Alternatief transfersysteem voor het professioneel voetbal
Naam: M.J.W. Plessius Studentnummer: 6349390 Scriptiebegeleider: Roberto Branco Martins
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Arbeidsovereenkomsten in het professioneel voetbal ................................... 4 1.1 Inleiding .............................................................................................................. 4 1.2 Probleemstelling .................................................................................................. 4 Hoofdstuk 2: Richtlijn 1999/70/EG .................................................................................... 6 2.1 Inleiding .................................................................................................................... 6 2.2 Voorgeschiedenis van Richtlijn 1999/70/EG ............................................................ 8 2.3 Doel en werkingssfeer van Richtlijn 1999/70/EG..................................................... 8 2.3.1 Preambule ........................................................................................................... 9 2.3.2 Algemene overwegingen .................................................................................... 9 2.3.3 Kern van Richtlijn 1999/70/EG........................................................................ 10 2.4 Professioneel voetbal en de raamovereenkomst...................................................... 11 2.5 Implementatie van de Richtlijn 1999/70/EG........................................................... 13 2.6 Conclusie ................................................................................................................. 14 Hoofdstuk 3: Wet flexibiliteit en zekerheid ...................................................................... 17 3.1 Inleiding .................................................................................................................. 17 3.2 Wet flexibiliteit en zekerheid .................................................................................. 17 3.3 Maatregelen ter voorkoming van misbruik (clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG) ...... 18 3.4 De ketenregeling ..................................................................................................... 19 3.5 Afwijking van driekwart dwingend recht................................................................ 21 3.6 Geclausuleerd onbeperkt afwijken .......................................................................... 22 3.7 CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014 .................................................... 24 3.8 Conclusie ................................................................................................................. 25 Hoofdstuk 4: Transfersystemen door de jaren heen .......................................................... 29 4.1 Inleiding .................................................................................................................. 29 4.2 Transfersystemen in het Nederlandse professioneel voetbal .................................. 30 4.2.1 Het claimrecht .................................................................................................. 30 4.2.2 Transfersysteem na 1974 .................................................................................. 30 4.3 Jean-Marc Bosman ontketent revolutie ................................................................... 31 4.3.1 Transferregels aangepakt.................................................................................. 31 4.3.2 Nationaliteitsclausules ongeldig ....................................................................... 33 4.3.3 Gevolgen Bosman arrest................................................................................... 35 4.4 Europese Commissie onderneemt actie................................................................... 36 4.5 Voorstel FIFA/UEFA .............................................................................................. 37 4.6 Overeenkomst over nieuw transfersysteem............................................................. 38 4.7 Conclusie ................................................................................................................. 40 Hoofdstuk 5: Contractuele stabiliteit ................................................................................ 42 5.1 Inleiding .................................................................................................................. 42 5.2 Reikwijdte FIFA-reglement .................................................................................... 43 5.3 Beginselen ter bescherming van de contractuele stabiliteit .................................... 43 5.4 Vaste transferperiodes en maximum aantal clubs ................................................... 44 5.5 Contracten voor bepaalde tijd ................................................................................. 46 5.6 Afspraken dienen te worden nagekomen ................................................................ 49 5.7 Beëindiging contract op grond van gerechtvaardigde redenen ............................... 50
2
5.8 Eenzijdige contractbreuk zonder gerechtvaardigde reden ...................................... 54 5.8.1 Andrew Webster ............................................................................................... 55 5.8.2 Positive interest principe .................................................................................. 56 5.8.3 Eenzijdige opzegging naar Nederlands recht ................................................... 57 5.9 Conclusie ................................................................................................................. 59 Hoofdstuk 6: Conclusie ..................................................................................................... 62 6.1 Deelconclusie .......................................................................................................... 62 6.2 Eindconclusie .......................................................................................................... 63 Literatuurlijst .................................................................................................................. 66 Wetgeving......................................................................................................................... 69 Jurisprudentie.................................................................................................................. 70
3
Hoofdstuk 1: Arbeidsovereenkomsten in het professioneel voetbal
1.1 Inleiding
Het moderne voetbal kent een lange historie. Zo werd ’s werelds oudste voetbalbond reeds in 1863 opgericht.1 Dat was het jaar waarin de Engelse “Football Association” voor het eerst haar levenslicht zag. Het voetbal werd na verloop van tijd steeds populairder en spelers gingen geld verdienen voor het spelen van wedstrijden. Daarnaast stelden de bonden regels op met betrekking tot het speelschema en de overgang van spelers naar andere clubs. Onoverkomelijk riepen deze ontwikkelingen nieuwe vraagstukken in het leven. Kunnen de contracten die spelers en clubs met elkaar overeenkomen worden aangemerkt als arbeidsovereenkomsten? Zijn de reglementen van voetbalorganisaties die toezien op de overgang van spelers wel juridisch houdbaar?
1.2 Probleemstelling
In deze scriptie ga ik onderzoeken in hoeverre het huidige transfersysteem in overeenstemming is met het geldende recht. Zo wordt in het professioneel voetbal louter gewerkt met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Om die reden is de in hoofdstuk 2 besproken Richtlijn 1999/70/EG van groot belang.2 Hierin wordt bepaald in welke situaties bepaalde tijd contracten toelaatbaar zijn. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 de “Flexwet”3 en de cao voor contractspelers in het betaalde voetbal4 aan de orde komen. De Flexwet kan ondanks het feit dat deze reeds voor de totstandkoming van de raamovereenkomst5 in de Nederlandse wetgeving was
1
The Football Association.
(geraadpleegd 3 mei 2010). Richtlijn 1999/70 EG van 28 juni 1999 betreffende de door het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE) en het Europees Centrum voor gemeenschapsbedrijven (CEEP) gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, PbEG 28 juni 1999, L145/93. (Hierna Richtlijn 1999/70/EG) 3 Wet van 14 mei 1998 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten. (Wet Flexibiliteit en zekerheid) Stb. 1998, 300. 4 CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014 5 De raamovereenkomst gesloten tussen het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE) en het Europees Centrum voor 2
4
opgenomen, worden beschouwd als de uitwerking van Richtlijn 1999/70/EG op nationaal niveau. Tevens zal worden beoordeeld of de cao voor contractspelers in het betaalde voetbal wel in overeenstemming is met de Flexwet en Richtlijn 1999/70/EG. In hoofdstuk 4 zal de totstandkoming en werking van het huidige transfersysteem beschreven worden. Hierin zal onder andere veel aandacht worden besteed aan het Bosman arrest.6 De stabiliteitsregels met betrekking tot contracten zal in hoofdstuk 5 aan de orde komen. Hierin zullen de FIFA Regulations getoetst worden aan Richtlijn 1999/70/EG. Daarnaast zal beoordeeld worden in hoeverre de dwingende bepalingen van het Nederlandse recht gehoor geven aan de beginselen van contractuele stabiliteit. Tenslotte zal in hoofdstuk 6 geconcludeerd worden of een alternatief transfersysteem noodzakelijk is.
gemeenschapsbedrijven (CEEP) inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Deze lag ten grondslag aan Richtlijn 1999/70/EG. 6 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman).
5
Hoofdstuk 2: Richtlijn 1999/70/EG
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt onderzocht in hoeverre Richtlijn 1999/70/EG de ruimte laat voor bepaalde tijd contracten in het betaalde voetbal.7 Allereerst is het van belang om uit te leggen waarom Richtlijn 1999/70/EG van toepassing is op arbeidsovereenkomsten in het betaalde voetbal en waarom er alleen maar gewerkt wordt met bepaalde tijd contracten.
Het professioneel voetbal wordt gekenmerkt door een piramidale structuur. Aan de top van de piramide staat de Fédération Internationale de Football Association.8 De FIFA is een vereniging naar Zwitsers recht en kent haar hoofdkwartier in Zürich.9 Direct onder de top van de piramide vind je de continentale bonden, welke op hun beurt weer boven de nationale bonden staan.10 De bonden zijn lid van de FIFA en zo ook gehouden aan haar regels.11 Onderaan de piramide staan de clubs en spelers. Gezien het feit dat de reglementen van de mondiale voetbalbond vanuit de top van de piramide “doorsijpelen” naar de onderkant, zijn ook zij verplicht de regels van de FIFA te respecteren en na te leven.12 Van belang is dat al deze bepalingen van de FIFA kunnen worden aangemerkt als verenigingsrecht.
7
Richtlijn 1999/70 EG van 28 juni 1999 betreffende de door het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE) en het Europees Centrum voor gemeenschapsbedrijven (CEEP) gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, PbEG 28 juni 1999 L145/93. (Hierna Richtlijn 1999/70/EG) 8 (Hierna FIFA) 9 Art. 1 general provisions FIFA Statutes. <www.fifa.com/mm/document/affederation/generic/01/48/60/05/fifastatuten2011_e.pdf> (geraadpleegd 2 mei 2012). 10 Continentale bonden: Asian Football Confederation (AFC), Confédération Africaine de Football (CAF), Confederatión Sudamericana de Fútbol (CONMEBOL), Confederation of North, Central American, and Caribbean Association Football (CONCACAF), Oceania Football Confederation (OFC). <www.fifa.com/mm/document/affederation/generic/01/48/60/05/fifastatuten2011_e.pdf> (geraadpleegd 2 mei 2012). Voorbeeld van een nationale bond: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). <www.knvb.nl> (geraadpleegd 2 mei 2012). 11 Art. 20 general provisions FIFA Statutes. 12 Roberto Branco Martins, ‘Introductie van de Sociale Dialoog in het Europese Professionele Voetbal, wenselijk of noodzakelijk?’, Arbeid Integraal 3, 2002, p. 186-187.
6
In het Walrave arrest heeft het Europees Hof van Justitie bepaald dat het gemeenschapsrecht van toepassing is op sport in het geval er sprake is van een economische activiteit.13 Dit heeft voor het professioneel voetbal ten gevolge dat het te maken heeft met een hiërarchische verhouding in het recht. De verenigingsrechtelijke regels van de FIFA zijn ondergeschikt aan het nationale en Europese recht.
In het professioneel voetbal wordt alleen met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gewerkt. Voor de clubs is deze constructie van groot belang. Op de eerste plaats heeft dit te maken met het feit dat de carrière van een profvoetballer niet tot de pensioengerechtigde leeftijd voortduurt. Zodra een speler de leeftijd van 30 gepasseerd is zal hij over het algemeen gaan afbouwen. Clubs zitten er niet op te wachten om het salaris van dergelijke werknemers tot hun 67ste door te betalen. Verder is het van belang dat spelers een bepaalde marktwaarde vertegenwoordigen. Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan deze naar Nederlands recht opzeggen en vervolgens van werkgever veranderen. Sinds het Bosman arrest kunnen clubs geen transfervergoeding meer eisen voor spelers met contracten die afgelopen zijn.14 Voor spelers met een doorlopend contract voor bepaalde tijd kunnen zij wel een transfersom vragen.15
Geconcludeerd kan worden dat in het professioneel voetbal louter met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gewerkt wordt en dat het Europees recht hierop van toepassing is. Om die reden is de raamovereenkomst die geratificeerd is in Richtlijn 1999/70/EG van belang. Deze heeft betrekking op arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In dit hoofdstuk wordt onderzocht in hoeverre Richtlijn 1999/70/EG ruimte laat voor het gebruik van bepaalde tijd contracten. Allereerst zal de totstandkoming en inhoud van de richtlijn besproken worden. Vervolgens zal beoordeeld worden in hoeverre de raamovereenkomst van belang is voor het professioneel voetbal. Ten slotte zal de
13
HvJ EG 12 december 1974, nr. 36/74 (Walrave). HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 15 Roberto Branco Martins, ‘Introductie van de Sociale Dialoog in het Europese Professionele Voetbal, wenselijk of noodzakelijk?’, Arbeid Integraal 3, 2002, p. 189. 14
7
implementatie van de richtlijn onder de loep genomen worden en een conclusie getrokken worden.
2.2 Voorgeschiedenis van Richtlijn 1999/70/EG
De eerste poging van de Europese Commissie om een richtlijnvoorstel tot stand te brengen met het doel werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te beschermen dateert uit 1982.16 De essentie van het voorstel was om te voorkomen dat werkgevers oneindig door konden gaan met het verlengen van contracten voor bepaalde tijd. Dit voorstel strandde uiteindelijk vanwege onvoldoende steun van de lidstaten.17
Eind jaren negentig besloot de Commissie om de Europese sociale partners te raadplegen. Dit gebeurde door middel van een sociale dialoog. De procedure die hierbij gevolgd wordt is te vinden in artikelen 154 en 155 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Europese sociale partners gingen met elkaar om de tafel zitten met de opdracht te bezien of het mogelijk was tot een raamovereenkomst te komen.18 De Raad van Ministers zou deze dan op voorstel van de Commissie vervolgens als richtlijn kunnen overnemen. Op 28 juni 1999 heeft de Raad van Ministers de door de sociale partners overeengekomen raamovereenkomst gecodificeerd door de Richtlijn 1999/70/EG uit te vaardigen.19
2.3 Doel en werkingssfeer van Richtlijn 1999/70/EG
De raamovereenkomst die heeft geleid tot Richtlijn 1999/70/EG heeft ten doel de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tegen discriminatie te
16
Uit de reeks Europees Sociaal Recht (red. G.J.J. Heerma van Voss): D.J.B. de Wolff, Arbeidsovereenkomst, Den Haag: Sdu uitgevers 2003, p. 45. 17 Uit de reeks Europees Sociaal Recht (red. G.J.J. Heerma van Voss): D.J.B. de Wolff, Arbeidsovereenkomst, Den Haag: Sdu uitgevers 2003, p. 45. 18 Europese sociale partners die de sociale dialoog voerden: Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE) en het Europees Centrum van Gemeenschapsbedrijven (CEEP). 19 Richtlijn 1999/70/EG.
8
beschermen en rechtszekerheid te bieden.20 Laatstgenoemde raamovereenkomst bestaat uit algemene beginselen en minimumeisen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.21 De richtlijn wordt vormgegeven door een Preambule, Algemene overwegingen en een achttal clausules welke de eigenlijke raamovereenkomst vormen.
2.3.1 Preambule
De preambule erkent allereerst dat het uitgangspunt bij arbeidsverhoudingen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Echter, in sommige omstandigheden kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de behoeften van zowel de werkgever als de werknemer voorzien. Verder stelt de preambule dat de overeenkomst algemene beginselen en minimumeisen bevat met betrekking tot arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd. Bij de toepassing daarvan dient rekening gehouden te worden met de specifieke nationale, bedrijfssectorale en seizoenssituaties. Hieruit blijkt dat de sociale partners een algemeen kader trachten vast te stellen waarin werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd beschermd worden tegen discriminatie. Echter, dit dient wel op een zodanige wijze te gebeuren dat deze aanvaardbaar is voor zowel werknemers als werkgevers.
Voor deze scriptie is ten slotte nog van belang dat de preambule meldt dat de richtlijn niet van toepassing is op uitzendkrachten. Daaruit kan worden afgeleid dat er geen uitzondering wordt gemaakt voor arbeidsovereenkomsten in de sportsector.
2.3.2 Algemene overwegingen
In de algemene overwegingen wordt duidelijk gemaakt dat de richtlijn tot stand is gekomen na het voeren van een sociale dialoog.22 Dit overleg tussen sociale partners is gebeurd in opdracht van de Europese Raad. De sociale dialoog is gevoerd met het doel de arbeidsorganisatie te moderniseren. Flexibelere arbeidsregelingen kunnen ervoor zorgen 20
Clausule 1 Richtlijn 1999/70/EG. Preambule Richtlijn 1999/70/EG. 22 Algemene overweging 2 Richtlijn 1999/70/EG. 21
9
dat ondernemingen productiever worden en concurrerend blijven. Voorop staat dat rekening gehouden dient te worden met het tot stand brengen van een zeker evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid. De ratio achter het streven naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als normale arbeidsverhouding is dat deze zou bijdragen aan de levenskwaliteit en het rendement van werknemers.23 Daarom zou voor het gebruik van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een objectieve grond moeten bestaan.24 Evenals in de preambule wordt erkend dat in sommige sectoren, beroepen en activiteiten het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voordelig kunnen zijn voor zowel werkgevers als werknemers.25 Gezien het feit dat in de praktijk veelal vrouwen met een contract voor bepaalde tijd werkzaam zijn, stelt Richtlijn 1999/70/EG zich tevens ten doel de gelijke kansen van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt te verbeteren.26 De toepassing van de minimumnormen en bepalingen kunnen van lidstaat tot lidstaat verschillen. Dit is afhankelijk van de situatie in de verschillende landen, sectoren en beroepen.27 Verbetering van de regels van het sociale beleid is noodzakelijk om de economie van de gemeenschap te bevorderen.28 Om dat te bereiken zijn de sociale partners de aangewezen partijen om tot een overeenkomst te komen die zowel aan belangen van de werknemers als werkgevers tegemoet komt. Tevens dienen de deelnemers aan de sociale dialoog een speciale rol toegekend te krijgen bij de uitvoering en toepassing van Richtlijn 1999/70/EG.29
2.3.3 Kern van Richtlijn 1999/70/EG
De kern van de Richtlijn bestaat voor het grootste gedeelte uit de raamovereenkomst die tussen de sociale partners tot stand is gekomen. Van de in totaal acht clausules zijn de eerste zeven overeengekomen door middel van de sociale dialoog.30 Uit de eerste
23
Algemene overweging 6 Richtlijn 1999/70/EG. Algemene overweging 7 Richtlijn 1999/70/EG. 25 Algemene overweging 8 Richtlijn 1999/70/EG. 26 Algemene overweging 9 Richtlijn 1999/70/EG. 27 Algemene overweging 10 Richtlijn 1999/70/EG. 28 Algemene overweging 11 Richtlijn 1999/70/EG. 29 Algemene overweging 12 Richtlijn 1999/70/EG. 30 Clausule 8 Richtlijn 1999/70/EG heeft slechts betrekking op de uitvoering van de bepalingen van de raamovereenkomst. 24
10
clausule kan worden afgeleid wat het doel van de raamovereenkomst is. Allereerst is het de bedoeling dat het non-discriminatiebeginsel toegepast wordt. Dit zou een kwaliteitsverbetering van de arbeid voor werknemers met bepaalde tijd contracten ten gevolge moeten hebben. Het non-discriminatiebeginsel wordt nader toegelicht in clausule 4 van de raamovereenkomst. Ten tweede hebben de sociale partners zich ten doel gesteld dat misbruik van arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd door werkgevers voorkomen moet worden. Dit uitgangspunt is nader uitgewerkt in clausule vijf. In de tweede en derde clausule worden de werkingssfeer van raamovereenkomst en de definitie van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nader toegelicht. Clausule zes kan min of meer worden beschouwd als een uitwerking van het non-discriminatiebeginsel. Werkgevers dienen werknemers in kennis te stellen van vacatures voor banen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd binnen de onderneming of vestiging. De ratio hierachter is dat werknemers met bepaalde tijd contracten dezelfde kansen dienen te krijgen op een vaste aanstelling als de overige werknemers. Tevens dienen werkgevers de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd passende opleidingsmogelijkheden aan te bieden. Voor werkgevers kan het immers aantrekkelijker zijn om te investeren in een werknemer met een vaste aanstelling. Clausule 7 ziet op de voorlichting en raadpleging van werknemers met betrekking tot werknemersvertegenwoordiging en informatie over arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Ten slotte ziet clausule 8 op de uitvoering en implementatie van de bepalingen uit de Richtlijn.
