende vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, goede ontsluiting en bereikbaarheid, goed beheer van de openbare ruimte), b. faciliterend (informatievoorziening, dienstverlening, actief stimuleren van startende ondernemers); c. initiërend (het aangaan van samenwerkingsverbanden met het plaatselijke bedrijfsleven en/of omliggende gemeenten), d. (bij)sturend (toepassing van een selectief vestigingsbeleid door een bepaald type bedrijven in de gemeente te laten vestigen, activering en toeleiding van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt). Deze rollen komen opnieuw ter sprake bij de beschrijving van de uitgangspunten van het gemeentelijk economisch beleid (hoofdstuk 8). Tevens zal dan worden aangegeven in hoeverre de gemeentelijke overheid hiertoe bevoegd is. Een voorbeeld is de verbetering van de bereikbaarheid. De gemeente kan wel infrastructurele voorzieningen treffen aan of bij wegen die zij in beheer heeft maar dezelfde voorzieningen niet afdwingen aan of bij wegen die bij het Rijk of de provincie in beheer zijn. De gemeente kan de hogere overheden hiervoor overigens wel aandacht vragen. Voor het welslagen van gemeentelijk economisch beleid is voorts veel communicatie en afstemming nodig. · binnen de gemeentelijke organisatie; · met het lokale bedrijfsleven (ondernemersverenigingen) en specifieke partijen (Kamer van Koophandel en Fabrieken, Syntens); · met de gemeenten in de regio; · met andere bestuurslagen. Door deze partners vroegtijdig te betrekken bij de opstelling van een Nota Economisch Beleid ontstaat draagvlak voor de inhoud van deze nota en ook bij de uitwerking en uitvoering hiervan. Tevens kunnen het bedrijfsleven of andere partijen ook instrumenten inzetten die een stimulerende werking hebben op de stedelijke economie en daarmee aanvullend (kunnen) zijn op instrumenten die de gemeente gebruikt of wenst te gebruiken. De gemeente hecht daarom veel waarde aan de medewerking van het plaatselijke bedrijfsleven bij de uitwerking en uitvoering van het gemeentelijk economisch beleid. Een Nota Economisch Beleid vervult zowel binnengemeentelijk (intern) als daarbuiten (extern) een belangrijke functie. De interne functie betreft het opstellen van een visie op de economie en het vertalen van deze visie in concrete opgaven voor de korte, middellange en lange(re) termijn.
15
Extern levert de Nota Economisch Beleid een bijdrage aan de structurering van het overleg en het eventueel aangaan van samenwerkingsrelaties met het bedrijfsleven en overige partners. Conclusies 1. De economie is de motor van andere maatschappelijke functies. Deze motor moet binnen nader te bepalen randvoorwaarden blijven draaien en zodoende een bijdrage blijven leveren aan de Amstelveense samenleving. 2. De Nota Economisch Beleid moet geplaatst worden in het kader van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ en het collegeprogramma en is een uitwerking van de hierin opgenomen uitgangspunten. Daarnaast is een aantal specifieke beleidsnota´s van belang. De inhoud van deze nota´s komt – zij het summier – aan de orde in hoofdstuk 5. Uitwerking hiervan geschiedt bij de formulering van de uitgangspunten van het economisch beleid (hoofdstukken 8 tot en met 10). 3. In 2020+ - zijn bedrijventerreinen duurzamer ingericht; - zijn bestaande en nieuwe economische impulsen benut (zoals bijvoorbeeld de groei van WTC, Schiphol en de Bloemenveiling Aalsmeer); - is ruimte geboden aan de detailhandel voor ontwikkeling op wijk- lokaal en regionaal niveau. 4. De rol van de gemeente in het economisch krachtenveld is voorwaardenscheppend, faciliterend, initiërend en (bij)sturend. 5. Een Nota Economisch Beleid heeft een interne en externe functie. Intern is de nota een kader voor uitwerking, uitvoering en eventueel toetsing van concrete voorstellen, initiatieven en verzoeken. Extern zal de nota leiden tot een (her-) structurering van overleg met (markt)partijen en het eventueel aangaan van samenwerkingsrelaties.
16
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de economische structuur
3.1: Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de economische structuur van Amstelveen. Deze beschrijving bestaat uit het analyseren van een aantal belangrijke kengetallen. Het uiteindelijke doel is inzicht te krijgen in de sterke en zwakke punten van de Amstelveense economie. Deze sterke en zwakke punten alsmede de trends en ontwikkelingen, die in hoofdstuk 5 aan de orde komen, vormen de basis voor de zogenaamde “SWOT”. Deze SWOT dient vervolgens als grondslag voor een schets van de toekomstige Amstelveense economie en daarmee voor de formulering van het gemeentelijk economisch beleid van 2003 tot 2013. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk de volgende aspecten aan de orde: a. bedrijvigheid (bedrijfsgrootte, bedrijfsdynamiek, buitenlandse bedrijven) b. bedrijfsontwikkeling (omzet, export, bedrijfsresultaat, investeringen); c. beschrijving van specifieke sectoren (detailhandel, glastuinbouw, horeca); d. bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelruimte (inclusief doorstarterscentrum). 3.2: Bedrijvigheid 3.2.1: Bedrijfsgrootte In Amstelveen zijn 5.755 bedrijven2 gevestigd waarvan ongeveer de helft echt actief is. De rest wordt gevormd door “lege” b.v.’s e.d. Het merendeel van het totaal aantal bedrijven heeft niet meer dan 10 personen in dienst. Toch zorgt het kleine aantal grote bedrijven, met meer dan ≥ 50 personen, voor een groot aandeel in de totale werkgelegenheid van Amstelveen. 3.2.2: Bedrijfsdynamiek In 1999 telde Amstelveen 200 startende bedrijven. Het betreft beginnende bedrijven, dus bijvoorbeeld niet de (her)vestiging van nevenvestigingen en dergelijke. De meeste starters zijn te vinden in de adviesdiensten, gevolgd door de facilitaire diensten en de groothandel. In verhouding tot de regio Amstel- en Meerlanden3 zijn er weinig starters in de industrie- en bouwsector en veel starters in adviesdiensten en de groothandel. In 1999 zijn er meer bedrijven naar elders vertrokken dan zich in Amstelveen hebben gevestigd. Het migratiesaldo is echter gunstiger dan in de rest van de regio. Daarentegen kent Amstelveen iets minder starters (23% van het totaal aantal vestigingen ten opzichte van 27% in de regio). Uit voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat steeds meer bedrijvigheid zich vestigt buiten de Randstad. Toch blijft de Randstad wel aantrekkelijk als het gaat om infrastructurele voorzieningen en de kracht van economische motoren zoals Schiphol en de havens van Amsterdam en Rotterdam.
2
“Facts and Figures”, gemeente Amstelveen, juli 2001-2002 Amstel- en Meerlanden bestaat uit de gemeenten Amstelveen, Uithoorn, Diemen, Ouder-Amstel, Aalsmeer en Haarlemmermeer
3
17
3.2.3: Buitenlandse bedrijven Door de strategische ligging ten opzichte van Amsterdam en Schiphol is Amstelveen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven. Een groot deel van deze bedrijven is afkomstig uit Japan en de Verenigde Staten. Onder deze groep zijn IT & Computers, Handel & Distributie en Marketing & Reclame sterk vertegenwoordigd. Totaal hebben de buitenlandse bedrijven in Amstelveen ongeveer 2.100 mensen in dienst waaronder 248 niet-Nederlanders4. In opdracht van de gemeente Amsterdam is onderzoek gedaan naar de betekenis van de buitenlandse bedrijven voor de regionale economie. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in een rapport d.d. april 2002 en betreffen het jaar 2001. Voor het internationale imago van de Amsterdamse regio (inclusief Amstelveen) is vestiging van buitenlandse bedrijven van groot belang. De in 2001 nieuw gevestigde buitenlandse bedrijven zorgden voor een werkgelegenheidsgroei van 1.507 arbeidsplaatsen in de Amsterdamse regio. Het gaat dan met name om de directe werkgelegenheid. De indirecte werkgelegenheid zou volgens berekeningen van de dienst Economische Zaken van de gemeente Amsterdam een zelfde aantal arbeidsplaatsen opleveren. In onderstaand schema is de groei van het aantal directe arbeidsplaatsen bij buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio sinds 1992 weergegeven. Tabel 2: Groei aantal directe arbeidsplaatsen bij buitenlandse bedrijven sinds 1992 in de Amsterdamse regio
Jaar 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 TOTAAL
Aantal arbeidsplaatsen 372 845 952 2.494 2.944 4.659 4.847 5.063 5.035 1.889 29.100
Aantal bedrijven 31 33 25 52 61 77 81 94 96 74 624
Bron: Rapportage buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio (gemeente Amsterdam, 2002)
Ondanks de teruglopende economie zijn de internationale bedrijven nog redelijk positief over de groeiverwachtingen in de komende jaren. Weliswaar zijn deze verwachtingen niet zo hoog als in de afgelopen jaren maar toch houden de internationale bedrijven in de Amsterdamse regio rekening met een bescheiden groei van de werkgelegenheid. Op basis hiervan heeft de gemeente Amsterdam berekend dat het aantal arbeidsplaatsen bij internationale bedrijven in de regio met circa 1.500 arbeidsplaatsen in 2002 zal toenemen. Ruim de helft van de in de periode 1992-2001 gevestigde buitenlandse bedrijven is afkomstig uit de Verenigde Staten (55,6%), gevolgd door Japan (11,4%) en Europa (22,4%). In tabel 3 is de herkomst van de buitenlandse bedrijven nader weergegeven.
4
KPMG, 2000
18
Tabel 3: Herkomst buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio
1992-2001
V.S 347
Japan 71
Verre Oosten 37
Europa 140
Overig 29
Totaal 624
Bron : Rapportage buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio (gemeente Amsterdam, 2001)
Tabel 4 geeft een overzicht van de vestigingslocaties van buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio. Amstelveen is na Amsterdam en Haarlemmermeer (inclusief Schiphol) een belangrijke vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven. Tabel 4: Aantal nieuwe bedrijven per vestigingsplaats
Vestigingsplaats Amsterdam Schiphol Overig Haarlemmermeer Amstelveen Almere Aalsmeer Zaandam Uithoorn Diemen TOTAAL
2001 36 22 10 3 2 1 74
1992 t/m 2001 324 107 135 32 17 3 4 1 1 624
Bron: Rapportage buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio (gemeente Amsterdam, 2001)
Uit de rapportage van de gemeente Amsterdam blijkt verder dat de buitenlandse bedrijven tevreden zijn over de Amsterdamse regio als vestigingsplaats. Ten opzichte van voorgaande jaren zijn de buitenlandse bedrijven in 2001 positiever over het vinden van passende huisvesting en gekwalificeerd personeel. Deze positieve beoordeling sluit aan bij de signalen dat de krapte van de kantorenmarkt en van de arbeidsmarkt over het hoogtepunt heen is. Tevens valt op dat de bereikbaarheid van de Amsterdamse regio door de buitenlandse bedrijven als een belangrijk pluspunt wordt gezien maar dat tegelijkertijd de infrastructuur als één van de zwakkere punten wordt genoemd. 3.3: Bedrijfsontwikkeling De gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van de bedrijvigheid in het jaar 2000 zijn in een regionaal perspectief geplaatst. Deze gegevens zijn afgezet tegen de landelijke gegevens en geven zodoende een beeld van de kracht van de regionale (en dus ook van de stedelijke) economie. 3.3.1: Omzet De totale omzet van het bedrijfsleven in Amsterdam is in het jaar 2002 (t.o.v. 2001) gegroeid met 1,1%. Ten opzichte van het jaar 2000 is sprake van een lichte teruggang. In het jaar 2001 steeg de omzet nominaal nog met +1,3%. Door de oplopende inflatie kan zelfs worden geconcludeerd dat de omzet met -0,5% is gedaald. Landelijk is de economie teruggelopen met –1,2%. De Amsterdamse regio heeft zich in 2002 dus beter ontwikkeld dan de nationale economie. In de daaraan voorafgaande periode deed “Amsterdam e.o.” het slechter dan de rest van het land. De tegenvallende ontwikkeling doet zich in bijna alle sectoren, met uitzondering van de industrie, voor. Vooral de dienstensector, de bouwnijverheid en de detailhandel zijn landelijk getroffen door sterke omzetdalingen.
19
Binnen de regio doet de subregio Amstel- en Meerlanden het relatief beter dan de rest van de regio. In onderstaand schema is een overzicht gegeven van de reële omzetten (%) voor de sectoren industrie, bouw, groothandel, detailhandel en diensten per subregio. Tabel 5: Reële omzetontwikkeling 2002 (%)
Subregio IJmond ZuidKennemerland Amstel- en Meerlanden Amsterdam Zaanstreek
Industrie Bouw Groothandel 0,2 0,8 -0,8 7,0 -5,8 0,4
Detailhandel Diensten Totaal -3,6 -1,5 -0,6 -3,2 -3,5 0,3
1,0
-2,2
0,7
-4,1
-1,1
0,0
3,3 3,1
-6,9 -4,1
-2,3 -0,1
-0,7 -3,7
-1,9 -7,1
-1,1 -0,8
Bron: ERBO-enquête, Kamer van Koophandel, 2002
3.3.2: Export(ontwikkeling) De export is nominaal (met +1,2%) en reëel (met +1,8%) toegenomen. Deze reële toename is zelfs hoger dan landelijk (+0,5%). De exportontwikkeling per sector ligt zeer gevarieerd. Alle sectoren met uitzondering van de dienstensector scoren positief. De subregio Amstel- en Meerlanden heeft het afgelopen jaar op het gebied van export beter gepresteerd dan in 2001. De reële groei van de export in de subregio Amstel- en Meerlanden bedroeg in totaal 0,7%; die van de dienstensector in deze subregio –1,9% (was –10,4% in 2001). 3.3.3: Bedrijfsresultaat In 2002 behaalde 66% van de bedrijven in de Amsterdamse regio een voldoende rendement. Dit percentage ligt 3% lager dan het landelijk percentage. In 2001 behaalde 77% van de bedrijven een voldoende rendement. Ten opzichte van de regio doet de subregio Amstel- en Meerlanden het slechter. Het aantal bedrijven, dat in deze subregio een voldoende rendement behaalde, bedroeg in 2002 63% (was 70% in 2001). 3.3.4: Investeringen Van de regionale bedrijven heeft 61% in 2002 investeringen gedaan (was 66% in 2001). Dit percentage ligt iets lager dan het landelijk percentage (63%). Het aantal bedrijven met een toename van de investeringen is teruggelopen van 33% in 2001 naar 30% in 2002. Deze ontwikkelingen komen overeen met de landelijke trend. 3.4: Beschrijving van specifieke sectoren Volledigheidshalve wordt in deze paragraaf ingegaan op de ontwikkelingen in de specifieke sectoren detailhandel (inclusief ambulante handel), glastuinbouw en horeca. Toerisme komt aan de orde in hoofdstuk 4 (vestigingsklimaat). 3.4.1: Detailhandel Het detailhandelsaanbod in Amstelveen is hiërarchisch opgebouwd. Het Stadshart is het centrum van de stad terwijl het tevens een uitstraling naar de regio heeft. Verder is in Amstelveen een aantal buurt- en wijkwinkelcentra aanwezig. Deze centra hebben vrijwel uitsluitend een functie voor de betreffende wijk of buurt. Het winkelaanbod in Amstelveen wijkt niet wezenlijk af van die in andere gemeenten.
20
Ook de verhouding tussen food en non-food ligt op een gemiddeld niveau. Onderstaande tabel (6) geeft een overzicht in de detailhandelsstructuur, uitgesplitst naar branchegroepen, aantal m² v.v.o en b.v.o. Tabel 6: Aanbod detailhandel in Amstelveen
Branchegroep Dagelijks Levensmiddelen Persoonlijke verzorging Niet dagelijks Warenhuis Modeartikelen Luxeartikelen Vrijetijdsartikelen Plant en dier In en om het huis Overige artikelen Totaal
aantal winkels 123 103 20 305 3 98 56 47 21 70 10 428
vvo 16.800 14.900 1.900 66.400 18.000 16.200 5.000 5.100 2.600 18.700 900 83.200
Bvo 22.800 19.800 3.000 92.200 25.100 21.200 7.400 7.800 3.800 25.600 1.400 115.000
Bron: gemeente Amstelveen, afdelingen statistiek & onderzoek en economische zaken (2000)
Van het winkelaanbod in de gemeente is qua metrage 51% in het centrum gevestigd en 39% van het aantal winkels. Ten opzichte van 1994 is sprake van een toename van het aanbod winkels en metrage. Deze toename is vooral gerealiseerd in het Stadshart. In de rest van de gemeente hebben zich nauwelijks uitbreidingen voorgedaan. De weekmarkt van Amstelveen, die op elke vrijdag in het Stadshart plaatsvindt, kent een gevarieerd assortiment. Deze markt heeft een omvang van 100 standplaatsen (kooplieden) en circa 210 kramen. In steden met een vergelijkbare grootte hebben centrummarkten gemiddeld 156 standplaatsen. Tabel 7 geeft een overzicht van de branchering van de weekmarkt in Amstelveen ten opzichte van vergelijkbare gemeenten. Op de Amstelveense markt zijn levensmiddelen enigszins oververtegenwoordigd. De branche textiel is iets kleiner dan in andere gemeenten. De overige non-food is van gemiddelde grootte. Tabel 7: branchering van de weekmarkt in Amstelveen en in vergelijkbare gemeenten
Branches
Amstelveen percentueel
Food Bloemen en planten Textiel Overige non-food
36 5 29 29
Vergelijkbare Gemeenten absoluut
36 5 29 29
percentueel
Absoluut
33 6 33 29
51 9 51 45
Bron: gemeente Amstelveen, afdeling economische zaken (2000)
Het gemeentebestuur heeft, mede gelet op de marktontwikkelingen, besloten geen tweede markt in Amstelveen te houden. De notitie, die aan dit besluit ten grondslag ligt, is een uitwerking van de detailhandelsnota van de gemeente Amstelveen. Een eventueel politiek of particulier initiatief tot het houden van een tweede weekmarkt is echter niet uit te sluiten. Een dergelijk initiatief zal alsdan op haar merites moeten worden beoordeeld.
21
3.4.2: Glastuinbouw De glastuinbouw is belangrijk voor de Nederlandse economie. De waarde van de onder glas geteelde producten bedraagt meer dan drieënhalf miljard euro. Circa 75 à 80 procent van de Nederlandse glastuinbouwproducten wordt geëxporteerd. De totale oppervlakte aan kassen bedroeg ongeveer 10.000 hectare, verdeeld over ruim 13.000 bedrijven. De Nederlandse glastuinbouwbedrijven bieden werk aan circa 40.000 mensen. Daarbij is nog niet eens de werkgelegenheid geteld die zaadleveranciers, banken, kassenbouwers en andere toeleveranciers bieden. De oudste glastuinbouwgebieden in Nederland zijn het Westland (ingesloten door Rotterdam, Delft en Den Haag) en Aalsmeer (onder Amsterdam). De Westlanders begonnen in de 19e eeuw met het telen van komkommers in 'glazen huisjes'. Dat waren de zogenaamde lessenaars en kopkassen, die aan één kant tegen een muur leunden. Op een enkele plaats in het Westland zijn deze kassen nog te zien. In de loop van de tijd gingen de Westlanders steeds meer soorten groenten en fruit en later ook bloemen en planten telen. Hun Aalsmeerse collega's hielden het voornamelijk bij de sierteelt van bloemen. Aalsmeer is de bakermat van de commerciële bloemen- en plantenteelt. De sierteelt in Aalsmeer kwam aan het begin van deze eeuw op gang. Het aantal glastuinbouwbedrijven in Amstelveen is in de afgelopen jaren verder afgenomen: van 115 bedrijven in 1990 naar 88 bedrijven in 2000. Ook in de regio Amstelland en De Meerlanden loopt het aantal glastuinbouwbedrijven terug. Het aantal arbeidskrachten heeft in de periode 1990-1999 rond de 900 geschommeld maar is daarna snel gedaald. In het jaar 2001 bedroeg het aantal arbeidskrachten, dat in de land- en tuinbouw werkzaam was, 704. Het aandeel van de glastuinbouw in dit cijfer is niet bekend. Aangenomen wordt dat er een relatie is tussen de afname van het aantal bedrijven in de landbouw en veeteelt. Het verlies aan arbeidsplaatsen heeft zich dan ook vooral bij deze bedrijven voorgedaan. In de afgelopen tien jaar is tevens het grondgebruik van tuinbouwgewassen onder glas afgenomen, zowel in Amstelveen als in de regio. Van het totale agrarische grondgebruik is 2% toe te schrijven aan de glastuinbouw. Wel is in Amstelveen een belangrijk aandeel van de glastuinbouw in de regio gevestigd: 17% van het totale oppervlak in de regio Groot-Amsterdam. Aalsmeer, Uithoorn en Haarlemmermeer hebben een groter aandeel. Onderstaande tabel (8) bevat een overzicht van het grondgebruik voor tuinbouwgewassen onder glas (in hectare). Het areaal in Amstelveen dat in 1999 werd gebruikt voor de glastuinbouw, bestaat voor 98% uit het telen van bloemkwekerijgewassen. De overige gewassen, die worden geteeld, zijn boomkwekerijgewassen en groenten. De opbrengst uit de Amstelveense glastuinbouw lag in 1999 op ongeveer 0,75 miljard euro. Doordat de prijzen voor glassnijbloemen in 1999 lager lagen dan de jaren daarvoor, was er bij veel bedrijven sprake van een negatief bedrijfsresultaat.
22
Tabel 8: Grondgebruik tuinbouwgewassen onder glas (in hectare)
1990
Grondgebruik Tuinbouwgewassen onder glas % grondgebruik glastuinbouw van totaal grondgebruik % grondgebruik glastuinbouw Amstelveen van totaal GrootAmsterdam
1997
1998
Amstelveen
GrootAmsterdam
Amstelveen
GrootAmsterdam
110
649
105
618
1,6
0,4
17
1,7
Amstelveen
0,4
17
96
1,6
1999 GrootAmsterdam
624
Amstelveen
GrootAmsterdam
105
612
0,4
1,7
16
0,4
17
Bron: CBS (2000)
3.4.3: Horeca In Amstelveen zijn vijf hotels gevestigd, waarvan vier relatief kleine hotels. In totaal zijn er 151 kamers beschikbaar met 293 bedden. Op 1.000 Amstelveners zijn er dus vier bedden beschikbaar. In Nederland als geheel zijn er op 1.000 inwoners ongeveer elf bedden beschikbaar. Tabel 9: hotelaanbod in Amstelveen
Naam hotel Abina De Veenen ’t Jagershuis Grand Hotel Amstelveen Hospitium Vrije Universiteit Totaal
Classificatie 2-sterren 3-sterren 4-sterren 4-sterren 2-sterren
1p-kamers
2p-kamers 4 5
9
19 16 10 81 16 142
Bron: gemeente Amstelveen, Statisch Jaarboek 2001
Amstelveen staat echter niet geïsoleerd in de regio. In de onmiddellijke nabijheid van Amstelveen zijn 6.000 hotelbedden beschikbaar, in overgrote meerderheid in het vieren vijfsterrensegment. Voor de regio Amstelland en De Meerlanden, met 276.000 inwoners, betekent dit een beschikbaarheid van bijna 22 hotelbedden per 1000 inwoners. In deze regionale analyse is geen rekening gehouden met de beschikbaarheid van en de behoefte aan hotelbedden in de Amsterdamse regio. Behalve de hotels zijn er in Amstelveen 116 overige horecagelegenheden (drank- en spijsverstrekkers). Het grootste deel van deze gelegenheden is in het Stadshart of het Oude Dorp gevestigd. De helft hiervan (45%) is een restaurant. Tabel 10 geeft een overzicht van het aantal restaurants, cafés en snackbars en de verdeling hiervan over Amstelveen.
23
Tabel 10: Aantal restaurants, cafés en snackbars in Amstelveen en de verdeling hiervan
restaurants 24
Amstelveen-Noord exclusief Stadshart Stadshart Amstelveen-Zuid exclusief Oude Dorp Oude Dorp Totaal
cafés 17
Snackbars 9
totaal
6 15
7 16
2 10
15 41
7 52
2 42
1 22
10 116
50
Bron: Gemeente Amstelveen, Statistisch Jaarboek 2001
Uit een vergelijking tussen het aantal en de oppervlakte van horecabedrijven in Amstelveen en de rest van Nederland blijkt dat het aantal bedrijven in Amstelveen kleiner is dan de rest van Nederland. Toch is de oppervlakte van de Amstelveense bedrijven groter dan de oppervlakte van deze bedrijven in de rest van Nederland. Tabel 11: Aantal en oppervlakte horecabedrijven in Amstelveen en Nederland per 10.000 inwoners
Aanbod
Aantal bedrijven Amstelveen
Cafés Spijsverstrekkers Restaurants Logies (hotels)
Vloeroppervlak in m² Nederland
4 3 6 2
12 6 6 0,5
Amstelveen
773 128 1094 77
Nederland
209 31 94 50
Bron: Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf, afdeling Amstelland (2001)
In het derde kwartaal 2001 is de waardegroei van de omzet in de horeca teruggelopen tot 1,5%. In het eerste halfjaar bedroeg deze groei nog 5%. Gecorrigeerd voor prijsstijging is zelfs sprake van een daling in de omzetgroei in het derde kwartaal van 2001 met 3,7%. De economische tegenwind is merkbaar in nagenoeg alle sectoren van de horeca. 3.5: Bedrijventerreinen en kantoorlocaties Deze paragraaf bevat een analyse van de ontwikkelingen met betrekking tot het bedrijfsonroerend goed in de regio en in Amstelveen (voor zover er gegevens beschikbaar zijn). Achtereenvolgens komen de kantorenmarkt en de bedrijventerreinen aan de orde. In paragraaf 3.5.3 wordt aandacht besteed aan het doorstarterscentrum. Besloten wordt met een overzicht van toekomstige ontwikkelingen (paragraaf 3.5.5). 3.5.1: Kantorenmarkt Amstelveen is van oudsher een gemeente geweest, waar kantoren zich graag vestig(d)en. Deze tendens is begonnen in de zeventiger jaren en heeft zich, na een dip begin negentiger jaren, de laatste tien jaren verder voortgezet. Op dit moment heeft Amstelveen ongeveer 570.000 m² b.v.o. kantooroppervlakte met als belangrijkste concentratiegebieden Kronenburg, langs de Beneluxbaan en in het stadshart. Daarnaast is in Amstelveen nog een aantal solitaire (kleinere) kantoorontwikkelingen ontstaan. Naar schatting zijn er 25.000 arbeidsplaatsen in de kantorensector.
24
De Amstelveense kantorenmarkt kenmerkt zich met name door het aantal grote(re) kantoren in de hoogwaardige zakelijke dienstverlening (reclamebureaus, verzekeringsmaatschappijen, banken en automatiseringsbedrijven) en het relatief hoge aantal buitenlandse en internationaal opererende bedrijven (zie ook paragraaf 3.2.3). Vraag en aanbod in de periode 1992-2002 In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van het aanbod aan en de opname van kantoorruimte in Amstelveen. Tabel 12: Aanbod aan en opname van kantoorruimte in Amstelveen in de periode 1992-2002
Jaar 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Okt. 2002
Aanbod 47.030 56.099 69.235 62.872 40.553 56.539 35.080 24.477 24.532 18.749 80.535
Opname 19.774 9.930 13.570 29.892 17.940 36.282 65.654 35.659 19.224 18.760 18.642
Bron: Van Gool & Partners Research (2002)
De bovenstaande cijfers illustreren de neergang van de kantorenmarkt begin jaren negentig en het langzaam bijtrekken van deze markt in de daaropvolgende jaren tot 2001. Het snel oplopende aanbod en de geringe opname in 2002 zijn het gevolg van de verslechterende economie. Tabel 13 plaatst de cijfers met betrekking tot de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in een regionaal perspectief. Tabel 13: Ontwikkelingen op de kantorenmarkt in de Amsterdamse regio
Stad(sdeel)
Amsterdam 143.985 Centrum Amsterdam 4.805 Noord Amsterdam 190.445 West Amsterdam 59.409 Oost Amsterdam ZO 249.542 Amsterdam Zuid 76.741 Amsterdam 27.794 Buitenveldert Diemen 44.427 Amstelveen 80.535 Hoofddorp 116.233 Schiphol (Rijk) 103.871 TOTAAL 1.097.787
5
Nieuwe ontwikkelingen
Aanbod in % totaal m² b.v.o. aanbod regio
5
Leegstand % voorraad in m² b.v.o.
