Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
In opdracht van:
NS Bloembollen B.V. Horizon Flowers B.V. G. Oud & Zn. Tulips B.V. Karel Bolbloemen B.V. Leek Bloembollen B.V. Fa. B.J. Jong & Zn. Fa. E. de Wit & Zn. T.H.C. Hoogenboom N. v.d. Gulik & Zn. Bloembollenkwekerij Fa. Ruiter-Wever Tecof B.V. Rabobank
Datum:
4 december 2007
Uitgevoerd door:
Wilfried Poland LUCEL BV Postbus 58 NL-2670 AB NAALDWIJK Tel: +31 (0) 174 610036 Fax: +31 (0) 174 628923 E-mail:
[email protected] Website: www.lucel.nl
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Pagina 2
INHOUDSOPGAVE Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Werkwijze ................................................................................................................................................ 4 Waarnemingen ........................................................................................................................................ 5 Ingangscontrole ................................................................................................................................... 5 Controle na 6 maanden ULO bewaring ............................................................................................... 5 Controle 1,5 maand na 6 maanden ULO bewaring ............................................................................. 5 Controle na 9 maanden ULO bewaring ............................................................................................... 5 Controle 1,5 maand na 9 maanden ULO bewaring ............................................................................. 5 Ingangscontrole voor de broei ............................................................................................................. 5 Controle afbroeiresultaten.................................................................................................................... 5 Evaluatie en conclusie ............................................................................................................................. 6 Bijlage I. Ingangscontrole 31 juli 2006 ..................................................................................................... 7 Bijlage II. Controle na 6 maanden ULO bewaring ................................................................................... 8 Bijlage III. Controle 1,5 maand na 6 maanden ULO bewaring ............................................................... 9 Bijlage IV. Controle na 9 maanden ULO bewaring ............................................................................... 10 Bijlage V. Controle 1,5 maand na 9 maanden ULO bewaring .............................................................. 11
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Pagina 3
Inleiding Afgelopen jaren zijn er veel problemen geweest met uitval of kwaliteitsvermindering bij de broeierij van ijstulpen. Tot op heden worden ijstulpen na de bloemaanleg en tussentemperatuur in het najaar op potgrond geplant, beworteld en ingevroren. De oorzaken en oplossingen van de problemen zijn niet helder. Naast de kwaliteitsproblemen met de ijstulpen ontstaat er ook een steeds grotere groep bedrijven die niet meer op potgrond wenst te broeien maar op water. Dat kan dan stilstaand water zijn of broei op eb- en vloedteeltsystemen. Voor broei op deze systemen is het nodig om een bewaarmethode van de bollen te vinden, die ervoor zorgt dat de bollen gedurende een langere periode dan gebruikelijk voor de late broei droog bewaard kunnen worden. Het vertrekpunt voor dit onderzoek is de methode van Le Nard. Hierbij worden de bollen jong gerooid en vervolgens direct bij temperaturen van 2˚C bewaard. Vervolgens krijgen de bollen na maximaal een halfjaar bewaring een warmtebehandeling van 2 weken, waarna de bloeibehandeling gegeven wordt. Dit is in feite de gewone preparatie voor broeitulpen. De gedachte achter deze methode is om de bollen gedurende de koude bewaring direct na de oogst in een rust te houden op het moment dat er nog geen orgaanaanleg heeft plaatsgevonden, waarna ze met de warmtebehandeling gewekt worden en vervolgens geprepareerd. Het is echter onvoldoende goed gelukt om een breed assortiment aan cultivars in rust te houden gedurende de koude bewaring. Het gevolg was namelijk dat groeipunten al overgingen tot bolvorming onder invloed van lage temperaturen en dat dochterbollen zich tijdens deze behandeling al gaan ontwikkelen en de reserves uit de moederbol gaan aanspreken. Al met al was er met deze methode in veel gevallen sprake van teveel uitval door het niet goed in rust kunnen houden van de dochterbollen en het hoofdgroeipunt. Tegenwoordig hebben we echter de beschikking over technieken om de atmosfeer in de bewaarcel te conditioneren (CA of ook wel ULO bewaring genoemd) en het product veel meer stil te zetten dan in de tijd dat Le Nard zijn proeven uitvoerde. Uit literatuuronderzoek en ervaringen van Tecof is gebleken dat reeds proeven zijn gedaan met CA bewaring van bollen wat uiteindelijk voor een goed broeiresultaat op water zorgde. Het gehanteerde regime en de bewaartijd waren afwijkend van de bewaartijd, het regime en temperatuur die Le Nard hanteerde, maar het geeft wel aan dat er mogelijkheden zijn. In het onderzoek willen we de combinatie van de strategie van Le Nard en de CA regimes, waarbij tulpen bewaard kunnen worden, onderzoeken. Omdat bij de methode Le Nard gebruikt wordt gemaakt van zeer vroeg gerooide bollen, is in gezamenlijkheid besloten dat hierop een aanpassing nodig was. Omdat het in de praktijk niet werkbaar is om bollen zodanig vroeg te rooien dat ze bruikbaar zijn voor de methode van Le Nard, zijn de bollen tussen stadium II en stadium G de lange ULO bewaring ingegaan waarna ze zijn afbehandeld voor bloei. De onderzoeksvragen luiden als volgt: 1. Is het mogelijk om tulpen tussen stadium II en stadium G stil te zetten middels een lange ULO bewaring? 2. Is het mogelijk tulpen, die een lange ULO bewaring hebben ondergaan, af te behandelen voor bloei?