2.4 Professioneel voetbal en de raamovereenkomst
Allereerst is het de vraag of professioneel voetballers binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen.31 In 1967 bepaalde de kantonrechter te Rotterdam in de zaak Laseroms dat de contractuele relatie tussen speler en club dient te worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.32 Toetsend aan alle vereiste criteria die voortvloeiden uit art. 1637a
31 32
Clausule 2 Richtlijn 1999/70/EG. Ktr. Rotterdam 5 april 1967, NJ 1967, 418 (Laseroms).
11
OBW (het huidige art. 7:610 BW), concludeerde de rechter dat er gedurende zekere tijd arbeid werd verricht en er sprake was van een gezagsverhouding. Tevens kon de financiële vergoeding die Laseroms ontving voor zijn werkzaamheden als loon aangemerkt worden. Vervolgens dient er te worden vastgesteld of en in welke gevallen profspelers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben. Uit art. 6 lid 1 van de CAO contractspelers betaald voetbal blijkt dat contracten in het voetbal altijd voor bepaalde tijd worden aangegaan.33 Om die reden kan geconcludeerd worden dat professioneel voetballers altijd onder de reikwijdte van Richtlijn 1999/70/EG vallen.
Met betrekking tot de definitie van een “werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd” is het van belang dat een contract rechtstreeks tussen werknemer en werkgever is aangegaan.34 Daarnaast is vereist dat het einde van de arbeidsovereenkomst objectief bepaalbaar is. Dat wil zeggen dat het einde van het contract niet afhankelijk mag zijn van de enkele wil of subjectieve oordeel van partijen.35 Uit art. 6 lid 1 CAO contractspelers kan worden opgemaakt dat sprake is van een rechtstreekse arbeidsovereenkomst tussen speler en club. Deze dient te worden aangegaan voor een bepaalde duur en eindigt steeds op 30 juni van enig jaar. Daarmee kan dus geconcludeerd worden dat de arbeidsovereenkomst tussen speler en club onder clausule 3 van de raamovereenkomst valt.
Het non-discriminatiebeginsel is niet zo zeer van belang voor het professioneel voetbal. Alle professioneel voetballers hebben immers een contract voor bepaalde tijd zoals hierboven al geconcludeerd is. Om die reden kunnen zij dan ook niet minder gunstig behandeld worden dan vergelijkbare werknemers.
Clausule 5 van de raamovereenkomst is erg belangrijk voor beantwoording van de vraag in hoeverre de bepaalde tijd contracten van profspelers in overeenstemming zijn met de 33
CAO Contractspelers Betaald Voetbal 2010-2014. (Hierna CAO contractspelers) Clausule 3 Richtlijn 1999/70/EG. 35 Rb. Middelburg 26 februari 1997, JAR 1998/11 (Arbeidsovereenkomst voor de duur van het “Project De Schelde”). 34
12
richtlijn. Ter voorkoming van misbruik dienen de lidstaten na overleg met de sociale partners maatregelen te nemen. Zo kan het gebruik van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gerechtvaardigd zijn indien hiervoor een objectieve reden ten grondslag ligt. Een lidstaat kan ook kiezen voor het instellen van een maximum aantal of duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Tevens is een combinatie van de hiervoor genoemde mogelijkheden een optie. Clausules 6 en 7 die betrekking hebben op de voorlichting en raadpleging van werknemers zijn niet zo zeer van belang in de wereld van het professioneel voetbal. Hier ligt dezelfde reden aan ten grondslag als bij het non-discriminatiebeginsel. Gezien het feit dat enkel gewerkt wordt met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, is er geen sprake van discriminatie van bepaalde tijd werknemers ten opzichte van werknemers met een vaste aanstelling. Voor clausule 8 die betrekking heeft op de bepalingen betreffende de uitvoering van de raamovereenkomst geldt dat met name lid 4 van belang is.36 Hieruit blijkt dat bij de uitvoering van de raamovereenkomst rekening gehouden kan worden met de specifieke behoeftes van de betrokken sociale partners. Dit dient zodanig te worden geïnterpreteerd dat het mogelijk is om per cao af te wijken van de clausules van de raamovereenkomst.37 Dit is voor het professioneel voetbal voornamelijk van belang met betrekking tot de uitvoering van clausule 5 (maatregelen ter voorkoming van misbruik) op nationaal niveau. In Nederland kent art. 7:668a lid 5 BW de mogelijkheid aan sociale partners toe om door middel van een cao af te wijken van de antimisbruikbepaling. Geconcludeerd kan worden dat deze bepaling in overeenstemming is met clausule 8 lid 4 van de Richtlijn.
2.5 Implementatie van de Richtlijn 1999/70/EG
De Nederlandse wetgever voorzag reeds voor de codificatie van Richtlijn 1999/70/EG in een aantal beschermende maatregelen voor bepaalde tijd werknemers. Zo is het nondiscriminatiebeginsel ook iets wat voortvloeit uit het goedwerkgeverschap van art. 7:611 BW.38 Toch achtte de wetgever het noodzakelijk het verbod op discriminatie als 36
Clausule 8 Richtlijn 1999/70/EG. D.J.B. de Wolff, De Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, Kluwer: Deventer 1999, p. 362. 38 In het arbeidsrecht wordt door werknemers veelvuldig een beroep gedaan op grondrechten. Op grond van art. 7:611 BW kunnen deze in sommige gevallen op horizontale wijze doorwerken. Dit geldt ook voor het 37
13
specifieke bepaling in art. 7:649 BW op te nemen.39 Met betrekking tot de voor het profvoetbal zo belangrijke maatregelen ter voorkoming van misbruik werd geen implementatie nodig geacht. De regels van de op 1 januari 1999 in werking getreden Wet flexibiliteit en zekerheid sluiten geheel aan bij clausule 5 van de raamovereenkomst.40
Voor clausule 6 die betrekking heeft op voorlichting en arbeidskansen gold dat er nog geen soortgelijke nationale wetgeving te vinden was. Dit is dan ook de reden voor de opname van art. 657 in Boek 7 van het BW.41 Deze bepaling roept de verplichting voor de werkgever in het leven om een werknemer met een bepaalde tijd contract tijdig te informeren naar beschikbare vacatures voor een vaste aanstelling.
Clausule 8 van de Richtlijn heeft slechts betrekking op de uitvoering van de raamovereenkomst en hoeft dus niet geïmplementeerd te worden in de nationale wetgeving.42 Wel van belang is dat lid 4 van clausule 8 de ruimte laat voor art. 7:668a lid 5 BW, in die zin dat het de sociale partners de mogelijkheid biedt om op sectoraal niveau af te wijken van de raamovereenkomst. Dit is voor het professioneel voetbal van groot belang. Art. 6 lid 2 CAO contractspelers bepaalt namelijk dat het mogelijk is om een onbeperkt aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd achtereenvolgens af te sluiten, zonder dat de arbeidsovereenkomst converteert in een contract voor onbepaalde tijd. Daarmee wordt dus inbreuk gemaakt op clausule 5 lid 1 Richtlijn 1999/70/EG (maatregelen ter voorkoming van misbruik). Voor de overige clausules geldt dat zij geen implementatie behoefden.43 Sinds 7 november 2002 is de wet tot uitvoering van Richtlijn 1999/70/EG van kracht.44
2.6 Conclusie non-discriminatiebeginsel. De Hoge Raad heeft hiervoor nadere criteria gegeven in HR 30 januari 2004, JAR 2004/68 (Parallel Entry/KLM & VNV). 39 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 3 (MvT). 40 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 4 (MvT). 41 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 4 (MvT). 42 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 5 (MvT). 43 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 2-5 (MvT). 44 Wet tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, Wet van 7 november 2002, Stb. 2002, 560.
14
In het rapport “Professional Sport in the Internal market” worden onder andere de gevolgen van Richtlijn 1999/70/EG voor de arbeidsovereenkomst tussen speler en club behandeld.45 Uit de raamovereenkomst blijkt dat er geen uitzondering gemaakt wordt voor arbeidsovereenkomsten in de sport.46 Dit heeft ten gevolge dat Richtlijn 1999/70/EG volledig van toepassing is op het professioneel voetbal en de contracten tussen spelers en clubs aan alle vereisten moeten voldoen. Indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet aan de criteria voldoet die na implementatie van de richtlijn in een lidstaat gesteld worden, zal dit betekenen dat de arbeidsovereenkomst converteert in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De gevolgen van zo een situatie kunnen voor een club catastrofaal zijn. Naar Nederlands recht zou de consequentie hiervan zijn dat een werknemer op grond van art. 7:667 lid 6 BW de arbeidsovereenkomst door middel van opzegging eenzijdig mag beëindigen. Dit zou betekenen dat een speler vervolgens transfervrij de deur uit kan lopen. In een wereld waarin de werknemers het voornaamste kapitaal van een bedrijf vertegenwoordigen, zullen de gevolgen natuurlijk niet te overzien zijn.47 Ter illustratie wordt vaak verwezen naar de situatie die is ontstaan direct na het Bosman arrest.48 Naar aanleiding van deze uitspraak konden Edgar Davids en Michael Reiziger vrij plotseling aan het einde van seizoen 1995/1996 transfervrij vertrekken om een contract bij AC Milan te ondertekenen.49 Het mislopen van transfersommen luidde voor Ajax een periode van zowel financieel als sportief verval in.50
45
Zie T.M.C. Asser instituut, Professional Sport in the Internal Market, Brussel: Europees Parlement (project No IP/A/IMCO/ST/2005-004) 2005, p. 44. 46 In clausule 2 Richtlijn 1999/70/EG die betrekking heeft op de werkingssfeer van wordt geen uitzondering gemaakt voor arbeidsovereenkomsten in de sport. 47 Zo verruilde de Argentijnse sterspeler Sergio Argüero op 28 juli 2011 zijn oude club Atlético Madrid voor Manchester City. Laatstgenoemde club betaalde een transfersom van naar verluidt 42 miljoen euro om het doorlopende contract van de speler bij de Spaanse club af te kopen. (geraadpleegd 2 mei 2012) 48 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 49 Eric Hoornstra, ‘Eigenlijk zou ik willen zeggen:’Als je niet tekent, kun je de bietenbrug op’’, Trouw 19 maart 1996. 50 C. Banning & R. Schoof, ‘Ajax vulde gaten met beursgang en middelmaat’, NRC 18 februari 2008.
15
Het is dan ook van groot belang dat de raamovereenkomst lidstaten en sociale partners de mogelijkheid biedt om in specifieke bedrijfssectoren een uitzondering te maken, zodat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd meerdere keren verlengd kan worden. Uit de maatregelen ter voorkoming van misbruik van clausule 5 blijkt dat het uitgangspunt van de sociale partners is geweest dat het herhaaldelijk verlengen van bepaalde tijd contracten niet wenselijk is. Tegelijkertijd biedt clausule 8 lid 4 een opening voor sociale partners in een specifieke bedrijfssector om door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst af te wijken van de raamovereenkomst.
Geconcludeerd kan worden dat Richtlijn 1999/70/EG de mogelijkheid biedt om per cao af te kunnen wijken van clausule 5 van de raamovereenkomst. Het is echter onduidelijk in hoeverre sociale partners inbreuk mogen maken op de laatstgenoemde clausule.51 Zo wordt in de CAO contractspelers de gehele antimisbruikbepaling buitenspel gezet. In het volgende hoofdstuk zal beoordeeld worden of de CAO contractspelers in overeenstemming met het geldende recht is.
51
D.J.B. de Wolff, ‘Ontslagrecht: recente ontwikkelingen rond de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, Sociaal Recht 2002-2, p. 45.
16
Hoofdstuk 3: Wet flexibiliteit en zekerheid
3.1 Inleiding
Nu in het voorafgaande hoofdstuk beoordeeld is in hoeverre Richtlijn 1999/70/EG ruimte laat voor het herhaaldelijk verlengen van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, is het thans van belang om de implementatie van de raamovereenkomst onder de loep te nemen. In feite is de Nederlandse wetgever met de Wet flexibiliteit en zekerheid de Europese Commissie voor geweest.52 Laatstgenoemde wet streeft hetzelfde doel na als de raamovereenkomst. Beide streven naar een beter evenwicht tussen flexibiliteit van de arbeidstijd enerzijds en zekerheid voor de werknemers anderzijds.53 De vraag die in dit hoofdstuk beantwoord dient te worden is of Richtlijn 1999/70/EG wel juist en volledig geïmplementeerd is. Zo zal onder andere moeten worden beoordeeld of met de inwerkingtreding van de ketenregeling (art. 7:668a lid 1 BW) en de mogelijkheid voor sociale partners om daar vanaf te wijken (art. 7:668a lid 5 BW) voldaan is aan de vereisten die het Europese recht stelt. Ten slotte zal ook de CAO voor contractspelers in het betaalde voetbal aan bod komen.54
3.2 Wet flexibiliteit en zekerheid De Wet flexibiliteit en zekerheid is op 1 januari 1999 in werking getreden.55 Deze voorziet in een aantal wijzigingen op het gebied van het arbeidsovereenkomstenrecht, het ontslagrecht, de Wet op de ondernemingsraden en de Werkeloosheidswet.56 Ratio achter de wetswijzigingen was om de flexibiliteit in het arbeidsbestel te vergroten.57 Dit zou
52
Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 4 (MvT). Zie ook H 2.5. Preambule Richtlijn 1999/70/EG. 54 CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014. 55 Wet van 14 mei 1998 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten. (Wet Flexibiliteit en zekerheid) Stb. 1998, 300. 56 J.M. Meijer-van der Aa, J. van Drongelen & M. Kramer, ‘Wet Flexibiliteit en zekerheid’, AA 48 (1999) 1, p. 38. 57 Kamerstukken II 1995/96, 24543, nr. 1, p. 1. 53
17
echter niet ten koste mogen gaan van een adequaat beschermingsniveau van werknemers.58
Voor deze scriptie is de invoering van de ketenregeling van belang. Deze is te vinden in art. 7:668a BW en is de opvolger van het inmiddels geschrapte art. 7:668 lid 3-5 BW. De nieuwe bepaling zorgde voor de zo gewenste extra flexibiliteit.59 De invoering van art. 7:668a lid 1 BW maakte het mogelijk om tot driemaal toe aaneensluitende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd af te sluiten zonder dat deze opgezegd hoefden te worden. Op grond van art. 7:667 lid 1 BW eindigt het bepaalde tijd contract immers van rechtswege op het moment dat de overeengekomen tijd verstreken is. Anderzijds bracht het de werknemer zekerheid omtrent zijn rechtspositie. Na verloop van tijd (36 maanden) of bij de derde opeenvolgende verlenging van de arbeidsovereenkomst converteert deze in een contract voor onbepaalde tijd.60
3.3 Maatregelen ter voorkoming van misbruik (clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG)
Clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG is een bepaling die toeziet op de bescherming van werknemers. Ten einde misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te voorkomen dienen de lidstaten één of meer van de volgende maatregelen te nemen:
-
vaststelling van objectieve redenen voor de verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;
-
vaststelling van de totale maximale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd;
-
vaststelling van het aantal malen dat dergelijke overeenkomsten of verhoudingen mogen worden vernieuwd.
58
Kamerstukken II 1995/96, 24543, nr. 1, p. 1. Kamerstukken II 1996/97, 25263, nr. 3, p. 26 (MvT). 60 Art. 7:668a lid 1 BW. 59
18
Tevens dienen de lidstaten te bepalen in welke gevallen sprake is van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten en onder welke voorwaarden een tijdelijk contract converteert in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.61 Eventueel kan dit worden overgelaten aan de sociale partners of kan hierover om hun advies gevraagd worden.62
3.4 De ketenregeling Door de inwerkingtreding van de Wet flexibiliteit en zekerheid63 behoefde clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG niet meer geïmplementeerd te worden in de Nederlandse wetgeving.64 Art. 7:668a BW sluit aan bij clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG. Uit lid 1 van deze bepaling blijkt dat de laatst gesloten arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: -
arbeidsovereenkomsten van tussenpozen van niet meer dan drie maanden elkaar hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, met inbegrip van deze tussenpozen, hebben overschreden;
-
meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden.