13,8
211.768
43.267
5,63
0,5
11.645
4.805
6,83
17,3
193.165
104.233
8,11
5,4
7.508
32.922
8,26
22,6 6,9 2,5
337.139 25.000 301.600
87.656 20.955 24.082
10,2 3,55 7,63
30.400 8.000 48.000 120.653 1.294.698
33.179 24.975 65.080 54.550 494.804
9,25 4,32 12,9 26,52 100
4 7 11 9 100
Bron: Van Gool & Partners Research, 2002
25
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid, dat Amstelveen in vergelijking met de regio geen slechte uitgangspositie heeft. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in Amstelveen vrijwel niet – op een enkele uitzondering na (bijvoorbeeld het Stadshart en het KNSF-terrein) – voor de markt wordt gebouwd; dat wil zeggen voordat de bouw start, is bekend welke gebruiker erin komt. Er wordt hierover dan een bepaling opgenomen in de koopovereenkomst bij de uitgifte van grond voor de bouw van kantoren. Dat kan overigens alleen als het gaat om gemeentegrond c.q. gemeentelijke projecten. Wel moet worden geconstateerd dat de verslechterende economie zijn weerslag heeft op de kantorenmarkt. Daar komt nog bij dat in het overzicht een aantal kantoren is opgenomen in het gebied Kronenburg dat op dit moment nog niet leegstaan maar binnen afzienbare tijd beschikbaar komen. 3.5.2: Bedrijventerreinen I. VRAAG In opdracht van de provincie Noord-Holland is door Buck Consultants International (BCI) onderzoek gedaan naar de ruimtebehoefte voor bedrijfslocaties in de regio Amstelland en De Meerlanden. Specifiek gaat hierbij om bedrijfslocaties in de gemeenten Haarlemmermeer, Aalsmeer, Uithoorn en Amstelveen. BCI heeft twee benaderingen gekozen om de ruimtebehoefte te berekenen: een modelmatige benadering (op basis van het door BCI ontwikkelde PROVEST-model) en een thematische benadering (op basis van de ruimtelijkeconomische ontwikkelingen met betrekking tot de voor de regio van belang zijnde sectoren). Geconcludeerd wordt dat de ruimtebehoefte voor bedrijfslocaties in Amstelland en De Meerlanden voor de periode 2000-2020 volgens de modelmatige benadering (basisscenario) uitkomt op 600 hectare en volgens de thematische benadering (trendscenario) op 615 hectare. Verder is gebleken dat de ruimtevraag in de regio ongeveer tweederde bedraagt van de totale ruimtebehoefte in Groot-Amsterdam (ruimtebehoefte droge terreinen zoals geraamd door BCI in 2000). De Regionale Bedrijfslocatiemonitor heeft de verwachte vraag voor de subregio Amstelland6 nader in beeld gebracht. De cijfers van het RBLM voor Amstelland zijn hieronder nader uitgesplitst.
Amstelland
Vraag (excl. ijzeren voorraad7)
Vraag (incl. ijzeren voorraad)
2000-2010
2000-2010
2000-2020
22
42
33
2000-2020
53
De vraag naar bedrijventerreinen in de subregio Amstelland bedraagt circa 2,8 % van de totale vraag in de regio Amsterdam (exclusief ijzeren voorraad voor de periode 2000-2010).
6
Amstelland = Ouder-Amstel, Amstelveen en Diemen Het aanhouden van een ijzeren voorraad kan van belang zijn voor het voeren van een goed bedrijventerreinenbeleid vanwege de volgende redenen: a. aan het einde van de planningsperiode dienen voldoende bedrijventerreinen tot beschikking te zijn, mede gelet op de lange realisatiefase van bedrijventerreinen; b. een ijzeren voorraad kan dienen als zogenaamde frictievoorraad, om in te kunnen spelen op een onverwachte sterke groei naar bedrijfslocaties en om een goed beleid te voeren ten aanzien van het juiste bedrijf op de juiste plaats.
7
26
II.
III.
IV.
OPNAME De opname van bedrijventerreinen in Amstelveen is gering. De gemiddelde opname ligt rond de 0,72 hectare per jaar. Deze geringe opname is vooral het gevolg van het geringe aanbod aan bedrijventerreinen. De verwachting is dat de opname toeneemt zodra er aanbod beschikbaar komt. In het rapport van BCI naar de ruimtebehoefte in de regio Amstelland en De Meerlanden is geconstateerd dat juist in Amstelveen sprake is van een “achtergestelde vraag”. AANBOD De totale uitgiftecapaciteit in de regio Amsterdam bedraagt ruim 1.900 hectare (droog) bedrijventerrein. Het grootste gedeelte van deze capaciteit bevindt zich in Haarlemmermeer, Almere, Amsterdam en Zaanstad. Amstelveen neemt in dit kader een bescheiden positie in. De totale omvang van bedrijventerreinen in Amstelveen is 92 hectare. Het aanbod aan terstond uitgeefbaar bedrijventerrein is 0,88 hectare (Bovenkerk-Legmeer). Verder beschikt Amstelveen over een restcapaciteit in Westwijk (0,9 hectare; uitgifte gepland in 2003) en het KNSF-terrein (4,3 hectare). Op de lange(re) termijn zal er een bedrijventerrein in Amstelveen-Zuid aangelegd worden (circa 80 hectare). Dit bedrijventerrein zal een aansluiting krijgen op de omgelegde N201. PLANOPGAVE In het eerder genoemde rapport van BCI met betrekking tot de ruimtebehoefte voor bedrijfslocaties voor de regio Amstelland en De Meerlanden zijn de vraag naar en het aanbod van bedrijfslocaties tegen elkaar afgezet. Daaruit is het volgende geconcludeerd: “ Uitgaande van de te verwachten vraag en het geplande aanbod van locaties kan in de regio Amstelland en De Meerlanden voor de periode 2000-2020 een tekort aan bedrijfslocaties worden verwacht”. De planopgave voor deze periode bedraagt volgens de berekeningen van BCI ruim 560 hectare, waarvan 215 hectare luchthavengebonden is. De gegevens ten aanzien van vraag en aanbod, die BCI heeft becijferd, zijn opgenomen in de bijlagen bij deze nota.
3.5.3: (Door)starterscentrum In een bestaand kantoorgebouw aan de Burgemeester Colijnweg is op de begane grond een aparte vleugel ingericht voor Amstelveners, die vanuit een huiskamersituatie met een eigen bedrijf zijn gestart. Het gaat hier uitsluitend om kantoorhoudende bedrijven. De vleugel (totaal circa 500 m² groot) is opgedeeld in units van 29 m² en heeft zich vanaf de opening in 1991 voortdurend in grote belangstelling mogen verheugen. Er is een fonds, waarin destijds door zowel de gemeente als de ontwikkelaar geld is gestort. Dit fonds wordt beheerd door de Stichting Kantoorgebouw Nieuwer-Amstel. De wethouder economische zaken van de gemeente Amstelveen is q.q voorzitter van het bestuur. Op deze wijze blijft de gemeente greep houden op de selectie van startende ondernemers Het bestuur van de stichting heeft het exclusieve recht om bij de eigenaar van het gebouw kandidaten voor te dragen voor de units. Deze kandidaten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Indien de stichting besluit een kandidaat voor te dragen aan de eigenaar, betekent dit ook dat de stichting de verplichting op zich neemt om voor een periode van drie jaar aan de starter een subsidiebedrag toe te kennen. Deze subsidie wordt in drie jaar afgebouwd, waarna de starter in staat wordt geacht de commerciële huur te kunnen betalen. Na een periode van vijf jaar moet de starter de unit verlaten om zo plaats te maken voor een volgende kandidaat.
27
De ervaring leert, dat de starters vrij snel weer het gebouw verlaten. De unit wordt al snel te klein en er zijn ter plaatse geen doorgroeimogelijkheden. Bovendien wordt bij het groeien van het bedrijf steeds sterker gevoeld dat het centrum bepaalde voorzieningen mist (vergaderaccommodatie, centrale receptie e.d.). Dit heeft ertoe geleid dat thans wordt gewerkt aan het realiseren van een doorstarterscentrum, waar naast de starter ook het doorstartende bedrijf een plek kan krijgen en waar alle faciliteiten aanwezig zijn. Overigens is er in Amstelveen geen (door)starterscentrum voor niet-kantoorhoudende bedrijvigheid. 3.5.5: Toekomstige ontwikkelingen In de voorgaande paragrafen is hoofdzakelijk ingegaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot de kantorenmarkt, de bedrijventerreinen, de winkelruimte en het doorstarterscentrum. Tot het jaar 2010 doet zich een aantal nieuwe ontwikkelingen voor. Gedeeltelijk is hiermee in de voorgaande paragrafen reeds rekening gehouden. Om het overzicht te behouden, zijn alle toekomstige ontwikkelingen in onderstaand schema vermeld. Tabel 14:
Voorzienbare, toekomstige ontwikkelingen op de kantorenmarkt, de bedrijfsterreinenmarkt en in de detailhandel
Soort ontwikkeling
Gebied
Kantoren
Langerhuize Revitalisering Kronenburg A9-zone Revitalisering Bovenkerk-Legmeer Legmeerdijk (Westwijk 11) KNSF-terrein Amstelveen-Zuid (N201) Geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen voorzien, wel een aantal kleinschalige uitbreidingen van winkelcentra Uitbreiding bestaand doorstarterscentrum voor kantoorhoudende bedrijven
Bedrijventerreinen
Winkelruimte
Starterscentra
Omvang p.m. p.m. 0,9 hectare 4,3 hectare 80 hectare
Planning gereed 2005 2005 na 2010 2003 2004 na 2002 2010
2003
Bron: Gemeente Amstelveen, afdeling Economische Zaken (2002)
De belangrijkste terreinen in Amstelveen, Kronenburg (kantoren) en BovenkerkLegmeer (bedrijven), voldoen niet (meer) aan de huidige (kwaliteits)eisen. Zo is er op deze terreinen of delen hiervan sprake van veroudering en is te weinig ruimte beschikbaar voor uitbreiding van reeds aanwezige bedrijven of kantoren. De gemeente heeft besloten het bedrijventerrein Bovenkerk-Legmeer te revitaliseren en zo mogelijk te herstructureren. Met de bedrijven op het Bovenkerkse deel zijn inmiddels verregaande afspraken gemaakt over de inrichting van de openbare ruimte. Het is niet de verwachting dat deze herstructureringsoperatie veel extra ruimte zal opleveren. De besluitvorming ten aanzien van de revitalisering van de kantoorlocatie Kronenburg bevindt zich in de startfase. De vraag of een dergelijke revitalisering (en zo mogelijk herstructurering) gestalte zal krijgen, hangt af van de haalbaarheid van een dergelijke operatie en de bereidheid van het aldaar gevestigde bedrijfsleven en de provincie hieraan mee te werken.
28
In het gebied Langerhuize is een beperkte uitbreiding van kantoren voorzien. Het gaat om ± 60.000 m² (KPMG en uitbreiding ABN-AMRO). Langerhuize is gelegen rond de afslag Amstelveen-Oost/ Ouderkerk aan de Amstel. De planvorming is in een conceptuele fase. Getracht wordt de belangen van de diverse betrokkenen, waaronder een aantal gezondheidsinstellingen, te combineren en daar, waar mogelijk te integreren. Het KNSF-terrein ligt eveneens in het oosten van Amstelveen, in de nabijheid van de Amstel. Dit terrein, waarop de kruitfabriek was gevestigd, is momenteel volop in ontwikkeling. De verwachting is dat in 2003 met de uitgifte van het westelijke deel kan worden begonnen. Op het oostelijke deel zijn inmiddels twee bedrijven gevestigd. Voor de middellange termijn zal een nieuw bedrijventerrein langs de omgelegde N201 worden ontwikkeld. Dit nieuwe bedrijventerrein in Amstelveen-Zuid is in eerste instantie bedoeld als vestigingsplaats voor het lokaal georiënteerd bedrijfsleven. Een globale schets van het bedrijvenprofiel is opgenomen in het structuurplan Amstelveen-Zuid. Deze schets zal in de komende periode verder verfijnd moeten worden. De realisering van de bedrijfslocatie langs de omgelegde N201 is op het moment, waarop deze nota verschijnt, nog niet zeker. Een en ander is sterk afhankelijk van de onderhandelingen ten aanzien van de N201. Indien de bedrijfslocatie aldaar niet tot stand komt, heeft dit onmiddellijk gevolgen voor de locale en regionale bedrijventerreinenmarkt. Als deze bedrijfslocatie niet binnen de aangegeven termijn ontwikkeld zal worden, is het aanbod aan bedrijfslocaties voor de periode 2000-2020 niet groter dan 0,9 + 50% van 4,3 hectare = 3,05 hectare. Dit aanbod is niet meer dan 1,6% van het door BCI berekende aanbod aan bedrijfslocaties voor de gehele regio Amstelland en De Meerlanden. Indien wel rekening wordt gehouden met de realisering van de N201-bedrijfslocatie, bedraagt het aanbod voor de periode 2000-2020 in de gemeente Amstelveen 3,05 + 80 hectare = 83,05 hectare; zijnde 43,7% van het totale regionale aanbod. Met andere woorden: “Indien de gemeente Amstelveen wel besluit tot aanleg van een bedrijventerrein in Amstelveen-Zuid, voldoet zij daarmee ruimschoots aan de voor de subregio Amstelland en De Meerlanden gestelde planopgave. Tevens is de verwachting dat de achtergestelde vraag in de gemeente zelf (onder meer bedrijven in de woonomgeving die (extra) ruimte nodig hebben) grotendeels kan worden weggewerkt”. Een potentiële ontwikkelingslocatie voor kantoren op de lange termijn is de A9-zone. In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is aangegeven dat de mogelijkheden van deze zone verder onderzocht zouden moeten worden. De gedachten gaan uit naar een hoogwaardige kantoorontwikkeling. Thans worden ten aanzien van de winkelruimte in Amstelveen vooralsnog geen grootschalige uitbreidingen voorzien. In het kader van de verwachte uitbreiding van de woningbouw in Westwijk – zal moeten worden nagedacht over een uitbreiding van de aldaar aanwezige winkelvoorzieningen of realisering van een nieuw winkelcentrum. 3.6: Conclusies ten aanzien van de economische structuur ·
Amstelveen kent een eenzijdige economische structuur die vooral gericht is op de zakelijke dienstverlening, handel en vervoer. Industrie is in Amstelveen ondervertegenwoordigd maar elders in de regio wel aanwezig.
29
· · · ·
· · ·
· · · · ·
Veel bedrijven zijn onderdeel van internationale netwerken. Het aantal starters in Amstelveen is ten opzichte van de Amsterdamse regio als geheel redelijk stabiel. Wel is sprake van een lichte oververtegenwoordiging van starters in de zakelijke dienstverlening. De Amsterdamse regio heeft zich in 2002 beter ontwikkeld dan de nationale economie. Binnen de regio doet Amstelland en De Meerlanden het relatief beter dan de rest van de regio. De ontwikkelingen in de detailhandel zijn redelijk solide te noemen. Toch zal de teruglopende economie invloed hebben op de consumptieve bestedingen. De verwachting is dat deze bestedingen (verder) zullen afnemen. Deze afname heeft met name gevolgen voor het Stadshart waar veel winkels in luxueuze goederen zijn gevestigd. Het belang van de glastuinbouw in Amstelveen neemt af. Het aantal horecabedrijven in Amstelveen is lager dan in de rest van Nederland maar de omvang van deze bedrijven (in m²) ligt hoger. Het hotelwezen neemt hierop een uitzondering in. Het aanbod aan kantoorlocaties en bedrijventerreinen in Amstelveen loopt redelijk in de pas met de vraag naar deze locaties. In de toekomst kan frictie ontstaan als realisering van nieuwe ontwikkelingen niet tijdig tot stand komt of geheel achterwege blijft. Hierbij is geen rekening gehouden met de opvang van een eventuele, regionale vraag. Vooralsnog is geen uitbreiding van winkelruimte voorzien. Wel is het een goede zaak, in het kader van de verwachte uitbreiding van de woningbouw, tijdig plannen te ontwikkelen voor de uitbreiding c.q. herschikking van winkelvoorzieningen. Het huidige (door)starterscentrum voor kantoorhoudende functies is te klein. Voor een nieuw centrum zijn plannen ontwikkeld. Uitvoering hiervan is in 2004 voorzien. Er is in Amstelveen geen (door)starterscentrum voor nietkantoorhoudende functies. Het doel van revitalisering en herstructurering van bestaande locaties zoals Kronenburg en Bovenkerk-Legmeer is vooral kwaliteitsverbetering. Veel ruimtewinst leveren dergelijke operaties in het algemeen niet op. In het kader van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is een aantal locaties aangewezen die op de lange(re) termijn geschikt zouden kunnen zijn als vestigingslocatie voor bedrijven en instellingen. Eén van deze ontwikkelingen (bedrijventerrein N201) is reeds in gang gezet. Ten aanzien van een hoogwaardige kantoorontwikkeling langs de A9-zone is verder onderzoek noodzakelijk.
30
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het vestigingsklimaat 4.1: Inleiding Naast de economische indicatoren zijn er veel variabelen op de één of andere manier van invloed op de lokale economie. Dat zijn niet alleen de zogenaamde arbeidsmarktvariabelen zoals het percentage bijstandsgerechtigden maar ook zogenaamde aantrekkelijkheidsfactoren zoals bereikbaarheid en veiligheid. Uit onderzoeken blijkt keer op keer dat de beschikbaarheid van bedrijventerreinen weliswaar van belang is voor de lokale economie maar dat factoren als veiligheid en het culturele aanbod aan belang winnen. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan een aantal van deze aantrekkelijkheidsfactoren. Het betreft vooral een beschrijving van de ontwikkeling van de bevolking, de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt. De overige aspecten – woon- en leefmilieu, ligging en bereikbaarheid, recreatie en toerisme – komen niet uitvoerig aan bod. Wel zullen deze aspecten even kort worden aangestipt als de conclusies uit de “Atlas voor gemeenten 2003”8 ter sprake komen (paragraaf 4.5). Voorts zijn in de bijlagen meer kwantitatieve gegevens opgenomen. De conclusies ten aanzien van het Amstelveense vestigingsklimaat zijn opgenomen in paragraaf 4.6 en vormen de basis voor de zwakke en sterke punten ten behoeve van de SWOT-analyse in hoofdstuk 7. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen. Paragraaf 4.4 bevat een aantal conclusies uit de in 2002 gehouden bedrijvenomnibus die voor het vestigingsklimaat van Amstelveen van belang (kunnen) zijn; paragraaf 4.5 besteedt aandacht aan de conclusies uit de Atlas voor gemeenten 2003 van het NYFER. Recreatie en toerisme is een sector die mede de economische structuur bepaalt, maar evenzeer bijdraagt aan het vestigingsklimaat, in het bijzonder aan het woon- en leefmilieu van de gemeente. Aangezien er weinig betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de toeristisch-recreatieve sector in Amstelveen (met uitzondering van de horeca), is er voor gekozen deze sector in het voorgaande en dit hoofdstuk buiten beschouwing te laten. Wel is een aantal kerngegevens in de bijlagen opgenomen. 4.2: Bevolking, werkgelegenheid en arbeidsmarkt 4.2.1: Bevolking Op 1 januari 2002 woonden er 77.279 personen in Amstelveen9. Het aantal inwoners is ten opzichte van 1 januari 2001 teruggelopen met 104 personen. Deze terugloop wordt geweten aan de geringe nieuwbouw in Amstelveen en de doorgaande gezinsverdunning. Het aantal ouderen is verder toegenomen. Begin 1981 is nog 11% van de bevolking 65 jaar of ouder; begin 2002 is dit percentage opgelopen naar 18%. Het aandeel van zowel de 25-40 jarigen als de 40 tot 65 jarigen is licht toegenomen. Het percentage van de 15-25 jarigen is daarentegen afgenomen van 19% naar 10%.
8 9
Atlas voor gemeenten 2003, NYFER 2003 Statistisch Jaarboek Amstelveen 2001-2002
31
Van de totale Amstelveense bevolking is ongeveer 7,9% niet Nederlands. Japanners vormen veruit de grootste groep, gevolgd door Britten, Duitsers en Amerikanen. Landelijk grote bevolkingsgroepen als Surinamers, Turken of Marokkanen zijn in Amstelveen nauwelijks vertegenwoordigd. 4.2.2: Inkomensontwikkeling De bevolking van Amstelveen is welvarender dan de bevolking in de rest van Nederland. Deze stelling gaat op voor het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner en het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden. Het gemiddeld inkomen per huishouden bedraagt in Amstelveen € 26.909,--en in Nederland € 22.734,--. 4.2.3: Beroepsbevolking Op 1 januari 2002 waren er ruim 37.000 Amstelveners die tot de beroepsbevolking kunnen worden gerekend. Van de beroepsbevolking werkt 65% buiten Amstelveen; 31% woont en werkt in Amstelveen. De overige 4% is werkloos. Amstelveen is geen typische forensengemeente. Het aantal Amstelveners dat buiten de stad werkt (22.700) is ongeveer gelijk aan het aantal niet-Amstelveners dat in Amstelveen werkt. Dankzij de gunstige economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren is de werkloosheid snel gedaald. In 1995 waren er in Amstelveen 2.800 geregistreerde werklozen; in 2002 zijn dat er 1.390. Tot 1996 waren er meer mannen dan vrouwen werkloos. Daarna zijn er nauwelijks nog verschillen. Ruim de helft van de werklozen is 40 jaar of ouder en het gemiddelde opleidingsniveau is laag. Uit gegevens over het jaar 2001 blijkt dat de niet-werkende werkzoekenden gemiddeld 1 à 2 jaar werkloos zijn. De niet-werkende werkzoekenden met de laagst genoten opleiding zijn het langst werkloos. Inmiddels neemt de werkloosheid als gevolg van de teruglopende economie toe. 4.2.4: Werkgelegenheidsontwikkeling In Amstelveen waren er begin 2002 circa 2.500 (actieve) bedrijven gevestigd die samen werk boden aan 42.357 personen. De verdeling van de werkgelegenheid over de sectoren in Amstelveen sluit niet aan bij de landelijke tendens. In Amstelveen werken relatief veel mensen in de handel en zakelijke dienstverlening. Ongeveer de helft van de in Amstelveen gevestigde bedrijven is ook daadwerkelijk actief. De rest bestaat uit lege b.v.’s. Tabel 15 geeft een overzicht van het aantal werkzame personen per sector. De participatiegraad van mannen en vrouwen in Amstelveen is respectievelijk 79% en 56%. Landelijk liggen deze percentages op respectievelijk 74% en 47% (gemiddelde over de jaren 1996-1999).
32
Tabel 15: Werkgelegenheid per sector, 1 januari 2002
Sector
Aantal vestigingen
Landbouw Industrie Nutsbedrijven Bouwnijverheid en bouwinstallatie Handel en reparatie auto´s en motorfietsen Groothandel Detailhandel Horeca Vervoer over de weg Vervoer over water Vervoer door de lucht Dienstverlening tbv. Vervoer Post en telecommunicatie Financiële instellingen Verzekeringswezen en pensioenfondsen Activiteiten t.b.v. fin. Instellingen Verhuur/handel in onroerend goed Verhuur roerende goederen Computerservice- en informatiebureaus Overige zakelijke dienstverlening Overheid en verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Belangen en ideële organisaties Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening
Totaal
Aantal werkzame personen
95 166 5 237 99 555 549 134 84 5 3 74 50 806 28 193 162 32 275 1.344 11 130 300 40 209 169
640 663 215 1.092 529 4.963 3.759 971 441 10 1.288 276 561 1.692 983 601 585 106 2.177 9.904 2.332 1.545 5.742 93 724 465
5.755
42.357
Bron: arra en bureau onderzoek en statistiek gemeente (2002)
4.2.5: Vacatures Van het totaal van 29 sectoren waarin de werkgelegenheid wordt ingedeeld, blijkt dat bij het CWI-Amstelland uit 25 sectoren vacatures worden ingediend. De meeste vacatures zijn afkomstig uit de sectoren: Tabel 16: Vacatures naar sectoren van 1-7-2001 tot 1-7-2002
Sector Gezondheids- en welzijnszorg Detailhandel Zakelijke dienstverlening Groothandel Overige dienstverlening Openbaar bestuur Horeca Totaal
Aantal vacatures 219 143 135 103 75 47 46 1.032
Bron: CWI Amstelland, arbeidsmarktschets (2002)
Het gevraagde opleidingsniveau is voor 34% mbo; voor 25% vbo; voor 14% hbo en voor 14% het laagste niveau.
33
4.3 Toekomstige ontwikkelingen Tot het jaar 2010 zal zich een aantal ontwikkelingen voordoen die in dit kader van belang (kunnen) zijn. Het gaat daarbij om thans voorzienbare ontwikkelingen in Amstelveen. De onderstaande lijst is dan ook zeker niet compleet. a. Woningbouw Voorzien is in het bouwen van circa 8.000 extra woningen ten zuiden van de Westwijk. Tot 2010 zullen er circa 1.500 woningen worden gebouwd in de deelgebieden Westwijk-Zuidwest en Westwijk-Zuidoost. De Legmeerpolder zal in twee fasen worden bebouwd: - tot 2016 : 2.000 woningen - vanaf 2020 tot 2030 : 4.500 woningen b. Bereikbaarheid en infrastructuur Binnen twee jaar zal de Beneluxbaan tussen de Hammerskjöldsingel en de Legmeerdijk zijn doorgetrokken. Aansluitend zal de provincie de verkeersafwikkeling op het Schinkeldijkje en de Bosrandweg verbeteren. Daardoor ontstaat een betere aansluiting op de A9 vanuit het zuiden. De omlegging van de N201 is onzeker gelet op het ontbreken van financieringsmiddelen voor het totale project. Het eventueel niet doorgaan van deze omlegging heeft gevolgen voor de externe bereikbaarheid van Amstelveen en kan tevens van invloed zijn op de besluitvorming over de aanleg van een bedrijventerrein in Amstelveen-Zuid. Vanaf 15 januari 2002 is de Zuidtangent gaan rijden. De Zuidtangent is een snelle busverbinding tussen Haarlem, Hoofddorp, Schiphol, Amstelveen en AmsterdamZuidoost. Op termijn wordt de Zuidtangent aan de westzijde doorgetrokken naar Haarlem CS en aan de oostzijde naar de nieuwe Amsterdamse wijk IJburg. Dit Vervolgtraject is in totaal 40 kilometer lang. Daarnaast komt er de zuidtak tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Naar verwachting is de Zuidtangent in 2008 helemaal gereed. Verder wordt er nog gesproken over een eventuele doortrekking van de sneltram in de richting van Uithoorn. 4.4 Bedrijvenomnibus In het jaar 2002 is onder een groot deel van de Amstelveense bedrijvigheid een zogenaamde “bedrijvenomnibus” gehouden. Deze bedrijvenomnibus had tot doel inzicht te verkrijgen in de opvattingen van ondernemers over een aantal (beleids)thema’s zoals verkeer en vervoer, gemeentelijke dienstverlening, (openbare) ruimte en veiligheid. Deze thema’s bepalen in belangrijke mate het vestigingsklimaat van Amstelveen. De resultaten uit de bedrijvenomnibus 2002 zeggen dus iets over dit vestigingsklimaat. Uit deze resultaten blijkt onder meer het volgende. a. De Amstelveense bedrijven en instellingen werven hun personeel vooral via advertenties in kranten en vakbladen alsmede via uitzendbureaus. Het arbeidsbureau (of het Centrum voor Werk en Inkomen) wordt nauwelijks ingeschakeld bij het vervullen van vacatures. b. Op het moment van onderzoek had circa een kwart van de bedrijven openstaande vacatures. c. Het gemiddelde rapportcijfer voor de gemeentelijke dienstverlening is 6,3. Relatief veel bedrijven zijn ontevreden over de telefonische bereikbaarheid en het meedenken. d. De helft van de bedrijven vindt dat ze over de ontwikkelingen binnen de gemeente voldoende worden geïnformeerd. Een nieuwsbrief is volgens de bedrijven het beste communicatiemiddel.
