Ambulancezorg en ziekenvervoer Inhoud
Kort en bondig •
Ambulancezorg samengevat
Terreinbeschrijving en organisatie •
Wat is ambulancezorg?
Aanbod •
Hoe groot is het aanbod en neemt het toe of af?
•
Zijn er regionale verschillen in het aanbod?
•
Locaties ambulancestandplaatsen september 2007
Kosten •
Aan welke ziekten en aandoeningen wordt het geld besteed?
Vraag en gebruik •
Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen deze toe of af?
•
Wat is er bekend over wachttijden?
•
Reistijd vanaf dichtstbijzijnde ambulancestandplaats 2007
Kort en bondig
Ambulancezorg belangrijke schakel in spoedeisende medische hulpverlening Ambulancezorg begint bij een melding van een acute aandoening of letsel aan een meldkamer en eindigt na de overdracht van de patiënt, meestal aan een ziekenhuis. Daarmee is het een belangrijke schakel in de keten van spoedeisende medische hulpverlening. Binnen de ambulancezorg wordt onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en planbare (bestelde) ambulancezorg. Bij grotere incidenten spreken we van geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR). 15-minutennorm bij levensbedreigende situaties Bij een melding waarbij gevaar bestaat voor leven of blijvende invaliditeit is de streefnorm dat de ambulance binnen vijftien minuten na ontvangst van de melding ter plaatse is (A1urgentie). De ambulance voert dan licht- en geluidssignalen. Als er geen direct levensgevaar is maar snelle hulp wel wenselijk, wordt de ambulance geacht binnen uiterlijk 30 minuten ter plaatse te zijn (A2-urgentie). Planbaar vervoer wordt op afspraak uitgevoerd en betreft in het algemeen patiëntenvervoer van en naar ziekenhuizen (B-vervoer). Aanbod is regionaal georganiseerd In Nederland zijn 24 RAV-regio's (Regionale AmbulanceVoorziening), dit is een regionaal samenwerkingsverband tussen de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) en de ambulancedienst(en). Achttien RAV-en zijn volledig operationeel en zes nog in oprichting. In september 2007 beheren deze 24 RAV-en 202 ambulanceposten of standplaatsen, waar ambulances gestationeerd kunnen zijn. Hiervan hebben 193 standplaatsen een paraatheid van 24 uur. In 2006 waren in totaal 668 ambulances operationeel; op werkdagen overdag worden daarvan ongeveer 460 ambulances in paraatheid gebracht. De ambulancezorg biedt werk aan ongeveer 4.400 personen, 80% hiervan is ambulanceverpleegkundige of -chauffeur.
Drievijfde van de ritten zijn spoedritten In 2006 was 62% van de ambulanceritten een spoedeisende rit (A1- of A2-rit), de overige zijn planbare ritten (B-rit). De spoedeisende ritten betreffen veelal meldingen van ongevallenletsels, vooral verkeersongevallen, en acute problemen aan het hartvaatstelsel. Per dag werden in 2006 gemiddeld 2.558 ambulanceritten verreden, 41% hiervan bestond uit A1ritten. Negen procent van de A1-ritten overschrijdt 15-minutennorm In 2006 heeft 9% van het aantal A1-ritten de 15-minutennorm overschreden. Dit komt overeen met 34.861 A1-ritten. Vaak ontstaan overschrijdingen door een combinatie van factoren als onvoldoende beschikbaarheid, onvoldoende spreiding van standplaatsen en overmacht. Niet heel Nederland bereikbaar binnen 15-minutennorm Het landelijk budget voor de ambulancezorg wordt verdeeld op basis van een beschikbaarheidmodel, dat er op gericht is dat gemiddeld 95% van de bevolking binnen 15 minuten na melding bij de Meldkamer Ambulancezorg bereikt kan
worden. Ruim 900.000 Nederlanders (5,6%) kunnen in 2005 niet binnen de 15minutennorm bereikt worden in een situatie waarin iedere Meldkamer Ambulancezorg (MKA) een ritopdracht verstrekt aan de dichtstbijzijnde standplaats, ongeacht de regiogrenzen. Het percentage Nederlanders dat binnen de norm bereikt kan worden, is de afgelopen jaren iets toegenomen als gevolg van herallocatie en meer operationele standplaatsen. In nieuwe wet centrale rol voor zorgverzekeraars In de nieuwe Wet AmbulanceZorg (WAZ) verschuift een deel van de huidige rol van de gemeentelijke en provinciale overheden naar de zorgverzekeraars en wordt de ambulancezorg op regionaal niveau georganiseerd. De minister bepaalt spreiding en beschikbaarheid en stelt het beschikbare macro- en regionaal budget vast. De nieuwe wet gaat uit van een gereguleerde markt voor de ambulancezorg waarin via aanbesteding wordt gekomen tot vergunningverlening. De nieuwe wet ligt op dit moment nog ter behandeling bij de Eerste Kamer en gaat naar verwachting in 2008 van kracht Ambulancezorg en ziekenvervoer Terreinbeschrijving Wat is ambulancezorg? .