In deze bepaling wordt dus zowel de maximale totale duur van achtereenvolgende bepaalde tijd contracten als het aantal ketens beperkt. Daarmee wordt voldaan aan de vereisten die in clausule 5 lid 1 onder b en c Richtlijn 1999/70/EG gesteld worden. Ondanks het feit dat de richtlijn geen eisen stelt omtrent de zogenaamde “tussenpozen”, is dit wel van essentieel belang om misbruik te voorkomen.65 Het Hof van Justitie EG heeft in het Monomeles arrest bepaald, dat de Richtlijn 1999/70/EG zich niet tegen een regeling verzet die tijdelijke arbeidsovereenkomsten als opeenvolgend aanmerkt, wanneer de tussenliggende tijd maximaal drie maanden bedraagt.66
61
Clausule 5 lid 2 Richtlijn 1999/70/EG Clausule 5 lid 2 Richtlijn 1999/70/EG 63 Wet van 14 mei 1998 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten. (Wet Flexibiliteit en zekerheid) Stb. 1998, 300. 64 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 4 (MvT). 65 HvJ EG 4 juli 2006, JAR 2006/175 (Adeneler) 66 HvJ EG 12 juni 2008, JAR 2008/260 (Monomoles). 62
19
Leden 2 tot en met 4 van art. 7:668a BW vormen een nadere uitwerking van lid 1. In lid 2 wordt duidelijk gemaakt dat wanneer verschillende werkgevers geacht worden redelijkerwijze elkaars opvolgers te zijn, de ketenregeling van lid 1 nog steeds van toepassing is. Deze bepaling dient om misbruik van opvolgend werkgeverschap te voorkomen.
Uit lid 3 blijkt dat het mogelijk is om een uitzondering te maken op de ketenregeling indien een arbeidsovereenkomst van maximaal drie maanden wordt aangegaan direct volgend op een bepaalde tijd contract van 36 maanden of langer. De ratio hierachter is dat het mogelijk moet zijn om een langdurige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een korte termijn te verlengen, zonder dat de werkgever direct aan een werknemer met een vaste aanstelling vastzit.67 Deze situatie kan voordelig zijn in het geval dat een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de geschatte duur van een bepaald project. Mochten de werkzaamheden vertraging opgelopen hebben, dan hoeft de werkgever niet op zoek naar een andere werknemer om de ketenregeling te ontlopen.
Lid 4 heeft betrekking op de opzeggingsduur, deze wordt berekend vanaf het tijdstip van de totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst.
Ten slotte dient er ook nog rekening gehouden te worden met het later ingevoerde art. 7:668a lid 6 BW.68 Deze bepaling biedt werkgevers de mogelijkheid om werknemers tot 27 jaar vier bepaalde tijd contracten voor te schotelen zonder dat dit conversie van de arbeidsovereenkomst in een vaste aanstelling tot gevolg heeft. Verder is de maximum duur waarbinnen meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd afgesloten mogen worden verlengd van 36 tot maar liefst 48 maanden. De regering hoopte door middel van deze uitbreiding het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om jongere werknemers in dienst te nemen.69
67
D.J.B. de Wolff, ‘Tien jaar ketenregeling’, Tijdschrift Arbeidsrechtspraktijk 2009, special 3, p. 33. Wet tot tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren, Wet van 30 juni 2010, Stb. 2010, 274. 69 Kamerstukken II 2008/09, 32058, nr. 3, p. 2 (MvT). 68
20
3.5 Afwijking van driekwart dwingend recht
Op grond van art. 7:668a lid 5 BW is het mogelijk om per cao af te wijken van de ketenregeling uit 7:668a lid 1 BW. Deze afwijkingsmogelijkheid is niet aan nadere voorwaarden verbonden. Het geldt voor zowel de maximale duur van 36 maanden als het maximale aantal van drie arbeidsovereenkomsten. In de literatuur zijn de meningen over de vraag of het onbeperkt afwijken per cao wel in overeenstemming is met Richtlijn 1999/70/EG verdeeld.
Zo stelt Bouwens dat een cao die het mogelijk maakt om een ongelimiteerd aantal bepaalde tijd contracten achtereenvolgens af te sluiten in overeenstemming is met de raamovereenkomst.70 Clausule 8 lid 4 stelt immers: ”Deze overeenkomst laat het recht van de sociale partners onverlet om op het daartoe geschikte niveau, waaronder het Europese, overeenkomsten te sluiten waardoor de voorzieningen van deze overeenkomst worden aangepast en/of aangevuld op een manier die rekening houdt met de specifieke behoeften van de betrokken sociale partners.”71 Naar de mening van Bouwens dient deze bepaling grammaticaal te worden geïnterpreteerd.72 Gezien het feit dat er in clausule 8 geen verdere beperkingen gesteld worden, zou daaruit geconcludeerd moeten worden dat art. 7:668a lid 5 BW in overeenstemming is met Richtlijn 1999/70/EG.73
Niet iedereen is het met de zienswijze van Bouwens eens. Zo zijn Bungener en Verbeek van mening dat het toestaan van een ongelimiteerd gebruik van bepaalde tijd contracten in sommige sectoren tot misbruik zou kunnen leiden.74 Zij beroepen zich daarbij op de algemene overwegingen van Richtlijn 1999/70/EG waaruit blijkt dat de sociale partners 70
W.H.A.C.M. Bouwens, ‘De Cao Nederlandse Universiteiten en Richtlijn 1999/70/EG’, Nijmegen 14 maart 2005, p. 3. (geraadpleegd 3 mei 2012) 71 Clausule 8 lid 4 Richtlijn 1999/70/EG. 72 W.H.A.C.M. Bouwens, ‘De Cao Nederlandse Universiteiten en Richtlijn 1999/70/EG’, Nijmegen 14 maart 2005, p. 3. < http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/2066/37290/1/37290_cao_neune.pdf> (geraadpleegd 3 mei 2012) 73 Clausule 8 Richtlijn 1999/70/EG. 74 A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, ‘Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW’, ArbeidsRecht 2009, 57, p. 5.
21
zich ten doel gesteld hebben “een kader vast te stellen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen”.75 Het ongelimiteerde gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zou dus in strijd zijn met de grondgedachten van de raamovereenkomst.
Uit de jurisprudentie blijkt dat in de rechtspraak sprake is van “geworstel” omtrent de verenigbaarheid van leden 1 en 5 van art. 7:668a BW met Richtlijn 1999/70/EG. Illustratief is een arrest van het Hof van Amsterdam waarin gesteld wordt dat: ”een CAO als onderhavige, waarin het ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder meer voor altijd is uitgesloten, waarschijnlijk in strijd is met de Richtlijn 1999/70/EG”.76
Het is onduidelijk in hoeverre het toelaatbaar is om door middel van een cao af te wijken van art. 7:668a BW. De gedachte dat het niet is toegestaan om oneindig contracten voor bepaalde tijd te vernieuwen is echter breed gedragen in de literatuur en de rechtspraak.77 Om die reden kan met enige zekerheid gesteld worden dat dit onaanvaardbaar is.78
3.6 Geclausuleerd onbeperkt afwijken
Indien geconcludeerd wordt dat het niet mogelijk is om oneindig door te gaan met het verlengen van contracten voor bepaalde tijd, is de volgende vraag in hoeverre de raamovereenkomst ruimte biedt om binnen een verlengde maximum periode onbeperkt af te wijken door middel van een cao. Een goed voorbeeld hiervan is een arrest van het gerechtshof te Amsterdam.79 Deze casus heeft betrekking op een werknemer die als oproepkracht feitelijk voltijds werkzaam was in de beveiliging. Door middel van een voorovereenkomst was deze persoon gebonden aan de algemeen verbind verklaarde CAO
75
Algemene overweging 14 Richtlijn 1999/70/EG. Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2006, JAR 2007/243. 77 D.J.B. de Wolff, ‘Ontslagrecht: recente ontwikkelingen rond de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, Sociaal Recht 2002-2, p. 45. 78 A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW, ArbeidsRecht 2009, 57. 79 Gerechtshof Amsterdam, 21 juli 2009, JAR 2009/248. 76
22
Particulieren Beveiligingsorganisaties.80 Hierin is bepaald dat art. 7:668a BW de eerste 48 maanden niet van toepassing is.81 Het hof is van oordeel dat deze bepaling in strijd is met de norm van goedwerkgeverschap (art. 7:611 BW). Het zou niet mogelijk moeten zijn om werknemers vier jaar lang fulltime op basis van maandelijkse afroepcontracten te laten werken voordat de bescherming van art. 7:668a BW begint.
Uit de jurisprudentie blijkt dat een dergelijke regeling alleen in overeenstemming met Europees recht kan zijn indien daadwerkelijk sprake is van werk met ongeregelde diensten of in het geval werkgever en werknemer meer flexibiliteit nastreven.82 Deze gedachte sluit aan bij de antimisbruikbepaling van de raamovereenkomst.83 Zo dient een objectieve reden te bestaan om de herhaaldelijke vernieuwing van bepaalde tijd contracten te rechtvaardigen.84 Deze kan bijvoorbeeld gevonden worden in ongeregeld werk, seizoensarbeid of flexibele arbeidsinzet.85 De Stichting van de Arbeid is dan ook van mening dat het de rechtszekerheid ten goede zou komen indien sociale partners verplicht zouden worden om de reden van de afwijking van driekwart dwingend recht te motiveren.86
Zelfs in het geval dat het in een bepaalde bedrijfssector op grond van een cao-bepaling mogelijk is om af te wijken van de ketenregeling en hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond is opgenomen, levert dat voor de werkgever nog geen “carte blanche” op om hier ook in elke situatie gebruik van te maken.87 Het is van belang dat de desbetreffende cao-bepaling die een afwijking toelaat ook toeziet op de specifieke arbeidsrelatie. Zo kan het bijvoorbeeld op grond van een cao in beveiligingssector 80
Cao Particuliere Beveiliging 2008-2010. (geraadpleegd 3 mei 2012) 81 Art. 14 Cao Particuliere Beveiliging 2008-2010. 82 A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW, ArbeidsRecht 2009, 57. 83 Clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG. 84 Clausule 5 lid 1 sub a Richtlijn 1999/70/EG. 85 Algemene overweging 2 Richtlijn 1999/70/EG. 86 Stichting van de Arbeid, ‘Nota inzake de evaluatie van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid en van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door intermediairs’, 1 april 2004, publicatienummer 5/04, p. 8. 87 A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, ‘Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW’, ArbeidsRecht 2009, 57.
23
objectief gerechtvaardigd zijn om het aantal vernieuwingen van bepaalde tijd contracten uit te breiden. Toch zou dit in het geval waarin een beveiliger structureel werkzaam is op dezelfde tijden en voor dezelfde werkgever in strijd met goedwerkgeverschap (art. 7:611 BW) kunnen zijn.88
Geconcludeerd kan worden dat het belangrijk is dat sociale partners in specifieke bedrijfssectoren de mogelijkheid hebben om af te wijken van de ketenregeling. Het zou echter voor de rechtszekerheid van de werknemers goed zijn indien een dergelijke afwijking gerechtvaardigd zou worden. Op grond van art. 7:668a lid 5 BW krijgen partijen immers wel de mogelijkheid om de wet opzij te zetten die gebaseerd is op clausule 5 lid 1b en c van de raamovereenkomst. In een dergelijk geval zouden sociale partners verplicht moeten worden om een afwijking te rechtvaardigen op grond van een objectieve reden zoals voorgeschreven in clausule 5 lid 1a van de raamovereenkomst. Op die manier zou art. 7:668a BW beter met het Europese recht in overeenstemming zijn.89
3.7 CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014
De CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014 is tot stand gekomen na onderhandeling tussen de Nederlandse Federatie van Betaald Voetbal Organisaties (FBO) enerzijds en de Vereniging van Contractspelers VVCS en ProProf anderzijds. De partijen hebben van art. 7:668a lid 5 BW gebruik gemaakt om van de ketenregeling af te wijken.90
Art. 6 lid 2 CAO contractspelers luidt: ”In afwijking van het bepaalde in art. 7:668a BW blijven alle tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd steeds gelden als aangegaan voor bepaalde tijd. Het bepaalde in dit lid geldt bij arbeidsovereenkomsten die elkaar opvolgen met tussenpozen van maximaal drie maanden, ongeacht de duur van de arbeidsverhouding die door de opeenvolging van de
88
Gerechtshof Amsterdam, 21 juli 2009, JAR 2009/248. A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, ‘Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW’, ArbeidsRecht 2009, 57. 90 Art. 6 lid 2 CAO contractspelers betaald voetbal 2010-2014. 89
24
arbeidsovereenkomsten ontstaat en ongeacht het aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten waaruit de arbeidsverhouding is samengesteld.”
Bovenstaande CAO-bepaling stelt dus zowel de maximum arbeidsduur als het maximum aantal ketens van art. 7:668a lid 1 BW effectief buiten werking. Op deze wijze wordt op geen enkele manier gehoor gegeven aan de antimisbruikbepaling van Richtlijn 1999/70/EG.91 Bij de totstandkoming van de raamovereenkomst kan dit niet de bedoeling van de sociale partners zijn geweest.92 Hieruit dient de conclusie te worden getrokken dat de CAO contractspelers niet in overeenstemming is met het Europees recht.93
3.8 Conclusie
Met de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid was de Nederlandse wetgever van mening dat de antimisbruikclausule94 uit de raamovereenkomst geen nadere implementatie behoeft.95 Uit clausule 5 lid 1 Richtlijn 1999/70/EG blijkt dat de sociale partners overeen zijn gekomen dat de lidstaten ten minste één van de drie voorgestelde maatregelen ter voorkoming van misbruik in het nationale recht dienen in te voeren. In de ketenregeling van art. 7:668a lid 1 BW vind je twee van die drie maatregelen terug. Op het eerste oog lijkt dat voldoende te zijn. Belangrijkst kritiekpunt is echter dat beide regelingen door middel van een cao geheel terzijde geschoven kunnen worden.96 Ondanks het feit dat clausule 8 lid 4 Richtlijn 1999/70/EG sociale partners de ruimte biedt om van de raamovereenkomst af te wijken, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze ten doel heeft om de antimisbruikbepaling geheel buiten werking te kunnen stellen.
Vakbonden hebben de vrijheid om door middel van een cao op grond van art. 7:668a lid 5 BW van driekwart dwingend recht af te wijken. Echter, in sommige gevallen kan toepassing van een dergelijke cao-bepaling naar maatstaven van redelijkheid en 91
Clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG. Algemene overweging 14 Richtlijn 1999/70/EG. 93 Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2006, JAR 2007/243. 94 Clausule 5 Richtlijn 1999/70/EG. 95 Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3, p. 4 (MvT). 96 Zie paragraaf 3.6. 92
25
billijkheid onaanvaardbaar zijn.97 Dit is voornamelijk het geval indien de werkgever op substantiële wijze afwijkt.98 Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden of het redelijk is om een werknemer aan de afwijking te houden.
Ten slotte zal de vraag of de CAO contractspelers rechtsgeldig is beantwoord moeten worden. Art. 6 lid 2 CAO contractspelers maakt het immers mogelijk om bepaalde tijd contracten oneindig te verlengen. Uit de literatuur en jurisprudentie blijkt dat dit niet valt te rijmen met de raamovereenkomst.99 Indien desbetreffende cao-bepaling nietig is, zal het gevolg zijn dat art. 7:668a lid 1 BW gewoon van toepassing is op arbeidsovereenkomsten in het professioneel voetbal. In het geval zich een situatie in de zin van het laatstgenoemde artikel voordoet, zal het bepaalde tijd contract van rechtswege converteren in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Nu komt het in het hedendaagse voetbal niet zo vaak voor dat een speler zijn contract meer dan drie keer verlengt bij dezelfde club. Zeker bij de jongere spelers is het gebruikelijk om een contract met een duur variërend van 3 tot 5 seizoenen af te sluiten. Op grond van de FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players is het aangaan van arbeidsovereenkomsten met een langere duur dan 5 jaar verboden.100 Overigens is het voor clubs om een andere reden ook al niet interessant om een contract met een loopduur van langer dan 5 seizoenen aan te gaan. Krachtens art. 7:684 BW kan een werknemer een dergelijke arbeidsovereenkomst immers opzeggen met inachtneming van een termijn van 6 maanden. Dit zal dan alsnog ertoe leiden dat een speler transfervrij de deur uit kan lopen.
Het is aannemelijker dat conversie naar een onbepaalde tijd contract plaatsvindt vanwege een verlenging in het vierde of vijfde contractjaar. Echter, naar aanleiding van de Webster zaak zullen clubs een dergelijke situatie proberen te voorkomen.101 In deze uitspraak is 97
Kantonrechter Utrecht 25 juli 2006, JAR 2007/81. Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2006, JAR 2007/243. 99 Zie paragraaf 3.7. 100 Art. 18 lid 2 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. (Nader te noemen FIFA Regulations) (geraadpleegd 3 mei 2012) 101 CAS 30 januari 2008, 2007/A/1298, 1299 & 1300, (gevoegd, Webster). 98
26
meer duidelijkheid geschept omtrent art. 17 FIFA Regulations. Op grond van deze bepaling is het voor een speler mogelijk om tegen een geringe vergoeding de arbeidsovereenkomst eenzijdig op te zeggen, indien dit buiten de zogenaamde “beschermde periode” gebeurt.102 Afhankelijk van de leeftijd zal dit het geval zijn in het derde of vierde contractjaar.103 Er is echter wel een heel belangrijk verschil tussen de FIFA Regulations en art. 7:668a BW. De “beschermde periode” gaat bij elke verlenging van het spelerscontract weer opnieuw lopen. Met betrekking tot art. 7:668a BW wordt slechts gekeken naar het aantal jaar dat een speler achtereenvolgens bij een club onder contract staat.
Geconcludeerd kan worden dat de huidige CAO contractspelers aangepast dient te worden wil het in overeenstemming zijn met het geldende recht. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door in clausule 6 lid 2 CAO contractspelers het aantal arbeidsovereenkomsten dat achtereenvolgens afgesloten mag worden zonder dat een contract voor onbepaalde tijd ontstaat tot een maximum aantal te beperken. Naast de hoeveelheid opeenvolgende contracten die afgesloten mogen worden bepaalt de CAO contractspelers tevens dat de duur van de arbeidsverhouding in geen geval tot conversie van de arbeidsovereenkomst zal leiden. Het zou ter rechtvaardiging van de inbreuk die op driekwart dwingend recht gemaakt wordt beter zijn indien de sociale partners hiervoor een objectieve reden aanvoeren. Deze kan gevonden worden in het feit dat het professionele voetbal een specifieke bedrijfssector is. Hierbinnen zijn onbepaalde tijd contracten onwenselijk.104 De ratio achter het arbeidsrecht en de ketenregeling is om werknemers zekerheid op een vaste baan en inkomen te bieden. Echter, in het profvoetbal zullen spelers juist eerder geneigd zijn om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen om zo te profiteren van een transfervrije status. Dit geldt alleen niet voor de spelers aan het einde van hun carrière. Zij zullen er wellicht geen problemen mee hebben om tot de pensioensgerechtigde leeftijd rondjes om een trainingsveld te lopen indien daar aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden tegenover staan. Voor de clubs zullen de salariskosten 102
Daar waar de voormalige club van Andrew Webster, Heart of Midlothian, oorspronkelijk meer dan 5 miljoen GBP eiste, kende het CAS de Schotse club uiteindelijk slechts 150 duizend GBP toe ter compensatie van de contractbreuk. 103 Punt 7 Definitielijst FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 104 Kantonrechter Utrecht 05-12-2007, JAR 2008/6.