34
e. De bereikbaarheid met de eigen vervoermiddelen wordt overwegend als goed beoordeeld. Minder te spreken zijn de bedrijven over de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. f. Eén op de vijf bedrijven heeft interesse in een gezamenlijke aanpak om het woonwerkverkeer te regelen. Voor het opstellen van een vervoersplan bestaat veel minder belangstelling. g. Een ruime meerderheid van de Amstelveense bedrijven vindt dat er voldoende parkeerplaatsen voor handen zijn. Bedrijven in het Stadshart hebben een sterk afwijkende mening. Zij signaleren tekorten. h. De meeste bedrijven zijn redelijk tevreden over de directe bedrijfsomgeving (wegen en groen). i. Ruim vier op de tien bedrijven is het afgelopen jaar slachtoffer geweest van één of meer misdrijven of delicten. De slachtoffers doen nauwelijks aangifte bij de politie. 4.5 Atlas voor gemeenten 2003 De Atlas voor gemeenten 2003, uitgebracht door het NYFER, bevat per gemeente een analyse van een veertigtal factoren die voor de economische ontwikkeling van de betreffende gemeente van belang (kunnen) zijn. Deze indicatoren zijn in twee indexen weergegeven: een aantrekkelijkheidsindex en een sociaal-economische index. De aantrekkelijkheidsindex bestaat uit variabelen die significant van invloed zijn op de vestigingsaantrekkelijkheid van een gemeente. Bovendien is een weging aangebracht op basis van de mate van belangrijkheid voor die vestigingsaantrekkelijkheid. Sommige van de factoren (culturele aanbod en veiligheid) in de index zijn beïnvloedbaar door lokaal beleid. Andere factoren zijn in het geheel niet door lokaal beleid te beïnvloeden of zijn afhankelijk van landelijk beleid (bereikbaarheid, natuurlijke ligging e.d.). De sociaal-economische index bestaat uit arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsfactoren. Uit de analyse van beide indexen blijkt dat Amstelveen de aantrekkelijkste gemeente van Nederland is. Dit neemt niet weg dat Amstelveen niet op alle indicatoren hoog scoort. De kwaliteit van het secundair onderwijs en de beschikbaarheid van kwaliteitsrestaurants blijft in Amstelveen achter bij de overige grote Nederlandse gemeenten. Voor wat de veiligheid betreft, concludeert NYFER dat het aantal misdrijven tussen 1996 en 2001 voor een groot deel voor rekening van de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) komt. In het algemeen doet de stelling “hoe groter de gemeente, hoe groter de toename van het aantal misdrijven” opgeld. Dat is echter niet altijd zo geweest. In de periode 1991-1996 was er geen duidelijk verband tussen de grootte van de gemeente en het aantal misdrijven. 4.6 Conclusies ten aanzien van het vestigingsklimaat in Amstelveen Voor een meer uitvoerige beschrijving van het woon- en leefmilieu, de bereikbaarheid en recreatie en toerisme wordt verwezen naar de bijlagen. Bevolking, werkgelegenheid en arbeidsmarkt · weinig werklozen en weinig uitkeringsgerechtigden; · hoge arbeidsparticipatie zowel voor mannen als vrouwen; · voldoende werkgelegenheid voor de hoger opgeleiden (vooral in de zakelijke dienstverlening); · zakelijke dienstverlening, groothandel, detailhandel en gezondheidszorg grootste werkgevers; · weinig werkgelegenheid voor de lager geschoolden; 35
· · ·
(nog steeds) een krappe arbeidsmarkt; welvarende bevolking (relatief hoog besteedbaar inkomen); het aantal ouderen in Amstelveen neemt toe, het aantal jongeren neemt af.
Woon- en leefmilieu · in het algemeen goed woon- en leefmilieu; · voldoende voorzieningen in gezondheidszorg en onderwijs met een redelijke tot hoge kwaliteit; · druk op de woningbouw (hoge koop- en huurprijzen); · geen omvangrijke criminaliteit (op basis van kwantitatieve gegevens) Ligging en bereikbaarheid · goede ontsluiting op het rijkswegennet; · congestie in de spits; · mager openbaar vervoersnetwerk, met name oost-west; · parkeerproblemen bij werklocaties en winkelgebieden; · infrastructuur binnen Amstelveen levert op bepaalde punten problemen op.
36
Hoofdstuk 5: Landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders 5.1: Inleiding In dit hoofdstuk komt een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders ter sprake die van invloed (kunnen) zijn op de stedelijke economie van Amstelveen of de formulering van uitgangspunten voor het gemeentelijk economisch beleid. Het is dus niet de bedoeling een volledige opsomming van alle beleidskaders te geven. Ook is het niet in alle gevallen wenselijk c.q. noodzakelijk uitvoerig op de inhoud van deze kaders in te gaan. Een beschrijving van de beleidskaders die betrekking hebben op milieu en glastuinbouw zijn in de bijlagen (2) opgenomen. 5.2: Economie In dit verband is vooral de Economische Ontwikkelingsstrategie voor de regio Amsterdam vermeldenswaardig. De provincie en het Rijk hebben weliswaar specifieke beleidsvoornemens (bijvoorbeeld op het gebied van duurzame bedrijventerreinen, (techno)starters en maatschappelijk verantwoord ondernemen) maar het voert te ver om hier heel uitgebreid op deze beleidsvoornemens in te gaan. Bij de beschrijving van de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid zal hierop worden teruggekomen. Het Regionaal Orgaan Amsterdam (bestaande uit Amsterdam en 15 omliggende gemeenten, waaronder Amstelveen) heeft in 1998 de Economische Ontwikkelingsstrategie (RES) voor de regio Amsterdam uitgebracht. Deze visie richt zich vooral op het behouden en versterken van de internationale concurrentiekracht van de regio en minder op de lokale bedrijvigheid en verzorgende sectoren. Voor het regionaaleconomisch ontwikkelingsbeleid zijn de volgende uitdagingen genoemd: · · ·
voldoende ruimte en ondersteuning voor de noodzakelijke economische dynamiek; versterking van de intraregionale samenhang door middel van goede regionale verbindingen en een goede afstemming van ontwikkelingsacties binnen de regio, teneinde het geheel te versterken; versterking van de verbindingen met de rest van de Randstad, de verbindingsassen naar het zuiden, zuidoosten en oosten van het land en (vooral) de internationale verbindingen via de lucht, het water, de weg en het spoor.
Voor vijf belangrijke sectoren zijn een visie en concrete acties opgesteld: industrie en zware distributie, lichte distributie, kantorensector, nieuwe groeisectoren (medische technologie en dienstverlening) en internationaal toerisme. Amstelveen wordt vrijwel uitsluitend genoemd als belangrijke vestigingsplaats voor de kantorensector. Inmiddels is het ROA bezig met het opstellen van een regionale agenda voor de periode 2003-2006. In het concept voor deze agenda is een aantal hoofdopgaven omschreven en globaal uitgewerkt. Aangegeven is dat het ROA de Economische Ontwikkelingsvisie (RES) wil actualiseren. In de RES en de uitvoeringsprogramma’s zullen zeker de volgende onderwerpen/thema’s zijn opgenomen: · · · ·
afstemming en coördinatie met betrekking tot de ontwikkeling van bedrijvenlocaties; het vaststellen van de hoofdlijnen van het regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme; regionaal toeristisch beleid, via de uitvoering van het Masterplan Toerisme; versterking van de regionale kennisinfrastructuur;
37
·
verder versterken van de gedifferentieerde structuur, waarbij o.m. aandacht voor de economie van de landelijke gebieden en het havenindustrieel cluster.
Voorts heeft het ROA een regionale detailhandelsvisie en een masterplan voor het toerisme vastgesteld. De regionale detailhandelsvisie heeft tot doel een kader te geven voor de detailhandelsontwikkelingen in de regio. Behoud van de huidige structuur staat daarbij voorop. Onderlinge afstemming vindt plaats in de Regionale Commissie Winkelplanning. Het masterplan toerisme heeft tot doel structuur aan te brengen in de toeristische ontwikkeling van de regio. Inmiddels is dit masterplan vertaald in een aantal concrete projecten. 5.2: Ruimtelijke ordening In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan: a. de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (PKB-3; dat wil zeggen dat de regering zich heeft uitgesproken over de ingekomen inspraakreacties en ter zake een standpunt heeft bepaald); b. het streekplan Noord-Holland-Zuid; c. de Intergemeentelijke Gebiedsvisie (IGGV). 5.2.1: Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening De Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de Vijfde Nota gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie. Thans is nog niet geheel duidelijk of en zo, ja wanneer de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening definitief zal worden vastgesteld. Vooralsnog verdient het geen aanbeveling in dit kader verder op het landelijk ruimtelijk beleid in te gaan. Wellicht kan een en ander nog eens expliciet aan de orde komen als de (nieuwe) regering haar voornemens op dit gebied kenbaar heeft gemaakt. 5.2.2: Streekplan Noord-Holland-Zuid Op 17 februari 2003 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland het ontwerpstreekplan Noord-Holland-Zuid vastgesteld. In dit ontwerp-streekplan zijn zeven opgaven geformuleerd: - ruimte voor water; - ontwikkeling van waardevolle landschappen; - een bereikbare netwerkstad; - ruimte voor wonen; - ruimte voor werken; - een economische bestaansbasis voor de landbouw; - behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Om de ruimtelijke opgave van nieuwe bedrijventerreinen in het streekplangebied te kunnen vervullen, staat de provincie een viersporenbeleid voor. Volgens dit beleid zou er op vier manieren (via vier sporen) ruimte voor werken kunnen worden gecreëerd: a. verbetering van de benutting van bestaande bedrijventerreinen; b. planologisch mogelijk maken van nieuwe bedrijventerreinen; c. accommodatie van bedrijven in stedelijk gebied; d. overloop naar andere regio’s.
38
In het ontwerpstreekplan zijn verder de globale uitgangspunten van het provinciaal locatiebeleid vastgelegd. Dit beleid zou meer moeten uitgaan van type vestigingsmilieus. Onderscheid wordt gemaakt tussen stedelijke milieus, buitenruimte en dorpsmilieus. Ten aanzien van de land- en tuinbouw zijn in het streekplan de volgende uitgangspunten opgenomen: - structuurversterking gericht op duurzame productie; - het bevorderen van verbredingsactiviteiten (recreatie, natuurbeheer); - handhaven van voldoende ruimte om deze “transformatie” door te voeren. De essentie van het ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw is herstructurering van oude glastuinbouwgebieden, vergroting van de productieruimte en uitbreiding van agribusiness. 5.2.3: Intergemeentelijke Gebiedsvisie In 2001 is de Intergemeentelijke Gebiedsvisie (IGGV) voor de gemeenten Haarlemmermeer, Aalsmeer, Uithoorn, Amstelveen en De Ronde Venen vastgesteld. Deze gebiedsvisie vloeit voort uit het N201-project en dient mede als bouwsteen voor het herziene Streekplan Noord-Holland-Zuid (zie paragraaf 5.2.2). In grote lijnen is een groen-blauw raamwerk geschetst waarbinnen projecten kunnen worden uitgevoerd. Eén van deze projecten is de realisering van een bedrijventerrein in Amstelveen-Zuid ter grootte van 75 hectare.
5.3: Toerisme In het collegeprogramma 2003-2007 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland is toerisme en recreatie een belangrijk speerpunt. De provincie wil via de regionale stimuleringsprogramma’s activiteiten ondersteunen die een meerwaarde aan toerisme geven. Eén van de acties, die de provincie zelf gaat uitvoeren, is te onderzoeken hoe de toeristen vanuit Amsterdam meer de regio’s in getrokken kunnen worden. Verder leggen GS in hun collegeprogramma veel nadruk op het stimulering van watertoerisme. Het toeristisch-recreatief Rijksbeleid is onder meer neergelegd in de Structuurschema Groene Ruimte. Het kabinet wil de recreatiemogelijkheden in de stedelijke woonomgeving vergroten door het verbeteren van het bestaande recreatiegroen en de zogenaamde blauw-groene verbindingen. Daarnaast pleit het kabinet voor uitbreiding van het landelijke routenetwerk voor wandelen en fietsen; onder meer over agrarische percelen. Voor de waterrecreatie streeft het kabinet naar het vergroten van de toegankelijkheid van bestaande oevers; bij voorkeur in de buurt van stedelijke gebieden. In het Masterplan Toerisme van het ROA is aangegeven dat toerisme een belangrijke sector is in de regionaal-economische structuur van de regio Amsterdam. “Het draagt bij aan de gewenste gediversifieerde structuur en levert substantiële bijdragen aan het regionaal product en de werkgelegenheid”. Het masterplan onderscheidt een aantal kernkwaliteiten (landschappelijke variëteit, grootstedelijke cultuur). Verwacht wordt dat het toerisme in de regio verder zal groeien. Naast de kwaliteiten en potenties, noemt het masterplan ook twee bedreigingen: o o
het regionaal toeristisch product kent weinig vernieuwingen; de capaciteit staat onder druk: het toerisme concentreert zich op een beperkt aantal plaatsen; hierdoor neemt de capaciteit af en ontstaan er onvoldoende groeimogelijkheden.
39
5.5: Verkeer en vervoer In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) schetst het kabinet het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid voor de periode 2002-2020. Het huidige beleid ligt op hoofdlijnen vast in het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVVII) dat geldig is tot 17 januari 2004. Volgens de Planwet Verkeer en Vervoer moet een nieuw plan het SVVII opvolgen. Dit is het NVVP. Op 23 april 2002 is de PKB-NVVP door de Tweede Kamer niet aanvaard. Het Structuurschema Verkeer en Vervoer uit 1990 (SVVII) vormt daardoor de planologische basis voor het verkeers- en vervoersbeleid. Het belangrijkste gevolg van het niet goedkeuren van het NVVP is het risico van vertraging in tal van beleidsonderwerpen (verkeersveiligheid, decentralisatie) en concrete projecten. Duidelijk is wel dat veel projecten procedurele vertraging zullen oplopen. Trajectnota´s moeten immers zijn gebaseerd op vastgesteld beleid.
40
Hoofdstuk 6: TRENDS en ONTWIKKELINGEN Inleiding In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan trends en ontwikkelingen die op de stedelijke economie van Amstelveen van invloed (kunnen) zijn. Aan de orde komen algemene trends en ontwikkelingen (paragraaf 6.1) en meer specifieke trends en ontwikkelingen (paragraaf 6.2). In paragraaf 6.2 zal met name ingegaan worden op trends en ontwikkelingen die voor bepaalde – voor Amstelveen – belangrijke (bedrijfs) sectoren van belang (kunnen) zijn. Het betreft onder meer de commerciële en zakelijke dienstverlening, de glastuinbouw en het toerisme. 6.1: Algemene trends en ontwikkelingen In dit hoofdstuk zal een aantal algemene trends en ontwikkelingen met betrekking tot de economische structuur, de arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat aan de orde komen. Paragraaf 6.1.4 geeft een korte beschrijving van enige bestuurlijke trends en ontwikkelingen. 6.1.1: Economische structuur 1. Verdienstelijking van de economie en veranderde bedrijfsactiviteiten Tot voor kort was het mogelijk bedrijfsactiviteiten te onderscheiden in “industrie”, “handel” of “dienstverlening”. Door de internationalisering, de globalisering en de revolutionaire ontwikkelingen op het gebied van ICT, is dit strikte onderscheid niet meer voor alle bedrijven te maken. Een groot aantal bedrijven schakelt externe deskundigen in of laat bepaalde taken door specialisten uitvoeren. Deze ontwikkeling zal een gunstige uitwerking hebben op zakelijke dienstverleners en mogelijk leiden tot een toename van deze dienstverleners. De verandering in de bedrijfsactiviteiten heeft gevolgen voor de bedrijfshuisvesting. Er ontstaat een “mixed zone” tussen kantoren en bedrijven (zie figuur op de volgende pagina). 2: Netwerkeconomie De traditionele economie gebaseerd op landbouw, industrie en logistiek maakt plaats voor een netwerkeconomie waarin bedrijven onderling meer met elkaar gaan samenwerken. Doel van dergelijke samenwerkingsverbanden is vooral het verstevigen van de concurrentiepositie. Een netwerkeconomie kenmerkt zich door een veelheid aan relaties en interacties en stelt dan ook hoge eisen aan de infrastructurele voorzieningen die deze netwerkvorming mogelijk (kunnen) maken. 3: Informatie- en communicatietechnologie In samenhang met de onder paragraaf 1.2 genoemde netwerkeconomie, is er een revolutie op het gebied van informatie- en communicatietechnologie gaande die op alle vormen van bedrijvigheid van invloed is. Gemeenten kunnen op deze ontwikkelingen inspelen door zich als intermediair op te stellen tussen de kennis- en onderwijsinstellingen enerzijds en het plaatselijke bedrijfsleven anderzijds.
41
Figuur 1: Bedrijfsfuncties en bijbehorende huisvesting10
K an to o r
Functie
1 • • • • •
beleid/strategie coördinatie adm inistratie uitvoering m arketing
T rad itio n ele b ed rijfsru im te
M ixed zo n e
2 • • • • • •
3
• kleinschalige handel verkoop • reparatie onderzoek • kleinschalige onderwijs productie ontw ikkeling ontw erp/design • hoogwaardige ondersteunende productie diensten • horeca • leisure • sport
4 • • • •
grootschalige productie volum ineuze (groot)handel op- en overslag transport
4: Belang van het gevestigde bedrijfsleven Met het oog op de (inter)nationale economische ontwikkelingen, waaronder schaalvergroting en een toename van fusies, is het van belang dat de gemeente zich samen met het locale bedrijfsleven onderscheidt ten opzichte van omliggende gemeenten en regio´s. De nadruk ligt niet meer alleen op het aantrekken van bedrijvigheid maar ook op het versterken van de band met de gevestigde ondernemers. Het belang van deze ondernemers neemt toe. De gemeente zou hen hierin kunnen faciliteren, bijvoorbeeld door het realiseren van een “technostarterscentrum” of het bemiddelen bij het verkrijgen van subsidies. 6.1.2: Arbeidsmarkt 1: Wensen van de werknemers Hoewel de algemene krapte op de arbeidsmarkt enigszins afzwakt, is in bepaalde bedrijfstakken nog steeds sprake van een personeelstekort. Als gevolg hiervan kunnen werknemers hoge(re) en meer eisen stellen ten aanzien van hun werk-, woon- en leefomgeving. Dit betekent dat aanwezigheid van voorzieningen, bereikbaarheid, woonruimte en vrijetijdsbesteding steeds belangrijkere vestigingsplaatsfactoren zijn. 2.Vergrijzing Al een aantal jaren wordt de Nederlandse bevolkingsopbouw gekenmerkt door een relatief groot aantal ouderen (vergrijzing). Amstelveen “vergrijst” in een iets sterkere mate dan Nederland als geheel. Deze tendens heeft gevolgen voor de samenstelling van de beroepsbevolking, de aanwezige voorzieningen, het bestedingspatroon en de vrijetijdsbestedingen. 3: “Afroming” van het aanbod van werkzoekenden Door een groeiende vraag naar arbeidskrachten, resteert een harde kern van langdurig werkzoekenden die moeilijk “bemiddelbaar” zijn. Deze werkzoekenden missen de benodigde kwalificaties of zijn slechts parttime inzetbaar (WAO`ers).
10
Figuur afkomstig uit Economische Bouwsteen voor Toekomstvisie Amstelveen 2020+.
42
6.1.3: Vestigingsklimaat 1: Veranderende vestigingsplaatsfactoren en kwaliteit van het vestigingsmilieu Ondernemers stellen steeds meer belang in het vestigingsmilieu. Het gaat daarbij niet alleen om het gebouw maar ook om de omgeving. Belangrijke factoren in dit verband zijn bereikbaarheid, representativiteit, veiligheid, uitstraling van het gebouw e.d. 2: Nieuwe typen werklocaties Nieuwe typen bedrijventerreinen en gebouwen zijn noodzakelijk. Steeds minder is er in economische kerngebieden (waar Amstelveen in ligt) sprake van industrieterreinen; meer en meer worden gemengde terreinen en gebouwen ontwikkeld die uitgaan van de functies die een bedrijf uitvoert. Een strikt onderscheid tussen kantoor- en productieactiviteiten is steeds moeilijker te maken; er ontstaat een ‘mixed zone’. Activiteiten vinden steeds meer plaats in een flexibele gebouw, met naast produktie-, opslag- en distributieruimte vaak een belangrijke kantorencomponent voor activiteiten als strategiebepaling, computerontwerp, training, vergaderen, customer service etc. Het lokale bedrijfsleven ervaart de in bestemmingsplannen vastgelegde 70/30 (70% bedrijfsruimte, 30% kantoor) dan ook meer en meer als knellend. 3: Toenemend belang van beheer Zoals hiervoor reeds is aangegeven, hechten ondernemers meer aan de kwaliteit van het vestigingsmilieu. Dit betekent dat het belang voor het beheer van nog te ontwikkelen en bestaande bedrijventerreinen verder toeneemt. Een middel om het beheer van dergelijke bedrijventerreinen te verbeteren en voor een langere periode te garanderen, is parkmanagement. 6.1.4: Bestuurlijke trends . 1: Decentralisatie In het ruimtelijk- en sociaal-economisch beleid is sprake van een decentralisatie van het Rijk naar provincie en gemeente. Binnen de door het Rijk gestelde kaders kunnen provincies, regio´s en gemeenten zelf bepalen hoe zij dit beleid wensen vorm te geven, uit te werken of uit te voeren. 2: Regionalisering De gemeente Amstelveen onderkent dat het noodzakelijk is een aantal sociaal- en ruimtelijk-economische vraagstukken op regionaal niveau aan te pakken. Het gaat onder meer om het inventariseren van de regionale behoefte aan kantooren bedrijfsruimte, het gezamenlijk promoten van de regio Amsterdam (toeristisch en economisch) en het afstemmen van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel, nieuwe bedrijventerreinen e.d. Naar verwachting zal de samenwerking in de komende jaren alleen maar verder worden geïntensiveerd. 3: Gebiedsgerichte aanpak Om beleid goed te kunnen afstemmen op specifieke problemen in een wijk of buurt dan wel voor een bedrijventerrein of kantoorlocatie, wordt steeds vaker gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak. Voorbeelden van een dergelijke aanpak in Amstelveen zijn het opstellen en uitvoeren van wijkplannen of het project “revitalisering Bovenkerk-Legmeer”.
43
4: Integrale beleidsontwikkeling en -uitvoering Het (gemeentelijk) economisch beleid staat niet op zich maar heeft duidelijke relaties met andere beleidsterreinen (ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, milieu, verkeer en vervoer, arbeidsmarktbeleid). Het is derhalve vanzelfsprekend dat met deze beleidsterreinen is gewerkt aan het opstellen van een integraal nota Economisch Beleid. 5: Netwerkvorming Voor het welslagen van het economisch beleid dient de gemeente bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering aansluiting te zoeken bij externe partners zoals ondernemersverenigingen en de Kamer van Koophandel. Deze netwerkvorming heeft in eerste instantie tot doel draagvlak te creëren maar kan eveneens leiden tot een gezamenlijke aanpak van projecten (publiek-private samenwerking). 6: Monitoring Zowel in de politiek als bij externe partijen groeit de belangstelling voor de effecten van beleid. Vandaar dat het aanbeveling verdient de doelstellingen van het economisch beleid zo veel mogelijk te kwantificeren en om de paar jaar na te gaan of de gewenste effecten bereikt zijn. Een dergelijke monitoring zou kunnen leiden tot bijsturing of bijstelling van de geformuleerde beleidsuitgangspunten. 6.2: Specifieke trends en ontwikkelingen In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op specifieke trends en ontwikkelingen met betrekking tot de commerciële dienstverlening, de handel, de glastuinbouw en het toerisme. Deze sectoren zijn om verschillende redenen voor Amstelveen van belang. De glastuinbouw in de regio staat onder druk, de commerciële dienstverlening is een sterk ontwikkelde sector in Amstelveen en het toerisme is een mogelijke potentiële groeisector. 6.2.1: Commerciële dienstverlening In januari 2002 heeft het Centraal Planbureau (CPB) een rapport gepubliceerd over de commerciële dienstverlening11. Dit rapport schets de structuur en de vooruitzichten van deze sector. Verwacht wordt dat de commerciële dienstverlening zich in de periode 2003-2006 minder dynamisch zal ontwikkelen dan in de periode 1996-2000. Het CPB noemt hiervoor de volgende factoren: · een afnemende groei van het arbeidsaanbod; · het wegvallen van een aantal belangrijke impulsen (hoog penetratieniveau van mobiele telefonie en internet, verregaande uitbesteding van diensten door bedrijven en de afname in de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt). Toch zijn de vooruitzichten voor de sector “commerciële dienstverlening” nog redelijk gunstig te noemen. Naar verwachting zal de schaarste aan arbeidskrachten, die volgens het CPB in de komende jaren blijft bestaan, stimulerend werken op kapitaalintensivering, toepassing van ICT en organisatorische stroomlijning. Bovendien heeft het CPB berekent dat de conjunctuur zich in de periode 2003-2006 licht zal herstellen. Verder heeft onderzoek aangetoond dat in Nederland de markt voor zakelijke diensten sterk geliberaliseerd is en gemakkelijk toegankelijk is voor buitenlandse bedrijven.
11
CPB Document: “De commerciële dienstverlening: een heterogene sector met gunstige groeiperspectieven.
44
De in Nederland gevestigde bedrijven hebben geleerd van de vroege blootstelling aan buitenlandse concurrentie en kunnen deze leereffecten gebruiken om een voorsprong op buitenlandse bedrijven te nemen. Ten aanzien van e-commerce wijst het CPB op tegenvallende cijfers over internetverkoop door bedrijven aan consumenten. Deze verkoop zal dan ook niet toenemen; vooral niet omdat niet alle diensten en goederen zich hiervoor lenen en consumenten in het algemeen niet bereid zijn hun creditcardnummer af te geven. De groeiperspectieven voor e-commerce tussen bedrijven lijken gunstiger. Vertrouwenseffecten zijn hier minder aan de orde. Bovendien kunnen door e-commerce-toepassingen kostenbesparingen worden bewerkstelligd. 6.2.2: Handel In hetzelfde rapport van het CPB is aangegeven dat de perspectieven voor de handel (groot- en detailhandel) minder gunstig zijn. Dat heeft te maken met een geringere groei van de particuliere consumptie en een aflopende uitvoer van Nederlandse goederen naar het buitenland. Tevens is de verwachting dat een verdere groei van de internethandel negatieve gevolgen heeft voor delen van de groothandel. Bestaande postorderbedrijven ontwikkelen zich meer en meer tot professionele internetbedrijven. Voorts verwacht het CPB dat de detailhandel geconfronteerd zal worden met een aantal structurele veranderingen, zoals schaalvergroting, intensivering van de internationale concurrentie (die door de invoering van de euro zal toenemen) en versoepeling van het vestigingsbeleid. De effecten van deze veranderingen vallen (nog) niet te voorspellen. 6.2.3: Toerisme De (toekomstige) ontwikkelingen van het toerisme worden niet alleen bepaald door sociaal-economische maar ook door sociaal-culturele, demografische en klimatologische omstandigheden. In het recent verschenen “Trendrapport voor toerisme en recreatie” van het Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme (NRIT) is een aantal meso- en microtrends onderscheiden die voor het toerisme bepalend kunnen zijn. De mega- en macrotrends zijn in dit verband buiten beschouwing gelaten omdat de invloed hiervan op het plaatselijke toerisme van geringe betekenis zal zijn. In hetzelfde rapport van het NRIT wordt erop gewezen dat de veronderstelling over een toename van de vrije tijd niet met cijfers te staven is. Uit rapporten van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is aangegeven dat sprake is van een stabilisatie van de beschikbare hoeveel-heid vrije tijd. Recente gegevens zijn helaas niet voor handen. Toch zal de krapte op de arbeidsmarkt en de daardoor ontstane gevolgen (afbouw VUT-regeling) eerder hebben geleid tot een afname in plaats van een toename van de hoeveelheid vrije tijd. Daarentegen kan eveneens worden geconstateerd dat de welvaart toeneemt en vooral tweeverdieners meer en meer bereid (zullen) zijn een deel van het inkomen in te leveren voor vrije tijd. De vraag is of deze trend zich met het oog op de stagnerende economie zal doorzetten. Uit de SCP/WRR-rapporten blijkt verder dat de vrijetijdsactiviteiten van de Nederlander zijn toegenomen. De vraag in hoeverre deze toename zich zal doorzetten, zal met name afhangen van de eerder genoemde bereidheid om inkomen in vrije tijd om te zetten. Opvallend is wel dat de aard van de vrijetijdsactiviteiten is gewijzigd. Het SCP en de WRR constateren dat de Nederlander zijn vrije tijd meer buitenshuis doorbrengt. Deze uithuizigheid gaat gepaard met een stijging van de (vrijetijds)mobiliteit.
