Als horen of communiceren niet vanzelfsprekend is
Dit project is gefinancierd door Koninklijke Kentalis en het Nationaal Revalidatiefonds.
Speciale dank gaat uit naar alle jongeren, ouders, scholen en ambulante diensten voor hun medewerking.
Omslagillustratie: Wilson Lai, WEI Architecture & Graphics, www.wei-ag.nl
© 2012 Nina Wolters, Harry Knoors, Ludo Verhoeven en Toon Cillessen
2
Nina Wolters
Harry Knoors Ludo Verhoeven Toon Cillessen
Behavioural Science Institute
3
4
Inleiding
7
Acceptatie en populariteit van dove jongeren
8
Factoren die acceptatie en populariteit beïnvloeden
10
Gevolgen van acceptatie en populariteit: Welbevinden
13
Wat betekent dit?
17
Jongeren met een CI
23
Literatuur
25
5
6
De puberteit is voor alle kinderen een grote uitdaging. Er vinden fysieke en mentale veranderingen plaats. Ook op het sociale vlak zijn er grote veranderingen, zoals schooltransitie. Zo gaan leerlingen van een relatief kleine basisschool naar een middelbare school met een groter en nieuw sociaal systeem. Er ontstaan kliekjes op school en een sociale hiërarchie of pikorde wordt belangrijk. Hierbij spelen acceptatie en populariteit een belangrijke rol. Jongeren zijn zich zeer goed bewust van hun positie in de groep. Na de overgang naar de middelbare school moeten ze opnieuw een sociale positie in de klas zien te verwerven. Dit kan voor dove en slechthorende (hierna DSH) jongeren een extra uitdaging
Definities
vormen.
Acceptatie De mate waarin een leerling aardig gevonden wordt door klasgenoten
Populariteit Aanzien hebben, bekend zijn, gezag en invloed hebben in de klas
Vaker regulier onderwijs Steeds meer DSH kinderen en jongeren in Nederland volgen onderwijs op een gewone school. Toch heeft slechts 3% van alle schoolgaande kinderen en jongeren een gehoorverlies van 30 dB of meer. Dit betekent dat een DSH leerling meestal de enige leerling in de klas is die slecht hoort, vaak zelfs op school. Sociaal isolement kan daarom op de loer liggen. De communicatiebarrière tussen DSH en horende leerlingen, en het gedrag dat daar soms mee gepaard gaat, kunnen voor afwijzing door klasgenoten zorgen. Psychologische problemen en aanpassingsproblemen op school kunnen het gevolg zijn. Ook de schoolprestaties en gevoelens van welbevinden kunnen er onder lijden.
Onderzoek naar sociale participatie Om meer inzicht te krijgen in de sociale positie (acceptatie, populariteit) van DSH jongeren in de vroege puberteit, is er aan de Radboud Universiteit in Nijmegen een groot onderzoek uitgevoerd, gefinancierd door Koninklijke Kentalis en het Nationaal Revalidatiefonds. Het onderzoek heeft vijf jaar geduurd. Er hebben 155 DSH en meer dan 1500 horende leerlingen deelgenomen, van groep 8 tot de 2e klas van het middelbaar voortgezet onderwijs. In deze brochure leest u meer over de bevindingen van dit onderzoek. Ook bieden we praktische tips.
7
In de puberteit bepalen de klasgenoten wat ‘normaal’ is en daarmee wie geaccepteerd wordt en populair is; ‘anders’ zijn wordt vaak niet gewaardeerd. Voor schoolgaande DSH jongeren in Nederland bestaat in het regulier onderwijs de groep klasgenoten uit een relatief grote groep horende leeftijdgenootjes. In het speciaal onderwijs is er daarentegen sprake van een relatief kleine groep DSH klasgenoten. Soms zitten DSH leerlingen op een speciale school in de klas met horende klasgenoten die een taalontwikkelingsstoornis (ESM) of een autisme spectrum stoornis hebben. Je zou het ook anders kunnen zeggen. Het hebben van een gehoorverlies komt in het regulier onderwijs veel minder vaak voor dan in het speciaal onderwijs (cluster 2), maar valt daardoor veel meer op. Het is belangrijk om ons te realiseren dat vriendschappen in de vroege puberteit met name tussen leerlingen van hetzelfde geslacht ontstaan. Meisjes gaan dus het meeste om met andere meisjes in de klas, en jongens met jongens. Dit betekent ook dat bijvoorbeeld acceptatie van meisjes voornamelijk bepaald wordt door andere meisjes in de klas. Om te bepalen hoe het gaat met DSH leerlingen in het regulier onderwijs, hebben we deze leerlingen vergeleken met hun horende klasgenoten, maar ook met DSH leeftijdgenoten in het cluster 2-onderwijs. Om onze bevindingen te verduidelijken, geven we ook met behulp van gezichtjes (zie figuur 1) weer hoe het gaat met de sociale positie van DSH leerlingen in het regulier onderwijs ten opzichte van (a) horende klasgenoten en (b) DSH leeftijdgenoten in cluster 2-onderwijs. Een voorbeeld: wanneer we spreken over acceptatie in regulier onderwijs, betekent een blauw gezichtje dat sip kijkt, dat DSH jongens in het regulier onderwijs minder geaccepteerd worden dan hun horende klasgenoten.