Ambulancezorg belangrijke schakel in spoedeisende medische hulpverlening In de nota 'Verantwoorde Ambulancezorg' (BVA & AZN, 2003) is de definitie van ambulancezorg als volgt gegeven: ‘ambulancezorg is de zorg die in opdracht van de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) beroepsmatig of bedrijfsmatig wordt verleend om een zieke of slachtoffer binnen het kader van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en waar nodig adequaat te vervoeren met inachtneming van datgene wat op grond van algemeen beschikbare medische en verpleegkundige kennis noodzakelijk is.’ Hoofddoel van ambulancezorg is het behalen van individuele gezondheidswinst op basis van de zorgbehoefte van de patiënt. Dit betekent dat de ambulancezorg is gericht op het voorkomen van de mortaliteit van patiënten door de morbiditeit gunstig te beïnvloeden en vervolgens de patiënten te verwijzen of te vervoeren naar zorginstellingen waar een vervolgbehandeling kan plaatsvinden. De zorg begint bij een melding aan de MKA en eindigt na behandeling ter plaatse als er geen nadere verwijzing of vervoer naar een zorginstelling noodzakelijk is, of na verwijzing van de patiënt, of na de overdracht van de patiënt in een zorginstelling, of tot het inschakelen van derden (bijvoorbeeld de huisarts). Daarmee is ambulancezorg een belangrijke schakel in de spoedeisende medische hulpverlening. MKA beoordeelt zorgbehoefte en coördineert zorg De MKA (Meldkamer Ambulancezorg) is verantwoordelijk voor het proces van indicatiestelling, zorgtoewijzing en zorgcoördinatie. Een melding voor spoedeisende medische hulp komt binnen bij de meldkamer. Elke melding wordt door een MKA-centralist op inhoudelijke zorgbehoefte beoordeeld, en indien nodig wordt een ambulance ter plaatse gestuurd. Een ambulanceteam bestaat uit een ambulanceverpleegkundige en een -chauffeur.