45
6.2.4: Land- en tuinbouw Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) maakt aan het eind van ieder jaar de balans op voor de land- en tuinbouwbedrijven in Nederland. De algemene conclusie van het LEI is dat de inkomens in de land- en tuinbouw afnemen. Alleen de akkerbouw en de vleeskuikensector vormen hierop een uitzondering. In het afgelopen jaar (2001) hebben BSE en MKZ een stempel gedrukt op de melkveehouderij. De prijzen voor melkvee daalden. Ook leverde het vlees minder op. Het gevolg hiervan is dat het inkomen van de veehouder daalde met gemiddeld 10%. De resultaten in de glastuinbouw blijven eveneens achter bij de verwachtingen. Dat heeft volgens het LEI vooral te maken met de hoge(re) energiekosten en dalende opbrengstprijzen. De opbrengsten in de bloemensector zijn enigszins gestegen waardoor de inkomstenteruggang van bloementelers beperkt blijft. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft daarnaast vastgesteld dat de oppervlakte glastuinbouw in de Randstadprovincies sterk terugloopt terwijl in de zuidelijke provincies (Noord-Brabant en Limburg) en Flevoland sprake is van een toename. De meeste tuinders, die besluiten te stoppen, verkopen hun kas(sen) aan een tuinder die wil uitbreiden. Dat leidt tot een (verdere) schaalvergroting. Deze trend doet zich in de provincie Noord-Holland in versterkte mate voor. Het aantal glastuinbouwbedrijven in deze provincie neemt weliswaar af maar de oppervlakte neemt toe. 6.3: Conclusies ten aanzien van trends en ontwikkelingen -
-
-
-
-
-
-
-
Steeds minder is sprake van een traditionele indeling van de economische structuur: landbouw, industrie en diensten. Mengvormen komen vaker voor. Dergelijke mengvormen stellen ook andere – en nieuwe – eisen aan hun bedrijfshuisvesting en bedrijfsomgeving. De in bestemmingsplannen vastgelegde 30/70 verhouding wordt door het lokale bedrijfsleven meer en meer als knellend ervaren. Het belang, dat bedrijven hechten aan de kwaliteit van woon- en leefmilieu en zeker aan de directe bedrijfsomgeving neemt toe. Een instrument om het kwaliteitsbehoud van werklocaties te behouden, is parkmanagement. De krapte op de arbeidsmarkt neemt als gevolg van de huidige economische omstandigheden weliswaar enigszins af maar is nog steeds aanwezig. Gecombineerd met een aantal demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing en ontgroening, zal Amstelveen hiermee ook in de toekomst rekening moeten houden. De verwachtingen voor de commerciële dienstverlening voor 2003-2006 blijven gunstig. Wel zal de groei in deze periode enige afvlakking vertonen. Deze afvlakking zal doorwerken in de behoefte aan kantoorruimtes. De toekomstperspectieven voor de handel (groot- en detailhandel) zijn minder gunstig. Belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de teruglopende particuliere consumptie en de afname in de uitvoer van producten. De detailhandel zal voorts worden geconfronteerd met enige structurele veranderingen. Voor wat het toerisme betreft, kan worden geconcludeerd dat de vrije tijd van de Nederlanders in de afgelopen jaren is toegenomen maar het is de vraag of deze toename in de komende periode zal doorzetten. Enerzijds zijn Nederlanders tevreden over de huidige verdeling van arbeid en vrije tijd; anderzijds zijn steeds meer welvarende Nederlanders bereid een deel van hun inkomen in te leveren voor meer vrije tijd. De vrijetijdsinvulling is licht verschoven. Nederlanders brengen verhoudingsgewijs meer vrije tijd buitenshuis door. Deze uithuizigheid heeft vervolgens weer gevolgen voor de mobiliteit. De toekomst van de glastuinbouw is onzeker. De kosten zijn in het afgelopen jaar gestegen (met name voor energie) maar houden nog gelijke tred met de opbrengsten uit bloemen en planten.
46
Hoofdstuk 7: SWOT-analyse
Hoofdstuk 7 is de opmaat tot de formulering van de doelstellingen voor het economisch beleid van de gemeente Amstelveen en een globale uitwerking hiervan in projecten of acties. Op basis van de conclusies uit de vorige hoofdstukken zijn de sterke en zwakke punten van de Amstelveense economie alsmede de kansen en bedreigingen samengevoegd in een SWOT-analyse. Deze analyse bestaat uit relevante gegevens die zijn overgenomen uit eenzelfde soort analyse die Buck Consultants in het kader van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ heeft gemaakt. Sterkten Economische structuur: · zakelijke dienstverlening, handel en vervoer zijn sterke en kansrijke sectoren; · gezondheidszorg is in aantal arbeidsplaatsen de grootste sector na de zakelijke dienstverlening; · sterke vertegenwoordiging van kennisintensieve bedrijven; · veel bedrijven zijn onderdeel van internationale netwerken; · relatief veel starters in advies- en facilitaire diensten; Arbeidsmarkt: · veel hoger opgeleiden en werk daarvoor; · hoge participatiegraad, laag werkloosheidspercentage en weinig uitkeringsgerechtigden;
Vestigingsklimaat:
· relatief goede ontsluiting; · strategische ligging (Schiphol, Amsterdam, Aalsmeer);
Woon- en leefmilieu:
· goed woon- en leefklimaat; · relatief welvarende bevolking; · over het algemeen een goed voorzieningenklimaat (sterk centrum);
· aanwezigheid internationale school; (Bestuurlijke) samenwerking · via ondernemersverenigingen aanspreekpunten bij bedrijfsleven voor locale overheid; · positieve beoordeling van afstemming tussen gemeente en bedrijfsleven door ondernemers; · regionale samenwerking locale overheid.
Zwakten Economische structuur:
· eenzijdige structuur (diensten, handel, geen industrie); · verlies van banen in industrie; · netwerkvorming, bedrijven-kennisinstellingen nog onvoldoende van de grond gekomen;
· locale voorzieningen (detailhandel) onder druk; · vestigingsbeleid voor internationale ondernemingen
wordt in het buitenland vastgesteld (gemeente heeft hierop nauwelijks invloed)
Arbeidsmarkt: · krappe arbeidsmarkt; · grote wachtlijsten kinderopvang; · weinig werk voor onderkant arbeidsmarkt/laaggeschoolden; · vanwege hoge pendel (en gebrek aan huisvesting) is binding van hoger personeel met Amstelveen gering; Vestigingsklimaat: · mager openbaar vervoersnetwerk, met name oostwest; · gebrek aan (betaalbare) bedrijfs- en woonruimte; · uitstraling enkele huidige locaties (verouderde infrastructuur, matig onderhoud); · parkeerproblemen bij werklocaties en in woonwijken; · gebrek aan imago; · lokale infrastructuur in Amstelveen; · congestie in de spits; Woon- en leefmilieu: · meer mensen verlaten Amstelveen dan er komen wonen; · hoge druk op woningmarkt op alle niveaus; · weinig georganiseerde recreatie/trekpleisters; · beperkt aanbod hoogwaardige restaurants, hotels en congresfaciliteiten; · gering aantal bovenlokale evenementen; (Bestuurlijke) samenwerking · weinig politiek gevoel voor economische zaken; · weinig grip op regionale samenwerking (volgens het bedrijfsleven): · geen duidelijk aanspreekpunt bij de gemeente voor de ondernemers.
47
Kansen Economische structuur: · zakelijke diensensector (IT, reclame en consultancy) blijft groeien en biedt nog mogelijkheden; · horeca is een relatief sterk groeiende sector; · verdere groei door starters, innovatie en het gevestigde - internationale bedrijfsleven;
Arbeidsmarkt: · hoge werkgelegenheidsgroei; · versterking woon- en leefmilieu als trekker van (hoogopgeleide) werknemers; Vestigingsklimaat: · verbeterde bereikbaarheid en ontwikkelingsmogelijkheden door ontwikkeling Zuidtangent en omlegging N201; · mogelijkheden parkmanagement; · intensivering en multifunctioneel ruimtegebruik als mogelijkheden om om te gaan met het ruimte-probleem; · mogelijkheden nieuwe woonwerkconcepten (functiemenging); Woon- en leefmilieu: · regionale aantrekkingskracht door vernieuwd Stadshart/Amsterdamse Bos/evenementen; · investeren in een groene omge-ving; (Bestuurlijke) samenwerking: · intensivering van de regionale samenwerking op gebied van RO, OV en arbeidsmarkt; · mogelijkheden PPS.
Bedreigingen Economische structuur: · verlies van bedrijven is groter dan de aanwas (meer bedrijven vertrekken en minder starters dan regionaal) mede als gevolg van knelpunten in het vestigingsmilieu, met name gebrek aan ruimte; · internationale ondernemingen zijn afhankelijk van beslissingen van buitenaf; · schaalvergroting in de detailhandel, verschraling buurtwinkelcentra; · steeds minder ruimte voor extensieve bedrijvigheid (zoals glastuinbouw); · bedrijfsresultaten van de glastuinbouw, sterk afhankelijk van beleid (o.a. energie); Arbeidsmarkt: · krappe arbeidsmarkt zowel kwantitatief als kwalitatief;
Vestigingsklimaat: · onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve ruimte voor alle economische activiteiten; · toenemende congestie met name in piekuren en parkeerproblemen (zowel lokale als regionale bereikbaarheid);
Woon- en leefmilieu: · minder dynamiek door vergrijzing/ ontgroening; · gebrek aan adequate woonruimte; · beperkte uitbreidingsmogelijkheden verstedelijking; (Bestuurlijke) samenwerking: · te weinig interactie richting burgers, bedrijven en andere overheden; · ontbreken van een duidelijke, regionale positie, ook in EU-verband.
De SWOT-analyse is een gecomprimeerde weergave van de eerder getrokken conclusies ten aanzien van economische structuur, vestigingsklimaat en arbeidsmarkt. Op basis hiervan zullen de beleidslijnen voor de periode van 2002 tot 2010 worden uitgezet. De globale doelstellingen van het gemeentelijk economisch beleid zijn weergegeven in hoofdstuk 8 en worden in de daaropvolgende hoofdstukken verder uitgewerkt naar thema en gebied.
48
De kracht van de stedelijke economie van Amstelveen ligt in een combinatie van de volgende aspecten: a. strategische ligging tussen drie belangrijkste economische centra (Amsterdam, Schiphol en de Bloemenveiling Aalsmeer); b. sterke economische basis met toekomstperspectieven; c. kwaliteit van woon-, leef- en vrijetijdsmilieu is een troef; d. een actieve, hoogopgeleide en welvarende (beroeps)bevolking. Het is van belang dat Amstelveen deze kwaliteiten onderkent en op basis daarvan een duidelijker positie in de regio inneemt dan thans het geval is. Ad a: Strategische ligging Amstelveen is gunstig gelegen tussen drie belangrijke economische centra, in zekere zin zelfs mainports: Amsterdam (met onder meer de Zuidas en Zuidoost), de luchthaven Schiphol en de Flower Mainport Aalsmeer. Ondanks een aantal beperkingen (ruimtegebrek en verslechterende bereikbaarheid) zullen de betreffende centra naar verwachting verder doorgroeien. Amstelveen kan van deze doorgroei profiteren door bedrijvigheid binnen haar grenzen te accommoderen die niet binnen deze centra gehuisvest mogen of kunnen worden en wel passen binnen de eigen economische structuur. Daarbij dient wel in ogenschouw te worden genomen dat ook voor de eigen bedrijvigheid voldoende ruimte beschikbaar blijft. In hoeverre de strategische ligging van Amstelveen een positieve invloed blijft hebben op de stedelijke economie, hangt af van de mate waarin de knelpunten in de externe en interne bereikbaarheid kunnen worden opgelost. Ad b: Economische basis met toekomstperspectieven In Amstelveen is de zakelijke dienstverlening, de handel en het vervoer sterk vertegenwoordigd. Het merendeel van deze bedrijven is kennisintensief en internationaal georiënteerd. Daarnaast is Amstelveen een “kraamkamer” voor startende bedrijven in de zakelijke dienstverlening. Zoals uit het rapport van het CPB is gebleken, blijft de commerciële dienstverlening – zeker tot 2006 – een sector met groeipotentie. Gecombineerd met de strategische ligging blijft Amstelveen - ook in de toekomst - een belangrijke vestigingsplaats voor deze vorm van bedrijvigheid. De gemeente kan deze ontwikkeling ondersteunen door voldoende kwalitatieve terreinen beschikbaar te houden, het bestaande netwerk aan internationale bedrijven in stand te houden, een samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen tot stand te brengen en een plaats te bieden aan nieuwkomers op de markt (starters en doorstarters). Een ander aspect in dit verband zijn de gezondheidsinstellingen. Na de zakelijke dienstverlening nemen deze instellingen een groot deel van de werkgelegenheid voor hun rekening. Het verdient aanbeveling na te gaan of uitbreiding van deze sector in Amstelveen mogelijk c.q. wenselijk is. Bijzondere aandacht gaat uit naar de glastuinbouw. De glastuinbouw in Amstelveen kenmerkt zich door kennisintensieve ondernemingen die sterk gericht zijn op de Bloemenveiling Aalsmeer. Een groot deel van deze ondernemingen biedt werkgelegenheid aan lager geschoolden. Toch staat de glastuinbouw onder druk; niet alleen door toekomstige woningbouw maar ook door prijsstijgingen voor energie e.d. Ad c: Kwaliteit van woon-, leef- en vrijetijdsmilieu Amstelveen beschikt over kwalitatief hoogwaardige voorzieningen op het gebied van cultuur (musea, schouwburg), onderwijs (internationale school) en openbare ruimte (Amsterdamse Bos, heemtuinen). Daarnaast biedt het Stadshart onderdak aan een gevarieerd winkelassortiment en een goed draaiende weekmarkt (vrijdag). Het hoogwaardig woon-, leef- en vrijetijdsmilieu is een belangrijke vestigingsfactor voor bestaande en nieuwe bedrijvigheid.
49
Het zou een goede zaak zijn de aantrekkelijkheid van dit milieu te versterken, te verbeteren en uit te dragen. De uitvoering van een dergelijke beleidslijn zal een stimulerend effect hebben op de detailhandel (Stadshart), het toerisme en de overige voorzieningen (horeca e.d.). Een en ander is onder meer te bewerkstelligen door te voorzien in de woningbehoefte (met name voor specifieke doelgroepen). Ad d: Actieve, hoogopgeleide en welvarende (beroeps)bevolking De arbeidsmarkt van Amstelveen wordt gekenmerkt door een hoge participatiegraad, een laag werkloosheidspercentage, weinig uitkeringsgerechtigden en relatief veel hoger opgeleiden. De aanwezigheid van hoogopgeleid personeel is voor de bedrijvigheid – en met name de zakelijke dienstverlening – van doorslaggevende betekenis. Toch dreigt er een stagnatie op de arbeidsmarkt door een voortschrijdende ontgroening en vergrijzing. De al aanwezige krapte op de arbeidsmarkt zal hierdoor nog verder toenemen en eerder belemmerend werken voor de ontwikkeling van de stedelijke economie. Het verdient aanbeveling na te gaan hoe de dynamiek in de sociale structuur teruggebracht kan worden. REGIO Amstelveen profiteert in hoge mate van de regionale economische ontwikkelingen. Het gaat daarbij specifiek om Amsterdam, Schiphol en de Bloemenveiling Aalsmeer. Tevens is sprake van een verregaande globalisering met als gevolg dat economische regio’s (Amsterdam of eigenlijk de Randstad) nauwer met elkaar dienen samen te werken om de bestaande kracht te behouden en uit te bouwen. Tegelijkertijd is het noodzakelijk (geworden) te investeren in de buurt- en wijkeconomie om daarmee een bijdrage te leveren aan de stedelijke (of sociale) vernieuwing. Het vorenstaande impliceert dat Amstelveen zich weliswaar op regionaal niveau sterker zou moeten positioneren maar ook aandacht dient te hebben en te houden voor de economische mogelijkheden die zich op lokaal niveau aandienen.
50
HOOFDSTUK 8: BELEID en BELEIDSUITWERKING 8.1: Inleiding Op basis van de SWOT-analyse zijn een missie, een hoofddoelstelling en subdoelstellingen geformuleerd. Uit deze analyse is een duidelijke lijn te halen die de kracht van de Amstelveense economie bepaalt en derhalve van belang is voor de afwegingen die in het kader van het gemeentelijk economisch beleid dienen te worden gemaakt. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de missie van het economisch beleid (paragraaf 8.2). Deze missie geeft aan hoe de economische ontwikkeling van Amstelveen zich volgens de gemeente op de lange termijn zou moeten voltrekken en vormt daarmee de grondslag voor de hoofddoelstelling en de subdoelstellingen die in paragraaf 8.3 en volgende paragrafen nader worden omschreven. De laatste paragraaf (8.12) bevat een beschouwing over specifieke beleidsonderwerpen: onderwerpen die in de komende periode nader dienen te worden uitgewerkt. Ook deze onderwerpen zullen in de actielijst worden meegenomen. De beleidsdoelstellingen hebben betrekking op de periode 2003-2013 en vormen op hun beurt de basis voor een doorlopende actielijst (hoofdstuk 9). Het doel van een dergelijke actielijst is inzicht te geven in de stand van zaken en de voortgang van de te formuleren actiepunten en daarvan jaarlijks verslag te doen aan de gemeenteraad en de betrokken externe partijen. In voorkomende gevallen kan de actuele situatie aanleiding geven tot bijstelling van de actielijst. 8.2: Missie van het economisch beleid Amstelveen moet kiezen. De stedelijke economie functioneert redelijk goed en is een motor voor allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Om deze motor draaiende te houden, is het noodzakelijk binnen nader te bepalen (rand)voorwaarden te blijven investeren in de uitbouw van bestaande lokale, maar ook regionale, economische ontwikkelingen en nieuwe mogelijkheden op te pakken en voor zover mogelijk te bevorderen. Uitgangspunt is de bestaande economische structuur met een sterke vertegenwoordiging van de zakelijke dienstverlening, de handel, het transport en de gezondheidszorg. Het toerisme lijkt een potentiële groeisector en is overigens van belang voor het versterken en verbeteren van het plaatselijke leef- en verblijfsklimaat. Toch zal de gemeente aan de verdere ontwikkeling van deze sector geen prioriteit geven. Wel zal worden meegewerkt aan de verdere uitwerking en uitvoering van het Regionaal Masterplan Toerisme. De aanwezige glastuinbouw maakt deel uit van de flower mainport rondom de Bloemenveiling Aalsmeer doch staat onder grote druk. De stimulering van de stedelijke economie kent evenwel haar grenzen. Deze grenzen worden onder meer gevormd door de beschikbare ruimte, de gewenste ruimtelijke kwaliteit, het milieu, de arbeidsmarkt en de bereikbaarheid. De genoemde aspecten zullen in dit hoofdstuk nader worden geconcretiseerd. Dit kan wel inhouden dat aanpassing van bestaande ontwikkelingen noodzakelijk wordt geacht en nieuwe ontwikkelingen pas vorm krijgen als met deze aspecten rekening is gehouden.
51
Gelet op het vorenstaande is de missie voor het economisch beleid als volgt geformuleerd: “ Ontwikkel Amstelveen verder in de regio tot een dynamische, kennisintensieve en kwaliteitsvolle stad waarbij de aandacht specifiek gericht is op a. behoud en verdere uitbouw van sterk vertegenwoordigde sectoren (zakelijke dienstverlening); b. behoud en versterking van de overige plaatselijke bedrijvigheid; c. het instandhouden van de bestaande detailhandelsstructuur (verzorgingseconomie); d. het herstructureren van het glastuinbouwgebied”. Ad a: uitbouw van de zakelijke dienstverlening Amstelveen heeft in de regio Amsterdam een sterke positie op het gebied van de zakelijke dienstverlening. Ofschoon de economische situatie thans minder rooskleurig is dan de voorgaande jaren, is de leegstand op de kantorenmarkt in Amstelveen ten opzichte van andere gemeenten in de regio beperkt gebleven. De gevolgen van de verslechterende economie gaan daarentegen niet aan Amstelveen voorbij. Alertheid is geboden. Gelet op de strategische ligging en de aanwezigheid van kwalitatief hoogwaardige voorzieningen blijft Amstelveen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de zakelijke dienstverlening. De gemeente dient hierop te blijven inspelen door: te investeren in de kwaliteit van de bestaande en nieuwe kantoorlocaties (inclusief de bereikbaarheid van deze locaties); de landelijke, regionale en plaatselijke kantorenmarkt te blijven monitoren en op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen van de in Amstelveen gevestigde bedrijven (zodat het beleid tijdig kan worden bijgestuurd); de gevestigde en nieuwe bedrijven te adviseren over eventuele nieuwe mogelijkheden binnen Amstelveen of elders in het ROA-gebied; faciliteiten te bieden aan (door)startende ondernemingen (bedrijfsverzamelgebouwen). Ad b: behoud en versterking van de plaatselijke bedrijvigheid Voor de plaatselijke economie is de plaatselijke bedrijvigheid evenzeer van belang. Deze bedrijvigheid dient behouden te blijven en daar, waar mogelijk te worden versterkt. Gebleken is dat er in het ROA-gebied maar ook specifiek in de subregio Amstelland en De Meerlanden een tekort is aan voldoende bedrijfslocaties. Een verdere toename van dit tekort wordt voorzien als de betreffende gemeenten op korte termijn niet besluiten tot uitbreiding van bestaande of aanleg van nieuwe bedrijfslocaties. Amstelveen heeft als deel van de Amsterdamse regio met name een verantwoordelijkheid voor de bedrijven die momenteel in de gemeente gevestigd zijn. Voor deze bedrijven dient voldoende ruimte beschikbaar te zijn en te blijven. De gemeente kan hiervoor zorgdragen door: bestaande bedrijfslocaties te revitaliseren c.q. te herstructureren; mee te werken aan de realisering van nieuwe locaties; combinaties van wonen en werken te stimuleren. In het verlengde hiervan zal Amstelveen trachten binnen het ROA en met de omliggende gemeenten afspraken te maken over de aard en omvang van de te realiseren bedrijfslocaties en de vestigingsvoorwaarden voor deze locaties. Een gezamenlijke intergemeentelijke ontwikkeling van bedrijfslocaties is niet uitgesloten.
52
Ad c: instandhouding van de bestaande detailhandelsstructuur (verzorgingseconomie) In het belang van een goed functionerende detailhandel is het noodzakelijk de voorzieningen te handhaven en ervoor zorg te dragen dat het (economisch) draagvlak van het Stadshart en de wijk- en buurtwinkelcentra zo veel mogelijk gegarandeerd blijft. Dit betekent dat de gemeente zich de komende jaren vooral moet inzetten om: een aantal nader aan te geven wijk- en buurtwinkelcentra te revitaliseren c.q. te herstructureren; de regionale positie van het Stadshart te behouden en te versterken. Het beleid ten aanzien van de detailhandel in Amstelveen is nader uitgewerkt in een detailhandelsnota die in 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ad d: herstructurering van de glastuinbouw Als uitwerking van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is besloten de bestaande woonwijk “Westwijk” in zuidelijke richting uit te breiden. Deze uitbreiding heeft direct gevolgen voor de aldaar aanwezige glastuinbouw. Aangezien deze sector deel uitmaakt van het agribusiness-complex rondom de bloemenveiling Aalsmeer (Flower Mainport Aalsmeer), is het zaak ervoor zorg te dragen dat betrokken bedrijven in de regio blijven. Inmiddels is overeenstemming bereikt over het realiseren van een nieuw glastuinbouwgebied in Rijsenhout (gemeente Haarlemmermeer). Bedrijven, die niet meer in de Legmeerpolder gevestigd kunnen blijven, kunnen naar deze nieuwe locatie worden uitgeplaatst. De gemeente Amstelveen zal binnenkort onderzoek laten doen naar mogelijkheden voor herstructurering van het bestaande glastuinbouwgebied in de Legmeerpolder. Op basis van dit onderzoek kan worden bepaald of en zo ja welke bedrijven zich op de nieuwe locatie in Rijsenhout kunnen vestigen en aan welke bedrijven een andere vestigingslocatie buiten de Legmeerpolder kan worden aangeboden. De gemeente zal in dit proces direct samenwerken met de omliggende gemeenten en de betrokken belangenorganisaties (WLTO). Recreatie en toerisme is geen speerpunt van het gemeentelijk economisch beleid. Wel zal de gemeente Amstelveen in het kader van het regionaal toeristisch beleid samen met betrokken externe partijen werken aan: behoud en versterking van het cultuurtoerisme; het versterken van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden in het landelijk gebied; het initiëren van grootschalige evenementen; het versterken en stimuleren van vestigingsmogelijkheden voor horeca in Amstelveen.
8.3: Doelstellingen De onder a tot en met e geformuleerde punten uit de missie zijn de hoofdlijnen van het economisch beleid voor de lange(re) termijn en sluiten grotendeels aan op de lijnen die in de Toekomstvisie Amstelveen 2020 + zijn uitgezet. Op basis van deze hoofdlijnen is de hoofddoelstelling van het gemeentelijk economisch beleid voor de periode 2003-2013 (looptijd van deze beleidsnota) geformuleerd. Deze luidt als volgt: Het gemeentelijk economisch beleid heeft als hoofddoel “een evenwichtige en duurzame economische groei te bevorderen en diversiteit in de Amstelveense bedrijvigheid en/of de bedrijvigheid in de directe regio te bewerkstelligen door het inzetten van een aantal sociaal- en ruimtelijk-economische instrumenten en via nauwe samenwerking met in- en externe partners”. Deze hoofddoelstelling impliceert dat de gemeente een bijdrage wil leveren aan de groei van de stedelijke economie maar wel binnen bepaalde randvoorwaarden. Voorts is hiermee
53
aangegeven dat het noodzakelijk is en blijft de bedrijvigheid (en daarmee ook de werkgelegenheid) binnen Amstelveen en directe regio divers te houden. Uitgangspunt is het verankeren van het gevestigde bedrijfsleven in Amstelveen en directe regio (inclusief de glastuinbouw en de horeca) alsmede het uitbouwen van de aanwezige sterke (internationale) dienstensector. Deze verankering heeft niet alleen betrekking op de “fysieke” plaats van een bedrijf op een bedrijventerrein, kantorenlocatie of anderszins maar ook op de inpassing van dit bedrijf in zijn sociale omgeving. Vandaar dat in de geformuleerde hoofddoelstelling “kwaliteit” en “duurzaamheid” voorop staan. Dit betekent onder meer: - een selectief vestigingsbeleid waarbij aansluiting wordt gezocht bij de huidige economische structuur van stad én regio; - een erkenning van “woon- en leefmilieu” als belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bestaande en nieuwe bedrijven in Amstelveen; - een zo optimaal mogelijke invulling van de beschikbare ruimte; - een prominenter positionering van Amstelveen binnen de regio (ROA). De hoofddoelstelling is vertaald in de volgende subdoelstellingen: 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
zorgdragen voor voldoende vestigingslocaties voor kantoren, bedrijven en winkels door realisering van nieuwe en herstructurering van bestaande locaties (ruimte voor bedrijvigheid); kwaliteitsverbetering van bestaande vestigingslocaties; verbetering van de bereikbaarheid van en naar Amstelveen en van en naar de werklocaties/Stadshart; zorgdragen voor een evenwichtige arbeidsmarkt. verbetering van de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers; bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen; versterking en verbetering van de regionale samenwerking.