27
in dat geval echter niet meer te overzien zijn. Een dergelijke situatie is dan ook niet wenselijk.
Er kan geconcludeerd worden dat de huidige CAO contractspelers niet geheel in overeenstemming is met het Nederlandse recht. Echter, met een aantal kleine aanpassingen kan hier verandering in gebracht worden. Indien de CAO contractspelers vandaag ongeldig zou worden verklaard zullen de gevolgen niet zo groot zijn als bij het Bosman arrest.105 Toch kan de schade voor sommige clubs behoorlijk oplopen. De selecties met veel spelers die gedurende langere tijd onder contract staan zullen het meest te maken krijgen met plotselinge conversie van arbeidsovereenkomsten. Wanneer ter illustratie de selectie van Ajax onder loep genomen wordt, zouden onder andere dragende spelers als: Siem de Jong, Kenneth Vermeer, Jan Vertonghen en Gregory van der Wiel een beroep kunnen doen op art. 7:668a lid 1 BW.106
105
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). Ajax heeft een selectie die voor een groot deel bestaat uit voetballers die afkomstig zijn uit de eigen jeugd. Voor de spelers die al langer dan 48 maanden bij de club onder contract staan en hun arbeidsovereenkomst tussentijds vernieuwd hebben geldt dat zij op grond van art. 7:668a lid 1 juncto lid 6 BW recht hebben op een vaste aanstelling. (geraadpleegd 3 mei 2012) 106
28
Hoofdstuk 4: Transfersystemen door de jaren heen
‘…als wij diezelfde gentlemen bij hun lievelingsspel, den football, elkaar zien schoppen en slaan, dat ze zien noch horen, staan noch zitten kunnen, dan zeggen we ‘heiligh Holland’ waar de bekkensnijders en koopvechters allang afgemarcheerd zijn.’107
4.1 Inleiding
Voordat de rechtsgeldigheid van de FIFA Regulations besproken wordt, is het van belang meer inzicht te verkrijgen in de totstandkoming van het huidige transfersysteem. In het verleden zijn transferstelsels ingevoerd om het wedstrijd- en competitiewezen te beschermen. Het is voor een behoorlijk verloop van de competitie noodzakelijk om de identiteit en kracht van de deelnemende partijen zoveel mogelijk te handhaven. Indien spelers gedurende het seizoen voor verschillende teams uitkomen, wordt het onmogelijk om een kampioen aan te wijzen.108 Daarnaast was het doel van de transfersystemen om het regionaliteitsaspect te beschermen. De rivaliteit tussen verschillende regio’s heeft het voetbal tot een populaire volkssport gemaakt;109 Zo waren in Engeland enkel spelers die binnen een zone van zes mijl van de plaats van vestiging van hun club woonachtig waren, gerechtigd om voor dat team in officiële wedstrijden uit te komen. Wat voor regionale rivaliteit geldt, geldt ook voor de rivaliteit tussen landen. Echter, daar waar een blokkade met betrekking tot het uitkomen in een bepaalde regio simpelweg kon worden omzeild door te verhuizen, was dit voor de beperkingen ten aanzien van spelers met een andere nationaliteit natuurlijk een lastiger verhaal. Om die reden werd de formele nationaliteit dan ook de basis voor de internationale voetbalsportstructuur.110 Het heeft uiteindelijk tot medio jaren ’90 geduurd voordat nationaliteitsclausules in clubverband werden afgeschaft.111 Voor de nationale teams is wel een uitzondering gemaakt.112
107
Uitspraak van Jan ter Gouw in 1871, een voorstander van sport als volksvermaak. C. Miermans, Voetbal in Nederland, maatschappelijke en sportieve aspecten, Assen: Van Gorcum en Comp. N.V. 1955, p. 71. 108 H.T. van Staveren, Het voetbalcontract, Utrecht: Kluwer 1980, p. 256, 257. 109 H.T. van Staveren, Het voetbalcontract, Utrecht: Kluwer 1980, p. 257. 110 H.T. van Staveren, Het voetbalcontract, Utrecht: Kluwer 1980, p. 258, 259. 111 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 112 HvJ EG 12 december 1974, nr. 36/74 (Walrave).
29
4.2 Transfersystemen in het Nederlandse professioneel voetbal
4.2.1 Het claimrecht
Door de jaren heen zijn verschillende transfersystemen van toepassing geweest in het professionele voetbal. Zo gold tot 1974 het zogenaamde “claimrecht” op spelers.113 Dit hield in dat zolang er geen overeenstemming was bereikt over de te betalen transfersom, een club ook nadat het contract met een speler was beëindigd, gedurende vijf jaar een transfer naar een ander team kon blokkeren. In theorie kon een speler dus jarenlang aan zijn oude werkgever vast blijven zitten zonder dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Uit de praktijk bleek echter dat een dergelijke situatie zich nimmer voordeed.114 Indien een club vast bleef houden aan een “te hoge” transfersom zou de marktwaarde van de speler zonder contract naar verloop van tijd alleen maar verder dalen. Spelers die niet deelnemen aan wedstrijden kunnen zich immers niet bij andere clubs in de “picture” spelen en missen wedstrijdritme. Om die reden was het verstandiger om genoegen te nemen met een lagere transfersom.
Aangezien de hierboven beschreven constructie bij een langdurige civiele procedure waarschijnlijk niet overeind zou zijn gebleven, besloot de KNVB in 1973 het advies in te winnen van een commissie onder aanvoering van Mr. U.W.H. Stheeman.115 Deze kwam tot de conclusie dat het zogenaamde “claimrecht” afgeschaft moest worden. Deze zou plaats moeten maken voor een nieuw stelsel. Indien clubs geen overeenstemming zouden kunnen bereiken over de transfersom, zou de vergoeding door middel van een bindend advies vastgesteld moeten worden.
4.2.2 Transfersysteem na 1974
113
N.J.P. Giltay Veth, ‘De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”’, TvA 1993/1, p. 1. 114 N.J.P. Giltay Veth, ‘De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”’, TvA 1993/1, p. 1. 115 N.J.P. Giltay Veth, ‘De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”’, TvA 1993/1, p. 1.
30
In 1974 werd het nieuwe stelsel conform de aanwijzingen van de commissie van Stheeman ingevoerd. Echter, met betrekking tot internationale transfers bleef het oude systeem gelden. De KNVB had immers niet eenzijdig de bevoegdheid om hier verandering in te brengen. Een College van Bindend Adviseurs werd in het leven geroepen die bij onenigheid over de te betalen transfervergoeding een uitkomst zou kunnen bieden. Deze commissie bestond uit drie leden met een jurist als voorzitter. Van belang bij het advies waren de door de KNVB vastgestelde richtlijnen.116 Hoewel deze formeel geschreven werden voor het College van Bindend Adviseurs boden ze de clubs houvast bij de onderhandelingen over de transfervergoeding van spelers die aan het einde van hun contract waren. De commissie had het dan ook minder druk dan verwacht toen bleek dat de clubs praktisch altijd wel tot een overeenstemming kwamen. Het oude “blokkade-systeem” is bij de UEFA nog tot 1982 en bij de FIFA tot 1991 van toepassing gebleven, alvorens ook zij overstapten op een systeem met bindend advies.117
4.3 Jean-Marc Bosman ontketent revolutie
4.3.1 Transferregels aangepakt
Ondanks het feit dat midden de jaren ’90 het “claimrecht” tot de verleden tijd behoorde, konden clubs nog steeds een transfersom ontvangen voor spelers die aan het einde van hun contract waren. Het Europese Hof van Justitie maakte daar in het Bosman arrest een einde aan.118 De Belgische profvoetballer Jean-Marc Bosman probeerde in 1990 toen hij aan het einde van zijn contract was een transfer naar het Franse Duinkerke te forceren. Zijn toenmalige werkgever, Club Luik, weigerde daar echter aan mee te werken.
116
N.J.P. Giltay Veth, TvA 1993/1, p. 2. (De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”.) 117 N.J.P. Giltay Veth, TvA 1993/1, p. 4. (De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”.) 118 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman).
31
In dit baanbrekende arrest werden onder andere de transferregels ter discussie gesteld. Deze zouden in strijd zijn met art. 48 EEG-Verdrag119 (thans art. 45 EUWerkingsverdrag120), waarin het vrij verkeer van werknemers is geregeld. Nu clubs toch nog een transfersom kunnen eisen voor spelers ten einde van hun contract, zou sprake zijn van een belemmering van het werknemersverkeer binnen de Europese Gemeenschap. Ondanks het feit dat de regels ook van toepassing waren op binnenlandse transfers, was het Hof van mening dat de beperking in beginsel in strijd was met art. 48 EEG.121 Gezien het feit dat spelers afhankelijk zijn van de uitkomst van de onderhandelingen tussen clubs, welke gebaseerd zijn op reglementen van sportverenigingen, maken deze regels inbreuk op het vrije verkeer van werknemers.122 De betreffende transferregels zouden slechts toelaatbaar kunnen zijn, indien zij: “een rechtmatig met het Verdrag verenigbaar doel zouden nastreven en hun rechtvaardiging zouden vinden in dwingende redenen van algemeen belang”.123
De KBVB, de UEFA en de Franse en Italiaanse regering waren van mening dat de transferregels een positieve invloed hebben op de evenwichtigheid tussen clubs op het gebied van geldmiddelen en sportprestaties. Deze zouden dan ook gerechtvaardigd zijn gezien het feit dat deze de zoektocht naar talenten en de opleiding van jonge spelers zouden stimuleren.124
Het Hof oordeelde dat gezien het grote maatschappelijke belang van voetbal deze doelstellingen inderdaad als rechtmatig beschouwd kunnen worden. Evenals Bosman was het Hof echter van mening dat de transferregels hiervoor geen geschikt middel vormden.125 De praktijk wees immers uit dat ook in het toenmalige transfersysteem de rijkste clubs de beste spelers in dienst konden nemen.126
119
Art. 48 Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. (Nader te noemen EEG) Art. 45 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (Nader te noemen VWEU) 121 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 96. 122 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 100. 123 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 104. 124 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 105. 125 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 106-107. 126 Zo verruilde Ruud Gullit in 1987 PSV voor AC Milan. Met de overgang was een transfersom van 17 miljoen gulden gemoeid.
32
Met betrekking tot de opleiding van jonge spelers oordeelde het Hof dat de transfervergoedingen niet als reële onkostenvergoedingen aangemerkt konden worden. Deze doelstelling zou evengoed bereikt kunnen worden met alternatieve methoden die geen belemmering voor het vrij verkeer van werknemers ten gevolge hebben.127 Zo stelde Advocaat-generaal Lenz voor om de inkomsten uit de verkoop van uitzendrechten of kaartverkoop te herverdelen. Dit zou ook tot een financieel evenwichtigere competitie leiden.128
4.3.2 Nationaliteitsclausules ongeldig Naast de transferregels stonden ook de nationaliteitsclausules ter discussie.129 Evenals de transferregels maakten ook deze inbreuk op het vrij verkeer voor werknemers op grond van art. 48 EEG (art. 45 VWEU).
Ter rechtvaardiging werden opnieuw een aantal gronden aangevoerd. Allereerst zouden de nationaliteitsclausules niet-economisch van aard zijn, maar slechts betrekking hebben op de sport als zodanig.130 Doordat clubs verplicht worden een minimum aantal spelers uit het land van herkomst op te stellen, zouden supporters zich beter kunnen identificeren met het team.131 Daar komt nog bij dat de meest succesvolle clubs uit de nationale competities, hun land vertegenwoordigen in de internationale competities. Ten tweede zijn de clausules van belang om te zorgen dat clubs spelers blijven opleiden voor het nationale team.132 Indien de clubs in grotere competities alleen maar buitenlandse spelers zouden kopen, krijgen de eigen jeugdspelers minder kans om door te stromen naar het eerste elftal. Op den duur zou dit ten koste gaan van het nationale elftal.
voetbal/article/detail/2156661/2008/06/23/Madrid-100-miljoen-voor-Ronaldo.dhtml?redirected> (geraadpleegd 3 mei 2012). 127 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 108-109. 128 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 226 (conclusie Advocaat-generaal). 129 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 116. 130 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 122. 131 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 123. 132 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 124.
33
Ten slotte zouden de nationaliteitsclausules evenals de transferregels voorkomen dat de rijkste clubs de beste spelers kopen.133 Zo zouden ook de topclubs op zoek moeten gaan naar talenten uit eigen land.
In sommige gevallen kan discriminatie op grond van nationaliteit geoorloofd zijn. Zo is in het arrest Walrave bevestigd dat het is toegestaan, om bij de samenstelling van nationale sportploegen buitenlandse spelers uit te sluiten.134 Echter, de zaak Bosman vertoont wat dat betreft veel meer gelijkenissen met het arrest Donà.135 In de laatstgenoemde uitspraak is bevestigd dat het slechts mogelijk is om spelers uit te sluiten, indien sprake is van: “niet-economische redenen die verband houden met het specifieke kader en karakter van deze wedstrijden en waarbij het dus uitsluitend om de sport als zodanig gaat, zoals bij voorbeeld het geval is bij wedstrijden van de nationale ploegen van verschillende landen”.136 Echter, een dergelijke inperking op een fundamenteel beginsel zou wel beperkt moeten blijven tot haar eigenlijke doel.137 Bij officiële wedstrijden tussen clubs vertegenwoordigen de teams niet hun eigen land. Het is de essentie van iedere profvoetballer om deel te nemen aan deze activiteiten. Om deze reden moet dan ook geconcludeerd worden dat de nationaliteitsclausules niet in overeenstemming zijn met art. 48 EEG (thans art. 45 VWEU).138 Deze vormen een te zware inbreuk op het recht op vrije toegang tot het arbeidsproces.
Bij het clubvoetbal is geen sprake van een band tussen club en lidstaat of streek, die als inherent aan de sportactiviteit kan worden beschouwd.139 Zo bestaan er ook geen regels die verplichten slechts een beperkt aantal spelers uit andere steden of regio’s uit hetzelfde land op te stellen. Om die reden kan het niet gerechtvaardigd zijn om dat onderscheid wel op grond van nationaliteit te maken.
133
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 125. HvJ EG 12 december 1974, nr. 36/74 (Walrave). 135 HvJ EG 14 juli 1976, nr. 13/76 (Donà). 136 HvJ EG 14 juli 1976, nr. 13/76 (Donà), r.o. 14. 137 HvJ EG 14 juli 1976, nr. 13/76 (Donà), r.o. 15. 138 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 129. 139 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 131. 134
34
De nationale ploegen zijn per slot van rekening niet gehouden om alleen nationale spelers uit de nationale competitie te selecteren, deze mogen ook uit de buitenlandse competities komen.140 Tevens zijn clubs altijd verplicht om spelers de gelegenheid te geven uit te komen voor hun nationale elftal. Voor de kleinere landen kan het daarom zelfs een voordeel zijn als hun beste spelers zich kunnen ontwikkelen in de grotere competities.
Het Hof kwam dan ook tot de conclusie dat de nationaliteitsclausules geen stand konden houden.141
4.3.3 Gevolgen Bosman arrest
Na het wijzen van het Bosman arrest kregen clubs plotseling de mogelijkheid om een onbeperkt aantal buitenlandse voetballers op te stellen.142 Bovendien konden spelers met een aflopend contract transfervrij de overstap naar een andere club maken. Om de rechtszekerheid te waarborgen besloot het Hof om het arrest geen terugwerkende kracht toe te kennen.143 Hierdoor konden in het verleden betaalde transfersommen voor spelers met een aflopend contract niet worden teruggevorderd.
Geconcludeerd kan worden dat Bosman met zijn gang naar de rechter een ware revolutie ontketend heeft. Spelers werden machtiger en konden zo hogere salarissen eisen. Transfersommen om doorlopende contracten af te kopen zijn enkel nog harder gestegen.144 Voor Jean-Marc Bosman persoonlijk bleek de langdurige rechtsgang slechts een pyrrusoverwinning.145 Veel clubs zagen hem als een verrader en boycotte hem.