Figuur 1: Betekenis gezichtjes
Regulier onderwijs De acceptatie en populariteit van DSH leerlingen in het regulier onderwijs verschilt met die van horende klasgenoten (zie figuur 2): DSH jongeren worden minder geaccepteerd en zijn minder populair. Dit geldt voor zowel vóór de overgang (schooltransitie) van basis (groep 8) naar voortgezet onderwijs (brugklas en 2e klas), als erna. Echter, wat betreft acceptatie speelt sekse een grote rol. In groep 8 zijn het de DSH jongens die minder geaccepteerd worden dan horende klasgenoten. De DSH meisjes worden juist wel geaccepteerd. In de brugklas daarentegen, daalt de acceptatie van DSH meisjes aanzienlijk; zij worden nu minder geaccepteerd, met name in vergelijking met horende meisjes in hun klas. Het verschil tussen DSH jongens en meisjes verdwijnt vanaf de 2e klas in het middelbaar onderwijs. Daar ervaren ze beide evenveel problemen met acceptatie door klasgenoten.
8
Speciaal onderwijs In het cluster 2-onderwijs worden DSH jongeren in dezelfde mate geaccepteerd als in het regulier onderwijs (zie figuur 3). In groep 8 worden DSH jongens wel minder geaccepteerd dan de DSH meisjes. Dit geldt voor DSH jongens in regulier en cluster 2-onderwijs. DSH jongeren zijn in het regulier onderwijs, van groep 8 tot en met de 2e klas in het middelbaar voortgezet onderwijs, minder populair dan DSH leerlingen in het cluster 2- onderwijs.
9
Drie belangrijke factoren die sociale status in de klas beïnvloeden zijn gedrag, communicatieve vaardigheden en persoonlijkheid. Gedrag blijkt het belangrijkste te zijn. Het gedrag dat een leerling vertoont blijkt altijd (voor horende en DSH leerlingen, in regulier en speciaal onderwijs) de grootste invloed te hebben op acceptatie en populariteit. Na gedrag zijn communicatieve vaardigheden belangrijk, maar het belang hiervan varieert; deze vaardigheden zijn voor DSH meisjes belangrijker dan voor DSH jongens. Dit komt omdat in vriendschapsrelaties tussen meisjes onderling communicatie een grote rol speelt. Meisjes streven naar samenwerking en sociale verbondenheid via communicatie. Voor jongens is competitie en dominantie belangrijk in vriendschapsrelaties. Hierin speelt communicatie een minder grote rol, maar neemt samen activiteiten ondernemen (bijvoorbeeld sport) een grotere plaats in.
De vraag is of eventuele verschillen op gedrag en communicatieve vaardigheden tussen horende en DSH, of DSH leerlingen in regulier versus speciaal onderwijs ook de gevonden verschillen in acceptatie en populariteit verklaren.
Regulier onderwijs Als we rekening houden met de mening van alle leerlingen in een klas, dan zien we aan het einde van het regulier basisonderwijs dat DSH jongeren hetzelfde gedrag laten zien als hun horende klasgenoten (evenveel prosociaal, antisociaal of teruggetrokken gedrag). Dit verklaart dus niet de verschillen in acceptatie en populariteit in groep 8. Communicatieve vaardigheden echter wel. De communicatieve vaardigheden van DSH jongeren zijn namelijk wat minder ontwikkeld dan die van hun horende klasgenoten.
Gedrag
Definities
• Prosociaal Gewenst, positief gedrag zoals helpen en aardige dingen zeggen • Antisociaal Agressief en storend gedrag • Teruggetrokken Voorkeur om alleen en niet met klasgenoten te zijn
Communicatieve vaardigheden • Strategische
• Pragmatische
Metacognitieve ondersteuning van taalgebruik; doelen stellen, plannen en uitvoeren - Monitoren van gesprekken - Improvisatie - Starten en voortzetten van gesprekken Kennis van sociale gebruiksregels van taal in alledaagse situaties
Persoonlijkheid • Meegaandheid • Extraversie
10
Goedaardig en warm, coöperatief, bescheiden, behulpzaam Opgewekt, zoekt gezelschap, levendig, spraakzaam, spontaan (i.t.t. introvert)
Op het gebied van acceptatie geldt voor DSH meisjes dat attent en bedachtzaam taalgebruik (pragmatische vaardigheden, monitoren van gesprekken) hen helpt om positieve relaties met klasgenoten op te bouwen. Zij kunnen hiermee compenseren voor hun minder goede communicatieve vaardigheden (met name improvisatie zoals grapjes maken en fantasie hebben is hier belangrijk). Daarnaast zijn meisjes in het algemeen aardiger en meer meegaand dan jongens. Samen zorgt dit ervoor dat de DSH meisjes aan het eind van het regulier basisonderwijs geaccepteerd worden. Voor DSH jongens echter, geldt dit niet. Hun communicatieve vaardigheden zijn onvoldoende om geaccepteerd te worden en zij lijken nergens mee te kunnen compenseren.