De zorg en het vervoer worden geleverd door ambulancediensten. De ambulancedienst(en) en de MKA vormen een samenwerkingsverband in de Regionale AmbulanceVoorziening (RAV). Onderscheid tussen spoedeisend vervoer en planbaar vervoer Er wordt onderscheid gemaakt tussen spoedeisend vervoer en planbaar vervoer. De spoedeisende zorg valt uiteen in A1- en A2-ritten. Bij een A1-rit bestaat gevaar voor het leven of blijvende invaliditeit bij een patiënt. De ambulance dient zo spoedig mogelijk en binnen uiterlijk 15 minuten na melding ter plaatse te zijn. De ambulance voert dan licht- en geluidssignalen. Bij een A2-rit bestaat geen direct levensgevaar, maar is snelle hulp wel wenselijk. De ambulance wordt dan geacht uiterlijk binnen 30 minuten ter plaatse te zijn. Bij planbaar vervoer, of B-ritten, moet men bijvoorbeeld denken aan het interklinische vervoer van (ernstig) zieke patiënten of aan het vervoer van patiënten van hun huis naar het ziekenhuis voor een bepaalde therapie of diagnostiek. B-ritten zijn in tegenstelling tot A1 en A2-ritten te plannen. In beide gevallen gaat het om reguliere ambulancezorg. GHOR bij incidenten met meer dan vijf slachtoffers De reguliere ambulancezorg, zoals hierboven beschreven, heeft betrekking op incidenten met minder dan vijf slachtoffers. Bij grotere incidenten, spreken we van Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR), waarbij ook brandweer en/of politie is betrokken (zogenaamde opschaling). In dit geval liggen de coördinatie en eindverantwoordelijkheid in handen van de lokale overheid. Schaalvergroting door regionale ambulancevoorzieningen In 2000 pleitte het ministerie van VWS voor schaalvergroting in de vorm van regionale ambulancevoorzieningen (RAV-en) (VWS & BZK, 2000). Tot midden jaren negentig werd het ambulancevervoer vooral verzorgd door kleine, voornamelijk particuliere diensten. Een RAV is een organisatie waarin zowel de MKA als de samenwerkende ambulancediensten van een regio zijn ondergebracht. Verwacht wordt dat regionale ambulancevoorzieningen zullen leiden tot efficiëntere ambulancezorg, een betere kwaliteit en een betere toegankelijkheid van de zorg (door betere regionale spreiding en verhoging van de paraatheid). In 2006 waren 18 van de 24 RAV-regio's operationeel. Ambulancezorg momenteel vastgelegd in WAV De toegang tot en de financiering van de ambulancezorg is vastgelegd in de Wet ambulancevervoer (WAV). Deze wet scheidt de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Rijk, de provincie en de gemeente. Het Rijk stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit van zorg, de provincie is belast met de planning en spreiding van het aantal ambulances en de mate waarin deze paraat staan. Het regionaal ambulanceplan (RAP) dient als basis voor de financiering van de ambulancezorg in de regio. Het RAP wordt opgesteld door de RAV in overleg met de betrokken zorgverzekeraars en vastgesteld door de provincie. Een belangrijke taak van de gemeente is de inrichting en instandhouding van de Centrale Post
Ambulancevervoer (CPA). In het algemeen is dit geregeld in een samenwerkingsverband van gemeenten. Veel CPA's zijn in aanloop naar de nieuwe wet Ambulancezorg al vervangen door MKA's. De gemeente vervult ook nog een belangrijke rol bij de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Deze rol vloeit voort uit de primaire verantwoordelijkheid van de gemeente ten aanzien van de openbare orde en veiligheid. In nieuwe wet centrale rol voor zorgverzekeraars De nieuwe Wet ambulancezorg (WAZ) ligt op dit moment nog ter behandeling bij de Eerste Kamer en gaat naar verwachting in 2008 van kracht. Deze wet vervangt de huidige Wet ambulancevervoer (WAV) uit 1971. In de nieuwe wet krijgen de zorgverzekeraars een centrale rol en wordt de ambulancezorg op regionaal niveau georganiseerd. Daarmee ontstaat meer helderheid in de aansturing en verantwoordelijkheden. De rol van vergunningverstrekking die nu wordt vervuld door provincies, wordt overgenomen door de minister. Het is ook de minister die de spreiding en beschikbaarheid bepaalt en het beschikbare macro- en regionaal budget vaststelt (sturing en financiering in één hand). De nieuwe wet gaat uit van een gereguleerde markt voor de ambulancezorg waarin via aanbesteding wordt gekomen tot vergunningverlening. AZN behartigt belangen ambulancezorg De brancheorganisatie Ambulancezorg Nederland (AZN) behartigt de