140
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 133. HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 137. 142 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 143 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman), r.o. 144 en 145. 144 H.T. van Staveren,’Het nieuwe ontslagrecht: verminderde mogelijkheden voor het ‘alternatieve transfersysteem’’, AA 1998-7/8, p. 660. 145 P. Demeyer, ‘Voetballer die collega’s steenrijk maakte, leeft zelf van OCMW-steun’, Het Nieuwsblad 21 oktober 2011. (geraardpleegd 3 mei 2012) 141
35
Het Bosman arrest betekende niet het definitieve einde van het bestaande transfersysteem. Met betrekking tot nationale transfers, transfers naar clubs buiten de Europees Economische Ruimte en transfers van niet EU-spelers was het oude transferstelsel nog steeds van toepassing. Op 22 februari 1996 kwam de Algemene Vergadering betaald voetbal om die reden tot het besluit om het nationale transfersysteem af te schaffen.146
Echter, de ongerijmdheden omtrent internationale transfers lieten langer op zich wachten. Zo probeerde de contractloze Nwanko Kanu in de zomer van 1996 een transfer naar Inter Milan te bewerkstelligen. Op grond van het nog niet geheel afgeschafte transferstelsel eiste voormalig werkgever Ajax een transfervergoeding. Gezien het feit dat Kanu niet beschikt over de nationaliteit van een van de lidstaten, kon hij ook geen beroep doen op het vrij verkeer van werknemers (art. 48 EG-Verdrag, thans art. 45 VWEU).147
4.4 Europese Commissie onderneemt actie
De Europese Commissie onder leiding van Commissaris Monti was van mening dat de gevolgen van de uitspraak in het Bosman arrest voor het transfersysteem niet toereikend waren.148 Om die reden wilde het een onderzoek instellen om te bezien of sprake was van concurrentiebeperkingen en/of vervalsingen in de zin van art. 81-1 EG Verdrag (thans art. 101 lid 1 VWEU). Het transferstelsel kan immers worden beschouwd als een horizontale regeling tussen alle clubs, waarbij onderling is afgesproken om met de spelers arbeidsovereenkomsten te sluiten onder bepaalde restrictieve voorwaarden.149 Daarnaast had de Europese Commissie kritiek op een drietal andere regelingen:150
146
H.T. van Staveren,’Het nieuwe ontslagrecht: verminderde mogelijkheden voor het ‘alternatieve transfersysteem’’, AA 1998-7/8, p. 660. 147 Arbitragecommissie KNVB 9 juli 1996, JAR 1996/192. 148 Europese Commissie DG IV Mededinging 14-12-1998, IV/36.583, Punten van de Commissie van 1412-1998 tegen de Federation Internationale de Football Association met betrekking tot een uitvoeringsprocedure van art. 85 van het EG-Verdrag. 149 M. Olfers, Sport en mededingingsrecht, Deventer: Kluwer 2008, p. 343. 150 Europese Commissie DG IV Mededinging 14-12-1998, IV/36.583, Punten van de Commissie van 1412-1998 tegen de Federation Internationale de Football Association met betrekking tot een uitvoeringsprocedure van art. 85 van het EG-Verdrag, p. 22-24.
36
-
Het door de UEFA ingestelde standaardcontract dat tussen speler en club dient te gelden.
-
Het nationale transferstelsel dat de nationale bonden verplicht moeten invoeren van de FIFA.
-
Het door de FIFA ingestelde verbod voor nationale bonden, clubs en spelers om zich in geval van onenigheid omtrent transfers tot de nationale rechter te richten.
De Europese Commissie kwam tot de conclusie dat de FIFA in strijd handelde met het mededingingsrecht. De FIFA-regeling kon worden beschouwd als een kartelafspraak die in strijd was met art. 85 lid 1 EG-Verdrag (thans art. 101 lid 1 VWEU) en met art. 53 lid 1 onder a Europese Economische Ruimte akkoord.151 De kritiek richtte zich onder andere op de opleidingsvergoeding die betaald moest worden ten tijde van of na afloop van het contract. Deze vergoeding zou de clubs beperken in hun vrijheid om spelers transfervrij aan zich te binden. Een transfersom gedurende de looptijd van het contract zou enkel gerechtvaardigd zijn indien deze de daadwerkelijke opleidingskosten zou vergoeden en op objectieve wijze zou zijn berekend. De afspraak heeft ten gevolge dat de kosten van iedere transfer ten onrechte wordt opgedreven. Tevens bestond kritiek op het verbod om spelers in dienst te nemen die eenzijdig hun contract met hun club ontbonden hadden (na de ontbindingsvoorwaarden in acht genomen te hebben).
4.5 Voorstel FIFA/UEFA
Toen de Europese Commissie dreigde de FIFA-regeling buiten werking te stellen, kwamen de FIFA en de UEFA op 31 oktober 2000 met een gezamenlijk voorstel om het bestaande transferstelsel aan te passen.152 De twee internationale organisaties waren van mening dat transfervergoedingen moesten blijven bestaan. Belangrijkste reden hiervoor was de bescherming van het jeugdvoetbal en de jeugdopleidingen. Zo zou er een internationaal transferverbod moeten komen voor minderjarigen. Het verbod zou niet
151
Europese Commissie DG IV Mededinging 14-12-1998, IV/36.583, p. 23-24. H.T. van Staveren & M. Boetekees, ‘Voetbaltransfers onder vuur van de Europese Commissie en de FIFA?’, AA 2001-4, p. 227. 152
37
gelden in het geval de ouders van een minderjarige speler wegens werkomstandigheden naar het buitenland moeten verhuizen. Verder moest er een “trainingsvergoeding” voor spelers tot 23 jaar komen. Dit houdt in dat de club die een speler van 22 jaar of jonger koopt een vergoeding betaalt aan de oude club. De ratio achter deze regeling is om voor een herverdeling van de inkomsten te zorgen en zo de kleine clubs te stimuleren om jonge spelers op te blijven leiden. Dergelijke vergoedingen lijken in strijd met het Bosman arrest153 te zijn.154 De FIFA en UEFA zijn echter van mening dat deze vergoedingen een gerechtvaardigd doel nastreven en daarom niet in strijd met het vrije verkeer van werknemers zijn. Ten slotte bestond het plan om twee vaste transferperiodes in te voeren. Tevens mocht een speler slechts één maal per seizoen van club veranderen. Op deze manier zouden de competities een eerlijker verloop krijgen, omdat de clubs met het meeste geld nu niet meer midden in het seizoen de beste spelers van concurrenten zouden kunnen opkopen.
4.6 Overeenkomst over nieuw transfersysteem
Op 15 maart 2001 bereikte de Europese Commissie met de FIFA en UEFA overeenstemming over de totstandkoming van het nieuwe transfersysteem.155 In de FIFA Regulations werden de volgende aanpassingen doorgevoerd:
-
Compensatie voor trainingskosten van spelers tot 23 jaar, om zo het opleiden van spelers te stimuleren.
-
Invoering van een solidariteitsmechanisme dat er op toeziet dat de inkomsten worden herverdeeld, waardoor ook kleine clubs (inclusief amateurverenigingen) worden gestimuleerd en beloond voor het trainen van spelers.
-
Internationale transfers van spelers onder de 18 jaar zijn alleen toegestaan onder bepaalde strikte voorwaarden.
153
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). Zie Hoofdstuk 4.2.3.1 155 R. Blanpain, Sport: The Legal status of sportsmen and sportswomen under International, European and Belgian national and regional law, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 47, 48. 154
38
-
Beperking van transferperiodes tot één per jaar plus één in het tussenseizoen voor exceptionele situaties. Daarbij wordt het voor spelers slechts mogelijk om één transfer per seizoen te maken;
-
Invoering van een minimum (1 jaar) en maximum duur (5 jaar) voor spelerscontracten;
-
Spelerscontracten zijn beschermd tegen eenzijdige opzegging aan de kant van de werknemer, gedurende de eerste drie jaar voor spelers tot en met 28 jaar. Voor spelers die ouder dan 28 jaar zijn is de beschermde periode twee jaar;
-
Om een regulier en behoorlijk verloop van competities te stimuleren, kunnen spelerscontracten slechts aan het einde van de competitie worden verbroken;
-
Wanneer een spelerscontract wordt verbroken door een speler of club, zal hiervoor een financiële compensatie betaald moeten worden;
-
Indien een spelerscontract zonder gegronde reden of sportief gegronde reden gedurende de beschermde periode wordt verbroken, zullen hierop gepaste sancties volgen;
-
Invoering van een snel, efficiënt en objectief arbitragetribunaal met leden die gekozen zijn door spelers en clubs onder leiding van een voorzitter;
-
Arbitrage vindt plaats op vrijwillige basis en kan een speler er niet van weerhouden zich tot de nationale rechter te wenden.
Alle betrokken partijen waren tevreden met het resultaat en over de manier waarop de onderhandelingen waren verlopen.156 Indien de Europese Commissie op grond van een inbreuk op art. 85 lid 1 EG-Verdrag (thans art. 101 lid 1 VWEU) een procedure had moeten opstarten, zou dit niet alleen veel meer tijd in beslag genomen hebben, ook zou het de Europese Commissie veel minder invloed hebben gegeven op de ontwikkeling van het nieuwe transfersysteem.157 Op 5 juli 2001 maakte de FIFA op het congres in Buenos Aires bekend dat de nieuwe transferregels waren opgenomen in de FIFA Regulations.158 156
R. Blanpain, Sport: The Legal status of sportsmen and sportswomen under International, European and Belgian national and regional law, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 48. 157 C.A Segaar, ‘over twee jaar terugkomen, het nieuwe transfersysteem voor beroepsvoetballers’, ArbeidsRecht 2001-10/52. 158 R. Blanpain, Sport: The Legal status of sportsmen and sportswomen under International, European and Belgian national and regional law, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 51.
39
4.7 Conclusie
Door de jaren heen is het voetbal steeds professioneler geworden. Verder is duidelijk waar te nemen dat de spelers steeds machtiger zijn geworden. De Belgische voetballer Jean-Marc Bosman heeft met zijn langdurige rechtsgang, welke uiteindelijk tot een uitspraak van het Europese Hof van Justitie heeft geleid, hierin een belangrijke rol gespeeld.159 Naar aanleiding van dit spraakmakende arrest heeft de Europese Commissie een onderzoek ingesteld naar de verenigbaarheid van het toenmalige transferstelsel met het Europese recht.160 Toen duidelijk werd dat het transfersysteem drastische veranderingen moest ondergaan, zijn de FIFA en UEFA met de Europese Commissie in onderhandeling getreden om het transferstelsel op essentiële punten aan te passen.161 Na de succesvolle afronding hiervan, heeft de FIFA op 5 juli 2001 op het congres in Buenos Aires, bekend gemaakt dat het nieuwe transferstelsel een feit was.162 De gevolgen van het Bosman arrest163 zijn dusdanig ingrijpend van aard geweest, dat tegenwoordig gesproken wordt van een pré- en post-Bosman tijdperk.164 Regelmatig wordt nieuwe jurisprudentie in de topsport vergeleken met het Bosman arrest en in de vakliteratuur en media met veel bombarie gepresenteerd.165 Vooralsnog blijkt de impact van nieuwe gevallen echter niet zo groot.166 Sinds de overeenkomst tussen de FIFA, UEFA en de Europese Commissie heeft het transfersysteem dan ook geen drastische veranderingen meer ondergaan. Nu de totstandkoming en werking van het huidige 159
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). Europese Commissie DG IV Mededinging 14-12-1998, IV/36.583, Punten van de Commissie van 1412-1998 tegen de Federation Internationale de Football Association met betrekking tot een uitvoeringsprocedure van art. 85 van het EG-Verdrag. 161 H.T. van Staveren & M. Boetekees, ‘Voetbaltransfers onder vuur van de Europese Commissie en de FIFA?’, AA 2001-4, p. 227. 162 R. Blanpain, Sport: The Legal status of sportsmen and sportswomen under International, European and Belgian national and regional law, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 51. 163 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 164 H.W.P. van den Hout, ‘Arbeidsverhoudingen in het professionele voetbal’, ArbeidsRecht 2008-4/18. 165 T. van den Velde, ‘Welkom in het tijdperk van Andrew Webster’, Voetbal International 12-02-2008. http://www.vi.nl/achtergronden/Columns-overzicht-1/Taco-van-den-Velde/148461/Welkom-in-hettijdperk-van-Andrew-Webster.htm (geraadpleegd 3 mei 2012) 166 B. Hunnekens, ‘Over de impact van het Webster-arrest op het Nederlands betaald voetbal een jaar later’, TRA 2009-33. Zie ook R.C. Branco Martins, ‘Het Kolpak arrest; Bosman maal 10?’ Arbeid Integraal 20033, p. 83-93. 160
40
transfersysteem geanalyseerd is, zal in het komende hoofdstuk de rechtsgeldigheid van de FIFA Regulations aan bod komen.
41
Hoofdstuk 5: Contractuele stabiliteit
Pacta sunt servanda167
5.1 Inleiding
De FIFA hecht groot belang aan de contractuele stabiliteit van arbeidsovereenkomsten in het profvoetbal. Dit blijkt ook uit art. 13 FIFA Regulations, waarin wordt voorgeschreven dat partijen die een arbeidsovereenkomst met elkaar zijn aangegaan, het contract dienen te respecteren. De arbeidsovereenkomst kan slechts met wederzijds goedvinden worden verbroken of eindigen doordat de looptijd van het contract verstreken is.
In dit hoofdstuk worden de bepalingen van de FIFA Regulations die betrekking hebben op de contractuele stabiliteit getoetst aan het Nederlandse arbeidsrecht en de Europese regelgeving. Zoals in hoofdstuk 1 reeds uiteen is gezet, zijn de spelers en clubs indirect
167
Latijnse uitdrukking voor: “overeenkomsten dienen te worden nagekomen”.
42
gebonden aan het FIFA-reglement. Gezien het feit dat het slechts gaat om regels van verenigingsrecht, mogen deze niet strijdig zijn met de dwingende wetsbepalingen van nationaal en Europees recht.
5.2 Reikwijdte FIFA-reglement Het professioneel voetbal wordt gekenmerkt door een piramidale structuur.168 De FIFA bevindt zich bovenaan in de hiërarchie en de FIFA Regulations hebben dan ook wereldwijd bindende werking.169 Zo heeft het FIFA-reglement betrekking op de rechtspositie van spelers, hetgeen bepalend is voor de vraag of iemand gerechtigd is om deel te nemen aan wedstrijden in clubverband. Tevens zijn in de FIFA Regulations regels met betrekking tot internationale transfers opgesteld. Op binnenlandse transfers is de regelgeving van de desbetreffende nationale bond van toepassing.170 Deze dient echter wel te voldoen aan de voorwaarden die te vinden zijn in art. 1 lid 3 FIFA Regulations. Dit houdt onder andere in dat de nationale reglementen verplicht vaste transferperiodes dienen voor te schrijven171 en dat contracten enkel voor bepaalde tijd kunnen worden aangegaan.172 Naast de bepalingen die verplicht overgenomen dienen te worden, moeten de bonden passende maatregelen nemen ter bescherming van de contractuele stabiliteit.
5.3 Beginselen ter bescherming van de contractuele stabiliteit
In de FIFA Regulations is een aantal beginselen opgenomen, die toezien op de bescherming van de stabiliteit van voetbalcontracten.173 De bonden worden geacht deze, rekening houdend met het nationale recht en de geldende cao’s, in de regelgeving op te nemen. Het gaat om de volgende beginselen:
168
Zie hoofdstuk 2.1. Art. 1 lid 1 FIFA Regulations. 170 Art. 1 lid 2 FIFA Regulations. 171 Art. 6 FIFA Regulations. 172 Art. 18 lid 2 FIFA Regulations. 173 Art. 1 lid 3 FIFA Regulations. 169
43
-
Contracten dienen nagekomen te worden. Dit wordt ook wel het pacta sunt servanda beginsel genoemd;174
-
Contracten kunnen zonder nadelige gevolgen worden beëindigd in geval hiertoe een gegronde reden bestaat;175
-
Contracten mogen door spelers worden opgezegd indien hiervoor een sportief gegronde reden bestaat;176
-
Contracten mogen niet gedurende het lopende seizoen worden beëindigd;177
-
In het geval een contract zonder geldige reden wordt beëindigd, zal aan de benadeelde partij een schadevergoeding betaald worden, waarvan de hoogte kan worden vastgesteld in het contract. Tevens zullen sportieve sancties worden opgelegd aan de brekende partij.178
5.4 Vaste transferperiodes en maximum aantal clubs
Art. 6 lid 1 FIFA Regulations bepaalt dat jaarlijks maximaal twee vaste periodes bestaan waarbinnen clubs spelers mogen registreren. Een uitzonderingspositie geldt voor spelers die contractloos zijn; deze kunnen zich wel buiten de vaste transferperiodes bij een club registreren. De KNVB heeft in overeenstemming met de FIFA Regulations twee overschrijvingsperiodes opgenomen in het Reglement Overschrijvingsbepalingen Betaald Voetbal.179 Verder bepaalt art. 6 lid 2 KNVB Reglement dat spelers voor niet meer dan twee verschillende clubs per seizoen uit mogen komen in officiële wedstrijden. Daarmee voldoet de KNVB ook aan het vereiste uit art. 5 lid 4 FIFA Regulations.
In feite maken de vaste transferperiodes inbreuk op art. 45 VWEU (het vrij verkeer van werknemers). De registratieperiodes vormen voor de werknemers een belemmering om in te gaan op een aanbod tot tewerkstelling.180 Het Lehtonen arrest heeft meer duidelijkheid
174
Art. 13 FIFA Regulations. Art. 14 FIFA Regulations. 176 Art. 15 FIFA Regulations. 177 Art. 16 FIFA Regulations. 178 Art. 17 FIFA Regulations. 179 Art. 6 lid 1 Reglement Overschrijvingsbepalingen Betaald Voetbal. (Hierna: KNVB Reglement) 180 Art. 45 lid 3 sub a VWEU 175
44
geschapen omtrent de toelaatbaarheid van de transferperiodes. Hierin is bepaald dat: “In dit verband moet worden erkend, dat de vaststelling van termijnen voor de transfers van spelers kan beantwoorden aan het doel, het regelmatig verloop van sportwedstrijden te verzekeren.”181
Het maximum aantal clubs waarvoor spelers jaarlijks mogen uitkomen, kan tevens gekenmerkt worden als een belemmering voor het vrij verkeer van werknemers (art. 45 VWEU). Het is twijfelachtig of deze beperking wel objectief gerechtvaardigd is; zo is C.A. Segaar van mening dat met de vaste transferperiodes een stabiel verloop van de competitie reeds voldoende gewaarborgd is.182 Uit het Lehtonen arrest183 kan worden opgemaakt dat het mogelijk is om inbreuk te maken op het vrije werknemersverkeer indien het middel niet verder gaat dan noodzakelijk om het doel te bereiken.184 Doel van desbetreffende beperking is om een verstoring van het regelmatig verloop van wedstrijden te voorkomen. Op grond van art. 5 lid 4 FIFA Regulations zouden profvoetballers voor maximaal twee teams uit mogen komen. Indien een speler in iedere overschrijvingsperiode een transfer zou maken, zou dit ten gevolge hebben dat hij voor drie verschillende teams uit zou kunnen komen. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat aan het einde van de zomerse transferperiode de competitie pas kort van start gegaan is. Deze beperking op het vrij verkeer voor werknemers voegt dan ook weinig toe.