Wat betreft populariteit blijkt dat puur het ‘anders zijn’ (DSH in een grote groep horende leerlingen) er al voor zorgt dat DSH jongeren minder populair zijn. Ook de minder ontwikkelde communicatieve vaardigheden (pragmatische, improvisatie) dragen hier aan bij. Het maakt hierbij niet uit of je een jongen of een meisje bent. Gedrag kon de verschillen in acceptatie en populariteit in het basisonderwijs niet verklaren, maar het speelt een grote rol na schooltransitie, in het regulier middelbaar voortgezet onderwijs. DSH jongeren laten volgens hun horende klasgenoten meer teruggetrokken gedrag zien in de brugklas en de 2e klas. Hierdoor worden zij minder geaccepteerd, met name de DSH meisjes. Ze zijn hierdoor ook minder populair dan hun horende klasgenoten. Het blijkt zelfs dat wanneer DSH jongeren teruggetrokken zijn in de brugklas, dit er zelfs nog in de tweede klas voor zorgt dat ze minder geaccepteerd én minder populair zijn. Het is voor DSH leerlingen dus extra belangrijk om meteen in de brugklas een goed contact met horende klasgenoten te hebben; de eerste indruk blijft de relaties met de klasgenoten namelijk beïnvloeden.
Een mogelijke verklaring voor de daling in acceptatie van DSH meisjes in de brugklas, is dat zij te maken krijgen met in eerste instantie onbekende meisjes, omdat de klasgenoten nieuwe klasgenoten zijn. In de omgang met deze onbekende horende meisjes lopen DSH meisjes direct tegen problemen aan, omdat communicatie in deze vriendschapsrelaties zo belangrijk is. De DSH meisjes kunnen onvoldoende deelnemen aan gesprekken met horende meisjes. Horende meisjes vinden dan al snel dat de DSH meisjes teruggetrokken gedrag laten zien; het lijkt alsof ze helemaal geen vrienden willen worden. DSH jongens ervaren dit niet. Voor hen duurt het tot stand komen van een pikorde op basis van competitie, wat belangrijk is voor jongens, vermoedelijk langer. Zij ervaren dus minder snel moeilijkheden in contact met nieuwe klasgenoten, omdat communicatie voor hen een minder grote rol speelt. Uiteindelijk gaat teruggetrokken gedrag voor hen echter ook een grote rol spelen.
11
Speciaal onderwijs Vergeleken met het regulier onderwijs, laten DSH jongeren in het speciaal onderwijs cluster 2 minder voordelig gedrag zien. Ze tonen meer antisociaal en meer teruggetrokken gedrag. Ook zijn ze minder vaak aardig tegen elkaar. Opvallend is dat dit niet leidt tot grotere problemen in de sociale positie in de klas: DSH jongeren in speciaal onderwijs worden in dezelfde mate geaccepteerd als DSH jongeren in regulier onderwijs. Daarnaast zijn ze juist populairder dan DSH leeftijdgenoten in regulier onderwijs. Hiervoor kan de volgende verklaring worden gegeven. In het algemeen leidt simpelweg aardig zijn tot acceptatie door klasgenoten. Wat betreft populariteit is het iets ingewikkelder. Er zijn namelijk twee soorten populaire jongeren te onderscheiden. Ten eerste kan je populair zijn omdat je aardiger bent dan de gemiddelde klasgenoot. Ten tweede kan je populair zijn omdat je juist meer antisociaal gedrag laat zien, in combinatie met prosociaal gedrag. In het speciaal onderwijs blijkt het duidelijk om de prosociale variant van populariteit te gaan; aardig zijn zorgt ervoor dat je opvalt en populair wordt. Daarnaast is het ook belangrijk voor acceptatie door klasgenoten. De positieve invloed van aardig zijn op acceptatie en populariteit in het cluster 2-onderwijs bestaat op de korte maar ook op de lange termijn (na schooltransitie). Alhoewel DSH meisjes ook in het cluster 2-onderwijs wel gebruik kunnen maken van attent taalgebruik, spelen communicatieve vaardigheden een veel minder grote rol dan in het regulier onderwijs. Een gesprek beginnen met klasgenoten is wel belangrijk. In het speciaal onderwijs is het plaatje dus minder ingewikkeld dan in het regulier onderwijs: prosociaal gedrag valt positief op, omdat er in het algemeen meer antisociaal en teruggetrokken voorkomt in het speciaal onderwijs. Dit positieve gedrag zorgt voor acceptatie en populariteit. DSH jongeren ervaren dus vaker problemen in de acceptatie en populariteit in de klas. Gedrag en communicatieve vaardigheden spelen hierin een rol. Moeten we ons zorgen maken? Heeft de lagere sociale positie in bijvoorbeeld het regulier onderwijs invloed op het welbevinden van de DSH leerlingen?