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Pagina 4
Werkwijze Na de oogst en verwerking van de bollen in juni en juli 2006 zijn alle bewaringen gestart begin augustus 2006. Na het ontsmetten en terugdrogen van de bollen zijn de partijen gesplitst in een deel dat onder ULO condities ingevroren bewaard is (ULO1) en een deel dat onder ULO condities niet ingevroren bewaard is (ULO2). In principe is het doel om de bollen 9 maanden droog te bewaren in ULO condities en ze daarna af te behandelen voor bloei. In het kader van de proef is echter afgesproken om na 6 maanden bewaring alvast een deel van de bollen eruit te halen om te beoordelen in welke staat die zich bevinden en hoe ze zich doorontwikkelen. De bollen, die 9 maanden droog bewaard zijn, zullen worden afbehandeld en afgebroeid. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van een 9-tal veelgebroeide cultivars, te weten: • Ad Rem; • Ile de France; • Leen van der Mark; • Prinses Irene; • Purple Prince; • Super Parrot; • Viking; • White Dream; • Yokohama. Het onderzoek is opgedeeld in 2 fasen, te weten: •
De eerste fase: o voorbereiding & afstemming; o na de oogst en verwerking de bollen ontsmetten en vervolgens z.s.m. terugdrogen; o na het drogen de bollen in de bewaring; o 2 soorten ULO bewaring (resp. ULO1 en ULO2); o 2000 bollen per cultivar in ULO1; o 1500 bollen per cultivar in ULO2; o ingangscontrole bollen bij aanvang droge bewaring door LUCEL; o uithalen na resp. 6 en 9 maanden droge bewaring door Tecof; o controle bollen direct na uithalen droge bewaring door LUCEL; o bloeibehandeling door Tecof; o controle bollen gedurende bloeibehandeling door LUCEL; o rapportage & presentatie.
•
De tweede fase o de afbehandeling & afbroeien; o geplande bloei 2007 week 42 (half oktober); o gezamenlijk broeiresultaat beoordelen; o rapportage & presentatie.
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Pagina 5
Waarnemingen Ingangscontrole Bij de ingangscontrole op 31 juli 2006 zagen alle bollen er visueel goed uit en varieerde het ontwikkelingsstadium van het groeipunt van stadium II tot stadium A2+. Voor een volledig overzicht van de ingangscontrole zie bijlage I. Controle na 6 maanden ULO bewaring Na 6 maanden bewaren zagen bollen uit beide ULO bewaringen er goed uit. Wel was er bij een 2-tal partijen in ULO1 sprake van enkele gommende bollen. Bij ULO2 was er bij 1 partij bollen een enkele zachte bol te vinden. Bij ULO1 varieerde het ontwikkelingsstadium van het groeipunt van stadium II tot stadium A2+. Bij ULO2 varieerde het ontwikkelingsstadium van het groeipunt van stadium II tot G++. Zie bijlage II voor een volledig overzicht van de controleresultaten. Controle 1,5 maand na 6 maanden ULO bewaring Bij deze controle kwam naar voren dat ongeveer de helft (50%) van alle bollen in meer of mindere mate verdrogingsverschijnselen vertoonde in de spruit. Na een uitvoerige bestudering van de situatie waarin de bollen zijn behandeld na de bewaring, leek het mogelijk dat een combinatie van een te beperkte ventilatie met een lage r.v. (50 tot 70%) de oorzaak was van de opgetreden verdrogingsverschijnselen. Deze ervaring heeft ertoe geleid dat de omstandigheden na de ULO bewaring zijn geoptimaliseerd door te zorgen voor een ruime ventilatie en een r.v. van 70%, zodat de lichting bollen die 9 maanden bewaard zijn met 100% zekerheid goed afbehandeld konden worden. Zie bijlage III voor een volledig overzicht van de controleresultaten. Controle na 9 maanden ULO bewaring Na 9 maanden ULO bewaring zagen de bollen er nog hetzelfde uit als toen ze de bewaring in gingen. Bij ULO1 varieerde het ontwikkelingsstadium van het groeipunt van stadium P2 tot G+. Bij ULO2 varieerde het ontwikkelingsstadium van het groeipunt van stadium P1 