De beperking voor het aantal clubs waar spelers voor uit mogen komen voegt naar mijn mening dan ook niet veel toe. Art. 5 lid 4 FIFA Regulations (beperking aantal clubs voor spelers) is niet noodzakelijk om het doel van een behoorlijk verloop van de competitie te verwezenlijken en is daarom in strijd met het vrij verkeer van werknemers (art. 45 VWEU). Met betrekking tot de vaste transferperiodes kan gesteld worden dat deze wel noodzakelijk zijn om het bovengenoemde doel te bereiken.
181
HvJ EG 13 april 2000, nr. C-1765/96 (Lehtonen), r.o. 53. C.A. Segaar, ‘Over twee jaar terugkomen, het nieuwe transfersysteem voor beroepsvoetballers’, ArbeidsRecht 2001-10, nr. 52. 183 HvJ EG 13 april 2000, nr. C-1765/96 (Lehtonen). 184 F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 63. 182
45
5.5 Contracten voor bepaalde tijd
De FIFA gaat uit van het principe dat in het professioneel voetbal alleen gewerkt wordt met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.185 Andersoortige contracten zijn slechts toelaatbaar in het geval deze met nationale wetgeving te verenigen zijn. De duur van een contract loopt ten minste tot het einde van het lopende seizoen en mag niet voor langer dan vijf jaar worden aangegaan. Voor spelers tot 18 jaar geldt dat zij een arbeidsovereenkomst voor maximaal drie seizoenen mogen ondertekenen. Clausules met opties tot verlenging van laatstgenoemde periode zijn per definitie ongeldig.186
De KNVB is op grond van art. 1 lid 3 sub a FIFA Regulations verplicht de bovengenoemde bepaling over te nemen. In art. 53 lid 6 Reglementen betaald voetbal 2011/’12187 wordt dan ook bepaald dat een arbeidsovereenkomst telkens op 30 juni van enig jaar dient te eindigen. Daarbij staat echter wel vermeld dat krachtens de wet sprake kan zijn van een contract voor onbepaalde tijd. Op grond van art. 7:668a BW is het immers mogelijk dat een contract voor bepaalde tijd van rechtswege converteert in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Laatstgenoemde bepaling is echter van ¾ dwingend recht en de sociale partners hebben dan ook gebruikgemaakt van de mogelijkheid om hier per cao van af te wijken. Krachtens art. 6 lid 2 CAO contractspelers kan in geen enkel geval door middel van conversie een contract voor onbepaalde tijd ontstaan.188 Art. 27 CAO contractspelers biedt echter wel de mogelijkheid om ten gunste van de werknemer af te wijken van de cao. Speler en club zouden dan ook geheel in overeenstemming met de cao, het bondsreglement en de FIFA Regulations een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kunnen sluiten.
185
Art. 18 lid 2 FIFA Regulations. Zakaria Labyad tekende op 16-jarige leeftijd een contract bij PSV met een eenzijdige optie voor de club op zijn contract te verlengen. Daarmee kwam de potentiële totale duur van de arbeidsovereenkomst op 4,5 jaar. De speler meent nu dat die optie ongeldig is. Zie ook: Redactie, ‘Labyad zeker van zijn zaak: deze zomer transfervrij’, AD 6 januari 2012. In art. 53 lid 3 Reglementen betaald voetbal 2011/’12 is art. 18 lid 2 FIFA Regulations met betrekking tot de maximum duur van contracten voor minderjarige spelers overgenomen. 187 Hierna: bondsreglement. 188 Zie hoofdstuk 3. 186
46
Sinds het Bosman arrest worden langdurige arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gesloten, met de intentie spelers voor het einde van het contract van de hand te doen en zo een tussentijdse afkoopsom op te kunnen strijken.189 In de literatuur bestaat kritiek op dit ‘alternatieve transfersysteem’; zo stelt F. Hendrickx: ”dat de praktijk van het contractuele transfersysteem in strijd is met ‘de geest’190 van de richtlijn191.”192 Het huidige gebruik van bepaalde tijd contracten in de voetbalsport zou voorbijgaan aan het oorspronkelijke doel van de richtlijn, namelijk het bevorderen van contractuele stabiliteit en spelersvrijheid.
De kritiek van F. Hendrickx richt zich niet zo zeer tegen het gebruik van bepaalde tijd contracten in het betaald voetbal, maar slechts tegen de manier waarop hiervan misbruik wordt gemaakt door clubs. Spelers zouden hun contract moeten uitdienen, om vervolgens vrij te kunnen onderhandelen met clubs naar keuze. In het huidige transferstelsel wordt spelers in het laatste contractjaar vaak de keuze gesteld om hetzij bij te tekenen, of een transfer te maken naar een club die bereid is de gevraagde afkoopsom te betalen.193 Indien een speler weigert één van de hiervoor genoemde keuzes te maken, kan de club dreigen hem niet meer op te nemen in de wedstrijdselectie. Een speler die een jaar lang geen wedstrijden speelt, zal voor andere clubs minder interessant zijn om in dienst te nemen. Tevens kan een speler die international is, op die manier zijn plek bij het nationale elftal kwijtraken.
Desalniettemin moet geconcludeerd worden dat F. Hendrickx te kort door de bocht is met zijn kritiek. De situatie waarin een werknemer onder druk gezet wordt om zijn arbeidsovereenkomst te verlengen is weliswaar ongewenst; dit betekent echter niet meteen dat het transfersysteem daarmee in strijd is met de “geest” van de richtlijn.194 189
F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 61. 190 F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 72. F. Hendrickx doelt hiermee op de derde paragraaf van de preambule uit de raamovereenkomst die geratificeerd is in Richtlijn 1999/70/EG. 191 Richtlijn 1999/70/EG. 192 F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 67. 193 Redactie, ‘Stein Huysegems vertrekt bij AZ’, Trouw 6 juni 2006. 194 Richtlijn 1999/70/EG.
47
Hiervan zou sprake zijn indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op zodanige wijze gebruikt zou worden, dat deze onaanvaardbaar is voor de werknemer.195 In de praktijk blijkt dit niet het geval te zijn. Natuurlijk kunnen clubs dreigen een speler naar het tweede team over te plaatsen als deze weigert zijn contract te verlengen. Dat neemt echter niet weg dat ook de werknemer een sterke onderhandelingspositie heeft. Een club heeft niets aan een speler die een jaar lang met een aanzienlijk salaris in het tweede elftal speelt en vervolgens transfervrij naar een ander team vertrekt. De club zou om die reden eerder genoegen nemen met een lagere transfersom of de speler proberen over te halen bij te tekenen tegen betere arbeidsvoorwaarden.
Geconcludeerd kan worden dat het gebruik van bepaalde tijd contracten in het professioneel voetbal in de literatuur breed ondersteund wordt.196 Sectorspecifieke omstandigheden kunnen immers tot een meer flexibel gebruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd nopen.197 Zolang hier geen misbruik van wordt gemaakt, staat Richtlijn 1999/70/EG dit toe.198 Naar mijn mening beantwoordt het gebruik van bepaalde tijd contracten aan de behoeften van spelers, clubs en de voetbalsector als geheel.199
Art. 7:668a BW stelt een maximum aan het aantal bepaalde tijd contracten dat achtereenvolgens afgesloten mag worden. Van de laatstgenoemde bepaling kan door middel van een cao worden afgeweken.200 Nu is het discutabel of de CAO contractspelers, welke het mogelijk maakt een onbepaald aantal bepaalde tijd contracten achtereenvolgens af te sluiten, wel in overeenstemming is met het Nederlandse recht.201 Voor de rechtsgeldigheid van art. 18 FIFA Regulations is laatstgenoemde vraag echter niet van belang. Hierin staat immers ondubbelzinnig vermeld dat arbeidsovereenkomsten met een
195
Preambule Richtlijn 1999/70/EG, 3e paragraaf. F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 67. 197 D.J.B. de Wolff, De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, Kluwer: Deventer 1999, p. 362. 198 Preambule Richtlijn 1999/70/EG, 3e paragraaf. 199 F. Hendrickx, “Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht”, SMA 2003, p. 61. 200 Gezien het feit sprake is van ¾ dwingend recht (op grond van art. 7:668a lid 5). 201 Zie hoofdstuk 3. 196
48
andere looptijd toegestaan zijn indien zij beantwoorden aan de vereisten van de nationale wetgeving. Om bovenstaande redenen moet daarom geconcludeerd worden dat art. 18 FIFA Regulations in overeenstemming is met zowel Richtlijn 1999/70/EG als het Nederlandse arbeidsrecht.
5.6 Afspraken dienen te worden nagekomen
De FIFA streeft contractuele stabiliteit na. De internationale organisatie acht het daarom van belang dat zowel de speler als de club zich aan zijn afspraken houdt.202 Dit kan hetzij door de looptijd van het contract te respecteren, hetzij door de arbeidsovereenkomst te verbreken met wederzijds goedvinden. Voor de clubs is het laatstgenoemde alternatief uiteraard aantrekkelijker. In de meeste gevallen zal dit betekenen dat de club nog een transfervergoeding tegemoet kan zien. Dit zal slechts anders zijn indien de speler niet naar behoren presteert. De club zou in dat geval bereid kunnen zijn om de speler “transfervrij” te laten vertrekken.
Uit de CAO contractspelers blijkt dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt na het verstrijken van de overeengekomen periode.203 Indien sprake is van een contract dat verlengd is, zal de overeenkomst eindigen na mededeling van één der partijen tegen de laatste dag van de overeengekomen periode.204 Naar Nederlands arbeidsrecht kan een contract voor bepaalde tijd op grond van art. 7:667 lid 3 BW slechts tussentijds worden opgezegd indien deze mogelijkheid voor beide partijen is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Gezien het feit dat clubs spelers liever niet zomaar zien vertrekken, zal een dergelijk beding alleen in een contract worden opgenomen, indien dit gepaard gaat met een ‘gelimiteerde transfervergoeding’.205 Dit houdt in dat partijen bij voorbaat zijn overeengekomen dat de speler tegen betaling van een bepaalde vergoeding
202
Art. 13 FIFA Regulations. Art. 6 lid 3 CAO contractspelers. 204 Art. 6 lid 4 CAO contractspelers. 205 Art. 17 lid 2 FIFA Regulations. 203
49
het contract eenzijdig, zonder gegronde reden op mag zeggen.206 In de praktijk komt dit erop neer dat de club die de speler wenst over te nemen dit bedrag dient op te hoesten.
Geconcludeerd kan worden dat de hierboven besproken bepalingen van de FIFA Regulations in overeenstemming met het nationale arbeidsrecht en Richtlijn 1999/70/EG zijn. Op grond van art. 13 FIFA Regulations kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts op twee manieren eindigen. Enerzijds is dit mogelijk door verloop van de contractueel vastgestelde termijn, hetgeen in overeenstemming is met art. 7:667 lid 1 BW, anderzijds kan de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedkeuren worden beëindigd. Naar Nederlands recht dient een dergelijke tweezijdige rechtshandeling te worden gekwalificeerd als een beëindigingsovereenkomst.207 Deze komt op grond van art. 6:217 BW tot stand door aanvaarding van een aanbod tot beëindiging. In praktijk zal een club veelal pas akkoord gaan met een dergelijke beëindigingsovereenkomst indien een transfersom wordt betaald om het contract af te kopen.
Art. 17 lid 2 FIFA Regulations biedt de mogelijkheid om het contract tussentijds eenzijdig op te zeggen. Overeenkomstig art. 7:667 lid 3 BW dient een dergelijk beding wel schriftelijk in de arbeidsovereenkomst te zijn vastgelegd.208 Richtlijn 1999/70/EG verzet zich niet tegen het principe dat bepaalde tijd contracten gerespecteerd en uitgediend moeten worden. Daarmee kan geconcludeerd worden dat art. 17 lid 2 FIFA Regulations in overeenstemming is met het Nederlandse arbeidsrecht en het gemeenschapsrecht.
5.7 Beëindiging contract op grond van gerechtvaardigde redenen
206
Art. 17, aantekening 1 lid 3 Commentary on the regulations for the status and transfer of players. Hierna: FIFA Commentary. 207 W.H.A.C.M Bouwens, M.S. Houwerzijl & W.L. Roozendaal, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Kluwer: Deventer 2001, p. 189. 208 Uit art. 17 lid 2 FIFA Regulations blijkt dat: ”the amount may be stipulated in the contract or agreed between the parties.” Hieruit kan worden opgemaakt dat indien er sprake is van een vastgestelde transfersom, deze schriftelijk opgesteld moet zijn in het contract.
50
Ondanks het feit dat de FIFA wenst dat contracten worden gerespecteerd en nageleefd,209 biedt het partijen de mogelijkheid om reeds voor het einde van de loopduur van het contract de samenwerking op grond van een gerechtvaardigde reden te beëindigen.210 Indien een partij meent dat sprake is van een zogenaamde just cause,211 kan deze de arbeidsovereenkomst eenzijdig opzeggen, zonder dat het een vergoeding hoeft te betalen of een sportieve sanctie opgelegd zal krijgen. Van een just cause is sprake in het geval één der partijen een gegronde reden heeft om het contract niet langer meer te hoeven respecteren.212 Indien een speler bijvoorbeeld schuldig is bevonden aan het gebruik van doping, zou dit voor een club een gerechtvaardigde reden zijn om de arbeidsovereenkomst eenzijdig te beëindigen.213 Andersom kan een salarisachterstand van enkele maanden als een just cause voor de speler aangemerkt worden.214 Art. 14 FIFA Regulations is niet overgenomen in het KNVB reglement.215 Met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten zijn in Nederland dwingende wetsbepalingen van toepassing. De beëindiging van een contract op grond van een just cause doet sterk denken aan de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid uit art. 6:248 BW: ”Van een partij kan geen instandhouding worden verlangd indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”.216 Echter, de specifieke bepalingen met betrekking tot de eenzijdige beëindiging van contracten zijn te vinden in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.217 Naar het Nederlandse arbeidsrecht dient sprake te zijn van een dwingende reden, waardoor van de wederpartij niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
209
Art. 13 FIFA Regulations Art. 14 FIFA Regulations 211 F. de Weger, The Jurisprudence of the FIFA Dispute Resolution Chamber, T.M.C. Asser press: Den Haag 2008, p. 84-95. 212 Art. 14 lid 2 FIFA Commentary 213 DRC 12 januari 2007, nr. 17595. 214 DRC 10 juni 2004, nr. 64133. 215 Op grond van art. 1 lid 3 sub b FIFA Regulations is de KNVB dit ook niet verplicht, nu er slechts sprake is van een beginsel ter bescherming van de contractuele stabiliteit. 216 Y van Gemerden & M. Hoogenveen: ’Over tussentijdse beëindiging van het spelerscontract van profvoetballers.’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2001-4, p. 133. 217 Zie artt. 7:677-679,685 BW. 210
51
Ter illustratie van wat een gerechtvaardigde eenzijdige contractbreuk in kan houden, heeft de FIFA een tweetal voorbeelden opgenomen in de toelichting op art. 14 FIFA Regulations.218 Deze twee situaties zouden krachtens art. 7:678 BW of art. 7:679 BW een dringende reden voor de wederpartij opleveren om de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:677 BW onverwijld op te zeggen, dan wel op grond van art. 7:685 BW te laten ontbinden.219
Naar Nederlands recht is een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tevens mogelijk wegens gewichtige redenen (op grond van art. 7:685 BW). Als laatstgenoemde ontslaggrond wordt aangemerkt iedere dringende reden die tevens een onverwijlde opzegging zou rechtvaardigen (in de zin van art. 7:677 lid 1 BW), als ook “veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen”.220
In het verleden hebben spelers dikwijls getracht wegens gewichtige redenen op grond van een verandering in omstandigheden hun arbeidsovereenkomst te laten ontbinden. Krachtens art. 9 lid 2 CAO contractspelers dienen alle geschillen die tussen de speler en club ontstaan, te worden voorgelegd aan de Arbitragecommissie van de KNVB. Zo ondernamen de gebroeders de Boer in 1998 een poging om onder hun doorlopende contracten bij Ajax uit te kunnen komen.221 De Arbitragecommissie kende veel waarde toe aan het beginsel dat overeenkomsten nagekomen dienen te worden.222 Slechts in het geval:”zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen kan tussentijds een arbeidsovereenkomst ontbonden worden, al dan niet onder toekenning van een vergoeding”.223 Of dit het geval is dient te worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: -
Een mogelijke aanmerkelijke financiële positieverbetering;
-
Een mogelijke positieverbetering in sportief opzicht;
218
Art. 14 lid 2,3 FIFA Commentary. Zo is art. 14 lid 3 FIFA Commentary is een voorbeeld van art. 7:679 lid 2 sub c BW. Art. 14 lid 4 FIFA Commentary kan worden aangemerkt als een voorbeeld van art. 7:678 lid 2 sub k BW. 220 Zie art. 7:685 lid 2 BW. 221 Arbitragecommissie KNVB 30 juni 1998, JAR 1998/171, (De Boer/AFC Ajax). 222 H.W.P. van den Hout: ‘Arbeidsverhoudingen in het professionele voetbal’, ArbeidsRecht 2008/18. 223 Arbitragecommissie KNVB 30 juni 1998, JAR 1998/171, (De Boer/AFC Ajax), r.o. 8. 219
52
-
Of al dan niet sprake is van een vertrouwensbreuk.