12
Positieve sociale ervaringen zijn belangrijk voor het welbevinden, of je gelukkig voelen. Deze ervaringen worden opgedaan binnen sociale relaties. In de puberteit brengen jongeren veel tijd door op school, zelfs meer dan thuis. School is dus een belangrijke omgeving voor sociale relaties, en daarmee ook voor het welbevinden van jongeren. De sociale relaties op school kunnen worden onderscheiden in de relatie met de klasgenoten (acceptatie en populariteit) en de relatie met de leerkracht.
Definities
Welbevinden Sociaal aanvaard voelen De mate waarin een leerling sociale aansluiting vindt in de klas. Is een leerling eenzaam, wordt hij gepest, vindt hij klasgenoten aardig, is hij graag bij klasgenoten, heeft hij vrienden in de klas? Plezier op school De mate waarin een leerling plezier heeft in de lessen en sociale activiteiten op school.
Relatie met de leerkracht Voelt de leerling zich veilig en op zijn gemak bij de leerkracht? Vindt de leerling dat de leerkracht prettig met hem om gaat?
Regulier onderwijs Op de basisschool in groep 8 lopen DSH jongeren risico op een lagere mate van welbevinden op school dan hun horende klasgenoten (zie figuur 4). Dit komt doordat zij zich minder sociaal aanvaard voelen in de klas, niet omdat ze minder plezier hebben op school. Dit geldt overigens meer voor de DSH jongens (in hun relatie met horende jongens) dan voor de DSH meisjes. Zowel de relatie met de klasgenoten als de relatie met de leerkracht zijn belangrijk voor gevoelens van welbevinden. De relatie met de leerkracht vormt geen probleem; horende en DSH leerlingen beoordelen de relatie met hun leerkracht beide als positief. De sociale positie ten opzichte van de horende klasgenoten vormt daarentegen wel het probleem; de lagere acceptatie voor met name DSH jongens, en lagere populariteit voor DSH jongens en meisjes zorgen ervoor dat zij zich minder gelukkig voelen in de klas aan het eind van de basisschool. Na de overgang naar het middelbaar voortgezet regulier onderwijs (brugklas) verandert er weinig voor de horende klasgenoten. De relaties met de klasgenoten (acceptatie, populariteit) en, met name, de relatie met de leerkracht blijven belangrijk voor hun welbevinden. Ook ervaren ze dezelfde mate van welbevinden als aan het einde van de basisschool.
13
Voor DSH jongeren in het regulier onderwijs vinden er wel veranderingen plaats. De relatie met de leerkracht is niet meer belangrijk voor hun gevoelens van geluk. De relatie die zij hebben met hun klasgenoten blijft juist wel belangrijk. DSH leerlingen lijken op een nieuwe school meer bezorgd over, of hechten meer waarde aan, goede relaties met klasgenoten dan met de (verschillende) leerkrachten. Hierbij is voor DSH meisjes met name acceptatie door klasgenoten belangrijk. Voor DSH jongens is vooral populariteit belangrijk. Voor meisjes zijn persoonlijke vriendschappen over het algemeen belangrijk, maar jongens zijn gevoeliger voor de groep waartoe zij behoren. Mogelijk is hier een complicerende factor dat in het middelbaar voortgezet onderwijs leerlingen met meerdere leerkrachten te maken hebben. Met name voor DSH leerlingen is het dan lastig om een stabiele en ondersteunende relatie met deze nieuwe leerkrachten op te bouwen. Voor DSH pubers verandert niet alleen het belang van relaties in de klas voor hun welbevinden. Ook hun welbevinden zelf verandert. In tegenstelling tot in het basisonderwijs lopen in het begin van de middelbare school de DSH meisjes een groter risico op lager welbevinden, en niet de jongens. Dit sluit aan op de daling in hun acceptatie in de brugklas. Voor DSH jongens stijgt het welbevinden. Het verschil in populariteit ten opzichte van horende jongens wordt in de brugklas wat kleiner. Het tot stand komen van een pikorde heeft tijd nodig. Voor de DSH jongens is dit belangrijk en zij voelen zich meer sociaal aanvaard.
Speciaal onderwijs In het speciaal basis- en middelbaar voortgezet onderwijs valt het op dat de relatie met de leerkracht het belangrijkst is voor gevoelens van welbevinden van de DSH leerlingen. Mogelijk komt dit omdat de klassen relatief klein zijn; de leerkracht is gevoelsmatig meer aanwezig dan in een grote klas met veel leerlingen. Ook is het aannemelijk dat leerlingen vriendschappen buiten de klas hebben die voor hen belangrijker zijn. Hun klassen zijn vrij klein, wat de kans verkleint dat hun vrienden in hun eigen klas zitten. De relatie met de klasgenoten (acceptatie) is wel belangrijk voor hun welbevinden wanneer zij nieuwe klasgenoten tegen het lijf lopen in de brugklas.