belangen van de Ambulancesector. Bij de AZN zijn MKA's, ambulancediensten en regionale ambulancevoorzieningen (RAV-en) aangesloten. Het bestuur van de AZN maakt namens zijn leden landelijk geldende afspraken met onder meer de ministeries van VWS en Binnenlandse Zaken, de zorgverzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), provincies en landelijke organisaties van huisartsen, ziekenhuizen en patiënten over de kwaliteit en randvoorwaarden van ambulancezorg. AZN heeft daarnaast een convenant met Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) afgesloten voor het verzorgen van alle opleidingen voor ambulancehulpverleners. Voor onderzoek en beleidsondersteuning maakt AZN gebruik van de diensten van het Nederlands Ambulance Instituut (NAI). Aanbod Hoe groot is het aanbod en neemt het toe of af? Aanbod is regionaal georganiseerd In Nederland zijn 24 RAV-regio's, waarvan in 2006 18 volledig operationeel en 6 nog in oprichting zijn. In september 2007 beheren de 24 RAV-en 202 standplaatsen of ambulanceposten waarop ambulances gestationeerd kunnen zijn, dit is er één minder dan in 2004 (zie tabel 1). Hiervan hebben 193 een paraatheid van 24 uur en 9 zijn alleen overdag of 's nachts operationeel. In 2006 waren er in totaal 668 ambulances operationeel; op werkdagen overdag worden ongeveer 460 ambulances in paraatheid gebracht. De ambulancezorg biedt werk aan ongeveer 4.450 personen, bijna 3.900 personen (88%) zijn werkzaam in het primaire proces (ambulanceverpleegkundige, -chauffeur of centralist). Schaalvergroting in de ambulancezorg In juni 1997 presenteerden de ministers van VWS en van BZK hun beleidsnota 'Met zorg verbonden' (VWS & BZK, 1997) waarin onder andere als een van de pijlers van het
toekomstige beleid de schaalvergroting van de ambulancezorg werd genoemd. Aan dit voornemen lijkt te zijn voldaan: veel kleine (veelal kleine particuliere) ambulancediensten zijn de afgelopen jaren opgegaan in grotere diensten. Het aantal ambulancediensten is in 2000 met 30% afgenomen ten opzichte van 1996 (131 versus 92). Het aantal centrale posten ambulancevervoer (CPA’s) is in dezelfde periode afgenomen van 37 tot 28. In 2006 zijn er 24 Meldkamers Ambulancezorg (MKA's) en 34 ambulancediensten. Naast schaalvergroting wordt ook regionale samenwerking tussen ambulancediensten aangemoedigd door het ministerie van VWS. De MKA's en ambulancediensten zijn hiertoe gaan samenwerken in 24 RAV-en. Steeds vaker verschillende meldkamers op één plek Steeds vaker vestigen MKA's zich bij meldkamers van politie en/of brandweer. We spreken dan van colocatie. Colocatie wordt mede ingegeven door de rol die ambulancezorg speelt bij de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Dan is een goede afstemming tussen ‘rood’ (brandweer), ‘wit’ (ambulance) en ‘blauw’ (politie) van groot belang. Doordat de verschillende meldkamers vanuit dezelfde locatie opereren, kan er efficiënter en sneller worden gehandeld. Tabel 1: Ontwikkelingen in de ambulancezorg van 1996 - 2007 (Van der Veen et al., 2001; Kommer et al., 2003, CTG/ZAio, AZN, 2006, AZN, 2007). 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
CPA's/MKA's
37
36
36
28
28
28
27
25
24
24
24
24
Ambulancediensten
131
116
105
92
92
75
71
59
51
40
34
34
Standplaatsen
213
194
-
191
-
195
-
-
203
-
190
202
Spreiding en capaciteit Spreiding en capaciteit belangrijk voor korte responstijd In de huidige financiering speelt het aantal standplaatsen een belangrijke rol. De RAV-en hebben enige vrijheid in het inzetten van hun middelen en kunnen standplaatsen beheren die niet in het budgetmodel voorkomen. Daarom zijn er andere cijfers voor het gefinancierd aantal standplaatsen en het aantal operationele standplaatsen. Het laatste aantal is hoger dan het eerste. Een operationele standplaats is een locatie waarvandaan de ambulance vertrekt en waar voorzieningen zijn voor ambulancepersoneel en -materiaal. Een goede spreiding van standplaatsen over de regio is een voorwaarde voor een korte responstijd (de tijd tussen het opnemen van de melding en aankomst ter plaatse). Daarnaast is het van belang dat er voldoende ambulancecapaciteit paraat is om aan de vraag te kunnen voldoen. De spreiding en paraatheid bepalen de beschikbaarheid van ambulancezorg in een regio. Landelijk zijn op werkdagen overdag drie ambulances per 100.000 inwoners beschikbaar. Regionaal varieert dit tussen twee en zes ambulances.