In de volgende paragrafen zullen de onder 1 tot en met 8 genoemde punten nader worden uitgewerkt.
8.4: Ruimte voor bedrijvigheid Uit de analyses in de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat de (uitbreidings)ruimte voor bedrijvigheid in Amstelveen gering is. Het beschikbaar hebben en houden van voldoende bedrijfs- en kantoorlocaties is een belangrijke voorwaarde om de locale én regionale economie draaiende te houden en daarmee een basis te kunnen blijven bieden voor voldoende werkgelegenheid in Amstelveen en de regio. Berekeningen van Buck Consultants geven aan dat er in de regio Amstelland en De Meerlanden tot 2020 een tekort van circa 600 hectare aan bedrijfslocaties zal ontstaan als de betreffende gemeenten niet bereid zijn nieuwe locaties aan te leggen. In deze berekeningen is rekening gehouden met ruimtewinst die herstructurering van bestaande locaties zal opleveren. Tevens is door Buck Consultants aangegeven dat in Amstelveen sprake is van achtergestelde vraag. In de afgelopen jaren was er immers te weinig aanbod om aan de vraag tegemoet te komen. Als gevolg van de economische teruggang is het huidige aanbod aan kantoorlocaties vooralsnog voldoende. Zodra de economie echter weer gaat aantrekken, zal dit aanbod niet toereikend zijn; temeer niet omdat de gemeente een versterking, verbreding en zelfs uitbreiding van de al bestaande zakelijke en commerciële dienstverlening nastreeft (paragraaf 9.1). De detailhandelsstructuur zal zich naar verwachting in de komende periode stabiliseren. Blijkens de detailhandelsnota wil de gemeente de bestaande structuur zo veel mogelijk in stand houden. Dit betekent echter niet dat uitbreiding van bestaande winkelcentra geheel is
54
uitgesloten. Vooral in wijken, waar nieuwe woningen zijn gepland en/of de bevolking zal toenemen, dient te worden nagegaan of en zo ja waar uitbreiding van winkelvoorzieningen kan plaatsvinden. In een aantal van de overige wijken zal het economische draagvlak voor de daar aanwezige winkelcentra of –strips naar verwachting (verder) afnemen. Een dergelijke ontwikkeling komt de kwaliteit van deze centra of strips niet ten goede. Revitalisering of herstructurering kan een oplossing bieden. De behoefte aan ruimte voor andere vormen van bedrijvigheid (horeca, land- en tuinbouw) is niet becijferd. Toch zal ook voor deze sectoren ruimte beschikbaar moeten zijn en blijven. De glastuinbouw neemt in dit verband een aparte positie in. In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is de zuidelijke Legmeerpolder als toekomstige woningbouwlocatie aangegeven. Voor de aldaar aanwezige glastuinbouw is derhalve geen plaats meer. Het vorenstaande leidt ertoe dat het van belang is: a. de bestaande werk- en winkellocaties te behouden en daar, waar mogelijk te revitaliseren of te herstructureren; b. (een) nieuwe bedrijfslocatie(s) mogelijk te maken voor plaatselijke bedrijven; c. benutten van intensiveringmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied; d. de kantorenvoorraad in Amstelveen op peil te houden; e. het bestaande glastuinbouwgebied in de Legmeerpolder te herstructureren; f. de vestigingsmogelijkheden horeca in Amstelveen in beeld te brengen. Ad a: herstructuering van werk- en winkellocaties Herstructurering of revitalisering van bestaande werk- en winkellocaties heeft tot doel de aantrekkelijkheid van deze locaties voor de lange(re) termijn zodanig te versterken en te verbeteren dat de overloop van bedrijven naar andere locaties beperkt blijft en de eventuele vrijkomende ruimte kan worden benut voor nieuwe bedrijvigheid. Het gaat in eerste instantie om de kwaliteit en niet om de kwantiteit. Door de kwaliteit van de bestaande werklocaties op peil te houden, blijven deze locaties interessant als vestigingsplaats voor de al gevestigde en nieuwe bedrijven. Gebleken is dat herstructurering van werklocaties nauwelijks ruimtewinst oplevert. Toch is niet uit te sluiten dat bedrijven om bedrijfseconomische redenen of vanwege een tekort aan uitbreidingsruimte besluiten zich elders te vestigen. De daardoor vrijkomende ruimte komt beschikbaar voor bedrijven die reeds op de betreffende werklocatie zijn gevestigd en willen uitbreiden dan wel voor nieuwe bedrijven uit andere delen van Amstelveen of de regio. Ook uit dit oogpunt is het van belang in Amstelveen of directe regio nieuwe werklocaties te realiseren waar zich bedrijven kunnen vestigen die op de bestaande werklocaties onvoldoende uitbreidingsruimte hebben. Buurt- en wijkwinkelcentra in een aantal wijken van Amstelveen staan onder druk. Schaalvergroting leidt tot vermindering van het economische draagvlak voor met name de kleinere winkels. Teneinde het voorzieningenniveau in alle wijken op een aanvaardbaar peil te houden, is het van belang de aantrekkelijkheid van de betreffende buurt- en wijkwinkelcentra te verbeteren door deze te revitaliseren of te herstructureren. Revitalisering en herstructurering van werk- en winkellocaties richt zich thans nog vooral op het wegwerken van achterstallig onderhoud. In de toekomst zal het meer en meer een continue proces moeten zijn. De gemeente is bereid dit proces te stimuleren en te sturen maar is daarbij in belangrijke mate afhankelijk van de ondernemers die op de werklocatie of in het winkelcentrum gevestigd zijn. De gemeente vervult een regisserende, coördinerende en faciliterende rol. Regisserend : het bijeen brengen van partijen Coördinerend : het leiden van (deel)projecten
55
Faciliterend
:
beheer en onderhoud van gemeentelijke eigendommen op de betreffende locatie (wegen, groen e.d.), centraal aanspreekpunt
In de actielijst (bijlage) is opgenomen welke revitaliserings- en herstructureringsprojecten al lopen en welke projecten in de komende periode ter hand genomen zullen (moeten) worden. Ad b: realisering nieuwe bedrijfslocatie(s) In het voorgaande is aangegeven dat het voor Amstelveen en de regio van belang is voldoende geschikte bedrijfslocaties beschikbaar te hebben en te houden. Dit belang wordt in de eerste plaats ingegeven door de ruimtebehoefte van in Amstelveen gevestigde bedrijven. Het gaat daarbij om bedrijven, die op hun huidige vestigingslocatie niet kunnen uitbreiden en derhalve naar een nieuwe locatie omzien, maar ook om bedrijven die thans op een locatie zijn gevestigd waar thans ruimtelijke belemmeringen zijn of waar deze zullen ontstaan. Uit het onderzoek naar de ruimtebehoefte van bedrijven in de regio Amstelland en De Meerlanden, dat in opdracht van de provincie Noord-Holland is uitgevoerd, blijkt dat er niet alleen in de gemeente Amstelveen maar ook in de overige gemeenten van deze regio aanzienlijke tekorten aan bedrijfslocaties zijn. Het is dan ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid te bezien waar en hoe dit tekort op korte, middellange en lange termijn kan worden weggewerkt. Juist daarom is de voorgenomen realisering van bedrijventerreinen langs de omgelegde N201 noodzakelijk. Amstelveen, en de overige betrokken gemeenten, kunnen daarmee tot 2020 in de te verwachten behoefte voorzien en tevens onderling afstemmen welke vestigingsvoorwaarden per locatie zullen worden gehanteerd en hoe de onderscheiden terreinen zullen worden ingevuld. Op korte termijn zal worden begonnen met een bedrijventerrein aan de Legmeerdijk (Westwijk, deelgebied 11). Dit bedrijventerrein is 0,9 hectare groot en kan slechts ten dele voorzien in de vraag naar vestigingslocaties voor bedrijven tussen nu en tien tot twintig jaar. Voor alle duidelijkheid wordt in onderstaand overzicht een beeld gegeven van de toekomstige bedrijfsterreinontwikkelingen. Zoals hierboven reeds is aangegeven, is een deel van deze ontwikkelingen nog niet “hard”. Tabel 17: Bedrijfsterreinontwikkelingen 2003-2020
Gebied Legmeerdijk (Westwijk 11) KNSF-terrein (50% bedrijven; 50% kantoren) N201
Omvang
Planning 0,9 4,3 80
2004 2003 na 2006
De gemeente zal zich in de komende jaren sterk maken voor de realisering van (een) bedrijfslocatie(s) die voor de korte en lange termijn kan/kunnen voorzien in de te verwachten vraag naar deze locaties. De eerste prioriteit richt zich daarbij wel op de thans in Amstelveen gevestigde bedrijven die met ruimtetekort kampen dan wel in hun huidige omgeving nu en/of in de toekomst niet handhaafbaar zijn. De locatie, die bedrijven achterlaten, kan hierdoor overigens vrijkomen voor woningbouw of andere passende bestemmingen.
De gemeente heeft in dit proces een voorwaardenscheppende en faciliterende rol. Voorwaardenscheppend : het realiseren van voldoende geschikte bedrijfs-
56
Faciliterend
:
locaties in Amstelveen en mee te werken aan de realisering van dergelijke locaties elders in de regio centraal aanspreekpunt voor ondernemers die hun bedrijf willen c.q. moeten verplaatsen
Ad c: benutten van de intensiveringmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied Een aantal locaties in het bestaande stedelijk gebied is geschikt of geschikt te maken voor de vestiging van bedrijven (winkels, instellingen en kantoren daaronder begrepen). Een goed voorbeeld hiervan is het bedrijventerrein Legmeerdijk (Westwijk 11) dat is gelegen tussen een belangrijke verbindingsweg (Legmeerdijk) en een woongebied (Westwijk). In de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is aangegeven welke locaties eventueel zouden kunnen worden geherstructureerd. Vooralsnog wordt op deze locaties uitsluitend gedacht aan woningbouw. Bedrijvigheid is (nog) niet in beeld. Toch zou het mede in het belang van de verlevendiging van de stad en de verbetering van de sociale controle wenselijk zijn met name kleinschalige en/of startende bedrijven binnen het bestaande stedelijke gebied te vestigen. Uitgangspunt is en blijft “het juiste bedrijf op de juiste plaats”. Overigens wordt er in de toekomstvisie ook gepleit voor een nader onderzoek naar combinaties van wonen en werken. Dit onderzoek zou zich dan tevens kunnen richten op locaties in het stedelijk gebied waarop nu bedrijven zijn gevestigd die wel overlast veroorzaken. Uitplaatsing van deze bedrijven zou wenselijk zijn maar door gebrek aan voldoende bedrijventerreinen in Amstelveen en regio kan hieraan geen gevolg gegeven worden. Indien het mogelijk is deze behoefte (alsnog) geheel of gedeeltelijk in te vullen (bijvoorbeeld door aanleg van (een) bedrijventerrein(en) langs de omgelegde N201), ontstaat er ruimte in het bestaande stedelijke gebied die voor andere doeleinden kan worden bestemd, bijvoorbeeld voor woningbouw of combinaties van wonen en werken. Voorbeelden zijn de Handweg (tuincentra) en Heemraadschapslaan (installatiebedrijven). Voorts wordt in de toekomstvisie gesproken over verdichting van de zones langs de Beneluxbaan en de A9. In verband met de zichtbaarheid vanaf de weg zijn deze zones echter niet geschikt voor alle vormen van bedrijvigheid. Een mix van wonen en werken wordt onderzocht in het kader van een onderzoek naar voorzieningen in de nieuwe woningbouwlocaties ten zuiden van de huidige Westwijk. Het uitplaatsen van bedrijven uit de woonomgeving en het herbestemmen van de vrijkomende ruimte is een langdurig proces. De gemeente kan in dit proces een intermediaire rol vervullen. Om deze rol goed te kunnen vervullen, is het noodzakelijk dat de specifieke situatie van uit te plaatsen bedrijven bij de gemeente bekend is. Mede vanuit dit oogpunt verdient het dan ook aanbeveling het accountmanagement verder vorm en inhoud te geven (zie paragraaf 8.8). Ad d: kantorenvoorraad in stad en regio op peil houden Met name bedrijven uit het segment hoogwaardige zakelijke dienstverlening en buitenlandse bedrijven vestigen zich graag in Amstelveen. De strategische positie, te weten de onmiddellijke nabijheid van de hoofdstad Amsterdam en de luchthaven Schiphol, is hierbij een belangrijke factor. Andere belangrijke vestigingsfactoren zijn de Internationale School, die sinds 1995 in Amstelveen is gevestigd en de aanwezigheid van een groep toonaangevende bedrijven in de hoogwaardige zakelijke dienstverlening. De komst van de Internationale School is een impuls gebleken voor buitenlandse bedrijven om zich in Amstelveen of elders in de directe regio te vestigen. Voor wat betreft de hoogwaardige zakelijke dienstverlening is bekend, dat deze bedrijven graag bij elkaar in de buurt gevestigd zijn. Zo is in de loop der tijd een clustering in Amstelveen ontstaan van reclame bureau´s, accountantskantoren en verzekeringsbedrijven. Nu is Amstelveen niet de enige mogelijke vestigingslocatie voor dit soort bedrijven. Daarom is enkele jaren geleden afgesproken dat regiogemeenten, waar bovengenoemde segmenten zich graag vestigen, op min of meer reguliere basis bij elkaar komen om af te stemmen
57
welke aanvragen binnenkomen. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de bewegingen op dit specifieke segment van de kantorenmarkt. Ook wordt hiermee voorkomen dat gemeenten tegen elkaar worden uitgespeeld door bedrijven, die melden bij ander gemeenten gunstiger voorwaarden te krijgen en met een beroep hierop trachten gunstige condities te verkrijgen. Aangezien Amstelveen zich niet sterk acquirerend opstelt, gaat deze strijd aan Amstelveen om nieuwe bedrijven grotendeels voorbij. Toch is de deelname aan dit overleg zinvol, omdat hiermee het beeld op de ontwikkelingen van de kantorenmarkt in de regio actueel wordt gehouden. Ook komt het voor dat bedrijven, voor wat betreft hun kantooractiviteiten voor Amstelveen kiezen, en hun bedrijfmatige activiteiten elders in de regio onderbrengen. Het is dan goed om regelmatig met elkaar te overleggen om dit soort ontwikkelingen te signaleren. Ad e: herstructurering van de glastuinbouw In de explicatie van de missie (paragraaf 8.2) is reeds ingegaan op de noodzaak tot herstructurering van de glastuinbouw in Amstelveen. Vooraleerst gaat het daarbij om de glastuinbouw in de Noorder-Legmeerpolder. In dit kader zal echter ook aandacht moeten worden besteed aan de nog aanwezige glastuinbouw in de Amstelzone. De gemeente heeft inmiddels een startnotitie opgesteld voor een onderzoek naar de mogelijkheden voor herstructurering van de glastuinbouw. Het is de bedoeling dit onderzoek in samenwerking met de STIVAS Amstelland en De Meerlanden uit te voeren. Op basis hiervan kan een plan van aanpak worden opgesteld. Dit plan van aanpak zou in ieder geval inzicht moeten verschaffen in de wijze waarop de bedrijven naar de nieuwe glastuinbouwlocatie in Rijsenhout of eventuele, andere locaties kunnen worden verplaatst en hoe de gemeente hieraan kan bijdragen. Ad f: vestigingsmogelijkheden voor de horeca in beeld brengen Horeca draagt bij aan de verlevendiging (en dus de aantrekkelijkheid) van een stad. Vooral in of nabij gebieden, die toeristisch-recreatief waardevol zijn, is het van belang de vestigingsmogelijkheden voor de horeca, die niet of nauwelijks overlast veroorzaakt, te versterken of zelfs te stimuleren. Te denken valt aan het Oude Dorp/Poeloevers, het Amsterdamse bos en de Amstelzone. Nader onderzoek moet echter uitwijzen of er voor uitbreiding van de horecasector in Amstelveen voldoende marktruimte bestaat. Binnen de horecasector neemt het hotelwezen een eigen plaats in. De omvang van de huidige hotelsector in Amstelveen, de nabijheid van Schiphol c.q. Amsterdam en het internationale karakter van de Amstelveense bedrijvigheid doet vermoeden dat er ruimte moet zijn voor uitbreiding van het aantal hotelbedden (m.n. in het hogere segment). Deze veronderstelling wordt ondersteund door uitkomsten van een onderzoek dat recent door de gemeente Amsterdam is uitgevoerd. De gemeente zal (laten) nagaan of en zo, ja waar fysiek en markttechnisch ruimte beschikbaar is voor een uitbreiding van de horecasector. Op basis daarvan zal een horecanota worden opgesteld.
8.5: Kwaliteitsverbetering van bestaande locaties In paragraaf 8.4 is ingegaan op de noodzaak tot revitalisering en/of herstructurering van bestaande werk- en winkellocaties. Bestaande werk- en winkellocaties dienen kwalitatief interessant te blijven voor de aldaar gevestigde bedrijven. Een te grote uittocht van bedrijven dient voorkomen te worden. Daarentegen kan een verplaatsing van één of enkele bedrijven wel bijdragen aan een geslaagde(re) herstructurering van de betreffende werk- of winkellocatie. De vrijkomende ruimte kan daardoor immers worden gebruikt voor de uitbreiding van de overgebleven bedrijven of aanvullende voorzieningen zoals kinderopvang.
58
Kwaliteitsverbetering van bestaande werk- en winkellocaties gaat verder dan het opknappen van de buitenruimte. Het verdient aanbeveling ook te (gaan) werken aan verduurzaming van deze locaties. Concreet kan het daarbij gaan om: a. het realiseren van collectieve voorzieningen (b.v. centrale afvalinzameling, gebiedsgerichte vervoermanagement, collectieve bedrijfsbeveiliging); b. het intensiveren van het ruimtegebruik (in meerdere lagen bouwen, het ondergronds aanbrengen van parkeerruimtes e.d.): c. het collectief terugdringen van negatieve milieueffecten (geluidshinder, zwerfafval e.d.). Het beleid en beheer met betrekking tot de werk- en winkellocaties is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en bedrijven. Om de kwaliteitsverbetering van deze locaties te bewerkstelligen, dienen de betrokken bedrijven op/in een bepaalde werk- of winkellocatie en de gemeente een vorm van samenwerking aan te gaan of de al bestaande samenwerking te versterken c.q. te verbeteren. Een belangrijk instrument om de kwaliteit op werk- en winkellocaties voor de langere termijn op peil te houden, is parkmanagement of centrummanagement. Parkmanagement is kortweg het gezamenlijk beheer van een werk- (of winkel)locatie door de op deze locatie gevestigde bedrijven en de gemeente alsmede het opzetten c.q. exploiteren van collectieve voorzieningen waaraan bij bedrijven behoefte bestaat. Parkmanagement kan dus tevens een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van uitgangspunten die binnen andere gemeentelijke beleidskaders zijn uitgezet (bijvoorbeeld het energiebeleid en het integraal veiligheidsbeleid). De gemeente wil de kwaliteitsverbetering van bestaande werk- en winkellocaties stimuleren door onder meer mee te werken aan het verwezenlijken van parkmanagement op deze locaties. Inmiddels is gestart met de duurzame revitalisering van het bedrijventerrein Bovenkerk-Legmeer. In dit kader wordt onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor parkmanagement. Bij de realisering van nieuwe werklocaties is het wenselijk al in het beginstadium duidelijk te hebben welke duurzame elementen wel en welke niet in de inrichting en ontwikkeling van deze locaties kan worden meegenomen en hoe deze eventueel in een parkmanagementformule kunnen worden vertaald. Een ander belangrijk element waaraan in het kader van de kwaliteitsverbetering aandacht dient te worden besteed, is “veiligheid”. Veiligheid levert een belangrijke bijdrage aan het (verder) verbeteren van het aantrekkelijk woon- en leefklimaat en krijgt dan ook steeds meer aandacht binnen het gemeentelijk beleid. Voor ondernemers is veiligheid een belangrijke vestigingsplaatsfactor. Ondernemers worden in toenemende mate geconfronteerd met de gevolgen van de oplopende criminaliteit. Het gaat daarbij om inbraken, vernielingen, overvallen en berovingen. Onveiligheid heeft een negatief effect op het vestigingsklimaat en kan uiteindelijk leiden tot vertrek van ondernemingen. Bovendien is personeel moeilijk te verkrijgen als een bedrijf of winkel in een onveilige situatie is gevestigd. De gemeente heeft inmiddels een integraal veiligheidsbeleid ontwikkeld. Het is de bedoeling de uitgangspunten van dit beleid gezamenlijk met het bedrijfsleven uit te werken en uit te voeren. Collectief beveiligingsproject Een paar geleden is door het bedrijfsleven (Ondernemersvereniging Amstelveen), de gemeente en de politie het samenwerkingsverband “Stichting Veiligheidszorg Amstelveen” opgericht. Deze stichting heeft tot doel de veiligheid op bedrijventerreinen te verbeteren. De uitvoering ligt in handen van een particulier beveiligings- en bewakingsfirma.
59
Het aantal bedrijven, dat zich bij de SVA heeft aangesloten, is niet groot. Vooralsnog richt de SVA zich voornamelijk op de criminaliteitspreventie (het voorkomen van inbraken, vernielingen e.d.). Brandpreventie, risicobeheersing en calamiteitenbestrijding zijn niet in het takenpakket opgenomen. Met het oog op het vorenstaande en in het licht van de noodzaak te komen tot een integrale veiligheidsaanpak, verdient het aanbeveling het collectieve beveiligingsproject (verder) te versterken door: a. het draagvlak onder het bedrijfsleven te vergroten; b. beveiliging mee te nemen in de parkmanagementformule (paragraaf 9.1); c. te bezien of het takenpakket van de SVA met brandpreventie en calamiteitenbestrijding kan worden verbreed.
8.6: Verbetering van de bereikbaarheid Een goede bereikbaarheid is voor bedrijven en instellingen – en daarmee voor de economische ontwikkelingen van Amstelveen – van levensbelang. Enerzijds moeten werknemers en bezoekers bij het bedrijf kunnen komen. Anderzijds moeten goederen kunnen worden aan- en afgevoerd via doorgaande wegen. Bij bereikbaarheid gaat het om externe en interne bereikbaarheid. Externe bereikbaarheid is de bereikbaarheid van Amstelveen naar elders en v.v. Interne bereikbaarheid is de bereikbaarheid van (werk)locaties binnen Amstelveen. Centraal in de discussie over de verbetering van de bereikbaarheid in het algemeen staat de wijze waarop het landelijk, provinciaal en regionaal locatiebeleid zal worden uitgewerkt c.q. uitgevoerd. Het bedrijfsleven ervaart het huidige locatiebeleid, waarin A-, B- en C-locaties zijn benoemd, als “knellend”. In dit beleid wordt te weinig rekening gehouden met specifieke omstandigheden van het bedrijf zelf. Aan de andere kant is het locatiebeleid wel een goed middel om met name het parkeren op en rondom een bedrijfslocatie te reguleren. Neveneffect is dat veel werknemers, die hun auto niet bij het bedrijf kwijt kunnen, in de (woon)omgeving parkeren en aldaar voor overlast zorgen.
Op het moment, dat deze nota verschijnt, is nog niet bekend of en in welke mate het thans geldende (landelijk en provinciaal) locatiebeleid zal worden aangepast. Concept-beleidsnota’s bieden niet voldoende houvast omdat deze nog volop in discussie zijn of elkaar zelfs – al dan niet gedeeltelijk – tegenspreken. De gemeente heeft het toekomstig verkeers- en vervoersbeleid op hoofdlijnen in de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ weergegeven. Deze hoofdlijnen zullen in de komende jaren worden uitgewerkt in een gemeentelijk verkeers- en vervoersplan en een parkeernota. Belangrijke uitgangspunten voor deze beleidsstukken zijn: · Het locatiebeleid wordt herzien. In het nieuwe beleid is het de taak van de provincies en gemeenten om een afweging te maken tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid en zo de beste plek voor een bedrijf te bepalen. Doelstelling van het nieuwe locatiebeleid is het zodanig vestigen van bedrijven en voorzieningen dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de vitaliteit van de stedelijke netwerken, steden en dorpen. · Met betrekking tot het verplaatsen wordt gestreefd naar een veilige en duurzame bereikbaarheid door middel van goedlopende openbaar vervoers-, fiets-, voetgangers- en autonetwerk en waar er op alle niveaus knooppunten zijn waar kan worden overgestapt van het ene vervoermiddel op het andere. Knooppunten ook, waar andere functies zoals wonen, werken en recreëren worden gestimuleerd. Verder staat voor de gemeente Amstelveen het verbeteren van de (regionale) bereikbaarheid hoog op de agenda. In de komende jaren gaat het daarbij concreet om:
60
a. b.
c.
het ontvlechten van het verkeer op de A9 (het uit elkaar halen van doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer); het realiseren van een omlegging van de N201 en het verbeteren van de aansluiting van de Fokkerweg/Schipholdijk op de A9 (waardoor de bedrijven in Amstelveen-Zuid beter bereikbaar worden); het investeren in het openbaar vervoernetwerk (Zuidtangent, mogelijke doortrekking Noord-Zuidlijn, verbetering oost-westverbindingen).
Deze verbetering van de (regionale) bereikbaarheid zal een positief effect hebben op de stedelijke en regionale economie. Er ligt daarom ook een nadrukkelijke taak vanuit het gemeentelijk economisch beleid mee te denken over en mee te werken aan het regionaal en gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid en de uitvoering hiervan. Daarnaast zal het gemeentelijk economisch beleid zich voor wat bereikbaarheid betreft mede richten op: I. de verbetering van de bereikbaarheid van en op werk- en winkellocaties; II. het meenemen van bereikbaarheid in vestigingsvoorwaarden per locatie; III. het optimaliseren van de ICT-infrastructuur en het ICT-gebruik. Ad I: Een goede interne bereikbaarheid van Amstelveen is noodzakelijk om de economische positie van (bestaande) werk- en winkellocaties op peil te (blijven) houden en daarmee de gewenste kwaliteitsverbeteringen van een aantal van deze locaties in gang te zetten. Belangrijke knelpunten in dit verband zijn: tekort aan voldoende parkeerplaatsen waardoor in de nabijgelegen woongebieden of in groenstroken wordt geparkeerd; belemmeringen in de aan- en afvoer vanaf de werk- of winkellocatie (waaronder bewegwijzering); slechte aansluiting van werk- en winkellocatie op het openbaar vervoer. Op elk van de werk- en winkellocaties van Amstelveen doen deze knelpunten zich in meer of mindere mate voor. De oplossing ligt in een mix van maatregelen die een bedrijf of een collectief aan bedrijven al dan niet in samenwerking met de gemeente kan treffen (vervoermanagement). De gemeente is voornemens het gebiedsgericht vervoermanagement (verder) te stimuleren en daar, waar mogelijk en haalbaar, in te passen in het parkmanagementconcept (paragraaf 8.5). Wel is het dan noodzakelijk de maatregelen in het kader van vervoermanagement te concretiseren en zicht te hebben op de haalbaarheid van deze maatregelen. Het voordeel van het integreren van vervoermanagement in het parkmanagementconcept is dat overheid en bedrijfsleven gezamenlijk de gesignaleerde bereikbaarheidsproblemen kunnen aanpakken. Ad II: De vestiging van elk type bedrijf leidt tot mobiliteit. De aard en omvang van deze mobiliteit kan echter heel sterk verschillen. Een dienstverlenend bedrijf zal hogere eisen stellen aan de bereikbaarheid van personeel en bezoekers dan een transportbedrijf terwijl een transportbedrijf meer nadruk zal leggen op bereikbaarheid voor het goederenvervoer van en naar belangrijke economische centra. Dit leidt ertoe dat de zakelijke dienstverlening zich in het algemeen op een andere locatie zal vestigen dan een transport- en distributiebedrijf. Ook is er sprake van een wisselwerking tussen de eisen, die het bedrijf stelt aan de bereikbaarheid (inclusief parkeren), en de “kwaliteit” van de betreffende werklocatie. De kwaliteit van de werklocatie wordt vervolgens mede bepaald door de bereikbaarheid inclusief het parkeren. In de bereikbaarheidsstrategie van de Kamer van Koophandel voor Amsterdam (“Sporen naar een netwerkregio”) wordt in dit verband gesproken over “verscheidenheid aan vestigingsmilieus op verschillende knooppunten”. Daartoe heeft de KvK onderscheid gemaakt van een locatie (“waarde”) en de aard van de vestigingsmilieus.