14
DSH jongeren in speciaal onderwijs ervaren dezelfde mate van welbevinden als in het regulier onderwijs. Zij voelen zich net zo aanvaard in de klas als DSH leeftijdgenoten in het regulier onderwijs en beleven evenveel plezier op school (zie figuur 5). Dit veronderstelt echter ook dat hun welbevinden verbeterd kan worden, in vergelijking met horende jongeren. Het welbevinden van de DSH leerlingen in het cluster 2-onderwijs verandert, net als in het regulier onderwijs. Het grote verschil is dat er het omgekeerde lijkt plaats te gaan vinden; voor de DSH meisjes lijkt het welbevinden te gaan groeien, maar voor DSH jongens lijkt het juist minder te worden na schooltransitie. Het moet wel gezegd worden dat deze veranderingen nog heel klein zijn. Toch strookt deze verandering voor de DSH meisjes met hun verbeterde relatie met de leerkracht na schooltransitie. Voor de DSH jongens is het gissen; mogelijk kunnen de kleine klassen niet voldoen aan hun behoefte aan competitie met andere jongens (rol van populariteit).
Het belang van de relatie met de leerkracht voor gevoelens van welbevinden in het speciaal onderwijs is enigszins zorgelijk. DSH jongeren in het speciaal onderwijs ervaren namelijk een aanzienlijk minder positieve relatie met hun leerkracht dan DSH leerlingen in het regulier onderwijs. Eerder onderzoek geeft aan dat de communicatiebarrière tussen DSH leerlingen en de vaak horende leerkracht hierin mogelijk een probleem is. Voor de leerkracht in het cluster 2-onderwijs is het moeilijk om aan alle verschillende communicatieve behoeften van DSH en horende leerlingen (met ESM, ASS) in één klas te voldoen. Ondanks de wat minder goede beoordeling, ervaart DSH jeugd in het speciaal onderwijs dezelfde mate van welbevinden als in het regulier onderwijs. De school als omgeving, waarin relatief veel contact met andere DSH jongeren plaats vindt, lijkt hierin een positieve rol te spelen.
15
16
DSH jongeren in het regulier onderwijs ervaren vaker problemen in geaccepteerd worden of populair zijn dan hun horende klasgenoten. Vanzelfsprekend geldt dit niet voor alle DSH leerlingen, maar voor wie dit wel geldt, is het een probleem en kan het negatieve gevolgen hebben voor het welbevinden. Als we de acceptatie van horende leerlingen in het regulier onderwijs als richtsnoer aanhouden, dan kunnen we concluderen dat ook in het speciaal onderwijs de acceptatie van DSH leerlingen beter zou kunnen.
De belangrijkste redenen voor mogelijke sociale problemen in de klas zijn het teruggetrokken gedrag en de minder ontwikkelde communicatieve vaardigheden in het regulier onderwijs. Deze twee zaken lijken met elkaar verbonden. Teruggetrokken gedrag gaat namelijk samen met weinig contact met klasgenoten en biedt dus ook weinig kansen om communicatieve vaardigheden te oefenen. In het speciaal onderwijs cluster 2 blijkt ten eerste dat meer prosociaal gedrag tussen leerlingen onderling een positieve rol kan spelen. Daarnaast kunnen we werken aan de relatie met de leerkracht. Een probleem waar interventies gericht op het bevorderen van contact tussen DSH en horende leerlingen al snel tegenaan lopen is de communicatiebarrière. Communicatie omvat meer dan directe, één op één gesprekken tussen leerlingen. Er ontstaan al snel problemen tijdens bijvoorbeeld groepsgesprekken. Zo kan de uitleg van een les door leerkrachten voor DSH jongeren relatief goed te volgen zijn; de aandacht is gericht op de leerkracht en meestal is er sprake van een vaste structuur. Echter, in dagelijkse situaties zoals een discussie in de klas of gesprekken tussen leerlingen in de pauze, ervaren DSH jongeren grote problemen. Deze situaties worden gekenmerkt door snelle beurtwisselingen in een groep. Zelfs DSH jongeren met een mild gehoorverlies hebben grote moeite om deze gesprekken te volgen. Zij kunnen hierdoor niet actief deelnemen. Daarnaast vindt er veel communicatie tussen klasgenoten plaats, waar horende klasgenoten passief aan kunnen deelnemen en eventueel actief op kunnen inhaken. Denk bijvoorbeeld aan een gesprek tussen een groepje klasgenoten die achter je zit in de klas. Voor DSH leerlingen is het praktisch onmogelijk om die gesprekken te volgen. Actieve deelname aan deze gesprekken wordt daardoor bemoeilijkt. Ook dergelijke gesprekken spelen een belangrijke rol in de relaties tussen klasgenoten. Er ligt voor ons dus een grote uitdaging wanneer we de sociale positie in de klas van DSH leerlingen willen verbeteren. Enkele aspecten in de klas die belangrijk blijken te zijn en waar we ons op zouden kunnen richten:
17
1. Onderlinge bekendheid en vertrouwd zijn met elkaar Positieve houding in de klas Het promoten van een positieve houding naar leerlingen die ‘anders’ zijn door de leerkracht, en het helpen begrijpen van elkaars perspectieven, zodra een schooljaar start. Het sociale klimaat dat ontstaat in een klas aan het begin van het schooljaar blijft namelijk gedurende het schooljaar vrij stabiel.