Vorm van paraatheid afhankelijk van de vraag Ambulancepersoneel draait drie soorten diensten: parate diensten, aanwezigheidsdiensten (slaapdiensten) en bereikbaarheidsdiensten (piketdiensten). Bij parate dienst is het ambulancepersoneel aan het werk en opereert vanuit de standplaats. Bij slaapdiensten is het personeel op de post/dienst aanwezig en verricht op afroep arbeid; het personeel slaapt op de post en kan direct vertrekken van daaruit. Bij piketdienst is het ambulancepersoneel niet op de post aanwezig, maar op afroep beschikbaar; in het algemeen is het personeel thuis, de ambulance is in dat geval gestationeerd bij de chauffeur. Het aantal piket- en slaapdiensten neemt toe naarmate het verwachte aantal ritten in een periode kleiner is. De kleinste diensten op het platteland werken 's avonds en 's nachts nagenoeg volledig met piket- en/of slaapdiensten. Bij de grootste standplaatsen in grote steden kan men bijna altijd volledig met parate diensten werken, omdat de rittenvraag daar ook 's avonds en 's nachts hoog genoeg is.
Aanbod Zijn er regionale verschillen in het aanbod?
Niet heel Nederland bereikbaar binnen 15-minutennorm In 2005 is de spreiding van standplaatsen niet zodanig dat iedere Nederlander binnen de 15minutennorm bereikt kan worden. In een situatie met open RAV-grenzen (dat betekent dat iedere Meldkamer Ambulancezorg (MKA) een ritopdracht verstrekt aan de dichtstbijzijnde standplaats, ongeacht de regiogrenzen) bedraagt het percentage Nederlanders dat niet binnen de 15-minutennorm bereikt kan worden 5,6% (ruim 900.000 mensen). De 15-minutennorm is de vastgestelde tijd die mag verstrijken tussen de melding aan de MKA en het ter plaatse arriveren van de ambulance. Er wordt dan van uitgegaan dat het proces van het aannemen van de melding, het uitvragen van de hulpvrager en het uitrukken van de ambulance twee minuten vergt. Hiermee blijft dertien minuten over voor de rijtijd van de ambulance (nettorijtijd). De normtijd van vijftien minuten is bedoeld om de spreiding van standplaatsen te optimaliseren. De spreiding is er op gericht dat gemiddeld 95% van de bevolking binnen vijftien minuten na melding bij de MKA bereikt kan worden. Zie:
Reistijd vanaf dichtstbijzijnde ambulanceplaats in 2007
Relatief veel ambulances in perifere gebieden De 15-minutennorm impliceert dat er juist in regio's met een lage bevolkingsdichtheid en grote spreiding relatief veel ambulances per 100.000 inwoners zijn. In deze gebieden wonen de mensen gespreid, ver uit elkaar, waardoor meer standplaatsen nodig zijn om de mensen tijdig te kunnen bereiken. In verhouding tot het aantal inwoners bevinden zich in deze regio's dan ook veel ambulanceposten. Zie:
Aantal beschikbare ambulances in 2006 per RAV-regio
Landelijk uniform kader moet landelijke dekking verbeteren In 2004 heeft de minister van VWS een 'Landelijk referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid' vastgesteld, dat uitgaat van landelijke uniforme uitgangspunten. In het verleden waren er verschillen in uitgangspunten voor het vaststellen van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg. Niet alle regio's en provincies hanteerden dezelfde beleidsregels. Zo werd het begrip 'open grens' niet altijd gehanteerd waardoor niet de dichtstbijzijnde ambulance naar een melding werd gestuurd, maar een ambulance van de eigen regio. Het 'Landelijk referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid' is een planningsgrondslag die gebruikt kan worden in het vaststellen en financieren van de spreiding en beschikbaarheid van ambulancezorg, en een toetsingskader voor het beoordelen van regionale ambulanceplannen (RAP)'s. Ten opzichte van de spreiding van standplaatsen in 2001 is een aantal standplaatsen geheralloceerd waardoor de landelijke dekking, het aantal inwoners dat binnen de 15minutennorm wordt bereikt, moet stijgen van 93% naar 95%.