Uit de jurisprudentie van de Arbitragecommissie blijkt dat slechts in uitzonderlijke gevallen spelerscontracten ontbonden worden vanwege gewichtige redenen.224 Zelfs indien sprake is van een financiële en waarschijnlijk sportieve verbetering, zal dit niet altijd zwaarwegend genoeg zijn om het belang van de nakoming van de overeenkomst opzij te schuiven.225 Slechts in het geval van Bernard Hofstede, die zijn club uitkomend in de Eerste divisie wilde verruilen voor Eredivisieclub Heracles Almelo, concludeerde de Arbitragecommissie dat sprake was van zodanig zwaarwegende gewichtige redenen, dat de arbeidsovereenkomst diende te worden ontbonden.226
Geconcludeerd kan worden dat het Nederlandse transferstelsel ten aanzien van de ontbinding van contracten op grond van dwingende dan wel gewichtige reden(en) in overeenstemming is met de FIFA Regulations. De FIFA lijkt onder just cause hetzelfde te verstaan als het Nederlandse arbeidsrecht met de dwingende reden.227 Dit lijkt niet op te gaan voor de ontbinding op grond van gewichtige redenen. Echter, krachtens art. 1 lid 3 sub b FIFA Regulations, hoeven de nationale bonden de beginselen van contractuele stabiliteit niet als zodanig te implementeren in de nationale reglementen. Wel dienen de beginselen in acht te worden genomen, zoverre deze in overeenstemming zijn met het dwingende nationale recht. Gezien het feit dat art. 7:685 BW een dwingende wetsbepaling is, kan deze dus niet in strijd met de FIFA Regulations zijn. Overigens kan bij een ontbinding op grond van gewichtige redenen, tevens op grond van art. 7:685 lid 8 BW een vergoeding worden toegekend aan de wederpartij. Het Nederlandse systeem is daarmee dus niet alleen ruimer met betrekking tot uitzonderingsgronden op het principe van contractuele stabiliteit, maar stelt daar ook iets tegenover door de schadelijdende partij te compenseren. Om die reden kan geconcludeerd worden dat de contractuele stabiliteit in het Nederlandse systeem voldoende gewaarborgd is.
224
Arbitragecommissie KNVB 8 augustus 2007, (Tim Bakens/RKC Waalwijk) (n.n.g.). Zie onder andere de zaken: Arbitragecommissie KNVB 25 januari 2006, (SC Heerenveen/Samaras) (n.n.g.) en Arbitragecommissie KNVB 9 augustus 2007, (FC Groningen/Suarez) (n.n.g.). 226 Arbitragecommissie KNVB 15 juli 2005, (VVV-Venlo/Hofstede) (n.n.g.) 227 Vergelijk art. 14 FIFA Commentary met artt. 7:677-679 BW. 225
53
5.8 Eenzijdige contractbreuk zonder gerechtvaardigde reden
Indien één der partijen op ongerechtvaardigde wijze contractbreuk pleegt, zal dit onvermijdelijk tot sportieve en financiële sancties leiden.228 Hierbij is het van belang of het contract binnen of buiten de beschermde periode wordt verbroken. Dit is afhankelijk van het moment waarop het contract ondertekend is.229 Voor arbeidsovereenkomsten die voor het 28ste levensjaar zijn ondertekend, geldt dat de termijn van de beschermde periode drie jaar bedraagt. Met betrekking tot spelers die de leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, betreft de duur van de laatstgenoemde periode twee jaar.
Een speler die contractbreuk pleegt gedurende de beschermde periode, riskeert een schorsing van vier maanden voor het spelen van wedstrijden.230 Indien sprake is van verzwarende omstandigheden, kan de schorsing zelfs oplopen tot zes maanden.231 Een club die een speler induceert om zijn contract te verbreken, kan een verbod tot het registreren van spelers opgelegd krijgen voor de duur van twee transferperiodes.232 Zowel de speler als de club die meewerkt aan de contractbreuk, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de financiële schade die de benadeelde club lijdt.233
Wanneer een voetballer zijn contract buiten de beschermde periode eenzijdig opzegt, zal speler noch club sportieve sancties opgelegd krijgen, mits de opzegging binnen vijftien dagen na de laatste dag van het seizoen geschiedt en de speler naar een club in het buitenland vertrekt.234 De voormalige club van de speler heeft in dat geval nog steeds recht op financiële compensatie.235 De hoogte van de compensatie kan op twee manieren worden vastgesteld. Zo kunnen partijen een zogenaamde ‘buyout clause’ opnemen waarin het bedrag dat betaald moet worden bij voorbaat al is vastgesteld. Indien geen
228
Art. 17 FIFA Regulations Punt 7 Definities FIFA Regulations 230 CAS 7 oktober 2009, 2009/A/1881, (Essam El-Hadary/FIFA & Al Ahly Sporting Club). 231 Art. 17 FIFA Commentary, toelichting onder punt 2 van “sporting sanctions”. 232 Art. 17 FIFA Commentary, toelichting onder punt 4 van “sporting sanctions”. 233 Art. 17 FIFA Commentary, toelichting onder punt 4 van “compensation”. 234 Zie noot van S.F.H. Jellinghaus bij CAS 31 juli 2009, JIN 2009/663, (Adrian Mutu/Chelsea FC). 235 Art. 17 lid 1 FIFA Regulations. 229
54
sprake is van een contractuele afkoopsom in het contract zal de vergoeding worden berekend aan de hand van de criteria uit art. 17 lid 1 FIFA Regulations.236
5.8.1 Andrew Webster
In 2006 was Andrew Webster de eerste die gebruikmaakte van de mogelijkheid om zijn contract eenzijdig te wijzigen.237 In het contract van Webster was geen ‘buyout clause’ opgenomen. Het Court of Arbitration for Sports238 bepaalde dat bij de berekening van de hoogte van de vergoeding geen rekening kon worden gehouden met het mislopen van een eventuele transfersom voor de club. Dit gold ook met betrekking tot de in het verleden betaalde transfervergoeding, aangezien deze diende te zijn afgeschreven over de (reeds verlopen) eerste contractsperiode.239 Het verlies aan commerciële inkomsten kon ook niet in beschouwing worden genomen, daar het onmogelijk was om het causale verband aan te tonen. Om bovenstaande redenen kwam het CAS tot de conclusie dat bij berekening van de compensatie slechts rekening kon worden gehouden met één criterium: de restwaarde van het contract.240
De ontbindingsvergoeding die Heart of Midlothian uiteindelijk ontving voor het vertrek van Webster, was een schijntje in vergelijking met de gebruikelijke transfervergoedingen die betaald worden voor vergelijkbare spelers met doorlopende contracten.241 De uitspraak zorgde dan ook voor veel commotie onder de clubs.242 Laatstgenoemden hadden dikwijls vele miljoenen aan transfersommen gespendeerd om hun teams van de nodige kwaliteitsinjecties te voorzien. Als diezelfde sterspelers met onbeschermde 236
Hieruit blijkt dat de vergoeding zal worden vastgesteld met inachtneming van het recht van het land in kwestie, het specifieke karakter van de sport en andere objectieve criteria. 237 CAS 30 januari 2008, 2007/A/1298, 1299 & 1300, (gevoegd, Webster). 238 (Hierna CAS) 239 Andrew Webster tekende op 31 maart 2001 een contract dat hem tot medio 2005 aan de club verbond. Op 31 juli 2003 is het contract opengebroken en verlengd tot de zomer van 2007. 240 B. Hunnekens, ‘Over de impact van het Webster-arrest op het Nederlands voetbal een jaar later’, TRA 2009, 33. 241 Daar waar de transferwaarde van Webster volgens een deskundigerapportage op £ 4.000.000 werd geschat, bedroeg de restwaarde van het contract van Andy Webster slechts £ 150.000. CAS 30 januari 2008, 2007/A/1298, 1299 & 1300, (gevoegd, Webster), r.o. 48. 242 T. van den Velde, “Welkom in het tijdperk Andrew Webster”, VI 12-02-2008. (geraadpleegd 3 mei 2012)
55
contracten dan vervolgens voor een appel en een ei zouden vertrekken, zou dit tot een groot kapitaalverlies kunnen leiden.
5.8.2 Positive interest principe De zaak Matuzalem bood wat dat betreft meer perspectief voor de clubs.243 Hierin bepaalde het CAS dat bij de berekening van de schadevergoeding voor de benadeelde in het geval van contractbreuk, alle omstandigheden van het geval in aanmerking moesten worden genomen.244 Daarbij moest worden uitgegaan van het zogeheten positive interest principe. Dit houdt in dat de vergoeding de benadeelde in een positie moet brengen die deze partij zou hebben gehad indien het contract volledig zou zijn nagekomen. Hierbij dient de waarde van het verlies van de speler voor de club te worden berekend. Deze wordt gebaseerd op de transferwaarde minus het gemiddelde salaris dat de speler zou hebben verdiend indien hij zijn contract zou hebben uitgediend.245 Verder houdt het CAS nog rekening met de ”specificiteit van de sport”. Dit criterium kan worden beschouwd als een “correctiefactor”.246 Zo kan de schade die de club heeft geleden door het gedrag van de speler in aanmerking komen voor vergoeding. Van belang hierbij is het moment van vertrek als ook de positie van de speler binnen de hiërarchie van de selectie.247
In de zaak de Sanctis lukte het de benadeelde club niet om de marktwaarde van de vertrokken speler te bewijzen.248 Tevens was geen boetebeding in het contract opgenomen voor het geval de speler het contract eenzijdig zou opzeggen, hetgeen in casu gebeurd was. Ter onderbouwing van de schadevergoeding voor het mislopen van een transfersom, had Udinese een lijstje opgesteld met vergelijkbare spelers die met wederzijds goedvinden na betaling van een afkoopsom getransfereerd waren. Daarnaast
243
CAS 19 mei 2009, 2008/A/1519 & 1520, (gevoegd, Matuzalem). M. Boetekees, ‘De zaak Matuzalem (CAS 19 mei 2009)’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2010-1, p. 9. 245 In de zaak Matuzalem werd de transfersom die Real Zaragoza en Lazio Roma waren overeengekomen als uitgangspunt genomen. Deze bedroeg € 13.000.000 exclusief bonussen. 246 Zie ook CAS 28 februari 2011, 2010/A/2145, 2146 & 2147, (gevoegd, de Sanctis). 247 Zo werd Real Zaragoza hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die Shaktar Donetsk had geleden als gevolg van het onhandige moment van vertrek, het feit dat Matuzalem aanvoerder was van het team en uitgeroepen tot beste speler van de competitie. In totaal werd deze schade op € 600.000 geschat. 248 CAS 28 februari 2011, 2010/A/2145, 2146 & 2147, (gevoegd, de Sanctis). 244
56
werd ook verwezen naar het boetebeding in het contract dat Morgan de Sanctis met zijn nieuwe club was overeengekomen, voor het geval hij eenzijdig contractbreuk zou plegen. Het CAS achtte dit niet voldoende om de marktwaarde van de Sanctis te bepalen. Om die reden was het ook niet mogelijk om een vergelijkbare berekening met de Matuzalem zaak249 toe te passen.250
Echter, nu art. 17 FIFA Regulations met betrekking tot de objectieve criteria geen limitatieve opsomming bevat, kunnen ook vervangingskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij is het noodzakelijk dat een causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en de opzegging. Om het verlies op te vangen heeft Udinese twee keepers gekocht en daarbij aangetoond dat het ‘redelijk’ heeft gehandeld. Van de te vorderen vervangingskosten diende nog wel het salaris dat de Sanctis zou hebben verdiend indien hij zijn contract had uitgediend te worden afgetrokken. Daar bovenop kende het CAS in overeenstemming met de Matuzalem zaak nog een bedrag toe op grond van het criterium: ‘specificiteit van de sport’.251
5.8.3 Eenzijdige opzegging naar Nederlands recht
Het opzeggen van een contract voor bepaalde tijd is krachtens art. 7:667 lid 3 BW slechts mogelijk indien dit recht voor beide partijen schriftelijk is overeengekomen. Uit de literatuur en jurisprudentie252 blijkt dat indien een dergelijk beding ontbreekt, de partij die eenzijdig onregelmatig opzegt op grond van art. 7:677 lid 2 BW schadeplichtig is jegens de wederpartij.253 De benadeelde partij kan in dat geval kiezen tussen een volledige of een gefixeerde schadevergoeding.254 De hoogte van een gefixeerde schadevergoeding255
249
CAS 19 mei 2009, 2008/A/1519 & 1520, (gevoegd, Matuzalem). M.I. van Dijk & J. Potharst, ‘Jurisprudentie: Aansprakelijkheidsrecht’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2011-3, p. 116. 251 De omstandigheden van het geval brachten mee dat de Sanctis en Sevilla bovenop het subtotaal nog een bedrag van zes maandsalarissen ter hoogte van het nieuwe contract aan Udinese verschuldigd waren. Het CAS achtte het bij de berekening relevant dat de Sanctis werd beschouwd als “clubicoon”. 252 HR 4 september 1998, JAR 1998/200 (Van den Burgt/Thans). Zie ook: HR 19 februari 1988, 468 (Muyres/Dekker). 253 W.H.A.C.M Bouwens, M.S. Houwerzijl & W.L. Roozendaal, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Kluwer: Deventer 2001, p. 185. 254 D.J.B. Wolff, De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, Deventer: Kluwer 1999, p. 150. 250
57
staat gelijk aan het bedrag van het vastgestelde loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst had voortgeduurd in het geval van regelmatige opzegging. In die zin heeft de vergoeding die het CAS heeft vastgesteld in de Webster zaak veel weg van een gefixeerde schadevergoeding. Een volledige schadevergoeding op grond van art. 7:677 lid 4 BW zal in het algemeen hoger uitvallen, maar desalniettemin gepaard gaan met een zwaardere bewijslast.
B. Hunnekens is van mening dat indien naar Nederlands recht door een club een volledige schadevergoeding geëist zou worden, de Arbitragecommissie tot een soortgelijk oordeel als het CAS in de Webster zaak zou moeten komen.256 Weliswaar zou een misgelopen transfersom op grond van art. 6:96 lid 1 juncto 6:95 BW als gederfde winst voor schadecompensatie in aanmerking kunnen komen; volgens B. Hunnekens zou het te ver gaan om een dergelijke vergoeding te koppelen aan een schadeplichtig ontslag.
Bij een volledige schadevergoeding op grond van art. 7:677 lid 4 BW komt alleen de schade die zich in het geval van reguliere beëindiging niet zou hebben voorgedaan voor vergoeding in aanmerking.257 Met betrekking tot een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is het dan ook noodzakelijk dat de schade zich openbaart binnen de (opzeggings)termijn die in acht had moeten worden genomen in het geval van een regelmatige opzegging. Indien partijen geen tussentijds opzegbeding overeen zijn gekomen, zal opzeggen slechts mogelijk zijn tegen het einde (van rechtswege) van het dienstverband. In het professioneel voetbal heeft het uitdienen van een contract ten gevolge dat de club ook geen transfersom meer kan ontvangen.258 Om deze reden komt B. Hunnekens dan ook tot de conclusie dat het mislopen van een transfersom niet kan worden aangemerkt als gederfde winst.259
255
Art. 7:677 lid 4 juncto 7:680 lid 1 BW. B. Hunnekens, ‘Over de impact van het Webster-arrest op het Nederlands voetbal een jaar later’, TRA 2009, 33. 257 C.J. Loonstra & W.A. Zondag, SDU Commentaar Arbeidsrecht 2009 deel 1, Den Haag: SDU Uitgevers 2008, p. 769. 258 HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 259 B. Hunnekens, ‘Over de impact van het Webster-arrest op het Nederlands voetbal een jaar later’, TRA 2009, 33. 256
58
Naar mijn mening dient bij de berekening van de hoogte van een volledige schadevergoeding op grond van art. 7:677 lid 4 BW wel degelijk rekening gehouden te worden met de marktwaarde van een speler. Het principe van positive interest houdt in dat de benadeelde partij in de positie dient te worden gebracht die het zou hebben gehad indien partijen de overeenkomst gerespecteerd zouden hebben.260 Op het moment dat de speler zijn contract eenzijdig beëindigt, vertegenwoordigt hij nog een bepaalde transferwaarde. Het plotselinge verlies van die transferrechten dient te worden aangemerkt als schade. Naar Nederlands recht dient de partij die contractbreuk pleegt dit dan ook te compenseren door middel van een schadevergoeding.261 Natuurlijk zal het voor de club lastig zijn om de marktwaarde van de vertrekkende speler te bewijzen.262 Om die reden is het dan ook verstandig om de hoogte van een volledige schadevergoeding in het geval van een eenzijdige ontbinding contractueel vast te leggen.
Geconcludeerd kan worden dat art. 17 FIFA Regulations in overeenstemming is met het Nederlandse arbeidsrecht. Krachtens art. 17 lid 1 FIFA Regulations dient de partij die een contract eenzijdig opzegt zonder gerechtvaardigde reden hiervoor een schadevergoeding te betalen. Aangezien contractbreuk bij arbeidsovereenkomsten geregeld is in Boek 7 Burgerlijk Wetboek, is art. 17 FIFA Regulations niet geïmplementeerd in het KNVB Reglement. Zo bepaalt art. 7:677 lid 2 BW dat een partij die een arbeidsovereenkomst onregelmatig verbreekt schadeplichtig is. Art. 7:677 lid 4 (juncto art. 7:680 lid 1) BW maakt het voor de benadeelde partij mogelijk om te kiezen tussen een gefixeerde of een volledige schadevergoeding.