Betekenisvol contact tussen leerlingen Gebrek aan betekenisvol contact tussen DSH en horende leerlingen kan de negatieve houding (vaak van jongens) ten aanzien van DSH leerlingen versterken. In het speciaal onderwijs zijn de klassen relatief klein. De kans is daar dus groter dat er geen klasgenoot is die jouw interesses deelt (er zijn simpelweg minder mogelijke vrienden). Ook is de woonafstand tussen klasgenoten in speciaal onderwijs lastig om bijvoorbeeld buiten school af te spreken - Als er een aparte positie gecreëerd moet worden voor de DSH leerling, zorg er dan voor dat deze leerling niet alleen in de belangstelling staat. Laat de DSH leerling samen met een klasgenoot ergens aan werken. Dit geldt ook voor de ondersteuning door de ambulant begeleider. Door bijvoorbeeld een paar klasgenoten samen met de DSH leerling en de ambulant begeleider aan een taak te werken (bv. gericht op communicatie tussen de klasgenoten), wordt aparte begeleiding van de DSH leerling makkelijker geaccepteerd in de klas. Ook voelt de DSH leerling zich dan minder een uitzondering. - Moet er door een paar leerlingen in de klas wat geregeld worden, bijvoorbeeld het schrijven van een kaartje voor een zieke klasgenoot, laat dan de DSH leerling hier aan deelnemen; betrek de DSH actief bij gebeurtenissen in de klas of groepsopdrachten. - Voor alle leerlingen is het begin van een nieuw schooljaar spannend, zeker als het ook nog eens een nieuwe school betreft. Nieuwe dingen zijn makkelijker en leuker als je het samen kan doen; het koppelen van leerlingen in de klas (‘buddy’) in de eerste maand(en) van het schooljaar gaat mooi samen met de kans om elkaar te leren kennen. Meelopen met nieuwe klasgenoten Als een DSH leerling bijvoorbeeld van het cluster 2-onderwijs naar een reguliere school gaat, laat deze leerling dan alvast een kijkje nemen op deze school. Ook kan de leerling, samen met een horende leerling, een paar lessen volgen. Geselecteerde reguliere scholen met meer DSH leerlingen Ga na of er reguliere scholen in de omgeving zijn waar al andere DSH leerlingen naartoe gaan. Deelname aan clubs Deelname aan (sport)clubs kan de DSH leerling extra ervaringen met leeftijdgenoten bieden. Op deze clubs is er vaak sprake van een gezamenlijke interesse. Dit maakt het voor de DSH jongere wat makkelijker om aan gesprekken deel te nemen. Iedereen is anders De leerkracht kan in de klas bespreken dat iedereen anders is, maar gelijkwaardig en met respect behandeld moet worden. Omgangsregels in de klas moeten duidelijk zijn voor iedereen. Zijn er leerlingen in de klas die elkaar niet aardig vinden, en zorgt dit voor vervelende
18
situaties, dan blijkt dat het bij elkaar plaatsen van deze leerlingen in de klas kan helpen; de leerlingen gaan elkaar aardiger vinden en als minder teruggetrokken beschouwen.
2. Leerlingen bewust maken van de interpretatie van gedrag Gedrag is altijd onderhevig aan interpretatie van anderen. Zo kan je je afvragen of de DSH jongeren die door de horende klasgenoten als teruggetrokken worden beschouwd, inderdaad liever alleen zijn dan met klasgenoten, of dat hun positie (mede) ontstaat door de communicatiebarrière. Bespreek redenen van gedrag Bewust en specifiek aandacht besteden aan gedrag van alle leerlingen in de klas kan leerlingen inzicht geven in redenen achter gedrag en gevoelens die daarbij horen. Dagelijkse situaties aan gedrag koppelen Dagelijkse lessen aangrijpen om over gedrag te praten, bijvoorbeeld naar aanleiding van een verhaal dat klassikaal gelezen wordt.
3. Positief handelen tussen leerlingen Het bevorderen van positief contact tussen klasgenoten kan vriendschapsrelaties in de klas creëren. Dit versterkt de sociale positie en daarmee het welbevinden van leerlingen. Als leerkracht kunt u bijvoorbeeld gebruik maken van klassenopdrachten waarbij de leerlingen moeten samenwerken.
4. Zelfvertrouwen van DSH leerlingen Wanneer een leerling zelfvertrouwen heeft, voelt hij zich meer ontspannen in de klas en zal het contact met klasgenoten soepeler verlopen. Wanneer een DSH leerling zelfverzekerd is en niet timide omtrent zijn/haar gehoorverlies, maakt dit het makkelijker om vrienden te maken. Vergroten van zelfkennis Zelfvertrouwen begint bij zelfkennis en weten wat jouw gehoorverlies voor jou betekent in het dagelijkse leven. Ambulant begeleiders kunnen dit bijvoorbeeld met de DSH leerling bespreken. De DSH leerling kan hier dan makkelijker over praten met ouders en klasgenoten. Het helpt de DSH leerling om kennis te hebben over de mogelijkheden en beperkingen van zijn gehoorverlies. Ook moet de leerling hierover kunnen vertellen. Dit is ten eerste belangrijk in het regulier onderwijs voor DSH leerlingen ten opzichte van horende klasgenoten. Ten tweede is het ook voor DSH leerlingen in het cluster 2-onderwijs belangrijk. Het gaat om een stukje bewustwording en weten wat je van klasgenoten kan verwachten. Het hebben van een gehoorverlies betekent voor iedere leerling namelijk weer iets anders.