61
De door de KvK gekozen benadering biedt goede aanknopingspunten voor het verder uitwerken van vestigingsvoorwaarden per werklocatie. Deze vestigingsvoorwaarden zijn tevens een goed sturingsmiddel voor de gemeente als het gaat over de vraag of en zo ja waar een bedrijf zich kan c.q. mag vestigen. Ad III: In de afgelopen jaren is het ICT-gebruik door het bedrijfsleven sterk toegenomen. ICT is als gevolg daarvan een belangrijke vestigingsplaatsfactor geworden. Daarnaast kan door middel van ICT het thuis- en telewerken worden gestimuleerd hetgeen een positief effect op de verkeerscongestie kan hebben. Thans bestaat er geen duidelijk beeld van de huidige ICT-infrastructuur, de eventuele knelpunten in deze infrastructuur en de behoefte(s) van het bedrijfsleven ten aanzien van ICT. Het verdient dan ook aanbeveling hiernaar nader onderzoek te doen en te achterhalen of en zo, ja hoe de gemeente het ICT-gebruik verder kan stimuleren.
8.7: Evenwichtige arbeidsmarkt Een belangrijke reden om de economische bedrijvigheid te stimuleren, is het bieden van voldoende werkgelegenheid aan inwoners van Amstelveen en de directe regio. In de afgelopen jaren hadden de Amstelveense bedrijven te maken met een tekort aan gekwalificeerd personeel. Nu de economie terugloopt, neemt het aantal vacatures af en het aantal werkzoekenden weer toe. Bovendien zijn niet alle vacatures zonder meer te vervullen. Het is en blijft dus noodzakelijk maatregelen en/of voorzieningen te treffen die bijdragen aan het instandhouden van een evenwichtige (regionale) arbeidsmarkt. Tot voor kort was het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid vooral ingegeven vanuit de sociale zekerheid (het verstrekken van bijstandsuitkeringen). Door de invoering van de wet SUWI kreeg de gemeente meer verantwoordelijkheid voor de uitstroom van bijstandsgerechtigden naar betaald werk (activeringsplannen). Dit betekent dat de gemeente zorg dient te dragen voor de reïntegratie van de werkzoekenden in de fases 2, 3 en 4; werkzoekenden die langer dan zes maanden bij het Centrum voor Werk en Inkomen staan ingeschreven. Het betreft met name mensen met een algemene bijstandsuitkering en de zogenaamde niet-uitkeringsgerechtigden (herintredende vrouwen) en ANW’ers. De afstemming van het regionale en gemeentelijke arbeidsmarktbeleid vindt plaats in het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) en het Amstelveens Platform Arbeidsmarktbeleid (APA). Het APA is een gemeentelijk overlegorgaan waarin de ondernemersverenigingen, het Centrum voor Werk en Inkomen en de gemeente (sociale en economische zaken) zijn vertegenwoordigd. Het doel hiervan is informatie uit te wisselen over knelpunten op de Amstelveense arbeidsmarkt en na te gaan of deze knelpunten al dan niet gezamenlijk zouden kunnen worden opgelost. De rol die de gemeente op het gebied van de arbeidsmarkt vervult, is in de loop der jaren eveneens sterk veranderd en valt uiteen in: a. faciliterende aspecten (informatieverstrekking over bepaalde regelingen); b. initiërende aspecten (opzetten van gezamenlijke arbeidsmarktprojecten); c. sturende aspecten (toeleiding van bepaalde werkzoekenden naar de arbeidsmarkt). Het (sociaal-)economisch beleid zal zich in de periode tot 2015 vooral richten op: 1. het initiëren van aanbodgerichte projecten; 2. het initiëren van vraaggerichte projecten; 3. het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; 4. het stimuleren van ondernemerschap; 5. het verbeteren van de faciliteiten om herintreding van vrouwen te versoepelen (onder meer kinderopvang).
62
Door het APA is een speerpuntenprogramma opgesteld dat als een nadere uitwerking van de hierboven genoemde punten kan worden gezien. Ad 1: Aanbodgerichte projecten Zoals in de inleiding reeds naar voren komt, is de arbeidsmarkt in onbalans. Enerzijds is nog steeds sprake van een hardnekkige kern van werkzoekenden terwijl anderzijds niet alle vacatures kunnen worden ingevuld. Deze onbalans is deels op te lossen door gerichte (scholings)projecten op te zetten die kunnen leiden tot een verbetering van de positie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt. De gemeente Amstelveen hanteert de zogenaamde “sluitende aanpak” waarbij alle (langdurig) werkzoekenden in een “op maat” gesneden individueel traject geplaatst worden. Deze sluitende aanpak voorkomt dat met name “nieuwe” werkzoekenden hun aansluiting op de arbeidsmarkt missen. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van werkzoekenden bij de gemeente. Om deze reïntegratie echter succesvol te laten lopen, is het wenselijk medewerking van het bedrijfsleven te verkrijgen. Daarnaast is het de bedoeling om leer-werkprojecten voor asielzoekers op te zetten. Het asielzoekerscentrum in Amstelveen is bevolkt met mensen die al minimaal een jaar in Nederland verblijven. Na zes maanden moeten deze mensen bij de afdeling bevolking worden ingeschreven. Een aantal van hen heeft een status en mag dus werken. Het Centraal Overlegorgaan Asielzoekers (COA) heeft inmiddels een overeenkomst gesloten met een Amsterdams uitzendbureau. De asielzoekers dienen echter ook zelf initiatief te ontplooien. Ad 2: Vraaggerichte projecten Ook aan de vraagkant (dus bij de werkgevers) kunnen specifieke projecten worden opgezet. Bedrijven en instellingen kunnen onder meer werkervarings- en stageplaatsen beschikbaar stellen en zodoende meer interesse opwekken bij scholieren, studenten en anderen om na hun studie bij het bedrijfsleven te gaan werken. Voor het beschikbaar stellen van dergelijke plaatsen is subsidie mogelijk. Het onder de aandacht brengen van dergelijke subsidies bij de ondernemers zou een taak kunnen zijn voor de (gemeentelijke) overheid. Het effect van vraaggerichte projecten kan worden versterkt door een koppeling te leggen met aanbodgerichte projecten (scholing van bepaalde groepen werkzoekenden). Daarvoor is het echter wel noodzakelijk een goed inzicht te hebben in het aanbod en de vraag naar arbeidskrachten in Amstelveen. Ad 3: Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt In paragrafen 9.4.1 en 9.4.2 is reeds ingegaan op de mogelijkheden die scholings- en werkgelegenheidsprojecten (kunnen) bieden. Daarentegen is het ook van belang meer in het algemeen te bezien hoe de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt kan worden verbeterd. Om als gemeente überhaupt een actieve rol te kunnen spelen, dient er een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen te zijn. Dat betekent onder meer dat ondernemersverenigingen (meer) gaan participeren in het bestuur en het beleid van onderwijsinstellingen. Het bedrijfsleven krijgt daardoor een grotere betrokkenheid bij: de onderwijsprogrammering; de stimulering van de instroom van leerlingen in opleidingsrichtingen waaraan vanuit de vraagkant behoefte is; het voorkomen dat leerlingen vroegtijdig hun schoolopleiding verlaten. De rol van de gemeente beperkt zich tot het bijeenbrengen van de vereiste partijen en het onder de aandacht brengen van subsidiemogelijkheden voor specifieke projecten. Ad 4: Stimulering van ondernemerschap Het ondernemerschap levert een directe bijdrage aan de werkgelegenheid. Vandaar dat het aanbeveling verdient het starten van een bedrijf te stimuleren.
63
Deze stimulering kan worden bewerkstelligd door: a. de informatievoorziening over het starten van een bedrijf te structureren en af te stemmen met overige organisaties (Kamer van Koophandel, CWI); b. voorlichting te geven aan scholen over het hebben van een bedrijf (onder meer door ondernemersorganisaties); c. initiatieven te nemen tot het faciliteren van startende bedrijven ((door)starterscentra). De rol van de gemeente omvat het verstrekken van informatie (onder meer over de BBZ12) en het participeren in organisaties die tot doel hebben (door)startende bedrijven tegen een redelijke prijs een onderkomen te bieden (Stichting Kantoorgebouw Nieuwer-Amstel en Stichting Park Kronenburg). Tevens kan de gemeente stimuleren dat startende ondernemingen zich in de bestaande woonomgeving kunnen (blijven) vestigen. Ad 5: Uitbreiding van de kinderopvangmogelijkheden De huidige kinderopvangmogelijkheden zijn niet voldoende om in de behoefte te voorzien. De herintreding van vrouwen wordt hierdoor belemmerd. Het is dus zaak de kinderopvangmogelijkheden te vergroten. In het Convenant Herintredende Vrouwen – dat tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de werkgevers- en werknemersorganisaties is afgesloten – is vastgelegd te streven naar een arbeidsparticipatie van 65%. Het uitbreiden van de kinderopvangmogelijkheden is niet alleen een overheidstaak. Bedrijven en instellingen kunnen bijdragen aan het realiseren van extra opvangcapaciteit (bijvoorbeeld door PPS-constructies). Wel ligt de eerste verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de kinderopvangmogelijkheden bij de gemeente. De gemeente zal dan ook het voortouw nemen. Overigens zou kinderopvang juist daar moeten worden gelokaliseerd waar een concentratie van bedrijven/werkgelegenheid aanwezig is (bijvoorbeeld in/nabij een winkelcentrum c.q. een bedrijventerrein). Een dergelijke – meer collectieve - voorziening zou dan eveneens deel kunnen (gaan) uitmaken van een parkmanagementformule (zie paragraaf 8.5).
8.8: Verbetering dienstverlening aan ondernemers De uitvoerbaarheid van gemeentelijk beleid gericht op het bedrijfsleven is in belangrijke mate afhankelijk van de vraag hoe de gemeente erin slaagt de ondernemers over dit beleid te informeren of hen daarbij op enigerlei wijze te betrekken. Ondernemers komen via diverse kanalen en op allerlei niveaus in aanraking met de gemeentelijke sectoren en/of afdelingen. Onderscheid is te maken tussen algemene informatievoorziening (bijvoorbeeld over het vestigingsklimaat), informatie over specifieke projecten en vergunningverlening (bouw-, milieu- en horecavergunningen). De gemeente kan zich ten aanzien van ondernemers passief opstellen (afwachten tot de ondernemer met een verzoek komt) of de ondernemers actief benaderen (en daarmee inspelen op te verwachten ontwikkelingen zoals een bestemmingsplanwijziging waardoor bedrijven moeten worden uitgeplaatst). Een actieve benadering vergt meer inzet en daardoor meer tijd c.q. capaciteit. Het is de bedoeling de totale gemeentelijke dienstverlening in het kader van het zogenaamde “Service op Maat”-programma (verder) te verbeteren. Doel van dit programma is een betere dienstverlening van de gemeente Amstelveen aan burgers en bedrijven te verwezenlijken. Op basis hiervan zijn de volgende subdoelen geformuleerd: een klantvriendelijkere dienstverlening (vriendelijk en naar verwachting behandeld); hogere arbeidssatisfactie (meer voldoening en plezier gevend); 12
Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen
64
vraaggerichter (krijgen wat ik nodig heb); bereikbaarder (sneller en makkelijker); transparanter (het moet voorspelbaar en traceerbaar zijn). Het SOM-programma valt uiteen in een aantal projecten: balie, telefoon, contentmanagement en internet/intranet. Naar verwachting zullen deze projecten in de loop van 2003/2004 resulteren in concrete aanbevelingen. Implementatie volgt daarna. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor haar dienstverlening aan de ondernemers. Het bedrijfsleven kan daarin slechts een (bij)sturende rol vervullen (klankbordfunctie). In de gemeentelijke organisatie, die per 1 januari 2002 is opgericht, bestaat er geen aparte afdeling Economische Zaken meer. Deze afdeling is opgegaan in de sector Stadsontwikkeling en maakt daarvan thans integraal deel uit. Beleid en projecten worden binnen deze sector multidisciplinair opgepakt waardoor economische aspecten in de totale afweging worden meegenomen. Wel dient er aandacht te zijn en te blijven voor de dienstverlening aan ondernemers. Het verdient aanbeveling deze dienstverlening te structureren en daar waar mogelijk te versterken c.q. te verbeteren. In een aantal gevallen gaat deze dienstverlening verder dan het verstrekken van informatie of het geven van advies. Voor specifieke projecten is het zelfs denkbaar samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven op te richten. Deze samenwerkingsverbanden vergemakkelijken de realiseerbaarheid en haalbaarheid van de doelstellingen en de daaruit geformuleerde uitgangspunten van het gemeentelijk (economisch) beleid (parkmanagement, organiseren van evenementen en maatschappelijk verantwoord ondernemen). Inmiddels is een start gemaakt met de invoering van het accountmanagement binnen het taakveld Economische Zaken van de sector Stadsontwikkeling. Accountmanagers zijn of worden verantwoordelijk voor het aangaan, onderhouden en instandhouden van contacten met ondernemers. Deze “netwerkvorming” heeft onder meer tot doel draagvlak te creëren voor het gemeentelijk beleid in de meest ruime zin van het woord en tevens ideeën, op- en aanmerkingen van het bedrijfsleven onder de aandacht van collega-ambtenaren of het gemeentebestuur te brengen. De werkzaamheden van accountmanagers hebben betrekking op intake, informatievoorziening (algemeen en specifiek) en de doorverwijzing naar andere sectoren en/of afdelingen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het beheer van alle relatie met het bedrijfsleven. Accountmanagement is dus een goed instrument om de dienstverlening aan en voor de ondernemers te versterken en onder het bedrijfsleven draagvlak te creëren voor het gemeentelijk beleid. De gemeente zal het accountmanagement dan ook als tweedelijns frontoffice door ontwikkelen en bezien in hoeverre hieraan vanuit de eerstelijns frontoffice (balie) ondersteuning kan worden geboden. Dit laatste aspect zal vanuit het eerdergenoemde SOMprogramma nadere uitwerking krijgen. Verder wordt gedacht aan het oprichten van een ondernemershuis waarin Kamer van Koophandel, OA en VAD in één pand gehuisvest zijn.
8.9: Bevorderen van maatschappelijk verantwoord (en duurzaam) ondernemen Bedrijven zijn deel van de maatschappij en dienen zich hiervan bewust te zijn. Meer en meer dienen zij rekening te houden met de overige belangen (onder meer milieu, natuur en landschap en de zorg voor de minder bedeelden). In dit verband doet de term “maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)” opgeld. MVO is in de benadering van Deloitte & Touche “een vorm van ondernemen die tot doel heeft de economische en maatschappelijke levensvatbaarheid veilig te stellen”. Met andere woorden: het gaat om bedrijven (of ondernemingen) die oog hebben voor continuïteit op lange(re) termijn en een publieke c.q. maat-
65
schappelijke verantwoordelijkheidslijn aan de tot voorheen economische en winstgedreven bedrijfsstrategie toevoegen13”. Elementen van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn: · de wijze van handelen kenmerkt zich door integraliteit: bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen richten zich op people (mensen, sociaal), planet (milieu) en profit (aandeelhouders); · maatschappelijk verantwoord impliceert een visie op de rol van het bedrijf in de maatschappij, die een stempel drukt op alle aspecten van het beleid; · een pro-actieve benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt in dat een bedrijf meer doet dan wat de maatschappij van het bedrijf verwacht (in geschreven en ongeschreven wetten, normen en waarden); · ten eerste kan een pro-actieve benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen tot uitdrukking komen in zelfregulering die verder gaat dan bestaande wetgeving en heersende normen en waarden; deze zelfregulering heeft betrekking op de core business van het bedrijf; · ten tweede kan een pro-actieve benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen tot uitdrukking komen in het opzetten van en participeren in projecten c.q. activiteiten die een bijdrage leveren aan een duurzame ontwikkeling van de maatschappij in sociaal en ecologisch opzicht. Deze projecten/activiteiten liggen meestal, maar niet noodzakelijkerwijs in het verlengde van de core business. Het maatschappelijk verantwoord ondernemen past in de beleidslijnen van de landelijke, provinciale, regionale en plaatselijke overheden om te komen tot een duurzame, op kwaliteit gerichte samenleving. Het ministerie van Economische Zaken, de provincie Noord-Holland en de werkgeversorganisaties (VNO-NCW) onderzoeken gezamenlijk en afzonderlijk of en zo, ja hoe het maatschappelijk verantwoord ondernemen kan worden gestimuleerd. Bij de uitwerking van de subdoelstellingen in thema´s en werkgebieden zal hierop nader worden teruggekomen. Wat betekent MVO voor de gemeente? Door MVO actief te stimuleren, kan de gemeente bewerkstellingen dat bedrijven meer aandacht krijgen voor mens, milieu en maatschappij en zich bereid verklaren bij te dragen of mee te werken aan het realiseren van (een aantal van) de gemeentelijke beleidsdoelstellingen op deze gebieden. Binnen Amstelveen functioneert de Stichting Community & Business: een samenwerking tussen Amstelveense bedrijven en de gemeente met als doel projecten op te zetten en uit te voeren die van belang zijn voor de Amstelveense samenleving. Het gaat bijvoorbeeld om het bestrijden en voorkomen van onderwijsachterstanden bij allochtone kinderen (zie ook paragraaf 8.7). De gemeente wil deze samenwerking met het bedrijfsleven voortzetten en blijven ondersteunen. Onderdeel van het maatschappelijk verantwoord ondernemen is het duurzaam ondernemen. Dit onderdeel richt zich met name op de zorg voor het milieu. In paragraaf 8.5 is aangegeven dat de gemeente streeft naar de verduurzaming van werk- en winkellocaties. De zorg voor het milieu dient echter niet alleen in het beheer van deze werk- en winkellocaties maar ook in de bedrijven zelf te worden geïntegreerd. In de uitwerking van het laatste punt heeft de gemeente een beperkte(re) rol. Deze rol bestaat vooral uit het geven van informatie en advies over het (verder) terugdringen van milieustromen en/of het treffen van milieubesparende voorzieningen (b.v. zonneboilers). De gemeente kan de bedrijven echter niet direct “dwingen” tot het realiseren van de voorgestelde maatregelen c.q. voorzieningen. Wel ligt er een verband met de milieuvergunning en de daaraan verbonden voorwaarden. Het verdient dan ook aanbeveling deze koppeling na13
Deloitte en Touche: “Stad en onderneming; een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen (november 2000)
66
drukkelijk te leggen en te onderzoeken of bedrijven, die wel aan duurzaam ondernemen doen, te belonen door minder controles. Bedrijven, die niets of erg weinig doen, zullen dan extra gecontroleerd worden. Het effect hiervan is tweeledig: stimulering van duurzaam ondernemen; prioriteitsstelling in de uit te voeren controles en handhavingstaken. De verruimde reikwijdte van de Wet Milieubeheer biedt mogelijkheden om bedrijven nader te bepalen extra maatregelen in het kader van energie of afval op te leggen.
Tevens kan de gemeente een intermediaire rol vervullen bij het verkrijgen van subsidies voor milieubesparende maatregelen en eventuele innovatieve toepassingen in bedrijven. Daartoe dient wel de samenwerking met organisaties zoals Senter (een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken) te worden aangehaald.
8.10: Versterking en verbetering van de regionale samenwerking Amstelveen maakt deel uit van de Amsterdamse regio, profiteert in belangrijke mate van de economische ontwikkeling in deze regio en kent in een aantal opzichten dezelfde knelpunten. Het is voor Amstelveen dus van belang zich prominenter te manifesteren en nauw samen te werken met de overige gemeenten in de regio en het Regionaal Overlegorgaan Amsterdam (ROA) met het doel de regionale (en daarmee ook de stedelijke) economie te versterken c.q. te stimuleren en bovendien de knelpunten op het gebied van bereikbaarheid, ruimte en arbeidsmarkt gezamenlijk op te lossen. De gemeente Amstelveen participeert zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau in het ROA en daarnaast in het Regionaal Platform Arbeidsmarkt (RPA), de Regionale Commissie Winkelplanning, het Regionaal Acquisitie Overleg (RAO), en de Stichting tot verbetering van de agrarische structuur afdeling Amstelland en De Meerlanden (STIVAS, met name voor wat de glastuinbouw betreft). In de komende jaren zal deze regionale samenwerking meer en meer aan belang winnen als begonnen wordt met de uitwerking en uitvoering van de diverse plannen die nu gereed zijn of kortelings gereed komen. Het gaat daarbij onder meer om de regionale detailhandelsvisie (inmiddels gereed), het masterplan toerisme (gereed), de regionale economische ontwikkelingsvisie (RES, wordt geactualiseerd), het regionaal structuurplan en het regionale verkeers- en vervoersplan. Verder is het van belang zo veel mogelijk gezamenlijk op te trekken bij het implementeren van dan wel reageren op Europees, landelijk of provinciaal beleid. Gedacht kan worden aan het streekplan Noord-Holland-Zuid, de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en het opstellen van een landsdeelconvenant. Een ander punt dat regionaal kan worden opgepakt, is het ontwikkelen en uitvoeren van specifieke (regionale) projecten zoals de herstructurering van de glastuinbouw, toeristische fiets-, vaar- en wandelroutes en/of de realisering van bedrijven- en kantoorlocaties. Een eerste stap in dit verband is het uitwisselen van kennis en ervaringen op het gebied van herstructurering en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Wellicht is het zelfs denkbaar afspraken te maken over het vestigings- en gronduitgiftebeleid.
8.11: Specifieke beleidsonderwerpen Specifieke beleidsonderwerpen zijn onderwerpen die weliswaar in deze beleidsnota aan de orde zijn gekomen maar in de komende periode nader dienen te worden uitgewerkt. Het kan dan gaan om onderwerpen of thema’s die te specifiek zijn (bijvoorbeeld het ondernemersrisico c.q. de nadeelcompensatie) of delen van beleid die een aparte benadering vergen (zoals detailhandel, horeca en landbouw). In de actielijst is aangegeven welke specifieke
67
beleidsonderwerpen gedurende de looptijd van deze beleidsnota zullen worden opgepakt. Voor de detailhandel zijn inmiddels een beleidsnota en een actieplan vastgesteld. Verder is het beleidsveld “economische zaken” pro-actief betrokken bij en levert inbreng in de uitwerking en uitvoering van overig gemeentelijk beleid. Het gaat dan met name om gemeentelijk beleid dat van invloed is op de (toekomstige) economische ontwikkeling van stad en regio. Voorbeelden hiervan zijn het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid (inclusief parkeren), het arbeidsmarktbeleid en het beleid op het gebied van wonen. Binnenkort zal worden gestart met het evalueren van de huidige parkeernota en het opstellen van een nota wonen.
68
Hoofdstuk 9: Beleidsuitvoering en –evaluatie 9.1: Inleiding In dit hoofdstuk zal met name worden ingegaan op de wijze waarop de uitvoering en evaluatie van de in hoofdstuk 8 geformuleerde (sub)doelstellingen en uitgangspunten in de periode tot 2013 zal plaatsvinden. Centraal in deze beleidsuitvoering en –evaluatie staat het actieprogramma. De totstandkoming, herziening en tussentijdse aanpassing komen aan de orde in paragraaf 9.2. Paragraaf 9.3 geeft een algemene beschouwing van de organisatie, de financiële middelen en de beschikbare capaciteit. In paragraaf 9.4 wordt aandacht besteed aan de beleidsevaluatie.
9.2: Actieprogramma Op basis van de in hoofdstuk 8 geformuleerde (sub)doelstellingen is een aantal acties uitgewerkt. Al deze acties gezamenlijk vormen een actieprogramma. Een eerste aanzet tot een dergelijk actieprogramma is als bijlage bij deze beleidsnota gevoegd. In dit actieprogramma is aangegeven om welke acties het gaat, het doel, de termijn en de betrokken externe en interne partijen. Voorts is per actie – voor zover mogelijk en wenselijk – inzicht gegeven in de planning, organisatie en kosten. Het actieprogramma zal ieder jaar worden bijgewerkt en om de vier jaar worden herzien. Een tussentijdse (jaarlijkse) aanpassing kan aan de orde zijn als: a. de economische omstandigheden daartoe aanleiding geven; b. in de praktijk blijkt dat er bij gemeente en/of derden onvoldoende draagvlak is voor de uitwerking en/of uitvoering van de omschreven acties. Deze aanpassing kan inhouden dat de betreffende actie niet wordt uitgewerkt of uitgevoerd dan wel dat deze wordt bijgesteld (inhoudelijk) of bijgestuurd (financieel, organisatorisch, planmatig). Het is de bedoeling de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking c.q. uitvoering van het actieprogramma van het economisch beleid jaarlijks ter besluitvorming aan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad voor te leggen. In dit “jaarverslag” zal dan ook verslag worden gedaan van de (sociaal)-economische omstandigheden. Specifiek gaat het bij deze omstandigheden om: de conjuncturele aspecten op landelijk, regionaal en lokaal niveau; de ontwikkelingen in bepaalde sectoren (zakelijke dienstverlening, toerisme e.d.); de ontwikkelingen in de economische structuur (kantorenmarkt, bedrijventerreinen); de werkgelegenheid. In verband met het beschikbaar komen van dergelijke gegevens ligt het voor de hand het jaarverslag in het eerste kwartaal van een jaar te doen verschijnen. Overigens kan in datzelfde jaarverslag inzicht worden gegeven in de bedrijfscontacten die het taakveld economische zaken in het daaraan voorafgaande jaar heeft afgehandeld en die het taakveld in het daaropvolgende jaar wil oppakken. Samenvattend kan worden gesteld dat een jaarlijkse terugkoppeling over het actieprogramma zowel aan het gemeentebestuur als aan direct betrokken partijen, waaronder de ondernemersverenigingen, inzicht geeft in de voortgang van de “afgesproken” acties. In- en extern kan de “vinger aan de pols” gehouden worden. Ook kan juist dan besloten worden tot het niet uitvoeren of uitwerken dan wel tot het bijsturen of bijsturen van bepaalde acties. Een ander voordeel is dat vrij snel kan worden ingespeeld op nieuwe (beleids)ontwikkelingen.
69
Zo kan het verschijnen van een parkeernota of een nota wonen aanleiding zijn tot aanpassing van het economisch actieprogramma. Kortom, het regelmatig aan de orde stellen van het actieprogramma leidt tot (meer) transparantie van beleid.