5.9 Conclusie
260
CAS 19 mei 2009, 2008/A/1519 & 1520, (gevoegd, Matuzalem). Op grond van art. 7:677 lid 4 juncto 6:95 juncto 6:96 lid 1 BW. 262 In de zaak Matuzalem lukte dit omdat Udinese het ‘geluk’ had dat Lazio Roma en Real Zaragoza kort daarop een eventuele transfersom overeengekomen waren. CAS 19 mei 2009, 2008/A/1519 & 1520, (gevoegd, Matuzalem). Zie ook: M. Boetekees, “De zaak Matuzalem (CAS 19 mei 2009)”, Tijdschrift voor Sport & Recht 2010-1, p. 9. 261
59
De opleidingsvergoeding en de contractuele stabiliteit vormen de basispijlers van de FIFA Regulations.263 Veel bepalingen dienen er dan ook toe het voortijdig verbreken van arbeidsovereenkomsten (zonder wederzijds goedkeuren) te voorkomen. De contractuele stabiliteit dient clubs in staat te stellen om een team op te bouwen. Bovendien kunnen supporters zich beter identificeren met spelers die gedurende een langere periode bij hun club onder contract staan. Aan de andere kant dienen de stabiliteitsregels van de FIFA wel in overeenstemming met de dwingende bepalingen van het arbeidsrecht en de Europese regelgeving te zijn. Zo kunnen de FIFA Regulations discrepantie opleveren met het vrije verkeer van werknemers (art. 45 VWEU). Indien een inbreuk noodzakelijk is om een regelmatig verloop van de competitie te waarborgen, kan het zijn dat deze objectief gerechtvaardigd is.264
Aangenomen kan worden dat de FIFA Regulations met betrekking tot de contractuele stabiliteit voor het grootste gedeelte in overeenstemming zijn met het Europese recht. Dit is slechts twijfelachtig met betrekking tot het maximum aantal clubs265 waar spelers jaarlijks voor uit mogen komen.266 C.A. Segaar merkte wat dat laatste betreft naar mijn mening terecht op dat het niet zeker is of een dergelijke inperking op het vrije werknemersverkeer te rechtvaardigen is. Met de vaste transferperiodes wordt immers ook al voorkomen dat spelers niet voor te veel verschillende clubs uit kunnen komen. Om die reden lijkt het overbodig om daarnaast nóg een bepaling in de FIFA Regulations op te nemen die het maximum aantal werkgevers van een speler expliciet beperkt. Geconcludeerd kan worden dat een overbodige bepaling niet noodzakelijk is en om die reden ook niet objectief gerechtvaardigd kan zijn.
Niet alle bepalingen van de FIFA Regulations zijn exact geïmplementeerd in het KNVB Reglement. Gezien het dwingendrechtelijke karakter van het Nederlands arbeidsrecht is dit ook niet mogelijk. Wel dienen de nationale bonden in overeenstemming met het nationale recht en de geldende cao’s maatregelen te nemen om de beginselen van 263
F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 61. 264 HvJ EG 13 april 2000, nr. C-1765/96 (Lehtonen) 265 Art. 5 lid 4 FIFA Regulations. 266 Zie hoofdstuk 5.4.
60
contractuele stabiliteit zoveel mogelijk na te komen. Geconcludeerd kan worden dat de stabiliteit van contracten in de Nederlandse wetgeving en het KNVB Reglement voldoende gewaarborgd is.
61
Hoofdstuk 6: Conclusie
6.1 Deelconclusie
In deze scriptie heb ik het bestaande transfersysteem getoetst aan het geldende recht. Het feit dat het transferstelsel onderworpen is aan reglementen, cao’s en (inter)nationale wettelijke bepalingen, maakt het tot complexe materie. Om die reden ben ik begonnen met het uitwerken van de richtlijn voor bepaalde tijd contracten,267 waarin ik tot de conclusie ben gekomen dat het mogelijk is om op sectoraal niveau door middel van een cao af te wijken van de bepalingen van de raamovereenkomst.268 In hoofdstuk 3 staat de Wet flexibiliteit en zekerheid centraal.269 Allereerst diende te worden beoordeeld of met laatstgenoemde wet voldaan werd aan de vereisten uit Richtlijn 99/70/EG. Met betrekking tot deze scriptie is vooral de implementatie van de antimisbruikbepaling van belang. In clausule 5 van de raamovereenkomst zijn de sociale partners overeengekomen, dat ten minste één van de drie voorgestelde maatregelen ter voorkoming van misbruik van bepaalde tijd contracten in nationale wetgeving omgezet diende te worden. De Nederlandse Wetgever heeft met de invoering van de ketenregeling in art. 7:668a lid 1 BW twee maatregelen geïmplementeerd. Echter, op grond van art. 7:668a lid 5 BW kunnen sociale partners door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst de ketenregeling buitenspel zetten. Uit de rechtspraak blijkt dat indien sociale partners op een zodanige wijze afwijken van de raamovereenkomst, dat in het geheel geen gehoor meer wordt gegeven aan de antimisbruikbepaling, de betreffende bepaling uit de cao in strijd met de ‘geest’ van Richtlijn 99/70/EG moet worden geacht.270 In art. 6 lid 2 CAO contractspelers wordt met betrekking tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afgeweken van zowel de maximum arbeidsduur als het maximum aantal ketens. Om die reden ben ik dan ook tot de conclusie gekomen dat de CAO contractspelers niet in overeenstemming met Richtlijn 99/70/EG is. 267
Richtlijn 1999/70/EG. Zie hoofdstuk 2. 269 Wet van 14 mei 1998 houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten. (Wet Flexibiliteit en zekerheid) Stb. 1998, 300. 270 Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2006, JAR 2007/243. 268
62
De totstandkoming van het huidige transfersysteem is in hoofdstuk 4 uitgewerkt. Duidelijk waar te nemen is dat het voetbal na verloop van tijd steeds professioneler is geworden. Medio jaren ’90 heeft Jean-Marc Bosman met zijn rechtsgang naar het Europese Hof van Justitie een ware revolutie ontketend. De uitspraak in het Bosman arrest betekende het einde van het toenmalige transfersysteem.271 Zo werden de nationaliteitsclausules afgeschaft en was het voor clubs niet langer mogelijk om transfervergoedingen te eisen voor spelers met een aflopend contract.
Hoofdstuk 5 heeft betrekking op de contractuele stabiliteit van arbeidsovereenkomsten in het professionele voetbal. Het is voor alle betrokken partijen in het betaalde voetbal van belang dat afspraken worden nagekomen. Zo zijn de profvoetballers erbij gediend dat ze hun salaris op tijd gestort krijgen en willen clubs voorkomen dat spelers zomaar van de ene op de andere dag vertrekken. In de FIFA Regulations zijn dan ook bepalingen opgenomen die de stabiliteit van contracten dienen te beschermen. Geconcludeerd kan worden dat het reglement van de FIFA grotendeels in overeenstemming is met Richtlijn 99/70/EG. Slechts met betrekking tot art. 5 lid 4 FIFA Regulations, waarin het maximum aantal clubs waar spelers jaarlijks voor uit mogen komen is bepaald, ben ik van mening dat deze bepaling overbodig is.272
Gezien het feit dat het Nederlandse arbeidsrecht dwingendrechtelijk van aard is, kan de KNVB niet zomaar alle bepalingen van de FIFA Regulations vlekkeloos overnemen. Wel dienen de nationale bonden maatregelen te nemen om in overeenstemming met het nationale recht en de geldende cao’s de beginselen van contractuele stabiliteit te beschermen.273 Geconcludeerd kan worden dat de contractuele stabiliteit in het Nederlandse arbeidsrecht en het KNVB Reglement voldoende gewaarborgd is.
6.2 Eindconclusie
271
HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). Zie hoofdstuk 5.4. 273 Art. 1 lid 3 sub b FIFA Regulations. 272
63
In deze scriptie heb ik onderzocht in hoeverre het huidige transfersysteem in overeenstemming met het geldende recht is. Ondanks het feit dat het transferstelsel hier en daar ‘bijgeschaafd’ dient te worden, hoeft het naar mijn mening niet volledig op de schop.274 Geconcludeerd kan worden dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het professioneel voetbal noodzakelijk is. Clubs hebben zo recht op een transfersom indien het contract tussentijds met wederzijds goedkeuren ontbonden wordt. Ook voor de spelers is het transfersysteem dat na de uitspraak in het Bosman arrest275 zijn intrede heeft gedaan voordelig. Profvoetballers zijn immers veel meer gaan verdienen.276
Dit neemt echter niet weg dat ook sociale partners in het professioneel voetbal zich aan de wet moeten houden. Zo ben ik in hoofdstuk 3 tot de conclusie gekomen dat de huidige CAO contractspelers in strijd met Richtlijn 99/70/EG is. Indien art. 6 lid 2 CAO contractspelers ongeldig zou worden verklaard, zou dit ten gevolge hebben dat art. 7:668a lid 1 BW gewoon van toepassing is. Hierdoor zullen de contracten van sommige profvoetballers van rechtswege converteren naar arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Dit zal de speler in een zeer voordelige positie brengen. Het zal niet alleen lastig worden om hem te ontslaan, tevens zou hij op grond van art. 7:684 BW zijn contract met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van zes maanden eenzijdig kunnen opzeggen. Clubs zouden in dat geval ook geen transfervergoeding meer kunnen eisen, waardoor spelers transfervrij zouden kunnen vertrekken.277
De CAO contractspelers zou met een kleine wijziging in overeenstemming met Richtlijn 99/70/EG gebracht kunnen worden. Zo zouden sociale partners overeen kunnen komen om het aantal opeenvolgende bepaalde tijd contracten dat afgesloten mag worden zonder dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat tot een maximum te beperken. Tevens zou aan de maximale totale duur van opeenvolgende bepaalde tijd contracten zonder dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat, een maximum gesteld 274
Zo zou art. 5 lid 4 FIFA Regulations geschrapt kunnen worden. Zie hoofdstuk 5.4. HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 276 F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003, p. 61. 277 In het Bosman arrest is immers bepaald dat voor contractloze spelers geen transfervergoedingen geëist kunnen worden. HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). 275
64
kunnen worden. Ten slotte biedt Richtlijn 99/70/EG nog een mogelijkheid om een inbreuk op de antimisbruikbepaling te rechtvaardigen.278 Sociale partners zouden voor het onbeperkt gebruik van bepaalde tijd contracten een objectieve reden aan kunnen voeren. Deze zou bijvoorbeeld gevonden kunnen worden in het feit dat het professioneel voetbal een specifieke bedrijfssector is.279
278
Clausule 5 lid 1 sub a Richtlijn 99/70/EG. Zo is in het Lehtonen arrest bepaald dat vaste transferperiodes toelaatbaar zijn vanwege het feit dat het professioneel voetbal een specifieke bedrijfssector is. HvJ EG 13 april 2000, nr. C-1765/96 (Lehtonen). 279
65
Literatuurlijst
Boeken
- R. Blanpain, Sport: The Legal status of sportsmen and sportswomen under International, European and Belgian national and regional law, Den Haag: Kluwer Law International 2003.
- W.H.A.C.M Bouwens, M.S. Houwerzijl & W.L. Roozendaal, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Kluwer: Deventer 2001.
- C.J. Loonstra & W.A. Zondag, SDU Commentaar Arbeidsrecht 2009 deel 1, Den Haag: SDU Uitgevers 2008
- C. Miermans, Voetbal in Nederland, maatschappelijke en sportieve aspecten, Assen: Van Gorcum en Comp. N.V. 1955.
- M. Olfers, Sport en mededingingsrecht, Deventer: Kluwer 2008.
- H.T. van Staveren, Het voetbalcontract, Utrecht: Kluwer 1980.
- F. de Weger, The Jurisprudence of the FIFA Dispute Resolution Chamber, T.M.C. Asser press: Den Haag 2008.
- D.J.B. de Wolff, Arbeidsovereenkomst, Den Haag: Sdu uitgevers 2003. (Uit de reeks Europees Sociaal Recht (red. G.J.J. Heerma van Voss).
- D.J.B. de Wolff, De Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, Kluwer: Deventer 1999.
66
Artikelen
- C. Banning & R. Schoof, ‘Ajax vulde gaten met beursgang en middelmaat’, NRC 18 februari 2008.
- M. Boetekees, ‘De zaak Matuzalem (CAS 19 mei 2009)’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2010-1.
- W.H.A.C.M. Bouwens, ‘De Cao Nederlandse Universiteiten en Richtlijn 1999/70/EG’, Nijmegen 14 maart 2005.
- R. Branco Martins, ‘Introductie van de Sociale Dialoog in het Europese Professionele Voetbal, wenselijk of noodzakelijk?’, Arbeid Integraal 3, 2002.
- R.C. Branco Martins, ‘Het Kolpak arrest; Bosman maal 10?’ Arbeid Integraal 2003-3.
- A.F. Bungener & A.P.J.M. Verbeek, ‘Oproepkrachten met klachten: de werking van art. 7:668a BW’, ArbeidsRecht 2009, 57.
- P. Demeyer, “Voetballer die collega’s steenrijk maakte, leeft zelf van OCMW-steun”, Het Nieuwsblad 21 oktober 2011.
- M.I. van Dijk & J. Potharst, ‘Jurisprudentie: Aansprakelijkheidsrecht’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2011-3.
- F. Hendrickx, ‘Vrijheid en stabiliteit in voetbalcontracten: de situatie van de speler naar Nederlands en Belgisch arbeidsrecht’, SMA 2003.
- E. Hoornstra, ‘Eigenlijk zou ik willen zeggen:’Als je niet tekent, kun je de bietenbrug op’’, Trouw 19 maart 1996.
67
- H.W.P. van den Hout, ‘Arbeidsverhoudingen in het professionele voetbal’, Arbeidsrecht 2008-4/18.
- B. Hunnekens, ‘Over de impact van het Webster-arrest op het Nederlands betaald voetbal een jaar later’, TRA 2009-33.
- Y. van Gemerden & M. Hoogenveen: ’Over tussentijdse beëindiging van het spelerscontract van profvoetballers.’, Tijdschrift voor Sport & Recht 2001-4.
- N.J.P. Giltay Veth, ‘De vaststelling van vergoedingssommen in het Nederlandse betaalde voetbal door bindend advies, met een toevoeging inzake internationale “transfers”’, TvA 1993/1.
- J.M. Meijer-van der Aa, J. van Drongelen & M. Kramer, ‘Wet Flexibiliteit en zekerheid’, AA 48 (1999) 1.
- C.A Segaar, ‘over twee jaar terugkomen, het nieuwe transfersysteem voor beroepsvoetballers’, Arbeidsrecht 2001-10/52.
- H.T. van Staveren,’Het nieuwe ontslagrecht: verminderde mogelijkheden voor het ‘alternatieve transfersysteem’’, AA 1998-7/8.
- H.T. van Staveren & M. Boetekees, ‘Voetbaltransfers onder vuur van de Europese Commissie en de FIFA?’, AA 2001-4.
- T. van den Velde, ‘Welkom in het tijdperk van Andrew Webster’, Voetbal International 12-02-2008.
68
- Stichting van de Arbeid, ‘Nota inzake de evaluatie van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid en van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door intermediairs’, 1 april 2004, publicatienummer 5/04.
- D.J.B. de Wolff, ‘Ontslagrecht: recente ontwikkelingen rond de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, Sociaal Recht 2002-2.
- D.J.B. de Wolff, ‘Tien jaar ketenregeling’, Tijdschrift Arbeidsrechtspraktijk 2009, special 3.
Wetgeving
Europees
Richtlijn 1999/70 EG van 28 juni 1999 betreffende de door het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE) en het Europees Centrum voor gemeenschapsbedrijven (CEEP) gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PbEG 28 juni 1999, L145/93).
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.
Nationaal
Kamerstukken II 1995/96, 24543, nr. 1. Kamerstukken II 1996/97, 25263, nr. 3 (memorie van toelichting). Kamerstukken II 2000/01, 27661, nr. 3 (memorie van toelichting).
69
Kamerstukken II 2008/09, 32058, nr. 3 (memorie van toelichting).
Wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten, Wet van 14 mei 1998 (Wet flexibiliteit en zekerheid), Stb. 1998, 300.
Wet tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, Wet van 7 november 2002, Stb. 2002, 560.
Wet tot tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren, Wet van 30 juni 2010, Stb. 2010, 274.
Overige regelgeving
CAO voor Contractspelers Betaald Voetbal Nederland 2010-2014, inwerking getreden op 1 juli 2010. FIFA Commentary on the Regulations for the Status and Transfer of Players, versie 2010. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players, versie 2010. Reglementen betaald voetbal 2011-2012, versie januari 2012. Statutes of the FIFA, versie 2011.
Jurisprudentie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen/Europese Unie
70
HvJ EG 12 december 1974, nr. 36/74 (Walrave). HvJ EG 14 juli 1976, nr. 13/76 (Donà). HvJ EG 15 december 1995, nr. C-415/93 (Bosman). HvJ EG 13 april 2000, nr. C-1765/96 (Lehtonen). HvJ EG 4 juli 2006, JAR 2006/175 (Adeneler). HvJ EG 12 juni 2008, JAR 2008/260 (Monomoles).
Hoge Raad
HR 19 februari 1988, 468 (Muyres/Dekker). HR 4 september 1998, JAR 1998/200 (Van den Burgt/Thans). HR 30 januari 2004, JAR 2004/68 (Parallel Entry/KLM & VNV).
Gerechtshoven
Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2006, JAR 2007/243. Gerechtshof Amsterdam, 21 juli 2009, JAR 2009/248.
Rechtbanken
Ktr. Rotterdam 5 april 1967, NJ 1967, 418 (Laseroms). Rb. Middelburg 26 februari 1997, JAR 1998/11 (Arbeidsovereenkomst voor de duur van het “Project De Schelde”). Kantonrechter Utrecht 25 juli 2006, JAR 2007/81. Kantonrechter Utrecht 05-12-2007, JAR 2008/6.
Arbitragecommissie KNVB
Arbitragecommissie KNVB 9 juli 1996, JAR 1996/192. Arbitragecommissie KNVB 30 juni 1998, JAR 1998/171, (De Boer/AFC Ajax). Arbitragecommissie KNVB 15 juli 2005, (VVV-Venlo/Hofstede) (n.n.g.).
71
Arbitragecommissie KNVB 25 januari 2006, (SC Heerenveen/Samaras) (n.n.g.). Arbitragecommissie KNVB 8 augustus 2007, (Tim Bakens/RKC Waalwijk) (n.n.g.). Arbitragecommissie KNVB 9 augustus 2007, (FC Groningen/Suarez) (n.n.g.).
Court of Arbitration for Sport
CAS 30 januari 2008, 2007/A/1298, 1299 & 1300, (gevoegd, Webster). CAS 19 mei 2009, 2008/A/1519 & 1520, (gevoegd, Matuzalem). CAS 31 juli 2009, JIN 2009/663, (Adrian Mutu/Chelsea FC). CAS 7 oktober 2009, 2009/A/1881, (Essam El-Hadary/FIFA & Al Ahly Sporting Club). CAS 28 februari 2011, 2010/A/2145, 2146 & 2147, (gevoegd, de Sanctis).
FIFA Dispute Recolution Chamber
DRC 10 juni 2004, nr. 64133. DRC 12 januari 2007, nr. 17595.
72