19
Bewust worden van sterke punten Het beeld dat een klasgenoot heeft over een teruggetrokken klasgenoot is niet uitgesproken negatief; deze leerlingen kunnen volgens klasgenoten bijvoorbeeld goed samenwerken en goed opschieten met leerkrachten. DSH jongeren zouden zich bewust moeten worden van hun positieve karaktereigenschappen om zo hun vaak negatieve houding ten aanzien van eigen kunnen te verbeteren en negatieve en belemmerende gedachten tegen te gaan. In de klas kan bijvoorbeeld een les besteed worden aan positieve eigenschappen, waarbij leerlingen elkaars positieve karaktereigenschappen moeten benoemen. Positieve en open houding van ouders Een open houding van ouders ten opzichte van het gehoorverlies van hun kind draagt bij aan een open houding van het DSH kind. Hierdoor zal het kind assertiever en zelfbewuster worden. Ook kunnen ouders (of leerkrachten) bijvoorbeeld thuis werken met de ‘Ouderhulpkaarten Sociaal-Emotioneel’ (onderwijsuitgaven.nl), gericht op het vergroten van de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Voor de bovenbouw bevatten deze kaarten de onderwerpen durven presteren, winnen en verliezen, pesten en gepest worden en omgaan met grenzen. Het werken met de kaarten is gebaseerd op de volgende principes: stimuleren en belonen van gewenst gedrag, duidelijkheid en open communicatie.
5. Communicatieve vaardigheden van DSH leerlingen Improvisatie - Rollenspelen in de klas creëren goede kansen om improvisatie en andere communicatieve vaardigheden te oefenen. Vooral wanneer bijvoorbeeld enkele leerlingen een bepaalde rol toegewezen krijgen, en de andere klasgenoten niet, maar hierop moeten inspelen. - Laat de leerlingen samen een verhaal verzinnen. Dit kan bijvoorbeeld in tweetallen, maar ook in de kring met alle leerlingen samen. De leerkracht begint met het formuleren van een zin. Vervolgens moeten de leerlingen in de kring om de beurt een zin bedenken die hierop aansluit. Het is een speelse manier om de creativiteit, fantasie en samenwerking te stimuleren. - Met andere DSH leerlingen of met de logopediste praten over communicatie; wat zou je willen kunnen zeggen in bepaalde situaties in de klas. Hoe doe je dat? Gesprekken beginnen Wat zijn de vaardigheden om een gesprek te beginnen, hoe luister je naar elkaar en maak je oogcontact? De leerkracht of de logopedist kan hier aandacht aan besteden. Voor DSH leerlingen in het speciaal onderwijs zal het ontwikkelen van deze vaardigheden bijdragen aan een positieve sociale positie in de klas. Pragmatische communicatieve vaardigheden Onderzoek naar pragmatische communicatieve vaardigheden van DSH jongeren is nog relatief schaars. Het opstellen van concrete tips is dus vrij lastig. Een belangrijk aspect van pragmatische vaardigheden is weten hoe iets te bereiken of vragen door middel van het zeggen van betekenisvolle dingen, rekening houdend met de situatie en de voorkennis van je gesprekspartner. Het oefenen van een aantal pragmatische vaardigheden kan dus bijvoorbeeld via het spelletje ‘Wie is het?’. Een leuke manier om dit te koppelen aan leerlingen in de klas, en
20
meteen onderlinge bekendheid te vergroten, is om twee leerlingen voorin de klas plaats te laten nemen. Eén van deze leerlingen neemt een klasgenoot in gedachten en de andere moet met vragen waarop ja of nee geantwoord kan worden raden om welke leerling het gaat.
6. De relatie met de leerkracht Rol van de leerkracht weer op de kaart zetten in de brugklas van het regulier onderwijs Leerkrachten die bewust aandacht besteden aan begeleiden van hun leerlingen aan het begin van de brugklas, blijken het welbevinden van hun leerlingen positief te beïnvloeden. De leerkracht-leerling relatie in het cluster 2-onderwijs onder de loep nemen Het huidige, maar ook eerder onderzoek laat zien dat DSH jongeren in het cluster 2-onderwijs niet zo tevreden zijn met hun relatie met de leerkracht. Opvallend is dat de communicatiebarrière ook hierin een rol lijkt te spelen. Daarnaast speelt gebrek aan aanmoediging en uitleg tijdens lessen een rol; aannemelijk is dat dit volgt uit het voorgaande. Voor leerkrachten in het cluster 2-onderwijs is het een grote uitdaging om aan alle (communicatieve) behoeften van hun DSH én horende leerlingen te voldoen. Sommige van hun leerlingen communiceren graag in NGT, terwijl andere juist NmG of gesproken taal (of een combinatie) wensen. Dit creëert een complexe lessituatie voor de leerkracht, waarvoor aandacht echter wel wenselijk is. In samenwerking met de leerlingen zou gekeken kunnen worden naar hun wensen en hoe er in de klas het beste gecommuniceerd kan worden.