9.3: Organisatie en middelen 9.3.1: Organisatie en personeel Het merendeel van de acties, die in het actieprogramma zijn opgenomen, zal worden uitgewerkt, uitgevoerd en gecoördineerd door de medewerkers van het taakveld economische zaken. Dit taakveld is verdeeld over twee afdelingen van de sector Stadsontwikkeling, te weten de afdeling Strategie en Beleid (2 fte’s) en de afdeling Ontwikkeling Bebouwde Ruimte (1 fte). De belangrijkste taken en/of werkzaamheden van deze functionarissen zijn: het ontwikkelen, herzien, uitwerken en uitvoeren van het economische beleid; het aangaan en onderhouden van contacten met het (plaatselijke) bedrijfsleven; het deelnemen aan in- en externe projectgroepen en overleggen; het leveren van economische inbreng bij overige beleidssectoren zoals verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, milieu, sociale zaken, etc (zowel op lokaal als op regionaal niveau). Het verlenen van bouwvergunningen, horecavergunningen, milieuvergunningen en vergunningen voor het organiseren van evenementen e.d. is ondergebracht bij de sector Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (VVH). Nieuwe, toekomstige ontwikkelingen binnen de gemeentelijke organisatie zullen wellicht tot gevolg hebben dat de aard en omvang van de hierboven omschreven werkzaamheden zich zullen wijzigen. Het betreft onder meer het verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers door het invoeren en doorontwikkelen van accountmanagement alsmede de noodzaak om te komen tot een professionalisering van de externe betrekkingen. Hoe groot het effect van deze ontwikkelingen op het taakveld economische zaken is, valt thans nog niet te zeggen. Voor alle duidelijkheid dient wel te worden opgemerkt dat de coördinatie van de uitvoering van grote(re) projecten zoals bijvoorbeeld de revitalisering van het bedrijventerrein Bovenkerk-Legmeer, bij projectmanagers is neergelegd. De medewerkers van het taakveld economische zaken participeren echter wel in de door hen opgerichte project- en werkgroepen. In de bijlagen (3) is een lijst opgenomen van alle gemeentelijke en regionale overleggen, project- en werkgroepen die voor het beleidsveld economische zaken van belang zijn. Per overleg is aangegeven of het gaat om een bestuurlijk dan wel ambtelijk overleg. Een aantal van de in de bijlage genoemde overleggen zal in betekenis toenemen door de beleidslijnen die in deze nota zijn uitgezet. Binnen de gemeentelijke organisatie zal hiervoor dan ook meer capaciteit moeten worden ingezet. 9.3.2: Financiële middelen Het budget van “economische zaken” bedraagt per 1 januari 2003 afgerond € 527.000,--. Een belangrijk deel hiervan wordt besteed aan personeelskosten. De post “bevordering toerisme” bedraagt circa € 96.000,-- en wordt thans nog geheel uitgegeven aan de VVV. Overeenkomstig de in 2001 gemaakte afspraken is het de bedoeling de subsidie aan de VVV terug te brengen tot € 0,45, zijnde € 36.000,--. Voor projecten zoals “Bovenkerk-Legmeer” en “Westwijk 11” zijn specifieke kredieten beschikbaar. De gemeente maakt beperkt gebruik van de subsidiemogelijkheden die hogere overheden bieden. Het verdient aanbeveling per project na te gaan of dergelijke subsidies een bijdrage kunnen leveren in de financiering van het betreffende project.
70
9.4: Evaluatie Jaarlijks zal aan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad verslag worden gedaan van de economische omstandigheden in Amstelveen en de stand van zaken met betrekking tot het actieprogramma. Deze “jaarverslagen” kunnen aanleiding zijn het beleid of delen hiervan bij te stellen. Tevens kan op basis hiervan worden besloten de uitvoering van bepaalde acties uit te stellen of bij te sturen. Een ander instrument om het economisch beleid maar ook het overige gemeentelijke beleid te evalueren is de bedrijvenomnibus. Deze bedrijvenomnibus heeft in 2002 voor de eerste keer plaatsgevonden. Op basis hiervan is inzicht verkregen in de opvattingen van ondernemers over (delen van) het gemeentelijk beleid. Door de bedrijvenomnibus eens in de paar jaar te houden, kan worden getoetst of deze opvattingen in de loop der tijd wijzigen en wellicht aanleiding geven tot aanpassingen van het beleid en/of de uitvoering hiervan.
71
ACTIEPROGRAMMA 2003-2007
72
ACTIEPROGRAMMA van het GEMEENTELIJK ECONOMISCH BELEID I.
ZORGDRAGEN VOOR VOLDOENDE VESTIGINGSLOCATIES 1. herstructurering werk- en winkellocaties (kader: TK64) a. duurzame herstructurering c.q. revitalisering van Bovenkerk-Legmeer stand van zaken : gestart in 1999, uitvoering van plan van aanpak voor het Bovenkerkse gedeelte loopt (m.n. met betrekking tot het opknappen van de buitenruimte) doel : komen tot een intensivering van het bestaande ruimtegebruik en het verbeteren van de bedrijfsomgeving zodat het terrein interessant blijft als vestigingsplaats voor de al gevestigde en eventueel nieuwe bedrijven termijn : 2004-2005 verdere activiteiten : - opstellen plan van aanpak/startnotitie Legmeer; - herstructureren van een aantal deellocaties; - invoering parkmanagement met aandacht van duurzame elementen op het gebied van energie, afval planning : 2003: startnotitie Legmeer gereed, invoering van een parkmanagementconcept 2004: uitwerking/uitvoering parkmanagement, start herstructurering deellocaties in- en externe partijen : stadsbeheer, stadsontwikkeling, vvh OA, VAD, provincie, betrokken bedrijven, eigenaren van de bedrijfspanden beschikbare middelen : specifiek krediet projectleider aangesteld taak EZ: contact (onder)houden met bedrijven om te vernemen welke wensen zij hebben en tevens het beleid t.a.v. het bedrijventerrein uit te dragen b. herstructurering en revitalisering van de kantorenlocatie Kronenburg actie : opstellen plan van aanpak doel : komen tot intensivering van het bestaande ruimtegebruik en het verbeteren van de bedrijfsomgeving zodat het terrein interessant blijft als vestigingsplaats voor kantoren planning : plan van aanpak gereed in 2004 in- en externe partijen : stadsbeheer, stadsontwikkeling, vvh OA, betrokken bedrijven/eigenaren, provincie beschikbare middelen : nader in kaart brengen, taak EZ betreft het (onder)houden van contacten met betrokken bedrijven om inzicht te krijgen in problematiek en wensen van deze bedrijven, inbreng op project en beleid, en tevens het gemeentelijk beleid bij bedrijven uit te dragen
73
c. herstructurering van een aantal winkellocaties actie : nagaan waar herstructurering van winkellocaties wenselijk c.q. noodzakelijk is, opstellen van plannen van aanpak doel : het instandhouden van winkelvoorzieningen in de betreffende wijk of buurt planning : plan van aanpak Keizer Karelpark gereed in 2003, start discussie met betrokken winkeliers overige winkelcentra 2004-2006 in kaart brengen in- en externe partijen : stadsbeheer, stadsontwikkeling VAD, KvK, betrokken winkeliers/eigenaren beschikbare middelen : nader in beeld brengen (plan van aanpak); taak EZ is contact onderhouden met betrokken winkeliers, bezien hoe hun wensen aansluiten op projectaanpak en deze – indien mogelijk en wenselijk – daarop aan te passen, gemeentelijk beleid bij winkeliers uitdragen Nader uitgewerkt in detailhandelsnota en bijbehorende actielijst. 2.
realisering van nieuwe bedrijfslocaties a. ontwikkelingsstrategie uitwerken voor nieuwe bedrijfslocatie N201 (TK65) actie : het opstellen van een notitie waarin is aangegeven welke bedrijven zich op de nieuwe bedrijfslocatie kunnen vestigen en onder welke voorwaarden doel : voor daadwerkelijke realisering inzicht te hebben in de toetsingscriteria zodat selectie van bedrijven snel en adequaat kan plaatsvinden planning : afhankelijk van het doorgaan van het project dient beleidsnotitie in 2004/2005 gereed te zijn in- en externe partijen : stadsontwikkeling OA, KvK beschikbare middelen : na voorstel aan raad taak EZ: opstellen van notitie en hierover in overleg te treden met OA b. vestigingsbeleid uitvoeren voor nieuwe bedrijfslocatie Legmeerdijk (Westwijk 11) actie : het uitvoeren van het vastgestelde vestigingsbeleid voor de nieuwe bedrijfslocatie aan de Legmeerdijk (deelgebied Westwijk 11) doel : toe te zien op zorgvuldige naleving van de in het vestigingsbeleid vastgelegde criteria planning : nieuwe bedrijfslocatie in 2004 gereed in- en externe partijen : stadsontwikkeling OA, KvK, projectontwikkelaar beschikbare middelen : specifiek budget voor project, projectleider aangesteld voor realisering bedrijfslocatie
74
taak EZ: het aangaan/onderhouden van contacten met belangstellende ondernemers, hen te wijzen op het bestaande beleid, toetsen of ze voor vestiging in aanmerking (kunnen) komen; verder mee te werken aan ontwikkeling van bedrijfslocatie en een nieuwsbrief 3.
benutten intensiveringsmogelijkheden van het bestaand stedelijk gebied a. woon-werkunits mogelijk maken actie : bezien of in nieuwe wijken woon-werkunits kunnen worden gerealiseerd doel : starten van een bedrijf vanuit huis te faciliteren planning : mee te nemen in ontwikkeling van nieuwe wijken ten zuiden van de huidige Westwijk (nota van uitgangspunten dient 2003 gereed te zijn) in- en externe partijen : stadsontwikkeling OA, KvK, buurt- en/of wijkorganisaties beschikbare middelen : n.v.t. taak EZ: bijdrage te leveren aan nota van uitgangspunten voor Westwijk b. onderzoek te doen naar vestigingsmogelijkheden van bedrijven in bestaand stedelijk gebied actie : het doen van onderzoek naar eventuele vestigingslocaties in het bestaande stedelijke gebied doel : inzicht te krijgen in potentiële locaties in het stedelijk gebied die geschikt zijn als vestigingsplaats voor (specifieke) bedrijven planning : 2004/2005 in- en externe partijen : stadsontwikkeling OA, VAD, KvK, buurt- en/of wijkorganisaties beschikbare middelen : na voorstel aan raad taak EZ: coördineren onderzoek
4.
kantorenvoorraad in stad en regio op peil houden a. bestaande regionale samenwerking intensiveren actie : de al bestaande samenwerking tussen regiogemeenten m.b.t. het vestigingsbeleid van de grotere bedrijven (m.n. op het gebied van zakelijke en commerciële dienstverlening) verder te intensiveren en uit te bouwen doel : zorg te dragen dat belangstellende (internationale) ondernemingen een plaats in de regio (kunnen) krijgen planning : doorlopend in- en externe partijen : stadsontwikkeling RAO (Regionaal Acquisitie Overleg, bestaand kader), OA beschikbare middelen : na voorstel aan raad taak EZ: participeren in RAO, afstemmen met regio-gemeenten
75
b. monitoring regionale en locale kantorenmarkt actie : monitoring (kan i.h.k.v. jaarverslag EZ) doel : inzicht te krijgen en te houden in regionale en locale kantorenmarkt en hierop eventueel in te spelen planning : doorlopend in- en externe partijen : stadsontwikkeling, concernstaf (statistiek) OA, KvK, ROA beschikbare middelen : binnen bestaand budget taak EZ: uitvoeren monitoring 5.
herstructurering van de glastuinbouw a. onderzoek naar mogelijkheden herstructurering glastuinbouw in Legmeerpolder/Amstelzone actie : uitvoeren van onderzoek doel : inzicht te krijgen in het aantal glastuinbouwbedrijven dat zich op de nieuwe locatie in Rijsenhout wil vestigen; basis voor afstemming met regiogemeenten/verdere ontwikkeling uitbreiding woonwijk planning : 2003 startnotitie onderzoek gereed in- en externe partijen: stadsontwikkeling STIVAS, WLTO beschikbare middelen: binnen onderzoeksbudget SOSB, af te stemmen met STIVAS taak EZ: begeleiden onderzoek, contact (onder)houden met betrokken ondernemers en hen over lopende onderzoek te informeren
6.
vestigingsmogelijkheden horeca in beeld brengen a. opstellen geïntegreerd horecabeleid actie : uitvoeren van onderzoek naar vestigingsmogelijkheden doel : inzicht te krijgen in de mogelijke locaties die voor uitbreiding van horeca in de meeste ruime zin des woords (dus ook restaurants en hotels) in aanmerking (kunnen) komen en tevens meer inzicht te krijgen in de marktruimte; resultaten van het onderzoek zullen basis vormen voor horecabeleid planning : 2004 startnotitie onderzoek gereed in- en externe partijen: stadsontwikkeling, VVH horecavereniging, VAD, OA beschikbare middelen: na voorstel aan raad taak EZ: begeleiden onderzoek, contact (onder)houden met betrokken ondernemers en ondernemersverenigingen
76
II.
KWALITEITSVERBETERING BESTAANDE VESTIGINGSLOCATIES a.
invoering parkmanagement op nieuwe en bestaande bedrijfs- en kantoorlocaties actie : onderzoek naar mogelijkheden van parkmanagement op nieuwe en/of bestaande locaties doel : kwaliteit van vestigingslocaties op de lange(re) termijn te waarborgen planning : 2002 onderzoek gestart voor BovenkerkLegmeer, resultaten in 2003 gereed/bezien of hiervoor draagvlak bij ondernemers bestaat; uitwerking en uitvoering in 2004 parkmanagement meenemen in ontwikkeling locatie Westwijk 11 (2004) en N201 in- en externe partijen: stadsontwikkeling, stadsbeheer, vvh OA, VAD, betrokken ondernemers/eigenaren beschikbare middelen: voor projecten is krediet beschikbaar taak EZ: contact (onder)houden met betrokken ondernemers, hun wensen/problemen onder de aandacht voor betrokken medewerkers van de gemeente te brengen en tevens ondernemers te informeren over (ver)loop project en het gemeentelijk beleid ter zake
b.
projecten opzetten die een kwaliteitsverbetering beogen of daaraan mee te werken actie : het initiëren en opzetten van projecten die de kwaliteit van het vestigingsklimaat verbeteren of hieraan bijdragen te leveren; specifiek gaat het hierbij om collectieve bedrijfsbeveiliging, afvalinzameling of energie-inkoop doel : kwaliteit van vestigingslocaties voor de lange(re) termijn verder te verbeteren planning : p.m. in- en externe partijen: stadsontwikkeling, stadsbeheer, vvh OA, VAD beschikbare middelen: na voorstel raad taak EZ: (mede) projectvoorstellen te formuleren, mee te werken aan uitvoering ervan, draagvlak te creëren
77
c.
III.
VERBETERING VAN DE BEREIKBAARHEID a.
14
versterking van het collectief beveiligingsproject actie : - het draagvlak onder het bedrijfsleven te vergroten; - beveiliging mee te nemen in de parkmanagementformule; - te bezien of het takenpakket van de SVA14 met brandpreventie en calamiteitenbestrijding kan worden verbreed. doel : verbetering van de aantrekkelijkheid van het woon- en leefklimaat en daarmee ook van het vestigingsklimaat planning : juni 2003 ronde tafelconferentie gemeentebedrijfsleven over veiligheid, daarna aanbevelingen uitwerken in- en externe partijen: VVH, stadsontwikkeling OA, VAD, Horeca Nederland beschikbare middelen: budget “integrale veiligheid” taak EZ: draagvlak creëren, meewerken aan opstellen, uitwerken en uitvoeren van projectvoorstellen
(sociaal) economische aspecten en omstandigheden meenemen en verwerken in het lokaal en (zo mogelijk) in het regionaal verkeers- en vervoersbeleid/locatiebeleid actie(s) : 1. verbetering (externe) bereikbaarheid bepleiten bij hogere overheden; 2. EZ-(beleids)medewerkers betrekken bij opstellen van lokaal verkeers- en vervoersbeleid/parkeerbeleid. doel : aandacht voor en oplossing van lokale en regionale knelpunten in de bereikbaarheid planning : 1. doorlopend; 2. plan van aanpak parkeernota gereed EZ-beleidsmedewerker betrokken bij opstellen: in- en externe partijen: stadsontwikkeling, vvh OA, VAD, KvK, ROA beschikbare middelen: per project na voorstel aan raad taak EZ: meewerken aan opstellen van lokaal verkeers- en vervoersbeleid, locatiebeleid, parkeerbeleid uitgaande van de punten die in deze nota zijn opgenomen
SVA=Stichting Veiligheidszorg Amstelveen
78
b.
(meewerken aan) het oplossen van infrastructurele knelpunten en knelpunten in de bereikbaarheid, van, naar en op werk- en winkellocaties actie : per gebied infrastructurele knelpunten (incl. parkeren) in beeld brengen en gezamenlijk met bedrijfsleven naar oplossingen zoeken (bijvoorbeeld door toepassing van vervoermanagement of het ontwikkelen van nieuwe oplossingen (b.v. een citybus, zie Amsterdams voorbeeld) doel : bereikbaarheid van, naar en op werk- en winkellocaties te verbeteren planning : infrastructurele knelpunten van, naar en op Bovenkerk-Legmeer zijn of worden meegenomen in revitaliseringsplannen (doorlopend); Kronenburg; knelpunten zullen worden meegenomen in revitalisering/herstructurering (zie I) Stadshart/Bovenlanden: aanbevelingen vervoermanagementonderzoek uitwerken en uitvoeren (P+R-terrein) in- en externe partijen: stadsontwikkeling, stadsbeheer, vvh OA, VAD, KvK beschikbare middelen: kredieten beschikbaar voor revitaliserings- en herstructureringsplannen (subsidies mogelijk van hogere overheden) taak EZ: signaleren van knelpunten, meewerken aan het oplossen ervan, informeren van betrokken ondernemers
c.
stimulering ICT-gebruik actie :
doel
:
planning
:
in- en externe partijen: beschikbare middelen:
1.
onderzoek doen naar verbetering van ICT-infrastructuur en -gebruik 2. ICT-infrastructuur meenemen in ontwikkeling nieuwe bedrijfslocaties mogelijke knelpunten in ICT-infrastructuur en – gebruik – gezamenlijk met het bedrijfsleven – op te lossen onderzoeksopzet opstellen in 2004 eisen t.a.v. ICT opnemen in plannen van aanpak voor ontwikkeling nieuwe bedrijfslocaties (N201) en woonwijken (Westwijk) stadsontwikkeling, stadsbeheer OA, KvK na voorstel aan raad (voor zover nodig) taak EZ: meewerken aan opstellen onderzoeksopzet, begeleiden onderzoek
79
d.
transferium actie doel
: :
planning : in- en externe partijen: beschikbare middelen:
IV.
onderzoek naar haalbaarheid transferium locale bereikbaarheid werklocaties/Stadshart verbeteren 2004/2005 stadsontwikkeling OA, VAD na voorstel raad, kosten dienen (mede) door bedrijfsleven te worden opgebracht taak EZ: draagvlak creëren, meewerken aan onderzoeksopzet
EVENWICHTIGE ARBEIDSMARKT a. opzetten van vraaggerichte en aanbodgerichte projecten actie : het ontwikkelen, opzetten en uitvoeren van projecten aan de vraag- en aanbodkant van de arbeidsmarkt (leer- en werkprojecten voor asielzoekers, reïntegratie van werkzoekenden) doel : vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen planning : in het kader van het APA is een speerpuntenplan opgezet; reïntegratie van werkzoekenden is een wettelijke verplichting (doorlopend) in- en externe partijen: stadsontwikkeling, burger & samenleving OA, VAD, CWI (allen vertegenwoordigd in het APA) beschikbare middelen: via sociale zaken/hogere overheden taak EZ: samenwerking zoeken met bedrijfsleven op het gebied van projecten, ondernemers over projecten informeren b. stimuleren van startend ondernemerschap (TK63) actie : 1. informatie/intake bij gemeente verbeteren; 2. met bedrijfsleven faciliteiten voor starters creëren (o.m. (door)starterscentra). doel : ondernemerschap voor werkzoekenden interessant te maken en diversiteit onder bedrijvigheid in stad en regio te bevorderen planning : 1. 2004/2005 2. doorstarterscentrum NieuwerAmstel gereed, doorstarterscentrum Park Kronenburg in ontwikkeling in- en externe partijen: stadsontwikkeling, burger & samenleving OA, beschikbare middelen: commercieel initiatief, ondersteuning door gemeente taak EZ: begeleiden starters, participeren in stichting die starters selecteert aan de hand van vooraf vastgestelde criteria
80
c. verbetering van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt actie : onderwijsinstellingen en scholieren/studenten informeren en bewust maken van mogelijkheden op de arbeidsmarkt door: -ondernemers lessen te laten geven; -stages bij Amstelveense bedrijven; -ondernemerschap in de lessen te integreren. doel : leerlingen, scholieren en studenten te laten doorstromen naar moeilijk vervulbare vacatures in het bedrijfsleven in- en externe partijen: burger & samenleving, stadsontwikkeling OA, VAD, onderwijsinstellingen beschikbare middelen: p.m., taak EZ is beperkt V.
VERBETERING DIENSTVERLENING aan ONDERNEMERS a. (door)ontwikkeling accountmanagement EZ actie : aanstellen van specifieke accountmanagers voor het bedrijfsleven doel : het creëren van één aanspreekpunt voor ondernemers planning : 2003: nader onderzoek 2004: accountmanagers functioneren in- en externe partijen: stadsontwikkeling, burger & samenleving (SOM) OA, VAD, WLTO, Horecavereniging, KvK beschikbare middelen: onderzoek betaald uit budget stadsontwikkeling accountmanagers p.m. taak EZ: begeleiden onderzoek, verdelen accounts b. meewerken aan het realiseren van een front-office (internet/balie) actie : participeren in projecten die leiden tot verbetering van de dienstverlening (gemeentelijke internetsite e.d.) doel : informatievoorziening aan ondernemers via internet en balie te verbeteren planning : SOM-project loopt tot en met 2004; realisering van nieuwe internetsite per 1 juli 2003 in- en externe partijen: concernstaf, stadsontwikkeling OA, VAD, WLTO, Horecavereniging, KvK beschikbare middelen: binnen budget SOM taak EZ: informatie t.a.v. bedrijvigheid verzamelen, bundelen, opnemen in site, folders of nieuwsbrieven N.B.: Wellicht is het mogelijk aan te haken bij initiatieven tot vorming van een ondernemershuis: het onderbrengen van de KvK, OA en VAD in één pand.
81
c. opzetten en voortzetten van maandelijkse bedrijfsbezoeken actie : bedrijven bezoeken doel : op de hoogte blijven van de bedrijvigheid in Amstelveen planning : doorlopend in- en externe partijen: stadsontwikkeling OA, VAD, WLTO, Horecavereniging, KvK beschikbare middelen: n.v.t. taak EZ: coördineren bezoeken d. opzetten van nieuwsbrieven voor specifieke projecten/werklocaties actie : ontwikkelen/opzetten nieuwsbrieven doel : doelgroep informeren over verloop van projecten op de betreffende werklocatie(s) planning : doorlopend in- en externe partijen: stadsontwikkeling, concernstaf (communicatie) OA, VAD beschikbare middelen: binnen budget project(en) taak EZ: bijdrage leveren aan nieuwsbrief VI.
BEVORDEREN VAN MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD en DUURZAAM ONDERNEMEN a. formuleren van gezamenlijke projecten i.h.k.v. MVO actie : projecten ontwikkelen en opzetten die het bedrijfsleven en de gemeente gezamenlijk kunnen uitvoeren en bijdrage leveren aan de Amstelveense samenleving doel : betrokkenheid van bedrijven bij samenleving versterken en verbeteren planning : doorlopend in- en externe partijen: gemeente en bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties beschikbare middelen: per project te bepalen
b. advisering over duurzaam ondernemen verbeteren actie : ondernemers tijdens reguliere bezoeken, gesprekken e.d. te informeren en te adviseren over aspecten van duurzaam ondernemen (energie, afval, vervoer-management e.d.) en eventuele subsidie-mogelijkheden doel : beperken milieu-effecten van bedrijfsprocessen planning : doorlopend in- en externe partijen: stadsontwikkeling OA, VAD, KvK beschikbare middelen: binnen budget
82
VII.
VERSTERKING en VERBETERING VAN REGIONALE SAMENWERKING a. meewerken aan ontwikkeling en uitvoering van regionaal beleid actie : deelnemen aan ROA-werk- en projectgroepen die het regionaal (economisch) beleid vormgeven, dit beleid uitwerken of uitvoeren, het Regionaal Acquisitieoverleg (RAO), deelname aan Ampro doel : - regionale samenwerking op het gebied van economie (verder) versterken en verbeteren en te zorgen dat economie – ook op regionaal niveau – in overige beleidsvelden wordt geïntegreerd; - promoten van de regio als vestigingslocatie. planning : doorlopend in- en externe partijen: stadsontwikkeling ROA beschikbare middelen: inzet menskracht b.
gezamenlijke, regionale projecten opzetten actie : nagaan of met de omliggende gemeenten gezamenlijke projecten kunnen worden opgezet (ontwikkeling bedrijfsterreinen, toerisme) doel : kennis en beschikbare middelen delen, intergemeentelijke samenwerking versterken planning : doorlopend in- en externe partijen: gemeenten Aalsmeer, Uithoorn, Amsterdam, Ouder-Amstel beschikbare middelen: per project te bepalen
SPECIFIEKE BELEIDSONDERWERPEN
1.
VISIE op de landbouw in Amstelveen actie : opstellen van een landbouwvisie (specifiek voor de Bovenkerkerpolder) doel : duidelijkheid verschaffen over de rol en positie van de landbouw in de Bovenkerkerpolder planning : 2005 in- en externe partijen : stadsontwikkeling WLTO, omliggende gemeenten beschikbare middelen : geen budget nodig
83
2.
ONDERNEMERSRISICO/NADEELCOMPENSATIE actie : het ontwikkelen van beleid op het gebied van ondernemersrisico/ nadeelcompensatie en relatie leggen met baatbelasting doel : duidelijkheid verschaffen over het standpunt van de gemeente t.a.v. ondernemersrisico/nadeelcompensatie bij wegomleggingen e.d. planning : 2004/2005 in- en externe partijen : stadsontwikkeling OA, VAD, KvK beschikbare middelen : geen budget nodig
3.
30/70-VERHOUDING BEDRIJVENTERREINEN actie : het evalueren van het beleid met betrekking tot de 30/70 verhouding op bedrijventerreinen doel : nagaan of beleidsuitgangspunt in de praktijk nog handhaafbaar is planning : 2005/2006 in- en externe partijen : stadsontwikkeling, VVH OA, VAD, KvK beschikbare middelen : geen budget nodig
4.
BEVORDEREN INTERNATIONAAL KARAKTER AMSTELVEEN (kader: TK 61) actie : - bevorderen dat internationale bedrijven zich in Amstelveen vestigen; - versterken/verbeteren van al aanwezige stedenbanden; doel : het al aanwezige internationale karakter van Amstelveen verder versterken planning : continue proces in- en externe partijen : stadsontwikkeling, CS (communicatie) OA, International Business Club (IBC) beschikbare middelen : geen budget Taak EZ: begeleiden van geïnteresseerde ondernemers, deelname IBC-activiteiten
BELEIDSUITVOERING en –EVALUATIE 1.
JAARPLAN actie doel
: :
planning in- en externe partijen beschikbare middelen
: : :
opstellen van jaarplannen verslag doen van de economische omstandigheden en de stand van zaken m.b.t. de uitvoering van het actieprogramma jaarlijks allen binnen bestaand budget
84
2.
3.