Vraag en gebruik Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen deze toe of af?
6 op de 10 ambulanceritten zijn spoedritten In 2006 is 62% van de ambulanceritten een spoedrit (A1- of A2-ritten). De overige ritten bestaan uit 'besteld vervoer'-ritten (B-ritten) (zie tabel 1). De spoedeisende ritten betroffen veelal meldingen van ongevalsletsels, met name verkeersongevallen, en acute problemen aan het hartvaatstelsel. Het totaal aantal ritten in 2006 was bijna 934.000, in 2001 was dit 807.000 en in 1999 was dit 820.000. De afname van het aantal ritten tussen 1999 en 2001 ligt in de wijze van registreren en tellen van de ritten. Cijfers van 1999 zijn door de regio's zelf gerapporteerd, terwijl de cijfers van 2001 in een landelijk onderzoek centraal zijn verzameld en bewerkt. De cijfers van 2006 zijn door AZN (Ambulancezorg Nederland) verzameld. Aantal ambulanceritten stijgt jaarlijks met 3 procent Het totaal aantal ritten is in de periode 2001-2006 met gemiddeld 3,1% per jaar toegenomen. Het aantal spoedritten (A1 en A2) is met gemiddeld 3,4% per jaar gestegen, dit is iets meer dan het aantal B-ritten (2,3%). In 2006 werden per 1.000 inwoners van Nederland ongeveer 57 ambulanceritten uitgevoerd (A- en B-ritten). Hiervan zijn 24 ritten met A1-urgentie. Per dag werden gemiddeld 2.560 ambulanceritten verreden, waarvan 1.060 A1-ritten.
Tabel 1: Aantal ritten in de ambulancezorg in 1999, 2001 en 2006 (Van der Veen et al., 2001, Kommer et al., 2003, AZN, 2007). 1999
2001
2006
Totaal aantal ritten
820.000
807.000
933.718
Aantal A1-ritopdracht
322.747
341.190
387.352
Aantal A2-ritopdracht
156.300
152.540
195.608
Aantal B-ritopdracht
340.953
313.410
350.758
Vraag en gebruik Wat is er bekend over wachttijden?