tot G+. Zie bijlage IV voor een volledig overzicht van de controleresultaten. Controle 1,5 maand na 9 maanden ULO bewaring Bij ULO1 waren met uitzondering van Prinses Irene alle partijen voor 100% verdroogd. De Prinses Irene zag er 100% goed uit. Bij ULO2 waren, met uitzondering van Prinses Irene en Ad Rem, alle partijen voor 100% verdroogd. De Prinses Irene en Ad Rem zagen er voor 100% goed uit. Zie bijlage IV voor een volledig overzicht van de controleresultaten. Ingangscontrole voor de broei In augustus is er een ingangscontrole uitgevoerd op de partijen Prinses Irene en Ad Rem, welke goed door de bewaringen tot dusver waren gekomen. Bij deze controle bleek dat bij Ad Rem 100% van de bollen verdrogingsverschijnselen vertoonde. Uiteindelijk zijn alleen de partijen Prinses Irene uit ULO1 en ULO2 opgeplant en afgebroeid. Controle afbroeiresultaten Prinses Irene uit zowel ULO1 als ULO2 heeft ondermaats gepresteerd in de broei. Veel planten kwamen niet fatsoenlijk op. Verder bleven de lengte en het gewicht zeer ondermaats. De maximale plantlengte bedroeg 15 cm en de planten waren zeer mager. In ULO1 stond 1 goede plant met een normale plantvorm, lengte en kleur.
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Pagina 6
Evaluatie en conclusie Het is goed mogelijk om bollen in een goede staat 9 maanden in ULO condities te bewaren. De ontwikkeling van ziekten en plagen wordt in die periode stilgezet. Zodra de ULO condities verruild worden voor atmosferische condities, gaat de ontwikkeling van ziekten en plagen echter gewoon door waar die gestopt was. Bij de eerste lichting bollen, die na 6 maanden ULO bewaring afbehandeld werden voor bloei, was het vermoeden gerezen dat het verdrogen van de tulpen mogelijk veroorzaakt werd door een te beperkte ventilatie en te lage luchtvochtigheid. Voor de tweede lichting bollen, welke na 9 maanden ULO bewaring werd afbehandeld, zijn die omstandigheden geoptimaliseerd. Deze bollen zijn bij een ruime ventilatie en een luchtvochtigheid van 70% afbehandeld. Desondanks zijn tijdens de afbehandeling en broei ook van de tweede lichting alle tulpen mislukt door verdrogings- en misvormingsverschijnselen. Wel is het opmerkelijk dat er in Prinses Irene ULO1 uiteindelijk 1 goede plant stond. Zeer waarschijnlijk was deze bij aanvang van de bewaringen nog in stadium I, zodat die (Le Nard) geen negatieve invloed ondervonden heeft van de lange koude ULO bewaring. Onderzoeksvraag 1 kan (nog) niet 100% positief worden beantwoord. De bollen zagen er goed uit, maar hadden zich iets doorontwikkeld. Toch is er sprake van een hoopvol resultaat. Onderzoeksvraag 2 is op dit moment niet of moeilijk te beantwoorden in verband met de opgetreden verdroging en ziekten die zeer waarschijnlijk het gevolg zijn van de ULO bewaarcondities. Hiervoor is nader onderzoek nodig. Mogelijke richtingen voor vervolgonderzoek zijn het starten van een ULO bewaring voor stadium II (Le Nard), of het starten van een ULO bewaring na stadium G. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat een start van bewaring voor stadium II lastig te combineren valt met de praktijk van het oogstmoment en verwerking van de bollen.
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Bijlage I. Ingangscontrole 31 juli 2006
Pagina 7
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Bijlage II. Controle na 6 maanden ULO bewaring ULO1
ULO2
Pagina 8
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Bijlage III. Controle 1,5 maand na 6 maanden ULO bewaring ULO1
ULO2
Pagina 9
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Bijlage IV. Controle na 9 maanden ULO bewaring ULO1
ULO2
Pagina 10
Alternatieve bloeiverlating tulp 2007
Bijlage V. Controle 1,5 maand na 9 maanden ULO bewaring ULO1
ULO2
Pagina 11