BEDRIJVENOMNIBUS actie
:
doel
:
planning in- en externe partijen
: :
beschikbare middelen
:
SUBSIDIES actie
:
doel planning in- en externe partijen
: : :
beschikbare middelen
:
het vierjaarlijks uitvoeren van een bedrijvenomnibus inzicht krijgen in de (ontwikkeling van) de opvattingen van ondernemers over het gemeentelijk beleid, de dienstverlening en de uitvoering daarvan vierjaarlijks stadsontwikkeling, bureau statistiek en onderzoek OA, VAD binnen bestaand budget Stadsontwikkeling/Concernstaf
per project nagaan of subsidies van hogere overheden kunnen worden verkregen projectkosten afdekken doorlopend stadsontwikkeling, ROA (informatievoorziening) binnen bestaand budget
85
BIJLAGEN
86
BIJLAGE 1: Nadere gegevens m.b.t. het vestigingsklimaat Woon- en leefmilieu Volkshuisvesting De inwoners van Amstelveen wonen in 35.700 woningen (peildatum 1 januari 2001). Amstelveen heeft een jonge woningvoorraad. Meer dan 70% van de totale woningvoorraad is na 1960 gebouwd en 30% zelfs na 1980. De woningvoorraad bestaat voor 53% uit eengezinswoningen en 47% uit meergezinswoningen. 55% van deze voorraad betreft koopwoningen: 45% is huur. In Amstelveen is een grote vraag naar kwalitatief hoogwaardige woningen en woonmilieus. De gemiddelde vraagprijs van koopwoningen ligt ver boven de drieënhalf ton euro. Amstelveen heeft na Ede en Amsterdam het hoogste percentage woningen met een waarde van vijf ton en meer. Uit nader onderzoek in het kader van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ is gebleken dat er bij ongewijzigd beleid in de periode 2000-2010 een tekort zal zijn van 4.000 woningen (1.200 binnenstedelijk en 2.800 daarbuiten). Het is echter de bedoeling op korte tot middellange termijn woningen bij te bouwen in de ruimte tussen Amstelveen en Uithoorn, begrensd door de Bovenkerkerweg. Ook zijn er voornemens de stadranden en de bestaande bouwlocaties verder af te ronden. 2. Gezondheidszorg Amstelveen heeft twee verpleegtehuizen en één ziekenhuis (met een joodse afdeling en geen eerste hulp). In 1999 zijn er ongeveer 7.000 mensen in het ziekenhuis opgenomen. De helft hiervan is afkomstig uit Amstelveen of de directe omgeving (Uithoorn of Amsterdam). De verpleegtehuizen tezamen hebben ongeveer 451 plaatsen. Voorts zijn in Amstelveen 36 huisartsen en 52 tandartsen gevestigd (peildatum 1 januari 2000). Uit een onderzoek door Stade Advies (Toekomstvisie Amstelveen) is gebleken dat de gezondheidsvoorzieningen in Amstelveen breed en gevarieerd zijn. De inwoners zijn redelijk tevreden over de kwaliteit van deze voorzieningen. Een punt van zorg is de veroudering van het huisartsenbestand. Jonge huisartsen ondervinden moeilijkheden bij vestiging in Amstelveen. Niet alleen is er te weinig ruime beschikbaar, ook zijn de kosten voor de huisvesting van een praktijk te hoog. Zoals uit tabel 15 blijkt, zijn in de welzijns- en gezondheidszorg in Amstelveen 5.804 personen werkzaam in 286 vestigingen. In aantal werkzame personen is de welzijns- en gezondheidszorg daarmee de tweede grote sector van Amstelveen. Alleen de zakelijke dienstverlening overstijgt de gezondheidszorg met 7.885 personen in 1.282 vestigingen. 3. Culturele voorzieningen en sport Binnen de grenzen van Amstelveen zijn onder meer een schouwburg, poppodium en een bioscoop gevestigd. Het aanbod aan films en theatervoorstellingen is gevarieerd. Ook op het gebied van sport beschikt Amstelveen over een gevarieerd aanbod. Het merendeel van de sportvoorzieningen (229) bestaat uit sportvelden en een zwembad. Beroemd zijn het Wagner Stadion (hockey) en de Bosbaan (roeien). In Amstelveen is (nog) geen golfbaan. Voor de golfsport moeten de inwoners naar de nabuurgemeenten Amsterdam of Haarlemmermeer of nog verder weg. 4. Veiligheid De criminaliteit in Amstelveen vertoont een grillig beeld. Het totaal aantal aangiften is in 2000 licht afgenomen. Opvallend is de stijging van diefstallen uit de auto. De diefstallen uit de woning en vooral fietsendiefstallen zijn in 2000 fors afgenomen. In verhouding tot overige gemeenten in de regio neemt Amstelveen een middenpositie in.
87
Om de veiligheid van werklocaties te verbeteren, hebben het bedrijfsleven en de gemeente Amstelveen gezamenlijk de Stichting Veiligheidszorg Amstelveen (SVA) opgericht. Deze stichting houdt zich onder meer bezig met de coördinatie van regelmatige en voldoende surveillance op en rondom de werklocaties. Deze surveillance wordt uitgevoerd door een particuliere beveiligingsfirma. Ligging en bereikbaarheid In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op de automobiliteit, het openbaar vervoer, het fietsnetwerk, parkeren en de bereikbaarheid van de werklocaties. Het is vooral een beschrijving van de huidige ontwikkelingen. Deze beschrijving is gebaseerd op de bouwsteen Verkeer voor de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ (opgesteld door AGV). 1. Automobiliteit De externe bereikbaarheid van Amstelveen is niet optimaal. Er doen zich knelpunten voor op het hoofdwegennet (A2, A4, A9, A10 en N201) maar ook op de in- en uitvalswegen naar de A9 en het regionale wegennet. Als gevolg van ruimtelijke, infrastructurele en economische ontwikkelingen zal de mobiliteit in en buiten Amstelveen in de komende jaren (verder) toenemen. Amstelveen kan hieraan beperkt sturing geven. De gemeente moet binnen de gestelde beleidskaders van Rijk en provincie invloed uitoefenen op de aard en omvang van nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen en kantoorlocaties alsmede op het parkeren rondom deze terreinen en locaties alsmede in en nabij winkelcentra. 2. Openbaar vervoer De openbaar vervoerverbindingen in Amstelveen zijn voornamelijk noord-zuid georiënteerd (sneltram en busbundel) en vooral gericht op de externe ontsluiting in zuidelijke, westelijke en oostelijke richting en de doorgaande verplaatsingen tussen het gebied ten zuiden van Amstelveen en Amsterdam. Het aantal oost-westverbindingen is tamelijk beperkt. De sneltram en bus zijn van belang voor externe en doorgaande verplaatsingen. Voor interne verplaatsingen is het openbaar vervoer van geringe betekenis. De woon- en werkgebieden zijn met te weinig directe lijnen met elkaar verbonden. Bovendien is het op veel directe lijnen noodzakelijk over te stappen hetgeen afbreuk doet aan reiscomfort en –snelheid. Opvallend is dat de reisafstanden binnen Amstelveen kort zijn maar de loopafstanden van en naar (tram)haltes en busstation relatief groot. 3. Fietsnetwerk Amstelveen is in het algemeen goed ontsloten voor het fietsverkeer. Toch ontbreekt een aantal belangrijke schakels en zijn er binnen en buiten Amstelveen diverse barrières15 voor het fietsverkeer. Voorts is geconstateerd dat bij winkelcentra en haltes voor openbaar vervoer geen of niet voldoende stallingvoorzieningen aanwezig zijn. Van belang is verder aandacht te besteden aan het toeristisch aspect van fietsen. 4. Parkeren In de afgelopen jaren heeft de gemeente Amstelveen een stringent parkeerbeleid gevoerd op basis van het landelijke A,B,C-locatiebeleid. Vertaald naar kantoorgebouwen betekent dit: · 1 parkeerplaats per 125 m² bruto kantoorvloeroppervlak voor vestigingen binnen 800 meter van een tramhalte en binnen 400 meter van een bushalte (zogenaamde Blocaties); · 1 parkeerplaats per 50 m² bruto kantoorvloeroppervlak voor vestigingen elders (zogenaamde C-locaties).
15
Voor een uitgebreide opsomming van de barrières wordt verwezen naar de discussienota Verkeer ten behoeve van de Toekomstvisie Amstelveen 2020+.
88
Amstelveen kent geen A-locaties, direct gelegen bij een NS-station. Het doel van het landelijke locatiebeleid is het gebruik van de auto terug te dringen en het gebruik per OV of fiets te stimuleren. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat dit doel moeilijk realiseerbaar is. Ondanks de problemen bij het parkeren nabij kantoorlocaties en het Stadshart, nemen veel werknemers deze problemen voor lief. Een echte afname van het autogebruik valt niet te constateren. In dit kader is het eveneens van belang dat de meeste werklocaties gelegen zijn nabij woongebieden. Vanwege het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid op de werklocaties, neemt de parkeerdruk in de woonwijken toe. Dat leidt in een aantal gevallen tot conflicterende belangen. Voorbeelden zijn de kantoorlocaties Kronenburg, Bovenlanden en het Stadshart. Recreatie en toerisme Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al naar voren is gebracht, strekt het belang van de sector “recreatie en toerisme” verder dan het vestigingsklimaat. Deze sector draagt inderdaad bij aan het welbevinden van de Amstelveners maar heeft evenzeer een economische component. Het aantrekken van bezoekers van buiten Amstelveen is van invloed op horeca, detailhandel (funshopping), sport en culturele voorzieningen (musea). Hoe groot deze invloed is, is thans niet bekend en vraagt nader onderzoek. 1. Voorzieningen Amstelveen staat niet bekend vanwege de toeristisch-recreatieve mogelijkheden. Toch zijn in Amstelveen zes musea gevestigd, te weten: a. het Cobramuseum voor moderne kunst; b. het gemeentelijk expositiecentrum Aemstelle; c. museum Jan van der Togt; d. tassenmuseum Hendrikje; e. Amsteltuin; f. elektrische museumtramlijn Amsterdam-Bovenkerk. In onderstaande tabel zijn de kerngegevens van de onder a tot en met e genoemde Amstelveense musea vermeld. Tabel 20: aantal tentoonstellingen, bezoekers en geopende dagen per museum (2000)
Museum Cobramuseum voor moderne kunst Gemeentelijk expositiecentrum Aemstelle Museum Jan van der Togt Tassenmuseum Hendrikje De Amsteltuin Totaal aantal bezoekers
Tentoonstellingen Bezoekers
Geopende dagen 312
11
54.958
10
7.930
307
24 5 7
22.194 3.826 8.000 96.908
208 196 160
Bron: musea, bewerkt door bureau Onderzoek en Statistiek gemeente Amstelveen (2001)
Vermeldenswaardig zijn ook de heemtuinen, het Amsterdamse Bos (met Openluchttheater), de klompenboerderij (Bovenkerkerweg), de kaasboerderijen (Bovenkerkerweg en Amsterdamse Bos), de buitenplaats Wester-Amstel (concerten) en Elsenhove (onder anderen met een kinderboerderij). De klompenboerderij in Bovenkerk is naar landelijke maatstaven een topattractie met meer dan 100.000 bezoekers per jaar.
89
In paragraaf 3.4.3 is al inzicht gegeven in het hotelaanbod te Amstelveen. Kortheidshalve wordt naar de inhoud van deze paragraaf verwezen. 2. Evenementen Het merendeel van de evenementen dat in Amstelveen georganiseerd wordt, richt zich op de locale bevolking. De evenementen, die in het Stadshart worden gehouden, richten zich ook op de regio. Er bestaat geen duidelijk inzicht in het aantal en de herkomst van bezoekers van de in Amstelveen georganiseerde evenementen.
+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+
90
Bijlage 2: Beleidsvoornemens op landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau Milieu Deze paragraaf bevat een schets van het landelijk, provinciaal en gemeentelijk milieubeleid. Daarbij zal worden ingegaan op: a. het milieuprogramma 2001-2004 van het rijk; b. het provinciaal milieubeleid; c. het gemeentelijk milieuactieprogramma 2001-2004. a: Milieuprogramma 2001-2004 (Rijk) Op Prinsjesdag 2000 hebben de ministers van VROM, LNV, EZ en V&W de Tweede Kamer het zogenaamde Milieuprogramma 2001-2004 aangeboden. Het milieuprogramma blikt terug op de resultaten van 1999 en 2000 en geeft aan wat de (beleids)voornemens voor de jaren 2001-2004 zijn. Deze voornemens liggen in het verlengde van de uitgangspunten zoals zijn opgenomen in het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3). In het milieuactieprogramma 2001-2004 zijn ten aanzien van de doelgroep onder-nemingen twee belangrijke boegbeelden opgenomen: a. duurzame bedrijventerreinen; b. duurzaam ondernemen.
duurzame bedrijventerreinen Het begrip “duurzame bedrijventerreinen” vloeit voort uit de nota Milieu en Economie. Dit begrip is weliswaar een “containerbegrip” maar staat voor samenwerkingsverbanden tussen (gemeentelijke) overheden en het bedrijfsleven over een duurzame inrichting van een bedrijventerrein met het doel een betere milieukwaliteit, efficiënter ruimtegebruik en een verbeterende concurrentiepositie te bereiken. Ter uitvoering hiervan heeft het ministerie van Economische Zaken een stimuleringsregeling opgesteld en is een aantal praktijkvoorbeelden gebundeld in een boekwerk met de titel “Terreinwinst voor milieu en economie”.
duurzaam ondernemen “Strategisch bedrijfsmilieumanagement oftewel duurzaam ondernemen is een benadering waarbij bedrijven hun integrale milieubeleid in relatie brengen met het strategisch ondernemersbeleid waaronder het financieel-economisch beleid”. De ministeries van VROM en EZ zijn voornemens in overleg met het bedrijfsleven, de wetenschap en andere overheden na te gaan hoe duurzaam ondernemen verder vorm kan worden gegeven. In zekere zin past dit streven in de opzet van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). MVO is een initiatief van de ondernemersorganisaties en het ministerie van EZ om de maatschappelijke betrokkenheid van ondernemingen te versterken en te verbeteren. b: Provinciaal milieubeleid Eén van de uitvoeringsprogramma’s van het provinciaal milieubeleid is het actieprogramma MEI (Milieu, Economie en Innovatie). Dit programma is eigenlijk een intentieverklaring tussen de provincie Noord-Holland, de Samenwerkende Kamers van Koophandel in Noord-Holland en Syntens Innovatienetwerk. De betreffende organisaties willen zich gezamenlijk inzetten om het Noord-Hollandse bedrijfsleven bij te staan en te stimuleren in het duurzaam ondernemen. Het doel is tweeledig: De koppeling van milieu, economie en innovatie op de agenda van het NoordHollandse bedrijfsleven te plaatsen en nieuwe kennis hierover te verspreiden en toegankelijk te maken. De kansen die er op MEI-gebied liggen bij het bedrijfsleven daadwerkelijk te verzilveren.
91
Om deze doelstellingen te bereiken, zet de provincie een aantal instrumenten in: - bijeenkomsten met ondernemers; - advisering en consult; - subsidieadvies. Voorbeelden van duurzame MEI-maatregelen en acties zijn: ·
het verminderen van het gebruik van energie en water
·
het voorkomen van onnodig afval
·
milieubewust (her)ontwerpen en op de markt brengen van producten en diensten
·
gebruiken van nieuwe en besparende technologieën
·
het inzetten van duurzame energie
·
het gebruiken van hernieuwbare grondstoffen in producten (agrogrondstoffen)
·
samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen om efficiënter met afval, logistiek, energie en warmte om te gaan
·
samenwerken met toeleveranciers en afnemers waardoor economisch voordeel en winst voor het milieu hand in hand gaan
Land- en tuinbouw In deze paragraaf zal inzicht worden gegeven in de beleidsvoornemens op het gebied van land- en tuinbouw. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar de glastuinbouw. 1: Structuurschema Groene Ruimte In december 2001 is het Tweede Structuurschema Groene Ruimte door het kabinet gepresenteerd. Dit structuurschema behelst een aantal beleidsvoornemens op het gebied van land- en tuinbouw, groen, nationale parken en (openlucht)recreatie die deels voortvloeien uit de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Centraal staat de inrichting en beheer van de groene ruimte. Uitgangspunt voor het nieuwe Structuurschema is de gedachte dat het landelijk gebied er niet alleen is voor mensen die er werken en wonen, maar ook voor mensen die willen genieten van rust, ruimte en het landschap. De verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van de groene ruimte staat daarbij voorop. Het kabinet is van mening dat de glastuinbouw een sterke en nog steeds groeiende sector is. Het is noodzakelijk de glastuinbouw zo veel mogelijk op daarvoor geschikte locaties te bundelen. Geschikte locaties kunnen zowel nieuwe als bestaande glastuinbouwgebieden zijn. De provincies dienen zorg te dragen voor een inventarisatie van alle geschikte en perspectiefvolle locaties. Het totale areaal aan glas binnen een streekplangebied mag echter niet toenemen. Het bedrijfsleven moet zelf zorgdragen voor herstructurering. Het kabinet is wel bereid het bedrijfsleven te ondersteunen met regelingen voor duurzame glastuinbouw, herstructurering van bestaande locaties en verbetering van de infrastructuur.
De landbouw en de veeteelt zijn in bepaalde gebieden van Nederland economisch niet levensvatbaar. Toch dragen deze sectoren bij aan het instandhouden van de groene ruimte 92
in deze gebieden. Het SGR-2 geeft geen duidelijkheid over eventuele ondersteuning van het rijk voor behoud van bedoelde groene ruimte. 2: Provinciaal glastuinbouwbeleid Eind 2001 heeft de provincie een evaluatie van het glastuinbouwbeleid 1990-2000 afgerond. In het evaluatierapport, dat in december door de Statencommissie voor Economische Zaken is aanvaard, zijn aanbevelingen opgenomen voor een herijking van het huidige beleid. Het betreft onder meer: o Een integraal en samenhangend provinciaal glastuinbouwbeleid kan het beste op een programmatische wijze worden aangepakt zonder de specifieke ontwikkelingen in de verschillende gebieden tekort te doen. · Het huidige glastuinbouwbeleid wordt niet als stimulerend ervaren. Er zijn te weinig projectlocaties beschikbaar, bovendien is het voor de meeste bedrijven economisch niet aantrekkelijk om te verplaatsen en tegelijkertijd is uitbreiding van bestaande bedrijven beperkt. · Provincies moeten samen met gemeenten beleid ontwikkelen dat leidt tot daadwerkelijke verplaatsingen. Indien er geen adequaat verplaatsingsbeleid wordt ontwikkeld, moeten bedrijven de ruimte krijgen zich, onder voorwaarden, ter plaatse te ontwikkelen. · Overeenkomstig de wens van de glastuinbouwsector formuleert de provincie een areaaldoelstelling voor de glastuinbouw. Gewenste (nieuwe) locaties worden met contouren beschreven in streekplannen. Een dergelijke doelstelling geeft duidelijkheid naar de sector over de toekomst.
93
BIJLAGE 3: Lijst met overleggen, project- en werkgroepen waarin EZ participeert I.
REGIONALE OVERLEGGEN Overleg
Doel
Participanten
Regionaal Overleg Amsterdam, werkgroep EZ Regionaal Acquisitie Overleg
Afstemming regionaal economisch beleid Afstemming vestiging bedrijven in regio Afstemming detailhandelsontwikkelingen Promotie Amsterdamse regio Afstemming herstructureringsprojecten glastuinbouw
ROA-gemeenten
Regionale Commissie Winkelplanning Ampro STIVAS werkgroep herstructurering glastuinbouw
Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid
II.
Deelnemer gemeente Amstelveen H.E. Buseman
C. de Kemp
E. Meijer
C. de Kemp Gemeenten Amstelveen, Haarlemmermeer, Uithoorn, Aalsmeer, provincie, WLTO
Afstemming arbeidsmarktbeleid op regionaal niveau
H.E. Buseman
B. de Kok (B&S)
OVERLEGGEN MET ONDERNEMERSORGANISATIES/EXTERNE ORGANISATIES Overleg Ondernemersvereniging Amstelveen ambtelijk; bestuurlijk Vereniging van Amstelveense Detailhandelsorganisaties ambtelijk; bestuurlijk Westelijke Land- en Tuinbouworganisatie bestuurlijk Koninklijke Horeca Nederland ambtelijk bestuurlijk Kamer van Koophandel Amsterdam ambtelijk bestuurlijk Marktadviescommissie (ambtelijk)
Frequentie
6x per jaar 1x per jaar (met college)
6x per jaar 1x per jaar (met college)
1x per jaar (met college)
4x per jaar 2x per jaar (met wethouder en burgemeester)
4x per jaar 2x per jaar (met college) 6x per jaar
94
III.
OVERIGE REGULIERE OVERLEGGEN MET EXTERNE PARTIJEN Overleg Amstelveens Platform Arbeidsmarktbeleid (APA) bestaande uit vertegenwoordigers van de OA, VAD, CWI en gemeente Ondernemerscontactgroep Bovenkerk-Legmeer International Business Club (IBC)
IV.
Frequentie 4x per jaar
Afstemming revitalisering Bovenkerk-Legmeer Samenwerking internationale bedrijvigheid in de Amstelveen en regio
6x per jaar 4x per jaar
SAMENWERKINGSVERBANDEN MET HET BEDRIJFSLEVEN Samenwerkingsverband Stichting Community en Business Stichting Kantoorgebouw Nieuwer Amstel
Stichting AMIE
V.
Doel Afstemming arbeidsmarktbeleid, opzetten gezamenlijke projecten
Doel Stimulering maatschappelijk verantwoord ondernemen Selectie startende ondernemers voor huisvesting in bedrijfsverzamelgebouw Nieuwer Amstel Gezamenlijk initiëren van grootschalige evenementen
Frequentie
INTERNE PROJECTGROEPEN Projectgroep Langerhuize Westwijk 11 (Legmeerdijk)
Doel Ontwikkeling van het gebied Langerhuize Realisering van een bedrijventerrein
Betrokken partijen
Stadsontwikkeling
95
Bijlage 4: Geraadpleegde literatuur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.
Buck Consultants: Economische bouwsteen voor de Toekomstvisie van de gemeente Amstelveen (2001) Kolpron: Gemeente Amstelveen: Toekomstvisie Amstelveen 2020+ (2001) Gemeente Amstelveen: Statistisch Jaarboek 2001-2002 (2001) Gemeente Amstelveen: Facts and Figures 2000-2001 (2001) Gemeente Amstelveen: Omnibusonderzoek Bedrijven en Instellingen 2002 (2002) Regionaal Overlegorgaan Amsterdam: “Gebundelde kwaliteit”, Economische Ontwikkelingsstrategie voor de regio Amsterdam (november 1998) Deloitte & Touche: “Stad en onderneming”, Maatschappelijk verantwoord ondernemen in Europese en Amerikaanse staten (november 2000) Vereniging van Nederlandse Gemeenten/B&A-groep: Samenwerken aan MeerWaarde; Handreiking maatschappelijk verantwoord ondernemen Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam: Amsterdamse Economische Verkenningen 2002 (voorjaar 2002) Gemeente Amstelveen: Milieuverslag 2001 Gemeente Amstelveen: “Duurzaam Amstelveen-Milieuactieprogramma 20012005” Buck Consultants (in opdracht van de provincie Noord-Holland): Ruimtebehoefteraming bedrijfslocaties regio Amstelland en De Meerlanden (2002) ZKA Markt en Beleid: Toerisme in de regio Amsterdam: capaciteit en differentiatie (juli 2000) Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme (NRIT): De (bedrijfs) economische positie van VVV´s in Nederland anno 1999 (maart 2001) Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme (NRIT): Trendrapport Toerisme en Recreatie 2001-2002 Kamer van Koophandel Amsterdam: Toerisme in de regio Amsterdam, zoek de samenhang, samenwerking en synergie, benut de kansen (februari 2001) Gemeente Amsterdam, Economische Zaken: Hotelbeleid 1999-2003 Amsterdam Tourist Board: Bezoekersonderzoek Amsterdam 2001-2002 Provincie Noord-Holland: Concept-beleidsnotitie “Ruimte voor glastuinbouw” (2001) Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer: Flower Mainport Aalsmeer, dynamiek in balans Novio-Consult: Evaluatie glastuinbouwbeleid provincie Noord-Holland (september 2001) Van der Waal en Partners (in opdracht van de RABO-bank): Toekomst glastuinbouwcomplex Aalsmeer e.o. (mei 2000) Grontmij: Uitvoeringsprogramma Amstelzone (1998) WLTO: Landbouwontwikkelingsvisie Amstelland (2003) Twijnstra & Gudde: Het nationale kantorenmarktonderzoek 2001 (2001) Gemeente Amstelveen: Detailhandelsnota Amstelveen (2002) STADE: Bouwsteen Voorzieningen voor de Toekomstvisie Amstelveen 2020+ (2001) NIPO Consult: Accountmanagement: Wie, wat waar? (november 2002) Kamer van Koophandel Amsterdam: Goede buur of liever verre vriend?, woningen op of nabij bedrijven c.q. bedrijventerreinen (november 2002) Kamer van Koophandel Amsterdam: Ruimtelijk-Economische Toekomstvisie Regio Amsterdam, netwerkstad voor een netwerkeconomie (1999) Provincie Noord-Holland: Economische Actieprogramma´s Kamers van Koophandel Amsterdam, Haaglanden, Rijnland, Rotterdam en Utrecht: De Randstad kiezen voor nieuwe dynamiek, samenhang tussen economie, ruimte en mobiliteit in onze metropool (2002)
96
34. 35. 36. 37. 38. 39.
40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54.
55. 56. 57. 58. 59. 60.
Kamer van Koophandel: De industrie gewaardeerd, visie en strategie voor de regio Amsterdam (juli 2001) AGV (in opdracht van de gemeente Amstelveen): Toekomstvisie Amstelveen, discussienotitie Verkeer en Vervoer AGV (in opdracht van de gemeente Amstelveen): Vervoermanagement (onderzoeksrapport 2002/2003) Provincie Noord-Holland: Beleidsnotitie “Ruimte voor bedrijven”, de planningsopgave, keuze provincie voor innovatief ruimtegebruik (2001) Van Gool & Partners: Kantorenvisie 2000; verleden, heden en toekomst kantorenmarkt regio Amsterdam (2000) + diverse actuele cijfers uit 2001-2002 Bureau voor Economische Argumentatie: ICT in Amsterdam en Haarlemmermeer, hun uitgangspunten vergeleken met New York, Londen, Frankfurt en Stockholm (2000) RVDB in opdracht van het Regionaal Overlegorgaan Amsterdam: Pragmatiek van lijnen en knopen, knooppunten in de Amsterdamse regio (februari 2001) Gemeente Amstelveen: Energiebeleidsplan (2003) Startnotitie Gedeputeerde Staten van Noord-Holland: lokatiebeleid nieuwe stijl (2001) Gemeente Amstelveen: Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2006 (2003) Gemeente Amsterdam, Economische Zaken: Rapportage buitenlandse bedrijven in de Amsterdamse regio over het jaar 2001 (2002) Provincie Noord-Holland: Streekplan Noord-Holland-Zuid (2003) NIPO (in opdracht van MKB Nederland): verwachtingen van MKB´ers met betrekking tot de economische vooruitgang (2001) Centraal Planbureau: De commerciële dienstverlening, een heterogene sector met gunstige groeiperspectieven (2002) Centraal Planbureau: Macro-Economische Verkenningen 2001, 2002 Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: Milieuprogramma 2001-2004 Regionaal Overlegorgaan Amsterdam: Masterplan Toerisme (2001) Regionaal Overlegorgaan Amsterdam: Uitvoeringsprogramma Toerisme (2002) Kamers van Koophandel: Inbreng van het bedrijfsleven in West-Nederland voor de kabinetsformatie (2002) Horeca Nederland, afdeling Amstelland: gegevens met betrekking tot de sector horeca in Amstelveen (2001) Westelijke Land- en Tuinbouworganisatie: De kracht van Aalsmeer, een kwalitatieve onderbouwing van de behoefte aan een nieuwe glastuinbouwlocatie in de regio Aalsmeer Gemeenten Aalsmeer, Uithoorn, Haarlemmermeer en Amstelveen: Intergemeentelijke Gebiedsvisie Amstelland en De Meerlanden (2000) Gemeente Amstelveen: Plan van aanpak Nota Wonen (2003) Gemeente Amstelveen: Plan van aanpak Nota Parkeren (2003) Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij: Structuurschema Groene Ruimte, deel I (2002) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid (2002) Gedeputeerde Staten van Noord-Holland: Collegeprogramma 2003-2007
+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+
97