Overschrijdingen: de 'wachttijden' van de ambulancezorg Een belangrijke indicator voor problemen in ambulancevervoer is het aantal spoedritten waarbij de 15-minutennorm wordt overschreden. Deze overschrijdingen zou men de 'wachttijden' van de ambulancezorg kunnen noemen. De 15-minutennorm begint bij aanname van een melding op de MKA en eindigt bij het ter plekke arriveren van de ambulance. Hiervan zijn twee minuten voor het aannemen en uitvragen van de melding plus het uitrukken
van de ambulance en dertien minuten rijtijd voor de ambulance om ter plekke te zijn. Een overschrijding van de 15-minutennorm kan dan zijn oorzaak hebben in een lange aanname van de vraag, een lange uitruktijd of een overschrijding van de 13-minuten rijtijd. Negen procent van de ambulances arriveert niet binnen de tijdsnorm In 2006 heeft 9% van het totaal aantal spoedritten in Nederland de norm van vijftien minuten overschreden. Dit komt overeen met bijna 35.000 A1-ritten. In 2001 was de overschrijding 8,2%. Dit komt overeen met bijna 28.000 A1-ritten. Deze cijfers zijn gebaseerd op landelijk verzamelde ritgegevens. In 1999 is het overschrijdingspercentage bepaald aan de hand van opgaves door de MKA's. Toen is een overschrijdingspercentage van 5,9% gerapporteerd, overeenkomend met 19.500 ritten. Vanwege de verschillende wijzen van rapporteren zijn de cijfers van 1999, 2001 en 2006 niet zonder meer vergelijkbaar. Een belangrijk verschil tussen de 2001- en 2006-cijfers ligt in de manier van registreren. Zo was er in 2001 geen landelijke uniforme definitie van het moment waarop een ambulancerit aanvangt. In 2006 is uitgegaan van een standaard in de registratie van tijdstippen. Gemiddelde ritduur tien minuten De gemiddelde ritduur (vanaf melding tot het ter plaatse arriveren) over alle spoedritten in Nederland in 2006 was negen minuten en 58 seconden. In 2001 was dit negen minuten en 22 seconden. De gemiddelde tijd nodig voor het aannemen en uitvragen van de spoedeisende hulpvraag door de centralist en voor het uitrukken van de ambulance, bedroeg in 2001 voor Nederland als geheel drie minuten en dertien seconden. De gemiddelde rijtijd bij een spoedrit voor een ambulance in 2006 was 6 minuten en 20 seconden, in 2001 was dit zes minuten en negen seconden. Zie ook
Prestaties A1-ritten 2006
Soort paraatheid lijkt aanwijzing voor hoger overschrijdingspercentage In Nederland was in 2001 tijdens kantooruren 93% van de ambulances in parate dienst. Het overschrijdingspercentage voor die uren was 7,2%. In de nachtelijke uren, van middernacht tot acht uur 's ochtends, was het aandeel parate dienstsoort teruggevallen tot 45% en het overschrijdingspercentage opgelopen tot 11,4%. Regio's met bereikbaarheidsdiensten (piketdiensten) in de nachtelijke uren hadden in die uren vaak meer dan een minuut meer tijd nodig voor het uitrukken. Een duidelijk verband tussen de vorm van paraatheid en overschrijdingspercentages is er echter niet. De mate van onbetrouwbaarheid van de ritgegevens laat het duiden van dit verband niet toe. Verschillende oorzaken voor overschrijdingen van tijdsnorm Vaak ontstaan overschrijdingen door een combinatie van de volgende factoren: 1. Overmacht Bij incidentele situaties zoals slecht weer, files of opgebroken wegen, waardoor de patiënt niet op tijd bereikt kan worden. 2. Onvoldoende spreiding Onvoldoende spreiding van standplaatsen heeft als gevolg dat gebieden niet vanaf standplaatsen bereikt kunnen worden binnen de 15-minutennorm. 3. Onvoldoende beschikbaarheid Ook de paraatheid, het aantal ingezette ambulances per tijdseenheid kan onvoldoende zijn om
aan de vraag naar spoedritten (per tijdseenheid) te voldoen. Beschikbaarheid is een maat voor de verhouding tussen het aantal ingeroosterde parate ambulances en de verwachte vraag naar ritten. Juist de combinatie van factoren vergroot de kans op overschrijdingen: als bijvoorbeeld binnen een regio de spreiding al niet optimaal is, is er een grotere kans op overschrijding als ook de beschikbaarheid onvoldoende is. Meer informatie vindt u bij Zijn er regionale verschillen in het aanbod?
Titel:Nota PS-cie. SI, agendapunt 4d. (Rapportage RIVM ambulancezorg) Datum:15-05-2008 Nummer:4d