7. Contact met lotgenoten Uit ervaringen van DSH leerlingen die inmiddels de puberteit achter de rug hebben, komt het belang van contact met lotgenoten, oftewel andere DSH leeftijdgenoten, naar voren; contact met lotgenoten droeg er voor DSH pubers aan bij dat ze zich sterker en zelfbewuster voelen. Er is sprake van herkenning en erkenning. Er wordt echter in eerste instantie een hoge drempel ervaren voor het zoeken van contact met DSH leeftijdgenoten. Virtueel contact (via MSN-messenger, fora zoals deafforum) kan dit contact in eerste instantie makkelijker maken, en eventueel kan dit leiden tot meer. Zo organiseert SHJO (Slechthorende Jongeren Organisatie) activiteiten voor jeugd met een gehoorverlies.
21
22
Steeds meer DSH jongeren hebben een CI. Gezien de grote rol van de communicatiebarrière tussen DSH en horende leerlingen, zou je verwachten dat deze jongeren minder problemen ervaren in de omgang met leeftijdgenoten. Eerder onderzoek heeft laten zien dat kinderen met een CI weerbaarder zijn in het regulier onderwijs dan kinderen zonder CI. Over het algemeen hebben weerbare kinderen meer interactie met klasgenoten. Zo kan je ook verwachten dat hun sociale positie in de klas sterker is dan die van jongeren zonder CI. DSH leerlingen met een CI in het regulier onderwijs lijken het inderdaad wat beter te doen dan de DSH leerlingen zonder CI. Zij worden wat minder vaak afgewezen in de klas (hogere acceptatie) en zijn tevens wat populairder. Verder valt op dat zij ook wat minder als teruggetrokken worden beschouwd. Wanneer we leerlingen met CI in het regulier en speciaal onderwijs vergelijken met elkaar, dan zien we echter hetzelfde patroon als voor DSH leerlingen in het regulier versus speciaal onderwijs in zijn algemeen. Gelijke acceptatie, maar hogere populariteit in het speciaal onderwijs. Het aantal jongeren met een CI was in het huidige onderzoek vrij klein. Deze bevindingen moeten we dus voorzichtig interpreteren. Ook belangrijk te beseffen is dat het probleem niet zomaar opgelost is voor DSH jongeren met een CI. Ze lijken het beter te doen, maar de verschillen zijn (nog) niet groot. Met een CI los je de communicatiebarrière en de daaraan gerelateerde problemen immers niet op.
23
24
De inhoud van de brochure is gebaseerd op 2 artikelen die verschenen zijn in Van Horen Zeggen en 4 artikelen die zijn samengevoegd in het proefschrift Wolters, N. (2013). Social participation of deaf youth in school. Predictors and consequences of acceptance and popularity of deaf early adolescents before and after a major school transition. Nijmegen: Radboud Universiteit, Behavioural Science Institute. Het betreft de volgende artikelen: Wolters, N., Blom, H.C., Knoors, H., & Verhoeven, L. (2011). Vriendschap hoort: De rol van communicatieve vaardigheden in vriendschappen van dove en slechthorende kinderen in groep 8. Van Horen Zeggen, 52(3), 10-18. Wolters, N., Knoors, H., & Verhoeven, L. (2012). Communicatieve teruggetrokkenheid? De rol van teruggetrokken gedrag in de relatie met klasgenoten en welbevinden op school van dove/ slechthorende jongeren in groep 8 en de brugklas. Van Horen Zeggen, 53(6), 14-18. Wolters, N., Knoors, H., Cillessen, A.H.N., & Verhoeven, L. (resubmitted). Behavioral, personality, and communicative predictors of acceptance and popularity in early adolescence. Wolters, N., Knoors, H., Cillessen, A.H.N., & Verhoeven, L. (2012). Impact of peer and teacher relations on deaf early adolescents’ well-being: Comparisons before and after major school transition. Journal of Deaf Studies and Deaf Education, 17, 463 - 482. doi: 10.1093/deafed/ ens021. Wolters, N., Knoors, H., Cillessen, A.H.N., & Verhoeven, L. (2011). Predicting acceptance and popularity in early adolescence as a function of hearing status, educational setting, and gender. Research in Developmental Disabilities, 32, 2553-2565. doi:10.1016/j.ridd2011.07.003. Wolters, N., Knoors, H., Cillessen, A.H.N., & Verhoeven, L. (in review ). Social adjustment of deaf early adolescents at the beginning of secondary school: Peer status and social behavior.
25
26
Wilt u meer informatie over het onderzoek, de gebruikte vragenlijsten of de deelnemers? Neem dan contact op met
Nina Wolters Koninklijke Kentalis Expertise & Innovatie, PonTeM R&D Bezoekadres:
Petrus Dondersplein 1
Postadres:
Postbus 7, 5270 BA Sint-Michielsgestel
Email:
[email protected]
Website:
www.ninawolters.com
© 2012 Nina Wolters, Harry Knoors, Ludo Verhoeven en Toon Cillessen